BIER IN LIMBURG [1 ed.]
 9064860653, 9789064860652

  • Author / Uploaded
  • DERKX

Table of contents :
000
001
003
004
005
007
008
009
010
011
012
013
014
015
016
017
018
019
020
021
022
023
024
025
026
027
028
029
030
031
032
033
034
035
036
037
038
039
040
041
042
043
044
045
046
047
048
049
050
051
052
053
054
055
056
057
058
059
060
061
062
063
064
065
066
067
068
069
070
071
072
073
074
075
076
077
078
079
080
081
082
083
084
085
086
087
088
089
090
091
092
093
094
095
096
097
098
099
100
101

Citation preview

)()fJao Jas

SJa}fU!Jp ua SJaMnOJq UBA s!uapa!qJsa6 apuas!nJq ap

©MCMXC Uitgeverij M & P bv Postbus 466 6000 AL Weert Omslagontwerp: Dick de Heus Omslagillustratie: Jules Dierick, SefDerkx IllustratiesjFotografie binnenwerk: Aad Lips,SefDerkx e.a. Kleurenfotografie: met dank aan de brouwerijen Vormgeving: Dick de Heus Zetwerk en montage: M & P Tekst bv, Weert Bij het regelen van de auteursrechten van de foto's in dit boek is met grote zorgvuldigheid gewerkt. Mochten er nochtans onvolkomenheden worden geconstateerd, dan zal de uitgever daarvan graag op de hoogte worden gesteld. ISBN 90 6486 065 3 CIP NUGI480 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stbl. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het ovememen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Inhoud

Wat is water uit de brouwerij toch lekker!

7

Leven in de brouwerij

12

Het omgevallen kruidenrek

19

Voorspraak in de hemel

25

De fiscale fuik

33

Als water

39

Smaken verschillen

46

Oude papieren

53

De eeuwige kroeg

58

De brouwer om de hoek

67

Kopje onder in de ondergisting

77

De verdere teloorgang

82

Limburgse brouwerijen nu

89

5

Wat is water uit de brouwerij toch lekker!

ondergaan. Tot in de negentiende eeuw doorzag men het brouwproces niet. Een brouwer voer blind op zijn ervaring, overgeleverd van generatie op generatie. Zekerheid of het bier gelukt was, kreeg hij pas als hij de eerste slok van het brouwsel dronk. Wetenschap en techniek hebben ons respectievelijk inzicht en de mogelijkheid tot verregaande bijsturing verschaft, maar in principe is de kern van bierbereiding nog steeds dezelfde gebleven. De gisting van een suikerhoudende vloeistof, een natuurproces dat zich ook zonder ingreep door de mens voltrekt. De brouwer heeft dit tot een kunde en wellicht zelfs tot een kunst verheven. Toch blijft hij afhankelijk van zijn grondstoffen. De kwaliteit van het glas bier dat u misschien op dit moment drinkt, werd al bepaald op het veld met wuivende graanhalmen.

Hoewel ontelbare malen al gezien, blijft het een streling voor het oog. Het met liefdevolle toewijding tappen van een glas bier. Die opeenvolging van vakkundige, bijna ceremoniele handelingen. De kastelein ofkasteleinse houdt het schone glas schuin aan de kraan, zet de tap open en laat het bier in het glas stromen. Precies op het juiste momentwordt het met een soepele handbeweging in een verticale stand gehouden en de tap gesloten. Dan betijt het bier en kruipen de koolzuurbelletjes naar boven om een manchet ter dikte van twee vingers te vormen. Het overtollig schuim wordt met een spatel' weggestreken en het glas met het biermerkje naar de klant gericht, op een droog viltje gezet. Het supreme moment van de eerste slok; het doorbreken van de spanning, opgebouwd tussen het uitspreken van de bestelling en dit ondeelbare ogenblik. Die frisse tinteling in de mondholte. Het bier dat zich over de tong vlijt, als een meisje van de middelbare school op een stretcher onder het oog van de badmeester op wie ze verliefd isoEn dan na de eerste slok, die ene conc1usie: wat is water toch lekker als het in de brouwerij geweest is! Bier is het resultaat van een gelukkig samengaan van eerlijke produkten. Een kind uit een voortreffelijk huwelijk van water, graan, hop en gist. Elke keer opnieuw geboren uit de moederschoot die brouwketel heet. In de meest pure vorm, zoals het Duitse Reinheitsgebot van 1516 het dicteert, wordt bier bereid uit mout, hop en water. Gist, waamver met geen woord wordt gerept, is een toevoeging van later. De Beierse brouwers uit de zestiende eeuw lieten het bier waarschijnlijk een spontane gisting

De eigenaar van brouwerij De Kronenberg in Sevenum versmaadt het produkt uit eigen brouwketelniet.

7

Gerst Niet alle hout is timmerhout en niet alle gerst brouwgerst. Sterker nog, het grootste gedeelte van de in Nederland verbouwde gerst eindigt als voer in de maag van het vee. Het aantal korrel-rijen aan de aar bepaalt of de boer twee-, vier- of zesrijige gerst op zijn land heeft staan. Tevens maakt hij onderscheid tussen zomergerst en wintergerst. Oe eerste wordt ingezaaid in maart en heeft de voorkeur van de brouwer. Wintergerst gaat in oktober in de grond. Oe gerstteelt concentreerde zich vroeger vooral in de omgeving van steden. Alleen al in het kanton Roermond was in 1796 meer dan tien procent van de bodem in gebruik voor deze teelt. Ook in de omgeving van Maastricht vond men vele hectaren gerst. In 1812 viel de concentratie rondom Venlo en Roermond op. Oe teelt liep in de Franse tijd terug door de acties van de overheid tegen brouwerijen en jeneverstokerijen. Vanafhet einde van de vorige eeuw tot 1936 werd bijna alle in Nederlandse brouwerijen verwerkte gerst gelmporteerd uit Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije. In 1932 werd het Nationaal Comite voor brouwgerst opgericht, het Nacobrouw, om de kwaliteit te verbeteren. Mede door het onderzoek van de Landbouwuniversiteit in Wageningen beschikken we over een aantal uitstekende gerstsoorten als Balder, Zephyr en Kenia. Ze gedijen goed onder de Nederlandse klimatologische omstandigheden. Brouwgerst wordt vooral geteeld in de Noordoostpolder, Zeeland en Oost-Brabant. Oe oogst in Nederland is in de meeste jaren voldoende om aan de nationale vraag te voldoen. Er is zelfs een kleine export van brouwgerst. Oe geoogste gerstekorrels moeten vrij zijn van onkruid, niet gebroken en uiteraard droog. Vochtige gerst zou gaan schimmelen. Oe grootte van een gerstekorrelluistert nauw.

Zolder in een mouterij met op de achtergrond de eest. Gravure uit de 'Encyclopedie' van Diderot en d'Alembert, circa 1765.

Een mouterij uit de achttiende eeuw: de kiemzolder met kiemende gerst. Gravure uit de 'Encyclopedie' van Diderot en d' Alembert, circa 1765 .

8

koop alternatiefis gebrande suiker. Door de temperatuur niet hoger te laten oplopen dan 80°C, krijgt men eenlichtgekleurde mout, geschikt voor pilsener. De Nederlandse Warenwet staat toe dat de brouwers ook mals of rijst gebruiken. Vooral in de pilseners wordt een gedeelte van de gerstemout vervangen door mals. Dit gebeurt om de kostprijs te drukken. Bovendien zorgt mals voor een lichte kleur. Tarwe wordt gebruikt bij speciaalbieren, de zogenaamde witbieren.

Van de aangevoerde partij moet negentig procent een korrelgrootte van 2,5 mm hebben en maar een procent mag kleiner dan 2,2 mm zijn. De gerst wordt gemout voordat hij in de brouwketel komt. Vroeger gebeurde dit vaak in de brouwerij zelf, tegenwoordig in gespecialiseerde mouterijen. Bij het mouten wordt een loopje genomen met de natuur. De gerst wordt enkele dagen in water geweekt. De mouter zorgt voor voldoende zuurstof en een juiste temperatuur. Zo imiteert hij op elk gewenst moment de natuur, die in de lente de plantenwereld tot leven wekt. De korrels nemen het water op en beginnen te ontkiemen. In een volgende fase gaan ze naar de kiemtrommel. Door de aangevoerde warmte en vochtigheid zet het kiemproces door. De kiem gaat enzymen produceren. Deze zetten het onoplosbare zetmeel om in suiker en transformeren de niet-oplosbare eiwitten tot oplosbare eiwitten. De ontkiemde gerst noemt men groenmout. Maar helaas voor dit gersteplantje in spe, is het maar een kort leven beschoren. Na vijfä zeven dagen vindt het een vroegtijdige en wrede dood in de eest. De bladen wortelkiemen hebben op dat ogenblik een lengte van twee derde van de korrel bereikt, terwijl de enzymen een gedeeltevan het zetmeel en eiwit hebben omgezet. De eest is een droogruimte, waarin warme en vervolgens hete lucht door een geperforeerde bodem wordt geleid. Het kiemproces wordt hierdoor letterlijk in de kiem gesmoord. Door opvoering van de temperatuur tijdens het eesten wordt de gerst donker en krijgt men mout voor donkere biersoorten. Karamelmout is het resultaat van het eesten bij een zeer hoge temperatuur, waarbij een gedeelte van de moutsuikers karameliseert. Karamelmout wordt onder andere gebruikt bij het brouwen van het bekende bockbier. Dit wil niet zeggen dat in alle bockbieren karamelmout zit. Een goed-

Hop In oude kruidenboeken wordt de loftrompet gestoken over hop. Hop drijft urine af en zou degene die aan slapeloosheid Iijden, regelrecht in de armen van Morpheus te ruste leggen. Wanneer hop het eerst bij de bereiding van bier gebruikt werd, is niet exact te dateren. In de boeken van de twaalfde-eeuwse heilige Hildegardis, de wijze abdis van het klooster op de Rupertsberg bij Bingen aan de Rijn tegenover het wijnstadje Rüdesheim, vinden we al een vroege vermelding. Hop schenkt het bier zijn aroma, bittere smaak en helderheid. Door toevoeging van hop wordt bier geconserveerd, want ze remt de ontwikkeIing van melkzuurbacterien. Hop is een slingerplant, die in Nederland alleen nog maar verwilderd voorkomt. In vroegere eeuwen waren in ons land grote hopaanplanten. In 1872 was nog 264 hectare met hop beplant; in 1904 slechts vijftig hectare. Hopcultures treffen we in Limburg onder meer in Arcen en Lotturn en in de omgeving van Maastricht aan. Hopplanten onderhouden een LAT-relatie; botanici zouden zeggen de hopplant is tweehuizig. Dit betekent dat er vrouwelijke en mannelijke planten zijn. De vrouwelijke planten brengen hopbellen tot ont9

wikkeling: de kegelvormige bloemen. Voor de bierbereiding moeten deze bellen onbevrucht blijven. Vandaar dat de mannelijke hopplanten met wortel en al uitgeroeid worden. Oe hij-hop is voor de vermeerdering trouwens overbodig. Ooor scheuring en stekken kan men nieuwe generaties zij-hop kweken. Zaad is daarvoor niet nodig. Hop scheidt een hars af, de lupuline, die de typische bittere smaak aan het bier geeft. Oe etherische hopolie draagt bij aan het aroma. Oe hopbellen bevatten ook de conserverende looistof tannine. Oe tannine zorgt bovendien gedeeltelijk voor de klaring tijdens het brouwen. Oe hopoogst geschiedt in september. Het verhaal wil dat de plukkers en pluksters bedwelmd raakten door de sterke geur die in de hoptuinen hing, een roes vergelijkbaar met die van hasjiesj of marihuana. Tegenwoordig geschiedt de pluk meestal mechanisch. Oe bellen zijn geelachtig van

kleur en voelen vettig aan. Ze worden met warme lucht gedroogd en in zakken geperst voor verzending. In het brouwerijmuseum Oe Raafin Heumen is een prachtige hop-pers van Engelse makelij te bewonderen. Oe ambachtelijke brouwers gebruiken de hele hopbel. Maar omdat dit bij het transport en de opslag veel ruimte inneemt, winnen hopextract en hopconcentraat in korrelvorm of siroop meer en meer veld. Belgie is een belangrijk exportland, met als centrum Poperingen in West-Vlaanderen. Bekend zijn natuurlijk ook de hopaanplanten in de Hallertau in West-Ouitsland en rond Kent in Engeland, waar beroemde varieteiten als Gold en Northern Brew werden ontwikkeld. Naar verluidt komt de beste Europese hop uit Bohemen, maar ook in de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Japan en Tasmanie wordt hop gekweekt.

De vier paardekrachten van deze rosmolen brengen de zware stenen in beweging waarop de mout wordt geschroot. Gravure uit de 'Encyclopedie' van Diderot en d'Alembert, circa 1765.

Gist Gist is een eencellig organisme dat over een eigenschap beschikt, die we alleen maar kunnen toejuiehen. Gist zet suikers om in alcohol en koolzuur. Gist komt overal in de vrije natuur voor. Oe meeste gist is een mengeling van soorten, ondersoorten en varianten. In 1876 stelde Louis Pasteur vast dat deze wilde gisten zieh op uiteenlopende manieren en onder verschillende condities voortplanten en bovendien vermengd zijn met andere micro-orgamsmen. Zijn ontdekking zette de Oeense onderzoeker Emil Hansen aan het denken. In 1883 slaagde Hansen erin om het pure biergist te isoleren van de gistvarieteiten en bacterien die bederf veroorzaakten. Tegenwoordig maken bijna alle brouwerijen gebruik van gist van een stam, wat de smaak van het bier constant en voorspelbaar maakt. Deze raszuivere gistkweek heet

10

reincultuur. Een reincultuur is het goud van de brouwerij. Besmetting betekent een ramp. Oe brouwerij moet stilgelegd en gedesinfecteerd worden, wat soms weken in beslag kan nemen en alleen al aan derving van inkomsten kapitalen kan kosten.

ook de brouwnijverheid achteruit. Bekend zijn de klachten van de Maastrichtse brouwers die het brouwwater aan de Jeker onttrokken. Als oplossing voor de vervuiling hadden zij gemetselde bakken in het riviertje laten aanbrengen. Wanneer het water in dit reservoir gefiltreerd was, werd het naar het spaarbekken in de brouwerij gevoerd door een houten lei ding, of met behulp van een hefboom overgeheveld. Maar zelfs in de vergaarbakken van de brouwerijen kwam verontreiniging voor. Oe Maastrichtse brouwers lieten de Jeker regelmatig vegen. Gedenkstenen in de muur van de Jeker ter hoogte van de Ezelmarkt herinneren aan die activiteit.

Water We zouden het bijna vergeten, maar ook water behoort tot de grondstoffen van het bier. Bier bestaat voor zeventig tot negentig procent uit water. Maar niet alleen voor het bier zelf is water nodig. Een brouwerij is een grote water-slokop. Er wordt water gebruikt bij het spoelen van retourvaten en -Hessen, bij het pasteuriseren en voor het koelen. Om het brouwwater gaat het natuurlijk op de eerste plaats. Men zou zich kunnen afvragen welke invloed water op bier heeft. Water smaakt toch naar niks en is absoluut reukloos? Wie wel eens een glas gedestilleerd water heeft gedronken, weet beter. Er ontbreekt iets aan. Juist, de smaak. Water bevat mineralen en zouten die we echter niet proeven, omdat we er gewend aan zijn. Oe hoeveelheid van deze stoffen speelt geen rol. Het water kan ontkalkt, onthard, ontzout en gedemineraliseerd worden. Kalkhoudend water is over het algemeen geschikt voor donkere biersoorten en zacht water voor lichtere bieren, zoals pilsener. Vroeger bestonden al die mogelijkheden niet. Goed brouwwater was een schat en speelde een overheersende rol bij de opkomst van biersteden. Versiechterde de kwaliteit van het drinkwater, dan ging

Op de stenen van de rosmolen wordt de mout geschroot en vervolgens in zakken opgevangen. Gravure uit de 'Encyclopedie' van Diderot en d'Alembert, circa 1765 .

11

Leven in de brouwerij

Met gerstemout, hop, gist en water kan de brouwerij tot leven gewekt worden. In het brouwproces onderscheiden we globaal de volgende stappen:

Schroten Het pletten van de mout, waarbij de kern in kleine stukjes uit de schil of zemel wordt geperst. Beslaan Het geplette mout wordt in de beslagkuip vermengd met water en verwarmd. Oit mengsel wordt beslag genbemd. Klaren Het warme beslag wordt overgepompt naar een klaringskuip, waarin de onoplosbare bestanddelen achterblijven. Oe klare vloeistof heet wort. Koken Oe wort gaat van de klaringskuip naar de wortkuip om gekookt te worden. Tijdens het koken voegt de brouwer hop toe. Pi/treren Oe hopdeeltjes en eiwitvlokken die zich tijdens het koken hebben gevormd, worden verwijderd. Onder de dakspanten van de brouwerij vinden we de schrootmolen waarin de mout geplet wordt.

Koelen Oe wort moet afkoelen voordat de gist toegevoegd kan worden. Het koelen gebeurt vaak met een warmtewisselaar, waarbij de warme wort en het koelwater in gescheiden systemen en in tegenovergestelde richting langs elkaar stromen.

12

Gisten In de gistkuip voegt men aan de gekoelde wort gist

toe. De gist zet de suikers om in alcohol en koolzuur. Na de hoofdgisting spreken we van 'jong bier', dat nog verder moet uitgisten.

Lageren Het jonge bier gaat naar afgesloten lagertanks waar het verder uitgist en rijpt. Filtreren In de laatste fase van het brouwen stroomt het bier door een poederfilter, waarin alle deeltjes die het bier troebel maken, achterblijven. In (brouw)ketels zit muziek Onder de dakspanten van de brouwerij wordt de mout bewaard en vinden we de schrootmolen, zeg maar een koffiemolen van over-dimensionale afmetingen. Schroot heeft in de oren van de leek een negatieve klank. Al gauw doemt het spookbeeld op van onze auto die bij een nachtelijke politiecontrole van de weg wordt genomen en na keuring naar de schroot-hoop wordt verwezen. In de brouwerij ligt het anders en is de schroot de eerste fase van een ontwikkelingsgang die resulteert in het bruisend, verfrissend en verkwikkend eindprodukt bier. In de schrootmolen worden de moutkorrels grof gemalen: geplet. De druk van de waIsen zorgt ervoor dat het harde schilletje barst. De schil, ook wel zemel, blies ofkaf genoemd, wordt niet verwijderd. In een latere fase komen ze van pas als filterlaag. De kern van de moutkorrel wordt gebroken in grote en kleine stukjes. Uit de schrootmolen dwarrelt dit mengsel van moutmeel en zemelen. S'oms worden nog andere granen toegevoegd; soms niet gemout, maar wel vaak voorgekookt om ze oplosbaar te maken.

Het moutextract wordt gefiltreerd in de klaringskuip en de wort stroomt via kraantjes, die nauwkeurig moeten zijn afgesteld, naar de wortketel.

13

windmolen in beweging, maar bij windstilte moest de molenaar werkloos toezien. In het volgende stadium van het brouwproces wordt het moutmeel vermengd met de juiste hoeveelheid water. Er ontstaat dan een beslag; een dikke vloeistof die wel iets weg heeft van pannekoekbeslag. Het maken van het beslag of zoals de brouwer zegt het 'inmaischen' , geschiedt in de beslagkuip, een van de ketels van de brouwerij waar muziek in zit. Het water waarin de geschrote mout gestort wordt, heeft een temperatuur van 50°C. Deze temperatuur wordt opgevoerd tot circa 65 ° C en na een u ur of twee tot 75° C. Deze werkwijze is de infusiemethode en wordt tegenwoordig niet vaak meer toegepast. Gebruikelijker is de decoctie, die zorgt voor een betere omzetting van het zetmeel in suiker. Bij de decoctiemethode heeft de brouwer twee beslagkuipen nodig. Een gedeeltevan het beslagwordt overgepompt, verhit tot het kookpunt en weer teruggepompt naar de eerste ketel. Dit herhaalt zich verschillende malen en neemt in totaal vijf tot zes uur in beslag. Tijdens het in maischen gaan de enzymen op oorlogspad. Ze breken de eiwitten af tot aminozuren en zetten het zetmeel om in suikers. Het nog warme beslag wordt nu overgepompt naar de klaringskuip: een grote kuip met een dubbele bodem. In de bovenste zeefbodem zitten duizenden groeven met gaatjes. De onopgeloste bestanddelen, de zemelen, zakken naar deze bodem en vormen een filterlaag van een halve meter. Hierdoor vloeit het moutextract en wordt zo gefiltreerd. Men kan dit door terugpompen nog eens herhaien tot de gewenste helderheid verkregen is oDe zemelen worden ten slotte nog eens nagespoeld met heet water om niets van het extract verloren te laten gaan. In de onderste bodem zitten enkele afvoerleidingen. Die worden beetje bij beetje met kranen afgelaten. De geurige en

Het schroten gebeurde vroeger bui ten de brouwerij. Van achttiende-eeuwse gravures kennen we de rosmolen , waar de tractie geleverd werd door paarden die eindeloos rondjes moesten lopen. In waterrijke gebieden met een groot verval werden de molenstenen aangedreven door het schoepenrad in de rivier of beek. De wind bracht de wieken van de

In de wortketel voegt de brouwer hop toe en kookt hij de wort in tot de juiste concentratie. Tijdens deze fase vindt de sterilisatie van het bier plaats.

14

Dit is nodig om infecties te voorkomen en het gisten dadelijk zo goed mogelijk te laten verlopen. Voor het koelen zet hij een warmtewisselaar in, die het effect heeft van een koudwaterbad op een saunabezoeker. Heeft dewort dejuistetemperatuur, dan pomptmen hem over naar de open gistkuip of gesloten gisttank.

heldere korenbouillon die uit de klaringskuip naar de volgende ketel stroomt, is de wort. Het afgewerkte en in de klaringskuip achtergebleven graan, de bostel ofdraft, verkoopt de brouwer als hoogwaardig veevoeder. De wort gaat naar de wortketel om ingekookt te worden tot de juiste concentratie. Deze reductie heeft bijkomende effecten. De eiwitten vlokken uit en alle aanwezige bacterien leggen het loodje: de vloeistof wordt gesteriliseerd. Tijdens het koken wordt de hop toegevoegd die aan de wort zijn werkzame bestanddelen afstaat en het bier zijn fijne aroma en smaak geeft. Afhankelijk van het type bier dat men wil brouwen, duurt deze fase van het brouwpro ces een tot twee en een half uur. Meestal wordt de warm te naar de wortketel toegevoerd in de vorm van stoom of heet water. Sommige brouwers zweren echter bij de traditioneie manier van direct vuur. In oudere brouwerijen is de wortketel van koper. Kenners zeggen dat koper de smaak van het bier ten goede komt. Iedereen die een koperen deurknop heeft, weet echter dat koper veel onderhoud vraagt. De koperen brouwketels zijn dan ook het fraaie, maar ook zeer arbeidsintensieve visitekaartj e van een brouwerij. Vandaar dat men uit overweging van kostenbesparing in brouwhuizen van meer recente datum het koper vervangen heeft door roestvrij staal.

In de whirlpool en een koudwaterbad Tijdens het koken is de wort vertroebeld. In een whirlpool wordt hij opnieuw geklaard. Door de snelle, roterende beweging hopen de vaste bestanddelen zieh op in het midden en loopt aan de zijkanten de heldere wort weg. Nu maakt de brouwer echt tempo. In twee uur koelt hij de wort tot een temperatuur tussen 6 en 10°e.

In reusachtige lagertanks rijpt het jonge bier na. De lagering kan bij ondergistend bier zes tot acht weken duren.

15

Lage gisting vindt plaats bij lagere temperatuur; tussen 5 en 10°C. Oe ondergist zakt hierbij naar de bodem van de gistkuip. Oe hoofdgisting verloopt gelijkmatiger, maarneemt wel meer tijd in beslag. Al gauw zo'n acht tot tien dagen, soms zelfs twee weken. Omdat door het gisten warmte wordt ontwikkeld, moet men de temperatuur kunstmatig laaghouden. Voor ons is de kunstmatige koeling een doodnormale zaak. We zijn al gauw geneigd te vergeten dat de koelmachine pas in de vorige eeuw ontdekt werd. In de periode daarvoor werd meestal bovengistend gebrouwen. Bij ondergisting koelde men met natuurijs, gesleept uit Noorwegen met schepen of's winters gezaagd uit bevroren grachten. Een kostbare zaak. De spontane gisting dateert al van v66r mensenheugenis. Het is een natuurlijk proces. De brouwer voegt geen gist aan het brouwsel toe, maar zet de bovenlichten in de brouwerij open. De micro-organismen in de lucht strijken langs het zogenaamde koelschip waarin de wort overgepompt is en zorgen voor infec-

In de beslagketels van roestvrij staal wordt de geplette mout vermengd met warm water, waarbij het zetmeel omgezet wordt in suikers.

Hoge, lage en spontane gisting Oe gisting van bier kan op drie manieren verlopen. Men maakt een onderscheid tussen de hoge, lage en spontane gisting. Tussen de hoge en lage gisting is op het eerste gezicht weinig verschil, maar de gebruikte gistingsmethode is wel bepalend voor de smaak, zeg maar de stijl van het bier. Oe hoge gisting is een eerbiedwaardige grijsaard van eeuwenoud. Oe lage gisting, zijn achterachterachterkleinkind, schijnt voor het eerst rond 1420 toegepast te zijn. Bij de hoge gisting koelt de wort tot circa 20° C af en gaat vervolgens naar de gistkuip. Men voegt gist toe, die op de wort blijft drijven. Indachtig de bijbelse spreuk 'Gaat en vermenigvuldigt U', vermeerdert de gist zieh en zet de moutsuikers (de maltose) om in alcohol en koolzuur. Afhankelijk van de gist zal de temperatuur schommelen tussen 15 en 25°C. Oe hoofdgisting duurt ongeveer een week. Oe nagisting op vat nog enkele dagen. Toevoeging van suiker zorgt voor extra koolzuur in het bier.

Omdat bij gisting in open bakken koolzuurgas verloren gaat, geschiedt deze fase van het brouwproces tegenwoordig vaak in afgesloten tanks.

16

tie en voor de gisting van het bier. Spontane gisting is nagenoeg verdwenen, we kennen ze alleen van de lambiekbrouwers in de vallei van de Zenne on der Brussel. Als de hoofdgisting afgelopen is, spreekt de brouwer van 'jong bier', weliswaar drinkbaar maar niet 'je dat'. Het bevat te veel brouwresten en te weinig koolzuur. Het jong bier moet nog verder rijpen. Oe gisting geschiedde altijd in open kuipen, waardoor veel koolzuurgas verloren ging. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men de kuipen ging afsluiten en het koolzuurgas opvangen. Bij moderne brouwerijen zien we rechtopstaande, roestvrijstalen cilinders, de zogenaamde 'Apollo's', met een inhoud van 3.500 hectoliter. Hierin vindtdevoorlaatstestapvan het brouwproces plaats: de lagering. Tijdens het lageren gist het jong bier uit. Bij de lage gisting duurt dit proces zes tot acht weken bij een temperatuur rond het vriespunt. Het nagisten gebeurt langzaam, wat de smaak ten goede komt. Oe koolzuurproduktie gaat gewoon door. Een drukventiel zorgt ervoor dat de Apollo's niet het luchtruim kiezen. Oe modale bierliefhebber vraagt een helder glas bier. Tijdens de lagering is het bier al geklaard, maar als laatste stap voor het vullen van de vaten, fies sen en blikjes wordt het bier nog eenmaal gefiltreerd. Alle kleine deeltjes, ook de gist, worden verwijderd. Bij bieren van hoge gisting laat men dit soms bewust achterwege. Zij gisten door op fies en ontwikkelen hun smaak verder. Het zijn ware keldervorsten die, naarmate ze ouder worden, steeds meer adelen in smaak. Sommige bieren van deze stijl kun je met een gerust geweten en blij gemoed jarenlang bewaren. Het grootste gedeelte van het bier wordt echter gefiltreerd voor de afvulling. Hiervoor gebruikt men tegenwoordig een kiezelgoerfilter, gewonnen uit sedentaten van kiezelwieren die miljoenen jaren

De fiesjes die retour komen in de brouwerij worden grondig gereinigd en stuk voor stuk gecontroleerd op achtergebleven ongerechtigheden.

Voordat het uitgerijpte bier wordt afgevuld op fust of fies, filtreert men het nog een maal.

17

geleden ap de badern van zoetwatermeren leefden. Het wardt vermalen tat poeder en in een filter gedaan. Hierdoor laat men met grote snelheid het bier stromen, waarbij alle vaste stoffen achterblijven. Dan is het bier klaar voor consumptie en gaat het naar de afvulmachines. In het brouwhuis worden de ins tallaties gereinigd om later apnieuw leven in de brouwerij te kunnen blazen.

Oe laatste fase van het brouwproces: het afvulIen van de vaten.

18

Het omgevallen kruidenrek

79 v. ehr. - Oe Batavieren trekken de Rijn af en komen bij Lobith ons land binnen. Van alle kennis, opgestoken tijdens eindeloos lijkende uren in de schoolbanken, is veel vervlogen. Sommige zaken, ooit geleerd, vergeet je nooit. 'La sentin elle' , een woord van het vrouwelijke geslacht, betekent: de schildwacht, een puur mannenberoep. Geen Fransman die dit nog weet; en ofhet praktisch nut heeft als je met malheur aan de carburateur langs de tolweg staat, is ook nog maar de vraag. Nimmer in vergetelheid geraakt is ook het bovenaangehaalde feit uit onze vaderlandse geschiedenis. Oe Batavieren die ergens in Duitsland op een zonnige dag hun mooiste pels en beste helm met vervaarlijke horens uit de garderobekast haIen, om met vrouwen en kroost in een uitgeholde boomstarn te stappen en de Rijn af te trekken. Deze laatste activiteit wekte de nodige hilariteit bij klasgenootjes die gedoubleerd hadden. Wij lachten besmuikt mee zonder portee of pointe te doorzien. We hadden een ver en vaag vermoeden, meer niet. Enige opheldering werd ons een jaar later verschaft, in de vijfde klas tijdens de vormingsdagen. Geschiedenis bestond vooral uit het van buiten leren van jaartallen en feiten, meestal wapenfeiten. Oe lesstof werd visueel ondersteund met fraaie schoolplaten, waarbij de onderwijzer kleurrijke ver haIen vertelde over onze verre voorvaderen, die eenmaal hier, lernen hutten bouwde):1 en het er toen van namen. Akkoord, ze gingen op jacht, maar dat was meer voor hun plezier . Door de bank genomen zaten ze de godganselijke dag voor hun schamele behuizing en dronken bier, terwijl hun wederhelften het

Vanaf de 14de eeuw werd de gruit vervangen door hop. Litho van C. Mathews, uit The Botanic Garden, Oxford, 1830 .

19

land bewerkten. Bij thuiskomst kon een vrouwvoor een merkwaardige verrassing komen te staan. Het wilde wel eens gebeuren dat een man zijn afgesloofde vrouw tot inzet van het dobbelspel had gemaakt en verloren had . Uit de verhaien was in ieder geval een ding duidelijk: die Batavieren waren vrolijke en zorgeloze jongens. Hun conceptie van het hiernamaals, het walhalla, sprak evenzeer tot de fantasie. Wie in de strijd de heldendood stierfkwam op rozen te zitten, zonder doornen wel te verstaan, want hij mocht tot in saecula saeculorum bier drinken uit schedels van verslagen vijanden.

Archeologen kunnen het beeld van de prehistorische bewoners van ons land inmiddels verregaand bijgesteld hebben, feit is wel dat tot nu toe niemand bestreden heeft dat ze bier zouden drinken. Bier is van alle tijden en behoort daarom tot onze oudste cultuurgoederen. Waar bier gedronken wordt, is ook gebrouwen, dus met evenveel recht kun je zeggen dat brouwer het oudste beroep van de wereld iso Oe eerste vermelding op schrift in ons land dateert van 11 april 999, als Keizer Otto III aan de SintMartinuskerk van Utrecht allerlei rechten in het domein Zaltbommel schenkt, waaronder het recht van de gruit. Met het noemen van het woord 'gruit' slaan we het eerste hoofdstuk van het boek van de geschiedenis van het bier in Nederland open. Gruit was een kruidenmengsel dat de middeleeuwse brouwers aan het bier toevoegden om het te conserveren en smaak te geven. Een voorloper van hop dus. Gruit is ook de benaming voor een belasting die de brouwer aan de landsheer moest betalen. Er mocht niet gebrouwen worden zonder gruit en gruit kon alleen gekocht worden in het gruithuis van de heer, die streng liet toezien dat hij zo zijn revenuen uit de dorst van de bevolking toegeschoven kreeg. Wie de huidige indirecte belastingen tegen het licht houdt, moet constateren dat er weinig nieuws onder de zon IS .

'Den menschen seer haest droncken maeckt' Gruit was een kruidenmengsel, waarvan de samenstelling niet precies bekend isoVaststaat dat dit mengsel van streek tot streek en van tijd tot tijd verschillend is geweest. Toch is er een plant die telkens genoemd wordt: de gagel. Gagel (Myrica Gale L.) is een heesterachtige plant van heide en moeras in Noord- en West-Europa. Ze gedijt vooral op voedselarme, zure grond zoals op de verlande armen van de

Gagel (Myrica Gale L.) werd na de bloei gedroogd, vel'1l1alen en gemengd met andere kruiden tot gruit.

20

den. Bij de gagel heft hij het waarschuwende vingertje en vermeldt onder andere: ' . . . Het saedt van Gagel is seer warm ende droogh van aerdt tot scier in den derden graed. De bladeren zijn ook warm ende droogh, maer veel minder dan het saedt. De vrueht selve met eenighen drank inghenomen is hoofdigh ende de hersenen schadelijek. Daerom als die in het Bier ghesoden oft daermede ghebrouwen wordt, 't welck op verscheiden plaetsen geschiet, dan is die dranck den hoofde seer lastigh, in voegen dat hij het hooft seer ontstelt, ende den mensche seer haest droneken maeckt ... ' Zo hoorde je het ook nog eens van een ander! ' De gagel werd na de bloei verzameld om gedroogd en gemalen te worden. Maar het bleef niet bij gagel alleen. De gruit was immers een mengsel van kruiden. Schijnbaar werd er lustig en vrolijk geexperimenteerd met kruiden als salie, laurier, rozemarijn, hars, serpentien, duizendblad en koriander. Een omgevallen kruidenrek. Wat dit betekende voor de smaak, laat zich slechts gissen. De gruit werd verkocht in het gruithuis door de gruiter, een beroepsnaam die later een bekende familienaam zou worden. De gruiter bracht de brouwer niet alleen de prijs ~an gruit in rekening. Hij inde meteen de belasting op het te brouwen bier. Een gedeelte van de belastingopbrengst stak hij in eigen zak, de rest vloeide in de schatkist van de landsheer. De gagel groeide op grond die niet in cultuur gebracht was en die grond was in eigendom van de landsheer, dus had hij recht op een vergoeding. Als er maar genoeg bier gedronken werd, en dus gruit verbruikt, liepen de inkomsten op. Over dorst van de middeleeuwer hoefde de heer zieh geen zorgen te maken - die was ontzagwekkend. In de loop van de late Middeleeuwen gingen de landsheren hun rechten aan steden, instellingen of

Maas: woeste grond, die niet in cultuur gebracht was als weiland of akker. De botanicus en arts Rembert Dodoens (circa 1516 - 1585), die zich door zijn geleerde vrienden Rembertus Dodonaeus liet noemen, publieeerde in 1554 zijn beroemde 'Cruydeboeck', een belangrijk naslagwerk voor de kennis van geneeskrachtige krui-

Rembert Dodoens waarschuwde, dat bier gebrouwen met gagel ' ... het hoofd seer ontstelt, ende menschen seer haest droncken maeckt ... '

21

Roermond en Venlo. In 1224 schonk graaf Gerard zijn kerk in Roermond aan de cistercienzerorde. Om zijn ziel en zaligheid nog veiliger te stellen, begiftigde hij de kerk met verschillende goederen en renten. Daarbij was ook een bepaald bedrag uit de gruit. Bovendien kreeg het klooster zoveel gruitstof als het dacht nodig te hebben. In de loop van de veertiende eeuw komen we ene Robijn van den Gruythuise in Roermond tegen, die het gruitrecht van de hertog in leen heeft. Hij klaagt steen en been, want zijn inkomsten uit de gruit zijn zorgwekkend gedaald omdat de Roermondenaren liever een ander bier drinken: het hopbier. Om het verlies van vriend Robijn te compenseren, wordt de brouwers van Roermond officieel toestemming verleend hopbier te brouwen, mits ze daarover aan de gruiter accijns betalen. On der de rook van Roermond vinden we Swalmen waar Wilhelmus, heer van Cranendonk, in 1314 aan de graaf van Gelre de hoge rechts macht en de gruit verkoopt. Ook in Venlo speelde de gruit een belangrijke rol. In 1286 kreeg Margaretha van Vlaanderen van aartsbisschop Siegfried van Keulen een schenking. Margaretha stapte met graaf Reinoud van Gelre in het huwelijksbootje en bij zo'n feestelijke gelegenheid keek een aartsbisschop niet op een duitje. Tot de goederen die hij schonk, behoorde de gruitaccijns in Venlo, die volgens de schenkingsakte in 1284 tachtig marken had opgebracht. In 1379 kwam het gruitrecht in erfpacht van de stad voor een bedrag van honderd oude schilden. De stad kreeg tevens toestemming om hopbier te brouwen en daarover accijns te heffen. Blijkbaar was ook in Venlo in de loop van de veertiende eeuw het hopbier steeds populairder geworden en waren daardoor de inkomsten uit de gruit gedaald. Uit het Venlose is nog een veertiende-eeuwse tarieflijst bekend. Als de prijs van

personen verpachten voor een bedrag ineens of op jaarbasis. Meestal verpachtte of verkocht de landsheer zijn gruitrecht uit financie1e nooddruft. Het waren dure tijden en het onderhoud van kastelen en hofhouding kostten handenvol geld. Zeker als je steeds opnieuw optrekjes voor je maitresses en bastaardkinderen moest laten bouwen, kon je krap bij kas komen te zitten. Was er weer eens een oorlog, dan wist je als landsheer helemaal niet waar je het moest zoeken . Het huidige Noord- en Midden-Limburg behoorden tot het gebied van de graven, later hertogen , van Gelre. De voornaamste steden waren

Vanuit de Noordduitse havensteden Einbeck, Hamburg en Bremen werd het bier verscheept naar de Nederlanden. Litho, 19de eeuw.

22

de gagel steeg, liep ook de belasting op. De gruiter moeht de helft van de belastingopbrengst tot loon rekenen. De Venlose brouwers mo esten de gruit kopen in de gruit- of groethof, die buiten de stadsmuren lag in het buurtsehap 't Ven. Gruithuizen zijn ook bekend van Maastrieht. Deze belangrijke biermetropool werd bestuurd dOOf twee heren, de prins-bissehop van Luik en de hertog van Brabant, die ieder hun eigen gruithuis hadden. In de vijftiende eeuw gaan deze over in het bezit van het brouwersgilde. Hoppebrouwers In de veertiende eeuw voltrok zieh in Nederland een belangrijkeverandering. Gruitbiervond steeds minder aftrek en steeds vaker liet de drinker zieh een pot hopbier voorzetten. Hopbier werd geimporteerd uit Noordduitse hanzesteden zoals Lübeek, Wismar, Rostoek, Hamburg en Bremen. Met duizenden werden jaarlijks de vaten in Nederland aangevoerd. De omvang is niet exaet te bepalen. In het midden van de veertiende eeuw werden alleen al in Amsterdam per jaar 30.000 tot 40.000 tonnen Hamburgs bier over de Zuiderzee aangevoerd. Deze overzeese handel was van groot belang VOOf de hoofdstad. Amsterdam was een overslaghaven waar de goederen op kleinere binnenvaartsehepen werden overgeladen. Hoewel Amsterdam nooit een echte brouwstad is geweest, heeft bier er altijd een belangrijke eeonomisehe rol gespeeld. De andere bekende haven- en handelsplaatsen Staveren en Kampen pikten van deze handel een graantje mee. Steeds luider gingen brouwersstemmen op om ook hier bier te mogen brouwen met hop. Aanvankelijk zag de overheid daar weinig brood in, omdat hierdoor de inkomsten uit de gruit zouden teruglopen. Beetje bij beetje bond men dOOf nood gedwongen

Havensteden als Arnsterdam, Kampen en Staveren dankten hun bloei aan de dorst naar het Noordduitse hopbier. Gravure, 17de eeuw.

In Delft kwam de biernijverheid tot grote bloei, nadat de stad het recht had verworven hopbier te brouwen naar Noordduits voorbeeld. Gravure uit 'Tooneel der Steden', circa 1650.

23

in, waarbij men wel zo handig was om in plaats van een gruitaccijns een hopaccijns in te stellen. In 1321 kregen de brouwers van Rijnland, Kennemerland en West-Friesland toestemming van de graaf van Holland om hopbier, naar Hamburgse receptuur, te brouwen. Leiden, Delft en Haarlem volgden spoedig. Het Hollands hopbier veroverde een leidende positie op de biermarkt, ten koste van de import. De 'hopgolf spoelde over het hele land. Na Venlo en Roermond kregen ook de brouwers in Sittard en Maastricht de vrijheid om het nieuwe bier te brouwen. Tegen het einde van de veertiende eeuw bezat bijna elke stad het recht om hopbier te brouwen en daarover accijns te innen. Het verdringen van gruit door hop ging gepaard met een grote opbloei van het brouwbedrijf.

In de buurtschap 't Yen onder Venlo lag tot in de jaren vijftig van deze eeuw de Gruit- of Groethof.

24

Voorspraak in de hemel

Het leven in een stad in de Middeleeuwen onderscheidde zich op veel terreinen van dat op het omringende platteland. Een stad had een eigenjuridisch statuut, vastgelegd in privileges en keuren. Met haar hoge muren bood een stad veiligheid in tijden van oorlog. In een stad werd ook anders gewoond en gewerkt. Vrije beroepsuitoefening bestond niet. Elke ambachtsman was aangesloten bij een gilde, een van de meest kenmerkende elementen van de middeleeuwse stedelijke economie. Een gilde was een vakvereniging, met dit verschil dat van een gilde of ambacht zowel werkgevers als werknemers lid waren. In veel steden waren de handels gilden de oudste en voornaamste en hadden een zekere invloed op het bestu ur. Onder de nijverheidsgilden nam dat van de brouwers een belangrijke plaats in. Wanneer het Maastrichtse brouwersgilde of, zoals het hier genoemd werd, het brouwersambacht, opgericht werd, is niet precies na te gaan. Duidelijke sporen zijn terug te vinden in de vijftiende eeuw, als het ambacht twee molens met maalrechten verwerft. Hieruit is duidelijk dat het gilde, waarbij ook bierdragers, herbergiers en tappers aangesloten waren, niet tot het armlastigste van de stad behoorde. Aan het hoofd stonden vier dekens, twee voor de Luikse brouwers en twee voor de bierbrouwende onderdanen van de hertog van Brabant. Na de verovering van de stad door Parma in 1597 werd dit aantal teruggebracht tot twee. De tweeherigheid van Maastricht vond niet alleen een afspiegeling in de samenstelling van het college van dekens. Er waren ook twee molenmeesters, die belast waren met het beheer en onderhoud van de

Sint-Rombout, een brave bisschop van Mechelen uit de achtste eeuw, was patroonheilige van de brouwers in Roermond en Venlo. EIs, mogelijk 18de eeuw.

25

beide ambachtsmolens en de 'leube' , het gildehuis. Ze werden jaarlijks op Sint-Remigiusdag (1 oktober) aangesteld en moesten plechtig zweren de welvaart van het ambacht naar behoren te bevorderen. Buiten de zorg voor de molens en de leube, droegen de molenmeesters de verantwoordelijkheid voor de inkomsten en uitgaven van het ambacht. In hun instructie stond dat zij op de eerste zondag van de vasten aan de weduwen van overleden vakbroeders een pot voortreffelijke wijn mo esten brengen. Het brouwersambacht had binnen Maastricht het exclusieve recht op het brouwen en verkopen van bier. Ook de aanstelling van keurmeesters en de vaststelling van de bierprijs waren verworvenheden van het ambacht. Overtreders werden opgespoord en beboet. Wie lid van het brouwersambacht wilde worden, moest diep in de buidel tasten. Burgers van Maastricht betaaiden een eenmalige som van achthonderd gulden als entree-geld en een jaarlijkse contributie. Niet-ingezetenen waren gehouden het poorterschap te verwerven en betaaiden liefst duizend gulden. Oe vreemdelingen waren bovendien verplicht papieren te overhandigen, waaruit bleek dat zij vier jaar in een andere stad als brouwmeester hadden gewerkt. Voor velen waren deze bedragen onoverkomelijk. Oaarom werd de mogelijkheid geschapen om het halve ambacht te kopen, waaraan de kinderen van die brouwers echter geen erfrechten konden ontlenen. Tappers betaaiden dertig gulden om lid te worden van het gilde. Omdat er een overvloed aan bierhuizen kwam, werd ook voor hen het bedrag voor toetreding ver hoogd en gesteid op tweehonderd gulden. Het lidmaatschap van het gilde schiep ook sociale en religieuze verplichtingen: op feestelijke of droevige bijeenkomsten, zoals de begrafenis van een ambachtsgenoot, werd een brouwer geacht aanwezig te

zijn. Verzuim werd beboet. Bij processies liepen de gildebroeders en -zu sters mee met het gildevaandel en ßambouwen.

Geen dik bier op de kennis Oe kwaliteit van de Maastrichtse bieren was een bron van voortdurende zorg. Van stadswege was bepaald dat het dun bier acht dagen en het kwalitatiefbetere dik bier tien dagen moesten lageren voordat het ter consumptie mocht worden aangeboden. In 1537 vierde Wijck kermis en tot ontsteltenis van de ker-

Sint-Arnoldus, ten hemel opgenomen met gersthalmen en een schuimende pot bier, ziet genadevol neer op zijn proteges in de mouterij en brouwerij. Houtsnede, 19de eeuw.

26

misgangers was er alleen maar in herberg Oe Keijzer dik bier verkrijgbaar. In spoedvergadering bijeen bepaalde de magistraat dat er ook dik bier van negen dagen lagering getapt kon worden om de kermisdorst te lessen. Oe overheid zag toe op de kwaliteit van het bier en nam meermalen maatregelen om de consument in bescherming te nemen. Dit gebeurde alleen in uitzonderlijke gevallen. Het ambacht had er alle belang bij dat het Maastrichtse bier niet in diskrediet gebracht werd en keurde daarom het bier zelf. Dage-

lijks hielden twee dekens van het gilde bij toerbeurt zitting in de Landscroon in de Grote Staat om het bier te keuren. ledere brouwer was verplicht om van elk brouwsel een kan te laten beoordelen. Viel die test sIecht uit, dan mocht hij het bier niet op de markt brengen. Deze wijze van beoordelen was nogal omslachtig. In latere jaren is steeds sprake van beedigde en bezoldigde keurmeesters die door de raad werden aangesteld tegen een jaarsalaris van eerst 120 en later 150 gulden. In 1599 werd de keuring van het bier in een nieuwe ordinantie vastgelegd. Voortaan zou het bier door twee vertegenwoordigers van de raad bij de brouwers in de kelders worden gecontroleerd. Was de verhouding tussen prijs en kwaliteit niet in overeenstemming met de voorschriften, dan waren de gedelegeerden gemachtigd in te grijpen door de prijs te verlagen. Geen brouwer of tapper mocht meer dan een soort bier in huis hebben. Tevens werd bepaald dat twee brouwsels lucratief dik bier moesten worden gevolgd door een brouwsel dun bier, een tweede aftreksel in feite. Met deze regeling werd een permanent aanbod van dun bier voor de consument met de smalle beurs gegarandeerd. Op een bord aan de deur van de brouwerij of tapperij was vermeld welk bier op dat moment verkrijgbaar was. Niet alle brouwers beviel de nieuweverordening. Op 1 september 1603 deden de keurmeesters hun beklag over het onthaal dat hun te beurt was gevallen in het huis van Houbrecht Creusen. Oe snoodaard had op de keldertrap gedroogde boontjes gestrooid en de nietsvermoedende controleurs hadden zich in het schemerduister slechts met grote moeite staande kunnen houden. Tegen deze daad van burgerlijke ongehoorzaamheid werd hard opgetreden. Creusen kreeg een boete van 120 goudguldens aan de broek. Over de broek gesproken. Er bestond elders ook nog

De brouwer zelf is uitgeteld, maar zijn knechten zijn nog volop aan het werk. Een os levert de tractie voor een pomp waarrnee water naar de beslagkuip wordt gevoerd. Gravure, 17de eeuw.

27

een andere manier om bier op kwaliteit te testen. Oaarbij werd het uitgegoten over een bank waarop de brouwer moest gaan zitten, gestoken in een leren broek. Als na verloop van tijd, diewel gedood zal zijn met een stevige pint, het bier was opgedroogd , mocht hij gaan staan, Bleefhet bankje aan zijn broek kleven, dan zat het goed; zo niet, dan kwam hij in een kwade reuk van knoeierij te staan! Oe brouwers mochten alleen biersoorten brouwen die in Maastricht gebruikelijk waren. Imitatie van vreemde, geimporteerde bieren was verboden. In oudere reglementen is sprake van 'keute, dickbier, swartbier, oysterbier ende hoppe', later alleen van hoppebier en dik of dun bier. Het brouwersambacht was blijkbaar niet gecharmeerd van produktdifferentiatie, Al het bier dat in Maastrichtse tapperijen en herbergen gedronken werd, moest in de stad gebrouwen zijn. Het stadsbestuur was doodsbenauwd om de belastingpenningen mis te lopen als er bier van buiten de stadspoorten kwam. Het gilde zal deze regeling met welgevallen bezien hebben. Slechts in een enkel geval werd bier dat niet in Maastricht gebrouwen was, binnengelaten. In de zomer van 1491 verbood de stad de produktie van dik bier in verband met de heersende graanschaarste. Wel stond men toe dat er binnengevoerd dik bier gedronken werd. Oe Maastrichtenaren maakten graag een wandeling naar Sint-Pieter om daar een minder zwaarbelaste kan bier te kopen . Officieel was dit in 1413 verboden, maar appels uit de tuin van de buurman smaken altijd beter. Wel had men de vrijheid om in Sint-Pieter te gaan drinken, 'des eynen man vor, zoals men het uitdrukte. Wie op smokkel betrapt werd, kon rekenen op een boete en op verbeurdverklaring van het bier. Soms streek men wel eens

De kunstenaar Josua de Grave, die in 1670 deze tekening van Sint-Pieter bij Maastricht maakte, zal ongetwijfeld bij de dorpsbrouwer zijn binnengestapt om te genieten van een pot van het omstreden bier. Pen- / penseeltekeningJosua de Grave, 1670 . . Gemeentearchief Maastricht, rlO. GAM 28 .

Op Sint-Romboutsdag, 1 juli, hield het brouwersgilde van Venlo teerdag. De kosten werden natuurlijk netjes bijgehouden in het kasboek. GemeentearchiefVenlo O.AY 154 9. "

'/

28

De overheid hield streng toezicht op de kwaliteit van het bier. Klassiek was de proefwaarbij bier uitgegoten werd over een bankje, waarop de brouwer plaats moest nemen. Illustraties uit gedenkboek Pilsener HoJbrauhaus, 1972 .

Wanneer het bier opgedroogd was, mocht de brouwer gaan staan. Bleefhet bankje aan zijn achterwerk plakken, dan had hij kwalitatief goed bier gebrouwen. Geschiedde zulks niet, dan kreeg de man de naam een zwendelaar te zijn.

29

over het hart als een overtreding geconstateerd was. Zo had in augustus 1534 de hoogzwangere echtgenote van Palm Beekers plotseling gesnakt naar een stevige pot bier uit Sint-Pieter. Ze had misschien al maanden geen druppel gedronken, maar opeens had ze er zin in. Onbedwingbaar. Manlief toog op pad en werd bij binnenkomst aan de stadspoort in de kraag gevat. GeIet op de bijzondere, zo niet gezegende omstandigheden, besloot de raad na wijs overleg de strafkwijt te schelden. Een zelfde geluk was Jan van Genck beschoren. Jan lag ziek in bed en kon de magistraat overtuigen dat het bier waar hij zijn familie voor naar Sint-Pieter had gezonden, door de chirurgijn als medicijn was aanbevolen.

woners zich tot Arnoldus en smeekten om hulp. Oe heilige man stak zijn staf in de brouwketel en zie: iedereen die bier dronk uit deze ketel bleef een vreselijke dood bespaard. Een geldigere reden om een glas extra of een glas te veel te drinken, zal zelden daarna gegeven zijn. Zo'n omstandigheid legitimeert pas echt een thuiskomst in kennelijke staat. Zelfs na zijn verscheiden van dit aardse tranendal verrichtte Sint-Arnoldus een bierwonder. Oe dra-

Het brouwersambacht stelde uniforme prijzen vast voor het bier. Hiermee werd voorbijgegaan aan het marktmechanisme van vraag en aanbod. Oe prijs voor een pot bier werd kunstmatig hoog gehouden. Oit wreekte zich in de tweede helft van de achttiende eeuw, toen het bierverbruik terugliep en de spoeling voor de brouwers wel erg dun werd. Sympathieke abt Oe Maastrichtse brouwers hadden zich on der de hemelse bescherming gesteid van Sint-Arnoldus. Een terechte keuze, want de middeleeuwse schrijvers van heiligenlevens, de hagiografen, geven hoog en breed op van deze sympathieke abt uit het klooster in het Belgische Oudenburg. Voigens de vrome legende zou hij bij een brand in het klooster toegesneld zijn en een vurig gebed tot de hemel gericht hebben. Het werd verhoord, zij het gedeeltelijk. Het klooster brandde tot de grond af, maar de brouwerij bleef gespaard. In West-Vlaanderen woedde de pest, de Zwarte Oood. Zoals bekend was tegen deze ziekte geen kruid gewassen. Vertwijfeld wendden de be-

In Maastricht waren de bierdragers, herbergiers en tappen lid van het brouwersambacht. In andere steden waren de dragers beedigde ambtenaren in dienst van de overheid. Litho van Wllliilm Henry Pyne ( 17 69-1843).

30

relatie met bier gebracht kan worden. Zelfs zijn marteldood in 775 werd niet voltrokken door onvrijwillige en te langdurige onderdompeling in een brouwketel. Zijn lichaam werd in een rivier gegooid door zijn moordenaars, die in woede ontstoken waren omdat Rumoldus hen in een overspelige situatie had aangetroffen en hij de zondaars daarover ernstig berispt had. Het stoffelijk overschot werd als bij een wonder ontdekt en door graaf Adon met grote eer in Mechelen begraven in de kerk, die zijn naam draagt. Op zijn graf zouden veel mirakels gebeurd zijn. De feestdag van Sint-Rumoldus werd door de Venlose en Roermondse brouwers uitbundig gevierd op 1 juli. Beide gilden onderhielden een altaar toegewijd aan Sint-Rumoldus. In Venlo deed zich evenals in Maastricht het probleem voor, dat er eigenlijk te veel brouwers waren. Vandaar dat de eisen voor toelating steeds verder aangescherpt werden. In 1513 werd bij reglement vastgesteld dat alleen Venlose burgers en burgeressen tot het gilde mochten toetreden. Niet-ingezetenen moesten het poorterschap kopen. Maar daarmee was de kous nog niet af. leder nieuw lid betaaide een entree-som van zes goudguldens en moest voor kaarsen op het Sint-Romboutsaltaar in de Sint-Martinuskerk vier pond bijenwas geven. De beide gildemeesters ontvingen vier kannen wijn van de kandidaat-brouwer. In 1585 kwam daar nog een aantal verplichtingen bij. Van brouwers in spe werd verwacht dat zij voor hun mede-gildeleden een feestdis aanrichtten, waarbij drie tonnen bier, twee hammen van tien pond elk, veertig pond rundvlees, zestien pond witte kaas en voldoende tarwebrood ter tafel dienden te komen. Als de gildebroeders en -zusters later op de dag door uitputting en oververzadiging onder die zelfde tafel lagen, kwamen de armenmeesters om de restanten te verzamelen en te verde-

gers die het ontzielde lichaam van de heilige naar zijn geboorteplaats Tiegem moesten brengen, werden bezocht door hevige dorst. Met elke stap die ze onder de koperen ploert verzetten, groeide het onbehagen. Gelukkig doemde aan de verre ein der een herberg op, waar de dorstige dragers lafenis zouden kunnen vinden. Met herwonnen levenskracht vervolgde men de lange weg. Licht kan men zich de vreselijke deceptie voorstellen toen de herbergier moest meedelen dat er nog maar een kroes bier in voorraad was. De klanten v66r hen hadden alle tonnen leeggedronken. De catastrofe kon niet groter zijn. Waaraan hadden de dragers deze straf verdiend? Plots kreeg een van de lotgenoten een heldere inval: waarom niet Sint-Arnoldus aangeroepen? Zijn voorspraak in de hemel moest wel tot leniging van de nood leiden. De dragers knieiden, baden om bemiddeling van de heilige en het wonder geschiedde. Vanui t het hiernamaals reikte een hand potten met schuimend bier aan. Zo'n biervriendelijke man moetje tot patroonheilige van je gilde maken, moeten de Maastrichtse brouwers gedacht hebben. Sint-Arnoldus wordt op de gildepenning die elke brouwer bezat, afgebeeld als bisschop met naast hem een stuikmand, twee roerspanen ·en een bierton met spelende kinderen. Op de feestdag van de heilige, 18 augustus, kwamen de brouwers na een mis op het gildealtaar in hun leube bijeen met maar een doel voor ogen: te feesten. Richtten de Maastrichtse brouwers zich tot de heilige Arnoldus om voorspraak in de hemel, hun Roermondse en Venlose collegae wendden zich tot een minder bekende Sint uit de rooms-katholieke santenkraam: de heilige Rumoldus of Rombout. Een wat merkwaardige keuze, want in het leven van deze bisschop van Mechelen is niets voorgevallen dat in 31

len onder de noodlijdenden. Elk nieuw lid was bovendien verplicht een leren brandemmer met het wapen van het gilde te kopen. Brouwerskinderen die in het voetspoor van hun ouders wilden treden, genoten een reductie.

De komst van de Franse revolutionaire troepen in 1794 betekende het einde van de gildetijd. Na de inlijving bij de 'Republique fran ~f''e~;rfß:t-/~ ~ ~, .al/~ß(L .fJ-ehn,ul.5J.e../'ÜLß'2'-> ~IL k Z~ 'l( ,tZ../ / _ . // 1 c

/1.e?

A

I)

In maart 1753 schreven zeven Venlose kasteieins een brief aan het stadsbestuur, waarin zij erop wezen dat 's zomers het bier snel bedrierf en dat van dit verzuurde bier alleen nog 'oudt bier' bereid kon worden. GemeentearchiifVenlo O.A.v. 243.

53

gesavoureerd. Onbetwistbare altmetropool aan gene zijde van de grens is Düsseldorf met zijn gezellige herbergen met inpandige brouwerijen in het oude stadscentrum als: Im Füchschen, Zum Uerige en Ferdinand Schumacher. Tegenwoordig kan de altliefhebber zich ook weer laven aan altjes van Limburgse bodem en origine. Na een altloos tijdperk van enkele decennia wordt dit heerlijke bier opnieuw gebrouwen in Arcen, Gulpen en Valkenburg. Voor de altdrinker is het maar goed dat de geschiedenis zich herhaalt. Een Tegelse vriendenclub schenkt de glazen vol met Tegels alt.

Petatte-Nelke Alt kan zich beroepen op een lange traditie. Wie feestgidsen en kranten uit de vorige eeuw doorbladert, zal in annonces van brouwerijen meestal dit bier aangeprezen zien. Oud bier was de roem van bijna elke stad en elk dorp in Limburg. Het werd miOOO.O . 000000 0 0'0 000000000000000 00000000 110 0 00 00000 0 00000000000ooooo o oooooooooo.o!Qi QOOooooQ OQ ooooooooooooooooooooooo09o.oo..~8~

i:::JÖOOOGQOOOOOOOOOtlOOOOQOOOODOOOOO O.O

1'. Hotel "de Zwaan': "1 :\g Gerard Peeters, Horst. '.\'}g

" •

::,';':':::'::'':'::.:::'::.::::';:."::."::.:.:.":'::.:':-:::::.:.:'::.;:::: ",: ::::', ".: ;:::::::;:::::;:::::;:::;::~:::.:.:.::::.:~.::.~':':':':':':-: :':':~::';':':':':':':-:~.:.:~.:.: .:

:"." ,:" ,!2~;~::~~~~~.~~~.!,::.

::.:.:.:;x.;:;:



'\

:(

Wie in Horst de telefoon pakte en nummer 11 draaide kreeg brouwer en hotelier Gerard Peters aan de lijn, die zijn 'Horster Oud' graag aanbeval.

54

gedronken door jong en oud. Kinderen nipten voorzichtig uit hun sjöpke, een klein dikwandig glas van het formaat wijnglas. De oudste vermelding van alt in Venlo dateert van 1753. In maart van dat jaar werd op het stadhuis een verzoekschrift bezorgd van zeven kasteleins. Zij wezen de edelachtbare en hoogmogende heren van het stadsbestuur erop dat 's zomers het bier snel bedierf door de drukkende hitte. Het verzuurde bier kon natuurlijk niet meer aan de klanten geschonken worden. Oe enige mogelijkheid die overbleef, was het bier mee te geven aan de bierdragers om er in de brouwerij 'oudt bier' van te laten maken. Door lekkages ging hierbij echter veel bier verloren, waardoor de herbergiers 'merckelijken schaede komen te lijden, zonder daarvoor eenighe vergoedinge te hebben'. Daarom verzochten zij onderdanig om matiging in de te betalen belasting over het bier. Helaas reageerde de stadsoverheid even zuur als het gelnfecteerde bier en werd het rekest van de herbergiers niet in positieve zin gehonoreerd. Het verzoekschrift is vooral interessant omdat het de kern raakt van de bereiding van oud bier. Alt is een

typisch voortbrengsel van een economie waarin bijna niets wordt weggegooid, maar alles een nieuwe bestemming vindt door hergebruik. Bier dat in de brouwerij was achtergebleven of dat retour kwam van de klanten, werd opgeslagen in grote staande vaten: de foeders. Het was uiteraard niet geschikt voor consumptie. Het was zo zu ur geworden dat bij het drinken het glazuur van de tanden zou springen. In de brouwerij werd het verzuringsproces nog verhevigd door het bier regelmatig aan de lucht bloot te stellen en door het toevoegen van vislijm en mosterdmeel. Doordat na verloop van tijd het scherpe azijnzuur verdampte en alleen het mildere melkzuur overbleef, verminderde de zuurgraad. Dit proces duurde meestal drie tot vijfjaar. Dan was het moment rijp om het bier, dat ook wel snijbier of startebier werd genoemd, te gaan gebruiken. Het werd vermengd, 'versneden' zou de brou-

Venloosch alt, bier met een langeen grote traditie.

wer zeggen, met vers bier van hoge gisting, dat gebrouwen was uit donkere mout of karame1mout en waaraan royaal hop was toegevoegd. De ideale zuurgraad van het snijbier en de verhouding bij de versnijding was een geheim dat generaties lang in de boezem van brouwersfamilies werd gekoesterd. Bij iedere brouwer smaakte het alt anders. Een geslaagd glas alt had een aangenaam rinse smaak. Dit maakte het voor de liefhebber tot een waar godsgeschenk op een hete zomerdag. De zuurgraad en de hop zorgden ervoor dat het alt in de zomer langer houdbaar bleef. Niet iedereen was van de rinse smaak geporteerd.

'Oet ut beste maajt, ut beste aajt', een reclamespreuk van de brouwerij Marres, werd een gevleugelde uitdrukking in het Maastrichtse.

55

Geen nood, een lepeltje suiker deed wonderen. Over suiker in het bier vertelt het beroemde Tegelse volkslied van 'Petatte-Nelke'; aardappel-Nellie in het algemeen beschaafd Nederlands. Het is een lied dat nog steeds gezongen wordt: 'En als weej waer nao Tegele gaon, Dan gaon weej nao Petatte-Nelke, Dao drinke weej ein glaeske beer En hebbe 101 en vuul plezeer. EnJoes dae haet zo'n aardig vruike, Det duit d'r sökker in, Det duit d'r sökker in, AI in det beer, Al in det beer, Det duit d'r sökker in ut beer.' In welk bier kasteleinse Petatte-Nelke suiker deed, moge nu duidelijk zijn: in het Tegels alt. Joes en zijn vrouw zijn vereeuwigd in natuursteen door de Noordlimburgse kunstenaar Mathieu Knippenbergh en waken op het Wilhelminaplein in Tegelen over de nakomelingen van de vele klanten die hun herberg bezochten.

Galgehumor Toevoegingen aan alt zijn niet vreemd. Op meerdere plaatsen in Limburg werd verteld dat de brouwer of tapper een kussensloop gevuld met rauwe eieren, vijgen en rozijnen in het bier hing. De eieren, waarvan de schaal verteerde terwijl de dooier en het eiwit in het vliesje achterbleven, waren een hulpmiddel om het bier houdbaar te maken. De vijgen en rozijnen gaven een delicate smaak en geur. Maastricht werd geroemd om zijn aajt. Kenners vergeleken het met Rijnwijn. In 1826 kreeg het de hoogste bekroning in een door de Universiteit van Leuven uitgeschreven concours. 'Oet ut beste maajt, ut beste aajt', een reclamespreuk van brouwerij Marres, werd een gevleugelde uitdrukking in het Maastrichtse. En ver daarbuiten, want het Mestreechs Aajt werd zelfs geexporteerd naar Nederlands-Indie. In de eerste helftvan onze eeuwwerd aajt een rariteit, alleen nog gedronken door senioren. De Maastrichtse brouwerijen probeerden het tij nog te keren door de introductievan het DöbbelAajt: een oud bier met een hoger alcoholpercentage, maar ook dit mocht niet meer baten. Voor en na verdween het uit cafes. Of zoals in Maastricht gezegd werd: 'Met iedere Maastrichtenaar die de Tongerseweg wordt opgedragen, is er een aajt-drinker minder.' Galgehumor, want aan de Tongerseweg was het kerkhof1 De jaren tachtig van onze eeuw hebben een toenemende belangstelling laten zien voor traditioneel gebrouwen bieren. In 1983 vierde het Venlose cafe de Gouden Tijger zijn honderdvijftigste verjaardag. Om dit heuglijke feit luister bij te zetten, werd in de Arcense Stoombierbrouwerij naar een oud recept van de bekende brouwerij la Belle Alliance, Venloosch Alt gebrouwen. De reacties overtroffen alle verwachtingen. Voor het voor een gelegenheid bedoelde bier was grote belangstelling en de bij de doop

Petatte-Nelke en Joes met hun kinderen. De kasteleinse verwierf onsterfelijkheid omdat zij suiker in het Tegels alt deed.

56

Heel bijzonder is het Mestreechs Aajt, opnieuwaan de wereid geschonken door de goede zargen van de Gulpener Bierbrouwerij. Het Mestreechs Aajt ondergaat na een lage gisting nog een melkzure gisting in open eikehouten vaten, die ongeveer een jaar in beslag neemt. Voor het bottelen wordt het met vers bruin bier versneden. De fies is, heel gedistingeerd, in zijdepapier gewikkeld. Over de inhoud hiervan zegt Dave Vlam in het Nederlands Bierboek: ' ... In het aroma ruikje zaetzure appelen. Heeft een lichtzaete nasmaak die lang blijft hangen . .. ' In de Eerste Wereldoorlog waren in Limburg vele soldaten gemobiliseerd. Enkelen houden de moed erin met oud bier van brouwerij Korsten in Baarlo.

ge1ntroduceerde woordspeling 'Altied Venloosch Alttied' werd bewaarheid. Het stroomt nog steeds uit de tap in menig Venloos etablissement en in het geboortehuis van het alt van de nieuwe generatie kan men op elk moment van de dag iemand genietend achter een glas aantreffen. Inmiddels zijn de initiatiefnemers overgeschakeld op een andere brouwerij . De Leeuw in Valkenburg aan de Geul, waar het volgens het ondergistende procede wordt gemaakt, levert nu het Venloosch Alt. De Arcense Stoombierbrouwerij brengt zijn bovengistend alt on der de naam Altforster Alt op de markt.

Wellicht dat in de vermeende goede zomers van vroeger de verklaring schuilt van een zomerbier par excellence: het oud. In de verschillende Limburgse tongvallen uitgesproken als alt of aajt.

57

De eeuwige kroeg

'Oe kroeg is eeuwig. Sedert de vroegste tijden is er in groepsverband gekout en gekaart, gedobbeld en geraddeld onder het genot van een stevig glas. Het openbare lokaal heeft als ontmoetingsplaats een rijke historie. Overal in de ver haIen die van grote soeiale, politieke, eeonomisehe en eulturele gebeurtenissen verteld worden, duikt het openbaar lokaal op - als de plaats waar sehrijvers, sehilders en filosofen hun nimmer eindigende debatten voeren, waar artiesten zieh tot avant garde aaneensmeden, waar de prijs van koffie en tabak bedisseld wardt en waar komplotteurs een braeierige voedingsbodem zoeken voar hun staatsgevaarlijke plannen. Hoe belangrijk zijn deze lokalen dan wel? Waarom is het juist daar dat zieh op sommige momenten een politiek ofcultureel elan manifesteert dat bergen kan verzetten, daar dat een stern des volks ofjuist het tegendeel daarvan, zo nu en dan een ongelooßijke grote mond weet op te zetten.' In: G.H.Janssen, Oe Eeuwigekroeg-Hoofdstukken uit de gesehiedenis van het openbaar lokaal, Meppel, 1987 3 . Aan 'eeuwige' kroegen was in Limburg nooit gebrek, zeker niet in het begin van deze eeuw. Je hoefde nergens verder dan vijftig meter te lopen om de deur van een drankgelegenheid te vinden. Gedenkwaardig is een vastenavondoptoeht die rand de eeuwwisseling door de volgepakte straten van Tegelen trok. In de bon te stoet reed een kar mee die een eafe voorstelde. Op een bord stond triomfantelijk: Oe Honderddertigste! Op vijfduizend inwoners telde Tegelen liefst honderddertig eafes. Nee, van dorst kwam je in Tegelen niet om. Oe sponsaehtige bo-

demgesteldheid van de Peel had haar effeet op de bevolking van de Peeldorpen niet gemist. In 1899 waren in Horst-Meterik tien cafes op een bevolking van 278 zielen. Het kon er ruig toegaan, vooral tijdens de kermis. In 'Het Goud van de Peel' van H.H.J. Maas lezen we dat tijdens de kermisdagen door de Peelbewoners werd: ' .. . gezopen, zoveel als

Beierse avonden waren steevast een succes, zeker als in een sketch de draak gestoken kon worden met de oosterburen.

58

Drankbestrijders Het grote aantal cafes was een doorn in het oog van de drankbestrijders . In 1912 werd door het Limburgsch Kruisverbond bij gelegenheid van haar 12 1/2 jarig bestaan een gedenkboek uitgegeven, waarin een landelijke statistiek over 1911 was opgenomen van het aantal geregistreerde cafes per provincie en het aantal inwoners per cafe. In die top-elf stond Limburg met afstand bovenaan, of onderaan, vanuit de optiek van de Kruisverbonders gezien. In

' ... De kroeg is eeuwig. Sedert de vroegste tijden is er in groepsverband gekout en gekaart, gedobbeld en geroddeld onder het genot van een stevig glas ... '

ze maar door de keel kunnen krijgen . . . ' H.H. Ouwerling deed er in zijn roman 'Uit de donkere gewesten' niet voor onder: ' . . . Kermissen, jaarmarkten, vastenavonddagen, gewone Zon- en Maandagen zijn dagen van walgelijke dronkemanstoonelen en gruwelijke vecht- en moordpartijen ... ' In 1880 bezocht dominee Jacob Craandijk, auteur van veelgelezen reisboeken, Venlo. De predikant viel bijna om van verbazing: ' .. . Wie Venlo binnentreedt, weet nauwelijks, in wat land hij zich bevindt. Aan zijn eigen vaderland wordt de Noord-Nederlander nagenoeg alleen herinnerd door een aantal opschriften in zijne taa!. Maar zelfs van die woorden en namen is de spelling voor meer dan de helft Vlaamsch. Duitsch en Fransch hebben de overhand en op tallooze kroegen - van de drie huizen zijn er twee "cafes" -leest gij door elkander Schenkwirthschaft, Estaminet en Tapperij .. . ' Nee, voor een dominee was er in Limburg nog veel zendingswerk te verrichten.

In het Venlose cafe Sint-Caecilia, genoemd naar de patrones van muzikanten en musici, kwamen de 'traoters' bijeen.

59

Limburg waren in totaal 5.503 geregistreerde eafes. Omgerekend hield dit in dat er voor elke aehtenvijftig Limburgers een eafe was. Het aantal eafes in Limburg was dubbel zo groot als in Utreeht, Overij ssel, Drenthe, Groningen en Friesland samen. Op de tweede plaats stond Zeeland met 137 inwoners per eafe. Rode lantaarndrager was Friesland met 771 inwoners per bierhuis. Omje dorst te lessen moestje niet in Friesland zijn. De te 'klunen' afstand was een lange lijdensweg en ondanks alle maehtige waterpartijen en sappige en malse weilanden, waande de ware bierliefhebber zieh er in een door ernstige verwoestijning getroffen werelddeel.

In Limburg hoefde je nergens verder dan vijftig meter te lopen om je te kunnen koesteren in de behaaglijke warmte van het cafe.

Beugelen De herberg was de Limburger na aan het hart gebakken. Voor de vaste stamtafelgasten, die tot het meubilair leken te behoren, was het eafe een tweede huiskamer, waar gezellig gezwetst werd over koetjes en kalfjes, ditjes en datjes. Het grote en kleine nieuws van de kleine wereid waarin deze mensen zieh geplaatst wisten, werd uitgewisseld in het eafe. Het eafe was de pIek om met vrienden een kaartje te leggen, te biljarten of te beugelen : volks sport nummer een. Tot in de jaren twintig van deze eeuw kon het in talloze eafes door de beugel. Dit wil geenszins zeggen dat de andere etablissementen poelen van ontueht of verderf voor de opgroeiende jeugd waren. Integendeel, de beugel waarop gedoeld wordt, was een smeedijzeren ring waar alles om draaide in het beugelspei, een sport die door velen beoefend werd. Er werd gebeugeld op een baan van ongeveer tien bij vijf meter. Het speelveld was afgesehermd door een houten sehutting. De vlakke ondergrond van leem was bedekt met een dun laagjezand offijngrind. Een goot over de hele breedte vormde de startzij de van de baan. Op 2 1/ 2 meter van de aehterzijde was de beu-

Dominee Jacob Craandijk, auteur van veelgelezen reisboeken, viel bijna om van verbazing bij een bezoek aan Venlo.

Aan de drukke Rijksweg in Kessel lag het prachtige cafe Timmermans.

60

kneepjes van de te volgen tactiek en balbehandeling maar te zwijgen. In het vuur van het speI werd er natuurlijk niet gezwegen en ontstond menige woorden twist tussen spelers en de spreekwoordelijke stuurlui aan wal. Velen brachten de zondag door aan de beugelbaan van het cafe. Na de hoogmis snelde men haastje-repje naar zijn favoriete lokaal om met vrienden te beugelen. Gewoonlijk werd met vier spelers gebeugeld, twee tegen twee. Wanneer een beugelmatador een groot aantal partijen achter de rug had, gebeurde het wel eens dat hij niet meer bekwaam was om het door de kastelein veelvuldig aangevoerde gerstenat te verwerken. In deze omstandigheid opende de beugelaar zijn gulle hart en schonk het bier aan de toeschouwers. Tot deze omstanders behoorde een categorie die er een geniale aanleg voor had om bij deze distributie steeds vooraan te staan en zo de kunst verstond goed aangeschoten te raken zonder dat dit een al te groot beslag legde op de zondagscenten.

ZON DAG den 14 Aug.

Prüs~eugelen 'voor Harn

'bij u. B. HO YENS, Stevenshuisje, aatl vang 4 nur. 1842 Sommige kasteieins organiseerden beugelwedstrijden, waarbij gestreden werd om een ham.

Prijsbeugelen voor Ham

Op ZO~pAG 14 . Aug.des m.iddags

om ·3 uur bij 1819.

Hub- J'acobs; Broek. X~,

__ -_ __ ~ -_, _ i

gel. Hij was stevig verankerd in de grond en had een diameter van circa achtentwintig centimeter. Het beugelspel werd gespeeld met houten ballen. Ze hadden een gewicht van om en nabij vijf kilo en een doorsnede van ongeveer zestien centimeter. ledere speIer had een houten palet of'schleger', die bestond uit een langwerpig driehoekig blad en een handgreep. Met een meetlat werden de voor dit spel belangrijke onderlinge afstanden tussen baI, beugel en wand bepaald. Het was de bedoeling om met de 'schleger' de baI van voren door de ring te slaan. Daarvoor kreegje punten. Raakte je de baI vanje tegenstander zodanig dat die van achteren door de ring rolde of terughobbelde naar de goot, dan moest je opponent punten aftrekken. Er werd gespeeld tot een tevoren afgesproken aantal punten. Wie verloor betaaIde een rondje. Het reglement was niet eenvoudig, om over de fijne

Bij beugelen was het de bedoeling om met de 'schleger' de baI door de ring te slaan. Het reglement was niet eenvoudig, om over de fijne kneepjes van de te volgen tactiek en balbehandeling maar te zwijgen. Litho, 19de eeuw.

61

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog raakte de beugelsport in vergetelheid. Over de beugelbaan kwam een dansvloer ofbowlingbaan. Sinds een jaar of tien is er weer een ommekeer. Beugelen staat opnieuw in de belangstelling; gelukkig blijft hierdoor dit oude stukje cultuurgoed bewaard.

Oe discotheek van onze (over)grootouders: een monumentaal dansorgel.

Oe beugelaars spraken in een voor buitenstaanders geheimzinnige taal. Er werd geprikt, geflatst, geluuzerd, gesmeten en gekamerd. Ook uitdrukkingen en gezegden in de provincie waren ontleend aan het beugelspel. Van iemand met o-benen werd gezegd dat hij goed was voor beugelring. Was de grond 's zomers door uitdroging keihard , dan was ze zo hard 'wie ein beugelbaan'.

Oe dorst van de inwoners van Helden-Oorp kon onder andere bestreden worden in cafe Oe Pool.

Bierbuik Oe weldadige overvloed aan cafes in Limburg hield natuurlijk ook verband met de procedure die gevolgd moest worden om verlof of vergunning aan te vragen. Wie een cafe wilde beginnen, wendde zich tot het college van Burgemeester en Wethouders . In bijna alle Limburgse plaatsen zat de lokale brouwer in de politiek. In 1911 waren er op de 970 raadsleden in de honderdtweeentwintig Limburgse gemeenten: eenendertig brouwers, honderdzevenentwintig herbergiers en twee gemeenteraadsleden die beide beroepen combineerden. Vierendertig wethouders, zeven gemeentesecretarissen, zestien gemeenteontvangers en vierendertig ambtenaren van de burgerlijke stand waren tevens brouwer of cafehouder.

OO;jo O)'HIO"'o)O""o~ .. o"t'lO"""'''QOO"qQoo~''oooo o00(ioo _.{§i ~

~Oot)oo o o ooOO \Sl "OOQOOOPOQooov~o~ooO)oooo(:jOOOOQl>o"oV!!!!!J)""'@)OOOQ oooo~

Goede grondstoffen waren ook vroeger al een aaribeveling voor een puik bier.

voor drank die wordt aangeboden tegen 10 cents per glas, soms 15 cents? Uit de tapkast haalt de waard of waardin een fleschje te voorschijn, dat korter of langer tijd aan een zomertemperatuur heeft blootgestaan en hetwelk, met het oog op vervoer uit een meer of minderverafzijnde stad, reeds een samenstelling heeft, welke niet bevorderlijk is aan goeden smaak en aan gezondheid. Zo is het gedurende den zomer in de meeste provincien op de dorpen dikwijls moeilijk om zijn dorst behoorlijk en verfrissend te lesschen en bovendien moet men een prijs betalen 2 a 3 maal zo hoog als in het Zuiden van land .. . Wij zijn geen deskundigen op het gebied van de fabrikatie van volksdranken en willen over de techniek dienaangaande dan ook niet schrijven. Doch de ervaringen die wij bij onze tochten door alle streken des lands opdeden, brachten ons tot de overtuiging dat het met de volksdranken in Limburg en Brabant beter gesteld is dan in de overige provincien . . . ' Het

Beugelßes van brouwerij De Vriendenkring in Arcen.

69

chauvinistische Limburgse hart zou vijfenzeventig jaar na dato van trots bijna uit de borstkas springen bij zoveellofbetuigingen.

Vijf kinderen en twee vrouwen Nu moeten we ons geen al te overdreven voorstelling maken van de grootte van de brouwerijen. De meeste bedrijven waren piepklein. Er werd slechts enkele malen per jaar gebrouwen, meestal 's winters. De combinatie boerenbedrijf en brouwerij kwam vaak voor. Met een of twee knechten kon de brouwerboer het werk met gemak af. Gemeenten met meer dan tien, maar met minder dan honderd brouwerijarbeiders waren in 1906 in Zuid-Limburg: Sittard, Heerlen, Gulpen, Wijlre en Houthem. Voor Noorden Midden-Limburg waren dat: Maasbree, Horst, Venlo, Horn, Roermond en Echt. Alleen in Maastricht werkten in dat jaar meer dan honderd arbeiders in de brouwnijverheid. Uit het verslag van een enquete-commissie, in 1866 ingesteld dOOf de Tweede Karner met de opdracht een onderzoek in te stellen naar de 'toestand van Fabrieken en Werkplaatsen', weten we dat er op een dag tussen de tien en veertien uur gewerkt moest worden. Uitschieter in dit overzicht was een brouwer in Beek, die zijn drie knechten 16 1/2 uur liet werken. Merkwaardig is de opgave van een brouwerij uit Kerkrade, waar slechts zes uur gewerkt werd en - nog vreemder - men vijf uur de tijd nam om te eten! Het weekloon in guldens varieerde van f 1,- in Limbricht, weliswaar met kost en inwoning maar voor een elfurige arbeidsdag, tot f 11,- en f 12,bij brouwers in Maastricht en Venlo. Uit deze parlementaire enquete bleek ook dat er in 1866 in de hele provincie maar vijfkinderen beneden de achttien jaar en twee vrouwen in brouwerijen werkten.

Brouwerij Gambrinus van hotelier Gitmans in Tegelen.

De vrachtauto van brouwer Wolters uit VenIo bracht het bier tot in Nijmegen.

In Mechelen brouwde in het begin van deze eeuw brouwer Linssen, die het fraaie pand op het midden van deze foto bezat.

70

5.000 inwoners in 1900 tot 15.000 in 1912. Deze toename en het stoffige werk in de mijnen maakten de dorst groot. Die werd geheel bestreden dOOf de drie lokale brouwers en hun collega's uit de regio, want in 1912 ging slechts 239 liter bier uit Duitsland door de Heerlense kelen. 'Koopt in den vreemde niet, wat uw eigen provincie u biedt', zou een provincialevariant op een uit de jaren dertig bekende reclamespreuk kunnen zijn. 'Een waar hondenbaantje' Was het leven van een gemiddelde bierbrouwer wel zo zonnig als wij ons vOOfstellen? Indien ~e A. Kellenaers JBzn uit Meerlo moeten geloven absoluut niet. In het Katholiek Sociaal Weekblad van 27 november 1917 hekelt hij het bierbrouwersbedrijf. ' ... Zien wij eerst eens de bierbrouwer zelf. De meeste dezer menschen zijn inderdaad beklaagenswaardige wezens, waarmede men innig medelijden moet hebben, als is op het eerste gezicht hun dikwijls corpulente verschijning niet in staat ons medelijden op te wekken. Menig Limburgsche bierbrouwer heeft een waar hondenbaantje. Wannneer het "geen

Brouwerij Thissen aan de Begijnhofstraat in Sittard.

De produktiecijfers van de Limburgse brouwerijen vertoonden tussen 1850 en 1890 een steeds stijgende lijn van 130.565 hectoliterin 1850, via 139.000 hectoliterin 1860, naar 191.000 hectoliterin 1870. In 1900 brouwden alle Limburgse brouwerijen samen ongeveer 250.000 hectoliter. De Maastrichtse brouwers alleen al namen hiervan 106.000 hectoliter voor hun rekening. Van de totale afzet kwam in 1900 meer dan veertig procent uit de steden. Ter vergelijking en relativering: Heineken brouwde in de jaren negentig van de vorige eeuw 200.000 hectoliter per jaar. Rond 1914 was dit gestegen tot 300.000 hectoliter. De Limburger lag zijn bier uit eigen streek na aan het hart. In 1913 kwam nog zevenennegentig procent van het in Limburg gedronken bier uit Limburgse brouwerijen. In Heerlen waren in 1912 drie brouwerijen: Brouwerij De Kroon van de weduwe Cuypers, N.V. Stoombierbrouwerij Gambrinus en Brouwerij De Klomp van J.P.F. Alsdorf. Heerlen groeide door de mijnindustrie razendsnel: van ongeveer

De Emmastraat in Heerlen met hotel, annex brouwerij De Kroon van C. Cuijpers.

71

brouwdag is", zoo vervolgde mijn zegsman, is ons dagelijkseh verblijf het eafe, de dorpsherberg of de kroeg, en is onze dagelijksehe arbeid drinken ... en laten drinken. Oe niet-Limburger (en vooral de Boven-Moerdijker) kan er zieh nauwelijks een denkbeeld van vormen, wat een Limburgsche brouwer op een dag al zoo te verteeren en af te geven heeft. In den vroegen morgen neemt hij zijn fiets en het lieve leventje begint bij de eerste klant. Men ziet hem al aankomen, en zekere personen, die altijd op de beurs van een andere speeuleeren, spoeden zieh naar het cafe, waarin de brouwer is binnengetreden. "Een glas bier, een rondje voor het geheeIe gezelsehap en ... hospes sehudt gij u er ook maar een in!" "Wat een royale kerel die bierbrouwer", zegt de hospes en er wordt gedronken en geklonken, de brouwer voorop want, 0 wee als hij het overslaat: dan heet het: "hij lust zijn eigen bier niet" . Ous, maar gedronken tegen de klippen in. Oe brouwer vervolgt zijn weg, tien, twintig, vijf en twintig herbergen stroopt hij in een dag af. En hij is al "zeer matig"

Aan de Grotestraat in Baarlo steekt een schoorsteen hoog uit boven de huizen. Als er rook uit kwam werd gebrouwen door brouwer Math. Janssen.

uitgeweest als hij overal maar een of twee glaasjes gedronken heeft. Zoo geschied t het inderdaad. Ik kan het u met tal van bewijzen staven. Maar is dat geen misstand, geen grove misstand, en had de brouwer gelijk, die daar zoo even zijn beroep een hondenbaantje noemde? Minder dan dat. Een ho nd kan gaan liggen als hij genoeg gevreten heeft, een Limburgsche brouwer moet drinken en nog een doordrinken, als is hij reeds lang boven thee! Oat alles terwille van zijn klanten! ... ' Kellenaers legde met zijn artikel de vinger op een zere wonde. In veel plaatsen was de relatie tussen brouwer en herbergier verstikkend. Men kon economisch gezien niet buiten elkaar. Werd de verhouding om een of andere reden verstoord, dan nam de horeeaondernemer een andere brouwer als leveraneier. Voor brouwerijen met sleehts een uiterst kleine omzet een ware ramp.

Het personeel van brouwerij L. Janssen in HeldenPanningen kijkt met gemengde gevoelens in de camera.

72

Limburgse bierbrouwerijen In 1913 werd door de redaetie van het tijdsehrift 'Het Bier' een lijst opgesteld van de Nederlandse bierbrouwerijen. Men baseerde zieh op gegevens van het ministerie van finaneien en de inspeeteurs en ontvangers der direete belastingen en aecijnzen. Van de 177 brouwerij en die volgens het tijdsehrift in Limburg aetief waren, zullen er zeker enkele in de jaren ervoor stilgelegd zijn. Het werkelijke aantal aetieve brouwers moet volgens andere sehattingen ongeveer vijftig lager gelegen hebben. Hoewel dus niet helemaal betrouwbaar voor het jaar 1913, geeft het toeh een overzieht van de brouwnijverheid in Limburg in het begin van deze eeuw. We laten de lijst hieronder integraal volgen:

Bierbrouwer Hennans in Maasbracht noemde zijn bedrijf, links op de foto, kortweg Koninklijke Brouwerij.

Beek bij Maastricht J. Corten (zünder naam). L.J.M. Specken (zünder naam). Beegden H . Görtz: 'De Ster'. Beesel H . Cuijpers: 'De Nieuwe Brouwerij'.

~. '

IN .'r GROENEWOLD, ..

~ ~

A

lt,..

:- BIERBROUWERIJ ... HET GROENEWOUO" ~

••-s,

rd,":4

~:~:1

HORST.

cr~:::~: : ~~ Naast het raadhuis van Susteren lag brouwerij De Drie Kronen van de gebroeders Meuffels.

Driehonderd jaar is er gebrouwen in brouwerij Het Groenewoud in Horst.

73

Gennep ].]. Mooren : 'De Kroon'. R.J.A. Mooren: 'De Tortelduif. Grathem S. Schreurs (zander naam). ]. Verlinden (zonder naam). Grevenbicht ].w. Koten (zonder naam). ].W. Palmen (zander naam). Grubbenvorst Wed . P.J. Bos (zander naam). Lottum, gemeente Grubbenvorst ].A. Schraven: 'Het Anker'. Binnenplaats bierbrouwerij Brand in Wylre.

Gulpen Firma E. Smeets (zander naam) . Heel A.M.H. Sevrijns (zonder naam).

Reuver, gemeente Beesel ]. Corsten: 'De Leeuw'. L. van der Velden: 'Victoria'.

Heerlen ].P.F. Alsdorf: 'De Klomp'. e.H.W. Cuijpers : 'De Kroon'. N.V. Stoombierbrouwerij: 'Gambrinus'.

Broekhuijzen ].N. Jenniskens (zander naam). G.A.H. van Soest: 'Van Soest'. A.A.M. van Son: 'Het Anker'.

Helden Wed. ].W. Gommans (zander naam). L. Janssen (zander naam). M.M.H. Specken: 'De Kroon'.

Broekhuijzenvorst, gemeente Broekhuijzen P.J.G. van Dijk: 'De Oranjeboom'. Buggenum W. Jeuken (zander naam).

Herten ]. Corsten (zonder naam).

Bunde fa. Ad. Hennekens & Co.: 'Het Hoolhuis' .

Heijthuizen H. Gielen (zonder naam) . Jacques Smeets (zander naam). St. Aloysiusstichting : 'De Heibloem'.

Cadier en Keer G. Desribes: 'De la Colline'. Echt W. van Boven: 'De Lelie'. H. Maes: 'Het Hert'.

Hoensbroek E. van der Velden (zander naam) . Horn Tb. Huijben: 'De Kroon '. Wed. H. Schreurs & Zn. (zander naam) .

Eijsden Gebroeders Henquet: 'De Haan'. H.P.H. Ramakers: 'De Hoop'. EH, gemeente Hunsel M.L. Scheijmans (zonder naam).

Horst ].M.L. in 't Groenewolt: "t Groenewoud' . ].M. Hoogers: 'Het Anker'. ].G. Paulissen: 'De Zwaan'. ].H, Tacken: 'De Hoop'. Wed. P.W. Vullinghs: 'De Roskam'.

Eisloo ]. Wilderjans: 'St. Augustinus'. Geleen Wed.]. Schrijnemakers: 'De Kroon' .

Houthem Aachener Exportbrauerei A.G.: 'Valkenburger Loewenbrauerei' .

Lutterade, gemeente Geleen ].e. WetzeIs: 'De Roskam' .

74

J. Sougnez (zonder naam). J.H. Stallenberg (zander naam) . G. Timmermans (zonder naam). Het zedelijk lichaam onder de zinspreuk 'Sub praesidio B.M.V. sine macula concepta'.

Kessel A.J.H.M. Timmermans: 'Oe Hoop'. Kerkrade F.J. Kockelkom: 'Oe Kroon'. Gebroeders Timmers: 'Glückauf. Bierbrouwerij Klein Seminarie : 'Rolduc'.

Meerlo Wed. J. Geurts: 'Oe Ooorenboom'.

Limbricht P.G.H. Cu sters (zonder naam).

Meerssen L.H. van Aubel: 'Oe Keizer' . Firma Honnee & Co. : 'Marsana'.

Guttecoven, gemeente Limbricht G.M. Goltstein (zonder naam) .

Meyel L. Jansen : 'Oe Zwaan'.

Linne J.W.H . Straatman: 'Oe Goede Hoop'. Maasbracht G. Hermans : 'Koninklijke Brouwerij'.

. Merkelbeek Paters Benedictijnen : 'Nursia'. Mook J.L.J. Nabben: 'Het Anker'.

Baarlo, gemeente Maasbree F.H.M. Hoefnagels (zonder naam). M.H .H . Janssen (zander naam). M.G.H. Korsten : 'Maaszicht'.

Munstergeleen Wed . J. Suijlen-Oonners (zander naam).

Blerick, gemeente Maasbree A.J.L. Bos: 'Het Anker'. L.S. Cremers: 'Het Hert'. C. Titulair: 'Concurrent' .

Nederweert P. Coumans: 'Oe Nijverheid'. J.M.H. Greijmans : 'Oe Hinde'. J.M. Hobus : 'Oe Pelikaan'. J. Kreijelmans: 'Oe Vier Linden'. G.H. Walkers: 'Oe Kroon'.

Maasniel Gebr. Bremmem: 'Excelsior'. J. Geraedts: 'Oe Valk'.

Neer Wed. P. Boonen-Mertens: 'Oe Lelie'. B. Geenen: 'Oe Lindeboom' . J. Vennekens (zonder naam).

Maastricht L. van Aubel: 'Gouden Brandewijnketel'. Gebrs. van Aubel (zander naam). Jos en M. van Aubel: 'Oe Hoop'. Firma N.A. Bosch: 'Oe Keizer'. J. BIom (P.c. Coenegracht) (zonder naam). Jos. A.H. Eberhard: 'Oe Orie Leeuwen'. Firma N. Gilissen, Maielle & Co.: 'Oe Leeuw' . M.F.J.Th. Grein (zonder naam). J.Houberechts (zonder naam). Firma Alph. Hustinx (zonder naam). A. Leenaers (zonder naam). A. Loomans (zonder naam). E.W.Th. Marres (zonder naam). A. Marres Zoon (zonder naam) . Firma M.J. Marres Zoon: 'Oe Valk'. J.H.E. Marres (zander naam). H .E. Meijers (zander naam) . N.V. Stoombierbrouwerij: 'Ceres'. J.M. Rutten (zander naam). Gebroeders Rutten : 'Oe Beer'. N.v. Rutten 's Bierbrouwerij: 'Oe Zwarte Ruiter'. Edm. Rutten: 'Het Witte Haan tj e' .

Nieuwstadt Am. Kruijen (zonder naam). Nuth W. Smeijsters (zonder naam) . Posterholt H .H . Schoenmakers: 'Oe Pauw'. G. Theelen: 'Oe Adelaar'. Roermond Bierbrouwerij Paters Camillianen (zonder naam) . P.W.H. Helders: 'Tivoli' . Oe kinderen Mikina: 'Oe Lelie' . J.H.P. Volkhemer (zonder naam). Roosteren L. Claessen (zonder naam). Schinnen J.M. Geurts (zonder naam) . H . Lintzen (zonder naam). H.J. Meens (zander naam).

75

Schinveld G. nüssen : 'Gambrinus'.

Velden J.M. van Leipzig (zonder naam).

Sevenurn P. Nabben: 'De Gouden Leeuw' . P.].H. Raedts: 'De Roos' . J.H.H. Vullinghs : 'De Hees'.

Venlo F. Klep : 'De Liefde'. J. van der Pasch: 'De Staai'. Firma A. Verzijl: 'De Hoepel'. Wed. L.A. Wolters: 'La Belle Alliance' . N.V. Venlosche Stoombierbrouwerij: 'Klosterbräu' .

SirnpeIveId J. Meentz jr. (zonder naam).

Venraij F.P.H. van Baar: 'Het Hert'. Wed. M.H. Janssen: 'De Gouden Leeuw'. M. Janssen: 'De Keizer'. Wed P.]. Rutten : 'De Roos' . Th. G.]. Slitz : 'Wilhelmina'. Franciscusstichting: 'Het Klooster' .

Sittard E. Arnoldts : 'Germania'. Gebroeders Damoiseaux (zonder naam). Gebroeders van Ganzewinkel (zonder naam). Wed. A. Roebroeck-Rutten: 'De Ster' . Jos. Verheggen: 'St. Rosa'. Strarnproij J.H. Maes: 'De Kroon' .

Vlodrop Missiecollege St. Ludwig: 'Straussfeld'.

Stein Maria Krux: 'De Fontein'.

Wanssurn J.H.J. Cremers: 'Limburg'.

Stevensweert A. Sevriens (Zünder naam).

Weert F. van den Broek: 'De Valk'. P.H.]. Derix: 'De Ster'. I.P.A. Joosten: 'Het Wapen van Weert'. H. Kuepers: 'De Kroon'. W. Leenders: 'De Nijverheid' . N.V. Wertha brouwerij: 'Wertha' . H.].H. Wouters: 'Het Slot'. Wouters en Janssen: 'St. Jan'.

Susteren L. Busch (zonder naam). Gebroeders Meuffels: 'De Drie Kronen'. Swalmen A.Q.C. Heijnen (Zünder naam). P. Hendrikx (zonder naam). W.H. Thijssen (zonder naam). H .H. Wuts: 'De Zwaan'.

WeIl, gerneente Bergen L.F. Haffmans: 'De Roobeek' . Th.H. Jenneskens : 'De Groote Wei' . H.F.H . Koppers: 'Het Hert'.

Tegelen E.H. Gitmans: 'Gambrinus' . A. Houba: 'Gouden Berg'. Th. Hilberts: 'National' . Missiehuis Steijl (Zünder naam).

Wessern Chr. Vogels (Zünder naam).

TItorn Chr. Crasborn (zonder naam). D. Tonnaer: 'De Zwaan' .

Wittern Paters Redemptoristen: 'Sintzelbach' . MecheIen, gerneente Wittern J.H. Lintzen (zonder naam) .

Vaals P. J. Schillings: 'Vaalserhof. H.]. Vaessen: 'De Kroon' .

WijIre M. Brand: 'De Kroon' .

Valkenburg P.H.]. Theunissen : 'De Valk'.

76

Kopje onder in de ondergisting

Met acht brouwerijen en een veelvoud aan biertypen en varianten blaast Limburg een aardig partijtje mee in de landelijke biersymfonie. Maar wat zijn acht brouwerijen als we dit aantal afzetten tegen de ongeveer tweehonderd brouwerijen van een eeuw geleden? Wat is er in ruwweg honderd jaar gebeurd met een nijverheid die karakteristiek was voor, en een groot economisch belang vertegenwoordigde in het gebied tussen Mook en Eijsden? Wat zijn de oorzaken voor de dramatische teloorgang van zoveel brouwerijen? Waarom werd in bijna alle dorpen en steden het vuur onder de brouwketels voor altijd gedoofd? Waarom stierf een eeuwenoude biercultuur zo'n plotse dood?

Voor deze dramatische teruggang zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De grote smaakverandering die zich in het laatste kwart van de vorige eeuw voltrok, blijkt achteraf de hoofdoorzaak geweest te zijn. Vooral de jeugdige drinkers, voor bijna elke producent een interessante doelgroep, keerden zich massaal af van het traditionele streekbier. Zij vielen voor het sirenenlied van het ondergistende bier, dat appelleerde aan een nieuw levensgevoel. In het voedingspatroon van een bevolking ontwikkelden veranderingen zich uiterst traag. Generaties lang stelde men zich tevreden met hetzelfde eten en dezelfde drank. De vernieuwingsdrift op economisch, sociaal en cultureel terrein, die de laatste helft van de vorige eeuw kenmerkt, wordt weerspiegeld in de acceptatie van het ondergistend bier, dat de markt stormenderhand en met vliegend vaandel veroverde. Pilsener, om de bekendste variant van deze categorie te noemen, werd in bijna alle landen van Europa en in de Verenigde Staten in korte tijd synoniem met bier. De bakermat van de ondergisting moeten we zoeken in het bierland bij uitstek: Beieren. V66r de invoering van de kunstmatige koeling waren de Beierse brouwers aangewezen op natuurijs uit de Alpen. Het werd opgeslagen in enorme kelders waar de temperatuur tot diep in het voorjaar niet boven het smeltpunt kwam. De verbreiding van de ondergistende brouwmethode zou het resultaat genoemd kunnen worden van een reeks van ontdekkingen, vernieuwingen en aanpassingen op het gebied van wetenschap en techniek, die in de loop van de negentiende eeuw zijn beslag kreeg.

De overschakeling naar een moderne produktiewijze durfden slechts weinig Limburgse brouwers te ondernemen door de hoge kosten die aan de nieuwe instalIaties verbonden waren. Staalgravure, 20ste eeuw.

77

van de eersten over op deze revolutionaire produktiewijze. Zijn Spatenbräu, ook nu nog een van de koplopers onder de Duitse brouwerijen, werd een kweekplaats voor kennis en vooruitgang. Binnen een decennium volgden bijna alle collega's Seid lmayers voorbeeld en was de stoombierbrouwerij onder de grote Zuidduitse brouwerijen algemeen. De invoering van stoom bij het koken van de bierwort en als aandrij fkracht voor pompen en machines was een eerste stap naar een volledige mechanisatie van de brouwindustrie. Het zuivere handwerk, het traditionele ambacht had daarmee afgedaan. De thermometer en sacharimeter, vindingen uit de achttiende eeuw, vonden algemeen toepassing en zorgden voor respectievelijk een betere regulering van de temperatuur tijdens het brouwen en de mogelijkheid om precieze extract-bepalingen te doen. Van niet te onderschatten belang was het Internationaal Brouwcongres dat in 1873 in Wenen plaatsvond. Van een ander congres in de Oostenrijkse hoofdstad weten we dat er volop gedanst werd, maar ook bij dit evenement was er alle aanleiding om te dansen. Van vreugde wel te verstaan, omdat professor Carl von Linde op deze bijeenkomst zijn verhandeling over de kunstmatige koeling openbaar maakte. Drie jaar later werd de eerste bruikbare compressie-koelmachine gebouwd in de machinefabriek Augsburg Nürnberg. In 1879 volgde de stichting van de 'Gesellschaft für Linde's Eismaschinen', waarvan hij tot 1890 voorzitter was. De uitvinding van Carl von Linde betekende een omwenteling. Eindelijk waren de vele problemen en hoge kosten verbon den aan koeling met natuurijs de wereid uit. De koelmachine kon de lage temperatuur, nodig voor de bereiding van ondergistend bier leveren, het hele jaar door.

Personeel brouwerij N.A. Bosch in Maastricht. Foto uit 'Mestreechs Aajt', 1982.

Engeland vervulde vooral op het technische vlak een gidsfunctie. Terwijl op het vasteland het bierbrouwen nog een nijverheid was, had het zich daar ontwikkeld tot een volwassen en bloeiende industrie. De stoommachine was bijna overal ingevoerd en de mechanisatie had een hoge graad van ontplooiing en perfectionering bereikt. Van doorslaggevende betekenis voor de ontwikkeling van de brouwnijverheid op het Europese vasteland was een studiereis die een aantal Duitse brouwers in de jaren dertig van de vorige eeuw naar Engeland ondernam. In het gezelschap dat de oversteek waagde, was de meesterbrouwer Gabriel Seidlmayer uit München. Een pi entere zakenman die de mogelijkheden van de toepassing van stoom op de juiste wijze inschatte. Hij schakelde in 1846 als een 78

. .~

Oe laatste grote sprong voorwaarts was de ontdekking in 1883 van de zogenaamde 'reincultuur' door de Deen Emile Hansen. Hij was in zijn wetenschappelijk werk aangespoord door het onderzoek van Louis Pasteur, die met zijn beroemde studie 'Etudes sur la biere', de basis voor de moderne gisting heeft gelegd. Er zouden na de eeuwwisseling nog andere vindingen volgen die het brouwproces betnvloedden, zoals de introductie van de wortfilter en de platenwarmtewisselaar, waarmee men de wort afkoelt zonder dat de afgestane warm te verloren gaat. Deze revolutionaire vernieuwingen gingen vanzelfsprekend niet onopgemerkt aan Nederland voorbij. Een brouwer uit Groningen komt de eer toe als eerste in ons land op ondergisting overgegaan te zijn. We schrijven op dat moment het jaar 1847. In Amsterdam werd in 1864 de Koninklijke Nederlandsche Beiersehe Bierbrouwerij gesticht; een jaar later gevolgd door Gerard Adriaan Heineken & Co., die in hun al bestaande brouwerij Oe Hooiberg een installatie voor de vervaardiging van ondergistend bier lieten plaatsen. In 1871 opende de Beiersehe Bier-

'1' rvtf'P

, ,~

':"

De paters van Steyl brouwden bij God's genade.

brouwerij de Amstel haar poorten. Hetzelfde jaar laat de vestiging van de eerste ondergistende brouwerij in Limburg zien: Rutten's Bierbrouwerij Oe Zwarte Ruiter in Maastricht. Aanvankelijk lagerde J.H. Rutten zijn bier in de mergelgroeven van de Sint-Pietersberg. Na enkele jaren zag hij hiervan af en volgde de Noordnederlandse brouwers door te investeren in een installatie voor kunstmatige koeling. Bier van Oe Zwarte Ruiter werd een begrip en was zeer gewild, zelfs boven de grote rivieren . Dit succes bleef niet onopgemerkt. Meer en meer kwamen brouwers tot het besef dat invoering van stoomkracht en overschakeling op de nieuwe brouwmethode van levensbelang was. In Maastricht volgden onder meer de gebroeders van Aubel hun stadgenoot Rutten. Oe eerste pilsener die hier gebrouwen werd, kreeg de naam Ridderpils. Een pakkende naam die zo aansloeg dat men de brouwerij omdoopte in Oe Ridder.

Brouwerij Vullinghs Sevenum.

79

Ook elders in de provincie zat men niet stil. In Venlo werd in 1872 door Gerard Schellens begonnen met de bouw van de stoombierbrouwerij Casino. Een jaar later meldde het jaarverslag van de Karner van Koophandel: ' ... Oe hier sinds 1872 in aanbouw zijnde stoombierbrouwerij en mouterij van de heer Gerard Schellens is in december 1873 klaargekomen en in werking getreden. Oe inrichting is dusdanig dat alle werkzaamheden door stoom geschieden. Men denkt daarin alleen Beiersch bier te maken. Oe roerkuip houdt in 104,1 hectoliter en wordt ook doar de machine gedreven, zoodat wanneer twee keer gebrouwd wordt dagelijks 160 hectoliter gebrouwd kan worden. Oe gebouwen zijn omvangrijk, met ruime kelders voorzien, het water is goed, en het eerste bier bijzonder goed uitgevallen, zoodat het alle schijn heeft dat deze brouwerij een gunstige uitkomst zalleveren ... ' In 1883 werd Heinrich Boetzkes eigenaar van de Casinobrouwerij. Hij is in 1898 een van de acht aandeelhouders als de brouwerij wardt omgezet in een naamloze vennootschap. Oe N.V. Venlosche Bierbrouwerij Klosterbräu was de eerste brouwerij in Noord- en Midden-Limburg die de naamloze vennootschapsvorm bezat. Meest interessante aandeelhouder was ]oseph Oiebels, bierbrouwer uit Issum in Ouitsland, naamgever en grondlegger van de grootste altbrouwerij in de huidige Bondsrepubliek. Ook twee bestaande Venlose brouwerijen gingen op stoom en ondergisting over. Oe Hoepel van Antoon Verzijl, later opgevolgd door Antoon de Rijk, zou tot in de Eerste Wereldoorlog boven- en ondergistend bier leveren. La Belle Alliance van de familie Wolters ging als laatste Venlose brouwerij in de Tweede Wereldoorlog ten onder.

In Weert opereerde de N.V. Wertha Bierbrouwerij, een voortzetting van brouwerij Oe Ster van de firma Coolen & Co. In 1909 nam Jos. Mathijsen het roer over. Men vergrootte het afzetgebied door overname van verschillende brouwerijen in Midden-Limburg. In 1934 besloot men tot een fusie met brouwerij d'Oranjeboom in Rotterdam. In Horn bleef lange tijd brouwerij Huyben actief. Oe brouwerij was een initiatief van leerlooier en zadelmaker Theo Huyben. In het zuiden van Limburg waren rond 1900 belangrijke brouwerijen de al genoemde Maastrichtse bedrijven en de stoombierbrouwerij Gambrinus van J.W. de Hesselle in Heerlen, de firma Wed. Brand te Wijlre, de Gulpener Bierbrouwerij en de Aachener Export Bierbrauerei Oittman & Sauerländer te Houthem.

Aan de Lomstraat in VenIo gaf de open poort links toegang tot brouwerij La Belle Alliance van de familie Wolters.

80

tevens kapitaal moeten steken in de voorraad. Oit alles samen was een financie1e inspanning die de doorgaans kleine en weinig kapitaalkrachtige bedrijyen niet konden leveren. Voor en na zouden alle bovengistende brouwerijen van het toneel verdwij nen. Zij leverden een produkt waar steeds minder belangstelling voor was en gingen kopje onder in de ondergisting. Oe brouwerijen die geYnvesteerd hadden in de nieuwe techniek, zagen hun omzet stijgen in de betrekkelijk gunstige jaren na 1900 .

Overschakeling Oe grote overstap van de traditionele bovengistende naar de moderne en geavanceerde ondergistende brouwmethode hebben maar weinig Limburgse brouwers durven ondernemen. Oe overschakeling vergde lef tot innovatie en vooral een grote investering, waaraan de meeste Limburgse brouwers niet durfden te beginnen. Omdat het ondergistend bier veel langer gelagerd moest worden, zou men

.... .. ~

Viltje brouwerij L. Janssen, Helden-Panningen.

81

De verdere teloorgang

Het verval van de Limburgse brouwnijverheid moeten we niet alleen toeschrijven aan de toenemende populariteit van ondergistende bieren. Ook de accijnswetgeving heeft met niet-afiatende ijver aan de fundamenten geknaagd. En helaas met succes. Tot 1867 was de inhoud van de roerkuip het criterium om belasting te heffen. Tja en wat doe je in zo'n geval als noodlijdende neringdoende? Juist, je maakt het bekende gezegde 'pompen ofverzuipen' tot je leefregel en gaat steeds meer water bij het bier pompen om op die manier tegen een zelfde bedrag aan accijns zo veel mogelijk bier te krijgen. Water bij de wijn doen, kan in overdrachtelijke zin wel eens van veel inzicht in de menselijke natuur blijk geven . Water bij het bier nooit. Het leverde een ongenietbaar produkt op, waardoor de kwalitatief veel betere Ouitse ondergistende bieren, ondanks de hogere prijs, een toenemende afzet vonden. In 1867 werd de wet aangepast. Oe brouwer kon een keuze maken tussen de oude aanslag naar de inhoud van de beslagkuip Of een aanslag naar het verbruikte moutmeel. Er schuilde echter een giftig addertje onder het fiscale gras. Aangifte kon alleen gedaan worden over een hoeveelheid van minimaal vierhonderd pond moutmeel per brouwsel. Oe grote brouwerijen werden hierdoor bevoorrecht. Oe kleinere brouwers konden van zo'n portie alleen maar dromen en werden door deze bepaling van het gebruik van de nieuwe wetgeving uitgesloten. Zo ging en de kans op verbetering van hun produkt en de aanpassing aan de nieuwe smaakeisen van het publiek aan hun neus voorbij. Belastingverhogingen in 1917, waarbij de bieraccijns met vierhonderd pro-

Een straatnaambordje in de Venlose binnenstad herinnert aan een rijke en bruisende geschiedenis.

82

cent steeg, een situatie die wij alleen kennen van notoire infiatie-Ianden, en verdere opschroeving van de tarieven in 1924 en 1933 zullen eveneens demotiverend gewerkt hebben. Brouwerszonen die op het pu nt stonden het familiebedrijf over te nemen, zagen in bier geen brood meer.

Oorlogsbier De belastingverhoging van 1917 stond in direct verband met de Eerste Wereldoorlog die aan Nederland wat betreft directe krijgshandelingen voorbijging, maar die in het boek van de geschiedenis van het bier een inktzwart hoofdstuk vorrnt. Al direct in 1914 deden zich moeilijkheden voor bij de grondstoffenvoorziening. In alle landen werd een exportverbod voor gerst en mout afgekondigd. Met speciale consulaire verklaringen kon men nog gerst uit Engeland en Schotland laten komen, tot die in 1916 werden afgeschaft.

S'fOOMBIERBROlJWERJJ

EN

Brouwerij en cafe De Staay in VenIo.

Door het wegvallen van export in de oorlogvoerende landen was de uitvoer van Nederlands bier tussen 1914 en 1916 gestegen van 100.000 hectoliter naar 150.000 hectoliter. De een zijn Krieg, is de ander zijn bier. Toen de Nederlandse regering een exportverbod voor bier afkondigde en de import van brouwgranen onmogelijk werd, kwamen de donkere wolken die zich al langer samengepakt hadden, tot ontlading. De schaarste deed de prijzen explosief stijgen. Voor honderd kilo mout, waarvoor een brouwer in 1914 nog f 23,- had betaald, moest hij in 1916 f 40,- en eenjaarlater f 55,- neerleggen. Een zelfde ontwikkeling liet de hop zien, die van f 66,-in 1914totf 220,-in 1918pervijftigkilo in prijs steeg. Naast het nijpend gebrek aan gerst, mout en hop, werd de steenkoolvoorziening tot dertig procent van het vroegere gebruik teruggebracht. De oplossing voor de vele problemen was een verlaging van het stamwortgehalte. Dit betekende minder grondstoffen en meer water; dus bier met een

IJSFABRIEK

"LA BELLE ALLIANCE" FIRMA

L. A. WOLTERS - VENLO TELEFOON 221

LOMSTRAAT 24

Prima Bieren: LICHT EN DONKER LAGER PILSNER· EN MÜNCHENER SPECIALITEIT VENLONABIER · op fust en flesch

LimOnIldes cn Mineralilwater "H ACKER S P RU0 EL" Advertentie brouwerij La Belle Alliance, Venlo.

83

laag alcoholpercentage. Injuli 1917 kwam het 'oorlogsbier' of'ßuitjesbier' op de markt. In de Nieuwe Venlosche Courant van 14 juli 1917 maakten de leden van de afdeling Venlo van de Nederlandsche Brouwersbond bekend: ' ... dat op de vergadering van verleden Donderdag de minimumprijs hunner Bieren is gesteid op 14 cent per Liter, zulks in werking getreden zijnde 12 juli j.1. ... ' Voortaan zou men alleen nog leveren tegen contante betaling en zander korting. Het waren dagen van beproeving, en de Venlose bierliefhebber zal helemaal de schrik om

Hoeveel er ook in Gulpen sinds de eeuwwisseling veranderd is, bier wordt er nog steeds gebrouwen.

het hart geslagen zijn toen hij op 11 augustus van hetzelfde oorlogsjaar 1917 in zijn krant een advertentie vond van de Nederlandsche Brouwersbond, waarin kond werd gedaan: ' ... Ten einde te geraken tot besparing van grondstoffen en steenkolen en tot een verminderde bierproductie, brengt de Nederlandsche Brouwersbond ter algemeene kennis dat met ingang van maandag 13 augustus 1917, in Nederland niet anders zullen mogen verkocht worden dan twee soorten bier, n.1. een Luxe-bier licht gekleurd en een Volksbier, donker gekleurd waarvan de prijzen beduidend hooger zullen zijn en nader aan de afnemers zullen worden bekend gemaakt ... ' Ook het gedistilleerd ontkwam niet aan een rigoureuze prijsstijging: een borrel steeg van zes cent tot dertien cent. In een enkel geval probeerde men de klip van de grondstoffenschaarste te omzeilen door naar vervangende produkten te grijpen. Er werd gebrouwen met rijst, tapiocameel en suiker. Een enkeling probeerde het met alleen suiker en hop. Maastrichtse brouwers trachtten van de nood een deugd te maken door hun bedrijven in te richten als groentedrogerijen.

Brouwerijen gaven en geven sntaak aan Lintburg.

84

Naast de gedwongen omzetbeperking voor eigen land, kondigde de regering in maart 1918 een algeheel uitvoerverbod voor bier af. Exportbedrijven als de Aachener Export Bierbrauerei in Valkenburg kwamen hierdoor in ernstige problemen. In 1918 werd de achturige werkdag in de brouwerijen ingevoerd. Eisen voor hoger loon schroefden de produktiekosten opnieuw op. Tussen 1916 en 1918 daalde de totale Nederlandse bierproduktie van 1.739.000 hectoliter naar 722.000 hectoliter. Dronken de Nederlanders in 1916 nog 26,8 liter bier per hoofd van de bevolking, in 1918 was dat nog maar 10,8 liter. De cijfers uit het omzetboek van de Gulpener Bierbrouwerij, Distilleerderij en Azijnfa-

Aan de Maasstraat in het Middenlimburgse 001 vinden we het grote witte pand van brouwerij Korsten.

Horner Jager een pilsener uit Huyben's Bierbrouwerij, Horn.

briek spreken klare taal. In 1916 was de omzet 12.228 hectoliter. Twee jaar later 6.280 hectoliter. Hoewel de afzet verminderde, steeg door regelmatige prijsverhogingen de opbrengst. De Eerste Wereldoorlog werd een ramp voor de brouwerijen. Tussen 1916 en 1918 staakten 112 Nederlandse brouwers hun activiteiten. Was het aantal brouwerijen in Limburg tussen 1900 en 1913 al gedaald van 193 tot 177 , volgens andere bronnen zelfs tot 116, de Eerste Wereldoorlog en de nasleep hiervan zetten echt fors het mes erin. In 1920 telde de provincie 94, eenjaar later nog maar 79 brouwerijen. De eerste jaren na de oorlog brachten een licht herstel. Het trage tempo van de veranderingen en de stijging van Ionen en grondstofprijzen deden het mogelijk guns ti ge etfect echter weer teniet. Het bleef sukkelen; zeker door de na 1920 intredende korte economische depressie, de grote werkloosheid, de vermindering in koopkracht bij het publiek en enkele bar sIechte zomers. Het vertrouwen van de klant, geschokt door het inferieure oorlogsbier, werd niet meer teruggewonnen. Ook niet toen men

85

perken tot de exploitatie van de bierhuizen. Het bedrijf werd verkocht aan Heineken's brouwerij en door deze voortgezet als Sint Servatius Brouwerij. De firma Rutten werd uiteraard verplicht in haar etablissementen het bier van Heineken te schenken. Een zelfde tactiek werd gevolgd door Amstel die in Heerlen de N.V. Stoombierbrouwerij Gambrinus overnam. In 1923 was Heineken weer actief in Maastricht, waar brouwerij Marres werd overgenomen en opgeheven. Acht jaar later was brouwerij Ceres van de firma Regout het slachtoffer van Heineken. DoOf het verlenen van kredieten en faciliteiten aan horeca-ondernemers werd de positie van de kapitaalkrachtige brouwerijen steeds sterker en zagen de dorpsbrouwers zich buitenspel gezet. Intensieve reclamecampagnes in dagbladen en tijdschriften en het verstrekken van reclamemiddelen als bierglazen, asbakken en viltjes, droegen bij tot de naambekendheid van slechts enkele grote merken. Deze concentratie die in Limburg overigens later op gang gekomen is dan elders in ons land, heeft de

Gevelsteen brouwerij De Gouden Berg in Tegelen.

in 1920 begon met het brouwen van bier van VOOfoorlogse kwaliteit. Steeds meer kleine bedrijven moesten sluiten. Ook de horeca maakte een moeilijke tijd door vanwege het structurele karakter van de daling van het bierverbruik. De kleintjes moesten wijken voor de groten, die steeds meer brouwerijen opkochten en stillegden om de plaatselijke afzet over te nemen. Een schok voor het vertrouwen in de toekomst was de overname in 1920 dOOf Heineken van Rutten's Bierbrouwerij De Zwarte Ruiter, de ondergistende trots van Maastricht en ogenschijnlijk een sterk bedrijf. De Zwarte Ruiter had verspreid dOOf het land overal zogenaamde 'Maastrichtse Bierhuizen' geopend. DoOf de expansieve en eigenlijk te snelle groei werd de onderneming geconfronteerd met ernstige financiele problemen. Een debacle tekende zich af. Men besloot de bierbrouwerij op te heffen en zich te be-

stto.ppi~ tenfIoostet "c,,=''''"'''~'''' iÄf,..li".l Q3rouwetij $:~g"lcn,

B% 3.?L

De n ''iehd. . H6er. P~t~l·t)

."y ' ,

.l.J:/ e.n .

lt"'f. 341 ""'~

4. Jn,."11.l1U'1 19~::- .

Roel~n.ds.ilhe:'!t,r.!:l.at .

• .

Rllel ~mu

1

i

mo.t.n bInnen 1 maand ge.chi,den. -

Nota van de brouwende Trappisten in Tegelen.

86

_

__

Na de Tweede Wereldoorlog Kort na de Tweede Wereldoorlog lag het bierverbruik uitzonderlijk laag: rond de tien liter per hoofd van de bevolking. Ooor collectieve bierreclame en de instelling van de Bierwacht probeerde men het tij te keren. Oat mag als geslaagd beschouwd worden. We hebben ons met zijn allen weer tot het bier bekeerd. In de jaren tachtig lag het hoofdelijk verbruik per jaar op tachtig liter. Oe export groeide flink; vergeleken met de jaren vijftig is de uitvoer vervijftienvoudigd. Oe concentratie zette echter ook door. Oe kleine bedrijven kwamen in moeilijkheden door accijnsverhogingen en het gemis aan kapitaal om te moderniseren en uit te breiden. Het ontbrak hun bovendien aan geld om cafes aan zich te binden door de verschaffing van langlopende kredieten. Oe kleine brouwers in Limburg die zich met hangen en wurgen hadden weten te handhaven tot na 1945, gingen ten onder in de concurrentiestrijd tegen de grote ondernemers. In 1945 waren in Limburg zevenentwintig brouwerijen, vierenveertig jaar later slechts acht.

Brouwerij De Roos, Sevenum.

doodsteek betekend voor de laatst overgebleven brouwers. In 1930 bedroeg het aantal brouwerijen in Limburg eenenvijftig - zes jaar later was dit teruggelopen tot vijfentwintig. Oe bierproduktie concentreerde zich meer en meer in de gemeenten Maastricht, Meerssen, Eijsden, Valkenburg, Wijlre, Gulpen en Vaals, die in 1930 veertig procent van al het in Limburg gebrouwen bier leverden. Oe grootste plas hiervan kwam uit Wijlre, Valkenburg en Gulpen, waar de drie grootste en bekendste brouwerijen gevestigd waren. Van enige betekenis waren eveneens de brouwerijen Smeysters in Echt, Wertha in Weert, Huyben in Horn, Oe Vriendenkring in Arcen, Oe Lindeboom in Neer, Oe Kroon in Stramproy en La Belle Alliance in Venlo. Het Limburgs bier had in zijn eigen provincie het alleenrecht verloren. Oronken de Limburgers in 1913 per hoofd nog 103 liter per jaar, waarvan zevenennegentig procent afkomstig was uit brouwerijen om de hoek, in 1938 was dit gekelderd tot drieendertig liter, waarvan slechts nog zesenveertig procent uit Limburgse brouwerijen kwam.

Brouwerij Boost in Heerlen leste de dorst in deze snel groeiende gemeente.

87

Zij hebben alle stormen getrotseerd, dragen de erfenis van een rijk en boeiend verleden en bi eden ons een smakelijk tableau van bieren. Hopelijk nog tot in lengte van jaren.

Helden telde in 1913 drie brouwerijen.

Al.r 1)orst C'n1)ranck l11(tlk[/(lr onfmoef

J

[ls''t 13iner d' oor.rpronch);an hel Sod: z,iel BC8eererz en het Geevert.,

o U

Vw CfJofJ't., cn :, Leevel1s Jprin9fontY1l, Sal E'~u1:08e ~rgtJickil19 z!:Jn, 1> ie 'Weeldcn 7u s t., J'oeck J'ufckeenlee)j('l1.

88

Limburgse brouwerijen nu Acht Limburgse brouwerijen, waarvan vijf in het zuiden, twee in het midden en een in het noorden van de provincie, brouwen samen een veelvoud aan bieren. Bieren, verschiHend van kleur, geur, smaak, karakter en stijl. Bieren om dorst te lessen, behoedzaam van te proeven of ongecompliceerd van te genieten. Limburg schenkt aan de wereId een grote tafel vol verschillende bieren: een prachtig stilleven, levende produkten om stil van, of tot leven gewekt te worden, Op acht plaatsen zoemen en zingen de brouw-

ketels de eeuwenoude symfonie. Het Limburgse bier, waarvan de wortels in een ver en deels ongrijpbaar verleden liggen, wordt in deze brouwerijen met het inzieht en de kennis van tegenwoordig gebrouwen, waarbij het oog gericht is op de toekomst. Zo wordt een brug geslagen tussen een eerbiedwaardige traditie en een uitnodigend toekomstperspectief. Oe brouwerijen geven smaak aan de provincie, waaraan ze zieh gebonden weten om historische, sociale en economische redenen.

Een ontdekkingsreis van noord naar zuid

Arcense Stoombierbrouwerij 1. Arcense Stoombierbrouwerij Kruisweg 44, 5044 EN Arcen

2, Lindeboom Bierbrouwerij Engelmanstraat 54, 6086 BD Neer 3. Brouwerij Sint-Christoffel Bredeweg 14, 6042 GG Roermond 4. Meens Bierbrouwerij B.V. Thu1115- 19, 6365 AC Schinnen 5. Bierbrouwerij Oe Leeuw B.V. Prinses Beatrixsingel 2, 6301 VL Valkenburg 6. Koninklijke Brand Bierbrouwerij B.V. Brouwerij straat 2-10, 6321 AG Wijlre 7. Gulpener Bierbrouwerij B.V. Rijksweg 16, 6271 AE Gulpen 8. Bierbrouwerij Oe Ridder Oeverwal 4, 6221 EN Maastricht

Aan de weg naar het veer dat Arcen verbindt met Broekhuizen, ligt de Arcense Stoombierbrouwerij, een markant gebouw in het prachtig uiterwaarden-Iandschap van de Maas. Oe brouwerij is in oorsprong een initiatief van vier Noordlimburgse dorpsbrouwers, die in 1915 hun krachten bundelden. In maart van dat jaar versehenen Leopold Haffmans van brouwerij Oe Roobeek in WeH, Gerard van Soest, brouwer in Broekhuizen, Gerard van Oijck

89

van brouwerij Oe Oranjeboom in Broekhuizenvorst en brouwer August Schraven van Het Anker in Lottum voor de notaris om de plannen, waaraan zij gezamenlijk gestalte wilden geven, vast te laten leggen. Heel toepasselijk noemden zij hun nieuwe naamloze vennootschap Stoombierbrouwerij Oe Vriendenkring. Het kapitaal van de vennootschap bedroeg in 1916 f 70.000,-, verdeeld over zeventig aandelen. In 1920 besloten de grondleggers, waarvan August Schraven inmiddels overleden en door zijn weduwe Hubertina als vennoot opgevolgd was, twee nieuwe se-

J

ries van zeventig aandelen elk te plaatsen om meer financiele armslag te krijgen. Het kapitaal kwam daarmeeopj 210.000,-. Totdirecteur werd Leopold Haffmans en tot gedelegeerd commissaris Gerard van Oijck benoemd. In 1949 ging het grootste deel van het aandelenpakket over naar bierbrouwerij Oe Orie Hoefijzers in Breda. In 1968 ging deze op in de Allied Breweries, de Britse brouwgigant. Van de fiesjes uit de Arcense brouwerij verdween het zo bekende etiket met de letters VK, wat stond voor Vriendenkring. In 1981 pakten zieh donkere wolken samen boven de vestiging van SKOL in Arcen. Oe directie van de multinational had het onzalige idee om de brouwerij te sluiten. Economisch onrendabel heette het. Oe toekomst zou anders uitwijzen. Een zestal SKOL-medewerkers uit de Arcense brouwerij en een vestiging uit Helmond die ook opgeofferd werd, trok de stoute schoenen aan en besloot onder de bezielende leiding van brouwmeester Ton van de Reek de brouwerij voor twintigjaar te huren. In het contract werd vastgelegd dat er geen bier van lage gisting gemaakt mocht worden. Oe eerste vier maanden werd er weIntg gebrouwen, wel veel

gesloopt, gebouwd en schoongemaakt. In september 1981 was het zover; het eerste naoorlogse bovengistend bier uit Limburg stroomde in de glazen. Eenjaar na de feestelijke her-ingebruikneming had de Arcense Stoombierbrouwerij zieh al een warm plaatsje weten te veroveren in het hart van de bierliefhebber met vijf speciaalbieren. Oe produktie steeg van 2.500 hectoliter in 1982 tot 4.000 hectoliter een jaar later. Aan de uitbreiding van het assortiment bieren van hoge gisting werd gestaag doorgewerkt. Het is nu het meest uitgebreide van ons land. Oe Arcense brouwerij timmert aan de weg met speciaalbierfestivals, rondleidingen, adviezen

90

aan chef-koks voor verwerking van bier in tongstrelende gerechten, een collectie glazen die de begeerte van de verzamelaar opwekt, bier op stenen kruiken en zeker niet op de laatste plaats met het gezellige brouwerij-cafe Oe Proeverij waar Henk en Antoinette Clevis op uiterst deskundige wijze beginnende, maar ook doorgewinterde bierliefhebbers een applicatiecursus bier drinken en genieten geven. Alle Arcense bieren die op dat moment leverbaar zijn, want de brouwerij richt zieh naar de seizoenen, worden met liefde geserveerd. Geen vraag over het Arcense bier blijft onbeantwoord. Uit de overheerlijke bierpap de lekkerste krenten:

Arcener Oerbock Een robijnrood bockbier van het Duitse type. Gebrouwen uit drie soorten gebrande mout en Hallentauer hop. Na drie maanden lagering bereikt dit bier een alcoholpercentage van 6,5%. Serveren op keldertemperatuur, dat wil zeggen 10 tot 14 ° C.

Oud Limburgs Een goudkleurig bier naar oude traditie gebrouwen. Het alcoholpercentage is 60/0. Gebrouwen uit twee soorten mout en iets minder hop dan gebruikelijk. Zo uit uw bierkelder in het glas. Altforster Alt Een stevig gehopt altbier van het Duitse type. Een heerlijk aromatisch bier, met een licht bittere smaak. Het alcoholpercentage bedraagt sOfa. Altforster Alt wordt geserveerd op circa 8 ° C.

HertogJan Tripel Een edel bier van status, zegt het etiket. Deze donkerkleurige trappist gist op de fies na. Met zijn 8,5% een bier voor de bekwame drinker, die hem schenkt op een temperatuur van ongeveer 14 ° C. Meibock Een goudgeel bier dat zeer verleidelijk is om door te drinken, maar met 70fa alcohol zijn werking op een zomerse dag niet mist. Een straffe en gauw onderschatte broeder, die het lekkerst smaakt op keldertemperatuur, zo rond de 12 a 14°C. Arcener Stout Donkerbruin, bijna zwart van kleur. Gebrouwen met vier gebrande moutsoorten en een fiinke hoeveelheid hop. Het percentage alcohol is 6,50fa. Drinken op een tem pera tu ur van circa 1 0 °C. Arcener Tarwebier Gebrouwen in de traditie van het Duitse Weizenbier. Heeft nagisting op de fies. Schenktemperatuur 12°C. HertogJan Grand Prestige Het paradepaardje van de brouwer. Een bier met 10 % alcohol, als wijn geschonken en gedronken bij ± 15°C! Gist na op de 91

fies en is jarenlang houdbaar indien de eigenaar zo verstandig is om zijn kelder te mijden. Want de verleiding om hem toch te openen is voor een normale sterveling te groot.

Lindeboom Bierbrouwerij In 1870 nam Willem Geenen, die tot dan zijn kost verdiende als stroopmaker, een kloek besluit. De welvaart steeg en er was steeds minder vraag naar zijIi zoete broodbeleg dat geassocieerd werd met de armoede die voor velen tot het verleden behoorde. In de dorpskom van Neer bouwde hij

onder de schaduw van een imposante linde een brouwerijtje. In het dorpje van duizend inwoners waren op dat moment vier brouwerijen. Hij moest dus wel over de grenzen van het eigen dorp uitkijken. Een gelukkige omstandigheid was dat een familielid uit Buggenum met brouwen ophield en Geenen de klantenkring kon overnemen. Als een van de eersten kocht hij in de jaren negentig van de vorige eeuw een flessenafvulmachine. Al vroeg

werd een kwart van de totale produktie in flessen afgezet. Zijn bier werd over heel Nederland bekend door de Maasschippers die, als ze in het haventje van Neer voor anker lagen, niet verzuimden om een kratje Lindeboombier aan boord te nemen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd een derde van het bier in Neer zelf gesleten. Tegenwoordig gaat driekwart van de produktie op fust om afgezet te worden in de driehoek Venlo-Weert-Roermond. Oe flessen vinden hun weg in heel Nederland, waar de reclameslogan: 'Ontdek een uniek stukje Limburgs natuurschoon' blijkbaar goed aanslaat. Op bescheiden schaal wordt naar Engeland en de Verenigde Staten geexporteerd. Oe brouwerij beschikt over twee eigen bronnen in het kiezelbed van de Maas. Het water wordt niet onthard, maar wel ontijzerd. Oe grondstoffen, hop en mout, betrekken de Geenen's uit tal van landen. Lindeboom pasteuriseert niet, wat de smaak ten goede komt maar de houdbaarheid beperkt. Oe brouwerij wordt thans geleid door Ben en Willem Geenen, achterkleinzonen van de oprichter. Enkele jaren geleden breidden de eigenaren de gist- en lagercapaciteit uit. Lindeboom timmert aan de weg met 92

pilsener, oud bruin, bockbier, meibock en het speciaalbier Gouverneur. Lindeboombieren lageren minimaal twee maanden en hebben een vrij hoge bitterwaardeo

Brouwerij Sint-Christoffel Zwartkijkers die beweren dat dromen bedrog zijn, kunnen wij adviseren met Leo Brand van brouwerij Sint-Christoffel in Roermond te praten. Hij heeft zijn dromen door noeste arbeid ver-

werkelijkt. Leo, teIg uit een bekend brouwersgeslacht, droomde al op de middelbare-schoolbanken van een eigen brouwerij. Na een H.B.S.-opleiding in Roermond en enkele jaren Landbouwhogeschool in Wageningen, vertrok hij naar het buitenland. Aan de Fakultät für Lebensmitteltechnologie van de Münchener universiteit studeerde hij af als gediplomeerd brouwerij-ingenieur. Na beeindiging van zijn studie deed Leo Brand als brouwmeester veel ervaring op bij enige Ouitse brouwerijen. Hij startte

een mouterij in Würzburg, die wel succesvol was, maar die toch niet meer dan een springplank bleek te zijn. In 1986 verwezenlijkte Leo Brand zijn droom: een eigen brouwerij. Ondanks de argusogen van sceptici, en na een hoop geharrewar met subsidieverlenende instanties. In Roermond kon een pand worden aangekocht. Oaar werd in een voormali ge opslaghal met een oppervlakte van ongeveer 250 m 2 , in zes maanden tijd de in Zuid-Ouitsland gekochte brouwhuisapparatuur gelnstalleerd. In september 1986 volgde de opening. Oe brouwerij, genoemd naar de stadspatroon van Roermond, kreeg een golf van positieve publiciteit. Oe belangstelling was overweldigend. Al tijdens de opening moest de brouwer 'uitverkocht' verkopen. Voorwaar een vliegende start. Het SintChristoffelbier, een pilsener, scoorde hoge ogen op de Nationale Flessenpils Proeftest. Bij de eerste editie werd een tweede plaats en bij de tweede aflevering een glansvolle eerste plaats bereikt. Ondanks het feit dat Rome Sint-Christoffel van de officie1e heiligenkalender geschrapt heeft, stroomt er blijkbaar toch genade uit de hemel over de brouwer en

93

zijn levenswerk. Leo Brand levert zijn bier in een bijzondere tweeliterfles. Er hangt een fors statiegeldprijskaartje aan, maar de meeste flessen komen niet in de brouwerij retour. Oe pilsener uit Roermond wordt ondergistend gebrouwen naar de principes van het Reinheitsgebot. Geen flauwekul, puur natuur, zonder conserveringsmiddelen of schuimstabilisatoren et cetera. Omdat het bier voor de botteling niet gefiltreerd wordt, is er in de fles - er zijn ook 'normale' flesjes verkrijgbaar - een depot van eiwit en gist. Geen nood, dit bezinksel is gezond voor huid en darmflora. Een Roermondse huisarts schreef een patiente zelfs een slaapkuur met Sint-Christoffel voor. Het geheim van de volle smaak, die volledig tot ontwikkeling kan komen omdat men niet pasteuriseert, schuilt in de zuivere grondstoffen, waaronder zuurmout. Als ex-mouter weet Brand natuurlijk ook op dit terrein van de hoed en de rand.

Meens Bierbrouwerij In 1870 stichtte Joseph Meens een brouwerij in het vlekje Thull bij Schinnen. Hoewel de on dergistende bieren juist in deze periode sterk in opkomst waren, brouwde Joseph enkel en alleen bovengistend. Rond de eeuwwisseling schakelde men over op het moderne 'Beiersche bier'. Oe brouwerij was overigens niet de enige bron van inkomsten. Het bedrijf was gehuisvest in een boerderij. Een combinatie die vaker voorkwam In Limburg. 's Winters werkte men als brouwer, de rest van het jaar als boer.

Het boerenbedrijfleverde de gerst voor de brouwketels. Het bier van Bierbrouwerij Meens werd uitsluitend onder de rook van de brouwerij genuttigd. Men leverde alleen op fust. Het jaar 1960 markeerde een ommekeer. Oe brouwerij ging het bier afvullen op Hessen. Een gouden greep, want de opmars van het fenomeen 'de thuisdrinker' was onstuitbaar. Oe Limburger van v66r de Tweede Wereldoorlog dronk vooral in het cafe, zijn kinderen en kleinkinderen haalden steeds vaker een kratje in huis. Oe stijging van de welvaart, de aanschaf op grote schaal van koelkasten en het wegvallen van sociale contacten waren hier onder andere debet aan. Oe expansieve groei van de

94

thuisverbruikersmarkt maakte de hoge investering in de bottelarij rendabel. Oe Alfabrouwerij, de naam die nu gevoerd wordt, produceert per jaar 40.000 tot 45.000 hectoliter, waarvan vijfennegentig procent in Hesjes. Oe rest wordt op fust, met een intern koolzuurcompartiment, afgevuld. Alfabier is nauwelijks in het cafe te koop, wel bij slijters en in winkels waar alternatieve en gezonde produkten aan de man en vrouw gebracht worden. Oe omzet steeg de laatste jaren enorm. Toch wil men voorlopig niet meer dan 60.000 hectoliter brouwen, omdat anders het karakter van het kleinschalig familiebedrijf verloren zou gaan. Oe familie Meens doet geen concessies aan de kwaliteit. Oe brouwerij haalt zijn water uit twee bronnen. Een ideale omstandigheid, want hierdoor beschikt men over uiterst geschikt

water voor zowel pilsener als Oortmunder. Schinnen houdt zich strikt aan het Reinheitsgebot. Er wordt alleen gerst gebruikt en geen mals. Münchener kleurmout komt in elk brouwsel; het bevordert de schuimwerking, waardoor toevoeging van een schuimverbeteraar overbodig iso Na het lageren filtreert Alfa het bier driemaal; deze zorgvuldigheid wordt betracht om langs natuurlijke wijze het troebel worden te voorkomen. Met zijn volmoutbier haalde Alfa in 1987 de eerste prijs bij de eerste aflevering van de hierboven gememoreerde Aessenpils Proeftest in cafE Oe Beyerd in Breda. Uit Schinnen komen vier ondergistende bieren, te weten: het zoete Oud Bruin, dat geen kunstmatige zoetstoffen bevat, Alfa Edelpils, Alfa Bokbier en Alfa Super Oortmunder, met zijn zeven procent alcohol een heerlijk biertje voor het leger van serieuze liefhebbers. En die over het algemeen zeer vreedzame armee is groeiende. Oe brouwerij zet een klein gedeelte van het bier in het buitenland af. Griekenland, Italie en de Verenigde Staten zijn vaste afnemers en innemers van Alfa. Voor de Amerikaanse markt is een etiket ontworpen waarop 'Oe Bierdrinker' van Frans Hals prijkt. Ameri-

kanen zijn dol op nostalgie en pseudo-antiek. Er is echter een klein verschil met het origineel van de Haarlemse schilder. Op het etiket houdt de bierdrinker het glas in de andere hand. Ooor deze slimmigheid kwam men onder de beeldrechten uit en bespaarde men tien cent per etiket.

Bierbrouwerij De Leeuw

1I11:tlIlP.OU\f!'.:I:Ll

1w. 1.r.r.u\\'

\'~ L"f.~tlCllfi

Op 17 september 1886 kochten Heinrich Oittmann en Louis Sauerländer, brouwers in Aken, een perceel grond met een molen op de Geul. Ze betaaiden hiervoor de ronde som van f 10.000,-. Oe Ouitsers hadden grootse plannen: het bedrij f werd niet opgezet als een bescheiden dorpsbrouwerijtje, maar als een industriele onderneming gericht op de export naar Nederlands-Indie. Valkenburg was een geschikte locatie. Niet ver van het moederbedrijf in

95

Aken en dichtbij de spoorlijn Aken-Maastricht, die weer aansloot op verbindingen naar de havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Oe wereid lag aan hun voeten. In januari 1887 verleende het gemeentebestuur vergunning voor de brouwerij . Het schoepenrad van de voormalige polver- en papiermolen leverde voor een gedeelte de energie. Ter aanvulling van de waterkracht werd een stoommachine gelnstalleerd. Oe stoom is inmiddels ver-

vangen door elektriciteit, maar het rad draait nog steeds en levert zeventig pk, genoeg om het pekelwater van de lagerkelders te koelen. 'De Valkenburgsche Leeuwenbrouwerij, Dittmann & Sauerländer Aktien-Maatschappij' stak met een capaciteit van 15.000 hectoliter ver uit boven de dorpsbrouwerijen in de buurt. Het was een modern geoutilleerd bedrijf met twee kostbare en voor die dagen zeer moderne koelapparaten. Valkenburg was in het begin natuurlijk geheel afhankelijk van Aken. Maar'langzamerhand werd die band minder. De dochter ging

de moeder overvleugelen! Door stagnatie in de export en het gebrek aan grondstoffen in de Eerste Wereldoorlog kwam de Akense hoofdvestiging in zulke ernstige problemen, dat in 1920 besloten werd de zaak te liquideren. De wereldbrand van 1914-1918 was natuurlijk niet onopgemerkt aan de brouwerij in Valkenburg voorbijgegaan, maar toch wist men hier uit het diepe dal te kruipen. In 1918 had de brouwerij slechts 7.800 hectoliter geleverd. Twee jaar later was men op de weg terug en in 1930 zat De Leeuw weer op het oude niveau van 24.000 hectoliter. Inmiddels had

96

de brouwerij een zelfstandige status verworven. De Leeuw heeft met leeuwemoed menige storm doorstaan: de crisis van de jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog en de moeilijke jaren vijftig. De laatste jaren stijgt de produktie snel. In 1987 werd de magische grens van 100.000 hectoliter overschreden. Hoofdmoot is de pilsener; de sym pa tieke brou wende koning van het oerwoud levert ook nog speciaalbieren: VenlooschAlt, Bockbier, Superleeuw, een bier van het Dortmunder type en Jubileeuw. Het laatste werd eigenlijk alleen als eeuwfeest-bier gebrouwen, maar de roep hierom was zo groot dat de brouwerij het bier van eeuwigheid tot amen hoopt te kunnen leveren.

Koninklijke Brand Bierbrouwerij In 1340 stond op de plaats waar nu de Brand Bierbrouwerij is, een panhuis. In het zogenaamde 'Kleerbuch' van 1420 vinden we derechten van de Heren van Wijlre opgetekend. Een ervan hield in dat iedereen die in de heerlijkheid Wijlre wilde brouwen, verplicht was het te laten doen in het panhuis, de brouwerij van de heer van Wijlre. Deze letterlijk heerlijke

rechten waren een belangrijke bron van inkomsten voor de hoge heren van het dorp. Als met de komst van de Fransen deze middeleeuwse constructie verdwijnt, komt de brouwerij in particuliere handen. Op 23 oktober 1871 verkocht Jan Pieter Hubert l'Orteye: ' ... de gebouwen genoemd het Panhuys, gelegen te Wylre, bestaande uit twee afzonderlijke woningen met aanhebbende schuur, stallen, bierbrouwerij en bakhuis aan Fredrik Edmond Brand ... ' Daarmee deed de Brand-familie haar intrede in de Limburgse brouwwer~ld . Helemaal van harte ging het niet. Frederik Edmond was opzichter bij de maatschappij die de spoorlijn Aken - Maastricht exploiteerde en werkte in Venlo en Blerick bij de aanleg van spoorverbindingen

met Eindhoven en Maastricht. Zijn vrouw Anna Maria Pluymaekers was de vele overplaatsingen echter beu en om haar te gerieven kocht hij de brouwerij . De leiding van Brand's Bierbrouwerij De Kroon liet Edmond over aan zijn vrouw en haar broer Hubert Mathieu . Tot 1989 bleef Brand een familiebedrij[ Als donderslag bij heldere hemel kwam in de lente van dat jaar het bericht dat Heineken voor een nooit bevestigd, maar wel alom gefiuisterd bedrag van tussen de vijftig en honderd miljoen gulden de grootste Limburgse brouwerij had overgenomen. Tussen Mook en Eijsden stond de tijd even stil. Daaraan zal nog niemand gedacht hebben toen in 1961 de brouwerij het predicaat 'hofieverancier'

97

kreeg en gerechtigd werd tot het voeren van het wapen van Z.K.H . Prins Bernard. Vanaf 1971 , het jaar waarin het honderdjarig bestaan gevierd werd, mocht de brouwerij zich 'koninklijk' noemen. In 1982 werd aan het indrukwekkende oude brouwhuis, met de vanaf de straat goed zichtbare koperen ketels, een geheel nieuw brouwhuis toegevoegd. In dit technisch geavanceerde en architectonisch zeer fraaie gebouw is het koper vervangen door roestvrij staal. In Limburgs grootste brouwerij wordt bij het schroten kaf en moutmeel gescheiden. De nadelige smaakeffecten van de zemelen worden vermeden door bij het filtreren van de wort het kaf te verwijderen. Uiteraard beschikt ook Brand over een eigen bron.

Brand exporteert naar WestDuitsland, Italie, Belgie en de U.S .A. De Amerikaanse markt word t bediend met de keramische witte fies, 'the cool white bottle'. De pilsener van Brand valt op door de hogere bitterwaarde, vergeleken met de standaard-pilseners uit andere brouwerijen. Brand-UP, een Urtyp Pilsener, wordt zwaarder gemout en gehopt, waardoor het een volle en bittere smaak heeft, zeker van het vat. Dit bier met een geheel eigen inborst, werd op 1 mei 1952 officieel gepresenteerd. 's Middags voor genodigden en de pers, 's avonds voor het personeel van de brouwerij en de aan haar gelieerde bedrijven. Het werd een feest waarover nu nog met ontzag gesproken wordt. Als de novemberwind de bladeren van de bornen rukt en we de eerste keer weer de kraag van onze jas opsteken, is het tijd voor Brand Imperator, een dubbelbock. Wan-

neer het jaar echt naar het einde neigt, dan vertroost de brouwerij ons met Brand Sylvester, het enige bier van hoge gisting ui t Wijlre. Een interessant bier met een rijk aroma van kandij en karamel en een volle, evenwichtige smaak waarin zoet en bi tter in evenwicht ZlJn. Al meer dan een halve eeuw ontvangt de Brand Bierbrouwerij haar gasten in 't Kelderke, een sfeervol ingericht brouwerij-cafe met fraaie wandschilderingen van Harrie Koolen en een groots glas-in-loodraam van Harrie Schoonbrood. 't Kelderke is een bedevaartplaats geworden voor het bier waar Limburg trots op iso Een gastvrij oord waar gezelligheid en vriendelijkheid met gouden letters geschreven worden.

Gulpener Bierbrouwerij In 1825 stichtte Laurens Smeets een brouwerij in Gulpen, waaraan hij de naam 'Gulpener Bierbrouwerij De Gekroonde Leeuw' gaf. Laurens was een ondernemer pur sang. In Valkenburg bezat hij een boerderij, annex herberg en brouwerij. De nieuwe brouwerij was iets groter dan de Valkenburgse. Het eerste bier uit Gulpen werd in 98

1826 afgeleverd. De gerst werd verbouwd op eigen landerijen of afgenomen van landbouwers in de onmiddellijke nabijheid. Daar lag ook het afzetgebied van de brouwer. Men leverde 'goed bier' voor f 8,10 per ton en 'middelbier' waarvan de prijs per ton f 3,10 bedroeg. De Gekroonde Leeuw werd een succes, collegabrouwers uit de buurt mo esten met lede ogen toezien hoe de nering van Laurens Smeets fioreerde en hun eigen bedrijfwegkwijnde.

Had de brouwerij in 1826 nog de concurrentie van negen collega's te duchten, vijftienjaar later hadden reeds vijfhiervan de roerstok aan de wilgen gehangen. In 1870 werd de brouwerij uitgebreid met een branderij, tien jaar later met een azijnfabriek. Er werkten op dat moment veertien knechten in het bedrijf. Het personeelsbestand zou elk jaar groeien. In 1884werddeeerstestoommachine aangesloten. Rond die jaren moet ook het eerste ondergistende bier gebrouwen zijn. Het benodigde ijs werd gezaagd uit de grachten van het in de nabijheid gelegen kasteel Neubourg. Ondergisting was voorlopig niet meer dan een experiment, van een geregelde afievering kunnen wenognietspreken. Tussen 1895 en 1901 breidde de familie het

DORT

B.1l G\Jl.PIlNER.B16RIIIIOUWElIiI GULPEN

bedrijf uit en verruimde men het afzetgebied. Het Gulpener bier was zelfs te koop in Rotterdam, maar de verkoop concentreerde zich in Zuid-Limburg. In 1886 werd de brouwerij een vennootschap onder firma . Bij die gelegenheid werden de gebouwen en de machinerieen getaxeerd op respectievelijk f 197.247,20 en f 22.401,-. Rond 1900 werd opnieuw uitgebreid. Om van een constante afzet verzekerd te zijn, werden reizigers in dienst genomen en horecapanden gekocht of gehuurd. Hierdoor steeg de omzet. In 1913 ging de brouwerij definitief over op ondergisting. Gulpener is een echt familiebedrijf. Na drie generaties Smeets, kwam door huwelijk van een van de dochters de naam Rutten in de directie. Oe tijd vliegt heen, want inmiddels presideert alweer de vi erde generatie Rutten in Gulpen. Oe Gulpener Bierbrouwerij is van mening dat de klant uit een rijk aanbod van goede bieren een bewuste keuze moet maken. Zo probeert de brouwerij de gelijkvormigheid van het als maar pils drinken te doorbreken. Deze doelstelling probeert men met een tweesporenbeleid te realiseren. Men biedt de horeca-ondernemer een totaalpakket van kwalitatief uit99

stekende buitenlandse bi heeft zelf in de loop der j eigen assortiment uitgeb fust en fies stroomt een heerlijke bieren, waaronder Ül!.1 Bruin, Pils Xpert, het bitte van Nederland volgens kenners en zeer geschikt voor het van een cocktail en al Dort, pilsener en Mestreec.hs In 1988 zorgde Gulpener voo:een Limburgse primeur presentatie van een light-bier 2,5% alcohol. Gulpener heeft een geprononceerde m o c-,'smaak en is pittig gehopt. Hetzelfde jaar bracht de 0 van een nieuw ontvangstlo voor gasten, het Gulpener Bie:.· huys, gelegen aan de Markt. H totaal gerenoveerde pand geeft oe brouwerij de mogelijkheid om haar gasten te onthalen in een aan gepaste en gezellige ambiance.

De hopoogst schonk de plukkers eil pluksters een euforische bedwelming, vergelijkbaar met die van hasjiesj of marihuana . Litho van William Henry Pyne (1769-1843 ).

Bierbrouwerij De Ridder

ge onrust In Maastricht. Men vreesde sluiting; gelukkig bleek die angst ongegrond. Sinds de overname is er zelfs opnieuw geinvesteerd. Het bier heeft zijn typische smaak behouden ; een smaak die onder andere verkregen wordt door de hoofdgisting onder druk te laten plaatsvinden en het bier niet te pasteuriseren. Brouwerij Oe Ridder heeft een kleine sortering: Pilsener, Oud Bruin en Maltezer , een Oortmunderbier.

In de meest onnederlandse stad van Nederland, Maastricht, ligt de mooiste stadsbrouwerij van ons land. Wievanuithetcentrumover de Sint-Servaasbrug richting Wijck loopt, ziet aan zijn linkerhand bierbrouwerij Oe Ridder. Oe brouwerij is gehuisvest in een monumentaal pand. Oe historie gaat terug naar 1857, als de gebroeders Van Aubel het brouwershandwerk oppakken. Oe Gebr. Van Aubel Bierbrouwerij zat op een uitgekiende pIek, boven een vijftig meter diepe bron waaruit kristalhelder water uit de Ardennengepomptwerd. In 1925 gooide de directie het roer om en schakelde van bovengistende over op ondergistende bieren. Oe naam van het nieuwe Maastrichtse pils, Ridder, werd na verloop van enige jaren ook de naam van de brouwen]. Maastricht was tot in deze eeuw een ware biermetropool. Van de vele brouwerijen is Ridder de enig overgeblevene. Niet meer als zelfstandige brouwerij, want in 1982 verkocht de familie de zaak aan Heineken. Oeverkoop brachteni-

100

Wat is water toch lekker als het in de brouwerij is geweest! Litho, 1860.

Sef Derkx In deze met historische en nieuwe foto's ge·'llustreerde uitgave beschrijft Sef Derkx de bruisende geschiedenis van brouwers en drinkers in Limburg . In het begin van deze eeuw telde Limburg nog 183 brouwerijen, waarvan de meeste echter sindsdien verdwenen. De auteur brengt ze op een boeiende en beeldende wijze in kaart. Deze uitgave is de neerslag van een jarenlang onderzoek naar het culturele erfgoed van de Limburgse brouwerijen en hun afnemers; de geschiedenis van het geestrijk vocht, zoals het ook nu - zij het in aanmerkelijk minder brouwerijen - traditioneel bereid wordt.

ISBN 90 6486 065 3 NUGI480