Verguisd en vergeten : Tan Malaka, de linkse beweging en de Indonesische revolutie, 1945-1949 9789004254039, 9789067182584

283 85 81MB

Dutch Pages [2212] Year 2007

Report DMCA / Copyright

DOWNLOAD FILE

Polecaj historie

Verguisd en vergeten : Tan Malaka, de linkse beweging en de Indonesische revolutie, 1945-1949
 9789004254039, 9789067182584

Table of contents :
VERGUISD EN VERGETEN
copyright
Inhoud
Voorwoord
Levensloop Tan Malaka1894-1945
HOOFDSTUK I Nog steeds ondergrondsaugustus-december 1945
HOOFDSTUK II Persatoean Perdjoeanganjanuari-maart 1946
HOOFDSTUK III Een coup van Tan Malaka?maart-juli 1946
HOOFDSTUK IV Benteng Repoeblikjuli 1946-maart 1947
HOOFDSTUK V Kerende kansenmaart 1947-augustus 1948
HOOFDSTUK VI De autobiografie‘Dari pendjara ke pendjara’
HOOFDSTUK VII Het 3-juli-proces
HOOFDSTUK VIII Partai Murbaseptember-december 1948
HOOFDSTUK IX De PKI in actieOpstand of affaire?
HOOFDSTUK X De laatste maandendecember 1948-februari 1949
HOOFDSTUK XI Het falen van de radicalenmaart-december 1949
HOOFDSTUK XII De ondergang van de Partai Murba1950-1965
HOOFDSTUK XIII Vergetelheid en versnipperd herstel1965-2007
Tot slot
Bibliografie Tan Malaka
Bibliografie
Lijst van afkortingen
Register van personen
Register van zaken
Register van geografische namen
Verantwoording illustraties

Citation preview

VERGUISD EN VERGETEN

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Voor Hasan Sastraatmadja †

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V E R H A N D E L I N G E N VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE

250

HARRY A. POEZE

VERGUISD EN VERGETEN Tan Malaka, de linkse beweging en de Indonesische Revolutie, 1945-1949

KITLV Uitgeverij Leiden 2007

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Uitgegeven door: KITLV Uitgeverij Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde Postbus 9515 2300 RA Leiden Nederland website: www.kitlv.nl e-mail: [email protected] Het KITLV is een instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)

ISBN 978 90 6718 258 4 © 2007 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouders.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Inhoud Deel I Voorwoord

vii

Levensloop Tan Malaka 1894-1945 I Nog steeds ondergronds, augustus-december 1945

xiii

II

Persatoean Perdjoeangan, januari-maart 1946

189

III

Een coup van Tan Malaka?, maart-juli 1946

307

IV

Benteng Repoeblik, juli 1946-maart 1947

493

V

Kerende kansen, maart 1947-augustus 1948

637

VI

De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

821

VII

Het 3-juli-proces

873

1

Deel II

VIII Partai Murba, september-december 1948 IX

De PKI in actie, opstand of affaire?

945 1079

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Inhoud

vi

Deel III X

De laatste maanden, december 1948-februari 1949

1393

XI

Het falen van de radicalen, maart-december 1949

1495

XII

De ondergang van de Partai Murba, 1950-1965

1621

XIII Vergetelheid en versnipperd herstel, 1965-2007

1835

Tot slot

2001

Bibliografie Tan Malaka

2007

Bibliografie

2037

Lijst van afkortingen

2125

Register van personen

2133

Register van zaken

2163

Register van geografische namen

2185

Verantwoording illustraties

2193

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Voorwoord In 1976 verscheen Tan Malaka; Strijder voor Indonesië’s vrijheid; Levensloop van 1897 tot 1945, dat mij als proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam diende. Die studie leed aan een aantal gebreken die ik hoop in een herziene versie te vermijden, terwijl daarnaast de tijd een aantal gegevens heeft vrijgemaakt, zoals die uit de Moskouse archieven van de Komintern, de Kommunistische Internationale, die nieuwe inzichten verschaffen. Ik was toen van plan op afzienbare termijn het verhaal te voltooien over Tan Malaka’s activiteiten in zijn laatste jaren. De Republik Indonesia was toen verwikkeld in een strijd om zijn onafhankelijkheid te behouden met Nederland dat zijn gezag, dat met de Japanse verovering van Indonesië in 1942 was beëindigd, probeerde te herstellen. Die afzienbare termijn is uitgedijd tot drie decennia. Een verklaring hiervoor vormt de noodzaak mijn eerste taak – als hoofd van de KITLV Uitgeverij – te vervullen, terwijl ook andere publicaties tijdelijk afleidden van dit werk. Hierdoor lag het verzamelen van gegevens, dat was begonnen met een verblijf van drie maanden in Indonesië in 1980, een aantal keren jarenlang vrijwel stil. Pas omstreeks tien jaar geleden, met een studieverlof van een jaar, was er de kans om volop aan het boek te werken. Bij het ordenen van het materiaal en de toetsing daarvan aan studies van eerdere auteurs bleek dat een groot aantal gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich op het centrale politieke niveau van de Republik hebben afgespeeld onvoldoende is vastgelegd. In de bibliografie over de Indonesische Revolutie van H.A.J. Klooster, die het duizelingwekkende getal van zevenduizend titels rangschikt, is het aantal studies over de interne Indonesische ontwikkelingen en verhoudingen gering en die op basis van breed, internationaal onderzoek in archieven, op basis van eigentijdse bronnen en met gebruikmaking van interviews nog weer veel geringer. Deze constatering werd bevestigd bij het schrijven van de eerste hoofdstukken van dit boek. Inmiddels was mij bij latere bezoeken aan Indonesië ook gebleken dat kranten en tijdschriften uit de jaren 1945-1950 die ik alle heb geraadpleegd, voor zover beschikbaar in Djakarta en Djokja, voor een deel zijn ‘verdwenen’. Mijn interviews met allerlei hoofd- en bijrolspelers in de Revolutie zijn

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

viii

Verguisd en vergeten

niet meer herhaalbaar. In de jaren tachtig kwam ik precies op tijd om hen te ondervragen – een tijd waarin de meesten hun pensioenjaren hadden bereikt en hun opvattingen ongekleurd door directe politieke belangen konden overbrengen. Nu is nog slechts een enkeling die actief was in de jaren 1945-1950 in leven. Dit alles is unieke informatie, die niet alleen betrekking had op Tan Malaka, maar op het veel grotere kader van de binnenlandse politieke ontwikkelingen van de Republik. Tan Malaka’s levensloop kan tot 1945 voor het overgrote deel ‘op zichzelf’ worden beschreven – de omzwervingen van een politieke banneling, een ‘eenzame strijder’. Dat gaat niet meer op na de onafhankelijkheidsproclamatie van augustus 1945. Eerst nog achter de schermen, dan in het openbaar is hij de leider van de radicalen die zich keert tegen overleg met Nederland onder de leuze ‘100% merdeka’. In de tegenstelling die wordt samengevat als diplomatie tegen strijd, diplomasi tegen perdjoeangan, is hij de leider en het symbool van de ‘strijd’, en staat hij tegenover het kwartet Soekarno-Hatta-Sjahrir-Amir Sjarifoeddin. Die tegenstelling is deels op principes gebaseerd, maar ook politieke opportuniteit is van niet gering belang. Tan Malaka’s opstelling is consequent en principieel, maar op doorslaggevende ogenblikken verliest hij het pleit. De linkse, communistische beweging waartoe Tan Malaka behoort blijkt daarnaast hopeloos verdeeld. Deze internationaal unieke constellatie is het gevolg van vooral persoonlijke tegenstellingen die in aanloop en verloop van de communistische opstand van 1926-1927 ontstonden en die onverminderd werkzaam waren na 1945, met dezelfde personen in de hoofdrol. De linkse beweging was en bleef verdeeld, ook toen de Tan-Malaka-groepen en de ‘officiële’ communisten in 1948 voor hetzelfde programma stonden. Tan Malaka’s aspiraties om de macht met zijn radicale alternatief over te nemen eindigden al in maart 1946. Zijn schijnbaar onverslaanbare politieke federatie Persatoean Perdjoeangan bleek een reus op lemen voeten. Zijn arrestatie leverde geen massale reactie op en hij bleef tot september 1948 opgesloten. In de cel werd hij de zondebok voor een ‘staatsgreep’ die zijn ‘aanhangers’ in juli 1946 pleegden. In zijn naam en geest bleef er radicaal verzet tegen de gematigde koers van de politieke leiding van de Republik. Dat verzet – in velerlei organisatorisch verband – begeleid door Tan Malaka’s schrifturen wordt hier beschreven. Een traumatisch gebeuren in de geschiedenis van de Republik was de machtsgreep die van communistische zijde in Madioen in september 1948 werd gedaan – het was een ‘opstand’ naar officiële lezing, en een ‘affaire’ en ‘provocatie’ naar communistische opvatting later. Tan Malaka was niet hierbij betrokken – en zijn vrijlating werd geïnterpreteerd als het scheppen van een tegenwicht tegen de communistische partij.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Voorwoord

ix

Het was oorspronkelijk niet mijn bedoeling zeer uitgebreid over ‘Madioen’ te schrijven. Het bleek echter onvermijdelijk – de invloed van verloop en nasleep op de linkse beweging is groot, en de bestaande studies over ‘Madioen’ zijn onvolledig en behoeven correctie. Bij de Nederlandse militaire aanval in december 1948 was Tan Malaka in Kediri in Oost-Java. Hij trok met een legereenheid in guerrilla en daar, op 21 februari 1949, vond hij de dood door toedoen van een ander legeronderdeel. De omstandigheden van zijn executie bleven geheim en worden pas nu, in dit boek, onthuld. In zijn naam zetten radicale groepen in Oost-, Midden- en West-Java de strijd voort, maar zij bleken niet op volkssteun te kunnen rekenen en rond december 1949, toen Nederland de Indonesische soevereiniteit erkende, gaven zij hun strijd op of werden zij uitgeschakeld. Het boek had hiermee kunnen afsluiten, zoals ik ook oorspronkelijk van plan was. Maar de geschiedenis van Tan Malaka was niet afgesloten. Het raadsel van zijn dood bleef en hij bleef een teken van tegenspraak. Hij werd tijdens het Soehartobewind uit de geschiedenis verwijderd. Na het aftreden van Soeharto maakt hij zijn rentree en worden zijn denken en betekenis nog steeds heel divers ingevuld. Al die tijd was er zijn aanhang die zich had verenigd in de door Tan Malaka in november 1948 opgerichte Partai Murba. Die partij handhaafde zich naast de communistische partij, die na ‘Madioen’ mocht terugkeren. De Partai Murba bleek slechts een splinter vergeleken met de communistische partij, maar bleef de gevreesde luis in de pels, die in 1964 werd verboden. In 1966 volgde rehabilitatie, maar onder het Soehartobewind was er geen ruimte voor het radicale ideeëngoed van Partai Murba en Tan Malaka. Tegen alle verdrukking in hield een kleine groep partij en voorman in ere, en vond daarbij steun in buitenlandse auteurs, zoals ik, die Tan Malaka’s historische betekenis erkenden. Sinds 1998 zijn Partai Murba en Tan Malaka weer openbaar geduld en wordt Tan Malaka zelfs geëerd en erkend als Pahlawan Nasional (Nationale Held). Zijn aanhang is klein en versnipperd, maar wordt versterkt door instroom van jonge activisten. Bij mijn frequente bezoeken van de laatste jaren ondersteunden zij mijn onderzoek, terwijl zij mij ter versterking van de nagedachtenis van Tan Malaka inzetten bij lezingen en seminars. Zo werd ik zelf, tot mijn verbazing, ook een actor in het naleven van Tan Malaka, en zelfs als buitenstaander een adviseur in de verwikkelingen die in de Keluarga Besar (Uitgebreide ‘Familie’) Tan Malaka voorkwamen. De opzet van dit boek is in grote lijnen chronologisch. Ik heb gekozen voor een verhaal met veel details, met persoonlijke toets en soms lange citaten. Ik ben de laatste auteur die gebruik kan maken van persoonlijke herinneringen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University



Verguisd en vergeten

en kon putten uit sindsdien verloren gegane kranten en periodieken. Het is voor Indonesië geschiedenis van de eerste orde; daarom is het belangrijk dit tot in de kleine bijzonderheden vast te leggen. De eerste vijf hoofdstukken brengen het verhaal tot aan augustus 1948. Daarna volgt een korter hoofdstuk over Dari pendjara ke pendjara, de driedelige veelgelaagde autobiografie die Tan Malaka in gevangenschap schreef. Hierop volgt een hoofdstuk over het proces voor het Hoog Militair Gerechtshof in Djokja, waar prominente sympathisanten van Tan Malaka in een monsterproces dat drie maanden duurde werden berecht – een proces dat op deze schaal nooit zijn gelijke zou krijgen. De tijd wordt weer gevolgd in het hoofdstuk over de Partai Murba. Het hoofdstuk over ‘Madioen’ overlapt in tijd met dit hoofdstuk, en de verwikkelingen tussen communisten en Partai Murba zijn daarom in beide hoofdstukken te vinden. Het hoofdaccent ligt echter op de machtsgreep van de PKI. Tan Malaka in zijn guerrilla-actie van december 1948 tot februari 1949 en de ontsluiering van zijn einde vullen een hoofdstuk, waarna de lotgevallen van zijn radicale volgelingen in de rest van 1949 worden beschreven. Het naleven en de daden van de Partai Murba beslaan de laatste twee hoofdstukken. Het manuscript bleek tenslotte tot drie delen en meer dan tweeduizend pagina’s te leiden – dat is veel. Het zal de lezer niettemin opvallen dat veel voorvallen en ontwikkelingen slechts beknopt zijn aangeduid. Er gebeurde veel in de Indonesische Revolutie en veel is nooit eerder vastgelegd. Dat vereist ruimte. Details van onvoorstelbare inhoud geven de geschiedenis kleur; verhalen van betrokkenen laten diepe indruk na. De Revolutie was in Indonesië geen vrijblijvende gebeurtenis. De idealen vroegen grote offers, niet het minst in de linkse beweging; velen betaalden met hun leven voor hun inzet. Het was grotendeels vergeefs. Hun strijd verdient het te worden genoemd, en ook hun namen dienen te worden opgeschreven, al is het maar in een voetnoot van dit boek. Met dit boek los ik een ereschuld in aan alle mensen uit de Keluarga Besar die mij in al deze jaren hebben ondersteund en hebben laten delen in hun ervaringen en in hun verzamelingen publicaties en documenten. Velen van hen zijn overleden en het doet mij pijn dat zij de verschijning van dit boek niet hebben beleefd. Dat geldt allereerst voor Hasan Sastraatmadja, ooit in 19451946 secretaris van Tan Malaka, die zoals zovelen nooit meer is losgekomen van de fascinatie voor en trouw aan Tan Malaka. Hij nodigde mij in 1980 uit om bij hem te komen inwonen. Hij opende de deuren bij vele politieke en militaire veteranen en hielp mij drie maanden lang op de meest ruimhartige wijze. Hij overleed al in 1986. Aan hem draag ik dit boek op. En naast hem noem ik hier ook Partai-Murbavoormannen Wasid Soewarto en Bambang

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Voorwoord

xi

Singgih, die beiden in 2005 overleden. Naast hen noem ik Helen Jarvis, de vertaalster van Tan Malaka’s autobiografie die mij haar documentatie ter beschikking stelde. Dit boek handelt over gebeurtenissen en ontwikkelingen tijdens de Revolutie op Java. Maar ook op Sumatra heerste de Revolutie en Tan Malaka, geboren op Sumatra, kon daar, en vooral in zijn streek van herkomst, rekenen op veel sympathie. Maar de politieke formaties waren daar, hoewel soms in naam gelijk, anders dan op Java. In naam van Tan Malaka werd veel verklaard en gehandeld, maar Tan Malaka wist daar zelf niets van. Met de strijd om de macht op centraal niveau had Sumatra weinig van doen. Een boek over Indonesië heeft altijd een uitleg nodig over de gebruikte spelling – en zeker als de periode 1945 tot heden wordt bestreken, met twee spellingwijzigingen. Voor de geografische namen is de Nederlandse spelling gehanteerd. Zoals in die versie Londen en Keulen wordt geschreven, zo ook worden hier Djakarta en Soerabaja opgevoerd. Voor namen van personen is de vorm gekozen die door de persoon zelf in de behandelde periode het meest wordt gebruikt. Dit leidt tot betwistbare keuzes, die echter wel consequent worden gehanteerd, met uitzondering van originele citaten. Vertaalde citaten uit het Indonesisch zijn wel aangepast. Namen van organisaties worden opgenomen zoals in de tijd zelf gebruikt – zo komen Masjoemi, Masjumi en Masyumi voor. Indonesische woorden zijn opgenomen in de spelling van 1948 en gecursiveerd. Dat laatste is niet gedaan voor de woorden pemuda (jongeren) en lasjkar (strijdkorps). Vertalingen uit het Indonesisch zijn door mij vervaardigd. Deze boeken hebben ongeveer tien jaar werk gekost, naast mijn normale taken. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft diverse malen steun verleend, voor studiereizen en met een vervangingssubsidie. Mijn werkgever heeft mij de ruimte gegeven zo lang aan deze boeken te werken. De huidige regels voor publicaties in de academische wereld maken het onwaarschijnlijk dat een werk van deze omvang, dat zoveel jaren vereist, nog vaak zal worden geschreven. In een aantal gevallen is dat te betreuren. Marjan Groen heeft vanaf het begin letters in het gelid gezet en daarna vorm gegeven aan dit boek – hopelijk is zij ook trots op het resultaat. In de allerlaatste fase heeft ook Dan Vennix nog gezorgd voor tijdige inlevering van het manuscript. Toen ook – in een ‘noodsituatie’ – hielpen Eelco, Wieger en Dian om de registers samen te stellen. Ik heb geprofiteerd van de zorgvuldigheid en scherpzinnigheid waarmee Tom van den Berge het manuscript heeft gelezen. Het verschaft een opgelucht gevoel dit werk te hebben voltooid, maar ook een gevoel van weemoed dat het voorbij is. Het was fascinerend uit een

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

xii

Verguisd en vergeten

enorme hoeveelheid losse gegevens, bijeengegaard uit allerlei delen van de wereld, tot een beeld te komen van ontwikkelingen. Het was speur- en puzzelwerk tot iets wat lijkt op een reconstructie van het verleden. Mijn beide zoons hadden wel eens moeite aan hun vriendjes uit te leggen wat hun vader uitvoerde – op dat kantoor in Leiden of in een kamer thuis. Zij besloten dat hij zich bezighield met ‘overschrijven’. Het lijkt mij een eervol en passend etiket: overschrijver, en ik hoop er nog een aantal jaren mee verder te gaan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Levensloop Tan Malaka 1894-1945 Ibrahim gelar Datoek Tan Malaka, beter bekend als Tan Malaka, werd hoogstwaarschijnlijk geboren in 1894, in het dorpje Pandan Gadang, bij Soeliki in Minangkabau (West-Sumatra). Zijn afkomst zou in zijn politieke loopbaan en in zijn politieke denken een grote rol spelen. Een aantal kenmerken van de maatschappelijke ordening in zijn geboortestreek maakte hem gevoelig voor de radicale ideeën die hij al jong omarmde en waaraan hij consequent trouw bleef. Zijn ouders behoorden tot de lokale ‘aristocratie’, maar onderscheidden zich in bezit en status niet veel van hun dorpsgenoten. Langs de matriarchale lijn vererfde de prestigieuze adat-titel Datoek Tan Malaka aan Ibrahim. In een plechtige ceremonie werd hij in 1913 tot die rang verheven. Ibrahim ging naar een lagere school en viel zodanig op dat zijn onderwijzer hem voorbereidde op het toelatingsexamen voor de Inlandsche Kweekschool voor Onderwijzers, de enige instelling voor voortgezet onderwijs op Sumatra. Ibrahim slaagde en doorliep de Kweekschool met succes van 1908 tot 1913. De Nederlandse leraar G.H. Horensma kwam onder de indruk van de jongeman en deed zijn best hem op een vervolgopleiding in Nederland te plaatsen, waar hij een Nederlandse onderwijsakte zou kunnen behalen. Hij verkreeg plaats voor hem aan de Kweekschool in Haarlem en organiseerde ook de financiering van reis en studie, waaraan mede een speciaal fonds in Soeliki bijdroeg. Van eind 1913 tot midden 1915 woonde Tan Malaka in Haarlem en behaalde zijn hulpakte, met moeite, geplaagd als hij werd door ziekte. Hij verhuisde naar het gezonde Bussum, en deed tweemaal vergeefs examen om de hoofdakte te verkrijgen. De Eerste Wereldoorlog maakte een terugkeer onmogelijk en Tan Malaka proefde de Nederlandse democratie en vrijheid, die zo zeer verschilde van de koloniale orde. Hij werd actief in de organisatie van Indonesische studenten en kreeg steeds meer sympathie voor socialisme en communisme. Inmiddels liep zijn schuld hoog op. Een uitweg vormde het aanbod naar Oost-Sumatra te vertrekken en vanaf januari 1920 als onderwijzer in dienst van de Senembah Maatschappij een schoolsysteem op te zetten voor de kinderen van de contractkoelies op die onderneming. In

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

xiv

Verguisd en vergeten

de onversneden racistische en kapitalistische plantagesamenleving was Tan Malaka’s positie moeilijk. Hij werd naar Europese normen betaald, maar zijn Nederlandse collega’s zagen op hem neer, en over zijn taak werd schamper geoordeeld. Zijn politieke overtuiging verdiepte zich hier en hij werd een overtuigd communist. Hij schreef zijn eerste brochure – een orthodoxe uitleg van het communisme: Soviet atau Parlement? Hij was ook, op de achtergrond, betrokken bij een staking van Nederlandse plantage-employés. Zijn positie was onmogelijk en in februari 1921 nam hij ontslag en vertrok naar Java. Hij vestigde zich in Semarang, het centrum van activiteiten van de pas opgerichte Partai Komunis Indonesia (PKI). Zijn inzet en deskundigheid werden meteen erkend en benut. Hij stortte zich op de oprichting van proletarische scholen, waarin hij onderwijs op communistische grondslag wilde geven. In korte tijd werden in vele plaatsen zulke scholen opgericht; als handleiding schreef Tan Malaka de brochure S.I. Semarang dan onderwijs. Het vertrek van PKI-leider Semaoen naar de Sovjetunie en het chronisch gebrek aan kader maakte Tan Malaka de meest aangewezen kandidaat als opvolger. Hij zette zich in om een band te blijven behouden tussen de grote Islampartij Sarekat Islam en de veel kleinere PKI. Zo’n samenwerking moest de kans op succesvolle weerstand tegen het koloniale bewind vergroten en behoedde de PKI ook voor een bestaan als splinterpartij. In een aantal SI-afdelingen had de PKI een belangrijke en soms overwegende invloed. De rechtervleugel van de SI slaagde er in, ondanks Tan Malaka’s pleidooien, de communisten uit hun partij te zetten. Vervolgens raakten hij en zijn partij betrokken bij een staking van pandhuisbeambten. Het was voor het gouvernement de aanleiding om in te grijpen. Zijn acties op allerlei gebied werden als een gevaar voor rust en orde aangemerkt en de gouverneur-generaal maakte gebruik van zijn ‘Exorbitante Rechten’, om zonder vorm van proces een persoon voor onbepaalde tijd een verblijfplaats toe te wijzen in de archipel. Tan Malaka vroeg, als alternatief, om op eigen kosten Indië te mogen verlaten, zonder enig uitzicht op terugkeer. Zijn verzoek werd toegestaan en in maart 1922 vertrok hij opnieuw naar Nederland. Tan Malaka werd door zijn Nederlandse partijgenoten onthaald als martelaar van het Nederlandse kolonialisme. Hij werd meteen als derde geplaatst op de communistische lijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van juli 1922 – de eerste Indonesische kandidaat ooit – en maakte een verkiezingstournee door geheel Nederland. Hij werd niet gekozen – zijn partij haalde twee zetels – en hij zou ook niet verkiesbaar zijn geweest omdat hij niet aan de leeftijdseis van dertig jaar voldeed. Tan Malaka schreef in de communistische krant en in een Indonesischtalige brochure uitgebreid over zijn verbanning. Uit Nederland ging zijn reis naar Moskou, waar hij de Indonesische vertegenwoordiger was op het vierde Kominterncongres van november 1922. Hij hield daar een rede waarin hij tevergeefs aandrong op samenwerking tus-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Levensloop Tan Malaka 1894-1945

xv

sen communisme en pan-islamisme, waarvan het revolutionaire potentieel naar zijn oordeel werd miskend. In de Sovjetunie studeerde en schreef Tan Malaka. Hij stelde een boek samen dat een algemeen overzicht van geschiedenis, land en volk van Indonesië verschafte aan een groot publiek, het eerste in de Sovjetunie. De Komintern gaf hem in 1923 een nieuwe taak als vertegenwoordiger voor Zuidoost-Azië met verregaande bevoegdheden ten aanzien van partijen, groepen en personen daar. Als basis koos hij Kanton, waar hij ook actief was in de organisatie van een Pacific Transport Workers Conference. Hij kreeg daar de opdracht voor deze arbeiders een tijdschrift uit te brengen, ‘The Dawn’. Tan Malaka was in China op zichzelf aangewezen. Ziekte en geldgebrek plaagden hem en het werk kwam niet of moeizaam van de grond. Hij vroeg zelfs toestemming aan de gouverneur-generaal te mogen terugkeren naar Indië, maar toen de voorwaarden voor zo’n terugkeer zeer streng bleken te zijn, kwam hij daarop terug. Hij bemoeide zich op afstand met de ontwikkelingen in de PKI waar radicale opvattingen onvermijdelijk zouden leiden tot een gewapende botsing met de overheid. Tan Malaka stelde daartegenover zijn opvatting die hij ook neerlegde in de Nederlandstalige brochure Naar de ‘Republiek-Indonesia’ (1924), die hem later de eretitel ‘Bapak Republik Indonesia’ zou opleveren. Tan Malaka had inmiddels een netwerk opgebouwd, dat hem ondanks de koloniale politie in staat stelde te reizen tussen de Philippijnen, Malakka en Thailand. Hij bleef zich inzetten om een naar zijn oordeel heilloze en tot mislukken gedoemde opstand te voorkomen, maar greep op de gang van zaken op Java en Sumatra ontbrak hem. Daar zetten de PKI-leiders Alimin en Moeso zich in voor een revolutie. Nieuwe brochures van Tan Malaka, Semangat moeda en Massa actie werden achtergehouden, en overleg in Singapore werd gesaboteerd. Alimin en Moeso vertrokken naar Moskou om Sovjethulp te vragen, tegen de zin van Tan Malaka. De opstand brak uit in november 1926 en januari 1927 en werd snel onderdrukt. De PKI werd uitgeschakeld en verboden en was geen politieke factor meer. Tan Malaka was zeer teleurgesteld in de Moskouse reactie op de opstand. Deze was opportunistisch en inconsequent. Daarbij speelden nationale overwegingen de hoofdrol, vooral de strijd tussen Stalin en Trotsky, waarin Stalin na het falen van de revolutie in China een ‘succes’ behoefde, waartoe dan de Indonesische opstand werd gepromoveerd. Als opvolger van de PKI richtte Tan Malaka, met Soebakat en Djamaloeddin Tamin, daarom in juli 1927 in Bangkok de Partai Repoeblik Indonesia (Pari) op, waarin de Indonesische nationale belangen voorop werden gesteld, maar de communistische ideologie als richtsnoer bleef. Tan Malaka vertrok hierna naar Manila waar hij zich wilde vestigen. De Amerikaanse politie pakte hem op en hij werd voorgeleid als illegale immigrant. Hij kreeg veel publiciteit, maar werd tenslotte door de gouverneur-generaal uitgewezen. Hij vertrok

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

xvi

Verguisd en vergeten

naar het Chinese Amoy, waar hij onderdook op het platteland. Met de Pari ging het slecht. In de geïsoleerde en illegale omstandigheden was het vrijwel onmogelijk een partijstructuur in Indië op te zetten. Soebakat werd in 1930 gearresteerd en uitgeleverd door Thailand en kwam onder onopgehelderde omstandigheden aan zijn einde in de cel in Batavia. Het kleine netwerk op Java en Sumatra werd daarna opgerold, terwijl Djamaloeddin Tamin in 1932 in Singapore werd opgepakt. Tan Malaka zelf, ziek en zonder geld, meldde zich in 1932 in Shanghai bij het Kominternbureau daar, waar hij Alimin trof. Hij stelde zich weer beschikbaar voor de dienst en verzuimde te vertellen dat hij met de Pari actief was geweest. Die partij was nog zo geheim dat Moskou daarvan niets wist. Tan Malaka kreeg een taak in Birma, maar op weg daarheen werd hij in oktober 1932, als onderdeel van een grootscheepse internationale actie tegen het Kominternnetwerk in Oost-Azië, door de Britse geheime dienst gearresteerd in Hongkong. Na zeven weken werd hij uitgewezen en vond hij zijn toevlucht weer in Zuid-China. Hij belandde in Amoy waar hij een succesvolle Foreign Languages School stichtte. Zijn contacten met Indië waren verbroken – buiten zijn medeweten waren er geheime Pari-kernen actief, die voor een deel werden opgerold, waarna verbanning volgde naar het interneringsoord Boven-Digoel, diep in Nieuw-Guinea. In Moskou werd ook bekend wat de Pari inhield. Onder impuls van Moeso werden de Pari en Tan Malaka verketterd en als trotskisten aan de diepste verachting prijsgegeven. De Japanse opmars in China leidde in 1937 tot de verovering van Amoy. Tan Malaka vluchtte en kwam in Singapore terecht. Hij ging daar door voor een Chinees en gaf Engelse les op diverse Chinese scholen. In 1942 na de Japanse bezetting van Singapore en Indië keerde Tan Malaka illegaal terug naar zijn geboorteland. In een kampong bij Djakarta huurde hij een huisje. Elke dag wandelde hij, als Iljas Hussein, naar de belangrijkste bibliotheek van Djakarta en werkte hij aan wat hij zelf als zijn belangrijkste boek beschouwde: Madilog – een samenvoeging van materialisme, dialectiek en logica, waarbij hij in een eigenzinnige invulling marxistische theorieën aanpast aan de Indonesische omstandigheden. Na een jaar voelde hij zich niet meer veilig in Djakarta, raakten zijn spaarpenningen op, en nam hij graag de mogelijkheid aan om als opzichter te gaan werken in de bruinkoolmijn van Bajah, aan de zuidkust van Banten. De omstandigheden voor de dwangarbeiders hier, de romusha, waren erbarmelijk. Tan Malaka’s inzet deed het nodige om hun lot te verlichten, terwijl hij ook een kring van vooral jongeren, pemuda, om zich heen verzamelde met wie hij politieke vraagstukken besprak. Het ging natuurlijk om de onafhankelijkheid die Japan vaag beloofde, maar die, volgens Tan Malaka, niet als een geschenk van Japan mocht worden aanvaard. Deze moest worden veroverd. Als afgevaardigde van Bajah ging hij diverse malen naar Djakarta, waar hij ook sprak met Indonesische politici,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Levensloop Tan Malaka 1894-1945

xvii

maar nooit zijn naam onthulde. Zijn echte naam was inmiddels legendarisch en talloze verhalen deden de ronde over zijn omzwervingen en mysterieuze daden, alsook zijn magische kundigheden. Er verschenen romans over hem, waarin in verschillende mate van geloofwaardigheid zijn daden werden omschreven. Kort voor de Japanse capitulatie ging Tan Malaka op weg naar Djakarta om namens de Bantense pemuda mede vorm te geven aan het onafhankelijke Indonesië. In zijn autobiografie schrijft hij het zo: Aldus ging ik tenslotte in begin augustus ‘Naar de “Republiek-Indonesia”’, niet meer met de pen op papier in het buitenland, zoals meer dan twintig jaar geleden, maar met beide benen op eigen Indonesische grond.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Serang

Rangkasbitoeng

Tjiamis

Poerwokerto

Pekalongan Solo

Tjepoe

Blora

Rembang

Malang

Modjokerto

Soerabaja

Madioen Kediri Klaten Djokjakarta Ponorogo Blitar

Magelang

Semarang

Pati Madoera

Banjoewangi

Java, zie ook de kaarten van West- (p. 1572), Midden- (p. 1552) en Oost-Java (p. 1504)

Soekaboemi

Tegal

Indramajoe

Cheribon

Bandoeng

Poerwakarta

Djakarta

Bekasi

Bogor Tjiandjoer

Tangerang

Bali

hoofdstuk i

Nog steeds ondergronds augustus-december 1945

Tussen Banten en Djakarta Op 6 augustus 1945 ging Tan Malaka naar Djakarta, in de verwachting daar een rol te kunnen spelen in de ontwikkelingen, waarvan de koers overigens nog geheel ongewis was. Daarbij kwam dat er slechts weinigen op de hoogte waren van de gang van zaken. Japan zou de oorlog verliezen, zoveel was duidelijk, maar hoe en op welke termijn was onduidelijk. De geallieerde strijdkrachten leken geen aanstalten te maken om Java en Sumatra aan te vallen, maar hun hoofdmacht in te zetten in de richting van Japan. De Japanse legereenheden op Java waren volop opgewassen tegen een mogelijke volksopstand. Bij de organisatie van Indonesische (semi)legereenheden was er zorgvuldig voor gewaakt een centrale commandostructuur te laten ontstaan, en de bewapening bleef ook beperkt. Met behulp van het inheemse bestuurs- en politie-apparaat, dat de overgang van Nederlandse naar Japanse dienst meestal moeiteloos had gemaakt, werd Indonesië een politiestaat. De gevreesde Kempeitai kreeg, geholpen door zijn vele Indonesische medewerkers en tipgevers, alle ruimte voor ongecontroleerde repressie van alle anti-Japanse activiteiten. De vrees voor de Kempeitai onder Indonesiërs die bestuurlijke functies vervulden, of politieke geïnteresseerden was groot. Men moest voortdurend bedacht zijn op verklikkers en verraders; slechts in contacten met bekenden kon men zonder gevaar oprecht voor een kritische opinie uitkomen. De pemuda die zich sinds mei 1945 openlijk kritisch hadden uitgesproken over het Japanse bestuur en zijn intenties vreesden dan ook niet ten onrechte bezoek van de Kempeitai. Om die reden ook zochten ze zeker in de spannende eerste weken van augustus 1945 elders dan op het eigen adres onderdak. Tan Malaka meldde zich in de namiddag van 6 augustus bij B.M. Diah, bekend als voorman van de radicale pemudakring Angkatan Baroe (Nieuwe Generatie). Met zijn geestverwanten was hij op 6 juli weggelopen uit de eerste

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University



Verguisd en vergeten

vergadering van de Gerakan Rakjat Baroe (GRB, Nieuwe Volksbeweging); op die wijze hadden zij zich afgezet tegen het Japanse bestuur en de oudere, volgzame, voorzichtige Indonesische leiders. Direct optreden tegen deze vermetele daad was uitgebleven, maar kon nog komen. Als redacteur van het enige in Djakarta verschijnende dagblad ‘Asia Raya’ was Diah beter op de hoogte van de actuele stand van zaken in het oorlogsverloop dan de meeste anderen. Tan Malaka’s visite aan juist Diah leek dan ook, wellicht meer dan hijzelf besefte, een goede keuze. Hij stelde zich voor als Hussein uit Bajah en vertegenwoordiger van de pemuda daar; een volmacht zou hij niet laten zien. Hij had slechts een tasje bij zich en zag er in korte kaki broek, hemd en lange kousen onverzorgd uit. Hij wilde graag de voorzitter van de Angkatan Baroe ontmoeten en van hem horen hoe de vergadering van de nieuwe organisatie op 6 juli was verlopen. Diah sprak ruim een uur met hem en verschafte hem de gevraagde informatie. Husseins manier van optreden maakte het onwaarschijnlijk dat hij een spion of agent-provocateur was; hij vroeg slechts inlichtingen. Hij liet zich welwillend uit over de Angkatan Baroe, die hij beter achtte dan de Bandoengse Angkatan Moeda (Jonge Generatie). Hij steunde de jongerenbeweging en vond dat de leiding van de revolutie voor de onafhankelijkheid in handen van de pemuda moest liggen. Hij beloofde daarbij steun van de pemuda in Banten, die aanzienlijk kon zijn. Hij maakte indruk op Diah als intelligent en intellectueel. Diah werd de volgende dag opgepakt, opgesloten en verhoord over zijn oppositie tegen de GRB. Die middag kwam Tan Malaka weer bij Diah’s huis langs. Hij vroeg of het bericht van Diah’s arrestatie juist was. Echtgenote Herawati kon het slechte nieuws alleen maar bevestigen. De bezoeker vroeg aan Diah desgevraagd te vertellen dat Hoessein op bezoek was geweest. B.M. Diah werd op 15 augustus weer vrijgelaten. Tan Malaka was zo een belangrijk contact kwijtgeraakt – er was blijkbaar een afspraak gemaakt om elkaar weer te ontmoeten. Met wie hij nog verder had gesproken, hoe hij van Diah’s arrestatie had gehoord, en waar hij verbleef kon slechts het onderwerp van giswerk zijn. Tan Malaka ging terug naar Banten, waar hij in Rangkasbitoeng op 9 augustus verscheen op een geheime vergadering van pemudavertegenwoordigers van Banten. Hier ontmoette hij voor de tweede maal Ajip Muchammad Dzuchri, met wie hij in Serang in begin 1945 al eens een lang gesprek had gevoerd. Dzuchri kreeg begin augustus bericht, toen hij in Pandeglang vertoefde, van pemuda uit Serang dat hij daarheen moest komen voor een bijeen

Interview B.M. Diah, Djakarta, 29-10-1980; ook kort in B.M. Diah 1983:206, 1992:157. Herawati Diah 1993:83, 2005:64-5; ook Herawati Diah in B.M. Diah 1983:xiii; B.M. Diah 1992:41 en Kakiailatu 1997:112.  B.M. Diah 1983:201, 1992:41; Aboe Bakar Loebis 1995:108. 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds



komst die was samengeroepen door een uit Djakarta te komen afgevaardigde. Naar verwachting zou dit Chalid Rasjidi zijn, actief in de asrama (studentenhuis) aan Menteng 31, en ook leider van een eenheid van de Barisan Pelopor (Voorhoedetroepen), die na de GRB-vergadering van 6 juli 1945 was ondergedoken bij K.H. Achmad Chatib, daidancho (bataljonscommandant) van het door Japan gevormde Indonesische militaire korps Peta (Pembela Tanah Air, Verdedigers van het Vaderland), en schoonvader van Dzuchri. Chalid Rasjidi fungeerde als contactpersoon van de Bantense pemuda met radicale voorlieden in Djakarta als Soekarni en Chairul Saleh. Chalid Rasjidi was deel van de verzetsorganisatie Barisan Indonesia Merdeka (BIMA, Troepen van Indonesia Merdeka) die het volk wilde organiseren tegen de bezetter en sabotagedaden pleegde. Deze BIMA-bijeenkomst werd afgelast, maar enkele dagen later berichtte een koerier dat de vergadering was verplaatst naar 9 augustus, en zou plaatsvinden in Rangkasbitoeng ten huize van M. Tachril, employé van het GEBEO, Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf Bandoeng en Omstreken. Dzuchri vond hier vier geestverwanten, onder wie Hussein, die als vertegenwoordiger van Bajah werd voorgesteld. De beide anderen kwamen uit Serang en Pandeglang. Het vijftal achtte zich bevoegd de Bantense pemuda te vertegenwoordigen. Tachril opende de vergadering met de nadruk op het geheime karakter en ‘hoopte dat de muren geen oren zouden hebben’. Hussein kreeg het woord en hield een geestdriftige toespraak. Hij gaf een beeld van de onafhankelijkheidsstrijd in andere landen, waarna hij de Japanse nederlaag op korte termijn voorspelde. De onafhankelijkheid moest worden veroverd door de pemuda, en mocht geen geschenk zijn; ‘wij zijn geen collaborateurs’. Na de Japanse nederlaag zullen de geallieerden de macht willen overnemen, maar wij willen geen terugkeer van de Nederlandse overheersing. Daartoe moet de Proclamatie van Indonesia Merdeka geschieden. Daarna, met de pemuda in het eerste gelid, moet met kracht en eensgezind de onafhankelijkheid worden veroverd. Het gehele volk moet achter de proclamatie staan. Als het volk van Banten, en in het bijzonder de pemuda al gereed zijn voor ‘Merdeka’ laten wij dan zweren om de proclamatie tot stand te brengen. Dat gebeurde, waarvoor Hussein zich dankbaar toonde en waarop hij allen opriep om snel contact te leggen met de drie daidancho van Banten om hun steun te verkrijgen, vooral ook in militair opzicht. De proclamatie moet worden ondertekend door Soekarno en Hatta, die kunnen worden geacht het Indonesische volk te vertegenwoordigen. Op de vraag wat zou moeten geschieden bij een weigering van Soekarno en Hatta volgde een duidelijk antwoord. ‘Ik ben bereid deze te ondertekenen, mits het gehele Indonesische volk daarmee instemt en mij steunt.’ De vergadering besloot vervolgens dat ‘nu het Japanse fascisme bijna dood’ was het noodzakelijk was ‘voor volk en wereld’ de onafhankelijkheid

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University



Verguisd en vergeten

te proclameren. Dit diende te geschieden door Soekarno en Hatta, achter wie het hele volk stond. Hussein werd afgevaardigd naar Djakarta om snel de proclamatie tot stand te brengen en moest daartoe met pemuda als Chairul Saleh en anderen contact leggen. Dit alles speelde zich af ‘s morgens van 10 tot 11.30 uur, waarna het gehele gezelschap Hussein begeleidde naar het station waar hij vertrok naar Djakarta. De besluiten bracht hij over aan Chairul Saleh. Het programma dat Tan Malaka ontvouwde stemt goed overeen met de ideeën zoals die leefden onder de radicale pemuda in Djakarta. Opmerkelijk is natuurlijk de eigen rol die hij eventueel voorzag; een aanwijzing voor eigen ambities en overschatting van de eigen positie? Dat laatste gold zeker voor Iljas Hussein, die in Djakarta, daar waar de macht op centraal niveau zou worden verdeeld, een bijna anonieme figuur was. De Japanse capitulatie Op 6 augustus viel op Hiroshima de eerste atoombom. Op 7 augustus werd in Saigon de instelling bekendgemaakt van de Panitia Persiapan Kemerdekaan Indonesia (PPKI, Commissie ter Voorbereiding van de Indonesische Onafhankelijkheid). De onafhankelijkheid zou geheel Indonesië betreffen en voor het eerst werd nu de Japanse bestuurlijke driedeling van de archipel doorbroken. In het Comité zouden daarom ook afgevaardigden uit de gehele archipel worden benoemd. Op 9 augustus vertrokken Soekarno, Hatta, Radjiman Wediodiningrat, voorzitter van de onderzoekscommissie, Soekarno’s arts Soeharto en twee Japanse begeleiders via Singapore naar Saigon. Op 11 augustus werden Soekarno en Hatta door maarschalk

 Dzukhri’s krantenartikel (1969) is de voornaamste bron voor dit verslag. Het is deels overgenomen in Khalid Rasyidi 1979:19-22. Rasyidi laat onder andere Husseins uitspraak weg dat hij bereid is de proclamatie te ondertekenen. Verder nog hierover Khalid Rasjidi 1986:149-50 en interview Khalid Rasyidi, Bandoeng, 1-11-1980. Dzukhri baseerde zich op een manuscript ‘Sedjarah Banten dalam pentjetusan Proklamasi’, een collectief werkstuk, samengesteld in 1964, dat ik niet heb kunnen achterhalen. In Partai Murba, ‘Murbaisme berjuang terus berdasarkan UUD RI 1945 dan Pancasila menuju masyarakat sejahtera di Indonesia’, met Catatan sekitar perjuangan dan pikiran Tan Malaka, pp. 5-6, wordt deze weergave gevolgd. De vergadering wordt de derde genoemd in een reeks, met voorgangers op 4 en 6 augustus. Het verslag van Dzukhri zou hij later hebben overhandigd aan Soekarno en Chairul Saleh. Naar deze bijeenkomst wordt ook verwezen door Matu Mona 1946:8; Nasution 1977, I:332-3; Handajani Purwaningsih 1984:44-6; Williams 1985:62, 1990:291; Ensering 1995:148; Suharto 2001:79, noot 12.  De mogelijkheid dat Dzukhri Husseins ambitie uit eigen initiatief toevoegde aan zijn verhaal om Tan Malaka zwart te maken lijkt mij niet zo groot. Hij schrijft in positieve zin over Hussein/Tan Malaka en gelet daarop is het onwaarschijnlijk dat hij deze opmerkelijke bewering van Hussein onjuist weergeeft.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds



Terauchi in Dalat geïnstalleerd als voorzitter en vice-voorzitter van de PPKI. Op 13 augustus begon de terugreis; op 14 augustus werd de risicovolle vliegtocht – de geallieerden beheersten het luchtruim – veilig besloten en kregen de beide Indonesische voorlieden een groots welkom van de hoogste Japanse bevelhebbers, onder wie de marineleider Maeda. De PPKI telde 21 leden, in grote meerderheid oudere, ervaren politici uit de seculiere hoek, met een aantal vooraanstaande vertegenwoordigers van de traditionele bestuurlijke elite, allen met ervaring in het Japanse bestuurlijke systeem. Met hen achtte Japan de waarborg aanwezig voor een soepele overgang naar een Indonesisch bewind, dat nationaal en internationaal gezag kon verwerven en sympathie ten opzichte van de Japanse bezetter zou blijven koesteren. De pemuda ontbraken, de Islamstroming was sterk ondervertegenwoordigd. Bij de terugkeer van Soekarno en Hatta deden geruchten over een spoedige Japanse capitulatie al de ronde. Sjahrir, goed op de hoogte van het internationale nieuws, bezocht Hatta om aan te dringen op een proclamatie los van de PPKI om zo geallieerde beschuldigingen over een Japanse mario­ nettenstaat te ontkrachten. In hun radio-uitzendingen uit Australië had het Nederlandse bestuur in ballingschap duidelijk gemaakt, dat het zich voorstelde hard op te treden tegen de Indonesische voormannen die hadden samengewerkt met de Japanners. Hatta kon dan ook aan Sjahrir antwoorden dat als Soekarno en hij de onafhankelijkheid zouden proclameren – een andere vorm achtte Sjahrir niet reëel – het niet uitmaakte in welk verband dat geschiedde; Soekarno en Hatta waren toch al belast. In de huidige situatie was het beter niet op een conflict met Japan aan te sturen. Soekarno steunde Hatta in diens opstelling. De radiotoespraak van de Japanse keizer op 15 augustus, waarin hij Japans overgave bekendmaakte, was een enorme schok niet alleen voor de Japanse bezetter, maar ook voor de Indonesiërs betrokken bij de aanstaande onafhankelijkheid. Enkele uren na de toespraak verkregen Soekarno, Hatta en Soebardjo bij Maeda bevestiging van de capitulatie. Zij waren geschokt en teleurgesteld. Hun plannen voor een eigen staat – de eerste zitting van de PPKI was vastgesteld voor 18 augustus – leken opeens weer ver weg. De kans om onder Japans beheer en in afwachting van het einde van de oorlog een eigen staat en staatsstructuur te vestigen en de geallieerden voor een voldongen feit te stellen was verkeken. Hatta stelde vervolgens voor verder te gaan met de PPKI, die door Soebardjo, speciaal adviseur van de PPKI, voor 16 augustus werd bijeengeroepen. Hatta zette zich aan de ontwerptekst voor de proclamatie van de onafhankelijkheid. De pemuda waren inmiddels ook op de hoogte van de Japanse overgave.



Anderson 1972:61-70. In deze studie zijn Anderson 1961 en 1967 verwerkt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University



Verguisd en vergeten

Een spoedbijeenkomst op 15 augustus ‘s namiddags bracht een gezelschap bijeen uit de diverse groepen, voor wie een proclamatie buiten elke Japanse betrokkenheid diende te geschieden; een rol voor de PPKI daarin was onaanvaardbaar. Zij wensten een proclamatie vrij van Japanse smetten. Als de oudere leiders, met name Soekarno en Hatta, bleven aarzelen of zelfs weigeren, zouden zij zelf de onafhankelijkheid uitroepen. Wikana, verbonden aan de leiding van de Kaigun (Japanse marine), werd naar Soekarno afgevaardigd om diens mening te peilen en hem desnoods onder druk te zetten om aan de pemudawensen te voldoen. Wikana informeerde ook Soebardjo en Iwa Koesoema Soemantri over zijn plannen. Soebardjo zou in de gang van zaken verder een grote rol spelen – als contactpersoon en bemiddelaar, begunstigd door zijn positie als adviseur van Maeda, die hem vrijwaarde voor ingrijpen van het Japanse leger en hem de nodige faciliteiten verschafte. Soekarno en ook Hatta weigerden aan Wikana toe te geven – zij wensten geen risico’s te nemen en speelden nog steeds de Japanse kaart: de proclamatie via de PPKI. Het werd een zeer hevig debat, waarbij Wikana en de pemuda waarvoor hij stond werden gebruuskeerd en als niet serieus werden afgedaan. Wikana’s affront werd hoog opgenomen toen hij verslag deed aan de verzamelde pemuda. Het antwoord vormde de ontvoering van Soekarno en Hatta. Vroeg in de morgen van 16 augustus gingen beiden vrijwillig met Soekarni mee, toen hun werd verteld dat hun veiligheid gevaar liep. Een opstand van eenheden van Peta en Heiho, een militair hulpkorps, stond op uitbreken en de Japanse bezetter zou hen willen arresteren of ombrengen. Ze werden naar Rengasdengklok gebracht, tachtig kilometer ten oosten van Djakarta, waar de Petacommandant de paar Japanse militairen had opgepakt en de Indonesische vlag had gehesen. Chairul Saleh en Wikana werden aangewezen om de pemuda in Djakarta in staat van paraatheid te brengen. Soekarno en Hatta bleken ook in Rengasdengklok niet van hun opvattingen over de proclamatie af te brengen en de pemuda in Djakarta wachtten vergeefs op nieuws. Soebardjo was inmiddels met Nishijima, assistent van het Marinehoofd schout-bij-nacht Maeda, op zoek gegaan naar de beide leiders. Hun vermoeden dat zij waren gearresteerd door het Japanse leger bleek onjuist. Ook daar was men op zoek. Nishijima zocht vervolgens Wikana op, die tenslotte beloofde hen zo mogelijk terug te brengen naar Djakarta, nadat Nishijima namens Maeda beloofde mee te werken aan een proclamatie. Vervolgens vonden zij bij Soebardjo een afgezant van Soekarno uit Rengasdengklok, die de ongewijzigde opstelling van Soekarno en Hatta rapporteerde, en die de definitieve bevestiging zocht van Japans overgave. Deze afgezant ging met Soebardjo onder Japans geleide naar Rengasdengklok. Maeda’s garantie dat de Kempeitai niet zou ingrijpen en dat zijn huis voor verder overleg openstond overtuigde daar ook Soekarni en vroeg in de avond keerde het gehele gezelschap terug.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds



De situatie bleef gespannen. De vrees voor Japans ingrijpen tegen zowel Soekarno en Hatta als de pemuda was nog steeds aanwezig. De pemuda bereidden zich opnieuw voor op gewapende inzet, die tegen de sterke Japanse macht waarschijnlijk kansloos was geweest. Maeda zette zich in om escalatie te voorkomen. Hij arrangeerde overleg met de verantwoordelijke legerautoriteiten die inmiddels van de geallieerde overwinnaar te horen hadden gekregen dat zij de status-quo moesten handhaven. In dat verband was het dus onmogelijk om aan een proclamatie binnen het Japanse kader van de PPKI mee te werken of deze toe te staan. Wat zij wel wilden toestaan, mits ‘zij er geen kennis van droegen’ was een proclamatie buiten de uitgestippelde weg, onder druk van de pemuda. Zo ontweek de bezetter het schenden van het geallieerde bevel, werd voldaan aan eerder gedane beloften en werd de bittere pil van de nederlaag een heel klein beetje verguld. Koeriers en afgezanten werden vervolgens actief. De gewapende pemudaacties werden afgelast en zoveel mogelijk betrokkenen werden opgeroepen naar Maeda’s huis te komen. De pemuda bereidden zich voor in een van hun centra, terwijl Soekarno, Hatta en Soebardjo met Maeda’s adviseurs overlegden. Een militante ontwerptekst zoals de pemuda voorstelden was kansloos. De gematigde en feitelijke verklaring die Soekarno’s groepje uitwerkte was voor de naar Maeda’s huis afgevaardigde pemuda bijna onverteerbaar, maar kreeg brede instemming van de verzamelde PPKI-leden. De ondertekening door alle aanwezigen was voor de pemuda niet acceptabel, omdat zo het Japanse brandmerk er op zou staan. Een voorstel om de zes pemuda te laten tekenen onder Soekarno en Hatta was voor de meerderheid niet te verteren. Aldus werd besloten dat slechts Soekarno en Hatta de tekst zouden ondertekenen. De militaire autoriteiten verboden alle openbare manifestaties rond de proclamatie. Zij stuurden daartoe hun troepen de straat op en blokkeerden de verspreiding van het nieuws via radio en krant. Slechts een haastige, kleine ceremonie, op het erf van Soekarno’s woning gaf vorm aan de formele uitroeping van de Indonesische onafhankelijkheid. De Proclamatie kon nauwelijks korter zijn: ‘Wij, volk van Indonesië, verklaren hierbij de onafhankelijkheid van Indonesië. Aangelegenheden betreffende de machtsoverdracht en andere zaken worden op zorgvuldige wijze in zo kort mogelijke tijd uitgevoerd.’ De tekst was gedateerd Djakarta 17-8-’05 en ‘Namens het volk van Indonesië’ ondertekend door Soekarno en Hatta. De datering droeg de sporen van de Japanse invloed: 05 stond voor het jaar 2605 van de Japanse jaartelling.



Anderson 1972:70-84.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

De door Soekarno geschreven tekst van de Proclamatie

Van de Proclamatie zijn slechts drie foto’s overgeleverd. Op de eerste leest Soekarno de tekst voor; rechts naast hem staat Hatta. Slechts enkele tientallen mannen en vrou-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

wen waren aanwezig. Op de tweede foto zijn van hen te herkennen S.K. Trimurti (derde van links), met naast haar Samsi Sastrawidagda, Fatmawati (echtgenote van Soekarno) en Soewirjo. De derde foto toont het hijsen van de roodwitte vlag. Links staan Soekarno en Hatta; de vlag wordt gehesen door Latief Hendraningrat, terwijl Fatmawati en Trimurti met hun rug naar de fotograaf staan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

10

Verguisd en vergeten

Tan Malaka zoekt de Proclamatie Waar was Tan Malaka toen dit alles zich afspeelde, en de Republik Indonesia werd uitgeroepen, de verwezenlijking van het ideaal waar hij zich al tientallen jaren voor inzette? Uit Rangkasbitoeng was hij op 9 augustus naar Djakarta vertrokken; bevestiging van zijn aanwezigheid hier is er pas voor de middag van 14 augustus als hij zich meldt bij Soekarni. Wat deed hij in de dagen er voor om zijn opdracht namens de Bantense pemuda uit te voeren? Bracht hij de besluiten over aan Chairul Saleh? Het lijkt niet zo waarschijnlijk. Misschien is het het beste aan te nemen dat Tan Malaka behoedzaam, en wellicht daarom vergeefs zocht naar contact. Door zijn lange verleden als banneling en vluchteling, onder de voortdurende dreiging van arrestatie, was hij bijna obsessief voorzichtig geworden en durfde hij bijna niemand te vertrouwen. Hij kende de verhoudingen in Djakarta onvoldoende om te weten met wie hij veilig contact kon leggen. Velen werkten op een of andere wijze in Japanse organisaties: waar lagen dan de grenzen tussen pro-Japanse gezindheid, persoonlijk opportunisme of tactische opstelling om de Indonesische onafhankelijkheid naderbij te brengen? Voor ingewijden in het Djakartase politieke wereldje was dat inzicht al moeilijk, laat staan voor een buitenstaander. De Kempeitai had de reputatie overal zijn spionnen te hebben, en vederlichte verdenkingen waren voldoende voor arrestatie en vaak gruwelijke behandeling. Tan Malaka kende de geruchten die over hem de ronde deden en de Japanse vermoedens dat hij op Java vertoefde: een extra reden voor voorzichtigheid. Het was begrijpelijk dat hij niet het risico kon nemen om zijn echte identiteit te onthullen. Tan Malaka besefte toen niet eens dat in zo’n geval zijn persoon nog met meer wantrouwen zou worden bekeken: diverse valse Tan Malaka’s waren tijdens de Japanse bezetting opgedoken. Zij waren mogelijk Kempeitai-agenten, die de gevreesde, radicale Tan Malaka-aanhang moesten provoceren zich bekend te maken, of fantasten, die voor eigen prestige of gewin het legendarisch­e aureool van Tan Malaka exploiteerden. Hatta en Soebardjo, die hem nog uit zijn Europese jaren kenden, zouden hem kunnen identificeren, maar zaten geheel in de Japanse sfeer en waren daarom ook politiek niet aanvaardbaar. Anderzijds was Iljas Hussein voor de pemuda in Djakarta, een weliswaar interessante, maar ook onbekende persoon. Hij viel op door zijn ideeën en inzicht en zijn historische kennis, maar wekte zo ook een begrijpelijk wan-



Chairul Saleh schreef zijn ervaringen tijdens de Revolutie niet op, of werd daarover geïnterviewd. Soekarni, die in augustus 1945 zeer nauw samenwerkte met Chairul Saleh, verwijst niet naar een ontmoeting vóór 14 augustus van Tan Malaka en Chairul Saleh. Adam Malik die de geschiedenis van de Proclamatie vastlegde in 1948, op basis van de ervaringen van zijn geestverwanten die tot de aanhang van Tan Malaka behoorden of zouden gaan behoren, dateert de ontmoeting van Soekarni en Tan Malaka ook op 14 augustus.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

11

trouwen op. Wat deed zo’n intellectueel in het afgelegen Bajah? Wat was het verleden van deze sjofele, merkwaardige figuur die alleen al door zijn woordgebruik verried lang buiten Indonesië te hebben vertoefd? Was hier sprake van een Japanse agent-provocateur? Zulke overwegingen verklaren de terughoudendheid van de pemuda die Iljas Hussein opzocht. Zij luisterden, stelden zich vragen over wie deze man was, maar lieten ten opzichte van hem nooit het achterste van hun tong zien. In de week voor de Proclamatie, in de heersende crisissfeer, waarin gerucht en waarheid zich vaak onontwarbaar vermengden, lagen de prioriteiten voor de pemuda elders dan bij het aanhoren en informeren van Iljas Hussein. Zij waren vrijwel voortdurend op pad en vonden deels, uit angst voor Japanse arrestatie – Diah en anderen waren al opgepakt – onderdak op schuiladressen. Onder zulke omstandigheden is het voorstelbaar dat Iljas Hussein dagenlang vergeefs zocht naar contact met pemuda als Chairul Saleh en Soekarni. In 1957 vertelde Soekarni op een herdenkingsbijeenkomst van Tan Malaka in Bandoeng over die ontmoeting. Hij vertelde hem, ook als afgevaardigde

Soekarni

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

12

Verguisd en vergeten

van de pemuda uit Banten, in juni 1945 voor het eerst te hebben ontmoet. Het verslag vervolgt: bij goede beschouwing van zijn woorden en politieke analyse over de toenmalige toestand, had Soekarni het gevoel dat wat Husein besprak geheel overeenstemde met de geschriften van Tan Malaka die hij had bestudeerd en sinds lang zijn politieke richtsnoer vormden. Daarom voelde Soekarni zich verward over de persoon van Husein en de vergadering van die avond van de ‘pemuda proklamasi’ die bij Soekarni zou worden gehouden om de voorbereidingen voor de Proclamatie te bespreken, moest daarom worden verplaatst naar elders, naar Djalan Tjikini.10 Soekarni was in verwarring, hij vreesde dat Husein misschien straks wel een Japanse agent of spion zou zijn, omdat toen Japan inderdaad zo’n middel gebruikte om de strijd te schaden.

Soekarni voelde zich die avond geïnspireerd, en bevestigd in zijn mening, door Hussein dat de Proclamatie nabij was. Bij terugkeer thuis, verwees hij Hussein naar een achterkamer en vroeg hij hem, bij terugkeer in Banten, de pemuda daar voor te bereiden op de Proclamatie.11 Ook Tan Malaka zelf doet van deze ontmoeting verslag in zijn autobiografie, waarvan het manuscript in 1948 gereedkwam. Na zijn eerste ontmoeting met Chairul Saleh en Soekarni had hij de indruk dat zij zijn politieke ideeën kenden en deze volgden, maar hij gebruikte nog steeds de naam Hussein en durfde niet verder te gaan. ‘Ik wachtte nog op een gelegenheid en tijd, die beter paste.’ Hussein verscheen om vier uur ‘s middags bij Soekarni aan de Djalan Fort de Kock 3.12 Helaas was Soekarni zeer druk bezet op deze vijftiende13 augustus. Vele mensen liepen zijn huis in en uit en klaarblijkelijk waren er vele zaken van geheime aard aan de orde. Nadat ik beknopt mijn mening over de toestand toen had uiteengezet (ik wist nog niet dat Japan al had gecapituleerd) en voorstellen over de houding en de te nemen voorbereidingen had gedaan (volksmobilisatie) verliet Soekarni mij. Ik werd gevraagd in het slaapvertrek achter zijn huis te wachten, samen met enkele mensen die ik niet eerder had ontmoet. Ik kreeg ook een slaapplaats toegewezen. Diep in de nacht kwam Soekarni even terug. Daarna zag ik hem echter pas 

De tekst geeft hier 1944, maar dat moet berusten op een vergissing van Soekarni of de verslaggever, of een drukfout. 10 De vergadering van dit vijftal werd verplaatst naar het huis van Maroeto Nitimihardjo (Adam Malik 1975:58, die als adres Djalan Bogor Lama vermeldt; interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980). 11 Soekarni in Peringatan sewindu 1957:105. De wederzijdse terughouding om nadere vragen te stellen ook in Tjiptoning, ‘Apa dan siapa; Duta Besar Sukarni Kartodiwirjo’, Minggu Pagi 1337(11-12-1960):29. 12 Tan Malaka noemt als straatnaam Djalan Padang, maar vergist zich (Pendjara III:55, Jail III:87). 13 Dit moet zijn 14 augustus; overigens is het in Indonesië gebruikelijk de avond vóór de volgende dag ook de datering van die dag te geven.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

13

weer ongeveer anderhalve maand na de Proclamatie. Met het afbreken van het contact met Soekarni en Chairul Saleh, precies één dag14 voor de Proclamatie, tot anderhalve maand na de Proclamatie, werd ook het contact afgebroken met de pemuda die naar het scheen dezelfde opvattingen als ik voorstonden. Blijkbaar had de geschiedenis van de Proclamatie van 17 augustus geen directe rol voor mij ingeruimd; ik mocht slechts een spirituele rol spelen. Dit betreur ik zeer! Maar de geschiedenis trekt zich niets aan van de spijtgevoelens van één persoon of een groep personen!15

Een van de hem onbekenden die Tan Malaka bij Soekarni ontmoette was Chalid Rasjidi, actief in de Menteng 31-groep. Soekarni liet eerst trots aan hem het pistool zien dat hij bij zich droeg en de stapels papiergeld die moesten dienen om de onkosten van zijn activiteiten te bestrijden. Daarna vroeg hij Chalid Rasjidi om een afgezant van de Bantense pemuda te ontmoeten. Deze stelde zich voor als Husin. Er waren nog vier anderen, onder wie nog iemand van de naam Hoessein, die actief was in Menteng 31. Husin uit Banten zag er uit als pas 30 of 35 jaar oud, terwijl hij in werkelijkheid omstreeks 50 jaar oud was. Ik had er geen enkel idee van dat Husin dezelfde was als Tan Malaka. Waarschijnlijk had ik hem al een paar keer eerder ontmoet. Husin vroeg onder andere waar de Japanse wapenopslagplaatsen waren en stelde voor deze wapens te confisceren als onderdeel van de onafhankelijkheids­strijd. De toestand was spannend. Soekarni was zelf niet bij deze ontmoeting. Hij was blijkbaar zeer bevreesd dat de Kempeitai zijn huis zou overvallen. Ik weet niet of Soekarni wist dat Husin Tan Malaka was, omdat zoals gewoonlijk Soekarni meer ‘zweeg’ dan ‘sprak’. Een paar jaar geleden schreef ik in een krant dat Soekarni toen niet wist dat Husin en Tan Malaka dezelfde persoon waren.16 Nu denk ik dat hij dat wel wist, omdat voor ik naar de kamer achter ging Soekarni mij uitgebreid een foto liet zien van een groep leiders van de nationalistische beweging vroeger. Onder hen was een nog jonge Tan Malaka. En het is niet onmogelijk dat de andere Husin met opzet door Soekarni was uitgenodigd, zodat als bij een overval Husin uit Banten door de Kempeitai werd gezocht, Husin van Menteng 31 naar voren zou komen, terwijl Husin-Tan Malaka dan zou kunnen vluchten.17

Rasyidi’s opvatting dat Soekarni wist dat Tan Malaka zich verschool achter de naam Hussein is onjuist. Soekarni moet hebben vermoed en getwijfeld, maar durfde geen doorbraak te forceren, wellicht ook door trekken in zijn eigen

14

Correct is hier dus twee dagen voor de Proclamatie. Pendjara III:55; Jail III:87-8. Deze gang van zaken ook in Adam Malik 1975:58-9. 16 Dit krantenartikel heb ik niet kunnen achterhalen. 17 Khalid Rasyidi 1979:25-6; ook kort in Khalid Rasjidi 1986:150. Hamzah Tuppu 1986:1989 doet uitvoerig verslag van een gesprek met Tan Malaka ten huize van Soekarni drie of vier dagen na de Proclamatie, zonder incognito. Hij moet zich hier vergissen en wellicht was Hamzah Tuppu één van de drie nog naamlozen die Tan Malaka op 15 augustus ontmoette. 15

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

14

Verguisd en vergeten

persoonlijkheid, waarvan zucht tot geheimhouding en wantrouwen heel duidelijk onderdeel waren. Andere, lofwaardige eigenschappen waren daarnaast zijn moed, vlotheid, volharding en slimheid, die hij ook wel eens te ver doordreef met nadelige gevolgen.18 Sajoeti Melik noemt hem het prototype van een beroepsrevolutionair, die in een heilige missie zich inzet voor zijn ideaal, geen oog heeft voor risico’s en offervaardig is.19 Soebadio Sastrosatomo noemt hem actief en dynamisch, geen intellectueel, die zich begaf in ‘agitatie zonder verantwoordelijkheid’ en daarbij leugens niet schuwde.20 Voor B.M. Diah is hij ‘een ultradynamische activist’.21 Dit oordeel in een in memoriam werkte Diah later uit. Hij bewoog zich in een omgeving die moeilijk navolgbaar was. Hij wilde een groot revolutionair zijn, maar hij wist niet op welke wijze de revolutie moest worden uitgevoerd. Hij verlangde naar verandering, maar zijn wens hiertoe werd niet veroorzaakt door een wens om de omstandigheden ‘te verbeteren’, maar in feite wilde hij ‘verandering om de verandering’ of nog sterker ‘revolutie om de revolutie’. Hij was deel van een groep tussen machiavellisten en trotskisten, tussen mensen die hun doel met elk middel wensten te bereiken en een revolutie wilden ontketenen zonder begin- of eindpunt. Daarom veranderde hij heel gemakkelijk van ‘ideologisch’ uitgangspunt. De ene dag was hij volgeling van Soekarno, de dag daarop van Sjahrir en daarna van Tan Malaka enzovoorts.22

Over de andere voorman met wie Tan Malaka vergeefs contact zocht schreef B.M. Diah: Chairul Saleh was een pemudaleider die echt militant, mobiel en dynamisch was. In wezen was hij ook romantisch. […]. Wat hij in een gesprek zei, en wat ik opschreef, weerspiegelt het egoïsme van de jongeren. Hij zei dat hij niet bereid was scheendekker [Nederlands, nu scheenbeschermer] voor de ouderen te zijn. Dat was een besliste en duidelijke uitspraak. Met de pemuda en studenten was hij niet bereid het rijpaard te worden voor de ouderen die de hoogste posities bezetten ten koste van de jongeren. Chairul Saleh was romantisch, zoals ook Soekarni. Maar Chairul, die resoluut en bekwaam met zijn daden reageerde op de actuele situatie, was meer gericht op snel handelen.23

Adam Malik wijdt aan Tan Malaka in zijn Riwayat Proklamasi Agustus 1945 een hoofdstuk onder de titel ‘Kepedihan riwayat’ (De pijn van de geschiedenis).

18

Wasid Soewarto 1986:60-1. Sumono Mustoffa 1986 bevat 34 bijdragen over Soekarni. Juti, ‘In memoriam Sukarni Kartodiwirjo’, Berita Yudha, 14-5-1971. 20 Interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 27-10-1980. 21 B.M. Diah, ‘Kenang2an mengenai saudara Sukarni Kartodiwirjo’, Merdeka, 8-5-1971. 22 B.M. Diah 1992:208-9. 23 B.M. Diah 1995:271. Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) prijst Chaeruls intellect en noemt hem ‘erg arrogant’. 19

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

15

Chaerul Saleh

Waarom durfde Soekarni niet ronduit te vragen wie Hussein was? Waarom vertelde Soekarni hem na zijn thuiskomst niet wat hij had besproken? Vrees voor een Japanse valstrik weerhield hem ervan. En zo liepen op dit historisch ogenblik Tan Malaka en zijn aanhangers elkaar mis. Tan Malaka was aldus niet direct betrokken bij de vervulling van zijn wensdroom, waarvoor hij zich onophoudelijk had ingezet.24 Nog pijnlijker was dit alles voor Soekarni en zijn groep. Zij zwegen tegenover hem, juist toen zij hoopten op de mening en aanwijzingen van iemand van zijn formaat, van iemand met onbreekbare wilskracht, iemand wiens leven voortdurend in het teken van strijd had gestaan, iemand die zijn hele leven plannen opzette voor de vrijheid van het onderdrukte volk, maar zij lieten hem weglopen, verloren hem uit het oog.25

24 25

Adam Malik 1975:60-1. Adam Malik 1975:60.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

16

Verguisd en vergeten

Tan Malaka was blijkbaar zelf ook ongelukkig met de geheimzinnige gang van zaken bij Soekarni en liep op 15 augustus naar Chairul Saleh, die afwezig bleek.26 En ook elders kreeg hij niemand te spreken;27 van hen was Moh. Yamin weer opgepakt door de bezetter.28 Geruchten over de Japanse capitulatie hoorde hij op straat, en hij haastte zich naar Soekarni, die niet thuis bleek, en Chairul Saleh, voor wie hetzelfde gold, om ze aan te sporen tot actie over te gaan. Op 17 augustus hoorde hij dan tot zijn vreugde dat de Proclamatie was geschied. De talloze mislukte pogingen contacten met de pemuda te leggen brachten hem op 18 augustus tot het besluit Soebardjo op te zoeken, die hij in 1919 in Nederland had leren kennen. Dat is althans de lezing van Adam Malik.29 Tan Malaka zelf bevestigt deze gang van zaken, maar stelt de ontmoeting met Soebardjo een week later, op 25 augustus. De week na de Proclamatie zocht hij vergeefs contact met Soekarni en Chairul Saleh, aan wie hij zich als Tan Malaka wilde bekendmaken.30 Dat behoeft niet te verbazen; beiden waren zeer actief in het geven van inhoud aan de Proclamatie, een hachelijke onderneming. De Japanse bezetter was nog op volle kracht aanwezig en had tot taak de status-quo te handhaven tot de komst van de geallieerden. Tot die status-quo behoorde geen Republik Indonesia en het was onzeker hoever de Japanse tolerantie strekte na de tersluikse Proclamatie; de Kempeitai was nog steeds actief. De pemuda wensten inhoud te geven aan de onafhankelijkheid, een reële staat te vestigen, die van Japanse smetten vrij was, en dat aan de geallieerden zou kunnen tonen. De grenzen van de mogelijkheden werden verkend in een ingewikkeld en onduidelijk krachtenveld. De pemuda waren hiermee onvermoeibaar actief, waarbij de asrama Menteng 31 als hoofdkwartier functioneerde. De pemudaleiders overlegden, trokken door de stad en moesten voortdurend bedacht zijn op Japans ingrijpen. Onveilige huisadressen werden gemeden; hun bewaakte hoofdkwartier aan Menteng 31 verschafte desnoods ruimschoots vluchtkansen. Dat hun basis in deze asrama was gevestigd was geen publiek geheim; Tan Malaka wist het niet en bleef daarover tot in oktober in het ongewisse.31 Iljas Hussein ontmoette wel de broers Anwar en Harsono Tjokroaminoto, die hij opzocht in hun ‘Asia Raya’-kantoor en thuis en die hem een beetje wegwijs zullen hebben gemaakt in de gang van zaken, maar blijkbaar toch ook terughouding hebben betracht.32

26 27 28 29 30 31 32

Of wellicht kort met hem sprak, volgens Tan Malaka zelf (Pendjara III:61; Jail III:97). Adam Malik 1975:59-60. Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. Adam Malik 1975:61-2. Pendjara III:61; Jail III:97. Pendjara III:61; Jail III:97. Harsono Tjokroaminoto (interview, Djakarta, 30-10-1980) vertelde niets van deze bezoeken

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

17

In deze impasse besloot Tan Malaka dan, op 25 augustus, zich te melden bij Soebardjo.33 Naar eigen zeggen verbleef Tan Malaka van 15 augustus tot 1 oktober 1945 in Djakarta.34 Dit lijkt overeenkomstig de waarheid, maar geeft een incompleet beeld. Zijn verblijf in de hoofdstad werd diverse malen onderbroken door bezoeken aan Banten, waar hij zijn best deed de politieke koers te sturen in radicale richting. Toen hij zijn levensverhaal opschreef, was het politiek niet opportuun zijn bemoeiingen met de gang de revolutie in Banten in de openbaarheid te brengen. En zoals op meer plaatsen in Dari pendjara ke pendjara liet hij zulke ongewenste gegevens weg.35 Banten Tan Malaka’s vlucht uit Djakarta in juni 1943 naar het afgelegen Bajah deed hem belanden in Banten, een regio die zich in veel opzichten onderscheidde van de rest van Java. Het was ook een regio waar de voedingsbodem voor zijn ideeën vruchtbaar bleek te zijn door een unieke sociale structuur, die al eerder tot radicaal, antikoloniaal verzet had geleid in 1888 en 1926. In beide gevallen was sprake van aanzienlijk en uitgebreid verzet, dat met enige moeite en harde hand werd neergeslagen door het koloniale bestuur. Banten was een overwegend agrarische streek, waarin de paar grotere plaatsen nog nauwelijks de naam stad verdienden. Het sultanaat Banten had een glorieuze geschiedenis achter zich, maar was ten onder gegaan in de strijd tegen de VOC. De Bantense adel was echter nog talrijk, maar onmachtig. Met titels als Toebagoes, Raden, Mas en Entol genoten zij groot aanzien onder de bevolking; de brede verspreiding via overerving deed hen ook in flinke getale belanden als boeren en handelaars in de dorpen en grotere centra. Zij koesterden het verleden, werden om die reden gewantrouwd door het bestuur

van Hussein na 17 augustus; hij wist slechts dat Tan Malaka, die hij toen niet aan Hussein koppelde, onderdak had bij Soebardjo of Iwa Koesoema Soemantri. 33 Pendjara III:61; Jail III:97. 34 Pendjara III:61, 67; Jail III:97, 105. 35 Sastra 1980:90 schrijft dat Sjahrir en hij begin juli bespraken wie in plaats van de belaste Soekarno en Hatta als proclamatoren konden optreden. Zij dachten aan Tan Malaka, die naar verluidt in Banten vertoefde. Twee geestverwanten zochten hem vergeefs. Sjahrir en Sastra gingen vervolgens zelf op pad en vonden hem met hulp van de stationschef van Menes. Tan Malaka weigerde vierkant als Proclamator op te treden. Er was daarna geen andere keuze dan Soekarno en Hatta; Sjahrir achtte zichzelf te onbekend. Dit verhaal is onjuist en het resultaat van een falend geheugen. Sastra dateert zoektochten naar en gesprekken met Tan Malaka die na de Proclamatie plaatsvonden vóór 17 augustus 1945. Rose 1987:117 neemt Sastra zonder commentaar over.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

18

Verguisd en vergeten

en namen in het antikoloniaal verzet een leidend aandeel. Daarnaast vormde Banten sinds de komst van de Islam in de archipel een orthodox-islamitisch bolwerk, met een zeer grote invloed voor de ulama, de godsdienstleraren, en onder hen vooral van de kjai, die als leiders van pesantren, de godsdienstscholen, een nauwelijks te overschatten gezag uitoefenden. Het verbaast niet dat de pesantren centra vormden, waar in weinig gunstige zin werd gesproken over de ongelovige heerser. Uit die kritiek en afkeer kon gemakkelijk verzet ontstaan, in woord en daad. In dit krachtenveld namen tenslotte ook de djawara een positie in. Djawara waren meestal jonge boeren, die een semi-illegaal bestaan leiden. Zij werden in de dorpen gevreesd en bewonderd, hadden daar prestige, invloed en macht. Soms functioneerden zij als een schaduwbestuur, in andere gevallen was hun optreden louter crimineel. Zij functioneerden in netwerken of bendes en de schaal van hun activiteiten fluctueerde met de sociaal-economische omstandigheden. In tijden van sociale onrust stonden zij vooraan en verbonden zij zich met de dorpsbewoners. Het besturen van zo’n explosief maatschappelijk mengsel was geen benijdenswaardige taak. Vooral de inheemse bestuurders – van dorpshoofd tot regent – in hun schakelfunctie tussen bevolking en koloniale overheid oogstten weinig dankbaarheid. Op dorpsniveau werden zij vooral gezien als de gaarders van steeds meer en stijgende belastingen. De waardering voor de uitbreiding van het scholennet en de activiteiten van de welvaartsdiensten daartegenover was negatief of afwezig. De bestuurders in andere, hogere rangen dan dorpshoofd waren soms in staat het wantrouwen van de Bantense bevolking te overwinnen, vooral als zij zelf van Bantense afkomst waren en rekening hielden met de eigen Bantense omstandigheden. Dat juist maakte hen weinig bemind bij het gouvernement, dat noch veel begrip noch veel geduld had met deze eigenaardige regio. Menig Bantens bestuurder moest zijn balanceerkunst dan ook bekopen met een overplaatsing uit de eigen streek. Hun vervangers kwamen veelal uit de naburige Priangan. Zij genoten minder gezag en konden op weinig sympathie rekenen; zij namen de positie in van eigen streekgenoten, terwijl ook traditionele buur-rivaliteiten een rol speelden. De opstand in Banten van 1888 was nog een louter regionale aangelegenheid, waarbij de opgetaste conflictstof was ontbrand. De afloop van de opstand liet veel bitterheid achter bij de ulama, die hun positie in de jaren daarna verder zagen worden bedreigd door de uitbreiding van het westers onderwijs en de controle op de islamitische scholing. Daarnaast kreeg Banten te maken met moderne politieke organisaties, waarin een geschoolde middenklasse van ‘nieuwe prijaji’, een nieuwe elite, een belangrijk aandeel had. De Sarekat Islam kreeg als eerste rond 1916 voet aan de grond, maar de gematigde regionale leiding verhoedde dat een radicale koers werd ingeslagen door het revolutionaire potentieel van ulama en djawara aan te boren, en

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

19

de beweging verliep rond 1920.36 Parodoxaal genoeg slaagde enkele jaren later de Partai Komoenis Indonesia (PKI), er wel in alle ontevreden elementen onder zijn banier te verenigen. De communistische beginselen behoefden daartoe wel de nodige aanpassing, die bekwaam geschiedde door de regionale leiders, die voor een deel het voordeel hadden van Bantense afkomst te zijn. Pas in 1925 begon de PKI zijn stormachtige groei in Banten, op een tijdstip dat de PKI al zwaar leed onder de gouvernementele repressie. Leiding en controle uit het centrum verzwakten; wel stond al vast dat de partij gewapende actie wenste tegen het koloniaal bestuur. De PKI in Banten koerste aldus af op opstand. De ideologische rechtvaardiging en de gehanteerde leuzen sloten aan bij de bestaande grieven en benutten ook de Islam. Zo sloten zich vele godsdienstleiders, ontevreden aristocraten en djawara aan, gevolgd door de dorpelingen. Het ledental vertienvoudigde begin 1926 in enkele maanden tot twaalfduizend. Nederlandse en Indonesische bestuurders hadden onvoldoende zicht op deze gang van zaken. Verboden en arrestaties verhinderden niet dat de PKI illegaal verdere voorbereidingen voor de opstand trof, en de hele beweging een millenaristisch karakter kreeg. Op centraal niveau was de PKI in 1926 verdeeld over het doorzetten van de opstandplannen, die als gevolg van het overheidsoptreden, waardoor de PKI als landelijke organisatie nog maar gebrekkig functioneerde, tot mislukken leken gedoemd. Van buitenaf probeerde Tan Malaka tevergeefs het uitbreken van de opstand te verhinderen. Tot de vurige voorstanders van het doorzetten van de opstand behoorde de PKI-Banten. Uitstel maakte de uitgangspositie steeds ongunstiger, omdat voortdurende arrestaties de slagkracht uitholden; vooral de aanhouding van de machtige ulama Hadji Achmad Chatib was een zware tegenslag. Toen de opstand dan ook op 12 november uitbrak waren kracht en omvang om die reden geringer dan zij een paar maanden eerder zouden zijn geweest. Voor het gouvernement vormde de opstand in Banten, na al het preventieve optreden nog wel een verrassing, en een affront voor het bestuur op centraal en vooral regionaal niveau. Het duurde enkele dagen voor de opstand was neergeslagen. Op Java was verder alleen sprake van geïsoleerde incidenten; alleen in Banten traden de opstandelingen in groter, gecoördineerd verband op.37 Het koloniale bestuur besloot zijn gezag te herstellen door zeer hard op te treden tegen de opstandelingen. In Banten werden ongeveer dertienhonderd personen gedetineerd. Een deel werd berecht en zwaar gestraft; er vielen zelfs doodvonnissen, waarvan er vier werden voltrokken. Negenennegentig mannen werden naar het interneringskamp Boven-Digoel, diep in de jungle 36

Williams 1990:41-141. Over de maatschappijstructuur ook uitgebreid Suharto 2001:49-57, 65-71. 37 Williams 1990:143-207.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

20

Verguisd en vergeten

van Nieuw-Guinea, gestuurd. De bijzondere Bantense situatie wordt weerspiegeld in hun achtergrond: elf waren godsdienstleraar en zevenentwintig hadden de bedevaart naar Mekka gemaakt; meer dan vijftig waren boeren. Het aandeel van beide groepen – hadji en boeren – bewees hoezeer de PKI, ten koste van de eigen ideologie er in was geslaagd een volkspartij te worden, iets wat elders nergens was gelukt met uitzondering van West-Sumatra.38 Over Banten was er na 1927 weinig opwekkends te berichten. Na de repressie bleef het verscherpte toezicht. De economische crisis trof een agrarisch gebied als Banten uitermate zwaar. Er restte slechts berusting; de mogelijkheden tot politieke organisatie waren van overheidswege ingeperkt. Legale, principieel antigouvernementele actie was niet meer toegestaan en actie buiten de steden werd niet geduld. Voor Banten bood dit alles geen alternatief. Een traditionele uitlaatklep kreeg een grotere functie: aantal, activiteit en invloed van de djawara groeiden. Concentraties van ontevredenheid vormden zich ook rond de ex-’communisten’, die uit de cel of uit Digoel waren teruggekeerd. In hun eigen groep, die van de Islam, of de aristocratie, of de djawara, waren de oude grieven nog volop aanwezig, nu wellicht versterkt met persoonlijk ressentiment. De afkeer van de bestuursambtenaren, veelal van buiten de regio, was onverminderd groot.39 Tot de meest betekenende ondergrondse groepen die zich aan het einde van de jaren dertig vormden behoorde die van Tjeq Mamad en Toebagoes Alipan, die na de opstand van 1926 naar Singapore waren gevlucht. Tjeq Mamads omzwervingen daarna brachten hem zelfs als één van de weinige Indonesiërs bij Tan Malaka in China. Daarna was hij betrokken bij de Paripropaganda van Mohammed Arif Siregar in Palembang, met wie hij in 1932 om die reden werd gearresteerd.40 Beiden rekenden zich tot de Pari-aanhang, maar stelden hun losse kring open voor radicalen van allerlei achtergrond: communisten, ex-Digoelisten en djawara. Er was contact met Chatib, na diens terugkeer uit Digoel. Ook lagen er verbindingen naar de radicale chauffeursbond Persatoean Sopir Indonesia, geleid door mr. M. Joesoef.41 Tjeq Mamad

38

Williams 1990:237-74. Williams 1990:275-83. 40 Poeze 1976:411, 418, onder de naam Tjeq Man. 41 Williams 1990:283. De chauffeursbond, die door mr. Joesoef in Cheribon in 1939 was opgericht, had aanzienlijk succes met een radicaal programma dat de band tussen vakbondsstrijd en politieke actie als wenselijk en zelfs noodzakelijk zag. In het verlengde hiervan lag ook Joesoefs bemoeienis met de in 1941 opgerichte Partai Boeroeh Indonesia (Indonesische Arbeiders Partij). De Gerindo, waarvan ook Joesoef lid was, zag met enige ongerustheid het verschijnen van deze concurrent en zocht contact met de vakbonden om betrokken te worden bij initiatieven op dit gebied. In diezelfde tijd liet Joesoef zich uit dat hij bezig was een arbeidersfront in het leven te roepen. De Japanse bezetting van Indonesië zette een punt achter al deze ontwikkelingen (Poeze 1994:lii, lxiii, 331, 423, 439). 39

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

21

was Tan Malaka behulpzaam bij de overtocht van Sumatra naar Java in juli 1942. Zijn groep bleef bestaan en was informeel deel van Djojobojo, een communistische verzetsgroep die werd geleid door mr. Joesoef in Bandoeng. Djojobojo hield zich bezig met de organisatie van arbeiders in anti-Japanse zin en zou sabotage aan spoorlijnen hebben gepleegd. De gevolgen van de verbeten jacht op communisten troffen ook Tjeq Mamads groep. Hij en velen van zijn groep werden eind 1943-begin 1944 door de Kempeitai gearresteerd. Een flink aantal vond de dood in de cel.42 Die arresten vonden waarschijnlijk plaats voordat Tan Malaka in Bajah een positie had verworven die hem in staat stelde rond te reizen en contacten te leggen buiten Bajah. De Japanse bezetting veranderde overigens in Banten niet zo veel aan de maatschappelijke verhoudingen. De bestuurders knapten nu het vuile werk op voor de Japanners, en werden als gevolg van de veel straffere hand van de nieuwe meester nog meer gehaat. De ulama kregen nominaal een hogere status, maar dit leidde maar mondjesmaat tot echte bestuurlijke invloed. Van gewicht was wel de benoeming van Chatib en andere ulama tot daidancho, bataljonscommandant van de Peta in Banten.43 In de Peta, in semimilitaire korpsen als Seinendan en Keibodan en steunorganisaties als de Badan Pembantoe Keloearga Peta (BPP, Steunorganisatie voor de Petafamilies) was er ruimte voor nationalistisch geïnspireerde jongeren èn ouderen. Binnen dat netwerk vond ook Iljas Hussein zijn contacten en droeg hij met aanzienlijk succes zijn ideeën uit. De bijeenkomst in Rangkasbitoeng van 9 augustus met Tan Malaka kreeg een vervolg op 24 augustus, volgens Ajip Dzuchri’s relaas van de gang van zaken: Zeven dagen na de Proclamatie, omstreeks 12 uur, toen ik thuis was in de kampong Tji-chek van Pandeglang, hoorde ik het geluid van een autoclaxon voor het huis. Toen ik naar buiten liep, naar de personenauto toe, stapte iemand uit die ik al lang kende, Kjai Hadji Abdulhadi (inmiddels overleden), die ik kende als een zeer goede vriend van (wijlen) K.H.Tb. Achmad Chatib. K.H. Abdulhadi riep: ‘Jip, Jip. Is Bapak Achmad Chatib daar?’ Ik antwoordde: ‘Misschien is hij nu in Laboean’. ‘Ja, als dat zo is, ga ik maar naar Laboean’, waaraan hij toevoegde: ‘Jip! In de auto zit Tan Malaka!’ Na het noemen van de naam Tan Malaka, kwam meteen het verlangen op om te weten te komen wie werkelijk de man was wiens naam al lang zo vaak, sinds de Nederlandse koloniale overheersing, werd genoemd. Ik liep naar de stilstaande auto. Hoe verrast was ik, en nog halfweg in mijn stomme verbazing riep ik spontaan: ‘Dus, Saudara Hussein is Tan Malaka?’ Husein antwoordde: ‘Zwijg Ajip’ en legde de vinger op zijn lip. ‘Ik wil Chatib ontmoeten.’ 42

Williams 1990:286, 1985:58; Handajani Purwaningsih 1984:36; Mohammad Iskandar 1995:100. Williams dateert de arrestaties op 1944; Purwaningsih op eind 1943. 43 Williams 1990:284-6; Mohammad Iskandar 1995:101.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

22

Verguisd en vergeten

Dzuchri werd gevraagd mee te gaan naar Laboean, maar had andere verplichtingen. Hij schrijft Tan Malaka nog enkele malen te hebben ontmoet en noemt de zeer nauwe persoonlijke band tussen Chatib en Hussein.44 Tan Malaka’s trotse en enthousiaste begeleider hier was K.H. Abdulhadi, die met Chatib Digoelervaringen deelde.45 Dit bezoek, met een toen uiterst zeldzame personenauto in rijdende staat, duidt op invloedrijke relaties. Een autorit op dat tijdstip kon slechts geschieden met vergunning van het nog steeds functionerende Japanse bestuur. Blijkens zijn eigen verslag zocht Tan Malaka van 15 tot 25 augustus vergeefs naar contact met geestverwante pemuda en wendde hij zich daarna, lichtelijk desperaat, tot Soebardjo, die hij meer dan vijfentwintig jaar eerder leerde kennen in Nederland. Soebardjo was ook de eerste, zoals Tan Malaka met enige dramatiek neerschreef, die hem sinds zijn terugkeer in Indonesië met zijn eigen naam aansprak.46 Die onderscheiding zou volgens Dzukhri’s verslag niet bij Soebardjo berusten, maar bij Abdulhadi en de kring waarin deze verkeerde. Dzukhri is heel duidelijk in zijn datering van het korte oponthoud van Tan Malaka in Pandeglang. Hij dateert dit op zeven – in cijfers en letters – dagen na de Proclamatie, op 24 augustus dus, één dag voor de ontmoeting van Tan Malaka en Soebardjo. Kan Dzukhri zich vergissen? Bij alle nadruk die hij legt op het tijdstip, en gelet op de diepe indruk die de ontmoeting maakte, is een marge van meer dan een paar dagen onwaarschijnlijk. Het bezoek zou dan hebben plaatsgevonden kort na de kennismaking met Soebardjo. Soebardjo’s positie was zodanig dat het onwaarschijnlijk lijkt dat een expeditie onder auspiciën van het voormalige Kaigunbureau naar Banten plaatsvond buiten zijn medeweten. Met zo’n datering blijft ook Tan Malaka’s verslag van de ontmoeting met Soebardjo plausibel. Het lijkt onjuist dit bezoek aan Chatib aan het eind van september te situeren, toen Tan Malaka een in meer bronnen vermeld bezoek aan Serang bracht.47 Malaka’s reis naar Banten eind augustus past in een specifiek Bantens netwerk aan contacten, waarin ook de Japanse marine een rol speelde. Een onderdeel van het marinekantoor in Djakarta, dat linkse nationalisten met de nodige sympathie ontving, was de Kaigun Bukanfu Daisangka, de Japanse Marine Contraspionagedienst, die werd geleid door Tomegoro Yoshizumi, voor de oorlog journalist van een Japanse krant, die in Batavia verscheen. Hij kende Banten en trok na de bezetting diverse Bantense jongeren aan voor zijn dienst. Via hen bouwde hij een netwerk op, waarin ook plaats was voor con-

44

Dzukhri 1969, zoals overgenomen in Khalid Rasjidi 1979:22, die zijn citaat eindigt met Dzuchri’s verbazing over de ware identiteit van Hussein. 45 Williams 1990:186, 253, 317. 46 Pendjara III:61; Jail III:98. 47 Williams 1990:291, 1985:62 doet dit, zonder toe te lichten waarom hij van Dzukhri’s datering afwijkt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

23

tacten met de groep van Tjeq Mamad. Na het oprollen van diens organisatie slaagde Yoshizumi er in een aantal van de arrestanten voor executie te behoeden. Na de belofte van onafhankelijkheid voor Indonesië in september 1944 gaf zijn Dienst steeds openlijker steun aan het onafhankelijkheidsstreven. Dat ging veel verder dan het Japanse leger toestond. Menigmaal vormde Maeda’s kantoor een toevluchtsoord voor met vervolging bedreigde Indonesiërs en vrijwaarde een functie bij de Kaigun van een Kempeitai-optreden. Enkele djawara-leiders kregen militaire scholing. In mei 1945 bezocht Yoshizumi met zijn Bantense medewerker Entol Chaerudin de regio, overlegde met ulama en djawara, waarop in juni 1945 vierhonderd man een militaire opleiding kregen in Serang en Djakarta. Een van de ulama die rekruten aanwees was K.H. Abdulhadi. Zij werden opgeleid om guerrilla te voeren tegen een geallieerde bezetter. Daartoe werden ook geschikte regio’s uitgezocht, die ook werden ingericht voor deze doeleinden. Een van die regio’s was Zuid-Banten, dat om die reden ook bezoek kreeg van een Kaigundelegatie met Nishijima, Soebardjo, Soediro mBah en Chaerudin, met als uitvalsbasis Bajah.48 Tan Malaka was toen toevallig afwezig; hij begeleidde een romushatransport.49 Maeda en zijn bureau speelden een belangrijke rol bij de totstandkoming van de Proclamatie. Zijn belangrijkste contactpersonen met de Indonesische nationalisten, Yoshizumi en Nishijima, bleven ook na 17 augustus actief om de prille Republik te beschermen tegen acties van het Japanse leger en de Kempeitai. Maeda droeg de wapens van zijn bureau over aan zijn ondergeschikten. De structuur bleef dus intact en in de overgangsdagen kort na de Proclamatie vormde het voormalige bureau, met hulp van de Republik goedgezinde Japanners, een belangrijke macht.50 Het Bantense aandeel in het bureau, zowel qua mankracht als activiteiten was aanzienlijk geweest en dat bleef zo. Iljas Hussein moet van de Kaigunemployés diverse mensen hebben gekend. Voor een officiële afgevaardigde van de pemuda van Banten naar Djakarta lijkt het niet onlogisch dat hij in Djakarta zich ook meldde bij de Kaigun, ondanks zijn afkeer van de Japanse bezetter. Tjeq Mamad was geïnterneerd in de Kempeitaigevangenis in Tanah Abang, Djakarta. Hij werd daar op 19 augustus bevrijd door de al oudere Abdul Djalil Muluk en Sjamsudin Tjan, beiden behorend tot de radicale pemuda rond Soekarni en Chairul Saleh.51 Op 20 augustus stuurde Chairul Saleh vier

48

Williams 1990:287, 1985:58-9. Voor een algemeen overzicht, en veel uitgebreider, Chaerudin 1973:11-7; Hadisutjipto 1976:19-20 en Warsa Djajakusumah 1976:100-4. 49 Interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972. 50 Tot die structuur behoorde ook een flink wagenpark, mede het resultaat van de confiscatie van auto’s van Japanners (Warsa Djajakusumah 1976:107-8). 51 Handajani Purwaningsih 1984:36; interview Tjeq Mamad, Djakarta, 26-9-1980. Abdul Djalil Muluk was een strijdmakker van Tjeq Mamad vóór 1942, met wie hij in Batavia in radicaal ver-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

24

Verguisd en vergeten

pemuda naar Banten om het nieuws van de Proclamatie over te brengen aan de volksleiders, als Chatib en Sjam’oen, en pemuda daar. Abdul Djalil Muluk, Pandoe Kartawigoena, Ibnu Parna en Chaerudin vormden dit kwartet. Zij spoorden de pemuda aan de Japanse militairen te ontwapenen en het bestuur over te nemen. In een aantal plaatsen lukte dat en de eerste Japanse troepen verkozen uit te wijken naar Djakarta. Ook de gehate Indonesische bestuurders kwamen onder vuur en een uittocht naar veiliger oorden begon ook onder hen. In dat vacuüm breidden de pemuda hun invloedssfeer uit, nu onder de naam Angkatan Pemoeda Indonesia (API, Indonesische Jongeren Generatie, waarbij ‘Api’ ook ‘vuur’ betekent), door Chairul Saleh op 1 september opgericht. Hun overleg met de volksleiders in Serang leverde begin september een machtsverdeling op waarbij Chatib het civiele bestuur en Sjam’oen militaire zaken onder hun beheer kregen. Onder druk van de voldongen feiten werd Chatib door president Soekarno op 10 september 1945 tot resident van Banten benoemd. Hij vervulde vervolgens de overige posities in het bestuursapparaat met een flink aantal Bantense radicalen, uit islamitische kring, de oude aristocraten en de pemuda. Onder hen was ook Tjeq Mamad die tot voorzitter van het Komite Nasional Indonesia (KNI) in Serang werd benoemd. De KNI was de regionale en lokale kopie van de door de Republik ingestelde centrale volksvertegenwoordiging. Overleg met de Japanse troepen in Banten leek tot een vreedzame aftocht en wapenoverdracht te leiden. Het liep toch nog spaak na gewelddadige incidenten. Een Indonesische aanval op het Kempeitaihoofdkwartier in Serang op 11 oktober vormde het slotakkoord van de Japanse aanwezigheid in Banten. De bezetter blies de aftocht.52 Banten was vrij van Japanse troepen; krijgsgevangenen en civiele geïnterneerden kende de regio niet. Voor de geallieerden was de regio daarom in eerste instantie niet van belang. Tjeq Mamad had zich na zijn vrijlating gemeld bij Chairul Saleh en kreeg van hem de opdracht de machtsovername in Banten te organiseren. Hij vertrok op 21 augustus en reisde via Tangerang waar hij overlegde met K.H. Achmad Chaerun, een goede kennis van Chatib, om ook daar te komen tot een machtsovername. Die diende een radicale inhoud te hebben, anders dan de machtsoverdracht in Djakarta – zonder welke Japanse smet dan ook, en in communistische zin, waarvoor als instituut de Dewan Rakjat (Volksraad) werd gekozen. Chairul Saleh stuurde Wikana, die ook in dienst was geweest van de Kaigun en nauw samenwerkte met Soebardjo, achter Tjeq Mamad

band was opgetrokken (Handajani Purwaningsih 1984:73). Hij speelde een belangrijke rol in de contacten van pemuda in Djakarta met volksleiders in de regio (Aboe Bakar Loebis 1995:74-5). 52 Handajani Purwaningsih 1984:47-68; Suharto 2001:80-108. Ook in ‘Resumé sejarah perjuangan; Periodisasi perjuangan rakyat Banten dalam Perang Kemerdekaan’, (ca. 1980), pp. 4-6 (kopie in mijn bezit). Suharto 2001:80 noemt vijf afgezanten, en voegt de naam van Chaerudin aan de drie door Handajani genoemde namen toe. Verder Mohammad Iskandar 1995:102-3, 105-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

25

aan om hem in Serang te ondersteunen. Zijn reputatie – zijn erenaam was Bapak Rakjat (vader van het volk) – en zijn goede relaties met Chatib leverden hem dus op 10 september de invloedrijke positie van KNI-voorzitter op. Hij benutte die voor uitgebreide agitatie tegen de veel te gematigde opstelling van de regering van de Republik. De bestaande structuur was, naar zijn oordeel, slechts een voortzetting van de koloniale en Japanse opzet. Nodig was een algehele breuk met het verleden, een nieuw systeem waarvan de Dewan Rakjat, als een soort ‘Sovjet’ de kern vormde, en een primitief of vulgair communisme de onverwerkte ideologische basis. Voor de gecompromitteerde Indonesische bestuurders was geen plaats. De wijdverbreide haat tegen deze ambtenaren, die in hun positie werden gehandhaafd, gaf Tjeq Mamad’s actie nog meer vaart. Tjeq Mamad bezegelde op 27 oktober zijn actie met een formele machtsovername. Chatib stemde – de mate van dwang daarbij is onduidelijk – in met de overdracht van de macht aan de Dewan Rakjat, die werd belast met het oppergezag in de regio. De resident en de bestuurders onder hem, evenals de militaire eenheden, werden ondergeschikt aan de Dewan Rakjat. Deze omwenteling, met soortgelijke bewegingen in andere regio’s onder de noemer ‘sociale revolutie’ gevat, hield vooreerst een afrekening in met de zittende bestuurders, de gehate outsiders. Zij werden ontslagen, vluchtten of, als zij minder geluk hadden, werden zij gevangengezet of vermoord. Hun vervangers waren door Chatib benoemde kjai en ulama. Tjeq Mamad organiseerde een Lasjkar Rakjat (Volksleger), waarin een grote rol was weggelegd voor djawara. De door Sjam’oen geleide militaire eenheden, inmiddels onderdeel van het nationale leger, de Tentara Keamanan Rakjat (TKR, Leger voor de Veiligheid van het Volk), stonden gereserveerd tegenover Tjeq Mamads acties. Toen die ontaardden in willekeur, in plunderingen, roof, ontvoeringen en arrestaties, greep de TKR eind november in, met steun van Chatib. Tjeq Mamad moest zich terugtrekken naar Rangkasbitoeng, waar hij zijn hoofdkwartier vestigde bij Tachril. Op 9 december brachten Soekarno en Hatta een bezoek aan Banten; een spannende krachtproef die de beide nationale leiders met gemak doorstonden. In Serang en Rangkasbitoeng riepen ze op tot het herstel van de wettelijke structuur. Een gevreesde ontvoering van Soekarno bleef uit; slachtoffer daarvan werd wel tezelfdertijd Hardiwinangoen, die tot 1945 als regent van Lebak in Rangkasbitoeng zijn standplaats had. Hij werd ontvoerd en vermoord. Na ook nog de ontvoering van twee TKR-commandanten kon reactie nu niet uitblijven en de TKR schakelde zonder veel moeite de Dewan-lasjkar uit en pakte de Dewanleiders op. Begin januari was dit radicale avontuur voorbij.53

53

Overzicht van de gang van zaken in Williams 1985 en 1990:288-304; Handajani Purwaningsih 1984:69-96; Halwany Michrob en Mudjahid Chudari 1993:248-51 (die Chatib onder dwang laten

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

26

Verguisd en vergeten

Het krachtenveld in Banten in 1945 vertoont opmerkelijke overeenkomsten met dat van 1926. Dezelfde curieuze coalitie van Islamleiders, communisten en djawara deed een greep naar de macht met grotendeels hetzelfde programma, of liever onder dezelfde leuzen, en gericht tegen de van buitenaf aangestelde bestuurders. De opponent was nu echter niet de machtige koloniale overheerser, maar een wankele, prille Republik, die in eerste instantie slechts kon pogen bij te sturen en op tijdwinst speelde. Niet alleen de coalitie van 1926 was dezelfde, zelfs de hoofdrolspelers gingen op herhaling, voorzien van een martelaarsaureool. De impuls van de radicale pemuda uit Djakarta werd meteen opgepakt door communisten – in zeer wijde betekenis van het woord – die hun illegale status konden afleggen, en djawara. Tjeq Mamad werd hun leider, die, mede door zijn goede relatie met Chatib, zijn Dewan Rakjat kon grondvesten. Hij liet Chatib alle ruimte om er het bestuur te bemannen met kjai en ulama. De Dewan Rakjat faalde in de regio door bestuurlijke onmacht. Agitatie en leuzen leveren geen duurzame basis op, terwijl het geweld vooral van de niet in de hand te houden djawara-bendes de volkssteun deed afkalven. Niet alleen die volkssteun verminderde, ook de Islambondgenoot nam wat meer afstand. Op nationaal niveau kreeg de radicale lijn van Tjeq Mamad geen bondgenoot. Het nationale bestuur kwam steviger in het zadel en de geestverwanten kwamen nog niet tot georganiseerde bundeling. Van een bovengrondse PKI was nog geen sprake. De politieke lijn van de communisten tendeerde daarbij naar een gematigde opstelling, waarin steun en deelname aan de regering paste, en geen deelname aan radicale experimenten als de Dewan Rakjat. In die zin werd ook tussen communisten in Djakarta en Banten gesproken, met nadelige gevolgen voor de Dewan Rakjat. De eerste tekenen van een scheiden der wegen tussen PKI- en Pari-aanhang waren op te merken. Steun van een handelen); Mohammad Iskandar 1995:107-13; Ensering 1995:151-3; Sejarah TNI 2000, I:241-2; Suharto 2001:108-23. Suharto wordt samengevat in Nina H. Lubis 2003:171-3. De auteurs verschillen hier en daar in hun weergave. Williams 1990:293, 1985:63 stelt de ‘benoeming’ van Chatib tot resident op 6 oktober, als gevolg van een keuze van een massabijeenkomst in Serang. De machtsovername van Tjeq Mamad op 27 oktober (Handajani Purwaningsih 1984:78-81) blijft bij Williams geheel ongenoemd. Voor andere overzichten: Nasution 1977, II:520-5; Anderson 1972:335-7; Soekarahardja, ‘Risalah tentang pembentukan ketentaraan di Banten’, 1980, pp. 2-3 en Rafiudin Sandjadirdja, ‘Laporan yang mengenai pokok2nja dari Revolusi Nasional 17 Agustus 1945 di daerah Banten’, ca. 1980, pp. 1-4 (beide documenten in kopie in mijn bezit). Een impressie door de echtgenote van de latere Siliwangicommandant in de regio: Mang Eri Soedewo 1994:13-7. Redelijk goed geïnformeerd is CCO Amacab, Afd. Intelligence en Loyaliteitsonderzoek, Batavia, ‘Verslag ontwikkeling situatie in Bantam tot 11 maart 1946’, in NA, HKGS GG 4-1193. In NA, PG 1086 een aantal verhoren van prominente Dewan-Rakjatleden van eind 1947-begin 1948 over vooral de moord op Hardiwinangoen. Tjeq Mamad werd op diverse plaatsen gevangengehouden, maar ontvluchtte in mei 1946 en dook onder in Djokja (interview Helen Jarvis met Tjeq Mamad, Djakarta, 4-11-1972).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

27

Pari-organisatie op nationaal niveau was er evenmin en Tan Malaka verkoos voorshands anoniem te blijven. De regering in Djakarta kon dus zonder oppositie optreden, waarbij de uitwassen van de Dewan Rakjat, volgens haar een anarchistische dictatuur, een dankbaar motief vormden. Aan de nieuwe bestuursformatie, waarbij de kjai en ulama de dienst uitmaakten, werd niet meteen getornd en ook Chatib bleef in functie. Slechts geleidelijk en sluipenderwijs werd het bestuurlijk apparaat herschikt naar Djakarta’s wens.54 Tan Malaka’s rol en invloed op deze gang van zaken is niet duidelijk. Documenten ontbreken vrijwel; slechts vraaggesprekken leveren fragmenten op, die niet tot een eenduidig geheel zijn te construeren.55 Eind augustus maakte Tan Malaka, zoals al beschreven, zijn autoreis naar Banten en zocht hij de hem bekende Chatib op. Korte tijd later keerde hij nog een keer terug naar Bajah. Hij bracht een kort bezoek aan Djajaroekmantara, de Petaleider daar, dat zich beperkte tot het uitwisselen van vriendelijke groeten. Deze was inmiddels tot hoofd van de KNI benoemd, en nam een potentieel invloedrijke positie in. Hij was echter te gematigd om Tjeq Mamad te volgen. Voor Djajaroekmantara bleef Tan Malaka nog steeds Iljas Hussein. Een week later, toen Hussein al weer was vertrokken, kreeg hij een brief uit Djakarta, getekend door Hussein, met het verzoek voor een bespreking naar Djakarta te komen. Toen hij zich op het aangegeven adres meldde, kwam hij terecht bij Iwa Koesoema Soemantri. Samen met Iwa ging hij naar Soebardjo, waar bleek dat Hussein buiten de stad vertoefde.56 In Bajah werd Tan Malaka weer opgehaald door Nafsirin Hadi. Nafsirin Hadi, uit Bantense ouders geboren, was door de Kempeitai gearresteerd in verband met zijn betrokkenheid bij Djojobojo. Dankzij de Kaigun en met persoonlijke inzet van Maeda, Soebardjo, Yoshizumi en Chaerudin werd hij in juni 1945 vrijgelaten. Kort na de Proclamatie zette hij in Laboean de eerste KNI van de regio op, terwijl hij zich ook bezighield met de organisatie van een gewapende macht in Zuid-Banten. De opdracht Tan Malaka op te halen kreeg hij uit Djakarta van een afgezant van Menteng 31.57 Hij kreeg twee foto’s van Tan Malaka mee. Voorzichtig informeren – de Japanse troepen zaten immers nog in Bajah – brachten hem bij Tan Malaka. Na een

54

Deze analyse is grotendeels gebaseerd op Williams 1985, 1990:295-315 en Handajani Purwaningsih 1984:97-104. 55 Suharto 2001 noemt in zijn uitgebreide studie Tan Malaka slechts in een voetnoot. 56 Interview Djajaroekmantara, Djakarta, 26-9-1980. 57 Dit lijkt onjuist. Tan Malaka was, tot zijn spijt, het contact kwijt met Menteng 31. Meer waarschijnlijk is als opdrachtgever natuurlijk het voormalige Kaigunbureau. Wellicht is de associatie van Abdul Djalil Muluk met Menteng 31 debet aan deze opmerking van Nafsirin Hadi; Djalil was later de vaste begeleider van Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

28

Verguisd en vergeten

lang gesprek was diens argwaan overwonnen en ging hij mee. Nafsirin Hadi organiseerde het vervoer per pick-up en personenauto naar Serang, waar hij hem, zoals opgedragen, bracht naar Tjeq Mamad. De reden voor Tan Malaka’s terugkeer in Bajah is niet moeilijk te raden. Het was niet om zijn aardse bezittingen te verhuizen – die pasten in een tas, en zijn opvallende en altijd zelfde kledij bestond uit een kakihemd, een korte broek, lange kousen en een tropenhelm, met daarbij nog een wandelstok. Wel ging het om het manuscript van Madilog, dat hij daar veilig had achtergelaten en nu naar Djakarta wilde overbrengen.58 Tjeq Mamad zegt zijn Dewan Rakjat te hebben gemodelleerd volgens Tan Malaka’s instructies, eerst schriftelijk en daarna mondeling.59 Die mondelinge instructie vond plaats toen Nafsirin Hadi Tan Malaka afleverde bij Tjeq Mamad. Tan Malaka zou een paar dagen in Serang blijven en een aantal ontmoetingen hebben met Bantense leiders en uit Djakarta overgekomen radicalen. Zijn verblijf was geheim; Japanse troepen waren nog steeds sterk aanwezig in Serang.60 Nafsirin Hadi trad op als zijn begeleider en bewaker. De datering van dit bezoek is niet precies te geven. Begin september is het meest waarschijnlijk.61 Een eerste ontmoeting vond plaats in Tjeq Mamads woning in de kampong Kalorang. Een drie uur lang gesprek volgde waarbij Tjeq Mamad gezelschap had van zijn mederadicalen Toebagoes Hilman (ex-Digoelist), Mahdi en H. Halimi uit Tjilegon. Nafsirin Hadi was aanwezig, maar luisterde slechts. Hij herinnert zich dat Tan Malaka vooral veel vertelde over zijn eigen ervaringen – in het buitenland en in de illegaliteit en veel minder over zijn politieke visie in de actuele situatie. Wel raakte hij er hier van overtuigd, voorzover Tjeq Mamad hem al niet had kunnen overtuigen, dat het hier werkelijk Tan Malaka betrof.62 Overdag bleef Tan Malaka binnenshuis; ‘s avonds legde hij wel bezoeken af. Op die wijze ontmoette hij bijvoorbeeld de invloedrijke ulama K.H. 58

Interview Nafsirin Hadi, Bandoeng, 29-9-1980. Interview Tjeq Mamad, Djakarta, 26-9-1980; interview Helen Jarvis met Tjeq Mamad, Djakarta, 4-11-1972. 60 Interview Nafsirin Hadi, Bandoeng, 29-9-1980. 61 Vanaf 9 september, toen Tan Malaka Soekarno voor het eerst ontmoette, tot 1 oktober, toen hij Djakarta definitief verliet, laten de overgeleverde gegevens over zijn omzwervingen geen ruimte voor een langduriger verblijf in Banten. Nafsirin Hadi dateert zijn reis naar Bajah op twee weken tot een maand na de Proclamatie (interview Bandoeng, 29-9-1980). Djajaroekmantara (interview Djakarta, 26-9-1980) stelt zijn ontmoeting met Hussein op september en de brief van Hussein op oktober. Tjeq Mamad en Abdul Djalil Muluk konden geen precieze datering verschaffen; Maroeto Nitimihardjo houdt het op eind september (interview Djakarta, 20-8-1980). 62 Bij dit gesprek laat Nafsirin Hadi ook Abdul Djalil Muluk aanwezig zijn. Dit lijkt mij onjuist; Maroeto Nitimihardjo en Abdul Djalil Muluk hebben andere herinneringen aan hun eerste ontmoeting, samen, met Tan Malaka. Gegevens over Mahdi en H. Halimi ontbreken mij. 59

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

29

Abdulhalim, sinds kort regent van Pandeglang, en ex-Digoelist. Ook Entol Chaerudin was present in Serang. Op instigatie van Tjeq Mamad, naar valt aan te nemen, waren ook Abdul Djalil Muluk en Maroeto Nitimihardjo, beiden actief in Menteng 31, naar Serang gekomen. Bij Tjeq Mamad ontmoette het trio uit Djakarta drie ex-Digoelisten en Hussein. Zij spraken lang over Tan Malaka, die zelf het eerste half uur slechts zwijgend aanwezig was. De gespreksdeelnemers lieten veel onuitgesproken; rechtstreekse vragen werden niet gesteld. Pas na het gesprek en het vertrek van het drietal zei Tjeq Mamad dat Hussein dezelfde was als Bung Tan. Maroeto en Djalil waren onder de indruk van Hussein, maar nog steeds wantrouwend. Djalil zag hem zelfs als een Japans werktuig en wilde hem laten oppakken. Maar Hussein bleek al vertrokken, naar verluidt naar Rangkasbitoeng.63 Na een paar dagen verscheen Muhidin Nasution uit Bogor, die hem naar Djakarta zou brengen. Tan Malaka vertrouwde hem niet meteen; hij was heel voorzichtig, maar vertrok toch met hem. Nafsirin Hadi was ontslagen van zijn taak als lijfwacht.64 Tjeq Mamad heeft uitgebreid kunnen overleggen met zijn gast over de te volgen politieke koers. In grote lijnen en in theorie volgde hij de richtlijnen; in de praktijk liep het anders. De gescheiden politieke circuits waarin Tan Malaka zich bewoog – op nationaal niveau via Soebardjo en in de revolutionaire woelingen in Banten, elk ook met eigen tactiek – raakten elkaar in Serang ook voor het eerst. Eindelijk was er contact met de pemuda van Menteng 31, maar wantrouwen en angst, wederzijds, verhinderen hun vereniging van krachten. Dat zou niet lang duren. Ruim een maand later was Tan Malaka weer terug in Serang. Zijn identiteit was toen niet meer omstreden, en een keur aan pemuda en politici uit Djakarta kwam hem daar opzoeken. Bij die gelegenheid mengde hij zich voor het laatst in de Bantense politiek. In een exclusief Bantens forum trad hij op: In late September I attended a secret meeting in Serang at which Tan Malaka and Tje Mamat were the main speakers. There were about forty people present, including many from Tangerang such as Kyai Achmad [Chaerun]. There were many ex-Digulists. Tan Malaka made a passionate speech advocating the early transfer of power from the Japanese and the creation of genuine people’s organs.

63 Interviews Nafsirin Hadi, Bandoeng, 29-9-1980; Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-81980; Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 21-8-1980; Tjeq Mamad, Djakarta, 26-9-1980; Helen Jarvis met Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 1-11-1973. Niet alle geïnterviewden noemen de aanwezigheid van Chaerudin. Tjeq Mamad zowel als Abdul Djalil Muluk waren niet meer in staat in hun interviews met Helen Jarvis en mij exacte informatie te verschaffen over al hun ervaringen in hun bewogen levens. Maroeto Nitimihardjo zou nog bijna vier decennia actief zijn in de TanMalaka-beweging. Hij werd nooit de leider, maar werd breed gewaardeerd. Volgens Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) was hij ‘sympathiek en aardig’, een ‘kleinburger die het marxisme omhelst’, die wel felle uitspraken deed, maar dit niet in actie vertaalde. 64 Interview Nafsirin Hadi, Bandoeng, 29-9-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

30

Some of those present advocated the execution of all pangreh praja [traditionele bestuurders] and the feudal class in order to complete the aims of 1926.65

Hij sprak hier als Tan Malaka en het legendarische gezag van die naam en de oproep die hij deed moeten de leiders van de Dewan Rakjat hebben aangespoord voort te gaan op de ingeslagen koers. Tjeq Mamad volgde Tan Malaka’s richtlijnen, zoals hij zei. Na deze bijeenkomst zijn er geen verdere aanwijzingen van bemoeienis van Tan Malaka met Banten. Hij verliet WestJava. De kortstondige machtsovername en de weinig glorieuze neergang moesten het doen zonder Tan Malaka’s commentaar. Voor Tjeq Mamad was het geen reden aan zijn leidsman te twijfelen.66 Tan Malaka zweeg in Dari pendjara ke pendjara over zijn bemoeiingen met de Bantense ‘sociale revolutie’. Die ‘revolutie’ was geëindigd in willekeur en terreur; op geen enkele wijze kon de gang van zaken in Banten een aanbeveling vormen voor de politieke koers van Tan Malaka. Zijn rol erin was nauwelijks bekend; in zijn autobiografie zou elke verwijzing er naar slechts negatief kunnen werken. Tan Malaka had nog steeds toen hij zijn levensverhaal opschreef in gevangenschap de ambitie een hoofdrol te spelen op het centrale, nationale niveau. Dari pendjara ke pendjara werd mede geschreven om dat niet te laten vergeten en nadruk en omissies passen bij het politieke oogmerk. Een roemloze ondergang van een geesteskind, dat in algemeen veroordeelde anarchie eindigde kon zijn conduitestaat alleen maar schaden. Tan Malaka zweeg daarom liever over zijn eerste reële bemoeienis met de Indonesische politiek. In kleine kring bekend Op 25 augustus – het is al een paar keer vermeld – meldde Tan Malaka zich bij Soebardjo, aan Djalan Tjikini Raja 82. In zijn autobiografie beschrijft Soebardjo de ontmoeting:

65

Williams 1985:62, 1990:292, uit zijn interview met H. Mohammad Tahir, Serang, 9-12-1975. Voor ‘late september’ moet rond 20 oktober worden gelezen. Opmerkelijk is de aanwezigheid van K.H. Achmad Chaerun uit Tangerang, die daar langs dezelfde lijnen als Tjeq Mamad de macht zou overnemen en wiens bewind, dat zich Dewan Sovjet Tangerang noemde, in dezelfde chaos zou eindigen. Hierover ook Sejarah perjuangan rakyat 1975:87-95; Sejarah Revolusi DjawaBarat 1981:85-6; Soebadio Sastrosatomo 1987:196-7; Matia Madjiah 1986:63-5; Cribb 1991:53, 107-8; Ensering 1995:144, 148; Saleh 1995:57-61; ook Saleh 2000:243-5; Perjuangan mempertahankan Jakarta 1998:59-63; Hadidjojo Nitimihardjo 1989:37-8. 66 In de interviews met Helen Jarvis en mij toonde hij zich nog onverminderd een groot bewonderaar van Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

31

Op 25 augustus 1945, een week nadat de Indonesische onafhankelijkheid was geproclameerd, kwam onze bediende zeggen dat er een gast was die mij wilde ontmoeten. Hij wachtte in de voorkamer. Ik ging naar de voorkamer om die gast te ontmoeten. Op het eerste gezicht leek het mr. Iskaq Tjokrohadisoerjo, vroeger lid van de Perhimpoenan Indonesia in Nederland, te zijn. Toen ik dichterbij hem kwam, was ik verrast. ‘Nee maar, jij bent Tan Malaka’, zei ik. ‘Ik dacht dat je al dood was, omdat ik in de krant las dat je werd genoemd als slachtoffer van onlusten in Birma, en ook was er een bericht dat je in Jeruzalem was, en het gerucht dat je bij de onlusten in Israel [moet zijn: Palestina] bent omgekomen.’ Tan Malaka antwoordde lachend in het Nederlands: ‘onkruid vergaat niet’. Na enige scherts, vroeg ik: ‘Wat is het doel van je bezoek?’ Tan Malaka antwoordde: ‘Tot nu toe leefde ik incognito, ondergronds. Nu Indonesië vrij is, wil ik bovengronds leven en actief zijn, officieel. Ik wil de Indonesische leiders ontmoeten en leren kennen.’ [...] ‘Waar heb je onderdak?’ vroeg ik. Hij antwoordde glimlachend: ‘Hoe kan een zwerver [Tan Malaka gebruikte dit Nederlandse woord] een vast onderdak hebben? Ik overnacht waar het maar veilig kan.’ ‘Als dat zo is’, zei ik, ‘is het beter dat je tijdelijk mijn paviljoen betrekt. Ik wil je ervaringen horen sinds we elkaar voor het laatst in Nederland zagen’.67

In Tan Malaka’s eigen verslag vertelt hij dat na zijn vergeefse pogingen weer contact te verkrijgen met Soekarni en Chairul Saleh besloot ‘mr. Soebardjo’ op te zoeken ‘wiens naam ik zeer zelden had gehoord in de Japanse tijd, maar die ik in Nederland (1919-1922) goed had gekend’. ‘Aanvankelijk leek mr. Soebardjo mij te zijn vergeten. Maar toen ik vroeg of hij mij niet meer kende, antwoordde mr. Soebardjo, terwijl hij opstond, “O, Tan Malaka, ik dacht dat je dood was”.’ En met gevoel voor drama voegt hij daaraan toe: Mr. Soebardjo was de eerste die mijn ware naam uitsprak sinds ik op 10 maart 1942 in Oost-Sumatra aankwam. Het is zeer eigenaardig die naam zelf te horen, omdat sinds meer dan twintig jaar die naam in het dagelijks leven niet meer tegenover mij werd gebruikt. Die naam zelfs bracht de bittere ervaringen terug, omdat die dag aan dag werd gebruikt door imperialistische cipiers en politieagen-

67

Subardjo 1978:359-60. Interview Helen Jarvis met Soebardjo, Djakarta, 30-10-1972 en mijn interview, Djakarta, 19-5-1976 leverden dezelfde gegevens op. Hierover ook Jail III:237, note 5. Hetzelfde geldt voor Anderson 1972:277 die zich baseert op een interview in 1962, waarin Soebardjo de datum 25 augustus ook al noemt. In de in dit citaat weggelaten passage schrijft Soebardjo zich toen te hebben afgevraagd waarom Tan Malaka wilde kennismaken met de Indonesische leiders. Wilde hij de koers van de Revolutie met zijn marxistisch-communistische visie beïnvloeden? Met zijn overtuigingskracht, vreesde Soebardjo, zou hij daarin inderdaad kunnen slagen. Dit lijkt een latere toevoeging van Soebardjo, die vervolgens uiteenzet dat hij zelf nooit deze invloed had ondergaan. In het Indonesië na Soekarno moest hij zijn reputatie als respectabele veteraan hooghouden; zijn eigen nauwe banden met het communisme in de jaren twintig en dertig werden in zijn autobiografie dan ook niet vermeld.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

32

Verguisd en vergeten

B.M. Diah ten in het buitenland in vroeger jaren, in de Amerikaanse gevangenis in Manila in 1927 en in de Engelse gevangenis in Hongkong in 1932.68

Soebardjo riep snel Iwa Koesoema Soemantri om kennis te maken met zijn gast.69 Tan Malaka en Soebardjo geven dezelfde datum voor hun ontmoeting: 25 augustus. Iwa stelt die datum op vlak voor de Proclamatie.70 B.M. Diah bevestigt dit. Op 15 augustus ‘s ochtends werd hij vrijgelaten na een week hechtenis, mede dankzij Soebardjo, oom van zijn echtgenote Herawati, die Nishijima had gevraagd zijn invloed aan te wenden. Nishijima ook stelde

68

Pendjara III:61; Jail III:98. Pendjara III:61; Jail III:98; Subardjo 1978:362. 70 Iwa Kusuma Sumantri 1963:12, 2002:160. Iwa’s autobiografie, uitgegeven in 2002, circuleerde sinds 1971 in gefotokopieerde vorm. 69

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

33

Diah op de hoogte van het laatste oorlogsnieuws.71 ‘s Middags zocht Diah Soebardjo op. Hij vond hem thuis met Iwa, Gatot Taroenamihardjo en de man die hij kende als Husin. Ze bleken op de hoogte van de Amerikaanse atoombommen op Japan en de naderende overgave. Maar deze ‘oude leiders’ hadden geen plan van actie; zij wachtten slechts af, aldus Diah, die vervolgens zijn aandeel had in de pemuda-acties.72 Op 17 augustus, na de Proclamatie, kwam Diah opnieuw bij Soebardjo langs. Uit het rechter­ paviljoen op Soebardjo’s erf zag hij Hussein komen. Desgevraagd vertelde Soebardjo dat Husseins echte naam Tan Malaka was. Diah werd aan hem voorgesteld en was vereerd tot de eersten te behoren aan wie Tan Malaka’s verblijf bekend werd.73 Vier ooggetuigen zijn dus twee aan twee verdeeld over de datering van de ontmoeting Tan Malaka-Soebardjo.74 Tan Malaka vertelde zijn verhaal in het derde deel van Dari pendjara ke pendjara, dat hij in 1948 schreef, maar dat slechts in gestencilde vorm een zeer beperkte verspreiding kreeg. Dat was niet de bedoeling; het boek was mede bedoeld als een politiek strijdmiddel tegen de toenmalige machthebbers, niet het minst Soekarno en Hatta. Hij kon weerwerk verwachten. Als de kritiek een foute weergave van de feiten zou kunnen aangrijpen, zou zijn gehele verslag aan geloofwaardigheid verliezen. Indien Tan Malaka had willen verhullen, dat hij al rond 17 augustus zich bij Soebardjo vervoegde, ligt het voor de hand dat hij zich vluchtig en vaag over die ontmoeting had uitgelaten. Hij deed dat niet, maar noemde een aantal controleerbare feiten en data.75 Soebardjo, van wie bepaald niet behoeft te worden aangenomen dat hij Tan Malaka’s verslag tot zijn beschikking had, had geen reden om wat betreft de datering van de ontmoeting de waarheid geweld aan te doen. Dan, wat te denken van de data die Iwa en Diah geven? Beiden behoorden niet tot de tegenstanders van Tan Malaka die met zo’n datering opzettelijk zijn politieke geloofwaardigheid in diskrediet wilden brengen. Zij laten hun informatie dan ook niet volgen door oordelen waarbij Tan Malaka in de activiteiten van de Kaigungroep wordt betrokken. Soebardjo speelde een doorslaggevende rol in de gang van zaken rond de Proclamatie. Het is onvoorstelbaar dat een kennismaking vóór 17 augustus, waarbij ook al Iwa en Gatot op de hoogte waren, niet zou hebben geleid tot bemoeienis van Tan Malaka, die daarna ook niet geheim zou hebben kunnen

71

B.M. Diah 1983:203-4. B.M. Diah 1983:206-7. 73 Interview B.M. Diah, Djakarta, 29-10-1980. Diah vertelde mij niets over de ontmoeting met het viertal ‘oude leiders’ op 14 augustus. In zijn boek laat hij zijn eerste confrontatie met de niet meer achter een schuilnaam verborgen Tan Malaka onvermeld. 74 Adam Malik 1975:62 stelt de ontmoeting op 18 augustus. 75 Pendjara III:61; Jail III:97-8. 72

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

34

blijven. Soebardjo zou wellicht nog Hussein uit Banten in een paviljoen kunnen afzonderen, maar hij heeft, in tegenstelling tot Iwa en Diah, Tan Malaka niet onder schuilnaam gekend. Een ontmoeting vroeger dan 25 augustus, en zeker één voor of rond de Proclamatie zou Tan Malaka zeker compromitteren. Hij zou dan onvermijdelijk moeten hebben functioneren in het Kaigunbureau, en met Nishijima, Yoshizumi en Maeda contact hebben onderhouden. Dat zou zijn blazoen van compromisloze bestrijder van de Japanse bezetter hebben bevlekt en zijn statuur onder de pemuda hebben aangetast. Voor nuances in de waardering van de Japanse bezetter, waarbij tussen diverse strijdkrachtonderdelen en Japanse bestuurlijke instanties onderscheid werd gemaakt, was bij de radicale pemuda nauwelijks plaats. Soebardjo genoot geen hoge waardering onder hen; hij was in hun ogen een collaborateur. Tan Malaka’s verhaal brengt de oprechte wanhoop over van iemand die achter de ontwikkelingen aanloopt en er nergens zijn vingers achter krijgt – en tenslotte dan maar besluit zich onder de hoede te stellen van de niet onomstreden Soebardjo. Adam Malik doelt hier op: Zijn komst naar en contacten met mr. Soebardjo leidden er toe dat hun namen voortdurend aan elkaar werden gekoppeld, vooral door de imperialisten, die zeiden dat hij een handlanger was van de Kempeitai, een spion enzovoorts, terwijl in werkelijkheid hij slechts was genoodzaakt iemand op te zoeken die, naar hij meende, hem nog kende.76

Er is nog een directe getuige die verslag heeft gedaan van Tan Malaka’s komst naar Soebardjo: Entol Chaerudin. Nadat de drukte rond het veiligstellen van de Proclamatie begon te verminderen, werd ik door Nishijima aangespoord naar dr. Boentarans huis aan de Djalan Loemadjang in Djakarta te gaan en daar ontmoette ik Tan Malaka, met wie ik vraagstukken wat betreft de volksverdediging, de guerrilla-actie op langere termijn, de keuze van guerrillabases in Zuid-Banten en in andere strategisch geachte gebieden uitgebreid besprak. De volgende dag werd de ontmoeting met Tan Malaka voortgezet in Kebon Sirih 80.

In dit Kaigunkantoor werd verder gesproken, waarbij Tan Malaka benadrukte dat militaire acties en guerrilla de diplomatie van de Republik moesten ondersteunen. Andere politieke vraagstukken kwamen niet aan de orde, omdat Tan Malaka al eerder Soebardjo in zijn woning had opgezocht en daar deze had besproken.77

76 77

Adam Malik 1975:62. Chaerudin 1973:40.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

35

Chaerudins manuscript is mede bedoeld om de rol van de Kaigun in de totstandkoming van de Republik in vol daglicht te stellen, en looft de inzet van Maeda, Yoshizumi en Nishijima daarbij. Als Tan Malaka actief was geweest tijdens ‘de drukte’ rond de Proclamatie, zou Chaerudin dat mijns inziens hebben opgeschreven. Ook Nishijima heeft zijn herinneringen aan zijn eerste ontmoeting met Tan Malaka vastgelegd. Hij dateert deze op ‘one day immediately after the declaration of independence’, maar als hij de omstandigheden schetst waarin dit plaatsvond kan van 18 augustus geen sprake zijn. Overal wapperden rood-witte vlaggen en de geestdrift van de bevolking groeide per dag, schrijft hij. De Japanse bezetters voelden zich daarentegen verslagen en wanhopig, zo ook Nishijima. In die gemoedstoestand zocht hij regelmatig Soebardjo op waar hij op een keer Tan Malaka ontmoette. Dat alles past bij een langer tijdsperspectief en een komst van Tan Malaka naar Soebardjo rond 25 augustus; kort na 17 augustus wapperden zeker niet overal Indonesische vlaggen en was de bevolking voor het overgrote deel onkundig van de Proclamatie.78 Tenslotte dateert ook Paramita ‘Jo’ Abdurrachman, Soebardjo’s nicht die in het linkerpaviljoen op Soebardjo’s erf woonde, de komst van haar buurman in het rechterpaviljoen na de Proclamatie.79 Vergissen Iwa en Diah zich dan in hun datering, evenals klaarblijkelijk Nishijima? Voor Diah lijkt dat te gelden. Iwa kan wellicht Hussein, die hem ook al eerder had opgezocht, rond deze tijd weer hebben ontmoet. En, zoals al eerder vermeld, misschien vond Hussein wel onderdak in enig Kaigunverband en moet de ‘zwerver’, zoals hij zich noemde toen hij Soebardjo opzocht, toch een min of meer vaste verblijfplaats in Djakarta hebben gevonden. Soebardjo bracht Tan Malaka snel in kennis met Iwa, mr. Gatot Taroenamihardjo en de arts dr. Boentaran Martoatmodjo, die aan hun studie in Nederland en activiteiten in de Perhimpoenan Indonesia in de jaren twintig en dertig hun vriendschapsbanden hadden overgehouden.80 Min of meer bij toeval ontmoetten ook Moewardi en Soediro, de leiders van het strijdkorps Barisan Pelopor, en Latief Hendraningrat hem daar, waarschijnlijk als Hussein, toen zij Hatta wilden spreken, die bij Soebardjo op bezoek 78

Nishijima 1986:299, de Engelse vertaling van zijn autobiografie, verschenen in 1975. In een brief aan Hasan Sastraatmadja (Tokyo, 10-9-1980) schrijft Nishijima dat hij Tan Malaka na de Proclamatie bij Soebardjo ontmoette. In deze brief ontkent hij dat hij Tan Malaka al tijdens de bezetting had opgezocht, zoals Anderson 1972:277 schrijft, die als bron hiervoor een interview noemt dat Nishijima op Cornell University in 1958 gaf. Anderson vergist zich hier, aldus Nishijima. Anderson baseert zich op een verslag van dit gesprek door Herbert Feith, dat hij mij toezond (brief Anderson, 19-2-1982). 79 Interview Helen Jarvis met Jo Abdurrachman, Djakarta, 24-10-1972. 80 Subardjo 1978:362; Iwa Kusuma Sumantri 1963:12-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

36

Verguisd en vergeten

was.81 Soebardjo regelde ook verder de toegang tot Tan Malaka. Heel kort na 25 augustus kwam Nishijima bij hem langs: Once I was introduced to an Indonesian by Subardjo. I remember that the Indonesian looked tough, and his gold teeth glittered. Subardjo asked me whether I knew who the man was, but I could not hazard a guess. Anyway, we began to talk. I was immediately surprised by the man’s abundant knowledge and consistency of thought. It was apparent from his comments on revolution and the political structure after revolution that he was well acquainted with Marxism. Moreover, he talked about the strategy of mass movement, of propaganda, and of warfare. I was deeply impressed by his arguments because they were firmly based on an analysis of the international situation. I thought, ‘How could a man who looks like a peasant analyse things so sharply?’ This was no simple man. After we had talked for more than two hours, Subardjo said, ‘Mr. Nishijima! This is the real Tan Malaka!’ Needless to say I was first very astonished and then enormously excited. I shook his hand again warmly.82

Nishijima bezocht Tan Malaka vaak bij Soebardjo en luisterde vooral naar hem. Although I did not usually reveal my weakness, I was unable to conceal the great shock caused me by the Japanese surrender. I explained my feelings frankly to Tan Malaka: ‘We are defeated. Nothing can be done now. I do not want to go back to Japan. In short, I am completely confused.’ Tan Malaka listened to me, then answered slightly reprovingly, ‘I met Sano Manabu through my activities in the Comintern. I also know Ho Chi Minh and have argued with Stalin. Thus I believe I understand the position of other countries and the international situation. As far as the independence of Indonesia is concerned, I don’t think it will be achieved before I die. Independence cannot be achieved merely by a declaration, but must be substantiated by an independent state. Judging from my experience in underground movements and as a refugee, it is no easy thing to attain a complete independence. You said Japan is defeated. That is certainly true. But have you thought how many people now belong to the defeated countries? There are more than 200 million in Japan, Germany and Italy alone. Can you imagine how great a number of oppressed people are living in Asia? The earth is revolving and history never ceases to move on. In ten or twenty years, Japan will be changed. This can be said for sure from my experience.’83

Nishijima weer was het die Chaerudin in contact bracht met Tan Malaka. Deze bracht de Indonesische ‘politieke kaders’ van de Kaigun Daisangka telkens in kleine groepjes bij Tan Malaka, die voor hen nog steeds Pak Hussein was. Zij kregen politieke scholing en onderricht in tactiek en strategie van de 81 82 83

Interview Soediro, Djakarta, 1-9-1980. Nishijima 1986:299. Nishijima 1986:301-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

37

gewapende strijd. Tan Malaka moet hierin veel energie en tijd hebben gestoken; zijn beloning hiervoor was een groepje zeer toegewijde volgelingen die hem in de komende maanden zouden begeleiden en beschermen; onder wie Entol Mohammed Mansjoer en H. Umar Sugondo, en vooral Chaerudin zelf. Buiten de kring van de ex-Kaigun-employés legde Tan Malaka geen contacten, of liever, liet Soebardjo hem voorshands geen contacten leggen. De uitzondering vormde Diah, wiens vrouw door familiebanden aan Soebardjo was verbonden. Maar deze vertelde hierover niets aan zijn kameraden. Soebardjo had hem verzocht voorlopig niet over hem te praten en te schrijven. Diah zelf was ook nog voorzichtig; niet alle twijfel over identiteit en opstelling was meteen verdwenen. Aan Soekarni en Chairul Saleh zei hij slechts dat hij iemand uit Bajah had ontmoet.84 Zelfs aan zijn echtgenote Herawati vertelde hij niets over de mysterieuze gast van Soebardjo; dat deden evenmin Soebardjo zelf en Jo Abdurrachman, toen Herawati Soebardjo, inmiddels minister van buitenlandse zaken, als persoonlijke secretaris ging ondersteunen.85 S.K. Trimurti, echtgenote van Sajoeti Melik, en zelf actief in de radicale pemudabeweging, ontmoette hem bij Soebardjo als Hussein – een ‘intelligente, oprechte strijder, een vaderlijke figuur zonder praatjes’. In de loop van september werd haar verteld wat de ware naam van Hussein was. Deze bevestigde dit desgevraagd. Trimurti noemt hem een ‘zuiver mens’, die alles in dienst stelde van zijn ideaal, geen eigen bezit had en onvermoeibaar streefde naar eenheid. Hij was oprecht, maakte zijn politieke tegenstanders niet naar willekeur zwart, maar spoorde altijd aan tot nadenken en gezamenlijk een probleem analyseren. ‘Hij was een intellectueel, maar was geen “grammofoonplaat” die zich herhaalt.’ Hij durfde aan zijn mening vast te houden ook bij zware oppositie. Hij was niet getrouwd, omdat dat hem zou afleiden van de strijd. Hij had een respectvolle houding ten opzichte van de vrouw. Hij sprak ook nooit over vrouwen in seksuele zin. In dat opzicht was hij ‘zuiver’.86 Nishijima verwijst als reden voor de geheimhouding van Tan Malaka’s verblijf naar het nog machtige Japanse leger en de nog actieve Kempeitai. ‘Accordingly, we could not be too cautious about the safety of Tan Malaka.’87 Het ligt voor de hand dat Soebardjo de aanwezigheid van zijn belangrijke logé gecontroleerd geheim wilde houden. Die aanwezigheid alleen al ver84

Interview B.M. Diah, Djakarta, 27-10-1980. Herawati Diah 1993:83, 99, 2005:65, 76-7. 86 Interview S.K. Trimurti, Djakarta, 25-8-1980 en Trimurti, ‘Tan Malaka seorang djudjur’, in Peringatan sewindu 1957:21; ook in Budiman Djaja, ‘Mengenang seorang pahlawan; Tan Malaka, sepandjang hidup dan sepandjang perdjuangannja’, Tempo (Semarang), 28-3-1963 en Soebagijo 1982a:140. Budiman Djaja voegt hieraan toe dat Tan Malaka volgens zijn naaste vrienden niet homoseksueel of ‘niet normaal’ was. 87 Nishijima 1986:302. 85

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Paramita Abdurrachman

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

39

sterkte zijn positie en status en daarboven kon hij pogen Tan Malaka in te zetten voor zijn eigen politieke doeleinden.88 Tan Malaka zelf echter wenste ook dat zijn verblijf geheim bleef. Dat was niet alleen gebaseerd op vrees voor Japans ingrijpen, maar sloot ook aan op zijn persoonlijkheid. Paramita ‘Jo’ Abdurrachman, toen vijfentwintig jaar oud, die met hem kennismaakte als haar buurman op Soebardjo’s erf, en die ook na Tan Malaka’s vertrek vandaar hem vele malen ontmoette, en die gevoelens van genegenheid of zelfs liefde voor hem koesterde, verschaft daarin meer inzicht. Jo voerde lange gesprekken met Tan Malaka, en greep haar kans deze mysterieuze leider en historische figuur beter te leren kennen in de spannende, revolutionaire augustus- en septembermaanden van 1945. Ze vond hem oprecht en ook in zekere zin naïef. Hij kende weinig mensen, maar in hen die hij kende stelde hij te veel vertrouwen, terwijl hij hen die hij van lang geleden kende ook nog als onveranderd in hun ideeën zag – een verwijzing naar Soebardjo, naar het lijkt. Zijn lange jaren als banneling hadden een zwaar stempel op hem gedrukt. Hij kon zich niet losmaken van het gevoel te worden vervolgd. Als hij iemand zag die hij nog niet kende, was zijn eerste reactie te vluchten of te verdwijnen. Met vreemden wilde hij slechts via een bekende kennismaken. Van de ingeslepen voorzichtigheid, aangewend als politieke vluchteling, kon hij zich niet meer losmaken – het was een complex of trauma geworden. Die achterdocht belemmerde zijn maatschappelijk en politiek functioneren in ernstige mate en dreef zijn geestverwanten wel eens tot wanhoop. Hij zag al in de geringste tegenwerping of tegenslag een vorm van ontrouw, verraad of zelfs een complot, waarachter hij altijd een Nederlandse hand vermoedde. He was pessimistic, fatalistic – drawing himself away, not able to join in any more... He could no longer live normally in a regulated life. It was very tragic. He jumped to suspicion of anybody new. It was hard for his young followers. They couldn’t go here, they couldn’t go there. It was a fear complex. He regarded quite ordinary events as betrayal.

Voor een normaal bestaan deugde hij niet meer; hij bezat niets dan zijn kleding, geschonken door vrienden. Zijn inzet en levenswijze stonden geheel in het teken van zijn politieke ideaal: de bevrijding van het Indonesische volk. Hij keurde elke luxe of ontspanning af, die dat ideaal afbreuk deed of daarvan afleidde. Zo verweet hij Jo zelfs haar restaurantbezoek en keurde hij Soebardjo’s Nederlandse tafelmanieren af. Zijn liefde voor de muziek was onverminderd en met Jo, die heel goed piano speelde, en Soebardjo, een 88

Adam Malik 1975:62 doelt daar op. De aansporing tot geheimhouding aan Diah is al vermeld.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

40

Verguisd en vergeten

geschoold violist, spraken zij vaak daarover. Tan Malaka had het eigen spel opgegeven, omdat dat ten koste ging van zijn politieke taak. Wel hoorde hij Jo graag spelen, vooral Schubert, maar toen zij een muziekloopbaan ambieerde, was Tan Malaka tegen. Muziek gaat ten koste van de revolutionaire inzet, zoals Napoleon al zei, was zijn reactie, en beide gaan niet samen. Jo moest kiezen. Een duurzame verbintenis met Tan Malaka zou voor Jo het opgeven van een groot deel van haar eigen persoonlijkheid hebben betekend; Tan Malaka eiste onvoorwaardelijke toewijding. Hij zag haar ook niet in eerste instantie als individu, maar als de verpersoonlijking van de Indonesische vrouw. Tan Malaka vroeg haar meermaals een voorbeeld te nemen aan Rosa Luxemburg of Henriette Roland Holst.89 Maar Tan Malaka was ook ‘quick, brilliant, sharp to the bones, open, completely Western’, volgens Paramita.90 Samawi, journalist bij het Djokjase ‘Kedaulatan Rakjat’ merkt op dat Tan Malaka tekortschoot in zijn contact met het volk. Hij verstopte zich. Slechts als het onvermijdelijk was vertoonde hij zich. Zijn lange buitenlandse verblijf ook had hem vervreemd van het volk.91 Deze schets van zijn karakter, waarvan een aantal trekken door zijn ervaringen tijdens de Revolutie nog zouden worden versterkt, reikt een verklaring aan voor het optreden van Tan Malaka tijdens een aantal kritieke politieke ogenblikken. Volgens Soebardjo bleef Tan Malaka enkele dagen of ongeveer zeven dagen92 bij hem in huis. Hij verhuisde toen door Nishijima’s bemiddeling naar het huis van een Japanse marinebeambte aan de Djalan Geredja Theresia, onge89

Interview Helen Jarvis met Paramita Abdurrachman, Djakarta, 24-10-1972. Daaruit citaten in Jail I:lxii, lxiv (hier overgenomen), lxv-lxvi. Abdurrachmans visie is natuurlijk gebaseerd op een langere periode dan de weken na de eerste kennismaking in augustus 1945. Iwa Kusuma Sumantri 2002:160 noemt Abdurrachman de enige vrouw die ‘ooit dichtbij hem stond’. Sajono, toen in dienst van Soebardjo, zei dat Tan Malaka zeer op haar was gesteld (interview Djakarta, 16-9-1980). Maroeto Nitimihardjo (interview Djakarta, 3-10-1980) vertelde dat Soebardjo Tan Malaka en Jo wilde koppelen. Toen Tan Malaka in Tawangmangoe (april-juli 1946) was opgesloten, werd zij de ‘verloofde’ van Tan Malaka genoemd. Over haar ook Legge 1988:58-9 en, in feitelijke overzichten van haar activiteiten: ‘Riwajat hidup Nona Paramita Rahaju Abdoerachman; Untuk kesedjahteraan masjarakat’, Madjalah Merdeka 9-37(15-9-1956):6-7; ‘Tokoh minggu ini; Nona Paramita Rahaju Abdurachman, Sekdjen-PMI’, Siasat 10-484(19-9-1956):5; ‘Apa dan siapa; Perkenalkan Sek.Djen. P.M.I. Paramita Rahaju Abdurrachman’, Minggu Pagi 9-50(10-3-1957):223; Susilo Winarno, ‘Kami perkenalkan minggu ini: Paramita Rahaju Abdoerachman, Sekretaris Djenderal Palang Merah Indonesia’, Mimbar Indonesia 11-25(22-6-1957):26-7 en Tjiptoning, ‘Apa dan siapa; Sekretaris Djendral Palang Merah Indonesia Paramita Rahaju Abdurrachman’, Minggu Pagi 11-22(31-8-1958):3-4, 29. 90 Mrázek 1994a:308, op basis van zijn interview met Paramita Abdurrachman, Djakarta, 911-1987. 91 Samawi 1970:29.. 92 Subardjo 1978:361, 364.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

41

twijfeld onder bescherming van Chaerudins troepen.93 Nishijima weer hielp hem toen hij plannen besprak om een guerrillanetwerk in Banten op te zetten, wellicht ook omdat hij Djakarta graag wilde verlaten. ‘We decided to do our best for him, and we presented him with a car, arms, radio facilities and food. An Indonesian called Chaerudin, and Yoshizumi joined this venture.’94 Na zijn verblijf in Banten en terugkeer in Djakarta, verhuisde Tan Malaka al spoedig, in de tweede week van september, naar Bogor, waar hij onderdak vond bij of in het hoofdkwartier van Chaerudins legergroep aan Djalan Tjiwaringin 33 in de kampong Tjikampak, 18 km ten westen van Bogor. Commandant van deze Lasjkar Rakjat Bogor was Haroen Kabier. Chaerudin reed Tan Malaka heen en weer naar Djakarta om hem daar op het centrale toneel zijn rol te laten spelen.95 Regering en pemuda De Proclamatie van 17 augustus werd een dag later gevolgd door een bijeenkomst van de PPKI, waarvoor de drie meest spraakmakende pemuda ook waren uitgenodigd: Chairul Saleh, Soekarni en Wikana, en ook nog Iwa en Sajoeti Melik, Soekarno’s secretaris, waren toegevoegd. Chairul Saleh gebruikte de invitatie om een felle aanval op de PPKI te doen, die werd veroordeeld als een Japanse schepping en niet kon bogen op legitimiteit. Hij eiste het omdopen van PPKI in Komite Nasional Indonesia (KNI). Toen Soekarno en Hatta in hun antwoord weer schipperden, liepen de drie pemuda boos weg, volgens een al eerder gehanteerd draaiboek. De vergadering stelde vervolgens de Grondwet vast en verkoos Soekarno en Hatta tot president en vice-president. De Japanse bevelhebber meldde vervolgens dat zijn militair bestuur de status-quo zou handhaven tot de komst van de geallieerden en dat van Indonesische onafhankelijkheid geen sprake kon zijn. Maar maatregelen tegen de Republik bleven uit. Voorzichtig verkenden en verlegden de ‘oude’ gevestigde nationalisten de grenzen tot waar het Japanse bestuur hen bereid was te gedogen. Op 19 augustus kwam de PPKI als KNI bijeen en werd het bestuurlijke systeem vastgesteld. Dat volgde de Nederlandse en Japanse 93 Nishijima 1986:302. De brief van Nishijima aan Hasan Sastraatmadja, Tokyo, 10-9-1980 verschaft het adres. Chaerudin 1973:40 noemt een militaire post als gevestigd op no. 113. Subardjo 1978:364 meldt dat Tan Malaka op eigen verzoek vertrok naar Midden-Java. 94 Nishijima 1986:302. 95 Chaerudin 1973:41, 44; interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972; interview Adam Malik, Djakarta, 22-8-1980. Warsa Djajakusumah 1976:112 die hier ook in die tijd vertoefde noemt als bezoekers Iwa Koesoema Soemantri, Boentaran en Gatot. Ook Soekarno week een paar dagen uit naar dit adres toen de situatie in Djakarta te onrustig was. Nasution 1977, II:531 geeft als Tan Malaka’s adres Djalan Mantarena.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

42

Verguisd en vergeten

indeling, en maakte op die wijze een soepele overgang van Japans naar Indonesisch bestuur mogelijk, waarbij de zittende bestuurders vaak, al naar gelang de eisen van het ogenblik, hun Japanse of Indonesische pet konden opzetten. Op 22 augustus besloot de KNI een KNI Poesat (Centrale, KNIP) te vormen. Soekarno en Hatta overlegden over de te benoemen leden, en op 27 augustus werden 132 mannen en 5 vrouwen als zodanig benoemd. Het verrast niet dat wederom de ‘oude garde’ overheerste – ervaren politici, bestuurders en technocraten. De Islam was ondervertegenwoordigd met minder dan twintig leden, terwijl de pemuda iets meer dan twintig vertegenwoordigers kregen toegewezen. Tot een oudere generatie, maar vrij van Japanse smetten, behoorden de nieuwe leden Soetan Sjahrir en Amir Sjarifoeddin. Op dezelfde dag, 27 augustus, werd de vorming van de Partai Nasional Indonesia (PNI)96 bekendgemaakt, waarop Soekarno een paar dagen eerder al had aangedrongen, een ‘staatspartij’ die alle Indonesiërs moest verenigen. De algemene leiding telde vijf leden, onder wie mr. Gatot, Iwa en Sajoeti Melik. De ‘Grote Leiders’ waren natuurlijk Soekarno en Hatta. De opzet weerspiegelde de Japanse koepelorganisatie Djawa Hokokai; het doel was overeenkomstig – het mobiliseren van het Indonesische volk om de Republik en haar doeleinden te ondersteunen. De leiding was overgenomen van de Hokokai, waaraan toegevoegd een aantal pemuda, onder wie Soekarni en Wikana, en leden van Soebardjo’s Kaigungroep, zonder Soebardjo zelf overigens. De PNI werd op 31 augustus al weer opgeheven; de opschorting van zijn activiteiten kwam daar althans op neer. De razendsnelle ondergang kan worden verklaard door de inherente zwakt­e van een eenheidspartij die zeer verscheiden politieke achtergronden bijeen moest brengen. Die zwakte bleek toen Sjahrir zijn pijlen er op richtte. Hij ontzegde de PNI-leiding het recht op te treden als leiders van de Republik; hun nauwe samenwerking met de bezetter had hen daarvoor gediskwalificeerd. Sjahrir keek ook vooruit naar de komst van een geallieerde strijdmacht. Een Republik naar Japanse snit, met een president die zich in woord en daad voor de Japanse oorlogsinspanning en tegen de geallieerden had ingezet, kon niet rekenen op internationale goodwill en zou geringe overlevingskansen hebben. Die kansen zouden groter zijn als de Republik afstand zou nemen van zijn Japanse oorsprong in zijn staatsstructuur en zich ideologisch tegen Japan zou afzetten. In dat geval zou de onbelaste Sjahrir wellicht een acceptabele gesprekspartner voor de geallieerden kunnen zijn, evenals Amir Sjarifoeddin, die tot de 96

Sajoeti Melik beweert als eerste met het idee van zo’n staatspartij te zijn gekomen. Als meest aansprekende naam had hij Partai Repoeblik Indonesia in gedachten, maar deze was ‘belast’ door het verleden. Soekarno en Hatta gaven vervolgens de doorslag bij de keuze voor de naam PNI. De door Hatta gedachte voorzitter Sjahrir weigerde meteen (interview Sajoeti Melik, Djakarta, 30-10-1980; Arief Priyadi 1986:74-5; Sajuti Melik 1981:67-8).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

43

Proclamatie in een Japanse cel zat opgesloten. Sjahrir kon overigens niet zonder meer de confrontatie aangaan met de groepen die in de prille Republik de formele machtsposities bekleedden. Dat was een grote groep waartegenover Sjahrir geen eigen organisatie kon stellen. Zijn aanhang bestond tijdens de bezetting uit een informeel netwerk van vooral goed opgeleide jongeren in de grote Javaanse steden, dat kort na de Proclamatie echter in Djakarta zeker niet als een machtsfactor van belang kon optreden; aard en bestuurssamenstelling van de PNI maakten Sjahrir in deze partij kansloos. In de KNIP echter was er meer ruimte voor zijn eigen geluid en potentiële ondersteuning.97 Niet in alle opzichten duldde de Japanse bezetter de ontplooiing van de Republik. Peta en Heiho, de gewapende Indonesische eenheden, werden al op 17 augustus ontbonden. De uitvoering van dit besluit verliep zonder problemen, en werd zelfs onderschreven door de PPKI twee dagen later; het voortbestaan van Peta en Heiho zou de Republik in de ogen van de geallieerden ernstig compromitteren. Plannen voor een eigen defensiemacht zouden worden ontwikkeld. De pemuda waren fel gekant tegen dit besluit; in hun ogen hadden Peta en Heiho onverwijld de basis moeten gaan vormen van een nationaal leger. Het leverde de oude garde nieuwe verwijten op de Japanse meesters te volgen. Hoe dan ook, de kans een bestaande organisatie, met bijbehorende wapens, over te nemen was voorbij. De Republik kon echter niet zonder een gewapende macht, maar moest hierbij voorzichtig manoeuvreren om Japanse reacties te vermijden. Zo kwam dan een Badan Keamanan Rakjat (BKR, Organisatie voor Volksveiligheid) tot stand, tersluiks ondergebracht in een organisatie die oorlogsslachtoffers steunde. In eerste instantie was de BKR een soort politiemacht, die het aan wapens ontbrak. Soekarno opende wel het perspectief op de uitgroei naar een nationaal leger toen hij de mannen van Peta en Heiho vroeg zich aan te sluiten bij de BKR. Een groot deel volgde die oproep. Zonder nationale controle, van onderaf en regionaal of lokaal kwamen zo allerlei BKR-eenheden tot stand. De band tussen leiding en manschappen was hierbij vaak zeer persoonlijk bepaald, de bewapening varieerde in grote mate en ze verschilden qua politieke richting. De vorming hieruit van een homogeen nationaal leger, ondergeschikt aan de regering, vroeg van de leiding van de Republik zeer veel inzet en de grootste moeite, maar lukte nooit volledig.98 Meer succes boekten Soekarno en Hatta, in aansluiting op het PPKIbesluit om de bestaande bestuursstructuur te handhaven, met het winnen van de steun van de traditionele bestuurders op Java, de pangreh pradja. Op 30 augustus werden zij in Djakarta bijeengeroepen. Soekarno vroeg hun steun

97 98

Anderson 1972:85-99. De lijst van KNIP-leden in Deliar Noer en Akbarsyah 2005:365-7. Anderson 1972:99-106.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Het eerste kabinet. Voorste rij van links Boentaran Martoatmodjo, Amir Sjarifoeddin, Soebardjo, Soekarno, Hatta, Wiranatakoesoemah, Soerachman; achter van links Kasman Singodimedjo, Sartono, Ali Sastroamidjojo, Koesoemaatmadja, ?, Soepomo, Maramis, ?, Iwa Koesoema Soemantri

I Nog steeds ondergronds

45

voor de Republik en stelde hen gerust. De meest prominente bestuurders kregen hoge posities als minister en gouverneur; de overigen werden bevestigd en bevorderd. Ook de vier vorsten in Djokja en Solo behielden hun positie en voorrechten in ruil voor hun steun aan de Republik. En zo werd van hoog tot laag het bestaande bestuursapparaat gehandhaafd.99 Voorshands overleefden zij voor de tweede maal een ingrijpende bestuurswisseling, eerst van Nederlands ‘heer’ naar Japanse ‘oudere broer’ en nu naar de Indonesische ‘bung’ (kameraad). De ordelijke bestuursovergang via de pangreh pradja ging vergezeld van het veel spontaner ontstaan van lokale Komite Nasional Indonesia. Zij vormden als het ware de lokale vertaling van de Proclamatie. Aard en samenstelling verschilden zeer en meer dan een tastbare vorm waarin de onafhankelijkheidsidee werd neergelegd waren zij voorshands niet. De comités gedroegen zich meer als afdeling van de niet bestaande eenheidspartij dan als volksvertegenwoordigende organen.100 Het eerste kabinet werd gevormd op 4 september. De samenstelling paste geheel in de koers die Soekarno en Hatta volgden. De meeste portefeuilles kwamen in handen van de tijdens de bezetting benoemde hoogste Indonesische ambtenaren, die nu een dubbelrol vervulden. Zij waren nog steeds ambtenaar in Japanse dienst, maar ook minister van de Republik. Hatta noemde dit in de gegeven situatie een rationele wijze om de macht van binnenuit over te nemen. Op deze wijze kregen Iwa en Boentaran gezondheid en sociale zaken onder hun hoede. Nog meer mannen met een Kaigunverleden werden benoemd: Soebardjo kreeg buitenlandse zaken, mr. A.A. Maramis werd minister zonder portefeuille en Gatot kreeg de positie van procureur-generaal, van ministeriële rang. De enige in het kabinet die buiten deze kring viel was Amir Sjarifoeddin, die tot minister van voorlichting werd benoemd. Hij zat toen nog in Malang zijn levenslange celstraf uit en kwam pas op 1 oktober vrij.101 De leiding van de Republik had gekozen voor een koers, waarbij werd aangeknoopt aan de tijdens de bezetting opgezette structuren, die werden aangepast aan de eigen doeleinden. Maar met de dag nam Japans macht en gezag af, ook omdat de verslagen, gedemoraliseerde bezetter slechts zijn wonden wilde likken en geen behoefte had zich meer dan vereist in het Indonesische wespennest te mengen. Elke dag ook kwam de geallieerde landing naderbij. Met het afnemen van de Japanse greep op het bestuur, verloor ook de Republik, in zijn vorm en daden afgestemd op de bezetter, zijn bestaansgrond. Naar de geallieerde bedoelingen bleef het gissen. Wat 99

Anderson 1972:113-5. Anderson 1972:118-9. 101 Anderson 1972:110-2. De bewering van Rose 1987:126 dat Tan Malaka een kabinetszetel weigerde is uit de lucht gegrepen. 100

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

46

Verguisd en vergeten

waren de beloften in het Atlantisch Handvest en van de Verenigde Naties waard? Los daarvan leek een aantal Indonesische leiders een proces te wachten als collaborateur. Nederlandse radio-uitzendingen hadden dat althans aangekondigd. Op het hoogste niveau overheersten aldus onzekerheid en bezorgdheid, die resulteerden in passiviteit. De pemudavertegenwoordigers waren op 18 augustus weggelopen uit de PPKI en legden zich niet neer bij de voorzichtige, afwachtende opstelling die de regering innam. Veel energie werd gestoken in het verspreiden van het nieuws van de Proclamatie, via vlugschriften en via de radio; daarbij moest in het geheim worden gewerkt en op Japanse tegenwerking worden gerekend. De pemuda, nog steeds eensgezind, hoopten dat de Proclamatie zou worden gevolgd door actie, maar Soekarno en Hatta verkozen een andere weg, waarin geen plaats was voor mobilisatie van de bevolking. De eerste dagen na 17 augustus werd veel overlegd tussen de groep-Soekarni, de Kaigunkring en de studenten van de Medische Hogeschool die hun asrama in Prapatan 10 hadden gevestigd. Zij werden geleid door een Komite van Aksi. Het hoofdkwartier werd voortdurend verplaatst tot de asrama aan Prapatan op 19 augustus als centrum werd gekozen. Daar nodigden zij op diezelfde dag Soekarno, Hatta en Sjahrir uit. Adam Malik vroeg om actie om de macht over te nemen, en keurde compromis en afwachten af. Hatta zette vervolgens zijn opvatting uiteen. Soekarno en Hatta lieten zich hier wel, mede door Wikana, overtuigen van de wenselijkheid Peta en Heiho om te zetten in een Indonesische strijdmacht en kwamen terug op het eerder die dag door de PPKI genomen besluit Peta en Heiho te ontbinden. Maar zij waren te laat; Japan had de eenheden al ontwapend en de manschappen met groot verlof gestuurd. Sjahrir werd door de pemuda als leidsman beschouwd; hij steunde hen in hun verzet tegen de koers van Soekarno en Hatta. Om die reden ook werd hij op 22 augustus, toen al was besloten, zoals ook de pemuda wensten, een Komite Nasional Indonesia Poesat te vormen, uitgenodigd om voor een gehoor van alle PPKI-leden, prominente andere politici en pemuda zijn visie hierop te geven. Soekarno en Hatta kwamen overigens niet opdagen. Sjahrir, die geen tijd of moeite had genomen om zijn tenniskledij door iets passenders te vervangen, onderschreef de noodzaak van zo’n orgaan, maar weigerde de leiding ervan op zich te nemen. Zonder dat rechtstreeks te zeggen, wilde hij afstand houden van de ‘collaboratiegeur’ die de Republik verspreidde. De pemuda waren teleurgesteld; Sjahrir liet naar hun oordeel een kans liggen. Na afloop van de vergadering zei Sjahrir in het Nederlands tot achtergebleven leden van het Komite van Aksi: ‘Jullie weten niet dat de geallieerden de oorlog hebben gewonnen en Nederland behoort tot één van de geallieerden. Laten wij een organisatie vormen. Laten wij de Nederlanders hier ontvangen. En na vijf jaren plegen wij een opstand.’ Daarmee had

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

47

Sjahrir zich bij de radicalen onmogelijk gemaakt. De voorman van Prapatan 10, Eri Soedewo, dreigde later die nacht de ‘heethoofden’ te liquideren. Een spoedvergadering volgde, waarbij Djohar Nur en Chairul Saleh vasthielden aan hun koers, terwijl Eri Soedewo Sjahrirs voorstel, in de vorm van een soort Rode-Kruis-organisatie, voorstond, terwijl daarnaast via demonstraties en boycots het onafhankelijkheidsstreven moest worden ondersteund. De wegen scheidden zich die nacht, zonder dat het tot het dreigende onderlinge bloedvergieten kwam. De vertrekkers namen diezelfde nacht het gebouw Menteng 31 over.102 De meerderheid van de Prapatan-10-studenten, traditio­ neel al minder politiek betrokken, bleef gevoelig voor de matiging van de regering en de afwachtende koers van Sjahrir. Zij botsten soms heftig met de radicalen. Soekarni en Wikana namen hierna het initiatief en werden in het Komite van Aksi, nu onder Mentengcontrole, gevolgd door Chairul Saleh, Maroeto Nitimihardjo, Adam Malik, Pandoe Kartawigoena, Djohar Nur, Chalid Rasjidi, D.N. Aidit, Hanafi, Armoenanto en nog vele anderen. Op 1 september richtten zij de Angkatan Pemoeda Indonesia op. Later volgden de Barisan Rakjat (BARA, Volksverbond) voor boeren, en Barisan Boeroeh Indonesia (BBI, Indonesisch Arbeidersverbond) voor arbeiders. Menteng 31 werd het belangrijkste centrum van pemuda-acties in Djakarta. Prapatan 10 werd niet opgeheven, maar moest met de tweede rang genoegen nemen. Overleg en samenwerking tussen beide centra bleven overigens bestaan. In een pamflet riep het Komite op alle macht in de handen van de nu onafhankelijke Indonesische staat en zijn volk te nemen. Het verslagen Japan kon geen rechten meer laten gelden; de Japanse wapens en het beheer van de ondernemingen (kantoren, fabrieken, mijnen, plantages, enz.) moesten worden veroverd door het Indonesische volk. Over de regering noteerde Adam Malik: De regering van de Republik was gevormd en het eerste presidentiële kabinet was op 29 augustus [moet zijn: 4 september] samengesteld, lang na de Proclamatie. Maar die formatie hield slechts in het opschrijven van namen op papier, die daarna aan de kranten werd verstrekt. Er was geen enkel teken van actie. Op zijn hoogst werd er vergaderd in het gebouw Pegangsaan 56. De pemuda zagen en bemerkten in het geheel niets van pogingen van de regering om de betekenis van 102

Adam Malik 1975:80-92; Dokumentasi pemuda 1948:24-5; Sidik Kertapati 1964:122-31; Maroeto Nitimihardjo 1977:12-3; Aboe Bakar Loebis 1995:109-19; Soebadio Sastrosatomo 1987:33-6, 47-8; Hanafi 1996:32-47; Alizar Thaib 1993:62-74; Legge 1988:45-7; Soejono Martosewojo 1984:91-112, Engelen et al. 1997:92-100, 117-29. De laatste twee bronnen dateren de breuk tussen Prapatan 10 en Soekarni en zijn makkers op 25 augustus, en de vestiging van het hoofdkwartier in Menteng 31 op 29 augustus. Anderson 1972:118-20 is zeer summier over deze ontwikkelingen. Van Sidik Kertapati’s boek is de derde druk gebruikt, die de meest uitgebreide informatie verschaft. Eerste (1957) en tweede (1961) druk zijn aanzienlijk korter. De herdruk in 2000 volgt de tekst van de eerste druk, waarschijnlijk omdat kennis over en bezit van de latere drukken ontbreekt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Djakarta werd volgeschilderd met leuzen die een boodschap aan de wereld overbrachten Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

50

regering inhoud te geven. Er was geen activiteit, geen plan, geen besluit, men was stuurloos.’103

Menteng 31 kwam wel in actie. Op 3 september werden de spoorwegen in Djakarta overgenomen, zonder noemenswaardig verzet. Dit eerste succes leidde tot een sneeuwbaleffect en binnen korte tijd, in en buiten Djakarta, werd de Indonesische vlag gehesen op de nutsbedrijven en vele andere ondernemingen die tot ‘Milik [Eigendom] Republik Indonesia’ werden verklaard. Het Japanse monopolie op de nieuwsvoorziening werd doorbroken door de heroprichting op 3 september van het persbureau Antara, geleid door Adam Malik. Op 11 september was Radio Djakarta in Indonesische handen. De eerste krant ‘Berita Indonesia’ verscheen pas op 13 september, in gestencilde vorm.104 Het politieke testament Wat deed Tan Malaka in zijn paviljoen op Soebardjo’s erf? Hij praatte met Soebardjo en diens vrienden, met Jo Abdurrachman, en had ook tijd om met Soebardjo’s assistent Sajono uitgebreid te discussiëren, onder de blimbingboom op Soebardjo’s erf, waarbij hij, zeer bescheiden, een haarscherpe analyse gaf van allerlei politieke zaken.105 Hij trok er op uit met Chaerudin en bracht een aantal dagen door in Banten – in Bajah, Serang en Rangkasbitoeng. Tan Malaka beroemt zich op een tastbare bijdrage aan de vergroting van de steun voor de Republik. Soebardjo vroeg hem begin september om advies en Tan Malaka suggereerde propaganda te maken door middel van leuzen zoals ‘The Government of the People, for the People and by the People’, ‘Indonesia for Indonesians’ and ‘Hands off Indonesia’. Die leuzen en vele andere werden vervolgens door de pemuda op de muren geschilderd en via auto’s en treinen ook uitgedragen tot ver buiten Djakarta. Ze bevorderden moreel en strijdlust, en riepen heftige weerstand op bij de tegenstanders.106 Deze leuzen in het Engels en Indonesisch, waren mede bedoeld om op de geallieerden en de wereldpers indruk te maken. Dat lukte; bijna alle versla103

Adam Malik 1975:89; Dokumentasi pemuda 1948:25; Sidik Kertapati 1964:131-8; Hanafi 1996:61. 104 Over Antara: Soebagijo 1978:59-60, en Berita Indonesia: Soejono Martosewojo 1984:128-35 en Engelen et al. 1997:113-7. 105 Interview Sajono, Djakarta, 16-9-1980. Voor hem was hij nog Hussein; Soebardjo onthulde zijn ware naam aan Sajono. Sajono herinnert zich dat al zijn bezit paste in een klein koffertje, en dat – niet alles was ernstig onder de blimbingboom – zijn favoriete lied het Philippijnse ‘La Paloma’ was. 106 Pendjara III:62; Jail III:98.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

51

gen uit deze tijd maken melding ervan. Het lijkt echter wel dat Tan Malaka te veel eer naar zich toetrok. De propaganda-actie was al veel eerder gestart, en het initiatief leek voort te komen uit de pemuda.107 Nadat Soebardjo zelf uitgebreid Tan Malaka had aanhoord over zijn levensloop en politieke ideeën108 opende Soebardjo hem de weg naar het topduo van de Republik. Sajoeti Melik, secretaris van Soekarno, maakte kennis met Tan Malaka. Sajoeti Melik kreeg kort daarna van Soekarno de opdracht Tan Malaka te zoeken; geruchten over zijn aanwezigheid hadden ook Soekarno bereikt. Soebardjo had het blijkbaar nog niet nodig gevonden hem rechtstreeks in te lichten. Op 9 september vond ten huize van Soekarno’s lijfarts dr. Soeharto, aan Djalan Kramat Raja 82, de ontmoeting plaats tussen Soekarno en Tan Malaka.109 De dag tevoren had Soekarno zijn arts gevraagd de volgende avond een vertrek beschikbaar te stellen voor het ontvangen van een niet met name genoemde gast. Tijdens het gehele gesprek diende het huis verduisterd te blijven, en verder gold alles als strikt geheim. Soekarno kwam vergezeld van zijn adjudant; Tan Malaka kwam met Sajoeti Melik, op de fiets. In het duister stelde hij zich aan Soeharto voor als Abdulradjak uit Kalimantan. Soeharto bracht hem naar een achterkamer, de beide leiders spraken onder vier ogen, maar Sajoeti Melik kon hun gesprek wel horen. Soeharto wachtte buiten hun gehoor.110 De omstandigheden van deze ontmoeting, drie weken na de Proclamatie, illustreren zeer treffend de positie van de Republik in Djakarta – een opwekkend beeld levert het niet op. Het ‘zeer geheime’ karakter van hun gesprek, noteert Tan Malaka, was te wijten aan de aanwezigheid van de nog volledig bewapende Japanners.111 Soekarno kende Tan Malaka’s politieke brochures uit de jaren twintig: Naar de ´Republiek-Indonesia´ en Massa actie. Vooral de laatste had Soekarno’s politieke denken sterk beïnvloed, en toen Soekarno in 1931 werd veroordeeld wegens opruiing, werd in het vonnis meerdere malen verwezen naar zijn schatplich-

107 Doulton 1951:232; Sidik Kertapati 1964:121, 133-4; Lasmidjah Hardi 1983:78-81; Soejono Martosewojo 1984:91, 109-11, 113, 117; Engelen et al. 1997:91, 101, 127, 131; Soebadio Sastrosatomo 1987:29; Van der Post 1996:45-6, 210. Iwa Kusuma Sumantri 1971:13, 2002:161 vermeldt Tan Malaka als initiatiefnemer en bedenker van deze leuzen, evenals Maroeto Nitimihardjo (interview Djakarta, 20-8-1980). 108 Subardjo 1978:361-2. 109 R. Soeharto 1982:32 dateert de ontmoeting op de eerste avond van lebaran, die in 1945 samenviel met 9 september. Tan Malaka geeft zelf begin september aan (Pendjara III:51; Jail III:81). Sajoeti Melik (interview Djakarta, 29-10-1980) noemt omstreeks 8 september, en begin september (Sajuti Melik, ‘Sekitar Testamen Politik Bung Karno’, Kompas, 6-6-1972). Verder Arief Priyadi 1986:42. 110 R. Soeharto 1982:32-3. 111 Pendjara III:50; Jail III:81.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Soekarno

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

53

tigheid aan Massa actie. Soekarno had geen moeite dat te erkennen.112 Soekarno opende het gesprek: ‘In Massa actie situeert u het Engelse imperialisme naar zijn aard tussen het Nederlandse en Amerikaanse imperialisme in’. Tan Malaka beperkt zijn verslag tot deze openings- en de slotzin, waarbij Soekarno, wijzend naar Tan Malaka zei: ‘als ik niet meer in staat ben op te treden, draag ik de leiding van de revolutie aan jou over’.113 Sajoeti Melik vult de rest van het gesprek van twee uur in. Het lot van de Indonesische Revolutie was natuurlijk het hoofdonderwerp van gesprek. Meestal sprak Tan Malaka en luisterde Soekarno. Tan Malaka leraarde als ervaren, internationaal revolutionair de onzekere president van de jonge Republik. Soekarno’s latere uitspraken over het revolutionaire proces waren direct ontleend aan Tan Malaka, aldus Sajoeti Melik. In concrete zin drong Tan Malaka aan op het vertrek van de regering naar het binnenland. De Nederlanders zouden spoedig terugkeren, in het kielzog van de Engelsen, en Djakarta zou een slagveld worden. Voor Soekarno was dit laatste gezichtspunt nieuw. Onder de indruk en bezorgd zei hij toen spontaan Tan Malaka, in geval van zijn uitschakeling, als zijn opvolger te zien.114 Een paar dagen later vond een tweede, geheime ontmoeting plaats. Sajoeti Melik bemiddelde weer en bracht beiden bijeen, nu ‘s middags, in het huis van Moewardi aan Djalan Mampang. De arts Moewardi was in de Japanse tijd leider van de Barisan Pelopor, die zich na de Proclamatie tot het militante strijdkorps Barisan Banteng (Bantengkorps) zou ontwikkelen. Zijn rol in het geheel was overigens even passief als die van dr. Soeharto. Slechts Sajoeti Melik mocht weer meeluisteren. Soekarno herhaalde zijn belofte Tan Malaka aan te wijzen als zijn opvolger. Bij het afscheid, na een gesprek van twee uur, gaf hij hem, zoals ook de eerste keer, een geldbedrag.115 In eerste instantie zag Tan Malaka Soekarno’s aanbod slechts als een eerbewijs, een teken van vertrouwen en waardering en een erkenning van de politieke geestverwantschap en verdiepte hij zich, naar zijn zeggen, niet 112

In Pendjara III:49-50; Jail III:78-81 gaat Tan Malaka hierop in als hij de politieke opstelling van Soekarno beschrijft en het verslag van hun gesprek inleidt. 113 Pendjara III:51; Jail III:81-2. 114 Arief Priyadi 1986:42-3; Sajuti Melik 1981:68, 1986a:82-3; interview Sajoeti Melik, Djakarta, 29-10-1980; Sajuti Melik, ‘Sekitar Testamen Politik Bung Karno’, Kompas, 6-6-1972 en ‘Sekitar Testamen untuk Tan Malaka’, Sinar Harapan, 21-9-1979. Sajoeti Melik zegt niet of de eerste kennismaking in Bajah tussen beide leiders nog aan de orde kwam, of was dat wellicht een onkies onderwerp? 115 Interview Sajoeti Melik, Djakarta, 29-10-1980; Sayuti Melik 1986a:82-3; Sajuti Melik, ‘Sekitar Testamen Politik Bung Karno’, Kompas, 6-6-1972; ‘Sekitar Testamen untuk Tan Malaka’, Sinar Harapan, 21-9-1979; Pendjara III:51; Jail III:82. Soekarno vertelde Kahin (2003a:82) eind 1948 dat het initiatief voor de ontmoetingen van Tan Malaka uitging; het testamentidee met vier erfgenamen was een idee van Soekarno en Hatta samen. Soekarno doet hiermee zijn rol als initiatiefnemer geweld aan – en vond dit blijkbaar niet meer passen bij zijn presidentiële statuur.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

54

Verguisd en vergeten

in zijn eigen recht om als opvolger te worden aangewezen en Soekarno’s bevoegdheid dit te doen.116 Zijn zorg over de eigen toekomst sprak Soekarno ook uit in een kabinetszitting. De onafhankelijkheidsstrijd zou moeten doorgaan, als de geallieerden hem zouden uitschakelen. Hij zou daartoe een brief achterlaten waarin hij de naam zou noemen van iemand die bekwaam was die strijd te leiden.117 Tan Malaka besprak natuurlijk met Soebardjo wat Soekarno had gezegd. Deze kreeg daarbij de indruk dat Tan Malaka graag een soort introductiebrief zou verkrijgen van Soekarno. Soebardjo vroeg dat namens Tan Malaka aan Soekarno die beloofde zo’n brief te schrijven, maar dat niet deed.118 Het onderwerp werd waarschijnlijk tijdelijk achterhaald door de koortsachtige activiteit rond de massademonstratie op 19 september ter ondersteuning van de Republik – waarover later meer – maar kreeg concrete vorm op 30 september, toen Soekarno bij Soebardjo sprak met Tan Malaka, Iwa en Gatot en instemde met het opstellen van een politiek testament waarin Soekarno en Hatta Tan Malaka aanwezen als hun opvolger, voor het geval zij niet in staat zouden zijn hun ambt uit te oefenen. Soekarno kwam van Soebardjo rechtstreeks naar Hatta. ‘Misschien vond Bung Karno dat hij te ver was gegaan en te veel onder de invloed van de gedane suggesties was geraakt.’ Hij zette de gang van zaken uiteen en liet de ontwerptekst lezen aan Hatta. Deze zei ondertekening te zullen weigeren. Hatta bood ook een uitweg: het aanwijzen van vier opvolgers, uit vier politieke hoofdstromen, was voor hem acceptabel. Tan Malaka stond dan voor uiterst links, Sjahrir voor gematigd links, Wongsonegoro voor rechts en de feodale groep en Soekiman voor de Islam. Soekarno was tevreden met deze uitweg; hij telefoneerde Soebardjo om de volgende morgen weer bijeen te komen. Bij Soebardjo waren Tan Malaka en Iwa om Soekarno en Hatta te ontvangen. Hatta zette zijn ideeën uiteen. Hij wees er Tan Malaka op dat hij in eigen linkse kring omstreden was, zoals zou blijken als de PKI zich opnieuw zou formeren. Tan Malaka zou er goed aan doen een rondreis over Java te maken om zich bekend te maken aan het volk en zijn invloed te meten. Na enige discussie stemde het gezelschap in met Hatta’s voorstellen. Wel werd de naar Midden-Java afgereisde Soekiman vervangen door Iwa, die zich daarbij op zijn vriendschapsbanden met Soekiman en zijn Islampolitiek-verleden beriep. Het ontwerp werd aangepast, uitgetypt en door Soekarno en Hatta getekend. Soebardjo kreeg de opdracht de tekst te overhandigen aan Sjahrir 116

Pendjara III:51; Jail III:82. Subardjo 1978:363; interview Helen Jarvis met Soebardjo, Djakarta, 30-10-1972. In Pendjara III:51, 63; Jail III:82, 99-100 schrijft Tan Malaka hetzelfde; zijn informatie kwam van een minister, hoogstwaarschijnlijk dus Soebardjo. 118 Subardjo 1978:362-3. 117

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

55

en Wongsonegoro.119 Op 1 oktober werd het document ondertekend.120 In Tan Malaka’s verslag van de totstandkoming van het testament neemt hij enige afstand. Soebardjo vooral was zeer ingenomen met het testamentplan; hij zette zich in en slaagde er in het testament te verkrijgen. Van een document van Soekarno voor Tan Malaka werd het daarbij een document van Soekarno en Hatta voor vier leiders.121 Soebardjo meldt dat hij door Soekarno werd opgebeld die hem en Tan Malaka wilde komen opzoeken. Hij verscheen vervolgens vergezeld door Hatta. Ook Iwa was aanwezig. Tan Malaka vroeg naar zijn introductiebrief. Soekarno stelde hem voor die ter plekke op te stellen. Hatta las de tekst en stelde voor deze te veranderen in een verklaring van Soekarno en Hatta, waarin naast Tan Malaka ook Sjahrir en Wongsonegoro werden genoemd. Op Soebardjo’s voorstel werd Iwa hier aan toegevoegd, namens de Soendase bevolkingsgroep in West-Java, waarmee zijn visie op de rol en positie van Iwa dus ietwat afwijkt van die van Hatta. Soebardjo typte de tekst en zou de verdeling van kopieën verzorgen. Dat laatste lukte niet; de onrustige, revolutionaire tijden waren, aldus Soebardjo, een te groot beletsel.122 Tan Malaka had dus zelf een groot aandeel in de tekst van deze officiële verklaring, die als volgt luidde. Onze Instructie Alle volken hebben recht op onafhankelijkheid; om die reden dient alle onderdrukking in deze wereld te verdwijnen, omdat die niet kan samengaan met menselijkheid en rechtvaardigheid. Nadat wij, in overeenstemming met de wil van het Indonesische volk zelf op 17 augustus 1945 de Indonesische onafhankelijkheid hebben verklaard, op basis van de Grondwet, die in overeenstemming is met de wens van het volk

119 Hatta 1974:7-8, 1978:17-8 (in vertaling 1979b:28-9); interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972; ‘Hatta: Regenerasi akan berjalan secara alamiah’, Sinar Harapan, 16-81979; Solichin Salam, ‘Dialog dengan Bung Hatta’, Kompas, 27-3-1980; Tamar Djaja 1981:280 (gebaseerd op een interview met Hatta). Tegenover Kahin (2003a:85) zei Hatta in 1948 en 1960 in grote lijnen hetzelfde, zonder Soekarno’s oorspronkelijke opzet te noemen. 120 Na de Nederlandse bezetting van Djokja in december 1948 werd bij Hatta een afschrift van de tekst in beslag genomen. Hieruit blijkt de datum. De datering van Tan Malaka (Pendjara III:52; Jail III:83) is dus correct. Dat geldt ook voor Yamin 1950:21-2, 1957:32-3. Hatta 1974:7 dateert Soekarno’s ontmoeting bij Soebardjo op drie of vier dagen na 23 september; in Soebagijo I.N., ‘Sekelumit kisah tentang apa yang dinamakan: Testamen Politik’, Kompas, 15-6-1972 en Hatta 1978:17 (in vertaling 1979b:27) stelt hij dat op twee dagen; tegenover Helen Jarvis (Djakarta, 2911-1972) noemt hij omstreeks 27 september. 121 Pendjara III:52; Jail III:83. 122 Subardjo 1978:363-4; interview Soebardjo, Djakarta, 19-5-1976; interview Helen Jarvis met Soebardjo, Djakarta, 30-10-1972. In interview Helen Jarvis met Jo Abdurrachman, Djakarta, 2410-1972, zegt deze het testament te hebben uitgetikt. Iwa Kusuma Sumantri 1966:278-9 bevestigt zijn aanwezigheid, en noemt ook, ten onrechte, die van Wongsonegoro.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

56

een vrije, verenigde, soevereine, rechtvaardige en welvarende staat te vormen, heeft de Indonesische staat te kampen met allerlei vraagstukken en hinderpalen, die slechts kunnen worden overwonnen door een eensgezind en heldhaftig volk onder intelligente, bekwame, kundige en vastberaden leiding. De wereldgeschiedenis laat ook zien, dat de verwezenlijking van de vrijheidsidealen afhankelijk is van de bereidheid van het gehele volk om welk offer dan ook te brengen, zoals wordt gestaafd door de grote staten of volken in Noord- en Zuid-Amerika, in Europa, in Rusland, Egypte, Turkije en China. Het tijdstip is daarom nu aangebroken om vast te leggen aan wiens handen de fakkel van de vrijheid zal worden toevertrouwd, indien wij niet meer in staat zijn onze strijd temidden van het eigen volk voort te zetten. De voortgaande strijd van het volk om zijn onafhankelijkheid te vestigen dient te blijven worden gegrondvest op de eenheid van alle bevolkingsgroepen, onder eerbiedige erkenning van de Republik Indonesia, waarvan de hoofdbeginselen in onze Grondwet zijn neergelegd. Na ernstige overdenking en nauwkeurig onderzoek, en tevens met volledige instemming van andere verantwoordelijke leiders, hebben wij besloten, dat de leiding van onze onafhankelijkheidsstrijd zal worden voortgezet door Tan Malaka, Iwa Koesoema Soemantri, Sjahrir, Wongsonegoro. Leve de Republik Indonesia! Leve het Indonesische volk! Djakarta, 1 oktober 1945 Wij, Soekarno, Moh. Hatta.123

Het is een mooie, hoogdravende verklaring, waarin Tan Malaka’s nadruk op eenheid en offervaardigheid terugkeert en een internationaal perspectief wordt geschetst. Tan Malaka zou de auteur zijn, maar dat is uit de tekst zelf niet ondubbelzinnig af te lezen. Hij vond de verklaring in ieder geval wel belangrijk. Hij vertrok pas uit Djakarta met het testament ‘in de tas’. Hij zou niet meer terugkeren in de hoofdstad.124 Soebardjo slaagde er naar eigen zeggen niet in een kopie van het testa-

123

De tekst is vertaald uit Yamin 1950:21-2. 1957:32-3, die deze tekst weer ontleende aan de stukken die Hatta bijdroeg aan de processen-verbaal van de begin 1948 gevoerde rechtszaak tegen Yamin en anderen, die werden beschuldigd van een poging tot staatsgreep op 3 juli 1946. Een Engelse vertaling is opgenomen in Jail III:228-9. Uit vergelijking van de door Yamin verschafte tekst met de vertaling van het bij Hatta in Djokja in december 1948 door de Nederlanders in beslag genomen afschrift blijkt dat Yamin de juiste tekst verschaft. Er is sprake van één afwijking. De zinsnede over de instemming van andere verantwoordelijke leiders ontbreekt in de vertaling. CMI-document 5303(5-1-1949); in Engelse versie als CMI-document 5312, beide in NA, AS 3956. Nasution 1977, II:102-3 ontleent zijn tekst blijkbaar aan Yamin, zoals ook Iwa Kusuma Sumantri 2002:486-7. 124 Pendjara III:52, ook 57; Jail III:83, ook 105.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

57

ment te bezorgen bij Sjahrir en Wongsonegoro. In plaats van overmacht kan hier heel goed sprake zijn geweest van onwil. Toen Hatta een tiental dagen na de opstelling van het testament het verhaal vertelde aan Sjahrir bleek deze van niets te weten. In februari 1946 bleek Wongsonegoro, desgevraagd door Hatta, evenmin te zijn geïnformeerd.125 Hatta’s gevolgtrekking dat Soebardjo en zijn vrienden niet erg gelukkig waren met de vervanging van Tan Malaka als enige erfgenaam door een kwartet is ongetwijfeld juist, maar wat was Soebardjo’s bedoeling met dat testament? Paste dat in een machtsspel, waarbij hij voor zich en zijn vrienden, op basis van de via de Japanse marine opgebouwde machtspositie, daadwerkelijk gesteund door een gewapende macht, in de Republik Indonesia, een prominente plaats wilde behouden? En meende hij de naïeve Tan Malaka als zijn pion te kunnen inzetten? Soebardjo hield de kennis over Tan Malaka’s aanwezigheid bij hem thuis vrijwel exclusief beperkt tot de Kaigunkring. Geholpen door Tan Malaka’s eigen geheimhoudingszucht blokkeerde hij diens kennismaking met de pemuda, en zweeg hij zelfs tegenover Soekarno en Hatta lang over het opduiken van de mysterieuze, legendarische politieke veteraan. Tan Malaka hechtte blijkbaar belang aan het testament. Hij nam het mee en zou zich er op kunnen beroepen als Soekarno en Hatta zouden worden uitgeschakeld. Kon het dienen als een introductiebrief? Nauwelijks, het bestaan van het testament was geheim en Tan Malaka zelf verkoos ook voorshands nog anoniem te blijven, toen hij op 1 oktober uit Djakarta vertrok voor een rondreis over Java. Een onthulling van zijn identiteit en het tonen van het testament konden alleen maar leiden tot ongeloof, wantrouwen en verwarring. Dat bleek toen hij op zijn rondreis werd aangehouden in Modjokerto. De journalist en politicus Moh. Sjamsoel Arifin had het testament toen gelezen en gekopieerd en Soekarno enige tijd later gevraagd naar het bestaan ervan. Soekarno had dit bevestigd.126 125 Hatta 1974:9, 13. Moehkardi, ‘”Testamen Politik Bung Karno” mengapa sampai dibuat?’, Kompas, 5-5-1972, hoorde van Wongsonegoro in 1967 dat deze in Solo in begin 1946 door Soebardjo werd geïnformeerd over het bestaan van het testament. Deze vertegenwoordiger van de feodale groep was er niet erg mee ingenomen. Het gaf een ‘feodale geur’ af: ‘Hoe kan in een democratisch land de staatsmacht worden vererfd?’ Sjahrir was al even negatief. ‘Soekarno is gek met zijn testament. Hoe kan hij zo vier mensen zonder enige gemeenschappelijke band of ideologie bijeenbrengen?’ (interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 6-10-1980). Kahin 2003a:69-70, die Wongsonegoro in 1948 interviewde, vult aan dat Soebardjo Wongsonegoro benaderde tijdens de KNIP-zitting in Solo. Wongsonegoro wist toen van het bestaan van het testament via Sajoeti Melik die hem in december 1945 erover vertelde. 126 Ondervragingsrapport Moh. Sjamsoel Arifin, 12-12-1947, door NEFIS VI, 5-1-1948, in NA, PG 581 en 678, en CAD, Verspreide Archivalia GG 54-223. In dit verder nogal verwarde verslag geeft Sjamsoel Arifin een éénregelige tekst van het testament, waarin slechts wordt gezegd dat

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

58

Verguisd en vergeten

Het opstellen van het testament laat zien hoe onzeker Soekarno was over zijn positie en hoeveel moeite het kostte een constitutionele besluitvormingsstructuur te volgen. Soekarno negeerde met zijn toezegging de KNIP en informeerde slechts, in vage termen, het kabinet. Hatta kende geen probleem met het idee van een testament, maar had bezwaren tegen de aangewezen erfgenaam. Soekarno en Hatta vreesden beiden dat zij door de geallieerden zouden worden opgepakt. Soekarno’s angst daarvoor was groter dan die van Hatta; de persoonlijke achtergrond en de uitgesproken steun aan Japanse antigeallieerde campagnes kunnen dat verklaren. Hatta was gelijkmatiger; hun arrestatie zou zich, naar zijn oordeel, tegen de geallieerden keren, omdat het volk in actie zou komen tegen hun aanhouding.127 Van een onmiddellijke arrestatie zou, zo bleek op 29 september, geen sprake zijn. De landing van de eerste Britse troepen ging toen vergezeld van een verklaring van hun bevelhebber, luitenant-generaal Christison, waarin hij zei dat ‘The British have no intention of meddling in Indonesian internal affairs, but only to ensure law and order’128 Was het testament hiermee overbodig en was alle aandacht er voor en controverse erover slechts opgeklopt en, zoals Anderson het formuleert ‘the Testament simply became irrelevant’?129 Dit lijkt een miskenning van een veel ingewikkelder realiteit. Soekarno was er op 30 september nog volop van overtuigd dat het zinvol was een testament op te stellen. Hatta wees het idee niet af. Het gaat te ver om Hatta er van te verdenken met zo’n testament in te stemmen om Soekarno uit de nesten te helpen, in het besef dat zo’n testament geen waarde had. Christisons verklaring werd door de leiding van de Republik zeker niet meteen herkend als een de-facto-erkenning, die de Nederlanders er in zagen130 en waartegen zij furieus van leer trokken.131 De mogelijkheid van geallieerd optreden tegen de Republik werd nog steeds reëel geacht; inzicht in de verhoudingen tussen Britten en Nederlanders en hun militaire kracht was voorlopig afwezig. als Soekarno en Hatta hun strijd voor de Republik niet meer kunnen voortzetten, zij hun taak toevertrouwen aan Tan Malaka, Iwa, Sjahrir en Soekarni. Ik neem aan dat de laatste naam op een vergissing berust. In Nederlandse bron is Soekarni ook later opgevoerd. Voor de aanvang van de Tweede Politionele Actie gaf de Nederlandse regering een brochure uit: Waarom politieke onderhandelingen tussen Nederland en de Indonesische Republiek mislukten, waarin het testament werd aangehaald. P.J.S. Gerbrandy, ex-premier en later vurig opposant tegen het Nederlandse beleid in Indonesië citeerde er uit in een rede op 17-9-1949 (‘Aanklacht van en voor het volk’, Op Wacht 6-306(22-9-1949):4). 127 Interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972. 128 Anderson 1972:135. 129 Anderson 1972:280. 130 Interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972; interview Helen Jarvis met Soebardjo, Djakarta, 30-10-1972. 131 Anderson 1972:136-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

59

Overigens kwam het gevaar voor uitschakeling van Soekarno en Hatta niet alleen van de geallieerde bezetter. Zeker in Djakarta was sprake van een gezagsschemering. De verslagen Japanse eenheden konden nog steeds in actie komen en vormden een onberekenbare factor. Daarnaast kon Nederland rekenen op steun. Uit de interneringskampen vonden Nederlandse burgers en krijgsgevangenen hun weg terug naar Djakarta. Zij organiseerden zich en vonden aansluiting bij pro-Nederlandse groepen die buiten de kampen waren gebleven, zoals Indo-Europese jongeren en Ambonese ex-KNIL-militairen. Zij slaagden er in op wapens beslag te leggen. Botsingen met bewapende Republikeinse groepen waren onvermijdelijk, maar daarnaast was er wederzijds sprake van ontvoeringen, moord en roof. Djakarta werd een buitengewoon onveilige stad, een ingewikkelde en verschuivende lappendeken van enclaves, onder verschillende politieke controle. Aan Indonesische zijde waren daarbij dan ook nog de nodige nuances te onderscheiden. Soekarno en Hatta hielden rekening met hun uitschakeling door een aanslag, wel of niet met voorbedachte rade, wel of niet van hogerhand aan Nederlandse zijde geïnspireerd. Een aantal incidenten bevestigt hun vrees.132 De geschiedenis van het testament eindigt met het overleven van Soekarno en Hatta en hun vertrek op 4 januari 1946 naar de veiligheid van Djokjakarta. Naast het testament met vier opvolgers circuleerde een testament, waarin alleen Tan Malaka werd genoemd. ‘Wij, Ir. Soekarno, leider van de Republik Indonesia, en Drs. Moh. Hatta, plaatsvervangend leider van de genoemde regering dragen met een zuiver en oprecht gevoel de leiding van de regering van de Republik Indonesia over aan Datoek Tan Malaka, houder van deze brief’.133 Hatta wijst Chairul Saleh aan als de kwade genius achter deze vervalsing, op basis van de uitkomst van een onderzoek door militaire en civiele opsporingsdiensten.134 Het lijkt waarschijnlijk dat zo’n vervalsing circuleerde. Het is de vraag op welke schaal en tot welk doel ervan gebruik is gemaakt. In 1948 vertelden Tan Malaka’s politieke tegenstanders aan Kahin dat Tan Malaka een tweede testament vervalste. Op zijn rondreis door Java toonde hij ‘his version of the 132

Rosihan Anwar 1977:109-10 noemt het opstellen van het testament zelfs als direct gevolg van een beschieting van Soekarno’s auto, waarin de president toen overigens niet meereed. Ook Moehkardi, ‘”Testamen Politik Bung Karno” mengapa sampai dibuat?’, Kompas, 5-5-1972 wijst hierop. Soebadio Sastrosatomo 1987:200-2 noemt een reeks incidenten. Zie verder De Jong 1988:130-1. 133 Yamin 1950:22, 1957:33 bevat deze tekst. Hij baseert zich hierbij op het ontwerp-besluit van 29 maart 1946 tot intrekking van het politiek testament. Datzelfde besluit is bij Hatta in beslag genomen in december 1948 en in vertaalde versie opgenomen in CMI-document 5303(5-1-1949), in NA, AS 3956. 134 Hatta 1974:13-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

60

Verguisd en vergeten

testament to influential people’, waarbij Kahin noteert dat algemeen bekend was dat er een soort testament was opgemaakt. Tan Malaka vertelde hun ‘that Soekarno and Hatta were prisoners of the British in Jakarta and unable to leave the city. Since they were prisoner, he argued, it was his duty to assume the powers they had asked him to take over in case they were incapacitated.’ Tan Malaka’s fluistercampagne droeg er toe bij dat Soekarno in december een propagandatournee maakte, om te laten zien dat hij geen gevangene in Djakarta was, en dat de regering naar Djokja verhuisde.135 Abu Hanifah zag het valse testament ‘in Solo for a moment in 1946 when a follower of Tan Malakka, who was once a school friend of mine, showed me a paper, asking for my secrecy’.136 Kahins lezing kan de toets der kritiek niet doorstaan. Het was niet algemeen bekend dat er een soort testament was opgemaakt; de al vermelde onwetendheid van Wongsonegoro en Sjamsoel Arifin is daar bijvoorbeeld een illustratie van. Sjamsoel Arifin, de enige van wie bekend is dat hij het testament bij Tan Malaka aantrof, zag de onvervalste versie. Later in 1946 circuleerden afschriften van het ‘echte’ testament in West-Java. A.H. Nasution, chef-staf van de West-Javaanse TKR, geloofde niet aan de echtheid ervan. Soekarno zelf vertelde hem in november 1946 het tegendeel.137 Een tegenstander van Tan Malaka, uit de hoek van Amir Sjarifoedin, beweert dat Tan Malaka hem de vervalste versie eind oktober liet zien en deze in november gebruikte tijdens zijn rondreis.138 Tijdens zijn rondreis was Tan Malaka nog steeds incognito; van een tournee langs ‘influential people’ was geen sprake. Was Tan Malaka direct betrokken bij deze nogal doorzichtige vervalsingsactie? Uit zijn heterogene achterban kan zeer wel het vervalste testament zijn opgedoken. Het belang ervan is wellicht opgeblazen en dankbaar tegen Tan Malaka gebruikt. Het bestaan van het testament of de testamenten bleef heel lang geheim. Een ontwerpbesluit tot intrekking van het testament drukte de tekst van het testament af en motiveerde de intrekking met de overweging dat het ‘door

135 Kahin 1952:150-1. In Kahins voetspoor Alers 1956:104, met enige reserve, en Brackman 1963:47-8, die het geheel nog eens scherper aanzet: ‘Tan Malaka embarked on a daring and amateurish scheme to attain power by duplicity’. Crozier 1965:69-70 schreef het nog smakelijker op. Tan Malaka, ‘the great adventurer of the PKI’ die door de Japanners naar Java was gebracht, ‘worked for himself, for private dreams and ambitions that were never fulfilled’. Hij was ‘unscrupulous’ en vervalste de handtekeningen van Soekarno en Hatta op een document dat hem de macht toekende in het geval van de dood van beide leiders. Hij probeerde Sjahrir over te halen mee te doen aan een coup. Sjahrir weigerde en Tan Malaka werd gevangen gezet. 136 Abu Hanifah 1972:158. Hij volgt in zijn verhaal (pp. 157-8) over het testament getrouw Kahins lezing. 137 Nasution 1977, II:103-4. 138 Hierover een rapport over Tan Malaka, 23-9-1947, pp. 1-4 in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

61

een groep op een verkeerde wijze wordt gebruikt’. Daarna werd de tekst van het valse testament gegeven, gevolgd door: ‘Wij stellen het publiek hierbij ervan op de hoogte dat wij een dergelijk “politiek testament” nooit hebben opgemaakt noch ondertekend’.139 Het ontwerp-besluit, gedateerd 29 maart 1946, is nooit officieel genomen en publiek geworden, wellicht omdat Tan Malaka en zijn aanhang twee weken eerder gevangen waren gezet en politiek uitgeschakeld leken. Het zou misschien geen goede indruk maken als bekend werd dat het oordeelsvermogen van Soekarno en Hatta deze arrestant een half jaar eerder nog zag als hun eerste opvolger, en dat de procedure van aanwijzing op geen enkele staatsrechterlijke grondslag kon bogen.140 In zijn verdedigingsrede voor het Hoog Militair Gerechtshof in februari 1948 haalde Yamin het bestaan van beide testamenten aan en gaf hij beide teksten, ontleend aan het proces-verbaal van Hatta’s verhoor over de coup van 3 juli 1946. Tezelfdertijd schreef Tan Malaka in het derde deel van zijn autobiografie zijn versie van het verhaal. Een gedrukte versie van dit deel zou nooit verschijnen; een deel ervan met het ‘testamentverhaal’ werd als Pandangan hidup in 1952 uitgegeven.141 Adam Maliks boekje over de Proclamatie verscheen in 1948. Soebardjo, aldus Adam Malik, probeerde Tan Malaka als zijn logé te behouden door hem een ontmoeting met Soekarno in het vooruitzicht te stellen. Zo kwam het testament tot stand; niet op Tan Malaka’s verzoek, maar als teken van vertrouwen in een crisissituatie. ‘Maar helaas werd dit nooit openbaar gemaakte vertrouwen op een duistere, verborgen en lage manier in zijn tegendeel omgezet.’ 142 Het boek van Kahin, verschenen in 1952, zou daarna de toon zetten; zijn 139

CMI-document 5303(5-1-1949) in NA, AS 3956. De Nederlandse autoriteiten hoorden voor het eerst in december 1947 via het verhoor van Sjamsoel Arifin van het bestaan van het testament (ondervragingsrapport Moh. Sjamsoel Arifin, 12-12-1947, NEFIS VI, 5-1-1948 in NA, PG 581 en 678, en CAD, Verspreide Archivalia GG 54-233) en een in beslag genomen brief van Djamaloeddin Tamin aan de Australische communistische vakbondsleider Jim Healy van 11 mei 1947, die bij Moh. Bondan, een uit Australië teruggekeerde ex-Digoelist in beslag was genomen. Deze en latere gegevens werden bijeengebracht in CMI-signalement 31(9-10-1948) in NA, PG 581. Sjamsoels informatie werd ook vermeld in NEFIS, Politiek situatie overzicht 74(24-12-1947), in NA, AS 2533. Een overzicht van de gang van zaken ook in NIB 15:783-4, noot 7. 140 Reid 1974a:72, 76, note 16, betwijfelt het bestaan van een vervalst testament. Zo’n vervalsing zou zeker tegen Tan Malaka zijn gebruikt na zijn arrestatie, ‘when the cabinet was desperate to pin something on Tan Malaka’. Reid was niet op de hoogte van het ontwerp-besluit van 29 maart 1946. 141 Peringatan sewindu 1957:53-4 volgt de weergave in Pendjara III. Een indirecte verwijzing bevat Dokumentasi pemuda 1948:60-1. 142 Adam Malik 1975:62-3. Later schreef Adam Malik (1980a:204) dat Tan Malaka Soekarno vroeg om hem als enige opvolger te benoemen. Soekarno’s toezegging werd geamendeerd tot het benoemen van vier opvolgers. Tan Malaka vond dit ‘a breach of promise which alienated him from Sukarno’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

62

Verguisd en vergeten

negatieve beeld van Tan Malaka werd mede bepaald door de testament­ affaire. Anderson behandelt Tan Malaka’s rol op meer afgewogen wijze, maar acht de gang van zaken ‘irrelevant’ en noemt de mogelijke vervalsing van het testament niet eens.143 Het testament bleef overigens intrigeren. In de Indonesische pers flakkerde enkele malen een discussie op. Moehkardi opende de discussie in ‘Kompas’ in mei 1972, zette de bekende gegevens op een rij en riep Hatta en Soebardjo op hun versie te verschaffen. Sajoeti Melik reageerde een maand later in een lange uiteenzetting. Hij wees Kahins visie vierkant af. Tan Malaka had nooit om een testament gevraagd; het was geheel het initiatief van Soekarno. Ten tweede: de schrijver kent Tan Malaka als iemand die niet de gedachte ‘het doel heiligt de middelen’ huldigt [...]. In de dagelijkse omgang waakt hij voor zijn geestelijke zuiverheid. Hij spreekt ronduit. En als dat niet kan, zwijgt hij liever. Hij houdt niet van leugens, laat staan laster. Hij durft een leven van ontbering te leiden, en is bereid elk offer te brengen. Persoonlijke ambities heeft hij niet!

Soebagijo I.N. deed vervolgens verslag van zijn interview met Hatta over het testament; de eerste keer dat diens visie werd vastgelegd.144 Tot slot schreef R. Mohammad Ali, die zich vooral baseerde op Tan Malaka’s autobiografie, en verzuchtte dat Indonesiërs zelf hun geschiedenis moesten vastleggen en dat niet moesten overlaten aan ‘dubieuze’ auteurs als Kahin en Brackman.145 143 Anderson 1972:278-80. Anderson verwijst als bron naar interviews met Hatta, Soebardjo en Sajoeti Melik. Zijn visie op het testament wordt kritiekloos gevolgd in Salim Said 1992:38. 144 Moehkardi, ‘”Testamen Politik Bung Karno” mengapa sampai dibuat?’, Kompas, 5-51972; Sajuti Melik, ‘Sekitar Testamen Politik Bung Karno’, Kompas, 6-6-1972; Soebagijo I.N., ‘Sekelumit kisah tentang apa jang dinamakan Testamen Politik’, Kompas, 15-6-1972. Hatta deed het nadien in zijn eigen woorden en het meest uitgebreid in 1974. 145 ‘Tan Malaka dan Testamen Politik Bung Karno’, Kompas 28-6-1972. In 1979 reageerde deze keer Sajuti Melik in Sinar Harapan (‘Sekitar Testamen untuk Tan Malaka’, 21-9-1979) op een interview met Hatta. Soedjatmiko Poedjomartono, ‘Surat wasiat Bung Karno buat Tan Malaka’, Sinar Harapan, 12-10-1979, sloot die discussie af. In 1983 was het Sajuti Melik zelf, van wie een interview ter gelegenheid van de Proclamatieherdenking (Sumantri, ‘Aidit hampir saja berhasil memusnahkan naskah Proklamasi’, Sinar Harapan, 13-8-1983), nog eens twee stukken in Sinar Harapan opleverde: Gandjar Santosa, ‘Surat wasiat kepada Tan Malaka’, Sinar Harapan, 22-8-1983 en A.I. Batuah, ‘Sekitar surat wasiat BK pada Tan Malaka’, Sinar Harapan, 20-9-1983 die nog eens de bestaande bronnen op een rij zetten. De discussie flakkerde weer even op in 1989 toen Moh. Hari Soewarno het testament als een valstrik van Tan Malaka omschreef om Soekarno te vervangen, in de lijn van Kahin. Hij schreef hierover twee krantenstukken: ‘Peristiwa 1 Oktober 1945 yang menya­ kitkan hati’, Suara Pembaruan, 2-10-1989 en ‘Tan Malaka tidak layak dipahlawankan; Waspadalah terhadap pemutar balikan fakta sejarah’, Harian Terbit, 24-10-1989. Het tweede artikel reageerde op een serie krantenartikelen van Soetrisno B.S., ‘Lagi, kita simak sejumlah pengkhianatan PKI’, Harian Terbit, 2- tot 11-10-1989, in het bijzonder 5-10-1989. Ir. Santoso reageerde op beide artikelen ter verdediging van Tan Malaka. Suara Pembaruan plaatste deze niet en liet weten dat Tan Malaka ‘te sensitief’ was (‘Memandang sejarah dengan hati terbuka’, 9 pp.). ‘Siapakah pemutar balik fakta’

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

63

Het originele testament zou volgens Sajuti Melik, met de originele versie van de Proclamatie, in handen van PKI-leider Aidit zijn beland. Hij gaf ze aan Soekarno, die het testament verbrandde.146 S.K. Trimurti corrigeerde en vulde dit verhaal aan. In 1964 ontmoette zij Sjamsu Harja Udaja, die haar vertelde het testament in zijn bezit te hebben en haar raad vroeg wat er mee te doen. Trimurti vond dat dit controversiële document moest worden vernietigd. Het kon leiden tot geschillen, en dateerde uit de tijd toen de regering nog niet volgens alle constitutionele regels kon functioneren. Aidit, die Soekarno vaak ontmoette, regelde voor Trimurti en Sjamsu een afspraak bij de president, buiten het protocol om. Op een ochtend ontmoette het drietal elkaar in Soekarno’s paleis. Trimurti zette het doel uiteen. Het testament kon het beste worden vernietigd, als les in constitutioneel gedrag. Soekarno stemde in, nam het testament, en verscheurde en verbrandde het in het bijzijn van Trimurti en Sjamsu, die vervolgens opgelucht huiswaarts keerden.147 Soebardjo’s plannen Tan Malaka had zich op 25 augustus gemeld bij Soebardjo. Het toeval bracht hem bij de man die in de eerste weken na de Proclamatie een machtige positie innam. Zijn leidende rol in de Kaigungroep had hem de kansen verschaft een aanhang op te bouwen en vele nuttige relaties te leggen. Dankzij zijn marine­ vrienden kon hij een forum bieden voor vrije meningsuiting en daarnaast kon hij, in materiële zin, zaken als bewapening, vervoer en levensonderhoud bieden. Maeda en zijn helpers Nishijima en Yoshizumi schermden Soebardjo en zijn vrienden af van de gevreesde belangstelling van de Kempeitai. De aan de Kaigun verbonden Asrama Indonesia Merdeka verschafte de prominente werd in Terbit, 6-12-1989 afgedrukt. De reactie van Soetrisno B.S. werd hier niet opgenomen. Deliar Noer 1990:264-72 vermijdt in zijn Hattabiografie een partijkeuze in zijn bespreking van het testament. 146 Sajuti Melik, ‘Sekitar Testamen Politik Bung Karno’, Kompas, 6-6-1972; Sumantri, ‘Aidit hampir saja berhasil memusnahkan naskah Proklamasi’, Sinar Harapan, 13-8-1983; ‘Aidit minta Bung Karno bakar naskah Proklamasi’, Pos Kota, 16-8-1984 (interview Sajuti Melik); Sajuti Melik 1986a:83-4; Arief Priyadi 1986:44-5. 147 ‘Trimurti: B.K. bakar testamennya sendiri’, Merdeka, 6-10-1979 en ingezonden brief S.K. Trimurti, ‘Testamen Bung Karno untuk Tan Malaka sudah tidak ada’, Sinar Harapan, 26-101979. Aanvullend hierop is Soetrisno B.S., ‘Lagi, kita simak sejumlah pengkhianatan PKI; Surat Wasiat’, Harian Terbit, 5-10-1989. Mijn verslag over het testament is langs grotendeels dezelfde lijnen als hier verschenen als Poeze 1998 (in het Engels), 1999b en 2001 (in het Indonesisch). Mugiarso 1994 is een doctoraalscriptie waarin het politieke testament wordt gevat in een uitgebreid verslag van Tan Malaka’s levensloop en de verwikkelingen in de Republik in 1945 en 1946, zonder nieuwe gegevens te bieden.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

64

Verguisd en vergeten

Indonesische nationalisten alle vrijheid hun ideeën uiteen te zetten. Zelfs Sjahrir gaf er onderricht. Socialisme en communisme werden uitgebreid besproken en in positieve zin. De cursisten gingen voor een deel op in de steeds groeiende semimilitaire eenheden die de Kaigun opzette, bedoeld om na een geallieerde invasie guerrillaverzet in het binnenland te plegen. Naar de bedoelingen van de Kaigun is uitgebreid gegist. Was het bedoeld om de PKI te infiltreren, of deze te splitsen, zodat steun van die zijde aan een geallieerde invasie zou worden verzwakt? Of was de achterliggende ­gedachte zelfs dat de Japanse nederlaag door een communistische machtsovername zou worden gevolgd en Japan en de Sovjetunie als bondgenoten in een Derde Wereldoorlog zouden samengaan?148 Zulke complottheorieën lijken te ver gezocht. Maeda kon het zich, los van de dagelijkse bestuursbeslommeringen op Java, veroorloven zijn sympathie voor het Indonesische onafhankelijkheidsstreven in daden uit te drukken. Met Japans onafwendbare nederlaag in zicht diende hij de langetermijn­ belangen van zijn land door zijn steun aan de Indonesische politieke elite, die overwegend bestond uit de vooroorlogse leiders van de seculiere politieke organisaties. Zijn dankbare historische rol speelde hij in de aanloop tot de Proclamatie. Maeda en zijn staf verschaften de middelen, en bemiddelden, tussen het legerbestuur en de Indonesiërs, tussen radicale jongeren en voorzichtige ouderen. Soebardjo’s doortastende optreden leverde hem aanzien op. Daaraan kon hij macht toevoegen. Het Kaigunapparaat stond hem ter beschikking en als enige Republikeinse autoriteit beschikte hij over geld, wapens, manschappen, vervoers- en communicatiemiddelen, die bovendien gevrijwaard waren van Japans leger- of Kempeitai-ingrijpen. De pemuda wisten dit alles en hadden de grootst mogelijke moeite een machtsbasis op te bouwen. Japanse repressie en gebrek aan kunde en ervaring speelden hen daarbij parten. De Republik had als structuur nog niets te betekenen. Voorzover er actie werd ontplooid ging de meest geschikte weg langs Soebardjo. Soebardjo met zijn vrienden uit zijn Nederlandse studententijd, met wie hij een activistenverleden in de Perhimpoenan Indonesia deelde – Iwa, Gatot, Boentaran, Maramis – bleken opeens in het centrum van de macht van de Republik te verkeren. Wat deden zij er mee en wat waren hun politieke doeleinden? Het is niet erg duidelijk. Soebardjo kon terugzien op een grillig verleden dat hem van nationalist tot communist – die zelfs een officiële missie voor de Komintern in Nederlands-Indië uitvoerde – en daarna tot sympathisant van het Japanse imperialisme deed worden. Hij werd zelfs beschouwd als lid van de Japanse vijfde colonne die al in 1941 door Nishijima was gere148

Kahin 1952:115-21. Abu Hanifah 1972:155-6 volgt Kahin, zonder zinvolle toevoeging.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

65

kruteerd.149 In ieder geval was Soebardjo niet van opportunistische trekken vrij, die hij zelf graag verstopte in geheimzinnigheid. De omstandigheden na de Proclamatie lieten Soebardjo niet de keus om zich ronduit tegen Japan te keren; dat zou de Kaigunsteun in gevaar brengen. Met Soekarno en Hatta verkoos hij daarom te schipperen tussen Japanse macht en Republikeins gezag. In Djakarta betekende dat vooral inactiviteit. Het leverde steeds meer kritiek op van de pemuda. Soebardjo en zijn kring werden zeker door de Sjahriraanhang gezien als agenten van Japan.150 Over de staatkundige structuur van de Republik was nog tijdens de Japanse bezetting beraadslaagd en besloten; die structuur volgde vanzelfsprekend de autoritaire regeringsvorm van de bezetter. Soekarno, Hatta, Soebardjo en hun geestverwanten konden zich vinden in deze staatsvorm. De al weer snel afgeblazen vorming van de staatspartij PNI leek ook in dit patroon te passen. In het eerste kabinet was de Kaigungroep sterk vertegenwoordigd; hoewel dit kabinet pas op 4 september aantrad, behoorden de ministers in meerderheid al eerder tot de naaste adviseurs van Soekarno en Hatta. De organisatie van het lokale en regionale bestuur en de vorming van een gewapende macht gaven de Republik een steviger grondvest, maar het internationale perspectief bleef uiterst ongewis. In Djakarta bewaakte het Japanse leger de status-quo en dreigde nog steeds een optreden tegen de Republik, terwijl de verwachtingen over de reactie van de geallieerden op de Republik meestal in pessimistische zin werden getoonzet. Wat kon meer worden gedaan dan opbouw van de Republik, voorzover de verslagen bezetter dat toeliet, met zorgvuldig vermijden van een bij voorbaat als catastrofaal voor de Republik geziene confrontatie? In Djakarta, met de hoofdrolspelers voor het voetlicht, leidde dat tot een kabinet dat afwachtte, en geen beleid voerde. Soebardjo gebruikte in deze periode blijkbaar zijn machtspositie niet door zijn afwachtende opstelling. Wèl kalfde elke dag zijn positie een beetje af, met de neergang van de verslagen Japanse bestuursmacht, de naderende geallieerde komst en de moeizame groei van andere machtsconcentraties. Er zijn aanwijzingen dat Soebardjo al heel spoedig na de Proclamatie zijn persoonlijke greep op het reilen en zeilen van de Republik probeerde te versterken ten koste van Soekarno en Hatta. Terwijl Hatta vanaf 22 augustus met een niersteenaanval in het ziekenhuis was opgenomen besloot het kabinet – dat officieel nog geen kabinet was – volgens Hatta, dat Soekarno en Hatta naar het binnenland zouden verhuizen om aanhouding door de geallieerden te ontlopen. De leiding van de Republik zou worden opgedragen aan een

149 150

Anderson 1972:46. Soebadio Sastrosatomo 1987:42, 58.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

66

Verguisd en vergeten

driemanschap, de ‘Diktatur Perdjuangan’ (strijddictatuur), met Soebardjo, Iwa en Gatot. De onzekere Soekarno had er mee ingestemd; Hatta was het er na terugkeer uit het ziekenhuis mee oneens. Hij schatte de kans op geallieerd ingrijpen minder groot dan Soekarno en zijn kring adviseurs, en een eventuele aanhouding zou een grote impuls geven aan de volkssteun voor de Republik en de Indonesische kwestie onder de internationale aandacht brengen. Op de eerste ‘kabinetszitting’ die Hatta bijwoonde na zijn ziekte werd het besluit ingetrokken, met vrijwel algehele instemming, ‘met misschien uitgezonderd Soebardjo en Iwa’.151 Het verband tussen deze actie en Tan Malaka’s aandrang op Soekarno, bij hun eerste ontmoeting op 9 september, om Djakarta te verlaten, met in het vervolg de verwikkelingen rond het testament, legde ook Hatta. Soebardjo wenste blijkbaar één erfgenaam; toen er vier werden benoemd, verloor hij zijn interesse. Was het, gist Hatta, zijn bedoeling Soekarno en Hatta te vervangen door Tan Malaka?152 Als dat al zo was, was dat niet het resultaat van een vooropgezet plan. Het duurde twee weken – van 25 augustus tot 9 september – voor Tan Malaka kennismaakte met Soekarno. Het initiatief ging daarbij uit van Soekarno; Soebardjo had blijkbaar niets verteld over zijn logé, en ook Iwa, Boentaran, Maramis en Gatot zwegen over deze sensationele gebeurtenis. Was Tan Malaka bang dat een ontmoeting met Soekarno, wiens gangen ongetwijfeld door de Kempeitai werden gevolgd, hem in gevaar bracht? De omstandig­ heden van de eerste ontmoeting bewijzen dat er in dat opzicht de nodige vrees bestond. Of hield Soebardjo hem aan het lijntje, en doorzag Tan Malaka, die te veel vertrouwde op de oude vriendschapsbanden in Nederland, dat niet? Tan Malaka’s waarschijnlijke verblijf in Banten, begin september, is mede oorzaak van de late kennismaking. Wellicht maakte Soebardjo dankbaar gebruik van Tan Malaka’s politieke analyse en beleidsvoorstellen, bij gebrek aan eigen inzicht in de te volgen koers. Zijn verblijf in Soebardjo’s paviljoen benutte hij niet alleen voor lange gesprekken met Soebardjo en zijn vrienden, maar ook voor het schrijven van een Manifesto Djakarta dat hij op 7 september 1945 afsloot. Daarin zijn de ideeën terug te vinden die hij ook aan Soebardjo heeft voorgelegd. Vooral zijn uiteenzetting over de kansen van de Republik in de nieuwe internationale verhoudingen zal indruk hebben gemaakt. Dat zal minder hebben gegolden voor zijn radicaal-marxistische programpunten, maar wel151

Hatta 1974:8-9; interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta 29-11-1972. Deliar Noer 1990:2678 bevat deze episode eveneens, en verwijst als bron tevens naar een brief van Hatta aan Roeslan Abdulgani van 9-7-1973. Hatta spreekt van kabinetszittingen, maar officieel was er, toen Hatta was opgenomen, nog geen sprake van een kabinet. 152 Hatta 1974:9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

67

licht bespaarde hij die Soebardjo.153 Soebardjo besefte natuurlijk heel goed dat hij zijn ‘monopolie’ op Tan Malaka zou kwijtraken. Tan Malaka zocht contact met geestverwante pemuda, maar wederom was het wederzijds wantrouwen dat een spoedige krachtenbundeling in de weg stond. Tjeq Mamad had dan, ver van Soebardjo’s controle, in Serang contact tot stand gebracht met Maroeto Nitimihardjo en Djalil, maar zij waren er lang niet zeker van de ‘echte’ Tan Malaka te hebben ontmoet. Tezelfdertijd bleven geruchten de ronde doen dat Tan Malaka in Djakarta was. Amir Djamal vertelde dat op Menteng 31 en noemde Chaerudins huis in Djakarta als verblijfplaats. Bij het daaropvolgende bezoek waren Chaerudin en zijn gast afwezig. Maroeto, Adam Malik en Pandoe Kartawigoena reisden ook nog naar Tangerang op zoek naar hun politieke leidsman, maar tevergeefs.154 Soekarni en drie kameraden kwamen naar Bogor om Tan Malaka op te zoeken. Ze spraken slechts kort met hem, nog vol twijfel over de ware identiteit. De volgende dag kwamen ze weer, nu vergezeld van Soediro mBah.155

153

Soebardjo’s politieke visie bleef een raadsel. Jeanne Mintz was ‘despite numerous conversations’ in 1950 niet in staat zich een ‘clear-cut picture of his basic political views’ te vormen (Mintz 1965:96, note 20). Kattenburg 1946:293 deelt Soebardjo in bij de politieke extremisten – ‘elements [...] which have been politically slighted in the Republic’s division of spoils and harbor intentions of overthrowing the Government in order to seize power for themselves. Perhaps the strongest group among them is the one composed of some of the now rejected members of Soekarno’s cabinet. These men all collaborated with the Japanese, are all generally unscrupulous and ambitious, and were all sacrificed in the November 1945 purge which made the Indonesian cabinet acceptable to the Allies for negotiation and brought Sjahrir to power. Among them, the best known and most dangerous is the remarkable Soebardjo, an extremely ambitious nationalist brought into conspicuous posts by the Japanese and used by Soekarno as his first minister of foreign affairs.’ Kattenburgs artikel werd vertaald als ‘Soesoenan politik di Indonesia II’, Siasat 1-7(15-2-1947):7. Paul Kattenburg, in België geboren, was tot juli 1946 verbonden aan de Amerikaanse inlichtingendienst OSS, Office for Strategic Services (Kattenburg 1946:289; Smith 1972:290, note). Van Mook 1949:103-4 rekende Soebardjo bij de ‘zwakke en duistere figuren [...] die achtereenvolgens een been in ieder kamp hadden gehad en wier verleden met tal van wandaden was besmet’. In Penders’ biografische schets van Soebardjo krijgt hij ook geen vat op deze ‘fascinating figure’. ‘Erudite and quick witted in debate he was an accomplished and amusing raconteur, invariably brandishing around one of his favoured Dutch cigars.’ ‘He categorically denied that he was or even had been a Marxist.’ Hij had zich aangesloten bij Tan Malaka omdat deze een ‘uncompromising radical nationalist’ was. En tot slot: ‘I am inclined to typify Subardjo basically as a highly ambitious political loner without any deep ideological commitment (Penders 1997:138-9). Penders 1974:113-4 komt niet aan een plaatsbepaling van Soebardjo toe. Penders 1997:134-41 volgt Penders 1974. Sal Tas’ eigenzinnige geschiedenis van Indonesië noemt Soebardjo ‘de gewetenloze leider van een demagogische autoritaire beweging’ (Tas 1973:187, 1974:197). Kort over Soebardjo ook in B.M. Diah 1992:208, die zijn nationalistische inzet niet wil betwijfelen. Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) noemt hem een ‘gladde politicus’, met een goede kennis van het marxisme, die geen eigen organisatie opzette en als persoon een bohémien was. Kaisiepo’s biografische schets (1985, 2005) gaat op zijn politieke visie nauwelijks in. 154 Interview Djohar Nur, Djakarta, 27-8-1980. 155 Chaerudin 1973:41.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

68

Verguisd en vergeten?

Adam Malik

Een andere lezing laat Djalil en Soediro mBah Tan Malaka opsporen. Ze zochten vergeefs in Rangkasbitoeng, maar vonden hem in Bogor bij een zekere Pak Karim, wellicht een kleermaker die in een gang (smal straatje) woonde. Om vier uur in de morgen klopten ze daar aan. Soediro herkende Tan Malaka, die hij in Semarang voor zijn verbanning in 1922 had ontmoet. Ook Chaerudin zou hierbij aanwezig zijn geweest.156 Kort daarna volgde de laatste test.

156

Interview Djalil, Djakarta, 21- en 30-8-1980. Aboe Bakar Loebis (interview Djakarta, 18-51996) noemt het beroep van Karim.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

69

Pas in Bogor was ik in staat Soekarni weer te zien en voor de eerste keer Adam Malik te ontmoeten. Zij beiden onderwierpen mij aan een buitengewoon nauwkeurig verhoor over mijn persoon. Later pas begreep ik waarom dat verhoor plaatsvond; het was omdat in de Japanse tijd zij al herhaaldelijk bedrogen en in gevaar gebracht waren door valse Tan Malaka’s. Niet lang na deze ontmoeting in Bogor kwamen Soekarni, Adam Malik en enkele andere pemuda plotseling weer, midden in de nacht, vergezeld van een andere man, een vroegere schoolkameraad uit Bukittinggi, Halim. De bedoeling van de pemuda was dat deze schoolvriend met zekerheid zou vaststellen dat ik de echte Tan Malaka was.157

Bezoek uit Djakarta, al twee dagen later, van Sjahrir en diens neef en vertrouweling Djohan Sjahroezah, waarbij Djohan Sjahroezah de twijfel van Sjahrir aan de identiteit van hun gesprekspartner moest overwinnen, en van andere pemuda volgde.158 Maroeto geeft als zijn lezing dat de pemuda in eerste instantie wantrouwen koesterden over Tan Malaka, omdat hij volgens geruchten al een paar keer Soekarno had ontmoet, daar gebracht door Soebardjo. De eerste vraag was of TM, zoals Tan Malaka later werd genoemd, een Japans werktuig was geweest. De ontmoeting van Tan Malaka met de pemuda van Menteng 31 vond plaats in Bogor. Eerst moest worden getest of hij echt Tan Malaka was, omdat er velen waren die beweerden Tan Malaka te zijn. De pemuda ondervroegen hem over zijn geschriften, zoals Massa actie. De valse Tan Malaka’s begrepen meestal niets hiervan en waren niet ontwikkeld. In de bijeenkomst werd duidelijk dat Tan Malaka niet pro-Japans was, maar dat hij anti-fascist was. De lijnen die hij uitzette voor de strijd waren vooral van nationalistische aard. Volgens Tan Malaka werd de reële kracht van het Indonesische volk belichaamd in de massa van nationalisten en islamieten. Beide zijn als vlees en bloed in het menselijk lichaam; de Republik kan zich niet handhaven zonder deze beide te omvatten. In grote lijnen was Tan Malaka het eens met de werkwijze van de pemuda van Menteng 31, maar hij durfde niet een grotere beweging op te zetten.159 Ook Aboe Bakar Loebis ontmoette hem in Bogor. Tan Malaka gaf als het ware college over de revolutionaire strijd. Hij maakte indruk met zijn consistente betoog.160 Soekarni stelde vervolgens Tan Malaka als ‘Pak Tan’ voor

157

Pendjara III:67; Jail III:106; interview Helen Jarvis met Adam Malik, Djakarta, 8-10-1972, in Jail III:244, note 32. Adam Malik zegt hier dat Tan Malaka zelf Halim noemde als iemand die zijn identiteit kon bevestigen. Volgens Adam Malik (interview Djakarta, 22-8-1980) hechtten Soekarni en hij onvoldoende geloof aan de verzekering van Soediro mBah dat hier sprake was van Tan Malaka. 158 Chaerudin 1973:41; interview Adam Malik, Djakarta, 22-8-1980. 159 Hadidjojo Nitimihardjo 1989:29. 160 Interview Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 18-5-1996.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

70

Verguisd en vergeten

aan een select groepje pemuda. Hamzah Tuppu noemt zo’n ontmoeting met Abidin Effendi, broer van Roestam Effendi, in Nederland Tweede-Kamerlid voor de communisten, Nurut, Pandoe Kartawigoena, Tjeq Mamad, Sjamsu Harja Udaja en Abdul Djalil Muluk.161 Het is zo het meest waarschijnlijk dat deze kennismakingen zich afspeelden in de periode van ongeveer 8 tot 15 september, na Tan Malaka’s terugkeer van zijn Bantenreis en voor de pemuda zouden worden opgeslorpt door de organisatie van een grote demonstratie. Daarna, na 19 september, bleek Tan Malaka, incognito nog steeds voor het grote publiek, deel uit te maken van de Republikeinse elite. Tan Malaka’s ontmoetingen in deze periode zijn strijdig met zijn eigen bewering dat hij tot 1 oktober er niet in was geslaagd contact te leggen met de pemuda­leiders, en zelfs het bestaan van Menteng 31 niet kende.162 Zijn eigen verslag van zijn activiteiten van 15 september tot 1 oktober maakt deze bewering onwaarschijnlijk. Vergist hij zich? Dat lijkt de meest plausibele verklaring; er is geen goede reden te bedenken waarom hij over deze contacten zou willen zwijgen. De demonstratie van 19 september Aan de status-quo in Djakarta was sinds begin september getornd door de pemuda. Het Komite van Aksi in Menteng 31 had het voortouw genomen bij de overname van vervoermiddelen en communicatiemedia; de stad werd langzamerhand volgeplakt en volgeschilderd met pamfletten en leuzen, die de Republik ondersteunden. Voor de inwoners van Djakarta toonde slechts dat de zichtbare aanwezigheid van de Republik; de regering was onzichtbaar en de Japanse bezetter maakte nog steeds de dienst uit. Op 9 september was een geallieerde groep militairen per parachute afgeworpen; verkenners ter voorbereiding van de komst van een geallieerde troepenmacht. Drie Britse oorlogsschepen waren voor de rede van Tandjong Priok verschenen, en op 15 september was een klein gezelschap aan land gegaan om de stemming te peilen en de landing voor te bereiden. Onder hen was de hoge Nederlandse bestuursambtenaar Ch.O. van der Plas, die onder de Indonesische nationalisten een notoire reputatie had als listige vijand van

161

Interview Hamzah Tuppu, Djakarta, 26-9-1980. Soekarni stuurde Hamzah Tuppu met Sjamsu, Abidin Effendi en diens broer Deibel Effendi naar Soerabaja voor politieke actie, in het bijzonder onder de zeelieden daar. Hamzah Tuppu werd prominent in de daar opgerichte marine, die onder leiding van Atmadji in communistisch vaarwater raakte. Tweede man Hamzah Tuppu werd als aanhanger van Tan Malaka op een zijspoor gezet. Hierover ook Sejarah Angkatan Laut 1973:85-6. 162 Pendjara III:52, 67; Jail III:83, 105.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

71

hun idealen. Moest de komst van de geallieerden passief worden afgewacht, of diende er iets te worden gedaan? En wat dan? Het actiemiddel leek voor de hand te liggen: een grote massademonstratie ter ondersteuning van de Republik. Op 11 september had in Soerabaja zo’n bijeenkomst plaatsgevonden; de Japanse troepen hadden niet durven ingrijpen.163 Het voorbeeld was inspirerend. Een officiële aanleiding lag verder voor de hand: op 17 september bestond de Republik één maand. Wie kwam met het idee van deze demonstratie? Tan Malaka kent geen twijfel: Op 15 september vond ik het tijdstip gekomen om voor te stellen wat ik een krachtproef noemde. Ik had daarbij in gedachten de organisatie van een demonstratie, die vriend van vijand zou scheiden, en die zou vaststellen hoe sterk vriend en ook vijand op dat ogenblik waren. Weliswaar was er een regering van de Republik, maar de controle over bestuur, politie en leger was nog in Japanse handen. Japan had blijkbaar nog niet zijn plan opgegeven om Indonesië aan de geallieerden over te dragen als een stuk inventaris, van de verliezer aan de winnaar.164

Tan Malaka’s voorstel past in de politieke strategie, die hij al twintig jaar aanhing: ‘massa-actie’, in de vorm van demonstraties en stakingen. In zijn Manifesto Djakarta had hij dat nog eens opgeschreven. Maar beroept Tan Malaka zich terecht op zijn geestelijk vaderschap? De datum klopt. Op 15 september vond een bijeenkomst plaats, op initia­ tief van de studenten van Prapatan 10, met ook afgevaardigden van andere pemudagroepen. Directe aanleiding vormde de informatie, verzameld door het afluisteren van de geallieerde verkenners – pemuda bedienden hen in hun restaurant – over de aanstaande geallieerde landing. Het besluit werd genomen om op 17 september een massale demonstratie te organiseren, waar Soekarno een rede kon uitspreken ter herdenking van één maand Republik, en daarmee zijn land en de wereld zou tonen dat de Republik Indonesia een soevereine staat was.165

163

Anderson 1972:119, 126-7. Pendjara III:62; Jail III:98-9. In Hadidjojo Nitimihardjo 1989:30 noemt Maroeto Nitimihardjo de bijeenkomst een idee van Tan Malaka. 165 Soejono Martosewojo 1982:429-30, 1984:137; Engelen et al. 1997:136-7; Lasmidjah Hardi 1983:82-4. Deze vier verslagen zijn de meest uitgebreide over voorbereiding en verloop van de demonstratie. Soejono’s inbreng is ook in Lasmidjah Hardi’s bundel groot, maar wordt aangevuld door gegevens uit interviews met 33 andere betrokkenen. Engelen et al. 1997 is een herziene, uitgebreide versie van Soejono Martosewojo 1982, maar over deze gebeurtenissen in het algemeen identiek daaraan. Andere bronnen dan deze vier leveren geen fundamenteel ander beeld op. Uit Aboe Bakar Loebis 1995:123 is af te leiden dat op 15 september het besluit tot de demonstratie viel. Subardjo 1978:369, 372 noemt zichzelf als degene die het idee van deze ‘testcase’ naar voren bracht. Op 18 september bracht hij dat voornemen over aan Soekarni, en op 164

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

72

Verguisd en vergeten

Tan Malaka was niet op deze vergadering aanwezig; zijn inbreng zou via een tussenpersoon moeten zijn geschied; mogelijk als gevolg van zijn prille contacten met de Mentenggroep. Dat kan ook vooraf zijn geschied door Soebardjo, die goede contacten onderhield met de Prapatangroep – beter dan met de Mentengpemuda in ieder geval – of, waarschijnlijker, door pemuda uit de Kaigungroep, die door Tan Malaka in de afgelopen weken politiek waren bewerkt en geschoold. Het ligt voor de hand dat zij waren vertegenwoordigd op deze vergadering van 15 september. Deze goed georganiseerde, sterke macht zou een groot aandeel hebben in de organisatie van de demonstraties. In die voorbereiding duikt Tan Malaka als Iljas Hussein nog een paar keer op; een bewijs van zijn betrokkenheid hierbij. Als vervolg op de vergadering werd overleg gepleegd met de Mentenggroep, die het voorstel enthousiast omarmde. Prapatan en Menteng stelden een overlegorgaan in en spraken een taakverdeling af. Menteng zou de propaganda voor de demonstratie verzorgen en een maximale opkomst waarborgen. Aan Prapatan werden veiligheidsaspecten van de demonstratie en de contacten met Soekarno, Hatta en de ministers toevertrouwd; zij beschikten over een heel wat betere toegang tot de regering dan de Mentengradicalen. Als plaats van handeling werd het Ikada-terrein, van de atletiekclub Ikatan Atletik Djakarta, in de zuidoosthoek op het grote, centrale plein, vroeger het Koningsplein, van Djakarta aangewezen. In de Japanse tijd werden hier de grote massameetings gehouden, waar Soekarno veelvuldig had gesproken. Tribune en spreekgestoelte waren beschikbaar. Gelet op alle noodzakelijke voorbereidingen werd ook al snel besloten de demonstratie twee dagen te verzetten naar 19 september.166 Op 15 september nog bezocht een studentendelegatie Soekarno en legde hem het plan voor. Inmiddels had blijkbaar ook het Japanse militaire bestuur lucht hiervan gekregen. Een afgezant verscheen tezelfdertijd bij Soekarno, die een veto over een mogelijke demonstratie uitsprak, omdat daarmee de in opdracht van de geallieerden te handhaven status-quo zou worden doorbroken, en met harde actie dreigde. Soekarno sprak zich vervolgens uit tegen het plan, bang voor de gevolgen, en vroeg om afgelasting. De delegatie verzocht Soekarno de demonstratie in het kabinet te bespreken en rapporteerde. Besloten werd de voorbereidingen door te zetten.167 diezelfde dag werd op zijn verzoek het voorstel besproken in een spoedzitting van het kabinet. Soebardjo’s verslag is incompleet en foutief in zijn datering. 166 Soejono Martosewojo 1982:430, 1984:137-8; Engelen et al. 1997:137; Lasmidjah Hardi 1983:84-5; Maroeto Nitimihardjo 1977:2-3. Zie ook Aboe Bakar Loebis 1995:123-4, die het initiatief voor de bijeenkomst bij de Mentenggroep legt, zoals ook Adam Malik 1975:93 en Sidik Kertapati 1964:139 deden; eveneens een bewijs dat succes zelden verweesd is. Volgens Loebis ondersteunde het KNI Djakarta het demonstratieplan meteen. 167 Soejono Martosewojo 1982:430-1, 1984:138; Engelen et al. 1997:137-8; Lasmidjah Hardi 1983:85-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

73

Op 16 september gaf het hoofd van het Japanse militaire bestuur, generaal Nagano, een officiële verklaring uit waarin hij samenscholing en vergaderingen van meer dan vijf personen en het dragen van alle wapens verbood. In de toelichting op het besluit liet hij duidelijk blijken dat het motief voor zijn maatregel in zijn verplichting tegenover de geallieerden lag. Druk van de geallieerde verkenners kan hierbij een rol hebben gespeeld.168 Al meteen op 15 september was de propaganda voor de demonstratie begonnen. Pamfletten werden op zo breed mogelijke schaal verspreid en aangeplakt. Toen de volgende dag het Japanse verbod ook overal werd aangeplakt, ontstond een ‘plakoorlog’, die de pemuda wonnen. Strooibiljetten met het verbod werden verzameld en vernietigd. Nieuwe stapels met het bericht dat de vergadering doorging werden verspreid.169 Menteng 31 was het zenuwcentrum van de mobilisatie. Niet alleen Djakarta maar ook aangrenzende plaatsen en streken, als Tjikampek, Krawang, Bekasi, Bogor, Tangerang en Banten werden bewerkt. Als contactpersonen duiken bekende radicalen als Tjeq Mamad, Chaerun en Kaigunpemuda op.170 Met groot enthousiasme, en onvermoeibaar, trokken de pemuda er op uit. Aboe Bakar Loebis vertelt: ‘Ik zelf volgde Soekarni die van kampong tot kampong trok, dessahoofden, volksleiders, pemuda en kjai opzocht, hen aanspoorde en overtuigde om massaal naar het Ikadaplein te komen op het vastgestelde tijdstip om President Soekarno, onze eigen president, te zien en te horen.’171 Bezoekers van buiten de stad konden gratis reizen op 19 september, terwijl gaarkeukens maaltijden zouden verzorgen. Rode-Kruisposten werden ingericht, vlaggen genaaid, spandoeken geschilderd. Ook wapens werden verzameld en bewakingseenheden gevormd. Koortsachtige activiteit aldus, geïnspireerd door het gevoel daadwerkelijk te kunnen tonen dat de Republik echt bestond.172 Het organisatiecomité hield op 16 september overdag een drukbezochte vergadering in de Maxim-bioscoop, aan Djalan Tjikini Raja. Het Japanse vergaderverbod werd genegeerd. Onder de sprekers wordt Iljas Hussein genoemd; het zou dan zijn eerste openbare optreden sinds meer dan twin-

168 Soejono Martosewojo 1982:431, 1984:138; Engelen et al. 1997:138; Lasmidjah Hardi 1983:86. Anderson 1972:120-1 citeert de gehele toelichting. Hij dateert het verbod op 18 september. De datum 16 september past echter beter in het verloop van zaken. Van der Post 1996:46 zegt dat hij als hoogste geallieerde vertegenwoordiger het Japanse leger opdracht gaf de bijeenkomst te verbieden. 169 Lasmidjah Hardi 1983:85-7; Soejono Martosewojo 1984:138; Engelen et al. 1997:138; Warsa Djajakusumah 1976:110-1; Perjuangan mempertahankan Jakarta 1998:10-1; Dien Majid en Darmiati 1999:37-8. 170 Alizar Thaib 1993:79; Lasmidjah Hardi 1983:88. 171 Aboe Bakar Loebis 1995:124. 172 Lasmidjah Hardi 1983:90-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

74

Verguisd en vergeten

tig jaar zijn. De demonstratie moest doorgaan en allerlei afspraken werden daarover gemaakt. Soebardjo zou worden gevraagd Soekarno en Hatta te benaderen om hun te vragen naar het Ikadaveld te komen. Tan Malaka’s optreden hier zou aantonen dat hij nauw betrokken was bij deze onderneming; Soebardjo werd beschouwd als medestander.173 Dezelfde dag werd Soekarno weer benaderd door pemuda; het wachten was nu op de kabinetszitting, vastgesteld voor de volgende dag.174 Die avond om zeven uur meldde Gatot Taroenamihardjo zich bij Prapatan 10, waar hij werd ontvangen door Eri Soedewo, leider van de Prapatan 10, Piet Mamahit en M. Kamal. Hij zei door Hussein te zijn afgevaardigd naar de studenten om hen, in het bijzonder M. Kamal, op te roepen een strijdmacht te vormen, als ruggengraat van de revolutie. Bovendien zouden vier Japanse marineschepen moeten worden veroverd, als onderdeel van die strijdmacht. Gatot had 35.000 Roepiah bij zich als bijdrage aan het opzetten van die strijdmacht. Die drie studenten waren verbaasd en wantrouwend. Desgevraagd vertelde Gatot dat Hussein de schuilnaam was van Tan Malaka, die in Bogor verbleef. Onderling overleg van de studenten leidde tot het besluit Soejono Joedodibroto, mede verantwoordelijk voor veiligheidszaken, naar Bogor te sturen om uit te vinden of Hussein echt Tan Malaka was. Hij vertrok met een kameraad. Laat in de avond was hij terug. Hij had Hussein ontmoet, die inderdaad dezelfde was als Tan Malaka. Zijn boodschap hield in niet te vertrouwen in de beloften van de geallieerden, in dit geval de Britten. Het was nodig snel een strijdmacht te vormen die sterk genoeg was om de Nederlanders te weerstaan. Wat er verder gebeurde, met bijvoorbeeld het geld, wordt niet vermeld.175 173

Lasmidjah Hardi 1983:87-8. Dit is de enige bron die Husseins optreden vermeldt; de vergadering in Maxim wordt ook niet elders vermeld. Scepsis is hier op zijn plaats. Het lijkt niet te passen bij Tan Malaka’s huiver voor openbaar optreden. Zie ook noot 175. 174 Lasmidjah Hardi 1983:93; Soejono Martosewojo 1984:138-9; Engelen et al. 1997:138. 175 Lasmidjah Hardi 1983:93-5; Soejono Martosewojo 1984:139-40. Dit verhaal is in beide bronnen vrijwel hetzelfde. De tweede versie heeft het niet over de vier Japanse schepen, maar over de drie Britse schepen in Tandjong Priok die zouden moeten worden aangevallen – een iets te ambitieus doel. Het is overigens mogelijk dat de tweede versie (van Soejono) eerder werd opgeschreven dan de versie van Lasmidjah Hardi. Het manuscript van Soejono’s boek circuleerde al een paar jaar. Bij de samenstelling ervan waren in ieder geval M. Kamal en Eri Soedewo betrokken en waarschijnlijk ook Mamahit (Soejono Martosewojo 1984:iii-vi). Lasmidjah Hardi zou dan zijn verhaal hebben ontleend aan Soejono’s manuscript. Onder de informanten van Lasmidjah Hardi staat M. Kamal vermeld (Lasmidjah Hardi 1983:207). Gatot beschikte over veel Japans geld, dat hij had gekregen van Japanse banken in de hoofdstad. Hij zou er Tan Malaka en zijn geestverwanten later ruim mee bedelen (Cribb 1991:82). In de herziene versie van Soejono’s boek (Engelen et al. 1997) zijn de passages over Tan Malaka weggelaten – was dat inmiddels politiek-historisch ongewenst? In Engelen et al. 1997:247-55 staan overigens wel paragrafen over het politieke testament en de Persatoean Perdjoeangan, ingeleid met een biografie van Tan Malaka, alles in neutrale termen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

75

Dit verhaal is te onwaarschijnlijk om te kunnen worden verzonnen. Meerdere Prapatanstudenten hebben het voor het werd afgedrukt gelezen en niet weersproken. Het is dan ook opmerkelijk genoeg om niet te worden vergeten. Wat is de betekenis ervan? Het lijkt op een actie van de Kaigungroep, van wie Gatot tot de meest militante behoorde. Zij kozen mogelijk onder impuls van Tan Malaka voor confrontatie met de geallieerden, waarbij zij tevens nog op de lijn zaten die voor de Japanse nederlaag door de Kaigun was uitgestippeld: de opbouw van een strijdmacht. Die strijdmacht was bedoeld om een geallieerde invasie te weerstaan, zo nodig door guerrillaverzet. Dat verzet was nu niet meer ten bate van Japan, maar van de eigen Republik. Gatot wilde nu blijkbaar Prapatan 10 bij die weerstand betrekken en had veel geld te bieden – een liter rijst kostte vier Roepiah – ongetwijfeld uit de Kaigunfondsen. Dat Gatot optrad als afgezant van Tan Malaka duidt op diens verworven gezag, of gebruikte Gatot het aureool van deze legendarische figuur? Waarom nam Tan Malaka niet zelf de moeite om naar Prapatan 10 te komen en zijn niet geringe overtuigingskracht in te zetten?176 Waarom wendde Gatot zich tot de gematigde Prapatanstudenten? Was de relatie van de Kaigungroep met de Mentengpemuda te verstoord voor zo’n aanbod? Tan Malaka’s reactie op Soejono’s bezoek aan hem in Bogor toont in ieder geval dat hij onder eigen naam contact zocht met de pemudaleiders. De volgende dag, op 17 september, kwam het kabinet bijeen. De zitting zou tot vijf uur in de morgen duren. Het kabinet besloot tenslotte een verklaring uit te geven, waarin het Japanse demonstratieverbod werd afgekeurd. Maar de demonstratie zelf werd afgelast; het gevaar dat de bijeenkomst zou uitlopen op bloedvergieten werd te groot geacht. Soebardjo kreeg tot taak de besluiten toe te lichten op een persconferentie die hij ‘s morgens 18 september bijeenriep.177 De aanwezige journalisten waren allen ook actief in de diverse pemudagroepen – de nog prille Indonesische pers was het resultaat van hun overname van drukpersen – en bestreden Soebardjo’s opvatting met verve. Soebardjo deed de toezegging het onderwerp nog een keer in het kabinet te brengen. De journalisten pleegden vervolgens overleg met hun leiding en achterban en besloten het besluit de bijeenkomst af te gelas176

Tan Malaka’s verblijf in Bogor op deze 16 september, maakt zijn optreden eerder op die dag in Maxim onwaarschijnlijker. Waarom was hij dan niet gebleven voor de veel belangrijker missie naar Prapatan 10? En als zijn afkeer van het bezoeken van vreemden hem al weerhield van een bezoek aan Prapatan, hoe kon hij dan wel hebben ingestemd met een spreekbeurt in Maxim? En bovendien, de Prapatanstudenten zouden zich toch een toespraak van Hussein moeten hebben herinnerd, en bij Gatots verhaal niet hebben gevraagd wie deze Hussein was. 177 Lasmidjah Hardi 1983:99 vermeldt dat Soebardjo hiervoor was aangewezen omdat hij werd geacht dichtbij de pemuda te staan. Normaliter werden de persconferenties geleid door regeringswoordvoerder Soekardjo Wirjopranoto.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

76

Verguisd en vergeten

ten niet te publiceren. De voorbereidingen gingen onverminderd verder. Ook een oproep van de KNIP in dezelfde geest als het kabinet leidde tot niets.178 Steun daarentegen kreeg de demonstratie van Soewirjo, burgemeester van Djakarta, die ‘s middags 18 september alle bewoners opriep naar het Ikadaterrein te gaan.179 Om acht uur ‘s avonds kwam het kabinet weer bijeen, op aandrang van Soebardjo. Om middernacht ging het gezelschap uiteen. Waarschijnlijk was sprake van meer steun voor deelname aan de manifestatie. Soebardjo, Iwa en Gatot behoorden tot de voorstanders, eventueel in een zeer voorzichtige vorm als een demonstratieve mars. Gatot zou zelfs zijn weggelopen, toen hij geen weerklank voor een positieve reactie vond.180 Maar het kabinet wenste nog steeds geen verantwoordelijkheid te dragen voor het doorgaan van de bijeenkomst. In dat geval zou het kabinet aftreden, gelet op de Japanse dreiging met wapengeweld te zullen ingrijpen dat een bloedbad tot gevolg zou hebben. Toen het besluit Prapatan 10 bereikte werd besloten allereerst de juistheid ervan te controleren. Een delegatie belde om twee uur ‘s nachts daartoe aan bij minister van binnenlandse zaken Wiranatakoesoemah. Deze vreesde eerst te worden ontvoerd, maar bevestigde vervolgens het kabinetsbesluit, met één tegenstem.181 Inmiddels waren de eerste groepen al op weg naar het Ikadaterrein, terwijl Soekarni in het KNIP-gebouw aan het Koningsplein de organisatie coördineerde en van afstel niets wilde weten. Hij stopte hier eerst de verspreiding van strooibiljetten met het kabinetsbesluit tot afgelasting, blokkeerde de telefoon en gebruikte die vervolgens om te berichten dat de demonstratie doorging.182 In Prapatan 10 werd de delegatie weer op weg gestuurd; nu op de fiets naar Soekarno’s woning. Diens eerste reactie was dat hij geen pemuda (van Menteng 31) wilde ontvangen. Toen zij antwoordden studenten (van Prapatan 10) te zijn, mochten zij binnenkomen. Soekarno was nerveus en boos en herhaalde geen verantwoordelijkheid te willen dragen voor een bloedbad. ‘Zoek dan een andere president, zoek een andere leider, vervang Bung Karno.’ 178 Soejono Martosewojo 1982:431-2, 1984:140-2; Engelen et al. 1997:138-40; Lasmidjah Hardi 1983:95-6, 98-101. 179 Anderson 1972:119-20; Lasmidjah Hardi 1983:101. 180 Subardjo 1978:372-3 raakt het spoor bijster in de vele kabinetszittingen, en verzuimt zijn verzet tegen de demonstratie op te schrijven. Ook Pendjara III:62, Jail III:99 vat het resultaat van het overlegproces samen en noemt slechts de steun van Soebardjo, Iwa en Gatot aan het pemudaplan. 181 Soejono Martosewojo 1984:143-4; Engelen et al. 1997:138-40; Lasmidjah Hardi 1983:106-7. Die tegenstem zou dan die van Gatot moeten zijn geweest. 182 Soejono Martosewojo 1984:145; Maroeto Nitimihardjo 1977:3-4. In Engelen et al. 1997 is de passage over Soekarni geschrapt. Volgens Adam Malik 1975:94 en Maroeto Nitimihardjo 1977:4 had het kabinet een brief met zijn besluit tot aftreden aan Menteng 31 gestuurd; de brief werd om twee uur ‘s nachts bezorgd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

77

Eri Soedewo zette uiteen dat naar hun oordeel Japan slechts intimideerde, maar niet zou durven ingrijpen, omdat de geallieerden, wiens bevelen de Japanners volgden, in dat geval represailles vreesden tegen de Europese burgers en krijgsgevangenen, die nog steeds in hun interneringskampen vertoefden of al elders behuizing hadden gevonden. Soekarno’s afwezigheid zou juist onrust en rellen kunnen veroorzaken; hij moest in een kritieke situatie het volk leiden. Soekarno was blijkbaar gevoelig voor deze argumenten. Hij vroeg naar Hatta’s reactie. De studenten zeiden – en logen daarbij – dat Hatta naar Ikada zou komen. In dat geval zou ook Soekarno zich om negen uur in het KNIP-gebouw vervoegen. Vervolgens werd meteen naar Hatta gefietst, die, toen hem desgevraagd werd verteld dat Soekarno zou komen, ook beloofde te verschijnen.183 Om negen uur kwam het kabinet bijeen. Eén van de aanwezigen, Margono Djojohadikoesoemo, voorzitter van de Hoge Raad, was als toehoorder aanwezig, en schreef later zijn herinneringen aan de enerverende zitting op. De vergadering begon 9 uur ‘s morgens en zou pas eindigen tegen 4 uur in de namiddag, zonder zelfs een tussen-poosje voor een lunch. Het is een opwindende en spannende vergadering geweest. Zoals gezegd zou er die middag een volksrally plaats hebben om toegesproken te worden door Bung Karno als vertegenwoordiger van de eigen regering van het vrije Indonesia. Voor die volksmeeting was echter de goedkeuring nodig van de Japanse autoriteiten, die na de capitulatie dan nog de volle bevoegdheid had namens de Geallieerden te zorgen voor de handhaving van ‘law and order’. Die toestemming konden of wilden de Japanners niet geven. Dit had men ook laten weten aan onze voorlopige regering. Er zou zelfs order zijn gegeven om de volksmeeting desnoods met geweld uit een te laten gaan. De nacht te voren was de Ken Pei Tai druk in de weer om het terrein waar de meeting zou plaats hebben met pantserwagens te bewaken. Niettemin was de zee van mensen die uit de omliggende desa’s Djakarta binnen stroomde niet te stuiten ondanks de dreigende tanks en pantserwagens. Reeds in de vroege ochtend van de bewuste dag was het z.g. Ikadaterrein op Gambir Selatan een oceaan van mensen geworden. Later ontstond ook de term ‘rapat samodra’ [rapat = vergadering, samodra = oceaan] in plaats van ‘rapat raksasa’ [raksasa = reusachtig]. Opgeschoten knapen en meisjes maakten van de tanks een verheven zitplaats om toch maar niets te missen van het a.s. schouwspel. De ‘Ken Pei Tai waakhonden’ keken maar berustend toe, wetende toch dat hun rol was uitgespeeld. Intussen was er een echt zenuwachtige stemming in de vergaderzaal van het kabinet. Het gebouw (voormalig Hoog Gerechtshof) was ook bewaakt, niet door de Ken Pei Tai, maar door honderden Pemuda’s. Van deze jongelui waren er twee groepen n.l. de pemoeda’s van Menteng 31, onder leiding van Soekarni en Chairul Saleh en de groep van medische en ex-medische studenten onder leiding 183 Soejono Martosewojo 1982:432-3, 1984:145-7; Engelen et al. 1997:141-4; Lasmidjah Hardi 1983:107-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

78

Verguisd en vergeten van Daan Jahja, Taswin, Soeroto Kunto, Soeharjono (Djoni) en Soebianto. Chairul Saleh zag ik dien ochtend niet.184 Blijkbaar was zijn taak buiten om de massa op te trommelen. Het verzoek van de pemuda’s was erg simpel. Men verlangde niets anders dan een verklaring van de Regering aan de volksmassa, dat Indonesia nu onafhankelijk was sinds de proclamatie van 17 Augustus. Dit betekende dan dat wat er ook mocht gebeuren, deze onafhankelijkheid tot het uiterste verdedigd zou worden. Geen vreemde mogendheid, welke ook, mocht de kans hebben om van Indonesia weder een kolonie of een overzeesch gebiedsdeel te maken. De onafhankelijkheids proclamatie was in de ogen van de overwinnaar, de Geallieerden, niets anders dan een Japanse makelij en het overwonnen Japan had niets meer te zeggen. Het was een logische gedachtengang van de Geallieerden, inclusief Nederland als de ‘rechtmatige’ bezitter van Nederlands-Indië. Een en ander was ook een krachtproef voor de Indonesische Regering. Zou zij inderdaad de moed hebben om gevolg te geven aan de aandrang van de jonge heethoofden of zou zij buigen voor het door de Japanners uitgevaardigde verbod om de volksmeeting te laten doorgaan. Was de stemming van de buiten wachtende Pemuda’s onrustig en ongeduldig, in het vergaderlokaal zelf was de atmosfeer niet minder gespannen en geladen. Er was maar één agendapunt: ‘Gaan of niet gaan naar de volksmeeting’. – Er werd gedebatteerd en gedelibereerd zonder dat men tot een beslissing kwam. Uur na uur verstreek en men kwam maar niet tot een besluit. Met het uur werd de stemming nerveuzer. Het werd 11 uur, 12 uur, 1 uur en nog steeds geen beslissing. Een van de ministers, een eigen neef van mij, wiens naam ik niet zal noemen, intussen in 1954 reeds overleden [Samsi Sastrawidagda], werd zelfs zo zenuwachtig, dat hij telkens op stond en heen en weer wandelde met de woorden in puur Hollands liefst: ‘Het wordt een bloedbad en onnodig bloedvergieten. Het is onzinnig om toe te geven aan die jonge heethoofden.’ Het was echt een koddig gezicht. Onder het heen en weer lopen, wriemelde hij telkens aan zijn pantalon die dreigde af te zakken. Blijkbaar had hij honger, omdat ondanks het late uur de vergadering door ging zonder dat aan middageten werd gedacht. Bij tussenpozen werd er op de deur geklopt en Soekarni met zijn rood belopen ogen stak zijn hoofd naar binnen met de vraag: ‘Bagaimana putusan’ [Wat is het besluit?]. Het antwoord was dan altijd: ‘belum’ [nog niet] en dan sloeg hij de deur met een smak dicht. Dit ontlokte aan wijlen Sukardjo Wirjopranoto, op dat tijdstip minister van voorlichting, de woorden: ‘Het is net of Soekarni ons wil vermoorden’.185 Het werd intussen 3 uur, 4 uur en de stemming werd echt ondragelijk. Maar een van de ministers, Iwa Koesoema Soemantri, dommelde rustig door en werd telkens door Soekarno wakker geschud. Dan vroeg hij: ‘Sudah ada putusan?’ [Is er al een besluit?] Soekarno antwoordde: ‘Belum’ en Iwa sliep dan rustig door. Even na 4 uur zou niettemin de beslissing komen. Ik zag wijlen Subianto [zoon

184

Ch. Saleh was met tyfus (Soejono Martosewojo 1984:161; Engelen et al. 1997:155), een bronchitisaanval (Hadi Soewito 1995:47), of een dubbele longontsteking (Tjiptoning, ´Apa dan siapa; Chaerul Saleh´, Minggu Pagi 9-21(19-8-1956):4) opgenomen in het ziekenhuis, waar hij twee weken zou blijven. 185 Deze woorden ook in Soejono Martosewojo 1984:149 en Engelen et al. 1997:145.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

79

van Margono] een kattebelletje overreiken aan Bung Hatta. Ik ben nooit te weten gekomen wat de inhoud daarvan was.186 Alleen keek Hatta mij veelbetekenend aan. […] Ik herinner mij niet of Hatta het kattebelletje ook aan Soekarno liet lezen. Maar het was enige minuten daarna, dat Bung Karno het verlossende woord uitsprak. De woorden, die hij uitsprak, klinken mij nog in de oren als van gisteren (na 20 jaar) en zal ik ze dan ook hier woordelijk herhalen: ‘Saudara2 menteri, dengarkan putusan saja. Saja akan pergi ke lapangan rapat, untuk menentramkan ra’jat jang sudah berdjam-djam menunggu. Saja tidak akan memaksa saudara2 untuk ikut saja. Jang mau tinggal dirumah boleh, terserah pada saudara masing2.’ [Ministers, aanhoor mijn besluit. Ik zal naar het plein van de vergadering gaan, om het volk, dat al uren wacht, tot rust te brengen. Ik zal u niet opleggen mij te volgen. Wie wil mag thuis blijven; ik laat dat over aan uw eigen oordeel.] Het was inderdaad een evenement, dat ik nooit zal vergeten. De vergadering werd stil en rustig. Er kwam een paar seconden verademing. […] Ik was echt geroerd door de woorden van Soekarno. Hier was een ware leider, die in een moeilijke situatie een moedige en wijze beslissing nam. Ook buiten was het rustig toen het bericht werd doorgegeven, dat de Pemerintah [Regering] naar de rapat samodra zou gaan. Indonesia Merdeka kon geen andere leider hebben dan Bung Karno. Was de beslissing anders geweest, dan was het mogelijk lot van Soekarno, Hatta en de anderen inclusief mijzelf niet te overzien. De reeds op kookhitte zijnde Pemuda’s zouden zeker korte metten met ons hebben gemaakt. In elk geval zou de eerste voorlopige regering van de Republiek in de ogen van het volk een treurig figuur hebben geslagen. Aan de trappen van het gebouw hadden de jongelui al een paar auto’s gereed om de Regering eerst naar het historische gebouw Pegangsaan Timur 56 (woonplaats van Bung Karno) te brengen en van daar uit naar de plaats van de volksrally. Daan Jahja en Subianto stonden gereed met een motorfiets om als voorrijder te rijden. Daan Jahja aan het stuur en Subianto achterop. Als camouflage werd aan Bung Karno en Bung Hatta verzocht om in de 2de auto plaats te nemen met Taswin als chauffeur. In de eerste auto mochten een paar andere ministers plaats nemen. Zo was de opstelling, zowel naar Pegangsaan Timur 56, als van daar uit naar Lapangan Ikada (Gambir Zuid). De jongelui, Daan Jahja, Subianto en Taswin, hadden zich in een groen militair uniform gestoken – net echt. Inderdaad een gewichtige jongensachtige vertoning, die aan de andere kant wel roerend aandeed door de ernst waarmee de jongelui hun taak opvatten. Voor mijzelf was er geen auto beschikbaar en ik ging met een betjak naar huis. Maar nauwelijks kwam ik thuis of Bu Liek stond reeds op mij te wachten met de mededeling, dat onze jongste zoon Sujono de hele dag nog niet thuis was gekomen. Ik moest hem maar opzoeken. Zonder mij te verfrissen en met een lege maag nam ik mijn fiets en ging naar Kebon Sirih (het huis van mijn neef-minister) om de fiets te deponeren. Hij was niet thuis en had dus blijkbaar de moed om Bung Karno en 186

Volgens Mamahit 1990:6-7 fungeerden Soebianto en Daan Jahja als koeriers tussen het Ikadaplein en de kabinetszitting. Het bericht meldde de zeer kritieke situatie op het plein, die slechts Soekarno en Hatta in rustiger vaarwater zouden kunnen brengen, en bevatte de verzekering dat de pemuda hun veiligheid zouden waarborgen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

80

Verguisd en vergeten

De opmars naar het Ikadaplein Bung Hatta te volgen, misschien wel met een ‘rikketik ketik’, daar hij dien ochtend toch alleen een bloedbad en bloedvergieten voorspelde. Ik ging toen te voet naar de vergaderplaats, die maar een paar honderd meters daarvan verwijderd was. Uiteraard zag ik niets van Sujono en verloor ik mijzelf in de volksmenigte. Bovendien was hij al 16 jaar oud en was ik als vader er niet weinig trots op, dat hij toch geen ‘zacht gekookt eitje’ was. Ik was nog net op tijd om de komst van de Regeringsstoet mee te maken, al was het van uit de verte. Ik zag er nog een glimpje van, toen Bung Karno en Bung Hatta langs de Ken Pei Tai wacht gingen, links en rechts geflankeerd door Daan Jahja en Subianto, die hen naar het van bambu geïmproviseerde podium leidde. Aan de voet van het podium werden zij ontvangen door de Pemuda Mufreni, die zich ook in militair uniform had gestoken. Het was slechts een korte toespraak die Bung Karno hield, maar het volk was tevreden en zonder incidenten ging de rally weer uiteen. Daarmee was dan het bestaan van de Republiek gered.187

Inmiddels was het veld sinds de vroege morgen overstroomd door duizenden Indonesiërs. Het Japanse machtsvertoon was onvoldoende om de massa tegen te houden. Men trok zich niets aan van de tanks, pantserwagens, mitrailleurstellingen en soldaten met opgestoken bajonet. Bambu runtjing (gepunte bamboestokken) en steekwapens werden zoveel mogelijk in beslag

187

Margono Djojohadikoesoemo 1970:144-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

81

genomen, maar het was voor de Japanse troepen onbegonnen werk alle bezoekers te ontwapenen. Luitenant-kolonel Miyamoto was aan Japanse zijde verantwoordelijk voor het opvolgen van de geallieerde orders. Op 19 september hoorde hij van de plannen. When I looked in horror at the square from the window of the Staff Office building, a huge crowd of Indonesians was already converging on it and raising flags. Without awaiting the arrival of an interpreter, I jumped out of the building. On every approach thoroughfare, large numbers of Indonesian bearing flags, bamboo spears, guns and keris were being stopped by Japanese guards. Machine guns were trained on the crowds. Even so, numerous people had already reached the square. From every direction could be heard the sound of drum bands playing the national anthem. The Indonesian eyes turned on me were not necessarily hostile. However, I was strongly aware of the delicacy of my position. I felt that it would take only one shot from a weak character, an authoritarian, or someone intent on driving a wedge between the Japanese and the Indonesians, to alienate our two peoples. The national anthem to the rhythm of the drums seemed to be accusing me: ‘Can’t you understand the feelings of the Indonesian people?’ But the very holding of the meeting was a violation of the order of the Allies issued the day before. It occurred to me that the Allied authorities who had issued the order were probably watching me from their offices directly in front of me. As there was no time to obtain permission from the Army Commander (Gunshireikan), I ordered the troops nearby to lead the demonstrators to the square. They pushed forward like an avalanche. The chief of the guard corps of the Kempeitai raced over to me, furious with anger, and said, ‘How can a Staff Officer take this upon himself? The head of the Kempeitai would not countenance it.’ I answered, ‘Well the head of the Kempeitai need not take responsibility for this. Let all the demonstrators in.’ Soon Senior Staff Officer Obana appeared anxiously on the scene. He agreed with my decision, and rushed off to obtain official sanction.188

Toen begon het lange wachten. Vanaf ’s morgens onder de gloeiende hete zon van Djakarta, zonder drinken, zonder eten, weerklonken allerlei strijdliederen en leuzen, en het is niet moeilijk zich voor te stellen, in dit opeengepakte mengsel van zwaarbewapende Japanse soldaten, tanks en pantserauto’s en de groepen van pemuda en uit het volk, met hun verborgen wapens, wat zou kunnen gebeuren, als één kant tot een provocatie overging.189

188 189

Miyamoto 1986:329-30. Soejono Martosewojo 1984:148-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

82

Verguisd en vergeten

De twintigjarige Pramoedya Ananta Toer was er ook. Toen Soekarno en Hatta zouden spreken op een massameeting op het Ikadaplein (het zuidoostelijk deel van het Gambirplein) wilden wij met ons drieën daar gaan luisteren. […] Wij gingen het veld op via de grote weg aan de zuidzijde. Aan de rechterkant van de weg stond toen al een rij Japanse tanks en pantserwagens. Tussen twee wagens door liepen we het veld op. Zonder enige argwaan. Welke datum was het? 19 september 1945! Het plein stond al vol met formaties in gelid. Elk droeg een naambord – eenheden van Barisan Banteng en Barisan Pelopor uit heel Djakarta. En ook van daarbuiten. Achter hun formaties dromden de mensen zoals wij samen, zonder organisatorisch verband. Het geschreeuw en de uitroepen van de formaties voor ons en het feit dat zij naar het zuiden keken, deed ons plotseling beseffen: deze emotievolle geluiden die de hemel spleten waren gericht tegen het Japanse leger. Zij waren gewapend met bambu runtjing, en wellicht messen en krissen. Wij drieën, die ongewapend waren bukten spontaan om stenen te zoeken. Ik vond er niet meer dan drie die ik in mijn broekzak stopte. Eén hield ik in mijn vuist. Het gespannen wachten leek heel lang te duren. Wat wij hoopten gebeurde maar niet. Nu, toen de stoet de weg aan de oostkant van het zuidelijk deel van het plein bereikte – niet de weg waarlangs wij waren gekomen – werden de auto’s tot stilstand gebracht door Japanse soldaten. Aan ons wachten leek geen einde te komen. De formaties werden steeds luidruchtiger in hun welkom aan Soekarno en Hatta, de eerste president en vice-president van Indonesië. Dit incident maakte de toestand nog meer gespannen. Niemand kon zich meer verstaanbaar maken. Er hing onheil in de lucht. En op het hoge podium, als op een uitkijktoren, stonden diverse gewapende Japanse soldaten. De luidsprekers die de komst van president en vice-president meldden waren te zwak om boven het gejuich en geschreeuw uit te komen. Tenslotte kon de stoet verder. En toen de president verscheen, werd het stil. Op het podium was hij gematigd: Blijf kalm, ga kalm naar huis. Daarna verliet zijn gezelschap het plein. Er kwam geen vervolg op deze gematigde woorden. Er werd slechts aangegeven langs welke weg het plein moest worden verlaten – dezelfde route als de stoet van Soekarno en Hatta had genomen. Formatie na formatie, zonder zich te ontbinden, verliet het plein volgens de aangegeven route. Gejuich, geschreeuw en opstijgende stofwolken vulden de straat, die steeds benauwder werd. Aan de rand van de weg stonden palmen waaronder de open trucks met Japanse soldaten erop, allen met geweer en gevelde bajonet. En op de weg liepen in grote massa de formaties. De militairen joegen iedereen weg die naar hun oordeel te dicht bij de trucks kwam. Met hun geweer vanaf de truck. Aanvankelijk gebeurde er niets. Maar de straat werd steeds voller. De formaties werden breder. De Japanse soldaten moesten steeds vaker in actie komen. Gillend en schreeuwend begonnen de mensen zich met bambu runtjing te verweren tegen de bajonetten. De massa was kwaad omdat hun president niet had gesproken, en dronken van het geschreeuw en gegil begon zij met de bambu ­ runtjing te schermen tegen de geweerlopen met bajonet … en ik was er hier voor de eerste maal getuige van dat Indonesiërs in het geheel niet meer bang waren voor Dai Nippon met zijn om hun wreedheid en gemeenheid beruchte militairen. De revolutionaire crisis breidde zich uit. En ik zag hoe iemand uit een formatie zijn zwaard trok en

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

83

Opstelling op het plein

inhakte op de hand van een Japanse soldaat. Hij verloor een paar vingers. Maar het incident kreeg geen vervolg. Zij lieten zich niet provoceren.190

190

Pramoedya Ananta Toer 2000:175-7, 1991a:160-1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

84

De tekst van het lied ‘Darah rakjat’ (Bloed van het volk) werd uitgedeeld en gezongen.



Het bloed van het volk stroomt nog Het volk lijdt aan ziekte en armoede Maar als de afrekening komt Dan zijn wij de rechter Kom op, kom in beweging De vrijheid is al gekomen Onze vlaggen zijn rood En rood is het bloed van het volk Wij zweren aan het volk Armoede zal zeker eindigen De werkers zullen heersen De nieuwe wereld zal zeker komen.191

De Japanse soldaten durfden hun wapens niet af te schieten uit angst voor chaos en uit vrees dat zij zelf slachtoffer zouden worden, omdat de bezoekers de tactiek al kenden om gewapende militairen te verlammen, door zo dichtbij als mogelijk bij de militair te komen en hem dan snel te overvallen. Daarom ook moesten de Japanse militairen ruimte verschaffen. Tanks die waren opgesteld om af te schrikken konden ook niet worden gebruikt omdat de bezoekers de tanks omsingelden of op de tanks klommen.192

Rond twee uur had het kabinet nog een uitweg gezocht. Burgemeester Soewirjo en Moh. Roem, voorzitter van de KNI Djakarta, hadden de Japanse autoriteiten om toestemming voor de vergadering verzocht. Deze bleven bij hun verbod, waarop Soewirjo en Roem de verantwoordelijkheid voor alle gevolgen bij het Japanse leger legden. Op het verzoek de vergadering te ontbinden, werd geantwoord dat slechts Soekarno en Hatta zo’n oproep ter plekke met succes zouden kunnen doen. Dat werd in eerste instantie geweigerd, maar onderling Japans overleg leidde tenslotte tot toestemming voor de komst van de beide leiders, die een kwartier kregen om de vergadering te ontbinden. Dit akkoord werd blijkbaar niet overgebracht aan het kabinet, of werd niet als zodanig geïnterpreteerd. De doorbraak kwam volgens Margono in de kabinetszitting blijkbaar via het briefje aan Hatta, waarin zou zijn vermeld dat de studenten garant stonden voor de veiligheid van Soekarno en Hatta.193 191 Soe Hok Gie 1997:54-5, 131-2, zoals Nugroho Notosusanto hem vertelde. Ook in Sidik Kertapati 1964:142; B.M. Diah 1992:210 en Alizar Thaib 1993:92. Als ‘zangleider’ trad D.N. Aidit op (Sidik Kertapati 1964:140, 142; Lasmidjah Hardi 1983:131, 134). 192 Soejono Martosewojo 1982:433. 193 Roem 1972:68, 70, 1989:52-3; Alizar Thaib 1993:81-2. Lasmidjah Hardi 1983:129-30 volgt Roems verslag, maar laat de uiteindelijke toestemming achterwege. Volgens Soejono Martosewojo

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

85

Het spandoek: Eén land, één volk, één wil: voor altijd onafhankelijk!

Japanse soldaten controleren de massa

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

86

Verguisd en vergeten

In Soekarno’s besluit speelden ook andere overwegingen een rol. Soekarni zou zeker weigeren de vergadering te ontbinden. De kans dat de weigering van Soekarno te komen daarna tot een confrontatie zou leiden, was groot. Adam Malik, die als vice-voorzitter van de KNIP aan het kabinetsberaad deelnam, had dat wel duidelijk gemaakt. Soekarno meende dat zijn komst de kans op een geweldloze afloop zou vergroten.194 Soekarno en Hatta, vergezeld van een aantal ministers en raadgevers en met hun geleide aan studenten, reden in drie auto’s naar het Ikadaveld. Het was 16.45 uur. Bij de toegang werd het gezelschap tegengehouden door de Kempeitaimanschappen; spannende ogenblikken volgden. Soekarno wist doorgang te verkrijgen door op de gevolgen te wijzen van een weigering hem het spreken toe te staan; hij zou het volk tot rust kunnen brengen. Het gezelschap ging vervolgens te voet naar het podium.195 In Miyamoto’s versie: In the meantime Sukarno and Hatta, in an overcrowded car guarded by youths, were moving at a snail’s pace towards the square. I was unable to speak Indonesian, nor was I accompanied by an interpreter. The car drew up in front of me, and we saluted each other. Fortunately, an Indonesian youth who could speak Japanese [..] kindly interpreted for me. [...] I told Sukarno that I would be in trouble if he incited resistance towards the Allies. He said that he would not do do. As the Allied Forces would soon be arriving, he would be appealing to the people to unite in order to achieve independence. I therefore told him that he could carry on [...].196

Het gezelschap werd toen nogmaals tegengehouden door een Kempeitaiofficier. Een fel debat volgde weer. Bung Karno begon zijn stem te verheffen, en werd 1982:433-4, 1984:149-50 en Engelen et al. 1997:145-6 bleef de Japanse weigering gehandhaafd. Zij laten Soewirjo en Roem overleggen rond het middaguur. 194 Lasmidjah Hardi 1983:136, ook Aboe Bakar Loebis 1995:127. Adam Malik 1975:94-5 voegt daaraan nog toe dat de Japanse bevelhebber werd bericht dat de vergadering werd doorgezet en alle gevolgen voor rekening van de Republik kwamen. Nasution 1977, I:295-6 neemt een citaat op, zonder verdere bronvermelding, van het hoofd van de BKR, zonder naamsvermelding, waarin deze verklaart dat zijn troepen paraat waren om een eventueel Japans gewapend ingrijpen te beantwoorden. Dankzij het massaal, gelijktijdig optrekken van de bezoekers, door de BKR gecoördineerd, moest de Japanse bewaking de toegang tot het Ikadaveld vrijgeven. 195 Soejono Martosewejo 1982:435, 1984:151-3; Engelen et al. 1997:146-8; Lasmidjah Hardi 1983:138, 141; Barkah Tirtadidjaja 1991:98; Perjuangan mempertahankan Jakarta 1998:12-4 (interview Moeffreni Moe’min 1984); Dien Majid en Darmiati 1999:42, 44, 49. Het tijdstip in Barlan Setiadijaya 1991:41, uit Soeara Merdeka (Bandoeng), 20-9-1945. 196 Miyamoto 1986:330. In iets andere versie ook in de herinnering van generaal-majoor Nishimura, hoog Japans bestuurder, die Miyamoto alleen naar het podium laat rennen en hem tot matiging maande. ‘Door zijn optreden is die meeting dan ook tot mijn opluchting zonder rellen afgelopen’ (in Bosdriesz en Soeteman 1985:49).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

87

nogal kwaad. Toen het gesprek even stilviel, viel plotseling een stem hem in de rede: ‘Jij daar, dit debat is zinloos. Hou er mee op, het volk is al onrustig.’

Deze woorden waren gericht aan Bung Hatta en uitgesproken in Minang­ kabaus dialect. Tan Malaka, die een bruin overhemd droeg en een vilthoed op had, stond tussen Ali Sastroamidjojo en M. Kamal, werd ongeduldig door de verbeten Japanse opstelling. De Japanner zag dat de mensen rondom hem aanstalten maakten hem aan te vallen en gaf tenslotte aan Bung Karno een paar minuten slechts om zo lang als nodig het volk toe te spreken, dat juichte en in agressieve afwachting was.197 De Indonesische verslagen voegen aldus iets meer drama toe, en geven een grote rol aan de gevreesde Kempeitai. Tan Malaka geeft in zijn autobiografie een verslag van de gang van zaken rond de massameeting op 19 september, maar noemt zijn eigen aan- of afwezigheid daarbij niet.198 Als Soejono Martosewojo zijn aanwezigheid correct vermeldt was hij deel van Soekarno’s gezelschap en zal hij daartoe zijn uitgenodigd. Dat moet dan door één van de ministers zijn geweest die hem kende. Dat waren niet Soebardjo en Iwa; deze waren al eerder met minister van onderwijs Dewantoro bij het podium aangekomen. Gatot en Maramis blijven als kandidaten hiervoor over.199 Ook Hatta noemt Tan Malaka’s aanwezigheid. ‘Hij verscheen in het openbaar op 19 september, toen het volk van Djakarta het Ikadaplein overstroomde.’200 Het was waarschijnlijk ook de eerste ontmoeting van beide mannen. Dit alles zou ook betekenen dat Iljas Hussein – slechts een paar ingewijden kenden hem onder zijn ware naam – letterlijk van zeer nabij betrokken was bij de kabinetszitting. Uit andere bron wordt Tan Malaka’s aanwezigheid waarschijnlijker. De wandeling van Soekarno naar het spreekgestoelte is fotografisch vastgelegd. Dichtbij Hatta wandelt daar een man met vilten tropenhelm – Tan Malaka’s onafscheidelijke hoofddeksel –, die later ook staat geschaard rond het podium met Soekarno. Hij is de enige in het gezelschap die zo’n hoed draagt; slechts een lid van het gewapend geleide is ook nog van een tropenhelm voorzien. De foto’s zijn hier opgenomen.201 197

Soejono Martosewojo 1984:153-4. En in de heruitgave (Engelen et al. 1997) is ook deze passage verdwenen en wordt slechts in een biografisch stukje over Tan Malaka in één regel vermeld dat hij heimelijk op het Ikadaplein aanwezig was. Ook Aboe Bakar Loebis 1995:129 vermeldt dat Soekarno’s gezelschap twee maal werd tegengehouden. 198 De enige die hem als aanwezig noemt, in de massa, is Hamzah Tuppu (interview Djakarta, 26-9-1980). 199 Subardjo 1978:373-4; Lasmidjah Hardi 1983:138. 200 Hatta 1978:16, 1979b:27. 201

Een foto in Raliby 1953:111 van de menigte – hier op p. 94 – toont veel meer mensen met vilthoeden en tropenhelmen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

88

Verguisd en vergeten

Soekarno sprak niet langer dan vijf minuten, meermalen onderbroken door toejuichingen en spreekkoren. Hij was gekomen met zijn ministers, zei Soekarno, omdat hij door de aanwezigen hiertoe was gedwongen, hoewel de regering de vergadering had afgelast. Hij vroeg om kalm te blijven, en vertrouwen in de regering te stellen, die de Proclamatie zou hooghouden, tegen elke prijs. Dat vertrouwen diende het gedisciplineerd opvolgen van de regeringsbevelen in te houden. Zijn daaropvolgende bevel luidde kalm en ordelijk naar huis te gaan. Het was 17.30 uur.202 Soekarno’s oproep werd gevolgd. Er was verbazing en teleurstelling over de lengte van zijn rede, de gematigde toon en de oproep slechts om huiswaarts te keren. Maar de menigte ging uiteen. Soekarno had aan medeen tegenstanders in Indonesië zijn greep op de massa laten zien. Maar ook de Japanse bezetter en zelfs de enkele geallieerde waarnemer kon dat niet zijn ontgaan.203 De Republik had de orders van de Japanse zetbaas en diens geallieerde meesters weerstaan, en zo eigen kracht en macht getoond. De Republik kon rekenen op de steun van het volk, dat ondanks de paar dagen waarin de organisatie van de manifestatie van de grond moest worden getild, en ondanks de dreiging van Japans gewapend optreden, met tienduizenden was opgekomen – Tan Malaka schat hun aantal op tweehonderdduizend.204 De krachtproef was in een overwinning geëindigd. 202 De meest uitgebreide versie van Soekarno’s rede, met spreekkoren, is te vinden in Anderson 1972:123, vertaald van het verslag van het persbureau Antara-Domei, 20-9-1945. Deze, naar het lijkt, ook in Barlan Setiadijaya 1991:40-2, overgenomen uit Soeara Merdeka (Bandoeng), 20-9-1945 (hierin ook het tijdstip van Soekarno’s vertrek), en Maroeto Nitimihardjo 1977:5-6. Ook Sidik Kertapati 1964:142 citeert uit deze transcriptie. Adam Malik 1975:96; Nasution 1977, I:296; Soejono Martosewojo 1982:435-6, 1984:154-5; Engelen et al. 1997:149-50 zijn beknopter en verschillen onderling nauwelijks. Lasmidjah Hardi 1983:142, 146 geeft weer een iets ander verslag, waarin de dialoog tussen leider en menigte te ruim plaats krijgt. Alizar Thaib 1993:88-91 geeft twee op onderdelen afwijkende lezingen. Raliby 1953:35 bevat een nog kortere versie, overgenomen in Subardjo 1978:374-5. 203 Volgens Aboe Bakar Loebis 1995:131 was Laurens Van der Post, met enkele andere Britse officieren, aanwezig. Dit lijkt onjuist. Van der Post in zijn rapport over zijn ervaringen van september tot november 1945, opgenomen in Van der Post 1996:208-82, verwijst naar een Ambonees die hij als waarnemer naar de bijeenkomst stuurde (p. 211). H.J. Spit, vice-president van de Raad van Indië voor 1942, schreef in het interneringskamp Kramat op 19 september aan H.J. van Mook, de hoogste Nederlandse bestuurder voor Indonesië: ‘Op hetzelfde oogenblik trekt aan het kamp een optocht van vele duizenden Indonesiërs voorbij, in auto’s, met rood-witte vlaggen, allen gewapend met pieken en kapmessen’ (NIB 1:143). 204 Pendjara III:63; Jail III:100. Nasution 1977, I:294 en Lasmidjah Hardi 1983:122 houden het op tussen twee- en driehonderdduizend. Soebadio Sastrosatomo 1987:50 en Soeara Merdeka, 20-91945, in Barlan Setiadijaya 1991:40-2, op tweehonderdduizend; Sidik Kertapati 1964:140; Aboe Bakar Loebis 1995:130; Soejono Martosewojo 1984:149 en Engelen et al. 1997:145 noemen ‘honderdduizenden’. Ali Sastroamidjojo 1974:140, 1979:104 houdt het op ‘duizenden’. Jarvis haalt een verslag uit de New York Times (23-9-1945) aan, dat de opkomst op ‘some 10,000 Nationalists’ stelt (Jail III:240, note 13).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

89

De aankomst van Soekarno’s gezelschap, waarbij ook de omcirkelde Tan Malaka, met tropenhelm en donker overhemd

I Nog steeds ondergronds

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Deze foto is even na de vorige genomen; Tan Malaka is weer omcirkeld. Links, met zonnebril, staat Adam Malik.

I Nog steeds ondergronds

91

Voor vele aanwezigen was deze massademonstratie een uitzonderlijk gebeu­ren. Een nuchtere waarnemer als Aboe Bakar Loebis beschreef dat aldus: Bijna iedereen koestert wel voor zijn gehele leven een bijzondere herinnering; iets allermooist; een ervaring uit de tijd dat hij persoonlijk betrokken was bij een gebeurtenis die hem diep raakte. [...] De massameeting op het Ikadaveld op 19 september 1945 vormde voor mij zo’n gebeurtenis, die een bijzondere herinnering naliet. De gebeurtenis zelf, meer dan een persoonlijke herinnering, is een uiterst belangrijk feit in de strijd van het Indonesische volk ter bevestiging van het bestaan van zijn pas geproclameerde onafhankelijkheid. [...] Ik voel me gelukkig en bewaar dankbaar gevoelens te behoren tot het volk van dit land, omdat in een periode vol levensgevaarlijke dreigingen, ik op een dag ter plekke was, met mijn eigen ogen zag en onderdeel was van de beweging van de massa die het bewustzijn van hun rechten en soevereiniteit deed uitbarsten, na een lange duistere periode in de greep van de koloniale overheerser. De historische gebeurtenis op het Ikadaveld op 19 september 1945 was een hoogtepunt, een manifestatie zonder gelijke van de idealen van het volk, zowel wat betreft strijdgeest als uit nationalistisch oogpunt. Zo’n gebeurtenis vindt maar één keer in een leven plaats. Het gebeurde nooit eerder, en zal zich nooit herhalen.205

Loebis deelde zijn onuitwisbare herinneringen aan deze massale demonstratie met vele anderen.206 Onder hen was ook Tan Malaka, maar voor Soekarno’s optreden heeft hij slechts sarcasme over: Zij kwamen niet om de demonstratie te verhevigen en deze te gebruiken om Japan te dwingen alle machtsmiddelen over te dragen aan het Indonesische volk maar om ... een toespraak te houden. Niet een toespraak met eisen en het ontketenen van de strijdgeest met de belofte tot het uitvoeren en voortrekken van massa-actie van het volk, door het volk en voor het volk, maar om ... het volk om ‘vertrouwen’ te vragen en ‘trouw’ aan hen, en het volk te bevelen ... naar huis te gaan. In ongeveer vijf minuten was deze keer de rede van Bung Karno al voorbij. Volk en pemuda waren teleurgesteld en ... gingen naar huis.207 205

Aboe Bakar Loebis 1995:125. Voor andere herinneringen: Roem 1972; Ali Sastroamidjojo 1974:140-3, 1979:104-5; Rosihan Anwar 1977:26-33; Annie Senduk 1981:54-7; Soebagijo 1981a:149-51, 1982a:106-7, 1985:79-80; Erna Sutoto Djajadiningrat 1983:24-5; Satrio 1986:69-70; B.M. Diah 1987:52-4, 1992:209-10; Barkah Tirtadidjaja 1991:97-102; Herawati Diah 1993:91-5, 2005:69-74; Tatang Sumarsono 1993:96-7; Alizar Thaib 1993:78-94; Hanafi 1996:71-2, 83-4; Dien Majid en Darmiati 1999:36-51; Herinneringen aan 17 Augustus 1945 2000:133 (Netty Amaludin Sutadiwiria-Kartadiwiria), 195-6 (Husein Reksodirdjo), 247 (Eddy Djoemardi Djoekardi), 283 (R.H.A.A. Djajusman Tandikusumah). 207 Pendjara III:63; Jail III:100. Tan Malaka’s bitterheid vindt natuurlijk mede zijn grond in zijn ervaringen nadien in de Republik. Bij soortgelijke opmerkingen van Adam Malik 1975:96-7 geldt hetzelfde. Zie ook Adam Malik in Wild en Carey 1986:122-3, 1988:108, 110. Dahm 1971:118-9 noemt de demonstratie een poging ‘to foment anti-Japanese sentiment’, als opmaat naar zijn eigen machtsovername om Soekarno en Hatta, ‘servants of Japan’, af te zetten. Dat plan faalde door Soekarno’s optreden. 206

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

92

De wandeling naar het podium wordt voortgezet, Tan Malaka volgt Soekarno

De Britse officier Van der Post stuurde een waarnemer: An Ambonese, violently pro-Dutch […] said that as he stood in the crowd waiting, an extraordinary excitement took control of him and everyone else there. By the time Boeng (Comrade) Soekarno came, his heart was beating so violently that he nearly swooned. All Mr Soekarno did on this occasion was to ask the crowd to go home and it went still trembling with excitement, the Ambonese going with them to report later on that it was ‘the most remarkable experience of his life’.208

Soekarno gaf een geheel eigen, lichtelijk megalomaan, verslag van de gang van zaken:

208

Van der Post 1996:211.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

93

Tan Malaka loopt nu naast Soekarno, die zelfbewust naar het spreekgestoelte marcheert. Tan Malaka was zeven centimeter kleiner dan Soekarno, een aanwijzing te meer dat hij hier echt staat afgebeeld. De armband geeft hem waarschijnlijk een functie in de organisatie van de bijeenkomst. One million Indonesians crowded onto this field. People were not afraid to die. Better to die for freedom than live in death. For hours and hours they stood calmly until ‘The Presiden’ showed up. There was no motorcycle escort. Just me in my limousine insulated with pemudas lying across the roof and hood. When I stepped to the grandstand they blanketed me with their bodies and formed a protective armor of flesh and blood. Anybody who wanted to get me would have had to pierce through several layers of people first. The crowd went wild when they saw me. Despite machineguns and tanks, the Japanese quailed at what might have happened if they had forbidden me to speak. ‘Saudara-saudara’, I said, ‘we will continue to defend our Proclamation. Not one word is withdrawn.’

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Soekarno spreekt de massa toe – achter het spreekgestoelte luistert de omcirkelde Tan Malaka Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

95

That was my whole State of the Union address. Everybody was nervous. This was not the moment for long speech-making. One wrong motion on anybody’s part could have precipitated a massacre. I said simply: ‘I know you came here to see your President and to hear his orders. Well, if you still have faith and confidence in your President, follow his first command. Go home quietly. Leave this gathering now in an orderly fashion and wait to hear from your district leaders. Now ... disband ... go home ... quietly.’ That was all I said. And that was all it took. The one million souls instantly dispersed at this directive from their Chief. The Japanese couldn’t help but have respect.209

Hatta schreef, merkwaardig genoeg en tegelijk veelbetekenend, nauwelijks over deze historische gebeurtenis. Zijn artikel over het politieke testament begint hij met de verwijzing naar de duizenden bezoekers aan het Ikadaveld, die door de Japanse tanks niet werden afgeschrikt; dat is alles.210 Van der Plas geeft een wel zeer beknopt verslag aan Van Mook: Soekarno ‘heeft na, veel te laat gekomen te zijn op de door de Jappen verboden en toch doorgegane massavergadering, 3½ minuut gesproken en men ging teleurgesteld uiteen’.211 Een hoge Japanse officier vertelde een Amerikaanse militair, die aan het Office of Strategic Services (OSS), voorloper van de Central Intelligence Agency, was verbonden: Although the Japanese forbade a public meeting, 15.000 people gathered at the Batavia Race Track, which aroused general apprehensions of an incident which might lead to violence. Soerkarno, the leader of the Nationalist Movement, told Maj. Gen. Yamamoto, Japanese Chief of Staff, who was standing in the crowd, that the people would not disperse until he, Soerkarno, addressed them. Soerkarno assured Yamamoto that he would foster the nationalist spirit to achieve independence, but would insist on peaceful negotiation. Yamamoto there­ upon agreed to a four-minute address. After the address the meeting broke up in an orderly manner.212

Het hoofd van de Britse bezettingsmacht, schout-bij-nacht W.R. Patterson, rapporteerde op 20 september.

209

Adams 1965:225, 1967:256-7. Hatta 1974:6. 211 Van der Plas aan Van Mook, ongedateerd (verzonden 22-9-1945), in NIB 1:150. Overige verslagen: Kahin 1952:137; Reid 1974:33; Soemarso Soemarsono 1978:45-8; Kebulatan tekad 1987; Soebadio Sastrosatomo 1987:50-2; Mamahit 1990; Rosihan Anwar 1995:83-5; Deliar Noer 1990:262-4; Anwar Harjono en Lukman Hakim 1997:43-7; Nina H. Lubis 2002. 212 ‘Nationalist meeting at Batavia’, 20-9-1945, in National Archives, RG 226, Records OSS, Intelligence Batavia XL 17972, met de foute spelling van Soekarno’s naam. 210

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

96

Crowd of 8,000 assembled yesterday. Lieutenant-Colonel Miyamota walked through crowd alone with interpreter and spoke to Sukarno. Sukarno addressed crowd for 3 minutes and told them to be good boys and behave themselves. They went home quietly and there were no incidents that night.213

De Kempeitai antwoordde op de ondervonden vernedering door op 20 september een grootscheepse aanval op het pemuda-hoofdkwartier aan Menteng 31 in te zetten. Een flink aantal pemuda werd opgepakt en opgesloten, onder wie Aidit, Hanafi en Wahidin Nasution. Twee dagen later werd Adam Malik thuis verrast. De Japanse repressie ontmoette meer weerstand; het aantal incidenten nam toe. De gevangen Mentengleiders konden met bereidwillige medewerking van de gevangenisdirecteur na een paar dagen ontsnappen.214 In deze zelfde periode werd ook Soekarno, met echtgenote en zoon, op aanraden van Gatot geëvacueerd naar Bogor, uit vrees voor Japanse arrestatie. Hij werd naar Chaerudins militaire hoofdkwartier gebracht, waar hij Tan Malaka ontmoette.215 Hoog overleg Soebardjo nodigde Soekarno, Hatta en andere politieke leiders uit om op 23 september bij hem thuis Tan Malaka te ontmoeten, die bij die gelegenheid voor een groter gezelschap zijn schuilnaam aflegde. Onder hen was ook Soekarni; het contact met de Mentenggroep was dan eindelijk gelegd. Tan Malaka hield een toespraak, waarin hij de noodzaak benadrukte het volk uitgebreide voorlichting te geven over de strijd van de Republik. Hatta vroeg hem daarna minister van voorlichting te worden, maar Tan Malaka weigerde beleefd, en zei daarbij volgens Hatta: ‘Op het ogenblik vormt u tweeën, Soekarno en Hatta, de juiste leiding. Laat mij u steunen op de achtergrond, door het volk achter u te mobiliseren.’216 Tan Malaka zal geen zin hebben gehad toe te treden tot een kabinet, dat een Japanse reuk verspreidde; zijn contacten met studenten en pemuda 213

Aangehaald in Squire 1979:71. Sidik Kertapati 1964:142-3; Adam Malik 1975:97-9; Anderson 1972:123-4; Hanafi 1996:734, 84-5; Lasmidjah Hardi 1983:160; Maroeto Nitimihardjo 1977:9; Soe Hok Gie 1997:55-6; Soejono Martosewojo 1984:160-1; Engelen et al. 1997:154-5. 215 Chaerudin 1973:44; interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972. 216 Hatta 1974:6. Hatta 1978:17 (in vertaling 1979b:28) noemt dit het toetreden tot de regering om propagandisten te vormen. Ook in interviews: Anderson met Hatta, 5-6-1960, in Anderson 1972:278 en Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972. In dit laatste interview noemt Hatta dit zijn eerste ontmoeting met Tan Malaka. Was hij de gezamenlijke wandeling op het Ikadaveld vergeten, of was Tan Malaka toen nog de onbekende Iljas Hussein, ook voor Hatta? 214

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

97

zullen hem de wijdverbreide afkeer van het kabinet wel hebben duidelijk gemaakt. Ook de politieke koers en de ‘onzichtbaarheid’ keurde hij af. Tan Malaka weigerde een formeel ministerschap dus, maar was niet afkerig van deelname aan wat hij zelf het ‘schaduwkabinet’ noemt. Het werd gevormd op voorstel van Soebardjo; leden waren Soekarno, Hatta, Soebardjo, Sjahrir en Tan Malaka.217 ‘Schaduwkabinet’ is waarschijnlijk een groot woord voor de bijeenkomsten bij Soebardjo, waar dit kwintet elkaar trof. Meer dan enkele malen kon het gezelschap ook niet vergaderen – de tijdsspanne reikte maar van 23 september – de kennismaking met Hatta – tot 1 oktober – Tan Malaka’s vertrek uit Djakarta. Tan Malaka plakte waarschijnlijk om redenen van prestige dit etiket op deze bijeenkomsten. Hatta kon dan ook het bestaan van een schaduwkabinet terecht ontkennen;218 het waren niet meer dan enkele van de vele informele ontmoetingen van deze leiders.219 Tan Malaka’s kritiek op de aarzelende houding van Soekarno, zoals op het Ikadaveld, richtte zich ook op diens verbod Japanse wapens te veroveren. In alle gevallen, aldus Tan Malaka, waarin Soekarno een beslissing werd gevraagd, was dat negatief. Het leidde tot verlamming, passiviteit en chaos. Hij was zelf getuige van Soekarno’s onzekerheid in crisissituaties. Terwijl het ‘schaduwkabinet’ bijeen was, met KNIP-voorzitter Kasman Singodimedjo ook aanwezig, werd per telefoon de vraag uit Bandoeng voorgelegd over een aanval op het interneringskamp om daar opgeslagen wapens te veroveren. ‘Met een bleek gelaat en zenuwachtig stemgeluid verbood President Soekarno dit onmiddellijk.’ Zulk een reactie van de ‘President van de Revolutie’ stelde Tan Malaka teleur. Hij voelde zich spijtig genoeg genoodzaakt de aanval te steunen. Sjahrir, door Soekarno om zijn oordeel gevraagd, gaf een nietszeggend, onduidelijk antwoord. Hatta, kalm gebleven, vroeg Tan Malaka tenslotte of deze de Bandoengse pemuda hun gang wilde laten gaan, wat Tan Malaka bevestigde. Maar buiten Tan Malaka en de vergadering om was al een verbod doorgebeld naar Bandoeng.220

217

Pendjara III:64; Jail III:102. In de vertaling is vergeten Sjahrirs deelname te vermelden. Zie ook Jail III:241, note 18. 218 Interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972. 219 Sjahrir zelf bevestigt indirect het bestaan. Als onofficiële leiders van de eerste fase van de Revolutie noemt hij Soekarno, Hatta, Soebardjo, Iwa en zichzelf, in een interview met Kahin (152-1949), aangehaald door Mrázek 1994a:304. Ook Iwa Kusuma Sumantri 1963:41 vat het in een informeel kader. Hijzelf was ook enkele malen aanwezig. Sjahrir noemt hij niet als deelnemer. 220 Pendjara III:64-5; Jail III:102. Nasution 1977, I:323 bevestigt Tan Malaka’s verslag en noemt evenals hij, KNIP-voorzitter Kasman Singodimedjo, als de boodschapper namens Soekarno. Nasution geeft hierbij geen datum. Smail 1964:55-6 stelt het begin van de pemuda-acties op 27 september. Die datum past bij Tan Malaka’s deelname aan overleg op het hoogste niveau in de laatste septemberweek.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

98

Verguisd en vergeten

Vóór 29 september, vóór de landing van de Britse troepen, was Tan Malaka nogmaals op hoog niveau actief. Hij was aanwezig bij een ontmoeting van Hatta, Sjahrir en Soebardjo, in het huis van de laatste, met Amerikaanse vertegenwoordigers. Hatta vestigde hier de indruk alle buitenlandse bezettingen en ondernemingen zonder voorwaarden te willen teruggeven. Tan Malaka nam hierop het woord en zei dat deze teruggave niet zonder meer kon plaatsvinden. Belangrijke bedrijven moesten in staatsbezit en onder staatsbeheer komen. In zulke gevallen zouden de eigenaren schadeloos worden gesteld. Tan Malaka had blijkbaar niet genoeg gezegd. Hij noemde als vier hoofddoeleinden van de Republik – in het Engels – ‘1. speedy negotiations; 2. forming of a national defence-force; 3. withdrawal of all foreign forces; 4. international exchange of goods’. De vier punten, die ik naar voren bracht werden door Sjahrir ‘a clearcut policy’ genoemd. Omdat ik in de ogen van de Amerikaanse vertegenwoordigers te veel aan het woord was, terwijl ik geen minister was, vroeg een van hen mij: ‘In what capacity are you speaking’. Mr. Soebardjo, die al beter bekend was bij deze Amerikanen, antwoordde gelukkig snel: ‘He is one of our staffmembers’. Het was eveneens gelukkig dat geen enkel regeringslid de vier of zelfs maar één van de vier punten bestreed, die ik naar voren bracht.’221

Aan een verslag dat in de OSS-archieven is beland – de Office for Strategic Services, voorloper van de CIA – kan Tan Malaka’s verhaal worden getoetst. De Amerikaanse luitenant-kolonel K.K. Kennedy en Jane Foster spraken op 28 september ten huize van Soebardjo met Soekarno, Hatta, Soebardjo, Amir Sjarifoeddin, Iwa Koesoema Soemantri en dr. Kasman. Van de eerste vijf worden de functies verschaft; van Kasman – Kasman Singodimedjo, KNIPvoorzitter – niet. At the outset of the meeting the US Military Observer pointed out to Dr. Soekarno that the mission of the Americans was strictly an intelligence one, and in no possible way could or should the visit be construed as approval of their movement. Dr. Soekarno stated that this was understood by all present. Dr. Soekarno apologized for not speaking much English and indicated that Dr. Soebardjo would be the spokesman. However, most of the talking was done by Dr. Kasman, with occasional statements by Dr. Soekarno, Dr. Hatta and Dr. Soebardjo.

Tan Malaka vergist zich als hij Sjahrir in plaats van Amir als aanwezig noemt. 221

Pendjara III:65-7; Jail III:103-5. Het Engels in de citaten is van Tan Malaka. Soekarni in Peringatan sewindu 1957:106 citeert Tan Malaka over dit vraaggesprek. Hieruit is niet af te leiden dat Soekarni zelf aanwezig was. In een rede op een herdenkingsbijeenkomst voor Tan Malaka op 24-2-1969 verklaart hij ter plekke te zijn geweest (transcriptie bandopname, in bezit Helen Jarvis).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

99

Maar was hij er zelf? Het lijkt er op dat hij in eerste instantie anoniem aanwezig was, maar zich zodanig dominant in het gesprek mengde dat Kennedy de vraag stelde wie en wat hij was. Soebardjo redde de situatie door Tan Malaka van de naam Kasman te voorzien. De echte Kasman zou zich beter aan de hiërarchie hebben gehouden en miste ook de brede visie van Tan Malaka. In het verslag wordt Tan Malaka’s inbreng duidelijk. Als ‘Attitude towards private capital’ wordt vermeld: ‘The government will take over all large enterprises, whether Indonesian, Dutch or foreign owned, and then negotiate new contracts with the owners’. Soebardjo verzachtte nog ietwat deze uitspraak, die veel verder ging dan Hatta wilde. Dat Tan Malaka hier als Kasman werd opgevoerd wordt zekerheid in het verslag over ‘Negotiations with the allies’: Dr Kasman then made the following proposals: a. A request for speedy negotiations between representatives of the Allies and the Nationalist Government; b. A request for Allied recognition and acceptance of ‘National defence police force’ to cooperate with Allies and to keep law and order during the interim period; c. The withdrawal of foreign occupation troops as soon as commensurate with the safety of foreign nationals and the establishment of law and order.222 222 Dit verslag in National Archives, RG 226, Records OSS, Intelligence Reports XL 23085. Gouda 2002:167 noemt dit gesprek en document ook terloops. Een verslag van Jane Foster vormt de basis voor de weergave van dit gesprek in MacDonald 1947:297-8. Jane Foster was secretaris van en vertaalster voor Kennedy. Zij legde het contact met Soekarno om de visie van hem en zijn kabinet te peilen. Er werd een afspraak gemaakt met de nog steeds ondergrondse leiders. ‘The secret road to the hide-out was guarded all the way from town by armed Indonesians who halted the American jeep at frequent intervals, she wrote. The Indonesian government was secreted in a beautiful European-type house tastefully decorated with comfortable furniture, Oriental carpets, and fine examples of Indonesian art. Soekarno himself was a spellbinder, a handsome, dignified gentleman who spoke perfect English and invited the visitors to sit down to a dish of sherbet as soon as they arrived. The Indonesian Republic’s foreign minister, Soebardjo, and another cabinet member, Sjarfoedin, were present at the informal meeting that followed when Soekarno, through Jane, explained the aims and policy of the new republic.’ In het verslag keren de drie voorstellen van Kasman – nu toegeschreven aan Soekarno – vrijwel letterlijk terug. Tot slot: ‘Jane rushed back to headquarters with the news everyone had been waiting for: The Indonesians were not planning a revolution. They wanted to talk peace.’ Jane Foster vergroot hier de rol van Soekarno ten koste van de onbekende Kasman alias Tan Malaka. Leupold 1976:178-9 bevestigt de rol van de OSS die op 15 september een ‘communications and intelligence team’, geleid door kapitein Richard B. Shaw, aan land zette in Djakarta. Jane Foster speelde een belangrijke rol als contactpersoon. Haar rapportage wordt ook aangehaald in Bills 1990:132-3, 135. Fosters autobiografie noemt haar taak als OSS-beambte om politieke ontwikkelingen in Indonesië te volgen en haar regelmatige contacten met Soekarno en zijn kabinet, maar niet expliciet de ontmoeting op 28 september (Foster 1980:139, 150-1). Deze episode ook in Smith 1972:290-1. Hij voegt hieraan toe dat Jane Foster in 1957 werd aangeklaagd wegens spionage. Fosters rol ook kort in Aldrich 2000:355. Zij zou haar OSS-rapportage uit 1945 aan de NKVD, de Sovjet-geheime-politie hebben doorgegeven. Nader

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

100

Verguisd en vergeten

Al met al was het een zeer bijzondere bijeenkomst. Tan Malaka corrigeerde de vice-president en zette daarna het regeringsprogramma van de Republik uiteen. De verantwoordelijke ministers zwegen en stemden zo toe, wellicht tegen hun zin. Deze gang van zaken laat eens te meer zien hoe onzeker en onduidelijk de Republik nog functioneerde. In 1959 noemde Willard Hanna de aanwezigheid van Tan Malaka hier. ‘Tan Malaka was not identified, either to the Americans or to some of the Indonesians present, and he played the role of a mysterious and self-assured stranger toward whom Sukarno exhibited an astonishing deference.’223 Uit onverdachte bron wordt deze, één van de eerste ‘persconferenties’ van de leiders van de Republik bevestigd. In de regeringsverklaring van 5 juli 1946, waarin Tan Malaka wordt beschuldigd van een poging tot staatsgreep op 3 juli, wordt hem onder andere verweten: ‘ook Tan Malaka zelf bij een ontmoeting ten huize van mr. Soebardjo in september 1945 zei bereid te zijn een [internationaal] trusteeship [over Indonesië] te aanvaarden’.224 Datum, plaats en gelegenheid stemmen overeen. Kennedy bracht inderdaad een trusteeship ter sprake, waarop werd gerea­ geerd: ‘The Nationalist Government will submit to international supervision provided there is no interference with internal affairs, and no attempt to reinstate the Dutch on the pre-war basis. They must be allowed to have their own government.’ Het is duidelijk dat de inhoud van het begrip trusteeship voor de Indonesische leiders zeer onduidelijk was. Op 1 oktober vertrok Tan Malaka dus uit Djakarta, vooreerst naar zijn adres onderzoek (Haynes en Klehr 1999:272-3, 2006:221-3; Romerstein en Breindel 2000:295-6, 467) bevestigt dat zij lid was van de Communist Party of the United States en in de oorlog actief werd als Sovjet-agente. Zij leverde haar gegevens aan een Sovjetspion. Foster (1980:166-7) verschaft een eigen visie op de overdracht van haar rapport – een onschuldige zaak – dat door Manuilsky de Oekraïnse vertegenwoordiger in de Veiligheidsraad uitgebreid werd benut in zijn bijdrage aan het eerste Indonesiëdebat daar. FRUS 1945, VI:1178-80 bevat de rapportage van Kennedy in Washington over zijn ervaringen (‘Memorandum of conversation, by the Chief of the Division of Southeast Asian Affairs (Moffat)’, 6-12-1945). Hij bezocht Batavia in september en oktober. Hij maakte het eerste contact met Soekarno. De door Tan Malaka verwoorde voorstellen keren hier niet terug. Jarvis in Jail III:242, note 24 suggereert dat de Amerikaanse vertegenwoordigers intelligence-officieren of journalisten zijn geweest, die met de Britse vloot waren meegekomen en al aan land waren gegaan. 223 Hanna 1959:19. Hanna noemt geen bron. Hij kende het derde deel van Dari pendjara ke pendjara niet, noch het in de Amerikaanse archieven bewaarde verslag. Kennedy of Foster moet dan wel de bron zijn – maar wisten die later dat Tan Malaka aanwezig was geweest? 224 Raliby 1953:344, ook opgenomen in Pendjara III:139, Jail III:205. Tan Malaka weerlegt deze beschuldiging moeiteloos. In september 1945 had hij nog nooit van een trusteeship gehoord, en de aanwezigen waarschijnlijk ook niet. Zijn derde punt was duidelijk in tegenspraak met zijn beweerde steun hiervoor. Tenslotte kon hij naar zijn levenslange inzet voor Indonesië’s onafhankelijkheid verwijzen (Pendjara III:66; Jail III:104).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

101

in Bogor. In Djakarta logeerde hij, volgens Hatta, eind september bij Soekarni, die Tan Malaka als zijn ‘god’ beschouwde. En roddelt Hatta: ‘Later hoorde ik dat in het huis van Soekarni altijd een kamer gereserveerd was voor Tan Malaka, waarin slechts hij mocht slapen. Wanneer Tan Malaka er niet was, bleef de kamer beslist leeg.’225 De redenen van zijn vertrek waren, volgens Tan Malaka, zijn vrees voor een spoedige Engelse bezetting van de stad, en zijn wens het volk buiten de hoofdstad te organiseren.226 In Bogor bleef een gestage stroom bezoekers uit Djakarta hem om raad vragen. Minister Iwa zou hem diverse malen hebben opgezocht.227 De Prapatanstudenten zonden ook nog een delegatie naar Tan Malaka, geleid door Tadjuludin. Tan Malaka leraarde hen over de te volgen koers, die hij samenvatte als ‘We must follow a nationalist policy with a very deep cut into socialism’. Sjahrir was zeer gecharmeerd van deze korte formulering, toen Tadjuludin deze aan hem overbracht.228 Ook Sjahrir zelf ging naar Bogor voor raad en overleg, vergezeld van Mentengpemuda, onder wie Soekarni, Adam Malik en Maroeto Nitimihardjo. Er werd lang overlegd, als groep en tussen Sjahrir en Tan Malaka. De groep werd het blijkbaar eens over een vage formule: ‘samen strijden voor dat wat al is geproclameerd en alle energie inzetten voor de verdediging van de Republik, die al een feit is’. In de praktijk hield dat in dat Sjahrir beloofde het voorzitterschap van de KNIP op zich te nemen. Tan Malaka zou hem adviseren en steunen op de achtergrond, buiten de openbaarheid.229 Volgens Maroeto vond Tan Malaka het onvermijdelijk Djakarta op te geven. De stad was onverdedigbaar. De pemuda konden moeilijk instemmen met zijn voorstel om de krachten te concentreren in het binnenland. Tan Malaka 225 Hatta 1974:6. Ook Halim 1981:38 noemt Soekarni’s verering als voor een ‘god’. Soekarni was niet opgepakt bij de Japanse raid op Menteng 31, maar zal ongetwijfeld op de zoeklijst van de Kempeitai hebben gestaan. Adam Malik was thuis opgepakt; Soekarni zou daar ook voor moeten vrezen. Was Iljas Hussein te onbekend, en aldus wel veilig onderdak in Soekarni’s huis? De voorzorg die Tan Malaka’s tweede natuur was geworden, zal hem niet naar het logeeradres bij Soekarni hebben gebracht. Hatta roddelt hier wellicht dus echt, uit oprechte hekel aan Tan Malaka en Soekarni. Soekarno’s lijfarts vroeg Hatta in 1978, na lezing van het eerste deel van mijn Tan Malaka-biografie of het juist was dat Hatta geen vriendschappelijke gevoelens voor Tan Malaka koesterde. Hatta bevestigde dat volmondig (R. Soeharto 1982:33-4). Hatta had wel lof voor Tan Malaka’s ‘rechte ruggengraat’. Hij legde zich neer bij een meerderheidsbesluit, maar boog niet voor een persoonlijk bevel. ‘Hij trotseerde zelfs Stalin’ (brief Hatta aan Anak Agung, Djakarta, 18-12-1964, in Hatta en Anak Agung 1987:140). 226 Pendjara III:52, 67; Jail III:83, 105. 227 Nasution 1977, II:531. 228 Aboe Bakar Loebis 1995:168-9, overgenomen in Engelen et al. 1997:250. Dit bezoek wordt niet gedateerd en vond waarschijnlijk na 1 oktober plaats. 229 Adam Malik 1975:102, 1980b:4. Deze laatste bron laat deze afspraak worden gemaakt in Serang, in plaats van Bogor. Ook in Soejono Martosewojo 1984:180.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

102

Verguisd en vergeten

maakte wel indruk als militair strateeg.230 In het gesprek onder vier ogen zou Tan Malaka, volgens Sjahrir, hebben voorgesteld dat hij, Tan Malaka, president en Sjahrir eerste minister zou worden. Sjahrir zou de portefeuilles van defensie, economische zaken, binnen- en buitenlandse zaken onder zijn beheer krijgen. ‘Sjahrir would practically be dictator and he [Tan Malaka] only nominal head.’231 Sjahrir weigerde niet rechtstreeks, maar stelde voor dat Tan Malaka op een rondreis over Java zich een indruk zou verschaffen van de populariteit en bekendheid van Soekarno en hemzelf. Als hij maar tien procent van Soekarno’s populariteit zou genieten, zou Sjahrir al serieus overwegen op Tan Malaka’s voorstel in te gaan.232 Volgens Sjahrir waren Tan Malaka en hij als Sumatranen onbekend, en was het daarom beter Soekarno en Hatta te steunen. Tan Malaka was daartegen; Soekarno zou als collaborateur door de geallieerden worden berecht en de onafhankelijkheid zou als een Japans maaksel worden afgedaan.233 Sjahrirs positie was in deze periode, begin oktober, doorslaggevend in de politieke verwikkelingen op centraal niveau. De Britten waren op 29 september eindelijk geland in Djakarta, maar waren volstrekt niet toegerust om een effectief bestuur te vestigen in Indonesië, dat heel laat in de oorlog van het gezag van Douglas MacArthurs Amerikaanse Southwest Pacific Command naar Mountbattens Britse Southeast Asia Command was overgebracht. Mountbattens troepen ontbrak het aan mankracht, materieel en kennis om het nieuwe gebied te besturen, een gebied dat ook nog eens in een moeilijk te doorgronden staat van onrust verkeerde. Al heel spoedig bleek dat van een korte interimperiode van Brits bestuur en een soepele overdracht aan het Nederlandse bestuur geen sprake kon zijn. Mountbatten voorzag dat 230

Hadidjojo Nitimihardjo 1989:32-3. Mrázek 1994a:305 citeert hier een interview van Kahin met Sjahrir, 15-2-1949. De gegevens eruit zijn ook, maar zonder de zegsman, te vinden in Kahin 1952:148-9. 232 Mrázek 1994a:305, volgens een interview van Kahin met Soedarsono op 31-12-1954. Soedarsono, in Idrus Nasir Djajadiningrat 1958:52-3, zegt dat Sjahrir ronduit weigerde. Burhanuddin 1980:65, die optekent wat hij van Sjahrir eind november 1945 hoorde, situeert Tan Malaka’s verzoek in Serang, nadat Sjahrir KNIP-voorzitter was geworden. Sjahrir zou de KNIPleden moeten overtuigen van de noodzaak Soekarno te vervangen; Tan Malaka was bereid in zijn plaats te treden. Tijd en plaats lijken mij onjuist. In de diverse bronnen over de contacten tussen Tan Malaka en Sjahrir in oktober 1945 is soms sprake van slechts één ontmoeting in Bogor of Serang, en dientengevolge worden ook de gespreksonderwerpen van beide bijeengebracht. Adam Malik 1975:101-2 heeft het alleen over Bogor, maar in Adam Malik 1980b:4 noemt hij Bogor en Serang. Soebadio Sastrosatomo 1987:95 en Aboe Bakar Loebis 1995:169 schrijven slechts over Serang, overgenomen in Engelen et al. 1997:250. De laatsten situeren Tan Malaka’s voorstel tot Soekarno’s vervanging in Serang, waarbij Loebis de tien procent zelfs nog halveert. Loebis haalt als zijn zegsman de in Serang aanwezige Djamil aan, die verwijst naar een gesprek onder vier ogen van beide leiders. Sjahrirs verslag moet hij dan verkeerd gedateerd en gesitueerd hebben. 233 Djoeir Moehamad 1997:95, die zich baseert op informatie van Djohan Sjahroezah. 231

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

103

zijn taak tot ontwapening en afvoer van 73.000 man Japanse troepen en de opvang en evacuatie van meer dan honderdduizend Europese krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden grote problemen zou ondervinden zonder Indonesische medewerking. De Nederlandse onverzoenlijke houding en de maatregelen die daaruit zouden moeten voortvloeien werden niet ondersteund door een Nederlandse militaire macht van evenredig niveau. De Britten moesten hun beleid aanpassen aan hun mogelijkheden. Bij de landing op 29 september legde bevelhebber Philip Christison dan ook een verklaring af waarin hij de Britse doelen beperkte tot de Japanse troepen, de geallieerde geïnterneerden en het handhaven van rust en orde. De Britten zouden zich niet mengen in Indonesische binnenlandse aangelegenheden en vroegen aan alle partijen – dus ook de Republik – om hun medewerking. De Britse troepen zouden slechts Djakarta, Soerabaja, Medan en Padang bezetten. Nederland reageerde zeer boos en meende dat de Brits-Nederlandse afspraken van 24 augustus over de bezetting van Indonesië waren geschonden. Aan de andere kant werd voorlopig de dreiging weggenomen van een Brits optreden tegen de Republik. Deze verkreeg een soort erkenning van de Britten en het gevreesde optreden tegen Japanse collaborateurs was van de baan.234 De medewerking van de Republik kregen de geallieerde bezetters, voorzover de Republik in staat was zijn onderdanen te gezeggen. En daaraan mankeerde veel. Het kabinet ontbrak het nog steeds aan daadkracht; de demonstratie op het Ikadaveld had dat aan de ingewijden nog eens laten zien. De nauwe contacten van vele ministers met de Japanse bezetter hadden in de eerste weken van de Republik een zeker voordeel, konden ook hun politieke tegenstanders en sommige pemuda wel toegeven, maar met de komst van de Britten werd dat snel minder. Het voordeel werd zelfs een nadeel; hun verleden en hun autoritaire denkbeelden schaadden nu het aanzien van de Republik. De Britten zeiden dan wel zich buiten de interne Indonesische zaken te houden, maar het kon niemand ontgaan dat het Nederlandse bestuur onder geallieerde koepel terugkeerde, en dat Nederlandse militaire eenheden werden gerekruteerd uit ex-geïnterneerden, Indo-Europese jongeren en ex-KNILmilitairen van Indonesische achtergrond. Na de komst van de geallieerden bleef de regering bij haar voorzichtige, afwachtende koers, tot chagrijn van de pemuda in Djakarta. Buiten Djakarta was de macht van de regering vaak slechts symbolisch. De eigen lokale omstandigheden bepaalden hier de gang van zaken. Het patroon was in eerste instantie als in Djakarta en liep zelfs wel daarop vooruit: symbolische daden als het hijsen van de rood-witte vlag en het schilderen van leuzen, de overname van nutsbedrijven en transportmiddelen en massademonstraties. 234

Anderson 1972:131-7. Het belang van Christisons verklaring en zijn gevolgen wordt door Anderson benadrukt. De reikwijdte ervan werd door de Republikleiders niet meteen zo ervaren.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

104

Het vervolg was de daadwerkelijke machtsovername, met de overdracht, goedschiks of kwaadschiks, van de Japanse wapenarsenalen. De geallieerde landingen gaven een extra impuls aan deze volgende stap. De pemuda hadden wapens nodig om de Republik te verdedigen; de Japanse troepen kregen directe opdrachten van geallieerde zijde om in te grijpen tot behoud of herstel der status-quo. De eerste botsingen tussen Japanse troepen en Indonesische pemudastrijdkorpsen dateren al van eind september, maar bereikten een ongekende hevigheid in oktober en november: de ‘bersiap’-periode – ‘siap’ is de strijdkreet en oproep om ‘gereed’ te staan – met zijn ‘bloodshed, violence and terror’. In dit proces vielen Soerakarta en Djokjakarta al begin oktober in Indonesische handen en werd in Bandoeng op 10 oktober het aan flinke erosie onderhevige Japanse gezag hersteld, zonder overmatig bloedvergieten. In Semarang kwam het tot zes dagen felle strijd, met talloze slachtoffers en wederzijdse excessen. Op 19 oktober had het Japanse leger de stad weer in handen. Soerabaja spande de kroon qua inzet en wapengeweld. Japanse troepen lieten de stad op 4 oktober grotendeels over aan de pemuda. Anarchie heerste; nog aanwezige Japanners, de eerste geallieerde waarnemers, die een landing voorbereidden, en ex-geïnterneerden, uit het binnenland naar Soerabaja getrokken, werden op grote schaal het slachtoffer.235 De Japans-Indonesische confrontatie droeg er nog verder toe bij, in de ogen van de pemuda, het ministersteam van de Republik in diskrediet te brengen. Hun conclusie was dat de regering moest worden vervangen. Er waren andere leiders en andere structuren nodig. Sjahrir was de aangewezen man om deze verandering vorm te geven, zowel in zijn persoon als in structuur. Hij kon bogen op een smetteloos verleden. Een vooroorlogs leiderschap in een militante partij die hem vele jaren ballingschap opleverde in Digoel en op Banda, gevolgd door afzijdigheid van de Japanse bezetter. Hij had een kring jonge vertrouwelingen om zich heen vergaard op zijn rondreizen over Java, op wie hij kon rekenen. Hij had hen in ideologisch opzicht gevormd in radicaal-socialistische zin, maar hij kon daarnaast rekenen op goodwill van communistische en radicaal-nationalistische pemuda, en ook van de Parikernen, met al hun overlapping en vloeiende begrenzingen in de eerste revolutiemaanden. Daarnaast was hij acceptabel voor de oudere leiders; Hatta was in het koloniale Indië zijn partijgenoot en medeballing. Sjahrir had geaarzeld over en getwijfeld aan de levensvatbaarheid van de Republik, die hij misschien wel als een doodgeboren Japans kindje zag. Hij had afstand bewaard en geen belangrijke functie willen aanvaarden, hoewel hij zich wel liet betrekken bij de besluitvorming op het hoogste niveau in de regering. Maar begin oktober zag hij, ook onder aandrang van de pemuda

235

Anderson 1972:125-30, 138-55.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

105

Sjahrir (links) en Amir Sjarifoeddin

in Djakarta, de noodzaak in om de koers te verleggen tot behoud van de Republik. Twijfels bleven hem overigens plagen, en het overleg met Tan Malaka in Bogor begin oktober was ook bedoeld om een koers te bepalen. Bij die gelegenheid wees Sjahrir het vervangen van Soekarno en Hatta af. Hij was tot de conclusie gekomen dat hun positie en daarmee ook de waarde voor de Republik te belangrijk was; de volkssteun voor vooral Soekarno maakte zijn afzetting een irreële zaak. Het terugbrengen van Soekarno’s overheersende positie, zoals vastgelegd in de Grondwet, tot een meer ceremoniële taak, leek Sjahrir een haalbare weg. De werkelijke macht zou dan bij de eerste minister – en dat moest Sjahrir dan zijn – berusten. De vage omschrijving van de taken van de KNIP, in de overgangstijd tot de vorming van een volwaardig gekozen parlement, opende in dit opzicht mogelijkheden; wijziging van de Grondwet was zonder gekozen parlement onmogelijk. Op 7 oktober stuurden vijftig leden van de KNIP een petitie aan Soekarno en Hatta, waarin zij vroegen de KNIP de bevoegdheden te verschaffen van een volwaardig parlement. Tot de initiatiefnemers die al eind september het eerste overleg hierover voerden, behoorden Soekarni, Adam Malik, Sjahrirs vertrouweling Soebadio Sastrosoetomo, Soepeno, Sakirman en het echtpaar Mangoensarkoro. Bij inwilliging zou het vervolg een motie van wantrouwen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

106

Verguisd en vergeten

tegen het kabinet zijn, en Sjahrirs aanwijzing als nieuwe eerste minister. Voor het vastgelopen leiderschap van de Republik vormde het voorstel een uitweg. De Japanse ‘geur’ waarin de regeringsvorm stond werd weggenomen door een democratisch, parlementair model, dat de geallieerden moest aanspreken, en het zou mannen van onbesproken achtergrond bij het bestuur betrekken. Alleen in deze structuur zou Sjahrir zijn verantwoordelijkheid willen dragen; zo had hij het ook met Tan Malaka besproken en zo zal hij het na 7 oktober aan Soekarno en Hatta hebben duidelijk gemaakt. Toen de KNIP op 16 oktober bijeenkwam voor een tweedaags overleg, opende Hatta de vergadering en deelde mee dat de president had besloten de KNIP de gevraagde bevoegdheden toe te kennen. Bovendien werd een Badan Pekerdja (BP, Werkcomité) ingesteld, gevormd uit de KNIP, dat, gelet op de crisissituatie, de dagelijkse werkzaamheden van de KNIP zou uitvoeren. De Badan Pekerdja bleef verantwoordelijk aan de KNIP, dat zich met de grote lijnen zou bezighouden. Sjahrir en Amir Sjarifoeddin werden tot formateurs van de BP benoemd. Het idee van het werkcomité stamde van Amir, die het voorbeeld vond in de organisatie van de Indiase Congress Party. De discussies op 16 en 17 oktober waren verhit; pemuda en studenten roerden zich luidruchtig. De regering werd heftig bekritiseerd, evenals de KNIP-leiding. Soekarni diende een motie in, waarin hij om revolutionair KNIP-leiderschap vroeg, dat bereid was verantwoordelijkheid te dragen; bureaucratie diende uit het KNIP-functioneren te verdwijnen. Tijdens de zitting werd voorzitter Kasman Singodimedjo afgelost door Adam Malik. Soekarni trok tenslotte zijn motie in, en Sjahrir en Amir Sjarifoeddin kregen ook de taak een nieuwe KNIP-leiding te selecteren. Op 17 oktober werd de BPKNIP voorgesteld: vijftien mannen, met een meerderheid van Sjahriraanhangers, van onbesproken gedrag tijdens de Japanse bezetting, van wie vier twintigers: Adam Malik, Soebadio, Soepeno en Tadjuludin; Sjahrir was voorzitter, Amir vice-voorzitter. De KNIP werd uitgebreid; Sjahrir droeg 38 nieuwe leden voor en verzekerde zich zo van een meerderheid.236 Soekarni

236 Kahin 1952:151-3; Seperempat abad DPR 1970:18; Anderson 1972:170-5; Panitia Peringatan 75 Tahun Kasman 1981:141-2; Soebadio Sastrosatomo 1987:59-68; Mrázek 1994a:273-4; Rosihan Anwar 1995:87-8; Soejono Martosewojo 1984:174-6; Dwi Purwoko 1995:89-91; Hering 2002:3778; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:27-31. Deliar Noer en Akbarsyah 2005:39, 373 hebben geen lijst kunnen vinden van de 38 nieuwe leden. Soebagijo 1981a:153 laat Amir inspiratie vinden in de Nationale Conventie na de Franse Revolutie van 1789. De Kadt 1978:146-9 doet verslag van zijn ontmoeting met Sjahrir in Bandoeng. Sjahrir zocht hem daar op. De Kadt deed hem daar de gedachte aan de hand een ‘uitvoerend comité’ van het parlement te vormen, dat in Djakarta zetelde. Dat parlement moest de voorlopige regering, met ‘geestdriftige’ en ‘gedwongen collaborateurs’, in een situatie die volgens Sjahrir ‘een hopeloze warboel, een “gekkenhuis” was’, vervangen door een kabinet dat met het parlement zou samenwerken en zo een meer democratisch bewind zou doen ontstaan. Kiessling 1983:64-5 noemt, op basis van informatie van Soebadio,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

107

die het aftreden van Soekarno en Hatta wenste, legde zich neer bij de gang van zaken; de samenwerking met Sjahrir was hem meer waard.237 Sjahrir had wat wel een ‘silent coup’ werd genoemd gepleegd, gesteund door de pemuda in Djakarta. Het vervolg lag voor de hand: het gecompromitteerde kabinet zou moeten vallen. Sjahrir en Amir Sjarifoeddin leken dat te kunnen laten gebeuren. Overigens was deze hoofdstedelijke strijd om de nationale macht bij uitstek een zaak van de politieke elite: oudere, ervaren leiders en Djakartase pemuda. In de rest van het land gingen de zaken hun eigen gang en heerste de revolutie, die zich weinig gelegen liet liggen aan wettelijke kaders of orders uit Djakarta.238 De omschrijving ‘silent coup’, waarmee Anderson deze ontwikkeling kenschetst, was in feite misplaatst. Soekarno en Hatta hadden immers ingestemd met de nieuwe opzet, maar een andere keuze dan instemming was er niet.239 Na zijn keuze tot voorzitter van de BPKNIP vertrok Sjahrir met een grote delegatie, voor een bespreking met Tan Malaka. Dat zal rond 23 oktober zijn geweest.240 De afspraak was nu in Serang, waar Tan Malaka zich bezighield met de revolutie in Banten, en Tjeq Mamad adviseerde. Dit bezoek werpt licht op de verhouding Tan Malaka-Sjahrir toen, en het respect en het gezag dat hij genoot. Sjahrir nam de moeite de hoofdstad te verlaten voor het gesprek met de oudere, ervaren leider die hij ook aansprak met het respectvolle Minangkabause ‘Engku’.241 Hij kwam niet alleen; het gezelschap wat Amir en Sjahrir betreft de namen van de door hen voorgedragen BP-leden. Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 6-10-1980) noemt Amirs BP-inspiratie. Soebadio stond, volgens Rosihan Anwar 1983:111, zeer dichtbij Sjahrir, en was de man die ‘allerlei karweitjes moet opknappen voor Sjahrir’ (Nederlands), een non-conformist, die geen blad voor de mond nam. Over Soebadio ook Legge 1988:47-9. Sidik Kertapati 1964:175 vat deze ontwikkeling samen, die vooraf was besproken door de ‘rechtse socialist Sjahrir en de trotskist Tan Malaka in Bogor’. B.M. Diah 1992:212-6, KNIP-lid, schrijft in kritische zin over deze ontwikkelingen. Hij merkt ook op dat de niet aanwezige Sjahrir eerst aarzelde of hij KNIP-voorzitter wilde worden, omdat hem niet meteen duidelijk was dat in het verlengde van deze benoeming ook het premierschap lag. 237 Interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 6-10-1980. 238 Anderson 1972:187-9. 239 Kiessling 1983:57-61; Aboe Bakar Loebis 1995:116; Rosihan Anwar 2002:183 en Hering 2002:378-9 wijzen hier ook op. 240 Pendjara III:67; Jail III:106 noemt begin oktober. Tan Malaka vergist zich hier en scheidt de beide ontmoetingen, in Bogor en Serang, niet duidelijk. In zijn verslag over de besprekingen in Serang verwijst hij naar een door hem aangehaalde verklaring van de Britse premier Attlee in het Lagerhuis (Pendjara III:68; Jail III:106, 245, note 34). Deze blijkt op 17 oktober te zijn afgelegd. Soebadio dateert de ontmoeting meteen na de KNIP-zitting (Anderson 1972:281, volgens een interview van 4-6-1967) toen hij al BP-lid was (interview Djakarta, 6-10-1980). Soebadio Sastrosatomo 1987:95 en Rosihan Anwar 1995:93 houden het op eind oktober. Maroeto Nitimihardjo (interview Djakarta, 20-8-1980) merkt op dat Serang vrij was van Japanse troepen; deze vertrokken op 11 oktober. Uit Djalils (interview Djakarta, 24-8-1980) overzicht van Tan Malaka’s reisschema na de vergadering in Serang, resulteert een datum rond 23 oktober. 241 Mrázek 1994a:305, volgens zijn interview met Paramita Abdurrachman, 9-11-1987; Aboe

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

108

Verguisd en vergeten

telde omstreeks vijftien personen. Tot hen behoorden Soekarni, Adam Malik, Maroeto Nitimihardjo, Pandoe Kartawigoena, Soegra, Kartamuhari, Djohan Sjahroezah, Soedarsono, Kusnaeni, Sastra, Djamil, natuurlijk ook Djalil, die het bezoek had georganiseerd, en Chaerudin. Gastheer was Tjeq Mamad, die de vergaderzaal van de KNI ter beschikking stelde. De algemene situatie, na de landing van de Britten, was natuurlijk een belangrijk onderwerp van gesprek in het selecte gezelschap. Tan Malaka zelf schrijft hierover slechts dat de Britten, volgens hun premier Attlee, een ‘moral obligation’ ten opzichte van de Nederlanders hadden en het eens waren met de Nederlandse politiek om in samenwerking met de ‘gematigde’ Indonesiërs de ‘extremisten’ uit te schakelen. Hun bedoeling bleek duidelijk uit deze verklaring.242 Maroeto vat Tan Malaka’s toespraak samen: ‘Het is beter ons voor te bereiden op het verdedigen van Indonesia Merdeka. Wij hebben geen wapens, maar wel veel mensen, en veel pemuda, die allen bereid zijn te vechten. Het is alleen een kwestie van organisatie. Eén machinegeweer en kogels zijn voldoende; er is altijd aflossing.’243 Nog een andere bron is Hatta, die Sjahrirs weergave van Tan Malaka’s rede heeft vastgelegd. De politiek van Tan Malaka is gebaseerd op een politiek van verschroeide aarde. Als alle Nederlandse eigendommen in Indonesië met verbranding worden bedreigd, zullen de Nederlanders niet naar Indonesië terugkeren. Daarom moet worden begonnen met de inbeslagname van hun bezittingen, onder de dreiging dat ze alle in brand zullen worden gestoken, als ze als overheerser willen terugkeren. Leger en politie zijn niet nodig, volgens hem. Onze strijd is geconcentreerd op de massa, Tan Malaka wijst onderhandelingen met Nederland af. Onderhandelingen kunnen pas plaatsvinden na de Nederlandse erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid.244

De delegatie kwam ook met een concreet verzoek. Sjahrir vroeg Tan Malaka voorzitter te worden van een op korte termijn op te richten socialistische

Bakar Loebis 1995:169; interview Helen Jarvis met Aboe Bakar Loebis, 30-10-1972, in Jail III:245, note 33. 242 Pendjara III:68, ook 80; Jail III:106, ook 126. 243 Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. 244 Hatta 1974:10. Toen Hatta Sjahrir vroeg of hij van Soebardjo een kopie van het testament had ontvangen, wist deze van niets – ongeveer tien dagen na ondertekening, bij een vergadering van de Badan Pekerdja (Hatta 1974:8). Dit laatste is onjuist – tien dagen na ondertekening is omstreeks 11 oktober, de BP werd echter pas actief na 17 oktober. Sjahrir vertelde verder dat hij de volgende dag Tan Malaka zou gaan bezoeken in Bogor om hem advies te vragen over de te voeren politiek ten opzichte van de geallieerden (Hatta 1974:9). Sjahrirs verslag past bij de discussies tijdens de bijeenkomst in Serang, wellicht met enige toevoeging, ontleend aan latere uitspraken van Tan Malaka. Hatta vergist zich waar hij Bogor als plaats van handeling noemt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

109

partij. Sjahrir wilde zijn positie, die hij had verkregen dankzij de steun van de pemuda, die verdeeld en nog semilegaal opereerden, en de zwakte van de zittende machthebbers een steviger, duurzamer basis verschaffen; het zou een betrouwbare meerderheid in de KNIP en de organisatie van zijn aanhang op Java opleveren. De ontwikkeling in de richting van politieke partijen was aan de gang en niet te stuiten; het vooroorlogse politieke spectrum werd met een aantal nuances weer zichtbaar. Het ontstaan van politieke partijen toonde aan de buitenwereld ook het democratisch gehalte van de Republik; de machtspositie van Soebardjo zou verder kunnen worden aangetast. Het prestige en de aantrekkingskracht van de legendarische Tan Malaka zou de socialistische partij voordeel opleveren, zal de overweging zijn geweest. Tan Malaka was bovendien iemand die had getoond, en daarbij indruk had gemaakt, een strategie en tactiek voor de Republik te kunnen formuleren. Bij Sjahrir zullen daarover twijfels zijn opgekomen, blijkens ook de toonzetting van zijn verslag aan Hatta, maar tot een scheiding der wegen was het nog niet gekomen. Sjahrir was respectvol, Tan Malaka behandelde hem kameraadschappelijk.245 Daaraan had het eerdere beleefde afwijzen door Sjahrir van een presidentschap voor Tan Malaka niets afgedaan. Beiden dachten hetzelfde over Soekarno’s zwakke leiderschap en de schade die zijn ‘Japanse verleden’ de Republik berokkende. Sjahrir achtte echter het vervangen van Soekarno – en wellicht Hatta – een onhaalbare en nog nadeliger zaak, gelet op zijn steun onder de Javaanse massa. Tan Malaka, Sjahrir en Hatta, allen Minangkabauers, zouden die nooit kunnen evenaren. Volgens Sjahrir was Tan Malaka inderdaad ook tot die conclusie gekomen in de paar weken tussen de ontmoetingen in Bogor en Serang; Soekarno was ‘necessary’.246 Het verzoek voorzitter te worden, wees Tan Malaka af, om twee redenen. Het was daarvoor nog niet de tijd omdat de situatie waar we voor stonden nog niet duidelijk was. (Het kon oorlog worden, het kon vrede worden. In oorlogstijd is het onjuist om verschillende partijen op te richten.) Maar wat mij wel duidelijk was, was dat als een partij werd toegestaan te worden opgericht, dat de dag daarna zeker andere partijen zouden ontstaan, zoals paddestoelen in de regentijd. Al deze partijen, van verschillende groepen en aard, zouden met zeer veel moeite op één lijn kunnen worden gebracht 245

Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. Mrázek 1994a:306, die interviews van Kahin met Sjahrir (15-2-1949) en Soedarsono (3112-1954) hierover aanhaalt. Anderson 1972:281-2 twijfelt aan Tan Malaka’s voorstel tot machtsovername. De afwijzing ervan zou tot een breuk tussen Tan Malaka en Sjahrir moeten hebben geleid en dat geschiedde niet – aldus Andersons twijfel. Maar, zoals gezegd, het betrof hier geen principieel verschil van mening. De voor- en nadelen en gevolgen van het vervangen van Soekarno bleven onderwerp van beraad. De instelling van de Badan Pekerdja en de parlementaire bevoegdheden van de KNIP in nieuwe samenstelling openden ook langs die weg mogelijkheden tot afzetting van Soekarno. 246

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

110

Verguisd en vergeten tegen de vijand, bij een vijandelijke aanval op de Republik. Nu de politieke situatie nog niet duidelijk was, was het beter de bestaande regering te versterken met de revolutionaire leiders die nog buiten de regering stonden.247

Tan Malaka herhaalt dus zijn eerdere standpunt, en ook zijn ‘sollicitatie’ naar een regeringsfunctie. Bij het concrete verzoek een socialistische partij te leiden, verwees Tan Malaka naar zijn houding sinds twintig jaar. ‘Ik wil geen partijgenoot zijn van socialisten, die in meerderheid nog een compromis willen bereiken met kapitalisme en imperialisme.’248 Volgens Maroeto zei Tan Malaka het nog pregnanter: ‘Ik kan het niet, ik ben communist’.249 Tan Malaka merkt op dat Sjahrir tijdens het overleg de gehele avond niets zei.250 Dat lijkt overdreven en onwaarschijnlijk; wel was Djohan Sjahroezah blijkbaar de meest actieve vragensteller. Na zijn terugkeer vertelde deze aan Aboe Bakar Loebis, na de nodige aandrang, dat hij was teleurgesteld in de eerder zo bewonderde leider. Zijn antwoorden toonden zijn ‘grote ego’. In de discussie bijvoorbeeld noemde hij zichzelf ‘TM’. Djohan leek zijn idool te hebben verloren.251 Aan zijn geestverwant Ali Boediardjo vertelde Sjahrir dat hij Tan Malaka als een ‘fantast, trotskist en irrealistisch’ beschouwde.252 De breuk was definitief. Naast deze vergadering in kleine kring vond ook in groter verband een bijeenkomst plaats, waar Tan Malaka de Bantense radicalen en hun geestverwanten uit Djakarta en omgeving toesprak. 247

Pendjara III:68; Jail III:106, zo ook Pendjara III:141; Jail III:208; ook in Hasyim Darif 1993:867. In Hadidjojo Nitimihardjo 1989:34 zegt Maroeto dat Tan Malaka in eerste instantie niet afwijzend stond ten opzichte van Sjahrirs partij. Pas met de komst uit Nederland van anti-TanMalaka-socia­listen en onder invloed van de door Sjahrir op een zijspoor gerangeerde ex-ministers Yamin, Iwa en Soebardjo werd Tan Malaka negatiever. 248 Pendjara III:68; Jail III:106. 249 Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. 250 Pendjara III:68, 80; Jail III:107, 126. 251 Aboe Bakar Loebis 1995:170, overgenomen in Engelen et al. 1997:250; interview Helen Jarvis met Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 30-10-1972. Uit Djohans latere contacten met Tan Malaka kan worden afgeleid dat de teleurstelling nog niet tot een breuk had geleid. Over Djohan Sjahroezah: D. Anderson 1976a:150, note 129; Legge 1988:46-7, 60-5; Frederick 1989:260; Djoeir Moehamad 1997:348-57. Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) noemde voor deze periode Djohans rol van groot belang. Zijn talent lag vooral in het winnen en scholen van kaders, minder in organisatorisch werk. Hij was een goed kenner van het marxisme en veel van zijn recruten werden later prominent inPKI en Partai Murba. Volgens Wasid Soewarto 1993:58-9, die eigen herinnering en die van anderen raadpleegde, benoemde Tan Malaka zichzelf nooit als ‘TM’. Hasyim Darif 1993:85 bevestigt dit. 252 Interview Ali Boediardjo, Djakarta, 16-5-1996. Herinneringen van overige deelnemers aan het overleg in Serang voegen aan het hier gegeven overzicht niets wezenlijks toe: Soekarni in Peringatan sewindu 1957:106-7; interviews Helen Jarvis met Djalil, Djakarta, 1-11-1972; Tjeq Mamad, Serang, 4-11-1972; Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972; mijn interviews met Djalil, Djakarta, 21-8-1980; Adam Malik, Djakarta, 22-8-1980 en Tjeq Mamad, Djakarta, 26-9-1980. Hierover ook Bermawi Said 1950:22.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

111

De besprekingen in Serang sloten een periode af. Tan Malaka had zich intensief, maar achter de schermen, bemoeid met de politiek op het centrale niveau in Djakarta. Toen hij uit Bajah naar Djakarta vertrok, was hij zelfbewust genoeg om zichzelf een rol als proclamator toe te delen. Angst en wantrouwen van hemzelf en zijn geestverwante pemuda hielden hem verre van de Proclamatie. In arren moede kwam hij terecht bij Soebardjo, die zijn eigen doeleinden nastreefde, en Tan Malaka daarin wilde gebruiken. Het duurde lang, ook door een bezoek aan Banten begin september, voor Tan Malaka Soebardjo’s afscherming doorbrak. In hoog tempo volgde nu de kennismaking met Soekarno, pemuda als Soekarni en Malik, en Sjahrir. Hij zag voordeel in het verkrijgen van een testament, getekend door Soekarno en Hatta, dat hem mede aanwees als hun opvolger, en had zijn aandeel in het hoogste overleg in de Republik. Het weifelmoedige optreden van Soekarno moet hem zeer zijn gaan tegenstaan. Hij bleef echter incognito. In plaats van zich op 1 oktober aan het hoofd te stellen van de pemuda, die in hem hun leidsman zagen, en met Sjahrir op te trekken tegen het kabinet, dat alle krediet had verspeeld, trok hij zich terug uit Djakarta. Op afstand gaf hij advies, en was bereid Soekarno’s positie in te nemen. Hij speelde aldus zijn rol in de paleismanoeuvres in Djakarta; een elitepolitiek, die hij zou gaan verafschuwen. Hij had een programma, droeg dat uit, maar verzuimde zijn eigen persoon in het openbaar in te zetten om daarvoor steun te verkrijgen in welke organisatorische vorm dan ook. Een deel van de verklaring ligt in zijn verleden als opgejaagde banneling, dat een stempel op zijn persoonlijkheid had gedrukt. Voor de overgang van een illegaal bestaan naar een publiek optreden leek hij terug te deinzen. Hij moest in dat opzicht allerlei remmingen overwinnen. Dat leidde er ook toe dat hij in concrete situaties te lang aarzelde en zo het goede ogenblik liet voorbijgaan. Als politicus in de praktijk was hij daardoor gehandicapt en zelfs onbekwaam. Hij was meer een leidsman, een onderwijzer, dan een politicus, die in de dagelijkse problemen de juiste beslissingen neemt. Hij besefte dat wellicht ook zelf toen hij Sjahrir voorstelde samen de topposities in de Republik te bezetten: Sjahrir als ‘dictator’, en Tan Malaka als ‘ceremoniële’ president, die de grote lijnen zou uitzetten, in woord en geschrift, en zijn volk zou mobiliseren voor de nieuwe, socialistische Indonesische maatschappij. Hij kreeg die kans niet van Sjahrir en een soortgelijke functie, op iets lager niveau, als voorzitter van een socialistische partij, weigerde hij. De motieven voor zijn afwijzing lijken oprecht, maar hij liet hier wel de kans liggen om, voor zo lang als het zou duren, de machtigste groep op centraal niveau te leiden. Hij had dan de kans zijn politiek program te verwezenlijken, ook door een kabinet te laten vormen met zijn geestverwanten. Een voorzitterschap zou hem ook de middelen hebben verschaft om landelijk een sterke organisatie te grondvesten.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

112

Verguisd en vergeten

Tan Malaka koos een andere weg, uit desillusie met het politieke bedrijf op centraal niveau? Hij inspireerde revolutie aan de basis, in Banten. Toen hij in Serang was, eind oktober, leek dat in Banten een succes. Andere regio’s waren in soortgelijke staat van woeling. En, belangrijker nog, in de Javaanse steden was sprake van een ongekende massabeweging, waarbij de pemuda zich met ontembare strijdlust keerden tegen de gaande Japanse en komende geallieerde macht, vóór een Indonesia Merdeka. Zijn uitspraak dat één machinegeweer en kogels voldoende waren voor de overwinning leek niet uit de lucht gegrepen. In het vertrouwen daarop ging Tan Malaka op reis, op zoek naar de revolutie aan de basis. Hij was nog niet zo ver dat hij zijn legendarische reputatie, waarvan hij zich steeds meer bewust werd, wilde verbinden aan de pemudarevolutie. Die strijd waarin leuzen en symbolen zo’n grote rol speelden zou een extra impuls hebben gekregen met Tan Malaka als spiritueel leider. Manifesto Djakarta In het paviljoen op Soebardjo’s erf en tijdens zijn reis in Banten schreef Tan Malaka Manifesto Djakarta, dat hij aan het slot dateerde op Djakarta, 7 september. Daar werd tevens vermeld: ‘goedgekeurd door de hoofdleiding’ van de Pari. Die leiding bestond uit één persoon, Tan Malaka zelf, die op dat tijdstip nog niet wist of er nog Pari-aanhang of -kernen bestonden. Het manifest kende geen auteur, maar verwees wel diverse malen naar Tan Malaka; als oprichter van de Pari met wijlen Soebakat en Djamaloeddin Tamin,253 en als auteur van diverse brochures en boeken, die deels nog niet waren verschenen.254 Met deze aanwijzingen en gelet op de inhoud is Tan Malaka’s auteurschap aan geen twijfel onderhevig. In september 1945 op Java zal zo’n conclusie niet meteen zijn getrokken. Tan Malaka’s verblijf op Java was nog onbekend en zijn clandestiene politieke daden en geschriften waren nauwelijks, en dan nog in verminkte vorm, bekend. Het Manifesto is interessant. Het is een, niet door anderen en hun poli253

Siaran Pari, p. 7. Soebakat werd als wijlen aangeduid; de goede verstaander zou wat Tamin en Tan Malaka betreft kunnen afleiden dat deze nog leefden. De naamsvolgorde: Soebakat, Tamin, Tan Malaka is dan ook curieus. Waarom de belangrijkste oprichter als laatstgenoemde? Of werd hier een beleefdheidsconventie in acht genomen, die de schrijver meteen onthulde? Ik verwijs naar de tweede druk; de eerste gedrukte versie, die onder gewijzigde titel werd uitgegeven. De inhoud is hoogstwaarschijnlijk gelijk aan de eerste druk, op een toegevoegd ‘voorwoord’ na. De eerste druk bleek onvindbaar. De catalogus van Cornell University vermeldt een eerste druk, maar hier is sprake van de herdruk door Pustaka Murba. 254 Siaran Pari, p. 8 (Aslia bergaboeng), 12, 21-2 (Naar de ‘Republiek-Indonesia’, Semangat moeda, Massa actie), 23 (Madilog).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

113

tieke overwegingen, beïnvloede uiting, de eerste samenhangende visie na de Proclamatie op de toekomst van de Republik. Op die samenhang is overigens, en begrijpelijk, nog wel wat af te dingen. Het bevat een utopisch toekomstperspectief, een herhaling en uitwerking van de ideeën uit de brochure Massa actie (1926), orthodox-communistische standpunten en een analyse van het nieuwe internationale krachtenveld en positie en koers van de Republik daarin. Die heterogene inhoud is blijkbaar met enige haast achter elkaar gezet. De brochure opent: ‘Pari vroeger: Partai Republik Indonesia (nu een openbare naam). De afkorting is nu: Proletaris Aslia-Republik International (de betekenis van de geheime naam)’.255 De naam Pari heeft een ruimere en diepere betekenis gekregen, zonder de proletarische en internationalistische beginselen te verloochenen. Het ‘werkgebied’ echter is op basis van geografische en etnologische gegevens uitgebreid tot Aslia, een samentrekking van Asia en Australia. Aslia omvat Birma, Thailand, Annam, de Philippijnen, Malakka, de Indonesische eilanden en tropisch Australië, landen die qua klimaat overeenkomen, en waarvan de bewoners aan elkaar verwant zijn en in sociaal, politiek, historisch, economisch en psychologisch opzicht dicht bij elkaar staan. Met Indonesië als kern en aanvang moet Aslia een soevereine Republiek worden waarin het werkende volk, proletariaat, de massa, of moerba, in Tan Malaka’s term, de hand- en hoofdarbeiders, de macht uitoefenen en eigendom, productie, distributie, loon en sociaal leven regelen, op basis van samenwerking (gotong-rojong) en gelijkheid, ‘zoals al in Minangkabau in de praktijk gebracht toen dat nog een onafhankelijk land was’. Op vrijwillige basis zou Aslia tot stand moeten komen, te beginnen met een unie van Indonesië en de Philippijnen. Aslia zou daarna als een van de acht tot tien reuzenfederaties – met Noord-Amerika, China, Sovjetunie, West-Europa, Hindoestan-Iran, Afrika, gedeeld of ongedeeld, en mogelijk Zuid-Amerika – deelnemen aan een internationaal verband. De grote federaties, gegrondvest op onafhankelijkheid, gelijkheid en economische kracht waarborgen, ook door hun internationale samenwerking, de onderlinge vrede. De steeds nauwere contacten zullen ooit leiden tot een ‘homogeen internationalisme’.256 Dit toekomstperspectief is ongetwijfeld samengevat uit Aslia bergaboeng, een manuscript dat verloren is gegaan. Het is utopisch, maar heel serieus bedoeld en past in de golf van blauwdrukken van een nieuwe wereldorde, die na de wereldbrand verschenen. De rest van het Manifesto hield zich met meer concrete en actuele zaken bezig. Een terugblik, langs bekende lijnen, over de politieke beweging in de koloniale tijd – voor een deel goed georganiseerd, maar zonder band met de

255 256

Siaran Pari, p. 7. Siaran Pari, pp. 7-10. Op p. 27 verschaft Tan Malaka nog een lijstje van de federaties.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

114

massa, terwijl het de partijen voor de massa (PKI en Sarekat Islam) ontbrak aan kennis van de filosofie, techniek en strategie van de klassenstrijd, alsook aan geduld en discipline, wat hen dreef naar een putsch. In plaats daarvan hadden georganiseerde massa-acties – stakingen, massademonstraties, belastingweigering – moeten worden opgezet.257 De Japanse bezetting heeft geleid tot de allergrootste sociale omwenteling in de Indonesische geschiedenis, in slechts drie jaar. De koloniale economie is tot oorlogseconomie getransformeerd. Miljoenen boeren werden ingezet als romusha. Jong en oud werd opgeroepen voor werk in industrie of ingelijfd in verdedigingsorganisaties. Belangrijke functies in handel en bestuur werden overgenomen door Indonesiërs. In die omstandigheden verklaarde Indonesië op 17 augustus 1945 zijn onafhankelijkheid ‘vóór de gehele mensheid’. Het was een bijzonder tijdstip: ‘Een tijdstip dat als het ware uit de hemel viel: de oude machthebber (Japan) zal vertrekken, maar is nog niet vertrokken, de nieuwe(?) machthebber zal komen, maar is nog niet gekomen. Het Indonesische volk maakte slechts gebruik van zijn recht, een recht dat het toekwam, op een bijzonder tijdstip.’ Aan dit absolute recht kan niet worden getornd, dit ‘geboorterecht’ is onvervreemdbaar en ondeelbaar. Maar zullen de geallieerden de onafhankelijkheid erkennen? Zal het Atlantisch Handvest van toepassing zijn op het Indonesische volk? Die vraag zal worden beantwoord door de geschiedenis straks. Het antwoord ligt slechts voor een deel in handen van de geallieerden, en voor een ander deel in de handen van het Indonesische volk zelf.258

Ondanks het gebrek aan gegevens zet Tan Malaka zich vervolgens aan een bespreking van de politiek van de afzonderlijke geallieerden – Engeland, Amerika, China en Rusland – en hun toekomstige onderlinge verhouding, en vooral de mogelijke gevolgen voor de Republik. Engeland is zwaar getroffen door de oorlog; in- en uitvoer zijn tot stilstand gekomen en markten verloren gegaan. Het terugveroveren van de markten bepaalt mede het voortbestaan van Engeland als grootmacht. In Zuid-Afrika, Egypte en Hindoestan zal dat wellicht moeilijk zijn; om die reden zal Engeland proberen Indonesië binnen te dringen. De opstelling van de Labour Party is nog een vraagteken. Zal die verzet bieden tegen het eigen imperialisme, zwijgen, protesteren voor de vorm, of het zelfs steunen? Het ongeschonden Amerika heeft grote kansen op economische expansie. Het zal geïnteresseerd zijn in de olie, tin en rubber van Indonesië. Zal het

257 258

Siaran Pari, pp. 10-2. Siaran Pari, pp. 12-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

115

daarover directe controle willen uitoefenen of tevreden zijn met een gelijkwaardige handelsverhouding? Van Sovjet-Rusland is onbekend hoe de stand van zaken is. Hoe zwaar is de oorlogsschade en de productiecapaciteit aangetast? Hoe dan ook, het is niet mogelijk en niet nodig het lot van Indonesië te verbinden aan dat van Sovjet-Rusland, gesteld dat Rusland er mee instemt. De afstand is te groot, de landen grenzen niet aan elkaar, en Engeland en Amerika beheersen de oceanen. Een verbond tussen Rusland en Indonesië zou tot Brits-Amerikaans ingrijpen leiden en terugkeer tot koloniale status. Rusland kan zijn grondslag, het communisme, het best uitdragen door de Republik diplomatiek te erkennen. Elke verdere stap leidt niet tot Russisch voordeel en schaadt de Republik. In China heerst nog steeds onrust, wat de terugkeer van kapitaal van overzeese Chinezen vertraagt. In dat verband zouden China en Indonesië de instroom van Chinees overzees kapitaal en remigratie van Overzee-Chinezen uit Indonesië kunnen overeenkomen. Tan Malaka’s conclusie was dat Engeland mogelijk, met steun van Nederland, zich agressief zou keren tegen de Republik om zijn status als wereldmacht te handhaven. Amerika twijfelt over zijn koers; Indonesische samenwerking met de Philippijnen, ‘Uncle Sam’s foster child’, zou kunnen bijdragen aan een Amerikaanse erkenning. Van Rusland en China mag solide diplomatieke steun worden verwacht. Brits-Nederlandse plannen zouden, als Amerika zijn twijfel laat varen, geconfronteerd worden met bezwaren van Rusland, China en Amerika. De Indonesische diplomatie zou ‘zich moeten concentreren om Amerika op één lijn te brengen met Rusland en China’.259 Van utopist tot realist, Tan Malaka heeft er maar een paar bladzijden voor nodig. Zijn analyse, die hij nauwelijks kon baseren op betrouwbare informatie, snijdt hout. De centrale rol van de Verenigde Staten wordt vastgesteld. Illusies bij de grote groep Indonesische radicalen, socialisten en communisten, in een ongedifferentieerd mengsel, over een verbond met de Sovjetunie boort hij de grond in. De aandacht die hij hieraan besteedt, bewijst dat hij vermoedt dat die illusies worden gekoesterd. Tan Malaka formuleert vervolgens voorwaarden die de verdediging van de Republik zullen bevorderen. De eenheid tussen alle groepen van het volk moet worden gewaarborgd, zeker in de eerste periode, door een eenheidspartij, waarin overigens democratische spelregels moeten gelden. De onafhankelijkheid kan slechts duurzame steun verkrijgen, als aan de materiële behoeften van het volk wordt voldaan, waartoe een planeconomie moet worden gevolgd. Daarin is geen plaats voor buitenlands kapitaal, maar voor de

259

Siaran Pari, pp. 14-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

116

Verguisd en vergeten

regeling door de staat, volgens een economisch plan, van productie en distributie. In dit alles spelen de zware industrie en de arbeiders in de grote ondernemingen een hoofdrol.260 Tot slot gaat Tan Malaka in op de wijze waarop het volk kan worden gemobiliseerd tot verovering en verdediging van de onafhankelijkheid. In historische optiek veroordeelt hij het putschisme, en benadrukt hij de noodzaak van politieke bewustwording door duidelijke actie – demonstraties, stakingen – voor herkenbare doelen. In de periode van illegale activiteit, moet een partij natuurlijk contact hebben met de moerba. Die legale band is als de periscoop [Tan Malaka schrijft hier abusievelijk caleidoscoop] van een onderzeeboot, waarvan de machine onder het wateroppervlak werkt. Met behulp van een legale organisatie (vakbond of gematigde partij) kan de illegale partij de wensen van de moerba schatten en in hoeverre die al in het hele land worden gedeeld. Kortom, een illegale partij moet altijd een legale organisatie bezitten als waarnemingspost en meetpunt. De legale organisatie moet ook een illegale partij bezitten als laatste bolwerk in de strijd.

Een kundige leiding ook kent aard en eigenschappen van de moerba, die ook onderling verschillen, en past zijn actie dienovereenkomstig aan. ‘Een echte moerba-partij valt en staat met de moerba. Zij staat gezamenlijk aan één front met en in de moerba’. De leiding hanteert de wetten van materialisme, dialectiek en klassenstrijd. Na het bereiken van de onafhankelijkheid kan de moerba uiteenvallen; de bourgeoisie zal niet verder willen op weg naar een collectivistische maatschappij. Maar hun verzet kan dan tot een contrarevolutie leiden. Een arbeiderspartij als Pari mag hen niet buiten beschouwing laten; hun verzet kan de revolutionaire arbeidersbeweging afhouden van haar doel. Intelligentie en vastbeslotenheid zijn vereist voor de leiding van de strijd; eenheid en discipline van de moerba de sleutels tot het succes. De Republik moest in zijn strijd voor haar behoud economische, politieke, diplomatieke en gewapende middelen, op elkaar afgestemd, gebruiken.261 Dit is een moeilijk te duiden hoofdstuk. Is het slechts een historische terugblik, of gelden de zinsneden over illegale partij en legale mantelorganisatie ook voor het heden? De latere praktijk lijkt daarop te wijzen. En hoe verhield de ‘arbeiderspartij Pari’ zich met de eenheidspartij die in deze fase nodig werd geacht? Of moest de Pari illegaal functioneren naast die eenheidspartij? Of zelfs, zouden Pari en eenheidspartij kunnen samenvallen? Het boekje besluit met het Pari-programma, een werkprogram, een actieprogram en een aantal leuzen. Het programma telt tien punten. 260 261

Siaran Pari, pp. 20-1. Siaran Pari, pp. 21-5, citaten p. 22.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

117

1. Naar een proletarische republiek in Aslia. 2. Soevereiniteit bij het werkende volk. 3. Grond, grondstoffen en grote bedrijven in staatsbezit. 4. Productie en distributie op socialistische wijze. 5. Geleide economie ten uitvoer leggen. 6. Militie en vast leger op basis van werk voor levensonderhoud. 7. Praktisch-theoretische scholing. 8. Naar volksrechtspraak (jury en rechter). 9. Internationale ruil via een Internationaal Bureau. 10. Naar een wereldfederatie.

De meeste punten zijn al in de brochure genoemd – afkomstig uit de Asliautopie en de communistische theorie. De onderwijzer Tan Malaka brengt punt zeven in. Het zesde punt wil de band leger-maatschappij waarborgen. Het actieprogram, met maar drie punten, vroeg allereerst inzet voor een socialistische Republik Indonesia, en verder naar een proletarisch Aslia en een wereldfederatie, als tweede verzet tegen binnenlands kapitalisme en buitenlandse onderdrukking, en tot slot, in deze nogal ongelijksoortige opsomming, uitbreiding van het Pari-ledental op basis van 30% arbeiders in grote bedrijven, 20% arme boeren, 20% intellectuelen, stadsbewoners, handelaren, kantoorwerkers en anderen. Het werkprogram telde als eerste zes punten de organisatie van Pari in belangrijke plaatsen, en van de vakbeweging, boeren, defensie, jeugd en vrouwen. Verder het uitroeien van strooplikkers en verraders, actie tegen het moderne imperialisme, het leggen van contacten in Aslia en propaganda buiten Aslia. De vijf leuzen, telkens met drie uitroeptekens, in een oplopende mate van abstractie, luidden: leve de arbeiders met hand en hoofd; kom naar voren socialistische pemuda; vestig een proletarische Republik Indonesia; kom op voor de vestiging van Aslia; en, steun een rechtvaardige wereldfederatie.262 Het Manifesto Djakarta lanceert de Pari in de Republik. Van een geheime, vage en, buiten een kleine kring radicalen, vrijwel onbekende partij moest de Pari een massapartij worden, waarin de moerba werd georganiseerd. Het werkprogram stelde dat uitdrukkelijk als doel. De vraag hoe zich dit verhield met de eenheidspartij is al gesteld. De tegenstrijdigheid is wellicht terug te voeren op de zeer verscheiden inhoud van het Manifesto, en mogelijk de haast waarmee het is samengesteld. De kortstondige historie van de PNIStaatspartij, en Soebardjo’s opinie, kan hier een rol hebben gespeeld. Al de ambitieuze programma’s in het Manifesto zouden pas kunnen wor262

Siaran Pari, pp. 25-8. Een uitgebreide samenvatting in ‘Wat Tan Malaka wil’, Indische Documentatiedienst van A.N.P.-Aneta, 7-6-1946, pp. 42-6 (uit Padang Bode). Kort in Reid 1974a:88.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

118

Verguisd en vergeten

den verwezenlijkt als de Pari en zijn doeleinden zo breed mogelijk bekend werden. Het Manifesto was daartoe geschreven, maar toen Tan Malaka het afsloot, op 7 september, kende hij als geestverwanten slechts een aantal radicalen in Banten en een paar Kaigun-pemuda; de hoofdleiding die het Manifesto ondertekende, lijkt niet meer dan een eufemisme voor Tan Malaka. Bij zijn eerste contacten met Soekarni en Adam Malik kon hij hun zijn geschrift overhandigen. Soekarni zou er vervolgens voor hebben gezorgd, met hulp van Djohan Sjahroezah en Chaerudin, dat het manuscript in gestencilde vorm werd uitgegeven in Cheribon, via Sastrosoewirjo.263 Over de verspreiding schreef Tan Malaka ruim twee maanden later, in zijn voorwoord bij de tweede druk, dat het Manifesto over geheel Java was verspreid en zeer gunstig was ontvangen. Het leverde vele nieuwe strijders op, en oude strijdmakkers traden uit de illegaliteit in de openbaarheid.264 In Indonesische kranten en tijdschriften heb ik geen enkele verwijzing naar het Manifesto gevonden. Er is zelfs geen enkel exemplaar overgeleverd. Sjamsudin Tjan, uit de Mentenggroep, zegt dit stencil in handen te hebben gekregen. Hij liet het aan mr. Muhammad Yamin lezen, met de vraag of de auteur Tan Malaka zou kunnen zijn. Yamin was daar na lezing, gelet op opzet, stijl en terminologie, geheel van overtuigd. Hij vroeg Sjamsudin Tan Malaka op te sporen, die door andere bezigheden daarvan werd weerhouden.265 Meer gegevens over de ontvangst van het Manifesto ontbreken. Van verspreiding buiten de Mentenggroep in Djakarta en haar geestverwanten elders op Java zal nauwelijks sprake zijn geweest.266 Op rondreis Van Serang ging Tan Malaka terug naar Bogor, met de vaste begeleiders Chaerudin, Djalil en chauffeur H. Umar Sugondo. Er werd gesproken met lokale militaire autoriteiten als Haroen Kabier en A.K. Joesoef, de laatste bekend als een protégé van Iwa. Twee dagen later werd naar Krawang gereisd, via Tjileungsi en Tamboen als eerste etappe naar eindbestemming Djokja.267 263

Interviews Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980 en Adam Malik, Djakarta, 22-81980. 264 Siaran Pari, p. 3. 265 Brief Sjamsudin Tjan aan Helen Jarvis, Djakarta, oktober 1972. 266 Parket PG, ‘Inzake de PARI-groep’, 26-3-1949, in NA, PG 963, noemt pamfletten en documenten die in Soekaboemi kort na augustus 1945 werden gevonden bij Saleh Norman. Uit de korte inhoudsomschrijving blijkt dat het Manifesto hier ook bij was. 267 Interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980. Nasution 1977, II:321, 532 legt het verband JoesoefIwa. Joesoef noemde zich uit bewondering voor Iwa en zijn echtgenote, die een Lasjkar Rakjat

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

119

Krawang, aan de westzijde van Djakarta, was na de Proclamatie, evenals Tangerang aan de oostzijde, het slachtoffer geworden van chaos en oproer. Japanners, Chinezen en inheemse gezagsdragers werden het slachtoffer; zij vluchtten of werden vermoord. De uitbarsting werd enigszins onder controle gebracht door de traditionele ‘bendeleiders’, djago, de collega’s van de Bantense djawara. Zij grepen hun kans, en stichtten onder het vaandel van de Republik hun eigen rijkjes, die tot eigen profijt werden uitgebaat. Met de oproepen van Soekarno en Hatta tot rust en orde hadden zij vanzelfsprekend weinig op. Een welkome bondgenoot vonden zij wel in de radicale pemuda. De Mentenggroep ontdekte het potentieel in Djakarta’s ommelanden – manschappen, wapens, territorium en strijdlust; de djago omhelsden dankbaar de ideologische legitimatie van hun machtsgreep. Menteng richtte de Barisan Rakjat op om de organisatorische versnippering rond Djakarta te coördineren. Maroeto Nitimihardjo, Sjamsudin Tjan, Sidik Kertapati en M.H. Lukman werden hiermee belast. Sjamsudin Tjan hield zich vooral met de oostzijde van Djakarta bezig.268 De mobilisatie van aanhang voor de Republik was natuurlijk een vanzelfsprekend programmapunt van de pemuda. Al meteen na de Proclamatie waren afgezanten naar de regio gestuurd, naar Banten bijvoorbeeld, zoals al beschreven. Belangrijker was echter allereerst de overname van de hoofdstad. Zonder de steun van de voorzichtige leiding van de Republik, tegenover een sterke Japanse macht, die zich eind september onder Britse druk minder afzijdig opstelde, een alleen maar groeiende geallieerde aanwezigheid en een strijdlustige Nederlandse militaire eenheid, waren de vooruitzichten niet rooskleurig. Het uitgestrekte Djakarta viel in oktober-november ten prooi aan een soort stadsguerrilla, waarbij een terreurcampagne werd gericht op de Nederlanders, geallieerden en hun Indonesische bondgenoten. Moord, kidnap, roof, vernieling, boycot en staking werden alle ingezet, maar op den duur kregen de teruggekeerde bezetters de overhand. De honderden strijdorganisaties, badan perdjuangan, losse organisaties, van allerlei aard en achtergrond, zeer verschillend in organisatie en bewapening, die hun vurige

leidde, een ‘zoon’ van Iwa, maar van een familierelatie was geen sprake (interview Okke Fina Saleha Kusuma Sumantri, Djakarta, 20-12-2004). A.K. Joesoef stond bekend als een ‘woesteling’, ‘stevig als Kingkong’ – een moeilijke man die niet bang was zijn wapen te gebruiken (Hasjim Ning 1986:106). Hanafi 1998:200 zegt dat hij ‘Joesoef Bokser’ werd genoemd. In juni 1946 zou hij deze reputatie waarmaken. 268 Cribb 1984:68-70, 76-7, 1990:45-6, 52, 1991:50-5. Cribb 1990 is een Indonesische vertaling van het proefschrift van 1984. De uitgave van 1991 is een bewerking van het proefschrift, waarin, door inleiding en de suggestieve titel, de rol van de ‘gangsters’ wordt benadrukt, mijns inziens te veel. Van Till 2006:209-11, 216 nuanceert de uitgangspunten van Cribb op voorzichtige, maar wel duidelijke wijze.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

120

Verguisd en vergeten

geestdrift voor de Republik deelden, dolven successievelijk het onderspit.269 API, de Mentenggroep, was op 20 september al hardhandig de zwakke positie in Djakarta duidelijk gemaakt. Het hoofdkwartier was overvallen en een aantal leiders opgepakt. De conclusies werden, ook onder invloed van het sluipende herstel van de Britse – en Nederlandse – controle op de hoofdstad, in de daaropvolgende weken getrokken. De aandacht werd verlegd naar de regio rond Djakarta en naar andere steden waar de bijzondere omstandigheden van Djakarta niet tegenwerkten, terwijl vele API-leiders de voor hen onveilige hoofdstad verlieten. Toen Tan Malaka rond 23 oktober in Krawang arriveerde, was de API/ BARA daar al actief. Tan Malaka zou daar hebben gesproken met Sjamsudin Tjan en andere ‘Lasjkar Rakjat’-leiders.270 Van Lasjkar Rakjat, een volksleger, was toen overigens nog geen sprake. De voorbereidingen om tot meer coördinatie van de badan perdjuangan in de Ommelanden te komen waren al wel volop aan de gang. Een maand later – op 22 november – zou dat leiden tot de oprichting in Djakarta van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya (LRDR, Volksleger van Groot Djakarta), die naast het ‘officiële’ leger zijn plaats in de defensie van hoofdstad en Ommelanden opeiste. Dat was de uitkomst van de toenadering van API en lokale strijdorganisaties, het voltooien van een proces dat de versnipperde organisaties bijeenbracht en een reactie op politieke ontwikkelingen op centraal niveau, waarbij de radicale idealen van de pemuda leken te worden geslachtofferd ten behoeve van een diplomatieke overeenkomst met de Britten en Nederlanders. De LRDR, met hoofdkwartier in Krawang, wenste onverkort strijd voor een onafhankelijke Republik. De militaire leiding lag in handen van Soetan Akbar, voorheen medisch student.271 Boven de militaire leiding stond een Dewan Politik (Politieke Raad), met Chaerul Saleh, Armoenanto, Djohar Nur, Koesnandar, Sjamsudin Tjan en Sidik Kertapati, allen radicale pemuda uit de Mentengsfeer. De LRDR beschikte over een radiozender in Poerwakarta en Sjamsudin Tjan leidde een politieke-scholingsafdeling voor militairen en bevolking. Op dorps­niveau werden verdedigingsorganisaties (Pertahanan Desa) gevormd. Naast de LRDR waren tal van

269

Cribb 1991:57-69, 1984:73-84, 1990:49-58. In algemene zin hierover ook Sartono Kartodirdjo 1980. 270 Interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980. In brief Sjamsudin Tjan aan Helen Jarvis, Djakarta, oktober 1972, schrijft hij dat hij Tan Malaka voor het eerst ontmoette toen hij met Djalil naar Djokja ging. Daarbij was ook S.K. Trimurti aanwezig. In interview S.K. Trimurti, Djakarta, 258-1980 wordt dit niet met zoveel woorden bevestigd; zij zegt slechts dat zij hem nog – na de kennismaking in Djakarta bij Soebardjo – enkele malen ontmoette, voor hij in de openbaarheid trad. Djalil noemt ook Sofjan Tandjung als gesprekspartner; over hem ontbreken gegevens. Of is hij dezelfde als Adel Sofjan, de latere chef-staf van het in Tjikampek gelegerde regiment van het RI-leger (Cribb 1991:104)? 271 Cribb 1991:70-2, 1984:86-8, 1990:61-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

121

andere lasjkar actief, die soms wel en vaak niet samenwerkten. Een overlegorgaan had niet veel gezag. Concurrentie tussen lasjkar was groot – om voedsel en om wapens en munitie. Smokkel en handel met Djakarta waren vervolgens middelen om aan de tekorten iets te doen. Het LRDR-doel in Djakarta Britten en Nederlanders te bestrijden verdween geleidelijk uit beeld, met de consolidatie van de geallieerde posities. Daarbij speelde ook een rol dat de Republik naar buiten toe ‘law and legality’ hoog moest houden om zijn aanspraak op legitimiteit te onderbouwen. Zo verbood Sjahrir militaire actie van Republikeinse zijde in Djakarta. Daarin pasten ook geen semi­criminele lasjkar die een eigen gebiedje beheersten, maar paste het herstel van de bestuurslaag die in de afwisseling van koloniaal, Japans en Republikeins bewind de continuïteit moest belichamen. En evenmin kwamen de lasjkar in aanmerking voor opname in de BKR, die een verlengstuk van en ondergeschikt aan de regering moest worden. Dat zou een moeizaam proces worden, en een mogelijke opname van ongetrainde en ongedisciplineerde lasjkar paste daar in het geheel niet in. Integendeel, deze lasjkar werden opgerold en ontwapend.272 Sjamsudin Tjan zou tot de leiding van de LRDR gaan behoren, en belangrijk politiek-organisatorisch werk verrichten.273 Tan Malaka zal in zijn gesprekken hier hebben voortgeborduurd op wat hij in Serang tegen de daar verzamelde radicalen had gezegd. En hij zal op een goedgunstige ontvangst van zijn voorstellen hebben kunnen rekenen. De dag hierna werd de rit oostwaarts vervolgd naar Tjikampek, nog steeds in één auto, met nu vier begeleiders, het vaste drietal en A. Djoemhar. In Tjikampek werd het gezelschap aangehouden door de Lasjkar Rakjat en één week vastgehouden.274 Reizen in de prille Republik was in deze maanden een risicovolle bezigheid. Een reiziger moest rekenen met vertragingen door aanhouding en onderzoek, telkens als weer het territorium werd bereikt van een andere gewapende eenheid, waarvan op voorhand de radicale, politieke of roofzuchtige achtergrond onduidelijk was. Een verkeerd woord, een verdacht bezit – en alles met Nederlandse achtergrond, zelfs een rood-witblauw lucifersdoosje, was verdacht – een verkeerde aanbevelingsbrief waren reden genoeg voor arrestatie en zelfs moord. De voorbeelden zijn legio, en de Ommelanden waren berucht in dit opzicht. Moord en ontvoeringmet-dodelijk-gevolg behoorden tot de dagelijkse routine. Tjikampek stond blijkbaar nog onder gezag van een lokale djago, waarop de API-pemuda nog onvoldoende invloed hadden, met onaangename gevolgen voor Tan Malaka en zijn gezelschap.275 272 273 274 275

Cribb 1991:74-97. Cribb 1991:74, 128. Interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980. Cribb 1991:103 vermeldt het gezagsvacuüm. Nasution 1977, II:528 noemt als lokale heerser

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

122

Verguisd en vergeten

Het liep alles goed af, en zonder persoonlijke schade, en zelfs met auto, werd de reis vervolgd naar Cheribon, waar Sastrosoewirjo werd opgezocht.276 Sastrosoewirjo was verantwoordelijk voor de publicatie van Manifesto Djakarta. Hij was al van middelbare leeftijd, was tijdens de Japanse bezetting opgepakt in verband met zijn activiteiten in Djojobojo, en bracht op 18 augustus persoonlijk het bericht van de Proclamatie over uit Djakarta naar Cheribon. Diezelfde middag nog werd het nieuws publiek gemaakt op een massameeting op het belangrijkste stadsplein. Sastrosoewirjo sprak, evenals de invloedrijkste politicus van Cheribon, dr. Soedarsono, een naaste geestverwant van Sjahrir.277 Soedarsono ook stond als voorzitter van de lokale KNI aan het hoofd van de machtsovername die relatief rustig verliep. De TKR vestigde een divisiehoofdkwartier en legerde een regiment in de stad, waar, zoals elders, vele badan perdjuangan ontstonden.278 In dat bonte geheel – en kruitvat – was Sastrosoewirjo, afkomstig uit de streek, de vertrouwde vertegenwoordiger van de API in de stad, die ook zijn eigen strijdorganisatie opzette, die later onderdeel zou worden van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya.279 Eén dagdeel volstond om met Sastrosoewirjo en zijn kameraden te overleggen. De volgende dag, rond 1 november, vertrok Tan Malaka. Sastrosoewirjo volgde in eigen auto. De reis ging naar Poerwokerto, waar de avond werd doorgebracht bij mr. Gatot.280 Gatot was tijdens de Japanse bezetting rechter hier en had het onrustige Djakarta blijkbaar weer verruild voor het provinciestadje.281 Hier waarschijnlijk kwam Tan Malaka Soekarni en Djohan Sjahroezah tegen.282 Soekarni drong er bij Tan Malaka op aan een badan op te richten; niet een partij, maar een soort eenheidsorganisatie, en dat hij daarmee naar buiten zou treden. Anderen in de discussie, en dus ook Tan

Pak Belah. ‘Autoverkeer in zijn gebied was niet veilig voor roof door zijn bende. Hij trouwde meteen met een vrouw waar zijn oog maar op viel en koos haar naar believen uit het door hem beheerste gebied. Het leger was genoodzaakt een zuivering te houden; juist toen hij een huwelijk aanging. Hij werd doodgeschoten onder het bed waar hij zich had verborgen.’ Bij deze episode noemt hij geen data. 276 Interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980. 277 Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980; Soeranto Soetanto 1981:43-4, 72. 278 Soeranto Soetanto 1981:41-50; Nasution 1977, I:345-9; Cribb 1991:105. 279 Dienst Recomba West-Java, Afdeling Politie, ‘Nopens de ondergrondse organisaties PARI/ PKI’, Bandoeng, 3-5-1948, in NA, PG 963, noemt de sleutelrol van Sastrosoewirjo, met Chamdie, in de opzet van strijdkorpsen die Tan Malaka steunden. 280 Interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980. 281 Anderson 1972:420. 282 Interview Helen Jarvis met Djalil, Djakarta, 1-11-1972. Djalil zei tegen mij (Djakarta, 248-1980), dat Tan Malaka hen beiden de volgende dag onderweg in Keboemen trof. Malanton Tobing (interview Djakarta, 22-8-1980), een nauwe geestverwant van Djohan Sjahroezah, reisde mee van Cheribon naar Djokja. Soekarni zou ook de hele rit hebben meegemaakt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

123

Malaka, vonden de tijd nog niet rijp. Er was sprake van het verder uitbouwen van de badan perdjuangan, de Lasjkar Rakjat, in Djakarta en omstreken. Tan Malaka zag in deze gewapende radicalen een basis ter verdediging van de onafhankelijkheid. Zijn reiservaringen hebben hem daarin blijkbaar gesterkt. De afhoudende opstelling kwam onder nieuwe druk door de politieke ontwikkelingen, die de KNIP in gang zette.283 De laatste etappe bracht het gezelschap, nu een konvooi van drie auto’s, in Djokja. Djokja en Soerakarta of Solo waren de hoofdplaatsen van de Vorstenlanden waar het koloniale bestuur vier traditionele vorsten met uitgeholde bevoegdheid hun dynastie had laten voortzetten, met eigen territoria. Dankzij relatief zwakke Japanse garnizoenen en een welwillende Japanse commandant verliep de Republikeinse machtsovername soepel en met weinig geweld. In oktober al waren beide steden stevig onder Republikeinse controle. In Djokja verbond de jonge sultan zijn lot aan de Republik; Sultan Hamengkoeboewono IX nam ook een actief aandeel in het bestuur van zijn stad. In Solo waren beide jonge heersers onzeker en aarzelend in hun opstelling. Djokjakarta werd zo een centrum van ongestoorde Republikeinse activiteit. Er was geen enkele kans dat Britten en Nederlanders op afzienbare termijn de stad zouden willen of kunnen bezetten. Het leger vestigde er zijn hoofdkwartier, zo ook talloze semimilitaire en politieke organisaties. Congressen werden uitgeschreven in Djokja; de voorzieningen en de waarborg van ongestoord verloop waren daar het grootst. Republikeinse diensten en ministeries verhuisden naar Djokja; ambtenaren en politici volgden, onder druk van de geleidelijk groeiende greep van Britten en Nederlanders op Djakarta. Ook de radicalen verlieten Djakarta; hun activiteiten werden in toenemende mate onmogelijk door het vijandelijk optreden. Zij weken uit naar de Ommelanden ter voortzetting van hun politiek-militaire actie, of trokken naar Djokja, om in dat nieuwe centrum deel te nemen aan de bepaling van het beleid op het hoogste niveau.284 Tan Malaka vond onderdak, mogelijk bij Soediro mBah, aan de Taman Djoewono.285 In de twee weken sinds Tan Malaka’s vertrek uit Serang, rond 23 oktober, was er veel gebeurd op centraal niveau in Djakarta, beroerden revolutionaire uitbarstingen van volksverzet met onvoorspelbare uitkomst diverse steden en stonden in Djokja belangrijke congressen op de agenda. Tan Malaka zal dit alles hebben gewogen en zijn beleidslijn hebben bepaald, na overleg met zijn geestverwanten, die ook voor een groot deel in Djokja 283

Interview Helen Jarvis met Djalil, Djakarta, 1-11-1972. Anderson 1972:300-1. 285 Interview Helen Jarvis met Djalil, Djakarta, 1-11-1972; interviews Djalil, Djakarta, 24-81980; Djohar Nur, Djakarta, 25-8-1980. Djalil geeft als gastheer Soediro mBah op; Chaerudin 1973:47 noemt Chusrani. 284

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

124

Verguisd en vergeten

waren. Hij was en bleef voorlopig echter nog steeds Hussein, hoewel de kennis van zijn ware identiteit in steeds groter kring aanslibde. Soekarno, Hatta en hun kabinet waren niet in staat gebleken de volledige steun van de spraakmakende politieke elite te verwerven en greep op de ontwikkelingen te verkrijgen. Het resultaat van hun geruststellende verklaringen voor buitenlandse consumptie was gering – Soekarno beloofde op 12 oktober alle buitenlandse bezittingen terug te geven en Soebardjo voerde een campagne om enigerlei internationale erkenning voor de Republik binnen te halen. Het optreden tijdens de Japanse bezetting bleef hun parten spelen. Het matigende ingrijpen van Soekarno, Hatta en Amir Sjarifoeddin bij stedelijk verzet in Midden-Java en Soerabaja werd scherp afgekeurd door de pemudaradicalen. In die situatie gaf Hatta op 1 november een verklaring over het regeringsbeleid uit, bekend geworden als Politiek Manifest, een poging om vooral in het buitenland sympathie te winnen. De verklaring was eerder al in Badan Pekerdja besproken en goedgekeurd. De Japanse tijd werd in de zwartste kleuren geschilderd; het gehele Indonesische volk was slachtoffer van Japanse wreedheid: ‘een goedkoop gebruiksmiddel, te verkwisten in de oorlog’. De Nederlandse koloniale heersers gaven Indonesië zonder noemenswaard verzet over, en hadden verzuimd de bevolking weerbaar te maken. Zo verspeelden zij het recht de Republik te kritiseren vanwege haar collaboratie. Integendeel, er was sprake van breed verzet, wreed onderdrukt, en opkomst van zelfrespect en nationalisme, die culmineerde in de Proclamatie. Herstel van het Nederlandse bestuur zou strijdig zijn met het Atlantisch Handvest en de beginselen van de Verenigde Naties terwijl moreel recht en zelfs de macht ertoe ontbraken. Als de wereld Nederland liet begaan, zouden de natuurlijke rijkdommen van Indonesië niet kunnen worden benut; dat zouden vooral buurlanden als Australië, de Philippijnen en de Verenigde Staten betreuren. En juist de Verenigde Staten zouden in de toekomst de opbouw van Indonesië met kredieten en goederen kunnen steunen. ‘Aan onze zijde bestaat er geen wens een ander volk iets op te leggen, wij wensen slechts onze onafhankelijkheid te worden gegeven, en te worden toegestaan onze staatsvorm te vervolmaken.’ En vervolgens kwamen de toezeggingen: behoud van Nederlandse expertise, inschakeling van andere buitenlanders, overname van alle verplichtingen, inclusief de staatsschuld van Nederlands-Indië, teruggave of compensatie van buitenlands bezit; volledige burgerrechten voor Europeanen en Indo-Europeanen, erkenning van alle verplichtingen van het Handvest van de Verenigde Naties, algemene verkiezingen, die zouden kunnen leiden tot een andere regering en grondwetswijziging, een open economie, met alle ruimte voor buitenlandse deelname.286

286

Tekst in Raliby 1953:525-8; Soebadio Sastrosatomo 1987:70-6; Nasution 1977, II:120-5; zie

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

125

Het kon worden opgevat als een zwaktebod van een wankelende regering; een laatste poging buitenlandse steun te verkrijgen. Die noodzaak werd blijkbaar sterker gevoeld dan het verbreden van het draagvlak in de Republik zelf. Toon en concessies stonden wel heel ver af van de radicale pemuda, en een veel bredere kring zal er ongelukkig mee zijn geweest. Nog een andere verstrekkende verklaring werd in Djakarta uitgegeven. Op 30 oktober gaf de Badan Pekerdja de vorming van politieke partijen vrij – in overeenstemming met de grondwettelijke vrijheid van vereniging en vergadering, en met het oog op de voor januari 1946 voorziene algemene verkiezingen. Hatta tekende het besluit namens de regering op 3 november. Sjahrir versterkte zo zijn machtspositie in Badan Pekerdja en KNIP, en toonde tevens het buitenland een westers-democratisch partijsysteem. Overigens liep het besluit in Djakarta al achter op de realiteit. Diverse partijen waren al in de maak, enkele al gevormd. In Djakarta was het besluit de opmaat tot een nieuwe regering, verantwoordelijk aan en een weerspiegeling van de KNIP.287 Soerabaja In Soerabaja was begin oktober de macht overgenomen door de pemuda. Van geregeld bestuur was geen sprake meer. Van bloedige uitwassen werden Japanse militaire en Europese ex-geïnterneerden het slachtoffer. De Pemuda Republik Indonesia (PRI) poogde orde in de chaos te brengen, waarin KNI, BKR en oude elite allang niet meer slaagden, maar kreeg op 12 oktober concurrentie van Soetomo’s Barisan Pemberontakan Rakjat Indonesia (BPRI, Korps van de Opstand van het Indonesische Volk), die zijn losse aanhang inspireerde via de Radio Pemberontakan (Radio Opstand) en strijdgeest en massasolidariteit opwekte. Hij mobiliseerde de kampongbevolking van Soerabaja met zijn populistische, antikolonialistische oproepen en werd zelf een voorbeeld van onbaatzuchtige toewijding, ascese en fanatisme, die in de omstandigheden van Soerabaja toen velen hem deed volgen. De BPRI werd een unieke organisatie in de Revolutie. ‘As Sutomo later made a practice of noting, the BPRI had no political sophistication or pretensions, its only goal being to prevent the reestablishement of colonial rule by means of mass action’. Soetomo zelf kreeg kritiek als ‘an agitator and something of a madman, a rallying point for the lawless, savage, and mystical elements in

ook Anderson 1972:181-2; Soebadio Sastrosatomo 1987:70, 76-9; Deliar Noer 1990:290-1. 287 Anderson 1972:175-8; Kahin 1952:154-5; Deliar Noer 1990:286-8; Nasution 1977, II:114-8. Voor tekst regeringsbesluit: Raliby 1953:529; Soebadio Sastrosatomo 1987:176.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

126

Verguisd en vergeten

Soetomo

Javanese life’. Dat beeld was onjuist en deels bedoeld om Soetomo en zijn BPRI zwart te maken. Frederick noemt de BPRI ’a calculated exercise in what might be called romantic populism, utilizing intuition on the one hand, and contemporary technology – the radio became Sutomo’s main tool – on the

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

127

other to create the feeling and image of a popular will united and powered from below’.288 Soetomo’s brochure Kepada bangsakoe (Aan mijn volk) die hij eind december 1945 voltooide is een goede illustratie hiervan. Op inleiding en slot na, waarin revolutionaire retoriek, met inzet van de Islam, wordt aangewend, is zijn manifest een afgewogen pleidooi voor democratisering, eenheid en gelijkheid. In de Revolutie heeft het volk zich massaal ingezet voor het behoud van de Republik. Oude onderscheidingen als adeldom, godsdienst, rang en positie, en daden in het verleden gelden niet meer. Te vaak zijn erfelijke positie, Islam en ambt misbruikt voor eigen belang en gewin. Dat is nu voorbij. Het volk zal zijn leiders volgen en, als zij het volksbelang uit het oog verliezen, in actie komen. Eenheid in een toekomstige heilstaat waarin partijen geen rol spelen; gelijkheid en democratisering als leidende begin­selen – dat waren Soetomo’s idealen. De woorden socialisme en communisme kwamen in de brochure niet voor – en daarmee was hij een uitzondering. Hij logenstrafte ook zo weer het clichébeeld van extremistische fanaticus. Op 25 oktober landden de eerste Britten, die zeiden zich te zullen beperken tot de evacuatie van Europese bewoners en Japanse troepen. De geloofwaardigheid van die afspraak werd door ontactisch Brits optreden ernstig aangetast. Het al aanwezige misprijzen en wantrouwen hadden weinig aanleiding nodig om in gewelddadig verzet om te slaan. Op 28 oktober riep PRIleider Soemarsono op tot verzet. Aan het eind van die dag, na uiterst hevige strijd, was de Britse positie hopeloos, en dreigde door de massa onder de voet te worden gelopen. De geallieerde commandant in Djakarta deed vervolgens een persoonlijk beroep op Soekarno dit te voorkomen. ‘s Morgens 29 oktober arriveerden Soekarno, Hatta en Amir Sjarifoeddin; Soekarno riep per radio op tot een einde aan de strijd. De volgende dag werd onderhandeld; onder druk van de Djakartase leiders, en ondanks verzet van de pemudaleiders werd een akkoord bereikt, dat de Britse positie redde. Het drietal ging terug naar Djakarta. De dood van de Britse commandant, brigadier-generaal A.W.S. Mallaby, diezelfde dag nog tijdens een onoverzichtelijke schermutseling, zette dit alles weer op losse schroeven. Het Britse prestige was nu in het geding en een herhaling elders werd gevreesd. Massale vergelding werd aangekondigd vanuit Djakarta. Soekarno hield een dramatische radiotoespraak. Mooie woorden over eenheid en steun aan de regering werden gevolgd door de opdracht alle strijd tegen de geallieerden te staken, niet

288 Over Soetomo: Frederick 1989:169-70, 244-7; D. Anderson 1976a:122 en eigentijds in zeer kritische zin A.B.L. [Aboe Bakar Loebis], ‘Boeng Tomo; The Great Orator’, Siasat 1-4(25-1-1747):1, 4. Over de BPRI: Frederick 1989:248-50 (citaten hieruit). Over de PRI: Nugroho Notosusanto 1985:106-16; Meelhuijsen 2000:59, 123-6. In het PRI-departement defensie behoorden Abidin en Deibel Effendi tot de leiding (Meelhuijsen 2000:124).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

128

Verguisd en vergeten

alleen in Soerabaja, maar ook in Magelang. De strijd van de Republik was niet tegen de geallieerden die slechts geïnterneerden en krijgsgevangenen wilden afvoeren. De gang van zaken speelde slechts de NICA (Netherlands Indies Civil Administration) in de kaart, die de situatie uitbuitte en de naam van de Republik zo zwartmaakte, vooral in buitenlandse ogen. Geschillen met de geallieerden moesten niet met wapens worden beslecht, maar worden voorgelegd aan de regering, die langs vreedzame weg al het nodige had bereikt. Door overleg en samenwerking met de geallieerden konden de doelen van de Republik worden verwezenlijkt. Soekarno had weer succes. Van 1 tot 9 november vonden evacuaties plaats. Hierna volgde een Brits ultimatum, dat in feite de overdracht binnen een dag van de stad aan de Britten inhield. Djakarta hield zich deze keer afzijdig. De lokale leiders besloten tot verzet. Op 10 november zette de Britse aanval in met hevige bombardementen. In zware gevechten veroverden de Britten huis na huis, straat na straat op de Indonesiërs. Ondanks de superieure bewapening duurde het tot 25 november voor de stad onder Britse bezetting stond. Het aantal Indonesische slachtoffers liep in de duizenden; de stad was zwaar beschadigd. Het fanatiek, heldhaftig verzet echter beïnvloedde wel het geallieerde militaire beleid; een herhaling van Soerabaja was een spookbeeld.289 In zijn toespraak verwees Soekarno ook naar Magelang. Op 26 oktober waren daar Britse troepen gearriveerd, die kampbewoners zouden evacueren. De spanning barstte uit op 30 oktober, en ook hier werd de Britse positie zo benard dat Soekarno en Amir Sjarifoeddin op 1 november naar Semarang werden gevlogen. Zij reisden via Magelang naar Djokja en bereikten op 2 november een staakt-het-vuren. Dat hield stand tot 10 november, toen de Britten in Soerabaja aanvielen. Op 21 november volgde de Britse terugtocht uit Magelang, op 15 december werd Ambarawa opgegeven, alles onder zware militaire druk van Indonesische zijde. In Midden-Java bleef zo slechts Semarang in geallieerde handen. Een mogelijke bedreiging van Djokja was afgewend.290 Het verlies van Soerabaja was ietwat goedgemaakt. Tan Malaka zal door Soekarni zijn ingelicht over deze ontwikkelingen. Het was alles slecht nieuws. De weg was geopend naar het opkomen van partijen, ‘als paddestoelen in de regentijd’, Badan Pekerdja en Hatta hadden elk uitzicht op een socialistische Republik weggegeven aan de geallieerden, zonder enige compensatie van die zijde, en Soekarno had tot drie maal toe ingegrepen om een overwinning van Indonesische militaire massa-actie te verhinderen. De heetgebakerde Soekarni was meteen na Soekarno’s radiorede 289 Anderson 1972:155-66. Soekarno’s toespraak in Raliby 1953:521-3. Ook Nasution 1977, II:679. Voor een algemeen beeld: Nasution 1977, II:353-403; Frederick 1989:243-79 en D. Anderson 1976a:97-107, 121-9. 290 Anderson 1972:149-51, Nasution 1977, II:336-49.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

129

van 31 oktober naar Hatta gegaan en eiste dat Soekarno zou worden afgezet. Hij had zich ongeschikt voor zijn ambt getoond – te zwak en te veel onder Britse invloed. Tan Malaka zou hem moeten vervangen. Hatta antwoordde Soekarni met de vraag of de Republik een staat of slechts een partij was. Na Soekarni’s voorspelbare reactie, zette Hatta uiteen dat een staatshoofd niet naar believen kon worden afgezet. De Grondwet stelde hiervoor de regels; in ieder geval kon het vraagstuk in de KNIP aan de orde komen. Hatta voegde er nog aan toe dat hij met Soekarno naar Soerabaja was geweest en het daar bereikte akkoord onderschreef.291 Soekarni’s bezoek werd voor het eerst openbaar gemaakt in de regeringsverklaring van 5 juli 1946 over de 3-julicoup. De samenzwering om Tan Malaka staatshoofd te maken begon, aldus de verklaring, op 31 oktober 1945 met Soekarni’s verzoek om Soekarno te vervangen, omdat Tan Malaka’s geestesgoed beter paste bij de Indonesische Revolutie in die fase.292 In zijn reactie hierop ontkende Tan Malaka kennis van Soekarni’s verzoek; hij las het voor het eerst in deze verklaring.293 Dat is niet onwaarschijnlijk. Na zijn wellicht impulsieve bezoek aan Hatta, en het lesje staatsrecht, was Soekarni wellicht bekoeld. Hij had ook geen directe reden het verhaal aan Tan Malaka te vertellen. De ontwikkelingen vroegen om een fundamenteler reactie. In Djokja Op 25 oktober was bekendgemaakt dat op 10 en 11 november in Djokja een pemudacongres zou worden gehouden. De Gerakan Pemoeda Republik Indonesia (Gerpri, Pemudabeweging van de Republik Indonesia), de sterkste pemuda-organisatie in Djokja, organiseerde de bijeenkomst.294 API, Gerpri

291 Hatta 1974:11; Anderson 1972:183, uit een interview met Hatta, 13-2-1962; Hatta 1979a:479, 1981a:256; Deliar Noer 1990:271; Kahin 1952:167 (zonder bronvermelding); Abu Hanifah 1972:164, met Hatta als bron, maar foute plaats en omstandigheden. In alle gevallen is Hatta dus de bron van dit gesprek. 292 In zijn geheel vertaald op pp. 468-71; over Soekarni’s verzoek, p. 469. De verklaring ook in Raliby 1953:341-5, hier aangehaald op p. 343, ook in de bijlage in Pendjara III:133; Jail III:204. 293 Pendjara III:141; Jail III:207. Yamin 1957:264-7 weerlegt de ‘samenzwering’ als een politieke discussie, die verder geen vervolg kreeg, en pas negen maanden later werd gebruikt om Soekarni en zijn partijgenoten zwart te maken. En hadden Hatta en Soekarno Tan Malaka niet een maand eerder als opvolger aangewezen? 294 Anderson 1972:253. Anderson dicht Amir Sjarifoeddin een belangrijke rol toe bij initiatief tot en voorbereiding van dit congres. Het aanbod van Amirs afgezant naar de voorbereidingsbijeenkomst op 31 oktober, Aboe Bakar Loebis, tot organisatorische hulp werd echter meteen afgewezen. ‘Wij pemuda, hebben geen enkele hulp van de ouderen nodig. Wij zijn in staat dit alles zelf te regelen’, antwoordde Djalaluddin Nasution, voorzitter van het organisatiecomité (Aboe Bakar Loebis 1995:133).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

130

Verguisd en vergeten

Het Congres Pemoeda in Djokja

en Pemoeda Repoeblik Indonesia (PRI) werden aangewezen om voor West-, Midden- en Oost-Java de toelating te regelen. Op de agenda werd als hoofdpunt het voorstel geplaatst de pemuda te fuseren tot een organisatie op basis van socialistische beginselen. Als sprekers werden Amir Sjarifoeddin, Adam Malik en Wikana aangekondigd. Op 10 november verschenen 580 afgevaardigden en 700 bezoekers op de openingszitting, met onder hen 200 vertegenwoordigers uit of namens Sumatra en andere eilanden dan Java. Soekarno, Hatta en zes ministers zaten op het podium. Amir hield een bij de gelegenheid passende vurige rede. Adam Malik sprak over grondslag en doel van de pemudabeweging, Wikana over de organisatievorm ervan. Discussies waren hevig en chaotisch.295 Over fusie en beginsel werd geen akkoord bereikt. Zeven van de 29 organisaties besloten tot samengaan in de Pemuda Sosialis Indonesia (Pesindo, Socialistische Jeugd van Indonesië). Het aantal was wellicht teleurstellend voor de voorstanders, maar tot de fusiepartners behoorden wel de belangrijkste pemudagroepen: API, PRI, Gerpri en de dominante organisatie van Semarang. Op 11 november vergaderde Pesindo voor de eerste maal, onder

295

Anderson 1972:254-5; Kisah perdjalanan BKPRI 1948:3-5; Hardjito 1952:34-5; Aboe Bakar Loebis 1995:135-6. Over de PRI: Frederick 1989:204-6, 209-11.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

131

leiding van Chairul Saleh. Krissubanu uit Soerabaja werd tot voorzitter gekozen, Wikana en Krissubanu’s broer Ibnu Parna, beiden uit Semarang, tot zijn plaatsvervangers. Als zijn uitgangspunt stelde Pesindo vast, dat elk middel moest worden aangegrepen om de vorming van een socialistische maatschappij langs radicale revolutionaire weg te versnellen.296 De Pesindo stond achter de Partai Sosialis en zijn leiders Sjahrir en Amir. Van een breuk met de radicalen Chairul Saleh en Ibnu Parna was nog geen sprake. Communisten waren in aantal niet sterk in de Pesindo, maar wel actief in het kader.297 In plaats van een fusie kwam een federatie tot stand, Badan Kongres (Raad of Comité) Pemuda Republik Indonesia (BKPRI), waarvan Chairul Saleh tot voorzitter werd gekozen. In de overige organen van de BKPRI was de Pesindo sterk vertegenwoordigd; Soemarsono (PRI) en Wikana leidden deze. De resoluties van het Kongres gebruikten slechts over de geallieerden duidelijke taal. Deze dienden te vertrekken na de voltooiing van de evacuaties. De Republik zou zorgdragen voor het afvoeren van evacués uit het binnenland; geallieerd oprukken zou daarom onnodig zijn. De al aanwezige Nederlandse troepen dienden te vertrekken en nieuwe zendingen tegengehouden; anders stond het Kongres niet voor de gevolgen in. Het gesprek van Soekarno en Hatta op 23 oktober met de hoogste Nederlandse vertegenwoordiger, luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook, werd scherp afgekeurd. Tot slot werd krachtig geprotesteerd tegen de Britse opmars in Soerabaja.298 Dat laatste nieuws werd bekendgemaakt tijdens het congres. Daarvoor was de stemming feestelijk, vooral door de pemuda uit Soerabaja, die met hun auto’s paradeerden in Malioboro, de hoofdstraat van Djokja. Zij voelden en gedroegen zich als overwinnaars; pemuda van elders paste slechts bescheidenheid. Het stadsbeeld was vol pemuda in strijdtenue, met lange haren, laarzen, pistool of mes op de heup en versleten, verkleurde groene broek. Na het voorlezen van het Britse ultimatum, overgebracht door koeriers uit Soerabaja aan Krissubanu, wees hij, ‘theatraal en dramatisch’, deze eisen af. Onder ‘Merdeka’-geroep en luid applaus vertrok de Soerabajase delegatie naar het strijdterrein.299 Tan Malaka was in de stad en volgde het congres van nabij. Via Chairul Saleh, Adam Malik en Soekarni beschikte hij over invloedrijke contacten binnen het congres. Waarom nam hij de gelegenheid niet waar om hier in de openbaarheid te treden? Een betere kans is nauwelijks voorstelbaar: een

296

Anderson 1972:255-8; Kisah perdjalanan BKPRI 1948:4-6. Interview Soemarsono, 23-10-1980. Hij noemt als communisten Soedisman, Tjugito, Koesnandar, S. Karno, Mustapha en Sidik Arslan. 298 Anderson 1972:256-7; Kisah perdjalanan BKPRI 1948:5-6; Hardjito 1952:35-9; Sedjarah per­ djuangan pemuda 1965:166-8. 299 Aboe Bakar Loebis 1995:133-6; Sedjarah perdjuangan pemuda 1965:163, 166. 297

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

132

Verguisd en vergeten

eenmalige verzameling van pemudaleiders, de groep waar hij steun zocht en kon verwachten. Met maximaal dramatisch effect zou hij in het geestdriftige congres zijn rentree hebben kunnen maken. Met zijn legendarisch aureool gevoegd bij zijn aansprekend programma had hij het congres tot bijna elk door hem gewenst besluit kunnen brengen. Maar Tan Malaka beperkte zich tot overleg met en raad aan zijn aanhang. Aan de afwijzing, een week eerder, van Soekarni’s voorstel naar buiten te treden, was nog niets veranderd. Onzekerheid en angst zullen weer een rol hebben gespeeld; wellicht ook twijfelde hij over de organisatorische vorm, waarin hij zijn ideeën kon verwezenlijken: organisatie aan de basis in de regio, zoals in Banten of Djakarta’s Ommelanden, een herleving van de Pari, als partij of eenheidspartij, of nog andere vormen. Die laatste twijfel had hem echter niet mogen weerhouden van een door grote publiciteit begeleide openbare terugkeer. Overigens kon Tan Malaka tevreden zijn met de uitkomst van het Kongres. De Pesindo stelde zich op radicale beginselen, en de leiding telde de nodige sympathisanten. Voor de Badan Kongres gold hetzelfde, terwijl zijn besluiten de regering gevoelig op de vingers tikte. Directe informatie over Tan Malaka’s rol achter de schermen ontbreekt. Als veelzeggend teken van zijn betrokkenheid kan gelden dat Djohar Nur op 12 november, de dag na het congres, door Soekarni en Chairul Saleh naar Taman Djoewono werd gebracht om voor de eerste keer Tan Malaka te ontmoeten. Djohar Nur herinnerde zich de bewaking door Chaerudin, Tan Malaka’s verontschuldiging dat hij nog maar pas actief in de ‘beweging’ was en zijn oproep de strijd tegen de Nederlanders voort te zetten.300 Op 12 november ook richtte Amir Sjarifoeddin in Djokja de Partai Sosialis Indonesia (Parsi) op, die zijn basis vond in de Gerindo en Amirs contacten tijdens de bezetting.301 Soediro, actief in de Lasjkar Rakjat Djokja, en nauw betrokken bij de vorming van een linkse, socialistische partij, had Tan Malaka een paar weken voor dit congres – hij geeft als datum 27 oktober – opgezocht in Tjikampak. Tan Malaka vertelde over zijn omzwervingen en ervaringen; de Sovjetunie werd in zijn kritiek niet gespaard. Hij vertelde over zijn inzet voor de romusha en zijn ontmoetingen met de leiders van de Republik. Hij toonde de tekst van het vervalste testament, waarin hij als enige opvolger van Soekarno en Hatta werd aangewezen. Dit is de enige maal dat ik een directe verwijzing naar Tan Malaka’s gebruik van de vervalsing heb aangetroffen. Soediro nodigde Tan Malaka uit naar de oprichtingsvergadering te komen in Djokja op 12 en 13 november van wat de Parsi zou worden. Tan Malaka was in de stad, maar bleek niet welkom. Op de avond voor de oprichting werd in

300 301

Interview Djohar Nur, Djakarta, 25-8-1980. Anderson 1972:202; Mrázek 1994a:284-5; Aboe Bakar Loebis 1995:137.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

133

een besloten vergadering over Tan Malaka gesproken. Soediro deed verslag van zijn ontmoeting in Tjikampak, terwijl Abdoelmadjid Djojoadhingrat en Moh. Nasil (wellicht de schuilnaam van Tamzil), die pas waren aangekomen uit Nederland, uit de eerste hand verslag deden van de politieke koers van Moskou. Tan Malaka had verraad gepleegd aan de volksbeweging in de Philippijnen, Hongkong en Singapore, en had samengewerkt met het Amerikaanse en Britse imperialisme. Hij was daarom geroyeerd. De vergadering was daarna unaniem: Tan Malaka werd niet toegelaten tot de Parsi.302 De Parsi was niet de partij die Sjahrir van plan was op te richten. Zijn Partai Rakjat Sosialis (Paras, Socialistische Volkspartij) werd op 19 november in Cheribon ten doop gehouden; hierin herleefde vooral de PNI-Baroe. Overigens fuseerden de partijen al op 17 december tot de Partai Sosialis (PS).303 Sjahrirs aanhangers – Wijono, Marlan en Mardjohan – zochten Tan Malaka in Djokja weer op en vroegen hem opnieuw voorzitter te worden van de op te richten socialistische partij. Tan Malaka weigerde opnieuw, zoals hij ook, naar zijn zeggen, een derde en vierde keer weigerde.304 Ook toen dus nog werd Tan Malaka door Sjahrirs geestverwanten beschouwd als potentiële partijgenoot, mede als gevolg van gebrek aan inzicht in zijn politieke opvattingen. Djohan Sjahroezah, een van Sjahrirs naaste medewerkers, behoorde zelfs nog tot Tan Malaka’s intimi. Tan Malaka had zich sinds de vergadering in Serang verwijderd of liever afgewend van Sjahrirs koers. Maar zijn goodwill had hij nog niet verspeeld. Nog steeds werd zijn wens gerespecteerd incognito te blijven. Vele journalisten in Djakarta, tegelijkertijd actief in pemudakring, wisten van zijn aanwezigheid – B.M. Diah bijvoorbeeld was hoofdredacteur van ‘Merdeka’, dat in Djakarta verscheen – maar zwegen.305 Het nieuws lekte uit, zelfs naar het buitenland. Een OSS-officier, luitenant Richard K. Stuart, meldde aan Washington op 3 november 1945 dat ‘Tanmalaka is reported to have landed in Java one-half month before the Japanese capitulation. He has remained in hiding, but is now in East Java.’ Een korte biografie was toegevoegd. Verdere actie of reactie bleef uit.306

302

Dit is ontleend aan een lang rapport, gedateerd 23-9-1947, dat berichten over Tan Malaka uit diverse bron bijeenbrengt en na inbeslagname is beland in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. Dit verslag op pp. 1-4. 303 Anderson 1972:202-3; Mrázek 1994a:285-6; Soebadio Sastrosatomo 1987:182-6; Soe Hok Gie 1997:77-9. 304 Pendjara III:107; Jail III:107. Die derde en vierde keer zullen zich dan ook in Djokja hebben afgespeeld. Djalil bevestigde dit tegenover Jarvis (Jail III:246, note 36) en mij (Djakarta, 24-81980). Hierover ook Anderson 1972:282, die het verzoek in de Parsihoek situeert. 305 Hierover ook Anderson 1972:282-3. 306 Report O-39, 3-11-1945, ‘Tanmalaka’, in RG 226, Records OSS, Intelligence Reports XL 26300. Over Stuart: Gouda 2002:116, 167, 169. Cheah Boon Kheng 1983:281 haalt Britse intel-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

134

Verguisd en vergeten

De krantenstilte werd op 9 november doorbroken door een berichtje op pagina twee in ‘Merdeka’. Onder het kopje ‘Tan Malaka op Java’ werd gemeld dat Radio Pemberontakan Soerabaja gisteravond het bericht uitzond dat Tan Malaka ‘wiens naam zeer bekend is bij het Indonesische volk in goede welstand is aangekomen op Java’.307 Het radiobericht werd natuurlijk ook opgevangen in Djokja. Van de reactie in het algemeen is niets overgeleverd dan Yamins opmerking dat deze als ‘dynamiet werkte’ buiten het pemudacongres.308 Tan Malaka zelf legde zijn reactie als volgt vast: ‘Ik wist toen nog niet af van het bestaan van een valse Tan Malaka, en was zeer verheugd te horen, dat ik vele “volgelingen” had, die strijd leverden in Soerabaja. Ik maakte me snel gereed om naar het slagveld in Soerabaja te vertrekken.’309 Dat ‘snel’ was rekbaar; hij vertrok pas na afloop – waarschijnlijk 13 november – van het pemudacongres, in het vertrouwde gezelschap van Chaerudin, Djalil en Umar Sugondo. Al eerder was Djohan Sjahroezah naar Soerabaja afgereisd; tijdens zijn verblijf daar gedurende de bezetting had hij anti-Japanse illegale actie ondernomen onder arbeiders in de olie-industrie en ook verder de nodige contacten gelegd.310 Djohan ook had Tan Malaka aangemoedigd zelf de strijd in Soerabaja van nabij te proeven. Het bericht over de blijkbaar valse Tan Malaka gaf een extra impuls om Djokja te verlaten.311 Dat Tan Malaka zijn vertrek tot na het Kongres uitstelde, is begrijpelijk. Overleg met Chairul Saleh, Soekarni en anderen over de gang van zaken daar was voorshands belangrijker. Wellicht rondde hij nog een voorwoord af bij de tweede druk van Manifesto Djakarta, dat weer verscheen in Cheribon. Sastrosoewirjo zal de tekst na het congres hebben meegenomen. Niet onmogelijk is dat hij dit voorwoord in Soerabaja schreef. De tweede druk verscheen als Siaran PARI, Partai Repoeblik Indonesia, en opende met een voorwoord van vier bladzijden, ondertekend door de ‘samensteller’ van het Manifesto Djakarta, Tan Malaka. Voor de eerste maal liet hij zelf zijn naam in ligence aan, uit juli 1946, die Tan Malaka, onder de naam Moktaruddin Lasso in september 1945 de Partai Kebangsaan Melayu Malaya (Maleise Nationalistische Partij van Malaka) laat oprichten. Dit leek, aldus Cheah, onjuist. 307 Merdeka, 9-11-1945. Ook in Jail III:247, note 37; Anderson 1972:283. Het bericht werd omgeroepen door BPRI-leider Asmanu (interview Soetomo, Djakarta, 11-11-1980). Over Asmanu: Frederick 1989:248-9. 308 Yamin 1946a:27. Yamin was niet wars van overdrijving. 309 Pendjara III:68; Jail III:107. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Tan Malaka toen nog niet op de hoogte was van het bestaan van dubieuze naamgenoten. 310 Anderson 1972:427-8; Legge 1988:63-4; Frederick 1989:160. 311 Interview Helen Jarvis met Djalil, Djakarta, 1-11-1972; mijn interview Djalil, Djakarta, 24-81980. Chaerudin 1973:47 stelt het vertrek uit Djokja op 11 november, na de radioberichten over de strijd daar. Onderweg hoorden ze dan het radiobericht over Tan Malaka’s aanwezigheid op het strijdtoneel. Chaerudin vertelde het nog iets anders tegen Helen Jarvis (Jail III:246, note 37).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

135

de openbaarheid verschijnen. In het voorwoord verwijst hij eerst naar de brede verspreiding en verheugende ontvangst van de eerste druk. ‘Dat heeft de Samensteller zeer ontroerd, zoals een vader ontroerd is als hij zijn kinderen ontmoet, die hij achterliet toen zij nog in de schoot van hun moeder groeiden’. Nu staat hij midden in de al lang verwachte en verhoopte opstand van het gehele volk, die niet meer te onderdrukken is. Met onbreekbare wil en volharding, met moed en vastberadenheid, wordt de wereld verbluft en de vijand weerstaan. ‘De Samensteller van het Manifest voelt zich oneindig gelukkig, omdat hij vertoeft te midden van zijn strijdmakkers, ja zelfs zijn “strijdkinderen” – vergeef deze gevoelens van een revolutionaire veteraan, die als mens niet vrij is van de invloed van gevoelens!’ In een verwijzing naar het Manifesto last Tan Malaka nog enkele gifscheuten in over de gebeurtenissen rond de Proclamatie. De Indonesische leiders waren toen medewerkers ‘in leven en dood’ van de politiek van Tenno Heika, de Japanse Keizer, het theocratisch-militaristische Japan, en in hun twijfel, in hun vermoeden van de ‘zekere overwinning’ en de politiek van ‘Japans-Indonesische eenheid onder Japanse imperialisme’ faalden zij totaal. De Indonesische pemuda zullen wij in de toekomst dank moeten zeggen, omdat zij in feite de Republik Indonesia op 17 augustus hebben gegrondvest. Toen de grote Leiders nog hoopten op een ‘Commando uit Tokio’, dat zich al had onderworpen en ‘spleet als diamant’, toen stimuleerden de Pemuda de grote Leiders op de meest juiste en bittere wijze om de Indonesische Onafhankelijkheid uit te roepen en versterkten zij de vrije, soevereine Republik.

Velen van hen, misschien wel allen werden, aldus Tan Malaka, geïnspireerd door het Manifesto Bangkok van 1927, terwijl de voormannen van de opstand in Soerabaja, die nu aan de gang is, eveneens Pari-aanhangers zijn.312 Na de verontschuldiging voor de tekortkomingen in de analyse van het Manifesto, als gevolg van een gebrek aan gegevens, neemt hij de blijkbaar bestaande verwarring weg over de term Aslia. Dat is niet het idee van iemand die zich uitgeeft voor Tan Malaka. Een boek getiteld Gaboengan Aslia zal op korte termijn hierover opheldering verschaffen. ‘Wat meer is, de schrijver zelf zal misschien zijn schuilplaats na bijna twee dozijn jaar verlaten.’ En dan wordt de ‘samensteller’ vervangen door Tan Malaka, nog steeds in de derde persoon.

312

Uit zo’n opmerking zou kunnen worden afgeleid dat Tan Malaka dit voorwoord in Soerabaja schreef. De plaats van uitgave en Sastrosoewirjo’s aanwezigheid in Djokja doen aan zo’n vermoeden het nodige af. De oorlogssituatie in Soerabaja en de penibele situatie waarin Tan Malaka daar belandde maken het nog minder plausibel. Vlot transport van het manuscript van het voorwoord van Soerabaja naar Cheribon lijkt haast onmogelijk.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

136

Het lot van Tan Malaka zelf is de speelbal geworden van de verspreiders van geruchten, die daarmee hun eigen belangen dienen. Vier keer werd bericht dat hij als Japanse autoriteit met een Japans vliegtuig het land binnenkwam. Terwijl ik dit voorwoord schrijf zijn in Soerabaja al verschillende vijandelijke dubbelgangers die beweren Tan Malaka te zijn, vastgezet.313 De lezers en de Pari-aanhangers zullen genoegzaam beseffen wat het oogmerk is van deze provocateurs en verraders. Tan Malaka zal naar buiten treden, afhankelijk van de omstandigheden en de macht van het volk. Maar hij bevindt zich hier al sinds de Japanse invasie. Maar hij kwam zelf, niet met hulp of bescherming van een Japans oorlogsschip of vliegtuig. Hij werkte inderdaad op een onderneming onder Japans toezicht. Maar hij werkte als arbeider, en was in het geheel niet betrokken bij de Japanse imperialistische politiek. Ook heeft hij nooit ook maar één woord in het openbaar geuit dat de Japanse politiek goedkeurde of prees. Ja zelfs integendeel. Twee of drie keer hebben zijn uitspraken in het openbaar, waarin hij opkwam voor onafhankelijkheid en voor de arbeiders, hem in groot gevaar gebracht. Die woorden werden echter niet uitgesproken als vertegenwoordiger van een of ander politiek orgaan en ook niet onder de naam Tan Malaka. Kortom, Tan Malaka was op Java sinds ongeveer midden-1942. Hij stelde zich volledig en enthousiast in dienst van de arbeiders, made in Japan, de romusha, een uitvloeisel van het meest hypocriete, wrede, inhalige en beestachtige bewind ooit op dit ondermaanse.

Na nog zijn bittere ervaringen met de Amerikaanse – in de Philippijnen in 1927 – en Britse democratie – in Hongkong in 1932 – in dramatische bewoordingen beknopt te hebben geschetst besluit hij: ‘Dit alles staat in bloed op de huid van Tan Malaka geschreven. Dit zijn voldoende redenen voor Tan Malaka om zelf de tijd, de plaats en de vrienden te kiezen om zichzelf voor de ogen van het Indonesische volk te vertonen.’314 Pari en PKI Uit het voorwoord bij zijn manifest blijkt dat Tan Malaka zijn ‘legende’ heeft ontdekt en niet schroomt dat te benutten. Hij schrijft consequent in de derde persoon over zichzelf, eerst als de ‘Samensteller’, dan als Tan Malaka, en onthult pas in de ondertekening dat hij de auteur is van voorwoord en Manifesto. Hij dramatiseert de eigen positie en zijn historische rol, prijst de pemuda en sneert de oude leiders. In verheven woorden looft hij de Revolutie, die hij als revolutionair veteraan al bijna twintig jaar eerder had voorspeld. Al zijn lijden door toedoen van de imperialistische grootmachten – met bloed op

313

Ook deze zinsnede zou er op kunnen wijzen dat Tan Malaka in Soerabaja was toen hij dit opschreef. 314 Siaran Pari, pp. 4-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

137

zijn huid geschreven – geven hem het recht zelf tijd, plaats en gezelschap te kiezen om zich te openbaren aan het Indonesische volk; ‘als een messias’ is de onvermijdelijke volgende gedachte. In zijn voorwoord beschrijft Tan Malaka het succes van de Pari, die onder de voorhoede van de pemuda een grote aanhang zou bezitten. De tekst van het Manifesto werd ongewijzigd herdrukt. Half november was dus nog steeds de op- en uitbouw van de Pari een verklaard doel. Wat was daarvan in de praktijk al terechtgekomen? Het lijkt heel weinig. Tijdens de laatste jaren van het Nederlands bewind en de Japanse bezetting was de Pari een groepje gelijkgezinde radicalen in Djakarta die inspiratie putten uit de glorieuze en legendarische levensloop van Tan Malaka en uit diens geschriften, waarschijnlijk meer uit het eerste dan het laatste. Zijn altijd al verboden geschriften waren inmiddels nauwelijks meer te vinden en de actualiteit ervan was na twintig jaar aan enige slijtage onderhevig. Van een partij was geen sprake; van werving voor de groep ook niet.315 In Djakarta was sprake van een groep met Soekarni, Pandoe Kartawigoena, Adam Malik, Djohan Sjahroezah, Kusnaeni en wellicht Chairul Saleh. Buiten de hoofdstad zal hier en daar sprake zijn geweest van individuele Pari-aanhangers, die waren ontsnapt aan de Nederlandse repressie van de Pari, hun straf als zodanig hadden uitgezeten of waren overgeslagen als van te weinig gewicht. Djohan Sjahroezah, die tijdens de Japanse bezetting de contacten onderhield tussen verspreide anti-Japanse linkse groepen, schatte het aantal Parileden op twintig.316 De Pari-aanhang in de Mentenggroep was sterk. De actie was gericht op mobilisatie van de massa’s voor de Republik, ingevuld in radicale zin: massaactie, zonder een partij, boven- of ondergronds, als leidende factor. Het zou kunnen zijn dat op basis van lokale of regionale brede-moerba-organen als de Dewan Rakjat in Banten verder kon worden gebouwd aan een eenheidspartij, die dan de Pari zou moeten zijn. Ook de badan perdjuangan in hun militair-ideologische rol zag de Pari-kern waarschijnlijk als een fase in dit proces. Voor de socialistische partij, als één van meerdere partijen, wilde Tan Malaka zijn Pari niet opgeven. Wat hij denkelijk wel zou hebben gewild, gelet ook op zijn uitspraak in Serang: ‘Ik ben een communist’, was de vorming van een Communistische Partij, waarin hij zich op de hoogste positie zag. Die Communistische Partij zou dan om tactische redenen, zoals in Manifesto Djakarta uiteengezet, voorlopig een ‘ondergronds’ bestaan mogen leiden en in zijn openbare manifestaties Pari kunnen heten. In zo’n redenering past dat Tan Malaka schrijft in zijn voorwoord bij de herdruk van het Manifesto dat 315

Maroeto Nitimihardjo (interview Djakarta, 20-8-1980) die nauwe relaties onderhield met ‘Parivoormannen’, werd nooit gevraagd als ‘lid’ toe te treden of zag ooit een Parigeschrift. 316 Interview Soemarsono, Djakarta, 22-8-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

138

Verguisd en vergeten

vrijwel ‘alle’ pemuda de idealen van de Pari – of het communisme – hadden omhelsd. Zo’n conclusie is houdbaar, hoewel bij de pemuda tussen ‘communistische’ leuzen en kennis van de communistische ideologie meestal een diepe kloof gaapte. Tan Malaka was in 1932 het contact met de PKI, Moskou en de Komintern verloren. Wat er zich sindsdien had afgespeeld rond zijn persoon in communistische kring en hoe de PKI in Indonesië was gevaren was hem volslagen onbekend. Zijn eigen royement, het trotskistische stempel dat op hem was gezet, de terugkeer in 1935 van Moeso en de oprichting van de PKI-Moeda, Moeso’s brochure tegen Tan Malaka en de Pari en het wedervaren van de PKI; het was hem alles onbekend. Na Moeso’s vertrek uit Soerabaja in 1936 was al spoedig het overgrote deel van de nieuwe leiding opgepakt. Pamoedji ontsnapte bij toeval aan arrestatie en leidde de partij, die verder bleef gevrijwaard van Nederlandse repressie. Dat was dankzij uiterste voorzichtigheid en een cellensysteem dat de kwetsbaarheid verminderde. De PKI-kaders en communistische sympathisanten, tezamen overigens met Pari-supporters, vonden onderdak in de Gerindo, dat als vehikel voor legale linkse propaganda kon worden benut. De partij gaf het blad ‘Menara Merah’ (Rode Minaret) uit, waarvan in juni 1940 een exemplaar in beslag werd genomen. In dat verband werden Amir Sjarifoeddin, Adam Malik en Wikana van betrokkenheid verdacht.317 Wikana zorgde voor de verspreiding in West-Java,318 maar de hoofdverantwoordelijke was Pamoedji, die het blad in Soerabaja liet drukken.319 ‘Menara Merah’ volgde de Moskouse lijn, waarin het vormen van een volksfront de opmars van de totalitaire machten Duitsland en Japan moest keren. Daarnaast werd, geheel in Moeso’s lijn, Tan Malaka tot de zondebok voor het mislukken van de opstand van 1926-1927 gemaakt, en als trotskist op de mestvaalt der geschiedenis gestort. Amir Sjarifoeddin kreeg kort voor de Nederlandse overgave aan Japan vijfentwintigduizend gulden van de Nederlandse overheid om een verzetsorganisatie op te zetten. Hij zocht hiertoe samenwerking met Pamoedji, via Atmadji, die hij goed kende als partijgenoot in de Gerindo van Soerabaja.320 Zijn activiteit vond plaats deels binnen het kader van de in mei 1940 gevormde Gerakan Rakjat Anti Fasis (Geraf, Anti-Fascistische Volksbeweging), passend binnen de Volksfronttactiek. Kort na de Japanse invasie kwam de Geraf bijeen in Soekaboemi ten huize van de veteraan in de beweging Tjipto Mangoenkoesoemo. De Geraf-leiding werd hier samengesteld: Amir 317 318 319 320

Poeze 1994:335-6, 348. Interview Adam Malik, Djakarta, 22-8-1980. Lucas 1986:7-8. Lucas 1986:12-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

139

Sjarifoeddin, Pamoedji, Soekajat, Armoenanto en Widarta.321 De Kempeitai maakte verbeten jacht op de communisten en slaagde erin vrijwel de gehele organisatie op te rollen. De meesten vonden de dood – als gevolg van marteling, zoals Pamoedji, of na een doodvonnis. Amir Sjarifoeddin, opgepakt in februari 1943, die door de Japanse bezetter in een proces tegen PKI-activisten in februari 1944 ter dood werd veroordeeld, overleefde dankzij een beroep om clementie van Soekarno en Hatta. Hij werd opgesloten met een levenslange gevangenisstraf. Ook Sutrisno en Soedisman kwamen er met vele jaren celstraf van af.322 De ‘tweede generatie’ PKI’ers was hiermee uitgeschakeld. De fakkel werd overgenomen door de ‘derde generatie’ onder leiding van Widarta en K. Midjaja. Het besef te behoren tot een grote wereldbeweging, die ook in Indonesië een glorieuze traditie vertegenwoordigde, vormde een belangrijke inspiratiebron bij het voortzetten van de partij. De Japanse repressie liet hen niet veel meer toe dan de zorg voor het overleven van de PKI: het onderhouden van contact, het zoeken van schuilplaatsen, anti-Japanse propaganda, scholing, ook met het nog steeds uitgegeven ‘Menara Merah’. Niettemin leed de partij grote verliezen. In het Midden-Javaanse Pemalang bleef echter één veilige basis intact, waar Widarta en zijn kring hun toevluchtsoord vonden.323 In Djakarta functioneerde Wikana, onder de veilige hoede van de Kaigun,324 als contactpersoon. Hij rekruteerde onder anderen Aidit en Lukman voor zijn partij. Van zelfstandige communistische activiteit zal weinig sprake zijn geweest. Evenals de Pari-activisten ontplooiden zij hun energie in pemudaverband. Als illegaal onderdeel daarvan werd omstreeks maart 1944 de Gerakan Indonesia Merdeka (Gerindom, Beweging voor Vrij Indonesië) opgericht in Menteng 31, waarin Aidit, Lukman, Sjamsudin Tjan en Sidik Kertapati, met advies van Wikana en Sjahrir, actief waren. ‘Cellenbouw en machtsvorming’ was het doel. Ook buiten Djakarta en met andere anti-Japanse activisten als mr. Moh. Joesoef en Samudro werd contact onderhouden. Gerindom droeg geen openlijk PKI-stempel, maar de vertaling als studiemateriaal van Dingley’s (Iwa’s pseudoniem) brochure over de boerenbeweging in Indonesië, in opdracht van en in Moskou geschreven in 1925-1926, en Dimitrovs rede op het Kominterncongres van 1935, wezen een duidelijke richting.325 321

Sidik Kertapati 1964:25-6; Bahaya laten 1991:25-6; Soe Hok Gie 1997:42-3. Kahin 1952:112; Dokumentasi pemuda 1948:44-5; Sidik Kertapati 1964:28-9; Leclerc 1978:26; Soe Hok Gie 1997:44-5; Lucas 1991:56; Bahaya laten 1991:26. 323 Lucas 1991:57; Soe Hok Gie 1997:45-6; Aboe Bakar Loebis 1995:84-5. 324 Met toestemming van zijn partijgenoten aanvaardde Wikana de invitatie van Soebardjo hier dienst te nemen (Sidik Kertapati 1964:66-7). Zie ook Anderson 1972:47. 325 Dokumentasi pemuda 1948:16-20; Sidik Kertapati 1964:59-61; Soe Hok Gie 1997:49-50. Soemarsono (interview Djakarta, 22-8-1980) noemt ook Sakirman, Trimurti en Iwa als leden van de kring rond Wikana. 322

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

140

Verguisd en vergeten

Mr. Joesoef richtte in Bandoeng de Djojobojo-beweging op, een brede, omvangrijke verzetsbeweging, die ook daadwerkelijk sabotagedaden ­pleegde. Radicalen als Joesoef, communisten en Parisympathisanten als Tjeq Mamad werkten samen. Djojobojo was, zoals te verwachten, niet bestand tegen de Japanse vervolging. Vrijwel alle betrokkenen werden opgepakt; de meesten overleefden niet. Kaigunbemiddeling redde een aantal het leven.326 De eerste atoombom op Japan, en de naderende nederlaag van Japan, bracht de PKI-leiders bijeen in Pemalang. Widarta, K. Midjaja en nog drie vertrouwelingen ontvingen daar bezoek van Wikana. Er werd klaarblijkelijk besloten om voorlopig niet als PKI naar buiten te treden, maar af te wachten. De internationale verhoudingen waren onduidelijk. De positie van Sovjetunie onder de zegevierende geallieerden, bij de afloop van de oorlog was onzeker. Zou de samenwerking, de Volksfrontpolitiek, worden voortgezet? En tot welk doel? Een onafhankelijk Indonesië, met een openlijke en sterke PKI, zou afkeer van de geallieerde machten oproepen. De overlevingskansen van de Republik werden hierdoor geschaad. Verder miste de PKI een aansprekende leider. Amir Sjarifoeddin zat nog gevangen in Oost-Java, en ander­e voormannen vertoefden in het buitenland. En, zoals naar het buitenland, zou ook in het binnenland een prominente PKI-rol afschrikkend werken, nu op de bestuurders, wier steun de Republik nodig had. De partij had ook tijd nodig – er was gebrek aan leiders, leden, geld en wapens. Onduidelijk was waar en hoe PKI-restanten en PKI’ers hadden overleefd. De Japanners waren nog sterk; de Kempeitai in staat tot een laatste communistenjacht. Er werd besloten een pamflet uit te geven waarin werd opgeroepen tot een nationale revolutie, zonder auteursvermelding en zonder PKI-vermelding in de tekst.327 De PKI verdween zo geheel uit de openbaarheid; ‘Menara Merah’ verscheen niet meer en werd niet vervangen door een ander periodiek. In Soerabaja trad de PKI echter wel naar buiten. In augustus en september 1945 werden vijf pamfletten verspreid, zonder datering, maar wel genummerd als ‘Makloemat [Bekendmaking] Partij Komunis Indonesia’ en met een ster met sikkel en hamer erin op de tekst gestempeld. De toon was fel anti-Japans en uiterst kritisch over de serviele houding en het pro-Japanse verleden van Soekarno, Hatta en de KNIP-leden. In de derde maklumat werd opgeroepen tot de verkiezing van rechtlijnige leiders via te vormen ‘Comité’s Kemerdekaan’. Zonodig konden als regeringsleiders Alimin, Moeso en Roestam Effendi worden voorgedragen. De onverzoenlijke toon werd in de laatste twee maklumat gecorrigeerd, onder invloed van de Wikana-Widartalijn of van een pamflet van de pemuda-organisatie API? In dat laatste werd

326 327

Sidik Kertapati 1964:27; Soe Hok Gie 1997:47. Lucas 1986:63-5, 1991:190-1; Brackman 1963:42-3, 54-5; Supeno 1983:61.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

141

gewaarschuwd voor plakkaten met hamer en sikkel, die tegen de Republik ageerden en afkomstig waren van de vijand, die tussen haakjes werd geïdentificeerd als Van der Plas. De PKI beloofde nu steun aan de Republik, en richtte zich in geruststellende bewoordingen tot bestuurders en politie, moslims en minderheden en deed oproepen aan arbeiders en boeren, pemuda en nationalisten. De PKI stond gereed om het volk te leiden, met de drie al genoemde door de Komintern erkende leiders. En er werd vervolgd met ‘Tan Malaka is uit Partij en Komintern gezet vanwege zijn verraad van de opstand van 19261927’. Ook Darsono en Semaoen horen niet meer tot de partij. In de laatste maklumat werd verwezen naar de onbekende Parkoti (Partai Komunis Tionghoa Indonesia), de communistische partij van Indonesische Chinezen, waarmee moest worden samengewerkt om een socialistische maatschappij te vormen.328 Het spoor van deze pamfletten leidt mogelijk naar de luchtmachtbasis van de Japanse marine, waar een PKI-cel was gevormd, die over aanzienlijke middelen beschikte en in staat was tijdens de bezetting zelf geproduceerde brochures te verspreiden.329 Soedisman en Tjugito zaten in Soerabaja in Japanse gevangenschap, en zouden zich na hun vrijlating hebben kunnen mengen in deze ontwikkelingen.330 Widarta reisde na de Proclamatie over Java om zicht te krijgen op de PKIrestanten en deze onder de centrale leiding te ordenen.331 Het ligt voor de hand dat hij ook in Soerabaja de PKI-cel op de landelijke koers bracht. Hij werd gezien als leider van de PKI in Soerabaja en had niet geringe invloed op de pemuda.332 Wikana hield de zaken op centraal niveau in het oog.333 Amir Sjarifoeddin werd pas op 1 oktober bevrijd uit de gevangenis van 328

Vier van de vijf maklumat (de tweede ontbreekt) zijn met het API-pamflet, vertalingen en enige toelichting verzameld in CAD, Verspreide Archivalia GG 60-340. In de mij bekende literatuur wordt nergens verwezen naar deze pamfletten, noch naar de groep die ze opstelde en drukte. De API in Soerabaja was een soortgelijke organisatie als de PRI, maar bleef qua belang en omvang ver ten achter (Nugroho Notosusanto 1985:121; Barlan Setiadijaya 1991:234-6; Kelompok Kerja 1986:140-1). 329 Lucas 1986:54-7. ‘Verslag betreffende de activiteit van de P.K.I. (Perkoempoelan Kommunis Indonesia) gedurende de Japanse bezetting en daarna’, Batavia, 25-3-1946, in NIOD, IC 6539-654, vermeldt vooral in Soerabaja vele PKI-cellen, die ook pamfletten verspreidden. 330 Soe Hok Gie 1997:48, 59. 331 Lucas 1986:65, 69. 332 Interview Soemarsono, Djakarta, 22-8-1980. 333 Bujung Saleh (interview Djakarta, 25-8-1980) noemt naast Wikana Djauhar Arifin Soetomo, werkzaam bij de Poesat Keboedajaan (Centrum voor Cultuur), als leider van PKI kort na de Proclamatie. Soetomo had als journalist en auteur enige naam gemaakt (Orang Indonesia 1944:427). S.K. Trimurti noemt in een brief aan Setiadjit, 3-9-1948, in NA, PG 590, Soetomo als een PKI-kader met wie zij in 1936 contact verkreeg. In geen enkele andere bron wordt hij verder vermeld, in welke politieke activiteit dan ook. Als auteur noemen Ajip Rosidi 1976:60 en Teeuw 1967:76-7 hem. Soetomo werd in Madioen in 1926 geboren en overleed in Djakarta in 1959.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

142

Verguisd en vergeten

Malang. De volgende dag arriveerde hij in Djakarta om zijn taak als minister van voorlichting op zich te nemen. In die functie omringde hij zich met de nodige geestverwanten, die dankzij officiële faciliteiten – vervoer, geld, volmachten – Java konden bereizen. Officiële opdrachten gingen gemakkelijk samen met inzet voor socialistische of communistische doeleinden. Op die manier trokken ook Widarta en K. Midjaja over Java.334 De eerste betrouwbare kameraadschappelijke informatie uit het buitenland bracht Abdoelmadjid Djojoadhiningrat begin oktober. Hij was naar Djakarta gevlogen met een Nederlands vliegtuig, op Nederlandse kosten en als aanstaand Nederlands ambtenaar, samen met Tamzil en Moewalladi. Alle drie waren prominent in de Perhimpoenan Indonesia (PI) en hadden, vooral Abdoelmadjid, ‘a clever lawyer’, de PI op een communistische koers gezet. Zij waren actief geweest in het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetter en hadden, in het kader van de Volksfrontpolitiek, goede relaties opgebouwd met het sociaal-democratische verzet.335 Zij beschaamden de Nederlandse verwachtingen en kozen vrijwel meteen de zijde van de Republik. Het ministerschap van Amir kan daarbij een belangrijke reden zijn geweest; zij deelden een links verleden en verzetservaringen. De Nederlandse verwachting dat de PI’ers zich zouden keren tegen de Republik, als een Japans product, kwam zo niet uit. Abdoelmadjid bracht uit Nederland de nodige twijfel mee over de vorming van een communistische partij.336 In Nederland had de Communistische Partij Nederland (CPN) zich na de Duitse capitulatie omgevormd tot een Vereniging van Vrienden van de Waarheid, die moest opgaan in een Democratische Volkspartij, geheel in Volksfronttraditie. Illusies in dat opzicht werden al snel weggenomen en in juli 1945 werd besloten de CPN opnieuw te organiseren. Dat gebeurde overigens officieel pas in oktober 1945.337 De keuze voor de terugkeer naar de CPN was niet principieel, maar werd opgedrongen toen de SDAP, zoals ook vóór 1940, niets bleek te voelen voor een verband met de communisten.

334

Lucas 1986:69. Poeze 1986:320-30. De karakterisering van Abdoelmadjid in Abu Hanifah 1972:162. 336 Lucas 1986:115, note 31, 1991:237; Leclerc 1978:37; Pendjara III:81, Jail III:128-9 stelt Abdoelmadjids komst per schip op september 1945. Hij was na aankomst vastgehouden en verhoord op Menteng 31. Zie hierover ook Soebadio Sastrosatomo 1987:79, 244-5; Soe Hok Gie 1997:76 en, uitgebreid, Alizar Thaib 1993:55-6. Soebadio verzorgde zijn opvang (interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 6-10-1980). Het wantrouwen van de Mentengpemuda was hierna niet verdwenen. Ch. Saleh stelde op de tweede KNIP-zitting, op 16 en 17 oktober, de eis dat Tamzil als lid zou worden geroyeerd. In Nederland had hij de Revolutie zwartgemaakt. Sjahrir hield hem de hand boven het hoofd (‘Setiadjid tanda tanja’, Madjallah Merdeka 1-18(155-1948):5). 337 Verrips 1995:210-8. 335

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

143

In de communistische beweging heerste wereldwijd verwarring na de opheffing van de Komintern in 1943. De Amerikaanse Communistische Partij had zich opgeheven, en minder machtige zusterpartijen volgden. De communisten verschilden onderling zeer van mening over zo’n ingrijpend besluit en Moskou gaf geen uitsluitsel. Het zou tot eind 1945 duren voor een duidelijke keuze voor organisatie in de eigen partij werd gemaakt. Earl Browder, de Amerikaanse communist, werd als voornaamste schuldige aan de ‘liquidationistische’ politiek aangewezen en geroyeerd.338 Abdoelmadjid zal dus zeker geen gezaghebbende uitspraak hebben kunnen doen over de wijze waarop de PKI zou moeten functioneren. De grotendeels pragmatische keuze voor een verlengd ondergronds bestaan zal hij hebben kunnen billijken. Abdoelmadjid was wel van invloed op de politieke koers die Sjahrir en Amir uitzetten ten opzichte van de vroegere koloniale heerser. Hij kende en vertrouwde de nieuwe, progressieve machthebbers in Den Haag; een diplomatieke oplossing van het geschil moest met het na de bezetting vernieuwde en gelouterde Nederland mogelijk zijn. Sjahrir en Amir, die beiden in Nederland hadden gestudeerd, zullen zich in zo’n redenering makkelijk hebben kunnen vinden.339 Het overlopen van Abdoelmadjid, Tamzil en Moewalladi, dat natuurlijk werd ervaren als een tegenslag voor de Nederlandse plannen, bleek, achteraf gezien, dus ook aanvankelijk zijn voordelen te hebben. Widarta’s achtergrond was totaal verschillend van de uit Nederland afkomstige PI-leden. Internationaal-politieke overwegingen en in het westen opgedane ideeën, sentimenten en relaties speelden bij hem geen rol. Na de nederlaag van het fascisme was er voor Widarta en zijn kameraden uit de PKI-illegaliteit op Java geen reden de steun aan Nederland voort te zetten en zich in te zetten voor een diplomatieke oplossing. Overleg tussen Widarta, Abdoelmadjid en Amir daarover leverde geen overeenstemming op. De laatst­e twee beriepen zich op Widarta’s gebrek aan ‘internationale ervaring’ om hun eigen lijn door te zetten.340 Widarta, die tijdens het pemudacongres werd gekozen als bestuurslid van het door Soemarsono geleide werkcomité dat de badan perdjuangan coördineerd­e,341 keerde in december terug op bekend terrein, de drie regentschappen aan Java’s noordkust, tussen Cheribon en Pekalongan: Brebes, Tegal en Pemalang, die met het regentschap Pekalongan de residentie Pekalongan

338

Leclerc 1978:35-7 Anderson 1972:208-9. 340 Lucas 1986:75-6. Widarta’s positie was verzwakt door een onderling verschil van mening over de persoon van de rechtmatige opvolger van Pamoedji. Soedisman, die in oktober 1945 was vrijgekomen, eiste de positie van opvolger op, en kreeg daarbij vooral steun uit PKI-kring in Soerabaja. 341 Sedjarah perdjuangan pemuda 1965:167. 339

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

144

Verguisd en vergeten

vormden. Deze ‘Tiga Daerah’ (Drie Gebieden) waren ten prooi gevallen aan een sociale revolutie, langs vergelijkbare lijnen als in Banten. Bestuurders en politie waren verjaagd, de Japanners weggetrokken. Sinds half oktober heersten lokale gewapende groepen: pemuda, ‘sterke mannen’ en ook de traditionele ‘bandieten’ eisten hun deel op. Het kwam tot de nodige uitwassen. Pogingen van het centraal gezag enige orde te herstellen waren alle vergeefs; Sajoeti Melik kwam daarbij zelfs bijna om het leven. De regio was geheel afgesloten van de buitenwereld; de toestand naderde de anarchie. Een ideologische rechtvaardiging als in Banten – met Tjeq Mamads Dewan Rakjat – miste de sociale revolutie hier. Na een maand pas – op 16 november – poogde een soort volksfront, een federatie van badan perdjuangan, het vacuüm te vullen. De leiding was in meerderheid in handen van communisten. Ten koste van moslims en het leger bouwden zij hun macht op. De communisten benutten hierbij hun kennis van de regio opgedaan tijdens de Japanse bezetting. K. Midjaja en Widarta leidden het proces, daarin gemachtigd en gesteund door Amir Sjarifoeddins pas opgerichte Parsi. De regio zou in communistische zin moeten worden bestuurd, en kreeg een eigen revolutionaire bestuursstructuur, die niets van doen had met de KNI-hiërarchie. Dewan Pekerdja, werkcomités, namen hun plaats in. De communistische inspiratie werd op dit niveau niet verheimelijkt. De Parsi werd ‘100 procent pro-Moskou’ genoemd. Een actie om de hele residentie over te nemen leek met de benoeming van een communistische resident in Pekalongan op 9 december geslaagd. Maar vier dagen later was dit communistisch experiment al ten einde. TKR-eenheden, afkomstig uit de regio, met goede relaties tot de verdreven bestuurders, rolden het revolutionaire bestuur op en pakten de leiders op, met hulp van de georganiseerde Islam.342 Een delegatie van de Partai Sosialis, in het nabije Cheribon op 18 december ontstaan uit de fusie van Amirs en Sjahrirs partijen, met Soebadio Sastrosatomo, Soedarsono en Djohan Sjahroezah, kwam te laat om de ‘volksbeweging’ te redden; opmerkelijk genoeg was dat wel het beoogde doel. Op 23 december stond voor Soekarno, Hatta en Sjahrir, op hun propagandareis over Java, Pekalongan op het programma. Widarta, die aan arrestatie was ontkomen, was deel van het officiële gezelschap. Het leverde hem niet de gedachte veiligheid op. Hij werd op de openbare vergadering, voor iedereen zichtbaar, met geweld opgepakt en opgesloten. Soekarno liet het bij een vermaning, Sjahrir bij sarcasme. Sjahrirs internationaal prestige was mede afhankelijk van zijn gezag en macht in het binnenland. Zijn socialistische hervormingen dienden daarom niet gepaard te gaan met oncontroleerbaar, spontaan geweld zoals

342

Anton Lucas heeft in zijn proefschrift (1980) de Tiga-Daerah-affaire het meest uitgebreid beschreven. Een Indonesische vertaling verscheen in 1989; een bewerkte uitgave in 1991 en een beknopt overzicht in 1985. Ik heb de uitgave van 1991 gebruikt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

145

in de sociale revoluties. Amir, inmiddels ook minister van defensie, was afwezig in Pekalongan, hoewel hij verder wel onderdeel was van de tournee. Het was veiliger zich niet in dit wespennest te steken, waar zijn TKR en zijn Parsi tegenover elkaar hadden gestaan; bovendien was de verhouding tot Widarta verkoeld. Widarta wenste ingrijpen om zijn bevrijding te bewerkstelligen. Hij deed een beroep op Soemarsono, en tot twee keer toe ging een Pesindoeenheid uit Soerabaja op weg om de TKR in Pekalongan te verdrijven. Beide malen werden ze gestopt; de interventie van Amir was hiertoe nodig.343 In Soerabaja Tan Malaka verliet Djokja op 12 of 13 november in het vertrouwde gezelschap van Chaerudin, Djalil en Umar Sugondo, in een witte cabriolet, van het merk Plymouth DeSoto. ‘s Avonds omstreeks acht uur werd in Modjokerto gestopt bij een hotel.344 Chaerudin regelde een ontmoeting met de oude, vijfenzeventigjarige Kjai Hasjim Asjari, de zeer gezaghebbende traditionalistische Oost-Javaanse oprichter en voorman van de Nahdatul Ulama, in diens 343

Lucas 1991:234-8. Het grootste deel van de arrestanten werd geleidelijk vrijgelaten; 32 mannen werden in september 1946 naar Djokja overgebracht – en deelden hun lot daar met Tan Malaka en zijn aanhangers, opgepakt na de 3-juli-coup. In november werden acht van hen, onder wie Widarta, overgebracht naar Fort Vredeburg in Djokja, waar zij werden opgesloten met enkele tientallen aanhangers van Tan Malaka (Adam Malik 1947:77). Werd Widarta hier beïnvloed in pro-Tan-Malaka-richting? In december 1946 werden er 21 vrijgelaten. Zes man werden in aprilmei 1947 in Pekalongan berecht, vijf van hen kregen in juli amnestie, de zesde, K. Midjaja, werd een paar maanden later uit hechtenis ontslagen. De vijf anderen, onder wie Widarta, werden in Djokja vrijgelaten. De regering, Amir voorop, had zich niet ingespannen voor de arrestanten, integendeel. Juristen uit PS-kring en de Pesindopers bleven wel opkomen voor hun vrijlating. De BKPRI stuurde bijvoorbeeld op 16-8-1946 een telegram aan Soekarno met een zodanig verzoek (Kisah perdjalanan BKPRI 1948:26-7; Hardjito 1952:66). Widarta keerde zich al in de gevangenis tegen het Linggadjati-akkoord met Nederland, tegen de partijlijn in. Zijn oproep tot een partijdiscussie over de te voeren politiek, leverde hem een ‘intern proces’ op – met als beschuldigingen factievorming, steun aan Tan Malaka en politieke fouten in zijn optreden in Pekalongan. Tot de deelnemers aan het proces als ‘aanklagers’ en ‘rechters’ behoorden Maroeto Daroesman, Aidit en Soedisman. Widarta werd enige tijd later, eind 1947, doodgeschoten door Pesindovoorlieden (Lucas 1986:79-80; 1991:280-1; ook uit eigen ervaring in Sajuti Melik 1986b:268-9 en in ‘Latar belakang “Peristiwa Tiga Daerah” berbeda dgn latar belakang “Peristiwa Madiun”’, Berita Buana, 131-1977, gebaseerd op een interview met Sajoeti Melik; verder Supeno 1983:65-6 en Kromorahardjo 1998:171-2; Imam Soedjono 2006:200). Het was niet de enige afrekening in linkse kring (Lucas 1986:76-80, 1991:238-45, in algemene zin Leclerc 1986:331-9). Bujung Saleh (interview Djakarta, 25-8-1980) noemt Fatkur als ‘de beul’ van Widarta, in opdracht van Amir; Lucas 1986:117, noot 40, 1991:281 noemt Fatkur en Tjugito in dit verband. Fatkur was hoofd van de Badan Pengoeasaan Oemoem van Pesindo, door Lucas vertaald als General Security Committee. 344 Chaerudin 1973:47 stelt het vertrek op 11 november. In interview met Helen Jarvis (Djakarta, 28-11-1972) noemt hij 12 november. Het automerk uit interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

146

Verguisd en vergeten

pesantren in Teboeireng. Hasjim Asjari was ook nog de vader van Wachid Hasjim, die tijdens de bezetting en in de Republik de Islam prominent vertegenwoordigde. Hij was minister in het eerste kabinet en lid van de Badan Pekerdja. Tan Malaka en Umar Sugondo, die wellicht meeging, omdat hij langere tijd in het Heilige Land had vertoefd en de bedevaart had volbracht, brachten niet louter een beleefdheidsbezoek. Van negen uur ‘s avonds tot het ochtendgebed werd overlegd.345 Toen het viertal zich daarna gereedmaakte voor het vertrek naar Soerabaja, verschenen plotseling twee afgezanten van het lokale commando van de Barisan Pemberontak Rakjat Indonesia die vroegen naar onze papieren. Nadat die nauwkeurig waren bestudeerd, werden wij vieren verzocht hen te volgen naar de BPRI-post. Van ‘s ochtends tot na het middaguur werd ik hier ondervraagd; pas toen begreep ik dat wij werden vastgehouden, zonder dat men ons een verklaring wilde geven wat de reden daarvoor was. ‘s Middags werden wij vieren naar het politiebureau van Modjokerto overgebracht en zonder voorafgaand politieverhoor in de cel opgesloten.346

Tan Malaka zelf schildert dit met nog meer drama: In een hotel in Modjokerto werd ik plotseling ‘s avonds bezocht door een eenheid zwaar bewapende militaire politie die met gevelde bajonet mij en mijn bagage onderzochten en mij opbrachten naar het politiebureau waar ik in een benauwd, smerig kamertje zonder slaapmat en vol wandluizen werd gestopt. Hier zat ik een dag en een nacht gevangen, zonder de werkelijke reden van mijn aanhouding te kennen.347

De bij Tan Malaka in beslag genomen papieren werden uiterst verdacht geacht. Hij had een afschrift van het Soekarno-Hatta-testament bij zich, was in het bezit van koloniaal papiergeld en een tegen Soekarno en Hatta gericht manuscript. In het heetst van de strijd om Soerabaja was een verdenking als NICA-agent dan snel uitgesproken.348

345

Chaerudin 1973:48. Over Hasjim Asjari: Deliar Noer 1973:229; over Wachid Hasjim: Anderson 1972:110, 174-5, 455. Djalil (interview Djakarta, 24-8-1980) zegt dat de reisroute over Teboeireng liep. 346 Chaerudin 1973:48. Djalil (interview Helen Jarvis, Djakarta, 1-11-1972 en mijn interview, Djakarta, 24-8-1980) kent bij deze gang van zaken en de latere vrijlating van Tan Malaka een rol toe aan de Sabilillah, de verzamelnaam van de islamitische, door kjai geleide badan perdjuangan (Anderson 1972:222). Het verband met Asjari’s pesantren ligt voor de hand. Zie hierover ook Nugroho Notosusanto 1985:207; Barlan Setiadijaya 1991:223. 347 Pendjara III:68-9; Jail III:107. Tan Malaka stelt zijn aanhouding hier in de avond, en vergeet zijn celgenoten te noemen. Het lijkt een combinatie van dramatisering en falend geheugen. 348 NEFIS-ondervragingsrapport Moh. Sjamsoel Arifin, 12-12-1947, in NA, PG 581 en 678, en CAD, Verspreide Archivalia GG 54-223; Dokumentasi pemuda 1948:60-1, dat dit foutief dateert op

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

147

Het ligt voor de hand dat het ingrijpen van de BPRI allereerst werd ingegeven door wantrouwen. Een paar dagen eerder was door de BPRI-zender omgeroepen dat Tan Malaka al aanwezig was en nu verscheen nog iemand van die naam, bij wie ook nog zeer dubieuze papieren werden gevonden. Sjamsoel Arifin werd blijkbaar op onderzoek gestuurd. Het bericht van de arrestatie moet, ondanks de felle strijd waarin Soerabaja was verwikkeld, snel beland zijn bij de PRI,349 waar Djohan Sjahroezah, die eerder dan Tan Malaka al naar Soerabaja was vertrokken, actief was. Het gevolg kwam snel: De volgende morgen heel vroeg werd de celdeur geopend en iemand van de BPRI-post (die mij gisteren had ondervraagd) kwam de cel binnen, ging met ons op de celvloer zitten, sprak zijn spijt uit en vroeg om verontschuldiging voor onze aanhouding die naar zijn zeggen het gevolg was van een misverstand. Over de oorzaak van het misverstand liet hij zich niet uit. Maar wij begrepen dat onze aanhouding werd veroorzaakt door achterdocht ten opzichte van Tan Malaka, die verdacht werd niet de ware Tan Malaka te zijn.350

Papieren en auto werden teruggegeven. Djohan Sjahroezah was Tan Malaka komen afhalen tezamen met de PRI-voormannen Nurullah, Rivai S. Atmadja, Sudjono en Abidin Effendi. Op weg naar Soerabaja werden op een legerpost in Wonotjolo, aan de zuidrand van de stad, alle misverstanden uit de weg geruimd. Om elf uur werd Djalan Embong Malang 31 bereikt, het eerste PRI-hoofdkwartier, in het stadscentrum, vlakbij het vroegere Oranjehotel waar op 19 september 1945 de strijd begon. Vandaar ging het ‘s middags naar een woonhuis aan de Djalan Gedoeng Taroekan in de oostelijke wijk Patjarkeling, het nieuwe PRI-hoofdkwartier, waar Tan Malaka kennis kon maken met Soemarsono, Ismail, Dimyati, Bambang Kaslan, Salamoen en vele anderen.351 midden-oktober. Sjamsoel Arifin noemde zich bij de NEFIS journalist, maar was – ook of vooral – prominent in de BPRI (interview Soemarsono, Djakarta, 22-8-1980). Ook interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972, in Jail III:247, note 38. 349 De PRI was opgegaan in de Pesindo, maar wordt in deze periode algemeen nog aangeduid als PRI. 350 Chaerudin 1973:48. 351 Chaerudin 1973:48-9; interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972, in Jail III:247, note 39; interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980. Chaerudin stelt dit op 13 november. Volgens mij moet dit één of twee dagen later zijn. Tan Malaka’s eigen lezing is onjuist. Hij zegt dat Sabarudin, hoofd van de militaire politie in Soerabaja, door pemuda onder bedreiging met wapens naar Modjokerto was gebracht en werd gedwongen hem vrij te laten (Pendjara III: 69; Jail III:107). Sabarudin was betrokken bij een tweede, latere aanhouding van Tan Malaka in Sidoardjo. Hatta zegt twee keer Tan Malaka’s vrijlating te hebben bewerkstelligd, nadat hij een telegram van pemuda had ontvangen, waarin werd gevraagd wat te doen met iemand die zich Tan Malaka noemde. Hatta bevestigde die identiteit en vroeg zijn vrijlating (Hatta 1974:10;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

148

Verguisd en vergeten Hier verbleef ik dagen achtereen temidden van het dreunen van kanonnen, mortieren en bommen, terwijl ik diverse brochures schreef, in het hoofdkwartier van de PRI, dat de strijd-op-leven-en-dood leidde. Een uur nadat wij Gedung Tarokan verlieten, kwamen de Gurkhasoldaten het bezetten.352

Niet alleen het oorlogsgeweld bedreigde Tan Malaka bij de PRI, maar ook andere onvermoede gevaren waren nabij. In de PRI-leiding was het aandeel van door Djohan Sjahroezah gerekruteerde en gevormde pemuda aanzienlijk, maar de inbreng van communistisch geïnspireerde pemuda was niet gering. Widarta en zijn lokale voorman Boeng Ketjil verkregen groeiende invloed op de PRI. Voorzitter Soemarsono, die tijdens de Japanse bezetting van Soekarni en Djohan Sjahroezah zijn politieke scholing had ontvangen was geleidelijk opgeschoven in communistische richting, maar onderhield nog goede contacten met beide PRI-vleugels: de aanhang van Djohan Sjahroezah en de ‘Menara-Merah’-groep. Soemarsono kende ‘Menara Merah’ en de felle aanvallen daarin op Tan Malaka, die de PKI zou hebben verraden. Daartegenover stond Alimin, die in lovende bewoordingen werd beschreven als de leider van het Rode Leger in Birma. Toen duidelijk werd in communistische kring dat Tan Malaka op Java was, werd over hem gezegd dat hij trotskist was, had samengewerkt met Japan en een Japans agent was. Na zijn aankomst in Patjarkeling kreeg Soemarsono bezoek van een contactpersoon van de groep-Widarta, die hem mondeling de instructie gaf Tan Malaka te doden. Soemarsono aarzelde; hij was niet overtuigd van Tan Malaka’s heulen met Japan. Zijn gesprekken met de ‘oude heer’ zullen hem hebben afgebracht van het uitvoeren van de instructie.353 Er was nog meer: de valse Tan Malaka, die door andere pemuda was ondergebracht in een ‘speciaal huis’ om ‘cursussen te geven en de duizenden strijdende pemuda te leiden’. De valse Tan Malaka werd in Patjarkeling

interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972, in Jail III:247, note 38; ook Deliar Noer 1990:270). Het lijkt mij dat de snelle vrijlating de verdienste van Djohan Sjahroezah was, die waarschijnlijk eerder kwam dan Hatta’s telegram. Pendjara III:69 geeft als PRI-hoofdkwartier ‘Gedung Tarokan’. Tan Malaka verwijst hier naar Djalan Gedoeng Tarokan (Jail III:107). Jarvis vertaalt dit ten onrechte als Tarokan Building. 352 Pendjara III:69; Jail III:107. 353 Interview Soemarsono, Djakarta, 22-8-1980. Is Soemarsono geloofwaardig over zijn instructie tot moord? De haat die Moeso voor Tan Malaka had opgevat, zal via Pamoedji aan Widarta zijn overgedragen. Verraad van de opstand van 1926, trotskistische ideeën en samenwerken met Japan; aan dat alles werd niet getwijfeld in PKI-kring. Het was voldoende voor een meervoudig doodvonnis. Moh. Padang (interview Djakarta, 27-8-1980) noemt het bericht over de valse Tan Malaka een Pesindotruc om Tan Malaka naar Soerabaja te lokken – en daar met hem af te rekenen? Zie over Boeng Ketjil: Lucas 1986:6-13, 63-70, 1991:56, 58, 190-1. Over Soemarsono: Frederick 1989:206-7; Meelhuijsen 2000:56.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

149

geconfronteerd en vergeleken met Tan Malaka.354 Over de ‘valse’ Tan Malaka werd vrijwel meteen na Tan Malaka’s aankomst overlegd. Soemarsono zou volgens Djalil nog twijfels hebben gekoesterd. Hij ook slaagde er in, met drie medestanders, de valse Tan Malaka van zijn ‘speciale huis’ aan Djalan Gedoengsari 10 naar Patjarkeling over te brengen. Chaerudin en Djalil herkenden hem als dezelfde persoon die door Nederlanders en Japanners was gebruikt om Tan Malaka-aanhangers in de val te lokken.355 Het gesprek begon met de vraag van de ‘echte’ Tan Malaka aan de ‘valse’’ wie hij was. Deze antwoordde: ‘Ik ben Tan Malaka’. De echte Tan Malaka glimlachte slechts.356 Tijdens de confrontatie zweeg de echte Tan Malaka grotendeels en stelde Djalil de vragen aan de valse Tan Malaka. Deze gaf zich niet meteen gewonnen en bleek in staat tot vele ‘goede’ antwoorden. Hij viel door de mand toen hij als zijn medevrijheidsstrijders de ‘reactionairen’ Hadji Agoes Salim en Wiranatakoesoemah noemde.357 Hij bekende vervolgens zijn diensten aan het Nederlandse koloniale bewind.358 De afloop voor de valse Tan Malaka van deze wel zeer bijzondere bijeenkomst met een welhaast hilarisch scenario is niet bekend. Zijn overlevingskans lijkt mij niet groot. Tan Malaka ontmoette ook de Madoerees Ismail, later Hasan Sastraatmadja, die door Wijono en Djohan Sjahroezah tijdens de Japanse bezetting in hun beweging was betrokken. Met als basis Djokja reisde hij over Java en legde vele contacten. Na de Proclamatie trok hij naar Soerabaja waar hij met zijn kennis en streekgenoot Nurullah zich aansloot bij de PRI. Hij behoorde tot de leiding van de afdeling voorlichting en propaganda van de PRI en was vanaf het begin bij de strijd betrokken. Ismail kende ‘Menara Merah’ van voor de bezetting en had aan lezing daarvan de vraag overgehouden die hij Tan Malaka meteen na het handenschudden stelde: ‘Hoe het staat met

354

Pendjara III:69; Jail III:107; Rentjana Ekonomi, p. 3. Soemantoro geeft weer wat Tan Malaka hem vertelde in SV 1948:244-5 (verhoor, 15-3-1948); Pandoe Kartawigoena over de confrontatie in SV 1948:252 (verhoor, 15-3-1948). 355 Chaerudin 1973:49. 356 Pandoe Kartawigoena in SV 1948:252 (verhoor, 15-3-1948). 357 Interview Helen Jarvis met Chaerudin en Djalil in Jail III:247-8, note 40. Volgens Soemarsono (interview Djakarta, 22-8-1980) ontmoette of hoorde hij van deze valse Tan Malaka al eerder nadat deze door de PRI in Modjokerto in oktober was opgepakt. Hij was als ‘halfgaar’ vrijgelaten en naar Soetomo gegaan, waar hij gastvrij was onthaald. Heeft Soemarsono hem na de komst van de echte Tan Malaka toch weer opgehaald? Het lijkt er wel op – Tan Malaka, Chaerudin en Djalil noemen het allen. Soemarsono herinnerde zich nog wel dat de valse Tan Malaka, ook een Minangkabauer, ‘sprak als een grammofoonplaat’. Soetomo (interview Djakarta, 11-11-1980) deed nogal luchthartig over zijn rol in dit geheel. Hij had de valse Tan Malaka nooit ontmoet, druk als hij was met belangrijker zaken. Wel was hem vrijwel meteen gerapporteerd dat het niet de echte Tan Malaka was. Dat laatste heeft dan blijkbaar niet geleid tot een openbare ontmaskering. 358 Rentjana ekonomi, p. 1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

150

Verguisd en vergeten

Ismail (Hasan Sastraatmadja)

Tan Malaka’s verraad in 1926’. Tan Malaka was verrast, schrok, keek Ismail aan en wist geen antwoord. Hij hoorde, naar zijn zeggen, voor het eerst hier over zijn ‘verraad’.359 Tan Malaka had veel uit te leggen; in lange avondlijke

359

Interviews Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 28-10- en 10-11-1980 en Soemarsono, Djakarta,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

151

gesprekken met Soemarsono vertelde hij over de opstand van 1926-1927 en over de filosofie van Madilog. Hij maakte indruk op zijn jeugdige gespreksgenoot als intelligent, zeer belezen, kalm en nuchter. Zonder het te weten, redde hij zo waarschijnlijk zijn eigen leven; Soemarsono toetste Tan Malaka’s woorden aan de PKI-verkettering en de instructie hem om te brengen. Tan Malaka gaf ook concrete raadgevingen. De strijd moest niet frontaal worden uitgevochten, maar als guerrilla. Tenslotte zou op politiek niveau de zege moeten worden behaald. In de leuze ‘Getrennt marschieren, vereint schlagen’ vatte hij zijn ideeën samen. Hij sprak alleen over de nationale strijd, het woord communisme nam hij hierbij niet in de mond.360 Tan Malaka en Djohan Sjahroezah zouden zich actief in het strijdverloop hebben gemengd, samen met Nurullah,361 terwijl Tan Malaka zijn afkeuring van de regeringspolitiek duidelijk liet blijken.362 De strijd in Soerabaja was voor Tan Malaka een openbaring. Hier had hij op gewacht in zijn ballingschap; zijn geschriften uit de jaren twintig als Massa actie hebben hun juistheid bewezen. In de weergave van Ismail: Dit is heel anders dan een putsch, de massa is in Soerabaja in actie. Ik vind dat de massa-actie in Soerabaja zoals gemanifesteerd in het ontwapenen van Japan en tegen de Allies zelfs de revolutie in Leningrad overtreft. Daarom is de Proclamatie als zodanig niet meer terug te draaien of te veranderen omdat de massa als eenheid achter de Proclamatie staat en voor de defensie van de Republik alles wil opofferen, zelfs het eigen leven. Geen enkele macht kan de Indonesische massa tegenhouden om de vrijheid te verdedigen. In de constellatie zoals nu is de oorlogsmoeheid van Brits-Indiërs en Britten – ze willen naar huis – een welkome omstandigheid ten gunste van de Republik. Ik heb de temperatuur van de volkswil gemeten door Soerabaja te hebben gezien. Soerabaja is de bekroning van wat een revolutionair heeft gezien gedurende zijn gehele leven, dat was besteed aan de idealen van de onafhankelijkheid.363

Tan Malaka kan niet eens een week in Patjarkeling hebben vertoefd. De Britse opmars dwong tot prijsgeven van het PRI-hoofdkwartier, op 20 november.364

22-8-1980. De leiding van de PRI wordt opgesomd in Kelompok Kerja 1986:126-7. Onder de naam Pasopati (1947) schreef Hasan Sastraatmadja een brochure over het begin van de strijd in Soerabaja. 360 Interview Soemarsono, Djakarta, 22-8-1980. 361 Chandra, ’10 November dan obor mental generasi muda’, Sinar Harapan, 9-11-1968. 362 Dokumentasi pemuda 1948:61. 363 Interview (in het Nederlands) Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980. Soemarsono (interview Djakarta, 22-8-1980) herinnert zich ook Tan Malaka’s vergelijking tussen Soerabaja en Leningrad. 364 Soemarsono (interview Djakarta, 22-8-1980) dateert Tan Malaka’s verblijf van 10 tot 20 november. De eerste datum is onjuist; de laatste niet, als de evacuatie van Patjarkeling kort voor de Britse bezetting plaatsvond, zoals Tan Malaka schrijft (Pendjara III:69; Jail III:107). Zelf

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

152

Verguisd en vergeten

Met Chaerudin ging de terugtocht zuidwaarts naar het tijdelijk hoofdkwartier van de Marine Keamanan Rakjat (MKR), van Atmadji, dat met steun van Amir Sjarifoeddin fungeerde als staf van een hele serie marine-strijdkorpsen en dat sinds 14 november in een leerfabriek in Wonotjolo was gevestigd. Chaerudin vond hier veilig onderdak bij zijn voormalige collega’s van de Kaigun Daisangka. Tan Malaka overlegde, hield een toespraak, maar moest ook hier evacueren. Hij vertrok naar Malang met Chaerudin en Ismail, die van Djohan Sjahroezah de opdracht had gekregen Tan Malaka te begeleiden.365 Zijn verblijf hier zal niet meer dan één of twee dagen hebben geduurd.366 Die reis verliep niet zonder hindernissen. In Sidoardjo werd de auto aangehouden en de inzittenden opgesloten. Verantwoordelijk hiervoor was de Polisi TKR, de militaire politie, geleid door Sabarudin. Deze had een reputatie als onvoorspelbare sadist verworven; eerst in Soerabaja, daarna in Modjokerto en vervolgens in Sidoardjo. Moordpartijen op krijgsgevangenen en geïnterneerden, op Japanse soldaten en op ‘NICA-spionnen’ en seksuele uitspattingen maakten hem berucht. Zonder of met de geringste aanleiding maakte hij slachtoffers; ook persoonlijke geschillen met medemilitairen beslechtte hij eigenhandig. In de voortdurende strijd rond Soerabaja had de legerleiding nog geen tijd en kans gevonden om tegen hem op te treden. Zo kon hij achter het front zijn gang gaan. Zijn ‘spionnen’ werden in het openbaar verbrand of achter vrachtauto’s door de straten gesleept. Zijn optreden schaadde de strijd en gaf de impuls tot meer onderling overleg tussen TKR en badan perdjuangan, en later tot het ontwapenen en arresteren van Sabarudin en zijn eenheid.367 geeft Tan Malaka als data 17 tot 24 november op (Politik p. 1). Over het strijdverloop: Barlan Setiadijaya 1991:485-526; Nasution 1977, II:404; Ariwiadi, Agus Sosro en Tarigan 1979:78-9; Slamet Hidayat 1979:127-30; Kelompok Kerja 1986:238-55; Sejarah TNI 2000, I:26-8. 365 Chaerudin 1973:49-50; interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980. Tan Malaka (Pendjara II:69; Jail III:107) zegt dat hij in de omgeving van Soerabaja wilde blijven, maar dat hij vertrok naar Malang toen de pemuda Soerabaja verlieten. Moersia Zaafril Ilyas 1998:182 noemt haar ontmoeting met Tan Malaka in Malang. Interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972, in Jail III:248, note 41, verwart Wonotjolo met Wonokromo. Van de hier vermelde ontmoeting met Soetomo was volgens de laatste geen sprake (interview Soetomo, Djakarta, 11-11-1980). Sutomo 1951 laat in het verslag over zijn ervaringen in deze maanden Tan Malaka ongenoemd. Djalil was tijdens de evacuatie in Patjarkeling gescheiden van Tan Malaka, werd zelfs even in de cel gezet onder onduidelijke omstandigheden, maar spoedig weer vrijgelaten. Hij reisde Tan Malaka achterna naar Malang (interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980). Over Atmadji en zijn marine: Sejarah Angkatan Laut 1973:123-7; Nugroho Notosusanto 1985:100-2; Barlan Setiadijaya 1991:177-82, 264-8; Meelhuijsen 2000:122-3. 366 Chaerudin 1973:50 noemt als vertrekdatum 16 november, maar vergist zich hier. 367 Kelompok Kerja 1986:153-4, 265-6; Nugroho Notosusanto 1985:221; Suhario Padmodiwiryo 1995:160-6, 254-5. Voor Sabarudin was ontvoering een beproefd middel. Eind oktober was Moestopo, de militaire leider van Soerabaja, die door een zenuwinstorting niet meer in staat was zijn functie uit te oefenen, gekidnapt en naar Sabarudins hoofdkwartier gebracht, waar

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

153

Opnieuw hing Tan Malaka’s overleven aan een zijden draadje. Hier zullen toen gewapende pemuda Sabarudin hebben gedwongen Tan Malaka vrij te laten.368 De Revolutie zou Tan Malaka en Sabarudin een paar jaar later weer bijeenbrengen, dan als bondgenoten. Bijna twee weken vol spanning en emotie werden zo afgesloten. Tan Malaka was diep onder de indruk geraakt van de massa-actie in Soerabaja. Het gaf hem de inspiratie tot het schrijven van drie brochures, waaraan hij in Malang zou beginnen. Hij moet zich bewust zijn geworden van de doorwerking van de PKI-conflicten rond de opstand twintig jaar later in de Republik en zijn eigen controversiële positie daarin. En verder had hij in de persoon van Ismail een trouwe, bekwame medewerker gevonden. Al tijdens de rit naar Malang zetten Tan Malaka en Ismail hun discussie voort over Tan Malaka’s historische rol, en de aan hem geweten mislukking van de opstand van 1926. Ismails voorstel Tan Malaka’s visie openbaar te maken zou later leiden tot zijn boekje Thesis. In Malang werd gelogeerd bij Soerjadi, aan de Taman Gajam. Hier vond ook Djalil zijn reisgenoten terug. Er kwam bezoek uit Soerabaja voor Tan Malaka in de persoon van Atmadji, die in de prille marine een hoofdrol speelde maar ook in de politieke wereld van Soerabaja vooraanstaand was. Zij overlegden onder vier ogen. Het is onduidelijk hoe lang het oponthoud hier duurde, maar eind november bracht de cabriolet Tan Malaka en zijn vier begeleiders naar Djokja.369 De reis werd mogelijk nog voor de nacht onderbroken in Kediri, waar ook werd overlegd met Sidik Djojosukarto, een politiek zwaargewicht in de

Sabarudin hem, in opdracht van hogerhand, zou moeten doden. Sabarudin, voor wie Moestopo zijn gewaardeerde Peta-meerdere was, kon dit bevel niet uitvoeren en liet hem vrij. Moestopo werd daarna op non-actief gesteld (Nugroho Notosusanto 1985:94-5; Barlan Setiadijaya 1991:3156; Moehkardi 1993:90-3; Meelhuijsen 2000:167-8). Over Sabarudin uitgebreid op pp. 1036-46. 368 Pendjara III:69; Jail III:107. Tan Malaka voegt zijn twee aanhoudingen samen tot één gebeurtenis en laat alles zich afspelen in Modjokerto. Dokumentasi pemuda 1948:61 houdt het er op dat een verzoek van de PRI voldoende was om Tan Malaka de reis te laten vervolgen. Een paar op hem gerichte wapens zullen voor Sabarudin meer overtuigingskracht hebben bezeten. Burhanuddin 1980:65 laat Sjahrirs ingrijpen tot Tan Malaka’s vrijlating leiden. Bij Hasyim Darif 1993:90-1 is ook sprake van één aanhouding, in Modjokerto, door de Pesindo. Hij ontkent de rol van Djohan Sjahroezah bij de vrijlating, maar noemt die van Domopranoto en Soetjipto Danoekoesoemo van de Polisi Istimewa. Dit zou dan betrekking kunnen hebben op de tweede aanhouding. Sutjipto Danukusumo (1997) noemt deze gebeurtenis niet in zijn herinneringen aan de Revolutie. 369 Interviews Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980 en Djalil, Djakarta, 24-8-1980; Chaerudin 1973:50; interview Helen Jarvis met Chaerudin, Djakarta, 28-11-1972, in Jail III:248, note 41. Chaerudin schrijft dat eind november uit Malang werd vertrokken en vertelde Helen Jarvis dat het verblijf twee weken duurde. Hasan Sastraatmadja houdt het op twee dagen. Het zal bij een vertrek eind november iets langer zijn geweest. Volgens Djalil reisde ook Soebardjo mee uit Malang.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

154

Verguisd en vergeten

regio.370 Tan Malaka trok in bij Ismail aan de Djalan Soerokarsa, vlakbij de hoofdvestiging van Taman Siswa. Na alle reisavonturen keerde hij terug naar gedisciplineerde regelmaat. Om vier uur in de ochtend stond hij op en werkte hij aan zijn politieke geschriften, in eerste instantie aan de afronding van Madilog, later aan de drie brochures. Hij ontbeet om zeven uur en maakte vervolgens een wandeling, vaak met het oudste zoontje van Ismail aan de hand. Daarna volgden als regel besprekingen tot aan het middagmaal. De middagrust werd weer gevolgd door overleg tot aan het avondmaal. Hierna werd opnieuw gewandeld. Gesprekken, lezen en schrijven vulden de avond verder; vóór tien uur lag Tan Malaka in bed, onder de deken die tot zijn schaarse persoonlijke bezittingen behoorde. Naast wat lijfgoed zaten in dat bundeltje een paar stukjes goud en wat geld. Volgens Sjamsudin Tjan bezat Tan Malaka slechts twee stel kleren, waarvan één geschonken door Lasjkar Rakjat Djakarta Raya. In zijn contacten was hij informeel en antwoordde hij geduldig op alle vragen. Hij probeerde mensen te overtuigen; aan blinde volgelingen had hij geen behoefte. Met Sjamsudin ging hij er een aantal keren op uit om de resten van tempels en andere gebouwen uit de Javaanse oudheid in Djokja en omgeving te bezoeken. Ismails echtgenote bestierde het huishouden. Er was geen regelmatige bron van inkomsten; Ismail hield zich slechts bezig met de revolutie. De logés en vele bezoekers moesten worden gevoed. Het geld hiervoor bracht zij bijeen door de verkoop van tweedehands-kleren en later haar juwelen en goud. Tan Malaka had oog voor haar problemen, sprak altijd even met haar en had een troostend woord voor haar gereed. Het was inderdaad een komen en gaan. Tan Malaka’s begeleiders – Chaerudin, Djalil, Umar Sugondo – sliepen elders, maar waren overdag ter plekke. Soekarni, Chairul Saleh, Maroeto Nitimihardjo waren er vaak, evenals een aantal jonge meisjes dat tikwerk verrichtte, onder wie Jo Abdurrachman, en daarnaast anderen, die informatie verschaften en met wie politiek overleg plaatsvond. Tan Malaka was nog steeds Hoesein, maar alle bezoekers wisten wie zij voor zich hadden.371 De pers zweeg echter nog steeds; het ene bericht in ‘Merdeka’ kreeg geen enkel vervolg.372 In deze periode viel ook een ontmoeting met Aidit, Lukman, Sidik Kertapati en Sjamsudin Tjan. Het viertal vroeg naar Tan Malaka’s oordeel over de Sovjetunie, de opstand van 1926 en de Pari. Tan Malaka zette dat

370

Interview Djalil, Djakarta, 24-8-1980; over Sidik: Anderson 1972:262, 438-9. Interviews Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980 en Leonarda Cornelia Sastraatmadja, Djakarta, 7-11-1980; brief Sjamsudin Tjan aan Helen Jarvis, Djakarta, oktober 1972. 372 Met mogelijk één uitzondering. Raliby 1953:119 meldt voor 25 november een bericht van Radio Pemberontak dat in Soerabaja volgens Thien Sung Daily Press (Djakarta) Tan Malaka plotseling was opgedoken. Als het bericht juist is, dan rijzen vragen over de redenen om deze omweg in de berichtgeving te kiezen, of wist Radio Pemberontak niet van Tan Malaka’s aanwezigheid? 371

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

155

alles omstandig uiteen, zoals hij dat waarschijnlijk al vele malen had gedaan. Hij overtuigde Sidik en Sjamsudin; Aidit en Lukman kozen voor de PKI-visie en voor de compromispolitiek van de regering.373 Lukman haalde uit dit gesprek aan dat Tan Malaka over de vijfjarenplannen van de Sovjetunie had gezegd dat het idee hiervoor van Trotsky afkomstig was en door Stalin gestolen. En in dit verband noemde hij, volgens Lukman, Stalin ‘dom en vals’.374 Er was voor Tan Malaka veel te informeren en te overdenken om zijn politieke koers en optreden te bepalen. In de drie weken sinds zijn vertrek uit Djokja naar Soerabaja was het politieke krachtenveld ingrijpend gewijzigd. De Badan Pekerdja had zich begin november al doen gelden in een aantal opmerkelijke besluiten en verklaringen, maar het hield daarmee niet op. Sjahrir was tot de conclusie gekomen dat de Republik onverbrekelijk verbonden was aan het duo Soekarno-Hatta, maar dat beiden niet in staat waren de revolutie te leiden. Hij stelde in de BP begin november daarom de leiding van de Republik ter discussie, zowel het systeem als de personen. Een minderheid wilde Soekarno vervangen en de leiding in handen leggen van een directorium van Hatta, Wachid Hasjim en Samoedio, als vertegenwoordigers van nationalisme, Islam en marxisme. De Sjahrir-aanhang stelde een verandering van het regeringssysteem voor, waarbij het presidentiële kabinet zou worden vervangen door een parlementair kabinet dat verantwoording was verschuldigd aan de KNIP. Het laatste voorstel kreeg de meerderheid. Vervolgens was een meerderheid voor het handhaven van Soekarno en Hatta als hoogste leiders. Bij het laten zitten van het huidige kabinet zou Soebardjo als eerste in aanmerking komen voor de post van eerste minister. Deze consequentie was onaanvaardbaar voor de BP. De verandering van regeringsstructuur moest ook gepaard gaan met de formatie van een nieuw kabinet, waarvoor Sjahrir met algemene stemmen als formateur werd aangewezen. Hatta aan wie het plan op 11 november ter goedkeuring werd voorgelegd – Soekarno was uitstedig – had slechts twintig minuten nodig om het goed te keuren, toen Sjahrir en BP-secretaris Suwandi het hem voorlegden.375

373

Brief Sjamsudin Tjan aan Helen Jarvis, Djakarta, oktober 1972. De deelname van Aidit is dubieus. Hij werd in november 1945 opgepakt en zeven maanden vastgehouden (‘D.N. Aidit, Sekdjen C.C.P.K.I.’, Madjalah Merdeka 6-49(5-12-1953):13; Soe Hok Gie 1997:56). Zo’n gesprek past in ieder geval in een patroon, met of zonder Aidit. Een soortgelijk verhaal vertelt ook Alizar Thaib 1993:131, zie p. 335, noot 120. 374 M.H. Lukman, ‘Tan Malaka pengchianat Marxisme-Leninisme’, Bintang Merah 6-7(1511-1950):207-8. Dit artikel, bedoeld om Tan Malaka als trotskistische verrader te ontmaskeren, noemt het aantal van vier gespreksdeelnemers, maar geen namen noch tijd, maar wel Djokja als plaats van handeling. 375 Soebadio Sastrosatomo 1987:96-8. Kahin 1952:167 voegt aan deze binnen de BP besproken voorstellen nog een variant toe. In deze zelfde periode zou Tan Malaka Sjahrir hebben benaderd met het voorstel Soekarno en Hatta uit hun functies te verwijderen ‘so that the Political

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

156

Verguisd en vergeten

Soekarni en zijn pemuda steunden Sjahrir in deze discussies zonder voorbehoud. Soekarni zag Sjahrirs premierschap als een stap in de richting van de vervanging van Soekarno door Tan Malaka, aldus Soebadio.376 Het eerste kabinet had zichzelf overleefd. In het buitenland belemmerde de geur van collaboratie internationale ontplooiing, om maar niet te spreken van erkenning. Het voordeel van de goede verstandhouding van de ministers met de verslagen Japanse bezetter was omgeslagen in een nadeel, nu de geallieerden de macht overnamen. Hun dubieuze verleden werd gretig uitgebuit door de Nederlanders. Geen enkele officiële verklaring kon de geallieerde oren strelen. En die verklaringen over bijvoorbeeld de teruggave van buitenlands bezit en de betaling van de Indische staatsschuld werkten binnenslands averechts. De afkeer van de Japanse bezetter en zijn Indonesische medewerkers richtte zich ook tegen het kabinet; de concessies voor buitenlandse consumptie werden in de ruime kring van radicalen niet begrepen en bestreden. Na drie dagen formatie, op 14 november, werd het nieuwe kabinet openbaar gemaakt. Het telde slechts elf ministers. Sjahrir was eerste minister en minister van binnen- en buitenlandse zaken, Amir Sjarifoeddin beheerde de portefeuilles van veiligheid en voorlichting. Zij waren de machtigste en enige uitgesproken politieke ministers. De anderen waren vakministers, technocraten, die voor een flink deel in het koloniale Indië hoge posities hadden vervuld. Sjahrirs bewering dat zij niet hadden samengewerkt met de Japanse bezetter was ook ietwat overdreven. De sterke vertegenwoordiging van christenen, de keuze van slechts één Islamvertegenwoordiger en het ontbreken van pemuda werden slecht ontvangen. Sjahrir verschafte zich zo wel maximale speelruimte binnen het kabinet. Hij en Amir Sjarifoeddin bepaalden de koers; de collega’s volgden. De samenstelling van het kabinet werd ook gezien als een concessie aan de geallieerden. De radicalen vreesden dat het kabinet

Testament might “legally” take effect. Many people feel that Tan Malaka had in mind nothing less than assassination.’ Sjahrir zou president worden, Tan Malaka vroeg binnenlandse zaken en arbeid en een portefeuille voor Soebardjo. Sjahrir weigerde. Kahin geeft geen bron, maar is hier door een anti-Tan-Malaka-zegsman gebruikt, zoals hij ook verder in zijn verslag Sjahrir positief en Tan Malaka negatief schildert. De hier genoemde ontmoeting wordt verder nergens vermeld. Wellicht verschaft Kahins zegsman hier een versie van eerder overleg in Bogor tussen Sjahrir en Tan Malaka. Ook beweert Kahin 1952:168-9 dat Tan Malaka met Soebardjo rond 9 november aandrong op het aftreden van Soekarno en Hatta. Sjahrir wenste hun aftreden niet, maar moest zijn eveneens ontevreden achterban daadkracht tonen en vond een uitweg in zijn manoeuvres om tot eerste minister te worden benoemd. Voor Tan Malaka’s actie, zoals Kahin vermeldt, is verder geen enkele aanwijzing. Het is een van de vele verhalen, waarbij gerucht tot feit wordt en de politieke kleur van de zegsman zijn invloed heeft. 376 Interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 6-10-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

157

concessies aan Nederlanders en Britten zou doen. Toen Sjahrir de dag na zijn installatie onderhandelingen opende met Van Mook werd daarmee hun vrees bevestigd. Het vage kabinetsprogram maakte geen betere indruk. Alleen de aanhang van Sjahrir en Amir kon tevreden zijn, maar hun krediet bij de radicale pemuda daalde. De andere politieke stromingen – de Islam, de ‘oude’ nationalisten in een heel scala aan variaties – waren buitengesloten. Zij werden zo aangemoedigd om zich te organiseren in politieke partijen en hun stem te laten horen.377 Op 19 november schreef het nieuwe kabinet een voltallige bijeenkomst uit van de KNIP voor 25 tot 27 november. De kritiek op zijn samenstelling was een aanleiding hiertoe; het gevraagde vertrouwensvotum zou die kritiek de mond snoeren of tot een kabinetscrisis leiden – Sjahrir was niet gerust over de uitkomst. Hij was eventueel voor een vertrouwensvotum in slechts het ‘inner’-kabinet – hijzelf en Amir –, waarbij de andere ministers zouden worden opgeofferd. Er was in de KNIP-zitting de nodige kritiek op de overgang van presidentieel naar parlementair kabinet, waarbij de ex-ministers Abikoesno Tjokrosoejoso en Iwa het voortouw namen. De verandering werd strijdig met de Grondwet genoemd.378 Ook de benoeming in de KNIP van pas uit Nederland aangekomen Perhimpoenan-Indonesia-leden en ex-Digoelisten uit Australië, die Nederland hadden gesteund in de strijd tegen Duitsland en Japan, werd bestreden; zij werden veroordeeld als handlangers van Nederland. Soekarni toonde grote inzet bij de verdediging van de positie van de BP in de vergadering en achter de schermen. De BP bleef gehandhaafd, in een grotendeels nieuwe en uitgebreide samenstelling. Van de vijfentwintig leden behoorden Adam Malik, die zijn zetel behield, en nieuwgekozen Soekarni tot Tan Malaka’s intimi. Zij werden geacht tot de groep ‘arbeiders, boeren, socialisten en pemuda’ te behoren. Tot dit negental behoorden verder vooral leden van de Partai Sosialis met onder hen Soebadio, Soedarsono en Tan Ling Djie. Soepeno werd voorzitter. Soekarni’s inzet voor BP en kabinet werd anderzijds begeleid door kritiek van Chairul Saleh die over de vermeende pro-Nederlandse ministers de staf brak en zei dat ‘the pemuda can-

377

Anderson 1972:195-201; Kahin 1952:169-70; Soebadio Sastrosatomo 1987:98-100. Volgens Subardjo 1978:417-9 werd hem door Sjahrir de positie van plaatsvervangend minister van buitenlandse zaken aangeboden. Sjahrir zelf vervulde het ministerschap. Soebardjo weigerde omdat hij het oneens was met Sjahrirs politieke koers. Hij bood zijn diensten als adviseur aan. Sjahrir accepteerde, maar vroeg hem nooit advies. 378 Buiten de KNIP schreven Yamin en Abikoesno lange, gedegen beschouwingen die onder dezelfde titel ‘Menteri Negara jang bertanggoeng djawab kepada rakjat’ in Merdeka, 28-11- en 8-12-1945 verschenen. Op Yamins artikel reageerde het ministerie van voorlichting dat de verandering een ‘conventie’ noemde, die paste binnen de Grondwet, mits ook de KNIP zijn goedkeuring verstrekte (Merdeka, 5-12-1945). Abikoesno bestreed dit, en schreef ook dat slechts 85 van de 230 leden zich er voor hadden uitgesproken.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

158

not accept people who still “smell Dutch” just like that’. Het kabinet kreeg ruimschoots vertrouwen: 84 voor, 8 tegen bij 15 onthoudingen – maar slechts de helft van de leden was opgekomen.379 Perdjoeangan kita Eind oktober schreef Sjahrir de brochure Perdjoeangan kita (Onze strijd), die op 10 november verscheen. Het was zijn beginselverklaring en een analyse van de stand van zaken in de Republik. Hoewel Sjahrir hierbij meer dan Tan Malaka in zijn Manifesto Djakarta op de hoogte was van het nieuwe krachtenveld in de wereld en de Republik de kritieke eerste weken had overleefd, is ook zijn brochure een heterogeen geheel. Politieke analyse, tactische overwegingen, korte- en langetermijndoeleinden, praktische keuzes en marxistische orthodoxie, opmerkingen voor binnen- en buitenlandse consumptie werden gemengd – soms agressief, soms verhullend. J. de Kadt laat zich wellicht iets te veel meeslepen als hij de brochure ‘tot de meesterstukjes der politieke literatuur’ rekent. Wie zich de woelige, chaotische, gevaarlijke periode herinnert, waarin dit boekje verscheen die is niet slechts vol bewondering voor de rustige, klare redenering, de scherpe analyse, de constructieve samenvatting, maar ook en vooral voor de geestelijke en physieke moed van den auteur die zowel een verdwaasde en fanatieke jeugd als een aantal niets-ontziende profiteurs die zich in beweging hadden binnengesmokkeld op de duidelijkste en onverbiddelijkste wijze de waarheid zeide, de ene groep tot den orde riep en de andere buiten de wet stelde, zonder vrees voor demagogie, verlies van populariteit, of van het eigen leven.380

De problemen in de Republik wijt Sjahrir voor een groot deel aan de gevolgen van de sociale ontworteling en de verderfelijke propaganda tijdens de Japanse bezetting. Op het moment, waarop de vrije Indonesische staat werd gesticht, was de leiding bijna geheel in handen van gewezen ambtenaren en helpers van Japan. Dit vormde een beletsel om onze maatschappij te zuiveren van de voor de geest van onze pemuda zo gevaarlijke Japanse ziekte.381

379 Soebadio Sastrosatomo 1987:186-90, 1986:55, 1995:259-60; Seperempat abad DPR 1970:18-20; Anderson 1972:298-9 (citaat op p. 299); Kahin 1952:170-1; Raliby 1953:117-22 (die 81 voorstemmers noteert); Sidik Kertapati 1964:179-80; Rosihan Anwar 2002:101; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:43-6. Soebadio Sastrosatomo 1987:190, 251 vermeldt 25 onthoudingen. 380 J. de Kadt, ‘De leiders der Indonesische nationalisten’, De Baanbreker 2-6(9-2-1946):4-5, overgenomen in Pembaroean 1-3(maart 1946):19-30. 381 Sjahrir 1945:5, 1946a:13, 1968:19. De Nederlandse vertaling van 1946 heb ik als basis voor mijn eigen vertaling gebruikt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

159

De regering van de Republik heeft de gelegenheid niet benut om zijn gezag te vestigen na de Japanse nederlaag. De eerste reden hiervoor is dat de leiders van de Republik Indonesia geen sterke persoonlijkheden zijn. De meesten van hen hadden te vaak gebogen en te hard gelopen voor Japan en voor Nederland; zij waren weifelaars, die niet durfden handelen en geen verantwoordelijkheid op zich durfden nemen. Ten tweede waren er velen onder hen, die een morele verplichting voelden aan Japan dat hun de gunst had bewezen het vrije Indonesië voor te bereiden. Tenslotte meenden zij, dat zij aan de macht waren gekomen, juist omdat zij met Japan hadden samengewerkt.

Het gevolg leek op ‘een land en volk zonder regering’, met een ‘voortwoekerende verwarring’.382 Hiermee was de volledige leiding van de Republik gediskwalificeerd, met inbegrip van Soekarno en Hatta. Ook het inheemse bestuursapparaat werd als feodaal restant en als werktuig van het Nederlandse koloniale bewind afgeschreven.383 In een beruchte paragraaf ‘Revolutie en zuivering’ scherpte Sjahrir zijn kritiek nog eens aan. De noodzakelijke revolutionair-democratische strijd moet beginnen met zich te zuiveren van Japanse fascistische smetten en de opvattingen bestrijden van hen, van wie de geest nog steeds onder invloed staat van de Japanse propaganda en scholing. Zij, die hun geest en eer aan de Japanse fascisten hebben verkocht, moeten worden verwijderd uit de leiding van onze revolutie (zij die actief waren in de Japanse propaganda en de geheime politie, in het algemeen: in de Japanse vijfde colonne). Zij moeten worden beschouwd als verraders van onze strijd [...]. Dus, alle politieke collaborateurs met het Japanse fascisme, zoals bovengenoemd, moeten worden beschouwd als onze eigen fascisten, als werktuigen en handlangers van het Japanse fascisme, die zware schuld dragen en onze strijd en de volksrevolutie hebben verraden.384

Soebardjo en zijn kring konden zich deze passages aantrekken en Sjahrir oogstte er hun intense afkeer mee. Soekarno en Hatta werden niet tot déze collaborateurs gerekend.385 De pemuda, die naar Sjahrir keken als hun lei-

382

Sjahrir 1945:6-7, 1946a:14, 1968:20. Sjahrir 1945:18, 1946a:20, 1968:26. 384 Sjahrir 1945:24-5, 1946a:23, 1968:28-9. 385 Over de bewoordingen waarin Sjahrir de politieke collaborateurs omschreef is de nodige ophef ontstaan. In de originele versie van de brochure zou het woord ‘kaki tangan’ (handlangers) nog in negatieve en beledigende zin zijn versterkt door toevoeging van ‘andjing’ (hond) (Kahin 1952:166), wat Anderson vertaalt als ‘running dogs’. Het woord ‘perkakas’ vertaalt hij als ‘henchmen’ – een versterking van betekenis (Sjahrir 1968:29). Kahin verschaft de vertaling ‘accomplices and tools’, maar gebruikt hierbij de Nederlandse vertaling, bij gebrek aan de originele versie. Hij zegt dat in latere drukken het adjectief andjing werd geschrapt. Tot mijn beschikking stonden diverse uitgaven van Perdjoeangan kita in Indonesisch, Nederlands 383

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

160

Verguisd en vergeten

der, zullen dit met instemming hebben gelezen, maar ook zij werden niet gespaard. Met alle waardering voor haar voortrekkersrol, haar geestdrift en wilskracht, constateert hij gebrek aan inzicht in de wijze waarop de revolutie leiding moest worden gegeven. De Japanse indoctrinatie had haar Japanse, fascistische methoden geleerd, waardoor de massa op een verkeerde wijze werd benaderd. Zo ook ontaardde de revolutie in uitwassen tegen buitenlanders en minderheden – uitermate schadelijk voor het internationale aanzien van de Republik.386 De afkeuring van vreemdelingenhaat zit Sjahrir zo hoog dat hij er nog vier keer op terugkomt. Voor de korte termijn had Sjahrir oog voor de noodzaak de Republik voorshands zich te laten aanpassen aan de kapitalistisch-imperialistische machtspositie van de Verenigde Staten, de nieuwe grootmacht op het wereldtoneel. Dit betekende voor de Republik dat ruimte moest worden gegeven aan buitenlands kapitaal, op straffe van een militair ingrijpen. Sjahrir waarschuwt tegen hen die een buitenlandse interventie lijken te willen uitlokken uit een

en Engels. Slechts Andersons vertaling bevat de omstreden toevoeging. De oudste uitgave heeft geen vermelding dat het een eerste druk betreft. Het exemplaar hiervan in de KITLV-bibliotheek bevat de notitie van de eerste eigenaar dat hij het op 14-12-1945 in zijn bezit kreeg. Het is nauwelijks aan te nemen dat hier dan sprake is van een tweede druk, na ruim een maand – zonder vermelding dat van een tweede druk sprake is, en met het schrappen van het woordje ‘andjing’. Deze waarschijnlijkheid wordt nog groter als de Nederlandse en eerste Engelse vertaling – als stencil in Londen verschenen – die met gezwinde spoed na het origineel werden uitgebracht, worden vergeleken. De Nederlandse versie spreekt van ‘handlangers en werktuigen’, de Engelse van ‘tools in Japanese hands’. Cornell University Library beschikt niet over een andere dan de door mij gebruikte editie. Kahin heeft een eerste druk – met toevoeging – hoogstwaarschijnlijk niet gezien. Zijn informatie zal mondeling zijn verschaft en had wellicht betrekking op het manuscript of een gestencilde eerste versie van Perdjoeangan kita. Zijn vermelding – in een noot – ging verder een eigen leven leiden. Volgens Brackman 1963:46 voegde Tabrani, ‘a left-wing resistance journalist’, vlak voor het drukken de term ‘andjing’ toe. Tabrani ontkende dit desgevraagd (Anderson 1972:191, note 2). In een variant hierop zegt Abdoel Halim, BPKNIP-lid, dat Tabrani het manuscript tikte, dat Sjahrir het gewraakte woord wilde schrappen, maar dat dit niet gebeurde. Hij suggereert opzet, om weerstand tegen Sjahrir op te roepen – ‘vuile politiek’ (Halim 1981:39-40). Mangunwijaya (1977:27, noot 12, 1978:70, noot 12, 2005:79, noot 12) haalt Soewarsih Djojopoespito aan, die het manuscript uittikte, en Sjahrir wees op de aanstoot die zijn woordkeus zou opleveren. Sjahrir zei ‘andjing’ te willen laten staan als vertolking van zijn mening. In herdrukken werd de term echter geschrapt. Ali Boediardjo (in Legge 1988:102, note 29) verschaft nog een andere versie. Sjahrir had het woord in de drukproeven geschrapt. Zetters van de uitgever Pertjetakan Negara lieten het woord echter staan. Met dat al lijkt het er op dat in manuscript en wellicht drukproef het woord ‘andjing’ heeft gestaan, maar dat dit in de eerste druk werd weggestreept. Een heruitgave van Perdjoeangan kita in 1999, met Andersons vertaalde inleiding, volgt de eerste druk, zonder andjing. Raadselachtig blijft dan hoe Anderson in zijn vertaling tot ‘running dogs’ komt. Hij verantwoordt niet welke versie hij heeft gebruikt, en gaat in zijn Introduction niet in op de omstreden bewoording. Mrázek 1994a:278 somt een aantal bijdragen aan de discussie op, maar kiest geen positie. 386 Sjahrir 1945:8-9, 1946a:14-5, 1968:21.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

161

geheel verkeerd strategisch inzicht of Japans geïnspireerde zelfvernietigingsdrang.387 Op langere termijn schetst hij een beeld in overeenstemming met de leer van Marx en Lenin. De arbeiders in Indonesië moeten de voorhoede gaan vormen in de strijd tegen het imperialisme in Indonesië en deelnemen aan de internationale strijd voor een socialistische wereldorde.388 Dit is overigens de enige concrete verwijzing naar een socialistisch Indonesië. Het woord ‘socialisme’ wordt alleen in algemene zin gebruikt. Om wellicht de wankele positie van de Republik niet verder in de waagschaal te stellen, om polarisatie in zijn achterban te voorkomen en de imperialistische buitenwereld niet te verontrusten, vermeed hij met het adjectief ‘kerakjatan’ bij woorden als partij en revolutie, en met ‘sociale’ aard van de revolutie het beladen gebruik van het woord ‘socialisme’ in de concrete Indonesische situatie.389 Ook voor de korte termijn gaf de theorie uitkomst. De leiding van de revolutie moet kunnen worden vergeleken met ‘een legerafdeling, verschanst in een vesting van ideologie, met een grondige, nauwkeurige kennis en verenigd in een revolutionaire partij’. Die partij,390 toegerust met de juiste ideologie en theorie en modern en efficiënt georganiseerd, moet de strijd leiden, aangevoerd door bekwame en geschoolde voormannen. Als hieraan wordt voldaan, behoeft het ledenaantal van de partij niet groot te zijn.391 Ook de echo’s van de vooroorlogse kaderpartij PNI-Baroe klinken hier door. De pemuda kunnen de voorhoede vormen van die partij. Hun nationalistische strijd kan zo inhoud krijgen in ‘socialistische’ en sociale zin – door met arbeiders en boeren samen te gaan. Die strijd is ook geen militaire strijd, geleid door militairen – dat is een fascistisch of feodaal militarisme. De pemuda moeten worden tot ‘revolutionaire pemuda, die een nieuwe wereld tegemoet treden, pemuda met idealen en met het bewustzijn en een zuiver begrip van hun plaats in de strijd van ons volk en in die van de mensheid in het algemeen’.392 387

Sjahrir 1945:11-2, 17-8, 28-9, 1946a:16, 19, 25-6, 1968:22-3, 25-6, 31. Sjahrir 1945:34-5, 1946a:29, 1968:33-4. 389 De gebruikelijke vertaling van ‘kerakjatan’ is democratisch, maar in dit geval onjuist omdat Sjahrir daarvoor het woord ‘demokrasi’ gebruikt. In Indonesië is ook geen sprake van een natio­ nale revolutie, maar van een ‘revolusi kerakjatan’ op een hoger niveau – de verwijzing naar de marxistische orthodoxie is overduidelijk. Wellicht ook duidt hij met ‘kerakjatan’ een term aan die tussen ‘democratisch’ en ‘socialistisch’ ligt. 390 Sjahrir noemt dit een ‘partai kerakjatan jang revolusioner’ – een revolutionaire, ‘socialistische’ partij. 391 Sjahrir 1945:25-6, 1946a:24, 1968:29-30. 392 Sjahrir 1945:39-40, 1946a:31-2, 1968:36. Over Perdjoeangan kita: Payne 1947:42-6 (met flinke stukken vertaling), Wehl 1948:71; Kahin 1952:164-7; Sutter 1959, II:315-7; Fischer 1959:86; Anderson 1968, 1972:190-5; Castle 1972:16-8; Mangunwijaya 1977:35-8, 1978:91-5, 2005:106-11; Bos 1979:37-8; Kiessling 1983:61-4, 68-9; Soebadio Sastrosatomo 1987:81-94; Legge 1988:96-7, 106-9; Salim Said 1992:39-41; Mrázek 1994a:274-83; Rosihan Anwar 1995:90-2, 1997b:196-204; 388

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

162

Verguisd en vergeten

Tan Malaka zal Sjahrirs brochure ongetwijfeld hebben gelezen, zoals Sjahrir ook Manifesto Djakarta zal hebben gekend. Zij delen de afkeer van de Japanse bezetter en zijn Indonesische handlangers, hun schatting van de international­e positie van de Republik wijkt niet veel af en ook in hun toekomstperspectief tonen zij zich, beiden in ietwat verholen terminologie, goede socialisten. De wegen gingen uiteen daar waar de dagelijkse politiek aan de orde was: onderhandelen met Britten en Nederlanders, met of zonder voorwaarden vooraf; de internationale waardering van de Republik, de waardering van de massa-actie, met de rol van pemuda, badan perdjuangan en politieke partij daarin, en de vervanging van de door Japanse smetten bezoedelde leiders. En dan is er het verschil in toon: de nuchtere stijl van Sjahrir, zelfs in het schetsen van een utopisch perspectief, tegenover de geestdrift van Tan Malaka, zoals vooral in het voorwoord bij de tweede druk van zijn Manifesto. Partijvorming Op 3 november had Hatta het besluit getekend dat de vorming van politieke partijen toestond, ja zelfs aanmoedigde, waarbij ook parlementsverkiezingen werden aangekondigd voor januari 1946. Sjahrir zette hiermee niet zelfstandig een ontwikkeling in gang, die hem op korte termijn politiek voordeel opleverde en die wellicht ook paste bij de westers-democratische kant van zijn politieke denkbeelden. Partijvorming was al in voorbereiding; Sjahrir nam slechts wettelijke beletselen weg.393 De eerste partij die werd opgericht was de PKI, op 21 oktober 1945. Dat was echter niet de PKI, waarvan de kaders hun legitimiteit konden terugvoeren tot Moeso, die in 1935 een illegale PKI heroprichtte. Die PKI bleef ondergronds, zoals al beschreven. De naam werd gekaapt door mr. Muhammad Joesoef, mr. Soeprapto en mr. Soetan Muhamad Sjah, die actief waren in de anti-Japanse Djojobojo-beweging in West-Java. De nationale dimensie van deze PKI werd weerspiegeld in het program dat nationalisatie van de grond eiste en de instelling van boerensovjets om die grond te beheren. Sociale revolutie moest de uitbuiting van het gewone volk tot een eind brengen.394 Amir Sjarifoeddin en Sjahrir vormden elk een socialistische partij, zoals al vermeld, die op 17 december fuseerden tot de Partai Sosialis. De partij bleef uit twee te onderscheiden vleugels bestaan. Amirs aanhang had een verleden in de PKI, PNI, Partindo en Gerindo en in het verzet tegen Japan; Sjahrirs Oudheusden 1996:51-7; Soe Hok Gie 1997:66-71, 2005b:108-14; Giebels 1999:397-8; Van den Doel 2001:126-8. 393 Anderson 1972:177-8. 394 Anderson 1972:216-9; Leclerc 1986:326; Lucas 1986:114, note 26.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

163

aanhang in de PNI-Baroe: massapartij tegenover kaderpartij. De laatsten waren in het algemeen beter geschoold en meer westers georiënteerd; de eersten niet altijd afkerig van populisme en het activisme van de pemuda. Amir was ook in staat die ideeën en gevoelens te verwoorden en buiten eigen kring steun, ook bij de massa, te verwerven. Sjahrir had geen talent of temperament om de massa aan te spreken. De terugkeer van PI-leiders uit Nederland als Abdoelmadjid, Tamzil en Moewalladi, die hoge functies kregen in de PS, was van grote invloed op de keuze voor het voeren van overleg met Nederland, in het vertrouwen dat het gedeelde verzetsverleden tot een vreedzaam einde van het Nederlandse koloniale bestuur zou leiden. De PIsocialisten brachten ook kennis van de nieuwe internationale verhoudingen in, waarin Moskou de Volksfrontpolitiek voorshands voortzette. Het partijprogramma was gematigd, meer sociaal-democratisch dan socialistisch: politieke democratisering, economisch collectivisme en sociale gelijkheid, maar geen klassenstrijd of revolutie. De steun aan eigen militaire en paramilitaire organisaties werd ingegeven door de ongewenste zelfstandige positie van het leger, dat ook in ideologisch opzicht de PS-afkeuring oogstte.395 Uit de in Menteng 31 opgerichte Barisan Boeroeh Indonesia (BBI) was, mede door steun van minister van sociale zaken Iwa, een sterke vakbondsfederatie gegroeid. De inzet van Sjamsu Harja Udaja, vakbondsleider in Soerabaja, leidde begin november tot omvorming in de Partai Boeroeh Indonesia (PBI, Indonesische Arbeiders Partij). Sjamsu werd voorzitter. De PBI keurde in december een radicaal programma goed: klassenstrijd, revolutionaire omverwerping van het kapitalisme en een socialistische maatschappij. De PBI slaagde er niet in de vakbonden te blijven verenigen. Dit was het gevolg van de versnippering van de vakbeweging in talloze, kleine lokale bonden, de vakbondsactiviteiten van de PS en de als pro-Japans afgeschilderde personen van Iwa en Sjamsu. De PBI werd aldus een oppositiepartij, met syndicalistische ideeën, en stond ver van de macht.396 De plannen voor een Islampartij, al op 11 oktober besproken, resulteerden in de (her)oprichting van de Masjoemi op 8 november. De modernistische, westers-georiënteerde intellectuelen, geleid door Soekiman, domineerden de partij, die met een vaag, economisch gematigd programma de brede steun van de santrigemeenschap zou krijgen, mede bij ontbreken van een concurrerende partij.397 De nationalisten hadden de meeste tijd nodig om tot bundeling te komen. Hun blazoen was bevlekt door de collaboratie met de bezetter. De toenade-

395 396 397

Anderson 1972:202-12; Soe Hok Gie 1997:77-9. Anderson 1972:212-6; Sutter 1959, II:319-20; Soe Hok Gie 1997:79-80; Abels 1983:19-22. Anderson 1972:219-24.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

164

ring tot hun natuurlijke bondgenoten, de pamong pradja, stuitte nog op de vooroorlogse tegenstellingen. Ze vonden elkaar toch op 13 december in een voorlopig bestuur van de Serikat Rakjat Indonesia (Serindo, Verbond van het Indonesische Volk), met wortels in Partindo, Gerindo en Parindra en ook de Kaigungroep. Op 29 januari 1946 fuseerde Serindo met een aantal kleine partijen tot de PNI, onder voorzitterschap van de Djokjase Taman-Siswaleider Sarmidi Mangoensarkoro, met als voorzitter voor Oost-Java Sidik Djojosukarto. Er werd geen partijprogram aangenomen; de PNI vroeg slechts impliciet om zetels in KNIP en KNI’s.398 Al deze partijen were little more than clusters of small personal cliques originating in the politics of the prewar period. [...] It would scarcely be too much to say that party politics at this time could be defined in terms of the interaction between five key cliques (those of Sjahrir, Amir, Sukiman, Sarmidi, and the ‘Kaigun’-group), none notably stronger than the other, but with the aftermath of the occupation, the international situation, and the backing of Sukarno and Hatta giving a decisive, if temporary, advantage to the first two.399

Naast de partijen vormden het leger en de badan perdjuangan alternatieve machtscentra, met eigen politieke doeleinden, en een eigen werkgebied. Zij zouden hun aandeel opeisen in de politieke macht van de Republik, en hun rol spelen in het ingewikkelde machtsspel. Op 5 oktober was de Badan Keamanan Rakjat (BKR), het leger van de Republik dat niet zo mocht heten, door Soekarno omgedoopt tot Tentara Keamanan Rakjat (TKR, Volksveiligheidsleger). De taak om de TKR van de grond te brengen werd toevertrouwd aan de voormalige KNIL-officier Oerip Soemohardjo, die tot chef-staf werd benoemd. Hij legde de grondslagen voor de centrale legerorganisatie, en zocht daarbij de steun van zijn oud-KNIL-collega’s, die zo werden losgeweekt van hun eed van trouw aan koningin Wilhelmina. Onder hen was een invloedrijke groep jongere officieren, van de jaargang 1940, opgeleid in Bandoeng, van wie A.H. Nasution en T.B. Simatupang de bekendste waren. Het ontbrak hen echter aan manschappen en hun verleden in KNIL-dienst pleitte tegen hen bij de Peta-officieren, die de Peta zagen als een opmaat tot het nationale Indonesische leger. Voor zover mogelijk hadden zij hun eenheden na de Proclamatie heropgericht, waarbij zij zelf zorgden voor bewapening en materieel, veroverd op of overgenomen van de Japanners, en hun bevoorrading veiligstelden binnen de regio waar zij waren gelegerd. Hun leiderschap was sterk persoonlijk; niet

398 399

Anderson 1972:224-30. Anderson 1972:230.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

165

zelden waren zij gekozen of bevestigd door hun manschappen in hun commanderende positie. Hun relatie was als bapak-anak (vader-zoon). Bekwame Peta-officieren verschaften hun manschappen wapens en uitrusting, en ook een aansprekende ideologie. In hun positie waren zij voorshands onaantastbaar voor het opperbevel, en konden zij zich een eigen koers veroorloven, los van de leiding en tactiek van de TKR-top. Discipline en hiërarchie ontbraken, en werden soms zelfs als strijdig met de Revolutie beschouwd. Dat laatste gold in nog sterkere mate voor de badan perdjuangan, gebaseerd op ‘personal example, revolutionary visions, and the egalitarian solidarity of pemuda comradeship’, die wel heel ver stonden van de degelijk geschoolde beroepsmilitairen van het KNIL. Die laatsten poogden van bovenaf structuur te brengen in de chaos aan TKR-eenheden. Ondanks de nodige concessies in personele zin bleven de drie regionale commando’s en tien divisies vooreerst vooral structuren op papier. De TKR-eenheden bepaalden zelf hun agenda en kwamen in actie op grond van eigen prioriteiten.400 De hoogste TKR-officieren kwamen op 12 november bijeen in Djokja. Het leger koos hier zelf zijn opperbevelhebber (panglima besar); KNIL-kandidaat Oerip verloor met klein verschil van Soedirman. Soedirman was Peta-officier in het Midden-Javaanse Banjoemas, nam een grote hoeveelheid Japanse wapens over en werd geprezen vanwege zijn leiderschap in de strijd rond Semarang en Magelang. Hij was daarnaast innemend en onbaatzuchtig, en een vastbesloten en vurig nationalist, een waardige vertegenwoordiger van de traditionele Javaanse strijder, de satria. Soedirman bezwoor het gevaar van een breuk met de KNIL-groep. Hij vroeg Oerip te blijven als chef-staf, aan wie hij de militair-technische zaken overliet; ‘he devoted himself primarily to the political problems of uniting the army and giving it a coherent vision of its role in the revolution’. In zijn visie nam het leger in regering en revolutie een bijzondere positie in; niet ondergeschikt aan de regering, maar op gelijke voet daarmee. Daarin paste ook dat de TKR op 12 november zelf zijn minister van defensie koos, Sultan Hamengkoeboewono IX van Djokja. Dit was natuurlijk onaanvaardbaar voor Sjahrir, die zijn kabinet twee dagen later voorstelde met Amir Sjarifoeddin als minister van defensie. Het was het begin van een ongemakkelijke verhouding en langdurige machtsstrijd. Wat de minister betreft won Sjahrir het van dit voor hem naar het Japanse militarisme en fascisme riekende optreden. De keuze voor Soedirman moest hij echter erkennen, hoewel dat pas geschiedde op 18 december. Pogingen en maatregelen om Soedirman en zijn TKR onder regeringscontrole te brengen volgden elkaar met grote regelmaat op. Soedirman was even alert om ze af te weren. Amirs doel als defensiemi400

Anderson 1972:232-43 (citaat p. 239). Ook in Salim Said 1992:25-31 en over de badan perdjuangan Sartono Kartodirdjo 1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

166

Verguisd en vergeten

nister was het vormen van ‘a militant, patriotic army imbued with socialist goals and under the permanent political guidance of a powerful government party’. Voor Soedirman betekende dit een ontoelaatbare invloed van partijpolitieke denkbeelden, ten koste van de eenheid van het leger. Die stond borg voor de uitvoering van de volkswil, en kwam één en onverdeeld op voor de onafhankelijkheid.401 Het pemudacongres in Djokja op 10 en 11 november verschafte overzicht en structuur aan de talloze pemudagroepen, die waren ontstaan sinds de Proclamatie en die naast de TKR hun eigen gewapende plaats innamen in de strijd en revolutie. Het kwam niet tot een grote socialistische fusie-organisatie, zoals Amir zal hebben gehoopt. Met de fusie van zeven organisaties tot de Pesindo kon hij overigens niet ontevreden zijn. De Pesindo zette zich, volgens zijn programma, in voor een zo spoedig mogelijke vorming van een socialistische maatschappij met radicale revolutionaire methoden. De Pesindo sprak op 15 december zijn steun uit aan de regering, en vroeg om hervorming van het leger in een structuur soortgelijk aan Amirs opzet. De materiële steun van Amir versterkte de positie van de Pesindo, die steeds meer zijn machtsinstrument werd, en een welkom tegenwicht van het leger. Door kristallisatie en samenwerking werden naast de Pesindo als invloedrijke badan perdjuangan zichtbaar de onder de naam Hisbullah samen te vatten islamitische jeugd, de Barisan Pemberontakan Rakjat Indonesia van Soetomo en de Barisan Banteng, die onder leiding van Moewardi en Soediro zijn zwaartepunt had in Solo. En daarnaast waren er de talloze, heterogene Lasjkar Rakjat. Zoals Pesindo en PS elkaar naderbij kwamen, zo onderhielden Hisbullah en Masjoemi, en Barisan Banteng en PNI de nodige contacten, maar van onderschikking van badan perdjuangan aan partij was geen sprake. Zelfs vaak integendeel; de badan perdjuangan waren er eerder, meer wijdverbreid en gewapend. Wel maakte het pemudacongres duidelijk dat de pemudabeweging niet eensgezind was; de vorming van de Pesindo versnelde het uiteengaan der wegen. De relatie tussen leger en badan perdjuangan was gevoelig en geladen. Zij waren concurrenten bij het verkrijgen van controle over wapens en hulpbronnen. De badan zetten zich vaak af tegen het leger als de ware vertegenwoordigers van het strijdende volk – soms een eufemisme voor de eigen politieke doeleinden. De verhouding tussen leger en badan perdjuangan vertoonde overigens per regio en in de tijd een grote variatie.402

401 Anderson 1972:243-51 (citaten op pp. 234-5 en 249); Salim Said 1992:31-3, 41-4; Sundhaussen 1982:8-9, 20-3. 402 Anderson 1972:257-68; Soe Hok Gie 1997:81-2; Coen Husain Pontoh 2005:60-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

167

Tan Malaka’s conclusies Uit zijn rondreis en de politieke ontwikkelingen trok Tan Malaka een aantal conclusies. 1. De wensen van Soekarno en Hatta stemden niet overeen met de wensen van volk en pemuda, zoals was gebleken tijdens de strijd van volk en pemuda in Djakarta, Soerabaja, Magelang en andere plaatsen. 2. De partijen, strijdorganisaties (barisan en badan), die als paddestoelen opkwamen, nadat partijvorming werd toegestaan, wantrouwden elkaar en beschuldigden elkaar, arresteerden elkaars leden en schoten zelfs op elkaar. 3. Mijn arrestatie zonder aanleiding en mijn vrijlating na dreiging van mijn aanhang, vormde een ander bewijs van de verbreiding van verkeerde opvattingen, wantrouwen en verwarring onder ons. 4. Mijn propaganda uit mijn schuilplaats, die ik tot nu toe had bedreven, zou ernstig blijven worden belemmerd door het bestaan van valse Tan Malaka’s, propaganda-instrumenten achtergelaten door het Nederlandse en Japanse imperialisme om de revolutionaire beweging in verwarring te brengen.’403

Gelet ook op de opstelling van de Britten, die de Nederlandse soevereiniteit erkenden en met hun gewapende macht de terugkeer ervan wilden afdwingen en Van Mooks terugkeer met zijn voorstellen tot vorming van een ‘Gemenebest’ en een ‘Rijksverband’ – van Nederlandse zijde sinds eind oktober in de gesprekken tussen Republik en Nederland als gespreksonderwerp ingebracht404 – ‘kwam ik tot de slotsom dat het noodzakelijk was alle partijen, leger, strijd- en andere organisaties, die zo verdeeld waren, te coördineren in het verzet tegen de Nederlandse diplomatie’.405 Zijn voornemen om nog langer incognito te blijven, om de politieke leiders te leren kennen en de ‘volksbeweging’ verder te bestuderen, liet hij nu varen. Zijn plicht om openlijk verantwoordelijkheid te dragen voor de verdediging van de Republik woog zwaarder, aldus Tan Malaka. Met de vijf of zes pemuda, die hij sinds kort kende, was hij niet in staat een partij te vormen die de revolutie zou kunnen leiden. Ook een fusie van alle organisaties lag buiten zijn mogelijkheden en is ook nooit door hem overwogen. Terwijl de tijd drong – de voorstellen van Van Mook, met Britse steun, vroegen om een reactie, terwijl de leiders van de Republik niet geloofden in de kracht van het volk en de dialectiek van de revolutie, en vervolging als ‘war criminal’ en de imperialistische strijdmacht vreesden – ‘kon ik, met hulp van vijf of zes pemuda, ondanks hun vele ervaring, niets anders doen dan 403

Pendjara III:69; Jail III:107-8. Jail III:248-9, note 3. Voor een algemeen beeld van de diplomatieke verwikkelingen: Smit 1975:19-25; De Jong 1988:96-156. 405 Pendjara III:70; Jail III:109. 404

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

168

Verguisd en vergeten

alle partijen, strijd- en andere organisaties uitnodigen zo snel mogelijk samen te werken in een zeer losse federatie’. Na verloop van tijd, met een gezamenlijk doel, uitgedrukt in een programma, en op basis van gemeenschappelijke belangen en door samenwerking zou hieruit een nauwe federatie kunnen groeien, en zou zelfs een fusie kunnen worden overwogen.406 Deze overwegingen schreef Tan Malaka neer in maart 1948. Zij verschaffen een getrouw beeld van zijn politieke analyse in december 1945. Hij is te bescheiden over de vijf of zes pemuda en zijn ontbrekende kennis van het politieke landschap; zo rechtvaardigde hij zijn verlengde clandestiniteit en werd het succes van de federatie achteraf nog groter. De verklaring voor de losse-federatievorm is defensief, en loopt vooruit op latere kritiek. In de gegeven omstandigheden was zo’n federatie voor Tan Malaka de enige aangewezen weg om zijn politiek doel te bereiken en zijn persoonlijke machtspositie te verbeteren. Betere kansen hiertoe had hij laten voorbijgaan. Veel van Tan Malaka’s tijd moest worden besteed aan de voorbereiding van de federatie; de opzet en het programma en vooral de publieke lancering ervan. Voor dat laatste was natuurlijk een congres de meest aangewezen wijze; het ging er om zoveel mogelijk sympathiserende organisaties bijeen te brengen. In eerste instantie was het de bedoeling het congres bijeen te roepen in december in Malang, goed bereikbaar voor de met roem overladen strijdorganisaties uit Soerabaja. Voor de West-Javaanse delegaties was Malang echter te ver en het tijdstip te vroeg.407 Om in West-Java steun te winnen maakte Tan Malaka nog een reis naar Cheribon, met zijn vertrouwde entourage, versterkt met Ismail. Er werd bij en met Sastrosoewirjo overlegd. Op de terugweg werd overnacht in Poerwokerto. Belangrijke overlegpartners waren Soejoko, met een PKI-Moeda-verleden, en banden met Lasjkar Rakjat en Amir Sjarifoeddin, Soedibio, die Tan Malaka nog kende uit 1922, en Soewignjo. In Djokja verhuisde Tan Malaka van Ismails woning naar zijn eerdere verblijfplaats aan Taman Djoewono. Een hele serie ontmoetingen en besprekingen volgde ter voorbereiding van de federatie. In een West-Djokjase kampong vond half december belangrijk overleg plaats waarbij Soekarni, Chairul Saleh en Pandoe Kartawigoena de Oost-Javaanse vertegenwoordigers Nurullah, Rivai en Hasan Basri ontmoeten. Persoonlijke contacten in bijeenkomsten of via individuele bezoeken en een goed functionerende tele-

406

Pendjara III:71; Jail III:109-10. H.L. Hoorweg, ‘De Volksfront-actie’, 7-2-1946, in NA, PG 665 en HKGS GG3-882 en NEFIS-periodiek 2(27-2-1946), p. 16, in NA, CMI AA19 en PG 581 en 665, noemen het plan van Tan Malaka en zijn ‘oude communistische vrienden’ om tot de Partai Revoloesioner Indonesia of Parindo te komen. Tan Malaka’s betrokkenheid is nergens elders vastgelegd. Zie ook hoofdstuk II, noot 3. 407 Pendjara III:71; Jail III:111.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

169

gramdienst mobiliseerden congresbezoekers.408 Sastrosoewirjo werd aangewezen als voorzitter van het voorbereidings­ comité met Soekarni als secretaris.409 Tan Malaka herinnert zich in dit verband een belangrijke bijeenkomst in Demakidjo, bij Klaten ten oosten van Djokja op 1 januari 1946, met vertegenwoordigers van organisaties van geheel Java.410 Sajoeti Melik was aanwezig bij nog een andere vergadering, eind december, in een dessa bij Gamping, aan Djokja’s westkant. Het hoofddoel hiervan was de kennismaking van Tan Malaka met vooral andere politieke leiders. Er werd nog niet in concrete zin gesproken over de voorgenomen federatie. In een persoonlijk gesprek vroeg Tan Malaka Sajoeti’s mening over zijn plan naar buiten te treden met een politiek programma. Sajoeti wees er op dat er een stroming was die zeer tegen Tan Malaka was gericht, niet om politieke, maar om persoonlijke redenen. Tan Malaka onderschatte de draagwijdte hiervan, en antwoordde Sajoeti: ‘Ach, die zaak zal straks vanzelf goedkomen, wanneer de kameraden een goed begrip krijgen van het programma dat ik voorstel’. Dat programma is, voegde hij er aan toe, ook niet ‘absoluut’, maar open voor verandering.411 Tan Malaka vond de meest geschikte naam voor zijn federatie Persatoean Perdjoeangan. De basis voor de persatoean (eenheid) in de voltooiing van onze revolutie is de perdjoeangan (strijd) tegen de gemeenschappelijke vijand tot het bereiken van 100% kemerdekaan (onafhankelijkheid), die op 17 augustus 1945 is geproclameerd; dus geen eenheid om een compromis te sluiten, dat een verraad aan de 100% onafhankelijkheid van de proclamatie van 17 augustus 1945 zou betekenen.412

De naam verbond twee populaire woorden uit het revolutionaire lexicon. De combinatie was echter niet origineel. Amir Sjarifoeddin lanceerde deze leuze op 8 december aan het einde van een radiorede, als ‘middel’ om een onafhankelijke, verenigde Republik tot stand te brengen.413

408 Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980. Als Djokjase vertegenwoordiger noemt hij mogelijk Marlan. Djalil (interview Djakarta, 24-8-1980) noemt Mardjohan, die hij een belangrijke rol toedicht bij de voorbereidingen. 409 Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946. 410 Pendjara III:71, Jail III:111. 411 Verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948, in SV 1948:230. Chaerudin noemt tegenover Helen Jarvis (Jail III:249, note 7) nog een bijeenkomst in of bij Koedoes. 412 Pendjara III:71; Jail III:110-1. 413 Merdeka, 11-12-1945; Lasjkar, 12-12-1945. Ook in Sutter 1959, II:332, note 17; Jail III:249, note 5. Tan Malaka zal, zeker achteraf, niet erkennen dat hij de naam leende van Amir, die tot het vijandige kamp behoorde – of zou gaan behoren. Misschien wilde hij eind 1945 wel een gebaar van goede wil maken naar Amir toe, of kende hij het eerste gebruik door Amir niet eens.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

170

Yamin onthult Het zwijgen over Tan Malaka in de pers, op de uitzondering na in ‘Merdeka’, werd doorbroken in het Djokjase dagblad ‘Kedaulatan Rakjat’ dat op 13 december een commentaar afdrukte, waarin het verwees naar de twijfels over de juistheid van het ‘Merdeka’-bericht over zijn aanwezigheid in Soerabaja. Uit een ‘brief’ van Tan Malaka was nu het bewijs gebleken dat hij ‘in ons midden’ is. Het blad haalde vervolgens een aantal passages aan, ontleend aan het voorwoord bij de tweede druk van het Manifesto Djakarta. Het ligt voor de hand hier enige regie van de zijde van Tan Malaka’s aanhang te vermoeden.414 Meer indruk maakte een lang artikel van Muhammad Yamin ‘Tan Malaka, Bapak Republik Indonesia’ in de Djakartase krant ‘Ra’jat’ op 22 december 1945, dat in vele andere bladen werd overgenomen.415 Het leek het weloverwogen onderdeel van een goede publiciteitscampagne, maar was het niet. Yamin handelde, zoals vaker, op eigen gezag en plaatste Tan Malaka voor een voldongen feit. Als Tan Malaka al nog twijfelde over een openbaar optreden, dan was dat na Yamins artikel niet langer zinvol. De boosheid in Tan Malaka’s kring was er niet minder om. Tan Malaka, die Yamin toch al niet erg mocht – hij kwam nooit op bezoek in Djokja, toen Tan Malaka bij Ismail verbleef – onthield hem een hoge functie in de Persatoean Perdjoeangan.416 In zijn karakteristieke stijl, zeer bloemrijk, met lange zinnen en een uitgebreide woordenschat, deed Yamin zijn reputatie als vooraanstaand literator, vooral dichter, in het Indonesisch, alle eer aan. De twee openingszinnen zetten de toon: Op de bladzijden met de geschiedenis van de Indonesische Staat in deze vier maanden is vastgelegd dat de strijd van het moerba-volk met geestdrift werd vervuld, met daarbij eerbiedige gevoelens en diepe dankbaarheid, toen als vaststaan414 ‘Tan Malaka’, Kedaulatan Rakjat, 13-12-1945. Het Djokjase artikel werd overgenomen in Ra’jat, 19-12-1945 en Merdeka, 20-12-1945. Hierover ook Andi Suwarti 2000:133. 415 Ra’jat, 22-12-1945; Merdeka, 26-12-1945; Kedaulatan Rakjat, 28- en 29-12-1945; Berita Indonesia, 26-12-1945. 416 Interviews Pangulu Lubis, Djakarta, 5-11-1980 en Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-111980. Anderson 1972:288 noemt Yamin als ‘Indonesia’s best-known political eccentric so long as he lived. It was said of him, not altogether unkindly, that he was like a horse: if you were in front of him, you were likely to get nipped; if behind him, to get kicked; and if under him, to be trampled on. But if you were on top of him, with the reins in your hand, he would carry you fast and far.’ Hasan Sastraatmadja (interview Djakarta, 15-11-1980) noemt Yamin ‘een onmogelijke man, niet in een organisatie op te nemen’, maar ook een ‘artist, zeer belezen en een goed strateeg’ Adam Malik bewonderde Yamin als historicus en literator, maar niet als politicus: ‘te emotioneel, artistiek, ongeduldig, opvliegend, boos en koppig. Hij was niet onder controle te houden’ (Adam Malik 1978:165-6). Bakri Siregar 1982, 2005 verschaft een biografische schets; in 1982:83, 2005:4356 somt hij uit velerlei bron een aantal karakteriseringen van Yamins persoonlijkheid op.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

171

de waarheid kon worden aangenomen het verheugende bericht, dat temidden van de vlammen van de Indonesische Proletarische Revolutie, vooral in Soerabaja, in het geheim zich ten strijde schaarde met de heldhaftig strijdende Arbeiders en Pemuda, onder de rood-witte vlag, het banier van onze internationale soevereiniteit, een zoon van Indonesia, van al omstreeks vijfenveertig jaar oud met de naam Ibrahim en de erfelijke titel Tan Malacca, vader van de Republik Indonesia. De waarheid van deze tijding is het slotbericht dat duizenden geschiedbladen toedekt uit de laatste twintig jaar, samengesteld rond romantiek en politiek, die zich ontvouwen als een nieuw verhaal van duizend-en-een-nacht aan de oevers van de westelijke Pacific, over Shanghai, Manila, Bangkok, Singapore, Medan, Boekittinggi en Djakarta.417

Nu kan hij zelf ter plekke aan de grote strijd deelnemen waar hij zo zeer naar verlangde en zich voelen zoals Rousseau, Voltaire en Montesquieu zich zouden hebben gevoeld als zij de Franse Revolutie hadden beleefd, of als Lenin en Kemal (Atatürk) bij hun revolutie. Hij verdient alle eer als vader van de Republik Indonesia, die hij voorzag in zijn brochure uit 1924. Hij staat op één niveau met Jefferson en Washington die de Verenigde Staten fundeerden, en het Philippijnse trio Rizal, Bonifacio en Mabini. Nu is duidelijk dat zijn ideeën geen luchtkastelen waren.418 In internationaal verband staat hij op gelijke rang als Lenin, Sun Yatsen en Quezon, die hij allen kende. Ja, zelfs overtreft hij Sun, die zijn land niet tot eenheid bracht. Hij is groter dan Plato, die slechts een republiek op papier schiep. Hij is de jongste ‘Bapak Republik’ ter wereld, en staat zo naast Masaryk, Lenin en Washington. Zijn naam zal als zodanig in het boek van de wereldgeschiedenis worden opgenomen. In de Indonesische geschiedenis zal zijn biografie verscheidene delen tellen, ‘waaronder diverse verhalen over Patjar Merah, kleuriger dan de verhalen over de belevenissen van Stalin en Lenin. Geschiedenis, wetenschap en verhalen vermengen zich rond zijn naam.’419 Over Tan Malaka’s levensloop is Yamin beknopt, bij gebrek aan gegevens en kennis uit de eerste hand. Tan Malaka wist aan het ‘geel fascisme’ te ontsnappen door aan een spoorlijn, in een mijn en als kleermaker te wer-

417

Yamin 1946a:24-5. In deze brochure vormt het krantenartikel het tweede deel (pp. 24-31) van Yamins lofzang op Tan Malaka. Het voorwoord is gedateerd Poerwokerto, 7 januari 1946, en eerste en derde deel alsmede het besluit zijn duidelijk later geschreven dan het tweede deel. De brochure wijkt in zijn tekst nauwelijks af van het krantenstuk. Een curieus verschil wordt nog genoemd. 418 Yamin 1946a:25-6. 419 Yamin 1946a:28-30. In de brochure is Stalin vervangen door Trotsky. In plaats van een politieke achtergrond lijkt hierbij eerder van een historische correctie sprake. In de brochure wordt ook nog M.N. Roy als nauwe strijdmakker genoemd. Volgens Restu Gunawan 2005:61 bestreed Hatta Tan Malaka’s recht op deze eretitel. Vóór hem, in 1913, zou Tjipto Mangoenkoesoemo de term al hebben gebruikt. Waar of niet, het tekent Hatta’s afkeer van Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

172

ken. Yamin haalt zelfs het verhaal aan dat Tan Malaka tijdens de bezetting dranken serveerde aan Indonesische leiders.420 Hij verwijst kort naar zijn aanwezigheid op de achtergrond bij het Djokjase jeugdcongres en zijn rol als raadgever in Soerabaja tussen het ‘gedreun van kanonnen, granaten en bommen’. Over Tan Malaka’s concrete plannen en toekomstige rol is Yamin begrij­pelijkerwijs eveneens vaag. Zijn manier van denken, het dialectischmaterialism­e, zijn scherp, geslepen en moedig tactisch inzicht, zijn heldere boeken verschaffen het Indonesische proletariaat leiding en richtlijnen op weg naar een Republik waarin het socialisme voor boeren en arbeiders is tot stand gebracht. De tijd zal leren hoe dit zich zal ontplooien. Over Tan Malaka’s invloed op Java wil Yamin niet gissen, om in de regel daarna te vervolgen dat Tan Malaka, gewapend met zijn ideologie en dialectiek, onstuitbaar naar boven zal komen, met de steun van het moerba-volk, om in staat en maatschappij de proletarische macht te vestigen.421 De analyse van het denken en de politieke overwegingen van Tan Malaka kunnen niet worden uitgedrukt in het bestek van deze krant; de auteur ontbeert het overzicht, waardoor hij het vermogen mist een zo grote man te doorgronden; de schrijver beschikt over een te zwakke verbeeldingskracht, waardoor hij een zo sterke geest niet kan ontleden. [...] Dit artikel wil slechts in de plaats treden van artikelen van Indonesische auteurs, die al een paar keer zijn opgedoken in de krantenkolommen, die vreugde te weeg brachten bij de oppervlakkige lezers, maar die geen onderscheid maakten tussen diamant en steenkool, goud en zilver in de schoot van ons volk [...].422

Yamin besluit zijn verhaal met het aanhalen van Quezon, die hij een tien jaar eerder ontmoette, toen Quezon Indië bezocht. Hij vertelde toen over zijn afscheid van Tan Malaka, na zijn uitwijzingsbevel uit de Philippijnen. Quezon overhandigde hem ten afscheid namens het parlement een drieduizend peso’s. ‘Toen hij in de haven aankwam, passeerde hij het beeld van José Rizal. Ik voelde mij zeer ontroerd toen ik de twee helden zag: de één een beeld van steen, de ander nog een levend wezen. Twee vrijheidshelden: uw held en onze held. U mag zich rijk achten...’423 Op basis van een minimum aan feiten schreef Yamin zijn verhaal, waarin hij al zijn literair talent en de nodige retoriek inzette om Tan Malaka tot mythische proporties te doen uitgroeien. In de sfeer van revolutionaire geestdrift, van vurig nationalisme, zal dit artikel op vruchtbare bodem zijn 420 421 422 423

Yamin 1946a:26-8. Yamin 1946a:28-9. Yamin 1946a:30. Yamin 1946a:31.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

173

gevallen – een nieuwe, onbesmette voorman, met een glorieus verleden, diende zich aan. Yamins artikel werd gretig overgenomen in andere kranten, en zou als brochure, in oorspronkelijke en uitgebreide vorm, brede verspreiding krijgen. Yamins taalgebruik is overigens zo literair en ingewikkeld dat aan de brede toegankelijkheid ervan, zeker op Java, flinke twijfel kan bestaan.424 Waarom wierp Yamin zich ongevraagd op als voorlichter van zijn streekgenoot? Tijdens de Japanse bezetting had hij hoge functies bekleed, onder andere bij de Sendenbu, de Japanse voorlichtingsdienst in Djakarta. Hij kende de pemuda goed; in Menteng 31 en bij de Kaigun gaf hij onderricht. De band met Chairul Saleh vooral was zeer nauw. Hij was lid van de eind 1943 ingestelde Centrale Adviesraad. In juli 1945 werd hij opgesloten, verdacht van steun aan het anti-Japanse pemuda-optreden. Zijn hierdoor opgepoetste blazoen leverde hem na de Proclamatie geen hoge functie op; zijn reputatie als ‘eeuwige scheurmaker’ zal hebben afgeschrikt. De lofzang op Tan Malaka was wellicht een open sollicitatie naar een politieke functie. Bij het zittende kabinet hoefde hij daarop niet te rekenen; vooroorlogse ruzies hadden de verhouding met Amir Sjarifoeddin voorgoed verstoord.425 Drie brochures Tan Malaka zelf vond ook tijd om te schrijven. De strijd in Soerabaja gaf hem de impuls tot wat drie brochures zouden worden. De eerste aanzet werd in het strijdgewoel al wel op papier gezet; het echte schrijfwerk vond plaats in Djokja. Daar ook, in Ismails huis, schreef hij de laatste regels van Madilog. Op een wandeling vertelde hij Ismail dat hij hiermee zijn levenswerk had voltooid, en dat het voor hem nu geen probleem meer was om dood te gaan.426 De drie brochures die Tan Malaka schreef als een samenhangende serie gaf hij de titels Politik (Politiek), Rentjana Ekonomi (Economisch Plan) en Moeslihat (Tactiek). De voorwoorden ondertekende Tan Malaka alle met als plaats Soerabaja, en als data achtereenvolgens 24 november, 28 november en

424 Een overzicht van de drukgeschiedenis van Yamins tekst is opgenomen als bijlage aan het slot van hoofdstuk II (pp. 305-6). Sutrisno Kutoyo 2004:212-5 vat de brochure samen. Matu Mona wilde een ’echte’ biografie van Tan Malaka schrijven. Hij liet zich begin 1946 in Djokja via Pandoe Kartawigoena aandienen bij Tan Malaka, die bij Soekarni verbleef. Tan Malaka was vriendelijk, maar kon niet toestemmen. De politiek eiste hem op, naar hij zei (interview Matu Mona, Djakarta, 2-9-1980). 425 Anderson 1972:457. 426 Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 10-11-1980. Nadien moet Tan Malaka toch nog verder aan zijn manuscript hebben gewerkt of gecorrigeerd. Het voorwoord ‘Sedjarah Madilog’ in de boekuitgave is gedateerd ‘Solovallei, 15 maart 1946’ (Madilog, p. 8).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

174

Verguisd en vergeten

2 december. De plaatsbepaling was zeker voor de twee laatste brochures onjuist, en in tegenspraak met de eigen bewering in Politik dat hij een week lang, van 17 tot 24 november, in het strijdgewoel ter plekke was.427 Tan Malaka zal er zijn bewondering voor en geestverwantschap met het volksverzet in Soerabaja mee hebben willen tonen. De datering is wellicht juist voor de voorwoorden zelf, en voor de ruwe versie van de hoofdtekst.428 Het ontbreken van elke verwijzing naar de Persatoean Perdjoeangan is een aanwijzing dat de brochures niet lang na de aangegeven data naar de drukker zijn gestuurd. Het voorwoord van Politik looft de proletariërs, boeren en pemoeda in Soerabaja, die in optreden en geestdrift alles overtroffen wat Tan Malaka in Shanghai, Berlijn, Egypte – waar hij nooit verbleef – en Moskou waarnam. Hij zag echter nog tekortkomingen in ideologisch en organisatorisch opzicht. Op verzoek ook van de pemuda schreef hij de drie brochures, die samen met zijn Manifesto Pari kunnen dienen om de huidige situatie te analyseren. Hij was gehandicapt door het ontbreken van een bibliotheek, verontschuldigt zich voor de zwakke punten, maar acht Politik als leidraad in de grote lijnen voldoende.429 Rentjana Ekonomi kent het langste voorwoord, waarin, los van de inhoud, Tan Malaka zijn optreden in het verleden rechtvaardigt. Hij waarschuwt voor de valse Tan Malaka’s, van wie hij er één ontmoette in Soerabaja. Maar al eerder werden zij door het Nederlandse koloniale bewind gebruikt om de revolutionaire, en vooral de communistische, beweging te verdelen. Tan Malaka werd zwart gemaakt, en vele Parileden werden in 1935-1936 slachtoffer. ‘Op de ene avond kregen de Parimensen bezoek van een provocateur, de volgende dag werden zij op transport naar Digoel gesteld.’ De Japanse heersers, meesters in ‘double crossing’ namen de Nederlandse methoden dankbaar over. Valse Tan Malaka’s gaven bevelen om samen te werken met de bezetter. En na hun vertrek zetten hun leerlingen dit voort, ten behoeve van eigen invloed en positie. Wat zit hier achter? ‘Wie heeft hier straks voordeel van, wie schade? Waarom wordt Tan Malaka gebruikt om de partij van Tan Malaka nadeel te berokkenen?’430 Vervolgens verwijst Tan Malaka naar zijn brochures uit de jaren 1924-1926, bedoeld om de PKI op de koers van massa-actie te houden, en te weerhouden van het ingaan op provocaties. Dat paste binnen Tan Malaka’s hem door de Komintern toegekende bevoegdheden – advies, kritiek en veto.

427

Politik, p. 1. In deze tekst is op enkele plaatsen sprake van een nadere datering, die zou bevestigen dat de trilogie in circa twee weken op papier stond: Rentjana Ekonomi, p. 57 (27 november), Moeslihat, p. 33 (2 december). 429 Politik, pp. 1-2. 430 Rentjana Ekonomi, pp. 1-2. 428

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

175

In 1932, dus zes jaar na 1926, kreeg ik zelfs een nog groter vertrouwen en taak dan voorheen. Een bewijs dat mijn optreden in 1926 was goedgekeurd! [...] Mijn gezondheid en arrestatie in Hongkong verbraken mijn verbinding met het Internationale Centrum, en ook met mijn kameraden in Azië. Als de tijd daar is, ben ik bereid verantwoording voor mijn overige daden af te leggen ten overstaan van de bevoegde instanties.431

Het waarheidsgehalte kan ook worden gemeten aan de daden. De illegale overtocht van Singapore naar Sumatra en Java en het onderduiken in Bajah tonen Tan Malaka’s geloof in massa-actie; anders was hij wel lid geworden van de Chuo Sangi In [de door de Japanse bezetter ingestelde adviesraad]. Die massa-actie wenste hij al 24 jaar geleden, en nog steeds. Er is nu sprake van actie van de massa, maar nog niet van massa-actie. En deze alinea’s met hun defensieve toon, waarin de publieke onrust over hem doorklinkt, waren, aldus Tan Malaka, nodig om twijfels over zijn opvattingen en daden uit de weg te ruimen. ‘De huidige situatie vereist verduidelijking. Dit alles kan ik verschaffen.’432 In de drie brochures wordt slechts in twee voorwoorden terloops gerefereerd aan de Pari; een dramatisch verschil met het Manifesto Djakarta dat Tan Malaka nog begin november van een inleiding bij de herdruk voorzag. Nog steeds ontloopt Tan Malaka een openbaar optreden. In zijn brochures zet hij de politieke lijnen uit. Als het dan nodig wordt geacht, zal hij naar voren treden om leiding te verschaffen, ongeacht het gevraagde offer. Als jongere leiders dat op zich willen nemen, zal hij zich daar echter graag bij neerleggen. De literaire vorm van de drie brochures is opmerkelijk. Het zijn samenspraken van vijf personen. Deze vorm is zeer geschikt om ingewikkelde vraagstukken op aantrekkelijke wijze te presenteren aan een breed publiek; de didactische doeleinden konden zo optimaal tot uitdrukking worden gebracht met ruimte voor een lichte toets. De vorm is voor Indonesisch literair en politiek werk uniek. Tan Malaka’s ervaring als toneelregisseur in Bajah zal hem hebben beïnvloed bij de keuze voor de samenspraak. Dramatische handeling ontbreekt. Het gesprek telt vijf deelnemers, van wie Tan Malaka de achtergrond aangeeft: Mr. Apal, namens de intelligentsia, Toke, namens de gemiddelde handelaar, Patjoel, namens de boeren, Denmas, namens de aristocratie, en Godam, namens de staalarbeiders. Hun namen zijn veelzeggend. ‘Apal’ betekent uit het hoofd leren; Mr. Apal wordt aldus op voorhand geïroniseerd, Toke is het aan het Chinees ontleende woord voor zakenman of werkgever,

431 432

Rentjana Ekonomi, pp. 2-3. Rentjana Ekonomi, pp. 3-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

176

Verguisd en vergeten

Denmas is een gebruikelijke samentrekking van Raden Mas, Patjoel is het woord voor ‘hak’, terwijl Godam ‘hamer’ betekent. De sprekers vertegenwoordigen hun klasse, maar zijn allen progressief, en bereid tot volledige inzet voor de Indonesische onafhankelijkheid. Hun klassenachtergrond bepaalt vanzelfsprekend nog voor een flink deel hun reacties. Onbetwiste voorman is overigens Godam, die ook door allen als zodanig wordt erkend. Met zijn woorden spreekt ook Tan Malaka zelf, een aantal malen heel direct zelfs. De eerste paar bladzijden van Politik geven een goed beeld van Tan Malaka’s aanpak. Onder de hoofdstuktitel ‘De betekenis van “Merdeka”’ opent Patjoel het gesprek: Goedemorgen, hoe gaat het? Toke: Dat is al lang verleden tijd, saudara. In deze tijd van oorlog en opstand is er slechts één korte en juiste aanspraak; en dat is ‘Merdeka’... kort, juist, begrijpelijk en de strijdlust opwekkend. Jouw lange groet is een vertaling uit het Nederlands, die je straks in kwade NICA-reuk zal laten staan, en dan zal je worden gezocht om naar Bataljon X [waarschijnlijk een algemene benaming voor de bestemming van verraders] te worden gebracht. Patjoel: Dat wist ik natuurlijk niet. Maar het is een gewoonte geworden. Ik heb het op de lagere school geleerd en het altijd op die manier gedaan. Maar ik heb nu ook al een paar keer ‘Merdeka’ geroepen, toen ik langs de weg militairen tegenkwam. Maar eerlijk gezegd weet ik zelf de juiste betekenis van ‘merdeka’ nog niet. Toke: Tjoel, ik begrijp zelf de betekenis van dat woord ook niet. Maar een voorbeeld kan duidelijkheid verschaffen. Jij ziet dat rijstdiefje. Hij kan heen en weer vliegen, van boom tot boom op zoek naar voedsel. Wat een zorgeloos bestaan. Waar voedsel is, stopt hij om te eten, en zingt hij. In de avondschemering zoekt hij zijn nest weer op. Dat is ‘merdeka’. Geen problemen. Altijd opgewekt. Patjoel: Gelukkig inderdaad, van buitenaf gezien. Alleen van buitenaf. Het rijstdiefje is zelf zeker niet altijd gelukkig. En zeker ook maakt het rijstdiefje niet altijd anderen gelukkig. Die vrijheid is niet voldoende. Toke: Waarom onvoldoende, Tjoel? Wordt de vrijheid van de vogel in de lucht niet altijd bezongen, en altijd als voorbeeld genomen? Patjoel: Ik zei dat het rijstdiefje zelf niet altijd gelukkig is. Boeng Toke is een stadsmens, met een bedrijf om van te bestaan. Jij hoeft niet bang voor allerlei zaken te zijn. Maar Boeng Toke moet niet vergeten, dat de vijand van het rijstdiefje altijd op de loer ligt. Otters zijn zijn grootste vijanden; en de allergrootste is de roofvogel. En ook de mens vangt hem of schiet hem af, van tijd tot tijd. Toke: Het rijstdiefje kan toch wegvliegen? Patjoel: Ja, dat kan hij. Alleen zijn door de natuur geschonken eigenschappen beschermen zijn leven. Maar waar is de adat of de maatschappelijke wetgeving die hem beschermt? Ja, waar is de maatschappij van de rijstdiefjes? Toke: Goed, Tjoel. Jij komt uit de dessa, en leeft nog in de natuur. In de natuur geldt de wet van de sterkste. Maar dat is in de maatschappij toch ook zo, niet waar? Patjoel: Natuurlijk is onze maatschappij nog niet volmaakt. Maar veel volmaak-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

177

ter dan de vogelwereld of die van andere dieren. Misschien zal de mens wel nooit de volmaakte maatschappij bereiken. Maar voortdurend, stap voor stap, komen wij dichterbij die volmaaktheid... Toke: Ik twijfel er niet aan dat jij een filosoof bent, Tjoel. Jij deed maar alsof je dom was. Maar wacht even! Laten we teruggaan naar de hoofdzaak. Je zei al dat het rijstdiefje zeker niet altijd gelukkig is, omdat de vijand altijd op de loer ligt. Er is geen wet of adat in de vogelmaatschappij die elke vogel beschermt. Maar je hebt nog niet uitgelegd hoe dat ongelukkige rijstdiefje ook andere mensen ongelukkig kan maken, anderen kan hinderen? Patjoel: Zeker lijkt het rijstdiefje een ongelukkig beestje. Maar als een zwerm rijstdiefjes op mijn sawah neerstrijkt, dan hebben zij de vrijheid om het resultaat van ons werk te doen verdwijnen. Van het ploegen tot het planten van de rijst, van pril groene rijst tot volwassen plant, leveren wij een zware inspanning en vergieten vele zweetdruppels. Na al die inspanning wordt het resultaat zichtbaar en komt die zwerm rijstdiefjes die geen enkele zweetdruppel heeft vergoten en geen enkele moeite en zorg heeft besteed aan het resultaat van onze arbeid. Maar zonder eerst te vragen, en onbeschaamd, met veel genoegen, strijken zij vrolijk neer op de rijststengel, en kiezen de rijpe en volle planten uit. Is zo’n vrijheid niet gelijk aan de vrijheid van mensen die niet werken, en zich het resultaat toeëigenen van het werk van mensen die zich wel inspannen? Dit is het gevolg van ongeordende vrijheid. Wat heeft een maatschappij van mensen aan zo’n soort ‘vrijheid’. Toke: Nee maar, Tjoel. En dat alles na ‘goedemorgen’ en ‘hoe gaat het’. Maar het bespreken van de betekenis van ‘merdeka’ heeft voor mij geen bevredigende uitkomst opgeleverd. Alles wat je naar voren bracht in verband met ‘vrijheid’ is zonder meer juist. Ik ben nu zelf in verwarring gebracht. Ik wil nu ook weten wat ‘echte vrijheid’ is. Patjoel: Laten we het vragen aan hen die er meer verstand van hebben.433

En Denmas en Mr. Apal verschijnen en laten hun licht schijnen over monarchie en republiek, grondwet en volksrechten. Als Mr. Apal zich uitspreekt voor de democratische staat, mag Godam zeggen dat overal bureaucratie en kapitalisme de macht uitoefenen. De bureaucratie – ‘een slang met tien koppen’ – behartigt de belangen van het kapitalisme en zal de parlementaire weg naar een arbeidersmaatschappij onmogelijk maken. Moerba-actie zal het kapitalisme moeten vernietigen. Een maatschappelijk breed gedragen programma zal eenheid en discipline opleveren – met ook deelname van de progressieve bourgeoisie, waarvoor Mr. Apal, Toke en Denmas model stonden. Bekwame leiding en een goede tactiek zijn vervolgens vereisten. De Russische Revolutie van 1917 levert van dit alles een uitstekend voorbeeld. De belangrijkste sprekers zijn inmiddels Patjoel en Godam. Godam doceert, Patjoel luistert en stelt intelligente vragen.434

433 434

Politik, pp. 3-5. Politik, pp. 5-23.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

178

Verguisd en vergeten

Godam legt vervolgens uit wat ‘100% Merdeka’ inhoudt. Dat is meer dan de internationaalrechtelijke positie als soevereine staat, op basis van een natuurrecht dat Indonesië heeft uitgeoefend. Buitenlands kapitaal kan de ‘100%’ uithollen. Daarom moeten kapitaalgoederen zelf worden geproduceerd. Die zware industrie zal, zo beantwoordt Godam de vele vragen van Toke, eerst moeten worden beschermd tegen buitenlandse concurrentie. De eigen fabricage van kapitaalgoederen en zware wapens waarborgt pas de Indonesische onafhankelijkheid. Overigens mag kapitaal uit China best een zijdefabriek oprichten, en een Duitse Pilsener-bier-fabriek en een Russische kaviaarwinkel zijn welkom. Dat alles moet volgens de wetten van de geleide economie geschieden, waarvan de uitleg wordt vervat in ‘nog een speciale brochure’.435 En daarna mag Godam het gesprek samenvatten in zeven punten, waarvan slechts het laatste nieuw is. In de vrijheidsstrijd bepaalt niet de militaire macht alleen de uitkomst. De ‘psychology’ van de moerba en de ‘international public opinion’ spelen een grote rol. Engeland, Nederland en Japan zullen wellicht het vrije Indonesia ten val brengen, maar de Republik kan ook de imperialistische machten Engeland en Nederland verslaan. In die strijd staat Indonesia niet alleen voor zijn eigen volk, maar voor alle onderdrukte volken op aarde. De tactiek in die strijd zal ook een ‘speciale brochure’ vergen.436 Deze brochure laat Tan Malaka zien als de bekwame onderwijzer, die moeilijke zaken helder uitlegt in een voor het beoogde publiek meest passende vorm. Hij verschaft de door hem noodzakelijk geachte politieke basiskennis, die in Indonesië sinds twintig jaar niet meer mocht worden gedrukt. Het is grotendeels communistische theorie; niet benadrukt maar ook niet verheimelijkt door de auteur. Rentjana Ekonomi voorziet de lezer van economische basiskennis, maar gaat ook verder. Hij wil uiteenzetten, aldus de inleiding, wat een socialistisch economisch plan inhoudt. Zo’n plan kan de wensen formuleren, die het cement vormen dat de eenheid tussen de islamitische, nationalistische en socialistische stromingen kan bewaren, ook na het veroveren van de nationale onafhankelijkheid.437 De samenspraak wordt voorafgegaan door een sfeerbeeld. Onze moderne Pandawa’s, Denmas, Mr. Apal, Toke, Patjoel en Godam zitten nu op de voorgalerij van een middelgroot huis, beschut door een lommerrijke djeroekboom. Het is veilig en rustig rond de vijf strijdmakkers. De reuzenfabriek die aan de overkant van de straat staat, die vanmiddag nog 435

Politik, pp. 24-30. Politik, pp. 30-2. 437 Rentjana Ekonomi, p. 6. De overeenkomst tussen Tan Malaka’s stromingen en Soekarno’s latere Nasakom (Nasionalisme-Agama [godsdienst]-Komunisme (of Sosialisme) valt hier op. 436

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

179

dreunde is nu stil, zoals een olifantenstaart rust na gedane arbeid. Er gaan geen arbeiders heen en weer, die goederen afleveren, wegbrengen en transporteren rond de fabriek. Rondom de fabriek strekken zich uitgebreide sawahs uit, groen en geel gespikkeld door jonge en al rijpe rijstscheuten. Her en der zijn kampongs zichtbaar, overkapt door vruchtbomen. Hier en daar langs de horizon rijzen groengekleurde bergen, soms bedekt door witte wolken, als uit schaamte. De maan bespiedt dit alles door de kieren tussen de bladeren van de klapperboom die hoog oprijst in een dessa. Deze veilige en rustige sfeer wordt verstoord door de stem van een van de vijf strijdmakkers.438

Godam wordt gevraagd zijn economisch plan uiteen te zetten. Maar, waarschuwt hij, zijn verhaal zal lang zijn, omdat hij ook uitleg zal moeten geven over zaken als economie en kapitalisme, tot beter begrip van zijn Rentjana Ekonomi Berdjoang, een economisch plan in de strijd.439 Het roofkapitalisme illustreert hij aan steenkoolproductie in Bajah. In bittere bewoordingen schetst hij de economische situatie. Japan investeerde niets dan scheldwoorden voor de Indonesische arbeiders in het project, en, vult Toke cynisch aan, niet te vergeten veel arbeidskracht in het slaan en martelen, waarvoor de Kempeitai druk bezig is de beste methode te bedenken. Met de nodige cijfervoorbeelden verduidelijkt Tan Malaka zijn betoog, zoals ook verder in het boekje, en een wijde kring aan economen wordt genoemd, zonder specifieke verwijzing, bij gebrek aan bronnen. Natuurlijk vooral Godam verwoordt vervolgens Marx’ kritiek op het kapitalisme, zijn meerwaardetheorie en de onvermijdelijke crisissen die het kapitalisme steeds vaker en heviger treffen en zullen treffen. Deze anarchistische productiewijze leidt ook tot imperialisme en oorlog. Centrale leiding van de economie kan een oplossing bieden, in een breed spectrum van geleide economie tot economisch plan. Dit laatste houdt in het ‘vermaatschappelijken’ – Tan Malaka ontwijkt hier het noemen van algehele staatscontrole – van productiemiddelen, productie, distributie, loon en sociaal leven. Aan de andere zijde staan Roosevelts ontoereikende New Deal en de fascistische economische planning, gericht op oorlog.440 In het socialistische economische plan zijn opstellen, uitvoeren en toezichthouden niet gescheiden zoals in het kapitalisme, maar onderscheiden. Dat verschaft een waarborg tegen willekeur, en de grootste kans dat productie en consumptie op elkaar zijn afgestemd, op een grondslag van gelijkheid (sama rata) en wederzijdse hulp (tolong-menolong). Godam zet dan de problemen bij

438 439 440

Rentjana Ekonomi, p. 5. Rentjana Ekonomi, pp. 5-6. Rentjana Ekonomi, pp. 6-45.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

180

het opzetten van zo’n economisch plan uiteen in een vijandige internationale omgeving, benadrukt de noodzaak van het opzetten van een eigen zware industrie en legt de verdeling van het nationaal inkomen uit in een socialistische en communistische maatschappij.441 Een volwaardig economisch plan is voor Indonesië onmogelijk. Soerabaja, de grootste indus­triestad is door Engelsen en NICA vernield, met kogels en bommen, over land en uit zee en lucht. Wij verdedigen de onafhankelijkheid met wapens die in aantal en kwaliteit nog niet tot 1% reiken van vijandelijke wapens. Slechts een Rentjana Ekonomi Berdjoang is nu haalbaar, dat nauw moet zijn verbonden aan de politieke en militaire strijd, waarover Moeslihat zal handelen. Sterke punten als klimaat, het grote bevolkingsaantal, de hoge moraal en de internationale omstandigheden zullen na verloop van tijd steeds meer in Indonesisch voordeel werken. Daarom moet worden gerekend met een lange guerrilla-oorlog. In economisch opzicht zijn urgent: ‘1. verhogen voedselproductie en verbeteren voedseldistributie; 2. oprichten textielfabrieken en distributie van hun productie; 3. bouw van barakken op veilige plaatsen voor de opvang van stedelingen; 4. regelen van goederenruil; 5. inzet voor het leggen van buitenlandse contacten’. Landbouw en industrie moeten desnoods worden aangepast; registratie van arbeidskracht gaat vooraf aan hun meest efficiënte inzet. Het is jammer dat zo’n plan nog niet bestond, omdat een zinloze aanpak zich te veel heeft vastgezet in het innerlijk van onze leiders. Het is onnodig de namen van onze leiders te noemen [...]. Maar denk slechts aan de Engelse afspraken met onze leiders in Soerabaja en Magelang. Heel veel slachtoffers moesten vallen na die afspraken, omdat wij vertrouwden op het welluidend stemgeluid en de zoete beloften van de in het nauw gedreven bandieten.

Godam verzorgt de slotpassages. De imperialisten kunnen winnen op zee en in de lucht. Ze kunnen alle grote steden bezetten. Maar zolang valleien, vlakten en berghellingen nog worden beplant volgens het economisch plan, zolang de strijdgeest van het volk nog in zijn geheel gelooft in het recht op onafhankelijkheid, zolang het volksleger zijn vurige geestdrift vasthoudt, dan, saudara, zal tenslotte de vijand zich moeten onderwerpen zonder enige voorwaarde.

Een sober bestaan en simpele wapens zijn voldoende voor het jarenlang volhouden van de strijd. Met het economisch plan voor de strijd kan de ‘100% Merdeka’ worden bereikt, waarna een socialistisch economisch plan kan worden uitgevoerd.442

441 442

Rentjana Ekonomi, pp. 45-57. Rentjana Ekonomi, pp. 57-64.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

181

Deze brochure is veel langer dan Politik; Tan Malaka’s kennelijke genoegen zijn kennis te etaleren en uit te dragen is hiervoor deels verantwoordelijk. Daarnaast vraagt het moeilijke onderwerp om uitgebreide toelichting. Moeslihat sluit het drietal brochures. Daarin wil Tan Malaka ‘zo uitgebreid en zo diepgaand als mogelijk’ de strijdtactiek uiteenzetten. Zijn al langer bestaande ideeën over de te volgen tactiek waren in hun juistheid bevestigd tijdens de strijd in Soerabaja, waaraan hij in zijn voorwoord geestdriftige zinnen wijdt.443 Drieënhalve maand onafhankelijkheid heeft meer verandering gebracht dan drieënhalf jaar Japanse bezetting en drieënhalve eeuw koloniaal bestuur; van berusting naar dynamische weerstandsgeest, van onderworpenheid naar verzet, van afhankelijkheid naar zelfvertrouwen. De nationale strijd krijgt internationale steun. Aan de fronten verschilt de situatie. Het gebrek aan wapens benadeelt de Indonesische militairen, die echter over andere wapens beschikken: ‘Waarheid! Rechtvaardigheid! En het moerba-volk!’444 Vertrouwen op diplomatie is gevaarlijk. Een staatsinrichting, gemodelleerd naar de geallieerde machten, levert niet automatisch erkenning op. Het Britse optreden, door Nederland gesteund, toont slechts een opzet tot herstel van de koloniale verhoudingen. De Indonesische diplomatie dient zelfbewust en consequent te zijn. De Republik is het gevolg van de eigen lotsbestemming, niet afhankelijk van buitenlandse erkenning. In die geest moet de Republik zich opstellen. De wetenschap dat grootmachten als Rusland, China en Amerika het Engelse optreden afkeuren is daarbij een gunstige factor.445 Godam weegt vervolgens negen factoren die van invloed zijn op de uitkomst van de strijd. Klimaat en geografie staan aan de kant van de Republik – een vruchtbare bodem en geen winter; de vijand moet zich aanpassen. De internationale toestand ontwikkelt zich ten gunste van de Republik. De tweedeling in de wereld brengt de Sovjetunie en de gekleurde volken aan Indonesische kant, terwijl de imperialistische machten intern en onderling verdeeld zijn. In mankracht is het Indonesische volk verre superieur. Zeven miljoen soldaten zijn beschikbaar tegenover maximaal tweehonderdduizend vijanden. Die overmacht, ook al is deze slechts gewapend met messen en bamboestokken, zal op den duur zegevieren. Het moreel is hoger dan waar ter wereld ooit. Deze vier factoren zijn alle in Indonesisch voordeel, en ook moeilijk in hun nadeel te veranderen. De andere factoren staan aan de negatieve zijde. In militair opzicht constateert Godam gebrek aan militaire kennis bij de officieren, een tekort aan

443 444 445

Moeslihat, pp. 1-3. Moeslihat, pp. 4-7. Moeslihat, pp. 7-11.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

182

oefening en een chronisch gebrek aan wapens. Maar er is al een groot verschil tussen het wekenlange verzet in Soerabaja tegen de Britse agressie en de Hollandse brandspuit die vroeger een demonstratie uiteenjoeg. Gebrek aan inzicht leidt tot fouten en nederlagen; coördinatie en planning moeten worden verbeterd. Discipline is de geest van organisatie en strijd. Deze is vaak zwak of ontbreekt; het besef van het belang ervan is onvoldoende. Op de eenheid is heel veel aan te merken. De vijandelijke zeemacht scheidt Java van de andere eilanden, maar op Java werken regio’s, de diverse bestuurslagen en departementen langs elkaar, en zijn regering en volk niet eensgezind. Het gevolg is onderling wantrouwen, beschuldigingen, arrestaties en ontvoeringen over en weer. De spionnenangst leidt tot uitwassen. Het is beter iedere landgenoot als strijdmakker te zien. Beschuldigingen dienen goed te worden onderzocht en te worden bewezen. Dan pas kan een passende straf volgen. Tan Malaka’s eigen ervaringen in Soerabaja geven hem ongetwijfeld deze uitweiding in. Deze vier factoren – de militaire situatie, coördinatie en planning, discipline en eenheid – hebben alle ook invloed op de negende factor, organisatie, die een apart hoofdstuk vereist.446 In de strijd voor 100% onafhankelijkheid is één organisatie van het strijdende volk nodig, de Kalangan (door Tan Malaka als platform vertaald) Rakjat Berdjoang (KRB). Deze dient in de plaats te komen van de partijen, die onderling en in het parlement van mening verschillen. In de huidige overgangstijd en nog tien jaar of langer na ‘Indonesia merdeka 100%’ is één ‘Partai Moerba’ voor Indonesië het beste. De KRB moet het gehele volk verenigen, in eerste instantie met ‘Indonesia merdeka 100%’, uitgewerkt en aangevuld met programmapunten die steun vinden in brede lagen in de maatschappij. Een cellensysteem moet waarborgen dat de KRB nauw voeling houdt met het Moerba-volk. Die cellen en afdelingen hebben een ruimschoots aandeel in de besluitvorming van de centrale leiding, maar zijn hierna gehouden die besluiten uit te voeren.447 Het programma van de KRB wordt vervolgens in zeven punten opgesomd. 1. Het vormen van een strijdregering (pemerintah berdjoang) door het strijdende volk (rakjat berdjoang). 2. Het vormen van een volksleger (Lasjkar Rakjat). 3. Het verdelen van land onder de arme boeren. 4. Het uitvoeren van het recht van de arbeiders de productie te regelen. 5. Het uitvoeren van een economisch strijdplan (Rentjana Ekonomi Berdjoang). 6. Het zuiveren van Indonesia van vreemde legers. 7. Het ontwapenen van Japan. 446 447

Moeslihat, pp. 11-7. Moeslihat, pp. 18-26.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

183

‘Een strijdregering hoopt niet op geschenken of een compromis met het agressieve imperialisme.’ Zo’n regering kan ook het Lasjkar Rakjat leiden dat in dezelfde geest opereert. De grondverdeling zal ook de grond in buitenlands bezit betreffen; die bezitters hebben hun rechten verspeeld, ook in internationaalrechtelijke zin, door de imperialistische agressie. De verdeling dient, aldus Godam, twee doelen: bevordering van de welvaart en de strijdgeest. De nieuwe grondbezitter zal zich met al zijn kracht inzetten voor de verdediging van de onafhankelijkheid en zijn eigen bezit. Ondernemingen, fabrieken, vervoermiddelen en mijnen zijn al overgenomen door de Republik. De volgende stap moet zijn dat de arbeiders zeggenschap krijgen over productie en distributie. Hun politieke bewustzijn moet worden versterkt. Hun inzet moet passen binnen de Rentjana Ekonomi Berdjoang. De laatste twee punten vloeien voort uit de Proclamatie en de agressieve reactie van de Britten en hun NICA-marionetten. Het is een soeverein recht oorlog met oorlog te beantwoorden, en uit dat recht volgt tevens logisch en noodzakelijk dat de Japanse ontwapening door de Republik geschiedt.448 De organisatie van de KRB moet drie hoofdonderdelen tellen: politiek, defensie en economie. Tot vier keer toe wordt benadrukt dat de politieke sectie hiervan de belangrijkste is. Die bepaalt de koers en heeft het laatste woord. Anders is de weg open naar een militaristische staat. De politieke sectie bepaalt de politieke koers, op basis waarvan de defensiesectie de strijdtactiek bepaalt, niet zelfstandig, maar na overleg en onder toezicht van de politieke sectie. Datzelfde geldt voor de economie. Kortom: ‘samenwerking tussen de secties economie, defensie en politiek. Maar de uiteindelijke beslissing en de verantwoording ten opzichte van het strijdende volk liggen bij de politieke sectie.’ Voor dat laatste bestaat klaarblijkelijk een raad (sidang) die ook het beleid in grote lijnen vaststelt. De politieke sectie weer kent een vierdeling, met als specifieke taken: de politieke koers, onderzoek – ter voorkoming van de infiltratie van personen en ideeën schadelijk voor de strijd –, voorlichting en organisatie – belast met opzet, coördinatie en discipline van afdelingen, die van centrum tot in elke stad en dessa moeten gaan functioneren. In de defensiesectie worden ook vier ondersecties ingesteld: voor het volksleger, de politie, de strijdende pemuda en de perewa, de traditionele bendeleiders uit de koloniale tijd, door Tan Malaka ook aangeduid als politant (een samentrekking van politiek en militant?). Aan deze laatste groep wijdt hij de meeste aandacht. Zij zijn bezield met een voortreffelijke strijd448

Moeslihat, pp. 26-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

184

geest en bieden spontaan weerstand aan de vijand. Zij verdienen aandacht en moeten onder ‘gezonde leiding’ worden geplaatst. ‘Zo niet, zullen zij zelfstandig optreden en daarmee mogelijk onze strijd schaden.’ De ervaring in Banten klinkt hier door; het potentieel van deze groepen zoals bijvoorbeeld in de West-Javaanse Lasjkar Rakjat verzameld, vond Tan Malaka blijkbaar nog de moeite waard. De economische sectie moet ondersecties krijgen voor arbeiders, boeren, ondernemers en handelaren, die allen met op hun specifieke omstandigheden toegespitste maatregelen worden benaderd.449 In de strijd zijn de drijvende krachten ‘overtuiging en zegewil’, als stoom voor de locomotief en elektriciteit voor de machine; het volk bezit dit in ruime mate. Maar bij de intellectuelen twijfelen velen; zij zoeken een compromis met Engeland en Nederland. Zij onderhandelen terwijl ‘de vijand nog in ons land is. Misschien discussiëren zij straks in zo’n overleg, verkiezen onder elkaar vertegenwoordigers in die of deze Raad, kortom zij strijden onder elkaar om zetels, baantjes en salaris. Terwijl de vijand nog in het land is!’ Godam formuleert daarna richtlijnen voor de strijd. 1. Behoudt door een aanvallende tactiek, waar maar even mogelijk, het initiatief. 2. Zoek de zwakste schakel in de vijandelijke defensie. Breek die en ga verder vanaf dat punt. 3. Vergelijk altijd vooraf de sterkte van vijandelijke defensie en de eigen aanvalskracht. 4. Kies met overleg voor hinderlaag of open aanval. Werk in kleine eenheden. Val plotseling aan. 5. Let op spionnen, maar nauwkeurig onderzoek is vereist. Hij laat dit volgen door een opsomming van zaken, die niet mogen worden vergeten in de strijd. 1. De voornaamste wapens liggen op het terrein van politiek, economie en guerrilla. 2. De Republik is een onvervreemdbaar ‘100%’ recht: Engeland en Nederland hebben nog voor geen één procent recht zich daarmee te bemoeien. 3. Zelfs als op de Indonesische steden atoombommen worden gegooid, is er in de dessa’s en bergen nog schuilplaats. Een eenvoudig bestaan buiten de steden is geen probleem. Maar de moderne Brits-Nederlandse strijdmacht is grotendeels afhankelijk van de steden. 4. Ver van de zee, en de scheepskanonnen en vliegtuigen, is de vijand zwak. In de bergen is de zege zeker. ‘s Nachts en bij noodweer moeten de steden worden aangevallen.

449

Moeslihat, pp. 29-33.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

185

5. De vijand kan slechts opereren dankzij de hulp van Indonesische zijde, die hun water en voedsel verschaft. De miljoenenlasten van de strijd voor de vijand drukken op een al geteisterde bevolking. 6. In Engeland, Nederland en de wereld zal het geduld opraken; men wil vrede en de begeerlijke grondstoffen van Indonesië. 7. De guerrillatactiek, zonodig de verschroeide-aarde-tactiek, vereist ontwijken van de strijd met een sterke vijandelijke eenheid. Handgranaten en bambu runtjing zijn sterke wapens gebleken. En vergeet niet dat de Indonesische bergen, van Atjeh tot Lampong, van Banten tot Banjoewangi en verder naar het oosten, in Malakka, Borneo en Celebes al lang wachten op de jonge Indonesische strijdhelden om hen als helden van het bos te verbergen. De tijger... die de bandieten waar dan ook uitroeit ook in de twintigste eeuw.

Een terugtocht is dus geen nederlaag. Onze wapens zijn niet louter militair, maar ook economisch en politiek. Zelfs ‘Generaal Noodweer’ is ons wapen. In een paar bladzijden vat Tan Malaka zo zijn guerrillatactiek samen. Tot slot dringen allen er bij Godam op aan een toespraak te houden, als voorbeeld voor de openbare propaganda. Denmas erkent de kunde, moed en oprechtheid van Godam, vroeger stoker en machinist, neemt zijn hoofddeksel af en bekeert zich tot zijn leerling. Mr. Apal buigt ook voor de ‘self-mademan’ met lagere school, die bewijst dat ‘genie’ niet in een hoge opleiding schuilt. Godam zet dan in zijn rede, zes bladzijden lang, de Britse agressie in Soerabaja tegenover het heldhaftige Indonesische verzet. De zwaarbevochten Britse zege behoeft slechts een incident te zijn bij eenheid, discipline en strijdwil, die in een guerrillatactiek hun uitdrukking vinden. Dan houdt de vijand het geen jaar vol. De wereldopinie zal steeds sterker tot steun van Indonesië komen. De zwakkeling, de twijfelaar, de pessimist, evenals de verrader, zullen met veel tegenwerpingen komen. ‘Oh’, zeggen ze, ‘arm volk, dat weer zich moet opofferen!’ Nee! Het zijn toch de Britten en NICA die de slachtoffers veroorzaken? Is het imperialisme niet altijd bereid tientallen miljoenen mensen op te offeren om zijn politiek uit te voeren? Altijd en overal waar de ‘onafhankelijkheid’ werd verkregen en gehandhaafd langs diplomatieke weg eiste dat geen tientallen, maar vaak miljoenen mensenlevens. Wat betekent het als de Indonesische ‘strijd’ nu twee of drie miljoen mensenlevens eist om de 68 miljoen anderen te bevrijden? Eiste de rust en orde onder Japans bestuur al niet drie à vier miljoen levens? Als Indonesië nu bevreesd is een of twee miljoen landgenoten op te offeren, gesteld al dat de strijd een zo groot aantal slachtoffers vereist, wat het

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

186

Verguisd en vergeten Indonesische volk zeker niet wil, dan zullen straks zeventig miljoen Indonesiërs levenslang worden opgeofferd als slaaf in plantage, fabriek en mijn van buitenlands eigendom. De zege zal komen, mits eenheid en discipline worden bereikt.450

Tan Malaka’s drie brochures vormen een samenhangend, weldoordacht alternatief voor het regeringsbeleid. In enkele weken stond het op papier. Het heterogene Manifesto Djakarta was hiermee achterhaald. Ook Sjahrirs Perdjoeangan kita verbleekt als een beknopte verzameling notities naast Tan Malaka’s samenspraken.451 Maar Sjahrir was inmiddels de machtigste man van de Republik en Tan Malaka schuwde nog steeds de openbaarheid. De achterstand was groot. Tan Malaka had een herleving van de Pari uit zijn programma geschrapt. Slechts in de inleidingen bij de brochures wordt de Pari nog genoemd. De Pari, als herleefde communistische partij, was hier vervangen door het platform van de Kalangan Rakjat Berdjoang, een front onder communistische leiding, dat na het bereiken van de onafhankelijkheid een communistische staat zou vestigen. Om tactische redenen, met vooral binnenlandse maar ook buitenlandse achtergrond, schreef Tan Malaka dit niet ronduit op. Het lijkt heel doorzichtig, maar was dat waarschijnlijk niet in de Republik, waar koloniaal en Japans bewind een vrije pers en vrije meningsuiting hadden onderdrukt. De drie brochures, vooral Moeslihat, kunnen meteen worden getoetst aan Tan Malaka’s praktisch politiek handelen, zoals dat in december 1945 leidde tot de Persatoean Perdjoeangan. De strakke organisatie van de Kalangan Rakjat Berdjoang was al verwaterd tot een losse federatie. In organisatorisch opzicht eiste de politieke praktijk een aanpassing van Pari tot Kalangan Rakjat Berdjoang en verder tot Persatoean Perdjoeangan – een wellicht onvermijdelijk proces, maar door Tan Malaka’s voorgezet clandestien bestaan kon de Kalangan nooit als serieus alternatief naar voren worden gebracht. De verdere overeenkomsten en verschillen zouden tot uiting komen tijdens de oprichting van de Persatoean Perdjoeangan. De drie brochures werden gepubliceerd door de Badan Oesaha Penerbitan Nasional Indonesia in Djokja, de uitgever die ook verantwoordelijk was voor ‘Kedaulatan Rakjat’.452 In die krant verscheen op 31 december een bericht

450

Moeslihat, pp. 33-44. Castle 1972:16-31 bespreekt Perdjoeangan kita en Muslihat dat hij als een reactie op Sjahrirs brochure ziet. 452 De Badan was opgericht in september door Adam Malik, tezamen met andere journalisten en uitgevers (Anderson 1972:289, die Soeara Asia, 11-9-1945 aanhaalt). Kedaulatan Rakjat koos in december 1945 voor Tan Malaka’s politieke opstelling. 451

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

I Nog steeds ondergronds

187

dat Politik van Tan Malaka was verschenen bij de uitgever van de krant. Tan Malaka, Bapak Republik Indonesia, was na twintig jaar weer terug in Indonesië. Yamins artikel had de lezers daarover al geïnformeerd. Hij had Politik geschreven, ‘even dik als Perdjoeangan kita’, dat in snel te begrijpen vorm voor de strijd zeer nuttige informatie verschafte over onder andere de betekenis van merdeka, staatsvorm, bureaucratie, parlementaire en moerbaactie. Er waren ‘slechts enkele duizenden exemplaren gedrukt; om die reden werd de distributie toevertrouwd aan diverse organisaties opdat de boeken in de handen belandden van hen die ze werkelijk nodig hebben’.453 Het bleef bij deze vermelding. Rentjana Ekonomi en Moeslihat bleven ongenoemd in ‘Kedaulatan Rakjat’, evenals in andere persorganen. Over oplage en verspreiding is het dan ook slechts gissen. Van Politik circuleerde ook een gestencilde versie454 en er verscheen een editie in Cheribon. Rentjana Ekonomi werd ook in Soerakarta uitgegeven. Het manuscript van Moeslihat circuleerde in december al in kleine kring.455 Verspreiding vond wellicht vooral plaats via geestverwante organisaties; het bericht over Politik wijst in die richting. Politik werd deels als hoorspel uitgezonden.456 Het is merkwaardig dat in ‘Kedaulatan Rakjat’ geen aankondigingen zijn verschenen van de twee vervolgen op Politik. Werden die brochures misschien al wel als deels achterhaald beschouwd door de gang van zaken rond de Persatoean Perdjoeangan? Hoe dan ook – het lijkt er op dat de drie brochures door een te geringe verspreiding niet de kans kregen uit te groeien tot een algemeen bekend alternatief voor de regeringskoers, zoals uiteengezet in Perdjoeangan kita. Een Republikeinse nota schreef overigens dat de brochures veel in de boekwinkels te vinden waren.457

453

Kedaulatan Rakjat, 31-12-1945. In december 1948 in beslag genomen door Nederlandse troepen, bewaard in NA, PG 581. 455 Adam Malik leende het aan Soebadio Sastrosatomo, zijn collega in de Badan Pekerdja. Soebadio was niet onder de indruk van het geschrift, waarvan Adam Malik de auteur niet noemde (Soebadio Sastrosatomo 1987:215-6). Een citaat uit Moeslihat werd afgedrukt in Noesantara (Djakarta) 1-1(20-3-1946):6; een kort fragment verscheen in juni in twee afleveringen in het radicale tijdschrift Api, dat in Soekaboemi werd uitgegeven (1-1(begin juni 1946):9-10, 2-2(eind juni 1946):10-1). Godams slotrede werd in Gelanggang, het blad van radicale pemoeda afkomstig uit Kalimantan, afgedrukt (1-1(10-3-1946):4-5), dat ook uit Politik een stuk overnam, bewerkt tot een doorlopend verhaal, zonder gespreksdeelnemers (1-2(15-4-1946):4). 456 NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 30, in CAD GG 60-340, schrijft ‘Zoo zond Radio-Bandoeng eind Januari een hoorspel van Tan Malaka uit onder den titel van “Wat is de Merdeka?” en een dialoog van denzelfden persoon, getiteld “Wat betekent 100% vrijheid?”’ Hier wordt verwezen naar twee hoofdstukken van Politik. 457 ‘Beschouwingen inzake de PKI (na augustus 1945)’, 27-12-1946, een vertaald Republikeins rapport, als NEFIS-document 4098, 26-11-1947, in NA, PG 581. Volgens Yos Uly Setyabudi 1968:34 werden de brochures op grote schaal opgekocht in opdracht van minister Natsir en verbrand. Dit zal dan na 3 juli moeten zijn geschied. 454

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk ii

Persatoean Perdjoeangan januari-maart 1946

De eerste bijeenkomst In het Gedung Serba Guna, voor allerlei vergaderingen en ook als bioscoop in gebruik, in Poerwokerto werd op 4 januari ‘s avonds, ‘honderd dagen na de landing van Britse troepen op Java’, een grote bijeenkomst geopend, ter bespreking van de ‘hasrat perdjoeangan rakjat seloeroeh Indonesia’, de strijdgeest van het gehele Indonesische volk. Er was geen enkele aankondiging in de pers verschenen. Alle deelnemers waren door het organisatiecomité persoonlijk uitgenodigd, of via de organisatie die zij vertegenwoordigden. De opkomst was groot. Driehonderd mannen en vrouwen waren naar Poerwokerto getrokken die veertig organisaties vertegenwoordigden waaronder de hoofdbesturen van de partijen Partai Sosialis, Partai Komoenis Indonesia, Serindo, Masjoemi, Partai Boeroeh Indonesia, Partai Revoloesioner Indonesia (Parindo), de jeugd- en strijdorganisaties Pesindo, Badan Pemberontakan Rakjat Indonesia, Badan Kongres Pemoeda Repoeblik Indonesia, Hizbullah, Gerakan Pemoeda Islam Indonesia (GPII), Angkatan Moeda Repoeblik Indonesia, Kebaktian Rakjat Indonesia Soelawesi (KRIS, 

Een toespeling bevat het met de PBI sympathiserende Boeroeh, 3-1-1946, in het commentaar ‘Politik contra politik’ waarin de wenselijkheid van een volksfront wordt benadrukt, ‘niet als de Badan Pekerdja of het regeringsapparaat, maar als brug over de kloof die de politieke eisen van het volk van die van de regering scheidt’. En het slot luidt: ‘Kan in deze week ook ons artikel succes opleveren?’  Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980. Het organisatiecomité zetelde in Djokja; Pandoe Kartawigoena was één van de leden. Er was blijkbaar op zeer wijde schaal uitgenodigd (SV 1948:143-4 (verhoor Yamin, 8-3-1940), 252 (verhoor Pandoe Kartawigoena, 15-31948)). Tan Malaka logeerde bij de ex-Digoelist Slamet Gandawidjaja, waar hij een eigen kamer kreeg toegewezen. Slamet was actief in de organisatie van de bijeenkomst (interviews Perintis Gunawan, zoon van Slamet, Djakarta, 2-1-2007 en Ibu Martini Slamet Gandawidjaja, Djakarta, 5-1-2007). Waarom viel de keuze op Poerwokerto? Was dat vanwege de faciliteiten die Gatot daar kon bieden?

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

190

Verguisd en vergeten

Trouw van het Indonesische Volk van Sulawesi), Pemuda Republik Indonesia Soematera en de vrouwenfederatie Persatoean Wanita Indonesia (Perwari), en het leger. Mensen uit ‘alle lagen van het volk’ vulden hen aan, onder wie opperbevelhebber Soedirman en Tan Malaka. De deelname is indrukwekkend; alle belangrijke politieke en (para)militaire organisaties waren aanwezig. Slechts de regering ontbrak. De vergadering opende met drie verslagen. Ismail voor Oost-Java, Sajoeti Melok voor Midden-Java en Armoenanto en Chairul Saleh, voormannen van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya, voor West-Java rapporteerden over hun regio. Ze waren eensgezind. De Britse valsheid, provocaties en trucs hadden onvoldoende weerwerk gekregen, vooral door de regeringsopstelling. In Soerabaja kregen zij zo de tijd en de kans de nederlaag te voorkomen. In Midden-Java maakten zij handig en valselijk gebruik van de Republikeinse verdeeldheid. Op de verdeel- en heerspolitiek in West-Java, en de bijbehorende provocaties, mag het leger van de regering niet eens reageren. Het volk zelf trekt slechts ten strijde. De regering laat kidnap, rampok en executies toe en zwijgt. Zij zit, aldus Chairul Saleh, nog op de diplomatieke koers en is verward. Eenheid en coördinatie zijn nodig, aldus Ismail en Sajoeti Melok. De laatste stelt daartoe de vorming van een coördinatielichaam voor. En toen zei de voorzitter plotseling: wij vragen saudara Tan Malaka het woord te nemen om op de rapporten te reageren. De vergadering werd stil en hield de adem in, omdat zij deze zoon van Indonesia wilde horen die zo lang van de echte strijd van het volk was gescheiden. Hij kwam naar voren uit de aanwezigen, die hem niet kenden, beklom het spreekgestoelte en stond daar kaarsrecht, in een overhemd met korte mouwen en een korte broek, met zijn linkerhand op zijn heup, voor het publiek, dat twee dagen het slagveld had verlaten om geestkracht 

Lijst van deelnemers, hier volledig opgesomd, in Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946. Dezelfde krant noemt op 10-1-1946 het aantal van 40 organisaties en 250 deelnemers. Pendjara III:71; Jail III:111 stelt het aantal deelnemende organisaties op 138, een vergissing of tikfout – was wellicht 38 bedoeld? Tan Malaka laat het congres zich afspelen op drie dagen (3-5 januari), eveneens een vergissing. De Parindo is een verder onbekende partij. H.L. Hoorweg, ‘De Volksfront-actie’, 7-2-1946, in NA PG 665 en HKGS 1946 GG3-882, noemt plannen van Tan Malaka en zijn ‘oude communistische vrienden’ om een nieuwe partij, de Parindo, op te richten. Ook vermeld in NEFIS-periodiek 2(27-2-1946), in NA, CMI AA19 en PG 581 en 665. Antara, 20-5-1946 kondigt een congres aan van de Partai Revoloesioner in Bandjarnegara van 29 tot 31 mei 1946. Een verslag hiervan heb ik niet gevonden.  Amir Sjarifoeddin sprak overigens schriftelijk zijn beste wensen voor het congres uit (SV 1948:253 (verhoor Pandoe Kartawigoena, 15-3-1948)).  Ismail trad tevens op als secretaris van de congresleiding, die werd voorgezeten door Sugandi, een ex-Digoelist (interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980). Anderson 1972:289, Jarvis in Jail III:249, note 8, en Nasution 1977, III:71 verwarren Sajoeti Melok met Sajoeti Melik. Sajoeti Melok was leider van de Dewan Perdjoangan Djawa Tengah, het overlegorgaan tussen leger en strijdgroepen in Midden-Java, en ook prominent in de Barisan Banteng.  Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946. Armoenanto las zelfs een brief voor waarin Amir Sjarifoeddin gewapend optreden tegen de Britten verbood (Pendjara III:79; Jail III:125).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Tan Malaka. Dit is het eerste portret van hem sinds 1932, en werd afgedrukt bij het verslag in ‘Merdeka’. Opvallend is het naar de elleboog opgeschoven horloge.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

192

op te doen door onderricht in de strijd. Zoals hij daar stond en allereerst het woord voerde in reactie op de strijdverslagen, en dit daarna vervolgde in een andere vergadering met een uiteenzetting over de strijd en de vorming van de Republik Indonesia, toonde hij onmiddellijk zijn kunde als een groot redenaar die het volk aantrekt en inspireert, het volk dat wapens draagt om de vrije natie te verdedigen en nu een defensie-oorlog voert. De aanwezigen beseften dat zij uitleg kregen, en de revolutie was er van overtuigd nieuwe leiding te verkrijgen, die de tactische lessen en maatregelen, die moesten worden genomen, kende. Hij noemd­e zichzelf slechts een revolutionaire veteraan die in zijn lange verbanning zijn ervaringen had opgedaan. Zijn rede was vervuld van oprechte inzet en bereidheid om te strijden voor het voortzetten van de Revolutie; dat was te horen uit zijn woorden, dat was te zien op zijn gezicht, en dat was te voelen in zijn uitspraken die klonken als de stem van de Proletariër die de macht verovert op basis van duidelijke aanwijzingen. De aanwezigen beseften een richtsnoer voor de revolutie te ontvangen en de geestelijke honger werd gestild met geestelijk voedsel. En bij het zien van de inzet waarmee hij urenlang sprak volgens de regels van de mooiste redenaarskunst, begrijpen wij, waarom een aantal pemuda en ouderen actief in de strijd, onverwacht, terwijl zij zijn rede aanhoren tranen vergieten, als waarschijnlijk gevolg van een intense emotie, opgewekt door het toonbeeld vóór hen en zijn woorden die een les bevatten, uit een diep oprecht gevoel en groot verstand. Die toestand is niet anders dan bij de vergadering in het Smolnygebouw in Petrograd toen Lenin op zijn eerste dag als president, op 8 november 1917, de revolutionaire afgezanten toesprak, die hem intens en ontroerd volgden, uit dankbaarheid dat zij hun leven konden inrichten volgens hun strijdwens. Nooit, in de laatste tien jaar van de Indonesische beweging, kende een Indonesische vergadering zo’n intense atmosfeer.

Na 23 jaar sprak Tan Malaka weer in het openbaar. Hij voerde het woord als de ervaren leider, die informatie verschafte, met diepe beschouwingen, op basis van zijn kennis van filosofie, sociologie en tactiek. Hij nam driemaal het woord over vorm en organisatie van een Persatoean Perdjoeangan Rakjat of Volksfront. Men had geen flauw vermoeden, dat hij een redenaar was die zijn stem kon laten rijzen en dalen, die de aandacht vasthield volgens de regels der redenaarskunst, met een opening gevolgd door een midden­ deel met politieke informatie en altijd eindigend met een slot dat bruist als de golven op het strand, dat een daverende weerklank achterlaat in het gemoed van de pemuda, waar het revolutionaire vuur brandt. Met zijn rede in Poerwokerto kreeg de Indonesische Revolutie duidelijk de leiding die past bij een revolutionair verloop van de revolutie. De ontwikkeling van de Republik Indonesia wat betreft haar positie en soevereiniteit is in de tweede fase beland.

De Indonesische kranten in die tijd, die dagelijks meestal slechts twee bladzijden omvatten, bevatten zelden achtergrond- of sfeerreportages. De informatie beperkte zich tot feitelijke verslagen of commentaar. Yamins verslag 

Yamin 1946a:31-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

193

vindt alleen in ‘Kedaulatan Rakjat’ een kort pendant, waaruit blijkt dat zijn enthousiasme hem niet geheel deed loskomen van de realiteit. Zijn leeftijd is al meer dan vijftig jaar, maar hij ziet er veel jonger uit. Zijn gestalte is stevig, gezond, sterk, zijn gelaat fris. Zijn ogen zijn nogal klein, maar scherp. Hij heeft rimpels in zijn gezicht, maar wekt duidelijk de indruk een standvastig, sterk en gedisciplineerd karakter te bezitten. Zijn kleding is eenvoudig. Een overhemd met korte mouw, een korte broek en lange kousen. De manier waarop hij een toespraak houdt is anders dan de redenaars die wij gewoonlijk in Indonesië zien. Toen hij in Poerwokerto tot de bespreking kwam van de 100% onafhankelijkheid en hoe verheven en zuiver onze strijd was, sprak hij vol vuur, maar voor ons allen was duidelijk dat zijn stem en woorden met volle overtuiging echt uit zijn innerlijk kwamen; zelfs zijn haren op zijn huid volgden en versterkten wat hij uitsprak, zodat diverse aanwezigen tranen vergoten.

Tan Malaka sprak uit het hoofd, zonder zelfs notities ter ondersteuning. In Tan Malaka’s eerste optreden kon hij inhaken op de vier sprekers. Eenheid was nodig en daartoe waren een Volksfront en een minimumprogram het middel. Een programma voor allen, zo kort mogelijk, los van ‘ismen’, waarvan het eerste punt was de erkenning van 100% onafhankelijkheid. Pas daarna en na het vertrek van de vijand van Indonesisch grondgebied zouden onderhandelingen mogelijk zijn. ‘Men gaat toch niet onderhandelen met de dief in je huis [...]. Zolang er nog één vijand in het land is, nog één schip aan de kust, moeten wij in verzet blijven.’ Louter diplomatie faalt tegenover Engeland en Nederland, die slechts het koloniaal gezag willen herstellen. Het volk ontbeert leiding in de strijd; één sterke organisatie, een Volksfront is nodig als centrum in de strijd voor een minimumprogram. Indonesië loopt voorop in de bevrijdingsstrijd van de oosterse volken tegen het imperialisme. Hij waarschuwt de Britten dat geen macht ter wereld de Indonesische kracht kan weerstaan. Wij maken nu geschiedenis, geschiedenis die pas aan het begin staat, hoofdstuk I, hoofdstuk II zijn pas gemaakt. [...] Wij moeten een sterke organisatie bezitten, als dat alles zo is, maken wij geschiedenis. Indien niet maakt de geschiedenis ons, en brengt die ons terug naar koloniale tijden.

Tot slot legde Tan Malaka de opzet van het Volksfront uit.10 

Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946, overgenomen in Merdeka, 10-1-1946. Interview Banoearli Mangkoesoejatno, Djakarta, 27-11-1986. Notities zal Tan Malaka, naar zijn gewoonte, wel hebben gebruikt. 10 Deze rede is als ‘Isi dan soesoenan Volksfront’ (Inhoud en organisatie van het Volksfront) opgenomen in Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946, Merdeka, 10- en 11-1-1946 en, grotendeels, Soeara Rakjat (Malang), 12-1-1946. Nasution 1977, III:72-5 bevat de volledige in de kranten opgenomen tekst. Yamin 1946b:11-3 geeft de kern ervan. De Engelse vertaling: ‘Volksfront (Tan Malaka’s speech before 300 delegates sent by political parties, organisations, institutions, etc. at a confe

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

194

Verguisd en vergeten

Na de ongezouten kritiek van de rapporteurs kon Tan Malaka het zich permitteren vrijwel af te zien van kritiek op de regering. Zijn nadruk op eenheid en de allesoverheersende nadruk op de erkenning van de ‘100% merdeka’ als voorwaarde vooraf voor onderhandeling waren overigens duidelijk genoeg. Zonder zijn ideeën geweld aan te doen, deed hij zijn best zo acceptabel mogelijk over te komen. Tan Malaka sprak als zijn alter ego Godam, en leende soms letterlijk uit zijn Rentjana Ekonomi en Moeslihat.11 Op de tweede dag, om negen uur ‘s morgens, werd de vergadering hervat. Tan Malaka hield een drie uur lange rede,12 die werd uitgegeven als Sitoeasi politik loear dan dalam negeri (De politieke toestand in buiten- en binnenland).13 Het Indonesische beleid, de eenheid en de organisatie dienen te zijn afgestemd op de toestand in binnen- en buitenland om de hoop op succes te kunnen koesteren. Een analyse van die toestand is daarom nodig. Tan Malaka begint zijn rondgang in het buitenland – als deel van de veel grotere wereld ondervindt Indonesië invloed van buiten, ten goede of ten kwade. In het verleden ligt de sleutel tot het heden en Tan Malaka neemt zijn gehoor mee naar 1918, toen ik nog studeerde in West-Europa. In mijn jaren van ‘Sturm und Drang’, in die onstuimige leertijd werd ik meegevoerd door de orkaan uit Oost-Europa. De westelijke wereld leek toen Sovjet-Rusland te gaan volgen. Uit de Oost-Europese wereld verkreeg ik de inspiratie en richtlijnen die ik nodig had voor onze politieke, economische en sociale strijd.

De revolutie bleef tot Rusland beperkt, maar Tan Malaka behield het ideeëngoed ‘waarmee ik nu met reuzensnelheid de geschiedenis doorwandel’. De economische crises, hun oorzaak, het economische plan dat de Sovjetunie vrijwaart van crises, de uitzichtloze Duitse situatie ‘met een schuld waarvan het cijfer van Poerwokerto tot Bogor reikt’, waarin Hitler rence held at Poerwokerto on the 5th of January 1946’, in the Voice of Free Indonesia 1-4(January 1946):7-9 (de datum 5 januari moet 4 januari zijn) bevat een langere versie. Maar hier is zonder nadere toelichting Tan Malaka’s rede op het PP-congres in Solo van 15 januari aan die van 4 januari geplakt. Ook kort in Sutter 1959, II:331. 11 Abu Hanifah 1972:166 haalt enkele zinsneden aan en oordeelt: ‘The speech was masterly and very clever. It combined all the wishes of politicians discontented with the Government.’ 12 Boeroeh, 7-1-1946. 13 Van deze brochure is mij slechts een in Boekittinggi verschenen editie bekend. Een verwijzing naar een uitgave op Java heb ik nergens gevonden. Het is niet duidelijk of hier sprake is van een stenografisch verslag of van een door Tan Malaka uitgeschreven tekst. Gelet op de tekst, waarin een aantal keren wordt verwezen naar de gang van zaken op de bijeenkomst, eerder en later, en een tussenwerpsel als ‘saudara sekalian!’ (Saudara hier bijeen), lijkt van het eerste sprake. De weergave, zonder veel fouten, wijst op een zorgvuldige correctie, mogelijk of waarschijnlijk door Tan Malaka zelf. Slechts in Lasjkar, 9-1-1946 is een samenvatting van deze rede te vinden; de andere kranten besteden er maar een enkele regel aan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

195

zijn kans greep, de diepe crisis in Amerika, Roosevelts New Deal, de falende Volkenbond. De tegenstelling tussen ‘haves’ en ‘have-nots’ blijft de wereld beheersen, met de Britten als de belangrijkste van de ‘haves’. Zo staan weelde en kennis tegenover armoede en domheid – ‘de een speelt golf, de ander krijgt bevel de golfstok te dragen’. In 1939 kwam een einde aan de ‘gewapende vrede’, met de onverwachte Duitse aanvallen – ‘Nederland beroemde zich op zijn waterlinie, maar het Nederlandse verzet duurde geen tachtig jaar. Nederland mag zich er op beroemen dat de Tachtigjarige Oorlog waarop het altijd zo trots was, is verruild voor een tachtigurige oorlog.’ De Britse ‘Ausdauer’ won tenslotte. Hoe nu? Wat zal de rol van de Verenigde Naties zijn? Zullen de verliezers van de oorlog weer met zware oorlogsschulden worden belast? Is de Brits-Amerikaanse armada oppermachtig? Die is groot, maar niet absoluut; het is niet alles ‘koek en ei’ tussen beide landen. Amerika, China en Rusland zullen niet zonder meer toestaan dat Engeland rechtstreeks of door Nederlandse tussenkomst Indonesië weer tot kolonie maakt.14 In binnenlands opzicht is Indonesië in economisch opzicht gevormd naar Nederlands evenbeeld. Landbouw – Nederland produceert ‘kaas, boter en bloembollen’ – en handel worden overgeplant. Industrie bleef afwezig, ook door de Britse en Amerikaanse invloed die geen concurrentie voor hun invoer wensten. Het was allemaal ‘kruideniers’-politiek. De landbouwopbrengsten vloeiden in de zakken van de Nederlandse kapitalisten – 450 miljoen gulden per jaar. Kenmerkend voor de koloniale heerser is het woord ‘rijsttafel’. Een Amerikaan zei eens dat de belangrijkste vraag voor een Nederlander in Indonesië is: ‘heb je gerijsttafeld?’ Die Amerikaan werd eens uitgenodigd voor een ‘rijsttafel’ die in zijn overdaad alles overtrof. Het lange menu, de tafel vol allerlei soorten eten en drinken, de lange rij djongos ook om te bedienen, veroorzaakten meer ergernis dan vreugde bij die Amerikaan. Die overvloed aan voedsel leverde die Amerikaan ook de oplossing van een probleem op waarmee hij zich al lang bezighield. Dat probleem was: waar komt het geloof in ‘stille kracht’ vandaan bij de Nederlanders? Die Amerikaan meent nu dat als men te veel eet, de oren fantastische verhalen horen die er niet zijn. En in de slaap droomt men van spoken en duivels.

Zoals de Brit golf speelt, rijsttafelt de koloniale heerser. En daarna brengt zijn bediende thee, koffie, bier en tenslotte zijn ‘Schiedammer’. Zelfs een fabriek hiervoor was in Indonesië nooit gebouwd. En zware industrie, waarvoor de grondstoffen alle te winnen waren, zeker niet. In tegenstelling tot Hindoestan is er geen Indonesische industrie. Er bestaat slechts een kretekfabriek, die ‘goed is om rook in de lucht te laten opstijgen’. Een middenklasse ontbreekt – een nadeel en voordeel. ‘Voor de moerba van Indonesië zijn er niet veel hinderpalen bij het uitvoeren van 14

Sitoeasi politik, pp. 3-24.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

196

“socialistische maatregelen”’ – een parallel met Rusland in 1917. Indonesië kent wel een middenklasse van ambtenaren, door en voor Nederlandse belangen ingezet. De Indonesische intellectuelen werden heen en weer geslingerd tussen ‘radicaal of gematigd, sterk of slap, revolutionair of evolutionair, coöperatie of non-coöperatie’. Zij waren nationalistisch, maar waren bang zich in de moerba-strijd te storten. Na de Japanse invasie stelde een groot deel zich in dienst van de bezetter. Japan wenste de Indonesische rijkdommen en poogde daartoe een afhankelijke klasse in Indonesië te creëren, maar de tijd ontbrak. Toen de militaire opmars werd gestopt, was een nederlaag onvermijdelijk, zoals ‘ik al op een schuilplaats bij Djakarta door fluistering en zinspeling poogde duidelijk te maken’.15 Vorig jaar werd de onafhankelijkheid uitgeroepen. Die is ondeelbaar en ‘100%’. Autonomie, invloedssfeer, commonwealth, dominion en gemenebest – die voor het Indonesische volk ‘gemenebest’ oplevert – leiden alle tot terugkeer van de koloniale status. Kan Indonesië de Britse militaire macht weerstaan? Is de strijd alle slachtoffers waard? De antwoorden gaf Tan Malaka al eerder. Is Engeland hier niet in opdracht van de Verenigde Naties? Indonesië behoeft zich niet te onderwerpen aan een orgaan dat het niet wil horen of ontvangen. Ook in diplomatiek opzicht is er steun voor Indonesië van Aziatische staten, Australië en de Sovjetunie, en van de arbeiders in Europa en Amerika. De onderlinge verdeeldheid en verwarring tegenover de vastbeslotenheid van de vijand vereist met spoed ‘Persatoean Perdjoeangan’, niet om zetels in het parlement te veroveren of een hoge positie, maar voor 100% merdeka, ‘gebaseerd op een minimumprogram, dat straks wordt uiteengezet’. De wereld kende de Indonesiër als een man in lendendoek met pijl en boog onder een klapperboom, of in geklede vorm, als de ijverige djongos – zonder initiatief, lui en onbeschaafd. Maar vijfentwintighonderd jaar geleden bevoeren de Indonesiërs de oceanen tot aan Afrika en Midden-Amerika. De geschiedenis ziet de ranke boten kalm en rustig naar het westen koersen! Bijna onhoorbaar trekt de riem door het water. De vlerken, als vleugels links en rechts van de ranke boot, waarborgen de veiligheid van de opvarenden voor de golven, vaak als bergen zo hoog. Slechts de sterren aan de hemel en de kennis over de richting van de moesson vormen het richtsnoer voor zijn schipper. Maar het verlangen naar verre kusten en onverschrokkenheid vormen de echte garantie! Toch kent de wereld Indonesië niet, als een eensgezind volk dat geschiedenis maakt. Zo bleef de Indonesische geschiedenis zwijgend, honderden zelfs tientallen honderden jaren tot de natuur in Indonesië zich liet horen. 15

Sitoeasi politik, pp. 24-41.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

197

De Krakatau barstte uit, spuwde stenen en lava uit en verwoestte zijn omgeving. Maar dit bracht ook voorspoed aan de mens, omdat de uitgestoten as de vruchtbaarheid en welvaart van het land verhoogde. Maar nu barst niet de Indonesische natuur uit maar de geest van het volk, dat zo lang ingeperkt en onderdrukt is. Het Indonesische volk is nu uitgebarsten om het imperialisme van zich af te werpen! Moge er een wereld tot stand komen rechtvaardig, welvarend en veilig voor alle landen, alle volken en ieder mens!!16

Tan Malaka zal na deze slotregels ongetwijfeld een staande ovatie hebben gekregen, en dat was welverdiend. Het is een helder, goed opgebouwd betoog, waarin de polemische toon ten opzichte van de machthebbers in de Republik ontbreekt. De toevoeging van anekdotes, enige humor en bijtend sarcasme hielden de aandacht van het gehoor vast. Tan Malaka ontleent natuurlijk aan zijn drie samenspraken. Nieuwe denkbeelden zijn er niet te vinden in zijn rede, die op een breed gehoor was afgestemd. Soedirman sprak na Tan Malaka, of in de derde zitting, een begroetingsrede uit, met een aantal opmerkelijke zinsneden: Saudara, die klaar staan om de 100% onafhankelijkheid te verdedigen! Ik ben zeer verheugd over de vorming van het Volksfront dat die verantwoordelijkheid op zich durft te nemen. De positie en de plicht van het leger dat ik leid is het verdedigen van de 100% onafhankelijkheid. Het leger is onverbrekelijk verbonden aan de staat. De leiders van de staat kunnen worden vervangen, het kabinet kan drie keer per maand worden vervangen, maar het leger strijdt vastbesloten verder tot 100% onafhankelijkheid is bereikt. Het leger strijdt verder met het volk ter verdediging van het vaderland. Liever door een atoombom geheel weggevaagd dan merdeka minder dan 100%.17

De laatste regel – ‘lebih baik diatoom dari pada merdeka koerang dari 100%’ – haalde de krantenkoppen en zou nog vaak worden aangehaald. Maar voor de regering was Soedirmans keuze voor het Volksfront en de nadruk op de eigen positie voor het leger, los van tijdelijke staatslieden en kabinetten, veel verontrustender.18 16

Sitoeasi politik, pp. 41-8, citaat op pp. 47-8. Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946, die met deze aanhalingen volstaat. Merdeka, 10-1-1946 neemt deze in zijn verslag niet over; evenmin Boeroeh, 7-1-1946. Lasjkar, 9-1-1946 haalt nog aan dat volgens Soedirman het leger niet afhankelijk was van de regering, maar het bezit van het volk en tegen het imperialisme. 18 Ook Malaka zelf haalt in zijn zeer korte verslag van deze bijeenkomst deze regel aan, waarmee Soedirman zijn gehoor verblijdde en in opschudding bracht (Pendjara III:71; Jail III:111). Anderson 1972:292 laat Soedirman zijn opzienbarende zinsnede uitspreken op het oprichtingscongres van de Persatoean Perdjoeangan (15-16 januari), een onjuiste toeschrijving. Soedirman verklaarde in 1948 als getuige op het 3-juli-proces dat hij aanwezig was met toestemming van Soekarno en Hatta, die hem vroegen eventuele emoties op het congres te bezweren. De ook uit17

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

198

Verguisd en vergeten

Het Volksfront werd besproken.19 Tot de vorming ervan werd met algemene stemmen besloten. Even eensgezind en met veel enthousiasme werd de eis tot 100% onafhankelijkheid onderschreven. Daarover ook werd een resolutie aangenomen, die in zijn tekst onmiskenbaar Tan Malaka’s hand verraadt. Gelet op: 1. de sociaal-economische structuur, achtergelaten door het Nederlandse en Japanse imperialisme met een sterke en moderne door het internationaal kapitaal beheerste industriële, landbouw- en vervoerssector; 2. de zeer zwakke positie van de middenklasse van ons volk in de economie en het ontbreken van een moderne nationale industriesector aan onze zijde; 3. een status van minder dan 100% onafhankelijkheid om de zware en lichte industrie voor de opbouw en defensie van de Republik Indonesia te ordenen betekent terugkeer naar een status waarin het internationale kapitaal wederom direct onze economie en indirect onze politiek en cultuur beheerst, besluit: elke status minder dan 100% onafhankelijkheid af te wijzen zoals dominion, gemene­best, autonomie, commonwealth of trusteeship.

Soedirman riep, tot groot enthousiasme van de zaal, op tot een zo goed mogelijke uitvoering van de resolutie, te beginnen nog diezelfde avond. De afgevaardigden kregen tien dagen de tijd om met hun organisaties de organisatie van het Volksfront en de inhoud van het minimumprogram te bespreken. Op 15 januari zou men weer bijeenkomen.20 Tan Malaka zelf drong aan op overleg in eigen kring over het minimumprogram en vaststelling op het tweede congres.21 Het concept-minimumprogram verscheen in geen enkel verslag en was wellicht in zijn concrete vorm nog niet gereed.22 Op 10 januari drukte genodigde Amir Sjarifoeddin liet het aan Soedirman over te gaan (Putusan 1948:84 (getuigeverklaring 23-3-1948)). Men kan twijfelen aan deze voorstelling van zaken, met Soedirman in de rol van gehoorzame staatsemployé. Soedirman noemt verder de sfeer emotioneel, uitgesproken antiregering en met de nodige kritiek op het leger (Putusan 1948:84 (getuigeverklaring 23-3-1948)). 19 Lasjkar, 9-1-1946 laat in de derde zitting van de bijeenkomst Tan Malaka een uiteenzetting geven over het Volksfront. Dat lijkt de rede die Kedaulatan Rakjat en Merdeka Tan Malaka op de openingsavond laten houden, als reactie op de vier rapporteurs. 20 Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946. Niet bij de inhoud van het program, maar bij de persoon Tan Malaka werden door enkelen vraagtekens gezet (SV 1948:232 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948). ‘Hier spreekt een trotskist’, werd gezegd (SV 1948:268 (requisitoor, 15-4-1948)). 21 SV 1948:144, 173 (verhoor Yamin, 8 en 9-3-1948), 232 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948) en 253 (verhoor Pandoe Kartawigoena, 15-3-1948). 22 Yamin 1946a:39 geeft in zijn op 7 januari van een voorwoord voorziene brochure ook de tekst van het minimumprogram, dat in zijn bewoordingen, maar niet inhoudelijk, afwijkt van het op 10 januari gepubliceerde programma. Gebruikte Yamin eigen aantekeningen voor die verwoording? Soedirman wijt het uitstel van de vaststelling van het minimumprogram aan de onrust in het congres (Putusan 1948:84 (getuigeverklaring 23-3-1948)), maar staat daarin alleen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

199

‘Kedaulatan Rakjat’ een stuk af van een blijkbaar op 5 januari ingestelde commissie; Tan Malaka schreef later hiervan de auteur te zijn. Het minimumprogram en de korte toelichting zouden ter discussie staan op een tweede bijeenkomst op 15 en 16 januari op nog nader te bepalen plaats. Het minimumprogram telde zeven punten: 1. onderhandelen op basis van de erkenning van 100% onafhankelijkheid, nadat de vreemde strijdkrachten de Indonesische kusten en zeeën hebben verlaten; 2. een volksregering; 3. een volksleger; 4. ontwapening van het Japanse leger; 5. regeling van het vraagstuk van de Europese geïnterneerden; 6. naasting en beheer van de landbouw (ondernemingen); 7. naasting en beheer van de industrie (fabrieken, werkplaatsen, mijnen, enz.).

In de toelichting werd het onmogelijk verklaard het eerste punt te amenderen, zonder de Proclamatie geweld aan te doen, de onafhankelijkheid en eer van het volk te schenden. Het zou volk en regering scheiden of zelfs tegenover elkaar brengen. Volksregering en volksleger moeten tegenstellingen tussen de strijdwil van het volk en de regering voorkomen, zoals in het verleden voorkwam. Nu is een revolutionaire regering nodig die het Brits-Nederlandse imperialisme bestrijdt, waarbij als argument mede kan gelden dat de huidige regering niet door verkiezing tot stand is gekomen. Toekomstige ontwikkelingen, op korte termijn, vragen om een regering die het strijdende volk steunt. Om te vermijden dat Japanse troepen onder Brits bevel tegen de Republik werden ingezet diende de Republik zelf de ontwapening van het Japanse leger op zich te nemen. Dat gold ook de repatriëring van Europese geïnterneerden.23 De laatste twee punten werden slechts toegelicht wat vijandelijk bezit betreft. Die agressie kon en moest, in overeenstemming met het oorlogsrecht, worden beantwoord met naasting en beheer in het belang van het strijdende volk. Dit programma was een voorstel, en open voor aanvulling of inperking. Het belangrijkste was het bereiken van eenheid, op korte termijn, eenheid tussen partijen, en tussen Volksfront en moerba-volk. Hoe korter en duidelijker, hoe beter – hoe sneller en diepgaander begrepen door het volk. Dat 23

De Japanse wapens werden zo ook Indonesisch bezit, en dat was een niet onaanzienlijk bijkomend voordeel. De repatriëring van de Europese geïnterneerden, onder verantwoordelijkheid van de geallieerde Recovery Allied Prisoners of War and Internees (RAPWI) leidde tot vele, ook gewapende, geschillen tussen Republik en geallieerden. De Republik wilde de repatriëring zelf regelen, en zag de RAPWI als een dekmantel voor Brits-Nederlandse infiltratie in en bezetting van Republikeins grondgebied.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

200

Verguisd en vergeten

vormt het het cement tussen revolutionaire organisatie en leiding en het strijdende volk.24 De overeenkomst met het in Moeslihat voorgestelde programma is opmerkelijk. Zes punten zijn ontleend aan dat programma, dat eveneens zeven punten telde. Slechts het punt over het economisch strijdplan, overigens ook al een uitvloeisel van de naasting en het beheer van landbouw en industrie, is vervangen door het punt over de Europese geïnterneerden. De formulering is ietwat aangepast in meer neutrale zin om buiten de kring van socialisten en communisten meer weerklank te vinden, maar de inhoud is ongewijzigd. Die overeenkomst was overigens toentertijd niet te constateren. Moeslihat lag nog bij de drukker en was nog niet verschenen.25 De bijeenkomst kreeg­­ zijn meest volledige verslag, uitgebreid op de voorpagina, in de grootste Djokjase krant, ‘Kedaulatan Rakjat’, met een oplage van tienduizend, waarvan de pas vijfentwintig jaar oude hoofdredacteur Soemantoro tot Tan Malaka’s trouwe aanhang ging behoren. De krant zou zich de komende maanden achter de Persatoean Perdjoeangan stellen. In Djakarta kwam ‘Merdeka’ met een royaal verslag. ‘Lasjkar’ in Solo, toen het enige dagblad in Solo, dat in achtduizend exemplaren verscheen en dat dichtbij de radicale Barisan Banteng stond, en uitvoerig aandacht besteedde aan de BB, bevatte een eigen verslag.26 De verslaggever ontlokte Tan Malaka zelfs een ‘Boodschap aan de pemuda’, de voorhoede van de strijd. Maar hun energie was ook nodig in de opbouw; daarom moesten zij ook studeren. De eenheid van boeren, arbeiders en

24

Kedaulatan Rakjat, 10-1-1946; ook in Boeroeh, 11-1-1946 en Ra’jat, 14-1-1946. De korte toelichting (keterangan singkat) is ook opgenomen in Pendjara III:74-5; Jail III:117-9. De toelichting volgde hier echter op het op 16 januari definitief vastgestelde minimumprogram dat aanzienlijk verschilde van het concept. De toelichting echter bleef voor het overgrote deel hetzelfde. Zie hierover ook Jarvis’ noten in Jail III:256-7. 25 Dit blijkt uit Yamins brochure over Tan Malaka, waarvan het voorwoord is gedateerd op 7 januari, en waarvan Moeslihat wordt opgesomd in een lijstje te verschijnen titels van Tan Malaka (Yamin 1946a:34). 26 Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946; Merdeka, 10-1-1946 en Boeroeh, 7-1-1946 met een veel korter verslag putten voor hun berichtgeving alle uit één verslag, wellicht opgemaakt door de leiding van de Poerwokertobijeenkomst. Een aantal passages zijn gelijkluidend en in alle gevallen wordt Armoenanto gespeld als Arimoenanto. Soeara Rakjat, 9-1-1946 nam het verslag van Kedaulatan Rakjat over. Lasjkar, 9-1-1946 had een eigen verslaggever ter plekke. De overige persorganen in de Republik maakten geen melding van de gebeurtenissen in Poerwokerto. Eigentijdse bronnen zijn Anderson 1972:288-90; Nasution 1977, III:70-5, die ruimschoots, zonder bronvermelding, citeert uit Kedaulatan Rakjat, 6-1-1946; Jail III:249-51, note 8 en 9. Informatie over oplagecijfers in Soebekti 1958:190. Andi Suwarti 2000:121-2 acht een oplage van Kedaulatan Rakjat van vijf à zevenduizend exemplaren reëler. Lasjkar liet blijken van zijn sympathie voor Tan Malaka door vier maal een lange aanhaling van hem als motto in de kop van de krant te plaatsen: 18-, 21-1-, 22-2- en 5-3-1946. Soemantoro was schoonzoon van Iwa Koesoema Soemantri. Over Soemantoro: Andi Suwarti 2000:103-5. Voor een kijkje in de keuken van Kedaulatan Rakjat: Tjiptoning 1946. Over Kedaulatan Rakjat: Andi Suwarti 2000:119-22.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

201

pemuda, zei hij tot slot, was onverslaanbaar.27 Het persbureau Antara, dat geen serieuze concurrent kende, werd geleid door Adam Malik en Pandoe Kartawigoena, beiden trouwe Tan-Malaka-aanhangers. Het had geen directe invloed op de nieuwsverspreiding – die bleef breed en zo ‘objectief’ dat de overheid er geen aanstoot aan nam. De contacten met de links-radicalen van de Antaraleiding zullen er toe hebben bijgedragen dat berichten uit die hoek in de bulletins werden opgenomen.28 Oppositie tegen de regering De vergadering in Poerwokerto vormde een kristallisatiepunt, waar de wijdverbreide onmin, uit diverse motieven, met de koers van de Republik zich omheen kon scharen. En hoewel niet met zoveel woorden uitgesproken was duidelijk dat de kritiek zich richtte op de koers van de regering; de personen bleven nog buiten beschouwing. Die koers was fundamenteel aangevallen. Het eerste punt van het minimumprogram was in algehele tegenspraak met Sjahrirs onderhandelingspolitiek. ‘Diplomasi’ en ‘perdjoeangan’ stonden hier als onverenigbare grootheden tegenover elkaar. Naastingen in de landbouw en industrie, waarbij de toelichting duidelijk maakte dat Nederlands en Brits eigendom hierbij als eerste doelwit golden, waren strijdig met Hatta’s ‘Manifesto Politik’ van 1 november 1945. Het punt over de Europese geïnterneerden leek de mogelijkheid te openen hen als drukmiddel – of gijzelaars – te gebruiken.29 Dat programma zou nog aan kracht winnen door het te verbinden aan een organisatie, die met de leiding door een legendarische persoonlijkheid als Tan Malaka, die zich boven de partijen verhief, een extra-impuls kreeg. Het minimumprogram trok steun van pemuda- en strijdorganisaties die waren ingeperkt door de voorzichtige regeringspolitiek. Het leger sloot zich hierbij aan. Soedirman zag met groeiende weerzin de politieke strijd tussen regering en oppositie die ten koste ging van de eenheid. In de PP zag hij een middel die eenheid te hervinden.30 De prille politieke partijen volgden, deels uit opportunisme. De Partai Sosialis maakte de dienst uit; het Volksfront zou een weg kunnen openen om daaraan afbreuk te doen. En verder trok het Volksfront politiek daklozen als Soebardjo en zijn vrienden, die hevige wrok hadden overgehouden aan Sjahrirs machtsovername. 27

Deze boodschap is ook opgenomen in Yamin 1946b:11. Over Antara in de Republik, met zijn hoofdkantoor in Djokja: Soebagijo 1978:69-81. 29 Hierover ook Anderson 1972:290-1, die overigens ten onrechte het ontwerp-minimumprogram gelijkstelt met het definitief vastgestelde programma. Dat laatste doet ook Reid 1974a:8890. 30 Over Soedirmans motieven: Salim Said 1992:57-9. 28

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

202

Verguisd en vergeten

Ook de Partai Sosialis was in Poerwokerto vertegenwoordigd, door Abdoelmadjid. Hij deed na afloop verslag aan Amir Sjarifoeddin, Tan Ling Djie en Soebadio Sastrosatomo. Zijn oordeel was duidelijk. Zijn orthodoxcommunistische visie volgde nog de Volksfrontlijn, door Georgi Dimitrov in 1935 uitgezet. Daarbij kwam dat de revolutie om tactische redenen een consolidatiefase vereiste, parallel aan Lenins optreden kort na de Russische Revolutie. Tan Malaka werd afgedaan als voorstander van permanente revolutie en dus als trotskist. Voor Abdoelmadjid, gesteund door Tan Ling Djie, was daarmee verdere discussie overbodig. Amir was pragmatischer; hij zag in het Volksfront het begin van de organisatie van de oppositie tegen de regering. Soebadio beschouwde het congres eerder als een nieuwe poging van Soekarni en Adam Malik, zijn beide collega’s uit de Badan Pekerdja, om Soekarno te vervangen door Tan Malaka. De vergadering was naar zijn oordeel niet tegen het kabinet-Sjahrir gericht. Hij, en ook zijn partijgenoten Soedarsono, Soepeno en Djohan Sjahroezah, hadden geen enkel bezwaar tegen Tan Malaka als medeleider in de organisatie van de volksstrijd en de defensie van de Republik. Er bestond in hun visie slechts een niet fundamenteel verschil van mening met Soekarni en zijn geestverwanten over de rol van Soekarno en Hatta. Deze PS-voormannen waren dan ook geporteerd voor voortgaand overleg met het Volksfront-in-oprichting en zijn drijvende krachten Tan Malaka, Soekarni en Adam Malik. In hun partij kregen zij hun zin; Abdoelmadjid en Tan Ling Djie stonden voorlopig alleen met hun ideo­ logische diskwalificatie van Tan Malaka.31 Djohan Sjahroezah schreef een jaar later dat de PS in het PP-programma een ‘provocatie van binnenuit’ zag en er naar streefde, door deelname aan de PP, het minimumprogramma te veranderen zodat de ‘gang van de revolutie niet zou worden belemmerd’. Er werd hierbij gedeeltelijk succes geboekt.32 Het gemeenschappelijke verleden tegen de Japanse bezetter en voor de Proclamatie kan Soebadio’s oordeel over de diepgang van de meningsverschillen hebben vertroebeld, terwijl ook de eigen waardering voor Sjahrirs politieke koers tot miskenning en onderschatting leidde van de brede weerstand daartegen. Tan Malaka had zich in Poerwokerto van directe aanvallen op de regering onthouden en zo leek de deur voor samenwerking nog open. Soebadio zag dat althans zo; voorzover in de PS anders werd gedacht leek meedoen en beïnvloeding van binnenuit meer aangewezen dan isolatie. Het kwam toch tot een poging van de PS om het Volksfront te verzwakken. Op 11 januari verscheen een ‘Open brief van de Partai Sosialis aan partijen en organisaties in geheel Indonesië’ met de oproep tot vorming van een Barisan Nasional (Nationale Unie) om de politieke, economische en 31 32

Soebadio Sastrosatomo 1987:208-17, 249-50. Sjahroezah, ‘Djawab atas: “Partai Sosialis, quo vadis?”’, Siasat 1-5(1-2-1947):6. 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

203

social­e vraagstukken eensgezind aan te pakken. De Barisan Nasional zou een gezamenlijk strijdprogram moeten vaststellen, waarvoor het ontwerp was bijgevoegd. Dat programma was vaag, voorzichtig en gematigd. Organisatie en overleg om de volksstrijd beter te coördineren, maatregelen om democratische bestuursvormen te vestigen en het vaststellen van een duidelijke buitenlandse politiek vormden de drie politieke punten. Ook verder werden de programpunten niet concreet en bleef het bij ‘streven naar’ of ‘voorstellen doen tot’. Tot slot werd gevraagd om eventuele amendementen en suggesties over plaats en tijd voor een bijeenkomst.33 Van de Barisan Nasional werd nooit meer iets gehoord. Het initiatief was natuurlijk doorzichtig, maar dat had succes niet in de weg hoeven te staan. De mislukking duidt op de eenzaamheid van de PS aan de top, terwijl het voorgestelde programma zeker bij vergelijking met Tan Malaka’s minimumprogram tot nietszeggendheid verbleekt. Yamins brochures De onmin over het kabinet werd overduidelijk verwoord in de onder de schuilnaam Hasan Moerba uitgegeven brochure Membentoek kabinet jang ketiga (De vorming van het derde kabinet), gedateerd Djakarta, 20 december 1945. Hasan Moerba – door de Nederlandse inlichtingendienst creatief vertaald als Jan Boezeroen – was de schuilnaam waaronder Yamin zijn pennenvrucht publiceerde. Het boekje maakte blijkbaar enige furore en naar de auteur werd gegist. Ook Tan Malaka werd genoemd. Op 7 januari 1946 gaf hij een verklaring uit, waarin hij ontkende de auteur te zijn. ‘Boeken en brochures van mijn hand verschijnen altijd onder mijn eigen naam.’34 Het eerste kabinet, dat geen enkele visie had, is afgetreden. Het kabinetSjahrir heeft de vorming van politieke partijen toegestaan, met als gevolg verbrokkeling van de eenheid. Verdere plannen ontbreken; van een socialistische revolutie komt niets terecht. Het steunt feodaal-koloniale krachten, het geeft geen leiding aan het volk, bij gebrek aan programma en revolutionaire inhoud. De economie is ingestort. Het bestuur functioneert niet; het ministerie van voorlichting (van Amir Sjarifoeddin) is een uitzondering. De samen33

De ‘Open brief’ werd via Antara verspreid en verscheen in vele kranten op 11 januari (Kedaulatan Rakjat, Berita Indonesia, Merdeka, Berdjoeang). Boeroeh drukte de open brief al op 7 januari af, onder het verslag van het Poerwokertocongres. Zie ook Anderson 1972:291. Volgens Djohan Sjahroezah (‘Djawab atas: “Partai Sosialis, quo vadis?”’, Siasat 1-5(1-2-1947):6, 10) bestond het plan voor een Barisan Nasional al eerder, en viel het bij toeval samen met de lancering van de PP. Om ‘provocatie’ te voorkomen, verkoos de PS vooreerst binnen het verband van de PP aanhang te zoeken voor zijn denkbeelden. 34 Kedaulatan Rakjat, 7-1-1946; Merdeka, 19-1-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Muhammad Yamin

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

205

werking met Britten en Nederlanders is innig; het kabinet collaboreert met hen. Het vertrouwen in de Britse bedoelingen is echter beschaamd; erkenning als soevereine staat is verder weg dan ooit. De defensieve buitenlandse politiek leidt tot internationale isolatie. Nederland werkt aan terugkeer als koloniale macht, waarbij een Nederlands-Indische regering zal worden gevormd met mogelijk leden uit het tweede kabinet. In negentien punten worden de bezwaren tegen samenstelling (kleurloze intellectuelen, ex-ambtenaren in Nederlandse en Japanse dienst, vele christenen, en nog meer), strijdplan (dat totaal ontbreekt) en opstelling (pro-Brits, pro-Nederlands) van het kabinet opgesomd. Het derde kabinet moet door een offensieve politiek internationale erkenning verkrijgen. Nederland moet worden geïsoleerd; de plannen van Van Mook, die in Europa en Amerika steun zoekt voor het koloniale herstel, verhinderd. Het derde kabinet moet een democratisch-socialistisch coalitiekabinet zijn, dat internationale erkenning moet afdwingen, de maatschappij moet zuiveren van feodale, fascistische en koloniale restanten en een socialistische republiek moet vestigen, verdedigd door een sterk volksleger. Het tweede kabinet moet vallen voor Van Mook in Indonesië terugkeert. De stuurman van het tweede kabinet is de koers kwijt. Voordat hij strandt, moet het derde kabinet de verantwoordelijkheid krijgen.35 De kritiek is vernietigend, maar de auteur draaft door en lijkt zo zijn doel voorbij te schieten. Het kabinet-Sjahrir wordt met zoveel woorden van landverraad beschuldigd. Het boekje is wel een teken van de politieke opwinding en polarisatie in de Republik, en zal met instemming door heel wat oppositionelen zijn gelezen. Zijn eigen naam durfde Yamin aan dit schotschrift niet te verbinden. Zijn auteurschap was blijkbaar spoedig een publiek geheim; zelfs Nederlandse en Amerikaanse bronnen verwezen daarnaar.36 Tan Malaka was zo verstandig elke twijfel over zijn mogelijk auteurschap meteen weg te nemen. Yamin werd op het congres in Poerwokerto in genade aangenomen door Tan Malaka, na zijn eigenmachtige publicatie over Tan Malaka in ‘Ra’jat’. Hij omringde zijn krantenartikel met een aantal nieuwe stukken, dat hij in Poerwokerto schreef. Op 7 januari sloot hij het manuscript; op 10 januari werd het verschijnen aangekondigd door de uitgever ‘Berita Indonesia’ in 35

Yamin 1945. Een Nederlandse vertaling ‘De vorming van het derde kabinet’ is aanwezig in NA, PG 665. Onder eigen naam verschenen (bewerkte) delen van het manuscript in Merdeka: ‘Republik Indonesia dalam peroendingan Singapoera’, 17- en 18-12-1945, en ‘Pengakoean doenia atas Republik Indonesia haroes direboet’, 19-12-1945 – het laatste artikel werd deel van een gereed manuscript genoemd. 36 Overdijkink 1946:79; Strategic Services Unit; War Department Washington; Intelligence Dissemination A 64842a, 19-1-1946, ‘Reaction to Tanmalaka’s activities’, in National Archives, RG 263 Murphy Papers, box 117, 4202 Indonesia.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

206

Verguisd en vergeten

Djakarta; op 19 januari was het te koop.37 Het krantenstuk was meer bloemrijk dan informatief; in de nieuwe stukken bestond tussen beide meer evenwicht. Tan Malaka had de tijd gevonden en genomen om Yamin over zijn levensloop en plannen te vertellen. Het was aan de auteur wel toevertrouwd daaraan vorm te geven. Het is te vroeg en de tijd was te kort voor een volledige biografie, aldus het voorwoord, en daarom verschaft dit boekje slechts grote lijnen over een ware revolutionaire leiding die de zege verzekert in een Badan Persatoean Perdjoeangan Rakjat – en de spil daarvan was Tan Malaka, zo mocht de lezer concluderen. Dit boekje is geen verstrooiende politieke roman, maar vraagt om vele lezers en brede verspreiding. De schrijver is verheugd, dat hij zijn plicht kan vervullen om informatie te verschaffen over de ervaringen en opvattingen van een zoon van Indonesië die al zo lang denkt en strijdt voor het welzijn van het volk en de vorming van de Republik Indonesia die nu de poort van de Revolutie passeert naar de overwinning, die inhoud geeft aan de ideologie die met tranen en bloed in de strijd vorm heeft gekregen.38

Van Tan Malaka’s idyllische geboortedorp leidt Yamin de lezer langs de kweekschool in Fort de Kock naar Europa, dan terug naar Deli en Java en zijn verbanning, waarmee ‘zijn leven als Patjar Merah begon’. De politieke mystiek ontstond, bron voor politiek en literatuur. Hij hield een belangrijke redevoering op het Kominterncongres in Moskou, waar hij samenwerking met het Pan-Islamisme bepleitte. Hij ontmoette in december 1922 Sun Yatsen. Hij schreef Naar de ‘Republiek-Indonesia’. De opstand van 1926-1927 zou onder goede marxistische leiding meer kans op succes hebben gehad. Toch was hij van belang; de internationale aandacht werd op Indonesië gericht. Ver van het Indonesische volk richtte Tan Malaka de Pari op, die in zijn actie reusachtige problemen ondervond. Vele afgezanten belandden in Digoel, of vonden zelfs de dood. Pari plantte zijn ideeën in de Indonesische politieke 37

Berita Indonesia, 10- en 12-1-1946: ‘een gids die het volk in deze revolutietijd moet bezitten’, met ‘het verhaal van een revolutionaire vluchteling gedurende een kwart eeuw’. Verder advertenties op 19-, 21-, 23-, 24- en 26-1-1946 (prijs ƒ 4, korting 10% bij afname van honderd exemplaren). Op 4-, 5-, 6-, 7- en 8-2-1946 werd meegedeeld dat nog slechts enkele exemplaren beschikbaar waren. ‘Wacht niet tot het te laat is.’ Revue Indonesia 1-9(19-3-1946):132 meldde toen pas de ontvangst van een recensie-exemplaar, en vond het boekje duidelijk en systematisch geschreven met veel informatie. Masjarakat (Koedoes), 20-3-1946 bevatte een advertentie voor Yamins brochure, die pas van de drukpers was gerold, met ook stukken van Tan Malaka zelf. Waarschijnlijk betreft het hier een uitgebreide herdruk. Berita Indonesia behoorde in deze periode tot de radicale pers, die weinig sympathie voor Sjahrir opbracht, vandaar wellicht het optreden als uitgever. De krant staakte zijn verschijnen op 16 februari 1946, en keerde in juni 1946 terug als gezagsgetrouw orgaan (Andi Suwirta 1995:69-70, 82, noot 33). 38 Yamin 1946a:7-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

207

wereld met veel groter succes dan de politie en de Indonesische politieke leiders vermoedden. Zijn relatief veilige bestaan bij het Philippijnse broedervolk werd afgebroken door Amerikaanse uitwijzing. Hij dook onder in China, werd in 1932 in Hongkong weer opgepakt en moest weer vluchten. In Amoy en Singapore vond hij werk, van alle contact met Indonesië verstoken. In 1942 keerde hij terug; met een klein bootje maakte hij de gevaarvolle overtocht – met meer risico dan Lenins treinreis uit Bern naar Petrograd en als Hang Toeah vierhonderd jaar eerder. Hij bleef ondergronds en was vaak in groot gevaar door de Japanse jacht op hem. Pas na de Proclamatie kwam ‘Bapak Republik Indonesia’ naar voren om als ‘Bapak Revolusi’ met het moerba-volk te strijden.39 Yamins verhaal kon slechts worden geschreven met Tan Malaka’s hulp; het bevat tal van feiten die nog niet bekend waren. Yamin verschaft een getrouw verslag, dat in zijn laatste versie overigens niet door Tan Malaka is gezien; een aantal kleine fouten (Soepangkat in plaats van Soebakat, bijvoorbeeld) bewijst dat. Het verhaal laat ook zien welk beeld Tan Malaka van zichzelf wilde geven. Internationale contacten en ervaring, de onafgebroken inzet voor de idealen en de anti-Japanse opstelling worden benadrukt. De Pari krijgt nog een lovende vermelding. In het derde deel van zijn brochure – het tweede deel herdrukt zijn krantenstuk – gaat Yamin over naar de actualiteit. Hij doet verslag van de rede in Poerwokerto – daaruit is al uitvoerig geciteerd – en gaat uitvoerig in op de Aslia-conceptie. Yamins Groot-Indonesische ­ ideeën combineerden goed met Tan Malaka’s Aslia; vandaar de gulle aandacht. Het Volksfront en het minimumprogram worden besproken als het middel om de huidige politieke impasse te doorbreken. Yamin looft het oratorisch talent van Tan Malaka, die zijn redevoeringen naar een hoogtepunt voert, zo dat bij ‘de toehoorders tranen opwellen, de nekharen rechtop staan en het hart samenknijpt met wraakgevoelens tegen de vijand en verlangen naar de totale onafhankelijkheid’, en haalt voorbeelden aan: de uitbarsting van de Krakatau in 1883 die zijn evenknie vindt in de volksuitbarsting van 1945.40 De Indonesische Revolutie heeft in deze fase een nieuwe leiding nodig, aldus Yamin in zijn slotwoord. De ontmoeting ‘tussen de moerba die wachten op leiderschap passend bij deze emotievolle periode’ en ‘een voorman wiens hart en hoofd al een kwart eeuw op een revolutionaire ideologie zijn gericht’ is een zegen voor de voortzetting van de strijd. De ‘magistrale rede’ in Poerwokerto verschafte aan pemuda, leger en ouderen wat nodig was. Vijfentwintig jaar lang schreef en dacht Tan Malaka tijdens zijn omzwervingen over de voorbereidingen voor en het aan de gang brengen van het revolutionaire proces. Nu ziet hij de verhoopte uitbarsting. Nu kan hij zich weer jong voelen! Hij 39 40

Yamin 1946a:10-24. Yamin 1946a:31-42.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

208

Verguisd en vergeten zet zich in voor vier grote idealen. Het eerste, de soevereine Republik Indonesia, is al voor een goed deel verwezenlijkt; daarna moeten volgen de vorming van Aslia, van negen wereldgrootmachten en, tot slot, een wereld waarin het proletariaat, de arbeiders en boeren, de macht uitoefent. Daarvoor zet Tan Malaka zich in. Ook de Komintern gaf zijn volledige vertrouwen aan hem, en in dat vertrouwen is zeker geen breuk gekomen; sinds de levenstijd van Lenin tot de macht van tovaritsj Stalin nu, is dat vertrouwen van de Komintern zeker volledig geweest, en niet veranderd. Tan Malaka is een staatsman van nationale, interregionale en internationale ­allure; een onschatbaar voordeel voor Indonesië. Tan Malaka wil dat Indonesië weer een historische rol vervult als de onafhankelijke staten Sriwidjaja, Madjapahit en Malaka in het verleden. In zijn geschiedenisvisie zag hij al 500 jaar voor Christus, toen het Indonesische volk uitzwermde naar oost, west en zuid, dat dit volk in hart en hoofd de bekwaamheden en mogelijkheden bezit om groot te worden, groter dan de expansie van de Romeinen in de Middellandse Zee en groter dan de verbreiding van de Kelten over Europa, omdat het Indonesische eilandenrijk op de grens van Indische en Stille Oceaan zijn gelijke in grootte en rijkdom in verleden en heden niet kent. Daarheen gaan wij op weg; het leven wordt dan weer groots.41

Zo werd de schending van Tan Malaka’s anonimiteit door Yamin nog geen drie weken later omgezet in een geautoriseerde lofzang op de leider die de Revolutie in zijn nieuwe fase zou moeten aanvoeren. Er was geen sprake van opdracht of afspraak. Yamin liet zich niet sturen, maar handelde naar eigen eer en geweten. Adam Malik oordeelde daarover later dat hij door zijn eigenmachtig optreden ook de PP schaadde – in zijn zeer extreme opstelling tegen Sjahrir, waarbij hij de indruk vestigde namens de PP te spreken.42 Hij koesterde oprechte bewondering voor Tan Malaka, die nog werd versterkt door zijn indrukken tijdens het congres in Poerwokerto, waar hij als privépersoon was uitgenodigd. Hij vond het een ‘buitengewoon’ congres, ook door Tan Malaka’s verschijnen en zijn uiteenzetting over grondslag en werkplan voor de leiding van de Revolutie. Die rede noemde Yamin ‘overweldigend’ – hij gebruikte dit Nederlandse woord. ‘Ik had natuurlijk al veel van zijn geschriften en boeken gelezen, en na het aanhoren van zijn rede was het duidelijk voor mij dat wat hij had geschreven in overeenstemming was met zijn uitspraken.’43

41

Yamin 1946a:42-8. Adam Malik 1978:165-7. 43 SV 1948:144 (verhoor Yamin, 8-3-1948). Tamin 1972:2 schrijft dat Yamin na vijf uur studie van Tan Malaka’s rede verklaarde dat Tan Malaka ‘als een berg was die hij niet kon omvatten’. 42

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

209

Reacties Yamins lofprijzing bleef in toonzetting nog verre achter bij een aantal artikelen en brochures die Tan Malaka tot mythische afmetingen vergroten, geïnspireerd door zijn geheimzinnig, legendarisch verleden. Vooral op Sumatra, in zijn geboortestreek, verschenen zulke publicaties, waarbij gebrek aan informatie en de onbereikbaarheid van de hoofdpersoon op Java de auteurs ruimschoots de kans gaven de realiteit te ontstijgen.44 Op Java is dit genre schaarser. ‘Soerat terboeka kepada bapakoe Tan Malaka’ (Open brief aan mijn bapa Tan Malaka) van Anak Marhaen (Een Marhaenzoon) is een mooi voorbeeld van het genre. De geruchten zijn nu waar gebleken, aldus Anak Marhaen, bapa is weer terug in onze maatschappij. Tientallen jaren zwierf bapa rond in vreemde landen. Gescheiden van bapa’s eigen volk, gescheiden van het eigen moederland. Zwervend, verhuizend van de ene naar de andere plek, opgejaagd door de vijand, de imperialist, maar bapa streed zonder ophouden, zonder ook maar enige vrees, voor rechtvaardigheid voor ons volk, ja zelfs ook voor de gehele mensheid op de gehele aarde.

Twintig jaar geleden werd de Pari opgericht. En nu, mijn bapa, nu, nadat bapa jarenlang met onstuitbare volharding en inzet, waarvoor zijn gelijke in de historie van de onafhankelijkheidsstrijd van een volk in de wereld moeilijk te vinden is, nu is naar het schijnt het eerste doel van de door bapa opgerichte partij verwezenlijkt; dat is, de Republik Indonesia is nu al een feit. [...]. Mijn bapa! Ik denk dat geen pen in staat is het diepe geluksgevoel weer te geven dat bapa hierbij was betrokken.

Maar er is ook droefenis over de onderlinge verdeeldheid, die in dankbaarheid veranderde toen Anak Marhaen in een verslag las dat bapa had voorgesteld alle ‘ismen’ te vergeten tot de 100% merdeka is bereikt.45 Behalve Yamin vormde Sajoeti Melik, ook als privé-persoon in Poerwokerto aanwezig, een aanwinst voor Tan Malaka’s gelederen. Hij verzorgde als Joeti een groot aantal commentaren in ‘Kedaulatan Rakjat’, waarin hij de Persatoean Perdjoeangan steunde. Op 12 januari haalde hij de roep om eenheid aan, die overal weerklonk als noodzakelijke voorwaarde voor de strijd, voor Persatoean Perdjoeangan – een term die PKI-leider Aliarcham in Digoel in 1928 al gebruikte.46 Maar nu is al sprake van twee initiatieven, van het Volksfront en de PS, zodat er straks verschillende keren ‘eenheid’ is, 44

Zie hierover ‘Beeldvorming op Sumatra’, pp. 293-6. Anak Marhaen, ‘Soerat terboeka kepada bapakoe Tan Malaka’, Gelombang Zaman 1-5(141-1946):10. 46 Sajoeti Melik was zelf van 1927 tot 1933 in Digoel geïnterneerd (Priyadi 1986:13-4). 45

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

210

Verguisd en vergeten

en dus geen eenheid. Nodig is één ‘eenheid’ tussen volk onderling en volk en regering. ‘Laat men daarover overleggen!’ Die eenheid, vervolgde hij op 14 januari, blijkt in de praktijk moeilijk te verenigen met verschillen van mening over de wijze en inhoud van de organisatie en de aard van de leiding, dit alles versterkt door ‘wantrouwen en achterdocht, door gebrek aan waardering, beschuldigingen, foute vermoedens en eigen machtswensen, alles wederzijds’. Joeti gaat voorzichtig verder, en benadrukt voortdurend de noodzaak van overeenstemming tussen volk en regering. Namen noemt hij niet, noch veroordeelt hij de regering of prijst hij Tan Malaka – deze blijft zelfs ongenoemd – alles in dienst van de verhoopte eenheid.47 Een anoniem commentaar dezelfde dag was militanter van toon. De eenheid van wil moet nu worden aangevuld met eenheid van organisatie. ‘Wie niet instemt met de vorming van zo’n lichaam, is zeker een vijand.’ Het minimumprogram is al het minimum, minder dan dat is onmogelijk, aldus de Djokjase krant.48 Uit onverwachte hoek kreeg Tan Malaka ook steun. Op 10 januari 1946 verscheen in Magelang het eerste nummer van ‘Penghela Rakjat’, het dagblad van de Pesindo. Politieke commentaren waren veelvuldig van de hand van Ibnu Parna, en meestal niet tot genoegen van Sjahrir, Amir en hun orthodoxe partijgenoten. In de eerste drie afleveringen viel te lezen dat strijd nodig was tegen de Britten en de NICA tot hun vertrek van Indonesische bodem was bewerkstelligd, en dat vijandelijk bezit moest worden genaast. De regering ontbeert vertrouwen in het volk; zij is bang, en heeft ten onrechte vertrouwen in de Britten. Het kabinet moet zijn politieke koers veranderen tot verzet, overal en in versterkte mate – zo niet, is een andere leiding nodig dat een volksfront zal vormen tegen de bezetter. Ibnu Parna riep ook op tot eenheid onder de socialisten waarbij oude persoonlijke geschillen moesten worden opzijgezet, waarvan de vraag ‘is hij een Tan-Malaka-man of een Moeso-man’ een voorbeeld is. Samengaan is nodig: Tan Malaka heeft de Pari gevormd met actie in Azië en Australië, de PKI van Moeso heeft banden met Moskou. Het socialisme moet het richtsnoer vormen, niet een bepaalde leider.49 Ibnu Parna was, volgens Soemarsono en Bujung Saleh, een actieve, felle agitator, die met zijn revolutionaire fraseologie altijd in de oppositie ­belandde, een ‘politieke avonturier’, een individualist, maar eerlijk in geldzaken, waardoor hij altijd ‘een arme drommel’ bleef.50 Deze rollen speelde hij in de Revolutie met verve. S.K. Trimurti mocht aan de vooravond van het Volksfrontcongres voor47

Sajoeti Melik, ‘Persatoean Perdjoeangan’ I en II; Kedaulatan Rakjat, 12- en 14-1-1946. ‘Volksfront’, Kedaulatan Rakjat, 14-1-1946. 49 Drie commentaren van Ibnu Parna in Penghela Rakjat 10-, 11- en 12-1-1946: ‘Beban kita berat ... koordinasi harus ada’, ‘Haloean kita’ en ‘Desakan Pemoeda Socialis Indonesia’. 50 Interviews Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980 en Soemarsono, Djakarta, 23-10-1980. 48

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

211

zichtig positief vooruitblikken. Studie over program, en organisatie en leiding waren echter nog nodig.51 ‘Merdeka’ merkte, min of meer terloops, op dat Tan Malaka veel radicaler was dan de regering; hij stelde het vertrek van alle vreemden als voorwaarde vooraf aan besprekingen.52 De overige Indonesische pers onthield zich voorlopig van commentaar, wellicht ook als gevolg de duizelingwekkende snelheid waarmee het Volksfront opkwam. De voorbereidingen op het congres in Solo en de weerklank van het initiatief speelden zich af buiten de publiciteit, op een enkele vermelding na.53 Zo bezocht Tan Malaka Soedirman thuis, waar twee uur werd gesproken over de Nederlands-Indonesische besprekingen – voortgaande steun van Soedirman aan de PP was van grote betekenis en daartoe zal Tan Malaka graag Soedirman hebben opgezocht.54 Het eerste PP-congres in Solo In de Balai Agoeng, het gemeentehuis, van Solo werd op 15 januari om tien uur het oprichtingscongres van het Volksfront geopend. Vijfhonderd bezoekers waren namens 14155 organisaties aanwezig. Soedirman en zijn staf waren weer aanwezig,56 nu vergezeld van marinetopman Atmadji.57 Soekarno, Hatta en het kabinet waren uitgenodigd, maar verschenen niet. De 51

S.K. Trimurty, ‘Menghadapi Volksfront’, Penghela Rakjat, 14-1-1946. ‘Kehendak rakjat’, Merdeka, 15-1-1946. Op 11 januari drukte de krant in de kop een paar uitspraken van Tan Malaka af. 53 In Oost-Priangan (Bandjar, Garoet, Tasikmalaja, Tjiamis) werd al op 11 januari besloten tot coördinatie van alle strijdorganisaties in een volksfront (Boeroeh, 14-1-1946), in Keboemen werd op 13 januari een voorbereidingscommissie gevormd (Boeroeh 15-1-1946). In Poerwokerto werd onder leiding van Chairul Saleh besloten dat het Badan Kongres Pemoeda Repoeblik Indonesia in principe zou toetreden tot het volksfront (Boeroeh, 15-1-1946). In Tegal vormden honderdvijftig voormannen op 13 januari eensgezind een volksfront (Merdeka, 17-1-1946 (Antara)). 54 Abimanyu 1978:266. 55 In het officiële verslag, gedateerd 22 januari, werd dit aantal genoemd (in Soeara Rakjat Djelata no. 2(5-2-1946):22), en overgenomen door Tan Malaka (Pendjara III:71, Jail III:111). De persverslagen hielden het op 133 (Kedaulatan Rakjat, 17-1-1946). 56 Wederom na toestemming van Soekarno, volgens Soedirmans te betwijfelen uitlating twee jaar later (Putusan 1948:84, getuigeverklaring 23-3-1948). 57 Op 1 december 1945 was de marine georganiseerd met een hoofdkwartier in Djokja en waren drie divisies voorzien. Atmadji was buiten de leiding gehouden, maar zijn positie in Soerabaja bleek onaantastbaar. De Oost-Javaanse divisie kwam niet tot stand. In de plaats daarvan vormde Atmadji zijn eigen marine, waarbij zich vrijwel alle marine-eenheden aansloten. Hij vestigde zijn hoofdkwartier in Lawang. De verhouding met Djokja was slecht; van coördinatie geen sprake; in feite fungeerden twee marines, die zich elk als opperbevel beschouwden (Sudono Jusuf 1971:30-1, 39-45; Sejarah Angkatan Laut 1973:158-68; Hamzulis Ismail en Burhanuddin Sanna 1976:67-70). Atmadji genoot de steun van Oost-Javaanse politici en Amir zal niet ongelukkig zijn geweest met de rol van Atmadji, die overigens wel veel sympathie leek te koesteren voor Tan Malaka. 52

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

212

Verguisd en vergeten

sultan van Djokja en de soenan van Solo lieten zich wel vertegenwoordigen. Soebardjo en Gatot Taroenamihardjo, uit het centrum van de macht verwijderd, verschenen ook.58 In Hotel Merdeka in Solo, waar vele afgevaardigden logeerden ontmoetten Tan Malaka en Harsono Tjokroaminoto elkaar weer. Harsono had pas een paar dagen eerder, toen hij in ‘Merdeka’ een foto zag van Tan Malaka beseft dat Iljas Hussein en Tan Malaka dezelfde persoon waren. Hij was nogal geërgerd over het feit dat zijn regelmatige bezoeker tijdens de Japanse bezetting hem niet zijn ware identiteit had verteld. Tan Malaka maakte het goed door in het hotel, toen hij Harsono zag, bijna hardlopend naar hem toe te komen, hem te omhelzen en zich te verontschuldigen voor zijn misleiding.59 En dan waren er dus de meer dan honderd organisaties. De grote waren ook al in Poerwokerto aanwezig; kleine, regionale en lokale organisaties lieten zich graag zien en meetellen. Te noemen zijn de Partai Rakjat Djelata (PRD) en de Dewan Perdjoangan, overlegorganen tussen leger en strijdorganisaties. Vooral die ingesteld voor West-, Middenen Oost-Java waren invloedrijk, maar ook op lager, regionaal en plaatselijk niveau waren zij met verschillende bevoegdheden actief.60 Sastrosoewirjo opende het congres. Hij verving Soekarni, die als voorzitter zou optreden, maar die in Madioen, op propagandareis voor het Volksfront, door Pesindo-eenheden was gekidnapt. Pas na afloop van het congres verscheen hij weer.61 Het minimumprogram stond allereerst ter discussie. Achttien sprekers meldden zich, onder wie Soedirman en Atmadji. Zij waren het ‘bijna allen’62 eens met de vorming van het Volksfront en zijn 58

Pendjara III:71; Jail III:111. Soebardjo was inmiddels op verzoek van Soedirman diens politiek adviseur geworden. Hij deelde die – waarschijnlijk niet-formele – functie met Soekiman, Iwa en Dewantoro (Subardjo 1978:419-20). 59 Harsono Tjokroaminoto 1983:44-5; Soebagijo 1985:89-90; interview Harsono Tjokroaminoto, Djakarta, 30-10-1980. Via Harsono kreeg Tan Malaka een invitatie om het bestuur van de Gerakan Pemoeda Islam Indonesia (GPII) toe te spreken. Harsono was voorzitter van deze Masjoemi-jeugd en hoofdredacteur van Al Djihad (Soebagijo 1985:87). In een variant hierop doet Harsono’s broer Anwar dezelfde ervaring op (Soebagijo 1981b:201-2). 60 Kedaulatan Rakjat, 18-1-1946 noemt negentien deelnemers, waaronder ook de Partai Repoeblik Indonesia en de Pari Bogor. Dit zijn geen afdelingen van Tan Malaka’s herleefde, openbare Pari, maar van een gelijknamige organisatie, die verder nauwelijks sporen in de geschiedenis heeft nagelaten. De partij werd in Madioen door Soeradji opgericht en ging op in de PNI (Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-1(30-1/6-2-1946):30; Anderson 1972:227). Een – andere – Partai Repoeblik Indonesia bleek nog in mei 1946 met een afdeling-Soekaboemi actief (Perdjoangan 1-2(juni 1946):20 – een maandblad in Soekaboemi). Nog weer een andere partij met deze naam werd in Malang in mei 1947 door tot dan toe partijloze personen, met onbekende namen, opgericht. Het doel werd omschreven als het hooghouden van de Grondwet (Antara, 16-5-1947). 61 Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980. De Pesindoleiding in Madioen gaf op 16 januari een verklaring uit, waarin zij, in reactie op de geruchten, bekendmaakte niets van een aanhouding van Soekarni te weten (Kedaulatan Rakjat, 17-1-1946). 62 Boeroeh, 16-1-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

213

program of ‘brachten diverse voorstellen naar voren’.63 Dit lijken versluierende formuleringen voor diepere tegenstellingen. Sastrosoewirjo werd als voorzitter al na een half uur afgelost door congressecretaris Ismail, omdat hij niet bestand bleek tegen de obstructie uit de zaal van de zijde van de Partai Sosialis en Pesindo, met allerlei vragen en opmerkingen. ‘Kedaulatan Rakjat’ duidde hierop door Ismails aantreden te omschrijven als een ‘aanpassing aan de emoties van de conferentie’. Ismail kreeg ook de opdracht van het congres om Soekarno uit te nodigen het congres toe te spreken. Soekarno’s secretaris kwam aan de telefoon en deelde mee dat Soekarno te druk was met andere zaken. Die mededeling aan de zaal leverde hoon en teleurstelling op.64 Alleen van Soedirmans bijdrage is iets overgeleverd. Hij sprak over de ontwapening van de Japanse troepen, waarover ‘de Britten en onze regering nog geen akkoord hadden bereikt’. Hij vroeg verder slechts besluiten te nemen voor de gevolgen waarvan het congres wilde instaan.65 Volgens Soedirman en zijn adjudant Abimanju kritiseerden en beledigden zonder goede aanleiding vrijwel alle sprekers regering en leger. Een uitzondering vormde Soetomo. Soedirman zou zo ontstemd en beledigd zijn dat hij het congres voortijdig zou hebben verlaten en Tan Malaka’s rede miste. Zijn persoonlijke sympathie voor de PP was hiermee voorbij.66 Tan Malaka vatte de ochtendzitting samen. Hij riep op tot brede voorlichting en propaganda over het doel van de strijd, een echte oorlog, die de overgave van de vijand moest behelzen. Ten behoeve van een hechte organisatie vormde, gelet op de vele partijen, slechts een Volksfront de uitweg. En, in een verwijzing naar de discussies, wederzijds vertrouwen was nodig 63

Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980; Kedaulatan Rakjat, 16-1-1946. Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980. Dit incident is in geen verslag te vinden. Het past in de voorzichtige, gezagsgetrouwe berichtgeving van de pers in de Republik. 65 Boeroeh, 16-1-1946. Overdijkink 1946:77-8 haalt een rede van Soetomo aan – wellicht uit het dagblad Perdjoeangan Kita overgenomen, of uit NEFIS-bron – ‘Het volk vraagt bewijzen. Het volk is reeds genoeg bedrogen en het heeft reeds meer dan genoeg offers gebracht. De opperste leiders zijn over het algemeen weliswaar rechtschapen en onze volksziel is rein, doch de mindere leiders zijn verdorven en niet rein. De opstand van het volk van Indonesië is een radicale en revolutionnaire, politieke opstand. Roeit alle kameleonnen van de maatschappij uit!’ 66 De informatie van Abimanyu (1978:266) past bij wat Soedirman zelf zei over de sfeer op het congres in Poerwokerto: uitgesproken anti-regering en met de nodige kritiek op het leger (Putusan 1948:84 (getuigeverklaring 23-3-1948)). Abimanyu’s weergave is niet geheel in overeenstemming met de feiten, waarschijnlijk het gevolg van een falend geheugen. Zo dateert hij dit congres twee maanden in plaats van twee weken na het congres in Poerwokerto. Hij laat een ontstemde Soedirman meteen na terugkeer in Djokja een stafoverleg voeren, waarna hij Abimanjoe en een collega naar Soekarno stuurt om de arrestatie van Tan Malaka en zijn vertrouwelingen te verzoeken. Abimanyu koppelt hier klaarblijkelijk ten onrechte twee gebeurtenissen. Overigens zegt Abimanyu wel dat Soedirman Tan Malaka als persoon bleef hoogachten (Abimanyu 1978:267). Hierover ook interview Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 18-5-1996. 64

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Tan Malaka poseerde in deze periode. Er zijn twee foto’s met tropenhelm bewaard gebleven.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

215

om een einde te maken aan de onderlinge geschillen ten behoeve van een eensgezinde strijd op basis van een duidelijk programma voor 100% merdeka. De zitting werd gesloten om 13.30 uur en heropend om 17 uur.67 Op de oorspronkelijke agenda stond nog voor de pauze de vorming van een commissie, die zou moeten beraadslagen over het minimumprogram, dat dan in de avondzitting zou worden besproken en vastgesteld.68 De commissie werd nog niet ingesteld, en ‘s avonds sprak Tan Malaka. De lange pauze zal niet slechts voor rust zijn gebruikt, maar voor overleg over commissie en programma. In Tan Malaka’s rede, anderhalf uur lang, benadrukte hij dat ‘het Volksfront de centrale strijdorganisatie moet worden die alle geschillen tussen organisaties onderling, tussen organisaties en de centrale regering en tussen personen en de centrale regering beslecht. Het gebrek aan eenheid zal leiden tot de nederlaag in de strijd. [...] Overal zijn partijen verschenen, die moeilijk zijn te beheersen. Dat veroorzaakt geschillen.’ De economische maatregelen in de oorlogseconomie worden uiteengezet, de noodzaak van industrialisatie aangeraakt. Er bestaat geen ‘deelbare vrijheid, geen 50% vrijheid, enz.’ De Nederlanders zullen hun zwakke economie willen opbouwen door Indonesië uit te buiten. Van Mooks voorstellen moeten worden afgewezen, als uitvloeisel van de ‘bambu-runtjing-diplomatie’. ‘Het allerbelangrijkste in die strijd is eenheid op alle gebied, zodat wij kunnen zeggen tegen de Britten: “Bis hier, meine Herren, und nicht weiter!”’69 De journalist Aboe Bakar Loebis hoorde Tan Malaka hier voor het eerst voor een groot publiek. Over zijn oratorisch talent was hij sceptisch – zijn taalgebruik was archaïsch, een vooroorlogs Maleis.70 De samenstelling van de commissie werd vervolgens bekendgemaakt. Tan Malaka, Soedirman en Atmadji hadden vanzelfsprekend een zetel. Abdoelmadjid vervulde namens de PS een controlerende functie, terwijl Ibnu Parna (Pesindo) en ir. Sakirman (Dewan Perdjoangan Djawa Tengah) uit dezelfde hoek kwamen; Ibnu Parna overigens steeds meer een dissident in Pesindogelederen. Wali al-Fatah werd namens Masjoemi benoemd, mevrouw Mangoensarkoro namens de federatie van vrouwenorganisaties Perwari – zij was de echtgenote van Sarmidi Mangoensarkoro, algemeen secretaris van Serindo en eind januari verkozen tot voorzitter van de PNI. 67

Kedaulatan Rakjat, 16-1-1946. Boeroeh, 10-1-1946. 69 Antara verspreidde een samenvatting van deze rede, die in vele dagbladen werd overgenomen: Merdeka, 19-1-1946; Berita Indonesia, 19-1-1946; Soeara Rakjat, 19-1-1946; Ra’jat, 19-1-1946. The Voice of Free Indonesia 1-4(January 1946):7-9 bevat een Engelse vertaling. Zie hierover ook noot 10. De Antara-versie werd ook afgedrukt in Yamin 1946c:19-24; Sakti Arga 1946:20-32 en ruim samengevat in Raliby 1953:194-6. 70 Interview Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 18-5-1996. 68

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

216

Verguisd en vergeten

Het elftal werd gecompleteerd door Soejono (KNI Solo), met een PKI-verleden,71 Oesman (BPRI Soerabaja), achter welke naam Soetomo schuilging72 en een ongenaamd lid van de congresorganisatie.73 De volgende morgen om 9.30 uur heropende het congres, nu in het Habiprodjogebouw, met het verslag van de commissie, toegelicht door Tan Malaka en Ibnu Parna. ‘Kedaulatan Rakjat’ schreef dat het definitieve program ‘niet veel verschilde’ van het voorstel.74 Het programma werd goedgekeurd in zijn geamendeerde vorm: 1. onderhandelen op basis van de erkenning van 100% onafhankelijkheid; 2. een volksregering (dit is een regeringskoers in overeenstemming met de volkswil); 3. een volksleger (dit is een legerkoers in overeenstemming met de volkswil); 4. ontwapening van het Japanse leger; 5. regeling van (het vraagstuk van) de Europese geïnterneerden; 6. naasting en beheer van de vijandelijke landbouw (ondernemingen); 7. naasting en beheer van de vijandelijke industrie (fabrieken, werkplaatsen, mijnen, enz.). Als naam wordt vastgesteld: Persatoean Perdjoangan.

Om 11.30 werd de ochtendzitting afgesloten, met de opdracht aan de commissie van elf, die werd uitgebreid met vertegenwoordigers van Partai Boeroeh Indonesia, Barisan Tani Indonesia, PKI, Pemoeda Poeteri Indonesia (PPI) en enkele deskundigen, om een voorstel voor de PP-organisatie te ontwerpen. Het congres werd verdaagd tot 21 uur, om de commissie de nodige tijd te gunnen. Met zijn oordeel draaide ‘Kedaulatan Rakjat’ zich, of zijn lezers, een rad voor ogen. Er was sprake van een aantal ingrijpende verschillen. In punt één was de toevoeging ‘nadat de vreemde strijdkrachten de Indonesische kusten en zeeën hebben verlaten’ geschrapt. Keer op keer had Tan Malaka gezegd dat met ‘een dief in huis’ niet werd onderhandeld – de toevoeging legde dat ondubbelzinnig vast en betekende ook meteen de keuze voor perdjoeangan in plaats van diplomasi. Hij stelde zich hiermee vierkant op tegenover de regering en de Partai Sosialis en diens satellieten. In de commissie was de 71

Berita Indonesia, 18-1-1946 en Merdeka, 19-1-1946 geven zijn naam als Soegiono, zo ook Jarvis (Jail III:252, note 11, 254, note 3). 72 A.B.L. [Aboe Bakar Loebis], ‘Boeng Tomo; The Great Orator’, Siasat 1-4(25-1-1947):1, 4. Ook volgens Abimanyu 1978:266 was Oesman een schuilnaam van Soetomo. 73 Kedaulatan Rakjat, 16-1-1946 en alle andere krantenverslagen over het congres. Oesmans achtergrond wordt aangeduid als PRI, maar met deze verwarrende afkorting – gelijk aan de inmiddels in de Pesindo opgegane Pemuda Republik Indonesia – werd de BPRI van Soetomo bedoeld. Boeroeh (16-1-1946) noemt in plaats van Oesman als lid Sarmidi Mangoensarkoro namens Serindo. Hasan Sastraatmadja (interview Djakarta, 11-11-1980) noemt Sarmidi eveneens in zijn opsomming. 74 Kedaulatan Rakjat, 16-1-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

217

toevoeging onaanvaardbaar voor Abdoelmadjid, en wellicht medestanders als Sakirman en Soejono. Misschien was ook Soedirman wel tegen.75 De keuze voor Tan Malaka was nu tussen een breed Volksfront en een verwaterd program, en een onmiddellijke breuk met Partai Sosialis en regering en een radicaal program. De keuze viel op het eerste. Een maand later schreef Tan Malaka het te betreuren dat de toevoeging was geschrapt, na bezwaren van vele PP-leden tegen de ‘zware’ formulering. Maar de bekorting leverde een onduidelijker programpunt op.76 De reden dat Tan Malaka in deze bekorting geen breekpunt zag, is wellicht dat de overgebleven eis niet uitsloot, en zelfs in zijn visie met zich mee bracht, dat slechts kon worden onderhandeld na het vertrek van Britten en Nederlanders. Maar een andere uitleg was ook mogelijk. Het resultaat was vaagheid en verwarring. De andere wijzigingen lijken het resultaat van bezwaren uit andere hoek. De toevoeging van de uitleg in het tweede en derde punt zou bedoeld kunnen zijn om de communistische reuk hiervan te neutraliseren, maar was van ondergeschikt belang.77 Dat was niet het geval bij de laatste twee punten. De beperking van de naasting tot vijandelijk bezit haalde de basis weg onder Tan Malaka’s economische programma. Van een socialistische of communistische blauwdruk was geen sprake meer. Het zal een onvermijdelijke concessie zijn geweest om partijen als Masjoemi en Serindo in de PP te verenigen. Mevrouw Mangoensarkoro was hierbij wellicht spraakmakend. Zij bekende later dat zowel in de voltallige vergaderingen, als in de vergaderingen van de kleine commissie die allerlei zaken moest voorstellen ik vooral de grootste en taaiste tegenstander van Tan Malaka’s politiek werd. Hoe sterker de geestelijke druk op mij uitgeoefend, hoe sterker werd mijn weerstand, zodat ik wel eens het vermoeden bezat, dat de trouwe aanhangers van Tan Malaka genoeg hadden van mijn koppigheid en gezeur.78

Sakirman loofde overigens de open discussie over het minimumprogram, waarop Tan Malaka niet zijn stempel drukte.79 Na zijn succes met het afzwakken van de eerste eis, zal Abdoelmadjid zich wijselijk hebben onthouden van algehele oppositie tegen naasting, die 75

Over Abdoelmadjid: ‘Résume A.Koma-brochure 3’ in Sectie Inlichtingen Terr. TRC MiddenJava, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 97, in NA, PG 974. In Putusan 1948:84 blijkt dat Soedirman in zijn getuigeverklaring (23-3-1948) wees op de ingreep in het eerste punt. 76 In ‘Samakah program pemerintah dengan program Persatoean Perdjoeangan?’, overgenomen in Pendjara III:89, Jail III:139. 77 Jarvis in Jail III:254, note 1: ‘the terms smacked of communism’. 78 Ibu Sri Mangunsarkoro, ‘Hari ulang tahun kedelapan meninggalnja sdr. Tan Malaka’, in: Peringatan sewindu 1957:18. Trimurti, in Soebagijo 1982a:137-8, noemt haar ‘vriendelijk, gemakkelijk in de omgang, oprecht en eenvoudig’. 79 Hij vertelde dit tegen Sajoeti Melik (SV 1948:232 (verhoor 13-3-1948)).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

218

zijn partij, in overeenstemming met Hatta’s Politiek Manifest van 1 november 1945, niet dienstig achtte. Wel suggereerde hij ‘naasting’ te vervangen door ‘beheer’.80 De avondvergadering begon om 21.30 uur, onder leiding van Wali alFatah. Ibnu Parna las voor wat de commissie had besloten en gaf toelichting. Hij ook stelde een slotresolutie voor, waarin er bij de regering op werd aangedrongen dat gezamenlijk – regering en het Indonesische volk, dat de PP had gevormd – met spoed het door PP voorgestelde program werd uitgevoerd.81 Ibnu Parna legde uit waarom de resolutie werd ingediend. Dat is omdat de opstelling van de regering tegenover de bezetter verschilt met de opstelling van het volk. Dit betekent niet dat wij onze regering niet erkennen. Integendeel zelfs, wij houden van onze regering. Maar omdat de opstelling van de regering nog niet in overeenstemming is met de opstelling van het volk, daarom dringt het Congres bij de regering beleefd aan op een regeringskoers volgens de volkswens, zodat de regering beter functioneert.

De spreker vervolgt zijn toelichting met de verklaring dat wij geen rebellen zijn. Wij erkennen onze regering. Wij erkennen de noodzaak van diplomatie. Het volk heeft ook zijn diplomatie. Daarom sturen wij onze resolutie en eisen naar de regering. Als de regering er mee instemt, dan komt er samenwerking. Bij het tegendeel, als de regering ze afwijst, zullen de besluiten van het Congres toch worden uitgevoerd. Het volk kent diplomatie. De volksdiplomatie is ‘bambu-runtjing’-diplomatie. Met bambu-runtjing trekt het Indonesische volk de wereldaandacht.

Wali al-Fatah sprak een slotwoord en Tan Malaka deed een laatste oproep tot inzet voor het minimumprogram en verzet tegen de vijand. Daarna weerklonk een driewerf ‘Merdeka’ en galmde het volkslied. Om middernacht sloot zo het congres.82 Opzet van de organisatie De organisatorische opzet van de PP komt voor een groot deel uit de koker van Tan Malaka. Zijn voorstellen in Moeslihat keren soms letterlijk terug. De organisatie kende drie onderdelen: congres, secretariaat en werkcomités. Van 80

‘Résume A.Koma-brochure 3’ in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 97, in NA, PG 974. 81 Resolutie in Kedaulatan Rakjat, 17-1-1946; ook in Pendjara III: 73; Jail III:115. 82 Kedaulatan Rakjat, 17-1-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

219

die laatste werden vier ingesteld: voor het beslechten van geschillen, politiek, economie en defensie. De geschillencommissie diende onderlinge geschillen op te lossen. Als dat niet lukte werd het conflict verwezen naar secretariaat en tenslotte congres. Het politieke comité hield zich bezig met het (minimum)pro­gramma, controle op het gedrag van de leden, dat de PP-lijn moet volgen, propaganda en organisatie. Het economisch comité kreeg secties voor industrie, landbouw, handel en coöperaties; het defensiecomité voor leger, politiek, pemuda en scholing – militair en politiek. Politieke, economische, sociale en militaire organisaties konden zich als lid melden. Hun congresafgevaardigden kozen de leden van de werkcomités, waarin ook deskundigen, mits door het Congres aangewezen, zitting hadden. Alle comitéleden tezamen vormden het secretariaat. De PP-leden waren verplicht de congresbesluiten uit te voeren; bij verschil van mening werd de geschillencommissie ingeschakeld. Voor 27 januari werd een vergadering vastgesteld in Solo, waar twee vertegenwoordigers van elke organisatie bijeen zouden komen, om een bestuur te kiezen. Moechtar uit Solo werd voorlopig met het secretariaat belast, terwijl de bestaande congrescommissie met Soejono, Soerasno (Pesindo) en anderen uit Solo werd aangevuld met afgevaardigden van Pesindo, Partai Revoloesioner, Perwari, PKI en Pemoeda Poeteri Indonesia. Zes dagen later werd dit aangevuld met PS, Masjoemi, PRD en BPRI.83 In vergelijking met het congres in Poerwokerto kreeg dit oprichtingscongres meer aandacht; vooral de verslagen van het persbureau Antara werden wijdverbreid overgenomen.84 In afwachting van de nieuwe bijeenkomst in Solo – de snelle opeenvolging van congressen was ongetwijfeld ook bedoeld om de druk en de spanning op te voeren – was niet veel openbare activiteit te bespeuren. In de hoofdstraat van Djokja, Djalan Malioboro, werden spandoeken opgehangen waarop 83

Kedaulatan Rakjat, 17-1-1946; Berita Indonesia, 18-1-1946; Merdeka, 19-1-1946. Kedaulatan Rakjat, 18-1-1946 plaatste een foto, wat in die tijd zeer zelden geschiedde, van Tan Malaka en Atmadji. Soedirman had geweigerd met Tan Malaka te poseren – om enige afstand tot de PP te behouden? Soedirman zou ook hebben geweigerd vast PP-adviseur te worden (Putusan 1948:86, getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). De besluiten van het congres werden op 22 januari vastgelegd en door Soekarni ondertekend. Dit stuk is overgenomen in Pendjara III:72-3; Jail III:113-6. Het is identiek met de krantenverslagen; slechts de congrescommissie werd uitgebreid. 84 Antaraverslagen onder andere in Merdeka, Soeara Rakjat, Berita Indonesia, Penghela Rakjat, Berdjoeang. Kedaulatan Rakjat en Boeroeh hadden eigen verslaggevers ter plekke. Curieus genoeg schreef de Solose krant Lasjkar niets over het congres. Kort ook in Boelan Sabit, het in Solo verschijnende blad van de GPII, 1-14(21-1-1946) en 1-15(23-1-1946). Verder over het congres: Anderson 1972:292-3 (die voorbijgaat aan de veranderingen in het minimumprogram); Nasution 1977, III:75-81, veelal ontleend aan Pendjara III, en Jarvis (Jail III:251-2, note 11).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

220

‘141 organisaties willen het minimumprogram’ en de zeven punten van dat program.85 Het congressecretariaat publiceerde de besluiten en Tan Malaka paste zijn toelichting op het minimumprogram ietwat aan.86 Ondanks de niet geringe wijzigingen bleef de toelichting vrijwel ongewijzigd. In het eerste punt werd zelfs niets veranderd; een aanwijzing dat Tan Malaka’s interpretatie nog steeds uitging van vertrek van vijandelijke troepen vóór onderhandelingen. De beperking van de naasting tot vijandelijk bezit bracht Tan Malaka tot de toevoeging van een onversneden antikapitalistische alinea. En zijn onmin klinkt ook door in de toevoeging dat aan het minimumprogram niets meer kon worden afgedaan en dat het buiten discussie stond. Tenslotte was nieuw dat hij de hoop uitsprak op eenheid tussen PP en regering. In de eerste versie werd de regering genegeerd. De congresbezoekers zullen met hun partijen en achterban hebben overlegd over de volgende stappen. In de publiciteit kwam daarvan weinig terecht.87 Positiebepaling In ‘Kedaulatan Rakjat’, dat een paar keer vriendelijk maar oppervlakkig over PP en 100% merdeka schreef, was het Sajoeti Melik die op 23 januari een lang en diepgravender commentaar liet afdrukken. De PP zal op 27 januari zijn voltooiing krijgen. Bijna alle organisaties van het volk zijn er in verenigd. De grote en de kleine. Slechts één nog niet. Die nog niet aanwezig was op het laatste congres. Eén nog niet. Een grote organisatie, de sterkste in de Indonesische maatschappij. Die organisatie is ... de regering.

De regering moet de leiding in de PP nemen, want zij kan slechts het programma uitvoeren. In principe zijn beide het eens, maar visie en tactiek verschillen. Dat is nog niet uitgesproken en kan tot geschillen leiden. In ieder 85

Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980. Hasan was toen ‘chef agitprop’ van de PP. 86 Beide zijn opgenomen in Pendjara III:72-5; Jail III:113-9. Deze lijst van besluiten stond eerder in Soeara Rakjat Djelata no. 2(5-2-1946):22-3. De toelichting, toen op het ontwerp-minimumprogram, stond eerder in Kedaulatan Rakjat, 10-1-1946 en Boeroeh, 11-1-1946. De ‘nieuwe’ versie verscheen op 15 februari in de pers (Kedaulatan Rakjat). Het is niet uitgesloten dat de toelichting ook pas toen werd aangepast. 87 Een uitzondering vormt een conferentie van de PP-afdelingen Bandoeng, Tasikmalaja, Tjiamis en Garoet, alsmede de Dewan Pimpinan Perdjoeangan Priangan op 25 januari, waar afgevaardigde Soetoko de besluiten in Poerwokerto en Solo uitlegde. De Dewan zou opgaan in de PP, zo werd besloten (Merdeka, 30-1-1946). Verder sprak de Badan Kongres Pemoeda Repoeblik Indonesia zich in principe uit voor toetreding tot de PP (Kedaulatan Rakjat, 18-11946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

221

geval, aldus Sajoeti Melik, moeten regering en PP gaan overleggen.88 Het Malangse ‘Berdjoeang’ riep de regering op de resolutie van het Solose congres op te volgen. De zeven punten waren voldoende voor deze kritieke periode en vormden een grote verbetering in vergelijking met vroeger, toen program en beginsel ontbraken, en slechts ‘praktische politiek’ gold.89 Het weekblad ‘Gelombang Zaman’ sprak van een verheugende, historische gebeurtenis.90 Sakirman, ingewijd in alle zaken op het Solose congres, schreef heet van de naald in ‘Penghela Rakjat’ een bezonnen en cryptisch stuk. Aan de hand van ‘strategie en tactiek’ woog hij de PP-besluiten. Als de strategie een principieel nee tegen de Britten inhield, voorzag hij snel een breuk over het eerste programmapunt. Zo was dus nog niet vast te stellen of het Volksfront aan zijn eisen voldeed. In ieder geval dienden de verschillende socialistische organisaties een sterk strategisch front te vormen, met een minimumprogram dat niet onderweg faalde, en dat ook andere partijen, leger en strijdorganisaties onder zijn banier – 100% merdeka en een principiële grondslag – kon verenigen.91 Twijfel is te proeven, en onvrede met het verliezen van het initiatief. In dezelfde cryptische zin waarschuwde Moh. Soenarman in deze krant voor contrarevolutionaire krachten en valse leiders met zoete muziek, die slechts in eigen belang handelen. Maar namen werden niet genoemd.92 De regering zweeg. Sjahrir liet zich slechts door het pro-Nederlandse persbureau Aneta verleiden tot een waarschuwing tegen overschatting van het Volksfront. Hij moest echter toegeven dat verscheidene PP-leden, vooral Masjoemi, wijdvertakt waren op Java. Hij zei verder dat de regering ‘niet zou aarzelen de noodige stappen te nemen, wanneer er onzekerheid mocht bestaan ten aanzien van de loyaliteit van Soedirman, Atmadji of andere bij het Volksfront aangesloten functionarissen’.93 Dit commentaar werd nergens in de Republikeinse pers overgenomen. Op de eerste dag van het Solose congres had de BPKNIP een verklaring uitgegeven, die pas een week later werd verspreid. Het was een momentopname van de stand van zaken in de 88 Joeti, ‘Persatoean Perdjoeangan dan pemerintah’, Kedaulatan Rakjat, 23-1-1946. Ook aangehaald in Anderson 1972:294-5 en Jarvis (Jail III:257, note 7). Verder over PP en 100% in commentaren op 17-, 19- en 22-1-1946. 89 ‘Volksfront seloeroeh Djawa dan Madoera’ en ‘Organisasi dan disiplin’, commentaren in Berdjoeang, 18- en 19-1-1946. 90 A.K.M. [A.K. Mihardja], ‘Langkah besar kearah kesempoernaan’, Gelombang Zaman 17(28-1-1946):3. 91 Sakirman, ‘Front persatoean (Eenheidsfront)’, Penghela Rakjat, 18-1-1946. Sgn. schreef op 29-1-1946 in ‘Persatoean Perdjoangan’ in dezelfde geest. De PP is nodig voor het resultaat (100%), maar niet voor zichzelf. Principes en daden moeten op elkaar zijn afgestemd; dat is tactiek. 92 Moh. Soenarman, ‘Kebenaran’, Penghela Rakjat, 25-1-1946; Moh. Soenarman, ‘Pemimpin’, Penghela Rakjat, 26-1-1946. 93 Nieuwsgier, 2-2-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

222

Verguisd en vergeten

Republik. Hoopvol werden internationale signalen opgesomd die een erkenning van de Republik naderbij brachten. Die ontwikkeling ten goede werd bedreigd door pogingen de eenheid te verbreken – in de centrale regering, tussen regering en volk en tussen centraal en regionaal bestuur. Bovendien werd de goede naam in de internationale opinie geschaad door agressieve en ‘fascistische’ actie. Met dat laatste werd het volksverzet bedoeld, ‘bedoeld ter verdediging tegen de aanvallen en tactiek van de zijde die ons weer wil overheersen’, maar schadelijk voor eenheid en internationale erkenning. Tot slot, zonder veel relatie tot het voorgaande, werd opgesomd dat diverse besluiten toonden dat de regering naar het volk luisterde: de verhuizing van Soekarno en Hatta naar Djokja, de benoeming van een minister van godsdienstzaken en een nieuwe minister van voorlichting, en de instelling van een Balai Pemoeda (Jeugdinstituut), die zich namens de regering belastte met jeugdzaken.94 Op de PP-kern zal de verklaring niet veel indruk hebben gemaakt, en zelfs averechts hebben gewerkt. Het beleid werd weer ondergeschikt gemaakt aan internationale diplomatieke ontwikkelingen; geloof in eigen kracht ontbrak en de ‘bambu-runtjing-diplomatie’ werd negatief afgedaan. De slotopsomming verraadde de defensieve bedoeling van de verklaring. Sajoeti Melik was er snel bij om de kritiek te verwoorden. De gevraagde eenheid kon niet worden bereikt zolang regering en volk niet dezelfde koers volgden. De eenheid moest er komen voor een politiek van kracht en strijd, niet voor het ‘zwijgen uit angst’. Als de KNIP bleef afwijken van de volkswens, diende ontbinding en optreden in nieuwe samenstelling te volgen.95 Het tweede congres in Solo In een nauwelijks opgemerkte verklaring van de BPKNIP werd op 26 januari de vreugde verwoord over de oprichting van de PP. De BP riep op tot steun aan de PP om, onder leiding van de regering, de nationale revolutie te voltooien.96 Het congres in Solo werd op 26 januari voorafgegaan door een bijeenkomst van het Voorbereidingscomité.97 Aan het congres was toen al toegevoegd een 94 Deze verklaring no. 20 van de BPKNIP is opgenomen in Raliby 1953:566-7. Zie ook Anderson 1972:294. Antara verspreidde op 22 januari de verklaring, die daarop in de dagbladen werd opgenomen. 95 Joeti, ‘Persatoean jang kokoh’, Kedaulatan Rakjat, 26-1-1946, aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-1(30-1/6-2-1946):20-1. 96 Verklaring no. 21, opgenomen in Ra’jat, 8-2-1946 en Lasjkar, 12-2-1946. In Boeroeh en Kedaulatan Rakjat werd hij niet afgedrukt. Nasution 1977, III:88 drukt hem af, Jarvis in Jail III:260, note 12 verschaft een vertaling. Hierover ook Deliar Noer en Akbarsyah 2005:56. 97 De oproep hiertoe werd via Antara verspreid. Aan het comité waren Serindo en Partai Boeroeh Indonesia toegevoegd. De oproep vermeldde nog steeds dat iedere organisatie werd

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

223

massameeting op 29 januari, die per radio over geheel Indonesië zou zijn te volgen.98 Het congres met zijn beperkte opzet en ‘huishoudelijke’ agenda behoefde zo’n demonstratieve aanvulling om de politieke vaart te behouden. Het congres werd op 27 januari ‘s avonds om half negen in de Balai Pertemoean Rakjat, de vroegere Harmonie, geopend door voorzitter Soedijono. Aanwezig waren 137 organisaties. Als zij alle twee afgevaardigden hadden gestuurd was sprake, met nog individuele geïnteresseerden, van een flink aantal congresgangers. Er wordt nergens melding gemaakt van afgevaardigden van het leger. Dit is een opvallend verschil met de twee vorige congressen, waar Soedirman een grote rol speelde. Als het leger al aanwezig was, was dat als waarnemer met officieren van lagere rang. Trok Soedirman de consequentie van zijn onmin over het verloop van het eerste congres? Was aan Soedirman door de regering de wenk gegeven dat een minder opvallend optreden in PP-verband meer passend was voor de nationale strijdmacht? Trok hij zich iets aan van Sjahrirs waarschuwing? En wilde Soedirman zijn lot niet verder verbinden aan dat van de PP? Tot een vergaande stap als het lidmaatschap van de PP ging hij niet over. Hij deed hiermee geen keuze vóór of tegen de PP, maar kon zich beroepen op de positie van het leger, met zijn, in zijn visie, geheel eigen positie boven de partijen en zelfs de regering.99 In zijn openingswoord stelde Soedijono dat het vermoeden dat ‘de PP wilde concurreren met de regering geheel onjuist was. PP erkende principieel de regering, maar drong slechts aan op samenwerking.’ Op de agenda stond de regeling van lidmaatschap en stemrecht. Na enige plenaire discussie werd een kleine commissie gevormd die tijdens een schorsing een voorstel moest uitwerken. In de commissie waren denkelijk de belangrijkste deelnemers vertegenwoordigd: Masjoemi, Pesindo, PS, Perwari, BPRI, PBI en de drie Dewan Perdjoeangan van West-, Midden- en Oost-Java. Haar voorstel werd aangenomen. Iedere organisatie, groot of klein, kon lid worden en kreeg één stem in het congres. Lidmaatschap van bestuur en werkcomités was echter voorbehouden aan organisaties met een hoofdbestuur of minstens tien afdelingen; de drie Dewan Perdjoangan werden aan deze groep toegevoegd. Blijkbaar trad hierna enige verwarring op. Soedijono werd als voorzitter vervangen door Wali al-Fatah, die alles nog een keer uitlegde. Zestien gevraagd twee afgezanten te sturen naar het congres (Boeroeh, 25-1-1946; Berita Indonesia, 251-1946; Kedaulatan Rakjat, 26-1-1946; Lasjkar, 26-1-1946; Ra’jat, 26-1-1946). 98 Kedaulatan Rakjat, 26- en 28-1-1946; Penghela Rakjat, 28-1-1946; Merdeka, 28-1-1946. 99 Madjallah Tentara Republik Indonesia, van het TRI-hoofdkwartier, drukte op de aflevering no. 3 van 10 februari 1946 op het voorblad een uitspraak van Tan Malaka af: ‘Onze kanonnen, die zo lang zwegen, bulderen nu en roepen de pemuda op de strijd van onze helden voort te zetten’. In een commentaar ‘Tentara dan rakjat’ (p. 49) werd steun betuigd aan een PP-eis tot vorming van een volksleger in de ware betekenis van het woord. Van afstandnemen tot de PP was hier dus geen sprake.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

224

Verguisd en vergeten

organisaties meldden zich vervolgens als lid met actief en passief kiesrecht: de politieke partijen Masjoemi, PBI, PKI en PRD, de jongerenorganisaties Pesindo, Pemoeda Poeteri Indonesia en BKPRI, de strijdorganisaties Barisan Banteng, BPRI en de drie Dewan Perdjoangan, de vrouwenfederatie Perwari, de vakorganisatie Barisan Boeroeh Listrik dan Gas, en tot slot Koperasi Rakjat Indonesia en Barisan Rakjat. Serindo en Barisan Tani Indonesia werden voorlopig lid, in afwachting van goedkeuring door hun congres.100 De grote afwezige is de Partai Sosialis, die wel actief deelnam aan het congres, maar hier paste. Tan Malaka legde vervolgens het functioneren van secretariaat en werkcomités uit. Wali al-Fatah stelde voor vijf ledenorganisaties te kiezen, die leden zouden leveren voor deze besturen. De zaal droeg negen organisaties voor. Er werd gestemd waarbij 44 organisaties vijf kandidaten op hun stembriefje schreven. De uitslag was als volgt: Masjoemi 39, PBI 27, Pesindo en BPRI 26, BKPRI 25 – deze vijf waren dus verkozen – PKI 19, Koperasi Rakjat Indonesia 18, Perwari 16 en Dewan Perdjoangan Djawa Tengah 13 stemmen. Om middernacht werd de zitting gesloten. In de discussie ging het niet alleen over het stemrecht, maar diverse sprekers haakten in op het openingswoord. De PS-afgezant verklaarde dat de PP zich niet tegenover de regering mocht opstellen. De Gerakan Republik Indonesia vroeg: ‘Als de regering van oordeel is dat het minimumprogram nog niet nodig is of nog niet kan worden uitgevoerd, wie zal het dan ten uitvoer leggen? Indien de PP dat doet, schept de PP een staat in de staat.’ Het antwoord van de voorzitter luidde dat de PP, als de regering daartoe niet in staat was, het minimumprogram zou uitvoeren. Maar daarmee stelde de PP zich niet tegenover de regering op; de PP erkende als beginsel de regering. Wali al-Fatah heropende het congres de volgende ochtend om half tien. Tan Malaka loofde de besluitvorming van de vorige avond. Hij nam de gelegenheid te baat zijn zorg uit te spreken over de ontwikkelingen in West-Java waar de Republik steeds meer terrein moest prijsgeven. ‘Moeten wij zo’n situatie zo maar toestaan?’ De zaal riep neen. Een afgezant uit West-Java mocht vervolgens nog aanvullen dat de regering volksverzet ontmoedigde. Over de resolutie met het minimumprogram zoals op 16 januari vastgesteld, werd gemeld dat deze aan de gehele regering was toegestuurd, maar dat geen enkele reactie was ontvangen. De voorzitter vroeg daarna: ‘Moeten we op antwoord wachten? Moeten we nu een besluit nemen?’ De Boeroeh Listrik wilde massa-actie. BPRI stelde voor een delegatie naar de regering te 100

Deze lijst is uit Soeara Rakjat Djelata no. 2(5-2-1946):24 en Kedaulatan Rakjat, 28-1-1946. De krant noemt Serindo en Barisan Tani Indonesia als voorlopig lid. Het periodiek noemt Serindo ten onrechte als volwaardig lid, en laat de Barisan Tani Indonesia ongenoemd. Bovendien wordt de Partai Rakjat als lid vermeld. Deze partij wordt nergens elders als lid genoemd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

225

sturen voor een open gesprek om volledige overeenstemming en eenheid te verkrijgen. De Dewan Perdjoangan Djawa Tengah riep op tot een zakelijke en reële opstelling. ‘Wij moeten geen strijd gaan leveren met de regering.’ De BPRI werd gevolgd; de vijf organisaties die het bestuur zouden gaan bemannen, werden als delegatie aangewezen. Perwari werd nog toegevoegd aan het bestuur. De zetel van de PP werd gevestigd in Mataram (Djokja).101 Tan Malaka speelde deze keer geen hoofdrol; in de besluitvorming over de delegatie naar de regering mengde hij zich niet. De ‘promotor van de PP’ zoals hij hier voor het eerst werd genoemd,102 kreeg zijn kans de volgende dag. De Harmonie zat nu wel vol, met drieduizend bezoekers. Tot de hoge gasten behoorden minister van voorlichting Moh. Natsir, de hoge commissaris voor de Vorstenlanden Soeroso en vertegenwoordigers van de Solose vorsten, de soesoehoenan en mangkoenegara. De aanwezigheid van Natsir was pikant. Voor het eerst liet de regering zich zien bij de PP, en nog wel met het Masjoemilid Natsir, wiens aanvaarding van de ministerspost in zijn partij niet zeer werd gewaardeerd.103 Wali al-Fatah opende de vergadering om vier uur en vroeg Natsir het woord te voeren. Deze dankte allereerst, namens de regering, voor de invitatie – denkelijk de eerste officiële reactie van die zijde op de PP.104 Verder sprak hij mooie frasen. Tot slot prees hij de PP voor zijn impuls tot het intensiveren van de strijd. Soekarni gaf een overzicht van de geschiedenis van de PP en zijn besluiten. De aangesloten organisaties telden honderdduizenden leden, die nu onder één commando en met één tactiek de strijd op een hoger niveau brachten. Wali al-Fatah sprak vooral over eenheid. De fouten die politieke federaties in de koloniale tijd aankleefden, moeten nu worden vermeden. De PP heeft daarvan geleerd. Hij is niet uit op belangrijke 101

Soeara Rakjat Djelata no. 2(5-2-1946):23-6, het partijorgaan van de Partai Rakjat Djelata, verschaft een congresverslag, waarin ook de individuele discussiedeelnemers worden genoemd. Het is het enige verslag van een PP-congres dat in zo’n vorm beschikbaar is. De krantenverslagen geven slechts de besluiten weer: Kedaulatan Rakjat, 28- en 29-1-1946; Boeroeh, 29-1-1946; Lasjkar, 29- en 30-1-1946; Ra’jat, 1-2-1946; Penghela Rakjat, 30- en 31-1-1946; Al Djihad, 29- en 30-1-1946; Merdeka, 1-2-1946; Masjarakat, 8-2-1946. Raliby 1953:208 noemt het congres slechts een ‘vergadering’ en geeft het nauwelijks aandacht. NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 32, in CAD GG 60-340, haalde de PS-uitspraak aan, dat de PP zich niet tegenover de regering mocht opstellen. Was Soeara Rakjat Djelata op de NEFIS-burelen beland? In het partijbureau van de PRD in Djakarta was op 27 februari door Nederlandse troepen een inval gedaan en waren onder andere tweeduizend exemplaren van Soeara Rakjat Djelata in beslag genomen – van no. 2 dat op verzending wachtte, of nog van no. 1? (Antara, 6-2-1946, in Boeroeh, 8-2-1946). Overdijkink 1946:79-80 haalt het blad aan en bevestigt zo de NEFIS-connectie. 102 In het verslag in Kedaulatan Rakjat, 28-1-1946 van de eerste congresdag. 103 Natsir was in november lid geworden van de Badan Pekerdja. Begin januari had hij de voorlichtingsportefeuille overgenomen van Amir. Natsir stond dicht bij Sjahrir en op slechte voet met Masjoemivoorzitter Soekiman (Anderson 1972:294, 298, 321). 104 Sjahrir had tegen Natsir, toen deze hem informeerde over de uitnodiging, gezegd: ‘Ga maar’ (interview Moh. Natsir, Djakarta, 17-9-1980).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

226

Verguisd en vergeten

posities, maar strijdt oprecht voor het Indonesische volk. ‘Het afwijzen van de PP is hetzelfde als het afwijzen van de wensen van het volk.’ De drie sprekers vormden slechts de opmaat tot het optreden van Tan Malaka, voor een groter publiek dan ooit, nog vele malen verveelvoudigd door de radioluisteraars. Hij nam de kans waar en sprak meer dan twee uur. Na een groot applaus opende hij zijn verhaal. De aanwezigheid van alle lagen van het volk in de zaal bewees dat de PP geen maaksel van Tan Malaka was tegen de regering, maar de organisatie van de volkswil. Nu wordt hier geschiedenis gemaakt, voor Indonesië, Azië en ook de wereld. De strijd tegen kapitalisme en imperialisme is als een bandjir die alle weerstand wegvaagt. Hij noemde zich niet de promotor, maar liever de inspirator. Het leven als jachtwild had hem de lust ontnomen op de voorgrond te treden. Hij wilde slechts steun aan en samenwerking met de leiders, mits deze de volkswil volgden. De PP is ontstaan als reactie op de partijen en partijtjes die als paddestoelen in de natte moesson opkwamen. Het minimumprogram brengt hen bijeen. Dat programma wordt dan uitvoerig punt voor punt toegelicht. De onafhankelijkheid dient 100% te zijn; ieder die daarvan weggeeft is een verrader. Onderhandelen kan pas geschieden na vertrek van de vijandelijke troepen, waarbij excuus en schadevergoeding zal worden geëist. Tan Malaka’s interpretatie van het bekorte eerste programpunt is, zoals al kon worden vermoed, volstrekt hetzelfde als de oorspronkelijke formulering. Een rondgang langs Indonesische en internationale problemen vormt het slotstuk van de rede. West-Java krijgt veel aandacht. Van Mooks voorstellen, waarbij Nederland handel, defensie en buitenlandse zaken blijft bestieren en de onafhankelijkheid nog vijfentwintig jaar moet wachten zijn geen discussie waard. Indonesië moet niet bang zijn voor het buitenland. Het kapitalisme is onderling verdeeld. Ook de Verenigde Naties zijn niet eensgezind en daarvan mag Indonesië zijn lot niet laten afhangen. Door zijn bambu runtjing heeft Indonesië aandacht en respect in het buitenland verkregen. Daarop, op de eigen kracht, moet worden vertrouwd. Als er een volk is, dat onze vrijheid betwist, dan moeten wij het uitsluiten van besprekingen en van onze kusten verjagen. Dat is diplomatieke strijd met een mannelijk karakter… Buitenlandse mogendheden, die ons nodig hebben, moeten voor ons een knieval maken… Wat hebben de Nederlanders (ons aan te bieden)? Kaas en bloembollen. Nederland is nog kleiner dan de Lampongs.

Het volkslied en een driewerf Merdeka besloten de vergadering, die van vier tot zeven uur had geduurd.105 Tan Malaka bereikte een gehoor, groter dan 105 De gang van zaken op deze bijeenkomst is beschreven op basis van vijf verslagen van vijf journalisten, in Kedaulatan Rakjat, Berdjoeang, Lasjkar, Boeroeh en Soeara Rakjat, alle van 30-1-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

227

ooit. Ook in Sumatra werd zijn rede opgevangen.106 Natsir en Tan Malaka ontmoetten elkaar in de marge van het congres. Het werd geen dialoog, aldus Natsir. Tan Malaka, bezig met de voltooiing van Madilog, was ‘gevangen in zijn eigen ideeën en kon zich moeilijk in een andere gedachtewereld verplaatsen’. Hij was vrijwel alleen bezig zijn eigen denkbeelden uit te dragen.107 Regering en Persatoean Perdjoeangan Het zou nu moeten komen tot een officiële ontmoeting tussen regering en PP. Sjahrir vertoefde in Djakarta, waar op 1 februari de Britse bemiddelaar Clark Kerr was aangekomen. Ook Van Mook was na lange afwezigheid weer terug in Djakarta. Het wachten was op concrete Nederlandse voorstellen. Op voorhand waren Sjahrir en zijn medestanders er van overtuigd dat die voorstellen nooit zouden kunnen voldoen aan de vergaande eisen van de PP. Maar die PP leek wel te kunnen rekenen op brede steun. Dat die steun voortkwam uit diverse motieven – oprechte inzet voor een andere koers, afkeer van het kabinet-Sjahrir en zijn smalle basis en tegen zijn machtsstreven – deed er op dat ogenblik nog niet toe. Het kabinet had slechts de steun van de Partai Sosialis, die zich als enige grote partij op 27 januari niet had aangesloten bij de PP. Alle strijdorganisaties waren lid en het leger had duidelijk zijn sympathie laten blijken. De publieke opinie stelde zich achter de PP en zijn program. Tegenstanders zwegen of lieten zich een enkele maal voorzichtig en verhullend horen. De leuze ‘100% merdeka’ werd verplichte kost, maar raakte zo ook inhoudsloos, zeker door de verschillende interpretaties die er aan konden worden gegeven. Een veeg teken voor de regering was het commentaar dat ‘Merdeka’ – het gezaghebbende en gematigde dagblad in het kosmopolitische Djakarta – op 1 februari afdrukte. De regering, aldus ‘Merdeka’, heeft geen of nog geen aandacht voor de PP en zijn programma. Hoewel de PP in het algemeen achter Sjahrir staat, ziet zijn regering de PP slechts als bedreigend en als frontvorming tegen haar. Op hun hoge posities negeren de regeringsleiders de wensen van het volk; als vroegere bureaucraten ont1946. Het citaat uit NEFIS-periodiek 2(27-2-1946), p. 17, in NA, CMI AA19, en PG 581 en 665. 106 Aminoellah 1946:16 verwijst hiernaar. Rivai Marlaut in een later verslag over Tan Malaka in de Padangse krant Haluan (1950), aangehaald in ‘Sedjarah hilangnja Pahlawan Murba Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka, II’, Pacific, 18-11-1950, overgenomen in Tan Malaka 1949-1956 1956:5, vertelt dat Soekarno, Hatta, Amir en Ktut Tantri naar het radioverslag van Tan Malaka’s rede luisterden in het Djokjase paleis. Na twee uur zei Soekarno dat hij naar Solo wilde om zelf het optreden van Tan Malaka te aanschouwen. Het duurde twee uur voor hij in Solo was, waar hij nog twee uur lang Tan Malaka kon aanhoren. Het verhaal is natuurlijk onjuist, maar deed de ronde, niet tot schade van Tan Malaka’s prestige. 107 Interview Moh. Natsir, Djakarta, 17-9-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

228

Verguisd en vergeten

breekt het hen aan politiek besef. Zij genieten van de rust en het comfort van Djokja en zijn vervreemd van het volk. De PP is de echte vertegenwoordiging van het volk in deze tijd. Er moet nu overleg volgen tussen regering en PP, en, tot slot, vóór Sjahrir besprekingen met Van Mook aangaat, dient de KNIP in spoedzitting bijeen te komen.108 Volgens ‘Kedaulatan Rakjat’ genoot het minimumprogram, met zijn steun door vrijwel alle grote partijen en organisaties, de steun van het gehele volk, en was het zo als het ware een besluit van het volksparlement – weloverwogen en verantwoordelijk. De diplomatieke koers heeft gefaald; Britten en Nederlanders rukken op. De regering miskent het volksverzet en de grote offers als ‘incidenten’ en poogt, onder Britse druk, gewapend verzet te verhinderen. Het gesprek tussen regering en PP zal hopelijk tot aanvaarding van het PP-programma leiden en zo herstel van eenheid tussen volk en regering bewerkstelligen.109 Ibnu Parna verweet de regering geen tactiek te kiezen tegen de bezetters, die listig verdeeldheid zaaien. Zo krijgen zij de noodzakelijke hulp om hun posities te heroveren en wordt de ‘bambu-runtjing’-diplomatie van het volk tegengewerkt.110 Sjahrirs verklaring dat hij in de onderhandelingen zou vasthouden aan ‘100% merdeka’ zal bij zijn opponenten als lippendienst zijn overgekomen.111 Op 6 februari vroeg in de morgen kwamen Sjahrir en Amir Sjarifoeddin uit Djakarta naar Djokja. Er volgde regeringsberaad in Soekarno’s residentie, waarover een woordvoerder desgevraagd opmerkte dat deze ‘wellicht belangrijk’ was. ‘Naar verluidt zal vandaag ook een ontmoeting plaatsvinden tussen het kabinet-Sjahrir en afgevaardigden van de Persatoean Perdjoeangan. Die ontmoeting is van groot belang voor handelen en besluiten van de regering in de toekomst.’ ‘s Middags vertrokken de ministers naar Solo om het congres 108 ‘Tingkat perdjoeangan kita’, Merdeka, 1-2-1946, overgenomen in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-1(30-1/6-2-1946):16-7, aangehaald in H.L. Hoorweg, ‘De Volksfront-actie’, 7-2-1946, p. 2, in NA, PG 460 en HKGS 1946 GG 3-882. Dit zelfde beeld ook in Mohammad Said 1946:110-3, 116, een overzicht dat eind 1946 werd samengesteld. De regering was in een gevaarlijke situatie beland, ten eerste bedreigd door ‘Engels militarisme en NICA-terreur, en ten tweede door delen van het eigen volk’. In ‘Program kita’, Merdeka, 5-2-1946 en ‘Konsolidasi’, Merdeka, 8-2-1946 liet de krant zich gematigder uit en tamboereerde op eenheid, 100% merdeka en de gemeenschappelijke elementen in de programma’s van PP en regering. A.K.M. [A.K. Mihardja], ’Kerr-Tan Malaka-Van Mook-Sjahrir’, Gelombang Zaman 1-8(4-2-1946):3 vroeg Sjahrir te buigen voor de volkswil, zoals vastgelegd door de PP, en met steun van Tan Malaka zo de onderhandelingen in te gaan. Sgn., ‘Strategi… boekan prinsip!!!’, Penghela Rakjat, 1-2-1946 betoogde dat 100% merdeka een strategie was, niet een principe. Die laatste keuze kon tot fouten leiden. 109 ‘Pemerintah dan ra’jat’, Kedaulatan Rakjat, 30-1-1946, aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-1(30-1/6-2-1946):17. 110 Ibnu Parna, ‘Pengakoean kita’, I en II, Penghela Rakjat, 5- en 6-2-1946. 111 Hij zei dit in een persconferentie op 1 februari, door Antara verspreid en groot afgedrukt in Kedaulatan Rakjat, 2-2-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

229

van pamong pradja van geheel Java bij te wonen.112 De verwachte ontmoeting kwam niet tot stand. Op 7 februari schreef ‘Kedaulatan Rakjat’ boos dat er nog geen reactie was van de regering op het minimumprogram, noch een afspraak gemaakt. Het blad riep op tot spoedig overleg, waarna het PP-programma moest worden uitgevoerd, zodat volkswil en regeringsdaden in de pas liepen.113 Een dag later werd de regering fel aangevallen; zij is passief, negeert kritiek. De pers staat vol met vragen over het beleid. De PP biedt een duidelijk program. De regering moet van haar dwaalweg terugkeren.114 Op 8 februari vond dan eindelijk overleg plaats tussen regering en PP. Het meest uitgebreide verslag verscheen in ‘Boeroeh’: Gisteravond vanaf acht uur ontving de regering afgezanten van de Persatoean Perdjoeangan. De ontmoeting vond plaats in broederlijke sfeer en duurde twee uur, waarin de regering een toelichting gaf op de binnenlandse en buitenlandse politiek. De sfeer van de ontmoeting werd sterk bepaald door wederzijds begrip waarbij gezamenlijk onze Republik moet worden gehandhaafd, omdat allen ervan overtuigd zijn dat wij ons bevinden op een ‘ogenblik dat ons lot voor eeuwen zal bepalen’, zoals de President het tijdens de ontmoeting beschreef. De sfeer van broederschap en eenheid was zo goed, dat saudara Wali al-Fatah van de Persatoean Perdjoeangan in zijn gesprek met de pers zijn verklaring in de ontmoeting met de regering herhaalde dat ‘de wereld in de toekomst verbaasd de hechte en sterke eenheid van Indonesië zal aanschouwen’.115

De kop ‘Detik jang menentoekan abad’ (Het ogenblik dat de eeuw bepaalt) was niet geheel in overeenstemming met de plaats van het artikel, in een hoekje onderaan de eerste bladzijde. ‘Kedaulatan Rakjat’ zette hetzelfde bericht, tot de helft bekort, in een kader op de voorpagina.116 De dag daarop verscheen een lang artikel dat begon met te melden dat er over gespreksonderwerpen en besluiten nog niets bekend was. De betekenis van de ontmoeting was historisch; daar werd beslist over samenwerking of scheiding van wegen. De schrijver haalt de bekende historie en feiten nog eens op. De regering mag de PP niet als een ‘bagatel’ behandelen. Analyse los van sentimenten moet tot eenheid leiden.117 ‘Lasjkar’ doelde ongetwijfeld, op verholen wijze, op deze bijeenkomst in zijn commentaar van 12 februari. Het volk 112

Dit Antarabericht in Boeroeh, Ra’jat en Soeara Rakjat, 6-2-1946. Kedaulatan Rakjat, 6-2-1946 meldde Sjahrirs komst, zonder verwijzing naar de PP-delegatie. 113 ‘Program rakjat jang berdjoeang’, Kedaulatan Rakjat, 7-2-1946, aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-2(7/13-2-1946):60. 114 ‘Beleid pemerintah’, Kedaulatan Rakjat, 8-2-1946. 115 Boeroeh, 9-2-1946, overgenomen in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-3(13/20-2-1946):92 en Ra’jat, 23-2-1946. Ook in Anderson 1972:304-5. 116 Kedaulatan Rakjat, 9-2-1946, overgenomen in Lasjkar, 12-2-1946. 117 I.A., ‘Sekitar pertemoean delegasi Persatoean Perdjoeangan dan Pemerintah’, Kedaulatan Rakjat, 11-2-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

230

Verguisd en vergeten

was één. Wat stond die eenheid dan nog in de weg? Dat waren het toestaan van partijen, die het gevaar van geschillen opleverden; onoprechte leiders in oprechte partijen, uit op eigenbelang of reactionaire doeleinden. De leiders moesten één zijn, zoals het volk.118 Bij de vier krantenberichten en het ene commentaar bleef het. Een verslag werd nooit gepubliceerd, ondanks een congresbesluit van de PP daarover op 28 januari.119 De reden voor de vergetelheid waaraan deze historische ontmoeting werd prijsgegeven, ligt waarschijnlijk in onderlinge tegenstellingen. Tan Malaka en zijn kring getrouwen waren wellicht tegen het overleg gekant. Pas door amendering van de oorspronkelijke voorstellen was overleg en samenwerking met de regering ingebracht in het PP-pakket. Toen de mogelijke delegatie op het PP-congres op 28 januari aan de orde was, zweeg Tan Malaka. Hij was geen lid van de delegatie; anders zou hij het zeker in zijn autobiografie hebben vermeld. De vijf organisaties, die het PP-bestuur vulden, leverden ook de delegatieleden. Wali al-Fatah trad namens Masjoemi en, kennelijk, als voorzitter op. Van de afgezanten uit Pesindo en BPRI was geen harde houding te verwachten. De BKPRI, zelf een federatie, vaardigde niet Chairul Saleh naar het gesprek af – hij zou zich zeker hebben laten horen in wat minder ‘broederlijke’ trant. De topmensen van de PP – Tan Malaka, Soekarni, Chairul Saleh – ontbraken dus. De ‘mindere goden’ werden overdonderd door de hoge gezagsdragers; zij luisterden vooral en ‘vergaten’ hun harde eisen. Zo’n gang van zaken wordt bevestigd in een NEFIS-overzicht dat de delegatie bestond echter uit mindere goden en kwam pas opdagen, toen Sjahrir reeds geruime tijd had gewacht op de leiders van de Persatoean Perdjoeangan. Het gaf den indruk dat het Volksfront moeite had om zijn houding tegenover Sjahrir te bepalen. [...] In elk geval was het resultaat, dat Sjahrir na afloop aan de journalisten mededeelde, dat de delegatie hem in feite een motie van vertrouwen had gegeven.120

Met de vijf organisaties die het PP-congres op 27 januari had verkozen om de bestuursfuncties te vullen, zal Tan Malaka niet in alle opzichten gelukkig zijn geweest. Masjoemi was een sterke factor, maar zou niet meegaan met naar communisme riekende maatregelen. Er zaten bovendien twee Masjoemileden in het kabinet, weliswaar tot ongenoegen van de partijleiding, maar tot een roye­ment van de ministers kwam het niet. De partij was daarvoor te verdeeld. 118

‘Persatoean’, Lasjkar, 12-2-1946. Soeara Rakjat Djelata no. 2(5-2-1946):25. Indien publicatie de Republik zou schaden, kon daarvan worden afgezien. 120 NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 30, in CAD GG 60-340. Deze bron laat de ontmoeting zich afspelen in Solo op 6 februari, mogelijk het gevolg van het Antara-bericht van 6 februari over de verwachte samenkomst. 119

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

231

De Pesindo had zich, in tegenstelling tot de Partai Sosialis, wel als lid gemeld. De banden met defensieminister Amir Sjarifoeddin waren echter nauw, en werden hechter. Ibnu Parna’s militante steun aan de PP en tegen de regering in ‘Penghela Rakjat’ was niet maatgevend, en ook Chairul Saleh behoorde tot de minderheid. Het Hoofdbestuur besloot op 30 januari dat Pesindo PP-lid kon blijven en aan de actie deelnemen mits de PP zich kritisch-constructief ten opzichte van de regering zou opstellen.121 Soepeno schreef op 9 februari in ‘Revolusioner’ dat de Pesindo kon kiezen: ten eerste, het kabinet-Sjahrir voldeed niet aan de wensen van het revolutionaire volk en dus moest actie worden gevoerd om het ten val te brengen. Ten tweede, bij handhaving moest zijn positie worden versterkt en gezamenlijk moesten zijn tegenstanders worden bestreden. De Pesindo koos een middenweg – het kabinet deed in internationaal opzicht belangrijk werk, zijn val zou tot grote onrust leiden en er waren tekenen dat het kabinet zijn fouten wilde corrigeren.122 Dit alles was een vrijbrief om naar goeddunken uit te treden. Dat Pesindo lid bleef, kan deels gemotiveerd zijn door tactische overwegingen. In de heersende politieke atmosfeer was uittreden een ondankbare, ook intern omstreden zaak. Binnen de PP kon de Pesindo een matigende, regeringsgezinde invloed uitoefenen. Informatie over doen en laten van de PP belandde zo bij de regering en met name Amir Sjarifoeddin. Ir. Sakirman zou zelfs in opdracht van Amir, naar werd gezegd, Tan Malaka in de gaten moeten houden en was in deze periode voortdurend in zijn buurt te vinden.123 Ook de NEFIS vermoedde zo’n opzet.124 De Badan Kongres Pemoeda Repoeblik Indonesia was een federatie, waarin de Pesindo de sterkste stem had. Chairul Saleh was voorzitter en vurig Tan-Malaka-aanhanger, maar dat gold niet voor zijn medebestuursleden. De BPRI van Soetomo stond voor strijd en eenheid, maar hield nadrukkelijk afstand tot het politieke bedrijf. Soetomo was op het tweede PP-congres weggelopen. Hij vond Tan Malaka’s uitlatingen en de stemming te extreem tegen de regering, waarin hij toen nog vertrouwen had.125 De BPRI volgde zijn eigen, weliswaar aan de PP-richting verwante koers, maar was geen vastbesloten medestander. De PBI tenslotte stond als radicale socialistische partij dicht bij Tan Malaka, maar was niet groot. De vrouwenfederatie Perwari, toegevoegd aan het kwintet, was uiteraard heterogeen, met als voorzitter 121 Merdeka, 9-2-1946; Lasjkar, 11-2-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-2(6/13-21946):69. 122 Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-3(13/20-2-1946):92. 123 Interview Sudarisman Purwokusumo, Djokjakarta, 16-10-1980. 124 NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 30 in CAD GG 60-340: ‘Er is zelfs reden om aan te nemen, dat Sjarifoedin en zijn geestverwanten allerlei gematigde elementen tot de Persatoean Perdjoeangan hebben doen toetreden om aldus potentieele tegenstellingen binnen de organisatie te scheppen.’ 125 Interview Soetomo, Djakarta, 11-11-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

232

Verguisd en vergeten

mw. Mangoensarkoro, met een staat van dienst als opposante tegen Tan Malaka. Al met al kon de PP niet steunen op een standvastige, eensgezinde coalitie om zijn doelen te verwezenlijken. Als organisatie ook kwam de PP maar langzaam van de grond. Pas op 12 en 20 februari werd de centrale organisatie concreet ingevuld. Op lokaal en regionaal niveau vond de vorming van PP-kernen maar in een handvol gevallen plaats. Er bestond een PP voor West-Java, met als standplaats Cheribon,126 in Tasikmalaja vonden 20 organisaties zich op 15 februari in de PP.127 Op 1 maart kwam in Bandoeng de PP Priangan tot stand met 61 deelnemers, waaronder Masjoemi, Pesindo en PBI, maar ook de Partai Sosialis en TRI. Het program van de centrale PP werd volledig onderschreven.128 Naast deze West-Javaanse actie is slechts een PP in Kroja (Midden-Java) bekend.129 Lokale afdelingen werden door de NEFIS nog genoteerd in Soekaboemi, Tjiamis, Poerwokerto, Malang en Madioen.130 De Lasjkar Rakjat Djakarta Raya voerde in zijn eigen regio actie tegen de onderhandelingen. They sponsored a drama group which toured the countryside presenting the perjuangan message and carrying a large poster showing Syahrir as a dog wearing a crown, symbolic of Dutch sovereignty, and eating human faeces. Other lasykar maintained that the letters of Syahrir’s name stood for Saya yang akan hancurkan Republik Indonesia (‘I am the one who will destroy the great Indonesian Republic’).

Maar het succes van Tan Malaka was ook hier niet onverdeeld. Tan Malaka’s ideeën gingen aan de aanhang voorbij. ‘Even relatively well-educated lasykar who visited Central Java to attend PP rallies described Tan Malaka’s lectures as boring.’131

126

Merdeka, 16-2-1946; Ra’jat, 18-2-1946. Boeroeh, 18-2-1946. 128 Antara, 2-3-1946, in Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 4-3-1946; Ra’jat, 5-3-1946; ook Aminoellah 1946:21-2. 129 Kedaulatan Rakjat, 19-2-1946. 130 NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 29, in CAD GG 60-340. 131 Cribb 1991:98. Cribb 1991:98-9 wijt dit ook aan de verschillende optiek van Tan Malaka, die op centraal niveau de macht wilde overnemen voor een geheel andere koers, en de LRDR die slechts was geïnteresseerd in ‘direct action to drive out the Dutch’. Dit doet de LRDR geen recht, noch zijn voormannen die heel goed in staat waren verder dan Krawang en Djakarta te kijken en te denken. 127

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

233

Tan Malaka in het openbaar Tan Malaka was verhuisd van Ismails woning naar die van Soekarni aan Djalan Merapi 12.132 Hij liet zich op 10 februari weer in het openbaar zien. Hij verscheen in Solo, in de sociëteit van de mangkoenegaran, op de tweede dag van het oprichtingscongres van de journalistenbond Persatoean Wartawan Indonesia. Soemantoro, die de tweede congresdag voorzat, had Tan Malaka in zijn opvallende gele auto meegenomen. Om half elf kreeg hij het woord. Rosihan Anwar was er bij: ‘Hij was al 52 jaar. Een platte neus, scherpe blikken, van gemiddelde gestalte. Hij droeg een zwart hemd en broek van kaki en toen hij arriveerde een lichtgroene tropenhelm. Hij sprak met ietwat schorre stem.’133 Een andere jonge journalist herinnerde zich: ‘Een stevig figuur, donkere huid, holle ogen maar een knap gezicht, een zware stem’.134 De aanwezige journalist Rivai Marlaut noemt Tan Malaka’s donkere huidskleur en zijn opvallend scherpe ogen. Hij zei zelf daarover: ‘Mijn ogen zijn als van een rusa (hert), omdat ik in alle uithoeken van de aarde op mijn hoede moet zijn, omdat mijn vijand, alle imperialistische landen van de wereld, mij wil oppakken’. Opvallend was dat hij zijn horloge niet om zijn pols droeg, maar dichtbij zijn elleboog. Fanatieke volgelingen volgden dit, onder wie Chairul Saleh.135 Tan Malaka sprak zonder tekst. Zijn taalgebruik was archaïsch en Minangkabaus; hij gebruikte ook voor velen onbekende termen, zoals parewa – Minangkabaus voor avonturier. Rosihan Anwar vond hem als redenaar niet indrukwekkend. De aandacht verslapte dan ook, en hij zag diverse collega’s gapen. Een andere aanwezige, Sjamsudin Tjan, die Tan Malaka ook op de PP-congressen had horen spreken noemt hem serieus, met priemende ogen, stevig en in zijn gedrag zeer eenvoudig. ‘Als redenaar kon hij twijfelaars vastberaden maken, angstige luisteraars werden moedig en bereid hun leven te offeren voor de strijd. Hij kon urenlang spreken zonder zijn gehoor te vervelen, met luide en heldere stem, en als agitator kon zijn rede je de haren te berge doen rijzen.’ Na tweeënhalf136 uur was het verhaal ten einde. Tan Malaka kreeg 132

Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980. In deze maanden logeerde hij ook regelmatig bij de journalist Rachmat Nasution, wiens zoon Adnan Buyung dan zijn kamer moest afstaan aan de anonieme ’oom’ (Adnan Buyung Nasution 2004:36-7). 133 Rosihan Anwar 1979:21. Op de eerste dag sprak Amir Sjarifoedin (Kenang-kenangan Persatuan Wartawan Indonesia 1954:59). Tan Malaka schreef Amir nooit te hebben ontmoet (Pendjara III:79; Jail III:125), maar vergist zich hier. 134 Soebagijo, ‘Melihat lahirnja PWI 9 Pebruari 1946 di Solo’, Kompas, 19-2-1971, overgenomen in Soebagijo 1980b:147 en 1982b:58. 135 Rivai Marlaut in de Padangse krant Haluan, overgenomen in ‘Sedjarah hilangnja Pahlawan Murba Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka’, Pacific, 18-11-1950 en Tan Malaka 1949-1956 1956:5. 136 Soebagijo (in Kompas, 19-2-1971) houdt het op drie uur; Boeroeh, 11-2-1946 op drieënhalf

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

234

Verguisd en vergeten

applaus, werd uitgeleide gedaan en vertrok meteen. Weer met Soemantoro en met Ida Sanawi, secretaresse bij ‘Kedaulatan Rakjat’ en aanstaande echtgenote van Rosihan Anwar, die Tan Malaka omschreef als ‘zwijgzaam, galant en verlegen’.137 Tan Malaka vertelde eerst over zijn omzwervingen,138 waarna de actualiteit aan de orde kwam. In de huidige strijd diende niet louter volgens logica en analogie een koers te worden uitgezet, maar was een revolutionair-dialectische denkwijze nodig, ‘het benutten van alle mogelijkheden die zich qua tijd, plaats en omstandigheden voordoen. Politiek kan niet volgens een vast recept worden bedreven. Wie vandaag vijand is, kan mogelijk morgen een bondgenoot zijn en andersom.’ Ten opzichte van de grootmachten is angst niet op zijn plaats. Hun geschillen zijn onze kracht, laveren daartussen is nodig. Economische belangen, niet sentimenten of rasverschillen liggen aan de basis van de Indonesische strijd; met dat voor ogen dient een politieke koers te worden uitgezet. De tegenstellingen in de wereld werden door Tan Malaka in vier paren samengevat: tussen imperialistische landen en hun koloniën, tussen kapitalisten en arbeiders, tussen kapitalistisch-imperialistische landen onderling, en tussen de winnaars en verliezers van de oorlog. Het vormde de opmaat voor een lange uitleg, die zijn gehoor over de gehele wereld leidde. Tot slot zei hij dat de ‘bambu-runtjing’-diplomatie Indonesië internationale aandacht had opgeleverd en zelfs tot onderwerp van discussie in de Veiligheidsraad had gemaakt. Maar op de VN moest niet worden gerekend. Onafhankelijkheid was geen geschenk maar een absoluut recht.139 uur en Rivai Marlaut op vier uur, zoals aangehaald in ‘Sedjarah hilangnja Pahlawan Murba Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka’, Pacific, 18-11-1950 en Tan Malaka 1949-1956 1956:5. 137 Soebagijo, Abdurrachman Surjomihardjo en Swantoro 1977:15-6; Rosihan Anwar 1979:21, 26; interview Rosihan Anwar, Djakarta, 18-5-1996; brief Sjamsudin Tjan aan Helen Jarvis, Djakarta, oktober 1972. 138 Rosihan Anwar 1979:21-6 vat dit samen. Rosihan Anwar 1983:27 verwijst naar deze bijeenkomst. 139 Het Antaraverslag staat in Berdjoeang 13-2-1946, Penghela Rakjat 15-2-1946 en, bekort, in Soeara Rakjat, 13-2-1946; ook overgenomen in Raliby 1953:229-30. Korte verslagen in Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 11-2-1946. Een ander verslag is te vinden in een artikel van Rivai Marlaut in de Padangse krant Haluan in 1950. Volgens hem vertelde Tan Malaka dat hij in 1922 na zijn Nederlands verblijf naar Parijs vertrok. Hij zou daar drie maanden hebben samengewoond met Leon Blum en ook Maurice Thorez hebben leren kennen. Van Parijs ging hij naar Moskou waar hij uitgebreid sprak met Stalin, Molotov en Litvinov. Hij kreeg een volmacht om de zaak van het communisme naar eigen inzicht te behartigen in de Pacific-regio – de leiders in Moskou ontbrak het aan kennis hiertoe. Tijdens zijn verblijf in Manila had hij nauw contact met Manuel Quezon en werd hij na zijn arrestatie verdedigd door een advocaat, die in 1946 minister van justitie werd. En, sloot Tan Malaka af, wie hem niet geloofde kon navraag doen in Parijs, Moskou en Manila. Tan Malaka geeft hier een nogal geflatteerd verslag van zijn omzwervingen, zelfs als Rivai Marlaut hier en daar verkeerd samenvat. In Dari pendjara ke pendjara is dit alles niet te vinden – een verblijf in Parijs wordt nergens anders genoemd. Rivai Marlauts artikel was voor mij

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

235

De rede was een intermezzo, waarschijnlijk ook om Soemantoro een plezier te doen. Soemantoro gaf Tan Malaka in zijn krant alle ruimte. Tan Malaka had grote invloed op de jonge hoofdredacteur, die Tan Malaka op zijn beurt van veel informatie voorzag. Het zal niet alleen voor Soemantoro’s genoegen zijn geweest dat Tan Malaka toestemde. Hij kreeg ook de kans de honderd verzamelde opiniemakers te beïnvloeden; succes daarbij zou hem zeer te stade komen in de komende krachtmeting met de regering. Opvoering van de druk De PP-leden werden bijeengeroepen op 12 februari in het kantoor van ‘Kedaulatan Rakjat’ ter bespreking van de ‘delegatie, samenstelling van het secretariaat, de actie van de PP, enz.’140 De vergadering werd verplaatst naar Balai Mataram, Djalan Ngabean 4, op de bovenverdieping waarvan ook het PP-hoofdkwartier tijdelijk werd gevestigd. Het kwam eindelijk tot de benoeming van de PP-leiding. Tan Malaka werd promotor. De vier werk­ comités – of afdelingen zoals nu genoemd – kwamen onder leiding van Wali al-Fatah (geschillen), Chairul Saleh (politiek), S.K. Trimurti (economie) en ir. Sakirman (defensie). Algemeen secretaris werd Soekarni. Aan de afdelingen waren niet met name genoemde partijvertegenwoordigers en deskundigen toegevoegd.141 Tan Malaka wilde geen voorzitter worden, maar als promotor was hij eveneens de onbetwiste leidsman van de PP. Hij kon tevreden zijn over de invulling van de functies. Soekarni bezette de op één na invloedrijkste positie. Chairul Saleh en ook Wali al-Fatah waren trouwe supporters. Trimurti, lid van PBI, onderhield goede relaties in het gehele radicale spectrum,142 Sakirman was wellicht het koekoeksjong. Bij besluitvorming in het secretariaat kon hij rekenen op een meerderheid. ‘Het wiel van de PP begint te draaien’ stond als kop boven dit artikel. Er was ook gesproken over de ‘delegatie’, maar hierover werd geen enkele verdere toelichting verschaft. Een duidelijk andere koers, die van de massaactie, werd ingeslagen met een oproep tot massademonstraties in geheel niet te achterhalen, maar wordt uitvoerig aangehaald in ‘Sedjarah hilangnja Pahlawan Murba Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka’, Pacific, 17- en 18-11-1950, overgenomen in Tan Malaka 19491956 1956:4-5. 140 Kedaulatan Rakjat, 9-2-1946. De krant maakte hiermee heel duidelijk waar de sympathie lag. 141 Kedaulatan Rakjat, 13-2-1946; Boeroeh, 15-2-1946; Merdeka, 16-2-1946; Ra’jat, 16-2-1946. NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 29, in CAD GG 60-340, toont dat de PP-organisatie dicht aansloot op Tan Malaka’s ideeën hierover in Moeslihat. 142 Trimurti (interview Djakarta, 25-8-1980) heeft geen herinneringen aan haar werk in de PPorganisatie. Wellicht kwamen de werkcomités niet erg van de grond.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

236

Indonesië op 17 februari, de dag dat de Republik een half jaar bestond, ‘ter vernieuwing van de vastbeslotenheid en vastberadenheid om ons minimumprogram uit te voeren’. De negentien grote leden143 met name, en alle 137 leden in het algemeen werden opgeroepen om overal deze demonstraties mee te organiseren. Laten wij de gehele wereld tonen dat wij, het volk van zeventig miljoen Indonesiërs, met alle kracht de uitvoering eisen van: 1. 2. 3. 4.

de inhoud van het minimumprogram van de PP; de terugtrekking van het Brits-NICA-leger uit Indonesië; het verdwijnen van internationale rechtspraak en politie uit Indonesië; de vrijlating van jonge mannen en vrouwen die vastgezet zijn door Britten/ NICA; 5. het aflasten van besprekingen met Kerr en Van Mook, zolang niet aan de voorwaarde van erkenning van onafhankelijk Indonesië (internationaal recht) is voldaan.144

De herdenking was een te mooie gelegenheid om niet te benutten voor een nieuwe impuls aan de PP-actie. Het minimumprogram werd opgevoerd. De meervoudige uitleg die aan het eerste punt in zijn bekorte vorm kon worden gegeven, werd eenduidig ingevuld met de nieuwe punten 2, 3 en 5. Van overleg kon pas sprake zijn als de vreemde troepen Indonesië hadden verlaten, zoals ook oorspronkelijk geformuleerd in het minimumprogram. De PP-leden die eerst in meerderheid de bekorting hadden afgedwongen, stemden blijkbaar nu in met het stellen van de harde, voor de Nederlanders en Britten onaanvaardbare eisen. Het vierde punt haakte in op protesten tegen de internering van Republikeinse jongeren. Als represaille werd wel gedreigd met stopzetting van de repatriëring van Europese ex-geïnterneerden uit Republikeins gebied – een punt dat impliciet zat opgesloten in punt vijf van het minimum143

In vergelijking met het derde PP-congres in Solo, twee weken eerder, werden PNI en de sterke boerenbond Barisan Tani Indonesia (BTI) nu opgevoerd als volwaardig lid – toen nog voorlopig lid – en Barisan Boeroeh Indonesia als nieuw lid. Voor PNI en BTI was dat voorbarig. De PNI-Partijraad gaf op 14 februari een verklaring uit, dat hoewel het PNI-congres de toetreding had goedgekeurd, de PNI formeel nog geen lid was (Kedaulatan Rakjat, 15-2-1946; Boeroeh, 16-2-1946). Op 27 februari werd de toetreding bericht (Boeroeh, 27-2-1946). In het overhalen van de PNI tot toetreding tot de PP paste, volgens PNI-bestuurslid Manai Sophiaan, ook een bezoek van Tan Malaka aan de Djokjase voorman Sujono Hadinoto (Sophiaan 1991:159). De BTI verklaarde dat een besluit over toetreding pas op 23 februari op een BTI-vergadering zou worden genomen (Boeroeh, 16-2-1946; Kedaulatan Rakjat, 18-2-1946). Tot toetreding werd ook toen niet besloten, omdat er nog zaken waren die nog niet overeenkwamen met de opvatting van de BTI (Kedaulatan Rakjat, 1-3-1946; Antara, 2-3-1946). Over het ledental ook NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), pp. 10, 28, in CAD GG 60-340. Hier wordt ook KRIS als lid genoemd, en het mogelijk afvallen van Barisan Rakjat en Koperasi Rakjat Indonesia. 144 Kedaulatan Rakjat, 13-2-1946; Boeroeh, 13-2-1946; Merdeka, 15-2-1946; Ra’jat 15-2-1946; Penghela Rakjat, 15-2-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-3(13/20-2-1946):94.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

237

program. De voorstellen van Van Mook, de bemiddeling van Clark Kerr en de reactie van de Republik waren nog onbekend, maar waren op voorhand een omstreden zaak. Alle ontmoetingen en overleg tot dan toe waren informeel geweest. De Nederlandse voorstellen en de reactie van de regering van de Republik daarop, raakten direct aan de 100% merdeka, in welke uitleg dan ook, die als leuze en programpunt onaantastbaar was geworden. De PP werd nog een ander actiepunt in de schoot geworpen, dat handig werd uitgebuit. Op 21 januari 1946 had de Ukraïne bij de Veiligheidsraad een klacht ingediend tegen het optreden van Britse en Japanse vijandelijke troepen tegen de Indonesische bevolking. Dit was een bedreiging voor de handhaving van internationale vrede en veiligheid. De Raad werd om een onderzoek gevraagd en om maatregelen om deze toestand te beëindigen.145 Op 7 februari werd de klacht in behandeling genomen: op vijf opeenvolgende dagen, van 9 tot 13 februari, stond het op de agenda. De Ukraïnse delegatieleider D. Manuilsky veroordeelde de onderdrukking van de Indonesische nationale bevrijdingsbeweging en vroeg om een onderzoekscommissie, van China, Nederland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjetunie, die zou rapporteren aan de Veiligheidsraad. Nederland wees het voorstel af als inmenging in de Nederlandse aangelegenheden en kreeg daarvoor brede steun. De onderhandelingen, die op het punt stonden te beginnen, maakten duidelijk dat van een bedreiging van vrede en veiligheid geen sprake was, aldus het Nederlandse verweer. Op 13 februari kreeg het Ukraïnse voorstel slechts twee stemmen. Een voorstel van Egypte om de Britse troepen terug te trekken nadat hun ‘strictly limited purposes’ waren bereikt, kreeg niet méér steun. Indonesië was daarmee van de agenda. De afleidingsmanoeuvre van de Sovjetunie was succesvol, en leverde zelfs meer op. De Sovjetunie had zijn steun betuigd aan het Aziatische nationalisme en kweekte daarmee grote goodwill, ten koste van de in de verdediging gedrongen Britten en Nederlanders.146 Indonesië stond opeens in het centrum van de wereldaandacht. De Indonesische kranten gaven uitvoerig verslag van de beraadslagingen, waarin de Sovjetunie zijn sympathieke hoofdrol speelde. De regering-Sjahrir kon zich, om haar internationale positie niet te verzwakken, niet veroorloven de communistische steun te prijzen. De PP kon dat wel en stuurde een telegram aan Manuilsky en zijn Sovjetcollega A. Vyshinsky. Het originele telegram luidde: We, in the name of the Congress of the Persatoean Perdjoeangan (United Action) consisting of 137 organs representing political, social, economic and military organisations in Indonesia, feel highly enthousiastic of the similarity of your unbiased 145 De klacht was een reactie op een soortgelijke klacht van Iran tegen de Sovjetunie. De Sovjetunie diende ook een klacht in tegen het Britse optreden in Griekenland (Taylor 1960:14). 146 Taylor 1960:14-8; Indonesië in de Veiligheidsraad 1947:7-16.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

238

Verguisd en vergeten

Een zeer bescheiden demonstratie dankt de Ukraïne en houdt omhoog: Leve Manuilsky. and just action with our wants, which we have undertaken. We firmly believe that we represent the feelings of the 70 millions Indonesians who are now defending with their lifes the complete Independence of Indonesia, if we, herewith express our sincere gratitude for your action and hope for your victory in your fight in U.N.O. 147

Het telegram haalde vele voorpagina’s en werd door Masjoemi en Partai Boeroeh Indonesia nagevolgd.148 Een paar dagen later schreef Tan Malaka een artikel over de VN dat in ‘Kedaulatan Rakjat’ werd afgedrukt. Was de VN ondanks zijn mooie handvest geen reïncarnatie van de Volkenbond? Indonesië kan, volgens Tan Malaka als toetssteen hierbij gelden. Manuilsky en Vyshinsky dolven na vurige debatten in de stemming het onderspit tegen Bevin en Van Kleffens, de Britse en Nederlandse ministers van buitenlandse zaken. Er is nu geen land dichter bij het hart van het Indonesische dan Sovjet147 Kedaulatan Rakjat, 13-2-1946, ook in Boeroeh, 13-2-1946; Merdeka, 15-2-1946; Soeara Rakjat, 15-2-1946; Madjallah Tentara Republik Indonesia 1-4/5(25-2/10-3-1946):97. Ook in Raliby 1953:240. 148 Masjoemi dankte per radiogram de Sovjetvertegenwoordigers, en op dezelfde wijze de Indiase leiders Mohammad Ali Jinnah en Jawaharlal Nehru voor hun steun aan de Republik: Boeroeh, 15-2-1946; Merdeka, 18-2-1946 en Raliby 1953:242-3. Voor het PBI-telegram: Boeroeh, 18-2-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

239

Rusland, geen buitenlandse naam hoger geëerd dan die van Manuilsky en Vyshinsky. Het Indonesische volk kent nu vriend en vijand. De Britten hebben met hun ‘tricks’ de VN misleid. Vele leden zijn onkundig over Indonesië, volgen de Britten en zijn bang voor de ‘rode beer’. De gevolgen kunnen ernstig zijn; Vyshinsky dreigde al dat de oorlog in Indonesië tot de Derde Wereldoorlog kan leiden. Maar achter Sovjet-Rusland staan honderden miljoenen onderdrukten in Azië en Afrika. Sovjet-Rusland zal zijn inzet voor het einde van onderdrukking en kapitalisme niet verloochenen. Britse macht over het strategisch gelegen Indonesië en zijn grondstoffen is op den duur niet aanvaardbaar voor de Sovjets. Met het miskennen van de Indonesische onafhankelijkheid miskent de VN zijn eigen handvest. De wereld wordt zo naar een Derde Wereldoorlog gevoerd. Die zal schade en lijden brengen, maar ‘tot slot zal Indonesië tot de zegevierende volken en landen behoren: de zege van de onafhankelijkheid op de onderdrukking en de zege van het socialisme op het oude, versleten en wrakke kapitalisme’.149 In de aanloop naar de viering van een half jaar Republik liet Tan Malaka zich interviewen door Antara over Van Mooks voorstellen van 10 februari voor de regeling van het conflict tussen Nederland en de Republik. Op de vraag naar zijn opvatting over de aanstaande onderhandelingen tussen Nederland, Groot-Brittannië en de Republik was het antwoord dat de erkenning van 100% nog steeds vooropstond; daarna pas kon sprake zijn van onderhandelingen. Indien aan deze voorwaarde niet wordt voldaan, zullen wij ‘op de krachtigst mogelijke wijze protesteren’. Ook de vreemde troepen moeten eerst vertrekken en de door de Britten en Nederlanders vastgehouden Indonesiërs moeten worden vrijgelaten. ‘Onderhandelingen die niet aan deze voorwaarden voldoen, zullen niet worden erkend door de Persatoean Perdjoeangan.’ Op de vraag of de PP alle stromingen in de Indonesische maatschappij vertegenwoordigde, links en rechts, was het antwoord dat 99% van de bevolking in 141 organisaties in de PP was verenigd. De steun van soesoehoenan en sultan bewijst dat niet alleen links achter de PP staat. Op de vraag wat zou geschieden als de regering het minimumprogram afwees was het vage, maar ook betekenisvolle korte antwoord dat de reactie dan zou worden bepaald door het volk zelf. In andere vragen gaf Tan Malaka zijn opinie over de rol van de VN en positie en perspectief van de Republik; hij ontvouwde hierin geen nieuwe opvattingen.150 Tan Malaka kwam hier heel dichtbij een oproep 149 Tan Malaka, ‘U.N.O. toelen atau lantjoeng?’, Kedaulatan Rakjat, 18-2-1946, ook in Penghela Rakjat, 21-2-1946; Masjarakat, 25- en 27-2-1946; Api Merdeka (Jogjakarta) 1-8(1-3-1946):120-2; ook aangehaald in Rise of communism 1948:56-8. 150 Berita Indonesia, 13-2-1946; Ra’jat, 13-2-1946; Penghela Rakjat, 13-2-1946; Kedaulatan Rakjat, 14-2-1946; Merdeka, 15-2-1946; Lasjkar, 15-2-1946. Rin.Al. [Rinto Alwi], ‘Kejakinan kita’, Ra’jat, 15-2-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-3(13/20-2-1946):94, ondersteunde zonder enige kritiek Tan Malaka’s opstelling.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

240

Verguisd en vergeten

tot revolutie; hij zei het alleen nog niet ronduit.151 Aan de vooravond van de halfjaarherdenking van de Republik plaatste ‘Kedaulatan Rakjat’ nog eens in grote opmaak de vijf eisen, waarvoor de algemene actie diende te worden gevoerd en werd het minimumprogram met toelichting ook weer afgedrukt.152 Vanzelfsprekend was de viering in Djokja de grootste. Een organisatie­ comité was ingesteld dat in zijn agenda ochtendvergaderingen van arbeiders, pemuda en Masjoemi had staan, met ‘s middags een grote parade en demonstratie, met deelname van leger en strijdorganisaties. De demonstratie was bedoeld als sympathiebetoon aan Rusland en Ukraïne en uitdrukking van het verlangen naar 100% merdeka. In het programma was geen plaats voor een rede van Soekarno of Hatta. Beiden vertrokken op 13 februari voor een rondreis door de Oosthoek, de oostelijke punt van Java. Ook ministers schitterden door afwezigheid. Was Soekarno’s rondreis een tactische manoeuvre en het ontlopen van onaangename confrontaties met de PP-eisen? Het lijken voor de hand liggende redenen.153 Op de arbeidersvergadering sprak ook Trimurti, die geen controversiël­e zaken aanraakte.154 Een spreker namens de Lasjkar Boeroeh Indonesia, verbonden aan het PBI-BBI-complex, verklaarde dat zijn organisatie zich inzette voor een strijd volgens de PP-idealen. De vier slotresoluties vroegen Sjahrir met Van Mook te onderhandelen op basis van 100% merdeka, dankten Manuilsky en Vyshinsky, de arbeiders in Australië, Ceylon en Malakka en protesteerden bij de VN tegen de afwijzing van de onderzoekscommissie zoals door Manuilsky voorgesteld. Het grote gebeuren was ‘s middags – een massademonstratie en defilé. De Barisan Wanita droeg een spandoek mee met daarop: ‘Sjahrir is er voor ons en wij zijn er niet voor Sjahrir’ – beschaafde kritiek, maar vernietigend. Op het 151

Raliby 1953:239-40 dateert op 13 februari 1946 een reactie van Tan Malaka op de aanstaande onderhandelingen. Hij stelt vier voorwaarden vooraf. Drie ervan zijn bekend, erkenning door Nederland, terugtrekken van vreemde troepen, vrijlating van door de geallieerden vastgehouden Indonesiërs, en zou Raliby kunnen ontlenen aan het Antara-interview. De vierde, een VN-waarnemer bij de besprekingen, is daarin niet te vinden. De uitspraak van Tan Malaka, dat als de Indonesische regering deze voorstellen negeert, het volk een algemene opstand zal ontketenen, heb ik niet in de eigentijdse pers gevonden. Zo’n onverhulde uitspraak paste (nog) niet in de krachtproef tussen regering en PP. 152 Kedaulatan Rakjat, 15-2-1946. Deze toelichting was een aangepaste versie van de begeleidende tekst van het ontwerp-minimumprogram. 153 Boeroeh, 12-, 13- en 16-2-1946. De resolutie over de steun van Rusland en Ukraïne en de 100% in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-4(21/26-2-1946):120. 154 S.K. Tri[murti], ‘Pemerintah Indonesia Merdeka mesti diperkoeatkan’, Kedaulatan Rakjat, 14-2-1946 schreef daar dat naast de algemene steun aan de PP, die zich richtte op het verdrijven van ‘de dief in huis’, de regering zich moest versterken. In overigens gematigde bewoordingen vroeg zij om een aanpassing van de samenstelling en maatregelen om de volkssteun aan de regering te verzekeren.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

241

podium zaten ‘opperbevelhebber Soedirman, staf van het opperbevel van de TRI [Tentara Repoeblik Indonesia, zoals de TKR eind januari was herdoopt], de pakoe alam en een vertegenwoordiger namens de sultan, mr. Soebardjo, dr. Boentaran, mr. Boedhiarto, de algemeen secretaris van de PP, Soekarni en anderen’. Geen ministers dus, ook geen vertegenwoordigers van de regering op welk niveau ook. Maar ook Tan Malaka ontbrak op wat een hoogtepunt in de PP-actie moest zijn. En plotseling verschijnen twee verguisde ex-ministers uit het eerste kabinet in een prominente positie. Ze zaten waarschijnlijk op het podium in hun functie van legeradviseur. Zij behoorden bij de oppositie en het signaal was voor de ingewijden duidelijk. Soedirman was de enige spreker.155 Waarom sprak niemand van de PP? Had Soedirman bezwaar daartegen? En stelde hij zijn aanwezigheid en die van de TRI daarvan afhankelijk? Het zou de afwezigheid van Tan Malaka verklaren. Soedirmans rede was voorzichtig. Slechts enkele malen en bijna terloops verwees hij naar de PP. Slechts één maal bij name, als voorbeeld van ‘constructieve energie’. Maar ook verklaarde hij: ‘Wij vormen steeds een leger dat de verantwoording neemt voor alle maatregelen van zijn regering’. Een grote optocht, zeven kilometer lang, vulde daarna de Djokjase hoofdstraten.156 Had de PP elders meer of nog meer succes met zijn demonstraties? In Djakarta volgde deze het PP-model, met telegrammen aan Sjahrir.157 In Magelang nam een massameeting met veertigduizend bezoekers moties aan waarin besprekingen op basis van 100% en de terugtrekking van Britse en Nederlandse troepen werden geëist, en de afkeer van elk kapitalisme en imperialisme werd beleden.158 In Madioen werd opgeroepen tot het aflasten van de besprekingen en vrijlating van de door de geallieerden vastgezette 155 Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 18-2-1946. Boedhiarto was de jongste broer van Boentaran. De leuze in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-4(21/27-2-1946):121. 156 Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 18-2-1946. Soedirmans rede ook als Soedirman 1946 en 1970:7-10 (met als bron Al Djihad, 18-2-1946) en in Raliby 1953:245-7; Puar 1981:45-51 en Radik Utoyo Sudirjo 1985:216-9. De rede had tot titel: ‘Kita tidak mau menerima imperialisme Belanda kembali’ (Wij zullen het Nederlandse imperialisme niet meer laten terugkeren). Volgens Mujanto 1975a:72-3 sprak Soedirman zich wel duidelijk voor de PP uit. Hij laat de feestelijkheden zich ten onrechte afspelen in Solo. Habromarkoto, ‘Demonstrasi’, Boeroeh, 18-2-1946 schrijft dat de PP de grootste verantwoordelijkheid droeg voor de ‘revolutionaire’ aard van de demonstraties, en moest zich hierbij vooral baseren op de viering in Djokja. Het enige aandeel van Tan Malaka in de herdenking was een kort artikel ‘Pendapat Tan Malaka’ in het speciale nummer – zes bladzijden dik – van Lasjkar, 16/17-2-1946, waarin hij langs bekende lijnen over de tactiek in de strijd, de bambu-runtjing-diplomatie en de aldus veroverde aandacht in de wereld voor Indonesië schrijft. Het uitgebreide herdenkingsnummer van Merdeka (6 Boelan Repoeblik Indonesia 1946) drukte een hoofdstuk uit Manifesto Pari af en was blijkbaar niet in staat een actueler of origineler bijdrage te verkrijgen. Sutter 1959, II:335 vat deze bijdrage samen en ziet dit ten onrechte als een origineel, actueel artikel. 157 Merdeka, 19-2-1946. 158 Penghela Rakjat, 18-2-1946. De naam van de PP werd hierbij niet genoemd, maar dat kan ook liggen aan de Pesindobron voor deze informatie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

242

Verguisd en vergeten

Indonesiërs.159 In Solo was niets te merken van enige PP-invloed op de viering. De sprekers hielden radicale feestredes, maar van enige verwijzing naar de PP-eisen was niets te bespeuren en PP-prominenten hadden geen aandeel in de zeer drukbezochte herdenking.160 Het onvolledige overzicht van de viering van een half jaar Republik lijkt te wijzen op een redelijk succes van de PP. In een aantal plaatsen kon de PP blijkbaar zijn stempel drukken op de organisatie; elders werden zijn eisen neergelegd in moties. Voor de regering vielen in dit alles weinig lichtpunten te ontdekken. De moties van al die bijeenkomsten kwamen bij Sjahrir terecht en werden deel van een stroom die op gang was gekomen nadat op 10 februari Van Mook zijn voorstellen aan de Republik had voorgelegd. In die moties en telegrammen stond de leuze 100% merdeka centraal. Maar de betekenis ervan verschilde, al naar gelang de omringende tekst. Er was sprake van besprekingen op basis van 100% merdeka, en van besprekingen na erkenning van 100% merdeka. Een enkel woordje gaf hierbij het verschil aan tussen goedkeuring aan Sjahrir om te gaan onderhandelen, waarbij het resultaat dan 100% merdeka moest opleveren, en de in het PP-program hernieuwde verduidelijking dat de erkenning van 100% merdeka aan besprekingen vooraf diende te gaan. Het leverde natuurlijk verwarring op, en regering en PP raakten verzeild in tekstuitleg en haarkloverij, onvermijdelijk ten voordele van de zittende macht. Aan de deelnemers aan al die bijeenkomsten waar werd besloten tot het zenden van een telegram zullen deze subtiliteiten wel grotendeels zijn voorbijgegaan; met de leuze ‘100% merdeka’ hoe dan ook werd door hun leiding in ieder geval aan de nationalistische plicht voldaan.161 Yamin verzorgde een eigen bijdrage aan de viering met weer een brochure van meer dan vijftig dichtbedrukte bladzijden, Pembelaan Republik Indonesia (Verdediging van de Republik Indonesia), dat hij dateerde op Solo, 17 februari 1946. Met veel omhaal van woorden en vertoon van eruditie, zonder de agressief-polemische toon van Membentoek kabinet jang ketiga, zette hij zijn opvattingen weer uiteen. Yamins uitgangspunt is dat met de Proclamatie de Republik zijn absolute recht op onafhankelijkheid heeft uitgeoefend. Die moet nu worden verdedigd door bambu runtjing en een passende tactiek, op basis van een ‘radicaal-revolutionarisme’. Hij gaat uitvoerig in op de facto en 159

Kedaulatan Rakjat, 18-2-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-4(21/27-2-1946):130. Verder zijn er nog verslagen over de viering in Kroja, waar de PP de massameeting organiseerde en de PP-eisen werden onderschreven (Kedaulatan Rakjat, 19-2-1946) en Klaten, waar de PP ongenoemd bleef in het verslag, maar zijn eisen wel werden onderschreven (Boeroeh, 18-21946). 160 Lasjkar, 18-2-1946. 161 Tot begin maart wordt in Boeroeh over een dertigtal van zulke telegrammen bericht; in Kedaulatan Rakjat zijn het een twintigtal. Op 19 februari schrijft Pembantoe Kita [Onze medewerker], ‘Sjahrir, poesat perhatian’, Boeroeh, 19-2-1946 al over een stortvloed van telegrammen aan Sjahrir. Hierover ook Anderson 1972:305.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

243

de jure erkenning, op de status van kolonie, mandaat, trustgebied en gemenebest. In dat overzicht wordt Tan Malaka éénmaal genoemd als auteur van Naar de ‘Repoeblik-Indonesia’162 en de Pari vermeld, naast de PNI, als voorhoede in de massa-actie.163 Hij hekelt de passieve, beperkte en ondeskundige diplomatie van de Republik, die goede diplomaten ontbeert, in het buitenland actief moeten worden en het PP-program, de neerslag van de volkswens, als gids moet nemen.164 De Nederlandse voorstellen, zoals Van Mook die op 10 februari voorlegde, worden uitvoerig weergegeven, geanalyseerd165 en beantwoord met ‘Acht eisen van het Indonesische volk’.166 De reële onafhankelijkheid moet worden erkend, de vijandige troepen teruggetrokken en Nederland heeft geen enkel recht of eigendom in de Republik, die ook Malakka en geheel Nieuw-Guinea moet omvatten. Tot dat alles is bereikt zal worden gestreden. Regering, regio en burgers moeten waken voor verdeeldheid; de PP en zijn minimumprogram vormen een waarborg daartegen.167 Alles minder dan 100% merdeka is verraad aan de Republik. Hij waarschuwt expliciet tegen het gevaar van te veel macht voor het leger, dat politietaken naar zich toetrekt en ruimte dient te geven aan de strijdorganisaties – pas dan is sprake van een volksleger.168 Als de contrarevolutie wordt afgeweerd, zal de weg worden ingeslagen naar de Socialistische Republik Indonesia, met als revolutionaire motor het moerba-volk en als hun uitvoerders de pemuda.169 Dit schriftuur zal Yamins naam in PP-gelederen goed hebben gedaan; dat zal niet hebben gegolden bij de kring rond Sjahrir en in het leger. Over reacties of kritiek op zijn brochure was overigens niets te vinden. De regering was in een hoek gedrongen en had duidelijk het politieke initiatief verloren. Bij nauwkeurige beschouwing was de coalitie van de PP wellicht maar wankel en gebaseerd op verschillende uitgangspunten. Gemeenschappelijk hadden alle PP-deelnemers echter een hartgrondige afkeer van het zittende kabinet. Elke overlevingsstrategie van het kabinet liep op tegen dat basisgegeven. De Badan Pekerdja van de KNIP zocht als eerste een uitweg. Zonder Soekarni en Adam Malik die uit protest tegen de kabinetskoers al enige tijd wegbleven uit zijn vergaderingen,170 nam de BP op 16 februari twee 162

Yamin 1946d:15. Yamin 1946d:31. 164 Yamin 1946d:33-7. 165 Yamin 1946d:39-47. 166 Yamin 1946d:48-9. 167 Yamin 1946d:50-1. 168 Yamin 1946d:54. 169 Yamin 1946d:55-6. In Yamins artikel ‘Ketegoehan politik Repoeblik Indonesia’, Lasjkar, 27-2-1946, overgenomen in Merdeka, 5- en 6-3-1946, samengevat in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-6(7/13-3-1946):184-5), keren elementen uit de brochure terug. 170 Soebadio Sastrosatomo 1987:235-6. Halim 1981:38 noemt de frequente afwezigheid van 163

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

244

Verguisd en vergeten

­ esluiten. Het eerste was een motie van vertrouwen in de regeringspolitiek b ten opzichte van Nederland. Het tweede besluit maakte dit min of meer tot een doekje voor het bloeden. De BP overwoog dat een zo sterk mogelijke eenheid van de grootste noodzaak was om samen de verantwoordelijkheid in de volksstrijd te dragen, was van oordeel dat die eenheid nog kon worden versterkt en besloot om de president voor te stellen maatregelen te nemen die verbetering zouden brengen zowel in de samenstelling van de regering, als in die van de KNIP, langs de door PNI, PKI en Masjoemi voorgestelde lijnen.171 De drie partijen vroegen om kabinet en KNIP waarlijk representatief te maken – met andere woorden hun vertegenwoordigers daarin op te nemen – door een ‘coalitiekabinet’ te vormen, verkiezingen uit te schrijven voor een volwaardig parlement of de samenstelling van de KNIP door benoemingen aan te passen.172 De BP besefte volgens Soebadio niet dat de tweede motie in tegenspraak was met de eerste motie. Het was niet de bedoeling, zeker niet van de PSleden, de afwezige Sjahrir aan te vallen – het streven was de eenheid te bewaren. Onervarenheid met de parlementaire spelregels en een verkeerde schatting van de gevolgen verklaarden de gang van zaken.173 Het geheime aftreden van Sjahrir De steun voor Sjahrirs politieke koers kon niet samengaan met de steun aan het democratische verlangen tot verbreding van de kabinetsbasis. Sjahrir vatte dit inderdaad zo op, trok zijn consequenties en diende op 23 februari zijn ontslag in bij Soekarno. Zijn ontslagaanvrage werd niet publiek gemaakt en bleef een goed bewaard geheim. Sjahrir wachtte een week met zijn ontslag. Die lange periode doet vermoeden dat naast de BP-motie ook andere motieven een rol speelden – het eigen besef van de impasse en de noodzaak de oppositie op haar eensgezindheid te beproeven.174 Nog op 18 februari Adam Malik en Soekarni. Adam Malik was te druk met Antara. Soekarni kwam wel, maar vertrok meestal na korte tijd. 171 Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 20-2-1946. Ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 14(21/27-2-1946):124; Raliby 1953:243-4 en Soebadio Sastrosatomo 1987:228-30. 172 Boeroeh, 1-2-1946 (PNI), 12-2-1946 (PKI), 16-2-1946 (Masjoemi). De relevante passages staan ook in het commentaar ‘Soesoenan pemerintahan’, Boeroeh, 22-2-1946. Zie ook Chaniago 1979:175-7, Anderson 1972:306 en Deliar Noer en Akbarsyah 2005:59. 173 Soebadio Sastrosatomo 1987:222-3, 232; interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 27-101980. 174 Volgens Natsir (interview Djakarta, 17-9-1980) werd het kabinet niet vooraf ingelicht over Sjahrirs ontslagaanvraag. De ministers waren er door verrast. Hij noemt de aanvraag impulsief, het gevolg van het feit dat de eigen partij hem niet trouw was. De Jong 1988:182 ziet Sjahrirs ontslagaanvraag louter als bewuste tactiek.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

245

liet Sjahrir in een Antara-interview niets blijken van plannen tot aftreden. Voordat officiële onderhandelingen zouden worden geopend, was eerst en zo spoedig mogelijk een KNIP-zitting nodig. Daartoe zou de KNIP moeten worden uitgebreid; ‘ook Tan Malaka en andere Indonesische leiders moeten worden gevraagd’. Sjahrir benadrukte de eenheid. Zelfs als die tot stand kwam op verkeerde basis, maar volledig werd gesteund door het volk, was hij bereid, met alle gevolgen van dien, die eenheid te steunen. ‘Ik ben bereid zelfs naar de hel te gaan, zolang er eenheid is.’ Tot slot wees hij nog op een lichtpuntje in de Nederlandse voorstellen: het recht van Indonesië op onafhankelijkheid werd erkend.175 Diezelfde dag drukte ‘Merdeka’ een interview met Soekarno af. Hij stelde zich op achter Sjahrir, die 100% merdeka eist. Ook de PP zal het hiermee eens zijn. De PP heeft ook wel andere eisen, maar goed moet in het oog worden gehouden dat het program van een politieke partij naar zijn aard verschilt van een regeringsprogram. De vijand wil de Republik verdelen, door bijvoorbeeld te verspreiden dat de regering het oneens is met de steun van Soedirman aan de PP.176 Op 23 februari werd bekendgemaakt dat de KNIP vanaf 28 februari in Solo bijeen zou komen om het verslag van de BP te bespreken, te debatteren over een regeringsverklaring en een nieuwe BP te kiezen. De BP had hiertoe op 19 februari al besloten.177 De datum voor de krachtmeting tussen regering een PP lag nu vast. Het laatste manoeuvreren voor en achter de schermen kon beginnen. In de openbaarheid verscheen op 25 februari een toelichting van het ministerie van voorlichting. President en eerste minister eisen, zoals al herhaaldelijk verklaard, een volledige 100% merdeka, stelt dit document. Deze eis stemt overeen met de eis van de PP, die ‘kan worden beschouwd als het centrum van actie van de strijd van het gehele Indonesische volk’. Houding en besluitvorming van de regering in het politieke spel in Djakarta 175

Kedaulatan Rakjat, Boeroeh en Ra’jat, 19-2-1946. Ook in Raliby 1953:247-8. Op 14 februari liet Sjahrir zich tegenover Van Mook nog over Tan Malaka uit als ‘een niet ernstige tegenstander’ (Van Mook aan Logemann, 14-2-1946, in NIB 3:391), op 23 februari noemde hij zijn positie aangetast door ‘uiterst linkschen onder leiding van Tan Malakka, felle nationalisten en militante Islamieten’. Het gevolg was aandrang tot reconstructie van het kabinet, met vervanging van technici door politici. De linkse zijde wil ‘100% vrijheid’ en erkenning van de Republik. ‘Sjahrir is daartegenover overtuigd dat zulks onmogelijk is en dat onderhandeld moet worden op basis van het voorstel van de Nederlandsche Regeering’ (Van Mook aan Logemann, 24-2-1946, in NIB 3:444). Het hoofd van de intelligence van de civiele afdeling van de geallieerde strijdkrachten, de KNIL-officier Soerio Santoso noemde op 25 februari de positie van het kabinet ‘steeds zwakker’, waarna een monsterverbond van de PP – Masjoemi, communisten, met steun van het leger – aan de macht kon komen (‘Rapport aangaande het kabinet-Sjahrir’, in NA, PG 665). 176 Merdeka, 18-2-1946, ook aangehaald in NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 31, in CAD GG 60-340. 177 Onder andere in Kedaulatan Rakjat, Boeroeh en Merdeka, 23-2-1946. Ook in Soebadio Sastrosatomo 1987:231-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

246

Verguisd en vergeten

kunnen ‘niet anders dan in overeenstemming zijn met de wensen van het gehele Indonesische volk zoals vertegenwoordigd door de PP’. Het vertrouwen in de regering kan nog groter worden nu de KNIP is bijeengeroepen. Daar zal worden gesproken over de reactie op de Nederlandse voorstellen; een bewijs dat de regering niet zijn eigen zin volgt daarbij. Door het uitbreiden van de KNIP met nieuwe leden, onder wie Tan Malaka, zal het streven naar eensgezindheid nog worden versterkt. En als Sjahrir zich niet houdt aan zijn plicht of in zijn onderhandelingen faalt, dan zal de president, zoals hij al heeft gezegd in diverse bijeenkomsten tijdens zijn recente bezoek aan OostJava, hem ontslaan en zelf een nieuwe regering samenstellen. Ook voor de president is de wens van het volk de grondslag voor de regeringsstrijd. ‘De eisen van het volk zijn gelijk aan de eisen van de regering.’ Een oproep tot eenheid achter de regering sluit deze toelichting af – bedeesd en defensief, en met lof voor de PP en een impliciete oproep tot samenwerking.178 Voor die defensieve houding was wel reden. De regering leek nergens meer steun te vinden. Politieke partijen, uitgezonderd de Partai Sosialis, die zich opvallend rustig hield, strijdorganisaties, het leger, de publieke opinie en zelfs de BP wensten een nieuwe koers en een andere of veranderde regering. De PP was het brandpunt van al deze krachten en voerde de druk zo hoog mogelijk op. Het kabinet voelde zich, aldus minister Natsir, onbegrepen en wilde graag duidelijkheid verschaffen, maar oogstte slechts kritiek. De snelle opeenvolging van ontwikkelingen was niet goed meer te volgen en verwondde het kabinet.179 In dit conflict toont Soekarno dat hij de vrees en onzekerheid van zijn eerste presidentiële maanden van zich heeft afgeschud. Zijn vertrek uit het onveilige Djakarta, op 4 februari 1946, naar Djokja, waar de Republik een niet te ontkennen en onbetwiste realiteit was, gaf hem de kans zijn symbolische functie weer reële inhoud te geven. In Djakarta toonde Sjahrir zijn manoeuvreerkunst tussen de Brits-Nederlandse pogingen de Nederlandse soevereiniteit te herstellen en de ‘100% merdeka’-roep. Hij zag geen andere mogelijkheid dan deze diplomatieke koers. In Djokja was het begrip daarvoor aanzienlijk geringer. De PP maakte zich tot tolk van compromisloze strijd en trok daarmee een radicale kern en voorshands alle organisaties die door Sjahrir waren uitgesloten van de macht – en dat waren vrijwel alle politieke partijen. Soekarno bereisde van december tot februari geheel Java. Hij hield talloze redevoeringen voor grote, enthousiaste menigtes. Ook dank178 Boeroeh, 25-2-1946. In de persverslagen over Soekarno’s reis meldt Antara dat hij in Malang op 17 februari zo’n uitspraak deed (Anderson 1972:313). De verantwoordelijkheid voor deze toelichting droeg minister Natsir. Het lijkt mij zeer onwaarschijnlijk dat een verklaring van zulke politieke gevoeligheid niet ook vooraf door Sjahrir en Soekarno werd gezien. 179 Interview Moh. Natsir, Djakarta, 17-9-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

247

zij de symbolische functie waartoe zijn functie was teruggebracht, kon hij afstand houden tot de dagelijkse politiek. Hij groeide naar de status van een nationale figuur boven de partijen. Zijn greep op de massa die hem zag als de verpersoonlijking van de Republik was groot. In de fragiele Republikeinse staatsstructuur was hij een vast punt. Hij toonde zijn onmisbaarheid aan, en de twijfel daarin in de politieke wereld werd steeds geringer.180 Soekarno’s uitspraken over Sjahrir, die hij desnoods zal ontslaan, getuigen van zijn zelfbewustzijn. Hij maakt duidelijk dat hij uiteindelijk het hoogste politieke gezag uitoefent in de Republik. Op 18 februari werden zestien PP-organisaties opgeroepen voor een ledenvergadering op 20 februari.181 Het leverde een motie op waarin de BP werd geprezen voor zijn uitspraken over de PP – de verklaring no. 21 van 20 januari, die de PP dus toch niet was ontgaan – en het voorstel de samenstelling van regering en KNIP te verbeteren, waaraan werd toegevoegd ‘met de bedoeling om de zeven punten van het minimumprogram uit te voeren’. In de PP-motie leek het in zijn bewoording dat deze bedoeling bij de BP voorstond, maar het betrof hier een suggestief amendement van de PP. Een oproep tot een KNIP-zitting nog in februari besloot de motie. Daaraan werd vlot voldaan door de president.182 Van het succes met het telegram aan Manuilsky en Vyshinsky werd een herhaling gezocht in radiogrammen aan het ‘All Indian Congress’ en de ‘Moslem’s League’ in India en de Al-Azhar universiteit in Egypte. De PP verklaarde zich solidair met hun strijd ‘to wrest themselves off the bondage of their enemy, British imperialism’. In de eigen strijd met bamboesperen tegen Japan, Nederland en Groot-Brittannië, ‘we feel ourselves stronger and greatful to have found brothers in common cause confronting an enemy who is cunning and barbaric’. Hopelijk kan gezamenlijk het vervloekte wereldimperialisme worden verslagen.183 De propaganda werkte en het PP-bericht werd wijdverbreid en prominent afgedrukt. In de pers kon de regering op weinig steun rekenen. Op zijn minst werd het belang benadrukt van overleg tussen regering en PP, waarbij de onaan-

180

Anderson 1972:300-2. Kedaulatan Rakjat, 18-2-1946. In het lijstje ontbraken, vergeleken met de opsomming van een week eerder, PNI en Barisan Tani Indonesia, beide waren nog geen lid, en Barisan Boeroeh Indonesia, zonder nadere verklaring. 182 Dit Antarabericht in onder andere Kedaulatan Rakjat, 21-2-1946; Boeroeh, 21-2-1946; Soeara Rakjat, 22-2-1946; Merdeka, 22-2-1946; Al Djihad, 22-2-1946; Ra’jat, 25-2-1946. De vergadering regelde verder zaken wat betreft bemanning en activiteiten van de Werkcomités (Kedaulatan Rakjat, 21-2-1946). Nadere informatie hierover ontbreekt. Er bestond een afdeling agitprop, waarschijnlijk als onderdeel van het secretariaat waarvan Ismail het hoofd was (interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11-11-1980). 183 Kedaulatan Rakjat, 25-2-1946; Boeroeh, 25-2-1946; Lasjkar, 26-2-1946; Penghela Rakjat, 262-1946; Merdeka, 27-2-1946; Masjarakat, 27-2-1946. Ook in Raliby 1953:259. 181

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

248

Verguisd en vergeten

tastbaarheid van 100% merdeka werd vooropgesteld.184 De KNIP-zitting werd essentieel genoemd, maar de KNIP-leden waren niet meer representatief voor de volkswil. De regering besefte dit en wilde tot aanvulling overgaan, maar hoe zou dat moeten? Zou de keuze wellicht aan PP moeten worden gelaten? En moest er een nieuwe regering komen, of kon worden volstaan met een aantal personele veranderingen?185 ‘Kedaulatan Rakjat’ vroeg om aanvulling van de KNIP vóór de zitting. Tan Malaka, Soetomo, Wali al-Fatah, Krissubanu, Ibnu Parna, Sjamsu Harja Udaja zouden onder anderen moeten worden benoemd.186 In de Pesindokrant ‘Penghela Rakjat’ kregen de voorstanders van de PP nog steeds ruimte. ‘Sgn’ prees de PP, ontstaan op het juiste ogenblik, door het volk begroet en voorbestemd tot een grote rol. Een probleem vormt de leiding van de PP. In dat opzicht en in de strijd is er geen plaats om ‘de kat uit de boom te kijken’. ‘Hoe nu Mas Abdul Madjid en Pak Sjarifoedin?’187 Het officiële Pesindo-orgaan ‘Revolusioner’ plaatste op 16 februari een artikel van Wikana, getiteld ‘Persatoean’ (Eenheid), waarin hij de PP ‘nu’ ‘goed, nodig en belangrijk’ noemde. Steun aan de PP was op zijn plaats, maar met voorzichtigheid en zonder zijn kracht te overschatten. Met voorbeelden uit Frankrijk, China en Rusland en citaten van Lenin betoogde Wikana dat eenheid slechts tot succes kon leiden als een consequente, eensgezinde manier om deze tot stand te brengen werd gevolgd, waartoe een gedisciplineerde communistische partij nodig was.188 Ibnu Parna trok van leer tegen de ‘moderaten’, die de regering vormen en die bang waren voor het socialisme. De pemuda zijn de drijvende kracht van de Revolutie, maar worden zwartgemaakt als fascisten en anarchisten. De regering remt af en is vermoeid. Zij heeft haar verdiensten in het verleden, maar moet nu terugtreden. Toen kwam de PP; geen idee van Tan Malaka, maar het gevolg van een maatschappelijk proces, en nu een legale oppositie 184 Pembantoe kita, ‘Sjahrir, poesat perhatian’, Boeroeh, 19-2-1946; ‘Memperkuat soesoenan’, Boeroeh, 20-2-1946; ‘Mendjelang rapat pleno K.N.I.’, Kedaulatan Rakjat, 27-2-1946; ‘Rapat pleno K.N.I. Poesat’, Berdjoeang, 28-2-1946. Het laatste commentaar ook samengevat in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-6(7/13-3-1946):187. 185 ‘Soesoenan pemerintahan’, Boeroeh, 22-2-1946; ‘Menjoesoen K.N.I. doeloe!’, Boeroeh, 23-21946; Az., ‘Memperkokoh persatoean’, Soeara Rakjat, 22-2-1946, met als gematigde uitzondering ‘Menghadapi KNI Poesat’, Lasjkar, 28-2-1946. 186 ‘Mempertadjam persatoean’, Kedaulatan Rakjat, 22-2-1946; ook TAS, ‘Bentoeklah segera Badan Perwakilan Rakjat jang sedjati’, Kedaulatan Rakjat, 26- en 27-2-1946. In dezelfde zin ‘Djalan jang kita pilih’, Merdeka, 19-2-1946, en ‘Persatoean’, Merdeka, 20-2-1946, beide aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-3(13/20-2-1946):93. 187 Sgn, ‘Persatoean Perdjoangan akan mengambil bahagian jang penting dalam sedjarah Indonesia’, Penghela Rakjat, 15-2-1946. 188 Wikana, ‘Persatoean’, Revolusioner 1-7(16-2-1946):2-3, nog eens afgedrukt in Boeroeh, 6-31946, toen het volstrekt was achterhaald.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

249

in constructieve vorm, die de regering bij het volk terug wil brengen.189 Ibnu Parna zal tevreden zijn geweest met de radicale uitspraken van de Dewan Perdjoangan Djawa Tengah in Magelang, waar ook ‘Penghela Rakjat’ verscheen. Op 8 februari besloot de Dewan op een ledenvergadering – met 58 organisaties vertegenwoordigd, en ook Masjoemi, Pesindo, leger en regionale regering aanwezig – de regering op te roepen de PP en zijn congres te erkennen als voorlopig parlement. De KNIP zou dus moeten worden afgedankt. De organisatie van de Dewan werd afgestemd op die van de PP, slechts de naam Dewan Perdjoangan werd voorlopig gehandhaafd.190 Kort voor de KNIP-zitting kwamen, weer in Magelang, van 25 tot 27 februari de Lasjkar Rakjat van geheel Java in congres bijeen. De receptie op de openingsdag was openbaar, met Soedirman en Tan Malaka onder de gasten. Soedirman hield hier een toespraak, waarbij hij aan het slot, tot groot enthousiasme van de zaal, zijn uitspraak over de atoombom, liever dan het opgeven van 100% merdeka, herhaalde. Sajoeti Melok sprak nog militanter namens de Dewan Perdjoangan Djawa Tengah, over de internationale situatie, het VN-monsterverbond tegen Indonesië en de nabije Derde Wereldoorlog. Hij herhaalde de telegrafische oproep van de Dewan aan Sjahrir van een paar dagen eerder om Nederland de oorlog te verklaren.191 Tan Malaka sprak niet. Hij zou, evenals Soetomo, in een besloten zitting een ‘preadvies’ geven. Het congres besloot een secretariaat voor alle Lasjkar Rakjat in Solo te vestigen, dat rechtstreeks lid zou worden van de PP. In moties werd uitgesproken dat de afvoer van Europese geïnterneerden zou worden gestaakt, als niet de door de Britten en Nederlanders vastgehouden Republikeinse gevangenen werden vrijgelaten. Verder werd steun uitgesproken aan een oorlogsverklaring aan Nederland, en internationale solidariteit betoond en gevraagd.192 Over Tan Malaka’s bijdrage is niets bekend. Misschien ook werd deze wel van de agenda afgevoerd. Tan Malaka werd plotseling weggeroepen 189 Ibnu Parna, ‘Socialisme meresap ke djiwa pemoeda’, Penghela Rakjat, 16/17-2-1946; Ibnu Parna, ‘Proces masjarakat’, 18-, 19-, 20-, 21- en 22-2-1946. 190 Kedaulatan Rakjat, 12-2-1946. De resolutie ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-4(21/26-2-1946):120-1. In een andere resolutie (pp. 124-5) werd het leger gevraagd vertegenwoordigers van de PP op te nemen in de commissie die de vorming van de TRI begeleidde om coördinatie tussen leger en lasjkar te verbeteren. 191 Penghela Rakjat, 26-2-1946; Lasjkar, 27-2-1946; Berdjoeang, 27-2-1946; Merdeka, 28-2-1946; Ra’jat, 1-3-1946. Ibnu Parna, ‘Konggres Lasjkar Rakjat’, Penghela Rakjat, 25-2-1946 schreef een commentaar vooraf. Wellicht deed zich hier een incident voor, waarbij PP-aanhangers Soedirman en zijn staf ontwapenden bij binnenkomst van de vergaderzaal. Dit affront vervreemdde hem van de PP. Abimanyu 1978:267, die dit vermeldt, laat zich dit afspelen op een PP-congres in Magelang. Zie ook Anderson 1972:311, die wederom Sajoeti Melik en Sajoeti Melok verwart. 192 Kedaulatan Rakjat, 28-2-1946; Lasjkar, 28-2-1946; Boeroeh, 1-3-1946. Sartono Kartodirdjo 1980:6-7, 11 plaatst ten onrechte de Lasjkar Rakjat geheel onder gezag en invloed van de PP.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

250

Verguisd en vergeten

van het congres. Sjahrir had Soekarno gevraagd een ontmoeting tussen hem en Tan Malaka te regelen en daartoe haastte Tan Malaka zich op 26 februari naar Djokja. Maar van de ontmoeting kwam niets. Tan Malaka verklaart dit met verwijzing naar Sjahrirs onzekerheid en aarzeling.193 Wellicht ook was Sjahrirs geheime ontslagaanvraag hieraan debet. Hij was niet meer in de positie om zinvol te onderhandelen. Dat besef moet overigens wel laat zijn gedaagd; ook Soekarno’s oproep aan Tan Malaka was na Sjahrirs ontslag. Dit afgelaste overleg past bij de plannen om op 26 februari vooroverleg tussen regering en volksleiders te laten plaatsvinden over de KNIP-zitting.194 Dit vooroverleg in groter verband vond blijkbaar wèl plaats. Soekarno, Hatta, Sjahrir en Soedirman, begeleid door KNIP-voorzitter mr. Assaat en vice-voorzitter Jusuf Wibisono vormden de ontvangende partij. De dertien volksleiders van wie de aanwezigheid wordt genoemd, vormden een eerlijke selectie uit het politieke spectrum. Onder hen waren Wali al-Fatah, Chairul Saleh, S.K. Trimurti, Soetomo, Sarmidi Mangoensarkoro, Sjamsu Harja Udaja, Moewardi, Abikoesno Tjokrosoejoso (Masjoemi) en nog een tweetal orthodoxe Islamleiders.195 Voor de afwezigheid van Tan Malaka hierbij is geen voor de hand liggende verklaring. Over de inhoud van het overleg werd toen en later niets bekend. Vertelden Sjahrir en Soekarno dat het kabinet zijn ontslag had genomen? Als zij dat om tactische redenen niet deden, dan zal de bijeenkomst van hun kant met algemeenheden zijn gevuld. Een dag voor de opening van de KNIP-zitting verwoordde Ibnu Parna nog een keer de mening van de radicale vleugel. Zowel KNIP als BP heeft gefaald; beide zijn, aldus Ibnu Parna, slechts regeringswerktuigen geweest. Het volk heeft zich afgewend van deze organen, die de regering steunden in haar politiek. Die politiek gaf de NICA de kans successen te boeken. De aanstaande KNIP-zitting is op zo korte termijn vastgesteld dat goede voorbereiding onmogelijk is. De aanwijzing van nieuwe leden is eigenmachtig door de regering geregeld. Het volk eist algehele liquidatie van KNIP en BP. Bureaucratie en stemvee moeten verdwijnen. Een nieuw lichaam, dat het volksvertrouwen geniet, moet worden gevormd. De PP kan de vorming ervan op zich nemen. Op zijn congres van 15 maart in Madioen kunnen vertegenwoordigers van het volk uit geheel Indonesië hierover besluiten nemen. 193

Pendjara III:80; Jail III:126. Sjahrir kondigde dit aan in Djakarta op 21 februari (Merdeka, 23-2-1946); al genoemd in het commentaar ‘Soesoenan pemerintahan’, Boeroeh, 22-2-1946 en het berichtje over Sjahrirs aankomst in Djokja op 26 februari, ‘naar verluidt’ ook voor een ontmoeting met politieke leiders, in Boeroeh, 26-2-1946. Kedaulatan Rakjat (26-2-1946) is beter geïnformeerd en meldt dat het overleg op die dag om 14.30 uur begint. 195 Chaniago 1979:181. Chaniago noemt geen bron voor zijn informatie hierover; het gevolg van een onopzettelijke omissie. Deliar Noer en Akbarsyah 2005:61 noemen de bijeenkomst eveneens, maar noemen ook geen bron. 194

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

251

‘Geef ons de kans legale en loyale burgers te blijven.’ Bambu-runtjing-politiek moet het richtsnoer vormen, dat willen volk en pemuda. Laten regering en KNIP hun politiek toneelspel stoppen.196 ‘Kedaulatan Rakjat’ was gematigder. De KNIP-zitting was van het hoogste belang. Volk en regering waren één in hun wens voor 100% merdeka. De manier waarop werd in de KNIP bepaald. De gezamenlijke kracht van het volk is onweerstaanbaar en opent een gouden tijdperk voor Indonesië.197 De KNIP-zitting De leden van de KNIP werden op 22 februari door de Badan Pekerdja opgeroepen naar Solo te komen om vanaf 28 februari negen uur in de ochtend in het regeringscentrum in Solo te beraadslagen. De oproep bevatte een lijst van 206 namen van leden, woonachtig op Java.198 Daarnaast telde de KNIP ongeveer zeventig leden van buiten Java, en waren ook vertegenwoordigers van de regionale KNI uit hoofde van hun functie lid. In vergelijking met de tweede KNIP-zitting van eind november 1945 was geen sprake van een uitbreiding van enige betekenis.199 De BP had ook vastgelegd dat de zitting besloten zou zijn, in tegenstelling tot de eerste twee KNIP-vergaderingen. Een reden hiervoor werd niet gegeven, maar de gespannen binnenlandse situatie zal de achtergrond hiervoor zijn geweest. Het gevolg was dat de pers zweeg op enkele obligate regels na, verspreid door de regering. Pas na afloop verschenen verslagen en commentaren, onvermijdelijk gekleurd door de visie van de schrijver.200 Op 28 februari waren 203 van de 294 KNIP-leden aanwezig; met 15 regionale-KNI-afgezanten was sprake van 218 stemgerechtigde leden.201 196

Ibnu Parna, ‘Sidang Komite Nasional Poesat’, Penghela Rakjat, 27-2-1946. De BPRI liet zich in dezelfde zin uit. Een KNIP-zitting was onnodig; de taak lag in de strijd (Kedaulatan Rakjat, 28-2-1946). 197 ‘Mendjelang rapat pleno KNI’, Kedaulatan Rakjat, 27-2-1946. 198 Kedaulatan Rakjat, 26-2-1946 somt hiervan 204 op, en vergeet er blijkbaar twee. In Boeroeh, 25-2-1946 wordt het aantal van 206 op te roepen leden genoemd. Chaniago 1979:204-8 geeft een lijst met 194 namen, naar zijn zeggen ontleend aan Berdjoeang, 26-2-1946. In dit blad is deze lijst echter niet te vinden. 199 Sidik Kertapati 1964:179 noemt het aantal van 244 aanwezigen voor de KNIP-zitting van november 1945. Hij vergist zich en bedoelt waarschijnlijk het aantal KNIP-leden. Abikoesno noemt in Merdeka, 8-12-1945 een aantal van 230. Het is duidelijk dat het aantal nieuwe leden in Solo niet van betekenisvolle omvang was. De nieuwe leden waren per telegram door de BP op de hoogte gesteld van hun benoeming (Kedaulatan Rakjat, 26-2-1946). 200 Kedaulatan Rakjat, 26-2-1946; Chaniago 1979:182. 201 Volgens informatie van het organisatiecomité in Boeroeh, 1-3-1946. Ook in Raliby 1953:260 en Seperempat abad DPR 1970:13. Chaniago 1979:181-2 telt de regionale KNI-leden ten onrechte op bij de ‘persoonlijke’ leden. Deliar Noer en Akbarsyah 2005:61-2 noemt 218 aanwezige leden en 200 andere aanwezigen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

252

Verguisd en vergeten

Voorzitter Assaat spreekt de KNIP toe; achter hem zitten Soekarno en Soedirman

De vergadering wachtte een half uur op de komst van Soekarno, Hatta en Soedirman, waarna voorzitter mr. Assaat om 10.30 uur de zitting opende. Soekarno kreeg het woord; zijn mededeling dat Sjahrir was afgetreden bracht de nodige opschudding teweeg.202 Het verslag van de BP over zijn werkzaamheden sinds november 1945 werd vervolgens voorgelezen. De vergadering werd daarna geschorst voor een parade van 250 soldaten van TRI en lasjkar die pas waren teruggekeerd van de frontlijn.203 De middagzitting, afgesloten om 17 uur, werd besteed aan discussie over het BP-verslag, dat de ruimte bood voor beschouwingen over het algemene politieke beleid. Een poging van Ibnu Parna om de bevoegdheid van de ‘beschimmelde’ KNIP aan de orde te stellen – zoals hij dat ook al in de pers had gedaan – werd door de voorzitter van tafel geveegd.204 Een kort berichtje 202

Pendjara III:80; Jail III:127. Tan Malaka dateert de opening foutief op de avond van 27 februari. Tan Malaka was zelf niet aanwezig. Zijn verslag baseert hij klaarblijkelijk op informatie van geestverwanten die met hem gevangen waren toen hij zijn levensverhaal schreef. Volgens Iwa Kusuma Sumantri 1963:114, 2002:225 volgde Assaat bij zijn voorzitterschap trouw de aanwijzingen van streekgenoot Hatta. 203 Boeroeh, 1-3-1946. Het verslag over de eerste dag ook in Raliby 1953:260-1. Tan Malaka (Pendjara III:81; Jail III:128) voegt aan de parade nog de begrafenis van gevallen strijders toe; een plechtigheid die de emoties nog meer zal hebben verhevigd. 204 ‘Résume A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 98, in NA, PG 974. Deze bundel (186 pp.) met stukken over communisme in de Republik werd samengesteld door de genoemde Sectie. De A.Koma-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

253

KNIP in zitting

over de eerste dag sprak over de ‘eenheidsgeest’ die de KNIP bezielde,205 maar dat lijkt een nogal rooskleurige voorstelling. De spanning in de zaal weerspiegelde de toestand buiten. Solo was een linkse stad, waar de badan perdjuangan sterk waren vertegenwoordigd. Ze hadden daar veel meer speelruimte dan in de regeringszetel Djokja. Geruchten deden de ronde over troepenbewegingen vóór en tegen Sjahrir. Soedirman was van dat alles op de hoogte. Hij kreeg bezoek van Chairul Saleh en mr. Gatot om de toestand te bespreken, waarbij Gatot onder andere zei: ‘Straks nemen wij de zaak in de eigen hand’.206 Soedirman verzekerde Soekarno dat zijn TRI aan alle eventualiteiten het hoofd kon bieden. Sjahrir en Amir Sjarifoeddin werden beiden zwaar bewaakt. Zij en hun partijgenoten waren niet gerust op hun veiligheid; zij twijfelden aan de loyaliteit van Soedirman, die met hen op het podium zat.207 Maar Soedirman was wellicht niet bereid brochure en meerdere stukken over de A.Koma zijn afkomstig uit een dossier over de A.Koma dat de Pengawas Aliran Masjarakat (PAM, Toezicht op Maatschappelijke Stromingen), de Republikeinse opvolger van de PID, samenstelde uit in beslag genomen papieren van twee in Magelang in mei 1947 gearresteerde A.Koma-leiders. De bundel bevat vertalingen en samenvattingen; (afschriften van) originele documenten zijn niet opgenomen. Het ligt voor de hand dat Ibnu Parna de auteur van deze brochure was. 205 Merdeka, 2-3-1946. 206 Putusan 1948:84 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). Yamin 1950:160, 1957:193 bestrijdt Soedirmans suggestie over coupplannen. 207 Siauw Giok Tjhan 1981:97-8; interview Siauw Giok Tjhan, Amsterdam, 19-11-1981;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

254

Verguisd en vergeten

Soekarno, Hatta en Sjahrir volgen de discussies

om de positie van Soekarno en Hatta in de waagschaal te stellen.208 De volgende dag, 1 maart, werd de zitting om tien uur heropend. De voorzitter had besloten dat bij het tekenen van de presentielijst meegebracht­e wapens in bewaring moesten worden gegeven – vele leden waren in een of andere functie verbonden aan leger of lasjkar en toonden hun strijdlust door uniform, met Japanse kaplaarzen, en wapens. 209 Daarenboven sprak hij zijn vertrouwen uit dat de leden in hun beraadslagingen voortdurend de eenheid en het landsbelang voor ogen zouden hebben. Nog zeven leden spraken over het verslag van de BP, ‘op scherpe toon’, maar in ‘broederlijke sfeer’. Ibnu Parna stelde bij aanvang opnieuw de bevoegdheid van de KNIP aan de orde. Assaat reageerde met: ‘Die kwestie is al beslist en vastgesteld’. Ibnu Parna: ‘Maar op een onbehoorlijke manier’. De voorzitter: ‘Dat is voor de verantwoordelijkheid van de voorzitter’. Ibnu Parna: ‘Als dat zo is, is de voorzitter onbehoorlijk’. Dit leverde Ibnu Parna een waarschuwing R. Soeharto 1982:57. Volgens Hatta 1979a:484, 1981a:259 rapporteerde Soedirman hem dat de PP een greep naar de macht wilde doen, maar dat het leger paraat was om dit te verhinderen. Het is merkwaardig dat Soedirman in zijn getuigeverklaring over de 3-juli-coup dit niet noemt. 208 Dit suggereert ook Abu Hanifah 1972:166-7. 209 Interview Siauw Giok Tjhan, Amsterdam, 19-11-1981; hierover ook Saifuddin Zuhri 1986:247.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

255

De parade van de TRI waarvoor de KNIP werd geschorst

op dat hij uit de zaal kon worden verwijderd.210 Ook Soekarno, Hatta en Soedirman meldden zich weer, een kwartier na opening. Het verslag van de BP werd vervolgens goedgekeurd met 140 tegen 67 stemmen, bij 18 onthoudingen.211 Hiermee was de steun van de BP aan het beleid van Sjahrir goedgekeurd, maar ook de BP-uitspraak dat regering en KNIP een andere samenstelling moesten krijgen. Sjahrir kreeg, ondanks zijn demissionaire status, de kans 210 ‘Resumé A-Koma-brochure’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 98 in NA, PG 974. Soedirman verwijst hiernaar (Putusan 1948:85 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948)) als hij vermeldt dat de KNIP-voorzitter dreigde een PP-lid uit de zaal te laten verwijderen. 211 Aldus het Antaraverslag, 1-2-1946, ook in Kedaulatan Rakjat, 2-3-1946. Verder in Raliby 1953:265 en Soebadio Sastrosatomo 1987:233. Het aantal aanwezige leden was klaarblijkelijk gestegen van 218 tot 225. Ibnu Parna’s interventie voor de stemming, waarin hij de KNIP bevoegdheid en kwaliteit tot besluitvorming ontzegde, leverde hem een tweede waarschuwing op (‘Resumé A-Koma-brochure 3, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 98, in NA, PG 974). J. de Kadt schreef in Het Parool, 16-3-1946, aangehaald in ‘Echo’s uit de perswereld’, Het Indisch Nieuws 2-14(6-4-1946), ten onrechte dat Sjahrir hiermee ‘een overweldigende meerderheid voor een motie van vertrouwen’ verkreeg en de uitnodiging een nieuw kabinet te vormen. Zijn keuze voor een vreedzame oplossing won het van een ‘wilde-schreeuwers politiek, onder leiding van menschen, die men niet vertrouwt en die het onderling niet eens zijn’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

256

Verguisd en vergeten

Soedirman houdt een toespraak

zijn beleid te verklaren en verdedigen. Hij sprak een uur, en concludeerde dat slechts de weg van vrede en onderhandelingen tot resultaat kon leiden. Soedirman sprak vervolgens en vroeg om snel een besluit te nemen dat onmiddellijk kon worden uitgevoerd.212 Voor het debat over beide redes meldden zich 42 sprekers. Yamin hield hierbij een lang verhaal waarin hij voor de vorming van een presidentieel kabinet pleitte, zoals de Grondwet vereiste, dat een waarachtig coalitiekabinet moest zijn, met technici en deskundigen als ministers, en gevolmachtigde ministers die op basis van een concreet program de diplomatieke besprekingen voerden, waardoor de persoonlijke politiek van Sjahrir geen kans meer zou krijgen. Zijn pas geschreven brochure krijgt hier een uitwerking. Ook de vroegere medewerkers van Van Mook en Van Hoogstraten zouden door ‘zelfstandige’ personen moeten worden vervangen – een verwijzing naar Amir.213 212

Boeroeh, 2-3-1946 en Ra’jat, 4-3-1946 melden in dit Antara-bericht (2-2-1946) dat beiden het woord voerden. Over de inhoud wordt niets gezegd; er werd vol aandacht geluisterd naar Sjahrirs ‘heldere en duidelijke’ toespraak en Soedirmans ‘adviezen’, aldus de enige verdere informatie. Slechts Tan Malaka geeft iets van de inhoud weer (Pendjara III:80-1; Jail III:127-8), maar dateert dit alles ten onrechte op de openingsavond 27 februari van de zitting. Volgens Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) was Sjahrirs verdediging van zijn beleid een ‘meesterstuk’, dat Soekarno tot zijn zijde overhaalde. 213 Putusan 1948:48. In Yamins getuigeverklaring wordt deze rede niet genoemd; de weergave

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

257

Amir Sjarifoeddin verdedigt zijn beleid

Yamin sprak van een ‘spectraal’ kabinet, dat het gehele politieke spectrum moest vertegenwoordigen. Een Masjoemispreker spotte dat ‘spectraal’ moest worden begrepen als ‘spektakel’ (in het Nederlands).214 Chairul Saleh trok hevig van leer. In Tan Malaka’s parafrase: Wij moeten niet de verantwoording van iemand die al is afgetreden ter discussie stellen. Wij bevinden ons nu in een crisissituatie. Onze regering heeft al sinds 23 februari geen leiding meer, dus al meer dan vier dagen. Daarom hoop ik dat de president deze snel zal samenstellen. Ik wacht nu op antwoord van het podium.

Ibnu Parna beschreef het plastischer. Ch. Saleh dreigde de pemudastrijders in actie te laten komen en de ‘Hoogmogende Heren neer te schieten, die hier blaffen als hyena’s’. De vergadering werd verward en onrustig; de spanning in de zaal steeg.215 Na de middagpauze van 13 tot 14 uur kwam de voorzitter met de onverwachte mededeling dat de zitting was verdaagd naar 2 maart negen uur in de ochtend. Dit hield verband met een ‘zeer belangrijk vraagis blijkbaar ontleend aan de processtukken. 214 Halim 1981:52. 215 Pendjara III:81; Jail III:128. Ook ’Resumé A-Koma-brochure’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 99, in NA, PG 974. Volgens Siauw Giok Tjhan (interview Amsterdam, 19-11-1981) was Chairul Saleh inderdaad zo opgewonden dat hij dreigde zijn opponenten ter plekke ‘neer te knallen’. Ook in Siauw Giok Tjhan 1981:98.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

258

Verguisd en vergeten

stuk, door alle leden als zodanig ervaren en aan allen bekend’. Om 14.10 uur werd de zitting gesloten.216 De KNIP-leden wisten wel waarom het ging; de publieke opinie moest raden naar het ‘zeer belangrijke vraagstuk’. Op de eerste dag, toen hij Sjahrirs aftreden bekendmaakte, deed Soekarno het voorstel onder zijn leiding een commissie in te stellen van tien leden om een coalitiekabinet te vormen. Vijf leden zouden tot Sjahrirs voorstanders behoren, vijf tot zijn tegenstanders. De KNIP keurde dit voorstel goed.217 De PP-groep wees Soekarni, Chairul Saleh, Wali al-Fatah, Trimurti en mevrouw Mangoensarkoro aan; de Sjahrir-groep Amir Sjarifoeddin, Abdoelmadjid, Kasimo (van de katholieke partij) en Lukas Polhaupessy (van een protestantse partij).218 Aan PP-zijde waren dus alle voorzitters van werkcomités en de secretaris aangewezen, met uitzondering van Sakirman, die wellicht als Sjahrirgezind werd beschouwd. Mevrouw Mangoensarkoro vormde een zinvolle toegevoegde waarde, ook door haar verbintenis met de PNI-voorzitter. Tan Malaka ontbrak. Het feit dat hij geen KNIP-lid was, kon geen reden vormen zich verre te houden. Wali al-Fatah was ook geen KNIP-lid, maar werd wel benoemd in de commissie van elf die moest beraadslagen over een nieuw kabinet. Hij, en nog wel meer politici, die geen zitting hadden in de KNIP, bleven in de buurt en werden door hun geestverwanten in de zaal ongetwijfeld genoegzaam geïnformeerd. Tan Malaka was ook in of nabij Solo.219 Naar de reden van zijn afwezigheid is het gissen. Voelde hij zich zeker van een goede uitkomst en wilde hij buiten het politieke gewoel blijven? Maar waarom haastte hij zich wel naar Djokja toen Sjahrir hem wilde spreken? Of was er sprake van aarzeling om zich in de strijd te werpen; een krachtproef waarvan iedereen besefte dat deze de politieke koers van de Republik fundamenteel zou bepalen? En liet hij door een mengeling van verkeerde politieke inschatting en persoonlijke remmingen ook deze keer het beste tijdstip voorbijgaan?220 216 Kedaulatan Rakjat, 4-3-1946 (Antara). Sjahrir zou uit protest tegen de kritiek op hem uit de vergadering zijn weggelopen (NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 31, in CAD GG 60-340). Dit past bij het ontbreken van Sjahrir in allerlei overleg dat plaatsvond rond de zitting. Hij werd wel op de hoogte gehouden en gaf raad, aldus Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980). 217 R. Soeharto 1982:57; SV 1948:146 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Soebadio Sastrosatomo 1987:234. 218 Pendjara III:81; Jail III:128 noemt de eerste zeven namen. De twee laatste namen worden door Tan Malaka genoemd als deelnemers aan een tweede overleg, waaraan ook Soekiman en Sarmidi Mangoensarkoro deelnamen, als voorzitters van Masjoemi en PNI (Pendjara III:83; Jail III:131). Anderson 1972:314, note 9 geeft de samenstelling niet geheel juist weer, ook gebaseerd, zonder dit te vermelden, op Tan Malaka’s verslag. 219 Pendjara III:82 meldt een kort bezoek van Soekarni aan hem tijdens een vergadering in Solo. Jail III:130 geeft een foutieve vertaling van deze zin. 220 Tan Malaka zelf geeft geen reden voor zijn afzijdigheid. Bij een plausibele reden, zoals ziekte, zou hij deze mogelijk wel hebben verschaft. Datzelfde geldt als de fluistercampagne tegen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

259

Tan Malaka zal natuurlijk wel hebben overdacht welke tactiek op de zitting moest worden gevolgd, en dit hebben besproken met zijn vertrouwelingen, Soekarni en Chairul Saleh voorop. Een afkeuring van het beleid zou tot Sjahrirs aftreden moeten leiden. Daarna zou een formateur uit PP-kring op basis van het minimumprogram een nieuwe ministersploeg kunnen vormen. Een afkeuring van Sjahrirs beleid in de KNIP zou zijn politiek prestige ernstig aantasten en de machtsoverdracht aan de oppositie vergemakkelijken. Zo’n gang van zaken werd meteen na de opening van de zitting al onmogelijk toen Soekarno Sjahrirs aftreden bekendmaakte, en de commissie van elf, op zijn voorstel, werd gevormd. Was dat ontslag inderdaad vijf dagen lang geheimgehouden? In het kleine politieke wereldje van Djokja is dat bijna een mirakel. Het is alleen voorstelbaar als de kennis van dat feit voorshands beperkt bleef tot Soekarno, Hatta, Sjahrir en Amir, die dat nieuws welbewust achterhielden. Tan Malaka bevestigt dat hij pas op 28 februari van het ontslag hoorde.221 Het scenario dat de PP wilde volgen, was in één keer waardeloos. Uit de geheimhouding blijkt dat het kwartet Soekarno, Hatta, Sjahrir en Amir elkaar had gevonden in een gezamenlijke tactiek tegen de PP, en vooral Tan Malaka en het minimumprogram, in de radicale uitleg van Tan Malaka. Dat verbaast niet voor Sjahrir, Amir en Hatta, die principieel een andere politieke koers dan Tan Malaka voorstonden. Bij Soekarno zullen ook andere overwegingen een rol hebben gespeeld. Zijn aanvankelijke onzekerheid had plaatsgemaakt voor zelfvertrouwen, gebaseerd op de grote volkssteun die hij op Java genoot. Zijn positie als staatshoofd was inmiddels vrijwel onaantastbaar. Met de positie van ceremonieel staatshoofd, waartoe Sjahrir hem met zijn parlementaire kabinet had teruggedrongen, was Soekarno nu ook niet langer meer tevreden, zoals uit zijn publieke uitlatingen bleek. De persoonlijke verhouding met Sjahrir was koel, maar de aanvankelijke bewondering voor Tan Malaka zal ook zijn afgenomen. Het zal Soekarno ongetwijfeld Tan Malaka, die als trotskist, verrader van de opstand van 1926-27 en machtshongerige dictator werd afgeschilderd, hem had gemotiveerd afzijdig te blijven. Anderson 1972:312 verwijst naar deze campagne. Tan Malaka’s afwezigheid werd nadien tegen hem uitgespeeld. De ‘opzweeper’ van het Volksfront was niet verschenen. Zijn aanhang was verre in de meerderheid maar bij gebrek aan een politiek vreesde hij de confrontatie van zijn geschreeuw met de argumenten van Sjahrir, aldus ‘Uit de “Republikeinsche” Pers’, Het Indisch Nieuws 2-14(6-4-1946):4 die een ongenoemd blad uit de Republik aanhaalt. Ook Anak Agung 1995:58 noteert zijn bevreemding over Tan Malaka’s afwezigheid, waardoor het zijn aanhang aan leiding ontbrak. 221 Pendjara III:80; Jail III:127. Yamin (verhoor 8-3-1948, in SV 1948:146; Putusan 1948:48) is de enige die duidelijk zegt dat Soekarno al op 26 februari, in de ontmoeting met volksleiders, het ontslag bekendmaakte. Yamin wordt niet genoemd in de lijst van KNIP-leden in Kedaulatan Rakjat, 26-2-1946, maar was wellicht lid namens Sumatra. Volgens een verslag van de KNIPzitting dat de NEFIS in West-Java op 7 maart aan Van Mook stuurde (in NIB 3:521-2) was de verbazing algemeen toen Sjahrir meedeelde, ‘dat hij geen “premier” meer was, doch slechts de nationalist Sjahrir’. Plannen van Volksfront en BPRI tot een coup werden hierdoor zinloos.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

260

Verguisd en vergeten

zijn gemeld dat Soekarni en anderen in de PP hem door Tan Malaka wilden laten opvolgen. Een consequente uitvoering van het minimumprogram zal de ‘burgerlijke nationalist’ Soekarno niet hebben aangesproken. De algemene koers van Sjahrir onderschreef hij, ondanks alle revolutionaire retoriek; de weg naar oorlog en oorlogscommunisme wenste hij niet in te slaan. Hij zal zijn gezag en prestige hebben willen inzetten voor een oplossing, die de kloof tussen regering en oppositie zou moeten overbruggen en het gewenste coalitiekabinet tot stand zou brengen, zonder een ondubbelzinnig radicaal minimumprogram. Sjahrirs aftreden voor de KNIP-zitting was gunstig in dat opzicht – ongetwijfeld felle discussies en verharding van tegenstellingen werden vermeden. Het geheimhouden ervan leverden een verrassingseffect en tactische voorsprong op, terwijl het plan van actie van de PP in één keer waardeloos werd. Het kwartet koos voor een tactiek, die was gebaseerd op zijn taxatie van de samenhang in de PP. Zij zullen de PP, op de kleine kern rond Tan Malaka na, hebben gezien als de verzameling van organisaties, die vooral werd gemotiveerd door de oppositie tegen Sjahrir, Amir en hun socialisten. De PS en zijn satellietorganisaties hadden de macht op centraal niveau in handen; grote zuilen als de Islam en de nationalisten, die inmiddels hun politieke vorm hadden gevonden in Masjoemi en PNI, waren er van uitgesloten. Zij eisten hun plaats op, vroegen om een coalitiekabinet en hadden het minimumprogram onderschreven. Het kwartet waardeerde dat laatste niet als onwrikbaar. Met een ruime interpretatie en een woordenspel, zoals al opgevoerd rond de 100% merdeka, zouden de PP-gelederen kunnen worden gesplitst – van Masjoemi en PNI kon worden aangenomen dat zij zouden terugschrikken voor een radicale uitvoering van het minimumprogram. Het aanbod van regeringszetels in het kader van het vormen van een coalitiekabinet zou de doorslag geven en een aantal PP-leden verlokken. Het programma was dan bijzaak. Die koers werd dan ook gevolgd. Soekarno overrompelde de KNIP met zijn commissievoorstel. Er kwam geen formateur uit PP-kring, maar Soekarno zelf nam die rol op zich. Op de eerste zittingsdag kwam de commissie bijeen, in het huis van Soeroso, hoge commissaris voor Solo, bij wie Soekarno en Hatta logeerden. Soekarno vroeg de commissie om hulp bij het opstellen van een lijst van kandidaat-ministers. Die lijst werd opgesteld met Sjahrir en Amir weer op buitenlandse zaken en defensie, en met een post voor Wikana, waaro­p Chairul Saleh vroeg wat met het minimumprogram zou worden gedaan. Hij benadrukte dat het regeringsprogram primair was; de samenstelling van het kabinet zou dan vanzelf volgen. Abdoelmadjid sprak zich uit tegen het eerste punt van het minimumprogram, Amir bepleitte continuïteit in de persoonlijke bezetting van de regeringsposten. De vergadering ontaardde in ruzie en werd gesloten, nadat Soekarno de PP had gevraagd te

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

261

overleggen en een kandidatenlijst in te dienen.222 ‘s Avonds om negen uur kwam de PP bijeen in de KNIP-zaal. Tien van de ‘kernleden’ waren aanwezig, met daarbij Masjoemi, PNI, PBI, BPRI, Pesindo en twee Dewan Perdjoangan. Alle zeiden het minimumprogram te willen uitvoeren. Soetomo, zelf geen KNIP-lid, dreigde zelfs: ‘Als de PP niet in staat is aan het minimumprogram vast te houden zal de BPRI de PP vernietigen, en als de regering niet in staat is het minimumprogram uit te voeren zal ik een coup tegen de regering plegen’. De PP eiste dus dat het minimumprogram het regeringsprogram zou worden. Als de zittende regering daartoe niet in staat was, zou de PP de regeringsmacht op zich nemen en uit zijn gelederen de ministers leveren. Indien beide eisen werden afgewezen, zou de PP zich nader beraden. Tan Malaka was niet hierbij aanwezig. Tijdens de vergadering zocht Soekarni Tan Malaka op met het verzoek een ministerspost op zich te nemen. Tan Malaka ontweek een antwoord door te benadrukken dat de regering de vraag over het programma eerst moest beantwoorden. Dit bezoekje duidt er overigens op dat Tan Malaka in of zeer nabij Solo een onderdak had gevonden.223 De volgende ochtend meldde Soekarni de PP-besluiten aan Soekarno. Soekarno toonde zich luchthartig en meende dat de zaak gemakkelijk te regelen was. Daartoe moest ook worden gewacht op Hatta’s komst, die middag, uit Djokja. Soekarni’s vraag naar Hatta’s mogelijke afwijzing van het minimumprogram werd weggewoven: ‘Dat is geen probleem. Ik geef een waarborg dat het program wordt aanvaard.’224 222

Pendjara III:81-2; Jail III:128-9. Abdoelmadjid zou zelfs hebben gezegd dat hij slechts onafhankelijkheid wenste in het verband van het koninkrijk. Dit lijkt gechargeerd, maar past in de gebetenheid van Tan Malaka op de na augustus 1945 uit Nederland teruggekomen communistische voorlieden. Ook in ’Resumé A-Koma-brochure’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC MiddenJava, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 99, in NA, PG 974. Volgens ‘Sekeliling kabinet Sjahrir’, Boeroeh, 7-3-1946 werd de KNIP-zitting geschorst voor dit overleg. Of kwam de commissie bijeen tijdens de militaire parade? Het logeeradres wordt genoemd door Hatta 1979a:484, 1981a:259 en R. Soeharto 1982:57. 223 Pendjara III:82; Jail III:129-30. Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 7-3-1946 in ‘Persatoean Perdjoeangan dan kabinet baroe’, een PP-verklaring, noemen deze besluiten ook. De PP-vergadering wordt echter gedateerd op 1 maart. Dit behoeft geen vergissing te zijn; het ligt voor de hand dat na de schorsing van de KNIP-zitting op 1 maart de PP-leden opnieuw bijeenkwamen om hun koers te bepalen. Ook ‘Resumé A-Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 100, in NA, PG 974, dateert deze bijeenkomst op 1 maart. De afwezigheid van Tan Malaka wordt bevestigd door Soemantoro (verhoor, 15-3-1948) en Pandoe Kartawigoena (verhoor, 15-3-1948) in SV 1948:245, 253. Jail III;130 schrijft ten onrechte Soekarno voor Soekarni als de bezoeker van Tan Malaka die hem vraagt naar de bereidheid minister te worden. Anderson 1972:315 noemt dit een verzoek namens Soekarno, maar dit staat nergens. Giebels 1999:411 volgt dit. 224 Pendjara III:82-3; Jail III:130. Tan Malaka dateert dit op 29 februari; een datum die in 1946 niet voorkwam, en dus kan worden gelezen als 1 maart. Hatta kwam niet pas in de middag naar Solo, maar was bij de opening van de zitting ter plekke (Boeroeh, 2-3-1946; Kedaulatan Rakjat,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

262

Verguisd en vergeten

Soekarno meldde de KNIP dat in zijn commissie geen overeenstemming was bereikt. Hij vroeg vervolgens de KNIP een formateur aan te wijzen. Dit lukte niet. De KNIP vroeg Soekarno nogmaals te overleggen met de diverse partijen.225 Waarom wees de KNIP geen formateur aan? Was de PP-aanhang binnen de KNIP niet groot genoeg om zijn kandidaat een meerderheid te bezorgen, of openbaarde zich verdeeldheid over die kandidaat? Een verslag dat de Nederlandse inlichtingendienst doorzond, voegt aan deze summiere gegevens met enig waarschijnlijkheidsgehalte toe dat Soekarno het Volksfront voor het feit [stelde] met een leider voor den dag te komen, die een nieuw kabinet zou kunnen samenstellen. (De Hr. Tan Malakka was op deze bewuste dag niet aanwezig; als protest tegen Sjahrir.) Na heftig debat bleek het Volksfront geen leider te kunnen produceeren, die de vorming van een nieuw kabinet op zich zou kunnen nemen. Hierbij dient te worden aangemerkt, dat de heer Soetan Sjahrir opgemerkt had, dat als de heer Tan Malakka zich in één of ander kabinet op de voorgrond zou willen brengen, hij (Sjahrir) van het toneel zou verdwijnen, hetgeen als een zeer belangrijke opmerking moet worden beschouwd. Toen bleek, dat het Volksfront gefaald had, werd door President Soekarno de bekende extremist van Soerabaia de heer Soetomo gevraagd of hij in staat was een nieuw kabinet te vormen, hetgeen echter ook zonder resultaat bleef, aangezien ook de Hr. Soetomo de zaak niet aandurfde.

Hierop ging Soekarno opnieuw in beraad.226 4-3-1946). Adam Malik sprak ook met Soekarno kort voor of tijdens de KNIP-zitting en vroeg hem Tan Malaka tot kabinetsformateur te benoemen. Soekarno liet weten dat niet alleen hij, zoals Adam Malik zei, maar ook Tan Malaka en zijn aanhangers als gesprekspartners voor de Nederlanders onaanvaardbaar waren. Hij zou Tan Malaka niet aanwijzen; verder diende Adam Malik vertrouwen in zijn oordeel te hebben en af te wachten. Een boze Adam Malik vertrok en lichtte Tan Malaka in (Adam Malik 1978:167-8, ook in Kaisiepo 1982:79, 1984:82). 225 ‘Sekeliling kabinet Sjahrir’, Boeroeh, 7-3-1946; M. Tabrani, ‘Menjoesoen pemerintah jang koeat II’, Kedaulatan Rakjat, 7-3-1946. Tabrani was KNIP-lid, maar ook hoofd van de afdeling pers en publicaties van het ministerie van voorlichting. 226 NEFIS West-Java aan Van Mook, 7-3-1946, in NIB 3:522. Dit verslag ‘uit zeer ingewijde en 100% betrouwbare bron’ zou in grote lijnen kunnen kloppen. Van Mook gaf deze versie op 9 maart door aan minister van overzeese gebiedsdelen Logemann (NIB 3:525-6). Ook in NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 31, in CAD GG 60-340. Een Nederlandse anti-Republik-brochure vermeldt ook het protestvertrek van Sjahrir en de schorsing van een zitting als gevolg van het ‘aanhoudende geroep van jonge Indonesiërs met bamboesperen: “Wij willen oorlog met de blanda’s”’ (V.d. Ende 1946:68). Hatta 1974:11-2 zegt dat een poging van Chairul Saleh om een kabinet te vormen faalde omdat hij de Tan Malaka-aanhang de belangrijkste posten toedeelde. PNI en Masjoemi waren het oneens met de hun toebedeelde posten. Volgens Manai Sophiaan 1991:159-60, KNIP-lid voor de PNI, wensten PNI en Masjoemi geen kabinet dat werd gedomineerd door de Tan-Malaka-groep en een mogelijk daaropvolgende afzetting van Soekarno. Kahin 1952:176, Abu Hanifah 1972:166 en Manai Sophiaan 1991:159-60 verschaffen een soortgelijk beeld van persoonlijke tegenstellingen. Iwa Kusuma Sumantri 2002:229 verwijt Chairul Saleh en de andere pemoeda in de PP een ‘blunder’ door niet naast het program een

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

263

Tegenover een door Clark Kerr voor overleg naar Djokja gezonden Britse officier, majoor D. West, verklaarde Soekarno op 4 maart ‘although the opposition was fairly strong they had not suggested an alternative “Prime Minister” when Sjahrir handed in his resignation on the 1st day of the National Assembly’. Soekarno somde desgevraagd de oppositie op: Masjoemi, PNI, Persatoean Perdjoeangan, Youth Congress en Women’s Front. ‘When asked about Tan Malakka and Soetomo he said they were merely leaders of groups within the People’s Front, and inferred that they were very small “fry”. He told me that the opposition was composed of 137 small parties or groups.’227 De onverwachte schorsing op 1 maart na een middagzitting van tien minuten leidde tot een stortvloed aan besprekingen, in klein en groter verband. De PP, met Chairul Saleh en Soekarni als voornaamste woordvoerders, oefende maximale druk uit op Soekarno en Hatta vóór de PP, in een mengsel van dreiging en overreding. Soekarno hield zich nu wat op de achtergrond en Hatta werd zo het voornaamste doelwit van de PP-acties. De Partai Sosialis hield voortdurend contact met Sjahrir over de in te nemen positie. Soedarsono en Abdoelmadjid waren hierbij het nauwst betrokken. De laatste vond de gang van zaken een illustratie van de tegenstelling tussen stalinisme en trotskisme. Tan Malaka wil een permanente revolutie; de PS volgt Lenins genuanceerde theorie daarover. Abdoelmadjid werd de onverzoenlijke woordvoerder van de PS in de besprekingen.228 Chairul Saleh meldde zich, vergezeld van onder anderen Soekarni, bij Soeroso om met Soekarno en Hatta te overleggen. Soekarno liet het gesprek over aan Hatta. Chairul Saleh eiste als grootste groep in de KNIP het recht op een nieuw kabinet te vormen. Hatta antwoordde dat dit in de KNIP wellicht het geval was, maar dat meer dan driekwart van het volk achter Soekarno en Hatta stond. Chairul Saleh kon dit, aldus Hatta, niet ontkennen, waarop Hatta aanvulde dat Soekarno en hij het minimumprogram onaanvaardbaar vonden.229 kandidaat-eerste minister voor te dragen, waardoor Sjahrir de kans kreeg zijn rentree te maken. De pemuda waren ‘naïef en simpel’. In iets vriendelijker bewoordingen ook in Iwa Kusuma Sumantri 1963:116. 227 Verslag bezoek Majoor West in NIB 3:510-3. Citaten op p. 512. De Amerikaanse consulgeneraal Walter A. Foote wist veel minder. Hij rapporteerde op 6 maart aan Washington over de vergadering van partijleiders in Djokja waar Tan Malaka weigerde te komen en Soekarno’s uitnodiging een kabinet te vormen afwees (Consul General at Batavia (Foote) to the Secretary of State, Batavia, 6-3-1946, in FRUS 1946, VII:813). 228 Interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 27-10-1980. 229 Hatta 1979a:483-4, 1981a:258-9. Hatta’s verslag van de KNIP-zitting is nogal slordig, maar dit gesprek zal zich in deze geest wel hebben afgespeeld. Ook in interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972 en Chaniago 1979:185, gebaseerd op een interview met Hatta, Djakarta, 19-1-1978.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

264

Verguisd en vergeten

Voor Hatta was de nationalisatie van ‘vijandelijk’ bezit een onaanvaardbaar punt, dat geheel in tegenspraak was met zijn politieke verklaring van 1 november 1945. Ook de eerste eis was niet aanvaardbaar. Zoals Hatta later zei: ‘Om erkenning te verkrijgen moet eerst worden onderhandeld’. De weg van verschroeide aarde en totale vernietiging was niet die van Soekarno en Hatta. De Republik was niet in de positie erkenning af te dwingen van de geallieerden.230 De PP-leden kwamen vervolgens bijeen om een nieuwe gedragslijn uit te stippelen, ook omdat Soekarno de PP als organisatie voor verder overleg had uitgenodigd. Bij dat overleg werden de besluiten van de vorige dag bevestigd, en besloten dat als Soekarno het minimumprogramma zou afwijzen de PP-leden geen zitting zouden nemen in het kabinet en dat een motie van wantrouwen zou worden ingediend – dat laatste kon uiteraard slechts geschieden op een volgende KNIP-zitting als er weer een kabinet in functie was. De vergadering kon zich ook buigen over een alternatief voor het minimumprogram dat door Soekarno en Hatta aan Chairul Saleh en Soekarni was overhandigd. Het werd afgewezen, ook door de Pesindoleiding, die drie man sterk – Wikana, Krissubanu en Ibnu Parna – aanwezig was. Een nieuwe delegatie werd aangewezen: Soekarni, Chairul Saleh, Ibnu Parna, het echtpaar Mangoensarkoro, Soekiman, mr. Daljono en ook Wali alFatah.231 De delegatie ontmoette ten huize van Soeroso nu ook Hatta weer, en het niet-PP-deel van de commissie van elf. Soekarno leidde eerst, daarna nam Hatta over. Felle discussies volgden met Abdoelmadjid tegenover Chairul Saleh en Wali al-Fatah als de belangrijkste kemphanen. Hatta zei op een bepaald ogenblik dat met de nationalisaties van het minimumprogram alle imperialisten in de wereld zich zouden verenigen om de Republik te vernietigen. Chairul Saleh riposteerde dat de Proclamatie dit al had teweeggebracht. Overeenstemming werd niet bereikt; het gesprek verliep heftig en verward. Laat in de avond ging men uiteen. Wellicht ook werd deze vergadering 230 Interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972. BP-lid Abdoel Halim (1981:51-2), partijloos maar dichtbij Sjahrir, vertelde in 1978 over de algemene opvatting van zijn geestverwanten op de KNIP Solo. Soekarni stelde het PP-programma voor als regeringsprogramma. ‘Dat was zeer extreem. In feite onmogelijk. Het was heel stoer, maar impossible.’ De jonge Republik was als een baby, die zich niet kon meten met volwassenen als Engeland en Amerika. De diplomatieke weg moest worden gevolgd en overal sympathie gezocht. Het leger was nog zwak. Tan Malaka was ook ‘impossible’. De algemene situatie stond geen Tan Malaka toe. De KNIP-leden waren voor een groot deel koloniaal bestuurder geweest en nu zouden de bupati en regenten moeten luisteren naar Tan Malaka…, aldus Halim. 231 ‘Resumé A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 100, in NA, PG 974. Pendjara III:83; Jail III:131 noemt Wali alFatah (niet in ‘Resumé), en ook nog Trimurti ‘en anderen’. Daaronder zou dan Ibnu Parna vallen, die door Tan Malaka niet met name wordt genoemd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

265

onderbroken voor onderling overleg, en werd hij voortgezet in gewijzigde samenstelling.232 Het was blijkbaar niet gelukt om het PP-verbond op te breken, maar anderzijds liep ook de PP vast op de weigering van Soekarno en Hatta het minimumprogram te aanvaarden. Van Soekarni worden nog twee acties vermeld, die, als zij inderdaad plaatsvonden, duiden op de teleurstelling van Soekarni en die meer lijken op eigenmachtige noodsprongen dan weloverwogen politieke stappen. In een gesprek met Sjahrir, Soedarsono en Soebadio kwam hij met het voorstel Soekarno ten val te brengen en Tan Malaka, die meer steun dan Soekarno zou genieten, in zijn plaats te stellen. Het antwoord was natuurlijk negatief.233 ‘s Morgens 2 maart omstreeks negen uur liet Soekarni zich aandienen bij Hatta. Hij meende dat alle problemen in een gesprek tussen Hatta en Tan Malaka zouden kunnen worden opgelost en vroeg Hatta naar Tan Malaka, die buiten Solo verbleef, toe te gaan. Hatta verklaarde zich gaarne bereid tot een ontmoeting, maar zijn positie en het protocol beletten hem naar Tan Malaka toe te gaan. Hij vroeg Tan Malaka naar hem toe te komen, waarbij hij zich garant stelde voor diens veiligheid. Soekarni bleef vasthouden aan zijn voorstel, en vertrok tenslotte onverrichterzake.234 Waarschijnlijk wist Tan Malaka niets van Soekarni’s opzetjes. Hij zal er ook weinig in hebben gezien. Als hij weet had van Soekarni’s bezoek aan Hatta, en zelf ook een gesprek wenste, zou hij dat niet hebben laten afstuiten op een geschil over de ontmoetingsplaats. Aan regeringszijde zal intensief zijn nagedacht en overlegd over de volgende stap. Hoever kon men gaan? Dreigde een staatsgreep of gewapende 232

Pendjara III:83; Jail III:131; ’Resumé A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p 100, in NA, PG 974. Chaniago 1979:187 verwijst, zonder zijn bron te noemen, naar deze bijeenkomst, waarbij hij als PP-deelnemers Soekarni, Chairul Saleh, Soekiman en PNI-voorman Sartono noemt. Hierbij zou zijn meegedeeld dat Sjahrir door Soekarno zou worden aangewezen als kabinetsformateur. Dit was dus de derde bijeenkomst van de PP-delegatie met de regering. Tan Malaka heeft in zijn verslag de twee bijeenkomsten op 1 maart samengevoegd. Soemantoro (SV 1948:245 (verhoor 15-3-1948)) zegt dat Soekarno en de PP-delegatie in totaal drie maal bijeenkwamen. 233 Chaniago 1979:185-6, op basis van een interview met Soebadio, Djakarta, 23/24-1-1978; interview Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 27-10-1980; Soebadio Sastrosatomo 1987:240-1. Voor en tijdens de KNIP-zitting was er volgens Soebadio 1987:241 veelvuldig overleg tussen Soekarni enerzijds en Soebadio en Soedarsono anderzijds. In het interview met mij noemde Soebadio als Soekarni’s motieven om Soekarno te vervangen diens gebrek aan ruggengraat: hij had zijn volk aan Japan verkocht en zou ook de Republik aan Nederland kunnen verkopen. Ondanks zijn radicale taal ontweek hij de strijd. In ruil voor de afzetting van Soekarno zou de PP Sjahrir steunen. Soekarni verwees hierbij ook naar de steun die hij in BP en KNIP aan Sjahrir had verleend, en waarvoor blijkbaar een beloning op zijn plaats was. 234 Hatta 1974:13, 1979a:484-5, 1981a:259; interview van Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 2911-1972, waarin Hatta Poerwokerto als onwaarschijnlijke verblijfplaats van Tan Malaka noemt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

266

Verguisd en vergeten

opstand? Soedirman had Soekarno en Hatta zijn loyaliteit betuigd; op de TRI kon de regering dus voorshands vertrouwen. Over de stappen die de PP overwoog, was de regering ongetwijfeld ook ingelicht. Binnen de PP beschikten Sjahrir en Amir over voldoende sympathisanten die informatie doorgaven over de PP-tactiek.235 Een coup, zoals Soetomo had aangekondigd, zat er nog niet in. Met lippendienst aan het coalitiekabinet en met een program, dat in schijn het PP-program evenaarde, zou voldoende verdeeldheid in de PP kunnen worden gezaaid om een eensgezinde scherpe reactie te voorkomen. De KNIP zou dan niet te hoop lopen tegen de regering en de publieke opinie zou, bij gebrek aan duidelijk inzicht, afwachten. Een propagandacampagne zou hieraan het nodige kunnen bijdragen. Van doorslaggevend belang was wel hierbij de eensgezindheid van Sjahrir, Amir, Hatta en Soekarno, en die bleef in stand. Soekarno die bij een keuze vóór de PP de Republik in een heel andere richting had kunnen sturen, koos voor de diplomatieke koers van Sjahrir. Het was in belangrijke mate dank zij hem dat Sjahrir zijn eerste-ministerschap prolongeerde. De KNIP-zitting bracht Soekarno terug als machtige, misschien wel machtigste staatsman van de Republik. Een paar maanden eerder mocht hij bij Sjahrirs aantreden zijn hoge positie behouden, omdat Sjahrir dat in de gegeven omstandigheden het beste achtte. Nu, op 2 maart 1946, was het andersom, en mocht Sjahrir blijven omdat Soekarno dat goedvond. Tijdens het overleg dat op 1 maart plaatsvond zal het de PP duidelijk zijn geworden dat zijn twee eisen werden afgewezen. Wellicht ook werden zij geïnformeerd over het besluit dat de regering zou nemen. Een PPvergadering besloot daarop dat het aan de leden van bij de PP aangesloten organisaties werd verboden in het nieuwe kabinet zitting te nemen omdat het kabinet niet het minimumprogram wilde uitvoeren.236 De KNIP-zitting op 2 maart werd geopend met de mededeling van Hatta dat Sjahrir door Soekarno was aangewezen als formateur, met de opdracht een coalitiekabinet te vormen.237 Namens de PP verwoordde Wikana – dat juist een voorman van Pesindo, die werd geacht dichtbij Sjahrir en Amir te staan, dit mocht vertellen zal een duidelijke signaalbetekenis hebben gehad – het besluit van de PP over het verbod om toe te treden tot het kabinet. De rest van de vergadering speelde zich af in een opgewonden en verwarde 235

Volgens Iwa Kusuma Sumantri 1960-61(2-3):3, 2002:229-30 werd de PP verdeeld door de infiltratie van spionnen, de leden werden tegen elkaar uitgespeeld en men stookte onrust; ook in Iwa Kusuma Sumantri 1963:140. 236 ‘Persatoean Perdjoeangan dan kabinet baroe’, Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 7-3-1946. 237 Antara, 3-3-1946, ook in Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 4-3-1946. In dit bericht werd voor de eerste maal publiekelijk gemeld dat Soekarno op 28 februari het ontslag van het kabinetSjahrir had bekendgemaakt. Een verslag dat de Nederlandse inlichtingendienst doorstuurde (in NIB 3:522) voegt hieraan toe: ‘Bij het aanhoren van deze uitspraak [de aanwijzing van Sjahrir als formateur] ging er een donderend applaus in de zaal op, waarbij zelfs de leden van het Volksfront en Pembrontakan Rakjat [BPRI] zich niet onbetuigd lieten’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

267

sfeer. Kenmerkend hiervoor was Ibnu Parna’s slotrede waarin hij ‘logica’ stelde tegenover ‘dialectiek’. ‘De logica [...] heeft er toe geleid het volk in staat van beschuldiging te stellen, het rekening houden met de buitenwereld heeft het aanschijn gegeven aan een diplomatie die het hoofd buigt voor de buitenwereld, heeft een bedel-diplomatie in het leven geroepen. Aan de influisteringen van de buitenwereld wordt tenslotte grotere aandacht besteed dan aan de stemmen en critiek uit het volk. De logica in de revolutie heeft het vijf gewrongen punten tellende minimumprogram der regering te voorschijn gebracht, terwijl de dialectiek welke zich stelt op die mannelijke strijd tot aan het einde toe dat minimum-programma van de Persatoean Perdjoeangan bestaande uit 7 krachtige punten heeft voortgebracht.’ Hier geraakte de zitting in opschudding. Uit de banken der regeringspartij werd geschreeuwd: ‘Zitten!’, terwijl de oppositie antwoordde met: ‘Doorgaan!’ Ibnu Parna zette zijn betoog voort: ‘Ik weet heel goed, dat niet allen mijn standpunt delen (gelach uit de banken der regeringspartij), maar ik weet ook, dat degenen, die het er niet mee eens zijn allen agenten zijn van het internationale kapitalisme (betrokken gezichten van de leden der regeringspartij, gejuich bij de oppositie). Het program van de Persatoean Perdjoeangan heeft in deze zitting geen stemmeerderheid gekregen, maar dit betekent geenszins, dat het niet het volksprogram zou zijn. Vele stemmen in deze zitting betekenen niet, dat die voldoen aan de voorwaarde van een volkssoevereiniteit. Sovjet-Rusland verliest de stemming in de UNO, maar dit betekent niet, dat Sovjet-Rusland de stem van het volk niet zou vertegenwoordigen. Nu heeft de groep, welke de stem van het volk vertegenwoordigt, de stemming verloren, doch er zal stellig een tijd aanbreken, waarin de agenten van het kapitalisme en hun trawanten dood op de grond vallen! Merdeka!’238

Tot besluitvorming kwam het niet meer; over het nieuwe kabinet werden geen uitspraken gedaan. Het ‘s middags aan de KNIP overgelegde pro­ gramma voor het nieuwe kabinet werd niet eens besproken. De KNIP ontbond zichzelf tenslotte, en vertrouwde de nieuwe KNIP-samenstelling toe aan de president.239 238 ‘Resumé A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 101-2, in NA, PG 974. Wikana’s uitspraak in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):208. 239 Pendjara III:83; Jail III:131; Yamin (verhoor 8-3-1948) in SV 1948:146. Anderson 1972:317 schrijft, zonder bronvermelding, dat Wikana onder druk van zijn oude kameraden Chairul Saleh en Soekarni als woordvoerder optrad. Jarvis vertaalt ten onrechte waar de KNIP zijn nieuwe samenstelling overlaat aan de president: ‘handing over formation of the cabinet to the president’. De toevoeging ‘of the cabinet’ staat niet in Tan Malaka’s tekst en is ter verduidelijking bedoeld. Deze is hier misplaatst; de KNIP kon juist niet tot een uitspraak over het kabinet komen. Ik neem aan dat de KNIP-zitting ook op 2 maart werd gesloten, in overeenstemming met de agenda, en bij ontbreken van persberichten over een KNIP-zitting later dan 2 maart. In diverse

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

268

Verguisd en vergeten

De terugkeer van Sjahrir Het programma voor een nieuw kabinet werd door Sjahrir in Djakarta op 5 maart via een journalist van Antara en op een persconferentie openbaar gemaakt. Het program, dat vijf punten telde, was hem op 2 maart opgelegd door Soekarno, aldus Sjahrir. 1. Besprekingen op basis van de erkenning van de Republik Indonesia als 100% merdeka. bronnen leidt het verschil tussen ‘tot’ en ‘tot en met’, in Indonesisch en Engels, tot misverstand, bijvoorbeeld in Jail III:131, 136. De plaatsing in de tijd van de gebeurtenissen in en buiten de vergadering is geen sinecure, bij gebrek aan eigentijdse verslagen. Tan Malaka’s samenvatting (Pendjara III:80-4; Jail III:126-32) is in chronologie zeer slordig, maar wel de meest uitgebreide. Anderson 1972:311-6 en Nasution 1977, III:88-91 leunen sterk op zijn weergave. Jarvis’ noten in Jail III:260-2 bieden niet veel aanvullende informatie. Ibnu Parna’s verslag in ‘Resumé A.Koma-brochure 3’ in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 98-102, in NA, PG 974, verschaft waardevolle aanvulling. Chaniago 1979:181-9 is breder van grondslag. Verder Iwa Kusuma Sumantri 1963:114-7, 2002:225-30 en, beknopt, in De Jong 1988:183-4. Een verslag van een ‘volkomen betrouwbare rapporteur’, in brief van het Hoofdkwartier van het KNIL, ondertekend door S.H. Spoor aan Van Mook (1-4-1946), laat een bijeenkomst in Solo op 26 februari bijwonen door Sjahrir, Hatta, Soekarno, Amir en Tan Malaka. Soekarno toont 250 telegrammen, die om 100% merdeka vragen; Sjahrir verdedigt zijn beleid en Tan Malaka valt in een felle woordenwisseling Sjahrir aan, die hij verwijt niets te hebben bereikt en die hij vraagt niet te veel aan Nederlandse zijde te staan. Sjahrir vindt in de discussie aanleiding zijn ontslag in te dienen. Op 28 februari komen 600 KNIP-afgevaardigden bijeen. De meeste vergadertijd gaat heen met het voorlezen van telegrammen. Op 2 maart, na een rede van Soekarno, spreekt de vergadering zich met 55 tegen 45% uit voor een diplomatieke koers. Deze brief in NA, Van Mook 144. Dit mooie verhaal, inventief uit de duim gezogen, wordt door Mrázek voor waar aangenomen en uitvoerig aangehaald (Mrázek 1994a:314-5). De gang van zaken bleef lang onduidelijk. Schulte Nordholt 1959:393 laat Soekarno Tan Malaka belasten met de kabinetsformatie. Dit ‘hoge spel’ mislukte door de onderlinge verdeeldheid van de PP, die Tan Malaka niet te veel macht gunde. Zo keerde Sjahrir terug. Louis Fischer geeft in zijn The story of Indonesia een zeer leesbaar verslag, onder flinke invloed van zijn informanten die Tan Malaka niet welgezind waren. ‘Gangs with self-made mandates’ hadden hun ‘counterparts’ ‘at the summit’ ‘in intriguing, ambitious plotters like Tan Malaka, the Communist who, together with several Japanese-type Fascists, hatched a shrewd scheme to supplant Sukarno and set up a dictatorship’ (Fischer 1959:87). ‘In the mouths of demagogues, therefore, the slogan “Negotiate upon the basis of 100 per cent recognition [of the Republic] and only after foreign troops have left the shores and seas of Indonesia” found many attentive ears. It helped the Communist Tan Malaka, intriguing to seize power from President Sukarno and Prime Minister Sjahrir, to organize a formidable-looking National Front (Persatuan Perdjuangan) which included Communists, kidnapers, jingo nationalists, anti-Westerners, and men who had unconsciously allowed their minds to be brainwashed by Japanese methods and propaganda. […] Sukarno, always a shrewd tactician in politics, saw that, though this Front would unitedly and happily knife Sjahrir, it was otherwise divided. The army preferred Sukarno to the unscrupulous Tan Malaka, whose eye was on the President’s office; the anti-Marxist Moslims distrusted Tan Malaka for his Marxist views; the party leaders realized they would be suppressed if the Front won; the seekers-after-power knew they would have none with Tan Malaka on top.’ (Fischer 1959:91.) Ook Dahm 1971:123 gaat er van uit dat Tan Malaka Soekarno wilde opvolgen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

269

2. Voorbereiding van volk en staat op alle gebieden van politiek, defensie, economie en sociale zaken om de soevereiniteit van de Republik Indonesia te verdedigen. 3. Verwezenlijking van een democratisch regeringsbestel op centraal en regionaal niveau. 4. De grootst mogelijke inspanning om de productie en distributie van voedsel en kleding te verbeteren. 5. Wat belangrijke bedrijven en plantages betreft is het wenselijk dat de regering de nodige maatregelen neemt zodat wordt voldaan aan de doelstelling als vermeld in artikel 33 van de Grondwet (over sociaal welzijn).240 Het program was opgesteld door Sjahrir, werd ongewijzigd overgenomen door Soekarno en daarna als Soekarno’s programmatische opdracht aan Sjahrir verstrekt.241 Sjahrir was in een ‘buoyant mood’ vertelde Clark Kerr aan de Australische diplomaat R.C. Kirby. Hij had de sterke oppositie overwonnen.242 De regering had het initiatief hernomen, maar kon bepaald niet gerust zijn op de uitkomst van de krachtproef die zij was aangegaan. Tot de KNIP-zitting was de regering in het defensief en leek zij niet in staat een alternatief te stellen tegenover de verenigde PP-macht en het aansprekende minimumprogram. De confrontatie was toen ook ontweken, met woordenspel en in het vooruitzicht gestelde concessies – te doorzichtig voor de PPradicalen. Sjahrirs aftreden had de PP verrast. In de nieuwe situatie had de PP zijn standvastigheid getoond door vast te houden aan het minimumprogram. Zijn zwakte ook was gebleken toen het niet mogelijk bleek een kabinetsformateur voor te dragen, die de steun van de gehele PP (of de KNIP?) genoot, of botste die aanwijzing met Soekarno’s weigering om het PP-program te aanvaarden? Soekarno’s gezag en balanceerkunst hadden de PP niet van zijn program los kunnen weken. Hij koos toen opnieuw voor Sjahrir en diens diplomatieke koers en zette al zijn presidentieel gezag in om het tweede kabinet-Sjahrir tot stand te doen komen. Het program waar Sjahrir zich aan diende te houden kwam, zo liet Sjahrir niet na te benadrukken, van Soekarno. Soekarno’s populariteit en gezag straalden zo af op Sjahrir en hij kon daarvan wel het een en ander gebruiken. Van dat program werd gezegd en gesuggereerd dat het niet 240

Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 6-3-1946 met het Antara-bericht. Merdeka, 6-3-1946 geeft iets meer informatie, en verwijst naar een persconferentie die Sjahrir blijkbaar ook op 5 maart gaf; dit ook in Kedaulatan Rakjat, 9-3-1946. 241 R. Soeharto 1982:58 die de opstelling door Sjahrir van een uitroepteken voorziet. Soeharto logeerde ook bij Soeroso, en was aldus van nabij getuige van een aantal gebeurtenissen. Volgens Moh. Natsir (interview Djakarta, 17-9-1980) hadden Soekarno en Hatta het programma geschreven. Soebadio Sastrosatomo 1987:234 laat de niet-PP-leden van de commissie van tien het program opstellen. 242 National Archives of Australia (NAA), A5954/1-2273/1, Cablegram Kirby, 7-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

270

Verguisd en vergeten

afweek van het PP-minimumprogram. De PP had zich slechts een negatieve kracht getoond en tijdens de KNIP in Solo regeringsverantwoordelijkheid ontlopen door te weigeren kandidaat-ministers voor te dragen. Tegen Tan Malaka werd de fluistercampagne voortgezet waarin hij werd afgeschilderd als trotskist, en Japans en Brits agent. De PP zou coupplannen hebben gekoesterd en wellicht nog koesteren. Dit alles had ook ten doel de PP op te breken. Sjahrir had tot taak een coalitiekabinet te vormen, en hij zou daartoe PNI- en Masjoemi-ministers moeten aanzoeken, liefst met toestemming van hun partijen, die de PP-koers tot dan toe hadden gevolgd. Djohan Sjahroezah kon een jaar later schrijven dat de PP ‘di-out-manoeuvreer’ was.243 De Pesindo, nog steeds PP-lid, richtte kritiek op de PP. Radio en pers werden ook ingezet, terwijl een stortvloed aan telegrammen zich nu uitsprak vóór Sjahrir. Dit brede offensief was in eerste aanleg gericht op een succesvolle afsluiting van Sjahrirs formatie, met een coalitiekabinet. De PP kon hier niet in gelijke mate iets tegenover stellen. Het verbod aan de PP-leden om zitting te nemen in het nieuwe kabinet, zoals verwoord door Wikana, werd op de avond van 2 maart en op 4 maart nog eens bevestigd.244 Die uitspraak was niet unaniem. De Pesindo-vertegenwoordigers in de PP – Lagiono en Ibnu Parna – stemden verdeeld over de ‘motie van wantrouwen’ tegen de regering. De tegenstem van Lagiono werd hem voorgeschreven in een brief die Krissubanu en Wikana aan Lagiono en Ibnu Parna stuurden. Een motie van wantrouwen was niet op zijn plaats; de beide programma’s verschilden grotendeels slechts in redactie. Ibnu Parna voelde zich als vice-voorzitter gepasseerd en was het oneens met de instructie. Ibnu Parna werd vervolgens van zijn mandaat ontheven. In het telegram aan Soekarno, waarin dit werd meegedeeld, verklaarde de Pesindo het regeringsprogram te steunen.245 Ibnu Parna’s commentaren in ‘Penghela Rakjat’ verschenen ook niet meer. Dit aan de hoofdstroming van de Pesindo onwelgevallige geluid kreeg geen ruimte meer. Het hoofdbestuur had overwogen in zijn steun aan het regeringsprogramma dat ‘dit programma niet in strijd is met het minimumprogram’.246 De Pesindo bleef nog PP-lid, hoewel aan de bij toetreding gestelde voorwaarde van een kritisch-constructieve PP-opstelling ten opzichte van de regering niet meer werd voldaan. Werd het verloop van de formatie afgewacht? 243

Sjahroezah, ‘Djawab atas: ”Partai Sosialis, quo vadis?”’, Siasat 1-5(1-2-1947):6. ‘Persatoean Perdjoeangan dan kabinet baroe’, Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 7-3-1946, overgenomen door Antara, 8-3-1946. 245 Kedaulatan Rakjat, 6-3-1946; Boeroeh, 6-3-1946; Penghela Rakjat, 6-3-1946; Ra’jat, 8-3-1946. Al op 3 maart stuurde het Pesindohoofdbestuur een telegram aan Sjahrir, waarin het zich ‘met alle afdelingen en leden’ achter Sjahrir stelde (Boeroeh, 4-3-1946). ’Resumé A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 102-3, in NA, PG 974, geeft Ibnu Parna’s visie op de gebeurtenissen. 246 Deze resolutie, ook op 4 maart vastgesteld, verscheen pas in Kedaulatan Rakjat, 9-3-1946; ook Anderson 1972:318. 244

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

271

De Dewan Perdjoangan Djawa Timoer zei op 6 maart wel het lidmaatschap op, ‘in verband met een aantal zaken die niet in overeenstemming zijn met zijn positie’.247 De Oost-Javaanse Dewan Perdjoangan werd door de Pesindo gedomineerd; hier werd dus wel meteen tot uittreden besloten. De Koperasi Rakjat Indonesia in Cheribon beëindigde het lidmaatschap op 7 maart en was het ‘100% eens’ met het minimumprogram van de regering en stond volledig achter het kabinet-Sjahrir.248 Het verloop van de KNIP-zitting en de genomen besluiten drongen maar langzaam door tot het algemene publiek. De precieze gang van zaken bleef overigens voor een groot deel onduidelijk.249 Pas op 4 maart werd Sjahrirs ontslag als eerste minister en zijn benoeming tot formateur bekend – in enkele regels. Alleen ‘Kedaulatan Rakjat’ reageerde met een commentaar, van voorzichtige toonaard, waarin zorgelijk werd opgeroepen tot samenwerking tussen Sjahrir en de PP.250 De volgende dag vond de in het lot van zijn Republik geïnteresseerde lezer in ‘Kedaulatan Rakjat’ over de regeringscrisis slechts een door Antara vertaald stukje, met weinig nieuws en enkele fouten, van een Engelse journalist.251 Sjahrir gaf op 5 maart een persconferentie waarin het regeringsprogram werd openbaar gemaakt, en dat op 6 maart aan de burgers van de Republik eindelijk de nodige informatie verschafte. Sjahrir vertelde hier ook dat hij zijn kabinet wilde vormen met leden uit de drie grootste partijen, Masjoemi, PNI en PS. Desgevraagd voegde hij er aan toe dat hij in grote lijnen in het geheel geen nieuw beleid verwachtte – niet een voor Masjoemi en PNI aanmoedigende opmerking, maar wel duidelijk.252 Op diezelfde dag sprak M. Tabrani, KNIP-lid en hoofd van de persafdeling van het ministerie van voorlichting voor de radio. De toon was voorzichtig en verzoenend. Sjahrir had door ontslag te nemen aan Soekarno en KNIP de kans gegeven op de nieuwe politieke omstandigheden te reageren. Het ging er nu om in een coalitiekabinet, met alle grote partijen, waarachtige eenheid te smeden. Tabrani noemde Soekarno’s vergeefs pogen om tijdens de zitting tot een oplossing 247 Kedaulatan Rakjat, 6-3-1946; Boeroeh, 6-3-1946; ook in Merdeka, 19-3-1946; NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 32, in CAD GG 60-340, en Anderson 1972:318. 248 Antara, 11-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 12-3-1946; Boeroeh, 12-3-1946; ook Anderson 1972:318-9. 249 Said 1946:118-9 is bijvoorbeeld zeer beknopt over dit politieke keerpunt en komt niet veel verder dan dat de sfeer rond de zitting en achter de schermen gespannen was. 250 ‘Kabinet baroe’, Kedaulatan Rakjat, 4-3-1946. 251 Antara, 4-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 5-3-1946, al opgenomen in Boeroeh, 4-3-1946. Een toespraak van Soekarno in Djokja voor de Barisan Banteng waarin in ‘deze kritieke tijd, waarin de val of het voortbestaan van onze staat wordt bepaald’ ‘eenheid absolute voorwaarde is om moeilijkheden te overwinnen’ kon als indirecte verwijzing naar de situatie worden gezien, in Kedaulatan Rakjat, 5-3-1946; in Boeroeh, 6-3-1946 ook een kort verslag. 252 Dit verslag verscheen in Merdeka, 6-3-1946, maar pas in Kedaulatan Rakjat, 9-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

272

Verguisd en vergeten

te komen. De verwarring die hiervan het gevolg was verdween ‘als een dauwdruppel door een zonnestraal’ met Soekarno’s besluit Sjahrir als formateur aan te wijzen, met een program en de opdracht een coalitiekabinet te vormen. Nu moeten, met de vijand ‘niet voor de deur, maar al binnen’ alle geschillen worden opzijgezet. ‘Laten wij bidden dat Saudara Soetan Sjahrir aan de plicht kan voldoen waarmee onze President hem heeft belast.’253 ‘Boeroeh’ verschaft zijn lezers op 7 maart een zakelijk overzicht van het verloop van de KNIP-zitting, ‘van hier en daar verzameld’, dat concludeerde dat de ‘politieke weg’ moeilijk was, maar nog niet doodgelopen.254 Na Sjahrirs mededelingen kon de pers zijn commentaar geven. Sjahrir kreeg zonder veel reserve steun in zijn formatiewerk van ‘Lasjkar’ en ‘Berdjoeang’.255 In een rubriekje riep ‘Lasjkar’ op tot eensgezinde actie van alle lasjkar in een geordende opstelling: ‘Voorop Boeng Karno zelf op een banteng, aan zijn linkerkant Boeng Hatta op een schimmel, aan zijn rechterkant Boeng Sjahrir op een olifant […], achter hen Boeng Tan Malaka op een rode tijger, samen met dr. Soekiman op een kameel […]. Boeng [Soe]dirman zit op een ‘bomber’, Boeng Tomo op een ‘jager’, en niet te vergeten Boeng Moewardi in een gepantserde auto […].’ En daarachter volgen de lasjkar en de TRI, met leiders als Ch. Saleh, Ibnu Parna en Zainoel Arifin.256 ‘Boeroeh’ drukte een opiniërend stuk af, waarin de PP werd verweten zijn verantwoordelijkheid te hebben ontlopen door wèl kritiek uit te oefenen, maar niet bereid te zijn de macht over te nemen.257 Een paar dagen later riep ‘Boeroeh’ op tot grootmoedigheid. Het is niet de tijd voor een krachtproef of het zoeken van verschillen. Een principieel programma van vijf, zeven of negen punten is heel wat anders dan een actieprogramma. Er is geen plaats voor geschillen die de revolutie verzwakken, maar er is een gemeenschappelijke inzet nodig.258 ‘Merdeka’ schreef dat in de gegeven situatie Sjahrir zich moest inzetten voor een onafhankelijke Republik en daartoe sterke mannen rond zich diende te verzamelen.259 Sajoeti Melik schreef twee stukken in ‘Kedaulatan Rakjat’. In het eerste noemde hij Sjahrirs program te uitgebreid en onbegrensd, en daardoor moeilijk te begrijpen, laat staan uit te voeren. Sjahrir kreeg zo grote beleidsruimte. Sjahrir zou zich slechts moeten richten op één 253 M. Tabrani, ‘Menjoesoen pemerintah jang koeat’, Kedaulatan Rakjat, 6- en 7-3-1946, samengevat in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):207-8. 254 ‘Sekeliling kabinet Sjahrir’, Boeroeh, 7-3-1946. 255 ‘Koalisi kabinet’, Lasjkar, 6-3-1946; ‘Politik kabinet baroe’, Berdjoeang, 7-3-1946. 256 ‘Mbok ja… bersatoe’, Lasjkar, 9-3-1946, zoals overgenomen in Andi Suwirta 1995:74-5. 257 Sajadi Poetro, ‘Opposisi dan pemerintah’, Boeroeh, 8-3-1946. 258 ‘Hendaknja berdjiwa besar!’, Boeroeh, 11-3-1946. 259 ‘Orang2 koeat’, Merdeka, 8-3-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-6(7/13-31946):182-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

273

taak: het voltooien van de revolutie. Bij totale inzet daarvoor was de vorming van een kabinet geen probleem. Het PP-program zou als program voor zo’n revolutiekabinet kunnen dienen.260 Twee dagen later bestreed hij dat PP- en regeringsprogram slechts verschilden in formulering, zoals velen beweerden. Dat verschil kon in de uitvoering worden opgeheven, maar even zo goed zeer groot blijken te zijn. De PP had een duidelijk program, de regering kon haar program op allerlei manieren invullen. De deur voor samenwerking achtte Joeti nog niet gesloten, en hij riep op tot overleg tussen regering en PP. Bij mislukking zou door een nieuwe samenstelling van de KNIP, in overleg tussen Soekarno en de PP, dit lichaam via zijn parlementaire controle het kabinet toch op de juiste koers kunnen houden. Joeti besloot met de hoop dat vooral Soekarno zijn ideeën zou willen overdenken.261 Sajoeti Melik volgde hier niet de harde koers van de PP, maar zag of hoopte op ruimte voor een compromis. Het hardste commentaar tegen Sjahrir verscheen in het door de Masjoemi uitgegeven dagblad ‘Al Djihad’. Het resultaat voor regering en volk van de KNIP-zitting was niet als gehoopt. Hij begon met crisis en eindigde met nieuwe crisis. Sjahrirs kabinet, dat op veel verzet van het volk stuitte, komt in andere vorm terug. De PP, de stem van het volk, kan niet samenwerken met dit kabinet. Vele gevaren zijn aanwezig, terwijl het geschil ook geladen is met prestige-overwegingen. De hele gang van zaken miskent de democratische grondregel waarbij kabinet en oppositie van rol wisselen, als de oppositie de sterkste groep in het parlement vormt. De KNIP is geen spiegel van het volk, maar een geschenk van de regering. De PP weerspiegelt de volkswil beter. Er gaapt een diepe kloof tussen het tweede kabinet-Sjahrir en de PP; daarom zal er geen coalitiekabinet komen. Hopelijk geeft Sjahrir zijn opdracht terug.262 Dit onverzoenlijke stuk zal mede bedoeld zijn om de Masjoemi-gelederen te sluiten en Sjahrirs pogingen tot werving van ministers te smoren. Inmiddels werd ook het telegram weer ingezet in de propagandastrijd. Nu waren het telegrammen aan Soekarno en Sjahrir, waarin partijen en strijdorganisaties, op nationaal, regionaal en lokaal niveau, zich ‘voor 100%’ achter Sjahrir stelden. Daaronder waren ook een aantal uit Sumatra, van vóór de KNIP-zitting, die met vertraging in Djokja waren gearriveerd en de verwarring weerspiegelden over de politieke woordenstrijd in de hoofdstad – men sprak steun uit voor Soekarno en Sjahrir, en was tegen besprekingen 260

Joeti, ‘Kabinet baroe’, Kedaulatan Rakjat, 7-3-1946, overgenomen in Penghela Rakjat, 11-31946. 261 Joeti, ‘Doea matjam program’, Kedaulatan Rakjat, 9-3-1946; ook in Jail III:267, note 24. 262 S.W., ‘Kabinet ke-3’, Al Djihad, 7- en 8-3-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):205-6. Onder de Masjoemileiders beschikt slechts voorzitter Soekiman Wirjosandjojo over de passende initialen. De inhoud van dit en later commentaar maken zijn auteurschap hoogst waarschijnlijk.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

274

Verguisd en vergeten

vóórdat de geallieerden Indonesië hadden verlaten.263 Maar ook de Partai Sosialis in Salatiga wist het op 4 maart niet meer precies, toen hij erkenning van 100% merdeka eiste, voorafgaand aan onderhandelingen.264 De Partai Rakjat Djelata (PRD) schreef in zijn telegram aan Sjahrir op 6 maart hetzelfde, en toonde zich hiermee een trouw PP-lid.265 De PP in Priangan was het spoor bijster, toen hij de hoop uitsprak op de vorming van een coalitiekabinet, gebaseerd op de instructie van de president.266 Wat stelden de PP-leden en de PP-leiding nog meer tegenover het regeringsoffensief? Het besluit van 1 maart van de PNI om officieel PP-lid te worden, bereikte de pers een week later, en vormde enig tegenwicht tegen de regeringsberichten.267 Op 4 maart besloot een Perwari-conferentie officieel toe te treden tot de PP; een besluit dat de pers toen niet haalde.268 PP reageert Het PP-secretariaat maakte op 5 maart bekend dat op 15 maart in Madioen zijn congres werd bijeengeroepen – de bevestiging van een al eerder genomen besluit, waarnaar Ibnu Parna al op 27 februari verwees in ‘Penghela Rakjat’. Er werden enkele organisatorische mededelingen gedaan, en wat betreft de agenda werd opgesomd dat ‘problemen wat betreft buitenland, binnenland, organisatie, enzovoorts’ zouden worden besproken. Over de actualiteit werd geen woord gezegd.269 Op 8 maart werd het nodig gevonden een instructie uit te sturen waarin elk lid werd opgeroepen volledig vast te houden aan de zeven punten van het 263 Kedaulatan Rakjat, 6-, 7-, 8-, 9-, 12- en 15-3-1946; Boeroeh, 6-, 7-, 8- en 13-3-1946 (met een opsomming van 14 telegrammen); Penghela Rakjat, 5-3-1946; Merdeka, 8- en 12-3-1946. 264 Boeroeh, 11-3-1946. 265 Kedaulatan Rakjat, 7-3-1946; Merdeka, 12-3-1946. 266 Kedaulatan Rakjat, 15-3-1946. 267 Antara, 5-3-1946, in Boeroeh, 5-3-1946; Ra’jat, 6-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 7-3-1946. Het besluit van 1 maart van de organisatie van loerah, dorps- en wijkhoofden in Djokja tot aansluiting bij de PP (Kedaulatan Rakjat, 4-3-1946), zal wel geen uitvoering hebben gekregen. Op 10 maart werd in Madjalengka door 31 organisaties een lokale PP-afdeling gevormd, met grote Masjoemi-inbreng (Al Djihad, 21-3-1946). 268 De belangrijkste reden hiervoor is waarschijnlijk dat deze toetreding in het Antaraverslag (6-3-1946) van de conferentie niet werd genoemd. Mw. Mangoensarkoro hield de belangrijkste rede; Soetomo was gastspreker. Uit Kedaulatan Rakjat, 11-4-1946; Boeroeh, 12-4-1946; Al Djihad, 12-4-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-12(17/24-4-1946):339 blijkt de toetreding. Deze bladen bevatten een verklaring van het Perwari-hoofdbestuur waarin dit toetreden werd verdedigd. Deze ook als I.N.S., ‘Pendjelasan Perwari dengan Persatoean Perdjoeangan’, Madjalah Wanita Repoeblik Indonesia 1-1(1-5-1946):10-2. 269 Antara, 6-3-1946, in Boeroeh, 6-3-1946; Ra’jat, 7-3-1946; Penghela Rakjat, 7-3-1946; Al Djihad, 7-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 8-3-1946; Lasjkar, 8-3-1946; Merdeka, 8-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

275

minimumprogram ‘in openbare en gesloten vergaderingen, in ontmoetingen en dagelijkse gesprekken’. De PP in de regio diende zich ook te baseren op deze zeven punten, eventueel met een aanvulling, mits ter kennis gebracht van het secretariaat.270 Een inhoudelijke reactie op de regeringskoers kwam er met ‘Samakah program pemerintah dengan program Persatoean Perdjoeangan?’ (Is het regeringsprogram hetzelfde als het PP-program?), door ‘Anggauta PP’ (een PP-lid). Het verscheen in vier afleveringen vanaf 8 maart in ‘Kedaulatan Rakjat’ en werd in diverse kranten overgenomen.271 Tan Malaka schreef het stuk, op verzoek van diverse PP-leden, maar vond het blijkbaar passend het niet onder eigen naam te publiceren. Dat was wellicht omdat zijn persoon in toenemende mate een teken van tegenspraak was geworden.272 Met enig sarcasme noteert hij dat de regering, na zes maanden Republik, eindelijk een program openbaar maakte, nadat de PP al twee maanden eerder zijn minimumprogram had vastgesteld. De PP heeft aldus na twee maanden al bereikt dat het volk voor de keuze wordt gesteld tussen een regering van Soekarno en Hatta en een regering van de PP.273 Deze opening kenmerkt de militante, onverzoenlijke toon van het stuk. Tan Malaka richt zijn pijlen niet op Sjahrir, maar op Soekarno en Hatta, en stelt Soekarno en Hatta diametraal tegenover de PP. ‘De regering-Soekarno-Hatta, of personen in haar nabijheid, zeggen dat het regeringsprogram hetzelfde is als het PP-program. Als dat zo is, wat is dan het nut om weer een nieuw program te maken? Zou het dan niet op zijn plaats zijn als de regering-Soekarno-Hatta het minimumprogram overneemt?’274 Maar, aldus Tan Malaka, de programma’s verschillen als ‘wit en rood’. Het regeringsprogram lijkt voor een Indonesië in vrede geschreven; het PPprogram is daarentegen gebaseerd op de strijd tegen een wrede vijand. De regering zegt niets over de Japanse krijgsgevangenen, de Europese ex-geïnterneerden en de naasting. Worden de Japanners die al zijn overgedragen aan de Britten nu niet overal door 270

Antara, 8-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 9-3-1946; Boeroeh, 12-3-1946. Kedaulatan Rakjat, 8-, 9-, 11- en 12-3-1946; Al Djihad, 9-, 11-, 12- en 13-3-1946; Boeroeh, 11-, 12- en 13-3-1946; Penghela Rakjat, 12-, 13- en 14-3-1946. Dit laatste toont dat in de Pesindokrant nog steeds ruimte was voor een geluid pro-PP en anti-Sjahrir. Boeroeh, 8-3-1946 en Penghela Rakjat, 12-3-1946 drukten beide programma’s naast elkaar af, opdat de lezers zelf hun conclusies konden trekken over overeenkomsten en verschillen, samengevat in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/19-3-1946):208-9. 272 Het geheel staat ook in Pendjara III:87-94; Jail III:136-46, in nauwelijks gewijzigde vorm. Het werd uitgegeven door het PP-secretariaat op 14 maart 1946. In de inleiding ertoe (Pendjara III:85; Jail III:133) verklaart Tan Malaka de auteur te zijn. Mijn verwijzingen zijn naar de versie in Tan Malaka’s autobiografie. 273 Pendjara III:87; Jail III:136. 274 Pendjara III:87; Jail III:136-7. 271

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

276

de Britten gebruikt om het Indonesische volk – man en vrouw, jong en oud – te doden? Zijn het niet de Nederlandse geïnterneerden die in Britse handen zijn gevallen die nu het Indonesische volk, vooral de pemuda, plunderen, ontvoeren, verkrachten, martelen en vermoorden, en NICA-besturen opzetten in door de Britten bezette gebieden?275

Over naasting van vijandelijk bezit zwijgt de regering. Aan dit fundamentele punt kan niets worden afgedaan; het is voor een industrie- en landbouwproletariaat de waarborg dat hun inzet voor de revolutie resultaat oplevert. In feite is en wordt deze naasting al uitgevoerd en kan niet meer worden teruggedraaid. Afwijzing van naasting betekent dat de 100% merdeka, waarvoor de regering zich zegt in te zetten, langs een achterdeur weer voor 100% wordt uitgehold door de instroom van het vreemde kapitaal.276 Na deze kritiek op hoofdpunten zet Tan Malaka het snijmes in de afzonderlijke punten van het regeringsprogram. De eerste punten van beide programma’s – besprekingen op basis van de erkenning van 100% merdeka – zijn hetzelfde, maar essentiee­l zijn hierbij grondslag en voorwaarden voor de besprekingen en het tijdstip van aanvang. Spijtig merkt Tan Malaka hierbij op dat de oorspronkelijke formulering van het PP-program veel duidelijker was. Daar werd het vertrek vooraf van de vreemde troepen geëist. Aandrang van vele leden, die dit te vergaand achten, leidde tot het schrappen van de toevoeging. Het gevolg was dat diverse PP-afdelingen in Java en Sumatra verwarde en halfslachtige telegrammen aan de regering stuurden.277 Duidelijk is wel dat Tan Malaka in zijn uitleg vasthield aan de oorspronkelijke formulering. Het tweede punt van de regering – voorbereiding op alle gebieden om de Indonesische soevereiniteit te verdedigen – staat naast het PP-punt tot vorming van een volksleger. Voorbereiding staat hier, aldus de auteur, tegenover uitvoering. In West-Java bijvoorbeeld zijn de politieke, economische en militaire secties van de PP hierbij volop actief. Verdere informatie verstrekt hij niet, omdat de NICA overal zijn oren heeft.278 Het derde punt – verwezenlijking van een democratisch regeringsbestel – staat naast het PP-doel tot vorming van een volksregering. De regering is vaag, maar lijkt te doelen op verkiezingen, die nu slechts tot verdeeldheid en verwarring zullen leiden en de vijand in de kaart zullen spelen. De PP is een revolutionaire eenheidsorganisatie voor de verdediging van de onafhankelijkheid, en daarin kiest het revolutionaire volk zijn revolutionaire leiders die revolutionaire actie zullen ontplooien; zo ontstaat een regering van het strijdende Indonesische volk.279 De twee laatste punten raken de economie 275 276 277 278 279

Pendjara III:88; Jail III:137. Pendjara III:88; Jail III:137-8. Pendjara III:88-9; Jail III:138-9. Pendjara III:89-90; Jail III:139. Pendjara III:90-1; Jail III:139-42.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

277

– verbetering van productie en distributie van voedsel en kleding, en maatregelen om belangrijke bedrijven en plantages onder de doelstelling van artikel 33 van de Grondwet te laten vallen. Dit artikel vroeg om een coöperatieve ordening van de economie en de overheidscontrole van belangrijke productiesectoren en natuurlijke rijkdommen. De PP had naasting en beheer van vijandelijk bezit als economisch programpunt. Waarom beperkte de regering zich tot voedsel en kleding? Wat werd gedaan om het volk te voorzien van wapens? En, wat voedsel en kleding betreft faalde het regeringsbeleid tot dan toe. Als een door het PP-secretariaat opgesteld plan voor productie en distributie door het aanstaande congres zou worden goedgekeurd, zal een reëel plan voor uitvoering gereed zijn. Met de coöperatieve ordening maakt Tan Malaka, als Japanse erfenis, korte metten. Productie en distributie moeten geschieden zoals het volk in de strijd dat wenst, afgestemd op de omstandigheden. Ruil van goederen en boycot van de vijand zijn in dat opzicht strijdmiddelen. De term ‘controle’ is onduidelijk, de ‘naasting’ van de PP verschaft de arbeiders zekerheid. ‘Of het tactisch is of niet, de Indonesische arbeiders zullen vasthouden aan het resultaat van hun arbeid, hun bloedvergieten en van generaties slachtoffers.’280 In een slot­ samenvatting schrijft Tan Malaka dat de regering het proletariaat geen enkel zicht verschaft op een machtsaandeel in de regeling van eigendom, productie, distributie, loon en sociale zaken. Zo blijft het onderdrukt door nationaal of vreemd kapitalisme. De regering sluit de voordeur schoorvoetend voor het imperialisme, maar zet de achterdeur zo wijd mogelijk open voor buitenlands kapitaal. De PP sluit beide deuren; met zijn plan voor de opbouw van zware industrie, door ruil van Amerikaanse en Europese machines tegen Indonesische goederen, zal Indonesië zijn 100% merdeka waarborgen. ‘Bij een opstelling vol twijfel, waarbij de kracht van de vijand wordt overschat, en de kracht van het moerba-volk altijd onderschat, is er naar het schijnt volgens het regeringsprogram geen concrete actie te ondernemen in de toekomst, zoals er ook inderdaad in het verleden geen concrete actie is ontplooid.’ De regering zwijgt over de maatregelen tegen de NICA, voor de bescherming van het volk. ‘De regering zwijgt ook over het optreden van de TRI in Banten, Bogor, Soekaboemi en Bandoeng, waarbij het volk wordt weerhouden van actie tegen de Britten en de NICA, en zij die de Republik verdedigen worden ontwapend en vastgezet.’ Het PP-program is klaar en duidelijk in zijn opstelling tegenover de wrede Britse en NICA-troepen, de Japanse krijgsgevangenen en Nederlandse geïnterneerden.281 Door dit alles is de PP onderwerp van een veranderingsproces. Vroegere tegenstanders doen nu een oprechte keuze voor de PP. 280 281

Pendjara III:91-3; Jail III:142-5. Pendjara III:93-4; Jail III:145-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

278

Verguisd en vergeten

Anderen, die lichtvaardig kozen of uit waren op posities, kregen twijfels na de kabinetscrisis. De scheiding tussen opportunisten en avonturiers aan de ene kant en de echte revolutionairen aan de andere kant is in volle gang. Dit proces zal echte revolutionaire kameraden, in woord en in daad, bij de PP brengen. Bij de snelle groei van het ogenblik, dreigt voor de PP zelfs het grote gevaar zijn grondslag uit het oog te verliezen. Met discipline en inzet voor het minimumprogram, kan echter geen enkele duistere kracht onze ideeën en daden stuiten. ‘Wij zullen onweerstaanbaar zijn.’282 Het verhaal was lang en duidelijk. Maar had het ook het beoogde effect en wat was het bereik? De toon was onverzoenlijk; Soekarno en Hatta werd de confrontatie aangezegd. Met de nadruk op de positie van het proletariaat plaatste Tan Malaka de PP – waarmee hij overigens niet afweek van zijn eerdere ideeën – aan de uiterste linkervleugel. PNI en Masjoemi zullen wel weer hebben gefronst. Het ging in de confrontatie niet om het heldere betoog en de argumenten, maar leuzen, prestige, personen en macht bepaalden de uitkomst. Het minimumprogram had het kabinet ten val gebracht, maar met het handig geformuleerde regeringsprogram leek dat wapen bot geworden. De PP als organisatie, met een Tan Malaka, die nog steeds de openbaarheid in volle omvang niet wilde zoeken, moest het afleggen tegen het prestige van Soekarno en Hatta. Zij hadden het initiatief behouden, en zij oefenden op centraal niveau de macht uit. De PP zat in het defensief, en moest afwachten wat Sjahrir terechtbracht van zijn formatie. Het herschikkingsproces in de PP, door Tan Malaka zo optimistisch beschreven, tastte het karakter als eenheidsorganisatie aan. Wat kon de PP nu doen? Het was allereerst afwachten wat Sjahrirs formatie opleverde. Het congres in Madioen zou dan de gelegenheid bieden tot nieuwe balansopname en nieuwe koersbepaling. Tan Malaka’s vergelijking – zijn auteurschap was toen overigens waarschijnlijk slechts aan kleine kring bekend – ontlokte één openbare reactie. Twee dagen na het afdrukken van de zinsnede over het TRI-optreden in West-Java liet het hoofdkwartier van de TRI een scherp protest plaatsen tegen deze ‘belediging’ van het gehele leger. De schrijver werd uitgenodigd om zich ter plekke van de onjuistheid van zijn bewering te laten overtuigen en werd uitgebreid onderhouden over zijn ongefundeerde beweringen, die de eenheid schaadden en de vijand in de kaart speelden.283 Waar of niet, de bewering was in ieder geval ontactisch; de PP had er alle belang bij met de TRI op goede voet te staan.

282

Pendjara III:94; Jail III:146. Antara, 14-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 14-3-1946; Boeroeh, 15-3-1946; Lasjkar, 16-3-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):211.

283

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

279

Het ‘nieuwe’ kabinet Sjahrir zette inmiddels zijn formatiepoging voort en liet zich – uiteraard – optimistisch uit over zijn kansen op succes en de benodigde tijdsduur.284 Het duurde een paar dagen langer dan hij had verwacht. De PS had inmiddels verklaard dat er tussen regering en PP geen principieel verschil van mening bestond over de buitenlandse politiek, maar dat slechts de opvattingen over de uitvoering ervan uiteenliepen.285 De Masjoemi had nog eens bevestigd dat hij geen zitting zou nemen in het kabinet, na overweging van de gang van zaken rond de formatie en in overeenstemming met het besluit van de PP.286 De PBI noemde op 11 maart de tweedeling tussen regering en PP een gevolg van de verschillende keuze voor diplomatieke of revolutionaire tactiek; voor beide moet 100% merdeka het uitgangspunt vormen. Beide gaan hun eigen weg; als de regering faalt, dan kan de PP-koers worden gevolgd. Het verschil van mening over naasting is ook niet meer dan een tactische zaak. De PBI nam hiermee afstand van de principiële tegenstelling die Tan Malaka beschreef; een afstand die nog werd geaccentueerd door een uiteenzetting van de bezwaren die de PBI op de PP-congressen had geuit tegen een aantal programpunten.287 Op 11 maart lekte de samenstelling van het kabinet uit; de volgende dag werd het officieel bekendgemaakt. De pogingen een coalitiekabinet te vormen waren mislukt. Elf van de twaalf zittende ministers keerden terug in het nu vijftien zetels tellende kabinet. De enige niet geprolongeerde minister kwam terug als één van de twaalf onderministers. Het overwicht van de PS met Sjahrir, Amir en Soedarsono op de belangrijkste posities bleef overweldigend. Deskundigen bleven de vakministeries bemannen. De Masjoemi-ministers Natsir en Rasjidi behielden hun post, hoewel hun benoeming – wellicht om problemen met hun partij te vermijden – als voorlopig werd aangemerkt. Opvallend en pikant was de benoeming van Wikana als minister van staat, belast met pemudazaken; dezelfde die ruim een week eerder namens de PP de weigering tot toetreding tot het kabinet uitsprak. Ook de in PP-kring gehate Abdoelmadjid kreeg een portefeuille als onderminister van sociale zaken. Van de onderministers waren twee – Sjafruddin Prawiranegara en 284 Op 5 maart meende hij in enkele dagen gereed te zullen zijn (Antara, 8-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 9-3-1946; Penghela Rakjat, 9-3-1946). 285 Boeroeh, 8-3-1946. 286 Antara, 11-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 11-3-1946; ‘Masjoemi dan soesoenan kabinet baroe’, Al Djihad, 11-3-1946. Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):205-6 vat nog enkele commentaren in Al Djihad over het nieuwe kabinet samen. Op 11 maart was de toon hard. In de Republik bestonden twee combinaties: het viertal Soekarno, Hatta, Sjahrir en Amir, en de PP. Het volk zal zijn soevereine rechten uitoefenen en kiezen. 287 Verklaring van het Poesat Markas (Hoofdkwartier) PBI, afdeling voorlichting, in Lasjkar, 16-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

280

Verguisd en vergeten

Aroedji Kartawinata – Masjoemi-lid, maar in die beide partijen behoorden zij tot de pro-Sjahrir-vleugel, die weinig op had met voorzitter Soekiman. De partijloze, maar gezaghebbende veteraan in de Islampolitiek Hadji Agoes Salim werd onderminister van buitenlandse zaken; ook hij had in het kolonial­e Indië tegenover Soekiman gestaan. Het kabinet telde één PNI-onderminister; een in de partij niet prominente expert. Sjamsu Harja Udaja’s benoeming leek een inbraak in de PBI, maar Sjamsu weigerde het onderministerschap. Hij vond zijn positie in de vakbeweging belangrijker.288 In een officiële verklaring werd toegelicht dat een coalitiekabinet niet kon worden gevormd als gevolg van de houding van de bij de PP aangesloten partijen. Om die reden had de president – het prestige van Soekarno werd weer ingezet – de formateur toegestaan een ‘nationaal kabinet op brede grondslag’ te vormen – een nogal eufemistische omschrijving van de reprise van Sjahrirs kabinet.289 De verklaring was kort en feitelijk; de PP werd niet aangevallen of veroordeeld. Tabrani die in een radiorede als spreekbuis van de regering optrad verklaarde dat in de crisis, als gevolg van de dreiging van buitenaf, eenheid nodig was. Er was geen tijd voor discussie over het minimumprogram. De idealen van PP en regering moesten samengaan in ‘de laatste slag voor de vrijheid van de moerba in de hele wereld’, waarbij de leiding van de strijd op alle terreinen bij de regering moest berusten. Het aanstaande PP-congres zou zeker ook in het teken van deze crisis staan. Ook hier dus geen veroordeling van de PP, maar een oproep tot samenwerking. De nieuwe regering zal zich nog onzeker hebben gevoeld en met enige onrust de reacties op haar aantreden hebben afgewacht.290 De Masjoemi ontving al op 12 maart de pers. Voorzitter Soekiman bevestigde zijn vasthouden aan het PP-program en dientengevolge de oppositierol. Hij kritiseerde tevens de parlementaire basis van het kabinet, die strijdig was met het in de grondwet vastgelegde presidentiële systeem. De houding ten opzichte van de Masjoemi-ministers zou nog nader worden bepaald. Op een vraag naar een mogelijke ontmoeting tussen regering en PP om tot een compromis te komen antwoordde Soekiman dat hij in dat opzicht een poging zou wagen.291 In een commentaar voegde Soekiman er nog aan toe dat Sjahrir zijn opdracht had moeten teruggeven toen hem bleek dat hij geen coalitiekabinet zou kunnen vormen. Masjoemi was het oneens met deze schending van de parlementaire regels.292 288 Kedaulatan Rakjat, 11- en 12-3-1946 en andere dagbladen; Antara, 12- en 13-3-1946. Anderson 1972:319-21 verschaft samenstelling en achtergronden. Over Sjamsu ook Kedaulatan Rakjat, 3- en 10-4-1946; Sutter 1959, II:375-6 en Brown 1994:83, note 13. 289 Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 15-3-1946. 290 M. Tabrani, ‘Mengatoer Indonesia berdjoang’, Boeroeh, 13-3-1946. 291 Antara, 13-3-1946, in Al Djihad, Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 13-3-1946. 292 S.W. [Soekiman], ‘Kabinet baroe (boekan toentoetan Masjoemi)’, Al Djihad, 16-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

281

Soekimans opstelling was niet onomstreden. Zij werd door Umar Ali onverantwoordelijk genoemd; de Masjoemi zou zich niet moeten onderschikken aan de PP. In de KNIP had de Masjoemi niet geprotesteerd toen Sjahrirs aanwijzing als formateur en zijn program bekend werden gemaakt. En naar zijn oordeel was de KNIP meer representatief dan de PP, hoezeer de Masjoemi ook anders beweerde.293 De PNI stelde zich minder hard op dan de Masjoemi. In een eerste reactie sprak voorzitter Sarmidi Mangoensarkoro zijn vertrouwen uit, dat in de bestaande omstandigheden het kabinet zijn taak goed zou kunnen vervullen.294 De Lasjkar Rakjat in Djokja kwam in breed verband op 12 maart bijeen en besprak de ‘politieke troebelen’ als gevolg van de twee programma’s: van regering en van PP. Er werd geen keuze gedaan, maar geconstateerd dat er mogelijkheden tot overeenstemming waren en in het belang van de eenheid werd opgeroepen tot overleg.295 ‘Merdeka’ ontving het kabinet gereserveerd. Het was geen coalitiekabinet, en het kabinet oogde niet zo sterk als gehoopt – de PP had immers geweigerd ministers te leveren – maar genoot blijkbaar Soekarno’s vertrouwen. Het commentaar noemde ook Soekarno’s opdracht aan Sjahrir de besprekingen met Nederland te hervatten.296 ‘Kedaulatan Rakjat’ opende in dezelfde geest. Nu moesten verder daden tellen. Eenheid en steun zouden spoedig volgen bij afwijzen van onderhandelingen en weerstand tegen de agressie. Dan wordt het minimumprogram toch uitgevoerd; de PP is niet geïnteresseerd in wie dat op zich nemen.297 Sajoeti Melik somde de vele tegenstellingen en tegenstrijdigheden op tussen regering en PP en tussen de volksleiders. Op de vraag wie gelijk heeft en wie wint, geeft hij geen antwoord. Dat antwoord is ook niet nodig – men moet het revolutionaire proces volgen, dat onafhankelijk van regering en PP zijn weg gaat. Dat proces ook bepaalt zijn leider; niet andersom. In dat opzicht, besluit hij dan opeens heel concreet, kan het aanstaande PP-congres antwoorden opleveren.298 293 Umar Ali, ‘PB Masjoemi dan kabinet ke-3’, Merdeka, 16-3-1946. Umar Ali is waarschijnlijk het pseudoniem van een prominent Masjoemi-lid. Ook in Anderson 1972:321 (met verkeerde datering). Abu Hanifah schreef namens het Masjoemi-hoofdbestuur een weerwoord, dat in algemeenheden bleef steken (Merdeka, 23-3-1946). 294 Merdeka, 13-3-1946; ook Anderson 1972:320. 295 Antara, 13-3-1946. 296 ‘Kabinet baroe’, Merdeka, 12-3-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-6(7/13-3-1946):1801; ook Raliby 1953:272 en Anderson 1972:321-2. 297 ‘Kabinet baroe’, Kedaulatan Rakjat, 13-3-1946. 298 Joeti, ‘Bachtera Indonesia’, Kedaulatan Rakjat, 13-3-1946. In twee volgende beschouwingen benadrukte hij de noodzaak dat regering en KNIP de wensen volgden en weerspiegelden van het strijdende volk. Joeti, ‘Penghargaan rakjat’, Kedaulatan Rakjat, 14-3-1946, aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):209 en ‘K.N.I. Poesat jang baroe’, Kedaulatan Rakjat, 15-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

282

Verguisd en vergeten

In de wajangfiguur Koembakarna, als spreekwoordelijke vertegenwoordiger van het ‘right or wrong, my country’, vond ‘Penghela Rakjat’ het voorbeeld voor regering en PP, die in 100% merdeka hun ontmoetingspunt moeten vinden.299 Kenmerkend voor de verwarring over de programma’s was het commentaar in ‘Gelombang Zaman’, waarvan de auteur eerst beide programma’s in hoofdzaak met elkaar in overeenstemming achtte. De PPtoelichting maakte hem duidelijk dat dit niet zo was. Maar het blad koos niet voor de tot dan toe onderschreven PP-koers. Nu stonden twee groepen tegenover elkaar. Het vasthouden aan de principes ging voorbij aan de realiteit en schaadde de eenheid, die zo nodig is in de strijd.300 Een week later zocht het blad de afbrokkeling van de PP in het persoonlijke karakter van de Indonesische politiek. Het persoonlijk vertrouwen in Soekarno was groter dan dat in het PP-program, dat algemene steun leek te hebben. Soekarno wees het PP-program af, stelde een heel verschillend program voor en de PP verloor zijn leden.301 Sjahrir kreeg ook onversneden steun,302 en de fluistercampagne werd nu in druk vervolgd. ‘Lasjkar’ verwees naar geruchten dat groepen ‘contra’ de regering wilden omverwerpen. Dat was gevaarlijk; slechts de democratische weg zou moeten worden gevolgd.303 De suggestie was gewekt, en datzelfde gold voor drie soorten leiders die in deze krant werden onderscheiden: revolutionairen, opportunisten en reactionairen. Tot de laatsten behoorden de trotskisten, handlangers van het kapitalisme, die ook in Indonesië actief waren. Zij schieppen verwarring onder volk en pemuda ten behoeve van hun eigen doeleinden. Ver van het gevaar verbleven zij in luxe omstandigheden. Zij kregen en krijgen geld van Japan en NICA. Zij spreken revolutionaire taal, maar zijn destructief.304 Namen werden niet genoemd, maar het verband met Tan Malaka zal door de meeste lezers snel zijn gelegd. Het nieuwe kabinet-Sjahrir, dat het zou moeten opnemen tegen de PP, bracht de Pesindo ook tot een ondubbelzinnige keuze. Op zijn conferentie in Madioen werd op 13 maart besloten met ingang van de volgende dag uit de PP te treden.305 Ibnu Parna en Koesnandar verzetten zich hier vergeefs 299 Sgn., ‘Pendirian Koembakarna’, Penghela Rakjat, 14-3-1946; Sgn., ‘Kewadjiban poetera Indonesia’, Penghela Rakjat, 15-3-1946. 300 A.K.M. [A.K. Mihardja], ‘Realiteit’, Gelombang Zaman 1-13(11-3-1946):3. 301 Tatang, ‘Sebabnja “Persatoean Perdjoeangan” petjah’, Gelombang Zaman 1-14(18-31946):3. 302 ‘Watak orang besar’, Berdjoeang, 13-3-1946. 303 ‘Toedoehan mendjatoehkan Pemerintah’, Lasjkar, 14-3-1946. 304 Adinda, ‘Pemimpin’, Lasjkar, 14-3-1946. Patjar Merah, ‘Pemimpin revoloesioner’, Boeroeh, 21-3-1946 borduurde voort op dit artikel, maar ontbeerde de toespeling op het Indonesische trotskisme. 305 Antara, 16-3-1946, in Boeroeh, 18-3-1946; Lasjkar, 18-3-1946; Al Djihad, 18-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 19-3-1946; ook Anderson 1972:323. ‘Het Inzicht’ schreef hierover een jaar

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

283

tegen.306 Het hoofdbestuur gaf een verklaring uit waarin regeringsprogram en volkswens geheel met elkaar in overeenstemming werden genoemd. Stabilisatie was nodig om een centraal commando te vormen tegen de buitenlandse aanval. Pesindo als radicaal-revolutionaire organisatie was het eens met de politieke basis van de regering, en zou deze correctiefconstructief steunen.307 De Badan Kongres Pemoeda Repoeblik Indonesia (BKPRI) deed in Madioen op 14 maart hetzelfde. De sterke Pesindo-invloed zal hieraan debet zijn geweest. De reden voor het besluit werd overigens verhuld. Het federatieve karakter van de BKPRI liet het optreden als lid van de PP niet toe. De BKPRI kon zijn leden in dat opzicht niet binden; deze dienden voor zichzelf te beslissen over het PP-lidmaatschap.308 Voor BKPRIvoorzitter Chairul Saleh was dit reden om zijn ambt neer te leggen.309 Dit speelde zich af in Madioen, waar op 15 maart het PP-congres zou beginnen. In Madioen was de Pesindo sterk; de Pesindo-conferentie zal nog tot een toevloed van gelijkgezinden hebben geleid. Zij ontmoetten daar nu ook de congresgangers van de PP. Het ongemakkelijke samengaan in de PP was afgelopen. Machtsvertoon en provocaties konden wederzijds in ieder geval worden verwacht, maar zouden die uit de hand lopen, of werd bewust de confrontatie gezocht? Het PP-congres in Madioen Bij aankomst werd Tan Malaka verteld dat achthonderd man Pesindotroepen naar Madioen waren gestuurd, die de vorige avond door de stad hadden geparadeerd en veelvuldig hun wapens hadden afgeschoten; de vele kogelgaten toonden dat duidelijk.310 Soedirman werd vooraf ingelicht over het te later: ‘Verblind door de mooie theorieën over eenheid enz., met daarbij nog persoonlijke adoratie voor bepaalde verdwaalde leiders sloot de Pesindo zich bij de Persatoean Perdjoeangan aan. Al gauw bleek echter dat de mensen die de eenheid propageerden alles behalve eenheid wilden hebben. Geheel ontnuchterd trok de Pesindo zich terug uit de Persatoean Perdjoeangan’ (A., ‘Pesindo; Het Socialistische Jongeren Verbond’, Het Inzicht 1-52(12-2-1947):4-5. 306 ‘Resumé A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 104, in NA, PG 974. 307 Penghela Rakjat, 18-3-1946; Revolusioner 1-11/12(16/23-3-1946):1. 308 Antara, 15-3-1946, in Boeroeh, 15-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 16-3-1946; Merdeka, 19-31946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-7(13/20-3-1946):215; ook Kisah perdjalanan BKPRI 1948:14; Hardjito 1952:46 en Anderson 1972:323-4. Overigens hernamen hier drie in de Pesindo opgegane organisaties hun zelfstandigheid – een teken van onmin over dit besluit of hun positie in de Pesindo. 309 Antara, 18-3-1946, in Boeroeh, 18-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 19-3-1946; Merdeka, 20-31946; ook Sedjarah perdjuangan pemuda 1965:175 en Anderson 1972:324. 310 Pendjara III:120; Jail III:177; Nasution 1977, III:103. Kort voor het congres bezocht Tan Malaka de Boroboedoer, zoals hij dat in 1922 ook deed kort voor zijn verbanning. Na zo’n

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

284

Verguisd en vergeten

verwachten ‘machtsvertoon’ in de gespannen sfeer in Madioen. Hij kon zelf niet naar Madioen komen door een volle agenda, maar zond luitenant-kolonel Abdul Latif en generaal-majoor Djokosoejono als ‘voelhoorns’ namens het leger en met de opdracht onderlinge strijd te voorkomen; diezelfde opdracht ging ook uit naar de Polisi Tentara (PT), de militaire politie, in die stad.311 In of bij het congresgebouw hingen leuzen van Pesindo en BKPRI tegen de PP.312 Het congres werd in het gebouw Panti Hoedjojo op 15 maart om 8 uur ‘s avonds met een receptie geopend. De leiding was in handen van Wali al-Fatah; vierhonderd afgevaardigden vulden de zaal. De voorzitter zette uiteen dat de PP in een nieuwe, hogere fase was beland, die ook een kristallisatieproces met zich mee bracht tot een krachtenbundeling die alle gevaren in de strijd kon weerstaan. Tan Malaka wekte daarna met een ‘korte en heldere’ rede het nodige enthousiasme. Soekarni deed verslag van het PPwerk. Namens de TRI sprak Abdul Latif de hoop uit dat de PP de motor zou worden die eenheid tot stand zou brengen tussen regering, leger en volk. De resident van Madioen, mr. Soesanto Tirtoprodjo, voegde hier vriendelijke woorden aan toe. Moh. Saleh, namens de Lasjkar Rakjat, was concreter: de vijand moest verdwijnen uit Indonesië en de PP moest de koers van de staat gaan bepalen. Om 21.15 uur werd dit deel met het volkslied afgesloten. Een half uur later kregen de gedelegeerden de gelegenheid over binnen- en buitenlands beleid hun mening te geven. Moh. Saleh, Sarmidi namens de PNI en Muljadi Djojomartono namens de Barisan Banteng waren onder de sprekers. De gemeenschappelijke noemer was de wens tot algemene mobilisatie tegen de Nederlandse uitdaging en een commando om de vijand zo snel mogelijk te verjagen. Om elf uur sloot de eerste zittingsdag.313 De opkomst was lager dan op vorige congressen; 221 afgevaardigden vertegenwoordigden 40 organisaties. De aanwezigheid van de ‘kernleden’ werd gemeld: PNI, Masjoemi, PKI, PRD, BPRI, Barisan Banteng, Perwari, Dewan Perdjoangan Djawa Barat en Djawa Tengah, PPI, Barisan Rakjat, Barisan bezoek volgde ongeluk, zo was volgens Tan Malaka een wijdverbreid geloof, en hij ondervond dat (Pendjara III:76; Jail III:70). Deze dag, 15 maart, was nog in ander opzicht bijzonder voor Tan Malaka. Voor zijn vertrek naar Madioen voltooide hij zijn Madilog, in eigen ogen zijn belangrijkste werk, blijkens de datering van het voorwoord, die hij veelbetekenend situeerde als ‘Solovallei’. 311 Putusan 1948:85, dat Soedirmans getuigeverklaring (23-3-1948) samenvat; ook in Merdeka, 25-3-1948. Getuigeverklaring Djokosoejono (5-4-1948), in Merdeka, 7-4-1948, noemt Soedirmans opdracht. Volgens Nasution 1977, III:103 was het in Madioen gelegerde regiment zwak bewapend. 312 SV 1948:269 (requisitoor, 15-4-1948). 313 Kedaulatan Rakjat, 16-3-1946; Boeroeh, 16-3-1946; Antara, 16-3-1946; Merdeka, 19-3-1946. Het organisatiecomité stond onder leiding van Soeradji, PNI-voorzitter in de regio Madioen (Kedaulatan Rakjat, 12-3-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

285

Boeroeh Listrik dan Gas. Van hen werd slechts de PBI niet vermeld. De federatie van Lasjkar Rakjat en de Gerakan Pemoeda Islam Indonesia (GPII), de jeugdorganisatie van de Masjoemi, werden wel opgesomd.314 De ochtendzitting op 16 maart was gewijd aan de PP-organisatie. Voorstellen voor reorganisatie en statuten werden verwezen naar een kleine commissie die ‘s avonds zijn concept moest voorleggen aan het congres. Tan Malaka prees daarna de hechte structuur, waarbinnen de PP en zijn leden zouden gaan opereren.315 De statuten werden ‘s avonds besproken, geamendeerd en goedgekeurd. De besluiten die in Solo eind januari hierover waren genomen, en op 12 februari waren ingevuld, werden nu in de vorm van statuten gegoten. Doel – handhaven van de staat Republik Indonesia – en middel – eenheid door bundeling van de strijdorganisaties van het volk op politiek, economisch, sociaa­l en militair gebied – werden gevolgd door regelingen over lidmaatschap. Gewone leden dienden over een hoofdbestuur en minstens tien afdelingen in vijf residenties te beschikken; zo niet, was sprake van buitengewoon lidmaatschap. In elke residentie diende een PP-afdeling te worden gevormd. De congresdeelnemers bestonden uit de twee ledencategorieën, de afdelingen en als zodanig uitgenodigde waarnemers. Zij hadden alle één stem, op de waarnemers na. In de ledenvergadering hadden de gewone leden stemrecht; de buitengewone leden slechts recht van advies. Bindende besluiten konden slechts met algemene stemmen worden genomen. De PP-leiding bestond uit voorzitter, twee vice-voorzitters, secretariaat en vijf werkcomités – voor politiek, economie, sociale zaken, defensie en geschillen.316 De statuten bevatten geen verrassingen, op de regeling van de besluitvorming na. Elk lid kreeg hiermee een vetorecht, met mogelijk ernstige gevolgen voor de slagvaardigheid van de PP. Dit punt zal wellicht tot discussie hebben geleid. De PP-kern rond Tan Malaka zal hier hebben gebotst met de door de leden gewenste speelruimte – en de PP verloor het pleit. In dat opzicht was de les met een soortgelijke bepaling in vooroorlogse federaties, met kwalijke gevolgen voor de federatie-actie, blijkbaar vergeten. De PP zou nu ook een voorzitter dienen te krijgen. Voor een ‘promotor’ was geen plaats ingeruimd. Wilde Tan Malaka nu wel als voorzitter gaan optreden? Pandoe Kartawigoena noemt de strikte voorwaarden om gewoon lid te worden een succes voor de groep die de PP wilde verzwakken. Dezelfde groep probeerde ook te tornen aan het minimum314

Boeroeh, 16-3-1946. Kedaulatan Rakjat, 16-3-1946. In de commissie werden BPRI, Masjoemi, Perwari, PKI, Barisan Banteng en Lasjkar Rakjat benoemd. 316 Al Djihad, 18-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 19-3-1946; Antara, 19-3-1946; Boeroeh, 20-31946; Merdeka, 22-3-1946; ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-8(20/27-3-1946):240-1. De Partijraad van de PNI bracht enige correcties aan op de in de pers afgedrukte versie – het gevolg van slordigheden (Boeroeh, 23-3-1946). 315

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

286

Verguisd en vergeten

program, zonder resultaat. Hij identificeert deze groep overigens niet.317 ‘s Avonds spraken ook Tan Malaka en Yamin, de eerste over de buitenlandse politieke situatie, de tweede over die in het binnenland. Yamin stond hier op gelijke rang met Tan Malaka als spreker – de eerste spreker op een PP-congres die dat bereikte; het gevolg van zijn inzet in woord – op de KNIP-zitting – en geschrift – de brochure Pembelaan Republik Indonesia voor de PP-idealen? Na een schorsing nam het congres om twee uur ‘s nachts met algemene stemmen nog twee resoluties aan. Een half uur later, na het volkslied, en een driewerf ‘Merdeka’ en ‘Berontak’ (Kom in verzet) ging het congres uiteen.318 De eerste resolutie constateerde de gezagsoverdracht door de geallieerden aan de Nederlanders en de landing van Nederlandse troepen die de Republik bedreigden en dat als antwoord hierop de regering de algemene mobilisatie moest uitroepen. De tweede – ‘eisen van het Indonesische volk aan de internationale wereld’ – stelde vast dat de Republik sinds 17 augustus 1945 een feit was, dat GrootBrittannië en Nederland al een half jaar agressie pleegden tegen de Republik, dat de Britten het imperialisme wilden terugbrengen met Nederland als hun marionet, dat Eerste en Tweede Wereldoorlog en Volkenbond uit het imperialistische systeem voortkwamen, dat Malakka, geheel Borneo, Timor en Nieuw-Guinea onder Indonesische soevereiniteit behoorden, en leidde hieruit acht ‘eisen’ af: 1. volledige soevereiniteit en onafhankelijkheid; 2. grondgebied inclusief Malakka, Borneo, Timor en Nieuw-Guinea; 3. terugtrekking van buitenlandse troepen; 4. protest tegen de Brits-Nederlandse agressie en schadevergoeding; 5. naasting van vijandelijk bezit, annulering van grondverhuur aan buitenlanders en schadeloosstelling aan bevriende naties; 6. bereidheid tot handelsakkoorden met landen die de Republik erkennen; 7. bereidheid tot toetreding als volwaardig lid van de Verenigde Naties; en 8. bereidheid tot culturele betrekkingen en vriendschapsbanden met vooruitstrevende volken.319 Het is een curieuze, onsamenhangende verzameling ‘eisen’ die hier wordt gepresenteerd, en die via de VN-delegaties van Rusland en Ukraïne werd verzonden. Is het een opsomming uit de redes van Tan Malaka en Yamin, en tastte het late tijdstip van opstelling de kritische zin aan? Deze ‘eisen’ missen 317 SV 1948:254 (verhoor Pandoe, 15-3-1948). Ook Tan Malaka zelf werd aangevallen door een PS-aanhanger als trotskist, verrader van de opstand van 1926, handlanger van Engeland en Japan en tegenstander van Moeso en Alimin (SV 1948:268 (requisitoor, 15-4-1948). Yamin bevestigt deze verdachtmakingen, ook in een brochure die in Madioen werd verspreid Tan Malaka, Trotsky-ist, met als auteur Arifin (SV 1948:74 (verhoor, 9-3-1948)). Deze brochure is mij verder onbekend. 318 Kedaulatan Rakjat, 17-3-1946; Boeroeh, 18-3-1946. 319 De resoluties verschenen via Antara, 18- en 19-3-1946 in vele kranten: Kedaulatan Rakjat, 18-3-1946; Boeroeh, 18-3-1946; Lasjkar, 18-3-1946; Al Djihad, 18-3-1946; Penghela Rakjat, 19- en 21-3-1946; Ra’jat, 19- en 21-3-1946; Soeara Rakjat, 19-3-1946; Merdeka, 19- en 20-3-1946; ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-8(20/27-3-1946):239-40.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

287

alle aansprekende waarde, die het minimumprogram wel bezat, en die de leuze van algemene mobilisatie ook zou kunnen hebben. De uitbreiding van de Republik tot Malakka en geheel Borneo, Timor en Nieuw-Guinea vormde een stokpaardje van Yamin, dat aansloot bij Tan Malaka’s Aslia-concept. De volgende morgen begon om half negen, ook ter ere van zeven maanden onafhankelijkheid, een massavergadering, die met een militaire parade zou worden besloten. Er waren ‘honderden’ of ‘duizenden’ bezoekers naar het centrale plein gekomen – de opkomst was in ieder geval niet overweldigend.320 De strijdgroepen stonden ook opgesteld – Hizbullah, GPII, Lasjkar Merah, Lasjkar Rakjat, Polisi Istimewa en BPRI, zoals afgesproken zonder wapens. De Pesindo had gevraagd om ook te mogen deelnemen. Dat verzoek kon moeilijk worden geweigerd. De Pesindo verscheen echter met volle wapenrusting, een duidelijk staaltje van intimidatie.321 Lokale autoriteiten zaten mee op het podium, alsook Soerjo, de gouverneur van Oost-Java. Wali al-Fatah opende, Soerjo stak een verhaal af, Wali alFatah behandelde in vogelvlucht de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en Soekarni las de genomen besluiten voor. Tan Malaka sprak tot slot anderhalf uur lang over buitenlandse politiek, minimumprogram en de valsheid van de koloniale onderdrukkers. Naasting van buitenlandse ondernemingen en fabrieken was een noodzakelijke voorwaarde voor echte onafhankelijkheid. ‘Zijn rede die zeer belangrijk en gemakkelijk te begrijpen was kreeg de volle aandacht van alle aanwezigen ofschoon het toen al heet begon te worden.’ Om elf uur of half twaalf werd de vergadering gesloten.322 Een confrontatie leek vermeden, en Tan Malaka maakte zich op in het koelere Magetan van een korte rust te genieten.323 Met dat al leek het congres een achteruitgang; het momentum leek verloren. Hasan Sastraatmadja noemde het congres ‘niet zo veel zaaks’.324 De 320 Boeroeh, 18-3-1946 (honderden); Kedaulatan Rakjat, 17-3-1946 (duizenden). Antara, 183-1946 noemt zevenduizend, overgenomen door Mujanto 1975a:78, zonder bronvermelding. Sudarisman Purwokusumo (interview Djokja, 16-10-1980), daar aanwezig, zag de aloon-aloon maar voor een derde tot de helft gevuld. 321 Kedaulatan Rakjat, 17-3-1946, noemt expliciet de volledige bewapening van de Pesindo, afwijkend van de andere eenheden; Pendjara III:120; Jail III:177. Zakaria Raib (interview Djakarta, 30-10-1980) noemt de intimiderende sfeer. Volgens Kedaulatan Rakjat, 15-3-1946 zou de vergadering om half acht beginnen; voor de congresgangers werd dat blijkbaar nog te vroeg geacht na de nachtvergadering. 322 Kedaulatan Rakjat, 17-3-1946; Antara, 18-3-1946; Boeroeh, 18-3-1946; Al Djihad, 18-3-1946. Sudarisman Purwokusumo (interview Djokja, 16-10-1980) noemt Tan Malaka een goed redenaar, maar zeker niet de evenknie van Soekarno. 323 Pendjara III:120; Jail III:177. 324 Interview Hasan Sastraatmadja, 11-11-1980. Penders 1974:118 noemt dit congres een ‘desperate move’ als reactie op Sjahrirs heraantreden waar werd besloten dat de PP ‘should now take matters into its own hands and set up a rival government’. Hij verschaft geen bron. Er is geen enkele aanwijzing hiervoor.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

288

Verguisd en vergeten

ambitieuze keuze voor Madioen – in het hol van de Pesindo – was geen succes gebleken. En het zou nog erger worden. Arrestatie Aboe Bakar Loebis, medisch student tijdens de Japanse bezetting, en actief in de Prapatangroep rond de Proclamatie, was sindsdien een trouwe bewonderaar van Sjahrir. Hij werkte als journalist en was actief voor Sjahrir en Amir. De juist 23 jaar geworden jongeman sprak Sjahrir op 10 maart, in de laatste fase van zijn formatie, over de politieke situatie. Tan Malaka’s heroïsche en romantische koers raakte een gevoelige patriottische snaar, maar was, aldus Loebis, niet rationeel en niet realistisch. Sjahrir vond het zeer moeilijk onderhandelen met zulke hevige agitatie in het binnenland. Voor Loebis was de conclusie duidelijk: de agitatie moest ophouden; de bedrijvers ervan uitgeschakeld of vastgezet. Loebis vertrok snel naar Djokja – zonder Sjahrir over zijn plannen te informeren – besprak de zaak met Soebadio en beiden togen naar minister van binnenlandse zaken Soedarsono. Het drietal ging, met Loebis’ vriend Aboe Bakar Loebis Imam Slamet, naar Solo waar Amir in het ziekenhuis werd verpleegd. Beide ministers namen het besluit Tan Malaka en andere PP-leiders te arresteren. Het schriftelijke bevel hiertoe werd ondertekend door beiden; Loebis en Slamet werden met de uitvoering belast.325 In Djokja werd Soekarno 325

In zijn getuigeverklaring op 22-3-1948 over de 3-juli-zaak (Putusan 1948:74-5) erkent Amir zijn rol in de arrestaties, maar legt hij het initiatief bij Sjahrir. In een brief aan Amir wees Sjahrir op de schade die de felle agitatie van de PP de Republik in zijn optreden naar buiten berokkende en had hij gevraagd om maatregelen ter verzekering van rust en orde. Tan Malaka verwijst hiernaar in Pendjara III:120; Jail III:178. Zijn uitspraak staat tegenover die van Aboe Bakar Loebis. In 1948, toen de wegen van Sjahrir en Amir zich hadden gescheiden, kan het Amir verstandig

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

289

op de hoogte gesteld, die met het plan instemde. Loebis en Slamet kregen Rp. 100.000 van Soekarno om de kosten te dekken, en Soekarno’s secretaris leende zijn auto. ‘s Morgens 16 maart werd naar Madioen vertrokken, dat na vele lekke banden vertraagd werd bereikt. Imam Slamet vroeg daar, met het bevel in de hand, assistentie aan de politie, maar deze achtte zich niet in staat die te verlenen. Hetzelfde antwoord gaf de commandant van het TRI-regiment ter plaatse. De beide jongelieden leken machteloos, met slechts een velletje papier op zak. Loebis vroeg toen hulp aan de Pesindo-eenheid, waarvan de commandant voor Oost-Java in een suikerfabriek zijn hoofdkwartier had. Die werd gaarne toegezegd. Loebis vroeg de Pesindo de stad af te sluiten, zodat de PP-leiders Madioen niet zouden kunnen ontvluchten. Hij verzocht de Pesindo ook zelf geen arrestaties uit te voeren, omdat dit een regeringszaak was. Inmiddels had hij contact gelegd met de commandant van de Polisi Tentara in Madioen, majoor Soenadi, een oude schoolvriend. Deze zegde zijn medewerking toe. Loebis liet zich ook zien op de massavergadering. Zijn plotselinge aanwezigheid bleef niet onopgemerkt en verhoogde de argwaan in PP-kring nog meer.326 Direct na de vergadering verdwenen de PP-leiders. Bij gebrek aan eigen vervoer was de enige reismogelijkheid voor hen per trein. Die trein naar Djokja kwam ‘s avonds aan. Majoor Soenadi had zijn mannetjes daar geposteerd en kon één voor één de voormannen arresteren: Yamin, Abikoesno Tjokrosoejoso en anderen. Tan Malaka en Soekarni daagden daar echter niet op.327 Bij zijn aanhouding kreeg Yamin van de PT te horen dat Soekarno hem wenste te spreken. Hij werd naar Soesanto’s woning gebracht, waar Soesanto afwezig bleek. Per motorfiets ging het naar het PT-bureau in Madioen. Vandaar volgde om elf uur ‘s avonds het vertrek, met Abikoesno’s auto naar Solo, waar ze werden opgesloten.328 Omstreeks vier uur ‘s middags, met Tan Malaka op het punt van verzijn voorgekomen de verantwoordelijkheid voor een omstreden ingrijpen te delen. Anderson 1972:323, note 35, haalt een interview met Soebadio aan (4-6-1967) waarin deze zegt dat hij een mondeling arrestatiebevel van Sjahrir overbracht naar Djokja – eveneens een uitspraak strijdig met Aboe Bakar Loebis’ versie. Over Aboe Bakar Loebis: Legge 1988:53. 326 Aboe Bakar Loebis 1995:178 bestrijdt, gebaseerd op eigen waarneming, dat volledig bewapende Pesindo-eenheden de vergadering omringden. Hij zegt ook dat alle Pesindotroepen uit de stad naar de uitvalswegen werden gedirigeerd. Wellicht gebeurde dat tijdens de vergadering; het zou de tegenstrijdige informatie verzoenen. 327 Aboe Bakar Loebis 1995:176-8; interview Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 18-5-1996. Deze tweede druk van Loebis’ boek bevat in het hoofdstuk over Tan Malaka’s arrestatie enkele nieuwe alinea’s. Dit hoofdstuk in de eerste druk (1992a) werd in licht bekorte vorm in het Engels vertaald (Aboe Bakar Loebis 1992b). Loebis schrijft ten onrechte dat Chairul Saleh op het station werd opgepakt. Deze werd in Djokja gearresteerd op 20 maart (NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), p. 34, in CAD GG 60-340). 328 SV 1948:142, 148-9 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:50, 1957:65.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

290

Verguisd en vergeten

trek naar Magetan, kwam een gehaaste pemuda rapporteren dat de weg naar Magetan door militairen was afgesloten. Desgevraagd zeiden zij dat zij opdracht hadden Tan Malaka te arresteren, als hij poogde de stad te verlaten. Tan Malaka vroeg andere pemuda na te gaan hoe het met de andere uitvalswegen was gesteld. Ook deze bleken te worden bewaakt, door Pesindotroepen. Het ontbrak Tan Malaka aan een goed inzicht in de machtsverhoudingen en ontwikkelingen. Pesindo had de stad omsingeld; Hizbullah was nog in de stad; andere strijdkorpsen waren inmiddels vertrokken.329 Loebis en Slamet hadden zich inmiddels, omstreeks zeven uur, gemeld bij Soesanto en vertelden de geschokte resident wat zich in zijn stad afspeelde. Tijdens dit gesprek verscheen ook Wali al-Fatah bij Soesanto. Hij deed verslag van de inmiddels verrichte arrestaties en toonde zich zeer bezorgd over het lot van hun ‘oude heer’. Als zijn veiligheid kon worden gegarandeerd, was deze bereid naar Soesanto toe te komen. Soesanto verwees Wali al-Fatah naar Loebis en Slamet. Hij vroeg hen naar de reden van de arrestatie, waarop hij een vaag antwoord kreeg. Hij vroeg ook of Tan Malaka naar Djokja zou worden gebracht voor een gesprek met Soekarno. Daartoe was, aldus Loebis, geen bevel gegeven. Loebis gaf een garantie voor zijn veiligheid, Wali alFatah vertrok en Loebis en Slamet wachtten bij Soesanto.330 Wali al-Fatah kwam met enkele geestverwanten naar Tan Malaka’s verblijfplaats en vertelde hem dat hij, met instemming van de lokale autoriteiten, voor overleg naar de president zou worden gebracht. Toen hij zich bij Soesanto meldde, bevestigde een officier van de Polisi Tentara dit plan.331 Loebis en Slamet hadden ongeveer een uur gewacht, toen Tan Malaka, Soekarni en Wali al-Fatah verschenen, begeleid door drie bewakers met stenguns, die hun wapens zonder problemen afgaven. Tan Malaka sprak met Loebis over de stand van zaken. Deze lichtte hem in over zijn opdracht en ontkent ten stelligste een ontmoeting met Soekarno in het uitzicht te hebben gesteld. Wel werd een veiligheidsgarantie gegeven.332 Bij Soesanto 329

Pendjara III:120; Jail III:177-8. In enkele alinea’s reconstrueert Tan Malaka, twee jaar later, zijn overwegingen. Hij wilde geen veldslag, geen burgeroorlog. Een ontsnapping door de omsingeling leek hem niet onmogelijk, maar dat zou hem tot een illegaal bestaan hebben gedoemd. De verwijten over ontlopen van verantwoordelijkheid en het ontwijken van de strijd zouden dan in verhevigde mate terugkeren (Pendjara III:120-1; Jail III:178). Misschien stelt Tan Malaka de gang van zaken hier wel te mooi voor. Hij wist niet wie hem wilde aanhouden. Als sprake was van een lokaal initiatief, moest hij voor zijn leven vrezen en zou een ontsnapping hem in veiligheid kunnen brengen. Bij een opdracht uit Djokja lag enigerlei wettelijke procedure met rechten voor de arrestant in de rede. 330 Aboe Bakar Loebis 1995:178-9; interview Helen Jarvis met Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 30-10-1972. 331 Pendjara III:121; Jail III:178-9. 332 Aboe Bakar Loebis 1995:179-80. Loebis noemt twee bewakers; Tan Malaka drie – bij name.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

291

mengde zich ook in het gesprek generaal-majoor Djokosoejono, die in Amirs ministerie en als Pesindo-adviseur invloedrijk was; hij was bovendien nog Soekarni’s zwager. Hij overlegde met Wali al-Fatah, Tan Malaka, Soekarni, de Polisi Tentara en de Masjoemi-voorman Hadji Moekti, die ook een functie bij het TRI-hoofdkwartier vervulde. Hadji Moekti leidde ook de Lasjkar Rakjat in Madioen die in gewapende vrede met Pesindo verkeerde. Hij zou zijn manschappen in actie brengen als Pesindo Tan Malaka wilde arresteren, maar kon zich neerleggen bij een aanhouding op bevel van de regering. Er werd afgesproken dat Tan Malaka en Soekarni naar Djokja zouden worden gebracht voor een gesprek met Soekarno.333 Nader overleg leidde tot de vorming van een colonne van zes auto’s, die om middernacht vertrok. Hadji Moekti, in een controlerende rol, zat in een auto met Ngabdoe (Hizbullah), Boestami van de Lasjkar Rakjat stapte in de volgende en Tan Malaka, Soekarni en zijn drie lijfwachten, Legimin, Noerdin en Roesli, bemanden de derde auto. De overige vervoerden Djokosoejono en de Polisi Tentara die het gehele transport bewaakte.334 Dit gezelschap zal Tan Malaka enig vertrouwen in de goede afloop van de reis hebben verschaft. De reis duurde de hele nacht omdat herhaaldelijk bandbreuk en machinaal ongemak optraden. Slechts twee auto’s haalden Solo. Onderweg werd in Ngawi nog een zwaar bewapende Pesindostelling gepasseerd. Soekarni suggereerde meermalen dat de Lasjkar Rakjat van Kedoe hem te hulp zou komen. Met de vele vertraging onderweg leek dat zelfs niet onmogelijk. Een geïrriteerde Loebis zei tenslotte dat in het geval Soekarni het eerste slachtoffer zou zijn, waarop deze verder zweeg.335 In Solo werd om vijf uur ‘s ochtends gestopt bij een gebouw van de Polisi Tentara aan Djalan Baron. De PT-leiding verzocht Soekarni een vertrek binnen te gaan. Nadat hem was gevraagd zijn wapen af te staan, werd de kamerdeur afgesloten. Ik protesteerde bij het hoofd van ons escorte van de PT Madioen, dat dit optreden in strijd was met onze afspraak in Madioen. Hij antwoordde aangedaan, dat hij slechts orders 333

Putusan 1948:107-8 (getuigeverklaring Djokosoejono, 5-4-1948). De inmenging van Djokosoejono werd door Loebis en Slamet niet zeer gewaardeerd; hij zou zelfs bij Amir alle eer voor de arrestatie hebben willen oogsten (Aboe Bakar Loebis 1995:181). De hier geschetste gang van zaken verklaart wel de tegenspraak tussen Loebis en Tan Malaka over de ontmoeting met Soekarno. Verder zal natuurlijk, in de gegeven gespannen situatie, gemakkelijk tot verkeerde uitleg van halve toezeggingen en toespelingen kunnen zijn gekomen. De opstelling van Hadji Moekti in Soedarsono, Kantor Pengawasan Kepoelisian Daerah Loear Kota Jogjakarta, ‘Akibat tentang tangkapan T. Tan Malaka c.s.’, Jogjakarta, 6-4-1946, p. 2, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 334 Pendjara II:122; Jail III:179. Hier niet, en ook niet elders, verwijst Tan Malaka naar Loebis en Slamet. Aboe Bakar Loebis (interview Djakarta, 18-5-1996) houdt het op een colonne van drie auto’s met: Tan Malaka, lijfwachten en PT-officieren; Soekarni, Djokosoejono en Loebis; en Slamet en PT-manschappen. 335 Pendjara III:121; Jail III:179; Aboe Bakar Loebis 1995:180-1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

292

Verguisd en vergeten uitvoerde van de PT Solo. Mijn verzoek om met de PT Solo te spreken werd toegestaan en mij werd gevraagd om in een vertrek te wachten. Ik zat nog maar even, toen plotseling het vertrek van buitenaf werd afgesloten.336

Volgens Loebis paste het in de plannen om Tan Malaka en Soekarni bij de PT in Solo af te leveren; voor Djokosoejono is het een afwijking van de plannen. De PT Solo zei over instructies uit Djokja te beschikken om hen in Solo vast te zetten. Zowel het duo Loebis-Slamet als Djokosoejono brachten rapport uit aan Amir Sjarifoeddin.337 De twee pemuda gingen rechtstreeks naar Djokja en meldden zich aan het eind van de middag bij Soekarno’s residentie. Diens adjudant weigerde hen toe te laten, omdat Soekarno rustte. Met een getrokken pistool werd de adjudant tot andere gedachten gebracht en werd een in zijn rust verstoorde Soekarno ingelicht. Een uitgeputte Loebis vond een bed en sliep vierentwintig uur lang.338 Ook Hadji Moekti meldde zich bij Soekarno, op 19 maart 1946. Soekarno ontving hem niet en hij rapporteerde vervolgens aan Soekiman.339 De gang van zaken, een spannend jongensboek gelijk, zegt veel over de wijze waarop de prille Republik functioneerde. In het belang van de Revolutie was veel geoorloofd, en werd veel vergoelijkt. De centrale regering kon niet rekenen op vanzelfsprekend gezag; haar maatregelen werden op zijn merites getoetst door gezagsdragers en machthebbers op lokaal en regionaal niveau – in bestuur, vertegenwoordigende lichamen, leger en strijdorganisaties. Er bestond ook nog geen uitgebreide centrale bureaucratie. De oude politieke netwerken uit de koloniale tijd en de nieuwe pemudagroepen uit de Japanse bezetting waren door vele banden – persoonlijke, vaak zelfs verwantschapbanden – met elkaar verbonden. Politieke meningsverschillen kregen op die manier een aparte lading. Gemeenschappelijke ervaringen leidden tot veelvuldig informeel contact. De Revolutie vroeg om actie en snelheid; één persoon kon zich geroepen voelen om een daad te stellen in het belang van de Republik. Dan golden wettelijke regels niet. Uit zo’n mentaliteit is ook Loebis’ initiatief te verklaren. In jeugdige overmoed nam hij op zich Sjahrir van zijn zorgen te verlossen. Wèl hield hij daarbij de hiërarchie in het oog – er zijn de nodige voorbeelden in deze periode van eigenmachtige pemuda-acties tegen vermeende 336

Pendjara III:121; Jail III:179. Dat Soekarni zijn wapen moest afstaan, wijst er op dat hij de reis van Madioen naar Solo niet als gevangene maakte. Yamin noemt tijdstip en straat in SV 1948:149 (verhoor 8-3-1948). Yamin geeft geen huisnummer; Jarvis (Jail III:281, note 8) vergist zich in dat opzicht. 337 Aboe Bakar Loebis 1995:181; Putusan 1948:108 (getuigeverklaring Djokosoejono, 5-41948). 338 Aboe Bakar Loebis 1995:181; interview Aboe Bakar Loebis, Djakarta, 18-5-1996. 339 Soedarsono, Kantor Pengawasan Kepoelisian Daerah Loear Kota Jogjakarta, ‘Akibat tentang tangkapan T. Tan Malaka c.s.’, Jogjakarta, 6-4-1946, p. 2, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

293

tegenstanders, die vaak met executie of spoorloze verdwijning eindigden. De jongeman kreeg via Soebadio moeiteloos toegang tot de ministers, en zijn plan werd blijkbaar zonder veel problemen goedgekeurd. Niet de minsten gaven Loebis hun zegen: Soedarsono, Amir en Soekarno. Het lijkt een teken van hun grote ergernis over de PP-oppositie en tegelijkertijd van hun onzekerheid over hun mogelijkheden de PP uit te schakelen. Een rechtstreeks bevel tot arrestatie, volgens de aangewezen wettelijke procedures, werd blijkbaar niet aangedurfd. Het lijkt er op dat Loebis en Slamet – een paar bekwame en slimme jongens – er op hoop van zegen op werden uitgestuurd. Zij moesten zelf in Madioen maar hun plan zien te trekken. Als zij faalden, was er niets verloren. Bij een wellicht onverhoopt succes waren de handen van de regering nog altijd niet gebonden. Een heftige reactie ten gunste van de PP – een dreigende burgeroorlog, en een legerultimatum bijvoorbeeld – kon altijd nog worden gedempt, zonder desastreus prestigeverlies, door vrijlating van de arrestanten, onder verwijzing naar eigenmachtige acties. En als die reacties uitbleven, was de regering verlost van een oppositie, die een fundamenteel ander beleid wenste. In de afweging zal ook zijn betrokken dat de PP, zoals Amir in 1948 verklaarde, in Tan Malaka zijn ‘geestelijke vader’ had, een man met een ‘magnetische persoonlijkheid’, intelligent, bekwaam en met veel overtuigingskracht. Maar zijn marxistische ideeën werden niet gedeeld door velen in de PP, die zelfs conservatieven verenigde.340 In het gebrek aan samenhang in de PP zullen Soedarsono, Amir en Soekarno een kans op succesvolle uitschakeling van Tan Malaka en Soekarni hebben gezien; een kans die een investering van Rp. 100.000 wel rechtvaardigde. Het was een onderneming van deze prominente PS-ministers en Soekarno. In het kabinet is nooit gesproken over de arrestaties en het te volgen beleid ten opzichte van Tan Malaka en zijn aanhangers.341 Beeldvorming op Sumatra De ideeën van Tan Malaka kregen op Sumatra een eigen politieke vormgeving, waarop hij geen directe invloed uitoefende. De communicatie tussen Java en Sumatra verliep moeizaam. De idealen van de Republik werden op Sumatra omhelsd, maar omdat de noodzaak een antwoord te geven op de internationale politieke ontwikkelingen en diplomatieke keuzes te maken ontbrak kon onverplichtend ver worden gegaan in radicale retoriek. In Minangkabau beschikte Tan Malaka over een legendarische reputatie. Vooroorlogse flarden van berichtgeving, overlevering en geruchten, en de Patjar-Merah-romans droegen alle er toe bij de streekgenoot mythische pro340 341

Putusan 1948:73, 78 (getuigeverklaring Amir Sjarifoeddin, 22-3-1948). Verklaring Maria Ulfah Santosa, Djakarta, 6-10-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

294

Verguisd en vergeten

porties te verschaffen. Zijn brochures werden alle snel in een eigen editie herdrukt in vooral Boekittinggi. De zakelijke inhoud ervan vormde geen beletsel om ter meerdere eer en glorie van Tan Malaka deze aan te vullen met allerlei verdichtsels die als waarheid werden gepresenteerd. Tamar Djaja voltooide al in februari 1946 een boekje Trio komoenis Indonesia, met wie Tan Malaka, Alimin en Semaoen werden bedoeld. Tan Malaka kreeg verreweg de meeste aandacht – Yamins krantenartikel over Tan Malaka werd ook opgenomen. De sluwe Tan Malaka was de ‘Bapa Repoeblik Indonesia’, wiens levensverhaal als een vertelling uit 1001 nacht is. Zijn naam is overal bekend; overal slaagde hij er in aan zijn vervolgers te ontsnappen. Tamar Djaja verschaft enige gegevens over de jaren tot 1927, naar neemt dan, over de Pari, een artikel uit 1938 van ‘Pewarta Deli’ over dat weinig relatie onderhoudt met de realiteit.342 Geheel los daarvan stond het stuk uit ‘Pemandangan’ uit 1938 dat Tamar Djaja daarna opnam, en dat verslag deed van avonturen van Tan Malaka en Alimin in Perzië.343 Volgens Tamar Djaja zijn er nog veel meer van zulke verhalen, maar omdat hij het waarheidsgehalte daarvan nog niet goed kan beoordelen, wacht hij met bundeling daarvan. Een brochure daarover is slechts in titel overgeleverd: Perdjoeangan Tan Malaka. In beknopte zin schreef hij nog enkele malen over Tan Malaka.344 Tamar Djaja schreef overigens ook ‘serieuze’ biografische stukken over Tan Malaka in de periode 1940-1975 (hierover pp. 1662-3). Sakti Arga verhaalt over de algemene vreugde na het bericht in ‘Merdeka’ van 9 november 1945 dat Tan Malaka, ‘de geheime man van Indonesië’, gezond en wel was teruggekeerd naar Java. De ‘aalgladde’ Tan Malaka ontsnapte telkens weer aan zijn vervolgers. Aan zijn aanwezigheid behoefde niet te worden getwijfeld, maar er was speculatie alom hoe lang hij al op Java was en hoe hij de Kempeitai ontliep. En de NICA zou na 1945 acht valse Tan Malaka’s hebben ingezet. Maar nu begon een nieuw verhaal, waarna Sakti Arga Yamins krantenartikel afdrukt. Hij vervolgt met een lovende biografische schets, met een aantal anekdotes die hij wellicht opdeed van klasgenoten van Tan Malaka in Fort de Kock.345 Hij vervolgt met vijftien ‘anekdotes’. Een premiejager die met een foto van Tan Malaka op zoek gaat op Sumatra wordt door Chinezen daar afgeschrikt en een Chinees daar die vloeiend Maleis spreekt wordt verdacht Tan Malaka te zijn. Een Chinese toerist bezoekt een school, stelt honderduit vragen aan de leerlingen, een leraar vermoedt hem Tan Malaka te zijn, en bij een zoektocht is hij spoorloos. Een Chinese handelaar is in een 342

Tamar Djaja 1946a:10-6, bekort in 1946b:61-4; hierover ook Poeze 1976:480. Tamar Djaja 1946a:17-25, hierover ook Poeze 1976:481. 344 De brochure over Tan Malaka: Tamar Djaja 1946e. Verder Tamar Djaja 1946c, 1946d, en soortgelijk Mohd. Arif Loebis 1946. 345 Yamins artikel in Sakti Arga 1946:6-14. Op p. 1 dankt hij de klasgenoten voor hun informatie. 343

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

295

Minangkabaus dorpje; als de politie hem zoekt is hij onvindbaar, maar Tan Malaka´s moeder ontvangt een brief van haar zoon. En meer signaleringen: Tan Malaka wordt gezien, maar is verdwenen als hij wordt gezocht. Tan Malaka…! van Ratu Sukma verscheen begin 1948. Het is, in literaire taal, een lofdicht op Tan Malaka, waartoe de geest van de auteur hem dwong zijn ontoereikende pen op te vatten om een woordensnoer te rijgen. De auteur vraagt te worden verlost uit zijn eenzaamheid. Hij ziet zijn volk lijden; valse leiders dringen naar voren. ‘Maar op een keer zal Hij weer verschijnen, zal Hij voor ons verschijnen. Wij wachten samen, wij bidden samen, wij verwelkomen hem samen. “Ja, ik ben Tan Malaka.”’ Hij is ‘de vader van ettelijke miljoenen van Rakjat Djelata, van de arme massa, leider van ettelijke Aziatische volken die zo lang hebben geleden’. De auteur voelde zich in de hemel, twee jaar geleden, maar ‘U werd gevangen gezet’. De helse straffen werden met een reine glimlach ondergaan. Maar nu komt Hij weer bij de schrijver. Beiden zoeken rechtvaardigheid, maar vonden deze niet. Slechts God weet waar. Hoe kan Uw broodmagere lichaam de wereld in beweging brengen? Waar in Uw geest bevindt zich de ijzeren moed? Die geest die duizenden en miljoenen mensen beheerst? Sinds ik in de schoolbanken zat, heb ik U gehoord. U werd de mond, de stem van mensen. Wij houden van U, ook om Uw geest. U hebt veel offers gebracht, en bent nog geheel zonder smetten. Dit is volgens ons gevoel. Maar U, we weten het niet zeker, wellicht verbeelden we ons iets te horen, horen wij slechts geruchten, met de avondwind, met de reine wind uit het paradijs, met de wind die overgeleverde berichten aanvoert. Zoveel mensen hebben lief, zoveel mensen voelen liefde, zoveel mensen zijn dankbaar, zoveel mensen hebben medelijden, … maar evenzoveel mensen haten, even zoveel verweren zich, dat is een natuurwet, de menselijke regel in de wereld, de regel in Uw wereld, zo gelden er allerlei regels in de wereld. Indonesië is al vrij! U bent op Java, waar U vroeger Uw weg aanving. Uw naam weerklinkt door het firnament. U leidde de strijd in Soerabaja, ja, volgens de berichtgeving regelde en organiseerde U de inzet tijdens het verzet, ofschoon U dit niet aanvuurde en niet toejuichte; daarnaast hoorden we ook dat U ook nog ons vaderland versterkte, ons erfgoed versterkte, omdat anderen bezig waren een positie te veroveren en de buit verdeelden. De geschiedenis kan Uw moeite niet uitwissen. Hoe groot ook de verdiensten van anderen zijn, hoe groot ook de verdiensten van andere leiders, zij kunnen niets afdoen aan Uw verdienste, en zijn nog geen korrel, in onze waardering, als wij de vergelijking trekken met Uw verdienste. Aan God ontsnapt op een donkere dag een zwarte kever op een zwarte steen niet aan Zijn aandacht. U zult een beloning ontvangen, in overeenstemming met Uw verdienste.

En dit hoofdstukje eindigt met een vergelijking van Tan Malaka; ‘Smaragd

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

296

Verguisd en vergeten

van Indonesië, bezit van de Aziatische volkeren’. Het moederland zal Hem blijven eren als Bapak Republik Indonesia, maar alle gekleurde volken staan bij Hem in het krijt. De moedermelk is terugbetaald met schrammen en tranen. Al Zijn ervaringen zullen worden opgetekend, alle woorden vastgelegd, voor de altijd trouwe aanhangers. Zijn naam opent alle deuren en wegen. ‘U bent als de ster die een zeeman gidst over de oceaan.’ De schrijver wil op zijn bescheiden wijze meedoen en slechts de stuurman volgen – Zijn doel is zijn richting. Na de Indonesische onafhankelijkheid stonden schijn-radicalen, schijnlinksen, op, op zoek naar rang en aanzien. ‘Pas in Uw naam komt Merdeka weer terug’ en ‘wij allen zeggen’: Ibrahim is onze leider, Tan Malaka Bapak Republik, Tan Malaka Verdediger van zijn Volk, Tan Malaka Leider van Azië.

De huidige verachting en besmeuring van Tan Malaka versterken slechts de liefde van zijn aanhang voor Hem. De schrijver wil hem volgen en zijn bescheiden bijdrage leveren en noemt zich een kind van Soeliki, dichtbij Tan Malaka’s geboorteplaats. Tan Malaka gaat zijn eigen eenzame weg, maar mannen als Yamin, Abikoesno en Iwa zullen hem bijstaan. In een samenspraak van het Aziatische volk, de massa, van Smaragd en Moeder(land), zegt Hij dat Hij Zijn plicht elders zal vervullen, maar zal terugkomen om Zijn broeders weer te ontmoeten. En Moeder geeft hem toestemming. Na het uitvoeren van zijn taak mag hij terugkeren want Hij is Haar zoon. En Ratu Sukma besluit zijn bijdrage aan het ‘voortzetten van de strijd voor de nationale idealen’ met losse opmerkingen waarin hij Tan Malaka een smaragd van onschatbare waarde noemt.346 Dit geëxalteerde geschrift is de extreme vertegenwoordiger van de literatuur over Tan Malaka, waarin hem buitengewone gaven worden toegekend. Maar waar deze meestal in ieder geval de schijn ophouden geromantiseerd te zijn is Ratu Sukma bloedserieus. Het is een getuigenis van identificatie en geloof – in een christelijke symboliek zou dit moeiteloos te duiden zijn: Tan Malaka als de Verlosser, maar ook in een islamitisch milieu zijn er voldoende aanknopingspunten hiervoor, die aansluiten op wijdverbreide messianistische verwachtingen.

346

Ratu Sukma 1948, citaten pp. 10-2 en 21.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

297

Reacties buiten de Republik Wat wist de Nederlandse tegenstander van alle ontwikkelingen in de Republik en de rol van Tan Malaka en Persatoean Perdjoeangan daarbij? In eerste instantie worden geruchten klakkeloos vermeld, zoals in december 1945: ‘Begin Oct. kwam de bekende leider Tan Malaka op Java aan, van wien gemeld wordt dat hij in Dec. in samenwerking met andere bekende communisten als Arifin en Hadji Agoes Salim in M. Java zijn activiteiten ontplooide’.347 Persberichten over Tan Malaka in de Indonesische pers in Djakarta leverden spoedig betere informatie op; die berichten werden vertaald en geïnterpreteerd.348 Een eerste analyse in een nota ‘De “Repoeblik Indonesia”, gezien als product van het communisme als politieke macht en economisch systeem’, te dateren op februari 1946, volgt voor het eerst wat een bekend patroon zou worden – en de titel van de nota duidt dat overduidelijk aan. De anonieme auteur kent Yamins brochure over Tan Malaka en de brochures Siaran Pari en Moeslihat en citeert daaruit ruimschoots. Tan Malaka’s communistische verleden wordt opgehaald en de nota besluit met: Het is niet gewaagd de conclusie te trekken, dat de nieuw gestichte Persatoean Perdjoeangan, die momenteel een groote politieke invloed bezit, zich onder de leiding van Tan Malaka zal ontwikkelen in communistische richting. Te meer, omdat hierin meerdere volbloed communistische of zeer communistisch georiënteerde groepen zijn opgenomen [...].349

Van Sjahrir en zijn entourage hoorden Van Mook en zijn adviseurs ook het nodige. Sjahrir zal daarbij ongetwijfeld Tan Malaka en zijn PP niet rooskleurig hebben voorgesteld. Met het schrikbeeld van een PP-kabinet kon de Nederlandse zijde eerder tot concessies worden gebracht die Sjahrir in het zadel konden houden. Dat gemeenschappelijke belang werd ook beseft; minister Logemann schreef eind januari: ‘De opkomende vloed van het communisme (Tan Malakka) is zeker niet gunstiger voor ons dan de groep Sjahrir.’350 Op 11 februari was Tan Malaka zelfs onderwerp van gesprek in de ministerraad waar prof.dr. H. Kraemer verslag deed van zijn korte bezoek aan Indonesië. Over het Volksfront kreeg hij volstrekt tegenstrijdige berichten. 347 In eerste periodiek verslag van de NEFIS, afgesloten per ultimo december 1945 (19-1-1946), in NIB 2:561, voor wat de komst naar Java betreft blijkbaar ontleend aan een ‘Rapport van Sumatra’, door C. Brondgeest, waarin het vertrek van Sumatra van deze ‘handlanger’ van de Sumatraanse communistenleider Abdoel S. Karim wordt vermeld (NIB 3:11). 348 Persberichten in NEFIS-periodiek 2(27-2-1946), pp. 54-7, 64-70, in NA, CMI AA19 en PG 581 en 665. 349 ‘De “Repoeblik Indonesia”, gezien als product van het communisme als politieke macht en economisch systeem’, pp. 3-10, in KITLV, Collectie-Vermeulen. 350 Notities Logemann bij een brief van Eerste-Kamerlid Ch.J.I.M. Welter aan minister-president W. Schermerhorn, 22-1-1946, in NIB 3:197.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

298

Verguisd en vergeten

Sjahrirs positie was naar zijn oordeel steviger dan gedacht; ook was het meer zo dat Soekarno Sjahrir steunde dan andersom. Soekarno was, zoals een zegsman hem zei, een ‘zeer bruikbaren en nuttigen ijdeltuit’ tegenover Tan Malaka.351 Over de aanloop tot de KNIP-zitting en het verloop ervan was Nederland goed geïnformeerd, zoals uit het verslag van de gang van zaken al is gebleken.352 De Volksfrontactie was onderwerp van bespreking in de NEFIS-verslagen.353 Het overzicht in ‘NEFIS-periodiek’ 6, gebaseerd op uit de pers en inlichtingenwerk vergaarde gegevens, geeft een goed overzicht van het reilen en zeilen van de PP tot Tan Malaka’s arrestatie. Het stuk opent met de opmerking dat steeds in het oog moet worden gehouden dat de PP ‘de persoonlijke schepping is van den demagoog Tan Malaka. Dit is haar kracht en haar zwakheid.’ De parallel tussen de ideeën in Moeslihat en de PP in program en organisatie wordt uitgewerkt. De ‘demagoog is niet steeds een goed organisator. En het is gebleken, dat de organisatie van het Volksfront de vele divergeerende stroomingen niet heeft kunnen samenbinden.’ Het falen op de KNIP in Solo werd hierdoor verklaard. Na het weglopen van een aantal leden was op het congres in Madioen de glorie verbleekt. ‘Doch de toon was even fel, misschien zelfs feller, nu de matigende elementen verdwenen waren’. Arrestaties volgden ‘en daarmee [is] vermoedelijk het Volksfront als organisatie vernietigd. Het is een wonderboom geweest, die door de heterogeniteit der samenstellende delen ten onder is gegaan.’ Maar ook geruchten werden kritiekloos verspreid. NEFIS Singapore meldde eind januari 1946 de komst in november 1945 naar Singapore van Tan Malaka, die nog steeds daar vertoefde. Volgens de informant was deze Tan Malaka niet de echte; die zou al enkele jaren eerder zijn overleden.354 Een deel van de informatie werd ook voor groter publiek beschikbaar in een brochure van G.W. Overdijkink, afdelingshoofd bij de Dienst der OostAziatische Zaken in Batavia, die ongetwijfeld met toestemming van zijn superieuren in Het Indonesische probleem; De feiten (1946) de verhoudingen in de Republik beschreef. Los van de politieke visie, was dat toentertijd een belangrijke bron van informatie.355 De Nederlandse dagbladen berichten slechts uiterst summier over de PP, meestal Volksfront genoemd. De Republikeinse pers in Djakarta, al gezeefd 351

Notulen ministerraad, 11-2-1946, in NIB 3:380. Zie hiervoor met name de bronnen in noot 226; het verslag in noot 239 zat er geheel naast, maar werd ook niet door de beleidsmakers benut. 353 ‘Tweede periodiek verslag Java (tot januari)’, pp. 16-20, in NA, PG 660; NEFIS-periodiek 6(1-5-1946), pp. 8-12, 27-34, in CAD GG 60-340, verder nog H.L. Hoorweg, ‘De Volksfront-actie’, 7-2-1946, in NA, PG 665, ook in HKGS 1946 GG 3-882, en ‘Politieke balans medio maart 1946’, in NA, CMI AA19. 354 NEFIS Echelon Singapore, ‘Weekly Intelligence Review’, 26-1/1-2-1946, in NA, HKGS 1946 GG 3-882. 355 Over de PP: Overdijkink 1946:76-80. 352

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

299

via ‘Nieuwsgier’ of persbureau, was de bron voor in hun draagwijdte niet erg goed te doorgronden berichten over oprichting, verhouding tot het kabinet en de KNIP-zitting.356 Een uitzondering vormde de informatie die J. de Kadt verschafte. De links-radicale De Kadt was Nederland kort voor de Duitse bezetting ontvlucht, en had een toevluchtsoord gevonden in Indië om daar in een Japans interneringskamp te belanden. Hij had veel sympathie voor de Republik en zijn geestverwanten Sjahrir en Amir, die hem van waardevolle informatie voorzagen. Via ’Parool’-hoofdredacteur G.J. van Heuven Goedhart kwam zijn informatie ook terecht bij de PvdA-prominenten in partij en parlement. Zo stuurde Van Heuven een lange beschouwing ‘Stromingen en partijen in de nationalistische beweging’ door naar Logemann. De Kadt noemde Tan Malaka de vertegenwoordiger van het communisme, zonder een partij van enige omvang, die opzettelijk ondergronds bleef. Tan Malaka’s reputatie is ‘bijna legendarisch, de ontembare strijder, de enige overgeblevene’. De Kadt noemde zijn ideeën een ‘gevulgariseerd trotskisme’, dat via directe actie tegen alle bevoorrechte groepen een sociale revolutie op gang wil brengen. Tan Malaka wil oorlog; dan heeft hij de kans bezit te onteigenen, de adel te breken, de macht van de Islam in te tomen en arbeiders- en boerenraden te vormen. In zo’n koers is hij in feite de ideale partner van de koloniale diehards. Zijn Volksfront bundelt vele organisaties, meestal onbetekenend, maar niemand durft zich tegen hem te keren – de sultan en de Islam werken samen met de ‘heiden/atheïst’ Tan Malaka.357 Dezelfde informatie, soms letterlijk, kwam ook terecht in een artikel in ‘De Baanbreker’, waar hij dieper inging op de mannen en partijen rond Tan Malaka die in zijn Volksfront een middel zagen om Sjahrir en Amir te verdrijven. De Kadt noemt hierbij de PNI en namen als Iwa en Soebardjo, die tot ‘de meest onfrisse figuren uit de Japanse tijd behoorden’. Zij hebben veel geld uit de Japanse periode overgehouden, maar ook controle van pers en radio. ‘Een onverkwikkelijk en gevaarlijk gezelschap.’ In de brede Masjoemi zijn alle schakeringen te vinden, onder wie Abikoesno, die aan ‘onsmakelijkheid alles en allen overtreft, zoals hij ook de meesten overtreft in het gebruik maken van teksten uit de Koran voor ieder gewenst doel’. Het zijn deze demagogen die drijven naar chaos en een fascistische staat. De jeugdbeweging weifelt tussen Sjahrir en Tan Malaka. Diens autoriteit, ‘zijn beroep op actie en op de inzet van persoon en leven oefent een bekoring uit die bijna niet te weerstaan is. Men wil offers brengen.’ Sjahrir brengt daar tegenover ‘rust, zuiverheid en 356 Keesings Historisch Archief kan dienen als maatstaf hiervoor; zie de berichten op pp. 6641 M, 6632 D, 6646 B, 6653 F. De naam Tan Malaka werd hier voor het eerst gebruikt in het bericht over zijn arrestatie (6670 B). 357 Deze beschouwing in NA, OG, Vb. 26-2-1946 F8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

300

Verguisd en vergeten

grote moed, en meer inzicht en kennis’.358 Het CPN-dagblad ‘De Waarheid’ wist ook niet meer. Een behoedzaam artikel in het PI-weekblad ‘Indonesia’ illustreert de informatiekloof tussen de Republik en Nederland. Maroeto Daroesman, na terugkeer een tegenstander van Tan Malaka, meent dat wellicht rond het Volksfront de vrijheidsbeweging een steviger formatie kan krijgen. Het Volksfront steunt de regering om geen concessies te doen en kan een waardevolle innerlijke kracht aan de gezamenlijke strijd geven. De ‘zeer bekende’ Indonesische leider Tan Malaka sprak op het congres in Poerwokerto. Waarschijnlijk, gelet op de deelname van de PS in het Volksfront, steunt deze de regering-Sjahrir, hoewel Tan Malaka het niet geheel eens is met de ‘diplomatie’ van Sjahrir.359 ‘De Tribune’, het weekblad van de Revolutionnair-Communistische Partij (RCP), sectie van de Vierde Internationale, was alerter. Een ‘Parool’-artikel over de Indonesische trotskisten, die de leer van het proletarisch geweld gebruikten om de schanddaden van Japanners en extremisten te rechtvaardigen, werd als ‘laffe aanval’ aangemerkt. Daarbij werd vermeld dat de Indonesische communisten na de opstand van 1926 een trotskistische koers volgden en hun leider Tan Malaka jarenlang in ballingschap leefde.360 Een week later haakte het blad in op een ANP-bericht over Tan Malaka, die de oppositie tegen Sjahrir leidde en ‘wiens naam op Java en in Indonesië een mystieke klank heeft’. Deze ‘grote Indonesische revolutionair’ was dus niet in Arabië in 1938 gesneuveld, zoals de NRC toen berichtte. Volgens het persbureau was hij ‘een onafhankelijk communist wiens theorie veel aan Trotsky ontleent en in wiens praktijk de vorming van een volksfront, dat ten doel heeft de “sociale revolutie” aan de orde te stellen, de voornaamste plaats inneemt’. De naam volksfront is ongelukkig; hij bestrijdt de imperialisten en burgerlijke nationalisten en organiseert de bezitsloze volksmassa’s – dat is revolutionair communisme. Een afgerond oordeel is nog niet mogelijk, maar vertrouwen in Tan Malaka, ‘de klassestrijder’ en niet in Sjahrir, ‘de verzoener’ is op zijn plaats.361 S.J. Rutgers schreef in de epiloog van een geschiedenis van Indonesië tussen de wereldoorlogen, uit communistische visie, kort over het Volksfront – als uiting van het streven naar ‘eenheid en samenwerking onder alle Republikeinse partijen’. Het ging ‘te gronde aan radicale frases en quasi radicaal optreden. De leiding kwam in handen van den Trotskist Tan Malakka, 358 J. de Kadt, ‘Panorama der nationale beweging in Indonesië’, De Baanbreker 2-10(9-31946):4-5. 359 M. Daroesman, ‘Partijen en stromingen; Het Volksfront en zijn betekenis’, Indonesia 1634(16-2-1946):5-6. 360 ‘Een laffe aanval van “Het Parool” op de Indonesische Trotzkyisten’, De Tribune 4-76(9-21946). 361 Nol Bos, ‘Tan Malaka of Sjahrir’, De Tribune 4-77(16-2-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

301

die een conflict uitlokte met de Regering Sjahrir. De belangrijkste partijen verlieten toen het Volksfront, dat daarop alle positieve betekenis verloor.’362 Uit behoudende hoek schreef Indicus in februari 1946 een lang stuk over ‘Indonesisch communist nr. 1’ dat het tweewekelijkse ‘Nieuw Indië’ in april afdrukte. Tan Malaka komt op de voorgrond, geleidelijk maar snel. Zijn Volksfront verenigt pemuda, proletariërs en Masjoemi, met een duidelijk programma. In de zwevende sfeer waarin wij thans op Java leven kan het krachtige geluid van een man wiens invloed bijna een legende is, een doorslaggevende factor worden. Tan Malakka is een figuur. Hij is de eerste communistische leider op Java geweest, en hij is er in 1918 en de jaren die daarop volgden in geslaagd, de Sarekat Islam ‘af te leiden’ in de communistische beweging. Ibrahim Datoek gelar Tan Malakka – het wordt haast eentonig: opnieuw een Sumatraan – heeft in de 20-er jaren een groote rol gespeeld op Java. Hij is een boeiend spreker, maar geen pias zooals Soekarno, een consequente figuur: hij kent de wereld buiten Java, zij het, zooals hij het zelf uitdrukt, voor een goed deel via de openingen van de cel. Hij is overal, consequent, ‘in moeilijkheden’ geraakt; hij is een fanaticus met een strak en scherp verstand: het type van den revolutionnair. Dank zij de liberaliteit van de Nederlandsche regeering is in 1922 of 1923 zijn interneering omgezet in externeering. Hij is nu tusschen de 45 en 50, in de kracht van zijn leven. Dit is de kans waarop hij gewacht heeft. Niemand, behalve hijzelf, weet precies hoe en wanneer hij op Java is teruggekomen: misschien tijdens de bezetting. Niemand weet precies zijn rol in die periode: er zijn geruchten dat hij, om zich voor de Japanners te verbergen, onder een schuilnaam zelfs dienst nam in den gehaten arbeidsdienst. Niemand weet op welke wijze hij wellicht toen reeds heeft voorbereid, wat hij nu tracht te voltrekken. Hij heeft, zegt men, als ‘Ibrahim’ meegevochten in Soerabaja tegen de Britten. Maar sedert het begin van dit jaar weet ieder dat Tan Malakka zijn rol gaat spelen in de politieke ontwikkeling op Java.

Tan Malaka spreekt niet over communisme; hij spreekt over 100% vrijheid. ‘De eenvoud van het standpunt […] moet groote zuigkracht hebben; bij de linkerzijde in de nationalistische beweging, bij de haast niet meer tot die beweging te rekenen pemoeda-groepen; zijn sociale inzichten zullen de ­inerte boerenmassa niet in beweging brengen, maar zeker de ‘’proletariërs”’.363 Kattenburg schreef een ‘relatief’ goedgeïnformeerd artikel over de eerste maanden van de Republik dat hij omstreeks april 1946 afsloot. Zijn verblijf voor de OSS had hem toegang verschaft tot welingelichte Indonesische kringen. Zijn tableau van politieke bewegingen verschaft een goed overzicht. Voor hem zijn de politieke extremisten ‘a curious assortment’. Het zijn allereerst pro-Japanse fascisten die een dictatuur als Japan voor de oorlog nastreven. De groep is klein 362

Rutgers 1947:242. ‘Tan Malakka; Indonesisch communist nr. 1’, Nieuw Indië 2-12(13-4-1946):6. Indicus dateerde zijn stuk Batavia, februari 1946. De redactie voegde een noot toe dat Tan Malaka intussen voorlopig was uitgeschakeld; hij was ontvoerd door nationalisten. 363

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

302

Verguisd en vergeten

maar niet machteloos. De tweede groep is die van de afgezette leden van het eerste kabinet, met de ‘extremely ambitious nationalist’ Soebardjo. Het derde gezelschap is ‘extreme left-wing’. ‘This group favors quick action for the establishment of a revolutionary-proletarian state. As leader, the group has the old Communist hero of the 1920s, Tanmalaka. He returned to Java late in 1945 after twenty years of hiding in Malaya. Still popular, he found a considerable following awaiting his return.’ Hij kwam te laat om nog een effectieve rol te spelen in de regering, en besloot tot een oppositie van binnenuit. Het was Soebardjo die deze drie groepen samenbracht in een aanval op de regering. Hij zette een Volksfront op, waarvoor hij Tan Malaka’s steun kreeg, maar zijn werkelijke doel was de overname van de KNIP en het afzetten van Soekarno en Sjahrir. De regering trad op, zuiverde het Volksfront door Tan Malaka, Soebardjo en nog acht of negen leiders te arresteren, en dat daarna op te heffen. De PKI daarentegen, die grote verdienste had in het anti-Japanse verzet, steunde de regering, maar werd verzwakt door de dissidente opstelling van Tan Malaka en zijn medestanders, ‘a group with Trotskyite tendencies’.364 In het Franse ‘Les Archives Internationales’ werd in juni 1946 geschreven over het Volksfront, dat ageerde tegen Sjahrir, en bestond uit extremisten, een groep Japanse collaborateurs en jeugdorganisaties uit de Japanse bezetting, met Japanse steun en directie en geleid door ‘Tan Malakha’.365 Ook internationaal werd Tan Malaka’s terugkeer naar Indonesië gemeld. ‘People’s Age’, een communistisch weekblad in Bombay, schreef op 6 januari 1946 onder de kop ‘Indonesia’s No. 1 Communist’ over ‘the emergence of one of the legendary heroes of the Indonesian movement for independence, Communist leader, Tan Malakah’. Na de ‘Great Indonesian rebellion of 1927’ was hij naar een concentratiekamp in Nieuw-Guinea gestuurd, waaruit hij ontsnapte. Hij ‘acquired a legendary reputation for his extraordinary capacity to evade the Dutch police and to keep his work going’.366 Australische kranten zagen achter Tan Malaka de persoon van Soebardjo, ‘notorious Indonesian opportunist’, die ook met de Japanse bezetter samenwerkte.367 De Australische journalist Alan Dower die ter plekke was en goed contact onderhield met Sjahrir noemde ‘the disruptionism of the Trotskyist “naughty boy” Tan Malacca, whose disregard for negotiations embarrasses the Government’s pledges and complicates politics’.368 364

Kattenburg 1946:293. Kattenburg zat er dus deels naast, maar vestigt de aandacht op Soebardjo’s rol – en is over de ontwikkelingen in de meer toegankelijke delen van de Republikeinse staat beter op de hoogte. 365 Problème indonésien 1946:4. 366 Afschrift in Airgram American Consulate General Bombay aan Secretary of State, 7-1-1946, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, box 117, 4202 Indonesia. 367 Age, 13-2-1946; Argus, 28-3-1946 (citaat). 368 Dower 1948:134.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

303

Tot slot Het waagstuk zou een voor de regering gunstige uitkomst hebben. Tan Malaka bleef tot september 1948 in hechtenis. In gevangenschap en na zijn vrijlating speelde hij een rol in de politiek van de Republik, maar zijn hoofdrol eindigde op de KNIP in Solo. Daar vond de confrontatie plaats tussen de voorstanders van diplomasi en perdjoeangan. Aan het begin van die zitting was de uitkomst onduidelijk en leek de PP kansrijk om de macht over te nemen. Handig manoeuvreren van Sjahrir – zijn geheim gehouden ontslagname – en de weigering van Soekarno en Hatta het PP-program te onderschrijven stonden tegenover een onverzettelijke eis van PP-zijde tot integrale overname van het minimumprogram. Die aansprekende troefkaart werd echter weggespeeld door het regeringsprogram dat bedrieglijk veel leek op het PPprogram, maar in feite heel veel politieke keuzes mogelijk maakte. De PP liep blijkbaar ook stuk op interne persoonlijke en partijtegenstellingen. De heterogene partners konden het niet eens worden over een kabinetsformateur. Radicalen als Soekarni en Chairul Saleh eisten waarschijnlijk te veel voor de eigen geestverwanten en zullen zo hebben gebotst met Masjoemi en PNI. En speelde de persoon Tan Malaka hierbij ook een rol? Was het gematigde deel van de PP niet bereid hem te steunen; steun die het afzetten van Soekarno tot gevolg kon hebben? In woord en geschrift toonde Tan Malaka zich een voorstander van een socialistische maatschappij, en hoewel hij dat om tactische redenen niet te vaak schreef of zei, beschouwde hij zich als communist. Voor Masjoemi en PNI zal Tan Malaka op een zeer hoge of de hoogste staatspost niet wenselijk zijn geweest. Hun deelname aan de PP was voor een flink deel gemotiveerd door onvrede over de ongelijke machtsverdeling met de PS in een overheersende positie in kabinet, BP en KNIP. Voor een aantal oudere leiders – de kring rond Soebardjo – die in het eerste kabinet zetelden, werd dit versterkt door afkeer van en rancune tegen Sjahrir, die hen had vervangen en afgedaan als collaborateurs met Japan. Van een coup van de PP, of een andere actie om de wet te verzetten, was sprake tijdens de KNIP-zitting, maar het bleef bij plannen en gedachtespinsels. Sjahrirs ontslag leek de legale weg te openen, en toen die weg werd afgesloten, was wellicht de onderlinge PP-harmonie te zeer verstoord voor een greep naar de macht. Of wierp Soedirman met zijn keuze voor de zittende regering een te groot obstakel op? Als Soedirman zich achter de PP had geschaard was de positie van Sjahrir en Amir uiterst hachelijk geworden, en voor Soekarno en Hatta zorgelijk. Maar Soedirman betuigde zijn trouw aan de regering. Met de PP-ideeën zal hij het eens zijn geweest, zoals ook uit zijn uitspraken op het congres in Poerwokerto bleek, maar met grote delen van de aanhang bleek de affiniteit geringer. De PP was een verzamelpunt van strijdorganisaties, die voor een flink deel in concurrentie samenleefden met

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

304

Verguisd en vergeten

het leger, met geschillen rond schaarse wapens en voorraden, en met een uitgesproken politieke achtergrond. Hun agressie en oppositie was vaak gericht op het leger, dat, ondanks zijn eigen opstelling, toch meestal de regeringspolitiek uitvoerde. Op de PP-congressen liep de kritiek op het regeringsbeleid vaak door naar het legeroptreden. Voor Soedirman, die te allen tijde opkwam voor de eer van het leger, was dit niet aanvaardbaar. In zijn afweging op de KNIP-zitting zal de balans tenslotte zijn doorgeslagen naar de regering. Een ander negatief punt was de persoon van Tan Malaka. Op beslissende ogenblikken liet hij verstek gaan. Hij zei voortdurend zelf geen ambities te koesteren op een hoge regeringspositie, maar waarom liet hij dan Soekarni begaan in diens pogingen Soekarno door hem te vervangen? Dat, en dan nog een fluistercampagne over zijn machtsdrift om Soekarno als president op te volgen, deed hem geen goed. Soekarno had zijn positie versterkt en leek met de volkssteun die hij opriep onaantastbaar en onmisbaar. Om Tan Malaka, eerst de legendarische onafhankelijkheidsstrijder, hing steeds meer een geur van verdenking en persoonlijk gewin. Hij werd in een effectieve, ongrijpbare campagne zwartgemaakt als ‘verrader, collaborateur, lafaard en trotskist’. Tan Malaka kon er weinig tegenover stellen. Hij miste een vaste basis. Na augustus 1945 was hij van plan de Pari te laten herleven en zich aan het hoofd te stellen van de Indonesische communisten. Maar de communisten bleken verdeeld en keerden zich grotendeels – de restanten van de illegale PKI en de met ‘internationale’ communistische kennis gewapende studenten uit Nederland en ex-bannelingen uit Australië – tegen Tan Malaka. De herleefde PKI onder mr. Joesoef – pro-Tan Malaka – vond een spoedig einde en de PKI werd daarna gezuiverd van zijn aanhang. Tan Malaka liet overigens de hoop op het leiderschap van de PKI niet varen. In de Partai Rakjat Djelata kwam een kleine partij tot stand, die zeer dichtbij Tan Malaka stond. Maar diens afwijzing van partijen stond hem niet toe om deze PRD uit te bouwen. Tan Malaka beschikte niet over een organisatie of partij. Hij had rond zich een kring van radicale, invloedrijke pemuda verzameld, die hem zeer waren toegewijd. Maar Soekarni, Chairul Saleh, Adam Malik op de eerste rang, en anderen daaronder, ontbeerden een solide basis in de massa. Zij konden niet via eigen kanalen een massa-actie ontketenen. Tan Malaka was daarvoor afhankelijk van andere organisaties met eigen belangen en kon deze slechts indirect mobiliseren. De PP bleef zo een amorfe constructie, die slechts langzaam en nooit solide organisatorische inhoud kreeg. In het rijke Indonesische perswezen, waar een overvloed aan kranten, bladen en blaadjes verscheen, bestond er geen PP-orgaan. ‘Kedaulatan Rakjat’ stond sympathiek tegenover de PP, en drukte verslagen en persberichten gewillig af, maar het was geen PP-blad. Mankracht zal tekort zijn geschoten, en wellicht onwil van PP-leden eigen speelruimte in te leveren.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

II Persatoean Perdjoeangan

305

Na de KNIP-zitting openbaarde zich die zwakheid. De regering oogstte de vruchten van een bekwame anti-PP-campagne. De PP kon aan de negatieve beeldvorming onvoldoende weerwerk bieden. Het aantal deelnemende organisaties aan het Madioencongres spreekt in dat opzicht boekdelen – van 141 gedaald naar 40. En er was wellicht nog meer onheil te verwachten. Masjoemi, PNI en PBI hadden de PP ook als middel gezien om een aandeel in de regeringsmacht te veroveren. De daartoe gevolgde koers in Solo had niet tot resultaat geleid. Hoe lang zouden zij blijven vasthouden aan het minimumprogram? En zou het aanbod van een echt coalitiekabinet met enige kosmetische opmaak van een program hen niet verleiden de ongemakkelijke PP-samenwerking te verlaten? Dat zou zeker makkelijker worden als de PP zou radicaliseren. Dat leek in Madioen het geval, waar de onvoorspelbare ‘eeuwige scheurmaker’ Yamin tot PP-coryfee naast Tan Malaka promoveerde. Die mogelijke ontwikkeling wachtte de regering dus niet af. Een bezwijken van de PP aan de eigen tegenstellingen zou lang kunnen duren. Inmiddels bleef de PP dan schade berokkenen aan het respectabel beeld dat de Republik wilde vestigen naar buiten toe, voor een zo goed mogelijk diplomatiek resultaat. Loebis en Slamet mochten een poging wagen en boekten succes met de eerste fase van de operatie uitschakeling-PP. Yamins brochure over Tan Malaka Muhammad Yamin, ‘Tan Malaka, Bapak Republik Indonesia’, Ra’jat, 22-12-1945; Merdeka, 26-121945; Kedaulatan Rakjat, 28- en 29-12-1945; Berita Indonesia, 26-12-1945. Muhammad Yamin, Tan Malacca, Bapak Republik Indonésia; Riwajat-politik seorang pengandjoer revolusionér jang berfikir, berdjoeang dan menderita membentoek negara Republik Indonésia. Djakarta: Berita Indonesia, 1946, 48 pp. Met ‘Kata pemboeka’ van de auteur, gedateerd Poerwokerto, 7 Djanoeari 1946. Bevat drie delen: 1. Berfikir dan berdjoeang dalam pengembaraan penoeh penderitaan (pp. 10-24); 2. Bapak Republik Indonésia (pp. 24-31); 3. Tan Malacca sebagai politicus Indonésia dan internasional (pp. 31-42), alsmede Penjoedahan (pp. 42-48). Deel 2 verscheen eerder als krantenartikel. Moehammad Yamin, Tan Malaka, Bapak Repoeblik Indonesia; Riwajat politik seorang pengandjoer revolusioner jang berfikir, berdjoeang dan menderita membentoek negara Repoeblik Indonesia. Tjetakan kedoea. Padang Pandjang: Tandikat, [1946], ? pp. Het is niet duidelijk of deze tweede druk een voorganger heeft in Padang Pandjang of dat de uitgave in Djakarta als eerste druk wordt aangemerkt. Geraadpleegd door Restu Gunawan 2005. Mr. Muhammad Yamin, Tan Malaka, Bapa Republik Indonesia. Boekit Tinggi: Penjiaran Ilmoe, [1946], 12 pp. [Penerbitan ke 69.] Krantenartikel. Met foto Yamin op binnenomslag, en toevoeging Penerbit: Kalau... Soekarno diseboetkan ‘Bapa Indonesia’, Dr. Soetomo diseboetkan ‘Bapa pergerakan Indonesia’, R.A. Kartini diseboetkan ‘Iboe Indonesia’, maka Tan Malaka diseboetkan ‘Bapa Repoeblik Indonesia’ memang soedah pada tempatnja.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

306

Verguisd en vergeten

Mr. Muhammad Yamin, Perdjoeangan Tan Malaka. Boekit Tinggi: Noesantara, [1946], 24 pp. Krantenartikel. Met foto Tan Malaka (p. 3), en toegevoegd: Pidato Tan Malaka dalam ‘Volksfront’, [15-1-1946] (pp. 19-24). Muhammad Yamin, ‘Tan Malaka, Bapak Repoeblik Indonesia’, in: Tamar Djaja, Trio komoenis Indonesia; Tan Malaka, Alimin, Semaoen berikoet Josef Stalin dan Lenin, Tjetakan ke II, pp. 45-53. Boekit Tinggi: Penjiaran Ilmoe, 1946. Krantenartikel. Mr. Muhammad Yamin, ‘[zonder titel]’, in; Sakti Arga, Tan Malaka datang!!!, pp. 6-14. Bt. Tinggi, [1946]. Krantenartikel Mr. Muhammad Yamin, Tan Malaka, Bapak Republik Indonesia. Djawa Timur: Moerba Berdjoeang, 1946, 18 pp. Met ‘Pengantar’ van de uitgever, gedateerd Djawa Timur, 7 November 1946 (p. 1). Aan het krantenartikel zijn toegevoegd: ‘Pesan Bapak Tan Malaka kepada para pemoeda’ (p. 11), ‘In[t]i sari pidato Tan Malaka tentang soesoenan Volksfront’ [5-1-1946] (pp. 11-13), en ‘U.N.O.: toelen atau lantjoeng? (Oleh: Tan Malaka)’ (pp. 14-18). Mr. Muhammad Yamin, ‘Tan Malaka Bapak Republik Indonesia; Bahan2 peringatan Revolusi 17 Agustus’, Pembela Proklamasi 1-9(6-8-1955):2-3. Krantenartikel. Prof.Mr. Muhammad Yamin, Tan Malaka, Bapak Republik Indonesia. Penerbitan khusus Yayasan Massa dalam memperingati hilangnya-tewasnya (Hilang tak tentu rimbanya, Mati tak tentu kuburannya) Tan Malaka, 19 Februari 1949-19 Februari 1981. Jakarta: Yayasan Massa, 1981, 4+15+44 pp. Folio-uitgave. Met Kata pengantar door Yayasan Massa, gedateerd Jakarta, 19 Februari 1981 (pp. 1-4), met Kata sambutan door Forum Komunikasi Keluarga Besar Murba Pusat, Jakarta, 19 Februari 1981 (pp. 1-13 [5-17]), enkele foto’s (p. [19]), en toegevoegd: Besluit Soekarno over Peraturan tentang pahlawan kemerdekaan nasional, 19-11-1957; Besluit Soekarno tot aanwijzing Tan Malaka als Pahlawan Kemerdekaan Nasional, 28-3-1963; Doelstelling Yayasan Massa; ‘Beberapa catatan tentang siapa Tan Malaka’ uit diverse bronnen (pp. 37-42 en [43-4]). Prof. Mohammad Yamin, SH, Tan Malaka, Bapak Republik Indonesia. [Jakarta: Yayasan Massa], 1990, 22+81 [83] p. Kleinformaat-uitgave. Met inleiding W. Suwarto, ‘Sejarah sendiri bersaksi’, gedateerd Jakarta, 19 Februari 1990 (pp. 3-18). Met diverse afbeeldingen. Toegevoegd: ‘Tentang pengarang dan kata penutup’, door Yayasan Massa, gedateerd Jakarta, 19 Februari 1990 (pp. 58-63), en vijf bijlagen: Besluit Soekarno over Peraturan tentang pahlawan kemerdekaan nasional, 19-11-1957; Besluit Soekarno tot aanwijzing Tan Malaka als Pahlawan Kemerdekaan Nasional, 28-3-1963; Doelstelling Yayasan Massa; ‘Beberapa catatan tentang siapa Tan Malaka’, ontleend aan Sambutan sewindu hilangnya Tan Malaka, Februari 1957; en brief prof.dr.mr. Soeripto aan de minister van onderwijs en cultuur, 27-4-1949 [moet zijn 1959] over de rechtszaak tegen de betrokkenen bij de 3-juli-coup (pp. 67-83). Van deze brochure verscheen ook een in enkele opzichten afwijkende versie. Het omslag toont een andere foto van Tan Malaka, de inleiding is opnieuw gezet (pp. 5-18) en de laatste bijlage ontbreekt. De totale omvang wordt dan 18+77 [78] pp.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk iii

Een coup van Tan Malaka? maart-juli 1946

Schimmenspel rond arrestaties De sleutel werd in Solo ‘s morgens vroeg 18 maart door de Polisi Tentara omgedraaid en daarmee waren Tan Malaka en Soekarni opgesloten. Het bericht van de geslaagde aanhouding van de PP-leiders had kennelijk Djokja bereikt en van daar was de PT in Solo gealarmeerd. De nodige manschappen werden opgeroepen en in het gebouw aan de Djalan Baron werden de vertrekken voor de opgepakte leiders ingericht. Kort na zijn opsluiting hoorde Tan Malaka Yamins stem uit het aangrenzende vertrek. Deze meldde dat Abikoesno en hij al even eerder waren opgepakt. Het viertal bleef apart opgesloten, en verstoken van alle contact met de buitenwereld. De ramen in hun kamers waren blijkbaar met luiken afgesloten; daglicht kon niet binnenkomen. Van verlichting was ook verder geen sprake; de vier mannen zaten in het duister, zelfs tijdens hun maaltijd, zodat ze, zoals Yamin het formuleerde, geen onderscheid zagen tussen hun rijst en hun vingers. Het verblijf hier zou vijf dagen duren. In Madioen werd Sajoeti Melik om 18 maart ‘s ochtends in zijn hotel gearresteerd; hij had zijn vertrek uitgesteld omdat hij zich ziek voelde. Hij werd vervolgens naar Solo gebracht en daar opgesloten; blijkbaar niet bij Tan Malaka, Yamin, Abikoesno en Soekarni. Chairul Saleh werd op 20 maart in Djokja opgepakt. Dat was een actie van de Pesindo, die hiermee zeer snel reageerde op Chairul Salehs aftreden als BKPRI-voorzitter, de dag tevoren. Chairul werd opgesloten in een suikerfabriek in Bantoel, bij Djokja. 

Pendjara III:122; Jail III:179. SV 1948:149 (verhoor Yamin, 8-3-1948).  SV 1948:233 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948). Sajoeti was als vertegenwoordiger van de gouverneur van Midden-Java op het congres aanwezig (Priyadi 1986:81).  Kedaulatan Rakjat, 21-3-1946.  Sudarisman Purwokusumo 1995:219. 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

308

Verguisd en vergeten

De regering stond nu voor de taak de aanhoudingen te rechtvaardigen – op een wijze die zo weinig mogelijk weerwerk opleverde, en die ook desnoods de weg terug zonder gezichtsverlies nog openhield. Zeer behoedzaam en met verhullende, schaarse informatie werd die weg begaan. De eerste stap was een verklaring van Amir Sjarifoeddin en Soedarsono. De beide ministers gaven op 18 maart – dus na het oppakken van Tan Malaka en zijn geestverwanten – een verklaring uit. In de huidige crisis heeft het Indonesische volk overal reeds het besef getoond zijn krachten en inspanningen te concentreren om de onafhankelijkheid en soevereiniteit van onze staat Republik Indonesia te verdedigen tegen de aanvallen van de vijand, zowel de zichtbare als de onzichtbare. Om de uitvoering te verzekeren van alle voorbereidingen die de regering noodzakelijk acht om alle mogelijkheden het hoofd te bieden en de inspanning voor de verdediging van de staat te verbeteren, zal de regering, gebaseerd op de eensgezindheid tussen het volk en zijn regering, indien nodig krachtige maatregelen nemen tegen personen of groepen die a. berichten verspreiden of acties ondernemen die onrust of verwarring in de maatschappij kunnen veroorzaken; b. berichten verspreiden of acties ondernemen met het doel verdeeldheid in de maatschappij teweeg te brengen; c. de inspanning tegenwerken om de verdediging van de staat te verbeteren.

‘Kedaulatan Rakjat’ was, niet verwonderlijk, als eerste op de hoogte van de aanhoudingen en bracht dat nieuws op 20 maart. Tan Malaka en Soekarni waren door enkele personen in Madioen gevangengenomen, aldus de krant. Dit zou op bevel van de regering zijn geschied, aldus de toelichting in Madioen, en met instemming van de resident zouden zij voor onderzoek naar Djokja worden gebracht. In Solo werden zij vastgezet en zij zouden, naar verluidt, nog steeds daar zijn. Het legerhoofdkwartier en de president zelf zeiden desgevraagd van niets te weten. De krant vroeg de regering ‘deze vreemde zaak’ snel uit te zoeken om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen en op te komen voor het welzijn van elke staatsburger. De volgende dag 

Antara, 18-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 19-3-1946; Boeroeh, 19-3-1946; Penghela Rakjat, 19-3-1946; Al Djihad, 20-3-1946. Ook in Raliby 1953:281.  Kedaulatan Rakjat, 20-3-1946. Het commentaar ‘Hak warga-negara’ van deze dag toont de onzekerheid van de krant over de gang van zaken. Iedere staatsburger heeft recht op kritiek; een mondig volk is weerbaar, aldus de schrijver. Critici mogen niet als opruiers en onruststokers worden veroordeeld; dat zou een reprise zijn van de Nederlandse en Japanse overheersing. De boodschap was duidelijk, maar namen van schuldigen en slachtoffers konden nog niet worden genoemd. Ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-8(20/27-3-1946):230. Boeroeh, 21-3-1946 nam het bericht over de arrestaties over. Al voor de berichtgeving over de arrestaties schreef Az., ‘Opposisi’, Soeara Rakjat, 20-3-1946 een toepasselijk commentaar. Gezonde oppositie was nodig, maar mocht niet tot uitwassen leiden die de onrust in de jonge Republik opstookten. De regering maakte vele fouten, gaf aanleiding tot kritiek, ook door het tekort aan voorlichting. Regering en oppositie moesten beleidvol met elkaar omgaan en door middel van veel contact problemen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

309

werd aanvullend bericht dat Abikoesno, Yamin en Sajoeti Melik ook waren opgepakt in Madioen, en dat Chairul Saleh in Djokja de vorige dag rond het middaguur datzelfde lot had getroffen. Diezelfde dag gaf het hoofdkwartier van het leger een verklaring uit. Om verkeerd begrip en verkeerde verdenking te voorkomen in relatie tot de recente aanhouding van diverse leiders en autoriteiten maakt het hoofdkwartier van de Tentara Repoeblik Indonesia bekend, dat de aanhouding volstrekt niet is geschied op bevel van het hoofdkwartier van het leger.

Soedirman liet deze verklaring uitgeven, nadat Amir Sjarifoeddin hem eerst een conceptbekendmaking had voorgelegd, waarin werd gezegd dat de arrestaties waren geschied na overleg met Soedirman. Deze voelde zich misbruikt en liet zijn naam schrappen.10 Tan Malaka’s aanhang en de PP-leden zochten inmiddels naar de juiste informatie over de gang van zaken, ook om hun tactiek te bepalen. De Masjoemi vroeg om een onderhoud met Soekarno en op 20 maart bezochten voorzitter Soekiman en K.H. Abdoelwahab de president. Soekarno verklaarde dat de arrestaties niet waren gericht tegen een bepaalde partij en dat hij zich, gelet op de posities van de arrestanten, zou inzetten om de zaak zo spoedig mogelijk op te lossen. Soekiman en Abdoelwahab wezen op de opschudding die de arrestaties had veroorzaakt, en vroegen om wijs beleid van de regering, niet alleen voor hun partijgenoot Abikoesno, maar ook voor Tan Malaka, Soekarni en Yamin die een grote rol speelden in de huidige volksstrijd. Soekarno sprak tot slot uit dat hij hoopte op een niet-verkeerde uitleg van de maatregelen, dat de eenheid moest worden bewaard en dat hij zo snel mogelijk opheldering zou proberen te verkrijgen.11 Soekarno toonde zich hier dus begripvol, maar afhoudend en deed onverplichtende toezeggingen. Betrokkenheid van de regering ontkende hij echter niet, zonder exacte informatie te verschaffen. Pandoe Kartawigoena, die in Madioen het PP-congres had bezocht, maar voortijdig was vertrokken, ondernam ook actie, toen hij van de aanhoudingen hoorde. Hij ging, als journalist en PP-lid, met een vriend op bezoek bij Hatta. Deze zei niets van de redenen voor de arrestaties te weten. Hij verwees Pandoe naar Sjahrir, Amir en Soedarsono, die, na het presidentiële kabipogen te voorkomen. Namen werden niet genoemd, maar dit behoedzame pleidooi voor overleg tussen regering en PP was bij verschijnen al achterhaald door de arrestaties in Madioen.  Kedaulatan Rakjat, 21-3-1946.  Antara, 21-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 21-3-1946; Boeroeh, 21-3-1946; Al Djihad, 21-31946; Lasjkar, 23-3-1946. Ook in Anderson 1972:328. 10 Abimanyu 1978:266-7. 11 Al Djihad, 21-3-1946; ook in Lasjkar, 26-3-1946 en Merdeka, 29-3-1946 en Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-8(20/27-3-1946):230.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

310

Verguisd en vergeten

net, verantwoording droegen. Met Sjahrir en Soedarsono in Djakarta en Amir nog steeds in het ziekenhuis in Solo, lag een bezoek aan Solo voor de hand. De volgende dag meldde Pandoe zich bij Amir. Amir ontweek alle vragen over de omstandigheden van de arrestaties, en de uitvoerders en opdrachtgevers. Tot slot vroeg hij of Pandoe bereid was als tussenpersoon op te treden om met de arrestanten te onderhandelen. Pandoe stemde hiermee in en vroeg of hij zich in Solo paraat moest houden. Dat was, aldus Amir, niet nodig omdat hij eerst moest overleggen met Sjahrir en Soedarsono. Pandoe hoorde verder nooit meer iets van Amir.12 Sjahrir zei een paar dagen later tegen ‘Sin Po’ dat hij officieel niets wist van de arrestaties.13 ‘Kedaulatan Rakjat’ meldde op 22 maart in een kort Pandoe Kartawigoena bericht dat de arrestatie door de bevoegde autoriteiten was geschied, legde het verband met de verklaring van 18 maart en kondigde aan dat beide betrokken ministers spoedig met een nadere verklaring zouden komen.14 12

SV 1948:254-5 (verhoor Pandoe, 15-3-1948). Pandoe vertelt hier ook dat Hatta opmerkte dat hij het zeer betreurde dat de PP nooit had verklaard achter de regering te staan. Pandoe’s repliek was scherp. Hij noemde dit een Japanse gewoonte en onnodig, omdat het PP-programma de Proclamatie en de Grondwet eerbiedigde. Een persoonlijke verongelijktheid klonk hier door. 13 Sin Po, 25-3-1946. 14 Kedaulatan Rakjat, 22-3-1946. De krant haalde deze informatie uit een Antarabericht (223-1946), dat zijn belangrijkste gegevens ontleende aan Kedaulatan Rakjat van 21 maart, waar de namen van zes arrestanten werden gegeven. Antara meldde ook nog dat drie pemuda, die ‘bij toeval’ in de auto van Tan Malaka en Soekarni meereden, ook waren vastgezet (Boeroeh, 22-31946). Dit drietal, Roesli, Noerdin en Legimin, werd op 26 maart vrijgelaten (Antara, 27-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, Boeroeh en Berdjoeang, alle van 28-3-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

311

Die kwam al de volgende dag, van zeer beknopte aard. ‘Het ministerie van defensie en het ministerie van binnenlandse zaken maken bekend dat op bevel van beide genoemde ministeries de aanhouding van enkele politieke leiders is geschied.’ Deze maatregel werd noodzakelijk geacht voor het welzijn van de maatschappij en de verdediging van de staat in deze kritieke tijd. ‘Een uitgebreid onderzoek vindt nu plaats.’15 Het zou hier voorlopig bij blijven. Er bleef dus veel te raden. De pers was dan ook in het algemeen terughoudend in haar reactie. Dat gold zelfs voor ‘Kedaulatan Rakjat’. Op 22 maart richtte het zijn pijlen op de verklaring van 18 maart, die onduidelijk werd genoemd en waarvan de draagwijdte onbekend was. De eerste twee bepalingen konden naar willekeur, ‘als rubber’, worden opgerekt. De maatregel van de regering was wel nodig, werd nog voorzichtigheidshalve opgemerkt, maar de deur naar misbruik stond wijd open. Daarom was begrenzing en verduidelijking nodig.16 Die terughouding was de volgende dag afwezig. Am – wellicht Adam Malik – schreef over een ‘Nieuwe tragedie in de historie van Indonesia Merdeka’. Over de rechtsgeldigheid van de verklaring van 18 maart – waarom was die niet door de president ondertekend? – wilde de schrijver het niet hebben, wel over de gevolgen, met onder andere de arrestatie van ‘Bapa Repoeblik Indonesia Tan Malaka’. Tot nu toe is geen enkele reden hiervoor gegeven, en wordt de herinnering aan de daden van PID en Kempeitai opgeroepen. Niemand kan geloven dat Tan Malaka zijn land ontrouw kon worden; zijn gehele levensloop toont het tegendeel. Het is tragisch dat de jonge historie van de Republik wordt bevuild door de arrestatie van zijn leiders. Het is onnodig dat wij over de aanhouding uitweiden, over wie het uitvoerden en vanwaar zij kwamen, en wij behoeven niet te twijfelen bij het zoeken naar een verbinding bij deze arrestaties van de Britse Intelligence Service en de Nederlandse PID naar onze eigen staat met personen die in het verleden daarvan geld en loon ontvingen en met agenten van het Nederlandse imperialisme, zoals Van der Plas cs.

Waarop de auteur dan sarcastisch toevoegt dat het regeringsonderzoek dit alles wel zal duidelijk maken. Vervolgens drukt de auteur het volledige voorwoord af van Rentjana Ekonomi, dat wordt opgevoerd als een ‘toelichting’, enkele maanden eerder geschreven, van de blijkbaar nog niet verschenen brochure. Hijzelf vervolgde met de vraag of president en leger instemden met de arresten. Het leger blijkbaar niet. De regering roept altijd 15 Antara, 23-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 23-3-1946; Boeroeh, 23-3-1946; Al Djihad, 23-31946; Merdeka, 23-3-1946; Lasjkar, 25-3-1946. Al Djihad voegde hieraan toe dat naar zijn informatie nu negen arrestaties waren verricht; naast de zes bekende namen werden Sajoeti Melok, Ibnu Parna en Soebardjo genoemd, ten onrechte. Correctie volgde op 1 april. 16 ‘Tindakan dimasa genting’, Kedaulatan Rakjat, 22-3-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-8(20/27-3-1946):230.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

312

Verguisd en vergeten

op tot eenheid, maar toont zelf een gebrek aan vertrouwen en oprechtheid. Verdeeldheid tussen volk en regering kan de agressor bevoordelen; daarom moet de regering op zijn fouten terugkomen. Dat moet dan door de gearresteerde leiders vrij te laten.17 Het Masjoemiblad ‘Al Djihad’ was iets voorzichtiger. Het riep op tot behoud van de rechtvaardigheid, los van sentimenten18 en schreef een paar dagen later dat gewaakt moest worden tegen politieke avonturiers en NICAhandlangers – en daarmee werden zeker niet Tan Malaka en zijn politieke vrienden bedoeld. Het commentaar schreef dat het volk wachtte op acties van Soekarno.19 ‘Berdjoeang’ toonde zich trouw aan de regering. Individuele daden kunnen de staat in gevaar brengen; het volk kan gemakkelijk worden misleid. De regering moet handelen door die personen te arresteren en hun zaak snel te onderzoeken. De regering verdient het vertrouwen; haar snelle handelen voorkwam erger.20 Het viertal gevangenen in Solo werd op 22 maart ‘s avonds uit hun eenzame opsluiting gehaald en naar het nabije Djetis vervoerd, waar zij werden opgesloten in een huis, omringd door sawahs, elk weer in een apart afgesloten vertrek.21 Wij werden hier scherp bewaakt door twaalf man van de Polisi Tentara uit Djokja en ‘s nachts ook door de Lasjkar Rakjat Solo. De leden van de Lasjkar Rakjat zagen er zeer afschrikwekkend uit. Met bambu runtjing hielden zij de wacht voor onze deuren. Aanvankelijk begreep ik niet waarom hun bewaking zo afschrikwekkend was en waarom zij zich zo vijandig ten opzichte van ons gedroegen. Toen ik later bij toeval zag wat met grote letters op de achtermuur van ons huis stond geschreven, begreep ik het pas. Daar stond: ‘NICA die moeten worden vernietigd’.

Enkelen van de Lasjkar Rakjat bleken de gevangenen te kennen. De verdenking onder hen verdween. Er ontstond vervolgens onmin tussen hen en de PT-bewaking, maar dit geschil werd opgelost, en de situatie werd zeer goed, aldus Tan Malaka. Het viertal zou hier een maand blijven, onder dragelijke omstandigheden.22 Yamin kreeg de gelegenheid te schrijven en zette zich aan 17

Am, ‘Tragiek baroe dalam riwajat Indonesia Merdeka’, Kedaulatan Rakjat, 23- en 25-31946. Dit artikel werd overgenomen in het Pesindodagblad Penghela Rakjat, 1-, 2-, 3- en 4-41946, wat wijst op de daar nog steeds aanwezige sympathie voor Tan Malaka. Ook in Anderson 1972:328. 18 ‘Dimasa genting’, Al Djihad, 21-3-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-8(20/273-1946):230-1. 19 ‘Kemoedi negara’, Al Djihad, 25-3-1946. 20 ‘Menghadapi masa genting’, Berdjoeang, 25-3-1946, en eerder al in dezelfde geest, ‘Perboeatan tjoerang’, Berdjoeang, 21-3-1946. 21 SV 1948:149, 189 (verhoor Yamin, 8- en 9-3-1948); Pendjara III:122; Jail III:180. 22 Pendjara III:122; Jail III:180. Yamin (SV 1948:149 (verhoor 8-3-1948)) noemt slechts de bewa-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

313

een ‘Pernjataan kemerdekaan Indonesia’ (Verklaring over de Indonesische onafhankelijkheid), als ‘studiemateriaal’ en basis voor een mogelijke verdediging.23 Ook Tan Malaka zal die kans hebben gekregen. Al op 25 maart kwam in Djetis hoog bezoek. Generaal-majoor Djokosoejono meldde zich. Hij was op eigen initiatief naar Amir toegegaan, bij wie hij aandrong op een ‘politieke oplossing’ van het geschil tussen regering en PP, omdat het conflict ten koste ging van de defensie. Hij kreeg opdracht met de arrestanten te onderhandelen. Hij benaderde Tan Malaka en Soekarni, die als voorwaarde vooraf hun vrijlating stelden. De regering kon zich, aldus beiden, niet verlagen tot onderhandelingen met een niet-vrije staatsburger. Djokosoejono’s vraag naar mogelijke steun voor het regeringsprogramma werd door Tan Malaka snel als onmogelijk beantwoord. Voor Djokosoejono was zijn bemiddeling hiermee mislukt.24 Een paar dagen later verscheen de legerofficier Rachmat, die namens Soedirman de groeten overbracht en aankondigde dat Soekarno het viertal over een paar dagen voor onderhandelingen wilde uitnodigen. Hij kreeg dezelfde boodschap mee als Djokosoejono.25 Hoe moest het viertal zijn eigen positie beoordelen? Djokosoejono zal zijn zwager wellicht iets hebben verteld over de reacties op de arrestaties. In dat opzicht was er geen reden voor optimisme bij het kwartet, maar uitzichtloos leek het ook niet. Het nieuws over hun aanhouding was bekend, maar omstandigheden en achtergronden waren nog onbekend. Een actie voor hun vrijlating kon nog op gang komen. Voor Amir en Soedarsono was duidelijk dat Tan Malaka niet bereid was tot een compromis, concessies of capitulatie. Met dat in gedachten konden zij hun volgende stappen nemen. Het spelen op tijdwinst – met het verstrijken van de tijd werd de kans op een oncontroleerbare reactie op de arrestaties onwaarschijnlijker – en het behouden van het initiatief waren in dat opzicht van groot belang. Amirs uitnodiging op 25 maart aan alle partijen en strijdorganisaties voor een bijeenkomst op 30 maart in Solo paste in die tactiek. De kritieke toestand van het ogenblik vereiste overleg van ministerie met het volk en zijn leiders over maatregelen ten aanzien van de defensie. De regering wilde haar voorstellen om alle krachten te concentreren voor de king door de PT. Tamin (1970a, I-II:26-8) geeft deze feiten nog meer dramatische lading, waarbij hij afgaat op gesprekken met het viertal eind april 1946 in hun nieuwe interneringsoord. Volgens Tamin waren zij opgesloten in een paardenstal, waarop een plank met de woorden ‘NICAofficieren’. De lokale Lasjkar Rakjat overvielen de stal en de Pesindobewaking en wilden de gevangenen standrechtelijk executeren. Bij het tevoorschijn komen herkende hun voorman Tan Malaka, en de lasjkar trok zich terug. 23 SV 1948:189 (verhoor Yamin, 9-3-1948). 24 Samenvatting van Djokosoejono’s getuigeverhoor in Putusan 1948:107. Pendjara III:79, 122; Jail III:125, 180 bevestigt dit verslag; met de toevoeging dat Amir om een ontmoeting vroeg. Yamin (SV 1948:149 (verhoor 8-3-1948)) noemt het bezoek. 25 SV 1948:149 (verhoor Yamin, 8-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

314

Verguisd en vergeten

defensie van de staat bespreken, waarbij ook de opperbevelhebber en het hoofdkwartier van het leger zouden spreken.26 De trom van de eenheid werd geroerd en een beroep op het landsbelang in crisistijd gedaan. Heel uitgesproken gebeurde dat in een verklaring van de Staf Pendidikan (scholing) van het ministerie van defensie. De regering doet haar plicht in het landsbelang. Het nog jonge Indonesische volk heeft leiding nodig; de regering treedt op als een vader tegenover zijn kind. In crisistijd kan het nodig zijn de rechten van vereniging en vergadering te beperken, ondanks de bepalingen van de Grondwet. De eerste plicht is nu buigen voor het bevel van de landsleiders en de regering te Soekiman erkennen als ‘Bapak Rakjat’.27 Met de benoeming van Wali alFatah tot resident van Pekalongan werd langs andere weg mogelijke oppositie geneutraliseerd. De spraakmakende PP-voorman was hiermee uit de landspolitiek verdwenen; de Masjoemi stemde in met de benoeming.28 Het verzwakken van de oppositie door het aanbieden van aantrekkelijke functies was wellicht onderdeel van een tactiek. Was om die reden ook Wali al-Fatah in Madioen niet aangehouden? De arrestaties beperkten zich tot Tan Malaka’s kring, de eenzaat Yamin en Abikoesno, eerste vice-voorzitter van de Masjoemi. Abikoesno, minister in het eerste kabinet, was in het openbaar niet prominent opgetreden voor de PP, maar werd wel opgepakt, en bleef in hechtenis. Waarom hij wel, en Soekiman en Sarmidi die veel openlijker voor de PP in het krijt waren 26 Antara, 25-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 25-3-1946; Boeroeh, 25-3-1946; Al Djihad, 25-31946. 27 Antara, 25-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 26-3-1946. Dit stuk werd ook, zonder bronvermelding, als een commentaar afgedrukt in Al Djihad, 26-3-1946. Het blad haastte zich de volgende dag daaraan toe te voegen dat het artikel van het defensieministerie afkomstig was. De tekst ‘Menjamboet tindakan pemerintah dalam masa genting’ ook in Madjallah Tentara Repoeblik Indonesia 1-7(10-4-1946):132 en kort in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-10(3/10-4-1946):278. 28 Kedaulatan Rakjat, 26-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

315

getreden, niet? Waren Soekiman en Sarmidi, voorzitters van Masjoemi en PNI, als doelwit voor arrestatie te riskant? Abikoesno, geen vriend van Soekiman, en met een aantal ex-collega’s uit het eerste kabinet een fel tegenstander van de Sjahrir-Amir-regering, leverde minder risico op. Maar dit waren wellicht overwegingen achteraf; de arrestaties in Madioen waren het resultaat van een gang van zaken met onvoorspelbare uitkomst.29 Weloverwogen was op 26 maart de aanhouding van mr. Gatot in Poerworedjo door de Polisi Tentara. Gatot, KNI-voorzitter in Banjoemas, werd uit zijn auto gehaald en in Magelang opgesloten. Een reden werd niet gegeven.30 Drie dagen later trof Masjoemilid Sarmidi Mangoensarkoro Wondoamiseno hetzelfde lot als Gatot: opgepakt in Poerwokerto door de PT en in Magelang vastgezet.31 Activiteiten in PP-verband van hem zijn niet gedocumenteerd. Wat deed de PP inmiddels? Op 27 maart ging opnieuw een afvaardiging naar president Soekarno, maar wederom leverde dat niets op.32 Aan de basis bleef het stil; een telegramactie bijvoorbeeld bleef uit. De Lasjkar Rakjat Cheribon vroeg vrijlating van de gevangenen en de verzekering dat herhaling zou uitblijven.33 De hoofdbesturen van GPII en Hizbullah vroegen 29

Hierover ook Anderson 1972:328-9. Hasan Sastraatmadja (interview Djakarta, 11-11-1980) ziet de benoeming van Wali al-Fatah als onderdeel van de regeringspolitiek Masjoemi en PNI los te weken van de PP. Wali al-Fatah liet zich meteen zeer kritisch uit over de arrestaties. Hij meende dat het onmogelijk was de PP en Tan Malaka op deze wijze uit te schakelen; zijn idee van permanente revolutie zou invloed blijven uitoefenen. En ook Wali al-Fatah verloochende zijn principes niet; hij zou zonodig daarvoor zijn functie neerleggen (Soedarsono, Kantor Pengawasan Kepoelisian Daerah Loear Kota Jogjakarta, ‘Akibat tentang tangkapan T. Tan Malaka c.s.’, Jogjakarta, 6-4-1946, p. 4, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 30 Boeroeh, 28-3-1946; Kedaulatan Rakjat, 29-3-1946; Merdeka, 2-4-1946. 31 Boeroeh, 6-4-1946, ontleend aan Al Djihad. 32 Vermeld in de PP-verklaring van 30 maart in Kedaulatan Rakjat, Boeroeh en Al Djihad, 1-4-1946. 33 Antara, 23-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 25-3-1946; Boeroeh, 25-3-1946; Al Djihad, 25-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

316

Verguisd en vergeten

de regering aan te geven wanneer het nadere onderzoek zou zijn afgerond, dit snel te doen en vooraf een verklaring te geven hoe deze arresten konden plaatsvinden voorafgaand aan de bekendmaking waarop zij werden gebaseerd.34 De GPII in Solo vroeg op 31 maart om spoedige vrijlating.35 En met die magere oogst van reacties aan de basis moest de pers volstaan. Enige troost kon de PP nog putten uit de besluiten die het PBI-bestuur in Kediri op 17 maart nam, en die met de nodige vertraging de openbaarheid bereikten. De PBI bevestigde het PP-besluit geen deel te nemen aan het kabinet en wilde lid blijven van de PP, mits de organisatie zijn federatieve karakter bewaarde, en geen persoonlijke leden zou toelaten.36 En zelfs werd eind maart in Kartasoera nog een PP-afdeling opgericht.37 Trimurti riep in ‘Kedaulatan Rakjat’ op tot een snel antwoord op de vele vragen over de arrestaties, die zij kenmerkend achtte voor de politieke overgangstijd waarin de Republik zich bevond. Die vreemde gebeurtenissen, die raadsels zullen later worden verklaard. Maar nu rees wel de vraag: zijn de arrestaties geschied om tactische redenen of omdat de arrestanten de staatssoevereiniteit schaadden? ‘Ofwel, worden zij slechts tijdelijk opgeborgen, zodat de tactiek van degenen die hen vastzetten zonder storing kan worden uitgevoerd, zolang zij tegenover de vijand van buitenaf staan?’ Die vraag verdient een spoedig antwoord, opdat de onrust en verwarring in brede kring verdwijnt, en de eenheid terugkeert – en slechts daarmee kan de vrijheid worden behouden.38 Het schaduwboksen werd beëindigd door de PP die op 30 maart een verklaring uitgaf. In vier punten werd verduidelijkt dat zes PP-voormannen in arrest waren – Gatot werd niet genoemd – dat de arresten hun basis vonden in de verklaring van 18 maart van twee betrokken ministeries, en dat omdat hieruit geen juist beeld van de redenen tot aanhouding was te verkrijgen de PP twee maal een delegatie naar de president zond. Dit leverde geen enkele verduidelijking op, zodat voor volk en PP de onrust over redenen en gevolgen bleef bestaan. En tot besluit werd geformuleerd dat de PP zich zou blijven inzetten om de juiste verklaring te verkrijgen voor de arresten en om zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden die de algemene verontrusting kon wegnemen.39 34

Kedaulatan Rakjat, 26-3-1946; Al Djihad, 26-3-1946. Lasjkar, 2-4-1946. 36 Boeroeh, 27-3-1946. Door één lid werd voorgesteld, zo vermeldde de besluitenlijst, om aan het kabinet deel te nemen als Alimin en Moeso, ‘de bekende arbeidersleiders’, zouden kunnen worden benoemd. Beiden waren overigens nog niet in Indonesië teruggekeerd. 37 Lasjkar, 30-3-1946. 38 S.K. Tri, ‘Perloe segara ada pendjelasan’, Kedaulatan Rakjat, 29-3-1946, overgenomen in Merdeka, 2-4-1946. 39 Antara, 30-3-1946, in Kedaulatan Rakjat, 1-4-1946; Boeroeh, 1-4-1946; Al Djihad, 1-4-1946. Het eerste bezoek aan Soekarno wordt hier op 22 maart gedateerd, maar vond volgens Al 35

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

317

Het antwoord kwam prompt. In Djokja ondertekenden Soedarsono, Amir en de procureur-generaal een regeringsverklaring. 1. Het doel van de aanhoudingen die zijn verricht, onder de volledige verantwoordelijkheid van de regering, is het voorkomen van de mogelijkheid van het ontstaan van een groter gevaar voor het welzijn van de staat omdat het optreden van enkele politieke leiders mogelijk de hechte eenheid tussen regering en volk kan verzwakken, verwarren en/of verdelen; die zo hechte eenheid van krachten en acties tussen regering en volk is immers een absolute voorwaarde voor de staatsleiding om alle moeilijkheden die op de staat afkomen te boven te komen in deze zeer kritieke periode. 2. Het optreden van de genoemde leiders in hun oppositie tegen de regering laat duidelijk zien dat die oppositie niet of minder loyaal is en uitsluitend gericht op het verzwakken van de positie van de regering zonder zelf verantwoordelijkheid te willen dragen, zoals is gebleken tijdens de recente kabinetscrisis. 3. Afgezien daarvan zijn er bewijzen in handen van de regering die aantonen dat het optreden van enkele leiders was gericht op een poging de samenstelling van de centrale regering te veranderen op een wijze strijdig met de staatswetten. 4. Om deze redenen heeft de regering het noodzakelijk geacht te handelen zoals is geschied. Intussen is de regering er van overtuigd dat er nog wegen zijn om deze zaak geheel langs politieke weg te regelen om de kracht van onze eenheid te vergroten. Deze weg wordt door de regering ingeslagen, zonder daarmee af te doen aan haar recht om verdere maatregelen gebaseerd op het staatsbelang te nemen.40

Op diezelfde dag werd in Djakarta ook een regeringsverklaring uitgegeven, mogelijk voor consumptie daar en in het buitenland. De arresten werden vermeld, die op ordelijke wijze waren geschied op basis van rapportage over houding en daden van de arrestanten, die mogelijk de algemene orde en de Republik in gevaar brachten. Het resultaat van nauwkeurig onderzoek zou zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt. Bewaking en verzorging waren goed geregeld.41 Op een persconferentie in Djakarta gaf Amir nog verdere toelichting. Zijn lijstje arrestanten telde negen namen: het viertal uit Madioen, Chairul Saleh, Gatot en Wondoamiseno, en de PKI-leiders mr. Joesoef en mr. Soeprapto, die al in februari waren opgepakt en nu maar bij deze verzameling oppositionelen werden geveegd. Amir vergat Sajoeti Melik. Hij kon niet met zekerheid zeggen of ook Soebardjo al was gearresteerd. Vermoed werd dat deze in het Malangse was ondergedoken. Meer arrestaties waren niet voorzien. De vraag Djihad, 21-3-1946, op 20 maart plaats. 40 Kedaulatan Rakjat, 1-4-1946; Boeroeh, 1-4-1946; Merdeka, 3-4-1946; Lasjkar, 3-4-1946; Berdjoeang, 5-4-1946. Vertaald in Anderson 1972:327-8. 41 Ra’jat, 30-3-1946; Merdeka, 1-4-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-10(3/10-41946):282-3. Deze verklaring verscheen niet in kranten buiten Djakarta.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

318

Verguisd en vergeten

of zij voor de rechter zouden worden gebracht, beantwoordde Amir met ‘ja, zoals het behoort’. Het onderzoek zou door het openbaar ministerie geschieden; daarnaast wilde Amir ook met hen van gedachten wisselen. Hij gaf niet aan waarover. Op vragen van buitenlandse journalisten of zware straffen zouden worden uitgesproken volgde een ontkenning.42 Amir lichtte op 10 april, tijdens een bezoek aan Medan, de redenen voor de arrestatie nog eens toe. De Republik moest zich een sterke staat tonen wilde zij buitenlandse erkenning verkrijgen. Een staat binnen de staat was hierbij ontoelaatbaar. De niet-loyale oppositie van de PP noodzaakte tot ingrijpen. Die oppositie werd gevoerd na Sjahrirs aftreden. De PP wilde slechts een kabinet vormen op basis van het eigen minimumprogramma. Dat was niet aanvaardbaar. President Soekarno gaf Sjahrir vervolgens opdracht, op basis van een vijfpuntenprogramma, een kabinet te vormen. Dit moest een sterk kabinet worden, met deelname van alle partijen. De PP verbood zijn leden deelname hierin en saboteerde zo een coalitiekabinet. Omdat de niet-loyale oppositie werd voortgezet door de Persatoean Perdjoeangan, werd hun optreden nauwgezet in het oog gehouden; zij vormden een macht buiten de regeringsmacht. Dit kon niet worden toegestaan, omdat dat in de huidige fase een gevaarlijke zaak is. Daarbij waren er diverse bewijzen dat de Persatoean Perdjoeangan voorbereidingen trof langs onwettige weg tot een andere centrale regering te komen. Om die reden werden op Java onze saudara van de PP vastgezet. Dat is een politieke zaak, in het geheel geen criminele zaak. De arrestaties zijn door de centrale regering uitgevoerd opdat de Persatoean Perdjoeangan zijn opstelling verandert, zodat een onderlinge breuk wordt voorkomen. Onze leuze zou moeten zijn: wie van ons volk ook de regering vormt, wij moeten achter haar staan en voor de volle honderd procent steunen.43

Dit was een slimme uitleg, waarbij in naam van de eenheid de maatregelen tegen ‘onze broeders van de PP’ werden gerechtvaardigd. Op Sumatra moest Amir nog meer op zijn woorden letten dan op Java – de PP kon op heel veel sympathie rekenen – en hij moest Sumatra niet vervreemden van de Republik. Hij slaagde daar blijkbaar in en dat was een verdienstelijk wapenfeit. De door Amir bijeengeroepen conferentie in Solo had inmiddels ook aan 42

Boeroeh, 8-4-1946, ontleend aan Merdeka, 4-4-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-10(3/10-4-1946):282-3. In beknopte versie in Ra’jat, 4-4-1946. Raliby 1953:281 haalt voor 27 maart Reuter aan, dat zich baseert op Aneta, en de arrestatie in Djokja van Soebardjo meldt. Bij hem waren documenten gevonden waaruit zijn plan bleek om Soekarno af te zetten. Hij werd ook verdacht van nauwe contacten met Tan Malaka. Dit werd ook vermeld in Sin Po, 28-3-1946. 43 Raliby 1953:287. Ook in ‘Onthulling van Sjarifoeddin’, Het Laatste Nieuws uit Indië 1-8(205-1946):3, ontleend aan Nieuwe Courant. In NA, PG 581 is een overzicht van persreacties tot begin april van kranten uit Djakarta aanwezig onder de titel ‘Arrestatie van Tan Malaka’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

319

zijn doeleinden voldaan. De aanwezigheid van Soekarno, Hatta, Soedirman en chef-staf Oerip Soemohardjo demonstreerde de eensgezindheid van de staatsleiding. Soekarno’s openingsrede riep op tot handelen op basis van de ‘realiteit’; hij benadrukte dat de regering vasthield aan de eis van 100% merdeka. Soedirman sprak later en hoopte dat overal slechts ‘één commando en één leiding’ zou worden gevolgd.44 De regering kon niet ontevreden zijn. De gelederen onderling waren gesloten en het leger toonde zich niet dissident. De eerste reactie van de PP was gematigd uitgevallen. Er werd slechts uitleg gevraagd en een oplossing verzocht, maar van dreiging was geen sprake. De eigen verklaring beperkte zich tot de gearresteerde leiders en viel de PP als geheel niet rechtstreeks aan. In de passage over een politieke oplossing van de zaak werd een handreiking gedaan voor nader overleg – en voor een breuk in de PP tussen voor- en tegenstanders van zulk overleg. De PP was aan zet. Op 5 april kwam de PP in Djokja bijeen, onder leiding van Sarmidi. Tien leden waren vertegenwoordigd: Masjoemi, PNI, PKI, Barisan Banteng, Perwari, GPII, PPI, Barisan Rakjat, Dewan Perdjoangan Djawa Barat en Boeroeh Listrik dan Gas. Blijkbaar was GPII een nieuw lid, terwijl de aanwezigheid van de PKI, in een diepgaande herstructurering verwikkeld, opmerkelijk is. PBI en BPRI waren afwezig.45 De aangenomen motie haalde enkele passages uit de regeringsverklaring aan en bestreed de mening dat de verantwoordelijkheid werd ontlopen tijdens de kabinetscrisis. De PP had zich bereid verklaard een kabinet op basis van het eigen program te vormen, ‘zoals volgens het politieke gebruik moet worden toegestaan in een staat gebaseerd op de volkssoevereiniteit’. De vergadering werd het eens over vier punten. 1. Het vragen van duidelijker toelichting van de regering of de arrestaties terecht in verband worden gebracht met de opstelling van de PP in de kabinetscrisis en hun positie in de PP. 2. Te verklaren dat toen de PP zijn besluit over de kabinetscrisis nam Tan Malaka niet daarbij aanwezig was en zelf niet aan de besluitvorming deelnam,

en na het aanhalen van het derde punt in de regeringsverklaring, over de bewijzen tot onwettige pogingen de regeringssamenstelling te veranderen, 3. zoals het behoort dient zo spoedig mogelijk aan de maatschappij in het algemeen en de PP in het bijzonder de gelegenheid te worden verschaft te weten te komen waaruit deze bewijzen bestaan. 44

Boeroeh, 1-4-1946. In een Antara-interview korte tijd later liet BPRI-voorman Soetomo zich nogal afstandelijk uit over de PP. De arrestatie van Tan Malaka had op de BPRI geen invloed. Tegen het PP-programma had hij als partijprogramma geen bezwaar; dat zou anders zijn als het als regeringsprogramma werd gehanteerd (Antara, 8-4-1946, in Lasjkar, 9-4-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-11(10/17-4-1946):325. 45

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

320

Verguisd en vergeten 4. De PP is altijd bereid om besprekingen met de regering te voeren opdat een spoedige oplossing van deze zaak wordt bereikt, zodat de onrust die in onze maatschappij in deze tijd van strijd heerst zal verdwijnen.46

En weer was sprake van een zeer gematigde reactie, met beleefd geformuleerde vragen – geen felle aanval op de regeringsverklaring, geen eisen en geen dreigement. Uit onverdachte bron had de PP een andere bewoording kunnen kiezen, met dank aan het niet-partijgebonden ‘Merdeka’. Al op 30 maart drukte het blad in zijn kop een motto af: ‘Wat doet het staatslichaam het meeste schade? Die kwalen zijn: wantrouwen, beschuldigingen, arrestaties en ontvoeringen wederzijds.’47 Op 3 april werd dit over drie kolommen in een lang commentaar uitgewerkt. Bij de verklaring van binnenlandse zaken en defensie van 18 maart, aldus ‘Merdeka’, dacht ieder aan NICA-elementen. Daarna volgden berichten uit allerlei bron, in binnen- en buitenland. Regeringsinformatie kwam traag en bleef onduidelijk; de toelichting van 30 maart was in dat opzicht ook nog onvoldoende. Het volk trekt zijn eigen conclusies; de eenheid wordt geschaad en de vijand verheugt zich. In de arrestaties ligt de kiem voor een splitsing in de Republik. Zijn zij geschied onder invloed van de Nederlandse propaganda die hen als extremisten afschildert? Dan worden de idealen van menselijkheid, democratie en vooruitgang geschonden. Laat Indonesië niet het voorbeeld van de Franse en Russische Revolutie volgen, waarbij ‘de revolutie haar kinderen opat’. De verklaring van 30 maart – ‘Merdeka’ heeft het dan over de in Djakarta uitgegeven verklaring – is summier en toont de twijfels bij de regering waar zij het heeft over een ‘mogelijk’ gevaar voor de algemene orde en de Republik. Het lijkt wel op de rapportage van de PID en Kempeitai. De beruchte ‘rubber’artikelen uit het Indische Wetboek van Strafrecht zijn afgeschaft, maar op welke grond zijn de nieuwe arrestaties geschied? ‘Zijn de “rubber”-artikelen vervangen?’ Allen behalve de NICA-handlangers wensen eenheid. ‘Het is daarom ongeloofwaardig dat leiders als Tan Malaka de grondslagen van de Republik Indonesia zouden willen schenden.’ Als dat wel zo is, dan dient dat openbaar te worden gemaakt. In een democratisch land heeft het volk recht op een verantwoording van de regering. Het volk heeft grote offers gebracht; het optreden van de regering en leiders geeft de indruk dat zij dit niet beseffen. ‘Het volk zal zeker het optreden van laaghartige leiders die over zijn rug willen opklimmen niet goedkeuren.’ En tot slot: Het is op zijn plaats dat wij de hoge regering voorstellen deze duistere zaak in de geschiedenis van ons land op te helderen door een officiële verklaring uit te geven over de werkelijke reden van de aanhouding van deze leiders, zodat met een 46 47

Antara, 6-4-1946, in Kedaulatan Rakjat, 6-4-1946; Boeroeh, 8-4-1946. Merdeka, 30-3-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

321

gerust gevoel alle stromingen en groepen schouder aan schouder hun strijd kunnen voortzetten voor hun eerste ideaal, naar het vervolmaken van de Indonesische onafhankelijkheid.48

De stem van ‘Merdeka’ vond in de pers nauwelijks weerklank. ‘Kedaulatan Rakjat’ nam het over en schreef zelf nog slechts één keer, met een aanhaling uit Moeslihat, over de noodzaak van zorgvuldig onderzoek bij beschuldigingen, zonder overigens namen te noemen.49 ‘Godam Djelata’, het blad van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya kwam op voor Tan Malaka. Van zijn arrestatie zeiden Soekarno, Hatta en het leger niets te weten. Zijn aanhouding was een onbegrijpelijke zaak, na zijn inzet voor de eenheid van de PP. En heel vreemd was dat Radio Hilversum al op 16 maart zijn aanhouding meldde – had Nederland zo’n toegang tot de plannen van de Republik dat het dit vooraf wist? Voortgezette gevangenschap zou tot onomkeerbare onrust leiden. En, in een vrijzinnige uitleg van Soedirmans verklaring van 21 maart, vroeg het blad om uitvoering van diens opdracht Tan Malaka en zijn lotgenoten vrij te laten.50 In Djokjakarta stelde politiecommissaris Soedarsono, hoofd van de afdeling politiek, een rapport op waarin hij de reacties op de arrestaties van Tan Malaka, Abikoesno en hun geestverwanten rangschikte en waardeerde. In zijn samenvatting stelde hij dat de maatregelen kritiek, soms scherp en dreigend, hadden opgeroepen, maar dat er geen enkele aanwijzing bestond dat het zou kunnen komen tot ‘daadwerkelijke contra-aksi’ in de vorm van gewapend verzet. Masjoemi maakte zich alleen druk over de arrestaties van Abikoesno en Wondoamiseno, maar dat was meer vorm dan realiteit. Als persoon lag Abikoesno slecht bij Moehammadijah en Nahdatul Ulama, belangrijke partners in Masjoemi. Hij werd als een ‘dictator’ gezien en bedacht op eigen politiek voordeel. Zijn tijdelijke uitschakeling werd niet betreurd. Ook jongeren­ organisatie GPII wilde geen conflict riskeren rond de arrestaties en gaf de voorkeur aan een vreedzame oplossing. Een eis was wel dat de veiligheid van de gevangen leiders was gewaarborgd. Masjoemi zou met al zijn macht wel in actie komen als de regering het zou wagen de echte partijleiders aan te pakken – Amir Sjarifoeddin was dan vogelvrij. Zes Masjoemileiders werden 48

‘Pemerintah, pemimpin dan ra’jat’, Merdeka, 3-4-1946; voor een flink deel overgenomen in Kedaulatan Rakjat, 9-4-1946. Hierover ook Andi Suwirta 2000:141. 49 ‘Mengoreksi diri’, Kedaulatan Rakjat, 17-4-1946. In een rijkelijk laat commentaar ‘Tindjauan dalam negeri; “Iboe Repoloesi” menelan anak-anaknja sendiri’, Repoeblik 1-2(17-4-1946):4-5 hield dit weekblad uit Cheribon zich op de vlakte en drukte het de verklaringen van regeringszijde af. 50 ‘Sekitar penangkapan pemimpin2 rakjat’, Godam Djelata no. 2(mei 1946), in ANRI, Arsip Kementarian Pertahanan 1945-1949, no. 1020. De teksten van de Nederlandse radionieuwsuitzendingen zijn voor deze periode niet meer beschikbaar.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

322

Verguisd en vergeten

genoemd, onder wie Soekiman, die zo onschendbaar werden verklaard. Het bezoek van de Masjoemi-delegatie aan Soekarno was slechts een ‘formaliteit’, waarbij voor de vorm werd opgekomen voor de opgepakte partijgenoten. De Masjoemi in Malang legde het cynisch uit. Hoewel er geen spontane reactie onder het volk op de arrestaties was te bespeuren, moest tegen de overheid worden verklaard dat het volk boos was. Zo werd gehoopt dat een herhaling van zulke acties zou uitblijven. In PNI-kring werd slechts gezegd dat de regering de zaak met beleid moest oplossen. Onder pemuda en zijn organisaties was vooral onrust over de opsluiting van Chaerul Saleh en Soekarni. Over Tan Malaka wist men niet precies wat te denken; hij was nog steeds een onbekende. Wel werden de motieven van Amir, die werd gezien als de drijvende kracht achter de arrestaties, gewantrouwd. In linkse kring, in PS en PKI, varieerden de reacties van passief, via uitspraken als ‘te voorbarig’, tot steun aan de uitschakeling van de trotskist Tan Malaka.51 Tan Malaka zwartgemaakt als trotskist Niet toevallig verscheen in ‘Penghela Rakjat’ in de eerste helft van april een serie commentaren waarin Stalin en Trotsky een hoofdrol speelden, maar waar de parallel met Indonesische toestanden, zonder concrete namen te noemen, overduidelijk was. In de Russische Revolutie kozen Lenin en Stalin voor een tijdelijke stop in het revolutionaire proces, om te behouden wat er al was en de eigen positie te versterken. Trotsky was daartegen; hij wilde voortgang. Hij leek zo meer revolutionair, en sneller het doel te bereiken, maar in feite zou zijn weg langer zijn en zelfs onbegaanbaar. Revolutie is een permanent proces dat tijdelijk kan stoppen en dan weer opleven. ‘Evolutie in revolutie is realiteit’, was de leuze, waarbij Soekarno’s ‘realiteit’, op 30 maart benadrukt in zijn rede, gretig werd geleend. Trotsky heeft nog aanhang in de wereld. Zij noemen zich echte revolutionairen, maar staan los van de realiteit. Zij noemen zich ‘left wing’, maar hun daden zijn daarmee in tegenspraak. Men mag zich niet laten misleiden door hun zoete revolutionaire woorden. Stalin heeft zijn gelijk aangetoond door in een tweede fase van zijn revolutie Oost-Europa bij het socialisme te brengen. In een derde fase zal wellicht het proletariaat de gehele wereld beheersen.52 Sakirman 51 Soedarsono, Kantor Pengawasan Kepoelisian Daerah Loear Kota Jogjakarta, ‘Akibat tentang tangkapan T. Tan Malaka c.s.’, Jogjakarta, 6-4-1946, 8 pp., en ‘Ichtisar-ringkas dari isi pelapoeran’, Jogjakarta, 6-4-1946, 2 pp. in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 52 Moh.S., ‘Stalin dan Trotzky’, Penghela Rakjat, 8-4-1946; Moh.S., ‘Kata revoloesioner’, Penghela Rakjat, 9-4-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-11(10/17-4-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

323

beriep zich in zijn fasering van nationale en sociale revolutie ook op Stalin en de beginjaren van de Sovjetunie. Het zou van trotskistisch gebrek aan realiteitszin getuigen om nu al de sociale revolutie te bepleiten; de socialistische organisatie was nog niet sterk genoeg daarvoor.53 En, zoals hij al eerder schreef, moest eenheid in eigen kring tot stand komen.54 De vrede van Brest-Litovsk, waarmee de Sovjetunie de kans tot binnenlandse consolidatie kreeg, werd vergeleken met de diplomatie van de Republik. Ook hier geldt dat alle middelen moeten worden benut om het einddoel te bereiken. Trotskisten zeggen dat onderhandelingen verraad betekenen, maar hun principiële opstelling is in feite steun aan de reactie.55 En ook de relatie met persoonlijke eerzucht en afgunst werd gelegd56 en de suggestie gewekt dat sommigen die zich socialist noemen in feite NICA-handlangers waren.57 Tan Malaka’s naam werd in de pers nergens genoemd, maar een aanvullende fluistercampagne op al deze commentaren zal dat genoegzaam hebben ingevuld. Tan Malaka werd hierdoor met het odium trotskist belast. Zijn verzet tegen de regeringspolitiek werd daarmee nog extra bemoeilijkt, terwijl de regering zich daarentegen op de van veel prestige voorziene figuur van Stalin kon beroepen bij de rechtvaardiging van haar diplomatieke koers. De bestrijding van Tan Malaka diende niet alleen regeringsdoeleinden, maar was van even groot belang in de strijd om de macht in de PKI, die volop aan de gang was. In deze campagne werd ook een pamflet verspreid ‘Tan Malaka en de P.K.I. in 1926’.58 Tan Malaka was tot 1926 een leider van groot formaat, maar in 1927 met de oprichting van de Partai Repoeblik Indonesia onttrok hij zich aan de partijdiscipline. Hij beweerde ten onrechte dat de Pari in de plaats was getreden van de PKI. De PKI bleef illegaal voortbestaan, met een kan1946):307, en Moh.S., ‘Left wing’, Penghela Rakjat, 11-4-1946. 53 Sakirman, ‘Organisasi dan agitasi’, Penghela Rakjat, 10-4-1946, deels overgenomen in Merdeka, 16-4-1946. 54 Sakirman, ‘Front Sosialis’, Penghela Rakjat, 6-4-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-11(10/17-4-1946):321. Sakirman was een belangrijke theoreticus in de PKI. Een paar maanden later, op 1 juli 1946, verscheen zijn brochure Perang doenia ke-III (De Derde Wereldoorlog), waarvan slechts in aanhaling enkele passages bewaard zijn gebleven. De strijd in Indonesië is, volgens deze samenvatting, deel van de Brits-Amerikaanse omsingeling van de Sovjetunie. Op leven en dood moest dit worden verhinderd om kapitalisme en imperialisme van de aardbodem weg te vagen (Van der Vlugt 1951:200-2, en, korter, 1953:192-3). Aanhalingen eerder ook in dK, ‘Volksfront almachtig in de Republiek’, Elseviers Weekblad 4-22(29-5-1948):3. 55 Sgn., ‘Diplomasi’, Penghela Rakjat, 24-4-1946; Pak Hèroe, ‘Kaoem pseudo’, Penghela Rakjat, 30-4/1-5-1946; in dezelfde geest ‘Selisih didalam damai’, Berdjoeang, 2-5-1946. 56 ‘Perboeatan palsoe’, Berdjoeang, 5-4-1946. 57 Rajoean, ‘Masjarakat menghendaki orang2 jg. djoedjoer’, Penghela Rakjat, 9-4-1946. 58 Een vertaling, ruim twee foliovellen lang, is overgeleverd in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-294, zonder datering en ondertekening, maar ongetwijfeld uit en namens de PKI-top voor breed gebruik.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

324

Verguisd en vergeten

toor in Brussel tot 1941 en daarna in Moskou – zulke informatie kon slechts afkomstig zijn van PI-prominenten in Nederland als Abdoelmadjid. Tan Malaka was ook uit de Komintern gestoten als trotskist. Het trotskisme is een groot gevaar voor de proletarische revolutie in de gehele wereld – en staat principieel tegenover het communisme. ‘De trotskist Tan Malaka toont zich in zijn propaganda als iemand die eerlijk is, vast van hart, sterk van wil en met een groot menselijkheidsgevoel.’ Als hij de gelegenheid krijgt om te spreken, spreekt hij in het bijzonder over zijn eigen belevenissen en dit doet hij in romanstijl die aangrijpend aandoet; hij vertelt van zijn omzwervingen in de wereld, het vele leed dat hij daarbij heeft ondervonden en de sluwheden die hij heeft toegepast; dit alles op een zodanige manier dat men sterk door hem geboeid wordt. In het beïnvloeden van mensen is hij inderdaad sluw.

Hij laat zich vergoddelijken, zoals in de romans over Patjar Merah, en maakt Stalin en de communistische partij zwart. Met de Persatoean Perdjoeangan valt hij de regering aan. Zijn koers zal de Republik in het verderf storten en het gehele volk naar de ondergang leiden. In Rusland is Stalin keihard opgetreden tegen de trotskisten, die een werktuig waren van Hitler, Franco en de fascisten in Japan en China. ‘Wiens werktuig is de Trotskyist in Indonesië? Welk imperialistisch land is hier zijn lastgever? De NICA versterkt haar pogingen om verdeeldheid onder ons te veroorzaken.’ ‘De Trotskyist gaat te werk als een duivel.’ De regering moet haar macht gebruiken en het gevaar bezweren en de aanvallen op de vrijheidsstrijd keren. Met ‘Vernietig de tweedrachtzaaier!’ besluit het pamflet, waarvan de meest waarschijnlijke datering op maart 1946 uitkomt. De PP had voorlopig weinig weerwerk. Het bleef in de pers bij enige commentaren en protesten, waarbij de algemene mobilisatie en de 100% werden genoemd.59 In zijn op 6 april vastgestelde urgentieprogramma riep de PNI op tot versterken en vervolmaken van de organisatie en tactiek van de PP. PP-afdelingen waar zij nog niet bestonden moesten worden gevormd en contacten met organisaties die nog geen lid van de PP waren moesten worden gelegd.60 Op het laatste haakte de Barisan Banteng wellicht in, toen hij op 9 april een telegram aan de PP stuurde met het verzoek tot snel handelen om nieuwe organisaties in de PP te betrekken om de PP als ‘nationale concentratie’ te laten fungeren.61 Deze nieuwe, nog onbelaste term Konsentrasi 59

Adhika, ‘Mobilisasi oemoem’, Lasjkar, 29-3-1946, overgenomen in Kedaulatan Rakjat, 14-1946; ‘Tjara dan waktoe’, Kedaulatan Rakjat, 3-4-1946; ‘Persatoean dan anarchie’, Al Djihad, 12-4-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-12(17/24-4-1946):335. 60 Merdeka, 13-4-1946. 61 Lasjkar, 9-4-1946; Boeroeh, 12-4-1946. Zie ook het commentaar ‘Konsentrasi Nasional’, Lasjkar, 12-4-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-11(10/17-4-1946):322.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

325

Nasional maakte snel opgang.62 De arrestaties leidden niet tot een uittocht aan leden. Integendeel, de Barisan Boeroeh Indonesia besloot op 19 april lid te worden63 en de Partijraad van de PBI benadrukte op 24 april dat moest worden vastgehouden aan de eis van 100% erkenning vooraf aan onderhandelingen, los van de gevolgen, en dat daartoe in de PP moest worden samengewerkt.64 Het leek er op dat de PBI en BBI, na enige aarzeling, zich weer hard tegenover de regering opstelden. In Sragen kwam op 11 april een PP-afdeling tot stand.65 Het hoofdbestuur van de Perwari moest zich inmiddels schrap zetten tegen de kritiek op het lidmaatschap van de PP, waartoe op 4 maart unaniem was besloten. Mr. Maria Ulfah Santoso, minister van sociale zaken in het tweede kabinetSjahrir en de eerste vrouwelijke minister, had haar lidmaatschap van Perwari opgezegd, waarbij zij als reden opgaf dat toetreding tot de PP strijdig was met de Perwaristatuten.66 De Perwari Priangan eiste uittreden uit de PP op 6 april;67 de Perwari Oost-Java deed dat op 5 april. Oost-Java zou de Perwari verlaten als de Perwari in de PP bleef. Oost-Java stond achter de regering, en het PP-programma stond tegenover het regeringsprogramma.68 Het hoofdbestuur verdedigde zich op 11 april. Het wees op het unanieme besluit tot toetreden en oordeelde dat politieke actie paste binnen het verwezenlijken van de doelstelling: inzet voor sociale rechtvaardigheid.69 Het onderwerp werd op de agenda gezet voor het Perwaricongres van midden-mei.70 Het was na de PP-verklaring van 5 april over zijn gevangen leiders voornamelijk stil rond hen. De Masjoemi in Solo betuigde zijn instemming met die verklaring, en liet verdere actie over aan zijn hoofdbestuur.71 De PP Banjoemas stuurde een telegram aan minister Soedarsono over zijn aangehouden voorman mr. Gatot en vroeg om snelle afronding van het onderzoek en, bij onschuld, spoedige vrijlating. Er kwam zelfs antwoord: de zaak was in onderzoek.72 En op 24 april werd Gatot vrijgelaten – dat feit werd in de 62

Berdjoeang, 24-4-1946 plaatste al een algemeen artikel, waarin het idee, in de naam van de eenheid, werd onderschreven: ‘Menoedjoe Konsentrasi Nasional’. 63 Antara, 22-4-1946, in Boeroeh, 23-4-1946. 64 Kedaulatan Rakjat, 26-4-1946, ook in Antara, 7-5-1946. 65 Lasjkar, 15-4-1946. 66 Boeroeh, 25-3-1946; Merdeka, 5-4-1946; Boeroeh, 11-4-1946. Maria Ulfah verklaarde ook dat zij al had bedankt vóór haar benoeming tot minister. 67 Boeroeh, 9-4-1946. 68 Boeroeh, 12-4-1946; Kedaulatan Rakjat, 13-4-1946. 69 Kedaulatan Rakjat, 11-4-1946; Boeroeh, 12-4-1946; Al Djihad, 22-4-1946. Over de discussies ook Buku tahun wanita 1953:149-50. 70 Boeroeh, 3-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 6-5-1946. 71 Lasjkar, 9-4-1946. 72 Boeroeh, 9-4-1946; Penghela Rakjat, 9-4-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

326

Verguisd en vergeten

pers gemeld, zonder verdere toelichting.73 Begin april verscheen, eindelijk, Rentjana Ekonomi. Het werd slechts in enkele kleine advertenties gemeld.74 De arrestatie van Tan Malaka gaf ‘De Waarheid’ een reactie in de pen, waarin voor het eerst een eigen opinie doorklonk – en meteen heel duidelijk. In verband met de arrestatie van Tan Malaka door de Indonesische regering wordt in de burgerlijke berichtgeving verklaard, dat deze man de leider der Indonesische communisten zou zijn. De bedoeling is klaarblijkelijk, daarmede de Communistische politiek ten aanzien van Indonesië in diskrediet te brengen.

Tan Malaka heeft met de communistische politiek niets uitstaande. Zijn lidmaatschap van de Communistische Partij eindigde reeds tientallen jaren geleden, toen bleek, dat Tan Malaka geen oprecht vertegenwoordiger van zijn volk was, maar een avonturier, die zijn eigen doeleinden nastreefde. In de laatste tijd behoorde Tan Malaka tot die Trotskistische elementen, wier schijn-radicalisme de bevrijdingsstrijd van het Indonesische volk in voortdurend gevaar brengen. Wat de Communisten in Indonesië betreft, zij werken ten nauwste samen met de regering van Sjahrir en ondersteunen de politiek, zoals die in Sjahrir’s brochure ‘Onze Strijd’ is neergelegd.75

De trotskistische ‘Tribune’ kwam op voor de ‘onmiddellijke invrijheidsstelling’ van Tan Malaka en stuurde een telegram naar Indonesië hierover. Alleen ‘onverzoenlijke strijd van de volksmassa’s’ kon de zege brengen. Sjahrir en zijn kameraden zijn handlangers van de koloniale onderdrukkers. ‘“Arbeiders”-leiders’ als Koos Vorrink en Paul de Groot houden de arbeiders af van de strijd in Indonesië. ‘Zij zijn verantwoordelijk voor de arrestatie van Tan Malaka en Joesoef!’ De strijd is nog niet verloren; de massa’s kunnen de vrijlating van Tan Malaka afdwingen.76 De RCP en zijn blad bleven actie voeren voor de vrijlating van Tan Malaka, die de proletarisch-revolutionaire richting vertegenwoordigde tegenover de burgerlijk-nationalistische van Sjahrir.77 Meer afgewogen was Setiadjit, Tweede-Kamerlid voor de Perhimpoenan 73 Boeroeh, 24-4-1946; Antara, 25-4-1946, in Kedaulatan Rakjat, 25-4-1946; Merdeka, 26-41946; Lasjkar, 27-4-1946. 74 Lasjkar, 9-4-1946; Kedaulatan Rakjat, 10-4-1946. In Lasjkar was de advertentie van de uitgever Penerbit Indonesia in Solo; in Kedaulatan Rakjat van Boekhandel Lauw in Solo. Nog in augustus 1948 adverteerde boekhandel De Facto in Djokja met Rentjana Ekonomi (Rp. 30) in het Pesindodagblad Revolusioner (10-8-1948) – waarin verder Tan Malaka heftig werd bestreden. 75 De Waarheid, 23-3-1946. 76 Nol Bos, ‘Wij eisen de onmiddellijke invrijheidsstelling’, De Tribune 4-83(30-3-1946). 77 Redactie, ‘Tan Malaka moet vrij!’, De Tribune 4-84(6-4-1946) en ‘Verklaring Partijbestuur, 7-4-1946’, De Tribune 4-87(27-4-1946). In Delft belegde de RCP op 3 mei een vergadering waar Herman van der Velde sprak over ‘Tan Malaka of Sjahrir’ (De Tribune 4-87(27-4-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

327

Indonesia aan de vooravond van zijn terugkeer naar Indonesië, waar hij als geestverwant van Amir Sjarifoeddin tegenover Tan Malaka kwam te staan. In een paar regels beschreef hij Tan Malaka’s politieke verleden en acties in het Volksfront: voorstander van de ‘bamboe roentjing-diplomatie’; ‘niet onderhandelen met de Nederlanders zolang er één op Indonesische bodem staat. Van hem stamt het bekende gezegde: “Een dief is ons huis binnengedrongen. En met een dief onderhandelt men niet.”’ Hij wordt in het buitenland als communist beschouwd, maar is geen lid van de PKI. ‘Er wordt gezegd dat hij Trotzkist is.’78 Djajeng Pratomo schreef in ‘Indonesia’, het PI-weekblad, op 1 juni zeer negatief over Tan Malaka. Het streven naar eenheid van de massa had hij ten eigen bate gebruikt ten nadele van de vrijheidsstrijd. Het Volksfront lanceerde quasi-radicale frases; Tan Malaka ontbeerde realiteitsbesef.79 ‘The Times’ zelfs meldde Tan Malaka’s arrestatie als maatregel van de overheid om ‘de extremisten onder strenge controle te krijgen’.80 Op een persconferentie in Den Haag was bemiddelaar Clark Kerr openhartig. De communistische invloed op Java was gering. ‘De voornaamste leider is Tan Malaka, half Chinees, half Maleier naar ik meen, en afkomstig uit een of andere Kaukasische communistische school. Hij is een Trotzkist en geen Stalinist. Door zijn eigen menschen is hij achter slot en grendel gezet en ik hoop dat hij daar nog lang zal blijven.’81 Opgeborgen in een bergoord In alle stilte werden Tan Malaka, Soekarni, Yamin en Abikoesno van Djetis naar Tawangmangoe verhuisd, een hooggelegen, aangenaam oord op de flanken van de meer dan drieduizend meter hoge vulkaan, de Goenoeng Lawoe, toen al populair als plek om bij te komen van de drukte en de hitte van Djokja en Solo. Op 22 april werden zij door de Polisi Istimewa van Solo in twee kleine auto’s overgebracht. Zij werden overgedragen aan de commandant van het lokale TRI-bataljon, Sastrolawoe. In eerste instantie werden zij tezamen in diens huis ondergebracht, later kregen ze gezamenlijk een woning.82 Het viertal kreeg een geleidelijk toenemende bewegingsvrijheid,

78

Setyadjit, ‘Sjahrir zuivert’, Vrij Nederland, 6-4-1946. Djajeng Pratomo, ‘Nationale Concentratie; Het Indonesische volk organiseert de verdediging van zijn vrijheid’, Indonesia 16-49(1-6-1946). 80 Aangehaald in ‘Echo’s uit de perswereld’, Het Indisch Nieuws 2-14(6-4-1946). 81 ‘Persconferentie met Lord Inverchapel’, Het Indisch Nieuws 2-16(20-4-1946):7. De persconferentie was op 9 april. 82 SV 1948:149 (verhoor Yamin, 8-3-1948). 79

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

328

Verguisd en vergeten

maar dan wel voortdurend onder geleide van bewakers.83 De verhouding tussen Sastrolawoe en zijn gevangenen was uitstekend. Zij kregen toenemende vrijheid. Tan Malaka mocht de manschappen van Sastrolawoe zelfs onder zijn politieke invloed brengen. Hij beschuldigde de regering ervan met de Engelsen te konkelen en zou Sastrolawoe tot opperbevelhebber maken als hij president zou zijn. Als blijk van waardering gaf Soebardjo zijn auto in gebruik aan Sastrolawoe.84 Het viertal trof bij aankomst twee oude bekenden aan: Soebardjo en Iwa. Soebardjo had na de arrestaties in Madioen geruchten opgevangen over zijn eigen aanstaande aanhouding en had daarom zijn reis van Kediri naar Djokja in Solo onderbroken. Hij zocht hier advies van het invloedrijke KNIP-lid dr. Kartono, die ook over goede relaties in legerkringen beschikte. Die raadde hem aan naar Tawangmangoe te gaan waar Sastrolawoe hem onderdak verschafte in de villa Sole Mio, onder aangename omstandigheden. Voor zijn verhuizing sprak Soebardjo met Iwa Koesoema Soemantri, die in Klaten woonde, en die eveneens, volgens de geruchten, op de lijst van aan te houden personen stond. Toen Soebardjo zijn plek in Tawangmangoe had gevonden, nodigde hij ook Iwa uit daarheen te verhuizen. Beide gezinnen betrokken een woning daar, onder bescherming van Sastrolawoe, die ongetwijfeld daarbij in opdracht van zijn hoogste superieuren handelde.85 Ook Jo Abdurrachman voegde zich bij Soebardjo.86 Soebardjo en Iwa waren hiermee onbereikbaar voor aanhouding. Begin april had Amir nog verklaard dat Soebardjo werd gezocht.87 Ook Iwa stond op de lijst van gezochte personen. Toen hun verhuizing naar Tawangmangoe bekend werd, ‘was het niet meer nodig hen gevangen 83

Pendjara III:122; Jail III:180. In een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, met deze gegevens onder de datum 24-5-1946 op p. 9, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 85 SV 1948:200 (verhoor Soebardjo, 10-3-1949); Putusan 1948:62; Iwa Kusuma Sumantri 1963:145; Subardjo 1978:420-4; Sukatmo 1964:103-4; Roel Sanre 1984:73; interview Toeti Mira Fatimah Kusuma Sumantri en Okke Fina Saleha Kusuma Sumantri, Djakarta, 20-12-2004. Sanre noemt ook economische motieven voor de verhuizing: levensonderhoud en huisvesting door het leger. Subardjo 1978:420 noemt Kartono een nauwe vriend die als ‘hobby’ intelligence bijeengaarde, en over een netwerk beschikte dat hem van geheel Java berichtgeving verschafte. Een rapporteur aan de procureur-generaal in Djokja dicht hem in een rapport van 2-5-1948 de wens toe, ten tijde van Sjahrirs ontvoering, de ‘dictator van Solo’ te willen worden, waarbij hij legerleider Soetarto, de politie en de leider van radio-Solo voor zich wist te winnen (rapport vertaald in CMI-doc. 5493, in NA, AS 3959). Een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, onder de datum 8-7-1946 op p. 12-3, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka noemt Kartono ‘intelligent, ambitieus en eerzuchtig, maar met een zeer groot minderwaardigheidscomplex’. 86 Interview Helen Jarvis met Jo Abdurrachman, Djakarta, 24-10-1972. Die aanwezigheid wordt bevestigd in interview Toeti Mira Fatimah Kusuma Sumantri en Okke Fina Saleha Kusuma Sumantri, Djakarta, 20-12-2004. 87 Op een persconferentie in Djakarta, zie noot 42. 84

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

329

te nemen’, aldus de diplomatieke verklaring van Amir in 1948.88 De verdenking tegen Iwa lijkt niet ongefundeerd. Iwa riep zijn neef, de bataljonscommandant in Bandoeng, Soekanda Bratamenggala, onder een voorwendsel naar Tjiamis. Hij vroeg hem, als hij daartoe een oproep kreeg, naar Djokja te komen met zijn complete strijdmacht. Soekanda weigerde beleefd; alleen een bevel van zijn commandant was geldig voor hem. Iwa accepteerde dit.89 Konsentrasi Nasional De verhuizing van het viertal naar Tawangmangoe is opmerkelijk. Amir en zijn partijgenoten gaven de directe controle over de gevangenen over aan het leger, dat zich had gedistantieerd van hun aanhoudingen en waarin de groep op de nodige sympathie konden rekenen. Was dit het resultaat van de ‘stille diplomatie’ tussen regering en oppositie en moest dit het klimaat scheppen voor een akkoord over de gevangenen – zonder hen daarbij overigens te betrekken – en andere meningsverschillen? De regering had brede steun nodig om het onderhandelingsresultaat met de Nederlanders, dat hoe dan ook nooit 100% merdeka zou kunnen inhouden aanvaard te krijgen; de oppositie wenste een aandeel in de macht. Toenadering leek mogelijk, maar mocht niet worden belast door onverzoenlijk, hard optreden tegen de radicale PP-voorlieden, van wie de uitschakeling niet iedereen in grote partijen als Masjoemi, PNI en PBI geheel onwelgevallig zal zijn geweest. De PP zelf nam het initiatief op 25 april, met een ‘Open brief aan de hoofdbesturen van alle politieke, sociale, economische en strijdorganisaties in Indonesië’, ondertekend door Sarmidi, als voorzitter van het voorlopig bestuur. De strijd om de onafhankelijkheid bereikt een beslissende fase, aldus de brief. Vier maanden geleden is al een centrum van de nationale strijd gevormd, maar zijn oogmerk is nog niet geheel verwezenlijkt. ‘Wij houden niet op.’ Op het PP-congres in Madioen zijn nieuwe wegen hiertoe gezocht. De organisatiegrondslagen zijn veranderd – de lidmaatschapseisen, het basisdoel en de gezamenlijke opstelling van een strijdprogram werden genoemd. De PP wil nu opnieuw trachten een alomvattend centrum te worden en roept daarom alle organisaties op voor een ‘Conferentie over de vorming van een “Konsentrasi Nasional” tegen de koloniale overheersing’ op 5 mei, waarbij tevens een urgentieprogramma en een bestuur zouden moeten worden gekozen.90 De PP sloot niemand uit en stelde geen voorwaarden. Hij vergat 88

In zijn getuigeverklaring, samengevat in Putusan 1948:75. Interview Sukanda Bratamenggala, Bandoeng, 1-10-1980. 90 Antara, 25-4-1946, in Boeroeh, 25-4-1946; Kedaulatan Rakjat, 26-4-1946; Al Djihad, 26-41946; Lasjkar, 27-4-1946; Ra’jat, 27-4-1946; Merdeka, 29-4-1946. 89

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

330

Verguisd en vergeten

het minimumprogram, de programmatische eisen van het Madioencongres en de gearresteerde voormannen. ‘Al Djihad’ merkte op dat de PP-geest nog leefde, en dat nu met veranderde grondslag zijn streven werd voortgezet. De PP moet meer zijn dan een organisatie met slechts een minimumprogram. De reorganisatie met betere vorm, aard en positie kan de PP de sterke motor laten worden die de strijd vereist.91 Op 5 mei kwamen dertig organisaties bijeen en besloten unaniem een eenheidsorganisatie te vormen, genaamd Konsentrasi Nasional. Bij de dertig organisaties ontbrak geen enkele belangrijke. De PP-leden waren er alle, maar ook Partai Sosialis en Pesindo verschenen, alsmede de apolitieke vormingsorganisaties Moehammadijah en Taman Siswa. Sarmidi hield een lange rede met een oproep tot eenheid tegen het groeiende Nederlandse gevaar. In de beginselverklaring werd gezegd dat het gehele volk de aantasting van imperialistische zijde van de onafhankelijkheid bestreed. Door individuele reacties werd dat verzet echter verzwakt, en ook de opbouw van de staat geschaad. ‘Daarom zijn wij overtuigd dat het van groot belang is om alle tot nu verspreide krachten bijeen te brengen om een volledige nationale macht te verkrijgen achter de regering in de strijd tegen de wandaden van fascisten en imperialisten.’ Het lidmaatschap werd geregeld als in de PP; de bestuurszetels verdeeld over de grotere partijen. Voorzitter werd PKI-voorzitter Sardjono; bij de overige functies werd nog slechts een partij ingevuld – vice-voorzitters uit Masjoemi en PS; secretarissen uit PNI en Perwari; penningmeester uit BBI en verdere bestuursleden uit PBI, Pesindo en Barisan Tani Indonesia. In zijn beginselverklaring stelde de Konsentrasi dat de onbetwistbare onafhankelijkheid werd geschonden door imperialistische machten. Het brede verzet hiertegen leed aan versnippering. De verdeelde krachten moesten worden bijeengebracht om eensgezind achter de regering te staan in het verzet tegen fascisme en imperialisme. En over wat die regering inhield en wie haar beheerste werd geen voorbehoud gemaakt.92 Het persbericht waarin de oprichting was vervat noemde de PP geen enkele maal. Alleen de oplettende lezer zou het verband leggen met de oproep van de PP bijna twee weken eerder. Het Antarabericht legde de relatie wel. Amir Sjarifoeddin toonde zich verheugd over de vorming van de Konsentrasi Nasional. Regering en Konsentrasi stonden op één lijn en de Konsentrasi was belangrijk voor de nationale eenheid achter de regering.93 In 91

‘Kita tidak berhenti’, Al Djihad, 26-4-1946. Rin.Aw. [Rinto Alwi], ‘Konsentrasi Nasional’, Ra’jat, 27-4-1946, noteerde met enige verbazing dat de PP ondanks de arrestaties niet was ‘bevroren’. Na enige rust was er nu sprake van herstel met een goed initiatief. 92 Antara, 6-5-1946 (twee berichten); Kedaulatan Rakjat, 6-5-1946; Boeroeh, 6-5-1946; Al Djihad, 6-5-1946; Merdeka, 7-5-1946; Ra’jat, 7-5-1946; Lasjkar, 8-5-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-14(1/8-5-1946):378-9. 93 Boeroeh, 9-5-1946; Antara, 9-5-1946, in Lasjkar, 10-5-1946; Merdeka, 11-5-1946; Ra’jat, 11-5-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

331

naam van de eenheid werd de Konsentrasi overal goed ontvangen.94 Djohan Sjahroezah was een jaar later heel duidelijk. De vorming van de Konsentrasi Nasional was een ‘politieke klap’ voor de PP, zoals ook de exleden van de PP beseften. De PP was een noodzakelijke ‘tusschenfase’ die uiteindelijk tot ‘politieke verheldering’ leidde.95 Op 22 mei maakte de Konsentrasi zijn ontwerp-urgentieprogramma wereldkundig. Op politiek, economisch en sociaal gebied werden twaalf punten geformuleerd. Het eerste punt ‘binnenlandse politiek’ vroeg om ‘verbetering van de samenstelling en versterking van de centrale regering door de vorming van een coalitiekabinet’. Verder was er sprake van verbetering van de samenstelling van streekbesturen en volksvertegenwoordigingen. De eis van 100% merdeka werd natuurlijk herhaald. Op economisch gebied werd radicaal de nationalisatie van alle grote en belangrijke bedrijven en ondernemingen geëist, zo ook de centralisatie van de distributie om aan de volksbehoeften te voldoen, vooral wat voedsel betrof.96 Op 26 mei werd het conceptprogramma besproken en goedgekeurd. De vergadering duurde zeven uur; 31 organisaties waren vertegenwoordigd. Het mislukken van de Indonesisch-Nederlandse besprekingen versterkte de eenheid tussen regering en Konsentrasi in de komende crisis. De Konsentrasi koos in beginsel voor kritische steun aan de regering. Het coalitiekabinet in het programma was niet onomstreden; slechts met elf tegen acht stemmen bleef het overeind. Barisan Banteng vroeg om vrijlating van ‘onze leiders’ als zij ‘geen band onderhouden met de NICA’. In de huidige crisis kan hun inzet niet worden gemist; de vraag zou worden voorgelegd aan de regering. Twintig partijen werden als lid toegelaten, elf als buitengewoon lid. Sardjono ondertekende een telegram aan Soekarno, waarin de Konsentrasi zich achter de regering stelde, in het bijzonder in haar verzet tegen de Nederlandse bedoeling Indonesië weer te overheersen.97 Op 28 mei ontmoetten kabinet en Konsentrasi elkaar. Het kabinet was met acht ministers vertegenwoordigd en ook Soekarno en Hatta namen deel aan het gesprek.98 In ‘eensgezinde sfeer’ werd van 12.30 tot 16 uur overlegd. 1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-15(8/15-5-1946):392. 94 ‘Konsentrasi Nasional’, Lasjkar, 9-5-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-15(8/15-5-1946):392; ‘Konsentrasi Nasional’, Boeroeh, 23-5-1946; Soeara Rakjat, 8-5-1946 en Merdeka, 9-5-1946, zoals aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-15(8/155-1946):392. 95 Sjahroezah, ‘Djawab atas: “Partai Sosialis, quo vadis?”’, Siasat 1-5(1-2-1947):6. 96 Boeroeh, 22-5-1946; Penghela Rakjat, 23-5-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 117(23/29-5-1946):430-1. 97 Kedaulatan Rakjat, 27- en 28-5-1946; Boeroeh, 27-5-1946; Antara, 27-5-1946 (twee berichten), in Merdeka, 28-5-1946 en Lasjkar, 28-5-1946. Boeroeh, 27-5-1946 en Lasjkar, 28-5-1946 kondigden het overleg voor 27 mei aan. 98 Antara, 28-5-1946, in Merdeka, 29-5-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

332

Verguisd en vergeten

Volgens Sjahrir vroeg het kabinet de Konsentrasi om suggesties over de te voeren politiek. Namens de Konsentrasi sprak drs. Danoehoesodo (BBI) over de wenselijkheid van een coalitiekabinet, dat het verantwoordelijkheidsbesef van allen zou versterken. Hij leverde kritiek op de slechte voorlichtingspolitiek en het feit dat al drie ministers hun ontslag hadden genomen. Het kabinet beloofde dit alles te overwegen. Volgens onofficiële bron zou spoedig weer worden overlegd.99 In een gezamenlijke verklaring drongen Masjoemi, PNI, PBI en BBI op dezelfde 28 mei aan op de vorming van een coalitiekabinet als enige waarborg voor de breedst mogelijke eenheid en ‘stable government’.100 Met dat al had het overleg regering-Konsentrasi niet tot een akkoord geleid over een coalitiekabinet, waaraan de onderlinge verdeeldheid van de Konsentrasi daarover ook zal hebben bijgedragen.101 Wat moest met de PP geschieden? Op 29 mei werden de leden opgeroepen om op 4 juni de ‘positie van de PP na de oprichting van de Konsentrasi Nasional’ te bespreken.102 Alle leden, op PKI en Perwari na, verschenen. In een persgesprek vooraf liet Sarmidi al doorschemeren dat vele leden opheffing van de PP wensten.103 En daartoe werd inderdaad besloten. Onder verwijzing naar de op initiatief van de PP opgerichte Konsentrasi Nasional werd met onmiddellijke ingang de PP opgeheven. Om de revolutionaire strijdgeest in stand te houden, vooral in de Konsentrasi, werd een commissie ingesteld tot vorming van een Gaboengan Gerakan Revoloesioner, een federatie van revolutionaire bewegingen. Tot slot werd besloten zo spoedig mogelijk een gedenkboek over de PP uit te geven.104 Van de Gaboengan werd nooit meer gehoord en het gedenkboek is nooit 99

Antara, 29-5-1946, in Merdeka, 30-5-1946; Lasjkar, 30-5-1946. Antara, 28-5-1946, in Kedaulatan Rakjat, 28-5-1946. De Masjoemikrant Al Djihad stond in deze weken vol met berichten en commentaren waarin om een coalitiekabinet werd gevraagd. 101 S.K. Tri, ‘Real politik’, Kedaulatan Rakjat, 29-5-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-18(29-5/5-6-1946):441, 445, constateert dit, en wijt het aan de verdeeldheid van de politieke partijen en het ontbreken van een voorhoedepartij die de strategie kan uitstippelen. Een echte Konsentrasi Nasional zou er moeten komen. Tatang, ‘”Kabinet nasional“ dan “Kabinet koalisi”’, Gelombang Zaman 1-21(10-6-1946):3 laat zich kritisch uit over het woordenspel, dat geen eenheid opleverde, maar compromissen en verzwakking. In ‘Koalisi kabinet urgent?’, Boeroeh, 25-5-1946, ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-18(29-5/56-1946):438, 442, en ‘Jang dinantikan’, Boeroeh, 27-5-1946 twijfelt deze krant aan de zin van een omvorming van het kabinet, die verstorend kan werken. 102 Antara, 29-5-1946, in Merdeka, 30-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 31-5-1946. 103 Kedaulatan Rakjat, 4-6-1946; Boeroeh, 5-6-1946. Perwari had op zijn congres besloten dat, gelet op de vorming van de Konsentrasi Nasional, de PP moest worden opgeheven. Zo niet, zou de Perwari zijn PP-lidmaatschap opzeggen. Het conflict in de vrouwenfederatie was hiermee bezworen (Antara, 21-5-1946, in Merdeka, 23-5-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-17(23/29-5-1946):431). 104 Antara, 5-6-1946, in Kedaulatan Rakjat, 5-6-1946; Boeroeh, 5-6-1946. 100

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

333

verschenen. De PP had vijf maanden bestaan; een schijnbaar onweerstaanbare opkomst was begin maart gestuit; een vrije val volgde. Het geesteskind van Tan Malaka werd door zijn opvolgers ingeruild voor de Konsentrasi Nasional dat nieuwe kansen leek op te leveren voor het begeerde aandeel in de macht. Barisan Banteng had op 26 mei nog aandacht voor het lot van de politieke gevangenen. Sarmidi had dat ook toen hij 30 april Amir in de Badan Pekerdja interpelleerde en hij hem naar de arrestaties vroeg. Hij kreeg ‘tot tevredenheid’ antwoord.105 Het antwoord zelf is niet overgeleverd. Op rondreis langs Java’s noordkust kreeg Soekarno in Cheribon onder andere vragen over de gearresteerde PP-leiders gesteld.106 Wat vraag en antwoord waren, werd niet vermeld. Uit betrouwbare bron had ‘Merdeka’ vernomen dat Sjahrir in Solo een uur lang met Tan Malaka had gesproken over onbekende onderwerpen.107 Desgevraagd ontkende Sjahrir dit tegenover Antara.108 Op 29 mei werd Sajoeti Melik vrijgelaten, in Solo na 72 dagen hechtenis; een aanklacht of beschuldiging had hij niet te horen gekregen.109 Na zijn arrestatie was hij in Solo aan het leger overgedragen. Hij had daar goede bekenden, wat hem verzekerde van een goede behandeling. Hij kreeg de wenk zich ziek te melden en werd vervolgens als eerste-klasse-patiënt in het Djebres-ziekenhuis opgenomen. Hij had alle vrijheid iedereen die hij wenste te ontvangen. Tenslotte werd hem gevraagd of hij, nu er geen aanklacht werd uitgebracht tegen hem, niet naar huis wilde gaan. En als hij dat wilde, waarheen dan? En op deze manier werd Sajoeti Melik naar Djokja gestuurd, waar zijn echtgenote, S.K. Trimurti, inmiddels woonde.110 De volgende dag al verscheen een commentaar van Joeti in ‘Kedaulatan Rakjat’, onder de titel ‘Hernieuwde kennismaking’. Hij verwees zonder bitterheid naar het ontbreken van elke verklaring voor zijn aanhouding, en billijkte dit laconiek als onverbrekelijk verbonden met de revolutie. Dan geldt revolutionair recht; dan buigen wetten voor de revolutie. Fouten worden altijd gemaakt. Nu moet vooruit worden gezien.111 Dit artikel was de opmaat voor een hele serie commentaren, die de komende twee weken bijna dagelijks plaats kregen in de krant. Op 4 juni werd ook Chairul Saleh ‘door de autoriteiten in Djokja’ vrijgelaten; van aanklacht of beschuldiging was eveneens geen sprake geweest.112 105 Antara, 4-5-1946, in Boeroeh, 6-5-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-15(8/15-51946):393. 106 Boeroeh, 15-5-1946. 107 Merdeka, 18-5-1946. 108 Antara, 25-5-1946; Boeroeh, 25-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 27-5-1946. 109 Kedaulatan Rakjat, 29-5-1946. Zelfs zijn personalia waren nooit opgenomen, zei Sajoeti Melik in 1948 (verhoor 13-3-1948, in SV 1948:235). 110 Priyadi 1986:81-2; Sayuti Melik 1986b:256; interview Sajoeti Melik, Djakarta, 31-10-1980. 111 Joeti, ‘Berkenalan lagi’, Kedaulatan Rakjat, 30-5-1946; ook aangehaald in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-18(29-5/5-6-1946):441. 112 Kedaulatan Rakjat, 4-6-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

334

Over de omstandigheden van zijn hechtenis is niets bekend. Het ligt voor de hand dat Wondoamiseno op soortgelijke wijze zijn vrijheid herkreeg. Gatot werd op 28 mei weer opgepakt in Poerwokerto, ditmaal door de politie.113 Hij werd vrijgelaten op 17 juni.114 Vaklieden in Tawangmangoe Het viertal in Tawangmangoe was zo overgebleven als gevangene, versterkt met Soebardjo en Iwa in zelfgekozen ballingschap. Op 22 april waren zij aangekomen; een week later kreeg Tan Malaka last van de maagkwaal die hem al eerder had geplaagd. Hij weet dit aan de onregelmatige voeding in Djetis. Bij gebrek aan een arts bestreed hij zijn kwaal met lokale medicijnen, zonder succes. Na een week verscheen een arts uit Solo die hem liet overbrengen naar het Solose Djebres-ziekenhuis, waar hij werd behandeld voor een ontsteking aan ingewanden en nieren.115 Na Tan Malaka’s terugkeer werd het viertal verdeeld over vier woningen. Yamin en Abikoesno kregen een eigen huis; Tan Malaka en Soekarni, die zijn gezin liet overkomen, woonden samen.116 Tan Malaka schetst de onderlinge omgang: Vaklieden, als zij bijeen zijn, spreken meestal over hun vak. Zo is het ook met mensen uit de politieke beweging, vooral omdat zij hetzelfde lot en dezelfde woning moeten delen, en die dan veel over de politieke beweging in Indonesië spraken. Dit kan en behoeft niet te worden ontkend. Zowel in Djetis, gescheiden van maatschappij en gezin, als in Tawangmangoe, waar we onder bewaking stonden, vormden gesprekken over de beweging het meest geliefde onderwerp. Zulke gesprekken richtten al onze aandacht en de hoop die wij koesterden op de beweging van het Indonesische volk, in het Engels: it is stimulating.117

En Tan Malaka wijdt dan vriendelijke woorden aan zijn medegevangenen. Met hun informatie vulden zij het gat in Tan Malaka’s historische kennis over Indonesië tussen 1922 en 1946. Door Yamin, ‘wiens geheugen over datum, plaats, persoon en feit vrijwel foutloos is’, door Abikoesno, ‘die het 113 Antara, 30-5-1946, in Kedaulatan Rakjat, 31-5-1946. Antara meldde op 4-6-1946, ook in Kedaulatan Rakjat, 4-6-1946, dat Gatot op 31 mei weer was vrijgelaten, maar op 5-6-1946 ­berichtte de krant (overgenomen in Antara, 8-6-1946) op gezag van de correspondent in Poerwokerto dat de politie Gatot nog steeds vasthield. 114 Kedaulatan Rakjat, 1-7-1946. 115 Pendjara III:122; Jail III:180-1. 116 Pendjara III:122; Jail III:180; SV 1948:149 (verhoor Yamin, 8-3-1948), 200 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948). 117 Pendjara III:122-3; Jail III:181.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

335

voorrecht had de oude en de nieuwe beweging mee te maken, van Sarekat Islam tot Proclamatie’, en door Soekarni, prominent in de Proclamatie, vielen hoogvereerde personen van hun voetstuk. Anderszins leerde hij mensen van ‘unknown greatness’ kennen. Met zijn bewakers in het voetspoor viel hij binnen bij Soebardjo. Deze ‘wereldreiziger’ verschafte hem allerlei kennis waarmee hij de ‘revolutionaire bandjir kon oversteken’. En hij sprak met Iwa, die door de koloniale heerser was vervolgd en verbannen. Maar voor Tan Malaka, schreef hij twee jaar later, waren dit alles niet meer dan individuele contacten. Hij volgde zijn eigen programma en strijdwijze, en wilde geen actie ontplooien, los van de besluiten van de PP, vóór overleg met zijn geestverwanten.118 Dat laatste was misschien niet helemaal juist. Tan Malaka kwam, volgens Soebardjo, regelmatig op bezoek als hij zich eenzaam voelde, ‘altijd enthousiast met een stralend gezicht als hij in optimistische zin de situatie op langere termijn bezag, met ver vooruitziende blik, alsof hij al wist wat zou gaan gebeuren’. Als Soebardjo hem opzocht zat hij altijd aan zijn bureau. ‘Zijn geest bracht onophoudelijk gedachten voort; zijn geluk lag in de analyse van de toestand volgens de dialectische wet.’119 Het contact was intensief. Vooral Yamin, Iwa en Soebardjo die dicht bij elkaar woonden zochten elkaar op; regelmatig voegden Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno zich bij hen. Kranten, radio en bezoekers verschaften de meest actuele informatie.120 De regeringsvilla in Tawangmangoe trok hoge bezoekers. Soekarno, Hatta en Sjahrir zochten er hun rust en verpozing. Soebardjo ontmoette zo Soekarno, die op zijn uitnodiging naar zijn huis kwam. Op Soebardjo’s kernvraag waarom hij op de arrestatielijst stond, antwoordde Soekarno: ‘Ik weet van niets’. Soebardjo, Iwa en Yamin kwamen aan het eind van een bergwandeling ook eens Sjahrir en gevolg tegen, die te paard de bergen introkken. Soebardjo vroeg hem: ‘Waar ga je heen? Zoek je nu pas een koel klimaat?’ Sjahrir spoor118

Pendjara III:123; Jail III:181-2. Subardjo 1978:425. Volgens Darwis Tamin 1986:171 tikte zijn latere echtgenote Gusiar in Tawangmangoe het manuscript van Madilog uit voor Tan Malaka. 120 SV 1948:149 (verhoor Yamin, 8-3-1948); 201 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948). Subardjo 1978:424 noemt Boentaran, Boedhiarto en Soenarjo als regelmatige bezoekers. Onder hen was ook Tjeq Mamad (interview met Helen Jarvis, Djakarta, 4-11-1972), die van Tan Malaka instructie kreeg om naar Oost-Java te gaan. Alizar Thaib 1993:131 vermeldt dat hij na zijn vrijlating op 27 mei 1946 uit Nederlandse internering tegelijkertijd met Aidit naar Djokja vertrok en daar ten huize van Soekarni Ch. Saleh en Tan Malaka ontmoette. Tan Malaka verschafte Thaib en Aidit een analyse van de actuele toestand. Aidit vond dit ‘zeer helder’ en ‘zeer vooruitziend’. Een verblijf in Djokja van Tan Malaka rond 1 juni wordt verder nergens genoemd. Vergist Alizar Thaib zich, was de plaats van handeling wellicht Solo, of reisde Tan Malaka, evenals zijn lotgenoten, in het geheim naar Djokja? Het laatste is zeer onwaarschijnlijk. 119

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

336

Verguisd en vergeten

de vervolgens zijn paard aan en ging snel verder.121 Op 14 mei schreven de vier vastgezette mannen een brief aan president Soekarno. Door middel van deze brief protesteren wij vieren (Tan Malaka, Abikoesno Tjokrosoejoso, Muhamad Yamin en Soekarni Kartodiwirjo) bij de regering van de Repoeblik Indonesia, dat op ons in naam van de Staat zijn toegepast maatregelen van willekeur, waarmee onze individuele vrijheid als Indonesisch staatsburger werd geschonden, en onrechtmatige daden zijn uitgevoerd ten opzichte van ons, medeleiders van de onafhankelijkheidsbeweging. Onder het voorwendsel dat de President met ons wilde spreken in Djokjakarta werden wij op de avond van de onafhankelijkheidsdag 17 maart 1946 in hechtenis genomen en onder gewapend legergeleide naar Soerakarta gebracht en bij aankomst daar ’s nachts opgesloten in een duister vertrek in Kadipolo tot 22 maart. Van 22 maart tot 22 april werd ons onze vrijheid ontroofd door opsluiting in een duister huis temidden van sawahs in Djetis, buiten Solo, en van 22 april tot heden, 14 mei 1946, zijn wij verbannen naar hechtenis in een huis in Tawangmangoe op Goenoeng Lawoe. Op 25 maart kregen wij in Djetis via een koerier de boodschap dat met enkele dagen de president met ons wilde spreken. Wij waren van oordeel dat een gesprek slechts mogelijk was nadat wij onze volledige vrijheid zouden hebben herkregen. Tot op heden, na 47 dagen, hebben wij geen arrestatiebevel ontvangen, of een reden voor een aanklacht en heeft nog geen enkel onderzoek plaatsgevonden. Met het verlies van onze individuele vrijheid pleegt de regering een onrechtmatige daad; in feite is dit verre minderwaardig aan de behandeling van gevangenen tijdens het Nederlandse koloniale bewind. Onze aanhouding als staatsburger en als lid van het Komite Nasional Poesat die volgens een bericht van 23 maart 1946 heeft plaatsgevonden op bevel van de ministeries van binnenlandse zaken en defensie is een maatregel van willekeur die niet behoort plaats te vinden in een rechtsstaat, terwijl de inhoud van het bericht ingaat tegen alle rechtsbeginselen. Ten aanzien van de toezegging van 1 april van de ministeries van defensie en binnenlandse zaken en het Hooggerechtshof dat onze zaak op politieke wijze zal worden geregeld geldt dat deze toezegging aan het volk niet is gehouden. Andere bezwaren ten aanzien van de tegen ons genomen maatregelen houden wij voorlopig voor ons. Wat de maatregelen van willekeur betreft, uit naam van de Repoeblik onder leiding en verantwoordelijkheid van de President, protesteren wij ten stelligste, omdat deze maatregelen het recht op individuele vrijheid in een democratische staat schenden en bovendien duidelijk is dat op onrechtmatige wijze de mond is gesnoerd van leiders die eerlijk en oprecht de volksbeweging, de staat Indonesia en de 100% onafhankelijkheid hebben verdedigd. Omdat alle overheidsdiensten duidelijk geen verantwoordelijkheid op zich willen nemen voor de maatregelen die de staatsregels en onze individuele vrijheid schenden, dringen wij er rechtstreeks bij Z.E. de president op aan om spoedig het bevel te geven ons de ontroofde vrijheid terug te geven. Merdeka! Hoogachtend. 121

SV 1948:201 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

337

Een reactie is niet opgetekend.122 Het zestal had voldoende stof tot discussie en overdenking. Voornaamste onderwerp vormde het verloop van de onderhandelingen met Nederland, waarin voortbestaan en bestaansrecht van de Republik rechtstreeks op het spel stonden. Meteen na het aantreden van zijn tweede kabinet, op 13 maart, reageerde Sjahrir op Van Mooks voorstellen tot vorming van een Indonesisch gemenebest van 10 februari. Hij aanvaardde hierbij een Nederlands-Indonesische Unie, waarbij de Republik echter als enige partner aan Indonesische kant optrad. Dit was voor Nederland onaanvaardbaar. Van Mook legde, op persoonlijke titel, vervolgens een voorstel op tafel, geïnspireerd door de Franse akkoorden met Vietnam, waarbij een Indonesische federatie een Unie met Nederland zou vormen. De Republik zou dan Java vertegenwoordigen. Sjahrir kwam hieraan voor een flink deel tegemoet in zijn geheime tegenvoorstel van 27 maart, waarin hij de erkenning van het Republikeinse gezag op Java en Sumatra vroeg in ruil voor concessies over de Unie. Sjahrir deed hiermee afstand van de 100% merdeka door een groot deel van het Indonesische grondgebied aan Nederland over te laten.123 Nader overleg tussen partijen leek het zicht te openen op een akkoord. Daartoe vertrokken de Nederlandse en Indonesische onderhandelaars op 4 april naar Nederland, waar van 14 tot 24 april op de Hoge Veluwe werd overlegd. De Nederlandse regering werd pas in Nederland door Van Mook ingelicht, die in Den Haag ook een hardere opstelling tegen de Republik innam. Van erkenning van het Republikeins gezag op Sumatra kon geen sprake zijn. Een akkoord in de vorm van een verdrag tussen Nederland en de Republik werd niet acceptabel geacht. En doorslaggevend was dat met de eerste naoorlogse verkiezingen op 17 mei in het vooruitzicht regering en parlement niet in staat waren tot zulke belangrijke en omstreden besluitvorming. Van Mook had de binnenlandse Nederlandse dimensie miskend en de Republik ten onrechte in de waan gelaten dat het gezag over Sumatra geen probleem zou opleveren. In een ontwerp-protocol werd de afwijzing van de verdragsvorm en van de Republikeinse soevereiniteit over Sumatra vastgelegd. Het mislukken van de Hoge-Veluwe-conferentie leidde aan Indonesische zijde tot grote teleurstelling. In goed vertrouwen op de Nederlandse geestverwanten had Sjahrirs kabinet zijn nek uitgestoken, maar het vertrouwen was beschaamd. De Tweede-Kamerverkiezingen hadden rechtse winst opgeleverd, waarmee een reprise van de Hoge Veluwe onhaalbaar werd. De aanstaande overdracht van Britse bevoegdheden aan Nederland, met daaraan 122

Deze brief in een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, op pp. 17-8, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 123 Sjahrir ontkende op 2 april dat hij hiermee had ingestemd; een teken van zijn vrees voor de gevolgen van het openbaar worden van zijn concessie (Merdeka, 2-4-1946, in Anderson 1972:331).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

338

verbonden de vervanging van Britse door Nederlandse troepen, verhoogde de onrust aan Indonesische zijde. Een Nederlands militair ingrijpen leek dichterbij te komen. Er werd volop gegist naar de inhoud van de Republikeinse reacties – voorstellen en tegenvoorstellen – op de Nederlandse diplomatie. Sjahrir onthulde niets van zijn manoeuvres, uit vrees voor de binnenlandse storm, die dan zou opsteken. Geruchten deden natuurlijk volop de ronde. Zij leidden tot onrust, maar zolang officieel nog niets bekend was, bleef het daarbij. Op 17 juni reageerde Sjahrir op de Nederlandse onderhandelingspositie. In vergelijking met 27 maart deed hij minder concessies: Java en Sumatra bleven Republikeins gebied, normale internationale relaties kwamen in de plaats van de Unie, waarmee eerder was ingestemd, en de Nederlandse troepenversterkingen moesten worden gestaakt.124 Het was onvermijdelijk dat deze voorstellen aan de openbare mening in de Republik moesten worden prijsgegeven – een weinig opwekkend vooruitzicht voor de regering. Solo in oppositie De regering kreeg te maken met grote problemen in Solo, in de aanpak waarvan het gezag flinke deuken opliep. Solo, met zijn twee rivaliserende vorstenhuizen, soenanaat en mangkoenegaran, was van oudsher een politiek gevoelig gebied, waar ook in economisch opzicht conflictstof lag opgetast. Langjarige, sterke heersers werden in 1939 en 1944 opgevolgd door zwakke nieuwelingen, die de tekenen des tijds misverstonden. Hofintriges en ruzies tussen de beide vorstenhuizen schaadden hun aanzien, in opmerkelijke tegenstelling tot Djokja waar de jonge sultan, in goed overleg met de pakoe alam, zijn positie bevestigde en zich verbond met de Republik. In Solo zette de regering in november 1945 een hoge commissaris in tegen een radicaal KNI. Een akkoord waarbij voor de hoven een deel van hun macht behouden bleef, liep stuk op de traditionele machtsarrogantie van de hofelites. Met de Solose legerdivisie onder de radicale leiding van kolonel Soetarto, en het hoofdkwartier van de Barisan Banteng in de stad, was er geen militair weerwerk tegen het radicale overwicht. Het kwam zo tot een ontvoering van de soesoehoenan en zijn invloedrijke moeder in januari 1946 door de Barisan Banteng – een nieuwe klap voor het vorstelijk prestige. Terwijl Hamengkoeboewono, die zelf een sterke Lasjkar Rakjat onder zijn bevel had, in januari 1946 zijn stad als regeringszetel aanbood, en daarmee zijn prestige verhoogde en zijn positie versterkte – de regering zou rust en orde in de hoofdstad een hoge prioriteit toekennen – werd Solo – altijd al in 124

Smit 1962:28-38; De Jong 1988:181-218.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

339

oppositie met Djokja – de stad van de oppositie met lokale radicalen, maar ook de instroom van strijdgroepen en nationale oppositiefiguren. Eind april nam de druk toe op de vorsten. De soenan werd in zijn kraton door de Barisan Banteng gedwongen in te stemmen met afstand van zijn voorrechten. Diverse lokale KNI verbraken de relatie met de kraton, en vroegen om het opheffen van de speciale status van Solo en van het ‘feodale bestuur’. De mangkoenegoro was niet bereid snel te capituleren. Hij deed een beroep op de centrale regering, waarbij werd gespeculeerd op de regeringsonwil een radicale machtsovername in Solo toe te laten. De parallel met de onderdrukte ‘sociale revoluties’ lag voor de hand, maar in Solo was van een veel sterkere en minder extreme oppositie sprake dan in de ‘afgelegen’ regio’s waar het centrale gezag met niet te veel moeite was hersteld. Niettemin wilde de regering het ontstaan van een alternatief machtscentrum, met de controle over aanzienlijke hulpbronnen, graag voorkomen. Op 5 mei ging minister Soedarsono naar Solo voor overleg met alle partijen. Hij poogde de druk van de ketel te halen en tijd te winnen door binnen een week de instelling van een kiescommissie te beloven die algemene verkiezingen zou organiseren. De gekozen lichamen zouden over de status van Solo beslissen. Op 17 mei werd de kiescommissie ingesteld, met Soebadio als voorzitter. Maar inmiddels was er een reeks massavergaderingen op gang gekomen, waar werd opgeroepen tot opheffing van de speciale status, en, vergaander, tot verbreken van de relaties met de hoven. De bestaande besturen steunden de acties, en ook de legerleiders toonden zich er mee eens. Op 23 mei werd de populaire Soerjo, tot dan toe gouverneur van Oost-Java, tot hoge commissaris benoemd, met vergaande bevoegdheden. Tegelijkertijd werden twaalf volksleiders, de Barisan Bantengtop met voorzitter Moewardi en de KNI-leiding, gevangen gezet. Niet voor het eerst gaf het leger een verklaring uit dat het niets te maken had met deze arrestaties. Grote demonstraties volgden, en de fungerende BB-leider Soediro eiste binnen 48 uur de vrijlating van zijn strijdmakkers. Soedirman gaf opdracht hiertoe; het kabinet haastte zich, om gezichtsverlies te voorkomen, dit te bevestigen. In feestelijke sfeer werden de ex-gevangenen triomfantelijk onthaald, waarbij Soerjo hun kant leek te kiezen. Een kabinetszitting met Soekarno, Hatta en Soedirman vond de minst vernederende uitweg: per 1 juni werd een Pemerintah Daerah Rakjat dan Tentara, een Regionaal Volks- en Militair Bestuur ingesteld, dat in de plaats kwam van de hoven en de KNI. Soetarto werd de sterke man van een werkcomité, waarin de Barisan Banteng ruim was vertegenwoordigd. ‘Sterke man’ Soerjo werd teruggezet tot adviseur. Het leger met Soedirman en Soetarto in de voorste linie had samen met de oppositie de macht overgenomen. Voor het eerst was sprake van een officieel aandeel van het leger in het bestuur. De regering had bakzeil moeten halen met zijn steun aan impopulaire feodale instituties. Het kabinet stelde de Badan Pekerdja van de KNIP op 5 juni een Wet

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

340

Verguisd en vergeten

op de Noodtoestand voor, die na aanvaarding, zoals Hatta bij een bezoek aan Solo op 6 juni uitlegde, voor Solo zou worden afgekondigd. De wet hield de vorming in van een Dewan Pertahanan Daerah (DPD, Regionale Defensieraad) waarin de resident als voorzitter, twee leden van het vertegenwoordigende lichaam, de militaire commandant en drie volksleiders zitting zouden nemen, met zeer uitgebreide bevoegdheid, en verantwoording aan het kabinet, of bij nationale noodtoestand, aan de Dewan Pertahanan Negara (Staatsdefensieraad). Het kabinet durfde het niet aan de wet ongewijzigd te laten gelden in Solo. In een amendement werd Soetarto tot voorzitter van de Defensieraad benoemd. Hevige gevechten in West-Java tussen Indonesische en Nederlandse troepen leidden tot afkondiging van de Noodtoestand voor geheel Java en Madoera. Op 10 juni werd de Solose Defensieraad geïnstalleerd, in aanwezigheid van Hatta, Soedirman, Amir en de Solose vorsten. Soetarto werd voorzitter, met Soediro (mBah), Soediro en andere radicalen als leden. Een paar dagen bracht Soetarto, onder eigen leiding, de lokale lasjkar bijeen in de Gaboengan Lasjkar Soerakarta. Soerjo ging al spoedig daarna terug naar zijn Oost-Javaanse gouverneurschap. Op 18 juli werden Iskaq Tjokrohadisoerjo en Soediro door Soekarno als resident en vice-resident geïnstalleerd. De regering had in alle opzichten de nederlaag geleden; de afkondiging van de noodtoestand kon dat nauwelijks verhullen.125 De onderdrukking van de oppositie in Banten en Noord-Java was zonder veel moeite geschied. In Solo faalde de regering. De oppositie was sterker en gematigder en had in de in diskrediet geraakte hoven een dankbaar mikpunt. En doorslaggevend was de steun van het leger; Soedirman en Soetarto kozen de kant van de oppositie en oogstten de zege. Dat hield ook in dat zij een reëel, zelfs beslissend aandeel kregen in de bestuursmacht. Het zou heel goed naar meer kunnen smaken. Kan de gang van zaken in Solo wel een sociale revolutie worden genoemd? Er is sprake van een groot verschil met de sociale revoluties in Banten en Noord-Java. Eerder was er sprake van een ‘gewone’ strijd om de macht in een belangrijke stad.126 De feodale hoven waren daarbij slechts een unieke, lokale factor. De Barisan Banteng, die aan radicale kant het voortouw nam, vond zijn inspiratie in Javaans-nationalistische ideeën en stond in het poli125 Deze weergave volgt grotendeels Anderson 1972:347-69, 403, note 83. Ook hierover Soebagijo 1981a:165-70; Nalenan 1982:80-3; Rosihan Anwar 1995:117-8 en Julianto Ibrahim 2004:157-66. Voor de arrestaties van de BB-top en de reacties daarop: Antara, 28-, 30-5- en 3-6-1946; Lasjkar, 25-, 28-, 29-, 30-5- en 1-, 2- en 3-6-1946; Merdeka, 29-5-1946. Ook kort in D. Anderson 1976b:5-6. De installatie van Iskaq en Soediro door Soekarno in Antara, 19-7-1946. 126 Anderson 1972:357 noemt de toenemende onrust in Solo een reactie op de arresten van de PP-leiders in maart. Hij legt hier mijns inziens onterecht een verband. Solo kende zijn eigen dynamiek; de oppositie zijn eigen programma.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

341

tieke spectrum het dichtst bij de PNI. De arts Moewardi was de charismatische voorman van de Barisan Banteng, een moedige, puriteinse en krachtige persoonlijkheid – een geestverwant van Soedirman en Sarmidi.127 Soedirman volstond bij de arrestatie van de PP-leiders met een verklaring dat het leger hiermee geen enkele bemoeienis had gehad; in Solo, twee maanden later, bleef het niet hierbij. Hij gaf opdracht de gevangenen vrij te laten. In het daaropvolgende overleg in regeringsverband werd hij beloond voor zijn eigenrichting en werd zijn divisiecommandant Soetarto tot de machtigste bestuurder van Solo benoemd. Leger en regering Soedirmans optreden paste ook in de voortgaande krachtproef tussen zijn leger en Amirs ministerie van defensie. De door Amir ingestelde Staf Pendidikan Politik Tentara (Pepolit, Staf voor Politieke Scholing van het Leger), gedomineerd door Amirs partijgenoten in officiersrangen, werd door vele officieren gezien als politieke inmenging in het leger en de voorbode van de toepassing van politieke criteria in het benoemingsbeleid. Amir zocht ook meer invloed op de strijdorganisaties, waartoe hij het Biro Perdjoeangan, geleid door generaal-majoor Djokosoejono, aan zijn ministerie verbond. Didi Kartasasmita, eerst KNIL-officier en overgegaan naar de TRI, schreef over Amirs optreden als minister van defensie in zeer negatieve termen. Amir Sjarifoedin werd, behalve door zijn eigen partij, over het algemeen door een ieder gewantrouwd, dus niet alleen door de Masjoemi. Men meende, dat hij een verrader was. Amir bracht zijn partij tot ongekende bloei, wat hij voornamelijk wist te bewerkstelligen door aan genoemde partij grote sommen ORI [Oeang Republik Indonesia, Republikeins geld] te verstrekken, hetgeen hij gemakkelijk kon doen gezien zijn functie van Minister van Defensie en naderhand tevens die van Minister-President. De discipline in het geregelde leger (TRI) ondermijnde hij door het leger te doordringen van de socialistische doctrines. Zo is hij de oprichter van de afdeling Pepolit, een afdeling, welke in iedere staf vertegenwoordigd was. Door het plaatsen van Pepolit-officieren in nagenoeg alle eenheden, trachtte hij het gezag van de Troepencommandanten te ondermijnen […]. Zijn eigen leger, de lasjkars, bij elkaar gebracht onder het Bureau Perdjoeangan, breidde hij uit, waarbij hij onnoemelijke schatten geld uitgaf. In de zeemacht (ALRI) trachtte hij zijn gezag te vestigen en consolideren door zijn Laksamana [Admiraal] Atmadji, plein pouvoir te geven en onbeperkte hoeveelheden geld te fourneren. Aldus heeft Amir Sjarifoedin in de periode, dat hij Minister van Defensie was, de discipline in de TRI tot een minimum weten terug te brengen. 127

Over Barisan Banteng en Moewardi, zie Anderson 1972:262-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

342

Verguisd en vergeten

Soedirmans adviesraad. Voorste rij van links: Moewardi, Soetomo, Soedirman, Wachid Hasjim, Moh. Saleh; achterste rij van links: Tirwan, Sajoeti Melok.

Soedirman antwoordde op Amirs acties op 20 april met de instelling van een adviesraad, Dewan Penasehat Poetjoek Pimpinan Tentara, waarin hij een aantal coryfeeën uit de strijdorganisaties verzamelde: Sajoeti Melok, Tirwan en Koesnandar, namens de Dewan Perdjoeangan van Midden-, West- en Oost-Java, Moewardi (Barisan Banteng), Soetomo (BPRI), Wachid Hasjim (GPII) en Mohammad Saleh Werdisastro (Lasjkar Rakjat Djokja). Op een enkele Pesindo-aanhanger na, was hier een aanzienlijke oppositionele macht verzameld.128 Was hier de slag aan Soedirman, bij de voorstellen voor de reorganisatie van het defensieministerie, de opzet van het leger en de relaties met de strijdorganisaties leverde de ingestelde commissie na drie maanden een voorstel 128 Antara, 23-4-1946, in Merdeka, 23-4-1946. Ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 112(17/24-4-1946):336. Over Pepolit en Biro Perdjoeangan: Anderson 1972:250-2, 370-1; Saleh As’ad Djamhari 1971:49-51, 1979:47-50; D. Anderson 1976:140-1; Nugroho Notosusanto 1984:456; Cribb 1991:119-23; Salim Said 1992:44-5, 47-8; Sundhaussen 1982:25-7; Sejarah TNI 2000, I:22730. Didi’s opvatting in CMI, ‘Interrogatie-rapport van de ex-Gen.Maj. D. Kartasasmita’, Batavia, 30-10-1948, p. 13, in NA, HKGS GG 38-6165. Didi had uit desillusie met de Republik op 31 mei 1948 ontslag uit het leger genomen en werd in Nederlands gebied op 3 oktober 1948 gearresteerd (Tatang Sumarsono 1993:238-42).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

343

af, dat het ministerie de beleidstaken toedeelde, en het legerhoofdkwartier de uitvoering opdroeg. Ook de Polisi Tentara werd onder ministerieel gezag geplaatst. Deze reorganisatie werd gevolgd en de nodige benoemingen werden verricht. Hoe de werkverdeling zou verlopen bleef af te wachten. De tien bestaande Javaanse divisies werden heringedeeld tot zeven divisies. Op 23 mei werden commandanten en chefs-staf gekozen. De sterke man in Djokja, generaal-majoor Soedarsono, was niet tevreden met zijn verkozen chef-staf, en slaagde er in zijn eigen kandidaat, luitenant-kolonel Oemar Djoy, die functie te laten innemen.129 In Solo was niet kolonel Soetarto tot commandant gekozen, maar generaal-majoor Soediro. Dit gebeurde tijdens het hoogtepunt van de antifeodale actie in Solo en bleek onaanvaardbaar voor Soetarto’s collega’s. Soetarto bleef in functie en werd uiteindelijk als zodanig bevestigd door de minister. De politiek meest gevoelige regio’s Djokja en Solo kregen dus divisiecommandanten, die tegen de regeringswens waren ingegaan. Het was daarna bijna vanzelfsprekend dat zij in oppositiekring steun zochten ter versteviging van hun positie. In dat opzicht zaten zij op één lijn met Soedirman, die Amirs pogingen het leger onder zijn gezag te brengen bestreed, en die ook met de nodige argwaan Sjahrirs diplomatieke koers volgde en in beginsel dicht bij de onverzoenlijke PP-opstelling tegenover de Nederlandse terugkeer stond.130 In Tawangmangoe zullen al deze ontwikkelingen met stijgende aandacht zijn gevolgd; de crisissfeer, die het uitroepen van de noodtoestand had versterkt zal zich ook aan het zestal daar hebben meegedeeld. De uitkomst van de crisis in Solo bracht Soetarto aan de macht, een man die hen goedgezind was, en van wie Sastrolawoe een ondergeschikte was. Soebardjo en Iwa konden zonder veel risico zo nu en dan Solo bezoeken, waar zij politiek overleg pleegden in partijverband of bij politieke vrienden. De nieuwe bestuursvorm in Solo werd in Tawangmangoe gekopieerd. Sastrolawoe werd voorzitter van de lokale Dewan Pemerintah. Yamin werd zijn adviseur en Tan Malaka gaf politieke cursussen aan de militairen.131

129 Eryono et al. 1985:71 bevat een organisatieschema van Soedarsono’s divisie; Eryono et al. 1985:175-7 verschaft biografische gegevens over Soedarsono. Soedarsono 1961 beschrijft de ontwikkelingen in Djokja tot januari 1946, met de eigen aanzienlijke rol daarin. 130 Grotendeels ontleend aan Anderson 1972:370-8. De oorspronkelijke benoemingen in Antara, 24-5-1946. 131 In een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, met deze gegevens onder de datum 8-7-1946 op pp. 10-1, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

344

Verguisd en vergeten

De strijd om de macht in de PKI Tan Malaka had nog een andere zorg, die hem in Tawangmangoe een omvangrijke brochure in de pen gaf: de ontwikkelingen in het Indonesische communisme. Mr. Joesoef was met zijn heroprichting van de PKI mogelijke concurrenten uit de PKI-Moeda, de illegale PKI, voorgeweest, en de communisten die uit Nederland en later uit hun ballingschap in Digoel via Australië terugkeerden kozen niet voor een rechtstreekse confrontatie. De illegale PKI bleef voorlopig ondergronds, waarbij Amir Sjarifoeddin, Soedisman en Wikana als leiders worden genoemd, spoedig aangevuld met de uit Nederland gekomen Abdoelmadjid. Voorshands zagen zij niet de noodzaak te PKI te laten herleven; de Partai Sosialis kon beter en als enige de rol van marxistischleninistische partij vervullen. In dat opzicht zal er bij hen weinig sympathie hebben bestaan voor Joesoefs PKI, die de naam usurpeerde en daarnaast een radicaler programma voorstond. In zijn binnenlandse oriëntatie verschilde de PKI-Joesoef van de illegale PKI-kern die de internationale, communistische Volksfrontpolitiek nog voortzette.132 De PKI groeide uit tot een landelijke partij met in december 1945 16 afdelingen, en een eigen theoretisch orgaan, ‘Bintang Merah’, dat van half november tot eind december vijf keer verscheen.133 Op 11 december werd een eigen strijdorganisatie gevormd, de Lasjkar Merah, onder leiding van bestuurslid E. Coerdian.134 In januari organiseerde de Lasjkar Merah in Solo een militaire training en politieke scholing, die een maand duurde.135 Joesoef en Soeprapto waren, als voorzitter en secretaris, de voormannen van deze PKI. Tot de leden van het Markas Besar (Hoofdkwartier) – de benaming Politburo werd dus niet gebruikt – behoorden verder Djalil, Tan Malaka’s trouwe begeleider, en bij de voorlichtingssectie Bujung Saleh. In een 12-punts-programma over parlement en verkiezingen was opmerkelijk dat het kiesrecht slechts aan alfabete kiezers werd toegekend.136 Deze PKI was een trouw en gewaardeerd lid van de PP die bijvoorbeeld de opstap voor Tan Malaka had kunnen worden naar een nieuwe functie in de communistische beweging. Van initiatieven of interesse hiertoe is niets geble132

Interview Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980. Aflevering zes verscheen pas op 15 juli 1946. De oplage was drieduizend (Soe Hok Gie 1997:58). 134 Merdeka, 26-12-1945; Bintang Merah, 31-12-1945; Boeroeh, 2-1-1946. Ook Soe Hok Gie 1997:58 en Anderson 1972:343. 135 Soeranto Soetanto 1981:76; Anderson 1972:345; Soe Hok Gie 1997:58. 136 Soeranto Soetanto 1981:74-5, ontleend aan Soeloeh Merdeka, 4-1-1946 en Berita Indonesia, 13-1-1946 (deze datum is fout; op die dag verscheen de krant niet). Zie ook Soe Hok Gie 1997:56-8 en Anderson 1972:343. 133

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

345

ken; de PP zelf met de niet-partijgebonden promotor Tan Malaka als hoogste leider opende blijkbaar betere perspectieven dan een door zijn naam belaste partij, die bovendien niet alle communisten onder zijn vaandel verenigde. De PKI had voor 1 tot 3 februari zijn eerste conferentie uitgeschreven in Cheribon, de thuisbasis van Joesoef, waar hij op de nodige aanhang kon rekenen. De bijeenkomst werd uitgesteld en op 8 februari geopend. Honderden gewapende leden van de Lasjkar Merah meldden zich eveneens.137 Hun aanmatigend optreden en hun provocaties van de lokale politie en TRI leverden een gespannen sfeer op.138 De militante redevoeringen op het congres, ten aanhoren van drieduizend mensen, oefenden in dat opzicht geen matiging uit. Soeprapto veroordeelde Soekarno’s optreden tijdens de Japanse bezetting toen hij steun gaf aan de gedwongen rijstleveranties en de romushawerving. En na de Proclamatie was evenmin veel goeds te vermelden over het nationalisme en socialisme van de regering. Hun anti-imperialisme en antikapitalisme was vernis; met hun diplomatie hadden zij de strijd van de arme massa verzwakt. Zij zaten welgedaan op hun ministerszetels. De onafhankelijkheid was er slechts voor de bourgeoisie. Arbeiders en boeren moesten zich inzetten voor een Sovjetrepubliek Indonesië. Met nadruk verklaarde Soeprapto dat de PKI zich niet tegen de godsdienst opstelde. Joesoef prees de Sovjetunie, zei al contacten met communisten buiten Indonesië te onderhouden, en liet tot slot de ‘Internationale’ zingen en de leuze ‘Sovjet’ roepen.139 De besluiten vroegen om personele aanpassingen in KNI en kabinet, openbaar overleg vooraf aan de onderhandelingen met Van Mook en vrijheid van pers en vergadering, ook voor militairen, alsook stakingsrecht. Proletarische arbeiders- en boerenbonden moesten worden gevormd. Een dagblad ‘Njala’ zou gaan verschijnen in Soekaboemi; ‘Bintang Merah’ zou als weekblad in Solo worden uitgegeven. Aan de Markas Besar werd de PKI-veteraan Soetopo Wonobojo toegevoegd, en Sastrosoewirjo werd met arbeiderszaken belast.140 Inmiddels liep buiten de congreszaal de situatie uit de hand. In de reeks van incidenten tussen Lasjkar Merah enerzijds en leger en politie anderzijds ging de Lasjkar Merah over tot ontwapening van allereerst de Polisi Tentara. De gang van zaken leidde tot een machtsovername van de Lasjkar Merah in de stad. De PKI-eenheden trokken vervolgens op naar Linggadjati, waar het hoofdkwartier van de regionale TRI-divisie was gevestigd. Deze had zich teruggetrokken en trok, versterkt met zeshonderd man uit Tjikampek, 137 138 139

6.

Boeroeh, 30-1- en 11-2-1946. Soeranto Soetanto 1981:83-5; Anderson 1972:345. Anderson 1972:343-4; Boeroeh, 18-2-1946; Soe Hok Gie 1997:59; Soeranto Soetanto 1981:85-

140 Boeroeh, 12-2-1946; Merdeka, 13- en 15-2-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-3(13/202-1946):99-100, 1-4(20/27-2-1946):130; Soe Hok Gie 1969:59-60.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

346

Verguisd en vergeten

Cheribon weer binnen en hernam zonder veel moeite in de nacht van 13 op 14 februari de stad. Joesoef, en nog enkele PKI-leiders werden opgepakt. De strijd eiste één dodelijk slachtoffer aan legerkant en een aantal gewonden. Het leidersduo en nog 36 anderen werden in Cheribon in september 1946 voor een militaire rechtbank gebracht. Joesoef en Soeprapto werden in november tot drie en anderhalf jaar celstraf gevonnist.141 Het lijkt er op dat incidenten uit de hand liepen en dat de Lasjkar Merah op eigen initiatief in actie kwam, zonder medeweten van de PKI-leiding. Joesoef stemde op 13 februari in met de teruggave van in beslag genomen wapens, maar van uitvoering kwam niets terecht. De elementaire fouten die de Lasjkar Merah maakte in zijn optreden, maken het des te waarschijnlijker dat niet van een vooraf beraamde machtsovername sprake was.142 Van de gebeurtenissen na afloop van de PKI-conferentie, met inbegrip van de arrestatie van Joesoef en zijn medestanders, verscheen niets in de pers. Pas op 2 maart kon de goede verstaander een redelijke gissing maken van de gang van zaken. Op die dag gaf de ‘Zuiveringscommissie met betrekking tot de PKI die werd opgericht en geleid door mr. Mhd. Joesoef cs’, de Panitia Pemberesan PKI (PKI-Zuiveringscommissie), een verklaring uit na tweedaags overleg van zestig communisten van allerlei achtergrond in Djokja. De vergadering kwam bijeen ter bespreking van de PKI-Joesoef en de ‘zeer betreurenswaardige gebeurtenissen na afloop van de conferentie’. Het hoofdbesluit was dat de verklaring van Joesoef en zijn geestverwanten dat zijn PKI de voortzetting van de PKI-1926 was, niet werd erkend en ten stelligste afgewezen door de commissie. De commissie wierp zich op als een tussenbestuur en riep alle bestaande PKI-afdelingen contact met haar op te nemen ter voorbereiding van een zuiveringsconferentie. ‘Alle communisten in geheel Indonesië, niemand uitgezonderd, zowel zij die zich nog niet, als zij die zich al in wat voor organisatie dan ook hebben georganiseerd’, werd om hulp en steun gevraagd. Tot slot hoopte de commissie, dat regering en volk, vooral de leiders, de daden van de foute leiders wilden scheiden van de 141

Voor een verslag van de strijd: Soeranto Soetanto 1981:87-101, voor een flink deel gebaseerd op Siliwangi 1968:99-103, 1979:65-7. Verder Anderson 1972:344-5; Nasution 1977, II:544-5; Iwa Kusuma Sumantri 1963:140; Abels 1983:12-6; Dien Majid en Darmiati 1999:206-13; Sejarah TNI 2000, I:243-4; Hasan Raid 2001:68-9. Een bericht over het proces in Antara, 14-9-1946. De PKI weersprak vervolgens dat de Lasjkar Merah bij deze zaak was betrokken; het was louter een aangelegenheid van Joesoef en Soeprapto (Antara, 24-9-1946). De straffen in Kedaulatan Rakjat, 30-11-1946. Volgens Nasution werden Joesoef en Soeprapto tot drieënhalf jaar veroordeeld. In het onafhankelijke Indonesië werd Joesoef weer in genade aanvaard door de PKI en was hij weer actief in de organisatie van chauffeurs. Sin Po, 22-8-1951 verschaft deze gegevens bij het bericht over zijn arrestatie in een golf van regeringsmaatregelen tegen communisten. Mr. Joesoef kwam in 1953 om bij een verkeersongeluk (Soeranto Soetanto 1981:105). 142 Soeranto Soesanto 1981 benadrukt vele malen dat van een bewuste machtsgreep sprake was, maar zijn verslag levert overvloedige feiten voor het tegendeel.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

347

beginselen van de PKI en het communisme. Voorzitter Sismadi en secretaris Slamet Sarwoko ondertekenden de verklaring.143 De bijeenkomst van de Zuiveringscommissie was een zeldzame gelegenheid waarbij het heroriënteringsproces van de PKI in de openbaarheid kwam. Voor het overige was sprake van een ondergrondse strijd om de macht, waarbij het initiatief lag bij de vertegenwoordigers van de illegale PKI, na het echec van Joesoef. Die groep leek ook het best aan te sluiten bij de internationale communistische lijn. Joesoef stond politiek nabij Tan Malaka, en zijn falen deed ook afbreuk aan Tan Malaka’s mogelijkheden tot een rentree in PKI-gelederen. Diens arrestatie op 17 maart verloste het kabinet niet alleen van een fundamentele oppositie, maar maakte het de illegale PKI ook een stuk gemakkelijker de PKI te ‘zuiveren’ en naar eigen wens in te vullen. De precieze gang van zaken hierbij is niet duidelijk, maar de hulpbronnen van Amirs ministerie waren zeer behulpzaam bij de machtsovername in de PKI. Volgens Bujung Saleh, zelf lid van de Zuiveringscommissie, waren Amir en Soedisman de drijvende krachten tegen de samenwerking. Beiden hadden ook zitting, met Tan Ling Djie en Wikana, in de ondergrondse leiding van de PKI, die de koers van de bovengrondse PKI bepaalde.144 Hiervoor worden in andere opgaven ook Abdoelmadjid, Setiadjit en Maroeto Daroesman als leden genoemd.145 Tan Malaka en de Pari-aanhang meenden overigens ook recht te hebben op een aandeel in de PKI-top. Djalil hield tijdens de bijeenkomst van de Zuiveringscommissie een pleidooi voor samenwerking.146 Mardjohan, de tot generaal bevorderde PS-voorman, steunde de Tan-Malaka-aanhang met geld en andere faciliteiten.147 Een bijeenkomst van ongeveer driehonderd communisten in Solo op 17 maart bevestigde de besluiten van de Zuiveringscommissie, overigens niet zonder slag of stoot. De afdeling Solo had zich na de conferentie in Cheribon losgemaakt van de PKI-Joesoef, en haar bestuursleden leverden heftige kritiek op Joesoefs handel en wandel op deze bijeenkomst: op zijn tweedrachtzaaien 143 Boeroeh, 5-3-1946; Penghela Rakjat, 11-3-1946: Lasjkar, 12-3-1946; Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-6(7/13-3-1946):192, die als data van het overleg 1 tot 3 maart noemt. 144 Interview Bujung Saleh, Djakarta, 25- en 30-8-1980. 145 Interview Siauw Giok Tjhan, Amsterdam, 19-11-1981 noemt ook Setiadjit en Maroeto Daroesman. Soerjono 1980:64, 77 komt met zeven namen: Amir, Tan Ling Djie, Abdoelmadjid, Setiadjit, Maroeto, Wikana en Soedisman. Setiadjit noemde in september 1948 vijf leiders van de PKI-illegaal: Amir, Maroeto Daroesman, Tan Ling Djie, Wikana en zichzelf (Buruh, 9-9-1948). Achmad Sumadhi (interview Djakarta, 13-11-1980) noemt Tan Ling Djie (de leider achter de schermen), Amir, Abdoelmadjid en zichzelf, terwijl nog anderen ook tot het bestuur behoorden. De opgave in Kromorahardjo 1998:93; Imam Soedjono 2006:114 telt elf namen: Amir, Tan Ling Djie, Wikana, Setiadjit, Maroeto Daroesman, Soedisman en als ´nieuwe´ namen Sukisman, Sutrisno, A. Tjokronegoro, Jusuf Muda Dalam en Gondo Pratomo, terwijl Abdoelmadjid is vergeten. 146 Interview Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980. 147 Interview Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980; Tamin 1957a:4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

348

Verguisd en vergeten

in de PKI en zijn aanvallen op de regering en de TRI. Toen Soejono, KNI-voorzitter in Solo, die dichtbij Tan Malaka stond, enige relativering inbracht, brak er een vechtpartij uit. Soejono en medestanders werden vastgehouden.148 De strijd om de PKI-macht kreeg een belangrijke impuls toen op 13 maart een groot aantal Digoelbannelingen uit Australië terugkeerde. Zij brachten met zich mee een bitter onderling conflict – tussen de communisten die in aansluiting met de Sovjetkoers de geallieerde oorlogsinspanning steunden en zij, met een kern van Parileden, die samenwerking met Nederland bleven afwijzen. Die tegenstelling was diep en hevig – enerzijds de verwijten van het verraad aan de opstand van 1926 en trotskistische sympathie aan Tan Malaka en Pari, anderzijds het verwijt van coöperatie met de koloniale onderdrukker. In Australië al stonden diverse organisaties zo vierkant tegenover elkaar. Zij keerden grotendeels tegelijkertijd terug in Indonesië, versierd met een aureoo­l als martelaar en Digoelbanneling, maar vanzelfsprekend nog maar slecht op de hoogte van de interne verhoudingen.149 De Moskoucommunisten hadden voor hun vertrek uit Australië een vergadering met de Australische communisten, waar zij een radicale boodschap meekregen – geen compromis met het koloniale regime en inzet voor een landverdelingsprogramma. Bij terugkeer werd dit door de zittende leiding en de ‘Nederlandse’ communisten afgedaan als trotskistisch. De ‘Australiërs’ bogen voor de ‘intellectuelen’ en de leiders die ter plekke ervaring hadden opgedaan in de Japanse tijd en de prille Republik.150 De terugkeer van Djamaloeddin Tamin en zijn geestverwanten Op 13 maart 1946 zette Djamaloeddin Tamin, tezamen met ook Jahja Malik Nasoetion, broer van Adam Malik, A.J. Patty en Malelo Siregar, weer voet op Indonesische bodem. Hij werd als één van de voormannen van de groep 148

‘Partai Komoenis Indonesia (P.K.I.)’, Voice of Free Indonesia 1-35(21-9-1946):5-6 noemt deze vergadering. In de pers verscheen geen verslag. De overige informatie komt uit een nogal rommelig verslag in KITLV, Collectie-Gobée H 1085-46. 149 De aankomst wordt gemeld in Antara, 15-3-1946. Tamins bemoeiingen met Indonesië uit Australië waren al vroeg, voor zijn komst opgemerkt van Nederlandse zijde. De nota ‘De “Repoeblik Indonesia”, gezien als product van het communisme als politieke macht en economisch systeem’, pp. 10-3, in KITLV, Collectie-Vermeulen somt ze op. De lotgevallen van beide groepen in Australië vallen buiten het bestek van dit boek. De polemiek over de opstelling in Australië zal wel regelmatig aan de orde komen. De bestaande literatuur hierover is niet in alle opzichten bevredigend, vooral door beperkt bronnengebruik (Mohamad Bondan 1971; Hogan 1972; Lockwood 1975; Anhar 1990; Molly Bondan 1992, 1995; Bennett 2003). Ik heb een publicatie in voorbereiding over het interneringskamp Boven-Digoel, waarin de Australische periode uitgebreid zal worden behandeld. 150 Interview Achmad Sumadhi, Djakarta, 13-11-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

349

ontvangen. Hij vroeg om een onderhoud met Sjahrir, die hij in Digoel had leren kennen, en aan wie hij verslag wilde doen van zijn ervaringen. Voor hij op 18 maart door Sjahrir werd ontvangen had vooral Halim, Tan Malaka’s klasgenoot in Fort de Kock, hem uitgebreid geïnformeerd over de binnenlandse politiek, in anti-Sjahrir-geest. Tamin sprak op 18 maart drie uur lang met Sjahrir, die zei geheel in te stemmen met het PP-programma en dat ook uit te voeren. Nadat Tamin uitgebreid had gewaarschuwd tegen de pro-Nederlandse acties in Australië van ook Sjahrir’s verbannen partijgenoten van de vooroorlogse PNI-Baroe in het verband van de Sibar (Serikat Indonesia Baroe, Verbond voor een Nieuw Indonesië), vroeg Sjahrir Tamin tot slot in Djakarta in overheidsdienst te treden. De volgende dag werd dat concreet herhaald; Tamin zou een functie krijgen in Natsirs voorlichtingsministerie. Tamin was echter vastbesloten naar het binnenland te vertrekken. Sjahrirs klaarblijkelijke poging Tamin voor zijn kant te winnen, liep stuk op diens vastberadenheid.151 Op het punt van vertrek naar het station, vroeg een jongeman Tamin te spreken. Hij toonde een aanbevelingsbrief van Tan Malaka, waarin werd vermeld dat deze Sjahroeddin als Antara-correspondent naar de Philippijnen zou vertrekken, en waarin hij Tamin vroeg hem een aantal adressen daar en elders te verschaffen. Tamin leverde dat inderhaast en tot slot fluisterde Sjahroeddin dat Tan Malaka was opgepakt. Tamin liet, uit vrees voor eigen arrestatie, zijn bagage achter bij vrienden in Djakarta, en vertrok op 20 maart naar Solo. Hij werd daar inderdaad opgewacht en, ‘voor zijn eigen veiligheid in een kritieke periode’, opgesloten, bewaakt door vier mederepatrianten. Na twee weken, en veel aandrang en protest, kreeg hij zijn vrijheid voor 72 uur terug, om in Djokja Soekarno en Hatta te bezoeken.152 In Djokja zocht hij Moechtar op, die als waarnemend secretaris van de PP optrad na Soekarni’s arrestatie. Deze regelde een afspraak bij Hatta, en ging ook mee op bezoek. Tamin zag zo een tweede ex-Digoelbanneling weer, met wie hij tweeënhalf uur sprak. Tamin vroeg om vrijlating van Tan Malaka en overleg over uitvoering van het minimumprogram. Hatta zei vooral bezwaren te hebben tegen de punten over de nationalisatie. Zoals ook al in Digoel, debatteerden de beide mannen heftig. Tot slot verwees Hatta Tamin naar Amir en regelde voor hem een afspraak bij deze minister. Dat gesprek duurde niet zo lang. Volgens Tamin verklaarde Amir het volledig eens te zijn met het PP-programma, dat ook regeringsprogram zou worden, en zou hij Tan Malaka, na zijn terugkeer van een reis naar Sumatra op 15 april, spoedig 151

Tamin 1966:41-4; ook Tamin 1957a:95-6, 1957b:82, 1970a, III:15-7; Tamin in Peringatan sewindu 1957:35-6; Tamin in Sudijono Djojoprajitno 1962:15-6. Tamins komst bleef lang onopgemerkt. Merdeka maakte pas op 3-6-1946 melding van zijn terugkeer. 152 Tamin 1966:44-7; ook Tamin 1957a:51, 93, 1970a, III:18; Tamin in Peringatan sewindu 1957:36; Tamin in Sudijono Djojoprajitno 1962:16.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

350

Verguisd en vergeten

vrijlaten. Amir strooide hiermee Tamin zand in de ogen; inmiddels speelde hij in de strijd om de macht in de openbare PKI de kaart-Sardjono, in 1926 PKI-voorzitter en op dezelfde boot als Tamin uit Australië teruggekeerd, met een oorlogsverleden als Sibarvoorman en NICA-officier.153 Tamin zocht vervolgens in Krawang de leiding van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya op, maar was op 14 april terug in Djokja, in afwachting van de terugkeer van Amir en de inlossing van diens beloften. Op 21 april154 kreeg hij de kans om Tan Malaka op te zoeken in Tawangmangoe. Soejono, een goede kennis van lokale commandant Sastrolawoe, bracht Tamin in zijn eigen auto naar het vakantiedorp – hun eerste ontmoeting in de Republik Indonesia, voor het bestaan waarvan zij zoveel offers hadden gebracht, met de één gevangen en onder zware bewaking, en de ander in onzekere omstandigheden en onder arrestatiedreiging. Beide mannen zullen elkaar veel te vertellen hebben gehad. Tamin bleef een week in Tawangmangoe. Eén van de afspraken was dat Tamin zitting zou nemen in het nieuwe PKI-bestuur, samen met Sardjono – een wens die ook de Zuiveringscommissie koesterde. Tamin had persoonlijk weinig lust met Sardjono en andere Sibarleden in één bestuur te zitten, maar week voor de aandrang van Tan Malaka en zijn geestverwanten Soekarni, Adam Malik, Pandoe, Maroeto Nitimihardjo, Mardjohan, Soejono en Kartopandojo.155 Drie bestuursleden van de Partai Kebangsaan Indonesia – Parki, maar ook af te korten tot PKI, Indonesische Nationalistische Partij – de organisatie van Indonesiërs in Australië die weigerden met Nederland samen te werken, en waarin naar Digoel verbannen Parileden prominent waren – Jahja Malik Nasoetion, Malelo Siregar en Rais Soetan Mangkoeto – waren gemachtigd om de actie van de partij in de Republik voort te zetten en naar bevind van zaken te laten opgaan in een andere partij. Patty, van Ambonese herkomst en met een groot prestige, zou in Djakarta actie ontplooien om zijn streekgenoten los te weken van Nederland en over te halen tot steun aan de Republik. Een deel van het Parki-kader ging naar Cheribon, Jahja Malik Nasoetion trok voorlopig naar Poerwokerto. Hij ontmoette zijn oude kameraad Soekarno twee maal. Diens aanbod hoog ambtenaar te worden wees hij af; zijn taak lag bij de Parki. Op 27 april 1946 verhuisde Jahja naar Solo.156

153

Tamin 1966:47-9; ook Tamin 1957a:93, 96. In ‘Sepatah kata pengantar dan sedjarah-pendek Pustaka-Murba’, Djokjakarta, 30-9-1949, 2 pp., een kopie van een stencil van Pustaka Murba, stelt Tamin de ontmoeting op 20 april. 155 Tamin 1957a:4, 51, 97, 1970a, I-II:26-7; Tamin in Sudijono Djojoprajitno 1962:20-1. 156 Jahja Malik Nasution 1958:132-3. 154

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

351

De PKI sluit Tan Malaka uit De Panitia Pemberesan PKI had op 4 april een ontmoeting met een aantal leden van het onthoofde Markas Besar PKI, waar werd besloten dat de PKIafdelingen en de leden van de Zuiveringscommissie van 29 april tot 1 mei een conferentie in Solo zouden bijeenroepen. De agenda werd in gezamenlijk overleg vastgesteld. Elke afdeling mocht drie leden sturen; alle leden van de Zuiveringscommissie waren blijkbaar welkom.157 Op de agenda stond de keuze van een voorzitter en secretaris in die vacante functies, waarbij als voorzitter Sardjono, ‘voorzitter van de PKI in 1926 die werd verbannen naar Digoel en nu terug is uit Australië’, werd voorgesteld. Deze aankondiging werd tien dagen tevoren verspreid.158 Volgens Tamin was de organisatie van het congres geheel in handen van de medestanders van Amir en Sardjono en werden de Pari-aanhangers geweerd. Honderd man, onder wie Tamin zelf, Mardjohan en Soejono, werden zo uitgesloten. Tamins groep kreeg geen zetel in het PKI-bestuur en het voornemen om op 1 mei 1946 met de vorming van een brede communistische coalitie tevens het bestaan van de Pari te beëindigen liep zo spaak.159 De PKI-conferentie opende – met 22 afdelingen vertegenwoordigd – op 29 april met het verslag van de Panitia Pemberesan, een onderwerp dat werd geleid door Mardjohan – die wèl aanwezig was, wellicht één van de weinige Parisympathisanten. Al op de eerste dag werd Sardjono een hoofdrol toebedeeld. Hij deed verslag van zijn ervaringen in Digoel en Australië en benadrukte het internationale karakter van het communisme. Op de tweede dag werd Sardjono unaniem tot conferentievoorzitter gekozen, en vervolgens tot PKI-voorzitter met de volmacht zelf het bestuur verder te bemannen. Hij koos hiervoor drie strijdmakkers uit de PKI van de jaren twintig: Alibasah Winanta, Soeleiman en Hadji Datoek Batoeah, en Ali Kasim, die in de PKIJoesoef tweede secretaris was.160 Sardjono belichaamde de continuïteit en ontleende daaraan zijn gezag en aanspraken. De opheffingsverklaring van de Panitia van 9 mei noemde juist dit aspect en prees verder het ‘prachtige’ resultaat van de conferentie.161 Als persoon zou Sardjono verder geen belangrijke rol spelen; twintig jaar verbanning had wellicht zijn sporen nagelaten.162 157

Boeroeh, 22-4-1946. Antara, 18-4-1946, in Boeroeh, 20-4-1946; Merdeka, 20-4-1946, en Antara, 22-4-1946, in Merdeka, 24-4-1946. 159 Tamin 1957a:4, 97, 1966:49-50; Tamin in Sudijono Djojoprajitno 1962:21. 160 Boeroeh, 30-4- en 2-5-1946; Lasjkar, 2-5-1946; Antara, 2-5-1946, in Merdeka, 3-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 6-5-1946; Anderson 1972:346. Soe Hok Gie 1997:63-4 is zeer beknopt en niet nauwkeurig; datzelfde geldt voor de impressies van Hasan Raid 2001:71-2. 161 Antara, 9-5-1946. 162 Molly Bondan (interview Djakarta, 20-11-1986), die hem in Australië goed kende, noemde hem een ‘silly old man in my opinion’, die totaal geen activiteit ontplooide. Dit laatste chargeert. 158

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

352

Verguisd en vergeten

De conferentie stelde ook een beginselverklaring vast. De PKI, een partij van de arbeidersklasse, gebaseerd op het marxisme-leninisme, streefde naar een socialistische maatschappij. Dat doel kon niet door een minderheid worden opgelegd, maar moest de wens van de meerderheid vormen. Dit democratische uitgangspunt vroeg van de PKI de steun van boeren en bourgeoisie te verwerven, waartoe democratie en vrijheid noodzakelijk waren. In Indonesië was nu sprake van een nationale revolutie, tegen het internationale imperialisme, als deel van de wereldrevolutie. De strijd voor de Republik was de eerste stap op weg naar een socialistische maatschappij. In die strijd wilde de PKI samenwerken met alle democratische organisaties in binnenen buitenland.163 Een paar dagen later publiceerde de PKI een manifest. De inleiding verwees naar het reactionaire Nederlandse en fascistische Japanse bewind, waarin desondanks sprake was van communistisch verzet. In de Republik, toen partijen werden toegestaan, kwam ook de PKI naar voren – de PKIJoesoef werd dus niet afgedaan als een valse PKI. Na de Wereldoorlog tussen fascisme en democratie heeft de strijd een nieuwe vorm aangenomen – van progressieve krachten en het volk in de koloniën tegen de reactie. Daarbij vormt de regering van de Republik, ‘als vertegenwoordiging van allerlei groepen en lagen uit het hele Indonesische volk een democratische structuur, waarop de progressieve groepen in het volk zich baseren’. De PKI heeft zich altijd, sinds de oprichting in 1921, voor het gewone volk ingezet, ten koste van grote offers. ‘Het is een partij voor de arbeiders- en boerenklasse gebaseerd op het marxisme-leninisme (de leer van Marx, Engels, Lenin en Stalin), waarin voor “politieke avonturiers en baantjesjagers” geen plaats is.’ Eigen belang is uit den boze, in plaats daarvan is er inzet voor de hoge idealen van vrijheid en menselijkheid. Op basis van zijn ideologie kan de PKI ‘onderscheid maken tussen zaken die mogelijk en die onmogelijk kunnen worden verwezenlijkt. Ook kan een bepaalde situatie op realistische wijze worden beoordeeld, en zal de verantwoordelijkheid niet worden ontlopen.’ In de weg naar zijn doel steunt de PKI allereerst de regering van de Republik en stelt voor een ‘Nationaal Front te vormen tegen de fascistisch-reactionaire onderdrukking’.164 De regering had er in de PKI een trouwe bondgenoot bijgekregen. De diplomatieke koers van de regering verdiende in deze fase van de revolutie steun; voor socialistische experimenten in het binnenland was nog geen Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) was milder: ‘een aardige man, een echte negentiende-eeuwse marxist, een idealist die er uitzag als een Indische jongen’. Sardjono sprak op PKI-vergaderingen, zoals in Madioen op 19 mei (Antara, 20-5-1946). 163 Boeroeh, 2-5-1946; Antara, 3-5-1946, in Merdeka, 3-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 4- en 6-51946. 164 Antara, 8-5-1946, in Kedaulatan Rakjat, 9-5-1946; Merdeka, 11-5-1946. Ook in Abels 1983:18-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

353

plaats. Het manifest sneerde in een paar alinea’s de ‘politieke avonturiers en baantjesjagers’ – met deze Nederlandse woorden. Tan Malaka en zijn politieke vrienden wisten wie hiermee werden bedoeld. Illusies over een samenwerking die nog tot de PKI-conferentie waren gekoesterd, waren nu wel voor het overgrote deel vervlogen. Een paar dagen na zijn benoeming tot PKI-voorzitter, voegde Sardjono het voorzitterschap van de Konsentrasi Nasional aan zijn functies toe – een nieuwe klap voor of zelfs vernedering van Tan Malaka en zijn kring, die zo de PP zagen verwateren. De communistische gelederen werden in deze periode versterkt met de komst van Maroeto Daroesman en Setiadjit Soegondo uit Nederland. Zij konden zich beroemen op een verzetsverleden en stonden dichtbij de Nederlandse sociaal-democraten. Setiadjit was zelfs in de Tweede Kamer van het voorlopig parlement benoemd uit waardering voor zijn anti-Duitse inzet. Bij het overleg op de Hoge Veluwe fungeerden zij als adviseur van de Indonesische delegatie. Zij keerden met die delegatie terug, met instemming van Nederland. Minister-president Schermerhorn koesterde hoge verwachtingen van hun rol na hun terugkeer. Zij zouden daar duidelijk kunnen maken wat er in Nederland tijdens en na de bezetting was veranderd. Setiadjit stemde hiermee in: ‘Het is van belang zoo spoedig mogelijk tot een vredelievende oplossing te komen’ en, de wederzijdse kennis is achtergebleven bij de ontwikkelingen.165 Maroeto Daroesman, ‘a brilliant young man with some Dutch blood in his veins’, ‘daadkrachtig, soepel, goede omgang met iedereen’, en Setiadjit, ‘the smartest of them all’, maar ook ‘gesloten en zwijgzaam’, sloten zich aan bij hun lotgenoten tijdens de bezetting Abdoelmadjid, Tamzil en Moewalladi. Zij verdeelden hun krachten: Abdoelmadjid in de PS, Maroeto Daroesman in de PKI en Setiadjit in de Partai Boeroeh Indonesia.166 Partai Rakjat De reactie op de PKI-Sardjono van de Parigroep kwam snel. Op 5 of 9 mei167 kwamen in Tawangmangoe een twintigtal mannen bijeen. Soejono had voor de organisatie gezorgd. De vier gevangenen namen deel aan het overleg, 165 Deze uitspraken op de slotbespreking van de Hoge-Veluweconferentie, 24-4-1946, in NIB 4:163, 165. Maroeto en Setiadjit spraken op bijeenkomsten in Djokja en Solo op 14 en 15 mei over hun ervaringen in Nederland (Antara, 16-5-1946 (twee berichten)). 166 Abu Hanifah 1972:162-3. Hierover ook Mintz 1965:90. Volgens Siauw Giok Tjhan (interview Amsterdam, 19-11-1981), van wie de Nederlandstalige karakterisering, werden Setiadjit en Maroeto opgenomen in de leiding van de illegale PKI. 167 Tamin 1966:49 (5 mei) en 1957a:97 (9 mei).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

354

Verguisd en vergeten

natuurlijk begeleid door hun bewakers. Tan Malaka trad zelfs op als voorzitter. Hij trok tot slot de conclusie dat een massapartij moest worden opgericht naast de PKI-Sardjono, waarvoor als naam Partai Rakjat werd gekozen.168 Hij vroeg Jahja Malik Nasoetion zich in te spannen de verspreide aanhang bijeen te brengen en de Parki te laten opgaan in de nieuwe partij.169 Tan Malaka accepteerde hiermee voorshands de mislukking van zijn poging greep te krijgen op de PKI. In dat opzicht had hij door zijn volledige concentratie op de PP kansen laten liggen. De PP was na de KNIP-vergadering in Solo in een neerwaartse spiraal beland, die eindigde met zijn arrestatie. Daaraan vooraf was de PKI-Joesoef, waarin Tan Malaka op de nodige goodwill kon rekenen, maar waaraan hij nooit veel aandacht besteedde, door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, met een grote dosis eigen schuld, ten onder gegaan. Bij de ‘zuivering’ daarna werd Tan Malaka eerst volledig opgeslokt door een PP in crisis en vervolgens opgesloten en ontoegankelijk. Zijn tegenstanders maakten gretig gebruik van het gebrek aan weerwerk en namen de PKI over. Tan Malaka had daarom weinig reden tot optimisme over de toekomst van zijn politieke idealen en zijn eigen lot. De PP was in diskrediet geraakt; van de PP-leden van zo verschillende garnituur mocht worden betwijfeld of zij het ideeëngoed in stand zouden houden, zonder de promotor Tan Malaka. Een sterke positie in de PKI was hem ontgaan. Er was geen andere keuze, geheel in overeenstemming met zijn eigen vele malen opgeschreven politieke richtlijnen, dan de oprichting van een massapartij. Hij was er alleen laat mee, te laat om nog een belangrijke politieke factor te worden. Eigen in de persoonsstructuur gelegen aarzelingen, de keuze voor een schijnbaar machtige, maar in zijn samenhang broze federatie, en de afwachtende houding ten opzichte van de PKI, wellicht omdat een federatie of bredere partij, zonder ‘communisme’ in de naam, meer kans op succes leek op te leveren, vormen verklaringen hiervoor. De Partai Rakjat werd op 26 mei in Solo opgericht, ten huize van Kartopandojo, een goede vriend van Soejono, waar 75 à 100 personen aanwezig waren. Ter viering van de oprichting werd een geit geslacht. De partijgrondslag werd in de statuten in drie woorden neergelegd: antikapitalisme, anti-imperialisme en antifascisme. Het doel was positief geformuleerd: streven naar een eenheidsstaat Republik Indonesia op socialistische basis. Achttien programmapunten op politiek, economisch, sociaal en defensie­ gebied verduidelijkten dit. In politiek opzicht waren deze punten niet opmerkelijk of concreet: democratie van, door en voor het volk moest leiden tot een volksregering, rechtstreekse en algemene verkiezingen, bestrijding van de bureaucratie, volksopvoeding tot dragen van bestuursverantwoordelijk168 169

Tamin 1957a:5, 97; 1966:49; interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. Jahja Malik Nasution 1958:133-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

355

heid, verzekering van de democratische grondrechten en, apart vermeld, de vrijheid van godsdienst. Wat betreft de economie werd een planmatige economische ordening voorgestaan, een groot staatsaandeel in productie en distributie, staatsbeheer van belangrijke industrieën en vervoers- en communicatiemiddelen – concrete en radicale, maar ook voorspelbare punten – alsook onderwijs dat collectivistische ideeën moest bevorderen, en meer technisch onderwijs. Op sociaal gebied werd wetgeving gewenst ter bevordering van meer sociale rechtvaardigheid, het vastleggen van het recht op werk, verbetering van cultuur, scholing en gezondheid van het volk en de vorming van vak- en boerenbonden, en andere basisorganisaties. Wat defensie betreft werd het samenvoegen van alle Lasjkar Rakjat voorgestaan, als één reserve naast het leger. En tot slot wenste de PR sportieve oefening voor alle burgers, zodat een sterk en gezond volk paraat stond. De PR kende als hoogste orgaan het jaarlijkse congres dat het partijbestuur verkoos. De afdelingen kozen voor elke vijfentwintig leden een congresafgevaardigde, tot een maximum van vijf per afdeling. Het congres moest oordelen over het jaarverslag van het partijbestuur, en vervolgens dat partijbestuur verkiezen. Dit had ondersteuning van vier commissies: voor financiën, toezicht en beleid, scholing en propaganda. De leden betaalden Rp. 0,50 per maand. De afdelingen droegen de helft van hun inkomsten af aan het hoofdbestuur en brachten maandelijks verslag uit van de stand van zaken. Naast leden en kandidaat-leden kende de PR ook donateurs die meer dan Rp. 250 in geld of goederen hadden geschonken. De partij verklaarde zich bereid tot samenwerking met andere organisaties, mits niet strijdig met grondslag en doel. In dat kader paste toetreding tot PP en Konsentrasi Nasional.170 De vergadering koos unaniem Djamaloeddin Tamin tot voorzitter, maar deze weigerde. Zijn gezondheid was na vele jaren Digoel minder goed en hij vond het niet wenselijk tegenover de PKI-Sardjono een geprononceerde Parileider te stellen.171 Even unaniem werd vervolgens Maroeto Nitimihardjo tot voorzitter gekozen, die als bestuursleden naast zich kreeg: Soejono (vice-voorzitter), Jahja Malik Nasoetion (secretaris), Alamsoeddin (tweede secretaris), Kartopandojo (penningmeester) en Ismail (lid). Als voorlopige zetel van de PR werd Kartopandojo’s huisadres in Solo gekozen.172 Tot de oprichters behoorden ook Pandoe Kartawigoena, Adam Malik, Malelo Siregar, Slamet Gandawidjaja (Poerwokerto), Noerfandi en Karsodikromo.173 170 Antara, 27-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 30-5-1946; Merdeka 28-5-1946; Tamin 1957a:97, 1966:49, 51; Tamin in Sudijono Djojoprajitno 1962:22; interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. Statuten en Huishoudelijk Reglement in Obor Rakjat 1-1(17-1-1947):17-8. 171 Tamin 1966:49-50. 172 Antara, 27-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 30-5-1946; Merdeka, 28-5-1946; Tamin 1957a:97. 173 Tamin 1966:51; interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

356

Verguisd en vergeten

De Parki ging bij de oprichting van de PR op in de nieuwe partij. Vicevoorzitter Malelo Siregar en secretaris Jahja Malik Nasoetion maakten dit op 28 mei bekend, en vroegen alle leden zich actief in te zetten voor de nieuwe partij.174 Onder deze ex-Digoelbannelingen vond de PR een belangrijk deel van zijn kader, dat werd aangevuld met mensen uit de Lasjkar Rakjat. In het persbericht over de oprichting werd gemeld dat afdelingen in oprichting waren in Krawang, Tjikampek en Cheribon, waar de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya sterk was, Banjoemas, Tegal, Madioen (met Pak Sastro), Kediri (Taskandar, Malelo Siregar, Tatar Siregar), Djokja en Solo. Ook in Bogor, Soekaboemi en Slawi (Lukman Sr) waren steunpunten van de partij.175 De oprichtingsbijeenkomst besloot ook tot vorming van een uitgeverij, de Poestaka Moerba. De basis daarvoor was door Tamin gelegd bij zijn eerste bezoek aan Tan Malaka. Tamin had kritiek op de wijze waarop Tan Malaka’s publicaties waren verschenen, los van een partijverband en afhankelijk van de persoonlijke inzet van geestverwanten. De opbrengst van de verkoop kwam aan deze personen ten goede, en Tan Malaka en zijn beweging kregen geen enkel aandeel. Tan Malaka zegde Tamin Rp. 80.000 toe voor het plan, geld dat Mardjohan zou verschaffen. De vertraging bij het verschijnen van zijn reeks van drie brochures zal Tan Malaka’s ontvankelijkheid voor het idee hebben vergroot. Maroeto werd directeur van de Poestaka Moerba, terwijl Tamin, Adam Malik, Pandoe en Ismail als zijn staf werden aangewezen.176 Het PR-orgaan kreeg de naam ‘Obor’, waarmee de verwantschap met de Pari werd aangeduid; eerste redacteur was Jahja Malik Nasoetion.177 De oprichting van de Partai Rakjat vormde, volgens Tamin, tevens het einde van de Pari. Het opgaan in de PKI was afgewezen, terwijl ook Parileden die een voortbestaan wensten met een agressieve naam als PKI Merah of Parkumin (Partai Komunis Indonesia) hun zin niet kregen.178 De eerste openbare activiteit van de Partai Rakjat na de oprichting was het zenden, op 6 juni, van een telegrafische gelukwens aan de pas verkozen Philippijnse president 174 Antara, 27- en 28-5-1946; Kedaulatan Rakjat, 29-5-1946. Volgens de bekendmaking was de Parki op 21 april in Poerwokerto bijeengekomen om zich over zijn positie te beraden. 175 Kedaulatan Rakjat, 30-5-1946. De namen en drie toegevoegde plaatsen verschafte Maroeto Nitimihardjo, interview Djakarta, 20-8-1980. Jahja Malik Nasution 1958:135 bevestigt de sterke positie in Krawang en Tjikampek en de banden met de LRDR. 176 Tamin 1957a:97; Tamin, ‘Perpustakaan dan partai’, mei 1950, pp. 2, 9. Het geld kwam er nooit; de arrestatiegolf onder de PR-leden na 3 juli 1946 zette daar een streep door ([Tamin], ‘Sepatah kata pengantar dan sedjarah-pendek Pustaka-Murba’, Djokjakarta, 30-9-1949, p. 1). Voor een andere versie: Tamin in ‘Perpustakaan dan partai’, mei 1950, pp. 2, 13. Tamin kreeg hierbij het geld rechtstreeks van Tan Malaka; daarvoor werd papier gekocht dat na 3 juli 1946 verdween. 177 Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. De eerste aflevering verscheen onder de titel Obor Rakjat pas op 17 januari 1947. Het is het enige nummer dat ik heb gevonden. 178 Tamin 1957a:97-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

357

Manuel Roxas. In Tan Malaka’s eigen bewoordingen luidde dat: In the name of the Indonesian revolutionary population organized in the Popular Party (Partai Rakjat) we extend to you our most sincere sympathy and congratulation. With at first only bamboo pikes in our naked hands defending our Republic against hosts of British, Japanese and Dutch mercenary soldiers fully armed with most modern weapons we are looking our sister nations sons and daughters of Rizal, Bonifacio and Mabini as symbol of hope and living inspiration. May the young Philippine Nation day after day gain in prosperity, strength and culture. The Popular Party, Maruto, Chairman, Comrade of Elias Fuentes, who is still in custody.179

Thesis Was bij Tan Malaka toch niet alle hoop op toelating in de PKI, met bijbehorend eerherstel, vervlogen? Het lijkt daar op. Zodra Tan Malaka de beschikking kreeg over pen en papier, zette hij zich aan het schrijven van een lijvige brochure, die hij Thesis noemde. Het voorwoord dateerde Tan Malaka op Lawoe, 10 juni 1946. Door verhuizing en ziekte had hij naar zijn zeggen, niet ongestoord kunnen werken, terwijl het hem ook aan documentatie ontbrak in de drie maanden die hij aan het schrijven had besteed.180 Drie maanden is hierbij een iets te lange termijn. Pas in Djetis, na 22 maart, en waarschijnlijk niet meteen, kregen de gevangenen meer faciliteiten. Een ervaren kapitein, die baas is over een sterk, nieuw schip moet toch de omstandigheden van zijn vaarroute kennen voor hij uit zijn haven vertrekt. Een dreigende orkaan in het verschiet kan leiden tot uitstel van de scheepsreis, of een andere koers met zich mee brengen, maar ook terugvaren en zelfs de ondergang van het schip veroorzaken. Het is een zegen als de kapitein over langdurige ervaring beschikt, weet waar de klippen liggen en het klimaat kent in de oceaan die hij bevaart, nu en straks. Maar de wereld zou niet zijn huidige vooruitgang kennen als alle kapiteins niet willen vertrekken voordat de toestand van oceaan en lucht precies bekend was. Columbus zou niet in Amerika zijn aangekomen, als hij was afgegaan op de al vaststaande kennis, waarvan de juistheid al was beproefd. Hij zou halfweg zijn reis zijn omgekeerd na alle ondervonden rampen en onheilen, als hij slechts was uitgegaan van de theorie van de aardrijkskundige Toscanelli. Met avonturiersgeest 179 De Engelse tekst via Antara, 6-6-1946, met vertaling in Kedaulatan Rakjat, 7-6-1946 en Boeroeh, 7-6-1946. Maroeto Nitimihardjo, interview Djakarta, 20-8-1980, wees Tan Malaka aan als opsteller van de tekst, waarin Elias Fuentes de schuilnaam is van Tan Malaka toen hij in 1927 werd uitgewezen uit Manilla, en Roxas actie voerde hiertegen. 180 Thesis, p. iv.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

358

Verguisd en vergeten moest iets worden gewaagd dat levensgevaar met zich meebracht. Gelukkig is een land of maatschappij met zo’n avonturiersgeest. Zeker wel meer dan 50% van de vooruitgang van onze maatschappij vloeit voort uit die avonturiersgeest, in alle levensbereiken: politiek, economie, defensie, ja zelfs ook alle terreinen van wetenschap. In de Indonesische revolutie nu zijn er vele wegen die wij nog niet kennen. Alle wegen naar de toekomst zijn onbekend voor ons. Op weg naar de toekomst betekent avontuur een beproeving die dodelijk kan zijn. Een tocht met zekerheid is slechts de tocht naar het verleden terug, de weg terug die wij in de afgelopen 350 jaar hebben afgelegd. Terug op zoek naar de weg van de onderdrukking, terug naar een slavenkolonie betekent ... verraad aan onze kinderen nu en kleinkinderen. Dat is nu de enige weg die zeker en duidelijk is.

En na deze opening van zijn brochure wijst hij de deskundigen op politiek en economisch gebied aan als leidslieden in de evolutie. Die deskundigen zijn niet gelijk aan academici; hun titel verschaft hen een ‘pas’ in de wereld van de kennis, maar niet de kennis zelf. Die deskundigen zijn enerzijds de volgelingen van Marx, anderzijds de bourgeoisprofessoren van bijvoorbeeld de Hogeschool in Rotterdam – waar Hatta studeerde. De eersten gebruiken een analytisch mes op basis van de dialectiek om de richting van de wereld in de toekomst te pogen te bepalen. Hierbij geldt ook het avontuur. De revolutie in Indonesië is nieuw en uniek; imitatie van elders is verkeerd. De analyse die Tan Malaka presenteert is naar zijn oordeel in grote lijnen geldig, ondanks het gebrek aan bronnen. De grote tegenstelling tussen socialistische en kapitalistische wereld en de kans op een Derde Wereldoorlog zijn daarbij primaire factoren. Academische vertogen zijn niet nodig en kunnen het volk onder imperia­ listisch juk terugbrengen of onvervulbare verwachtingen opwekken, zoals de plannen voor distributie en coöperatie tijdens de Japanse bezetting – weer een sneer naar Hatta. Economie en politiek zijn onscheidbaar en dienen nu geheel in dienst van strijd en revolutie te staan.181 Hierna opent Thesis, ‘over de wereld buiten en binnen Indonesië’, zoals de nadere titel luidt. Er zijn drie hoofdonderwerpen die Tan Malaka behandelt: de internationale situatie, ontwikkelingen in Indonesië en de eigen rol tijdens de communistische opstand van 1926.182 De internationale situatie wordt beheerst door het conflict tussen het ‘jonge, groeiende’ socialistische systeem, zoals in Rusland, en het ‘oude’ kapitalistische systeem, met zijn centrum in de Verenigde Staten en Engeland. De historie ervan wordt kort geschetst en twee huidige ‘oorlogszweren’ 181

Thesis, pp. i-v. De indeling van Thesis is in nummering van hoofdstukken en subhoofdstukken, en evenzo qua typografie, inconsequent en verwarrend. 182

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

359

behandeld – Iran en Korea – waar de systemen zouden kunnen botsen. Een aantal maatschappelijke aspecten wordt vergeleken, waarbij in alle opzichten kritiekloos de Sovjetunie veruit superieur wordt geacht. In het conflict zal ook het socialisme onvermijdelijk overwinnen. Een compromis tussen beide systemen is even waarschijnlijk als ‘het bereiken van de hemel via een brug over de hel van een haar breed’. Het kapitalisme zal bezwijken aan zijn inherente problemen; de arbeiders en de koloniale massa’s zullen opstaan, en de verslagen grootmachten Duitsland, Italië en Japan zullen tot tweespalt leiden.183 Scepsis spreekt uit de opmerkingen over de Verenigde Naties, die in doel en handvest de vrijblijvendheid en machteloosheid van de Volkenbond vermijdt, maar dat in de praktijk zal moeten tonen, bijvoorbeeld ‘hoe is de houding van de VN ten opzichte van een volk dat zich heeft bevrijd van een vorm van onderdrukking en zijn verkregen onafhankelijkheid tegen buitenlandse aanvallen verdedigt?’ of meer concreet: Is er geen sprake van schending van het handvest door de valse, leugenachtige Engelse diplomatie tezamen met de verwaande, begerige, gulzige en wrede maar laffe NICA-Hollanders, die met landleger, marine en luchtmacht een economische blokkade uitvoeren, en Japanners en stomme Indonesiërs bewapenen en inzetten om het Indonesische volk aan te vallen dat zich bevrijdde en zijn onafhankelijkheid al acht maanden verdedigt?

Waarom komt er geen commissie? Geldt hier niet het recht op zelfbeschikking? Waarom worden Engeland en Nederland niet aangepakt met sancties? Als de VN niet aan haar handvest vasthoudt, dan is er straks een Derde Wereldoorlog, aldus een bittere Tan Malaka.184 Het tweede deel is getiteld ‘Allerlei over Indonesië’. Allereerst waarschuwt Tan Malaka tegen het gevaar, in de gespannen sfeer van de revolutie en in een maatschappij met 93% analfabeten, van het lichtvaardig opplakken van valse ‘isten’ en ‘ismen’. Dit is vaak het gevolg van een gebrek aan onderscheid tussen denkmethode en resultaat van het denkproces. Marx’ denkwijze moet worden gehanteerd, maar het marxisme, zo ook ‘het kautskyisme, leninisme, stalinisme en trotskisme’ kunnen niet zonder meer op de Indonesische omstandigheden worden toegepast.185 Deze losstaande paragraaf doet duidelijk een beroep op de linkse beweging in Indonesië elkaar niet te verketteren. In het stuk over ‘Economie’ herhaalde Tan Malaka, ‘als verbindingsschakel’ beknopt eerdere uitspraken over de door Nederlands beleid ontstane 183 184 185

Thesis, pp. 1-12. Thesis, pp. 13-6. Thesis, pp. 16-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

360

Verguisd en vergeten

eenzijdige op productie van grondstoffen gerichte economische structuur. Een succesvol onderdeel van het koloniale beleid was de vorming van een grote groep ‘inlanders-alat’, ‘inlanders-instrumenten’. Als instrument van de overheid, krijgen de ‘inlanders-alat’ de meest geschikte positie, onder haar bescherming. Alsof er geen betere plaats voor hen zou zijn dan één door hun meesters gecreëerd. Alsof er geen smakelijker rijst en botten bestaan dan de rijst en botten die hun meesters hun toewerpen. Hun oren zijn gespitst om de bevelen van hun meesters op te vangen. Zij letten scherp op om zich op hun prooi en hun eigen volk te storten, als het bevel daartoe van ‘boven’ komt, van hen die volgens hun kennis en gevoel hun en hun verwanten lering, levensonderhoud en bescherming verschaffen. Zij zijn zo trouw aan hun meesters, dat zij de slaag die zij krijgen als een rechtvaardige bestraffing beschouwen. Geen bestraffing is voor hen te zwaar. Als zij soms onder de straffen en slaag hun lijdzaamheid verliezen is dat niet omdat hun rechtvaardigheidsbesef, nationale trots, eigen eergevoel of vrijheid als persoon of volk wordt aangetast. Maar niet zo lang daarna zullen zij de gelegenheid aangrijpen om met de staart tussen de benen de kans te krijgen de hielen te likken van hun meesters en de bevelen van de meesters sneller en zo nodig wreder en strenger tegen hun eigen volk uit te voeren, alles tot tevredenheid van de meester.

Japan kon deze ‘inlanders-alat’ moeiteloos overnemen voor zijn eigen doeleinden. De pamong pradja, de leden van de hoge adviesraad, leiders op hoog, middelbaar en laag niveau bogen voor de bevelen van de keizer uit Tokio. Tienduizenden hulpsoldaten, Heiho, werden geronseld en drie à vier miljoen romusha vonden de dood, mede dankzij de inzet van de ‘inlanders-alat’ voor het buitenlandse imperialisme.186 Onder verwijzing naar Lenins creatieve toepassing voor de Sovjetunie van dialectisch-materialisme en communistische beginselen, riep Tan Malaka in navolging vervolgens op tot vrijheid van denken bij de ontwikkeling van het Indonesische staatssysteem.187 In de paragraaf over ‘Diplomatie en diplomaten’ werd Tan Malaka concreter. De Republikeinse diplomatie gericht op het uit elkaar spelen van Britten en Nederlanders is na tien maanden een mislukking gebleken. De Britten zullen de Nederlanders blijven steunen om hun eigen positie in ZuidoostAzië, met als hoofdbasis Singapore, niet in gevaar te brengen. Een andere koers, op basis van eigen kracht en zelfvertrouwen, met een revolutionaire diplomatie die de echte tegenstellingen, zoals tussen Britten en Amerikanen, en tussen Britten en Australiërs als uitgangspunt neemt, kan wel succes opleveren – het PP-minimumprogram en de bambu-runtjing-diplomatie vormden de neerslag daarvan. 186 187

Thesis, pp. 17-21, citaten pp. 19-20. Thesis, pp. 21-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

361

Tan Malaka zet daarna de aanleiding voor het oprichten van de PP nog eens uiteen. De PP kreeg nog niet eens twee maanden na zijn oprichting het verzoek deel te nemen aan een nieuw kabinet. De PP weigerde, niet, zoals wel wordt gefluisterd, uit onvermogen verantwoordelijkheid te dragen, maar ‘in werkelijkheid omdat de President wenste dat het belangrijkste uit het minimumprogram werd geschrapt’. En vervolgens merkt Tan Malaka op dat het erg moeilijk was te bepalen waar de grenzen lagen van de presiden­ tiële bevoegdheden. De Grondwet en de praktijk met een overheersende eerste minister waren strijdig met elkaar. De PP was lofwaardig eensgezind, en de kandidaat-ministers, ‘met of zonder Tan Malaka’, weigerden hun zetels. Het minimum-program heeft sinds zijn opstelling zijn waarde bewezen en behoeft geen aanpassing, waarbij Tan Malaka het belang van de nationalisaties nog eens benadrukt. Op 17 maart volgde de arrestatie van Tan Malaka en aanhangers in Madioen, in overeenstemming met de Britse wensen, door de Indonesische ‘moderaten’ – op ‘half-officiële wijze, zonder welke aanklacht dan ook’. Tan Malaka verwijst ook naar het bericht van Radio Hilversum op 16 maart over zijn arrestatie, een bewijs van voorkennis, en latere berichten dat een Nederlandse parlementaire commissie, geleid door Max van Poll, de arrestatie als bewijs zag van de toegenomen macht van de Sjahrirgroep.188 De arrestaties in Madioen leidden tot een voorspelbare barst in de eenheid achter de PP, ‘van sultan en soenan tot de allerarmsten’. De bourgeoisie weifelde. Het gebrek aan eigen economische of politieke machtsposities en de aangeleerde ‘inlandermentaliteit’ leidden tot hun overlopen naar de oude koloniale meesters. Het offensief tegen de PP der ‘moderaten’, gesteund door de Britten en Nederlanders, was voldoende om de PP te verlaten. Het Indonesische volk en de pemuda zullen 100% onafhankelijkheid blijven verdedigen en het buitenlandse imperialisme blijven bestrijden, ook als de PP verdwijnt. Een nieuwe organisatie of een nieuw program zullen hen slechts tijdelijk kunnen misleiden. Na de arrestaties is de PP in een nieuwe fase beland. Een zuivering is nodig waarbij snel en zonodig met harde hand de voorstanders van een compromispolitiek worden verwijderd. De echte revolutionairen – het industrieen het boerenproletariaat en de marhaen, nader omschreven als kleine han188

De commissie bezocht Indonesië in maart-april 1946; haar rapport verscheen om 1 mei. De passages in Thesis (p. 29) hierover schreef Tan Malaka op 2 mei, blijkens de terloops vermelde datering – een zeer actuele reactie dus. Tan Malaka’s weergave van het radiobericht is juist; de commissie voegde er echter aan toe: ‘Weldra echter bereikten de commissie berichten uit zeer betrouwbare bron dat er van een gevangenneming van Tan Malakka geen sprake was en dat dit bericht den schijn wil wekken alsof bepaalde groepen, waarmede van Nederlandsche zijde onderhandeld werd, inderdaad over aanzienlijken invloed beschikken’ (Indonesië in het parlement 1946:21). Deze berichtgeving ook in Samawi 1948:21 en Dimyati 1951:123.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

362

delaren, beambten en ambtenaren en arme intelligentsia, te onderscheiden in drie stromingen – islamitisch, nationalistisch en proletarisch (socialistisch, communistisch of anarchistisch-syndicalistisch) – zullen de dienst moeten gaan uitmaken. Het is opvallend dat Tan Malaka hier vervolgt met de opmerking dat de Pari in zijn opstelling rekening moet houden met deze drie stromingen. De Pari wordt hier weer en plotseling opgevoerd als nog bestaande partij – zoals ook verder zal gebeuren: een wensdroom of de neerslag van het plan de ondergrondse kernen uit te bouwen, een lang gekoesterde, maar nooit uitgevoerde wens? De Pari ook moest zijn organisatie, uitgangspunten, tactiek, strategie en strijdleuzen afstemmen op de revolutionaire krachten in binnen- en buitenland. Voorshands leek het minimumprogram nog het beste richtsnoer en was het onverstandig het maximumprogram, gebaseerd op een socialistisch Indonesië, openbaar te maken.189 In het laatste deel van de brochure gaat Tan Malaka diep in op zijn rol tijdens de PKI-opstanden van 1926 en 1927 en de plaats en opstelling van de Pari. De beschuldiging tot de Trotsky-aanhang te behoren weerlegt Tan Malaka onder aanhaling van een aantal passages uit de Engelstalige versie van de officiële stalinistische geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjetunie. In die passages worden de trotskisten er van beschuldigd de buitenlandse schulden van de tsaren te willen aflossen en buitenlands kapitaal in vitale economische sectoren toe te laten. Tan Malaka kon dit in de Indonesische situatie gemakkelijk weerleggen voor hemzelf en de Pari onder verwijzing naar het minimumprogram. Aldus handelde de Pari geheel in overeenstemming met de officiële opstelling van de Communistische Partij van Stalin.190 Dit is een handige weerlegging, maar was Tan Malaka hierbij oprecht? In dat geval was hij volstrekt niet op de hoogte van de ware inhoud van de verschillen van opvatting tussen Stalin en Trotsky. Stalinistische geschiedschrijving, die Tan Malaka, zoals hij schreef, pas heel kort in zijn bezit had, gaf een bizar beeld van de trotskistische opvattingen. Met zijn Kominternervaring, en ondanks de lange jaren van isolement, moet Tan Malaka twijfels hebben gekoesterd over de aangehaalde feiten. Hoever dat ging is onduidelijk. Afhankelijk daarvan hanteert Tan Malaka een handige redeneertruc of toont hij zijn toenmalige gebrek aan informatie over de inhoud van Trotsky’s politieke ideeën. Tan Malaka suggereert dat zijn aanklagers zelf veel te verbergen hebben 189 190

Thesis, pp. 22-33. Thesis, pp. 34-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

363

en de aandacht willen afleiden van de eigen betrokkenheid bij imperialis­ tische machten in Hokokai, NICA of Sibar. De naam van de partij is niet van doorslaggevend belang, weerlegt Tan Malaka de critici van de naamgeving van de Pari. Ook de Russische Communistische Partij veranderde drie maal van naam. Van belang is de consequente revolutionaire inhoud. Het marxisme is geen dogma, ‘maar een richtsnoer in de klassenstrijd, een dialectisch-materialistische methode die in overeenstemming met tijd en plaats moet worden toegepast’. En met de nodige hoofdletters besluit hij: ‘Pari is sinds bijna twintig jaar met de marxistische filosofie en de leninistische tactiek op weg naar een nationale revolutie, een sociale revolutie, een socialistische maatschappij ... tot een communistische maatschappij in de gehele wereld.’191 Deze paragraaf is de aanloop tot het slotdeel van de brochure over de opstand van 1926-1927. De ernst en het belang van dit onderwerp blijkt al uit het aantal bladzijden dat Tan Malaka hieraan besteedt: ruim 27. Velen, vooral ook ‘communisten’ leggen, aldus Tan Malaka, de schuld voor de mislukking van de opstand bij hem. Curieus genoeg worden Moeso en Alimin als zijn tegenstanders aangemerkt. In 1926 had hij geen enkel vermoeden van hun opvattingen, die Moeso tien jaar later zou uitdragen. Tot nu had Tan Malaka gezwegen over zijn rol in 1926 – om communisten buiten Indonesië niet in gevaar te brengen en omdat de beschuldigingen leugenachtig, zonder grond en louter vijandelijke provocatie waren. ‘Ik was er van overtuigd dat de geschiedenis aan mijn zijde stond. Van alle door mij vertrouwde zegslieden hoorde ik dat mijn houding in 19261927 voor 100% werd goedgekeurd door de allerhoogste instantie.’ Het zou beter zijn het hierbij te laten, ook om de gevoelens van de honderden Digoelgeïnterneerden te ontzien, die nu terugkeren, en die als gevolg van ­vijandelijke provocaties daar belandden. In de toekomst zal Tan Malaka graag de gang van zaken bespreken ‘voor een competent en bevoegd orgaan, dat het recht heeft tot oordelen, een Internationale Communistische Rechtbank’. De propaganda tegen Tan Malaka noodzaakt hem niettemin een ‘aantal zaken naar voren te brengen’. Geen pleidooi voor een bevoegde rechtbank, maar een handreiking aan belanghebbenden en mensen die objectief willen oordelen. Niet alles kan worden onthuld; Tan Malaka kent grote geheimen.192 In korte trekken geeft Tan Malaka dan een correct overzicht van het Prambananbesluit en de komst van Moeso en Alimin naar Singapore, met de bijbehorende verwikkelingen. Vervolgens verwijst hij naar zijn bevoegd­heden als vertegenwoordiger van Komintern en Profintern voor Zuidoost-Azië. 191 192

Thesis, p. 36. Thesis, pp. 36-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

364

Die bevoegdheden, tot voorstel, kritiek en veto – dat laatste in hoofd­letters – oefende hij zelfstandig uit met verantwoording achteraf aan Moskou. Met het Prambananbesluit, door enkele PKI-leiders genomen, ging de PKI te ver. Zo’n ingrijpend besluit vereiste goedkeuring van de Komintern, die dan alle omstandigheden zou kunnen wegen. Als eerste stap stelde Tan Malaka daarom een conferentie in Singapore voor, waar het Prambananbesluit zou moeten worden ingetrokken, waarna zou worden besloten tot een koers die de PKI zou terugbrengen op de ‘rails van massa-actie en communisme’. Het besluit werd niet ingetrokken en de opstand brak uit, zonder Kominternakkoord, met gevolgen waarvoor Tan Malaka geen enkele verantwoordelijkheid wilde dragen.193 Het Prambananbesluit werd plotseling genomen; in de regelmatige rapportage van de PKI-leiding aan Tan Malaka werd nooit iets geschreven over de voorbereiding van een opstand. Het besluit was niet door alle PKI-voormannen genomen, noch waren de gevolgen overwogen. De voor een actie ongunstige economische hoogconjunctuur was niet in de overwegingen betrokken; de internationale repercussies niet gewogen. De leden van de PKI stamden voor een groot deel niet uit het industrieproletariaat, maar uit door de koloniale heerser bedreigde kleine handelaren en kleine ambtenaren, gevoelig voor ‘anarchisme of opportunisme, putsch of contrarevolutie’. Het gebrek aan proletarisch kader, aan sterke vakbonden als onderbouw, speelde de PKI parten. Toen de opstand uitbrak waren het dan ook vooral nationalistische en islamitische drijfveren die de opstandelingen bewogen; van een proletarische opstand was geen sprake.194 Hierna vult Tan Malaka nog eens zijn ideeën over massa-actie aan. Het tijdstip van actie is hierbij zeer belangrijk. De revolutionaire macht moet toeslaan op het ogenblik dat de kans op succes zo groot mogelijk is. Een aantal factoren zijn daarbij van belang – en Tan Malaka vergelijkt die voor de situatie in 1926 en die in 1945. 1. De economische situatie. Een hoogconjunctuur als in 1926 is ongunstig voor revolutionaire actie. 2. Discipline in de partij. In een kolonie dreigt voor een communistische partij, zonder proletarisch ledenoverwicht het gevaar van een koers naar een putsch; alleen ijzeren discipline kan dit verhoeden. 3. Steun aan de partij. De brede massa van het volk dient de communistische partij te steunen. In 1926 was hiervan geen sprake, door een tekort aan inzet van de PKI ten aanzien van de vakbonden en het bestaan van sterke anticommunistische organisaties. 4. Propaganda. Met duidelijke eisen en leuzen dient het volk te worden gemobiliseerd. Het enige concrete punt in het Prambananbesluit vormde de oproep 193 194

Thesis, pp. 38-41. Thesis, pp. 42-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

365

de Nederlanders te doden; dit had niets te maken met communistische propaganda. 5. Strijdgeest. In 1926 was deze twijfelachtig; in 1945 daarentegen was deze concreet aanwezig, mede door de Japanse militaire scholing van de pemuda. 6. Tegenstellingen in het internationale kapitalisme. In 1926 stonden alle kapita­ listische grootmachten eensgezind tegenover de opstand en was de Sovjetunie van onvoldoende tegenwicht. In 1946 lag dat krachtenveld geheel anders.

Een revolutie is de ‘resultante van 1001 factoren’ en kan niet zes maanden tevoren worden uitgeschreven, zoals in Prambanan gebeurde. Het wordt dan een putsch.195 Tan Malaka’s ‘verantwoordelijkheid ten opzichte van de Komintern, het Indonesische volk en alle PKI-leden zelf’ leidde tot zijn afwijzing van het Prambananbesluit. Het besluit had vooraf in Moskou, of tenminste met Tan Malaka, moeten worden besproken. Ook overleg met betrokken zusterpartijen uit Australië, Nederland, Engeland, de Verenigde Staten en Annam was op zijn plaats geweest. Organisatie, ideologisch bewustzijn en discipline van de PKI lieten te wensen over. Anarchisme, opportunisme en fanatisme bepaalden tactiek en strategie. De vijand werd onderschat en aan eigen zijde werd te veel vertrouwd op wapenbezit. Tan Malaka’s voorstel tot een PKI-conferentie in Singapore over het opstandplan dat Alimin overbracht kwam ‘door diverse factoren’ niet te bestemder plekke. Tan Malaka ziet er hier dus van af Alimin van kwade opzet te beschuldigen – om nog een opening voor verzoening te behouden? Na aankomst in Singapore lukte het maar ten dele, met hulp van Soebakat en Djamaloeddin Tamin, om de PKI weer op het rechte spoor te brengen. Tan Malaka noemt hierbij, naast de PKI, de rol van de geheime DO (Dubbel Organisatie), die samen door onderlinge geschillen, communicatiepro­blemen, heethoofdigheid, onvoldoende inzicht in massa-actie en Nederlandse provocaties ten onder gingen, met als gevolg duizenden revolutionaire kaders in hechtenis en naar Digoel.196 Tot hier is sprake van een getrouw overzicht van de gang van zaken in 1926, bedoeld als rechtvaardiging van Tan Malaka’s optreden toen en gericht op een opening om terug te keren in de PKI. In dat opzicht behoefden de feiten en meningen over de Pari-jaren na 1927 een selectiever en aangepaster behandeling. Als motieven voor de oprichting van de Pari, als voortzetting van de PKI onder andere naam, noemt Tan Malaka: 1. De beoordeling van de opstelling van de PKI had nog niet plaatsgevonden; het overgrote deel van de leiding was opgepakt. Pas daarna zou kunnen worden bepaald wat met de PKI te doen. 195 196

Thesis, pp. 49-57. Thesis, pp. 57-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

366

2. Het behoud van de populaire naam was een gevaar in eventuele illegale actie. Provocaties, misleiding en onkunde konden afleiden van de communistische lijn. In 1936, bij Van der Plas’ inmenging in 1941, bij de Japanse infiltraties en in de PKI-Joesoef was hiervan sprake. 3. De naam PKI en de verwachting van Russische steun riepen fanatisme op bij vooral analfabete Indonesiërs. Zij waren vaak de argeloze slachtoffers van Japanse provocaties. 4. Zijn ervaring als Kominternvertegenwoordiger voor Zuidoost-Azië vestigde de overtuiging dat de landen in de regio een eenheid vormden. De feiten hebben Pari in het gelijk gesteld. In zijn naam is ‘Repoeblik’ een passende term gebleken, die velen heeft geïnspireerd. In de toekomst kan daarvan zonder moeite één van de woorden Democratisch, Socialistisch of Communistisch worden toegevoegd. De naam van de partij doet er ook voor de Komintern niet toe – die is tijdelijk en verwisselbaar; wat telt is de inhoud. Nu – en Tan Malaka tekent aan dat het 2 juni 1946 is en in Solo sprake is van revolutie – staan voor ieder duidelijk de arbeiders, boeren en marhaen tegenover de NICA, de feodalen en de ‘inlanders-alat’.197 Tot slot schreef Tan Malaka dat de Komintern naar zijn informatie het Prambananbesluit afkeurde, en de PKI-delegatie – Alimin en Moeso – terugstuurde met een program dat Tan Malaka al eerder als voorstel naar Moskou had gestuurd. En vol overtuiging schrijft hij dat als zijn opstelling als verraad zou worden aangemerkt, hij in gelijke omstandigheden zo’n verraad zou herhalen. Tan Malaka was bereid voor een internationale communistische rechtbank te verschijnen die moest bepalen wie fout had gehandeld en wie moest worden veroordeeld. De Pari had in de praktijk zijn bestaansrecht bewezen en een juiste koers gevolgd. In de huidige revolutie speelden vele Parileden een belangrijke rol. Het vertrouwen op eigen kracht, op ‘zelfhelp’ was een terecht uitgangspunt gebleken. De ontwikkeling naar aaneensluiting in Aslia was niet te stuiten. De communisten die Rusland vormden tot de huidige natie waren geen dogmatici; zij gebruikten het communisme als richtsnoer voor hun actie. Voor de communistische rechtbank kon Tan Malaka ook de oprichting van de Pari verdedigen. Pas recent had hij gehoord dat hij was geroyeerd door de Komintern. Tegenover dit ‘verbazingwekkende’ bericht onthulde Tan Malaka dat hij in 1932 nog het vertrouwen van de Komintern bezat. Zijn arrestatie in Hongkong op 10 oktober 1932 geschiedde toen hij op weg was naar Brits-Indië. Daarna was hij drie jaar verstoken van elk contact met geestverwanten.

197

Thesis, pp. 58-61.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

367

Ik weet dat de Komintern nog nooit een vertegenwoordiger of lid dat het volledige vertrouwen had gekregen had geroyeerd, voordat een ontmoeting met die persoon had plaatsgevonden en zijn fouten waren bewezen. Ik, die ooit vertegenwoordiger van de Komintern en ook de Profintern was (het is niet nodig dit nog geheim te houden) kan onmogelijk zo maar zijn geroyeerd, voordat ik was opgeroepen en de aanklacht, als die bestond, onderzocht. Het is onmogelijk dat de Komintern zou handelen op basis van louter laster of valse beschuldigingen, zonder een confrontatie met de persoon die schuldig werd geacht. Ik zelf ben nooit geconfronteerd door wie dan ook, en waar dan ook, over welke beschuldiging dan ook.

Tan Malaka wijst naar de PID, die de valse Tan Malaka gebruikte, als bron voor het bericht over zijn royement, dat hij verspreidde via zijn blad ‘Menara Merah’.198 Thesis, in de maanden april, mei en juni geschreven, kan niet los worden gezien van de actuele gebeurtenissen. Tan Malaka reageert op de situatie waarin de PP is beland na de arrestaties. Een nieuwe fase is ingegaan waarbij de PP moet worden gezuiverd van alle niet-revolutionaire elementen. Blijft er dan nog een PP over? Of kunnen de echte revolutionairen dan niet beter opgaan in één partij, met name dan de Pari, die in Thesis opeens weer zijn rentree maakt? En die Pari wordt door Tan Malaka gepresenteerd als de legitieme opvolger van de in 1927 ten onder gegane PKI. Tan Malaka gaat zo ver mogelijk in zijn poging zich een trouw volgeling van het Moskouse communisme te tonen. De schets van de internationale verhoudingen volgt kritiekloos de schablonen over de communistisch-kapitalistische verhoudingen en looft de Sovjetunie. In het vervolg bestrijdt hij, naïef of handig, de beschuldiging van trotskistische neigingen. Zijn verslag van de gang van zaken in 1926-1927 is betrouwbaar en onthult voor het eerst een aantal achtergronden. Hij kon rekenen op de steun van Moskou, in tegenstelling tot Moeso en Alimin. De dubieuze rol van beiden toen bedekt hij nog grotendeels, ongetwijfeld om de mogelijkheid van een verzoening open te houden. Als hij over de Pari schrijft, wordt zijn verhaal incompleet – de oprichting als reactie op de onderschikking van de Indonesische aan Moskouse belangen blijft onvermeld – en achteraf worden plausibele redenen geconstrueerd voor de oprichting van een nieuwe communistische partij. De opdracht van de Komintern in 1932 om in Brits-Indië actie te voeren wordt opgevoerd als bewijs van voortdurend Moskous vertrouwen in hem. De herhaald uitgesproken bereidheid zich te verantwoorden voor een Communistische Rechtbank versterkt de overtuigingskracht van zijn betoog. De Pari, waarvan een rooskleurig beeld wordt geschetst, zou als opvolger van de PKI van 1927, en met afwijzing van alle besmette en verdachte illegale en legale opvolgers, 198

Thesis, pp. 61-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

368

Verguisd en vergeten

zoals die in 1936 ontstond of in 1945 onder leiding van mr. Joesoef, zo is de suggestie, kunnen terugkeren als de kern van een nieuwe PKI, waarin vanzelfsprekend een grote rol was toebedacht aan Tan Malaka. Tan Malaka zal oprecht hebben geloofd aan zo’n mogelijke gang van zaken. Hij zal hebben gehoopt de meerderheid van de communisten te kunnen overtuigen van zijn oprechte communistische gezindheid en zelfs zijn Moskou-getrouwheid. Op steun van Moskou durfde hij blijkbaar ook nog te rekenen, of misschien zelfs rekende hij juist daarop. Waarom anders de kritiekloze lof voor Stalins Sovjetunie en de verwijzing naar de langjarige Kominternfuncties? Slechts over Tan Malaka’s nadruk op de noodzakelijke creatieve aanpassing van marxistische uitgangspunten in Indonesië zal de stalinistische orthodoxie hebben kunnen fronsen. Tan Malaka’s pleidooi was vergeefs. Hij wist niet dat Moskou nauwkeurig op de hoogte was van de Paridoeleinden, dat Moeso, vooral, en Alimin hun persoonlijke afkeer van Tan Malaka van vernietigende ideologische lading konden voorzien. Na Moeso’s verblijf in Indonesië was dit alles in de illegale PKI-kernen voortgewoekerd. In de internationale communistische pers waren de Pari en Tan Malaka voorgoed gediskwalificeerd als trotskisten. Tot een formeel royement was het inderdaad niet gekomen, maar in de late jaren dertig waren de omgangsvormen in de Komintern niet meer die van voorheen – Stalins terreur trof de Komintern onevenredig hard. Had Tamin dit niet aan Tan Malaka kunnen vertellen? Hij schreef de brief aan Roestam Effendi die in Moskou belandde en daar duidelijk maakte waar de Pari voor stond. Tamin ook sprak, na het oprollen van weer een PKI- of Parikern, met de nieuwe lichting Digoelgangers, die nieuwe informatie verschaften over bijvoorbeeld Moeso’s acties in Indië. Hij wist blijkbaar toch niet voldoende of doorzag slechts in beperkte mate wat zich had afgespeeld. Het pleidooi was dus kansloos, en nog erger, tijdens het schrijven achterhaalden de gebeurtenissen de nijver voortpennende Tan Malaka. De PKI kwam tot stand, met uitsluiting van de Pari-aanhangers. Als reactie werd de Partai Rakjat opgericht, die als alternatieve communistische massapartij in de plaats trad van de Pari. Van dat alles is niets terug te vinden in Thesis. Het is gissen naar de reden hiervoor. Wilde Tan Malaka de weg openhouden naar zijn terugkeer in PKI-verband? Misplaatste hoop op Moskou en toenadering tot de nog in het buitenland vertoevende Moeso en Alimin kunnen daartoe hebben geleid. Daar bovenop moet hij dan ook nog hebben gerekend op steun van Moskou voor zijn radicale verzet tegen de geallieerden. Meende hij dat de nieuwe PKI met zijn gematigde koers geen steun van Moskou genoot? Kende hij Moskou’s politiek niet, waarbij voorshands geen confrontatie met de voormalige bondgenoten werd gezocht? Of liet hij zich leiden door de Sovjetretoriek in de Verenigde Naties, waaraan de PP zulke enthousiaste telegrammen had besteed? Maar ook hier was alleen maar sprake van ijdele hoop.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

369

In al deze opzichten was Thesis dus al achterhaald, terwijl het werd geschreven. Op 28 juni 1946 was de gestencilde eerste druk van Thesis gereed voor verspreiding, maar de gang van zaken rond Sjahrirs ontvoering en de 3juli-affaire, en de daaropvolgende arrestaties, verhinderden de circulatie van de brochure. Op het tijdstip van verschijnen, bijna een jaar later, in april 1947 was de brochure nog weer veel meer slechts een historische bijdrage. Toch verscheen Thesis met ongewijzigde tekst. Het oorspronkelijke oogmerk was niet bereikt – de breuk tussen PKI en Pari was onherroepelijk – maar Thesis speelde een rol in de polemiek tussen PKI en Pari. Tan Malaka had betrouwbare communistische geloofsbrieven op tafel gelegd. De PKI was aan zet om ze te weerleggen, in de slag om de gunst van de radicale aanhang. Een bittere polemiek volgde, sterk persoonlijk getint, waarbij de gang van zaken in 1926 met Tan Malaka, Moeso en Alimin als hoofdrolspelers aan de basis van de geschillen lag. De onderzeese Pari In een voor een kleine kring van ingewijden bestemd geschrift van tien bladzijden zette Tan Malaka uiteen hoe hij de politieke toekomst zag van Pari, Partai Rakjat en Persatoean Perdjoeangan. Hij zette er niet zijn naam onder, slechts de datering: Lawoe 22 juni 1946. De titel luidde: Proletaris Aslia Republik Internasional; PARI Bagian S(ubmarine).199 Het is een onevenwichtige verzameling notities, met bekende thema’s, een nieuw politiek program en een toekomststrategie. Zo ging het over de tegenstellingen in de wereld en een dreigende Derde Wereldoorlog. De Republik was een internationaal feit; een revolutionaire diplomatie moest de tegenstellingen in de wereld gebruiken om de Republik te versterken. ‘Ons revolutionaire schip dat tegen de imperialistische Engels-Nederlandse tyfoon invaart, moet zijn koers verleggen en met steun van die imperialis­tische tyfoon ons revolutionaire zeil vaart verschaffen.’ De arrestaties op 17 maart in Madioen waren het gevolg van een akkoord 199

Ik kreeg een kopie van dit document in 1986 van Maramis als een ‘geheim stuk’. In geen enkele andere publicatie wordt hiernaar verwezen, noch werd het genoemd in interviews met Tan Malaka’s kameraden uit 1946. Het stuk is in de u-spelling gesteld, maar gelet op de vele oe-spellingen die er nog in voorkomen het resultaat van aangepast overtikken. In dat opzicht is de datering niet twijfelachtig. Kan het een vervalsing zijn of van andere hand dan Tan Malaka? De datering is in de lijn van Thesis (Lawoe, 10 juni). Thema’s en woordkeus passen in de overige geschriften van Tan Malaka. De minste twijfel verdwijnt als Tan Malaka naar de Nederlandse ‘kaas en bloembollen en kruideniersmentaliteit’ verwijst en zijn favoriete maritieme metaforen opvoert. In dat verband voert hij ook de ‘caleidoscoop’ op waarmee een onderzeeboot het gebeuren boven water observeert. Dezelfde vergissing – ‘caleidoscoop’ voor periscoop – komt ook voor in Siaran Pari.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

370

Verguisd en vergeten

tussen Groot-Brittannië, Nederland en hun handlangers in de Republik – de feodale klasse, de vroegere koloniale bestuursambtenaren en de Indonesische KNIL-militairen, nu in de TRI. De vroegere loopjongens van Van Mook, Idenburg, Schepper en Van der Plas zijn wederom dienstvaardig. Schepper en Idenburg zetten het christelijke geloof in – een schimpscheut naar Amir – en Van der Plas de Islam. In de omstandigheden van 17 maart brengt Tan Malaka dan zijn alternatief in. Het proletariaat, de arme boeren en de arme burgers organiseren zich in drie organisaties die het ‘revolutionaire proletarisme, islamisme en nationalisme’ vertegenwoordigen, elk met een eigen programma. Zij komen tezamen in de Persatoean Perdjoeangan. De PP vertegenwoordigt het gehele volk en staat gelijk met de in de Grondwet voorziene Madjelis Permoesjawaratan Rakjat (MPR, Volkscongres). Het PP-congres van bijvoorbeeld tweeduizend deelnemers kiest de driehonderd leden van de Dewan Perwakilan Rakjat (DPR, Volksparlement). Deze DPR wijst de revolutionaire regering aan. Het PP-congres stelt de grote lijnen vast, die de DPR nader invult en de regering uitvoert. Toezicht op de daden van DPR en regering geschiedt door een Badan Pengawas (Toezichtorgaan), die hetzelfde is als het Secretariaat van de PP. Alle wetgeving en regeringsmaatregelen zijn slechts geldig na toestemming van het PP-secretariaat. Bij blijvend verschil van mening beslist het PP-congres. Het kiesrecht voor PP-MPR is tijdelijk beperkt tot het revolutionaire volk. Het grote aantal analfabeten en het ‘niveau van politieke ervaring’ maken het nodig dat het georganiseerde en revolutionaire volk zijn wil oplegt aan het gehele volk, in het belang van dat volk. Deze opzet is de les die Tan Malaka trekt uit het falen van de PP. Het amorfe, brede karakter van de PP wordt drastisch ingeperkt tot de bewuste revolutionaire laag van de drie hoofdzuilen van Indonesië, met uitsluiting van een groot deel van de bevolking. De staatsmacht berust bij het grote PP-congres, met parlement en regering in een afhankelijke rol. En dat grote congres delegeert de dagelijkse gang van zaken aan zijn secretariaat, dat daarmee in werkelijkheid het machtigste orgaan in de staat wordt. Het is een creatieve aanpassing van de communistische verhouding tussen partij en staat – met het secretariaat in de rol van Politburo en het PP-congres in de rol van Centraal Comité en Congres – en parlement en regering in een secundaire rol. Ook de dictatuur van het proletariaat treedt nauwelijks verholen op. Wat was in dit alles de rol van Partai Rakjat en Pari? De PR lijkt niet bedoeld om de proletarische revolutionairen te verenigen, maar wordt gezien, in de periode tot de PP in Tan Malaka’s opzet functioneert, als een verband van politiek daklozen die het programma – tegen kapitalisme, imperialisme, fascisme en feodalisme – onderschreven. De partij was dus blijkbaar niet de staatspartij of de ‘alternatieve communistische partij’ naast de PKI – om geen aanhang af te schrikken? Dat was wel de Pari-Submarine – de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

371

‘onderzeese’ Pari of Pari-‘onderzeeboot’. Tan Malaka schreef het zo: Pari, als Indonesische proletarische partij, die streeft naar een Asliafederatie en uiteindelijk naar een wereldverbond, kan in de krachtsverhoudingen van nu binnen en buiten Indonesië nog niet openlijk naar buiten treden. Pari moet nog verder fungeren als ‘Submarine’, onderzeeboot. Dat is niet met de bedoeling een putsch te plegen. Er moet een nauwe band bestaan met de openbare volksbeweging, in dit geval de Partai Rakjat.

De PR zette zich in voor een socialistisch Indonesië volgens een minimumprogramma; de Pari voor Aslia en een wereldverbond volgens het maximumprogramma. Bij succes van de Partai Rakjat kon de Pari boven water komen; bij zware tegenslag bleef de Pari onder water met het PR-programma als doel. Tan Malaka zette een uitgebreide Pari-organisatie op papier – met afdelingen voor politiek, organisatie en scholing, waarbij van elk de taken werden opgesomd. Voor de leden gold: Niet alleen in woorden, maar vooral in daden moeten Parileden de sympathie, de genegenheid en het vertrouwen van hun omgeving winnen. Parileden moeten ijveriger, eerlijker, moediger, vastberadener, kundiger zijn dan wie ook bij het verbeteren van de positie van proletariërs, boeren en marhaen en van de gehele maatschappij.

Straffen waren er voor leden die geheimen van Pari en PR openbaar maakten, die besluiten niet uitvoerden, die niet vooraf goedgekeurde contacten met de vijand legden, die in de huiselijke sfeer onrust brachten (‘in het algemeen kan huwelijk met meer dan één vrouw niet worden goedgekeurd’) en die het eigen welzijn schaadden door speel- en drankzucht. De Parileden beschouwen elkaar als strijdmakkers, de ideologische band als sterker dan bloedverwantschap, steunen elkaar in vredestijd, en zijn in de strijd elkaar trouw in leven en dood. Met een verantwoordelijkheidsgevoel voor zichzelf en de maatschappij, en zonder verwachting van waardering of beloning van wie dan ook geven de Parileden een levend voorbeeld in woord en daad aan de maatschappij.

Mooie woorden, geheel volgens Tan Malaka’s opvattingen, maar denkelijk meer een blauwdruk dan het vastleggen van iets dat al bestond. Maar waarom werd de tweeëenheid van bovengrondse PR en ondergrondse Pari voorgesteld? Het lijkt angst voor repressie, aangevuld met een conspiratieve reflex – de parallel met de ‘illegale’ PKI ligt voor de hand. Het document bevat nog paragrafen over de proletarische ‘ismen’ als socialisme, anarchisme en communisme. De eerste twee worden afgebrand, de laatste wordt omhelsd. In de Solovallei, van Solo tot Soerabaja, zag Tan

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

In een schema illustreerde Tan Malaka de opbouw van zijn politieke organisatie

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

373

Malaka de kans om de revolutie tot een succes te maken – in lijn met Naar de ‘Republiek-Indonesia’ waarnaar hij ook verwijst – ondanks de sterke tegenkrachten die daar ook waren verzameld. De staatsorganisatie verduidelijkt Tan Malaka met enkele schema’s waarvan één hier is overgenomen. Daaruit blijkt dat binnen de regering van rond de zestien ministers een kernkabinet wordt gevormd, voor snelle besluitvorming, van de zeven belangrijkste portefeuillehouders. In een Revolutionair Programma van – natuurlijk – zeven punten legt Tan Malaka dit alles tenslotte vast. 1. Vorming van een voorlopige Revolutionaire Regering; 2. Vorming van een Revolutionair Kabinet; 3. Voortzetting van de Persatoean Perdjoeangan; 4. Vorming van de MPR; 5. Aanpassing van de staat aan de Revolutie, onder meer a. vorming van de DPR; b. vorming van Revolutionaire Rechtbanken; c. aanpassing van alle overheidsdiensten op centraal en regionaal niveau aan de Revolutie; 6. Economische politiek a. Rentjana Ekonomi (Economisch Plan) voor de Revolutie; b. rationalisatie van de inzet van arbeiders, boeren en leger voor de Revolutie; 7. Vorming van een Revolutionaire Diplomatieke Raad.

Het stuk geeft de nieuwe Partai Rakjat een plaats en borduurt voort op de ideeën uit Thesis. Deze synthese, die tevens lessen trekt uit het PP-falen, met zijn nadruk op de sterke organisatie die de ‘nieuwe’ PP moest worden, bleef een idee op papier. Los van de kans op uitvoering op enige schaal van betekenis onder de omstandigheden van eind juni 1946, was na 3 juli 1946, toen de beweging rond Tan Malaka voor langere tijd vrijwel werd uitgeschakeld, alle kans verkeken om de plannen uit te voeren. Van het terugvallen op de ondergrondse Pari in die situatie – zoals de opzet was – is niets gebleken. Met de gebeurtenissen van 3 juli is ook dit document in de vergetelheid geraakt. Tamin kon dan ook zeggen dat met de oprichting van de PR de Pari was opgeheven. Het stuk is niettemin hoogst interessant – het laat de ontwikkeling van Tan Malaka’s denken zien als reactie op zijn arrestatie en het uiteenvallen van de PP. Yamin schrijft verder Niet alleen Tan Malaka zette zijn politieke ideeën op papier tijdens zijn hechtenis. Yamin deed – het zal niet verbazen – hetzelfde. In Djetis schreef hij in maart-april 1946 ‘Pernjataan hak kemerdekaan Republik Indonesia’

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

374

Verguisd en vergeten

(Verklaring over het recht op onafhankelijkheid van de Republik Indonesia), geïnspireerd door Thomas Jeffersons ‘Declaration of Independence’ en aanvullend op de Indonesische Proclamatie en Grondwet. Het zou kunnen dienen als verdediging van zijn politieke opstelling in de KNIP of een ander parlementair lichaam. In Tawangmangoe zette hij zijn werk aan het manuscript voort, waarbij Soebardjo en Iwa als klankbord fungeerden. Het drietal zag elkaar dagelijks en de politieke ontwikkelingen vormden het hoofdonderwerp van gesprek. Zij waren goed geïnformeerd. Er waren geen beperkingen gesteld aan de ontvangst van kranten, tijdschriften en boeken; de radio werd beluisterd en regelmatig vonden bezoekers hun weg naar het bergoord. Iwa en Soebardjo waagden het zelfs wel eens Solo en Djokja te bezoeken. Iwa zocht daar zijn medebestuursleden van de PBI op. Hoewel formeel een vrij man voelde hij zich toch niet op zijn gemak vanwege de geruchten over zijn mogelijke arrestatie. Soebardjo waagde zich niet verder dan Solo; hij kon wel eens meerijden in de auto van Sastrolawoe. De drie mannen waren eensgezind. Het gevoerde beleid werd afgekeurd; het kabinet-Sjahrir moest worden vervangen. In Yamins werkstuk werd dit geformuleerd. Soebardjo en Iwa suggereerden een groot aantal wijzigingen; het hoofdstuk over buitenlandse politiek was zelfs vrijwel geheel van Soebardjo’s hand. Soebardjo regelde ook het uittypen van het manuscript. Het geheel was volgens Iwa het resultaat van een ‘osmose van gedachten’ van het drietal, dat een ‘homogeen geheel’ vormde. Yamin deed het concept later af als ‘studiemateriaal’, dat door de loop der gebeurtenissen was achterhaald, maar die verklaring in het 3-juli-proces was vooral bedoeld om het eigen straatje schoon te vegen. Het manuscript werd uitgetypt, waarna Yamin het nog weer corrigeerde en aanvulde. In de aanloop naar de 3-juli-coup zou het zijn rol spelen.200 Een uittreksel dat Iwa er van maakte, onthult voldoende over inhoud en toon van het stuk. Puntsgewijs werden ‘De gebreken van de huidige regering’ samengevat en opgesomd. – De president en de vice-president zijn slechts door de Badan Persiapan Kemerdekaan (Japanse marionetten) gekozen. – De president en de vice-president hebben niet voldaan aan het aan de Grondwet toegevoegde vereiste dat zij na zes maanden zouden worden gekozen door de Madjelis Permoesjawaratan Rakjat; de verkiezing door de Badan Persiapan Kemerdekaan was slechts voorlopig en de Badan was benoemd door een vreemde mogendheid. – De president en de vice-president zijn niet als president en vice-president van de Republik ingezworen. – Door niet te voldoen aan het toegevoegde vereiste van de Grondwet 200 SV 1948:189-93 (verhoor Yamin, 9-3-1948); 201, 211 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); 260-70 (requisitoor, 15-4-1948); Putusan 1948:58, 62-3, 122-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

– – – – –



– –





375

belemmert en schendt de regering het volkssoevereiniteitsrecht om een regering te handhaven of te kiezen. De invloed van het Nederlandse en Japanse gezag is na zes maanden in grote lijnen nog onveranderd: volk en staat zijn nog gebonden aan Nederlandse en Japanse wetten en regelingen. De bevoegdheden van parlement en Dewan Pertimbangan Agoeng (Hoge Adviesraad) worden alle uitgeoefend of in de hand gehouden door de regering. Al deze genoemde zaken vormen een schending van de macht van het volk tot het volgen van het democratisch proces. Op deze wijze is de Republik een staat die wordt beheerst, niet door rechtvaardige regels, maar louter door ambtenaren. De machtsoverdracht van de president aan de eerste minister is een overtreding van de Grondwet, zodat de democratische macht weer naar willekeur wordt gelegd in handen van door de constitutie niet geoorloofde personen. De regering (het tweede en derde kabinet) wordt bemand door ministers, die vroeger ambtenaren waren van de Nederlandse koloniale bestuurders Van Mook-Idenburg-Van der Plas, en leden van de geheime vrijmetselarij, die een onderhandelingspolitiek volgen, een akkoord met Nederland en Engeland willen bereiken en nooit opkomen voor het volk dat wenst dat zij de strijd om onafhankelijkheid leiden, ja zelfs vaak de strijd stopzetten ten behoeve van de vijand. Het ministerie van defensie neemt een loopje met het Hoofdparket, waardoor de persoonlijke vrijheid van de staatsburger onderwerp van willekeurig optreden wordt. De regering veranderde het ondersteunend orgaan van de president, de Komite Nasional Indonesia, in een wetgevend en uitvoerend orgaan, dat wordt gebruikt om de vorming van de Dewan Perwakilan Rakjat en de Dewan Pertimbangan Agoeng uit te stellen. De regering benoemt op belangrijke posten ambtenaren die onbetrouwbaar zijn, of naar Indonesië kwamen als ambtenaren van de vijand (uit Nederland); zij brengen de onafhankelijkheid van de staat in gevaar, zodat een colonne wordt gevormd die tegenover de volkswens staat om de natio­nale en sociale revolutie te voltooien. De regering Soekarno-Hatta en het kabinet Sjahrir-Amir handelen niet alleen tiranniek en schenden de democratie, maar benoemen ambtenaren in regering en departementen vooral uit geestverwanten en partijgenoten, waarmee duidelijk tegen alle andere partijen en stromingen wordt ingegaan en de Republik Indonesia op democratische grondslag wordt omgedraaid tot een fascistische staat, beheerst door slechts één persoon of één partij.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

376

Verguisd en vergeten

– De regering heeft nog geen economische maatregelen genomen die passen bij de belangen van de strijd ter verdediging van de staat, zodat de economische situatie van het volk dat strijdt ter verdediging van de onafhankelijkheid op veel plaatsen zeer slecht is, en slechts door eigen inspanningen van het volk verbetert, terwijl de regering in haar economische politiek vaak last veroorzaakt voor het dagelijks leven van het strijdende volk. – Japans en Nederlands-Indisch papiergeld wordt door wetten beschermd, terwijl papiergeld van de Republik niet wordt uitgegeven, zodat het soevereine recht van de staat tot gelduitgifte zonder meer door de regering wordt genegeerd. – De regering voert besprekingen met de vijand terwijl het volk wordt beschoten, vermoord en gevangengenomen; dit betekent verraad aan het volk dat zich door de eigen regering in de rug geschoten voelt. – Houding en optreden van de regering in de crisis rond het tweede kabinet en de aanhouding van de leiders van de Persatoean Perdjoeangan schaden duidelijk de eenheid van het volk en van Indonesia en werken zo contrarevolutionair. De regering-Soekarno-Hatta-Sjahrir heeft nooit verantwoording afgelegd over het verloop van de onderhandelingen met de Nederlands-Britse vijand. – De regering volgt de vijand van het volk in gezamenlijke onderhandelingen, met als resultaat dat de vijand met haar steun een voorstel aan de internationale gemeenschap kan voorleggen waarbij Indonesia deel wordt van een Nederlands Gemenebest. – Door deze onderhandelingen geeft de regering Soekarno-Hatta Nederland de kans de binnenlandse aangelegenheden van Indonesia te leiden en te regelen, alles volgens de koloniale constitutie, door Nederland zelf opgesteld. – De regering Soekarno-Hatta-Sjahrir onderhandelt duidelijk op basis van minder dan 100% onafhankelijkheid, en samen met de departementen hebben zij er in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog al voor gekozen het volk in het vijandelijke kamp te brengen, het kolonialistische, kapitalistische en imperialistische kamp. – Op de oproep van de opperbevelhebber in vijf punten opdat de Republik zijn grondgebied behoudt en de door de vijand veroverde gebieden terugverovert is al inbreuk gemaakt door de regering Soekarno-Hatta, zodat Tangerang-Bekasi-Djakarta, Soerabaja en andere eilanden het onderwerp van agressie werden.201 201

In een verklaring aan de strijdkrachten waarin Soedirman de afkondiging op 7 juni van de Staat van Beleg verwelkomde noemde hij vijf punten, waaronder: vertrouwen op eigen kracht, voortzetting van de strijd, verdediging tot elke prijs van eigen gebied en terugveroveren van vijandelijk gebied, verweer tegen defaitisme en algehele trouw aan de discipline (Kedaulatan Rakjat, 11-6-1946; ook in Soedirman 1970:14-8). De Staat van Beleg voor Java en Madoera was

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

377

– Het afkondigen van de Staat van Beleg voor alleen Java en Madoera door Soekarno en Hatta, die is bedoeld om het revolutionaire volk in Indonesia te onderdrukken, is strijdig met de verklaring van de opperbevelhebber over het oorlogsgevaar in de gehele Republik. De conclusie is dat de regering Soekarno-Hatta en het kabinet-Sjahrir met spoed moeten aftreden en de hoogste macht moet worden teruggegeven aan het volk.202 Het vonnis in het proces schreef niet ten onrechte hierover dat met bittere en smadelijke uitspraken en woorden, minachtend, vol van gevoelens van vijandschap en wraak, en na het spugen van hun gal, de regering, en in het bijzonder vice-president Moh. Hatta, eerste minister Soetan Sjahrir en minister van defensie mr. Amir Sjarifoeddin, werden beschuldigd als verraders en verkopers van hun volk, op basis van louter een verschil van mening over het politieke beleid van de regering.203

Het is niet alles nieuw wat Yamin, met steun van Iwa en Soebardjo, hier opschreef. De bitterheid over de arrestatie en de gedwongen ballingschap in Tawangmangoe zullen verantwoordelijk zijn voor de nog scherpere formuleringen dan in Yamins eerdere brochures. En nu was niet alleen Sjahrir het mikpunt, maar werd ook de regering-Soekarno-Hatta frontaal aangevallen. De andere drie gevangenen in Tawangmangoe, Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno, waren blijkbaar niet direct betrokken bij Yamins werkstuk. Zij zullen zijn gedachtegang hebben gekend, maar meer niet. Zelfs een geringe betrokkenheid zou hen in de processtukken over de 3-juli-coup zijn nagedragen, maar die werd niet gevonden. Op een algemener niveau vulde Yamin zijn tijd met het schrijven van een viertal brochures over Grondwet en Proclamatie die hij weer samenvatte tot ‘Revolusi dan Konstitusi Repoeblik Indonesia’, dat hij in mei 1946 voltooide. Tot een spoedige verschijning kwam het niet – na 3 juli 1946 was publicatie onmogelijk. Pas in januari 1947 werd het in 21 afleveringen als ‘politiek feuilleton’ afgedrukt in ‘Berita Indonesia’, met als auteur Mr. XYZ. Yamin verwees eenmaal naar Tan Malaka en noemde zijn Naar de ‘Republiek-Indonesia’ al kort na verschijnen het ‘eten en drinken’ van de onafhankelijkheidsbeweging.204 op 6 juni uitgeroepen met de vage verwijzing naar ontwikkelingen die gevaarlijk waren (Raliby 1953:315). 202 SV 1948:271-2 (requisitoor, 15-4-1948), ook in Sukatmo 1964:109-13. Deze versie is blijkbaar ietwat aangepast, na 7 juni, gelet op de verwijzing naar de oproep in vijf punten van de opperbevelhebber. 203 Putusan 1948:122. 204 Mr. XYZ, ‘Feuilleton politik; Revoloesi dan Konstitusi Repoeblik Indonesia’, Berita Indonesia, 3-, 4-, 6-, 7-, 8-, 9-, 10-, 11-, 13-, 14-, 15-, 16-, 17-, 18-, 19-, 21-, 23-, 25-, 27-, 28- en 30-1-1947. In de laatste aflevering dateert de auteur zijn bijdrage met ‘Goenoeng Lawoe, 17 Mei ‘46’. Bingar Setiawidi 1995:149-50 suggereert dat Tan Malaka de auteur is, maar inhoud

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

378

Verguisd en vergeten

Soedirman op bezoek in Tawangmangoe Begin juni zocht ook Soedirman, toen hij zich niet gezond voelde, met zijn gezin de rust en koelte van Tawangmangoe. De crisis in Solo zal daaraan niet vreemd zijn geweest. Hij zat in de tuin van zijn bungalow toen Abikoesno langs kwam wandelen. Soedirman vroeg hem een kopje thee mee te drinken. Vervolgens werd ook Soebardjo uitgenodigd. Uit ‘solidariteit’ met zijn vrienden vroeg Soebardjo of zij ook mochten komen. ‘s Middags verschenen aldus Iwa en Yamin, terwijl ‘s avonds het gehele gezelschap, zes man sterk, bij Soedirman op bezoek kwam. Dit uitvloeisel van een toevallige ontmoeting Abikoesno Tjokrosoejoso speelde zich op of rond 6 juni af. Hoofdonderwerp van gesprek was het lot van de vier gevangen PP-voormannen, en een mogelijke oplossing van het probleem. Soedirman, die overigens niet zo veel zei, beloofde zich voor hen in te zetten. Als hij zelf, ofwel het leger, de vrijlating kon regelen, zou er geen sprake zijn van een probleem. Maar hij kon niet instaan voor de veiligheid van het kwartet; een arrestatie door andere organen, officieel of niet-officieel, was niet uitgesloten. Om die reden moest hij de kwestie eerst met andere instanties bespreken. Op korte termijn zou een conferentie van regering, leger en strijdorganisaties in Madioen plaatsvinden, waar hij dit aan de orde zou stellen.205 Het moet een gesprek zijn geweest van verwante geesten; Soedirman ontmoette zijn politieke adviseurs Soebardjo en Iwa in andere omstanen opzet behoren onmiskenbaar bij Yamin. Yamin noemt als titels van zijn vier voorziene brochures: ‘Filsafat negara Republik Indonesia’, ‘Moekadimmah Konstitusi Republik Indonesia 1945’, ‘Pendjelasan dan tafsir Oendang-oendang Dasar Republik Indonesia’ en ’Proklamasi Kemerdekaan Indonesia’. Deze onderwerpen zijn deels ook behandeld in Yamins brochure Pembelaan Republik Indonesia (Yamin 1946d) en keren terug in publicaties van Yamin in de jaren vijftig (Yamin 1951, 1960). 205 SV 1948:201 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); Putusan 1948:58, 61, 63, 78-9. Ook kort in Subardjo 1978:425.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

379

digheden weer. De sympathie van Soedirman voor de PP-idealen zal nog onverminderd hebben bestaan. De strijd tegen de PS-pogingen onder leiding van defensieminister Amir om het leger terug te dringen tot een willig instrument van de regering bleef voortduren. De geheimzinnigheid rond de onderhandelingen met Nederland zal ook Soedirman in stijgende mate hebben verontrust. Daarnaast kon hij bogen op een succesvolle afloop van de onrust in Solo, waar de regering bakzeil had moeten halen. In Solo maakte het leger de dienst uit; de Staat van Beleg had de toegenomen legermacht zelfs gelegitimeerd. Deze successen smaakten wellicht naar meer. Het gesprek in Tawangmangoe ging dan ook van het lot van de vier gevangenen moeiteloos over naar de algemene politieke situatie. Soebardjo vroeg zich af of de koers van de Republik niet kon worden veranderd, zodat deze weer in overeenstemming zou zijn met de bedoeling van de Proclamatie. Soebardjo vroeg zijn mening voor te leggen aan Soekarno. Soedirman beloofde aldus, en zei zich in te zullen zetten voor een ‘vastberaden politiek om alle moeilijkheden het hoofd te bieden’.206 De discussie ging echter nog wel iets verder. Allen vonden dat het kabinet-Sjahrir moest verdwijnen; enkelen, onder wie Iwa en Yamin, vonden dat ook Soekarno moest aftreden; anderen – Abikoesno en Soebardjo – wensten hem te handhaven als ‘eenheidssymbool’. Soedirman zou zich hierover niet hebben uitgelaten.207 Het gezelschap zal, met inbegrip van Soedirman, grotendeels dezelfde politieke koers hebben voorgestaan. Het bleef niet bij vrijblijvende, vervliegende bewoordingen. Soedirman kreeg een pakket stukken van Yamin overhandigd. Het pakket bevatte allereerst de conceptbesluiten te ondertekenen door Soedirman tot vrijlating van Tan Malaka, Yamin, Abikoesno, Soekarni, Chairul Saleh en Wondo­amiseno. In een aparte toelichting werd de vrijlating gemotiveerd, waar­bij de aanhouding werd gewe­ten aan Nederlandse druk of invloed. Yamins ‘Pernjataan hak kemer­dekaan Republik Indonesia’ werd eveneens overhandigd, tezamen met Iwa’s samenvatting daarvan. Van actueler aard was Yamins ‘Soesoenan politik Republik Indonesia dalam Keadaan Bahaja Perang’ (De politieke structuur van de Republik in de Staat van Oorlog). De inhoudsopgave vormt een helder politiek programma. 1. Vorming van een Indonesische revolutionaire regering (Indonesian popular government); 2. Vorming van een oorlogskabinet (War council); 206

SV 1948:205 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948). Soebardjo’s verklaring is wellicht wat ingehouden; hij had er tijdens het proces belang bij zijn rol in de aanloop tot de coup niet te benadrukken om een zwaar vonnis te ontlopen. 207 Putusan 1948:61 (verhoor Soebardjo), Putusan 1948:79 (getuigeverklaring Soedirman, 23-31948); SV 1948:275 (requisitoor, 15-4-1948). Iwa Kusuma Sumantri 1963:145, 2002:234-5 ontkent dat deze onderwerpen werden besproken.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

380

Verguisd en vergeten

3. Vorming van een Madjelis Permoesjawaratan Rakjat (Constitutional Convention); 4. Voortzetting van de Persatoean Perdjoeangan (United Action Front); 5. Het afstemmen van de staatsorganisatie op de staat van oorlog, waaronder a. vorming van een Dewan Perwakilan Rakjat (Legislative Council); b. vorming van een revolutionaire rechtbank (Revolutionary Court); c. het afstemmen van alle landelijke en regionale diensten op de staat van oorlog; 6. Het voeren van een welvaartspolitiek a. plan voor een oorlogseconomie; b. rationalisatie van de arbeiders, boeren en soldaten ten behoeve van de Revolutie; 7. Vorming van een Revolutionaire Diplomatieke Raad.208

Opmerkelijk is dat dit programma vrijwel identiek is met dat in Tan Malaka’s geheime stuk ‘PARI Bagian S(ubmarine)’, dat op 22 juni was gedateerd. Yamins ‘Soesoenan’ was er eerder, maar leende hij zijn programma van Tan Malaka? Dat lijkt waarschijnlijker dan andersom. En dit maakt ook wat betreft Yamins andere schrijfsels de mogelijke betrokkenheid van Tan Malaka groter. ‘Kekoeasaan Tentara dalam Keadaan Bahaja Perang’ (De bevoegdheid van het leger tijdens de Staat van Oorlog), dat wel in het pakket van Soedirman werd opgenomen, ging nog verder. Tijdens de Staat van Oorlog diende de president zijn macht over te dragen aan de bevelhebber van de strijdkrachten. Een ander document noemt als praktische politieke stappen: ontslag van het zittende kabinet, waarna een nieuw kabinet wordt gevormd op zo breed mogelijke coalitiebasis, met ministers die in overleg tussen president en opperbevelhebber zijn aangewezen. In dit nieuwe kabinet vormen een aantal ministers met president en opperbevelhebber een kernkabinet, die politieke koers en strijdwijze bepaalt tegenover de schendingen van de Indonesische soevereiniteit.209 208

In een stuk dat Yamin, in overleg met Iwa en Soebardjo opstelde, kort voor het gesprek met Soedirman, maar dat niet aan hem werd meegegeven, getiteld ‘Soesoenan pemerintah tentara dan rakjat’ (De structuur van een regering van leger en volk) is een praktische vertaling, wellicht iets te extreem, van dit programma te vinden: de president neemt de uitvoerende macht weer op zich, ontslaat het kabinet-Sjahrir, draagt alle wetgevende en uitvoerende macht over aan de opperbevelhebber der strijdkrachten en vormt in overleg met de opperbevelhebber een ‘war council’ (SV 1948:273 (requisitoor, 15-4-1948)). 209 SV 1948:274-5 (requisitoor, 15-4-1948); Putusan 1948:124-6, ook in Sukatmo 1964:109, 1134. Yamin 1950:167, 1957:200-1 ontkent het overhandigen van andere documenten dan die over de vrijlating. Dat geldt wellicht voor enkele van de negen genoemde stukken, maar de andere zijn wel bij Soedirman beland. Of vlucht Yamin hierbij in juridische spitsvondigheid – en kwamen de documenten later of anders bij hem terecht, bijvoorbeeld bij een latere ontmoeting van

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

381

Het is wel heel onwaarschijnlijk dat dit pakket aan Soedirman werd overhandigd, zonder dat kon worden gerekend op instemming in hoofdlijnen van de Panglima Besar. Los van de bewoordingen was het programma in overeenstemming met de eigen ideeën. De succesvolle machtsontplooiing in Solo werd hier vertaald naar hoger niveau. Ook in zijn keuze van politieke raadgevers liet hij overduidelijk blijken waar zijn politieke sympathie lag. Uit afkeer van de regeringskoers en op basis van politieke geestverwantschap rekruteerde hij zijn adviseurs uit oppositiekring. Naast de al in april gevormde adviesraad uit leiders van de badan perdjuangan vroeg hij om zijn ‘politiek inzicht’ te vergroten in een situatie waarin de Staat van Beleg was afgekondigd, met een aandeel van het leger in het landsbestuur, zijn hoogste juridische medewerker Soeljoadikoesoemo, ooit kortstondig in oktober 1945 minister van defensie ad interim, leden aan te zoeken voor een adviesraad voor het legeropperbevel, de Dewan Pertimbangan Poetjoek Pimpinan Tentara. Deze raad, hoewel nog niet officieel geïnstalleerd, en de leden nog niet officieel benoemd, vergaderde al wel. De leden kwamen elke woensdag van tien tot twaalf bijeen in Soeljoadikoesoemo’s kantoor. Hun meningen werden doorgegeven aan Soedirman, die ook ooit zo’n bijeenkomst bezocht. De namen van de leden zijn opmerkelijk: Iwa en Soebardjo, beiden onder legerhoede uitgeweken naar Tawangmangoe, onder dreiging van een arrestatie door de regering, de broers Boentaran en Boedhiarto, kernleden van de Kaigungroep, de machtige voorman van de Lasjkar Rakjat in Djokja, Moh. Saleh – ook al lid van de al eerder gevormde adviesraad – Soekiman, namens de Masjoemi, mr. Djody Gondokoesoemo, namens de PNI, en de gematigde, gezaghebbende jurist mr. Soepomo. De namen van drie van de elf leden zijn mij onbekend.210 Op 6 juni kreeg Soedirman ook een advies van deze Dewan – waarschijnlijk van 15 mei – overhandigd, waarin werd voorgesteld het kabinet meteen te ontbinden en een nieuw breed coalitiekabinet te vormen, waarvan de leden Soedirman met Tan Malaka, Soekarni en Yamin, door Yamin op 22 juni in Solo gesitueerd (Yamin 1950:167, 1957:200-1)? Yamin ontkent overigens met klem dat hij de auteur is van ‘Kekoeasaan Tentara dalam Keadaan Bahaja Perang’ (Yamin 1950:200, 1957:238), iets wat hij niet doet bij de andere documenten. Was Iwa of Soebardjo hiervoor verantwoordelijk? 210 Putusan 1948:110, die Soeljoadikoesoemo’s getuigeverklaring samenvat, ook in Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948. Elders ontbreken verwijzingen naar deze adviesraad. Soeljoadikoesoemo’s aandeel in het 3-juli-proces beperkte zich tot toelichting op de adviesraad. De aanklager negeerde diens verklaring in zijn requisitoor. Het vonnis (Putusan 1948:125) zegt slechts kort dat zo’n adviesraad niet bestond, onder verwijzing naar de verklaringen van Soedirman en Soeljoadikoesoemo – een wel heel formeel standpunt. Soedirman in zijn getuigeverklaring (Merdeka, 25-3-1948) noemt de raad een informeel gezelschap dat om advies werd gevraagd. Soeljoadikoesoemo regelde de gang van zaken ervan. Het bestaan – en vooral de samenstelling – van de adviesraad droeg niet bij tot de geloofwaardigheid van Soedirmans niet-betrokkenheid bij de 3-juli-coup die het proces wilde vastleggen. Overigens versterkt dit wèl de geloofwaardigheid van de getuige Soeljoadikoesoemo.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

382

Verguisd en vergeten

zouden worden aangewezen door President en Panglima Besar. President en Panglima Besar zouden samen met door hen aangewezen ministers een kernkabinet vormen met grote bevoegdheden, terwijl de Staat van Beleg zou worden afgekondigd.211 De samenstelling van de adviesraad zal niet zonder Soedirmans instemming hebben plaatsgevonden – het is een politieke beginselverklaring en een onrustbarende uitdaging aan de regering. Het is onduidelijk wanneer de adviesraad in oprichting voor het eerst bijeenkwam. Het zou voor de hand liggen dit na de crisis in Solo en na Soedirmans verblijf in Boentaran Martoatmodjo Tawangmangoe te plaatsen; dat zou dan op 12 juni zijn. Maar in onverdachte bron wordt verwezen naar een bijeenkomst al op 15 mei.212 Boedhiarto en Boentaran werden regelmatig door Soedirman geraadpleegd over de politieke situatie, klaarblijkelijk als adviseur maar niet in het verband van de Dewan.213 In deze zelfde sfeer opereerde ook Soedarsono die door Soedirman was gevraagd als ‘verbindingsman’ tussen hem en de partijleiders op te treden, waarbij Soedarsono Masjoemi en PNI noemde.214 Wat deed Soedirman met Yamins pakket? Naar eigen zeggen op het 3-juli-proces in 1948 las hij slechts een klein deel ervan, voor de rest ‘had hij geen tijd en hij was het er niet mee eens’. Dat lijkt een verklaring om zich te onttrekken aan de verantwoordelijkheid voor de 3-juli-coup. Het verhoudt zich slecht tot het uitvoerige gesprek dat hij op 6 juni voerde. En 211 Putusan 1948:125 haalt dit advies aan, maar noemt geen datum. SV 1948:280 (requisitoor, 15-4-1948) verwijst slechts naar een advies van 15 mei. De procureur-generaal somt een lijst op van zeven overhandigde documenten (SV 1948:274 (requisitoor, 15-4-1948)). Het vonnis vat negen documenten samen (Putusan 1948:124-5). Ook Yamin 1950:167, 1957:200 noemt negen documenten. De procureur-generaal noemde het advies van de Dewan niet – om Soedirman te ontzien? Het andere document dat hij niet vermeldt is van weinig belang. Requisitoor en vonnis verwijzen bij de documenten naar de nummers van deze bewijsstukken, waardoor geen misverstand mogelijk is. Overigens is hierbij nog sprake van een zetfout: in Putusan 1948:125 moet de eerste vermelding van bewijsstuk XVIII worden gelezen als XIII. 212 SV 1948:280 (requisitoor, 15-4-1948). 213 SV 1948:223 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948). Soedirmans adviseurs en adviesraden, formeel en informeel, zijn talrijk en moeilijk uit elkaar te houden; hierover Salim Said 1992:59-60. 214 SV 1948:45 (verhoor Soedarsono, 6-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

383

het doet dat evenzeer met de bemiddelaarsrol die hij, volgens zijn getuigeverklaring in 1948, vervulde tussen regering en politieke leiders, op verzoek van de regering.215 In dat verband had hij de opvattingen van het zestal in Tawangmangoe moeten doorgeven aan de regering. Maar hij hield ze voor zich. Op de bijeenkomst in Madioen op 9 juni hield Soedirman zich op de vlakte. Hij wees slechts op de crisistoestand en vroeg om afstemming van de regeringspolitiek op de idealen van het strijdende volk.216 Volgens Yamin stelde Soedirman het lot van de gevangenen wel degelijk aan de orde bij Soekarno, in één van de vele ontmoetingen tussen beiden in deze periode. Hij liet zelfs op 22 juni Tan Malaka, Soekarni en Yamin naar Solo komen om hen verslag te doen: de kans was aanwezig dat het drietal op korte termijn bij de President zou worden geroepen om een spoedige oplossing tot stand te brengen.217 Coalitiekabinet De reorganisatie van het leger had ingehouden dat het aantal divisies op Java werd verkleind van tien tot zeven. De topposities waren eind mei ingevuld; de hoogste officieren kozen hierbij hun commandant en chef-staf; keuzes die officieel werden bekrachtigd door Soekarno. In Djokja en Solo leverde dat problemen op. De divisiecommandant in Djokja bleef ongewijzigd generaalmajoor Soedarsono, maar hij was zo ontevreden over de keuze van de chefstaf dat hij zijn eigen man, luitenant-kolonel Oemar Djoy, de eed liet afleggen als chef-staf. En zijn eigenmachtig optreden werd goedgekeurd. In Solo was kolonel Soetarto, die een actieve rol had gespeeld in de crisis in Solo, gepasseerd. Zijn officieren weigerden de nieuwe man te gehoorzamen en Soetarto, als brigadecommandant in Solo gekozen, bleef zijn commando uitoefenen. Het ministerie van defensie moest zich uiteindelijk hierbij neerleggen.218 215

Putusan 1948:79, 126. Putusan 1948:79; ook Nasution 1977, III:322-3. In de pers is geen verslag te vinden van een bijeenkomst in Madioen. In een verslag van de vorming van de Dewan Pertahanan in Djokja op 14 juni wordt Moh. Saleh aangehaald die naar dit overleg verwijst (Boeroeh, 15-6-1946). In de periode van 6 tot 24 juni ontmoetten Soekarno en Soedirman elkaar overigens nog diverse malen en had Soedirman alle gelegenheid zijn ontmoeting in Tawangmangoe te bespreken. 217 Yamin 1950:167, ook 160, 1957:200-1, ook 193. Soedirman had geen behoefte de diepgang van zijn contacten met de mannen in Tawangmangoe te benadrukken en zweeg erover. Wellicht overhandigde Yamin bij deze gelegenheid nog een aantal van zijn pennenvruchten. In zijn getuigeverklaring (23-3-1948, Putusan 1948:79) dateert Soedirman de overhandiging van de op 29 juni bij Boedhiarto samengestelde stukken op 22 juni. Die vergissing kan worden verklaard onder verwijzing naar op 22 juni overgedragen stukken. Hiermee draagt hij ook bij aan de geloofwaardigheid van Yamins bewering over de ontmoeting op 22 juni. 218 Nasution 1977, III:115-6, 127-31; Anderson 1972:373-5. Zie ook pp. 341-3. 216

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

384

Verguisd en vergeten

Beide commandanten stonden dichtbij Soedirman. De gang van zaken rond de vervulling van de topposities werd geweten aan regeringsdruk. Hun succesvolle verzet versterkte hun positie, maar ook hun afkeer van de regering en haar bemoeienis met legerzaken. Solo bleef zo een bolwerk van de oppositie, met een haar sympathieke divisiecommandant. In Djokja was de loyaliteit van Soedarsono twijfelachtig. Met dat al kon de regering in de politiek meest gevoelige steden niet op voorhand rekenen op een trouwe gewapende macht.219 Soedarsono toonde, toen hij ter uitvoering van Soedirmans instructie zijn adviseurs benoemde, waar zijn politieke sympathie lag: hij benoemde Boentaran en Boedhiarto, de PNI-voorman Soenarjo en de machtige lasjkarleider Moh. Saleh.220 Inmiddels stond het politieke bedrijf in Djokja vooral in het teken van de mogelijke vorming van een coalitiekabinet. Al het overleg tussen regering en Konsentrasi Nasional leidde echter niet tot spoedig resultaat. Het bleef bij geruchten.221 De buitengesloten partijen voerden de druk op. Vooral de Masjoemi was actief. Zijn krant ‘Al Djihad’ kwam bijna dagelijks met commentaren, leuzen en verslagen over die wenselijkheid. Een verklaring van Masjoemi, PNI, PBI en de vakbondsfederatie Gaboengan Boeroeh Indonesia (Gasbi, Verbond van Indonesische Vakbonden) riep, onder verwijzing naar de Staat van Beleg en de oprukkende vijand op tot eensgezindheid. Daartoe moest op 17 juni de Proclamatie op grote schaal worden herdacht met massavergaderingen, optochten, radioredes enzovoorts, waarbij de strijdgeest moest worden aangevuurd, de 100% merdeka verdedigd en de eis gesteld van een coalitiekabinet dat de ‘kracht van de eenheid in de strijd van het gehele volk verzekert’.222 De Gasbi was nieuw en de opvolger van de BBI. Hij kwam tot stand op 1 mei op initiatief van Sjamsu, die aldus zowel in PBI als Gasbi een leidersrol vervulde. Niet alle BBI-afdelingen gingen overigens op in de Gasbi, daarin mede gemotiveerd door syndicalistische ideeën. De Gasbi die in de oppositiehoek thuishoorde keerde zich tegen deze ideeën en benadrukte de geldend­e marxistische opvattingen over de relatie tussen partij, vakbonden en regering. Dit weerhield de regering er niet van PBI-BBI-Gasbi hard aan te pakken en regelmatig te zwaaien met het scheldwoord ‘anarcho-syndicalisme’. Het 219

Anderson 1972:375. SV 1948:45, 47 (verhoor Soedarsono, 6-3-1948); Anderson 1972:371-2. Het besluit tot instelling van raden van adviseurs bij elke divisie is gedateerd 25 mei. Alle lasjkar uit het divisieterritorium zouden daarin een zetel moeten krijgen (Antara, 21- en 27-5-1946; Merdeka, 30-5-1946). 221 Boeroeh, 4-6-1946 bijvoorbeeld meldde berichten over vervanging van drie ministers door kandidaten uit PKI, PNI en Masjoemi. 222 Kedaulatan Rakjat, 14-6-1946. In Djokja werd de Proclamatie herdacht met een parade van badan perdjuangan. De eisen van de vier organisaties bleven ongenoemd in het verslag hiervan (Kedaulatan Rakjat, 17-6-1946). 220

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

385

was voor de overheid van groot belang controle op de arbeidersbeweging uit te oefenen – strategische productiegoederen en ook de uitvoering van de in onderhandelingen toegezegde teruggave van buitenlands bezit waren in het geding. In dat opzicht roerde de PS zich ook, die vanzelfsprekend een machtspositie nastreefde in de arbeidersbeweging. De aanvallen op PBI en Gasbi brachten deze organisaties weer vaster op de oppositionele koers.223 De PNI gaf een lange verklaring uit ‘Kabinet-koalisi ataukah kabinetnasional?’ (Een coalitiekabinet of een nationaal kabinet?). De besprekingen tussen kabinet en Konsentrasi Nasional over de vorming van een coalitiekabinet hadden niet tot resultaat geleid. De oproep van Masjoemi, PNI, PBI en Gasbi had de discussie nieuw leven ingeblazen. Na een uitleg over het ontstaan van het tweede kabinet-Sjahrir, dat de naam ‘nationaal kabinet’ ten onrechte droeg, werd uitgelegd dat de PNI een coalitiekabinet wenste van alle grote partijen, dat zich eensgezind richtte tegen het Nederlandse imperialisme en de nauwe band volk-regering herstelde die het kabinet-Sjahrir ontbeerde. Zo’n structuur was belangrijker dan de deelname van ‘sterke mannen’. De naam was eveneens secundair; het mocht ‘revolutionair kabinet’ heten. De vorming was urgent, de crisis verdiepte zich, de Staat van Beleg was al uitgeroepen.224 Het Masjoemibestuur vergaderde in Djokja op 19 en 20 juni en sprak zijn volledige vertrouwen uit in de pogingen van de leiding om een coalitiekabinet tot stand te brengen, en stelde ook de grote lijnen vast van de te volgen politiek als zo’n kabinet niet werd gevormd.225 Die grote lijnen werden niet publiek gemaakt, maar de druk werd zo wel opgevoerd. De pers stond in het algemeen positief tegenover de vorming van een coalitiekabinet.226 ‘Kedaulatan Rakjat’ voegde hieraan een eigen nuance toe. Niet de vorm van het kabinet was van belang, maar zijn daden en de sterkte van de band tussen volk en regering.227 Sajoeti Melik, die tot half juni vrijwel dagelijks een commentaar bijdroeg aan ‘Kedaulatan Rakjat’ verwoordde dat het duidelijkst. 223

Sutter 1959, II:375-82. Kedaulatan Rakjat, 17- en 18-6-1946. In dit kader past ook een PNI-vergadering van zestien Oost-Javaanse afdelingen op 16 juni in Madioen, waar werd opgeroepen tot vorming van een coalitiekabinet (Antara, 18-6-1946; Merdeka, 18-6-1946). 225 Antara, 24-6-1946; Kedaulatan Rakjat, 24-6-1946; Boeroeh, 24-6-1946; Merdeka, 25-6-1946. 226 Bijvoorbeeld ‘Koalisi kabinet dan Dewan Pertahanan Negara’, Berita Indonesia, 10-6-1946, dat om een ‘echt coalitiekabinet’ vroeg in plaats van een herschikking van portefeuilles. In het nieuwe weekblad Perintis, een uitgave van studenten in Solo, werd voorzichtig instemmend over een coalitiekabinet geschreven – maar werden ook vraagtekens geplaatst. Wat was de rol van de Konsentrasi Nasional hierbij? Deze leek intern verdeeld. Had zij nog wel bestaansrecht? (’Kabinet Nasional atau Kabinet Coalisi’, Perintis 1-1(10-7-1946):1, 4 en ‘Quo vadis Konsentrasi Nasional?’, Perintis 1-1(10-7-1946):4 – dit eerste nummer verscheen blijkbaar vertraagd; aan de 3-juli-zaak werd geen woord besteed. 227 Mr. D., ‘Pimpinan jang koeat’, Kedaulatan Rakjat, 12-6-1946; ‘Sepoeloeh boelan’, Kedaulatan Rakjat, 17-6-1946. 224

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

386

Verguisd en vergeten

Hij wenste een revolutionair kabinet, dat ‘de revolutionaire praktijk van de moerba weerspiegelt’. Naar die norm moet het kabinet worden beoordeeld, en volgt handhaven of vervangen van het kabinet. Vorm of naam van het kabinet zijn onbelangrijk, evenals de persoon van de leider. Als Soekarno hem aanwijst, kan dat ook Sjahrir zijn. Het enige dat telt is het handelen.228 Bijna twee weken later zette hij vraagtekens bij de eis van Masjoemi, PNI en PBI tot vorming van een coalitiekabinet. Als vanzelfsprekend werd daarbij geponeerd dat zo’n kabinet beter was dan het zittende nationale kabinet, los van een oordeel over de daden van het kabinet-Sjahrir of Sajoeti Melik een eigen regeringsprogramma. In dat opzicht leek het er zelfs op dat met terugwerkende kracht de programmatische opstelling van de PP op de KNIP-zitting in Solo werd afgekeurd.229 Met dit al verdween de Konsentrasi Nasional uit beeld; het was niet het middel gebleken om het kabinet-Sjahrir op bredere basis te vestigen, of ten val te brengen. Masjoemi, PNI en PBI verkozen een gezamenlijke aanpak.230 Dezelfde vergetelheid was de gevangen PP-leiders beschoren. Zij leken vergeten. De dag na de opheffing van de PP schreef Sajoeti Melik over de ‘arrestatie van politieke leiders’. De revolutie kan dit noodzakelijk maken, zoals de zuivering van Trotsky door Stalin laat zien, maar in Indonesië zijn fouten gemaakt – er was sprake van onvoldoende onderzoek vooraf, buitenlandse druk en onderschatting van binnenlandse factoren – waardoor de revolutie is geschaad. Dat belang moet zwaarder wegen dan strafrechtelijke 228

Joeti, ‘Kabinet kita’, Kedaulatan Rakjat, 3-6-1946. [Joeti], ‘Pimpinan jg. koeat’, Kedaulatan Rakjat, 14-6-1946. 230 Soekarno overlegde op 13 juni met de Konsentrasi als overkoepeling van de politieke partijen over de vorming van de Dewan Pertahanan Negara. De drie leden ‘uit het volk’ in de Dewan zouden worden aangewezen door de Konsentrasi, BKPRI, namens de pemuda, en de badan perdjuangan (Kedaulatan Rakjat, 13- en 14-6-1946). Er werden nog enkele afdelingen van de Konsentrasi opgericht (Banjoewangi – Lasjkar, 30-5-1946; Boeroeh, 1-6-1946, en Bogor – Antara, 10-6-1946; Boeroeh, 11-6-1946; Merdeka, 13-6-1946) en er werd lippendienst bewezen (PNI-voorzitter Sarmidi in Madioen – Merdeka, 18-6-1946). 229

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

387

overwegingen.231 In zijn commentaar bij tien maanden onafhankelijkheid riep ‘Kedaulatan Rakjat’ op tot verzoening tussen regering en de als ‘ultrarevolutionair’ afgeschilderde leiders, die hun rol in de strijd zouden moeten hernemen.232 Tan Malaka en zijn medegevangenen werden niet bij name genoemd. De verholen aanvallen van PS-zijde kregen geen vervolg en geen versterking van de kant van de PKI. Van een polemiek tussen PKI en Partai Rakjat was niets te bemerken.233 Beide partijen werkten aan een versteviging van hun basis door lokale activiteiten.234 In Djokja werd begin juli een PR-afdeling gevormd.235 De steun die ‘Kedaulatan Rakjat’, Djokja’s grootste krant, aan Tan Malaka’s politieke koers had gegeven, was niet geëindigd met zijn arrestatie, maar daarna wel minder uitgesproken en voorzichtiger verwoord. De vrijlating van Sajoeti Melik leidde wel meteen tot zijn heroptreden als medewerker van ‘Kedaulatan Rakjat’. Zijn commentaren waren onveranderd kritisch ten opzichte van de regering, maar hij was geen kritiekloze aanhanger van de PP-koers en Tan Malaka. Hij had zijn eigen politieke ideeën. Daarin was alles ondergeschikt aan de revolutie, zoals die in het massale volksverzet tegen het Nederlandse imperialisme tot uiting kwam. Dat was een socialistisch-proletarische revolutie, geen democratische bourgeoisrevolutie, en deel van de proletarische wereldrevolutie. Diplomatie, kabinet en leger dienden dat verzet te volgen en te steunen. De opportunistische diplomatieke koers diende te worden verlaten. Het leger behoefde reorganisatie, onder andere om betere coördinatie te bereiken met de Lasjkar Rakjat.236 231

Joeti, ‘Penangkapan pemimpin’, Kedaulatan Rakjat, 5-6-1946. ‘Sepoeloeh boelan’, Kedaulatan Rakjat, 17-6-1946. 233 Vier artikelen van Moh. S. in Penghela Rakjat: ‘Doea matjam pemandangan tentang revoloesi’ (13-6-1946), ‘Sekali lagi: Doea matjam pemandangan tentang revoloesi’ (14-6-1946), ‘Pemandangan kami’ (15-6-1946), en ‘Sekali lagi: Pemandangan kami’ (17-6-1946), legden uitvoerig uit dat in Indonesië sprake was van een nationale revolutie, die geleidelijk zou overgaan in een sociale revolutie. Die sociale of proletarische revolutie kon slechts slagen als deel van de wereldrevolutie. Binnen- en buitenlandse factoren waren onscheidbaar. De grote afstand van Indonesië tot de Sovjetunie versterkte het gevaar van het Brits-Nederlandse imperialisme. Deze artikelenserie kan worden gezien als kritiek op de radicale opvatting en het binnenlands accent van de Tan Malaka-aanhang. 234 Boeroeh meldt zulke PKI-acties in Magelang (7-6-1946) en Cheribon (14-6-1946). 235 Kedaulatan Rakjat, 2-7-1946; Boeroeh, 3-7-1946. De bestuurssamenstelling: Soehadi (voorzitter), Moenzir Oemar (vice-voorzitter), M. Roebaie (secretaris), Machmoed (penningmeester), Machroes Effendy (lid). Het secretariaat was gevestigd op Ngabean 4. Roebaie en Machroos Effendy waren ook actief in de Ikatan Pemoeda Kalimantan, het verbond van pemuda uit Kalimantan, en zijn blad Gelanggang. 236 Zijn ideeën zette Sajoeti Melik als Joeti in een serie commentaren uiteen: ‘Menentoekan ­pangkal-tindakan’ (31-5-1946), ‘Diplomasi kita’ (1-6-1946), ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-19(5/12-6-1946):453, ‘Kabinet kita’ (3-6-1946), ‘Tentara kita’ (4-6-1946) en ‘Penangkapan pemimpin’ (5-6-1946). In zijn andere commentaren vormde meestal een actuele aanleiding de opmaat 232

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

388

Verguisd en vergeten

A.Koma De linkse versnippering werd nog vergroot met de oprichting van de Angkatan Komunis Moeda (A.Koma) op 9 juni. Oprichter en hoofdpersoon hierin was Ibnu Parna. De Pesindo had hem op 29 april geroyeerd. Hij had de partijregels geschonden en was na het PP-congres in Madioen verdwenen en onbereikbaar. Wel schreef hij ‘geheime brieven’ die de Pesindo wilden verdelen. Aan zijn uitzetting werd voor de afdelingen het verbod toegevoegd hem welke informatie dan ook te verstrekken.237 De Pesindo had zich zo ontdaan van een lastige opposant in eigen kring. Ibnu Parna was niet thuis in Djokja toen politie, versterkt met Pesindomanschappen, op 18 of 19 maart een inval deed. Ook in Magelang en Salatiga werd hij daarna vergeefs gezocht. Hij dook onder in een dessa aan de voet van de Merapi.238 Daar, op 17 april 1946 – de datum was geen toevallige keuze – kwamen in het geheim elf mannen, onder leiding van Ibnu Parna, bijeen uit West-, Midden- en Oost-Java, onder wie Koesnandar, Soerjokotjo en Soegijono. De conferentie kreeg als naam ‘Titik Merah’ (Rode Stip). De deelnemers noemden zich radicale communisten. ‘Communisten van een nieuw soort. En als communisten zullen wij de oogst binnenhalen van de arbeid onzer voorgangers.’ Die ‘traditie’ kende winst, maar ook meningsverschillen. ‘Zo ondervinden wij, dat het spook van de afscheiding tussen Tan Malaka en Moeso ons in onze actie hindert.’ Om een goed inzicht hierin te verkrijgen werd besloten alle literatuur van en over de beide leiders te verzamelen en te bestuderen. Zolang ook zou een gereserveerde houding hierover worden ingenomen. Los daarvan sprak het elftal zich uit voor radicale programpunten, in de geest van de PP. Tevens werd een opzet van en inzet voor een organisatie besproken, die voorlopig ‘100% illegaal’ was, en waarover op 17 mei weer zou worden beraadslaagd.239 Dat laatste lukte niet, maar op 9 juni kwam in Djokja de A.Koma tot stand, dat blijkens de tot een herhaling van het primaat van de revolutie: ‘Gaboengan revoloesioner’ (6-6-1946) over de opheffing van de PP, ‘Kongres Pemoeda’ (7-6-1946), ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-19(5/12-6-1946):453, ‘Memberi-menerima’ (11-6-1946), over besluiten van diverse congressen, ‘Pendjelasan kata2’ (12-6-1946) over het revolutionaire proces, ‘Pimpinan jg. koeat’ (14-6-1946) over het coalitiekabinet, en ‘Kartoe kita’ (15-6-1946) over de te voeren tactiek. De commentaren van 11, 14 en 15 juni zijn anoniem, maar gezien stijl en inhoud van Joeti’s hand. 237 Boeroeh, 6-5-1946; Antara, 6-5-1946, in Merdeka, 8-5-1946; Lasjkar, 9-5-1946. 238 ‘Resumé A.Koma-brochure 3’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 105, in NA, PG 974. Zijn verblijfplaats was waarschijnlijk Sawangan bij Magelang, ten huize van Pratik, die ook deelnam aan de geheime bijeenkomst op 17 april daar (PAM-rapport, 12-6-1947, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 68, in NA, PG 974). 239 Notulen conferentie Titik Merah, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ’Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 71-4, in NA, PG 974.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

389

persberichten een ‘proletarisch pemuda-front’ vormde, dat ‘onze Republik wilde versterken’ en bereid was met andere organisaties samen te werken. Voorzitter werd natuurlijk Ibnu Parna; als secretaris werd benoemd Mohd. Roosley en als penningmeester S. Jahja.240 In een gelijktijdig antwoord op zijn royement noemde Ibnu Parna de breuk een ‘kristallisatie’ tussen links en rechts in de Pesindo die op een aanstaand Pesindocongres nog ‘eerlijk’ diende te worden besproken.241 De statuten formuleerden onverhuld als doel: ‘het voltooien van de Indonesische Revolutie tot een communistische maatschappij, een maatschappij van broederschap en vrede’. In dat kader paste al meteen het omzetten van privé-eigendom in volkseigendom onder staatsbeheer. Een radicaal-revolutionaire regering en dito leger moesten de sociale revolutie leiden, die tevens 100% merdeka zou waarborgen. Het ontbreken van een middenklasse in Indonesië maakte de fasering van nationale vooraf aan sociale revolutie onnodig, en zelfs ­contra­productief. De keuze hiervoor zou de opening bieden tot terugkeer van buitenlands kapitalisme en imperialisme.242 Tan Malaka en zijn aanhang mochten zich zo verheugen in een versterking van de gelederen, een vreugde waarschijnlijk gemengd met enige teleurstelling over de verdere versnippering. Diplomatieke concessies aan Nederland De interne verhoudingen in de Republik met een regering op smalle basis tegenover een breed front van partijen die een coalitieregering wenste, met een TRI, die zich een eigen koers voorbehield, en die na de crisis in Solo aan macht en zelfvertrouwen had gewonnen, werden voor het kabinet-Sjahrir 240

Antara, 10-6-1946, in Kedaulatan Rakjat, 11-6-1946; Boeroeh, 11-6-1946; Merdeka, 18-6-1946. Het secretariaat werd gevestigd op Ngabean 4, waar een paar weken later de PR-afdeling ook introk – een sprekend bewijs van geestverwantschap. Alizar Thaib 1993:136 noemt A.Koma het resultaat van overleg in Krawang tussen onder anderen Ibnu Parna, Sidik Kertapati, Soetan Akbar en Aidit als reactie op de linkse regeringspartijen die de communistische ideologie pousseerden ten koste van de eenheid. Daaruit kwam dan A.Koma voort – te lezen als A en vervolgens ‘komma’ – als eerste (A) gold eenheid tot de 100% merdeka was bereikt, daarna (na de komma) konden dan ismen worden aangehangen. Maar Ibnu Parna schond de afspraak door meteen het communisme in de naam op te voeren. Plaats en personen lijken onjuist, maar de verklaring voor de mysterieuze punt klinkt aanvaardbaar. 241 Deze verklaring in A.Koma-brochure 2. Een kopie van het origineel in NA, PG 927; een vertaling in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-91949, pp. 75-83 (de verklaring op p. 75), in NA, PG 686. 242 Statuten en toelichting in A.Koma-brochure 2, in NA, PG 578 (Indonesisch) en Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 76-8 (vertaald), in NA, PG 974. Een A.Komalied werd vastgesteld over arbeiders, boeren en soldaten, op de wijze van de ‘Internationale’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

390

Verguisd en vergeten

nog gecompliceerd door de noodzaak concrete voorstellen te formuleren in de onderhandelingen met Nederland en Engeland. De inhoud van alle eerdere Indonesische inbreng was geheim gebleven; dat gold ook voor het overleg op de Hoge Veluwe in april. Op het Nederlandse ontwerp-protocol dat de mislukking van dat overleg bezegelde, was nog geen Indonesische reactie gevolgd. Sjahrir kon dat niet blijven uitstellen en op 17 juni zond hij zijn geheime tegenvoorstellen naar Van Mook. Hij kwam hierbij deels terug op zijn voorstellen van 27 maart. Sjahrir wenste nu een volkenrechtelijke verhouding tussen Nederland en Indonesië, in plaats van een Unie, een staatsverband. Hij vroeg erkenning van het defacto-gezag over geheel Java en Sumatra, met inbegrip nu dus van de door Nederland en Engeland bezette gebieden, en het stopzetten van de aanvoer van Nederlandse troepen.243 In de heersende crisissfeer, versterkt door de uitroeping van de Staat van Beleg, zou, hoe dan ook, de publicatie van deze tegenvoorstellen, een schokwerking hebben. Kon de regering die reactie beheersen? Waren daartoe de oproepen tot eenheid voldoende? Een Reuterbericht, dat Antara overnam, meldde de overhandiging van de geheime voorstellen aan de krantenlezers in de Republik.244 De volgende dag schreef ‘Kedaulatan Rakjat’ dat er volledig op werd vertrouwd dat de voorstellen niet zouden afwijken van de eis van volledige onafhankelijkheid. De vreedzame Indonesische diplomatieke koers was beantwoord met Brits-Nederlandse agressie. Het Indonesische antwoord daarop was het uitroepen van de Staat van Beleg; een vervolg daarop, in navolging van de recente oproep van Soedirman, moest het terugveroveren van West-Java zijn.245 Weer een dag later schreef Sajoeti Melik, dat hij er op vertrouwde dat Sjahrir de 100% merdeka zou hooghouden in zijn voorstellen. ‘Indien niet, zal het volk zeker in opstand komen en zal Sjahrir zeker uit zijn ambt worden ontslagen. Ontslagen door onze President, door boeng Karno.’ Alleen onder dwang, onder militaire druk zal Nederland echter toegeven. Daarom ook besluit het commentaar met ‘leve de verdediging van de Republik’ en ‘leve boeng Sjahrir, als voorzitter van de Dewan Pertahanan Negara’.246 In het vervolg sprak hij zijn vertrouwen uit in de eigen kracht, in de kracht van het leger, dat Nederland zou dwingen de Republik te erkennen, desnoods in een strijd op leven en dood. En met Soedirmans uitspraken: ‘Geef je nooit over! Erken geen nederlaag! Het is beter te sneuvelen op het slagveld, dan als oorlogsmisdadiger te worden gedood!’ eindigde Sajoeti Melik zijn verhaal.247 243 244 245 246 247

Smit 1962:37-8; zie ook pp. 337-8. Kedaulatan Rakjat, 18-6-1946. ‘Sikap keras jang ditoenggoe’, Kedaulatan Rakjat, 19-6-1946. J., ‘Soal kita soedah tentoe’, Kedaulatan Rakjat, 20-6-1946. J., ‘Sikap kita djoega soedah tentoe’, Kedaulatan Rakjat, 21-6-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

391

De dagelijkse-stukjesschrijver wreef nog meer zout in de regeringswonden. De Nederlandse radio had de leugen verspreid dat de tegenvoorstellen niet voor geheel Indonesia 100% onafhankelijkheid hadden geëist. Er is niemand van het Indonesische volk die dit bericht gelooft. Het is onmogelijk dat onze regering zijn eisen inperkt, iets aan zijn programma afdoet. Het volk vertrouwt 100% op boeng Karno, op boeng Sjahrir, vertrouwt er voor 100% op dat de regering zal vasthouden aan 100% onafhankelijkheid voor geheel Indonesië; dit kan niet minder worden en kan geen onderwerp van onderhandeling zijn.

Het volk laat zich niet bedriegen door Nederlandse leugens. ‘Maar als toch juist is wat de Nederlanders uitzenden – maar het kan niet juist zijn – dan moet boeng Karno boos worden en boeng Sjahrir moet worden ontslagen.’248 Officieel was nog niets bekend, maar de commentaren in ‘Kedaulatan Rakjat’ hadden de regering al in een ongemakkelijk parket gemanoeuvreerd. De oppositie had handig gebruik gemaakt van het vage regeringsprogramma en de radicale regeringsretoriek; zij besefte dat van Sjahrir geen voorstellen waren te verwachten die recht zouden doen aan een onversneden 100% merdeka. Soedirman werd aangehaald als verdediger van de 100%, en zo impliciet tegenover de regering gesteld. Boentaran had op 20 juni ‘s avonds, bij toeval,249 afgestemd op Radio Bandoeng en daar de vermeende inhoud van de Indonesische tegenvoorstellen gehoord. De volgende morgen omstreeks elf uur zocht hij divisiecommandant Soedarsono in zijn hoofdkwartier op. In zijn rol als adviseur informeerde hij Soedarsono, die vooral de beperking tot Java en Sumatra van de erkenning van het Republikeins gezag als belangrijk oordeelde. Zo gewichtig vond hij dit alles dat hij een notitie van Boentaran overbracht aan Soedirman, die in Djokja was voor een vergadering van de Dewan Penasehat Agoeng Tentara (Hoge Legeradviesraad), met deelname van hoge politieke en militaire leiders, onder wie ook Soekarno.250 Soedarsono vroeg Soedirman of hij op de hoogte was van de inhoud van de tegenvoorstellen. Deze wist van niets, maar zou Soekarno er naar vragen op de vergadering. Op deze bijeenkomst werden, blijkens een persbericht de volgende dag, de Indonesische tegenvoorstellen en mogelijke toekomstige ontwikkelingen besproken. Na 248

Semprot [Soemantoro], ‘Contra voorstel’, Kedaulatan Rakjat, 21-6-1946. Yamin noemde Radio Bandoeng en de Djakartase krant Ra’jat als eerste bronnen over de inhoud van de tegenvoorstellen (SV 1948:153 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:31, 1957:43). Soedarsono dateert het radiobericht op 20 juni (SV 1948:22 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948)). 249 SV 1948:221 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948). 250 SV 1948:22 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Kedaulatan Rakjat, 22-6-1946 noemt deze bijeenkomst. Verder ook Putusan 1948:41-2; SV 1948:276 (requisitoor, 15-4-1948). Het verslag van de gang van zaken in de aanloop tot de 3-juli-coup is grotendeels ontleend aan de stukken die zijn overgeleverd van het proces dat hierover werd gevoerd in 1948. Een overzicht hiervan, alsmede een vergelijking en waardering, is als bijlage bij hoofdstuk VII (pp. 941-4) opgenomen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

392

Verguisd en vergeten

afloop bevestigde Soedirman aan Soedarsono dat het radiobericht juist was. Ook gaf hij te kennen het oneens te zijn met deze voorstellen. En, vroeg Soedarsono, wat zou Soedirman dan doen? Hij zei dat hij de President zou verzoeken om te kiezen. ‘Voortgaan met deze tweede tegenvoorstellen of wel de Panglima Besar van zijn eed ontslaan’, omdat het tweede deel van deze eed zegt dat hij slechts een regering moet gehoorzamen en trouw dienen die de letter van de staatswetten uitvoert. En bij deze tweede tegenvoorstellen waren zowel de Panglima Besar als ik van mening dat deze afbreuk deden of niet een toepassing vormden van de letter van de wet. Ik vond ook dat hiermee niet werd voldaan aan het eerste punt van het eigen minimumprogramma van de regering, onderhandelen op basis van de erkenning van 100% onafhankelijkheid van geheel Indonesië.

Soedirman en Soedarsono spraken elkaar onder vier ogen, in de woning van chef-staf Oerip Soemohardjo, omdat Soedarsono de zaak van vertrouwelijke aard vond. Hij weekte daarom Soedirman los uit zijn gezelschap van politici en militairen.251 Soedirmans uitspraken moeten weer zijn beland bij Boentaran. Bracht Soedarsono getrouw over wat Soedirman had gezegd, of zwakte hij dit af tot de uitspraak dat Soekarno en Hatta Soedirman geen duidelijkheid hadden verschaft? Of had Soedirman dit ook werkelijk gezegd en is de weergave van Soedarsono in 1948 een leugen voor eigen bestwil? Op 24 of 25 juni brachten Boentaran, Boedhiarto en mr. Soenarjo, PNI-voorman, een bezoek aan Tawangmangoe. De broers kenden Soenarjo als medeadviseur van Soedarsono. Volgens Soebardjo had hij Boentaran geschreven of als hij daartoe kans zag hij met zijn auto naar Tawangmangoe kon komen, 251 SV 1948:22-3 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Van Soedirman zijn geen uitlatingen bekend over dit gesprek. Het kwam niet aan de orde in zijn getuigeverklaring tijdens het 3-juli-proces. Soedarsono’s verslag kan aldus worden afgedaan als passend in een poging van deze hoofdverdachte in het 3-juli-proces Soedirman als medeverantwoordelijke bij de staatsgreep te betrekken. Uit de tweede hand, door Boentaran en Boedhiarto ongetwijfeld, werd Yamin op 25 juni geïnformeerd over Soedirmans opstelling. Op Soedirmans vraag zou Soekarno hebben geantwoord dat hij de inhoud van de voorstellen niet kende. Ook Hatta bracht de exacte inhoud niet over, maar leek informatie achter te houden (SV 1948:153 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:31, ook 42, 1957:43-4, ook 55). Ik acht Yamins weergave minder waarschijnlijk. Juist het feit dat werd vermeld dat in de Dewan Penasehat de tegenvoorstellen werden besproken, en de aanwezigheid daarbij van Soekarno, moet leiden tot de conclusie dat Soekarno de inhoud van de voorstellen, wellicht in aangepaste vorm, aan het gezelschap meedeelde. Als hoogste gezagsdrager moest hij natuurlijk hiervan kennisdragen. In een gesprek buiten de vergadering zou hij zich op zijn onwetendheid kunnen beroepen, maar dat kon niet hier nu het onderwerp op de agenda stond. De aanwezigheid van Hatta in de Dewan Penasehat werd niet vermeld, in tegenstelling tot die van Soekarno. Het maakt zijn deelname aan dit overleg onwaarschijnlijk. Yamin kan zich dus vergissen, maar ook getrouw weergeven wat hem is verteld. In dat geval was zijn zegsman fout geïnformeerd of had deze eigen redenen om Soedirmans versie aan te passen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

393

omdat hij vervoer zocht naar Djokja voor zijn zwangere echtgenote, die daar medische zorg kon verkrijgen. Het was een welkome aanleiding voor een bijeenkomst van politieke vrienden, die elkaar sinds kort hadden weergevonden als leden van Soedirmans nog te installeren adviesraad. Er werd uitvoerig gesproken over de tegenvoorstellen, en de mogelijke inhoud daarvan. Boentaran bracht over wat hij via Soedirman en Soedarsono daarover had gehoord – of was hij het die Soedarsono’s informatie over Soedirmans ultimatum, daar in Tawangmangoe, afzwakte? Het drietal bezoekers sprak vooral met Soebardjo, Iwa en Yamin. De meningen zullen eensgezind zijn geweest – over de mogelijke inhoud van de tegenvoorstellen, en de noodzaak het kabinet te vervangen door een coalitiekabinet, waarvoor de PNI en Soenarjo zich zo inzetten. Op dinsdag 25 juni vertrokken de bezoekers weer. Soebardjo, zijn echtgenote en ook Iwa gingen mee naar Djokja. Was dat ook om de woensdagvergadering van Soedirmans adviesraad te bezoeken, of was de wens van dichtbij de uitkomst van de oplopende politieke spanning waar te nemen, en wellicht te beïnvloeden, niet te weerstaan? Soebardjo en Iwa vonden onderdak bij Boedhiarto, die naast zijn broer woonde in Djalan Gambir, een rustig straatje in de even rustige wijk Batjiro, buiten het drukke centrum van Djokja.252 Zij konden nu ter plekke en onmiddellijk de ontwikkelingen volgen. Op maandag 24 juni werd bericht uit Engelse bron dat Sjahrir op zondag met Van Mook had gesproken. Nadere informatie werd niet verstrekt. Het ministerie van voorlichting gaf een verklaring uit. In dagbladen en berichten van buitenlandse radiozenders is een deel van de inhoud van de Indonesische tegenvoorstellen openbaar gemaakt. Hierbij wordt verklaard, dat alles wat met deze onderhandelingen verband houdt zeker ook door de Indonesische zijde openbaar zal worden gemaakt op het passende tijdstip en volledig. Gehoopt wordt dat de stukken over enkele dagen openbaar kunnen worden gemaakt.

De verklaring was defensief en zenuwachtig, en er stond niet in – en dat was voor alle ingewijden een onheilspellend voorteken – dat de gepubliceerde voorstellen onjuist waren.253 ‘Kedaulatan Rakjat’ haakte hier gretig op in. Op 25 juni vatte het in vier punten samen wat uit Nederlandse bron over de tegenvoorstellen was overgekomen: de defacto-erkenning van Java en Sumatra, een volksstemming in de rest van Indonesië binnen drie jaar over de gewenste regeringsvorm, een 252

SV 1948:211-2 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); ook Putusan 1948:58. Verder Putusan 1948:63 (verhoor Iwa, 11-3-1948), SV 1948:276 (requisitoor, 15-4-1948); SV 1948:153 (verhoor Yamin, 8-31948); Subardjo 1978:427-8. Een concrete verwijzing naar een bijeenkomst van de adviesraad op 26 juni heb ik niet gevonden. 253 Kedaulatan Rakjat, 24-6-1946; Boeroeh 24-6-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

394

Verguisd en vergeten

koninkrijksverband en een wapenstilstand.254 Die voorstellen, aldus de kritiek, waren in feite gelijk aan eerdere Nederlandse voorstellen. De vraag is nu of de berichtgeving betrouwbaar is. De verklaring van het ministerie van voorlichting wordt aangehaald, waarin het belangrijkste ontbreekt: dat de verspreide berichten onjuist zijn. Er is echter geen reden tot ongerustheid, omdat: ‘niet voorstellen over en weer bepalen het lot van Indonesië’.255 De volkswil is nog onveranderd: het verdedigen van de volledige onafhankelijkheid. Honderd procent. Honderd procent eigen regering en honderd procent eigen grondgebied. Het Indonesische volk is in staat op leven en dood te strijden. Ons leger is in staat de 100% onafhankelijkheid te verdedigen. Dat zal ons lot bepalen! Leve het volk! Leve onze pemuda! Leve ons leger!

Het ministerie van voorlichting achtte het dienstig kort te melden dat op 28 juni het kabinet, met Soekarno en Hatta, zou bijeenkomen om te besluiten over de reorganisatie van het kabinet, en officieel de Dewan Pertahanan Negara in te stellen.256 Het leek spelen op tijdwinst en het tevredenstellen van oppositie en leger. Sjahrir was op 25 juni, met een aantal collega-ministers in Solo aangekomen en vandaar voor een bezoek aan Oost-Java vertrokken.257 Op 26 juni ondertekenden Soekarno en Amir tezamen enkele besluiten, die mede tot doel leken te hebben de stijgende onrust en onmin in het leger in toom te houden. Soedirman werd benoemd tot opperbevelhebber van alle strijdkrachten, en kreeg dus ook marine en luchtmacht onder zijn hoede: een eervolle aanwijzing van niet zoveel praktische betekenis. Verder werd met verwijzing naar de Staat van Beleg een Dewan Militer (Militaire Raad) ingesteld onder leiding van Soekarno, met als zijn vervangers Hatta en Amir, terwijl als leden Soedirman, zijn chef-staf, Oerip Soemohardjo, de marinecommandant en zijn chef-staf, en directeur-generaal van het defensieministerie Sudibjo fungeerden. Deze Dewan Militer, zonder vastgestelde bevoegdheden, werd gevormd naast de nog niet geïnstalleerde Dewan Pertahanan Negara, waarvan de samenstelling wettelijk was geregeld: zes ministers, de Panglima Besar en drie vertegenwoordigers van volksorganisaties. In deze Dewan was de militaire invloed dus wel zeer gering; de Dewan Militer zal zijn bedoeld om enige compensatie te verschaffen. Soedirman zal ongetwijfeld terstond zijn ingelicht over deze besluiten. De radio zal het hebben gemeld; de pers drukte ze pas af op 28 juni.258 254

Boeroeh, 29-6-1946 publiceerde de inhoud van de tegenvoorstellen, ontleend aan Radio San Francisco, en liet, terecht, het koninkrijksverband weg. 255 ‘Oesoel balasan’, Kedaulatan Rakjat, 25-6-1946. 256 Boeroeh, 25-6-1946; Kedaulatan Rakjat, 26-6-1946. 257 Antara, 25-6-1946; Boeroeh, 25-6-1946; Kedaulatan Rakjat, 25-6-1946. 258 Antara, 28-6-1946; Boeroeh, 28-6-1946; Kedaulatan Rakjat, 28-6-1946. Ook in Nasution

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

395

Op 26 juni zette Sajoeti Melik de aanval op de regering voort. Het kabinet had zijn eerste programpunt – onderhandelen op basis van erkenning van 100% merdeka – geschonden. De tegenvoorstellen waren er mee in strijd. De diplomatieke weg was doodgelopen. Een andere koers moest worden ingeslagen, waarmee alle Indonesische grondgebied onder gezag van de Republik zou komen. De vijand moest worden vernietigd.259 Een oproep dus tot volledige oorlog. De regering erkent de concessies Op donderdag 27 juni verschenen geen kranten; de hemelvaart van Mohammed werd herdacht. De Masjoemi had een massabijeenkomst belegd, die om 8 uur in de morgen zou beginnen, op de noordelijke aloon-aloon, het grote veld tussen het stadscentrum en de kraton. Als sprekers werden Soekarno, Soedirman en de sultan aangekondigd.260 Aan de lijst van sprekers werd Hatta toegevoegd. Hij nam de weinig benijdenswaardige taak op zich te bevestigen dat de tegenvoorstellen correct waren weergegeven door de Nederlandse media. Aan de druk en onrust moest een einde komen; Hatta kon hopelijk op basis van zijn hoge gezag daartoe bijdragen. Soekarno zelf kon beter uit de wind en achter de hand worden gehouden. Zijn populariteit en bovenpartijdige status zouden wellicht later nog nodig zijn, zal mogelijk de overweging zijn geweest. De massavergadering trok een groot publiek en daarnaast vele strijdorganisaties, die met volledige bewapening, onder spandoeken, waarop nationalistische leuzen, elk een eigen plaats innamen. Op de voorste rij zaten Soekarno, Hatta, de beide Djokjase vorsten, ministers onder wie Amir, maar niet Sjahrir, legerleiders met Soedarsono als hoogste in rang, bij afwezigheid van Soedirman, en partijleiders met een begrijpelijk overwicht aan Masjoemivoormannen. Als lid van het Masjoemihoofdbestuur mocht ook Boedhiarto op de eerste rij zitten. De openingswoorden, twee kjai, Masjoemivoorzitter Soekiman, die zei dat zijn partij gereed stond om landsverantwoordelijkheid te dragen, en de sultan leverden weinig opmerkelijks op. Hatta’s inleiding week niet af van de toon die zijn voorgangers hadden 1977, III:326-7. Anderson 1972:382, 386 noemt dit ook, maar stelt Dewan Militer en Dewan Pertahanan Negara ten onrechte aan elkaar gelijk. Twee weken eerder had de regering met de Konsentrasi Nasional en de BKPRI al overlegd over de vorming van de Dewan Pertahanan Negara (Kedaulatan Rakjat, 13- en 14-6-1946). Over de Dewan Pertahanan Negara Ali Sastroamidjojo 1974:202-4, 1979:123-5, met onjuiste (6 juni) installatiedatum. 259 J., ‘Batas diplomasi’, Kedaulatan Rakjat, 26-6-1946. 260 Kedaulatan Rakjat, 26-6-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

396

Verguisd en vergeten

gezet. De Islam vroeg om verzoening, was tegen een meester-slaaf-verhouding. Iedere gemeenschap heeft bestaansrecht en recht op eigen grondgebied. ‘In onze strijd voor onafhankelijkheid ondervinden wij problemen die wij stap voor stap moeten overwinnen. Wellicht zal onze strijd nog lang duren.’ Daarnaast hoopt hij dat er geen verkeerde denkbeelden zullen ontstaan na het vernemen van de tegenvoorstellen van onze regering, zoals bericht in de buitenlandse pers. Tot slot zei Hatta dat ‘als tegenvoorstel onze regering de erkenning vooraf van het defacto-gezag op Java en Sumatra eist. Wij eisen ook een volksstemming op de andere eilanden binnen drie jaar met de keuze tussen rood-wit en rood-wit-blauw.’ Soekarno besloot de bijeenkomst. Hij sprak over de Profeet en zijn inzet voor de Islam. Met geen woord ging hij in op de rede van zijn vice-president.261 Tijdens Hatta’s rede was het opvallend dat Soekarno zijn hoofd boog en somber keek. Soedarsono’s buurman Anwar Tjokroaminoto stootte hem aan en vroeg of Hatta wel overleg had gevoerd over zijn rede met Soekarno. Hatta vertrok direct na zijn rede om een diplomaat uit India te ontvangen. Het publiek was geschokt, de sfeer gespannen. Een groot deel leek het oneens met Hatta. Er liepen mensen weg. In zijn rede had Hatta kritiek geleverd op de vele leuzen op de aloonaloon. Het schilderen van leuzen was niet zo moeilijk, de strijd voor onafhankelijkheid was zwaarder en moeilijker. Die opmerking vergrootte de spanning nog meer. Soekarno daarentegen prees de leuzen. Voor Soedarsono was deze opmerkelijke tegenstelling een nieuwe aanwijzing van een meningsverschil tussen beide leiders. Boedhiarto suggereerde dat Soekarno wellicht zo de gemoederen wat wilde bedaren. Het mogelijke meningsverschil tussen Soekarno en Hatta en de bevestiging van de inhoud van de uitgelekte tegenvoorstellen, die tegen beter weten in niet voor waar werd aangenomen, werden meteen gevolgd door andere vragen. De bijeenkomst ter ere van de Profeet was toch een misplaatst forum voor zo’n bekendmaking? En waarom sprak Hatta in plaats van Soekarno? En waarom ging Soekarno met geen woord op Hatta’s rede in? Soedarsono en Boedhiarto verlieten met vele vragen de aloon-aloon.262 261

Kedaulatan Rakjat, 28-6-1946; Antara, 28-6-1946. Ook in Boeroeh, 28-6-1946, met de toevoeging dat de erkenning vooraf, gelet op de actuele situatie als eerste politieke zet werd geëist. In een persgesprek na de bijeenkomst stelde Hatta dat de tegenvoorstellen niet betekenden dat de regering haar eerdere eis had opgegeven van de erkenning van de 100% onafhankelijkheid van de Republik (Boeroeh, 28-6-1946). Maar dat programpunt hield in dat onderhandelingen moesten plaatsvinden op basis van erkenning van 100% onafhankelijkheid. Versprak Hatta zich hier, of speelde hij met de ‘100%’, zodat het paste in de bestaande situatie? 262 SV 1948:23-4 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:42; SV 1948:216, 221 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948), ook Putusan 1948:66; Iwa Kusuma Sumantri 1963:141, 2002:231-2. Volgens Iwa 2002:231-2 was Soedirman wel aanwezig en toonde hij met een hoofdschudden zijn negatieve reactie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

397

Volgens Amir Sjarifoeddin werd Hatta’s rede als een ‘pijnlijke verrassing’ – zijn originele woorden – gevoeld. De aanwezigen hadden niet vermoed en wilden niet aanvaarden dat de tegenvoorstellen niet verdergingen; ‘de teleurstelling was duidelijk’.263 Het is moeilijk te geloven dat Soekarno werd verrast door Hatta’s rede. Hij had, hoe dan ook, alle reden om somber en ongerust te zijn over de politieke situatie. Een confrontatie, met nog niet te voorziene gevolgen, stond voor de deur. Soekarno kende de voorstellen – in ieder geval de kern ervan – al sinds 21 juni, toen ze werden besproken in de Dewan Penasehat Agoeng Tentara. Boedhiarto zal het bij het rechte eind hebben gehad, met zijn verklaring voor de tegenspraak tussen Soekarno en Hatta over de omhooggehouden leuzen. De plaats voor de onthulling van de tegenvoorstellen was nogal vreemd, maar vormde de enige beschikbare gelegenheid; tijd om te wachten op een geschikter forum was er niet. In zijn persconferentie na afloop bevestigde Hatta dit. De stroom van berichten in ‘Kedaulatan Rakjat’ had hem gedwongen de herdenkingsbijeenkomst te gebruiken om de voorstellen openbaar te maken. Een boze Hatta dreigde met maatregelen tegen de krant.264 En waarom Hatta? Ik heb de reden al gesuggereerd. Sjahrir of een andere minister ontbeerden het gezag om de onaangename boodschap met enige kans op aanvaarding te brengen.265 De oppositie vergadert Na afloop van de bijeenkomst wachtte Boedhiarto vergeefs op zijn auto. Soedarsono bood hem een plaats in zijn auto aan. Hij bracht hem naar het Rode-Kruiskantoor, waar, zoals afgesproken Boentaran, die voorzitter van het Rode Kruis was, Iwa en Soebardjo hem zouden opwachten. Zij waren er niet, noch op het PBI-kantoor, waar het drietal ook zou kunnen zijn. Het wachten moe, waren zij teruggegaan naar Batjiro. Soedarsono bracht Boedhiarto ook naar huis, en aanvaardde diens invitatie om nog wat na te 263

Putusan 1948:73 (getuigeverklaring Amir Sjarifoeddin, 22-3-1948). SV 1948:243-4 (verhoor Soemantoro, 15-3-1948). Twee dagen later herhaalde Hatta zijn verwijten. Hoofdredacteur Soemantoro was aanwezig om weerwerk te geven. Hij antwoordde dat zijn krant slechts had gevraagd om informatie over het regeringsbeleid; met Hatta’s rede was aan dat verzoek voldaan. Daarvoor hadden de journalisten van zijn krant bij alle autoriteiten herhaaldelijk, maar altijd vergeefs, om toelichting gevraagd. Soemantoro stelde zich hier wel heel neutraal op; de commentaren in zijn krant waren meer uitgesproken. De gang van zaken toont wel de sterke positie van zijn krant en de irritatie in regeringskring over de politieke sympathieën van de krant. 265 Vragen over tijd, plaats en persoon waren overigens algemeen. Sajoeti Melik bijvoorbeeld wierp ze meteen op toen hij van het verloop van de vergadering hoorde (SV 1948:236 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948)). 264

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

398

Verguisd en vergeten

praten. Het was toen omstreeks elf uur. Boentaran, Soebardjo en Chairul Saleh voegden zich bij hen. Chairul Saleh vertrok heel spoedig: hij wilde naar Poerworedjo, de zetel van de BPKNIP, om daar Hatta’s rede aan de orde te stellen. Iwa was in Boentarans auto vertrokken naar Mardjohan, met wie hij wilde overleggen over de ‘zuivering’ in de PKI als gevolg van de onderlinge meningsverschillen. Mardjohan had bezoek en Iwa vroeg hem naar Batjiro te komen om in rustiger sfeer de zaak te bespreken. Iwa voegde zich bij het gezelschap, dat geleidelijk groeide. Al spoedig meldde Mardjohan zich, die zo aan Iwa’s verzoek voldeed. Sajoeti Melik verscheen. Hij was op zoek naar Iwa en had die ochtend gehoord, op het kantoor van de Gasbi, dat Iwa en Soebardjo in Djokja waren. Sajoeti Melik wilde met Iwa een aantal zaken bespreken over een pas opgerichte vakbond van zeevarenden, waarvan zij beiden bestuurslid waren, en die half juli een conferentie had uitgeschreven. Tot slot meldden zich A.K. Joesoef en Joesoef Hasan. Beide laatsten waren militairen. A.K. Joesoef was het door Soedarsono benoemde hoofd van de Tentara Pendjagaan Kota, de overkoepeling van alle politieorganisaties in Djokja, waartoe hij als commandant van een bataljon ook de nodige mankracht onder zich had. Hij was een regelmatig bezoeker van Boedhiarto, en daarnaast voelde hij zich een aangenomen zoon van Iwa. Het was onvermijdelijk dat het gesprek zich concentreerde op de gebeurtenissen van die ochtend, waarbij de belangrijkste gesprekspartners Boedhiarto, Boentaran, Soebardjo, Iwa en Soedarsono waren. Boedhiarto deed verslag, meldde de opgewonden sfeer en het kennelijke verschil van opvatting tussen Soekarno en Hatta. De stemming was boos en teleurgesteld; de tegenvoorstellen werden scherp afgekeurd. Het kabinet-Sjahrir had gefaald, en was afgeweken van Proclamatie en Grondwet. Zij zaten ‘op een verkeerd spoor’. Soebardjo formuleerde het aldus: ‘Zij kunnen het toch niet meer bolwerken, zij hebben hun beurt gehad’. En ook nog: ‘Kalau perloe [Indien nodig] dan deins ik niet terug voor een coup d’etat’ – in het Nederlands geformuleerd. Hij kon rekenen op algemene instemming; A.K. Joesoef kon zich op een bepaald ogenblik niet meer inhouden, trok zijn parabellum, zijn pistool, en wilde in actie komen. In directe zin kwam ‘uitschakeling’ van Sjahrir niet aan de orde, maar Boedhiarto suggereerde wel het uitschrijven van een aanhoudingsbevel, waarbij Soebardjo naar Joesoef knipoogde. De actualiteit van die morgen was natuurlijk hoofdonderwerp van gesprek, maar verder waaierden de onderwerpen breed uiteen in wisselende twee- en driegesprekken. De militairen bespraken legerzaken. Tot slot nodigde Boedhiarto allen uit te blijven eten, waarna ieder vertrok om de vrije dag verder in te vullen.266 266 SV 1948:24 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); 44 (verhoor Soedarsono, 6-3-1948); ook Putusan 1948:42; SV 1948:202, 206-7, 214 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948), ook Putusan 1948:59, 61-2; Putusan 1948:63-4 (verhoor Iwa, 11-3-1948); SV 1948:216-7, 222 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948);

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

399

De samenstelling van het gezelschap was grotendeels toevallig. Van een opzet tot overleg of een samenzwering was geen sprake. De gemoederen raakten verhit en in de huiselijke kring deden Soebardjo en zijn politieke vrienden geen andere uitspraken dan zij eerder hadden gedaan, en zelfs in geschrifte hadden verspreid. De uitlatingen van deze machteloze, uitgerangeerde politici vielen echter wel in vruchtbare aarde bij Soedarsono en A.K. Joesoef, mannen die wel over de macht beschikten hun plannen in daden om te zetten. Boedhiarto, Boentaran en Soebardjo besteedden de vrije middag op passende wijze voor een bezoek aan het ziekenhuis, waar zij de politieke veteraan A.J. Patty en Chairul Salehs echtgenote opzochten – en natuurlijk over Hatta’s rede spraken. Daarna werd Soebardjo bij zijn schoonouders afgezet.267 Soedarsono en Joesoef in actie Soedarsono was nog maar kort thuis in Djetis 22, toen, omstreeks vier uur, A.K. Joesoef zich aandiende. Naar eigen verklaring had hij, toen hij hoorde van de onrust die Hatta’s rede had veroorzaakt, het besluit genomen om Sjahrir, die de diplomatieke koers van de Republiek had bepaald, gevangen te nemen. Joesoef voelde zich hiertoe gerechtigd als hoofd van de Tentara Pendjagaan Kota en in het kader van zijn verantwoordelijkheid voor de rust en orde in Djokja. Omdat Sjahrir in Solo vertoefde kon hij niet op eigen gezag handelen; hij ging naar Soedarsono om toestemming en papieren om daar in actie te komen.268 Joesoef had aan een paar woorden genoeg. ‘Laat mij de zaak regelen; ik heb alleen een bevelschrift nodig.’ En op Soedarsono’s vraag: ‘Behalve Sjahrir, wie nog meer?’ was het antwoord: ‘Iedereen voor wie het ook nodig is’. En in zijn bevelschrift voegde Soedarsono de namen van Abdoelmadjid, Maria Ulfah en minister Soedarsono toe. Dit verslag van Soedarsono voor het gerechtshof moet de voorzitter, de bekwame jurist Koesoemaatmadja, hebben verbluft. In zijn reactie verwoordde hij dat – en stelde hij de vragen die bij iedereen zullen opkomen. Als het zo is gegaan zegt u dus tegen het Gerechtshof dat de aanhouding van Sjahrir ook Putusan 1948:66-7; SV 1948:236-7 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); Putusan 1948:104 (getuigeverklaring Mardjohan, 30-3-1948); SV 1948:276-7 (requisitoor, 15-4-1948); Putusan 1948:113, 127; Iwa Kusuma Sumantri 1963:141. Soedarsono kende Iwa al langer. Iwa had hem zelfs een paar maal thuis opgezocht. Met Soebardjo had hij pas een paar dagen eerder kennisgemaakt (SV 1948:45 (verhoor Soedarsono, 6-3-1948)). Sajoeti Melik had Soedarsono nooit eerder ontmoet (SV 1948:236 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948)). Joesoef Hasan was een koerier van Tan Malaka, volgens een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, met deze gegevens onder de datum 8-7-1946 op p. 12, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 267 SV 1948:217, 223 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948), ook Putusan 1948:67. 268 Putusan 1948:89 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

400

Verguisd en vergeten

op initiatief van A.K. Joesoef geschiedde? Uw vertrouwen in Joesoef was dus wel zeer groot. U bent iemand die is gekozen door de militaire eenheden om divisiecommandant te zijn. U laat zich beïnvloeden door iemand als Joesoef, die slechts commandant is van een onderdeel. Uw leeftijd was toen 45 jaar, terwijl hij pas 23 jaar was en u toen over grote macht beschikte. Ik kan niet voor waar aannemen, dat die uitspraken van Joesoef juist zijn. Zijn woorden tonen zijn bereidheid, maar het initiatief, kwam dat niet van u? Voor mij, als ik uw positie en leeftijd bezie, zou Joesoef zonder uw instemming zich niet zo agressief opstellen. Dus dit is onmogelijk. Een divisiecommandant die zich door een hoofd van de politie laat beïnvloeden om een bevelschrift te schrijven. U moet het er toch zelf mee eens zijn geweest. Soedarsono: Ik meende dat het in het landsbelang was. Voorzitter: En over de manier waarop? Soedarsono: Hij zei: Laat mij de zaak regelen. En de gevolgen waren voor zijn rekening. Voorzitter: Dit alles werd uitgevoerd in het landsbelang. Zou het niet goed zijn om deze zaak eerst met de President te bespreken? Soedarsono: Ik vond van niet, omdat de President zelf had bepleit, dat iedereen die verraad pleegde aan zijn land moest worden uitgeschakeld. Voorzitter: Maar dit land is een rechtsstaat en er zijn grenzen aan het bevoegd gezag. En vergeet niet dat de aanhouding geschiedde van iemand die een officieel regeringsambt vervulde. Dat moet toch eerst met uw chef, of de President of de Panglima Besar worden besproken.269

De wanhoop over zoveel onbegrip voor een fatsoenlijke rechtsgang klinkt door, maar stuitte af op Joesoefs en Soedarsono’s eigen opvatting over hun bevoegdheden. Bij zo’n gang van zaken verbaast het niet dat Soedarsono geen idee had van wat moest gebeuren als Sjahrir inderdaad was uitgeschakeld. Er was geen plan en in mogelijke ontwikkelingen had Soedarsono zich niet verdiept.270 Soedarsono had veel waardering voor Joesoef. Hij was tijdens de Japanse bezetting toehoorder in Maeda’s Asrama Indonesia Merdeka, en door Sjahrir erkend als een van zijn beste leerlingen. In de eerste maanden na de Proclamatie had hij zich een reputatie verworven in Djakarta en Bogor. In december 1945 was hij met de door hem geleide eenheid in Djokja beland, waar Oemar Djoy 269 SV 1948:25 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:42. In de, voor zover ik weet, enige overgeleverde versie van SV ontbreekt pagina 26, waarop Soedarsono de laatste vraag van Koesoemaatmadja beantwoordde. Het antwoord laat zich raden. Al eerder (p. 21) had Soedarsono verklaard dat het bevelschrift was gebaseerd op Sjahrirs tegenvoorstellen die de staat schaadden. En, expliciet gevraagd, dat was voldoende reden om het uit te schrijven. Verder SV 1948:277 (requisitoor, 15-4-1948) en Putusan 1948:128. Een afschrift van dit bevelschrift is aanwezig in een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, met deze gegevens onder de datum 8-7-1946 op p. 16, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. Anderson 1972:383-4 laat Joesoef zich bij Soedarsono bitter beklagen over Sjahrirs verraad van Indonesia Merdeka, en laat Joesoef er van uitgaan dat na Sjahrirs uitschakeling Soekarno en Soedirman de macht in handen zouden nemen en de koers omgooien. Zijn bron – het requisitoor (SV 1948:261) vermeldt niets van dit alles. 270 SV 1948:52 (verhoor Soedarsono, 6-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

401

hem bij Soedarsono introduceerde. Zowel de politie als de militaire politie in Djokja was naar Soedarsono’s oordeel niet voor hun taak berekend, en de veilig­heidssituatie in Djokja was verre van bevredigend. Soedarsono verweet de PT-commandant Kanapi gebrek aan moed en daadkracht. In diens opvolger A.K. Joesoef had hij wel vertrouwen, en als hoofd van de Tentara Pendjagaan Kota, een nieuwe organisatie, die het oppergezag uitoefende over politie en PT, had deze verregaande bevoegdheden. Soedarsono prees Joesoef als moedig, als een bekwaam leider, die zijn troepen goed opleidde, en iemand van goede reputatie.271 Die waardering zal Soedarsono gevoelig hebben gemaakt voor Joesoefs verzoek; zijn eigen onrust en boosheid, nog aangemoedigd door het gesprek bij Boedhiarto, zullen dat nog hebben versterkt. En dan waren er nog de wetten van de revolutie, die de bestaande orde en regels op hun kop konden zetten. Een drieste actie van pemuda had al vaker een schokwerking opgeleverd en ontwikkelingen geforceerd. A.B. Loebis was op 17 maart voor Sjahrir tegen Tan Malaka opgetreden; die kreeg – ironisch genoeg – nu een koekje van eigen deeg. Het prestige van de pemuda was nog groot genoeg om oudere leiders, als Soedarsono, te verleiden hun de vrije hand te geven. Joesoef vertrok vrijwel meteen. Hij werd vergezeld door Joesoef Hasan, die in Solo uitstapte en blijkbaar niets van doen had met A.K. Joesoefs plannen. Hij reed ook langs Boedhiarto’s huis om Iwa op te halen. Iwa en Soebardjo waren beiden van plan naar Tawangmangoe terug te keren, maar de gespannen situatie leidde tot een verlengd verblijf van een van hen, van Soebardjo, om de ontwikkelingen van nabij te volgen en met geestverwanten te overleggen, wanneer er iets gebeurde. De keuze viel wellicht op Soebardjo, omdat ook zijn vrouw nog langer in Djokja moest blijven. Iwa werd spoedig terugverwacht; Soebardjo vroeg hem de nodige kleding mee te nemen. Het gezelschap vertrok omstreeks vijf uur.272 Omstreeks acht uur arriveerden Joesoef en Iwa bij Kartono, hun vaste verblijfplaats in Solo. Zij werden daar verrast door de aanwezigheid van Yamin, terwijl ook Samsi, een andere ex-minister uit het eerste kabinet, hen daar begroette. Onderweg of in Solo vertelde Joesoef aan Iwa en Yamin dat hij niet louter als chauffeur van Iwa optrad, maar een gewichtige taak in Solo op zich had genomen en hij liet Soedarsono’s bevelschrift zien. Iwa was het er in zijn hart geheel mee eens, maar hij ‘voelde nattigheid’ – zijn originele woorden – omdat de actie als gevolg zou kunnen worden aangemerkt van het gesprek bij Boedhiarto die ochtend.273 271

SV 1948:20-1 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); Anderson 1972:383. SV 1948:202 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); ook Putusan 1948:59; Putusan 1948:64 (verhoor Iwa, 11-3-1948); SV 1948:277 (requisitoor, 15-4-1948). 273 SV 1948:277 (requisitoor 15-4-1948), die hierbij eerdere verhoren van Iwa aanhaalt. Op het proces (Putusan 1948:64) verklaarde hij pas achteraf over Sjahrirs aanhouding te zijn geïnformeerd. Hij had ‘s avonds nog willen doorrijden naar Tawangmangoe. Joesoef zei een bezoek te 272

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

402

Verguisd en vergeten

Yamin had Hatta’s rede op de radio gehoord. In de al ‘sombere, onrustige en troebele toestand’, zoals het vonnis in de 3-juli-zaak Yamin aanhaalde, veroorzaakte het nieuws over de tegenvoorstellen ‘een schok in de maatschappij, de mensen voelden zich verkocht, de Staat werd vernield, het gevecht maakte plaats voor capitulatie, sommigen hadden het gevoel dat de witte vlag al was gehesen, kortom onrust maakte plaats voor verdriet en woede’. In zo’n gemoedstoestand vroeg Yamin toestemming aan Sastrolawoe om naar Solo te gaan. Hij wilde daar zelf meer te weten komen en met eigen ogen de reactie op Hatta’s rede aanschouwen. En daarnaast waren er privé-zaken, die hij wilde regelen. Yamin kreeg permissie te vertrekken.274 Hij kreeg zo zijn bewegingsvrijheid terug, in ieder geval in de regio die onder de Solose divisiecommandant Soetarto viel. Hiermee werd dus eigenmachtig door Sastrolawoe, met tenminste toestemming achteraf van Soetarto, de officieel door de regering verrichte aanhouding opgeheven. Sastrolawoe was wellicht even ‘verdrietig en woedend’ als Yamin. Hij bracht hem kennelijk met zijn eigen auto naar Solo. De andere drie gevangenen bleven waar ze waren – werden ze niet gevraagd mee te gaan, of mochten of wilden ze niet mee? De ontvoering van Sjahrir Sjahrir had na zijn bezoek aan Oost-Java in Solo nachtverblijf gekregen in de voormalige ambtswoning van het hoofd van de Javasche Bank en zou de volgende dag verderreizen naar Djokja voor de kabinetsvergadering, waar de tegenvoorstellen en het coalitiekabinet zouden worden besproken. Hij werd bewaakt door de politie. Joesoef was behalve moedig en zelfbewust ook voldoende onderlegd in de militaire en bestuurlijke verhoudingen en hiërarchie om zijn operatie zo voor te bereiden dat de kans op succes het grootst zou zijn. Hij zocht generaal Soetarto op, die hij ten huize van Kartono sprak.275 Wellicht met Kartono’s willen brengen aan het divisiehoofdkwartier en bleef vervolgens weg. Het lijkt er op dat Iwa zich hier, zoals meer aangeklaagden, zoveel als redelijkerwijs mogelijk was, wilde losmaken van betrokkenheid bij de gang van zaken. Yamin zei eveneens niet vooraf te zijn ingelicht. Hij had in Solo ‘s ochtends, toen hij een bus zocht om naar Tawangmangoe terug te keren, slechts een abnormale drukte opgemerkt. Desgevraagd werd hem gezegd dat er arrestaties werden verricht in verband met vrouwenaffaires. Er bleek geen bus te rijden en, na terugkeer bij Kartono, hoorde hij het nieuws over Sjahrirs ontvoering (SV 1948:157 (verhoor Yamin 8-3-1948), ook Putusan 1948:52; Yamin 1950:51, 1957:66). 274 SV 1948:156 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:52. 275 Anderson 1972:385, die zich baseert op een manuscript ‘Surakarta Hadiningrat dalam baranja api revolusi’ (1963), schrijft dat Sjahrir werd bewaakt door de Militaire Politie (PT), en dat Joesoef poogde de PT voor zijn plannen te winnen, ‘but found them hesitant and confused’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

403

aanbeveling was Soetarto snel gewonnen voor het plan van Joesoef, die het geschreven bevel van zijn collega-commandant Soedarsono kon tonen. Dit document was voor Soetarto voldoende om het groene licht te geven.276 Maar hij deed meer dan alleen toestemmen. Hij gaf bevel alle uitgaande telefoonverkeer te blokkeren en gemotoriseerd vervoer in en uit Solo scherp te controleren op ongewenste reizigers. Hij zou ook de bewaking van Sjahrir hebben teruggetrokken.277 Dat laatste was het resultaat van een ingewikkelder gang van zaken. Domopranoto, waarnemend politiechef van Solo en hoofd van de Dewan Pertahanan Daerah, de regionale Defensieraad, een functie waarbij de lokale rust en orde onder zijn verantwoordelijkheid viel en die hem in nauw contact met Soetarto bracht, werd omstreeks middernacht 27 juni uit zijn bed gebeld ‘voor een belangrijke zaak’. Domopranoto was met ziekteverlof, maar zijn bezoekers – Sastrolawoe, de bataljonscommandant in Tawangmangoe, Djimin van de PT Solo en Soehadi van Soetarto’s divisie – vroegen, in opdracht van Soetarto, om zijn ondertekening van een bevel tot arrestatie van Sjahrir en zijn gezelschap. Zijn handtekening moest Sjahrirs bewakers er van overtuigen dat er geen sprake was van wederrechtelijk optreden. Domopranoto vroeg of Soedirman en Soekarno op de hoogte waren. Sastrolawoe bevestigde dat voor Soedirman, en mogelijk wist Soekarno het ook al, waarop hij besloot met ‘dit alles om te voorkomen dat zich een tarzan opwerpt’. Domopranoto’s poging het drietal te verwijzen naar zijn superieur werd beantwoord met een verwijzing naar diens ernstige ziekte. Sastrolawoe vroeg vervolgens of Domopranoto hen niet vertrouwde. Deze haastte zich dit te ontkennen, maar zei dat hij niet zelf, door zijn ziekte, bij de arrestaties aanwezig kon zijn. Sastrolawoe zei dat het om een ‘officiële taak’ ging en dat hij iemand anders kon meesturen. Domopranoto schreef vervolgens een bevel uit aan de dienstdoende wacht in het politiebureau om aan Sastrolawoe’s operatie mee te werken. Soetarto’s bevel tot aanhouding werd door hem van een akkoordbevinding voorzien.278 Van deze machtigingen voorzien bleek Sjahrirs ontvoering een sinecure. Om één uur ‘s nachts verschenen Joesoef, Sastrolawoe, een andere militair uit Tawangmangoe, wellicht Soehadi, en twee politici, Kartono en Soediro mBah, bij Sjahrirs logeeradres. De politiebewaking kon zich alleen maar neerleggen bij de getoonde papieren. Joesoef en Sastrolawoe Pas daarna benaderde Joesoef Soetarto. Deze versie is strijdig met de informatie in de processtukken. De bewaking berustte bij de Polisi Negara – landelijke politie – terwijl Kartono of anderen Joesoef, voor zover hij zelf daar niet op was gekomen, hem wel meteen de meest efficiënte uitvoering van de aanhouding zullen hebben duidelijk gemaakt. 276 Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948). Volgens Soedarsono (interview Djakarta, 24-9-1980) verzuimde Joesoef vervolgens het bevelschrift te verbranden, met later onaangename gevolgen. 277 Anderson 1972:385, ontleend aan het in noot 275 genoemde manuscript. 278 Putusan 1948:110-1 (getuigeverklaring Domopranoto, 5-4-1948), 134-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

404

Verguisd en vergeten

gingen het huis in en klopten op Sjahrirs slaapkamer. Sastrolawoe stapte als eerste binnen en zei: ‘Er is hier iemand uit Djokja’, waarop Joesoef naar voren stapte en op Sjahrirs vraag: ‘Is er iets?’ antwoordde: ‘Ik moet u gevangennemen’, en het bevel hiertoe toonde. Sjahrir reageerde vervolgens: ‘Hoezo, het volk heeft mij nog nodig’. Sjahrir werd afgevoerd, zonder enig verzet of dwang, ‘in a polite manner’.279 Zijn gezelschap, onder wie de ministers Darmawan Mangoenkoesoemo en Soedarsono, generaal-majoor Soedibjo, directeur-generaal op het ministerie van defensie, mr. Soemitro, Sjahrirs secretaris, Soebadio Sastrosatomo en dr. Soemitro Djojohadikoesoemo, logeerde in Hotel Merdeka, naast Sjahrirs slaapplaats. Zij hoorden van de ontvoering, maar waren te laat om te vluchten; het hotel was omsingeld. Slechts Soedarsono en Soebadio wisten aan arrestatie te ontsnappen. De minister zou over een muur zijn geklommen; Soebadio gebruikte een bamboestok om in de rivier achter zijn hotel te springen en zo, in pyjama, te ontkomen.280 Darmawan en zijn lotgenoten werden naar een post gebracht van het Corps Polisi Militer.281 Soedarsono had opdracht gegeven om Sjahrir naar Djokja te brengen. 279 Putusan 1948:90 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948), H.T., ‘Reflections on the “coup d’état” that failed’, The Voice of Free Indonesia 1-27(27-7-1946):7-10. In Rosihan Anwar 1995:1201 zegt Soebadio Sastrosatomo dat Sjahrir pas na een woordenwisseling en onder dwang vertrok. Ook Solichin Salam 1990a:44 verschaft een kleurrijker versie. Sjahrir deelde zijn kamer met Ali Algadri, die hem er van moest weerhouden zich gewapend te verzetten. Sjahrir, in hemd en onderbroek, opende de deur, zag Joesoef en snauwde: ‘Joesoef, godverdomme, wat moet je?’, met de Nederlandse vloek. Een trillende Joesoef antwoordde: ‘Excuus, Boeng! Ik heb een bevel, Boeng.’ ‘Wil je mij arresteren’, vroeg Sjahrir. ‘Nee’, was Joesoefs antwoord. De Brits-Indische journalist Mani was onderdeel van Sjahrirs gezelschap. ‘The internationally well-known Tan Malaka, Trotskyist leader ‘ […] ‘used the army unit under his control and the local military command which had come under his spell’ om Sjahrir te ontvoeren. Van de ontvoering bemerkte Mani niets. ‘Without a shot being fired and no talk of arrest or resistance, a small army detachment whisked him and his aides away. It appeared to me at that time that he was off to keep some engagement […].’ (Mani 1986:56-7, 1989:101-2.) Sastrolawoe droeg vele jaren later aan de ontvoering zijn eigen versie, die zeker een voetnoot verdient, bij in Eryono et al. 1985:1713. Sjahrir was niet ontvoerd, maar Sastrolawoe had zijn ontvoering juist verhinderd. Hij en Domopranoto vertrouwden Joesoefs opdracht niet; op Sjahrirs adres had hij Joesoef zijn wapen uit handen geslagen. Om Sjahrir te beschermen tegen andere wandaden was deze toen naar Paras gebracht. Na Soekarno’s radiorede had hij de regering geïnformeerd over Sjahrirs verblijfplaats en hem begeleid van Paras naar Djokja, langs binnenwegen, om Soedarsono’s manschappen te ontlopen. Ook, in kortere versie, in Soebagijo 1981a:183 en in ‘Sastro Lawu; Penyelamat PM Sjahrir dari penculikan; Di manakah dia sekarang?’, Kompas, 4-4-1982. 280 Putusan 1948:73-4 (getuigeverklaring Amir Sjarifoeddin, 22-3-1948); ook Nasution 1977, III:329; Rosihan Anwar 1995:120-1; Loebis 1995:186; Hendra Esmara en Heru Cahyono 2000:111. In een bundel verslagen over Tan Malaka, gedateerd 23-9-1947, op pp. 14-5, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka, zijn afschriften opgenomen van de verslagen van 27 juni waarin Joesoef vastlegt dat hij twaalf mannen heeft gearresteerd, van wie negen worden overgedragen aan de PT Solo. Drie nam hij dus mee naar elders: Sjahrir, Darmawan en Soemitro. 281 Hendra Esmara en Heru Cahyono 2000:111-2 (op basis van informatie van Soemitro Djojohadikoesoemo).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

405

Joesoef voorzag gezien het nachtelijk uur problemen en had Soetarto gevraagd om Sjahrir en zijn getrouwen eerst in Solo te mogen vastzetten. Soetarto had het verzoek ingewilligd en als interneringsoord Paras aangewezen, een dorp in de uitlopers van de Goenoeng Merbaboe, vijfendertig kilometer ten westen van Solo. De PT, die het verkeer controleerde op de weg naar Paras, via Kartasoera en Bojolali, was ingelicht en zo konden de twee auto’s met Joesoef en zijn vier begeleiders, bewaking van de PT Solo en Sjahrir snel doorrijden. Sjahrir werd ondergebracht in de bungalow van de soesoehoenan, nadat de waarnemend bataljonscommandant Soebagio, bij afwezigheid van zijn superieur majoor Soekarto, was ingelicht. Waarschijnlijk wisten zij vooraf van niets. Zodra Sjahrirs groep was overgedragen, ging het gezelschap terug naar Solo.282 Volgens Sjahrir werd niet gezegd dat hij behoorde tot het overgedragen gezelschap en werd hij niet geloofd toen hij zei dat hij Sjahrir was. Hij meende dat hij was ontvoerd door de Barisan Banteng.283 Joesoef en Kartono zullen aan Iwa en Yamin hebben verteld dat Sjahrir was uitgeschakeld. Na enige uren achterstallige nachtrust loste Joesoef zijn belofte aan Iwa in hen naar Tawangmangoe te brengen. Yamin reed mee, en wellicht ging ook Sastralawoe terug naar zijn standplaats. Yamin riep Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno, waarna Joesoef over de ontvoering vertelde en, terwijl hij daarna uitrustte van de vermoeienissen van de afgelopen nacht, het vijftal de sensationele ontwikkeling besprak en de gevolgen afwoog. Enkelen toonden zich verheugd, anderen betreurden de gang van zaken als ‘te vroeg’ (in het Nederlands). Om vijf uur ‘s middags vertrok Joesoef met Iwa en Yamin via Solo naar Djokja; Iwa ongetwijfeld voorzien van nieuwe garderobe voor Soebardjo. Om negen uur ‘s avonds werden zij afgezet bij Boentaran. Een langer verblijf in Tawangmangoe zullen ze niet hebben overwogen; ze wilden naar Djokja om daar ter plekke te zijn als waarnemer en mogelijk als deelnemer aan de reacties op Sjahrirs ontvoering. Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno bleven weer achter. Zoals eerder stond dit drietal op enige afstand van het eensgezinde driemanschap Iwa, Soebardjo en Yamin.284 Tamin sprak Tan Malaka nog in Tawangmangoe op 2 juli, natuurlijk ook over Sjahrirs ontvoering. Deze mopperde er toen over, zei van niets te weten en betreurde de gehele gang van zaken, zoals hij ook boos was op Yamin, van wiens herhaalde 282 Putusan 1948:90 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); Antara, 18-6-1948 (verslag procesJoesoef); Rosihan Anwar 1995:121. Sjahrir vertelde dit zelfde verhaal aan een Britse intelligenceofficier toen hij na zijn vrijlating met deze naar Djakarta vloog (Kirby Papers, 2-7-1946, no. 144, in Australian National Library, Canberra). 283 Kirby Papers, 2-7-1946, no. 144, in Australian National Library, Canberra. 284 SV 1948:277-8 (requisitoor, 15-4-1948); SV 1948:157 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:52-3; Putusan 1948:65 (verhoor Iwa, 11-3-1948); 90-1 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948). Yamin noemt zijn terugkeer naar Tawangmangoe niet, en zegt pas in de loop van de ochtend te zijn ingelicht over Sjahrirs ontvoering. Zijn verhaal is niet geloofwaardig.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

406

Verguisd en vergeten

bezoeken aan Solo en Djokja hij kwalijke gevolgen vreesde.285 Waarom maakte Joesoef zijn uitstapje naar Tawangmangoe, zonder tevoren, al was het maar per telefoon of koerier Soedarsono te informeren? Waarom regelde hij niets over het vervoer van Sjahrir naar een plaats, die in het territorium van de derde divisie viel, en waar Soedarsono en Joesoef de macht uitoefenden? Had hij vertrouwen in Soetarto, en diens politieke leidslieden Kartono en Soediro, ten aanzien van de verdere gang van zaken? En had hij zelf enig idee over het vervolg? Wellicht net zo min als Soedarsono. Hij had zijn daad gesteld en zijn trouw aan de idealen van de revolutie getoond. Het was nu aan anderen de fakkel over te nemen of voor de politici die Sjahrir zijn gang hadden laten gaan de hoogste tijd op hun schreden terug te keren. Onder die laatsten zal vooral ook aan Soekarno zijn gedacht. Wellicht ook vond Joesoef het niet nodig Soedarsono onmiddellijk in te lichten. De actie was zijn initiatief geweest en slechts omdat Sjahrir buiten zijn ressort vertoefde en hij een bevel van Soedarsono nodig had om in Solo te tonen had hij zijn commandant ingelicht. Terwijl Joesoef aldus in Tawangmangoe van zijn welverdiende rust genoot, sijpelde het nieuws van de ontvoering weg in diverse richtingen. Domopranoto werd geen rust gegund om te herstellen. Om vier uur ‘s nachts rapporteerde een politie-inspecteur dat Sjahrir was ontvoerd, waarop hij de juiste gang van zaken uiteenzette. Dit herhaalde zich, terwijl ook, om tien uur in de morgen, aan hem verslag werd gedaan namens de dienstdoende agenten van die nacht over hun deelname aan Joesoefs operatie.286 Sjahrir werd op vrijdagmorgen 28 juni om tien uur verwacht op een kabinetszitting, maar hij verscheen niet. Bij gebrek aan contact met en bericht uit Solo rees al snel het vermoeden dat Sjahrir was ontvoerd. Geruchten over een mogelijke ontvoering van Hatta, Sjahrir en Amir deden, aldus Amir, al langer de ronde, terwijl Soekarno dan zou worden gedwongen aan de wensen van de ontvoerders te voldoen. De aanstichters werden omschreven als de groepTan Malaka. Concrete bevestiging volgde na de komst naar Djokja – telefoonverkeer was afgesloten – van een cameraman van het filmjournaal in Solo, die, op verzoek van Soedarsono en Soebadio, de ontvoering van Sjahrir en Darmawan en de ontsnapping van Soedarsono en Soebadio meldde en de toestand in Solo als verward omschreef. De kabinetsvergadering zal niet minder verward zijn verlopen. De komst van Soedarsono en Soebadio, die in vermomming Solo per trein waren uitgeglipt, zal daaraan niet veel hebben veranderd. Over daders en achtergronden konden zij geen duidelijkheid ver285 Tamin 1970a, I-II:29. Interview Helen Jarvis met Djamaloeddin Tamin, Djakarta, 9-10-1972. Soebardjo (interview met Helen Jarvis, Djakarta, 30-10-1972) geeft Tan Malaka’s reactie, uit de tweede hand, weer als ‘Aduh, itu celaka besar’ (Ach, dit is een grote ramp). 286 Putusan 1948:111 (getuigeverklaring Domopranoto, 5-4-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

407

schaffen. Het kabinet was zeer bezorgd over de repercussies van het nieuws over de ontvoering op de goede naam van de Republik en vreesde vooral schadelijke gevolgen in internationaal verband. Volgens Amir werd besloten dat Soekarno zou worden gevraagd via de radio een oproep te doen aan het volk om te helpen bij de opsporing van Sjahrir.287 Wellicht dateert Amir dit besluit iets te vroeg, of, in ieder geval, de uitvoering ervan liet nog op zich wachten. Vooreerst probeerde het kabinet uit te vinden wie verantwoordelijk was voor de ontvoering, wat de daders wilden en waar Sjahrir was. Een vrijlating zonder ruchtbaarheid was voor het prestige van de Repoeblik natuurlijk de beste oplossing. Het kabinet nam op 28 juni nog wel het besluit om voor geheel Indonesië met onmiddellijke ingang de Staat van Beleg af te kondigen. Soekarno en, uit naam van de ministerraad, Amir tekenden het besluit. Het was een besluit van symbolische waarde; het weerspiegelde de crisissfeer en spanning en wilde dat en de vereiste eenheid achter de regering in zo’n situatie ook overbrengen.288 Over Sjahrirs ontvoering werd dus niets naar buiten gebracht. De kranten namen dan ook in hun vrijdageditie slechts de tekst op van de besluiten over de Dewan Militer (van 26 juni) en de uitbreiding van de Staat van Beleg – die ochtend besloten – en ze rapporteerden Hatta’s rede van donderdag. Sajoeti Melik schreef een commentaar over de ‘nieuwe toestand’, met Dewan Militer, Dewan Pertahanan Negara en algemene Staat van Beleg. Het kabinet zal bijeenkomen om over zijn ‘reorganisatie’ te beslissen. Komt er een coalitiekabinet of worden zetels door andere personen bezet? De personen zijn niet van belang, wel de politieke besluiten. In de ‘nieuwe toestand’ is een regering nodig met bijna dictatoriale bevoegdheid, gebaseerd op de wensen van het volk. ‘Wij verlangen duidelijke maatregelen van de regering! Wij wachten op de decreten en commando’s van onze President, de voorzitter van de Dewan Militer! Leve onze President! Leve boeng Karno!’289 Soekarno kreeg dus vertrouwen en, impliciet, het kabinet niet. Geloofde Sajoeti Melik ook in het vermeende verschil van opvatting tussen Soekarno en Hatta over de tegenvoorstellen, en stookte hij hier dit vuurtje op? Masjoemi, PBI en PNI overlegden op deze vrijdag ook over hun reactie op de tegenvoorstellen. Het resultaat was een brief aan Soekarno om zo spoedig mogelijke publicatie van de volledige tegenvoorstellen. Over de reorganisatie 287 Putusan 1948:73-4 (getuigeverklaring Amir Sjarifoeddin, 22-3-1948); Rosihan Anwar 1995:121; Aboe Bakar Loebis 1995:186. 288 Antara, 28-6-1946; Boeroeh, 28-6-1946; Kedaulatan Rakjat, 28-6-1946. Ook Nasution 1977, III:332. In Nasutions boek zijn de aangehaalde documenten niet alleen overgebracht in de nu geldende spelling, maar zijn ook niet meer gangbare woorden en termen ‘vertaald’. 289 J, ‘Menghadapi soeasana baroe’, Kedaulatan Rakjat, 28-6-1946. Ook deels in Nasution 1977, III:333.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

408

Verguisd en vergeten

van het kabinet werd een vervanging van de ministers van defensie, economische en binnenlandse zaken als ‘minimumeis’ gesteld, maar beter zou zijn een aftreden van het gehele kabinet, dat immers verantwoordelijkheid droeg voor de tegenvoorstellen. De verklaring was dus gematigd en verschafte nog opening naar een compromis, waarvoor, al weer, vertrouwen werd gesteld in Soekarno.290 Het ministerie van voorlichting deed zijn plicht door een nadere uitleg te verschaffen over de tegenvoorstellen om ‘verwarring en onrust’ weg te nemen. Er was geen sprake van een Rijksverband. De voorstellen vormden verder een fase in een onderhandelingsproces, waarbij als eerste stap het defacto-gezag van de Republik in Java en Sumatra moest worden erkend. Bij de onverminderde doelstelling om de Republik het gehele Nederlands-Indië te laten omvatten paste het voorstel om op termijn op de andere eilanden een plebisciet te houden. Zo’n handelwijze kon een spoedige afscheiding verhinderen. Met de voorstellen week de Republik niet af van eerdere uitgangspunten en werd tevens voldaan aan de internationale wens om het conflict op vreedzame wijze te beslechten. Bij een Nederlandse afwijzing zou op de internationale goodwill kunnen worden gebouwd.291 Manoeuvres rond de ontvoering Het kabinet maakte het nieuws van Sjahrirs ontvoering niet publiek, maar het sensationele nieuws zal in het kleine politieke wereldje van Djokja in oplopende snelheid verspreiding hebben gevonden. Soedarsono zal vrijdagmorgen vergeefs op een verslag van Joesoef hebben gewacht, die op zijn lauweren ging rusten in Tawangmangoe. Het was daardoor niet Joesoef die Soedarsono inlichtte, maar hij, als hoogste legercommandant in Djokja, werd geïnformeerd uit de kring van het kabinet over de gang van zaken. Kanapi, die juist een conflict met Soedarsono achter de rug had en die door Soedarsono was uitgerangeerd ten gunste van A.K. Joesoef, mocht de ontvoering aan Soedarsono melden, wellicht als hoofd van Soekarno’s lijfwacht. Volgens Kanapi glimlachte Soedarsono slechts bij het horen van het nieuws, waardoor hij de indruk kreeg dat Soedarsono ‘minstens’ op de hoogte was van de ontvoering.292 Later deed kolonel dr. Soetjipto, het hoofd van de inlichtingendienst van het legerhoofdkwartier, hetzelfde. De beide mannen overlegden blijkbaar over de ondernomen actie. Bij Soetjipto kon afkeer 290 Antara, 28-6-1946; Boeroeh, 29-6-1946. Waarschijnlijk ook afgedrukt in Kedaulatan Rakjat, maar de aflevering van 29 juni bleek niet te achterhalen. Ook opgenomen in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-22(26-6/3-7-1946):484 en Nasution 1977, III:341-2. 291 Antara, 29-6-1946; Boeroeh, 29-6-1946. Ook in Nasution 1977, III:340-1. 292 Putusan 1948:42 (verhoor Soedarsono, 5- en 6-3-1948); Putusan 1948:102-3 (getuigeverklaring Kanapi, 30-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

409

van Sjahrirs koers worden verwacht, zoals bij vrijwel alle hoge militairen in Soedirmans hoofdkwartier. Soedarsono, die waarschijnlijk zijn eigen rol in de ontvoering niet onthulde, en Soetjipto besloten de nieuwsblokkade te doorbreken. Zij reden naar Soekimans huis, waar Soedarsono’s adviseur niet aanwezig bleek. Hij vergaderde in het Masjoemikantoor, tezamen met PBI en PNI over een – al aangehaalde – gezamenlijke reactie op de tegenvoorstellen. Soedarsono vroeg de voorzitter van de bijeenkomst, Wali al-Fatah, om een gesprek met Soekiman. Wali al-Fatah vroeg hem vervolgens zijn verhaal aan alle aanwezigen te vertellen. Deze voldeed aan het verzoek, vertelde dat Sjahrir was ontvoerd en stelde de vraag ‘hoe in de huidige situatie zonder een kabinetsvoorzitter moest worden gehandeld’. Soedarsono kreeg geen direct antwoord op zijn verzoek, dat er op neerkwam dat het kabinet moest worden vervangen. Soekiman noemde die vervanging een moeilijk vraagstuk dat hij in zijn partij moest bespreken. Suggesties om zo’n vervanging te forceren, waarop Soedarsono wellicht wachtte, bleven achterwege. Soekiman en zijn collega’s van PBI en PNI wensten voorshands niet in te gaan op een ongewis politiek avontuur. Zij stelden hun open brief aan Soekarno op, waarin alle ruimte werd gelaten voor een legale oplossing, en zonder enige toespeling op de ontvoering.293 Soedarsono vertrok weer; het is onbekend hoe hij zijn vrijdag verder invulde. Joesoef kon hem, nadat hij Yamin en Iwa naar Boentaran had gebracht, niet vinden.294 Boentaran, Boedhiarto en Soebardjo kregen natuurlijk verslag van Iwa en Yamin over de ontvoering; hun reactie was ‘opgewonden en voldaan’. De kansen op een politieke verandering werden druk besproken, maar voor actie in dat opzicht werd op Soedarsono gewacht. Yamin had inmiddels een nieuw geschrift geproduceerd: ‘Revolusi Indonesia dan tangkapan Soetan Sjahrir c.s.’ (De Indonesische Revolutie en de arrestatie van Soetan Sjahrir c.s.), waarin hij even onverzoenlijk als eerder de regering aanviel.295 Terwijl het kwintet in Batjiro zo zijn politieke vooruitzichten optimistisch inzag, zal in de regeringskantoren koortsachtig zijn overlegd en gespeculeerd, bij gebrek aan informatie over Sjahrirs lot. Het nieuws over zijn verdwijning zal verder zijn verspreid; het gevaar van oncontroleerbare actie, die van diverse zijde zou kunnen komen, nam zo ook toe. De regering moest iets doen, en besloot laat in de avond tot een drastische stap. Om één uur ‘s nachts tekende Soekarno het Presidentiële Besluit no. 1 van 1946. In verband met binnenlandse gebeurtenissen die de staatsveiligheid en onze onafhankelijkheidsstrijd in gevaar brengen heb ik, de President van de Republik 293 SV 1948:27 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:42-3; Putusan 1948:94 (getuigeverklaring Soekiman, 25-3-1948). 294 Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948). 295 SV 1948:278 (requisitoor, 15-4-1948); Putusan 1948:129-31.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

410

Indonesia met instemming van het kabinet in zijn zitting van 28 juni 1946 tijdelijk de volledige regeringsmacht op mij genomen tot de terugkeer naar normale omstandigheden die het mogelijk maken dat kabinet en andere officiële organen hun werk als voorgeschreven verrichten.296

Een concrete verwijzing naar Sjahrirs ontvoering bleef dus nog uit.297 Met dit besluit was Soekarno weer terug als opperste en enige machthebber. Het parlementaire systeem was opgeschort; in de praktijk werd teruggekeerd naar de in de Grondwet vastgelegde regeringsstructuur. Voor de oppositie tegen Sjahrir en zijn kabinet, was het een stap in de goede richting, ook omdat zij meenden bij Soekarno op sympathie voor hun politieke koers te kunnen rekenen. Het commentaar in ‘Kedaulatan Rakjat’ laat dit duidelijk zien. Het prijst eerst de uitroeping van de Staat van Beleg, die echter zal moeten worden gevolgd door het commando de vijand onophoudelijk aan te vallen en uit Indonesië te verdrijven. Aan dit stuk werden, zo lijkt het, na de verspreiding van Soekarno’s besluit, een aantal regels toegevoegd. Soekarno oefent de staatsmacht uit; ‘die ligt niet meer in handen van de eerste minister of het kabinet. Hoe vinden we dit? We zijn opgelucht en blij! Het moerba-volk vindt dit zeker ook!’ Het gehele volk heeft vertrouwen in Soekarno. ‘Op een tijdstip dat het volk ongerust is omdat het de huidige politieke besluiten van het kabinet minder goed kan volgen is het op zijn plaats alle staatsmacht weer in handen van bung Karno te leggen. [...] Het volk wacht op zijn decreten en commando!’298 Soedirman als tussenpersoon De omzwervingen van de meeste hoofdrolspelers op vrijdag zijn hiermee in kaart gebracht, met uitzondering van die van Soedirman. Hij was hoogstwaarschijnlijk in Djokja, maar hij werd niet door Soedarsono ingelicht over zijn bevel aan A.K. Joesoef tot aanhouding van Sjahrir. Ook Soetarto liet hem niets weten van zijn meer dan passieve toestemming om Joesoef zijn gang te 296

Boeroeh, 29-6-1946; Antara, 1-7-1946; ook Nasution 1977, III:333; Anderson 1972:387. Dit besluit zou vooral op aandrang van Amir zijn genomen: H.T., ‘Reflections on a “coup d’état” that failed’, Voice of Free Indonesia 1-27 (27-7-1946):7-10. 297 In Djakarta zag Merdeka, 29-6-1946 de maatregel dan ook als reactie op Nederlandse acties, zie Anderson 1972:387, note 40. 298 Dit stuk van Sajoeti Melik in Kedaulatan Rakjat, 29-6-1946 – voor mij onvindbaar – is overgenomen in Nasution 1977, III:333-5. Een even lovend anoniem commentaar, maar niet meer actueel, verscheen in dezelfde krant op 1 juli: ‘Oekoeran doenia’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

411

laten gaan. Beiden waren er ongetwijfeld van overtuigd dat zij handelden in de geest van de taak die het leger zichzelf had opgelegd om de Proclamatie en de Grondwet hoog te houden; een opdracht die ook Soedirman benadrukte, en waarmee de tegenvoorstellen, zoals Soedirman tegen Soedarsono op 21 juni ondubbelzinnig had gezegd, in tegenspraak waren. Volgens Soedirman hoorde hij vrijdagmorgen 28 juni van ondergeschikten van generaal-majoor Soedibjo dat hun commandant was ontvoerd, met Sjahrir en anderen. Over de mogelijke daders wist hij niets. Soedirman zal minstens ingelicht zijn van regeringszijde over de stand van zaken, de uitbreiding van de Staat van Beleg en Soekarno’s buitengewone bevoegd­ heden. Het is niet onwaarschijnlijk dat Soedirman en Soekarno elkaar op die nerveuze vrijdag hebben ontmoet. In hun gesprek liet Soekarno weten het ‘in principe’ (Nederlands) eens te zijn met een coalitiekabinet, maar dat de vorming ervan met beleid en ‘geruisloos’ (Nederlands) diende te geschieden, gelet op de Staat van Beleg. Gaf Soekarno hiermee een sein aan Soedirman en zijn oppositionele achterban? De regering wist dat Sjahrir in Solo was ontvoerd en wist ook wie daar de dienst uitmaakten. Er was een gerede kans dat onder Soedirmans geestverwanten of ondergeschikten de daders moesten worden gezocht. Van Soedirman mocht worden verwacht dat hij in zijn rol als ‘tussenpersoon’ de boodschap over het coalitiekabinet zou overbrengen. Soedirman deed dat inderdaad, ook aan Soedarsono. Zij moeten elkaar dan hebben ontmoet op vrijdagavond of zaterdagmorgen vroeg; het onderwerp was er niet naar om telefonisch af te handelen. Het is nauwelijks voorstelbaar dat toen ook niet door Soedarsono de toedracht van Sjahrirs ontvoering is gerapporteerd. In dat geval heeft Soedirman hem niet ernstig onderhouden.299 Soedirman bracht de boodschap van Soekarno aan Soedarsono over als een verzoek om suggesties te doen voor de vervulling van ministersposten in een nieuw kabinet. Hij vroeg Soedarsono zijn politieke adviseurs, die ook Soedirmans adviseurs waren, in te schakelen bij het opstellen van de lijst. Soedirmans verzoek moet voor Soedarsono een welkome doorbraak 299 Putusan 1948:80 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). In deze samenvatting wordt het gesprek met Soekarno niet gedateerd. De verslagen in Kedaulatan Rakjat en Nasional, 24-3-1948 en Merdeka, 25-3-1948 zijn gedetailleerder. Soedirman verwijst hier naar een bijeenkomst van Soekarno, Hatta, Amir en hemzelf op 22 juni, waar instemming werd betuigd met de vorming van een coalitiekabinet. Kedaulatan Rakjat meldt dat ook Sjahrir aanwezig zou zijn geweest – deze vertoefde echter in Djakarta. Er is geen bijeenkomst op dit hoge niveau op 22 juni in de pers vermeld. Soedirman zal zich hier vergissen, wat ook wordt bevestigd door de verwijzing naar de Staat van Beleg die toen nog niet was afgekondigd voor geheel Indonesië. Dit is te meer waarschijnlijk omdat hij ook de overhandiging door Soedarsono van door hem gevraagde voorstellen in dit verband op 22 juni stelt. Dit gebeuren is zonder een spoor van twijfel op 29 juni te stellen. In Sudirman prajurit TNI teladan 1985:79 verschaft divisiecommandant Djatikoesoemo de tekst van een telefoongesprek met Soedirman waarin deze vraagt om informatie over Sjahrirs verblijfplaats. Djatikoesoemo werd hierover geïnterviewd in 1970.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

412

Verguisd en vergeten

in de impasse hebben gevormd. Hij had zelf geen plan over een vervolg op de ontvoering; zijn vraag hierover aan Soekiman op vrijdagmiddag was afgehouden. Nu kwam Soedirman met een verzoek, mede als reactie op de ontvoering, die daarmee tot een goede uitkomst leek te leiden.300 Gretig en ijverig zette Soedarsono zich aan de uitvoering van Soedirmans verzoek. Hij meldde zich omstreeks negen uur bij Boedhiarto, maar trof daar slechts Iwa, Soebardjo en Yamin. Hij maakte kennis met Yamin, op wie hij een ‘vertrouwenwekkende’ indruk maakte. Hij vertrok snel om Boedhiarto te achterhalen, die even eerder met Boentaran naar Soedarsono’s hoofdkwartier in de wijk Djetis was vertrokken. Meestal gingen de broers daar elke ochtend even langs in hun functie als adviseur. Soedarsono vond hen daar omstreeks tien uur. Hij vroeg hun namen voor te dragen voor de ministersposten in een coalitiekabinet, die via Soedirman aan Soekarno zouden worden voorgelegd. Hij drong ook aan op enige spoed, zodat Soedirman voor zijn geplande vertrek naar Solo die lijst kon worden overhandigd. Boedhiarto en Boentaran haastten zich naar huis, waar inmiddels ook Chairul Saleh op bezoek was gekomen. Het aanwezige zestal zette zich aan de uitvoering van het, zoals Boedhiarto vertelde, van Soedirman afkomstige verzoek. Soebardjo herinnerde zich nog iets van de uitwerking van het verzoek. Ik was toen van oordeel dat het nieuwe kabinet moest bestaan uit mensen die in staat waren een politiek uit te voeren gebaseerd op de Proclamatie, en uit deskundigen op bepaalde gebieden. Prof. Soepomo voor justitie, Ki Hadjar Dewantoro voor onderwijs, en bijvoorbeeld Tan Malaka werd vermeld bij de namen die wij voorstelden omdat wij meenden dat hij ook veel ervaring en ‘praktisch inzicht’ [in het Nederlands] had in de economie in oorlogstijd. En in politiek opzicht hechtte hij in de huidige fase van de strijd niet te zwaar aan een ‘isme’. Als communist kon hij dus de defensie van de Republik ondersteunen tot de nationale onafhankelijkheid was bereikt. 300

In Soedarsono’s verhoor in 1948 is het verzoek van Soedirman om een lijst ministerskandidaten te verschaffen niet aan de orde geweest. Soedirman ontkende dat hij aan Soedarsono documenten had gevraagd van een aard zoals ze hem werden overhandigd, maar voegde daar meteen aan toe dat hij wel ten opzichte van Soedarsono zijn rol als ‘tussenpersoon’ had vervuld. De betrokkenheid van Soedirman bij de gang van zaken – de ontvoering en zijn gevolgen – werd in het proces zo onschuldig mogelijk voorgesteld. Vragen en nadere vragen over gevoelige zaken in dit verband bleven soms achterwege. Soedirmans getuigeverklaring, het requisitoor en ook het vonnis dragen daar duidelijke sporen van. Soedirmans verklaring over zijn verzoek aan Soedarsono is een voorbeeld hiervan. Een verzoek aan Soedarsono om een lijst van geschikte ministers op te stellen – dus documenten van andere aard – is niet strijdig met zijn getuigeverklaring. Het is zelfs zeer waarschijnlijk – van Soedarsono zelf viel zo’n politiek initiatief niet te verwachten. In zijn getuigeverklaring op 23-3-1948 (Putusan 1948:80) zei Soedirman dat hij zijn rol als ‘tussenpersoon’ neutraal vervulde, zonder zelf een politieke positie in te nemen en dat het leger zich niet mengde in de mogelijke verandering van het kabinet. De feiten kunnen ook anders worden uitgelegd dan Soedirman hier deed, zou in dit verband een mild weerwoord kunnen luiden.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

413

Volgens Boedhiarto werden bij de meeste departementen twee of zelfs drie kandidaten ingevuld, opdat Soekarno kon kiezen. Een minister van defensie werd niet ingevuld. Het bleef niet bij het lijstje, dat tevens de kandidaat-leden voordroeg van een Dewan Pimpinan Politiek, een kernkabinet dat gemodelleerd leek te zijn naar de Dewan Pertahanan Negara, waarin ook de kernministers waren opgenomen. Yamin kan met recht worden verdacht van het initiatief tot het opstellen van enige aanvullende stukken, waarbij hij kon putten uit het ‘studiemateriaal’ dat hij in Tawangmangoe had opgesteld. Het zestal voegde er aan toe een conceptbesluit van de President over de vorming van het nieuwe kabinet en de Dewan Pimpinan Politiek, een schema waarin de regeringsstructuur werd verduidelijkt en, tot slot, een toelichting aan Soedirman: ‘Pemandangan tentang peroebahan soesoenan pemerintah Repoeblik Indonesia’ (Beschouwing over de verandering van de samenstelling van de regering van de Republik Indonesia). Dit document vroeg de berechting van het gehele kabinet en Hatta als schuldig aan fouten die de vijand bevoordeelden. Hoewel Soekarno hiervoor ook verantwoordelijkheid droeg, kon hij in het belang van de eenheid van het land zijn functie behouden. Hij diende echter wel alle macht over te dragen aan een regering van volk en leger, die uit een civiel en een militair deel zou bestaan. Ook was hij verplicht de voordracht van de Panglima Besar voor de ministersposten te volgen, terwijl deze zelf de militaire zaken bestierde. Boedhiarto en Boentaran leverden hun werkstukken ‘s middags af bij Soedarsono thuis. Deze informeerde telefonisch naar Soedirmans verblijfplaats en vertrok onmiddellijk daarheen, omdat Soedirman op het punt stond naar Solo te vertrekken. Tijd om de opgestelde stukken te lezen, laat staan te beoordelen, zal Soedarsono nauwelijks hebben gehad. Daar of, volgens Soedirman, zelfs al onderweg in zijn auto, kreeg Soedirman om drie uur de gevraagde stukken overhandigd. Soedarsono zei slechts: ‘Hier is het, zet ze maar onder druk’, waarop Soedirman antwoordde: ‘Ik zal er over nadenken’. Hij stopte de papieren in zijn tas en, zoals hij in 1948 verklaarde, deed hij er verder niets mee – een twijfelachtige bewering.301 301

SV 1948:40, 45 (verhoor Soedarsono, 5- en 6-3-1948); SV 1948:157-8, 195 (verhoor Yamin, 8en 9-3-1948), ook Putusan 1948:53; Yamin 1950:51-2, 1957:67-8; SV 1948:202-3, 208 (citaat) (verhoor Soebardjo, 10-3-1948), ook Putusan 1948:59; SV 1948:217-8, 223-4 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); ook Putusan 1948:67; Putusan 1948:65 (verhoor Iwa, 11-3-1948); Putusan 1948:79-80 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948); ook Kedaulatan Rakjat, 24-3-1948; SV 1948:278-80 (requisitoor, 14-5-1948); Putusan 1948:113. In hun verhoren zeiden Yamin, Soebardjo en Iwa dat zij, mede door de beperkte tijd, drie kwartier à een uur, slechts een lijst namen opstelden. Zij ontkenden, in tegenstelling tot verhoren in de onderzoeksfase, dat andere documenten werden opgesteld. Boedhiarto erkende dat er, naast de lijst, nog andere stukken werden opgesteld. De aangevoerde tijdsdruk wordt weersproken door de feiten. Daaruit blijkt dat het zestal minstens drie uur – van elf tot twee – de tijd had om aan de adviesvraag te voldoen. Anderson 1972:388 laat dit overleg

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

414

Verguisd en vergeten

Soedirman vertrok naar Solo, waar hij, als in Djokja, over een ambtswoning beschikte. Het kan haast niet anders dan dat hij ter plekke wilde uitvinden hoe de ontvoering was verlopen en wie welke verantwoordelijkheid droeg; Soetarto zal zijn superieur ook hebben moeten vertellen wat zijn rol was.302 Soedarsono kreeg, na deze succesvolle rol als tussenpersoon, eindelijk A.K. Joesoef op bezoek. Hij rapporteerde het verloop van de ontvoering. Daarna kreeg hij de opdracht om in Solo aan Soetarto te vragen Sjahrir nog een nacht in Paras vast te houden. In het Djokjase territorium was niet meteen een passend interneringsoord beschikbaar. Het daartoe noodzakelijke transport zal ook niet als risicoloos zijn beschouwd. Joesoef reisde dus af naar Solo, waar Soetarto hem met enige tegenzin zijn goedkeuring gaf, maar daaraan toevoegde: ‘We willen hem niet lang meer hier opbergen omdat het een arrestatie door Djokja is’. Soetarto zat blijkbaar met de gang van zaken in zijn maag; wellicht ook had Soedirman, die eerder dan Joesoef naar Solo was vertrokken, die onrust veroorzaakt. Joesoef keerde na zijn gesprek met Soetarto terug naar Djokja, maar kon Soedarsono niet vinden.303 Soekarno in actie Die zaterdagmiddag vond Soekarno de tijd een persconferentie te beleggen, waarin hij het besluit om alle macht op zich te nemen toelichtte. Hij wees daarbij op de kritieke toestand. Hij benadrukte dat het streven nog steeds was naar 100% onafhankelijkheid voor de gehele archipel. Hij gaf met Amir toelichting op de tegenvoorstellen, waarbij die erkenning van 100% onafhankelijkheid nog steeds werd geëist. Soekarno verzocht en beval de militairen ieder voor zich hun plichten te vervullen. Deze opmerkelijke oproep verwijst ongetwijfeld naar de ontvoering van Sjahrir, die overigens met geen woord werd genoemd op de persconferentie. Soekarno’s machtsovername werd gemotiveerd met verwijzing naar de kritieke situatie, waarbij de oningewijde lezer zal hebben gedacht aan de militaire en diplomatieke ontwikkelingen. Soekarno sprak zich hier ook in het openbaar voor het eerst uit over de tegenvoorstellen, en stelde zich daar vierkant achter. Een aantal illusies in oppositionele kring over Soekarno’s opstelling kon hierna worden opgeborgen. Maar deze opmerkelijke uitspraken en signalen kregen niet het beoogde bereik en effect. Het zich afspelen op Soedarsono’s hoofdkwartier, ten onrechte. 302 Hierover ook Anderson 1972:389, note 44. 303 Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); SV 1948:53 (verhoor Soedarsono, 6-3-1948). Een iets andere, waarschijnlijk versimpelde versie geeft Joesoef in het verhoor tijdens zijn proces (Antara, 18-6-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

415

tijdstip was ongelukkig gekozen: een zaterdagmiddag. Pas op maandag zou het verslag in de dagbladen kunnen verschijnen; maar wellicht werd gehoopt op verspreiding via het radionieuws. Meer nog echter waren het andere sensationele ontwikkelingen die de persconferentie achterhaalden.304 De zoektocht naar Sjahrir door de regeringsinstanties was nog steeds niet succesvol gebleken en de geruchtenstroom werd steeds breder. Het nog langer verzwijgen van de ontvoering in de hoop op een geruisloze oplossing zonder schade aan het aanzien van de Republik was niet langer mogelijk. Aldus werd ‘s avonds een officiële regeringsverklaring uitgegeven, door Soekarno getekend. Om middernacht van 27 naar 28 juni is Eerste Minister Soetan Sjahrir door een bende ontvoerd uit zijn verblijfplaats in Solo. Naast de eerste minister zijn ook de minister van economische zaken, generaal-majoor Soedibjo, mr. Soemitro, dr. Soemitro Djojohadikoesoemo, de heer Gaos en nog enkele personen, militair en burger, meegevoerd. Dit is een zeer misdadig optreden, dat de Regering van de Repoeblik Indonesia niet zomaar over zijn kant kan laten gaan. Dit optreden heeft duidelijk tot doel de positie van onze regering in de ogen van de internationale gemeenschap te verzwakken, zodat Nederland daarvan voordeel kan hebben in de onderhandelingen over het vraagstuk van de Indonesische onafhankelijkheid. In deze kritieke periode, waarin velen te maken hebben met de valstrikken van de NICA, die ons van binnenuit wil verzwakken, hopen wij dat de gehele weldenkende gemeenschap volledig achter de regering staat en zich zal inspannen om er voor te zorgen dat Eerste Minister Soetan Sjahrir en de anderen spoedig worden teruggebracht.305

De inhoud is ondubbelzinnig. Ruimte voor een compromis wordt uitgesloten. De daders worden afgeschreven als NICA-handlangers; erger kon niet. En Soekarno ondertekende – de regering was dus eensgezind over de ontvoering. In Solo werd Soedirman, naar zijn zeggen, na de radio-uitzending bezocht door legerautoriteiten en politieke leiders die allen opkwamen voor de goede naam van Solo, die in de verklaring werd aangetast. Zij zullen ook hebben gevreesd, dat de verklaring tot de komst naar Solo zou leiden van pro-Sjahrirtroepen, met name sterke Pesindo-eenheden. Zij wilden een ‘contraverklaring’ verspreiden, waarin zou worden vastgelegd dat inwoners van Solo niets van doen hadden met de ontvoering. Soedirman wist uitstel hiervan te bedingen. Hij zou Soekarno vragen om toelichting en rectificatie. Als die niet

304

Antara, 1-7-1946, in Boeroeh, 1-7-1946. Antara, 1-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 1-7-1946. Ook Nasution 1977, III:335, met een foute datering op 1 juli, overgenomen in Kartasapoetra en Darmawan 1982:40. 305

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

416

Verguisd en vergeten

zouden komen, zou de verklaring alsnog verschijnen.306 Hoofdredacteur Soemantoro van ‘Kedaulatan Rakjat’ had over de ontvoering zaterdagmiddag al van Hatta gehoord tijdens een ontvangst van politieke afgezanten van buiten Java. De regeringsverklaring die om negen uur ‘s avonds werd uitgezonden bevestigde dit. Soemantoro, Adam Malik en Pandoe Kartawigoena beluisterden het bericht gezamenlijk, waarschijnlijk omdat zij al tevoren waren ingelicht over het tijdstip van de uitzending. De drie journalisten, in dienst van ‘Kedaulatan Rakjat’ en Antara, besloten, zoals het rechtgeaarde nieuwsmannen past, zelf op onderzoek uit te gaan. Zij vertrokken naar Solo. Helaas duurde de rit bijna tot de ochtend door herhaalde bandenpech. Na een korte rust zochten ze Soediro op. Deze prominente stadsbestuurder verwees hen naar het leger, en bracht hun naar Soetarto. Soetarto wond er geen doekjes om. Sjahrir was aangehouden door bevoegde instanties uit Djokja met een bevelschrift van de commandant van de derde divisie. De gewekte suggestie dat het een Solose aangelegenheid betrof wilde hij graag weerleggen. Hij zou ook Soekarno die middag hierover informeren. Het drietal vertrok vervolgens, maar was pas ‘s avonds terug in Djokja. Zij hadden in Solo verder niets van onrust of troepenbewegingen opgemerkt.307 Soetarto zat klaarblijkelijk zeer in zijn maag met de ontvoering, en was bezig de eigen betrokkenheid te verduisteren ten koste van zijn collega in Djokja. Het is onduidelijk of Soetarto’s openhartigheid was beïnvloed door zijn contacten met Soedirman die zaterdagmiddag naar Solo was vertrokken. Ogenschijnlijk lijkt een direct verband afwezig. Soedirman hechtte grote waarde aan de onderlinge solidariteit in legerkring; onderlinge meningsverschillen werden bij voorkeur in eigen verband en buiten de openbaarheid opgelost. Soetarto’s ongemakkelijke gevoel was al tot uiting gekomen toen hij A.K. Joesoef de wacht aanzegde bij diens verzoek Sjahrir nog iets langer in Paras vast te houden. Na Joesoefs bezoek moet hij bij nadere overweging hebben besloten zijn verdere medewerking aan Sjahrirs aanhouding te staken. Toen Joesoef zich op zondagmorgen in Paras meldde kreeg hij te horen van de bataljonscommandant dat deze zelf Sjahrir naar Djokja zou brengen.308 Het lijkt er op dat Soetarto, op wiens orders de officier in Paras zal hebben gehandeld, de ontwikkelingen in eigen hand wilde houden. Het is onbekend hoe Joesoef zijn prominente gevangenen wilde vervoeren, en waar in Djokjaas territorium zij zouden moeten worden opgesloten. Er wordt bijvoorbeeld nergens melding gemaakt van een groep bewakers die Joesoef begeleidde naar Paras. Dat Joesoef zich zonder protest liet terugsturen, lijkt er op te wijzen 306

Putusan 1948:80 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). SV 1948:247-8 (verhoor Soemantoro, 15-3-1948); SV 1948:249 (verhoor Pandoe, 15-3-1948). De ontvangst van de afgezanten wordt genoemd in Raliby 1953:324. 308 Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948). Joesoef zei twee jaar later dat Sjahrir toen al naar Bojolali was overgebracht (Antara, 18-6-1948, verslag proces-Joesoef). 307

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

417

dat hem werd toegezegd Sjahrir naar de door Joesoef aangewezen plaats te brengen. Alle hoofdrolspelers vertrokken in de loop van de zondagmorgen naar Magelang voor een al veel eerder vastgelegd overleg tussen regering en leger. Soekarno, Hatta en Amir waren aanwezig; Soedirman leidde de vergadering, waar zijn chef-staf en alle divisiecommandanten of hun vervangers aanwezig waren. Soedarsono en Soetarto zaten, natuurlijk, ook aan de vergadertafel. De agenda vermeldde geldzaken: hoe verhield de begroting voor het voeren van de strijd zich met de beschikbare middelen? Verder werd uitleg verschaft over de Staat van Beleg en zijn bestuurlijke gevolgen en Soekarno’s verklaring no. 1. Soedirman nam de gelegenheid te baat de betekenis van zijn officierseed van trouw uit te diepen.309 Het meest actuele onderwerp kwam niet aan de orde, maar Sjahrirs ontvoering zal nauwelijks uit de gedachten zijn geweest. Het regeringstrio zal er van overtuigd zijn geweest, dat hun hoge militairen meer van de gang van zaken wisten, maar wie wat en hoeveel wist was nog een vraag. Welk plan stak er achter dit alles? Uiterste voorzichtigheid leek geboden; een verkeerde vraag of reactie zou ernstige gevolgen kunnen hebben. Deze eierendans werd zonder breuk besloten. In Magelang, onduidelijk is of dat voor, tijdens of na de vergadering geschiedde, werd aan Amir gerapporteerd dat Sjahrir in Paras werd vastgehouden en dat Soedarsono’s bevelschrift aan het begin van de ontvoering stond. Een afschrift van dat bevelschrift werd ook aan het regeringstrio toegespeeld.310 De enige kandidaat voor zo’n actie lijkt Soetarto te zijn, die hiermee ook uitvoerde wat hij al aan de drie journalisten had aangekondigd. Soetarto had behalve zijn waardevolle informatie nog meer te bieden aan Soekarno. Hij kon de ongedeerde terugkeer van Sjahrir verzorgen. En zal als tegenprestatie hiervoor, uitgesproken of waarschijnlijker onuitgesproken, niet Soetarto’s actieve aandeel in de ontvoering zijn ‘vergeten’, mits hij natuurlijk ook verder de loyale opstelling van zijn divisie in het onrustige Solo verzekerde? Na afloop van deze vergadering, tot veler opluchting ongetwijfeld, werd Soedirman uitgenodigd om meteen naar Djokja te vertrekken om in het paleis met Soekarno, Hatta en Amir te overleggen. In deze voor het drietal veilige en bekende omgeving werd Soedirman het afschrift van Soedarsono’s bevel aan Joesoef overhandigd en kreeg hij de opdracht de vrijlating van Sjahrir te bewerkstelligen. Een heftig debat speelde zich klaarblijkelijk af, ‘van één tegen drie’. Soedirman speelde op uitstel en voerde bijzaken aan om aan de hoofdzaak afbreuk te doen. Hij vroeg om een schriftelijk bevel wat Sjahrir betreft, 309

SV 1948:28 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); interview Soedarsono, Djakarta, 24-9-1980; Putusan 1948:80 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). Op p. 81 zegt Soedirman dat Soedarsono niet aanwezig was in Magelang. Hij vergist zich hier. 310 Putusan 1948:74 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948); Putusan 1948:80 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

418

Verguisd en vergeten

om de kans op onderling geweld te verkleinen. Datzelfde gold voor de bevolen arrestatie van Soedarsono, die Soedirman verder in overweging wenste te houden. In een algemene beschouwing gaf hij zijn uitleg van het begrip defensie, en meende hij dat Indonesië balanceerde op de hoogste sport van een ladder. Zijn oproep tot voorzichtigheid werd door Soekarno bestreden.311 Deze gang van zaken werd door Soedirman aan Soedarsono overgebracht toen zij elkaar op 1 juli in Solo ontmoetten. Soedirmans eigen verslag voor de rechtbank in 1948 legt niet onbegrijpelijk andere accenten. Op het bevel om Sjahrir op te sporen antwoordde hij dat ten behoeve van een snelle oplossing van de kwestie en spoedige vrijlating van Sjahrir de regering de indruk moest wegnemen dat de ontvoering een zaak was van inwoners van Solo. Soekarno stemde hiermee in, waarna Hatta, Soedirman en Soekarno’s chef-kabinet zich zetten aan de tekst van de rede die Soekarno die avond zou uitspreken.312 Soedirman verklaart hier ook dat hij pas in het paleis ‘duidelijke informatie’ verkreeg over de daders van de ontvoering; een verklaring die slechts met de nadruk op het in vele nuances in te vullen ‘duidelijke’ geloofwaardig is.313 In een aparte oproep voldeed Soekarno aan Soedirmans verzoek de inwoners van Solo vrij te pleiten van betrokkenheid bij de ontvoering. Volgens door ons verkregen informatie die tevens werd bevestigd door diverse leiders uit Solo zijn de eerste minister en de andere personen ontvoerd door een bende van buiten Solo. In verband hiermee hopen wij dat de inwoners van Solo hun steun geven aan de regering in deze zaak en zo volledig mogelijke informatie verschaffen over deze ontvoering.314

Aan het eind van de middag vertrok Soedirman per trein naar Solo. Soedarsono deed hem uitgeleide. Soedirman zweeg over de pas afgelopen confrontatie en gaf Soedarsono te kennen dat hij hem de volgende dag in Solo verwachtte, zonder een reden hiervoor te geven.315 In Solo, waar Soedirman om 18.30 uur aankwam, kon hij, naar eigen zeggen, zijn ongeruste bezoekers van de zaterdagavond geruststellen. Hij liet de concepttekst van Soekarno’s rede onder hen circuleren. In Soedirmans woning wachtten zij op de rede die om acht uur begon.316 311

SV 1948:28 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Het is goed mogelijk dat Soedirman zich hier vergist en hij slechts was betrokken bij de opstelling van de verklaring voor de inwoners van Solo, en niet bij de rede van Soekarno. 313 Putusan 1948:80-1 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). 314 Antara, 1-7-1946. Deze verklaring is niet in de dagbladen te vinden en het bereik ervan was wellicht beperkt. 315 SV 1948:28 (verhoor Soedarsono, 5-3-1946). Soedirman ontkent (Putusan 1948:81, getuigeverklaring, 23-3-1948) Soedarsono’s uitgeleide. 316 Putusan 1948:81 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). Of bedoelt Soedirman hier de aparte verklaring van Soekarno over de rol van Solo in de ontvoering? 312

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

419

Saudara-saudara! De geboorte van een volk is waarlijk niet gemakkelijk. Sinds wij de onafhankelijkheid van ons volk proclameerden, meer dan tien maanden geleden, heeft de staat Republik Indonesia onophoudelijk aan aanvallen en nog eens aanvallen het hoofd moeten bieden. Aanvallen van buiten, aanvallen van binnen.

Van buiten was het Nederlandse agressie. Nederland bezet een aantal eilanden en steden. Maar de belangrijkste delen zijn in de macht van de Republik. En die macht wordt sterker en sterker. Daarom poogt Nederland de Republik van binnenuit te schaden. Agenten worden gestuurd om verdeeldheid te zaaien. Zo ontstaan ook bewegingen die de Republik willen verdelen, verzwakken en de macht ervan veroveren, en daarbij met hun optreden de veiligheid van de Staat in gevaar brengen. Zij kennen het verschil niet tussen ‘oppositie en vernietiging’. Oppositie is nodig, maar moet zijn grens kennen, anders leidt zij tot verzwakking en verwarring in de strijd. Dan wordt het internationale aanzien geschaad; een ‘stable government’ lijkt te ontbreken. Sommigen beseffen niet dat de staat bescherming, respect en verdediging op leven en dood verdient. ‘Wij bezitten een staat, geen vereniging, geen genootschap, geen partij.’ Ontvoeringen hebben zich regelmatig voorgedaan. Zij zijn het werk van een kleine groep, maar zijn daden hebben ernstige gevolgen. De ontvoering van Sjahrir en zijn gezelschap brengt de staat zo ernstig in gevaar, dat ‘zij niet kan en zal worden getolereerd’. Het is als een actie van de vijfde colonne; een staat waarvan de eerste minister wordt ontvoerd verliest zijn aanzien. Met recht kan Nederland dan zeggen: ‘Kijk maar, het Indonesische volk is nog niet rijp voor de vrijheid’. Er is een vermoeden dat de ontvoering het werk is van een groep ‘linkser dan links, radicaler dan radicaal’. Zonder het te weten, voeren zij een ‘samenspel’ (Nederlands) met de vijfde colonne van de NICA. Zij menen wellicht dat zij met hun actie de Republik Indonesia versterken, dus subjectief gezien heeft hun actie een goed oogmerk, maar objectief gezien heeft hun actie slechte gevolgen voor de Staat; de positie van de Staat wordt verzwakt, de weg voor de vijand om onze Staat ten onder te brengen vrijgemaakt. Dit linksradicalisme is contrarevolutionair, en Soekarno haalt Lenin als autoriteit hierbij aan. Daarna noemt hij zijn uitroeping van de Staat van Beleg voor geheel Indonesië. Niet om gevaren van buiten te bezweren. Die zijn zichtbaar en gemakkelijk te overkomen. Maar het gevaar komt van binnen, de vijand die van binnenuit beetje voor beetje de grondslagen van onze Republik aantast, de luis in de pels vormt een veel groter gevaar. Zij willen onze regering ten val brengen door provocaties, ons leger en onze politie ook willen zij uithollen door de interne discipline te verzwakken. ‘Onze kinderen’ die op leven en dood strijden voor hun zuivere idealen, ‘onze kinderen’ worden beetje voor beetje opgeruid door de leuze ‘volkssoevereiniteit’. Zij bevorderen dat ‘onze kinderen’ hun regering gaan haten, en dat de soldaten tegen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

420

Verguisd en vergeten de bevelen van hun leiders ingaan. Deze vijfde colonne propagandeert en steunt anarcho-syndicalistische stromingen in de bedrijven, wakkert anarchie aan in lagere bestuurskring, verzwakt de discipline in politie en leger, alles met de leuze ‘volkssoevereiniteit’. De meerderheid is nog trouw aan de regering, maar het gevaar dat de gehele maatschappij langzamerhand wordt vergiftigd is aanwezig. De bacillen die deze ziekte verspreiden moeten worden bestreden. Vele oprechte jongeren die als ideaal de versterking van de Republik koesteren, zijn zonder het te weten al in de val van de vijfde colonne getrapt.

Soekarno las vervolgens zijn besluit no. 1 van 29 juni voor, en vervolgde: ‘Ik wil geen dictator worden’. Hij beloofde de macht, als de toestand weer normaal was, terug te geven aan de wettelijke organen. Nu neem ik het opperbestuur in eigen handen. Wij moeten het hoofd bieden aan een hoogst kritieke toestand. Dit tijdstip bepaalt het lot van ons volk voor honderden, zelfs duizenden jaren. Op dit ogenblik, vraag ik, met Gods steun en leiding, vraag ik om niet afzijdig te blijven. Van mijn reizen over geheel Java, van rapporten uit Sumatra en andere eilanden weet ik dat het grootste deel van het volk achter mij staat. Maar hoewel wij weten, dat u achter mij staat, vraag ik nadrukkelijk aan het gehele volk, dat het gehele volk op dit hoogst kritieke tijdstip achter mij staat, en samen met mij zijn plicht vervult bij het beschermen van het welzijn van onze staat, het welzijn van de Republik Indonesia. Aan iedereen die gezond denkt, aan het gehele volk dat gezond denkt, vraag ik mee te helpen om eerste minister Soetan Sjahrir, minister van economische zaken ir. Darmawan Mangoenkoesoemo, generaal-majoor Soedibjo en de andere saudara die ook het slachtoffer van de ontvoering zijn veilig aan ons terug te brengen. Dat is de plicht van iedere staatsburger van de Republik Indonesia die van zijn Republik houdt. Het uitspreken van scherpe meningsverschillen, het leveren van scherpe kritiek op de regering, dat kan, maar deze ontvoering verlaagt alleen maar het aanzien van ons land in de ogen van de wereld, vernedert het aanzien van de eigen regering, en scheurt het embleem van onze staatsmacht. Deze ontvoering mag niet, omdat zij slecht is voor de staat. Ik hoop dat iedere staatsburger, van welke groepering dan ook, privé-persoon en ambtenaar, die hun land liefhebben, mijn bevel opvolgen en ons land weer gezondmaken. Wij willen onze regering baseren op echte volkssoevereiniteit, op ware democratie. Maar democratie kan niet functioneren met eigenmachtig optreden, ontvoeringen en zinspelingen op een staatsgreep. Houdt u hiervan zo ver mogelijk weg! Laten wij voortgaan, laten wij voortstrijden op leven en dood, maar baseer onze strijd op gezonde opvattingen. Aan God vraag ik steun voor ons land en voor mijzelf.317 317 Antara, 1-7-1946; Kedaulatan Rakjat; Boeroeh, 1-7-1946 en vrijwel alle andere dagbladen. Ook Raliby 1953:324-32 en Nasution 1977, III:336-40. Anderson 1972:390 vat de rede samen. Zijn aanhaling dat Soekarno ‘more in sorrow than in anger’ zei te spreken is niet in de tekst te vinden. Volgens Nasution 1977, III:332 was tijdens de rede een stem te horen die riep: ‘Boeng Tomo, breng Boeng Sjahrir terug’, met de suggestie dat Soetomo achter de ontvoering zat.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

421

Het was een meesterstuk. Soekarno speculeerde op de trots en het zelfbewustzijn van zijn landgenoten, en sloot de gelederen tegen de Nederlandse dreiging. Hij doceerde over de passende invulling van de democratie en had begrip voor de jongeren die met hun goede bedoelingen op het verkeerde pad werden gelokt. In de slotoproep gooide hij al zijn gewicht. De toon van de rede was niet van het minste belang. Een bezorgde landsvader, een president boven de partijen, kwam op voor de redding van zijn land en volk – beurtelings trots en bedroefd, altijd ernstig en waardig, niet boos en slechts een enkele maal dreigend. Met zijn rede nam Soekarno, als dat al nodig was, alle twijfel weg over de eigen positie. Hij stond achter zijn ministers. Hij zette zich af tegen het linksradicalisme, waarmee hij Tan Malaka en zijn aanhang, in navolging van de PS, in de beklaagdenbank plaatste. Hoewel hij beter wist, noemde hij niet de militaire daders van de ontvoering. Een gemakkelijker doelwit vormde de Tan-Malaka-groep; ‘onze misleide kinderen’ bood hij zo nog een uitweg. Het was te gevaarlijk om de ware daders te noemen. Sjahrir was immers nog niet vrij, en Soedirmans vrees voor onderlinge gewapende strijd zal niet aan Soekarno voorbij zijn gegaan. Het zou alles ook passen in een soort afspraak met Soetarto, dat deze de vrijlating van Sjahrir zou bevorderen. De vrijlating van Sjahrir Om vier uur ‘s ochtends op maandag 1 juli verscheen Sjahrir onverwacht bij Soekarno’s paleis. Soekarno omhelsde Sjahrir. Zijn eega, Ibu Fatmawati, maakte koffie voor Sjahrirs escorte. Soekarno sprak hen toe: ‘Straks zal de internationale wereld weten dat de Republik Indonesia nog pemuda bezit. Pemuda die niet slechts verantwoordelijkheid dragen in de voorste linie, maar ook in de achterste. De Republik bezit nog steeds een Eerste Minister.’ De officiële bekendmaking die nog in de kranten van 1 juli kon verschijnen, meldde zijn vrijlating als ‘duidelijke reactie’ op Soekarno’s oproep door ‘een legereenheid die zijn trouw betoonde’.318 Sjahrir hield zich in zijn eerste uitspraken over zijn ervaringen nogal op de vlakte. Aan Antara vertelde hij dat de door zijn ontvoering ontstane verwarring slechts in de kaart speelde van ‘gevaarlijke krachten’ en ‘avonturiers’ die de strijd wilden verzwakken.319 In een radiorede uit Djakarta op 2 juli herhaalde hij dit uitgebreid en sprak hij verder slechts over een ‘kleine groep zonder gevoel van verantwoordelijkheid’.320 In de persconferentie diezelfde dag was hij iets concreter. De 318 Antara, 1-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 1-7-1946; Boeroeh, 1-7-1946. Rosihan Anwar 1995:124 en Loebis 1995:188 geven de ontvangst weer volgens ooggetuige Soetrisno, lid van het escorte. 319 Antara, 2-7-1946. 320 Antara, 3-7-1946, in Kedaulatan Rakjat, 4-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

422

Verguisd en vergeten

daders waren zwaar bewapend en gedisciplineerd. De eenheid waaraan zij de bewaking overdroegen in Paras werd gezegd dat het hier NICA-agenten betrof. Deze wist niet dat het hier Sjahrir en zijn gezelschap betrof – een niet zonder twijfel te aanvaarden lezing, en wilden zij dat ook niet geloven toen Sjahrir dat aan zijn bewaking vertelde? Pas na Soekarno’s rede werd hen dit duidelijk en legde een legerofficier de gang van zaken uit. Hij ook leidde de terugkeer naar Djokja. Gevraagd naar de daders, verwees Sjahrir naar het lopende onderzoek, dat wel spoedig resultaat zou opleveren.321 Bij de vrijlating waren diverse hoge officieren van Soetarto’s divisie betrokken; het is moeilijk voorstelbaar dat Soetarto hiervan niets afwist.322 Hoe konden Sjahrir en zijn begeleiders anders ongemoeid de militaire posten op de route van Paras naar Djokja passeren? Ook Sjahrirs verhaal over zijn misleide bewakers past bij een afspraak tussen Soekarno en Soetarto om Sjahrir vrij te laten. Daaraan doet weinig af dat Soetarto, toen Soedarsono hem op 1 juli vroeg naar de rol van zijn bataljon in Bojolali bij de vrijlating, zei dat dit bataljon op eigen gezag had gehandeld, dat hij de zaak in onderzoek had en maatregelen overwoog.323 De spanning in deze dagen in de regering was groot. Al een paar weken leverden de geheime diensten van de regering – getooid met namen als Bagian B, Brani (Badan Rahasia Repoeblik Indonesia, Geheime Organisatie van de Republik Indonesia) en SOI (van het ministerie van defensie) – met grote regelmaat berichten af dat ontvoeringen en moordaanslagen werden voorbereid, waarbij de beschuldigende vinger vaak werd gericht op de groep-Tan Malaka, en de namen van Yamin, Soebardjo, Iwa, Chairul Saleh, Soekarni en Ibnu Parna werden genoemd. Soekarno’s adjudant Pamoerahardjo behoorde ook tot de Brani. Vlak voor Sjahrirs ontvoering kreeg hij bericht over een ontvoeringsplan van Soekarno. Om die reden werd de wacht versterkt; naast de 17 PT-militairen en tien ‘geheime bewakers’ van Amirs ministerie werd een bataljon uit Malang van de achtste divisie, dat met grote spoed naar Djokja was gekomen, in het tegenover het paleis gelegen Fort Vredeburg gedetacheerd. De leiding van de presidentiële bewaking berustte bij Kanapi.324 Om twee uur ‘s nachts, vroeg op maandag 1 juli, kwam Amir naar het paleis met het bericht dat Soekarno die nacht wellicht zou worden ontvoerd. 321

Antara, 4-7-1946, in Kedaulatan Rakjat, 5-7-1946. Anderson 1972:391, note 47 noemt drie namen, op basis van drie bronnen. Luitenantkolonel Soeadi Soeromihardjo, luitenant-kolonel Iskandar en majoor Soekarto (ten onrechte als Soeharto vermeld). Nasution 1977, III:342 legt het initiatief bij luitenant-kolonel Soenarto Koesoemodirdjo. Ook Sastrolawoe beweert deel te zijn geweest van de groep die Sjahrir terugbracht (Eryono et al. 1985:172-3). 323 SV 1948:29-30 (verhoor Soedarsono, 5-3-1946). 324 Putusan 1948:103 (getuigeverklaring Pamoerahardjo, 30-3-1948); 102 (getuigeverklaring Kanapi, 30-3-1948); 73 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948); Pamoe Rahardjo 1997:372-5. 322

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

423

De wachten werden gealarmeerd en waren paraat toen om vier uur enkele auto’s verschenen. Het bleek loos alarm. Sjahrir was terug mede onder geleide van een aantal gewapende strijders van de Barisan Banteng.325 Er werd zo snel mogelijk een kabinetsvergadering bijeengeroepen. In die vroege morgen van 1 juli werd besloten dat Sjahrir zo spoedig mogelijk naar Djakarta zou vertrekken om de schade aan het internationale aanzien van de Republik zo veel mogelijk te beperken en de besprekingen met Nederland voort te zetten. In Djokja was blijkbaar geen vliegtuig beschikbaar; in Solo wel. Vandaar de terugkeer van Sjahrir naar Solo waar hij ‘s middags vertrok. Soedirman, door de regering ongetwijfeld daartoe verzocht, vroeg Soetarto om de veiligheid van Sjahrir in het Solose te waarborgen; de ironie hiervan ontging de hoge militairen, Soedarsono voorop, in Djokja en Solo niet.326 Ook werd besloten – of beter: een eerdere afspraak bekrachtigd – om op te treden tegen de oppositie.327 In de loop van de dag werd dat verder uitgewerkt. Minister Darmawan en zijn gezelschap waren al die tijd opgesloten in de CPM-post, onder zware bewaking. Op de vierde dag kregen ze een uitstekende maaltijd voorgezet, met de boodschap dat zij de volgende dag zouden worden doodgeschoten. De nacht daarna verscheen een truck met Pesindostrijders voor het gebouw en werden de gevangenen bevrijd. Om half vijf in de ochtend van 2 juli ging het daarna rechtstreeks naar Djokja.328 De vaart der gebeurtenissen was in de opiniërende sfeer vrijwel alleen bij te houden door Sajoeti Melik. Tijdens het schrijven van zijn commentaar 325

Putusan 1948:103 (getuigeverklaring Pamoerahardjo, 30-3-1948). De Barisan Banteng, die in Solo met succes de regering had getrotseerd in de woelingen van een maand eerder, was hier dus trouw aan de oproep van de president. Ook de BPRI van Soetomo in Solo steunde die vrijlating, en zei een aandeel daarin te hebben gehad. Soedarsono (SV 1948:29 (verhoor 5-3-1948)) haalt uitlatingen van Soediro hierover aan. 326 Kedaulatan Rakjat, 5-7-1946; SV 1948:31 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). 327 Volgens Aboe Bakar Loebis 1995:188-9, ook in Rosihan Anwar 1995:125-6, was op een bijeenkomst bij Amir op 30 juni ’s avonds, met ook legertopman Moestopo, Abdoelmadjid, Imam Slamet, Aboe Bakar Loebis en anderen, geconcludeerd dat een aantal mogelijke betrokkenen bij de ontvoering, onder wie Soebardjo, zou moeten worden gearresteerd. Vier van hen – Amir, Abdoelmadjid, Slamet en Loebis – vertrokken vervolgens naar Soekarno, die al sliep, maar werd gewekt. Dit zou dan het bezoek betreffen waar Amir – ook – Soekarno voor een ontvoering waarschuwde, zoals Pamoerahardjo getuigde. Soekarno was niet meteen akkoord: ‘Ik wil geen bloedvergieten’, zei hij tenslotte, in het Nederlands. Hij riep ook zijn doekoen van zijn bed, die verklaarde dat mits Soebardjo’s verblijfplaats uit een bepaalde richting en op een bepaalde tijd werd benaderd geen bloed zou worden vergoten. Die voorwaarde werd natuurlijk grif bevestigd, toen Soekarno dat vroeg. De doekoen waarschuwde Amir ook voor een ontvoering, die echter zou mislukken. Die voorspelling zou uitkomen. Na de onverwachte komst van Sjahrir een paar uur later, werd formeel tot arrestatie besloten. Overigens zou deze doekoen Soekarno ook al hebben geadviseerd over zijn rede van 30 juni (interview Mrázek met mevrouw Sjahrir in 1988, in Mrázek 1994a:321). 328 Hendra Esmara en Heru Cahyono 2000:112-5 (op basis van informatie van Soemitro Djojohadikoesoemo).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

424

Verguisd en vergeten

werd het bericht van Sjahrirs vrijlating bekend. Hij sprak zijn vreugde uit over het opvolgen van Soekarno’s oproep. Maar nu was ‘zuivering van de lucht’ nodig. De vijand was al bezig onrust en verdeeldheid te zaaien: Tan Malaka en zijn aanhang werden als daders aangemerkt, Soekarno belasterd en Sjahrir hooggeprezen. In deze situatie is kalmte een eerste vereiste en moet de schuld niet eenzijdig bij anderen worden gelegd. Zelfonderzoek is ook nodig. Het is gevaarlijk de schuld te leggen bij de ‘ultrarevolutionairen’ die slechts van mening verschillen wat betreft visie op en tactiek in de revolutie. Die mag niet ten koste gaan van de eenheid. Laat de ontvoering een les zijn, en leiden tot echte eenheid. Een open houding, bereidheid tot uitleg en luisteren op de door Soekarno uitgeschreven bijeenkomst kan al tot opheldering bijdragen.329 Die bijeenkomst was voor die week, aldus het ministerie van voorlichting, bijeengeroepen in Djokja met leiders van partijen en strijdorganisaties. De uitnodiging zou per telegram geschieden.330 Dit zou Sajoeti Meliks laatste commentaar in zijn krant blijken. Zijn oproep werd niet gevolgd. Ook ‘Ra’jat’ in Djakarta vond ruimte op 2 juli de vrijlating van commentaar te voorzien. De Nederlanders zagen in de ontvoering een toneelstuk, maar de uitkomst ervan was onverwacht. Nauwelijks had Soekarno zijn oproep gedaan of Sjahrir was weer vrij. Het toonde de eensgezindheid van Soekarno en Sjahrir en de eenheid van regering en volk, dat op eerste oproep van Soekarno in actie zal komen.331 Het Djokjase weekblad ‘Patriot’ keurde de ontvoering af en speculeerde over de daders: NICA-agenten, opposanten tegen de onderhandelingspolitiek, of linksradicalen. Het was in ieder geval schadelijk voor de Republik; een nationaal front was nodig om de problemen te overwinnen.332

329

J., ‘Mendjernihkan kekeroehan’, Kedaulatan Rakjat, 1-7-1946. Berdjoeang in Malang leverde op 1 juli commentaar op de ontvoering van Sjahrir (‘Perdana Menteri Sjahrir’) die scherp werd veroordeeld, als zinloze daad. In het weekblad Repoeblik (Cheribon) schreef de hoofdredacteur een voorzichtig, afgewogen commentaar: Sar. [Saroehoem], ‘Makin tertampak kekoeatannja’, Repoeblik 1-13 (3-7-1946):1. Merdeka, 1-7-1946, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-22(266/3-7-1946):486 betreurde de ontvoering – het gaf de vijand de kans de wereld te misleiden. Het overkwam ooit ook Chiang Kai-shek en hopelijk overwon de regering dit probleem. Ra’jat, 1-7-1946, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-22(26-6/3-7-1946):486-7 legde de schuld voor de ontvoering bij de onverzoenlijke Nederlandse opstelling, die radicalen tot hun wanhoopsdaad bracht in de hoop zo een gewelddadige voortzetting te forceren. Zowel Merdeka (3-7-1946) als Ra’jat (4-7-1946) schreven een commentaar waarin zij de gang van zaken mede weten aan verkeerde en onvolledige voorlichting, waardoor misverstanden ontstonden en de vijand de kans kreeg verdeeldheid te zaaien (beide zoals samengevat in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-23/24(3/17-7-1946):501-2). 330 Kedaulatan Rakjat, 1-7-1946. 331 Ra’jat, 2-7-1946, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-22(26-6/3-7-1946):486. 332 Ch.Gz. [Chaidir Gazali], ‘Saatnja membentoek Front Nasional’, Patriot 1-6(2-7-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

425

Nieuwe arrestaties Soedarsono vertrok maandagmorgen, zoals hem was opgedragen, naar Solo. Soetjipto en Soenarjo vergezelden hem; ze grepen de gelegenheid aan mee te rijden. Om elf uur meldden Soedarsono en Soetjipto zich bij de Panglima Besar. Deze deed verslag van zijn gesprek op het paleis de vorige dag, waar hem was opgedragen de ontvoering van Sjahrir op te lossen en Soedarsono te arresteren. Hij was bezorgd over een mogelijke broederstrijd en maakte niet de indruk voorshands zijn divisiecommandant te laten oppakken. Van Sjahrirs vrijlating was geen van drieën op dat ogenblik op de hoogte. Om 13.15 uur vertrok Soedarsono naar een andere afspraak.333 Soedirman hield een rede bij de begrafenis van zeven in West-Java gesneuvelde militairen. Zij stierven in hun strijd voor de absolute onafhankelijkheid; in hun geest moet worden doorgestreden. Geen stukje grondgebied mag aan de vijand worden overgegeven, en grond in vijandelijk bezit moet worden terugveroverd, aldus Soedirman.334 Soedarsono had inmiddels van Soenarjo gehoord dat Sjahrir was vrijgelaten. Zijn bron was Soediro, die het radiobericht daarover had gehoord. Na een bezoek aan Soediro, voor nadere informatie hierover, ging het tweetal naar Soedirmans woning om hem het nieuws te brengen. Toen deze arriveerde bleek hij nog niet op de hoogte. Hier ook vroeg Soedarsono aan de aanwezige Soetarto wat hij van de gang van zaken wist; deze zei met dit alles niets van doen te hebben. Soedirman, onder de verse indruk van de begrafenis, vestigde op Soedarsono de indruk zijn ontvoering van Sjahrir goed te keuren. Hij zei dat Soekarno’s rede ‘koel’ was ontvangen in Solo. Zo’n koele ontvangst zou dan kunnen slaan op het gezelschap dat Soedirman op zondagavond ontmoette en aan wie hij de concepttekst van Soekarno’s rede liet zien. Het blijft onduidelijk of Soekarno’s verklaring over de Solose betrokkenheid daar was doorgedrongen – met Sjahrirs vrijlating was de actualiteit daarvan grotendeels achterhaald. Volgens Soedarsono gaf Soedirman hem nu de opdracht een contrapamflet samen te stellen, waarvan de kern moest vormen dat de ontvoering was uitgevoerd door een groep die streed voor 100% onafhankelijkheid. Het drietal – Soedarsono, Soetjipto en Soenarjo – ging vervolgens huiswaarts naar Djokja, waar het in de avond aankwam.335 Soedirman kreeg in Solo maandagmiddag het geschreven bevel overhandigd 333

SV 1948:28 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Antara, 4-7-1946, in Kedaulatan Rakjat, 5-7-1946 (Antara); in algemene zin al in Kedaulatan Rakjat, 2-7-1946. 335 SV 1948:28-30 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Soedarsono noemt ten onrechte een getal van zeventien begraven militairen. Soedirman (Putusan 1948:81, getuigeverklaring 23-3-1948) ontkent de opdracht tot het opstellen van een contrapamflet. Hij zegt dat Soedarsono wellicht zijn uiteenzetting over zijn tegengaan van het eerdere pamflet verkeerd heeft begrepen. 334

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

426

Verguisd en vergeten

van Soekarno tot arrestatie van Soedarsono en Joesoef.336 Als Soedarsono toen nog bij hem in huis vertoefde, liet hij hem desondanks vertrekken. Hij nam dus in ieder geval zijn tijd om alle consequenties te overdenken. In het paleis in Djokja had het kabinet inmiddels besloten arrestaties te verrichten van politieke verdachten. Amir, die over de meeste informatie beschikte, werd opgedragen een lijst op te stellen van bij het antiregeringscomplot betrokken personen. Die lijst zou aan het kabinet ter goedkeuring worden voorgelegd en Soekarno zou hem ondertekenen. Amirs lijst was gebaseerd op zijn vrees dat de ontvoering van Sjahrir slechts de inleiding vormde van een plan de regering omver te werpen; een plan waarvoor de groep-Tan Malaka verantwoordelijk zou zijn. Op Amirs lijst werd door het kabinet een aantal namen geschrapt. De volgende fase betrof de uitvoering. Het aangewezen middel vormde de PT, maar deze was ook onderdeel van Soedarsono’s divisie en aan zijn loyale uitvoering van de arrestaties werd getwijfeld. De algemene politie werd niet sterk genoeg geacht om alleen deze taak op zich te nemen; het lag daarom voor de hand een beroep te doen op de steun van Pesindo-eenheden.337 Dit plan werd in gang gezet met de oproep aan de politie-inspecteur Soemarsono omstreeks 13 uur naar het paleis te komen, waar hij werd ontvangen door een gezelschap ministers. Soemarsono behoorde tot de afdeling Pengawas Aliran Masjarakat (Toezichthouder op Maatschappelijke Stromingen, PAM) van de politie, de Indonesische opvolger van de PID. Soemarsono was blijkbaar nogal overdonderd en blij zich te kunnen beroepen op zijn gebrek aan bevoegdheid. Hij vroeg daarom omstreeks drie uur het hoofd van de PAM, de politiecommissaris Soedarsono, om naar het paleis te komen. Deze nam zijn plaatsvervanger Soebekti mee. Minister Soedarsono zette de plannen uiteen. De regering wenste een zuivering uit te voeren van elementen die de staat in gevaar brachten. Het waren vooral mensen uit de groep van Tan Malaka, die ook waren betrokken bij de ontvoering van Sjahrir, die was uitgevoerd door Soedarsono en Joesoef. De regering had ook geruchten gehoord dat Soekarno en Hatta zouden worden ontvoerd door dezelfde groep. Om die reden was de bewaking van beide mannen versterkt. In totaal ging het om de arrestatie van dertig tot veertig burgers, terwijl de militaire verdachten door het leger zouden worden opgepakt. Op de ministeriële vraag of de politie in staat was deze opdracht uit te voeren, zei de politieman meteen dat daartoe mankracht ontbrak, waarop de minister steun van lasjkar toezegde. Politiecommissaris Soedarsono werd daarop belast met 336

Putusan 1948:81 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). Putusan 1948:74 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948). Deze Pesindotroepen uit Oost-Java waren onderweg naar het West-Javaanse front en vertoefden in of nabij Djokja (Putusan 1948:98 (getuigeverklaring Tjokrodiningrat, 27-3-1948)). 337

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

427

de uitvoering van de arrestaties. Hij vertrok daartoe naar het hoofdbureau aan Reksobajan, enkele minuten lopen van het paleis. Soemarsono bleef als contactpersoon in het paleis en zou ook om acht uur ‘s avonds de lijst te arresteren personen op het bureau bezorgen. Voor die tijd al riep Soedarsono tweehonderd politiemensen uit vier omliggende plaatsen op en liet ze naar Reksobajan komen. Ook de Pesindoeenheden meldden zich daar. De uitvalswegen werden voorzien van wachtposten van politie en lasjkar. De lijst met namen en adressen werd vervolgens gesplitst; er werden arrestatie-eenheden samengesteld, alle onder leiding van een politieofficier. De omstreeks 35 op te pakken mannen, op circa 15 adressen, zouden zoveel mogelijk tegelijkertijd worden opgepakt. Middernacht werd als actietijdstip vastgelegd. De arrestatieleiders werd opgedragen hun slachtoffers slechts te verzoeken mee te gaan naar het politiebureau, de goede naam van de politie hoog te houden en zeer voorzichtig te zijn, opdat het niet tot een gewapend treffen zou komen met het leger, bijvoorbeeld Joesoefs bataljon. Zij kregen een door Soedarsono getekend bevel tot aanhouding met de hen toegewezen namen. Op het politiebureau was dus sprake van grote, abnormale activiteit, waar ook de PT-kolonel Soenario en Abdoel Hamid namens Amirs ministerie aanwezig waren. De voorbereiding geschiedde onder grote haast, zowel bij het kabinet als in het politiebureau. De lijst van arrestanten werd nog op het laatste ogenblik aangepast. Soekiman bijvoorbeeld stond er ook op in eerste instantie, maar in de laatste fase werd zijn naam doorgehaald.338 De arrestatie van de militaire verdachten zou door het leger worden geregeld, zo had minister Soedarsono aan zijn naamgenoot gezegd. Daartoe kreeg Soedirman op maandag 1 juli, zoals al vermeld, zijn gevraagde geschreven opdracht. Waarschijnlijk omdat niet het volledige vertrouwen aanwezig was in Soedirmans uitvoering, werd een zelfde bevel uitgeschreven, eveneens met Soekarno’s onderteke­ning, gezamenlijk geadres­seerd aan Soedarsono’s chef-staf Oemar Djoy en luitenant-kolonel Soeharto – de latere president van Indonesië. Was dit een proefballon om de sterkte van de steun aan Soedarsono te beproeven? Oemar Djoy was dankzij Soedarsono gehandhaafd in zijn functie en had reden hem dankbaar te zijn. Maar Soedarsono had verzuimd hem te betrekken bij zijn antiregeringsacties en hij kon zich daarom gepasseerd voelen. Waarom Soeharto werd aangeschreven is niet duidelijk. Hij was één van de vier regimentscommandanten in de Djokjase regio en verantwoordelijk voor de oostelijke sector. Zijn hoofdkwartier was in Wijoro, vijf kilometer zuidoostelijk van de stad. De enige plausibele reden is dat de regering bij hem 338 Putusan 1948:95 (getuigeverklaring Soemarsono, 25-3-1948); 97-8 (getuigeverklaring Tjokrodiningrat, 27-3-1948); 99 (getuigeverklaring Soebekti, 27-3-1948); 108-9 (getuigeverklaring Soedarsono (inspecteur), 5-4-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

428

Verguisd en vergeten

qua persoonlijkheid of opvatting de kans op succes het grootst achtte. Soeharto werd over het bevel geïnformeerd door enkele pemuda die hem het papier lieten lezen, maar het niet aan hem wilden overhandigen. Het is niet duidelijk hoe Oemar Djoy het aanhoudingsbevel werd overhandigd, en of hierbij dezelfde ‘informele’ procedure werd gevolgd. Het bevel werd in ieder geval serieus genomen en vooral Soeharto ondernam de nodige actie. Hij besprak de zaak met drie van zijn bataljonscommandanten, die instemden met het uitvoeren van het bevel. Soeharto overlegde met Oemar Djoy over een respectvolle aanhouding van Soedarsono en Joesoef, het waarborgen van de eenheid van de Soeharto derde divisie en het voorkomen van bloedvergieten. Soeharto zette hiertoe wachtposten op en stuurde patrouilles uit. En ook stelde hij controleposten in op Djokja’s uitvalswegen. Ook werd besloten Joesoefs Bataljon 63 te ontwapenen. Oemar Djoy vroeg hiertoe steun van Kanapi, die hij hiertoe bij zich had laten komen. Het leeuwendeel van de ontwapening geschiedde door Bataljon 10, onderdeel van Soeharto’s regiment. Oemar Djoy toonde Kanapi ook Soekarno’s bevel en zei dat Soedarsono en Joesoef spoedig zouden worden aangehouden. Het lijkt op een signaal dat Kanapi aan Soekarno mocht overbrengen.339 339 Putusan 1948:88 (getuigeverklaring Soeharto, 24-3-1948); 102 (getuigeverklaring Kanapi, 30-3-1948; Anderson 1972:393, note 54. Eryono et al. 1985:166 bevestigt in een verslag van Soeharto de ontwapening van Joesoefs bataljon, maar voegt daaraan toe – tekenend voor de verwarring – dat hetzelfde Bataljon 10 eerder Joesoef had ondersteund toen deze een bataljon van het Markas Besar Tentara (het Legerhoofdkwartier) – los van de derde divisie? – had ontwapend. Zowel pro als contra zocht dus steun bij Soeharto’s regiment. Soeharto liet zich zelf nog twee keer uit over de gang van zaken. Eerst tegenover zijn biograaf Roeder (1970:110-1), aan wie hij vertelde dat hij van Soekarno in zijn paleis persoonlijk de opdracht kreeg Soedarsono te arresteren. Soeharto ‘was shocked. The order to arrest his own direct superior [...] bewildered him.’ Hij vroeg om een geschreven bevel van Soekarno of een bevel van Soedirman. Soekarno werd boos en zei dat Soedirman zelf bij de zaak was betrokken. Soeharto vertrok met de verzekering dat hij de regering tegen een coup zou beschermen. In zijn autobiografie (Soeharto

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

429

Soedarsono keerde maandagavond dus terug van zijn bezoek aan Solo. Hij bracht zijn medepassagiers, Soetjipto en Soenarjo, naar huis. Hij stopte toen bij Soemantoro, aan wie hij wilde vragen het contrapamflet op te stellen, maar deze was niet thuis. Toen hij daarna thuiskwam, wachtte hem daar een student van de Politieacademie die vertelde dat er op het hoofdbureau van politie grote drukte was te constateren van politiemensen en Pesindostrijders. Van achtergronden wist hij niets. Toen Soedarsono Oemar Djoy vervolgens opbelde wilde deze niets zeggen over de telefoon, en hij vroeg Soedarsono naar hem toe te komen. Daar trof Soedarsono een bange en verwarde chef-staf aan, die hem een handgeschreven bevel van Soekarno liet zien waarin hem werd opgedragen de ‘kwestie-Solo in verband met de ontvoering van Sjahrir’ af te handelen. In het bevel was geen verwijzing opgenomen naar een aanhouding van Soedarsono, zoals Soedarsono op een uitdrukkelijke vraag van de rechtbankvoorzitter in 1948 bevestigde. Was dit dan een afschrift van het bevel aan Soedirman, inmiddels achterhaald, en hield Oemar Djoy een tweede bevel – dat tot Soedarsono’s arrestatie – in zijn zak?340 Soedarsono vond de adressering onjuist; het bevel had aan Soedirman of Soedarsono moeten worden gericht. Wat betreft de politie- en Pesindo-activiteit vreesde de divisietop dat wellicht een actie tegen hen en andere officieren op stapel stond. Oemar Djoy achtte verzet tegen zo’n actie van politie of lasjkar, los van leger of regering, op zijn plaats. Samen zochten zij vervolgens regimentscommandant Soekandar op, die met zijn bataljons, waaronder Bataljon 63 van Joesoef, de centrale sector van Djokja bezette. De Bataljons 10 en 15 kregen tot taak het divisiehoofdkwartier in Djetis verscherpt te bewaken en op de toegangswegen uit het zuiden posten te plaatsen, die een lasjkar-oprukken moesten voorkomen. Ook op Djalan Malioboro en bij het spoorwegstation Toegoe werden posten gevestigd. Opmerkelijk is dat Soekandar twee bataljons aanwees of moest afstaan die niet onder zijn commando stonden. Bataljon 10 was van Soeharto’s regiment. Was dat ter plekke nadat, terwijl of voordat het in actie kwam tegen Joesoefs bataljon? Soedarsono werd blijkbaar niets verteld over de ontwapening van Joesoefs eenheid. Bataljon 15 hoorde bij het regiment dat Noord-Djokja onder zijn hoede had. Soedarsono maakte na deze afspraken nog een ronde door de 1989:37, 1991:40-1) komt het eerste bevel mondeling via de pemuda Soendjojo, gevolgd door een bevelschrift van Soekarno. ‘Ik stond voor een moeilijke keuze. Met voorbijgaan aan de militaire hiërarchie had ik een rechtstreeks bevel van de president/opperbevelhebber gekregen om mijn directe meerdere te arresteren.’ Soeharto besloot het bevel terug te sturen, en te verzoeken het bevel hem via Soedirman te zenden. Per telefoon hoorde Soeharto een uur later dat Soekarno hem een ‘koppig’ (Nederlands) officier had genoemd. 340 De discussie hierover in SV 1948:32 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Na de vraag van de voorzitter en het ontkennende antwoord toonde deze een bevel aan Soedarsono, dat deze ontkende te hebben gezien. Hoewel niet werd vermeld wat in het bevel stond, ligt het voor de hand dat het hier het aanhoudingsbevel betrof.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

430

Verguisd en vergeten

stad om de effectieve uitvoering van de bewaking te toetsen en eventuele acties van politie en Pesindo te constateren. Hij merkte niets onrustbarends op en ging naar huis.341 Die nacht dus, terwijl de politieke en militaire leiders sliepen, was er in de diverse kampen sprake van verhoogde actie en paraatheid. In zijn paleis werd Soekarno extra bewaakt. Even noordelijker verlieten tegen twaalf uur enkele honderden politiemensen en Pesindostrijders het politiebureau om hun arrestaties te verrichten Nog weer even noordelijker stonden de eerste posten van de derde divisie, die zich ongetwijfeld zouden verzetten tegen een actie van politie en Pesindo om legerofficieren op te pakken. Maar wie zouden zij volgen onder andere omstandigheden? Soedarsono dacht op hen te kunnen rekenen, maar Oemar Djoy, hoewel weifelend, en Soeharto leken geneigd het bevel van Soekarno om hun commandant op te pakken, met alle egards zeker, op te volgen. Soeharto’s Bataljon 10 had zich in een centrale positie genesteld in Djokja’s centrum. Andere eenheden van het regiment bewaakten de uitvalswegen, zoals ook politie en Pesindo deden. Het was een kruitvat. Die nacht ontplofte het niet of nog niet. De regering had politie en Pesindo gemobiliseerd om burgers te arresteren; met de militaire verdachten mochten zij zich niet bemoeien. Om die aan te houden werden andere wegen gekozen: langs de vastgestelde hiërarchie bij Soedirman en een sluipweg via Oemar Djoy en Soeharto. De arrestatieteams vertrokken omstreeks middernacht om hun taken uit te voeren. Van de rol van het kwintet Boedhiarto, Boentaran, Iwa, Soebardjo en Yamin was blijkbaar voldoende uitgelekt om hen op de lijst te plaatsen, hoewel de gespreksstof van de bijeenkomsten op 27 en 29 juni nog onbekend was. Op 30 juni en 1 juli ontplooiden ze geen vermeldenswaardige activiteiten. Yamin schreef natuurlijk en weer zal zijn gespeculeerd over de politieke ontwikkelingen. Het drietal uit Tawangmangoe wilde wel terugkeren naar hun rustige oord, maar vervoer bleek een probleem. Op 1 juli werd een bezoek aan Soebardjo’s schoonouders gebracht, binnen de kratonmuren, en het drietal bleef daar een nacht logeren. Soebardjo’s aanwezigheid hier was geen geheim voor de politie. Om 12 uur verscheen de politie, vergezeld van gewapende pemuda. Soebardjo werd uitgenodigd naar het politiebureau te komen voor overleg met commissaris Soedarsono. Een zodanige brief werd ook getoond. Het was onnodig om van kleding te verwisselen zoals Soebardjo verzocht, omdat het gesprek maar kort zou duren. Op vragen naar het adres van zijn familieleden Paramita Abdurrachman, B.M. Diah en Herawati Diah, gaf Soebardjo geen antwoord. Hij werd naar het bureau aan Setjodiningratan 16 gebracht. Daar werd hij geleid naar een grote achter­ 341

SV 1948:31-2 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); Anderson 1972:392-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

431

kamer, met vele stoelen rond een vergadertafel, inclusief een aparte stoel voor de voorzitter. Papier en pennen lagen ook gereed. Maar Soedarsono verscheen niet; wel werden successievelijk anderen binnengebracht. Yamin en Iwa ontsprongen de dans. Hun aanwezigheid bij Soebardjo was blijkbaar onbekend. Yamin zag de aanhouding zich afspelen; Iwa sliep. Boedhiarto en Boentaran werden thuis opgehaald. Boedhiarto was al in ­pyjama. Hij wilde zich aankleden, maar dat was onnodig: het gesprek zou maar even duren en daarna zou hij meteen worden teruggebracht. Bij Pandoe Kartawigoena werd om drie uur ’s nachts in zijn huis aan de Djalan Melati aangeklopt. Een politie-inspecteur en vijf bewapende agenten stonden voor de deur en toonden een oproep dat hij onmiddellijk naar de president moest komen. Ook Adam Malik, die bij Pandoe inwoonde, kreeg zo’n bevel. Adam Malik protesteerde tegen het intimiderende optreden, beriep zich op zijn lidmaatschap van de BP en zei dat de bespreking wel tot de ochtend kon wachten. De inspecteur was onwrikbaar en zei desnoods met geweld zijn bevel te zullen uitvoeren. Pandoe en Adam Malik legden zich hierbij neer en volgden hem. Sajoeti Melik werd om 1 uur gewekt. De president wenste hem te spreken, aldus zijn politiebezoeker. Maar omdat ik al vaker gearresteerd was en in de cel had gezeten, was ik er zeker van te worden gearresteerd. Ik geloofde niet, dat de President mij opriep. Het was een verzinsel; een oproep midden in de nacht, en dat laten uitvoeren door gewapende politie. Ik werd bevolen haast te maken. Maar ik wilde me niet haasten. Toen ook vroeg mijn vrouw of er een bevelschrift was of niet; als er geen bevelschrift was, mocht geen arrestatie geschieden. Daarna werd het bevelschrift overhandigd. Ik las dat bevel niet, omdat ik dat aan mijn vrouw kon overlaten. Ik was er alleen mee bezig dat ik werd gearresteerd en dat ik moest opschieten. Maar dat wilde ik niet. Kleren, kussen en alles had ik al klaargelegd. Pas daarna ging ik mee. Zogenaamd om te overleggen. Ik geloofde het niet. Een verzinsel: midden in de nacht overleggen. En dan ook nog zeggen dat Soekarno daartoe opdracht gaf. Als Soekarno mij wil spreken is een telefoon ruim voldoende.

Sajoeti Melik hielp zijn lotgenoten, die verbaasd waren hem met een koffer in de hand te zien arriveren, ook uit de droom, voor zover nog nodig. Een verzoek tot overleg op zo’n tijdstip kon slechts arrestatie betekenen, aldus deze politieke veteraan. Het gezelschap groeide tot veertien man: Soebardjo, Boedhiarto, Boentaran, Sajoeti Melik, Soemantoro, Pandoe Kartawigoena, Adam Malik, Mohammed Saleh, Soerip Soeprastijo, Djojopranoto, Soepadmo Soerjodiningrat, Marlan, Datoek Djamin en Wiranatakoesoemah, van wie een paar pas in de ochtend werden opgepakt. Het gezelschap wachtte – de uren verstreken en er gebeurde niets. In de stoelen en op de tafel werd naar slaap gezocht. De volgende ochtend was het improviseren: zeep, tandenborstel en handdoek werden niet verstrekt; een nabije warong leverde het ochtendmaal.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

432

Verguisd en vergeten

Rond elf uur in de ochtend werd het gezelschap met een gevangenisauto naar de grote Djokjase gevangenis Wirogoenan overgebracht. Wiranatakoesoemah, die blijkbaar ten onrechte op de arrestantenlijst was terechtgekomen, werd vrijgelaten. De dertien mannen werd niet gezegd waarheen de rit ging en ondanks de verbazing over het vervoermiddel verwachtten zij nog naar de president te worden gebracht. Maar die route werd niet gevolgd. In de gevangenis werden allen gefouilleerd en moesten riemen, pennen, papier en geld worden ingeleverd. Ieder kreeg een cel, twee bij drie meter met een gat in de vloer als toilet, een mandibak, een cementen verhoging als slaapplaats met een slaapmat, en een met hooi gevuld kussen. Pandoe kwam in dezelfde cel terecht, als waarin hij twaalf jaar eerder door het Nederlandse koloniale bestuur was gezet. Een kwartier nadat allen waren opgesloten werden twee nieuwe slachtoffers afgeleverd: Chairul Saleh en Ibnu Parna, van wie de laatste vroeg: ‘Waarom zijn wij allemaal hier?’ Ibnu was opgepakt toen hij een restaurant verliet en een Pesindolid hem vroeg mee te gaan om met de president te spreken. Ch. Saleh werd onder hetzelfde voorwendsel van straat geplukt toen hij op weg was zijn echtgenote in het ziekenhuis te bezoeken.342 De actie had dus vijftien arrestanten opgeleverd; een twintigtal anderen was niet aangetroffen. Wiranatakoesoemah was meteen weer vrijgelaten. Soebardjo’s familieleden ontsnapten aan arrestatie. Ook Soekarni en Tan Malaka stonden op een lijst. Blijkbaar werd niet uitgesloten dat zij in Djokja vertoefden en hun interneringsoord hadden verlaten. Op Soekarni’s huisadres deed alleen zijn echtgenote open. De arrestanten, en de langere lijst, vormen een heterogene verzameling. Soebardjo, Boedhiarto en Boentaran behoren tot de groep ex-ministers van het eerste kabinet, de Kaigungroep, die in hun oppositie versterking zochten bij Tan Malaka. De regering onwelgevallige journalisten, met radicale pro-Tan-Malaka-ideeën, werden meteen opgepakt: Soemantoro en Sajoeti 342

SV 1948:158 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:53; Yamin 1950:52, 1957:68; SV 1948:203 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948), ook Putusan 1948:59-60; SV 1948:218 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948), ook Putusan 1948:68; SV 1948:237-8 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:241, 246 (verhoor Soemantoro, 15-3-1948); SV 1948:249-50 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Putusan 1948:65-6 (verhoor Iwa, 11-3-1948); Putusan 1948:70 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Adam Malik 1947:5-13; Subardjo 1978:428-9 (Soebardjo zegt hier dat hij werd opgehaald om naar het paleis te komen in zijn functie als adviseur van Sjahrir); Iwa Kusuma Sumantri 1963:142. Sajoeti Melik was de vorige avond, 30 juni, nog op privé-bezoek bij Amir aan huis geweest om te pogen de geschillen tussen de marxistisch geïnspireerde politieke leiders te overbruggen. Van de zijde van Tan Malaka bestond daartoe bereidheid en Amir stemde in met besprekingen hierover, ook met deelname van Soekarno. Het antwoord metterdaad was Sajoeti Meliks arrestatie, waardoor volgens Sajoeti, ‘het overleg dus niet kon plaatsvinden’. SV 1948:237 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948), ook in Priyadi 1986:83. Moh. Saleh was enkele uren voor zijn arrestatie nog gast op de ontvangst van Soekarno ter gelegenheid van Miradj (Hemelvaartsdag).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

433

Melik van ‘Kedaulatan Rakjat’, dat de regering zeer irriteerde, en de trouwe Tan-Malaka-aanhangers Adam Malik en Pandoe van Antara met hun geestverwanten Chairul Saleh en Ibnu Parna. Moh. Saleh was prominent in de Djokjase lasjkar. De anderen zijn marginaal: de journalist Djojopranoto, de aan Soedirmans hoofdkwartier verbonden Soerjodiningrat,343 de onbekende Soerip Soeprastijo, en de waarschijnlijk bij vergissing opgepakte Marlan en Datoek Djamin. Het gezelschap telde een aantal KNIP-leden en een flink deel was adviseur van Soedarsono en Soedirman. Soedirmans informele adviesraad werd gereduceerd tot een paar man. Soedarsono op pad Op dinsdag 2 juli kreeg Soedarsono om half acht telefonisch bericht van Oemar Djoy dat veertien mannen zouden worden opgesloten in Wirogoenan, en hij verschafte ook de namen. Oemar Djoy was hierover ingelicht door de gevangenisdirecteur Wongsowadono; volgens afspraak, omdat Wirogoenan civiele en militaire gevangenen insloot en de hoogste bevoegdheid voor veiligheidszaken bij het leger lag. Ongewenste en onverwachte ontwikkelingen konden zo worden voorkomen. Oemar Djoy vroeg Soedarsono om niet naar zijn hoofdkwartier te gaan om het gevaar van arrestatie door politie of Pesindo te vermijden. Soedarsono was blijkbaar niet erg onder de indruk. Hij bleef wel thuis, maar hield besprekingen over geheel andere zaken dan de arrestatiegolf van die nacht. Om half twaalf belde een bezorgde Oemar Djoy weer, die vertelde dat kolonel Soeharto vreesde dat Soedarsono zou worden opgepakt. Voor zijn veiligheid zou het beter zijn dat hij zich onder Soeharto’s bescherming plaatste in Wijoro. Soedarsono was het hiermee eens en vertrok meteen. Op een elegante manier was aldus Soedarsono, zonder het zelf te beseffen, door Oemar Djoy en Soeharto in bewaring gesteld.344 Het ging er nu nog om A.K. Joesoef in Wijoro te krijgen. De geruchten over de arrestaties die Joesoef al heel vroeg op dinsdagmorgen hoorde, werden al snel bevestigd door Iwa en Yamin die zich bij zijn huis meldden. Zij zochten hulp en bescherming. Iwa wilde graag terug naar Tawangmangoe. ‘De grond 343

Als ‘anekdote’ vertelde Iwa in zijn autobiografie (2002:257) dat Soerjodiningrat, ook hoofd van de huishoudelijke dienst van het paleis, naar eigen zeggen was opgepakt op bevel van Hatta die boos was omdat hij een haan uit Hatta’s bezit had geslacht en als maaltijd aan Soekarno had opgediend. In de kring van arrestanten werd de grap gemaakt dat Soerjodiningrat was bevoorrecht: van kippendief was hij bevorderd tot politiek gevangene. 344 SV 1948:32 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:43-4; interview Soedarsono, Djakarta, 24-9-1980; Putusan 1948:86 (getuigeverklaring Wongsowadono, 24-3-1948); Putusan 1948:88 (getuigeverklaring Soeharto, 24-3-1948). Soeharto vertelde later (Roeder 1970:111; Soeharto 1989:37, 1991:41) dat hij zelf naar Soedarsono was gegaan om hem te vragen zich onder zijn hoede in Wijoro te stellen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

434

Verguisd en vergeten

te Jogja werd hem te warm onder de voeten’, zoals hij, in het Nederlands, in een verhoor zei. Yamin bleef; hij had nog privé-zaken te behartigen en wilde meer duidelijkheid verkrijgen over zijn gevangenschap. Joesoef wilde Iwa wel naar Solo brengen. Nauwelijks buiten de stad, in Kalasan, werden zij aangehouden. De commandant van Soeharto’s Bataljon 8 zei Joesoef dat hij voor belangrijke zaken in Wijoro werd gewenst. Hij werd begeleid naar Wijoro, waar Soeharto hem vertelde dat hij voorlopig daar moest blijven. Soedarsono was er al, maar maakte Joesoef niet wijzer. Iwa was in Kalasan ongemoeid gelaten. Hij vervolgde zijn reis in een dokar, een met paard bespannen rijtuigje, naar Klaten, waar hij de trein naar Solo nam.345 Yamin was inmiddels niets opgeschoten en was niet verder gekomen dan rondwandelen. Om twaalf uur was hij daarom maar naar het station gegaan in afwachting van een trein naar Solo. Hij werd hier opgepakt, niet door politie of leger, zonder toelichting of zelfs maar dat zijn naam werd gevraagd. Hij werd naar het politiebureau in Lempoejangan gebracht, dat was gevestigd tegenover Joesoefs woning. Dat politiebureau was sinds die ochtend in staat van verdediging gebracht en zware wapens stonden opgesteld. De vrachtauto die Yamin hierheen bracht zette hem af, maar vertrok snel uit vrees voor een confrontatie en liet Yamin op straat achter. Deze ging toen maar weer naar Joesoefs huis. Joesoef had inmiddels aan Soedarsono verteld dat Yamin nog bij hem thuis was. Deze gaf hierop opdracht hem op te halen. Zo’n bevel zal goed hebben gepast bij Soeharto’s voornemen de rust in Djokja te waarborgen. Hij zond twee officieren en twee vrachtauto’s manschappen naar Lempoejangan. Zij troffen er Yamin aan. Zij vroegen ook waar Iwa was – die men die ochtend had laten lopen – en die wellicht naar Djokja zou zijn teruggekeerd. Yamin werd zonder verdere toelichting gedwongen mee te gaan, het huis werd doorzocht en Joesoefs vertrekken verzegeld. Omstreeks drie uur ‘s middags werd Yamin zo in Wijoro afgeleverd. Hij had geen idee of hij gevangen was. Hij zag tot zijn geruststelling wel Soedarsono en Joesoef, met hun wapens, maar zij maakten hem niet wijzer.346

345

SV 1948:158 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:54; Yamin 1950:52-3, 1957:68; Putusan 1948:65-6 (verhoor Iwa, 11-3-1948); Putusan 1948:88 (getuigeverklaring Soeharto, 243-1948); Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); SV 1948:281 (requisitoor, 154-1948); Iwa Kusuma Sumantri 1963:144, 2002:238-9. Een versie van Joesoefs aanhouding ook in Eryono et al. 1985:166-7, in een verslag van Soeharto, met de nodige fouten, waaronder de verwisseling van Joesoef en Soedarsono. Hier wordt ook vermeld dat Joesoef (in het verslag Soedarsono) Tan Malaka zou ophalen uit Solo en naar Djokja brengen. 346 SV 1948:32-3 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:44; SV 1948:158-9 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:54; Yamin 1950:53-4, 1957:68-9; Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

435

Soedirmans optreden Soedirman zal inmiddels hebben overdacht wat aan te vangen met Soekarno’s arrestatiebevel van Soedarsono en Joesoef. Op 2 juli kwam hij naar Djokja. Vergezeld van een flink aantal hoge militairen voerde hij overleg met Soekarno over de arrestatie. Chef-staf Oerip, generaal-majoor Santoso, commandant van de PT, en kolonel Soenario waren onder anderen aanwezig. De PT wilde de aanhouding uitvoeren, maar in verband met de gespannen situatie en de hoge rang van Soedarsono werd hiervoor de voorkeur gegeven aan Soedirman zelf. Soekarno stemde hiermee in, mits het snel gebeurde. Over de uitvoering werd overlegd in Oerips Djokjase woning, met Oerip, Soetjipto, kolonel Hollan Iskandar, kolonel Soerjo en kolonel Soenario. Soedirman kreeg hier de vrije hand de zaak te regelen. Hij besloot Soedarsono naar Solo te laten komen, hem te verhoren en drie dagen vast te houden. Daarna zou hij hem overdragen aan Soekarno.347 Oemar Djoy kreeg de taak Soedarsono op te roepen naar Solo te komen. Aan het eind van de middag verscheen hij in Wijoro. Soedarsono moest zich met Joesoef om negen uur in Solo melden. Een reden werd niet gegeven. Soedarsono meende dat Soedirman hem daar wilde afschermen voor arrestatie. Oemar Djoy deelde mondeling mee dat Soedarsono drie dagen in Solo moest blijven. Om die reden haalde Soedarsono nog enige kleding thuis op, voor het vertrek. Yamin vroeg mee te mogen rijden naar Solo, omdat hij naar Tawangmangoe wilde. Soedarsono had geen bezwaar. Met een aantal bewakers werd om 19 uur vertrokken. De slechte weg, lekke banden en veelvuldige tijdrovende controles onderweg veroorzaakten veel oponthoud. Pas tussen tien en elf uur ‘s avonds werd Soedirmans ambtswoning bereikt. Inmiddels was Soekarno blijkbaar op andere gedachten gekomen over de arrestatie van beide militairen. Om 18 uur belde Oerip naar Soedirman, dat zij moesten worden teruggestuurd naar Djokja om daar te worden vastgezet, op basis van een presidentieel bevel. Soedirman wenste hiervan schriftelijke bevestiging. Na ontvangst stuurde hij een telegram naar Soeharto dat de komst van Soedarsono niet meer nodig was. Het gezelschap was echter al vertrokken en kon niet meer tot omkeren worden gebracht.348 347 Putusan 1948:81 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948); SV 1948:282 (requisitoor, 15-41948). 348 SV 1948:33-4 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:44; SV 1948:159 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:54; Yamin 1950:54, 1957:70; Putusan 1948:82 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948); Putusan 1948:89 (getuigeverklaring Soeharto, 24-3-1948); Putusan 1948:91 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948). Hierover ook Roeder 1970:111, dat verder de nodige correcties behoeft, en Soeharto 1989:38, 1991:41, waar Soedarsono bij aankomst al zelf over de oproep van Soedirman beschikte, en Soedirmans telegram een telefoongesprek is geworden, waaruit Soeharto ook bleek dat Soedirman niets te maken had met het politieke conflict.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

436

Verguisd en vergeten

Soedirman wachtte hem op samen met generaal-majoor Santoso die aanwezig was in opdracht van Soekarno. Hij fungeerde als getuige en maakte een proces-verbaal op. Soedarsono werd eerst binnengeroepen, terwijl Joesoef en Yamin op de galerij wachtten. Het onderzoek duurde verschillende uren; Yamin noemde vier uur, van tien uur ‘s avonds tot twee uur ‘s nachts; Soedarsono stelde het slot op één uur ‘s nachts. Soedarsono zette uitvoerig zijn rol en motieven uiteen. Hij was het oneens met het optreden van Sjahrir, die ‘verrader’ was en ‘zijn volk verkocht’. Als divisiecommandant achtte hij zich gerechtigd om iedere verrader ‘los van rang of positie’ te arresteren; toestemming van de Panglima Besar was hiertoe niet nodig. Joesoef gaf vervolgens een overzicht van het verloop van de ontvoering. Dit formele deel nam de meeste tijd in beslag. Soedarsono werd niet verteld dat hij onder arrest stond; Soedirman vertelde hem dat, door de rol van het leger in Sjahrirs ontvoering, die ontvoering onder zijn verantwoordelijkheid viel en dat daarom het onderzoek plaatsvond. In zijn getuigeverklaring in 1948 verzuimde Soedirman niet met enige omslag melding te maken van het incorrecte gedrag van Soedarsono en Joesoef ten opzichte van hun hoogste superieur. Soedarsono’s revolver zat niet in zijn foedraal, maar was achter de buikriem gestoken, en hij zat met de benen over elkaar heen geslagen. Joesoefs pistoolmitrailleur hing aan een rood halskoord, schietklaar in de richting van Soedirman, terwijl hij als bovenkleding een hemd droeg. Santoso vertrok na de beide verhoren. Soedarsono vertelde dat Yamin was meegekomen, waarop Soedirman hem naar binnen noodde. Yamin vertelde over zijn plannen en vroeg naar Soedirmans visie op de politieke situatie na Sjahrirs terugkeer. Deze zei dat te zullen bespreken met Soedarsono. Soedirman vroeg eerst of het contrapamflet al gereed was. Soedarsono antwoordde dat dit door de afwezigheid en, daarna, arrestatie van Soemantoro niet zo was. De vraag waarom in Djokja geen actie was ondernomen tegen de arrestatie van de veertien leiders, liet Soedirman volgen door het bevel aan Soedarsono meteen naar Djokja terug te keren en met de arrestanten naar de president toe te gaan. Soekarno zou om toelichting moeten worden gevraagd en naar de reden van de arrestaties, ook naar die van Tan Malaka en zijn aanhang op 17 maart. Soedarsono moest ook de Lasjkar Rakjat en Hizbullah mobiliseren om mee te gaan. Hun demonstratieve aanwezigheid moest aan de eis om een ander kabinet te vormen de nodige overtuigingskracht toevoegen. Soedarsono vertelde dit tijdens zijn verhoor voor het Gerechtshof in 1948. De bevelen waren alle mondeling; desgevraagd verklaarde Soedarsono deze afwijking van de regels met een verwijzing naar de ‘revolutionaire situatie’. De gang van zaken was, volgens Soedarsono, illegaal, maar Soedirman had zelf een precedent geschapen door Moewardi een maand eerder op eigen gezag vrij te laten.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

437

In eerdere verhoren had Soedarsono nog gezegd dat Soedirman Bataljon 10 opdracht zou geven radiostudio en telefoonkantoor te bezetten, dat zijn vertrouweling kolonel Soetarto de eenheid die de bewaking van Soekarno versterkte zou consigneren in Fort Vredeburg en dat hij zo nodig ziekte zou veinzen om niet naar Djokja te gaan. Yamin was passief getuige van het gesprek tussen Soedirman en Soedarsono. In zijn verhoor in 1948 vatte hij de inhoud samen als: ‘Ten eerste: regel de zaak van de arrestanten met de President; ten tweede: leg het verzoek tot vervanging van ministers voor aan de President; ten derde: hoe vaak ik ook word opgeroepen naar Djokja, ik zal niet komen’. Het gesprek duurde slechts een tiental minuten.349 Yamins opsomming volgt die van Soedarsono. Opvallend echter was dat in de eerdere processen-verbaal van Yamins verhoren in 1946 niets hiervan was opgenomen. Vragen hierover werden door Yamin beantwoord met de opmerking dat hij deze processen-verbaal nooit had gezien en ondertekend, en dus niet als een getrouwe weergave van zijn verklaringen erkende. Hij zei echter niet dat hij ook toen al deze zaken had aangevoerd. Bij het vertrek zag Yamin, dat de ‘Panglima Besar de officier A.K. Joesoef omhelsde, als een teken van zijn ontroering over de moed en heldhaftigheid van deze lagere officier’. Soedirman ontkende de omhelzing; hij had hem slechts op de schouder geklopt, terwijl hij zei: ‘Wees voorzichtig Soef, en pas goed op je commandant’. Hij was inderdaad ontroerd, naar zijn zeggen omdat Joesoefs daden niet in overeenstemming waren met zijn heldhaftigheid. Tegenover Soedarsono’s en Yamins uitspraken staat Soedirmans beëdigde getuigeverklaring waarin hij alles ontkent wat Soedarsono en Yamin hadden gezegd. Soedirman zou alle reden hebben deze tien minuten diep in de nacht te vergeten. Een bevestiging zou hem ondubbelzinnig als de regisseur achter de schermen van de aanstaande gebeurtenissen hebben gestempeld. Regering en leger poogden Soedirman hoe dan ook buiten schot te houden. Tijdens het proces deed de procureur-generaal dat soms opzichtig; het Gerechtshof volgde dat omzichtiger. Soedirman erkende slechts zijn uitspraak over de ‘honderdvoudige oproep’, maar zegt deze de volgende dag te hebben gedaan toen een afgezant van Soekarno hem diens opdracht overhandigde onmiddellijk naar Djokja te komen. Zijn weigering baseerde hij toen op de kritieke situatie in Solo die zijn aanwezigheid daar urgent vereiste: ‘zowel troepen van buiten de stad als van het front drongen de stad binnen, geschut was al gericht op de kraton en op de wegen waren mitrailleurstellingen opgesteld; er was niemand op straat; alle bewoners waren bang hun huizen te verlaten; alleen gewapende militairen patrouilleerden’. 349

Soedarsono (interview Djakarta, 24-9-1980) stelt het vertrek van Santoso eerder en verlengt dus de tijdsduur van het gesprek van Soedirman.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

438

Verguisd en vergeten

Deze situatieschets zal juist zijn, maar zou ook goed uitkomen als verklaring voor zijn weigering. Maar waarom goot hij die dan in de onbeleefde, zelfs beledigende ‘honderdvoudige’ vorm; een wel zeer ongepaste reactie op een presidentieel bevel? En hoe konden Soedarsono en Yamin deze zelfde uitspraak van Soedirman reproduceren die hij in ander verband een dag later had gedaan? Soedirman lijkt in zijn getuigenis zich hier te hebben verstrikt in de feiten. Als hij dit dan al had gezegd in de nacht van 2 op 3 juli, dan ligt het in de rede dat de andere door Soedarsono en Yamin weergegeven uitspraken ook zijn gedaan. Een wel zeer sterke aanwijzing hiervoor is dat Soedirman Soedarsono niet zei dat hij onder arrest stond, hem niet vastzette of consigneerde in Solo, maar liet teruggaan naar Djokja. De verklaring die Soedirman hiervoor geeft is dat hij op deze wijze het bevel van Soekarno opvolgde, die Soedarsono en Joesoef in Djokja wilde laten arresteren.350 Hiermee kwam Soekarno terug op de afspraak dat Soedirman hen drie dagen in Solo zou vasthouden. Een loyale uitvoering van zo’n bevel zou inhouden dat beiden door Soedirman onder gewapend geleide naar Djokja zouden zijn gestuurd, maar daarvan was geen sprake. Soedirman had voldoende reden om zich door Soekarno in zijn eer aangetast te voelen: hij was op 30 juni onder zware druk gezet door Soekarno, Hatta en Amir; buiten hem om waren Oemar Djoy en Soeharto met de aanhouding van Soedarsono en Joesoef belast; op het laatste ogenblik was Soekarno teruggekomen op de afspraak dat Soedirman die aanhouding zou verzorgen en Soekarno had hem Santoso op zijn dak gestuurd als toezichthouder. Daarnaast waren een flink aantal van zijn raadgevers opgepakt. Met het zenden van het telegram naar Soeharto op 2 juli – de komst van Soedarsono en Joesoef was niet meer nodig – had hij zich nog loyaal getoond; of stuurde hij het telegram pas toen hij er zeker van was dat beiden al waren vertrokken? Misschien waren het emoties en spanning die aldus diep in de nacht leidden tot zijn opdrachten, die hij in tien minuten aan Soedarsono overbracht. Zoals Soedirman het voorstelde kon het doorgaan voor een actie, passend bij revolutie en crisis, om Soekarno op andere gedachten te brengen. Voldongen feiten op basis van de machtspositie van het leger hadden in Solo tot succes geleid. Dat zou zich in Djokja moeten herhalen. Soedirman moet hebben geweten – hij kende de voorstellen die bij Boedhiarto thuis op 29 juni waren opgesteld – in welke richting de voorstellen voor een nieuw kabinet zouden gaan; zeker ook met Yamin als begeleider van Soedarsono. Een versterkte 350

In de samenvatting in Putusan 1948:83 wordt niets vermeld over Soedirmans bemoeienis met de terugkeer van Soedarsono en Joesoef naar Djokja; slechts de weergave van zijn opdrachten voor Soedarsono en Yamin wordt ten stelligste ontkend. In de verslagen van zijn getuigeverklaring in Kedaulatan Rakjat en Nasional, 24-3-1948 staat dat Soedirman ‘goedkeurde’ (Kedaulatan Rakjat) of ‘bevel gaf’ (Nasional) dat beiden naar Djokja terugkeerden. Deze verklaring wordt in het requisitoor van 1948 gevolgd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

439

invloed van het leger op het bestuur, ook in verband met de Staat van Beleg, ten koste van de bestaande departementale bevoegdheden – met name het ministerie van defensie, zeker zoals het onder PS-invloed stond – zal hebben gepast in zijn ideeën. Kan Soedarsono dit alles niet hebben bedacht om de eigen verantwoordelijkheid af te schuiven op zijn Panglima Besar? Zelfs los van diens ‘honderdvoudige’ uitspraak en zijn instemming met de terugkeer van Soedarsono is dat onwaarschijnlijk. Op geen enkel ogenblik in de keten van gebeurtenissen heeft Soedarsono getoond over politiek inzicht te beschikken. Initiatieven op dat gebied zijn hem altijd voorgezegd. Soedirman noemde hem ‘politiek leeg’. Maar kan dit alles hem dan niet zijn voorgezegd door Yamin? Dat zou dan moeten zijn geschied op de terugweg van Solo naar Djokja. Dat ook suggereert de procureur-generaal in zijn requisitoor in 1948. Uit Yamins expliciete mededeling dat Soedarsono en hij op de terugweg sliepen, leidt hij de boze opzet af het onderzoek af te leiden van het overleg onderweg tussen beide mannen. Volgens hem moet Yamin zijn plannen in de auto hebben voorgelegd aan Soedarsono en Joesoef. Het is nauwelijks te geloven dat de terugreis zich in zwijgen heeft afgespeeld. Yamin was, volgens Soedarsono, op verzoek van Soedirman mee teruggegaan naar Djokja, en zal met Soedarsono hebben overlegd over de te nemen stappen ter uitvoering van Soedirmans opdrachten. Eigen initiatief van Yamin, los van Soedirman, lijkt onwaarschijnlijk. Daartoe kenden Soedarsono en Yamin elkaar veel te oppervlakkig, en Soedarsono zou daarom ook niet hebben ingestemd met de vergaande acties die op stapel stonden. Daartoe had hij als militair de orders van zijn superieur nodig. Ook in de verdere gang van zaken zijn geen aanwijzingen te vinden in die richting. En als het inderdaad zo was, waarom zei Soedarsono dat dan niet; het zou zijn ‘eigen schuld’ hebben verlicht. En, als hij, om welke reden dan ook, dit wilde verheimelijken, was hij in zijn uitgebreid verhoor ongetwijfeld hierbij door de mand gevallen. Juist zijn ‘politieke leegheid’ en politieke naïviteit leveren een hoge mate van waarheidsgetrouwheid op.351 351

SV 1948:34-7 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:44-5; SV 1948:159-60, 16970 (verhoor Yamin, 8- en 9-3-1948), ook Putusan 1948:54-5; Yamin 1950:54-5, 1957:70-1; Putusan 1948:82-4 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948), ook Kedaulatan Rakjat, 24-3-1948 en Merdeka, 25-3-1948; Putusan 1948:91-2 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); Putusan 1948:106 (getuigeverklaring Santoso, 30-3-1948); SV 1948:282-3, 286-9 (requisitoor 15-4-1948); Putusan 1948:132-3; verder interview Soedarsono, Djakarta, 24-9-1980; interview Soedarsono, 9-6-1978, in Kartasapoetra en Darmawan 1982:42 en Soedarsono’s weergave in Eryono et al. 1985:177-8. Volgens het interview van Kartasapoetra zei Soedirman dat Soedarsono Soekarno moest vragen om een oplossing van de zaak van de zonder arrestatiebevel gearresteerde leiders. Soedarsono ging veel verder door hen te bevrijden uit hun hechtenis en met hen naar het paleis te gaan en schaadde zo de goede naam van Soedirman (Kartasapoetra en Darmawan 1982:44). Yamin 1950:143-5, 1957:173-5, maakte korte metten met de ‘boze opzet’ die de procureur-generaal construeert.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

440

Verguisd en vergeten

De terugreis verliep met de passagiers, naar hun zeggen, grotendeels in ruste. De vermoeide chauffeur reed bijna tegen een buffelkar op. Pas bij het naderen van Kalasan werd Soedarsono wakker om oponthoud door de wachtpost daar te voorkomen.352 De arrestanten bevrijd en naar Wijoro Pas vlak voor aankomst in Djokja gaf Soedarsono opdracht naar Wirogoenan te rijden. Omstreeks drie uur klopte Soedarsono aan bij gevangenisdirecteur majoor Wongsowadono, die naast de gevangenis woonde. Hij vroeg of Wongsowadono veertien – in feite waren het vijftien – politieke gevangenen had opgenomen en na diens bevestiging beriep hij zich op een bevel van Soedirman, dat hun verplaatsing inhield. Wongsowadono zei het ‘s ochtends in orde te zullen maken, maar Soedarsono eiste onmiddellijke uitvoering. Ook andere bezwaren veegde Soedarsono weg, en Wongsowadono boog voor het hoge bevel.353 Van de directeur kreeg Soedarsono de lijst met namen van de arrestanten. Vergezeld van Yamin en Joesoef wandelden ze naar de gevangenis. Pas toen vertelde Soedarsono aan Yamin wat het doel van hun bezoek was; tot dan toe vreesde Yamin nog te worden opgesloten. De gevangenen werden één voor één opgeroepen en bevrijd, te beginnen met Moh. Saleh. Toen Datoek Djamin werd opgeroepen, zei Soedarsono: ‘die niet, een andere keer’. De anderen werden naar de binnenplaats gebracht; een open vrachtauto van de gevangenis werd ter beschikking gesteld. Begeleiding door gevangenispersoneel en een chauffeur waren beide niet nodig. Slechts een monteur ging mee. Op vragen kwam geen antwoord. ‘U moet allen meegaan, vragen zijn onnodig. U allen zal straks naar huis gaan, omdat uw aanhouding een vergissing is.’ Soedarsono wees het verzoek van Soemantoro en Pandoe af die naar huis wilden gaan: ‘er is al een ander programma’. A.K. Joesoef kreeg Soedirmans optreden wordt door tijdgenoten en collega’s in het kader geplaatst van zijn gebrek aan kennis van politiek en politieke verhoudingen, die er ook toe leidde dat hij zich omringde met raadgevers uit de oppositie, en afkeer van de bemoeienis van Amirs ministerie met legerzaken, dit overigens naast zijn verdiensten als ‘solidarity maker’ (interviews A.H. Nasution, Djakarta, 28-10-1980, Didi Kartasasmita, Djakarta, 28-10-1980, Sultan Hamengkoeboewono, Djakarta, 24-10-1980 en Soebadio Sastrosatomo, Djakarta, 27-10-1980). 352 SV 1948:36 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); SV 1948:160 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:55, 1957:71. 353 Een schriftelijk bevel ontbrak dus. Yamin werd in 1948 gevraagd of hij dit niet vreemd vond. Yamin liet zich zijn kans niet ontgaan: ‘Ik weet alleen maar, meneer de voorzitter, dat in die twee jaar, of tot op heden, mensen zeer zelden de gevangenis in of uit gingen met een geschreven bevel, laat staan een officieel bevel. Ik was toen dus in die omstandigheden niet verbaasd en het ontbreken van een geschreven bevel riep geen enkele vraag bij mij op’ (SV 1948:172 (verhoor Yamin, 9-3-1948)).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

441

opdracht de vrachtauto, door Soedarsono’s chauffeur gereden, naar Wijoro te begeleiden. Soedarsono bestuurde zijn eigen auto en ging met Moh. Saleh op weg.354 Moh. Saleh kreeg deze aparte behandeling omdat hij als voorzitter van het bestuur van de Lasjkar Rakjat en van de KNI de mobilisatie van de lasjkar zou kunnen verzorgen. Eerst echter vroeg Soedarsono aan Moh. Saleh wie zijn arrestatie had verricht. Deze man, inspecteur Tjokrodiningrat, werd daarop meteen opgezocht; omstreeks vier uur beval Soedarsono hem mee te komen. Deze was verbaasd Moh. Saleh te zien in Soedarsono’s gezelschap en vreesde te worden gearresteerd. Soedarsono vroeg hem wat hij wist van de motieven voor de arrestaties, waarover Tjokrodiningrat niets zei te weten. Soedarsono stelde hem min of meer gerust; zijn actie was bedoeld om de politie uit te schakelen. Om die reden ook werden zijn collega’s Soemarsono en Soebekti, die in hetzelfde huis woonden, opgehaald – Soemarsono werd zelfs door de divisiecommandant gewekt. Als laatste van de politietop werd commissaris Soedarsono gezocht. Hij was niet thuis, noch op het politiebureau. Niet onwaarschijnlijk was hij ondergedoken. Gevangenisdirecteur Wongsowadono was wantrouwig geworden na de nachtelijke actie van Soedarsono en had een geschokte commissaris Soedarsono er over ingelicht. Toen Soedarsono bij diens huis arriveerde viel hem op dat het licht brandde en de deur niet gesloten was – dat alles wijst op een overhaast vertrek, wellicht toen hij in de nachtelijke stilte een auto hoorde aankomen. Wongsowadono had geprobeerd ook Soemarsono/Soebekti te informeren, maar de telefoon functioneerde niet meer. Was dat als gevolg van een actie op het telefoonkantoor, waar Wirogoenan werd uitgeschakeld? Het was dan een selectieve actie, want de telefoon functioneerde overigens wel. Tegen Tjokrodiningrat liet Soedarsono zich ook ontvallen dat Bataljon 10 de uitvalswegen van de stad al had afgesloten. Moh. Saleh werd thuis afgezet, en kreeg opdracht naar Kotagede te gaan voor een bespreking. Dit werd telefonisch gewijzigd; hij moest thuis wachten op Soedarsono, die overigens nog steeds niet precies had verteld wat hij van Moh. Saleh wilde. Tjokrodiningrat werd naar het politie-internaat in Pathook gebracht en werd met veel gezagsvertoon opgedragen nadere instructies af te wachten, en voordien niets te ondernemen. Het werkte; hij alarmeerde slechts de 354 SV 1948:36-7 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); SV 1948:160-1 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:55-6, 1957:71-2; Putusan 1948:87 (getuigeverklaring Wongsowadono, 24-3-1948); Putusan 1948:92 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); SV 1948:203-4, 208-9 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); SV 1948:218, 225-6 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); SV 1948:238 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:246 (verhoor Soemantoro, 15-3-1948); SV 1948:250 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Putusan 1948:71 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Adam Malik 1947:14-5; Subardjo 1978:429.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

442

Verguisd en vergeten

zeven politiemannen in het internaat en deed verder niets. De beide andere politieofficieren gingen mee naar Wijoro, waar zij een soort huisarrest kregen. Soedarsono had aldus de Djokjase politietop uitgeschakeld, en tegelijkertijd een wraakoperatie afgerond. Soedarsono was vooral boos op zijn naamgenoot, die hun vertrouwensrelatie had geschaad door achter zijn rug om de arrestaties uit te voeren; een naamgenoot die hij in 1945 na 44 dagen ontvoering had kunnen vrijkrijgen.355 Inmiddels was Joesoef met zijn veertien ex-gevangenen in Wijoro aangekomen, waar Soeharto wakker werd gemaakt en te horen kreeg dat hij de veertien man in opdracht van Soedarsono moest vasthouden. Zij werden ondergebracht op het legerterrein, waar zij vrij contact met elkaar konden onderhouden. De meesten hadden na twee vrijwel doorwaakte nachten echter slechts behoefte aan rust. In de slaapzaal voor onderofficieren vonden zij een bed. Boedhiarto bekommerde zich om zijn broer die een flinke verkoudheid had opgelopen. Het legercomplex was een rechthoek van vijftig bij zestig meter, waarbij aan drie zijden aaneengesloten bebouwing, waarin zeker twintig tot dertig vertrekken waren opgenomen, rond een ruime binnenplaats. Omstreeks vier uur verscheen Soedarsono met de twee politiemensen. Hij vertelde Soeharto dat hij bevel had gekregen om een verzoek aan de president voor te leggen. Yamin, Soebardjo en Chairul Saleh waren wakker, en zullen elkaar het nodige te vertellen hebben gehad over hun belevenissen. Soedarsono ging naar het drietal en vertelde dat het hele gezelschap straks naar de president zou worden gebracht om met hem het vraagstuk van hun arrestaties op te lossen en een voorstel voor een nieuw kabinet voor te leggen. Op Yamins vraag wie als woordvoerder van de groep zou optreden, antwoordde Soedarsono dat hij dat, als enige, zou zijn. Met deze informatie zette Yamin zich aan het opstellen van wat vier conceptbesluiten zouden worden. Hij besprak zijn concepten met Soebardjo en Chairul Saleh. Met de nodige amendementen werden de vier als de presidentiële besluiten 2, 3, 4 en 5 uitgetikt. Zij sloten daarmee aan op het besluit no. 1, waarmee Soekarno op 29 juni alle macht in handen nam. Boedhiarto wist waar Yamin mee bezig was, maar voelde zich nerveus en ‘lens’ – hij gebruikte dit woord – en had zorgen om zijn broer. Zijn enige actieve bijdrage was zijn bevestigend antwoord op de vraag of hij minister van binnenlandse zaken zou willen worden; ‘mits wettig benoemd door de President’. Zo ook vroeg Yamin aan Soebardjo buitenlandse zaken voor zijn reke355 SV 1948:37-9 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:45; Putusan 1948:71 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Putusan 1948:87 (getuigeverklaring Wongsowadono, 24-3-1948); Putusan 1948:95-6 (getuigeverklaring Soemarsono, 25-3-1948); Putusan 1948:98 (getuigeverklaring Tjokrodiningrat, 27-3-1948); Putusan 1948:99 (getuigeverklaring Soebekti, 27-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

443

ning te nemen. Toen de concepten waren uitgetikt werd aan Soemantoro en Sajoeti Melik, bij hun bezoek aan het vertrek waar Yamin, Soebardjo en Chairul Saleh vertoefden, het papier even getoond en verteld wat het inhield, vlak voor het vertrek uit Wijoro. Enige inbreng hadden zij niet; de anderen hadden geen flauw benul wat er aan de gang was. Volgens Soebardjo kende hij een flink aantal van hen niet eens, en maakte de vereiste grote haast het onmogelijk met de hele groep te overleggen.356 Soedarsono gaf A.K. Joesoef opdracht naar Tawangmangoe op te bellen om Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno met spoed naar Djokja te brengen. Die verbinding, met Sastrolawoe, kwam inderdaad tot stand, zoals Soemarsono kon horen, die in de nabijheid van de telefoon zijn gedwongen verblijfplaats had toegewezen gekregen. Soeharto hoorde Soedarsono’s bevel aan Joesoef over Tawangmangoe ook, evenals het tweede bevel, dat luidde: ‘Haal Boeng Hatta en Boeng Amir op’. Volgens Joesoefs getuigeverklaring in 1948 kreeg hij de opdracht een inspectietocht te maken om de stand van de bewaking in de stad te controleren. Hij nam hiertoe twaalf mannen van Soeharto’s regiment mee. Op zijn rondrit, aldus Joesoef, ‘kwam toen plotseling de gedachte op om ook mr. Amir Sjarifoeddin te arresteren omdat hij ook een minister was die onze diplomatie schaadde’. Dit klinkt niet erg geloofwaardig; in eerdere verklaringen had hij gezegd in Soedarsono’s opdracht te handelen. Soeharto raakte toen hij dit hoorde, zoals hij getuigde in 1948, er van ‘overtuigd dat zij maatregelen zouden nemen die niet goed waren’ en ging naar het in de wijk Kotabaroe gelegerde Bataljon 10 om Joesoefs acties te verhinderen.357 De regimentscommandant Soeharto zal zich ongemakkelijk hebben gevoeld met zijn ongenode, matineuze bezoekers. De dag tevoren had hij Soedarsono en Joesoef op ‘pijnloze’ wijze, in overleg met Oemar Djoy, onder zijn hoede genomen en zo Soekarno’s arrestatiebevel uitgevoerd. Soedirmans 356

SV 1948:39 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:45; 1948:162, 171-2 (verhoor Yamin 8- en 9-3-1948); ook Putusan 1948:55-6; Yamin 1950:56, 145-6, 1957:72, 175-6; SV 1948:204, 209-10 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948), ook Putusan 1948:60; SV 1948:218-9, 226-7 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); SV 1948:238-9 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:246-7 (verhoor Soemantoro, 15-3-1948); Putusan 1948:89 (getuigeverklaring Soeharto, 24-3-1948); Putusan 1948:92 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); Adam Malik 1947:15; Subardjo 1978:429; Soeharto 1989:38, 1991:41. Over het complex in Wijoro uit eigen waarneming, 18-8-2002. Op het terrein is een gedenkteken geplaatst, waarop staat vermeld dat hier het hoofdkwartier van het 22e regiment van de derde divisie was gevestigd, zonder verdere tijdsaanduiding. Het teken was onthuld door de Indonesische president Soeharto op 3 juli 1994 – dat werd wel vermeld. 357 Putusan 1948:89 (getuigeverklaring Soeharto, 24-3-1948); Putusan 1948:92 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); Putusan 1948:96 (getuigeverklaring Soemarsono, 25-3-1948); SV 1948:401, 51 (verhoor Soedarsono, 5- en 6-3-1948); SV 1948:264 (requisitoor, 15-4-1948); Antara, 18-61948 (verslag proces-Joesoef). Tijdens het getuigeverhoor van Soeharto ontkende Soedarsono het bevel tot ontvoering van Amir en Hatta te hebben gegeven. Soeharto bleef echter bij zijn verklaring hierover (Kedaulatan Rakjat, 25-3-1948). Eryono et al. 1985:167 geeft een latere versie van Soeharto over zijn actie tot voorkoming van Amirs ontvoering.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Djetis

Magelang

i Tjode Ka l

Kali Winong o

Solo

Patjinan

Lem

poe

jang

an

Maliobon

Toegoe

ati Me l

BATJIRO

Vredeburg Paleis Setjodiningratan

Ngabean

Kauman

AloonJoedonegaran Aloon Lor

Pakoealaman

Wijoro

Pakoealaman

Soero

karsa

n

Wirogoenan

Pathook

Ngoepasan

Djoemenahan

Reksobajan

Kraton

AloonAloon Kidoel

Kotagede

Djokjakarta

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

445

oproep, overgebracht door Oemar Djoy, had de vorige avond geleid tot hun vertrek naar Solo, met daarna weer, maar te laat, Soedirmans telegram dat de oproep annuleerde. En nu werd Wijoro blijkbaar gebruikt als uitvalsbasis voor Soedarsono’s plannen, waarin een groep uit de gevangenis gehaalde politici en opgepakte politiemensen paste. Soedarsono beschouwde blijkbaar Wijoro als een veilige plek en Soeharto als een loyale ondergeschikte; Bataljon 10 rekende hij tot zijn instrumenten. Soeharto’s rol de vorige dag was hem geheel ontgaan. Soeharto zal zich die vroege morgen wellicht hebben gevoegd naar het gezag van Soedirman dat Soedarsono aanriep. Hij zocht voor zover bekend geen nadere informatie bij Oemar Djoy of bij civiele instanties, maar toog er zelf op uit.358 Ook Soedarsono gebruikte de telefoon. Hij waarschuwde Tjokrodiningrat nog eens geen actie te ondernemen en kondigde Moh. Saleh zijn komst aan. Het belangrijkste gesprek was met Kanapi, het hoofd van Soekarno’s bewaking, die hij tegen vijf uur thuis opbelde. Deze kreeg orders om al vóór half zeven op het paleis te komen, omdat Soedarsono op dat tijdstip daar zou aankomen. De bewaking diende daarbij passief te blijven. Tot slot voegde Soedarsono hem toe: ‘Pas wel op, als je het niet uitvoert!’ Kanapi, geen vriend van Soedarsono, vreesde dat dit de opmaat zou vormen voor Soekarno’s ontvoering, en vertrok met twee vertrouwelingen naar het paleis. Daarbuiten was sprake van ongewone militaire activiteit; het paleis met zijn president was nog in ruste. Kanapi wekte Soekarno en meldde het telefoongesprek met Soedarsono. Het zal toen omstreeks zes uur zijn geweest.359 Soedarsono en Joesoef in voorbereiding Korte tijd na het vertrek van Joesoef met zijn militair escorte was ook Soedarsono vertrokken uit Wijoro. Hij haalde Moh. Saleh op en zette het plan uiteen om Lasjkar Rakjat en Hizbullah te mobiliseren bij het paleis als ondersteuning van Soedarsono’s entree bij Soekarno. Moh. Saleh had geen bezwaar en achtte de uitvoering ‘eenvoudig’. Samen reden zij naar Frans Darmowardojo, de commandant van de divisie Lasjkar Rakjat in Djokja, die van zijn directe superieur Moh. Saleh de opdracht kreeg om zijn troe358 In Roeder 1970:112 zegt Soeharto dat hij vroeg op 3 juli een officier naar het paleis stuurde om Soekarno te informeren over Soedarsono’s plannen; in Soeharto 1989:38, 1991:41 zegt hij dat hij Soedarsono’s slechte bedoelingen meteen door had en het paleis informeerde. Hij vroeg zelf Soedarsono te mogen arresteren en verzekerde de veiligheid van de stad. Geleidelijk laat Soeharto dus zijn eigen rol groeien, ook ten koste van Oemar Djoy. De eigentijdse bronnen zwijgen over Soeharto’s informatie aan het paleis. 359 Putusan 1948:100, 102 (getuigeverklaring Kanapi, 30-3-1948); Putusan 1948:96 (getuigeverklaring Soemarsono, 25-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

446

Verguisd en vergeten

pen om zeven uur te verzamelen op de noordelijke aloon-aloon, vlakbij het paleis. Vragen van Darmowardojo werden afgehouden met een verwijzing naar een latere toelichting. Het zal toen omstreeks half zes zijn geweest. Darmowardojo zette zich vervolgens telefonisch aan de uitvoering van het bevel: de eenheden in Zuid-Djokja zouden worden gemobiliseerd door zijn plaatsvervanger; hij zelf nam Noord-Djokja voor zijn rekening. Soedarsono en Moh. Saleh reden vervolgens naar Soekimans huis. De Masjoemivoorman werd aangespoord om naar de aloon-aloon te komen, en vandaar samen met Soedarsono, lasjkar en volk naar de president te lopen om bij de vervanging van het kabinet aanwezig te zijn. Soekiman beloofde te komen. Van Soekiman ging het naar een andere divisieadviseur, Soenarjo. De PNI-leider vroeg mee te mogen gaan naar Wijoro; dat was vanzelfsprekend geen probleem. Een andere PNI-leider, Djody Gondokoesoemo, bleek niet thuis. Omstreeks half zeven kwam het trio weer aan in Wijoro.360 Joesoef reed om half zes voor bij Amirs woning. De bewaking was blijkbaar verrast, want gaf zich zonder meer over en Joesoef kon zó doorlopen. Die wacht was niettemin sinds enkele dagen verdubbeld, met voor het huis een machinegeweer. Bij toeval – of was dit Joesoefs opzet? – viel zijn komst samen met de aflossing van de wacht; de reden, volgens Amir, dat zijn bewaking faalde. Toen Amir werd gewekt door zijn bewaker, die vertelde dat ‘legermensen zijn binnengekomen’, besefte Amir meteen dat hiermee ‘de tweede serie’ werd ingezet, met ontvoeringen van hemzelf en Hatta. Toen hij uit zijn slaapkamer kwam, zag hij Joesoef, met zijn ‘Vickers’ op hem gericht, met twee man met pistoolmitrailleurs achter hem. Joesoef zei slechts: ‘Meekomen’. Amirs verzoek zich te mogen aankleden werd geweigerd en hij werd naar buiten getrokken en geduwd. Joesoef zei Amir naast de chauffeur te gaan zitten, terwijl hij met zijn soldaten achter in de legerauto klom. De motor liep en een paar meter waren afgelegd, toen uit de richting van Amirs huis werd geschoten op de auto. Joesoef en zijn manschappen sprongen van de auto en zochten dekking in de afvoergoot langs de straat. Een schotenwisseling volgde. Amir zag de chauffeur in paniek raken, constateerde dat achterin geen soldaten meer zaten, en gaf bevel weg te rijden. Aldus gebeurde. Hij liet de chauffeur langs twee gebouwen van zijn ministerie rijden, waar de wacht nog ‘intact’ was, en hij dus kon concluderen dat niet de hele stad al was ‘bezet’ door Soedarsono – uit Joesoefs optreden moet hij hebben afgeleid dat Soedarsono in actie was gekomen. Hij liet zich vervolgens naar het paleis rijden, waar hij bij aankomst de chauffeur zijn revolver ontfutselde. Inmiddels werd er nog steeds geschoten, zoals ook hoorbaar in het paleis. Twee bewakers van Amir 360 SV 1948:39 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:45-6; Putusan 1948:71-2 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Putusan 1948:93 (getuigeverklaring Soekiman, 25-3-1948; Putusan 1948:96 (getuigeverklaring Darmowardojo, 25-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

447

zouden in het treffen met Joesoefs mannen de dood vinden.361 Amir vond het paleis in grote verwarring, met zichtbaar angstige bewakers, die hem vertelden dat Soedarsono op korte termijn werd verwacht. Toen hij dit hoorde haastte Amir zich naar de slaapkamer van Soekarno. In de gang ontmoette hij Kanapi, die zich zag geconfronteerd met een minister in sarong en pyjama, die zeer ‘opgewonden en gesticulerend’ (Nederlands) over zijn ontvoering door Joesoef vertelde. Toen Kanapi Soedarsono’s komst bevestigde en diens eis dat de bewaking passief zou blijven, begon Amir te schelden en zei, in het Nederlands: ‘Ik vertrouw jullie allemaal niet. Het is een doorgestoken kaart.’ Het kostte Kanapi moeite Amir te kalmeren en zijn versie van het verhaal ingang te doen krijgen. Amir zocht vervolgens Soekarno op, die zijn minister in even informele kleding kon begroeten. Hij vond hem in zeer verontruste gemoedstoestand. Soekarno dacht Soedarsono in hechtenis – in dat opzicht had hij blijkbaar gerekend op Soedirman – en voelde zich nu onzeker over de krachts- en machtsverhoudingen, zeker in Djokja. Soekarno en Amir werden het allereerst eens over het versterken van de bewaking van het paleis. Amir schakelde Pesindoleider Soemarsono in die toevallig in Djokja verbleef en de Pesindotroepen mobiliseerde. Deze eenheden, ondergebracht in Vredeburg, werden gewekt, staken de straat over en namen posities rond het paleis in. Hatta kreeg een briefje van Amir om met spoed naar het paleis te komen. In dit briefje schreef Amir ook dat hij Soedirman betrokken achtte bij de plannen. Gedrieën werd toen overlegd over de te volgen handelwijze bij Soedar­ sono’s komst. Besloten werd dat ‘in principe’ niet akkoord zou worden gegaan met een ‘staatsgreep’, dat Soedarsono’s eisen zouden worden afgewezen, maar dat hij eerst zou worden aanhoord en zijn wensen zou mogen formuleren.362 361 Putusan 1948:75-6, 78 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948); Putusan 1948:92-3, getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948); Putusan 1948:105 (getuigeverklaring Mardjohan, 30-3-1948). Amirs broer, Sjarif Bachroem, ter plekke, vertelt in Kiessling 1983:92-3 dat na Amirs instappen de auto niet aansloeg, dat Joesoefs manschappen de auto aanduwden en dat er toen werd geschoten door Amirs bewakers. Volgens Sjarif kwamen drie bewakers om. Ali Sastroamidjojo (1974:205, 1979:125-6) bevestigt deze lezing, uit eigen waarneming – hij werd gewekt door het kogellawaai – en informatie van Amir en diens echtgenote. Hij laat zelfs Amirs legerauto vergeefs achtervolgen door een andere legerauto. In het vonnis (Putusan 1948:129) wordt aangenomen dat Joesoef opzettelijk de wisseling van de wacht had uitgezocht om zijn ontvoeringsactie te plegen, wat weerlegde dat sprake was van een spontane inval van Joesoef. Een foutief verslag bevat Adam Malik 1978:170. Verder ook Wellem 1984:197-8 en een bloemrijk verslag met Amir in een heldenrol in F.K.N. Harahap 1979:112-7. 362 Putusan 1948:76 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948); Putusan 1948:101 (getuigeverklaring Kanapi, 30-3-1948); Putusan 1948:103 (getuigeverklaring Pamoerahardjo, 30-3-1948). Voor een iets andere versie met een grotere rol voor de politie-inspecteur Marjaman, hoofd van de presidentiële wacht: Hadiman en Suparmin 1985:227-8 en Sutjipto Danukusumo 1997:169-70. Yamin 1950:159, 237, 1957:191, 283 noemt de verdenking in Amirs briefje aan Hatta. De inschakeling van Soemarsono in interview Soemarsono, Amsterdam, 11-11-2002.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

448

Verguisd en vergeten

Met deze gang van zaken liepen Soedarsono’s plannen al meteen een dubbele tegenslag op. Kanapi had niet gebogen voor zijn dreigende bevel en Soekarno gealarmeerd. Erger was nog dat de ontvoering van Amir was mislukt en dat die van Hatta daardoor niet eens een begin van uitvoering kon krijgen. Amir en Hatta konden dus Soekarno sterken in een negatieve opstelling tegenover Soedarsono’s eisen; een opstelling die door hun emotionele ervaringen nog sterker negatief zal zijn gekleurd. Dit verschilde wel zeer van Soedarsono’s plan een ‘eenzame’ Soekarno, zonder kabinetsleden en bewaking, met zijn eisen onder druk te zetten, met het nodige machtsvertoon als extra overtuigingskracht. Voor dat machtsvertoon moest de Lasjkar Rakjat zorgen. Darmowardojo was bezig telefonisch zijn troepen te mobiliseren, toen de ochtendrust werd verstoord door een schietpartij – de strijd van Joesoef met Amirs bewaking. Darmowardojo voelde zich hier ongemakkelijk onder, staakte zijn telefoontjes en ging er op uit. Bij zijn eigen hoofdkwartier en dat van de PT wist niemand iets af van de achtergronden van de schietpartij. De eerste honderden manschappen van de Lasjkar Rakjat, in Zuid-Djokja gemobiliseerd door Darmowardojo’s plaatsvervanger, waren al verschenen op de aloon-aloon toen het schieten begon. Zij kregen hierna het bevel in te rukken. Bij later overleg op het hoofdkwartier besloot Darmowardojo geen verdere actie te ondernemen: de doeleinden van Moh. Saleh en Soedarsono waren onduidelijk en hij vreesde het uitbreken van onderlinge gevechten.363 Soekiman had zich gehaast om zeven uur op de aloon-aloon te zijn. Op zijn weg daarheen ontmoette hij Djody Gondokoesoemo en een partijgenoot van hem. Bij hun aankomst op de aloon-aloon ‘zagen zij helemaal niets’, tot hun verbazing en verontrusting. Wel waren de wegen naar het paleis afgesloten en bewaakt. Het tot vier man aangegroeide gezelschap kreeg desgevraagd permissie naar het paleis te wandelen.364 Ook het machtsvertoon waarmee Soedarsono zijn eisen kracht had willen bijzetten viel aldus in het water. In Wijoro was hij van dit alles onkundig. Toen hij omstreeks half zeven arriveerde, zag hij Yamin en zijn kameraden rond de typemachine geschaard. Op zijn vraag werd hem meegedeeld dat de stukken bijna klaar waren. Voor zover nodig werden de uit Wirogoenan bevrijde mannen gewekt. Ze kregen koffie en koek, maar tijd om zich te wassen en te verschonen was er niet. In de kleren, waarin zij twee dagen tevoren waren opgepakt, met pyjama’s en ‘badmantels’ dus, werden zij weer in de gevangenisauto geladen en ging het om zeven uur op weg. Vóór deze auto uit reed Soedarsono met Moh. Saleh en Soenarjo.365 363 364 365

Putusan 1948:97 (getuigeverklaring Darmowardojo, 25-3-1948). Putusan 1948:93 (getuigeverklaring Soekiman, 25-3-1948). SV 1948:39-40 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:46; SV 1948:204, 210

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

449

Soedarsono’s confrontatie met Soekarno, Hatta en Amir Bij het vertrek had Soedarsono nog geen blik geworpen op de vier conceptbesluiten die waren opgesteld. Hij ging er van uit dat deze waren gebaseerd op de stukken die hij op 29 juni had overhandigd aan Soedirman, stukken die hij overigens niet of heel vluchtig had kunnen inzien. In grote lijnen had hij het bij het rechte eind. Het conceptbesluit no. 2 luidde als volgt: Op aandrang van volk en leger in de tweede fase van de Indonesische Revolutie, die strijden voor het gehele volk en voor de gehele archipel onder de soevereiniteit van de staat Republik Indonesia op basis van honderd procent onafhankelijkheid, ontsla ik, de President van de Republik Indonesia, per heden het gehele staatskabinet van Soetan Sjahrir en Amir Sjarifoeddin.

De weloverwogen motivering legde meteen vast waarom het kabinet-Sjahrir moest verdwijnen; het had gefaald in zijn strijd voor de hier geformuleerde doeleinden. Het was ook afgeweken van Proclamatie en Grondwet, waaraan met name het leger door zijn eed van trouw was gebonden. Het derde besluit vormde een logisch vervolg: Op aandrang van volk en leger in de tweede fase van de Indonesische Revolutie die strijden voor het gehele volk en voor de gehele archipel onder de soevereiniteit van de staat Republik Indonesia op basis van honderd procent onafhankelijkheid en in verband met het oorlogsgevaar voor het gehele volk en de gehele archipel, draag ik, de President van de Republik Indonesia de macht van het volk die in mijn handen ligt ten aanzien van de verdediging en controle van de staat over aan de opperbevelhebber van land-, zee- en luchtmacht, samen met zijn hoofdkwartier, en ten aanzien van de politieke, sociale en economische leiding aan de Dewan Pimpinan Politik. De leden van de Dewan Pimpinan Politik en van het nieuwe kabinet zullen spoedig worden bekendgemaakt.

Naar Yamins mening werd hiermee geen inbreuk gemaakt op Soekarno’s bevoegdheden, zoals grondwettelijk bepaald – juist Sjahrirs parlementaire verantwoordelijkheid aan de BPKNIP en de invoering van de positie van eerste minister hadden dat gedaan. Met dit derde besluit keerde Soekarno blijkbaar terug naar een ‘normale’ situatie – met bevoegdheden voor opperbevelhebber en Dewan Pimpinan Politik, binnen het kader van de Grondwet, en dus ook als zodanig grote bevoegdheden voor de president. De tekst zonder (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); SV 1948:219, 227 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948), ook Putusan 1948:68; SV 1948:239 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:246 (verhoor Soemantoro, 15-31948); SV 1948:250 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Putusan 1948:72 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Adam Malik 1947:16.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

450

toelichting kon gemakkelijk een andere indruk vestigen, en het opvoeren, zonder toelichting, van een Dewan Pimpinan Politik, was wel heel ongelukkig in dit verband. De conceptbesluiten 4 en 5 leverden de namen van de nieuwe gezagsdragers op. De laatste regel van het derde besluit was bedoeld om Soekarno de ruimte te geven nog personele veranderingen aan te brengen. Nummer vier: Ter uitvoering van mijn besluit no. 3, gedateerd 3 juli 1946, benoem ik, President van de Republik Indonesia, hierbij tien leden van de Dewan Pimpinan Politik: 1. Boentaran Martoatmodjo; 2. Boedhiarto Martoatmodjo; 3. Chairul Saleh; 4. Gatot; 5. Iwa Koesoema Soemantri; 6. Muhammad Yamin; 7. Soebardjo; 8. Soenarjo; 9. Tan Malaka; 10. Wachid Hasjim.

En nummer vijf: Ter uitvoering van mijn besluiten no. 2 en no. 3, gedateerd 3 juli 1946, benoem ik, President van de Republik Indonesia hierbij tot leden van de staatsministeries: minister van binnenlandse zaken, Boedhiarto; minister van buitenlandse zaken, Soebardjo; minister van defensie, wordt later bekendgemaakt; minister van justitie, Soepomo; minister van economische zaken, Tan Malaka; minister van godsdienst, Wachid Hasjim; minister van sociale zaken, Iwa Koesoema Soemantri; minister van openbare werken, Abikoesno Tjokrosoejoso; minister van financiën, A.A. Maramis; minister van gezondheid, Boentaran Martoatmodjo; minister van onderwijs, Ki Hadjar Dewantoro; minister van voorlichting en perszaken, Muhammad Yamin; minister van verbindingen, Rooseno; ministers van staat, 1. Chairul Saleh; 2. Fatoerrachman; 3. Gatot; 4. Kartono; 5. Patty; 6. Soekiman; 7. Soenarjo; 8. Sartono; 9. Sjamsu Harja Udaja; 10. Soekarni Kartodiwirjo; 11. Djody; 12. Mohd. Saleh.366

Van de 24 ministers hadden er negen zitting gehad in het eerste kabinet. Van de negen portefeuillehouders van toen keerden er zeven terug op hun post; alleen Wiranatakoesoemah op binnenlandse zaken en Amir Sjarifoeddin op voorlichting werden vervangen. Een eerste minister werd niet aangewezen; het presidentiële kabinet was in ere hersteld. Een flink deel van de kandidaten was onkundig van de hun toegedachte post; enkele ‘technici’ – Soepomo, Dewantoro, Rooseno – zullen zich ook onbehaaglijk hebben gevoeld in dit gezelschap. De rekrutering was dus geschied in enge kring – vooral de Kaigungroep. De Tan Malaka-groep was niet sterk vertegen366 De tekst van de vier conceptbesluiten is ontleend aan Yamins verhoor (9-3-1948), in SV 1948:180, 182, 184 (met tikfout, waardoor Iwa’s ministerschap onvermeld blijft), 186, overgenomen in Yamin 1950:191, 193, 196, 198, 1957:227, 230, 233-4, 236. De toelichting van Yamin hierop in SV 1948:179-88 (verhoor 9-3-1948); Yamin 1950:190-201, 1957:227-39. Ook in SV 1948:60-1 (aanklacht), maar hierbij ontbreken de ministers van staat Soekarni en Djody. Anderson 1972:397-8 vertaalt deze incomplete versie. Nasution 1977, III:346-8 heeft de volledige versie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

451

woordigd. Tan Malaka was een belangrijke portefeuille toebedeeld; Soekarni en Chairul Saleh de niet ingevulde positie van minister van staat. Het zestal in Tawangmangoe belandde uit ballingschap en gevangenschap pardoes op het regeringspluche. Alle politieke adviseurs van Soedarsono en Soedirman mochten nu zelf het beleid bepalen. Van het door Masjoemi, PNI en PBI gewenste coalitiekabinet kon moeilijk worden gesproken, hoewel voormannen van de partijen wel een ministerszetel was toebedeeld. Daarvoor was het overwicht van de Kaigungroep te groot. Dat geldt te meer als de portefeuillehouders worden gezet naast de ministers van staat, en als de samenstelling van de Dewan Pimpinan Politik wordt gewogen. Volgens Yamin was de Dewan een organisatie binnen het kabinet, gevormd met een bepaald doel, gelet op de bijzondere situatie in het land. Zo kon eenheid van beleid en efficiënt handelen worden verzekerd. De Dewanleden hadden niet meer rechten dan gewone ministers; zij hadden slechts een grotere verantwoordelijkheid en moesten harder werken. Yamin verwees als precedent naar de in tijden van oorlog in Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten gevormde kernkabinetten. De Dewan paste dus, in Yamins opvatting, binnen het Indonesische staatsbestel. Een, door hem niet getrokken, parallel met de Dewan Pertahanan Negara ligt ook voor de hand.367 In de Dewan – met hoe dan ook de belangrijkste ministers – zaten zeven portefeuillehouders en drie ministers van staat, met een overwicht aan Soebardjo’s politieke kameraden. De conceptbesluiten zouden dus in staatsrechtelijk opzicht door de beugel kunnen, maar daartoe was dan wel de nodige uitleg bij de summiere bewoordingen vereist. In vergelijking met de aan Soedirman op 29 juni overhandigde voorstellen is ogenschijnlijk sprake van enige matiging; het respecteren van het grondwettelijk kader gaat ten koste van de aan de opperbevelhebber toegedachte macht en laat de president meer bevoegdheden. Maar staatsrechtelijke discussie was natuurlijk secundair; het ging om de politieke macht: ‘oude’ invloedrijke politieke veteranen hadden zich verbonden met het leger en met radicalen van allerlei snit, onder wie ook schijnbaar de Tan-Malaka-groep. Tan Malaka hield zich afzijdig; Adam Malik en Ibnu Parna, die ook door Soedarsono in Wirogoenan waren bevrijd, waren onkundig van wat Yamin in Wijoro op papier zette, en Yamin en Soebardjo maakten hen niet wijzer. Speelde oud zeer over Soebardjo’s pro-Japanse verleden een rol? Chairul Saleh had in dat opzicht geen scrupules en werkte wèl mee, met als beloning een plaats in de Dewan Pimpinan Politik. Bij het vertrek uit Wijoro vertelde de als altijd weinig mededeelzame Soedarsono zijn gezelschap dat het reisdoel de president was, waar hun zaak zou worden besproken. Voor een flink aantal was dit de eerste informatie; 367

SV 1948:186-7 (verhoor Yamin, 9-3-1948); Yamin 1950:198-200, 1957:236-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

452

Verguisd en vergeten

niet allen vingen zijn woorden op, maar zij werden onderweg geïnformeerd. Van Wijoro was slechts een gewapend geleide van een viertal militairen meegekomen. Soedarsono stopte bij Soekimans woning, maar de Masjoemileider was al naar de aloon-aloon vertrokken. De rit werd daarheen vervolgd. Op de oostelijke toegangsweg naar het veld, bij het lokale hoofdkwartier van de BPRI, zag Soedarsono de auto van BPRI-commandant Djauzzi, die een inspectietocht door de stad had gemaakt. Hij hield hem staande en vroeg hem zijn eenheden naar de aloon-aloon te sturen. Djauzzi weigerde omdat zijn troepen de plechtige begrafenis van zes gesneuvelde BPRI-leden moesten bijwonen. Dit excuus kwam goed uit; hij voelde zich onbehaaglijk, omdat Soedarsono zijn bedoelingen duister liet. Soetomo, die bij Djauzzi logeerde, steunde zijn commandant en verbood het vertrek van zijn troepen naar de aloon-aloon.368 Van hier was het maar een paar honderd meter naar de aloon-aloon, waar Soedarsono niets van welke lasjkar dan ook bespeurde. Het lege veld werd aan de zuidwestkant verlaten en koers werd gezet naar het MasjoemiHizbullahkantoor aan Ngabean. Moh. Saleh ging er op uit om uit te vinden waar de Hizbullahtroepen waren gebleven. Het duurde lang en Soedarsono stapte uit om Moh. Saleh te zoeken. Toen zij elkaar troffen, kon Saleh geen verklaring verschaffen van het Hizbullahverzuim. Soedarsono besloot toch maar verder te gaan. Hier ook overhandigde Yamin pas zijn vier concept­ besluiten aan Soedarsono. Soedarsono had al eerder duidelijk gemaakt dat hij de besluiten zou overhandigen; wellicht rekende hij of Yamin er op dat daarna toelichting of discussie zou volgen. Soebardjo en Boedhiarto wilden het woord niet voeren; zij achtten zich na enkele doorwaakte nachten, zonder schone kleren en zonder lichaamsverzorging, ontoonbaar aan de president. Van Ngabean naar het paleis was het slechts een paar honderd meter en op een kruising naar links. Na de lege aloon-aloon wachtte Soedarsono hier een tweede onaangename verrassing. Het was druk voor het paleis; rondom was zware bewaking geposteerd. Soedarsono kreeg geen toestemming door te rijden naar de ingang. Het hele gezelschap moest uitstappen. Moh. Saleh vroeg toen of hij mocht vertrekken. Soedarsono stond hem dat toe; ongetwijfeld opdat hij alsnog zijn Lasjkar Rakjat zou mobiliseren. De anderen, inmiddels een nogal sjofel gezelschap, wandelden door het gras naar de linkerkant van het paleis waar ze in een gastenvertrek met gale368 Putusan 1948:99 (getuigeverklaring Djauzzi, 27-3-1948). Djauzzi dateert de ontmoeting op omstreeks 5.30 uur, maar moet zich hier vergissen. Hij vermeldt expliciet de ontmoeting met de gevangenisauto met Yamins groep. Ook het feit dat hij al een inspectietocht had gemaakt, maakt een later tijdstip waarschijnlijk. Geen van de mannen in de vrachtauto doet overigens verslag van deze korte stop.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

453

rij werden ontvangen. Het was half acht in de morgen. Soedarsono was boos op Kanapi en voegde hem toe: ‘Vertrouw je me niet?’369 Terwijl Soedarsono wachtte, en de namen van de bezoekers werden genoteerd, overlegden Soekarno, Hatta en Amir. Zij besloten slechts Soedarsono te ontvangen. Soekarno zou in het midden zitten, met links Hatta en rechts Amir, enkele adviseurs zouden ook luisteren en twee pemuda met machinepistolen zorgden voor bewaking. Soekarno’s adjudant Pamoerahardjo die ook Soedarsono’s formele verzoek om te worden ontvangen had overgebracht, deelde hem aldus mee dat hij slechts alleen welkom was, en dat hij ongewapend moest verschijnen. Hiertegen protesteerde Soedarsono; zijn wapens hoorden bij zijn militaire uitrusting. Hij liet de adjudant Soekarno daarom nog eens hiernaar vragen, maar deze bleek niet te vermurwen. Soedarsono droeg zijn revolver en sabel over aan Kanapi en mocht binnentreden. Soedarsono zal verbaasd zijn geweest daar Amir en Hatta te zien – demonstratief naast de president als zijn trouwe secondanten. Met Joesoef moest het dus zijn foutgegaan. Hij zag nog meer opmerkelijke dingen. Soekarno droeg een lange golok, een soort kapmes, onder zijn jasje. Amir had een revolver; zijn adjudant een zwaard en automatisch pistool. Anderen hadden kris en dolk bij de hand. Soedarsono telde elf aanwezigen, onder wie ook Soekarno’s oom en wellicht zijn doekoen. Het gezelschap was blijkbaar bevreesd voor geweld en bereid zich te verdedigen. Soedarsono herinnerde zich zijn woorden als volgt: ‘Mijn komst is wellicht al aangekondigd. Ik heb in het geheel geen kwade bedoeling.’ Het verslag van zijn omzwervingen werd onderbroken door Soekarno: ‘Wat is het doel van uw bezoek?’ ‘Dat is eigenlijk ter uitvoering van een bevel van de Panglima Besar, dat ik met de eergisteren gevangen personen van partijen en strijdorganisaties voor de President zou verschijnen, maar zij kregen geen toestemming, dus nu kan ik slechts alleen voor u verschijnen.’ Soekarno’s adjudant had vooraf gevraagd of Soedarsono de brief bij zich had waarin Soedirman hem opriep naar Solo te komen. Dat was zo, en die brief werd door Soekarno en zijn entourage bekeken. Dat leidde tot onderling gefluister, zichtbare nervositeit bij Soekarno en boosheid bij een adviseur, die door Soekarno tot kalmte moest worden gemaand – de neutrale oproep van Soedirman zal niet in overeenstemming zijn geacht met diens belofte Soedarsono vast te zetten. 369

SV 1948:40-1 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948), ook Putusan 1948:46; SV 1948:162-3 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:56, 1957:72-3; SV 1948:204, 213 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); SV 1948:219 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); SV 1948:239 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:246-7 (verhoor Soemantoro, 15-3-1948); SV 1948:250 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Putusan 1948:72 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Putusan 1948:101 (getuigeverklaring Kanapi, 30-3-1948); Adam Malik 1947:16; Subardjo 1978:429-30; Hadiman en Suparmin 1985:228 (met aankomsttijdstip op zeven uur) en Sutjipto Danukusumo 1997:170-1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

454

Verguisd en vergeten

Vervolgens haalde Soedarsono zijn vier velletjes met de conceptbesluiten uit zijn zak, die hij overhandigde: ‘Dit zijn de besluiten die door de politici zijn opgesteld’. Amir herinnert zich Soedarsono’s woorden als volgt: ‘Ik kom als afgezant van de Panglima Besar met het verzoek deze documenten te ondertekenen’. Soekarno reageerde: ‘Wij zullen eerst zien wat de inhoud is’. De vier vellen werden zorgvuldig gelezen en daarna doorgegeven aan Hatta en Amir. Na lezing was Soekarno’s reactie volgens Amir: ‘Dit wordt afgewezen en de Panglima Besar zal worden opgeroepen’. In zijn verslag vermeldt Soedarsono slechts dat Soekarno hem vroeg buiten te wachten. Hij kreeg een kamer voor zich; de groep die hij in zijn kielzog had meegenomen, zou hij niet meer weerzien. Amirs indruk van Soedarsono was dat hij zich correct gedroeg, zijn houding was hoogmoedig, alsof hij al had gewonnen, hij probeerde te overdonderen, en leek ‘zeker van zijn zaak’ (Nederlands). Op Soekarno’s afwijzende reactie en diens aangekondigde oproep van Soedirman zei Soedarsono zonder weifelen: ‘De Panglima Besar is bereid’. Amir had op dat ogenblik de nodige twijfels: ‘Als Soedarsono inderdaad op bevel van de Panglima Besar was gekomen, dan zou zeker het gehele leger achter hem staan’. En zijn zorg zal zijn gedeeld door Soekarno en Hatta.370 De regering verzamelt steun Het drietal, Soekarno, Hatta en Amir, ontplooide activiteiten op divers vlak. Ministers en raadgevers werden voor overleg opgeroepen naar het paleis. Sjahrir werd in Djakarta geseind dat hij meteen moest afreizen naar Djokja. De loyale troepen werden opgeroepen om het paleis te beschermen. De bewakingstroepen uit Vredeburg werden zo versterkt met Pesindoeenheden en Polisi Istimewa. Het gevaar voor een verrassingsaanval leek hiermee geringer, maar inzicht in de militaire krachtsverhoudingen en de steun voor Soedarsono’s actie ontbrak nog. De kernvraag was natuurlijk of Soedarsono inderdaad als Soedirmans afgezant was opgetreden, en of en hoe 370

SV 1948:41-2 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); Putusan 1948:76-7 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948); Adam Malik 1947:16; Hadiman en Suparmin 1985:229. In Eryono et al. 1985:179 zegt Soedarsono dat tijdens de ontvangst iemand riep: ‘Dit is een coup’. Tegen Iwa Kusuma Sumantri (2002:263) vertelde hij deze versie eerder en wees hij Hatta als de spreker aan. Soedarsono’s verslag ook in Eryono et al. 1985:178-9, waar hij de aanwezigheid van doekoen Soekanagara en regeringssecretaris A.G. Pringgodigdo noemt. Poeradisastra 1983:82, 2004:79 ontkent in zijn verslag de rol van majoor Pamoerahardjo; een anonieme luitenant-kolonel, wellicht Kanapi – naar het lijkt de informant van Poeradisastra – nam de wapens in ontvangst. Pamoe Rahardjo 1997:375-6 vergist zich. Hij beschrijft zijn eis aan Soedarsono zijn wapens over te dragen. Na die overdracht deelt hij hem meteen mee dat hij is gearresteerd. De confrontatie met Soekarno en zijn gezelschap vergeet hij.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

455

de Panglima Besar Soedarsono’s eisen kracht zou gaan bijzetten, als Soekarno ze afwees. Het verschijnen van Soedarsono, die niet door Soedirman was vastgezet ondanks Soekarno’s orders, was een slecht voorteken in dat opzicht. Soedirman werd opgebeld uit het paleis, met het verzoek te verschijnen, maar hij weigerde onder verwijzing naar de kritieke situatie in Solo. Misschien ook wel vroeg hij, als bij vorige kritieke gelegenheden, om een schriftelijk bevel. Hoe dan ook, dat werd hem overhandigd door de tweede man van de luchtmacht (komodor muda) Sukarnen, nog op de ochtend van 3 juli.371 Naar eigen zeggen antwoordde Soedirman dat hij ‘ook al werd hij honderd keer opgeroepen, hij niet zou komen’. Pas als de kritieke situatie in Solo voorbij was, zou hij kunnen vertrekken – naar verwachting aan het eind van de middag. Inhoud en toon van het antwoord waren aldus nog niet geruststellend voor de regering in Djokja.372 Daarnaast peilde Hatta telefonisch de mening van chef-staf Oerip Soemohardjo. Deze achtte het ‘ondenkbaar’ dat Soedirman achter Soedar­ sono’s eisen zou staan. De vrees van een eensgezind legerhoofdkwartier of leger achter Soedirman was hiermee verminderd.373 Er kon ook worden vertrouwd op contacten tussen Oerip en Soedirman, waarbij de gematigde chefstaf zijn Panglima Besar kon informeren over de stand van zaken in Djokja en zijn opstelling. Voor zo’n bemiddelende rol spreekt ook dat Oerip rond het middaguur voor overleg naar het paleis kwam.374 Een ander vraagstuk was de politieke steun die Soedarsono genoot. Werden zijn eisen onderschreven door Masjoemi, PNI en PBI, die in hun tot dan toe vergeefse actie voor een coalitiekabinet tot drastischer stappen hadden besloten? Soedarsono’s gevolg was beleefd ontvangen en werd als gast behandeld. Dranken en hapjes werden geserveerd. Van de galerij af hadden zij zicht op veel wat zich in en rond het paleis afspeelde. De groep werd versterkt door de komst van Soekiman en Djody, elk met een partijgenoot – als slot van hun 371

Poeradisastra 1983:82, 2004:79 zegt dat volgens zijn anonieme informant (mogelijk Kanapi) Soedirman bevel kreeg te verschijnen, waarbij Amir formuleerde dat hij zonder escorte moest verschijnen. Het alternatief was dat Soedirman zou worden opgehaald door aan Amir loyale troepen, wat in feite zijn arrestatie inhield. In dat geval was een gewapende botsing vrijwel onvermijdelijk. Zo’n bevel zou Soedirmans reactie verklaren. Het bevel vloeide voort uit de overtuiging van Amir en zijn staf dat Soedirman nauw betrokken was bij Soedarsono’s acties. Daar wenste men het afzetten van Soedirman, en zelfs zijn liquidatie werd gesuggereerd, aldus Dajino, een inlichtingenofficier van de derde divisie die politiek op de hand van Sjahrir was, zoals aangehaald in Salim Said 1992:64-5. 372 Putusan 1948:77 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948); Putusan 1948:83 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). 373 Hatta 1979a:488-9, 1981a:261. Hatta’s verslag is zeer summier en bevat een aantal fouten, blijkbaar het gevolg van een falend geheugen. Het contact met Oerip ook in interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972. 374 SV 1948:219 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); Adam Malik 1947:18.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

456

Verguisd en vergeten

ochtendwandeling – en nog meer prominenten: Sarmidi Mangoensarkoro en zijn echtgenote, en PBI-voorman Soedijono. Wie hen uitnodigde is onduidelijk. Op Sajoeti Melik maakten Soekiman en Djody een triomfantelijke indruk, alsof zij zich winnaars waanden. Soekarno’s adjudant vertelde hun dat het wachten was op de komst van Soedirman. Inmiddels zagen zij ministers voorbijkomen – Maria Ulfah Santoso, Abdoelmadjid,375 Darmawan, Soerachman en omstreeks elf uur376 passeerde Sjahrir. Buiten het paleis namen Pesindotroepen en politiemensen posities in.377 Na enkele uren werd Soekiman uitgenodigd voor overleg. Hij zal toen al hebben vermoed dat van een soepele overgang naar een coalitiekabinet geen sprake zou zijn. Soekarno en Hatta toonden hem, naar zijn zeggen, de vier conceptbesluiten en vroegen of hij daarvan afwist; Soekiman kon, dit naar waarheid, ontkennen. Hij mocht daarop weer naar de wachtkamer. Hij zei daar, na dit gesprek van twintig minuten, dat over de gehele gang van zaken overleg nodig was tussen Soekarno, Hatta, ministers en Soedirman. ‘s Middags werd hij met zijn politieke collega’s – allen die niet uit Wijoro waren gekomen – bij Hatta geroepen. Hatta vertelde hun dat zij door Soedarsono waren ‘misbruikt’ en daarom naar huis konden gaan.378 Het was een voor beide zijden voordelige uitweg. De regering nam Masjoemi, PNI en PBI niet tegen zich in, en isoleerde de groep-Soedarsono, terwijl de drie partijen zich zonder schade konden losmaken van een vrijwel verloren zaak. In Hatta’s lezing ontving hij ’s ochtends Soekiman. Hatta wees hem er op dat sprake was van een complot. Soekiman toonde zich geschokt en zei hiervan 375 Toen Hatta die morgen in het paleis arriveerde was Abdoelmadjid al ter plekke. Hij vertelde Hatta dat de Tan-Malaka-groep een poging tot staatsgreep uitvoerde (Hatta 1979a:488, 1981a:261, met deels foute vertaling). Abdoelmadjid is de enige van wie wordt vermeld dat hij contact had met Soedarsono’s groep. Hij zei dat hij hoopte dat Hatta al zijn invloed zou aanwenden om de verzoeken af te wijzen (Yamin 1950:118, 132, 1957:144, 161). 376 Amir (Putusan 1948:77 (getuigeverklaring, 22-3-1948)) noemt tien uur; Anderson 1972:402, note 38, die een Aneta-bericht aanhaalt, noemt elf uur – Sjahrir vloog naar Solo, en reisde per speciale trein naar Djokja. Soebardjo (SV 1948:204 (verhoor 10-3-1948)) en Adam Malik 1947:18 houden het op twaalf uur. Volgens Subardjo 1978:430 was Sjahrir vergezeld van generaal-majoor Soengkono, de commandant van de zesde divisie, gelegerd in Madioen, Kediri en de regio Soerabaja. Aan Kirby vertelde Sjahrir dat hij was vergezeld van een lijfwacht van vijfentwintig man. Bij zijn aankomst hadden Soebardjo, Soedarsono en hun militairen het paleis onder controle. Soekarno stond op het punt hun decreten te tekenen. Sjahrirs lijfwacht viel aan en ontwapende de opstandelingen (cablegram Kirby, 11-7-1946, in NAA A5954/1-2273/1). Waarom vertelde Sjahrir onwaarheid? Om zich gewichtiger voor te doen? 377 SV 1948:163 (verhoor Yamin, 8-3-1948); ook Putusan 1948:55; Yamin 1950:56-7, 1957:73; SV 1948:204 (verhoor Subardjo 10-3-1948); SV 1948:219 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); SV 1948:239-40 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:250 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Subardjo 1978:430. 378 Putusan 1948:93 (getuigeverklaring Soekiman, 25-3-1948); Adam Malik 1947:17. Subardjo 1978:430-1 schrijft dat Soekiman en Soenarjo een ‘kattebelletje’ naar Soekarno lieten sturen, en enkele minuten later vertrokken en niet meer terugkwamen. Ook in interview Helen Jarvis met Hatta, Djakarta, 29-11-1972.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

457

niets te weten. Hatta zei zoiets al te hebben vermoed, en raadde Soekiman aan in stilte te vertrekken. Soekiman dankte Hatta hartelijk. De kans op een aftocht zonder schade greep hij gretig aan. Hij vertrok zonder bericht aan de Soedarsono-groep.379 Een drietal van de groep stelt dit gesprek op ‘s middags. Soekiman ontweek na afloop vragen van Yamin en anderen over de inhoud van de bespreking.380 Om elf uur ‘s ochtends had het kabinet zijn houding bepaald. Er zou voortvarend worden opgetreden. Er was sprake van onwettig handelen door Soedarsono en zijn gezelschap; zij werden daarom in arrest gesteld. De politici die zich bij hen hadden gevoegd zouden worden vrijgelaten.381 Om één uur ‘s middags werd de Soedarsonogroep bevolen naar een ander vertrek in het paleis te verhuizen; niet zoals gehoopt voor een bespreking met de president. De verhuizing was pijnlijk. ‘We kwamen de kabinetssecretaris en andere ambtenaren tegen van wie de gezichten en het glimlachen hun wantrouwen en onbehaaglijkheid toonden over onze aanblik.’ Onder zware bewaking van de Pesindo en politie uit Modjokerto werden zij in een linkervertrek daar opgesloten. De deur bleef dicht. De conclusie drong langzaam door dat zij wederom gevangenen waren. Bij toiletbezoek ging bewaking mee.382 Soedarsono was ook tot wachten veroordeeld; hij besefte nu dat hij gevangene was.383 Moh. Saleh had buiten het paleis afscheid genomen van zijn lotgenoten. Hij zocht om 8.30 uur in zijn hoofdkwartier Frans Darmowardojo op, die uitlegde waarom op de aloon-aloon zijn troepen niet aanwezig waren. Darmowardojo constateerde dat de altijd opgewekte Saleh nu mopperend vertrok. Moh. Saleh zocht vervolgens de Hizbullah-commandant in Djokja, Hadji Hasjim, op in zijn huis vlakbij de aloon-aloon, waar ook de prominente Kjai Bagoes Hadikoesoemo en andere Hizbullahleiders voor overleg bijeenkwamen. Zij vertelden Moh. Saleh dat zijn huis gisteren was doorzocht door de Pesindo Maloekoe, de uit Molukkers samengestelde Pesindo-eenheid. Hizbullah waren hiertegen in actie gekomen, met tot gevolg een heftige strijd. Diezelfde Pesindo Maloekoe had nu stellingen opgericht op Ngabean-Setjodiningratan, de hoofdweg langs radiostudio en postkantoor aan de ene kant en paleis en Fort Vredeburg aan de andere kant. Het Masjoemikantoor aan Ngabean zou ook onder vuur kunnen komen. Een broederstrijd dreigde. Hadikoesoemo werd 379

Hatta 1979a:489, 1981a:261-2. SV 1948:163-4 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:57, 1957:74; SV 1948:204 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); SV 1948:240 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948). 381 Putusan 1948:77 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948). 382 SV 1948:163 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:57, 1957:74; SV 1948:204 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948); SV 1948:219 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); SV 1948:240 (verhoor Sajoeti Melik, 13-3-1948); SV 1948:251 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Adam Malik 1947:18-9 (citaat). 383 SV 1948:42-3 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). 380

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

458

Verguisd en vergeten

daarom afgevaardigd naar mr. Latuharhary, die als Molukker werd geacht invloed op de Pesindo Maloekoe te hebben, om tot ontmanteling van de stellingen te komen. De Lasjkar Rakjat zouden dan ook worden teruggetrokken. Martodjoemeno, regimentscommandant van de Lasjkar Rakjat, maar ook prominent in Hizbullah, was door zijn superieur Darmowardojo ‘s morgens vroeg opgedragen zijn troepen naar de aloon-aloon te sturen. Dat bevel was blijkbaar niet ingetrokken en Martodjoemeno had dit uitgevoerd. Bij zijn inspectie was hij op Ngabean gestuit op de Pesindostellingen. Hij had zich blijkbaar in het Hizbullahkantoor verschanst. Toen om tien uur de salvo’s weerklonken ter ere van de gesneuvelde BPRI-soldaten, werden de stellingen op het Hizbullahgebouw gericht. Martodjoemeno haastte zich dit aan Hadji Hasjim te rapporteren, maar toen was al een verzoeningsmissie vertrokken. Hij trof er wel Moh. Saleh die hem opdracht gaf zijn manschappen op de aloon-aloon weg te sturen. Het bleken er nog enkele tientallen te zijn, die om elf uur het bevel tot inrukken kregen. Moh. Saleh bracht samen met Hadji Hasjim om 9.30 uur nog een kort bezoek aan het BPRI-hoofdkwartier, waar ze Djauzzi vroegen waarom hij zijn troepen niet naar de aloon-aloon had gestuurd. Het antwoord was dat er bezwaren waren, maar dat aan een verzoek van Saleh om naar het front te vertrekken meteen zou worden voldaan. En weer ging Saleh mopperend af. Toen om tien uur berichten binnenkwamen bij Djauzzi over grote spanningen rond het paleis, maakten hij en zijn vervanger een ronde langs de eigen troepen om deze te consigneren, ze overlegden met een Pesindovoorman en stuurden op de aloon-aloon vier pelotons Lasjkar Rakjat naar huis. Een nieuw bezoek van Masjoemizijde volgde; de vraag om troepen naar de aloon-aloon te sturen werd wederom afgewezen. Tot slot was er nog de provocatie van een man die op het BPRI-hoofdkwartier meldde dat er aanval te verwachten was van strijders met rode halsdoeken. Ook dit werd aan de Pesindo gemeld; geadviseerd werd om even geen rode halsdoeken te gebruiken. Inmiddels was Hadikoesoemo onverrichterzake van zijn missie teruggekeerd. Hij had de bemiddeling van Soekarno willen inroepen, maar werd niet toegelaten tot het paleis. Hij meende dat Moh. Saleh meer succes zou kunnen hebben. Zo’n bezoek werd Saleh ook afgeraden, maar hij vertrok uiteindelijk. Hij werd, onvermijdelijk, daar gearresteerd, nadat Soedarsono hem in het paleis nog vervaarlijk met zijn pistool had zien zwaaien. Hij werd herenigd met zijn lotgenoten in Wirogoenan en Wijoro.384 Deze overgeleverde fragmenten tonen een vastbesloten Pesindo tegen384 Putusan 1948:72-3 (verhoor Moh. Saleh, 15-3-1948); Putusan 1948:97 (getuigeverklaring Darmowardojo, 25-3-1948); Putusan 1948:99-100 (getuigeverklaring Djauzzi, 27-3-1948); Putusan 1948:131-2, getuigeverklaring Martodjoemeno, 5-4-1948); SV 1948:42 (verhoor Soedarsono, 5-31948); Adam Malik 1947:18.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

459

over een aarzelende Lasjkar Rakjat en Hizbullah en een afzijdige BPRI. Het agressieve Pesindo-optreden werd beloond. De omgeving van het paleis was stevig in zijn handen. De Pesindo was bereid onderling strijd te leveren; de andere grote strijdorganisaties waren dat niet. In de loop van de ochtend werd zo duidelijk dat de Pesindo zonder een schot te lossen het centrum van Djokja had overgenomen. Wat deed Soedarsono’s divisie die ochtend? Blijkbaar weinig tot niets. Waar was Oemar Djoy? De bange Oemar Djoy was ondergedoken. De enige actie kwam uit Wijoro en van Soeharto. Zijn plan om de ontvoering van Amir te verhinderen was mislukt. Op een of andere wijze was hij geïnformeerd dat Amir naar het bergoord Kalioerang, twintig kilometer ten noorden van Djokja, zou worden gebracht en daar doodgeschoten. Met grote spoed vertrok hij naar Kalioerang om dit plan te verhinderen. Bij een wachtpost van het leger halfweg hoorde hij dat Joesoef nog niet was gepasseerd. Hij kon daarom haastig weer terugkeren naar Wijoro. Soeharto’s eenheden beheersten inmiddels de toegangswegen tot Djokja en waren de meest actieve legereenheid in de stad. Op de berichten over het oprukken van zwaarbewapende Pesindotroepen naar de stad, reageerde hij met het bevel deze troepen bij de stadsgrenzen tegen te houden; ook om een veldslag met andere lasjkar te voorkomen. Hij slaagde daarin en voorkwam zo bloedvergieten, aldus Soeharto’s lezing.385 De Pesindo die stellingen innam bij het paleis moeten dan dus al langer in de stad zijn geweest of langs zijn wachtposten zijn geglipt. A.K. Joesoef werd bij zijn bataljon door Soeharto’s groepen vastgenomen, en overgedragen aan de militaire procureur-generaal, toen deze daarom vroeg.386 Hoe dan ook, het lijkt er op dat Soeharto, wellicht met Oemar Djoy, in een heel moeilijke situatie een koers koos, die poogde recht te doen aan zijn militaire superieuren, Soedarsono en Soedirman, maar die hij niet wilde laten ontaarden in onwettige acties. In de ontwikkeling van de gebeurtenissen leverden toeval en kunde hem in Djokja een voor een regimentscommandant grote macht op. Als een ware evenwichtskunstenaar slaagde hij er in op de been te blijven. De regering kon al spoedig constateren dat Soedarsono’s divisie niet in actie kwam om zijn commandant te steunen, en dat Oemar Djoy en Soeharto, die op 2 juli Soekarno’s aanhoudingsbevel uitvoerden, op 3 juli niet opeens een volstrekt andere houding innamen.387 385

Eryono et al. 1985:167-70, gebaseerd op Soeharto’s eigen verklaring. Soeharto’s rol krijgt hierin een ruim accent – zijn ervaringen hier stelden hem beter in staat toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. Dit verslag bevat tevens de nodige slordigheden als gevolg van falend geheugen. 386 Putusan 1948:89 (getuigeverklaring Soeharto, 24-3-1948); Putusan 1948:93 (getuigeverklaring Joesoef, 24-3-1948). Over Oemar Djoy: interview Dajino, Djokja, 16-10-1980. 387 Roeder 1970:112 zegt het in zijn lovende biografie zo: ‘Soeharto did not lose face by impete-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

460

Tevreden en triomfantelijk achteroverleunen kon de regering echter nog lang niet. De directe bedreiging leek bezworen, maar in Solo zat wellicht de ‘kwade genius’ achter de plannen, Panglima Besar Soedirman, die op nogal grove wijze Soekarno’s oproep te verschijnen naast zich had neergelegd. Afspraken met Soedirman Om vijf uur ‘s middags vertrok Soedirman uit Solo naar Djokja. Om zes uur arriveerde hij bij de woning van zijn chef-staf Oerip, waar zijn gehele staf was verzameld. Daar was volgens kolonel Hollan Iskandar, zoals hij in 1970 vertelde, inmiddels bekend dat Soekarno zijn oor had geleend aan Amir en Soedirman verdacht van deelname aan de opstand tegen de regering. ‘Pak Dirman was geschokt. De officieren van het hoofdkwartier kwaad. Pak Dirman was ook kwaad.’ Snel werd een besluit genomen. Alle stafofficieren zouden naar de president gaan en als deze hen niet geloofde zouden zij ontslag vragen. Soedirman ging eerst alleen naar de president en ontkende elke betrokkenheid van het leger. ‘De president zweeg. Soedirman bood tenslotte zijn onmiddellijke ontslag aan. Dat werd door Soekarno geweigerd, maar Soedirman had de indruk dat de president niet meer in de trouw van het leger geloofde.’ Wel tekende Soedirman hier al wel – om negen uur – de dagorder die Soedarsono schorste als divisiecommandant. Soedirman deed verslag – de reacties varieerden van woedend tot terneergeslagen. Soedirman en Oerip overlegden. Om één uur ’s nachts kwam een oproep aan de gehele staf om naar het paleis te komen. Na een half uur wachten verscheen Soekarno – in pyjama. Pak Dirman herhaalde het legerstandpunt. De president zweeg. Boog. Daarna vergoot hij tranen. De officieren zwegen en keken toe. Een voor een kwamen toen de woorden uit de mond van de president. ous actions against his direct superior. On the other hand, he did not neglect his soldierly duty to protect the State and the lawful Government. Soeharto, dragged into politics against his will, for the first time demonstrated his diplomatic skill. At the same time, he earned the reputation of being a stubborn character, difficult to handle.’ Volgens Soeharto’s laatste biograaf Elson (2001:20, 2004:50) toonde Soeharto hier al kwaliteiten die hem later te stade zouden komen: ‘caution, coolness, calculated decisiveness when the time was right’. Na Soeharto’s aftreden werd zijn rol in de 3-juli-zaak kritisch bekeken, maar zijn opponenten konden hier nauwelijks negatieve aanknopingspunten vinden. Een voorbeeld is ‘Soeharto dalam Pergajul [Peristiwa 3 Juli]’, Sinar Reformasi 1-7(14/20-10-1998). Soebandrio 2001:9-10 acht Soeharto geheel medeplichtig aan de affaire. Aan die verantwoordelijkheid onttrok hij zich in laatste instantie. In zijn eigen weergave verdraaide hij de feiten. Soebandrio schreef dit nadat hij door toedoen van Soeharto meer dan dertig jaar gevangen had gezeten. Hanafi 1998:201-2 gaat niet zo ver, maar acht Soeharto’s rol wel dubieus.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

461

‘In de naam van Allah, saudara, u allen ziet het zelf. In heden en toekomst zal mijn ziel één zijn met uw ziel, en met uw leger. Mijn ziel zal niet veranderen. Het is onmogelijk dat ik inga tegen en toesta dat u de leiding van onze strijdkrachten neerlegt.’ De president zweeg een ogenblik. Een voor een keek hij de officieren voor hem aan. ‘Ik vertrouw er nog steeds op dat u het leger zult leiden. Ik vraag u op mijn uitspraken te vertrouwen. Niet zomaar, maar ernstig, in verband met de strijd waar wij voor staan.’ De president zweeg weer. ‘Het is beter dat wij nu naar huis gaan. Naar huis in het besef dat er niets staat tussen u en mij. Daarom wijs ik uw ontslagaanvragen af. Ik koester het volste vertrouwen in u om het leger te leiden.’ Hij kwam vervolgens naar de officieren toe. Hij schudde elk de hand. De korte bijeenkomst was afgelopen. Het verschil van mening tussen de staats- en legerleiding kon worden opgelost.388

Volgens Soedirman zelf vertrok hij drie kwartier na aankomst met zijn staf naar het paleis. Soekarno stelde hem daar de vraag of Soedarsono zijn conceptbesluiten op Soedirmans bevel had overhandigd. Het antwoord van Soedirman was ontkennend. Voor het Hoog Militair Gerechtshof zei de getuige Soedirman in 1948 hierover niet meer dan dit.389 Het dramatische optreden van Soekarno is slechts in één bron vastgelegd – maar kan moeilijk worden afgedaan als vrucht van verbeelding. Er zal denkelijk meer zijn gezegd en er zal veel niet zijn gezegd, maar wel begrepen. In dat opzicht lijkt een bemiddelende rol van Oerip voor de hand liggend. Vanaf het begin van 3 juli af was er contact met Oerip geweest en hij zal ook zijn commandant hebben geïnformeerd over stand en gang van zaken. De contouren voor een oplossing zullen in de loop van de dag zijn neergezet en ‘s avonds uitgewerkt in overleg tussen Soedirman en zijn staf en Soekarno en zijn regering. Over het verloop hiervan is verder niets overgeleverd.390 De regering zal niet hebben ingezet op ontslag of vervolging van Soedirman. Diens positie in het leger was sterk. De gevolgen waren niet te overzien van zo’n drastisch optreden – tot burgeroorlog aan toe391 – en in ieder geval een verzwakte militaire positie tegenover een opdringend Nederland. In ruil 388

Sudirman prajurit TNI teladan 1985:80-1. Putusan 1948:84 (getuigeverklaring Soedirman, 23-3-1948). Anderson 1972:401-2 laat bij deze bijeenkomst ‘Sukarno, the cabinet leaders and representatives of the major political parties and organizations’ aanwezig zijn. Het gezelschap was veel kleiner. Anderson vergist zich hier; de door hem bedoelde bijeenkomst vond op 4 juli plaats. 390 Poeradisastra 1983:82-3, 2004:80 noemt als deelnemers aan de discussie Soekarno, Hatta, Sjahrir, Amir en Abdoelmadjid. 391 Poeradisastra 1983:82, 2004:80 wijst ook hierop. De afkeer van Amir was zo groot dat een aanzienlijk deel van het leger, inclusief Oerip, Soedirman zou hebben gevolgd in verzet tegen de regering. 389

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

462

Verguisd en vergeten

voor zijn handhaving moest Soedirman zich natuurlijk distantiëren van Soedarsono en zijn groep en zijn loyaliteit aan de President verklaren – in alle openbaarheid. Daarmee was zijn positie gered en werden hem zeer vele lastige vragen bespaard. Wellicht stilzwijgend maar logischerwijs was ook deel van de afspraak dat hij moest instemmen met de arrestatie van politieke en militaire opposanten, onder het mom van betrokkenheid bij Soedarsono’s actie, en dat zijn omgeving werd gezuiverd van politieke raadgevers van anti-Sjahrir-achtergrond. Inzet voor een coalitiekabinet was voortaan uit den boze en oppositie tegen de richting die de Indonesisch-Nederlandse onderhandelingen insloegen moest in toon en verspreiding omlaag. De verslagen van Hollan Iskandar en Soedirman zijn beide in dit opzicht onvolledig. Soekarno, evenals in maart bij de KNIP-zitting de doorslaggevende factor, Sjahrir en Amir konden op 3 juli ‘s avonds in een eerste terugblik tevreden zijn. De directe dreiging was afgewend. De oppositie was uit elkaar gespeeld en een nederlaag toegebracht. Handig manoeuvreren had Soedarsono en zijn groep geïsoleerd van de steun van enerzijds Masjoemi, PNI en PBI en anderzijds Soedirman. Zou dat echter beklijven, zouden partijen en leger op de aangegrepen gelegenheid tot een stille aftocht niet alsnog terugkomen en hoe zou er op dit alles in de Republik worden gereageerd? De onzekerheid was nog groot. Dat waren vraagstukken waarbij een bekwaam politiek beleid een positieve oplossing voor de regering kon bewerkstelligen. Hiermee begon een volgende fase. Staatsgreep, coup of petitie? Wat had zich nu eigenlijk afgespeeld op die vroege woensdagmorgen 3 juli? Was het een militaire staatsgreep, een coup, een petitie aan Soekarno? Dreigde er een burgeroorlog? Zoals zo vaak vormen personen en toeval de katalysator in een gespannen situatie. Het toeval bracht Soedarsono, A.K. Joesoef en de groep rond Boedhiarto en Boentaran op 27 juni bijeen. Joesoef ontvoerde, met daar opgedane inspiratie, Sjahrir. Op zoek naar een uitweg, liet Soekarno aan Soedirman doorschemeren dat hij kon instemmen met een coalitiekabinet. Soedarsono vatte dit gretig aan toen Soedirman hem om kandidaten vroeg. Het was Yamin met zijn staatsrechtelijke inventiviteit en afkeer van Sjahrir die hieraan een inhoud gaf die Soedirman tot feitelijk hoogste machthebber maakte. Na de vrijlating van Sjahrir en de arrestatiegolf daarna, waarin de regering ook wilde afrekenen met de Tan-Malaka-groep die van een staatsgreep werd verdacht, raakten Soedarsono en Soedirman in de knel. Diverse malen werd Soedirman voor het hoofd gestoten. In een crisissituatie, onder zware druk, en met hoogoplopende emoties, liet hij toen, in de nacht van 2 op 3

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

463

juli, Soedarsono en Joesoef teruggaan naar Djokja met de duidelijke opdracht Soekarno te confronteren. Hij gaf Soedarsono de vrije hand, die op zijn beurt aan Yamin de politieke vormgeving delegeerde. De autoritaire en weinig communicatieve Soedarsono had in het vervolg van de ontvoering een aantal fouten gemaakt, door gebrek aan politiek inzicht, dat hij niet door overleg aanvulde, en een te afwachtende houding. Hij verzuimde de politieke oppositie – Masjoemi, PNI en PBI – in te schakelen, hij liet zijn eigen divisie in het ongewisse, waardoor zijn chef-staf Oemar Djoy en de sterkste regimentscommandant Soeharto bogen voor een regerings­bevel Soedarsono vast te zetten, en boorde het getalsmatige enorme potentieel van de lasjkar niet aan. En, niet van het minste belang, hij liet Soedirman lang in het ongewisse over zijn rol bij de ontvoering van Sjahrir. In deze eerdere fase had eventuele actie meer kans op succes gehad, ook door de afwezigheid van Pesindotroepen, die pas na de ontvoering, ook op Amirs oproep, naar de hoofdstad en Solo trokken. Nu moest in de vroege 3 juli alles snel worden geïmproviseerd. Het plan was goed en ondanks de grote tijdsdruk was het nog bijna gelukt – een demonstratieve optocht van lasjkar zou eindigen bij het paleis, waar een onbewaakte Soekarno, zonder assistentie van Hatta en Amir, zou worden overvallen door de eis van Soedarsono, namens Soedirman, van een nieuw kabinet, waarin een flink deel van de op 1 juli gearresteerde politieke opposanten, achter Soedarsono opgesteld, tot zijn ministers zou worden verheven. De partijleiders van Masjoemi, PNI en PBI zouden met hun prominente aanwezigheid daaraan hun instemming betuigen. Was Soekarno tegen die druk bestand geweest? Het is aan twijfel onderhevig; hij zou in ieder geval in zo’n situatie in overleg moeten zijn gegaan met de voormannen van de volksoploop. Het plan liep schade op doordat Kanapi de bewaking van het paleis alarmeerde. Soedarsono vertrouwde te veel op zijn gezag bij Kanapi, die geen reden had loyaal aan Soedarsono te zijn. Het plan liep mis door de mislukte ontvoering van Amir; het late verzet van Amirs bewakers schoot met veel lawaai de ochtendrust in Djokja aan flarden, en tegelijk het mogelijk succes van Soedarsono’s opzet. Daarna deed het er niet zo veel meer toe dat Yamins conceptbesluiten door hun formulering konden worden afgedaan als ongrondwettig en dat de lijst van kandidaat-ministers te weinig was afgestemd op de wensen van Masjoemi, PNI en PBI. Was er nu sprake van een staatsgreep? Als Soekarno, onder indruk van de massa’s die Soedarsono wilde bijeenbrengen, de conceptbesluiten had getekend, had hij een wellicht staatsrechtelijk te bestrijden maar ook te verdedigen regeringswisseling gelegitimeerd, met alles wat daarmee was gepaard gegaan. Het ligt niet voor de hand dat de strijdorganisaties op de hand van Amir en Sjahrir, de Pesindo voorop, zich hierbij zouden hebben neergelegd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

464

Verguisd en vergeten

Een burgeroorlog of in ieder geval onderlinge gevechten op flinke schaal zouden zijn gevolgd. Maar Soekarno weigerde de besluiten te ondertekenen. Niet de besluiten op zich, maar wel alles wat daarmee in verband was gebeurd, rechtvaardigen de omschrijving van een staatsgreep. Een staatsgreep van Soedarsono dan, die steun kreeg voor de planning en uitvoering voor delen van die greep naar de macht van Soedirman, Joesoef, Yamin en andere mannen in Wijoro, Moh. Saleh, Soekiman en Soenarjo – maar hij was de enige die het plan in zijn geheel kende. Hij verkeerde daarbij in de oprechte overtuiging dat hij handelde in opdracht van Soedirman. Die opdracht was er, maar in zijn uitvoering had Soedarsono op eigen initiatief elementen ingevoegd, waarvan Soedirman geen weet droeg. Van de ontvoeringsplannen, de massamobilisatie en Yamins besluiten wist hij niets. De belangrijkste fout van Soedarsono was natuurlijk dat zijn plan mislukte. Bij een succesvolle actie zouden Soedirman, Soekiman en zijn collega’s zich gaarne hebben aangesloten en hun nieuwe aandeel in de macht hebben verzilverd. Maar op de avond van 3 juli was Soedarsono eenzaam in een kamertje in het paleis opgesloten. Hij sliep daar, na de paar dagen van koortsachtige activiteit met nauwelijks enige rust, tot hij om elf uur werd gewekt door de tweede man van de PT, kolonel Soenarjo, die hem een brief overhandigde: Dagorder, aan generaal-majoor Soedarsono, commandant van de Derde Divisie, Djokja. Hierbij wordt meegedeeld: 1. Dat met ingang van 3-7-1946, 21 uur generaal-majoor Soedarsono is geschorst als commandant van de Derde Divisie; 2. Dat chef-staf Oemar Djoy wordt opgedragen tijdelijk de leiding van de Derde Divisie op zich te nemen. Besloten te Djokja op 3-7-1946, 21 uur, commandant van het legerhoofdkwartier Panglima Besar Soedirman.392

Bewerking van de publieke opinie Aan de Djokjase burgers was niet te veel verteld over de ontwikkelingen na Soekarno’s rede van 30 juni en het bericht van Sjahrirs behouden terugkeer. De ongetwijfeld te constateren ongewone gewapende activiteit werd niet toegelicht. ‘Kedaulatan Rakjat’ plaatste op 2 juli het Antarabericht dat de vorige nacht diverse arrestaties waren verricht, zonder zelfs de namen van de eigen opgepakte journalisten daaraan toe te voegen. Van officiële zijde werd verklaard dat de aanhoudingen waren verricht ten behoeve van een ‘snel en zorgvuldig onderzoek en verhoor’. Daarna zou verdere informatie volgen.393 392

SV 1948:43 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948). Antara, 2-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 2-7-1946; Merdeka, 2-7-1946; Boeroeh, 3-7-1946; Berita Harian, 4-7-1946. 393

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

465

De dagorder waarin Soedarsono werd geschorst

De volgende dag werd ‘Kedaulatan Rakjat’ concreet in een commentaar over de arrestaties. Na het uitspreken van de vreugde over Sjahrirs vrijlating en de noodzaak de daders van zijn ontvoering te straffen, wilde de krant toch, naar aanleiding van de aanhoudingen, de ‘aandacht van de regering vragen voor een paar zaken’. Het optreden van de politie verschilde soms niet van de PID uit de koloniale tijd. ‘Vreemder nog’ was de aanwezigheid hierbij van leden van niet-officiële organisaties – ‘dit kan leiden tot verkeerde gedachten en ongewenste gevolgen’. Hoe sterk zijn de verdenkingen, was vervolgens een vraag. Omdat leden van radicale organisaties worden verdacht van betrokkenheid, mogen nog niet zo maar willekeurige leden daarvan worden opgepakt. En de krant noemde vervolgens als arrestanten de eigen mensen Soemantoro en Sajoeti Melik, de Antara-journalisten Pandoe en Adam Malik, en Marlan. Het gevaar van onjuiste acties was groot; het volk kent deze mensen en hun opvattingen. Tot slot werd opgeroepen tot snel onderzoek en zo spoedig mogelijke vrijlating bij gebleken onschuld.394 Over Soedarsono’s tocht naar het paleis die vroege morgen bevatte de krant nog geen bericht. Dat gebeurde ook niet op 4 juli. De al op 30 juni aangekondigde ontmoeting tussen Soekarno, partijen en strijdorganisaties vond 394

‘Penahanan’, Kedaulatan Rakjat, 3-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

466

Verguisd en vergeten

’s ochtends plaats.395 Het was een eerste onderdeel van een regeringscampagne om de nadelige gevolgen van ontvoering en staatsgreep te overkomen en brede steun te verwerven. Het openbare deel van de bijeenkomst verwees niet naar Soedarsono’s actie. Soekarno gaf toelichting op zijn besluit no. 1 en op de Staat van Beleg. Het kabinet, zoals dat functioneerde, bestond niet meer, maar bleef in functie als medewerker van de president. Dat zou ook gelden voor een nieuw kabinet, aan de vorming waarvan Soekarno ‘hard werkte’. Slechts in een toespeling op de grotere sterkte van binnenlandse dan buitenlandse dreigingen en in zijn slotoproep alle acties van de vijfde colonne te verijdelen was voor de goede verstaander een actuele verwijzing te ontdekken. Een aantal leiders sprak zijn steun uit voor Soekarno, waarbij Soetomo ‘een algemene zuivering zonder aanzien des persoons’ voorstelde en zelfs een tijdelijke op-non-actief-stelling van de politieke partijen. De Masjoemi hoopte op de spoedige vorming van een nieuw kabinet. Tot slot werd de Dewan Pertahanan Negara geïnstalleerd, met Sardjono (Konsentrasi Nasional en PKI), Soemarsono (BKPRI en Pesindo) en Kjai H. Masjkoer (strijdorganisatie) als ‘volksleden’.396 Op 4 juli hield Soedirman ‘s avonds een radiorede, ‘zeer ontroerd en onder tranen’. De ernstige crisis in Indonesië vraagt om eenheid tussen regering, leger en volk en die is er ook, aldus Soedirman, maar de vijand poogt te verdelen, provoceert en voert een fluistercampagne met behulp van Indonesiërs. Het spijt mij, mijn hart kermt en schreit, als ik er aan denk dat naast ‘mijn kinderen’ die sneuvelden op het slagveld, die nu zijn neergelegd in hun graf, duister en koud, die bereid waren hun geest en lichaam te offeren voor de eer van hun land, godsdienst en volk, dat er naast hen ook mensen zijn die nog worden gebruikt door de vijand om onze eenheid te vernietigen. Ik zeg ronduit dat ik een paar dagen geleden ben geprovoceerd, dat is bekendgemaakt dat ik de regeringsmacht wilde veroveren en op de troon van het staatshoofd wilde plaatsnemen. In verband met zulke geruchten, maak ik hier duidelijk aan iedereen dat ik niets in die richting wilde ondernemen, dat ik zou weigeren als de presidents­zetel aan mij zou worden aangeboden. Laat iedereen dit diep tot zich doordringen, opdat de fluistercampagne die nu heerst u onberoerd laat. 395 Op 2 juli waren via de pers 15 strijdorganisaties en 12 partijen uitgenodigd om op 3 juli naar het paleis te komen (Antara, 2-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 2-7-1946). De Partai Rakjat was daar niet bij – een bewuste uitsluiting of was de PR nog te klein en te jong? Om heel begrijpelijke redenen werd de bijeenkomst verzet naar 4 juli. 396 Antara, 4-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 4- en 5-7-1946; Merdeka, 5-7-1946; ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-23/24(3/17-7-1946):498 en Raliby 1953:345-6; de ‘volksleden’ van de Dewan Pertahanan Negara al in Antara, 29-6-1946 en Kedaulatan Rakjat, 1-7-1946. De staatsrechtelijke situatie werd kort daarna in een regeringstoelichting nog verduidelijkt (Kedaulatan Rakjat, 6-7-1946; Berdjoeang, 5-7-1946; Al Djihad, 5-7-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

467

Het leger mengt zich niet in de politiek. Het minimumprogram van de regering en de militaire eed om de volledige onafhankelijkheid van Indonesië te verdedigen bepalen de plicht van het leger. ‘Tussen regerings- en legerleiding bestaan geen geschillen, geen misverstanden en geen wederzijds wantrouwen.’ Soekarno en Soedirman zijn eensgezind in hun strijd voor 100% onafhankelijkheid. De opvatting van het vermoeden van verschillende meningen of doeleinden tussen beiden is verkeerd. Er is sprake van hechte eenheid. ‘Als Indonesisch staatsburger en als Panglima Besar ben ik gehoorzaam en trouw aan het staatshoofd. Hopelijk verdwijnen alle onderlinge argwaan en geschillen. Laten wij ons allemaal daarvan vrijmaken, en gehoorzaam aan de leiding het onheil dat nu voor ons staat het hoofd bieden.’ Een dagorder volgde, waarin, met dreiging van strenge straf, het opvolgen van andere bevelen dan van de legerleiding werd verboden.397 Hiermee loste Soedirman ongetwijfeld een deel van de afspraak in die op 3 juli was gemaakt, en waarmee hij in zijn positie werd gehandhaafd. Voor de niet-ingewijde moet de rede verwarrend zijn geweest. Waar doelde Soedirman op? De herhaalde betuigingen van trouw aan de president moesten wel twijfel oproepen aan zijn loyaliteit. De emoties waren groot bij Soedirman. Hij moest een knieval doen, maar slaagde er, in zijn eigen kenmerkende stijl, in zijn waardigheid en eigen ideeën toch ruimschoots te laten doorklinken. De regeringsverklaring Soekarno’s rede maakte de weg vrij voor de ‘officiële regeringsverklaring’ over de staatsgreep die op 6 juli openbaar werd. Deze was opgesteld door Hatta en Natsir en daarna door het kabinet goedgekeurd.398

Moh. Natsir

397 Kedaulatan Rakjat, 5-7-1946; Penghela Rakjat, 5-7-1946; Al Djihad, 6-7-1946, ook in Nasution 1977, III:356-8, die de ‘ontroering en tranen’ noemt; interview Nasution, Djakarta, 28-10-1980 en Puar 1981:88-91. Het tweede gedeelte ook in Sudirman prajurit TNI teladan 1985:42-3 en Sardiman 2000:162-3. De dagorder ook in Soedirman 1970:19. 398 Putusan 1948:78 (getuigeverklaring Amir, 22-3-1948). De verklaring werd ook op de radio

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

468

Verguisd en vergeten Onderwerp: Samenzwering om de staatsmacht te veroveren. Het is nu wel overduidelijk, dat de ontvoering van de eerste ministers en anderen in Solo in de nacht van 27 op 28 juni het begin vormde van de actie van Tan Malaka, mr. Soebardjo, mr. Iwa Koesoema Soemantri, Soekarni, mr. Muhammad Yamin en anderen om met geweld de staatsmacht te veroveren. Hun samenzwering was al lang bekend aan de regering, en dat was de reden dat de regering enige maanden geleden Tan Malaka, Muhammad Yamin, Abikoesno, Soekarni, Chairul Saleh en Sajoeti Melik arresteerde. Op grond van deze kennis, en ook om meer over hun verder optreden te weten te komen, heeft de regering toen niet de reden voor die arrestaties bekend gemaakt. Inmiddels hadden zij in hun arrest in Tawangmangoe bewegingsvrijheid verkregen, zodat zij ook contacten konden leggen met hun handlangers zoals mr. Soebardjo, mr. Iwa Koesoema Soemantri en anderen en hun coup d’état beramen. Het betrekken van andere partijen in de samenzwering Mr. Soebardjo en mr. Iwa Koesoema Soemantri verzorgden de contacten met andere plaatsen. Zij probeerden ook andere partijen in hun samenzwering te betrekken en probeerden leger en gewapende volkseenheden te beïnvloeden door leugenachtige berichten over het kabinet-Sjahrir. Met gebruikmaking van opruiende berichten in de krant ‘Het Dagblad’, een krant die door de NICA in Djakarta wordt uitgegeven, werden de harten van verschillende leiders van deze eenheden vergiftigd, opdat ze zouden geloven dat het kabinet-Sjahrir Indonesië al aan Nederland had verkocht, de koloniale verhouding had aanvaard. De wanorde in de regio Solo was ook het gevolg van hun actie van achter de schermen. Onder de legerofficieren die zij konden verlokken was ook de voormalige divisiecommandant van Djokja, Soedarsono, die nu is geschorst. Soedar­sono werd in feite al lang gewantrouwd, zowel van de zijde van het leger als van het volk. Arrestaties op grote schaal, inbeslagname van documenten De regering was de coup d’état, hun machtsgreep, vóór met grootscheepse arrestaties. De geschriften en documenten die in beslag konden worden genomen maken duidelijk dat zij al gereed waren met hun regeringssamenstelling. Op 3 juli zou de President van de Republik Indonesia worden gedwongen tot het ontslaan van wat door hen werd genoemd: het staatskabinet van Soetan Sjahrir en Amir Sjarifoeddin en tegelijk hiermee zou de President worden gedwongen de lijst benoemingen te ondertekenen van de Dewan Pimpinan Politik en de nieuwe staatsministers.

voorgelezen; dat gebeurde nog op 5 juli. Dewantoro verwijst hiernaar in zijn ingezonden brief in Kedaulatan Rakjat, 8-7-1946. Over motieven en achtergronden van de samenstelling van de verklaring kon Natsir desgevraagd geen informatie verschaffen (interview Moh. Natsir, Djakarta, 17-9-1980).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

469

De rol van divisiecommandant Soedarsono Aan de voormalige divisiecommandant Soedarsono werd blijkbaar de uitvoering van deze plannen toevertrouwd. Met misbruik van de naam van de Panglima Besar, kwam hij op 3 juli naar het presidentiële paleis, waarbij hij een groep meebracht die getuige zou mogen zijn van de coup d’état. De meesten van hen waren al gearresteerd door de regering, maar die ochtend vrijgelaten. Onder hen bevonden zich diverse kandidaat-nieuwe-ministers. Die ochtend was er een poging gedaan de minister van defensie, mr. Amir Sjarifoeddin, te ontvoeren. Gelukkig kon mr. Amir Sjarifoeddin ontsnappen. Maar met droefenis verklaren wij hier, dat twee pemuda die tot de bewaking van de minister van defensie behoorden zijn gesneuveld bij het uitvoeren van hun plicht. Wij gedenken deze helden met alle eerbewijs. De President liet zich niet intimideren De President liet zich niet intimideren. Soedarsono werd ontwapend, en hij en zijn volgelingen werden meteen gearresteerd. De samenzwering van Tan Malaka cs wilde zich in twee fasen de volledige staatsmacht toeëigenen. Hun uiteindelijke doel was de uitschakeling van Bung Karno. In de eerste fase zouden de staatsleiders, te beginnen van de vice-president naar beneden, worden uitgeschakeld. De President en de Panglima Besar zouden nog tijdelijk door hen worden gebruikt. Als zij zich sterk genoeg voelden, zouden ook Bung Karno en de Panglima Besar worden uitgeschakeld. Daarmee zou dan alle macht volledig in handen komen van Tan Malaka, Soebardjo, Iwa Koesoema Soemantri, Moh. Yamin, Soekarni en hun getrouwen. Het plan voor de samenzwering De lijst van leden van de Dewan Pimpinan Politik en de nieuwe staatsministers die de President zou moeten hebben ondertekenen was als volgt: [Daarna volgen de drie lijsten: van Dewanleden en ministers met en zonder portefeuille, zie pp. 449-50.] De regering is er van overtuigd dat verschillende personen van wie de naam in de ministerslijst hierboven is opgenomen niet wisten dat hun naam werd gebruikt in een samenzwering om de regering omver te werpen. Maar de lijst geeft voldoende inzicht tot hoe ver hun samenzwering zich uitstrekte. De regering zal geen onschuldige personen veroordelen, maar de regering zal zo nodig opheldering vragen aan hen van wie de naam in die lijst van ministers wordt genoemd. De aanvang op 31 oktober 1945 De samenzwering om President Tan Malaka als hoofd van de Staat Republik Indonesia te installeren begon al op 31 oktober 1945, toen Soekarni naar de vicepresident kwam met het voorstel om Bung Karno te vervangen door Tan Malaka, omdat in zijn opvatting de ‘geest’ van Tan Malaka meer in overeenstemming was met de Indonesische Revolutie toen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

470

De oprichting van de Persatoean Perdjoeangan Omdat zijn plan geen succes had, werd de Persatoean Perdjoeangan opgericht met de bedoeling alle partijen en strijdorganisaties tegen de regering te mobiliseren. De partijen die lid werden, werden gebonden door de discipline van het minimumprogram van zeven punten. Sinds de oprichting van de Persatoean Perdjoeangan op 4 januari 1946 in Poerwokerto ontstond verdeeldheid. De volledige eenheid tussen regering en volk werd schijnbaar verbroken. Dit was voordelig voor de NICA, schadelijk voor de Republik Indonesia. De grote partijen werden opgestookt om de regering te overweldigen. Op de zitting van de KNIP in Solo eind februari waren de dalangs van de Persatoean Perdjoeangan al klaar om een staatsgreep te plegen. Die poging faalde door de oplettendheid van de regering en ook omdat tussen de partijen van de Persatoean Perdjoeangan geen overeenstemming werd bereikt. Internationale gebruiken Het is internationaal gebruik dat alle onderhandelingen tussen staten niet in de openbaarheid komen tot er resultaat wordt bereikt. Dat resultaat kan een verdrag zijn of een totale mislukking, als er geen overeenstemming wordt bereikt. Als het onderhandelingsresultaat een ontwerpverdrag is, wordt dit verdrag openbaar gemaakt door beide partijen, zodat de volken van de beide betrokken landen er kennis van kunnen nemen, zodat de volken het kunnen vergelijken en beoordelen. Voordat het verdrag wordt goedgekeurd door het parlement – bij ons nu de KNIP – en voordat het door het staatshoofd wordt ondertekend, is het verdrag nog geen overeenkomst die de staat bindt. Als integendeel het overleg geen resultaat oplevert, publiceren beide partijen meestal een regeringswitboek, waarin het verloop van de onderhandelingen wordt uiteengezet en de oorzaken van de mislukking verklaard. Het gebruik als agitatiemiddel De onderhandelingen over de Indonesische onafhankelijkheid die onze regering in Djakarta voert zijn niet van andere aard. Dat alles is aan Tan Malaka cs bekend, maar de manier en gebruiken bij internationale onderhandelingen worden door hen gebruikt als agitatiemiddel om de regering ten val te brengen. Als ophitsing wordt in kranten en van mond tot mond verspreid dat de onderhandelingen geheim worden gehouden omdat naar hun zeggen eerste minister Soetan Sjahrir het Indonesische volk wil verkopen aan Nederland, en de koloniale verhouding weer wil aanvaarden. Iemand die zo trouw was aan de idealen van de Indonesische onafhankelijkheid dat hij in de cel terechtkwam en werd verbannen naar Digoel wordt van verraad beschuldigd door een groep personen als mr. Soebardjo, Boedhiarto, ­ dr. Boentaran en mr. Gatot die tot op heden louter ‘salonpoliticus’ [Nederlands] zijn gebleken.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

471

Bereidheid een ‘trusteeship’ te aanvaarden Als minister van buitenlandse zaken was mr. Soebardjo in oktober 1945 zelfs bereid een internationaal ‘trusteeship’ te aanvaarden, maar hij kon worden tegengehouden door de vice-president en Hadji Agoes Salim. Ook Tan Malaka zelf sprak tijdens een bijeenkomst in mr. Soebardjo’s woning in september 1945 zijn bereidheid uit tot een ‘trusteeship’. Nederlandse opruiing Nederlandse kranten en radio lanceerden berichten om ons op te ruien. Er werd gemeld, dat onze regering in zijn tegenvoorstellen slechts de defacto-erkenning van de Republik Indonesia voor Java en Sumatra vroeg. Dit valse bericht werd door hen gebruikt om het volk tegen de regering op te zetten. Regeringswitboek De regering zal later een witboek publiceren over het verloop van de onderhandelingen met Nederland. Voorlopig is de volgende toelichting voldoende. Wij hebben voorgesteld dat Nederland instemt met een onafhankelijke Indonesische staat, waarvan de grenzen die van het vroegere Nederlands-Indië zijn. Indien hiermee wordt ingestemd, wordt begonnen met de erkenning van de feitelijke macht van de Republik Indonesia op Java en Sumatra. Vervolgens werkt de regering van de Republik Indonesia samen met de Nederlandse regering om de overige gebieden te laten besluiten tot aansluiting bij de Republik Indonesia. Tussen de onafhankelijke staat Republik Indonesia en het onafhankelijke Nederland zal een vriendschapsverdrag worden gesloten. De tegenvoorstellen blijven gebaseerd op de Makloemat Politik van de regering van 1 november 1945 en blijven de volledige onafhankelijkheid van Indonesië eisen. Het was aldus; zo leert het volk de listen en streken van Tan Malaka kennen bij het veroveren van de staatsmacht. Er was geen manier te minderwaardig voor hem. Het volk moet weten dat de regering zal blijven handelen en al de macht die tot haar beschikking staat zal gebruiken om de stroming van vernielers en contra­ revolutionairen tot in zijn wortels te vernietigen. Gelet op de oproep van onze President in zijn radiorede van 30 juni 1946, in verband met de ontvoering van de eerste minister, hopen wij dat het gehele volk de regering wil bijstaan in deze kwestie. Als er straks een oproep van de regering volgt om de verblijfplaats van gezochte personen aan te wijzen, hopen wij dat zal worden geholpen bij het zoeken en aanwijzen.399

In de nasleep van de staatsgreep was dit de belangrijkste verklaring. Er is een paar dagen aan gewerkt en vorm en inhoud zullen zorgvuldig zijn over399 Antara, 6-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 6-7-1946; Merdeka, 6-7-1946; Ra’jat, 6- en 8-7-1946; Berdjoeang, 6-7-1946; Penghela Rakjat, 6- 8- en 9-7-1946; Al Djihad, 6-7-1946; Berita Harian, 8- en 9-7-1946. Ook in Raliby 1953:341-5 en Nasution 1977, ­III:350-5. Tan Malaka nam de verklaring op in Pendjara III:137-40, vertaald in Jail III:201-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

472

wogen. Het is dan een wel zeer opmerkelijke ‘officiële regeringsverklaring’. Het is een polemisch stuk, vol effectbejag en waardeoordelen, voor een groot publiek, met handzaam toegevoegde tussenkopjes. Tan Malaka werd als de kwade genius achter een samenzwering gezien; de ‘bewijzen’ daarvoor werden achteraf gevonden, te beginnen al in zijn optreden vlak na de Proclamatie. In hem was een aansprekende zondebok gevonden; zijn naam was bekend; zijn daden en ideeën voor velen mysterieus. Daarnaast stond hij voor een politiek alternatief – en bedreigde zo Soekarno, Hatta en Sjahrir – en maakte hij aanspraak op het leiderschap van de communis­ tische aanhang – terwijl de internationaal georiënteerde communisten, met banden in Nederland en Australië, een intense afkeer van hem hadden. De regering zal in hem snel het ideale doelwit hebben gezien. In het verlengde werden Soebardjo, Iwa, Yamin en Soekarni als zijn handlangers opgesomd, en Soedarsono als zijn militaire uitvoerder. Soedirman bleef buiten schot en zou zijn misbruikt; anderen zouden zijn misleid. De verklaring is een mengsel van hele en halve leugens, hele en halve waarheden, met suggestieve verbanden. Juridisch was er heel veel aan te merken op de verklaring, maar hij zal niet zijn opgesteld met zo’n toetsing, door parlement of rechtbank, voor ogen. De regering moest zich redden. Een binnenlandse vijand die geen middel schuwt om de macht te grijpen, die heult met de NICA, die zich verstout Soekarno te willen vervangen, die achter de schermen zijn geheimzinnige intriges uitwerkt; tegen zo’n demonische figuur was een eensgezinde opstelling nodig achter Soekarno, achter de bijna ontvoerde Amir, achter de antikoloniale strijder Sjahrir. En ook achter de Indonesische tegenvoorstellen aan Nederland, die door Tan Malaka verdraaid waren voorgesteld en bewust misbruikt. Oppositie tegen die voorstellen was daarmee ook steun aan Tan Malaka en zijn vrienden; en erger kon niet. Zou dit alles voor zoete koek worden aangenomen en het beoogde doel bereikt? De vooruitzichten waren niet slecht: Soedirman had zijn trouw aan Soekarno al betoond; de politieke partijen hadden op 4 juli bij Soekarno geen dissidente geluiden laten horen. De regering repareert de schade Oemar Djoy gaf namens zijn divisie een verklaring uit waarin werd gezegd dat Soedarsono niemand van zijn staf over zijn plannen had ingelicht en dat de betrokkenheid van A.K. Joesoef een persoonlijke zaak tussen Soedarsono en Joesoef betrof. Er werd veel spijt uitgesproken en trouw betuigd aan Soekarno en Soedirman.400 400

Antara, 8-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 8-7-1946. Volgens Dajino (interview Djokjakarta, 16-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

473

Het bleef niet bij deze verklaring. Het commando over de eigen Polisi Tentara werd van de divisie overgebracht naar centraal niveau. De veiligheid in Djokja zelf werd onder de hoede gesteld van de algemene politie en de PT. De door Soedarsono ingestelde Tentara Pendjagaan Kota werd opgeheven. Datzelfde lot trof Joesoefs Bataljon 53.401 De regering had hiermee haar lessen getrokken uit de affaire ten aanzien van de veiligheid in de stad. De BPKNIP kwam ook bijeen in een met spoed uitgeschreven vergadering.402 Op 7, 8 en 9 juli werd beraadslaagd in Soekarno’s paleis. Soekarno’s besluit no. 1 werd goedgekeurd, gelet op Sjahrirs ontvoering en de staatsgreep van 3 juli. De BP sprak zich ook uit voor een strenge vervolging van de daders, ‘onder anderen de leden van de groep “linkser dan links” die de staat in gevaar brachten’, en zuivering van leger en politie.403 Op 9 juli sprak de BP zijn unanieme steun uit voor het regeringsbeleid in de onderhandelingen met Nederland.404 De regering had zich zo voor zijn beleid in algemene zin van steun verzekerd uit politiek en leger, en de publieke opinie een officiële verklaring voorgelegd. Daarnaast was er, buiten de openbaarheid, sprake van arrestaties op grote schaal, waarbij de kans werd aangegrepen om de ‘oppositie’ uit te schakelen. De hoofdrolspelers waren in het paleis vastgezet. Soedarsono werd vandaar op 5 juli per speciale trein naar Malang gebracht.405 De vijftien anderen bleven opgesloten in een linkervertrek – zeven bij zeven meter – van het paleis. Het lange wachten begon tussen dalende hoop en stijgende vrees. Zij sliepen op de vloer, op tafels en in stoelen, en werden geheel in het ongewisse gehouden over de ontwikkelingen in en buiten het paleis. Door het raam zagen de vijftien op 4 juli de politieke leiders voorbijkomen op weg naar overleg met de president. Zij riepen ze aan – de reacties waren van schrik, van verwondering en een ongemakkelijk lachen. Een spreekverbod volgde. 10-1980) was Oemar Djoy na 3 juli ondergedoken. De divisie was aldus zonder leiding. Soekarno, Amir en Abdoelmadjid, die geen vertrouwen hadden in Oemar Djoy, die Soedarsono zeer nabij stond, zagen in Soeharto een goede kandidaat voor de opvolging, en stuurden Dajino, officier in de derde divisie, maar op de hand van Sjahrir, voor overleg hierover naar Wijoro. Soeharto stelde een aantal eisen: de Pesindo moest uit Djokja verdwijnen, hij wenste het bevel over alle troepen in Djokja en zijn benoeming zou moeten worden getekend door Soedarsono. Dat laatste was in ieder geval onmogelijk. Oemar Djoy werd echter opgespoord en tekende het besluit waarmee Soeharto operationeel hoofd van de divisie werd – niet de commandant dus. Het zou tot eind september duren voor een nieuwe commandant werd benoemd. Soeharto weigerde de functie. Zie ook hierover Anderson 1972:405-6, note 3 (Darjono moet zijn Dajino). 401 Kedaulatan Rakjat, 9-7-1946. 402 De oproep stond in Kedaulatan Rakjat, 5-7-1946, voor een vergadering op 7 juli. 403 Antara, 10-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 10-7-1946; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:75-6. De BP-voorzitter mr. Assaat legde op een radiozender op 12 juli nog eens uit wat Soekarno’s besluit no. 1 inhield (Raliby 1953:348-9). 404 Raliby 1953:346-7. 405 SV 1948:43 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

474

Verguisd en vergeten

De hoop leefde op dat het overleg tot de vrijlating zou leiden – vergeefs. Op 5 juli brachten twee journalisten van ‘Kedaulatan Rakjat’ een pakketje toiletartikelen naar Pandoe en Adam Malik, verpakt in de krant van 4 juli. De lezing deed het besef dagen dat de groep verdacht werd van betrokkenheid bij de ontvoering van Sjahrir. Het bericht over de aanstaande vergadering van de BP deed weer hoop groeien. Het BP-lid Adam Malik zou toch zeker worden uitgenodigd voor die bijeenkomst? De BP-leden kwamen voorbij en vergaderden op enkele meters afstand, maar Adam Malik bleef waar hij was. De ramen werden gesloten, maar door de kieren en tijdens toiletbezoek was er toch nog contact. De ontmoetingen waren ongemakkelijk. Adam Malik kwam Amir Sjarifoeddin zo tegen, die verbazing veinsde en vroeg: ‘Hoe kom je hier?’ (in het Nederlands), waarop Adam Malik zei: ‘Ach, weet Boeng dan niet, dat wij hier al sinds 3 juli worden vastgehouden zonder aanleiding en zonder welke informatie dan ook?’ Amir leek verlegen met de situatie, maar bleef glimlachen terwijl hij verderging. Op 7 juli ondertekenden allen een brief aan Soekarno waarin zij verslag deden van de gebeurtenissen rond hun komst, excuus vroegen voor veroorzaakte overlast, om een gesprek vroegen en toestemming verzochten naar huis te mogen gaan. Er kwam geen antwoord. Tijdens het lange wachten kreeg Yamin heel wat verwijten te verduren. Op 10 juli ‘s avonds werd opdracht gegeven aan de groep zich klaar te maken voor vertrek, nadat al eerder een naamsregistratie had plaatsgevonden. De schaarse bezittingen werden ingepakt, waarna een uiterst scherpe visitatie volgde. Zelfs de schoenzolen werden losgemaakt op zoek naar eventueel verborgen zaken. Daarna ging het in groepjes van vijf naar de overkant van de straat, naar Fort Vredeburg. De straat was afgezet, het verkeer stopgezet. Met vijftien bewakers, met geweer, pistool en sabel, werd de weg overgestoken.406 Terwijl dus in het paleis dag na dag druk werd overlegd over de nasleep van de coup, zaten in hetzelfde gebouw de ‘medeplichtigen’, die van dit alles niets wisten. In het niet zo grote gebouw kwamen zij tijdens een bewaakt bezoek aan het toilet wel eens iemand tegen die aan dat overleg deelnam. Zo’n pijnlijke confrontatie zal zich meestal zwijgend hebben afgespeeld; pijnlijk zeker, omdat de gevangen leiders nog maar kort tevoren tot de politieke elite behoorden, en Soekarno zelfs als minister hadden gediend. Waarom bleven zij zo lang in het paleis? Wellicht werd het voorshands de enige veilige plaats geacht, met betrouwbare bewaking. En misschien ook werden zij 406 SV 1948:163-4 (verhoor Yamin, 8-3-1948), ook Putusan 1948:57; Yamin 1950:186, 1957:223; SV 1948:204 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948), ook Putusan 1948:61; SV 1948:219 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948), ook Putusan 1948:69; SV 1948:251 (verhoor Pandoe, 15-3-1948); Adam Malik 1947:2030. De verwijten in Adam Malik 1978:171; tegenover Patria Kelana [Hasjim Darif] 1986:122 mondeling door Pandoe Kartawigoena en Ibnu Parna bevestigd; ook in Hanafi 1998:201.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

475

achter de hand gehouden als gijzelaars. Het zou duiden op de onzekerheid bij de regering over een voor haar goede afloop van de nasleep – meer onzekerheid dan achteraf gezien op zijn plaats was. A.K. Joesoef was in Djokja door Soeharto’s troepen gearresteerd. Iwa overkwam hetzelfde in Solo op 3 juli.407 En over de ongewilde hoofdrolspeler Tan Malaka werd bekendgemaakt: ‘Op de avond van 6 juli is Tan Malaka door de bataljonscommandant van Tawangmangoe overgedragen aan de Regering. De regering spreekt zijn waardering uit voor de inzet en het passende optreden van deze bataljonscommandant en zijn troepen.’408 Er vonden op grote schaal arrestaties plaats. Soekarno vond het nodig – er was blijkbaar onrust ontstaan – daarover op 9 juli een verklaring uit te geven, waarin hij deze rechtvaardigde gezien de kritieke situatie. Hij beloofde wel snel onderzoek en vroeg de betrokken ambtenaren hetzelfde te doen. Schuldigen moesten vastblijven, maar onschuldigen snel vrijgelaten.409 De publieke opinie was als belangrijkste bron van informatie op de regeringsverklaring van 5 juli aangewezen. Een snelle reactie kwam van Dewantoro, de door Soedarsono voorgedragen kandidaat-minister van onderwijs. Hij stuurde een open brief naar de pers, waarin hij de vorm van de verklaring kritiseerde. Het opsommen van alle genoemde kandidaatministers wierp ten onrechte een smet op een aantal mensen van wie de naam zonder hun medeweten was opgevoerd. Dat gold ook voor Dewantoro. Dit was onzorgvuldig en overschreed fatsoensgrenzen.410 Een brief van een zo gerespecteerde man vroeg om een officiële reactie. Die kwam de volgende dag. De fout werd ruiterlijk erkend, maar de goede bedoeling verduidelijkt. Die was om aan iedereen duidelijk te maken op welke wijze Tan Malaka en zijn handlangers de namen van vooraanstaande mensen voor eigen doeleinden gebruikten.411 Ook Rooseno en Maramis lieten weten dat hun namen waren misbruikt.412 Van de dagbladen stelde ‘Berdjoeang’ zich onvoorwaardelijk achter de regering: ‘Malang staat achter de regering’. Ook twijfelaars die meer informatie wensten, moesten trouw aan de regering tonen.413 ‘Ra’jat’ vroeg zich 407

Putusan 1948:66 (verhoor Iwa, 11-3-1948); Iwa Kusuma Sumantri 2002:239. Antara, 8-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 8-7-1946; Merdeka, 8-7-1946; Lasjkar, 10-7-1946; ook Raliby 1953:345. 409 Antara, 10-7-1946, in Kedaulatan Rakjat, 10-7-1946; Lasjkar, 10-7-1946, ook Raliby 1953:346. In het volgende hoofdstuk wordt verder ingegaan op de arrestatiegolf na 3 juli. 410 Ki Hadjar Dewantara, ‘Sekadar nasehat’, Kedaulatan Rakjat, 8-7-1946; Antara, 8-7-1946; Berdjoeang, 10-7-1946; Berita Harian, 10-7-1946; Merdeka, 11-7-1946; ook Nasution 1977, III:35960. 411 Kedaulatan Rakjat, 9-7-1946; Antara, 10-7-1946; Al Djihad, 10-7-1946; Merdeka, 11-7-1946; ook Nasution 1977, III:360. 412 Antara, 6-7-1946; Merdeka, 11-7-1946. 413 ‘Kolone ke V’, 5-7-1946; ‘Bersatoe dalam ideologie’, 6-7-1946; ‘Tindakan praktis’, 11-7-1946, 408

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

476

Verguisd en vergeten

af of er een lagere daad bestond dan het eigen volk, dat van niets wist, te misbruiken om landverraad te plegen? Dit geschiedde bij Sjahrirs ontvoering door pemuda die niet wisten dat zij Sjahrir vasthielden. In de huidige periode waren standvastige leiders nodig; de ‘avonturiers’ die hun kansen eerder hadden gekregen moesten verdwijnen. Maar om hun posities te behouden nemen zij hun toevlucht tot roekeloze daden zoals met Sjahrir.414 ‘Penghela Rakjat’ hield het bij een verklaring van trouw aan de regering, die te maken had met NICA-opruiers, salonpolitici en ultralinksen.415 Volgens ‘Ra’jat’ konden, zoals het verleden al had geleerd, alle infiltratie, intimidatie en provocatie de voortgang van de revolutie niet tegenhouden. Integendeel, de krachten bundelden zich achter Soekarno ter verdediging en versterking van de Republik.416 ‘Kedaulatan Rakjat’, ontdaan van zijn redactionele top, was voorzichtig. Van de ‘uitvoerige’ regeringsverklaring die ‘tot in de details gebeurtenissen sinds eind 1945 behandelde’ werd slechts gezegd dat de geschiedenis zal moeten leren hoe betrouwbaar de verklaring en hoe de relatie van Tan Malaka tot de coup waren. Belangrijker was nu de actuele situatie, met een oprukkende vijand, waartegen verzet nodig was; militair verzet, omdat de diplomatie niet tot succes had geleid.417 In ‘Al Djihad’ reageerde de Masjoemi op de gebeurtenissen. In de nieuwe situatie bleef de eis van een coalitiekabinet een hoofdpunt; de machtsoverdracht aan Soekarno bood goede mogelijkheden tot uitvoering.418 Harsono Tjokroaminoto waarschuwde tegen binnenlandse verdeeldheid en onrust,419 maar opmerkelijker was het resultaat van de spoedconferentie van Masjoemi, GPII, Hizbullah en Sabilillah op 7 juli. De daar aangenomen resolutie sprak zijn trouw uit aan Soekarno, maar toonde zich verder onaangedaan door coup en nasleep. In Soedirman werd eveneens vertrouwen uitgesproken en de snelle vorming van een coalitiekabinet werd geëist. Dat nieuwe kabinet zou het overleg met Nederland moeten staken en op voet van gelijkwaardigheid met andere landen moeten omgaan. Spijt werd uitgesproken over de ‘tendentieuze’ regeringsverklaring in een politiek ongewisse periode, waarin de regering door het noemen van politieke leiders deze zonder deugalle in Berdjoeang. 414 Ra’jat, 6-7-1947, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-22(26-6/3-7-1946):485. 415 Penghela Rakjat, 11-7-1946. Het pas gelanceerde dagblad Berita Harian in Cheribon schreef een neutraal commentaar: Sar. [Saroehoem], ‘Coup d’etat’, Berita Harian, 8-7-1946. 416 R.St. Palindih in Ra’jat, 11-7-1946, zoals samengevat in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-23/24(3/17-7-1946):498 en 1-25(18/30-7-1946):6-7. 417 ‘Djangan ajal lagi’, Kedaulatan Rakjat, 9-7-1946. 418 S.W. [Soekiman], ‘Keadaan baroe’, Al Djihad, 5-7-1946 (commentaar op de bijeenkomst van Soekarno en politieke partijen van 4 juli); ‘Minta perhatian sepenoehnja’, Al Djihad, 9-7-1946. 419 H.T. (Harsono Tjokroaminoto?], ‘Djaman fitnah’, Al Djihad, 6-7-1946; H.T. (Harsono Tjokroaminoto?], ‘Membelokkan perhatian’, Al Djihad, 10-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

477

delijk onderzoek als betrokkenen aanmerkte. Tot slot werd geprotesteerd tegen arrestaties op onvoldoende gronden, als in de koloniale tijd. Spoedige berechting of snelle vrijlating met officiële verontschuldiging dienden te volgen.420 De PNI-Partijraad stuurde een verklaring uit waarin werd gesteld dat de PNI niet was betrokken bij ontvoering en staatsgreep, dat de PNI-leden die waren genoemd door de coupplegers niet waren gearresteerd – en dus niet waren betrokken, was de suggestie. De PNI betreurde de bekendmaking van regeringszijde van namen van personen van wie niet vaststond dat zij bij de staatsgreep waren betrokken. En tot slot was de partij bereid de president te steunen bij de vorming van een nieuw kabinet.421 De PBI liet in de openbaarheid niet van zich horen. Ook de PKI liet zich horen, via de radio. In gematigde bewoordingen werd de coup veroordeeld, die slechts in de kaart van de Nederlanders zou spelen. In defensieve toon verdedigde de PKI zijn huidige opstelling achter de regering; dat was een eigen koers en tactiek, die uiteindelijk naar een communistische Republik moest leiden. Maar voorshands was eenheid het parool.422 ‘Merdeka’ in Djakarta stelde zich in eerste instantie ronduit op achter de rege­ring en tegen de ‘woordprofeten en vijfde colonne’,423 maar evolueerde van een afgewogen historisch overzicht424 naar een zeer kritisch commentaar. Dewantoro’s open brief en de Masjoemiresolutie vormden daarbij inspiratiebronnen. Niet alleen Dewantoro, maar ook Maramis, Soepomo, Rooseno en Soekiman waren in hun goede naam geschaad door de polemische regeringsverklaring, waarin de regering als officier van justitie en rechter optrad. ‘Merdeka’ noteerde hierbij dat Moh. Natsir – Masjoemilid – de verantwoordelijkheid droeg voor de verklaring. Tegen de willekeurige arrestaties werd stelling genomen – wist hoofdredacteur B.M. Diah dat hij zelf op een arrestatielijst had gestaan? – en Soekarno werd om ingrijpen gevraagd. De regering diende kalm te handelen om tweedracht te vermijden.425 420 Al Djihad, 9-7-1946; Antara, 10-7-1946; Kedaulatan Rakjat, 10-7-1946; Merdeka, 10-7-1946; Berita Harian, 13-7-1946. De spoedconferentie werd aangekondigd in Antara, 3-7-1946; Merdeka, 4-7-1946 en Kedaulatan Rakjat, 6-7-1946, op een tijdstip dat coup en regeringsverklaring nog niet openbaar bekend waren. De aanleiding dan zal Soekarno’s besluit no. 1 zijn geweest. In Al Djihad werd met ‘Kebidjaksaan pemerintah’ (11-7-1946) en AGIS., ‘Menjatoekan haloean dan pendirian’ (12-7-1946) de Masjoemi-opstelling ondersteund. De GPII-periodieken Boelan Sabit in Solo (no. 32, 13-7-1946) en Djiwa Islam in Djokja (1-5, 15-7-1946) steunden de resolutie. 421 De verklaring, zonder datering, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-23/24(3/17-71946):504-5. 422 Overgenomen als ‘Samboetan PKI dimasa genting’, Bintang Merah 1-6(15-7-1946):3-4; ook in Madjallah Api 1-3/5(12-9-1946):10-1, 18. 423 ‘Pembersihan’, Merdeka, 5-7-1946; ‘Menoedjoe toedjoean’, Merdeka, 6-7-1946, beide ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-23/24(3/17-7-1946):496-7. 424 ‘Menoleh kebelakang’, Merdeka, 8-7-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 123/24(3/17-7-1946):496. 425 ‘Perloe kebidjaksaan’, Merdeka, 11-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

478

Verguisd en vergeten

Het beproefde middel van de telegrammen van trouw werd ook weer ingezet, maar bereikte niet de eerdere schaal.426 De vice-gouverneur van Sumatra, A.K. Gani, ­mengde zich ook in het debat, vierkant achter Soekarno, Hatta, Sjahrir en Amir en met een opsomming van meer dan tien denigrerende benamingen voor de gearresteerde leiders: politieke acrobaten, steriele agitators, impotente leiders, strebers, politieke charlatans en nog een paar meer. De ‘potentiële landverraders’ (Nederlands) moesten zwaar en snel worden gestraft. In een pantoen, tot slot, betuigde Gani zijn trouw aan de regering.427 Soedirman had zich op 3 juli niet ten onrechte beroepen op de gespannen situatie in Solo, toen hij weigerde meteen naar Djokja te komen. Na de berichten over Sjahrirs ontvoering in Solo waren Pesindo-eenheden uit OostJava – vijfhonderd man sterk en zwaar bewapend – de stad binnengetrokken en hadden een aantal belangrijke gebouwen bezet. Zij verrichtten arrestaties, ontwapenden strijdkorpsen en namen posities in bij legerposten. Zij bleven in hun posities ook na de vrijlating van Sjahrir. Soedirman had op 4 en 5 juli veel moeite om de situatie te sussen en onderlinge strijd te voorkomen. Dat lukte; een commissie uit alle partijen werd gevormd en een massademonstratie op 10 juli, met honderdduizend deelnemers volgens de pers, betuigde zijn trouw aan de president.428 Een week na Soedarsono’s actie had de regering bij het opmaken van de balans reden tot tevredenheid. De staatsgreep was afgewend, Soedirman in het gareel gebracht en politieke tegenstanders waren uitgeschakeld. De publieke opinie leek zich in overgrote meerderheid achter de regering te scharen, mede dankzij de juridisch bedenkelijke, maar publicitair succesvolle regeringsverklaring. De gelederen werden gesloten en de omstreden tegenvoorstellen verdwenen als conflictstof tijdelijk naar de achtergrond. Soekarno’s terugkeer naar de hoogste politieke macht, al ingezet na de KNIP-zitting in Solo, werd 426

Bijvoorbeeld Kedaulatan Rakjat, 8-7-1946. Kedaulatan Rakjat, 10-7-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 1-23/24(3/17-71946):497 en Nasution 1977, III:372-3. 428 Rinto Alwi, ‘Tindakan selajang pandang’, Merdeka, 8-, 9- en 10-7-1946; ook in Ra’jat, 8-, 9- en 10-7-1946 onder de titel ‘Membasmi kontra-revoloesi’. Verslag van de demonstratie in Antara, 11-7-1946. Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 2, in KITLV, CollectieLeclerc, H 1327-286, noemt het oprukken van de Oost-Javaanse Pesindo ook, evenals Hanafi 1998:198. Rinto Alwi verschaft de informatie over de toestand in Solo begin juli; wat hij over de staatsgreep verder zegt, bevat niets nieuws. Over de toestand in Solo verder Adam Malik 1947:68; Kedaulatan Rakjat, 6-, 9- en 10-7-1946; Lasjkar, 10-7-1946; Merdeka, 12-7-1946; H.T., ‘Reflections on the “coup d’état” that failed’, Voice of Free Indonesia 1-27(27-7-1946):7-10; ‘De dubbele krisis in de Republikeinsche regering’, NEFIS-periodiek 13, p. 5, in ARA, CMI AA 19; Nasution 1977, III:343. Nasution verhaalt dat generaal Moestopo toen hij op het station van Solo werd aangehouden door de Pesindo, de handgranaat die hij altijd bij zich had tevoorschijn haalde en deze dreigde te laten ontploffen. Het hielp en hij mocht vertrekken. Aboe Bakar Loebis 1995:188-9 bevestigt dat de ‘excentrieke’ Moestopo deze granaat altijd bij zich droeg. 427

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

479

officieel bezegeld. Politici uit regering en oppositie stemden hiermee in; meer dan ooit belichaamde hij de eenheid van de Republik. Nederlandse reacties De Nederlandse minister van overzeese gebiedsdelen, J.H.A. Logemann, vroeg op 30 juni per codetelegram aan Van Mook wat deze wist van de aanhouding van Sjahrir, alsmede de dictatuur van Soekarno.429 Hij reageerde daarmee op de eerste persberichten hierover die Nederland bereikten. Van Mook stuurde dezelfde dag twee telegrammen retour. Zijn informatie was onvolledig, meldde hij. Sjahrir zou met anderen zijn opgesloten in een of twee huizen in Solo. ‘Ten aanzien van de daders varieeren de berichten tusschen aan den eenen kant volgelingen van Soebardjo en Tanmalakka en aan den anderen kant “Pemoeda’s” ‘. De eerste idee, dat sprake was van verschil van mening tussen Soekarno en Sjahrir, lijkt daarmee onjuist, maar zeker was dat nog niet.430 In de ministerraad van 1 juli deelde Logemann dit mee, alsook dat Soekarno de ontvoering van Sjahrir had afgekeurd en deze weer vrij was.431 Op 2 juli telegrafeerde Van Mook dat inderdaad Soebardjo en Tan Malaka achter de ontvoering zaten. Arrestaties in Djokja en Solo vonden ‘vrij uitgebreid’ plaats. Als Sjahrir het conflict wint ‘zal hij aanzienlijk sterker staan dan tevoren, terwijl Soekarno zich inderdaad achter hem schijnt te hebben gesteld’.432 Op beleidsniveau was er hierna voor de coup geen directe aandacht; interne politieke aangelegenheden van de Republik kregen daar weinig serieuze aandacht. De NEFIS publiceerde in augustus zijn analyse van de gebeurtenissen.433 De feiten worden correct weergegeven; de regeringsverklaring gevolgd, ook in zijn interpretatie. De schuld wordt bij Tan Malaka gelegd. In deze weergave wordt slechts de fout gemaakt Sjahrirs komst op 3 juli naar het paleis in Djokja, met lijfwacht, als doorslaggevend in de uitslag van de machtsstrijd Soekarno-Soedarsono aan te wijzen. Dat leverde dan het militaire overwicht op in de impasse.434 De NEFIS concludeerde terecht dat de regering twijfelde aan de loyaliteit van Soedirman. De dienst had blijkbaar de hand gelegd op een telegram van 3 429

NIB 4:550. NIB 4:551. 431 NIB 4:590. 432 NIB 4:594. Nog in 1949 schreef Van Mook dat Tan Malaka ‘ofschoon “gevangen” de leiding’ had (Van Mook 1949:140). 433 ‘De dubbele krisis in de Republikeinsche regeering’, NEFIS-periodiek 13, pp. 1-10, in NA, CMI AA 19. Ook door Anderson 1972 aangehaald als L.N.H. Jungschlaeger, ‘The double coup’. 434 Dit is waarschijnlijk ontleend aan de weergave van de gang van zaken door H.T., ‘Reflections on the “coup d’état” that failed ‘, Voice of Free Indonesia 1-27(27-7-1946):7-10. 430

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

480

Verguisd en vergeten

juli van Soekarno aan commandant Nasution van de eerste divisie in West-Java waarin deze vroeg ‘slechts zijn bevelen op te volgen, en hem te steunen, aangezien de opperbevelhebber een staatsgreep in den zin zou hebben’. Op 4 juli werd het telegram gerectificeerd; voor opperbevelhebber moest Soedarsono worden gelezen.435 In de nacht van 3 juli vonden ‘in groote geheimzinnigheid’ besprekingen plaats. Soedirman steunde daarna Soekarno. In zijn conclusies ziet Jungschlaeger een ‘definitieve omzwenking’ in radicale richting. Daarvoor is de ‘dictatuur van Soekarno’ verantwoordelijk, waarmee Sjahrirs machtspositie is beëindigd. De analist zag de ‘dictatuur’ niet als tijdelijk, maar als een terugkeer naar de situatie vóór het kabinetSjahrir. Soekarno’s ‘weifelende en afwachtende’ houding van 27 juni tot 3 juli kwam voort uit zijn eigen radicale sympathieën en onenigheid met Sjahrir. In hoofdletters was dan ook de slotsom: ‘De labiele politieke verhoudingen hebben de Republiek doen terugkeeren naar de eenige sfeer, waarin zij kan bestaan, naar de dictatuur’. Niet voor het eerst, en niet voor het laatst speelde het onvermogen in Nederlandse kring om Soekarno onbevooroordeeld aan zijn daden te toetsen de schrijver parten. Daardoor ook ging zijn analyse in de fout. Maar wellicht was het ook niet mogelijk in het heersende politieke klimaat dat bij de inlichtingendienst iemand zou worden gehandhaafd die anders over Soekarno schreef. Overdijkink, hoog ambtenaar in Batavia, die twee boeken schreef waarin voor het Nederlandse publiek ook inzicht werd geboden in de interne verhoudingen in de Republik, en die daartoe ook materiaal van de inlichtingendienst bevatte, volgt klakkeloos de regeringsverklaring van 5 juli.436 Een nota van de Regerings Voorlichtings-Dienst, voor een breder publiek dus, concludeerde in juni 1947: Hiermede is dan een einde gekomen aan dezen vorm van communistische infiltratie. Het is duidelijk dat Tan Malakka zeer tactvol zijn beweging in die richting stuurde en ook ongetwijfeld zijn positie in voor hem gunstigen zin zou hebben weten uit te buiten. Hij overschatte echter de kracht van zijn organisatie en haar discipline en dit werd hem bij de ontvoering van Sjahrir noodlottig. Intusschen was daarmede aan de communistische activiteit als zoodanig geenszins een einde gekomen. Immers, daar was nog altijd de P.K.I.437

435

In Nasution 1977, III:343 wordt een radiogram van 2 juli genoemd uit Djokja aan zijn divisie waarin werd vermeld dat Soedirman in actie zou komen, en de steun van zijn divisiecommandanten vroeg. Toen nadere informatie werd gevraagd bij het legerhoofdkwartier in Djokja zei men daar van niets te weten. Het radiogram werd als vervalsing aangemerkt. Ging het om hetzelfde telegram, dat later werd ‘aangepast’ en als vervalsing onschadelijk gemaakt? 436 Overdijkink 1946:106-7, 1948:27-8. 437 Regeerings Voorlichtings-Dienst, ´Communisme in Indonesië’, Batavia, juni 1947, p. 8, in KITLV, Collectie-Vermeulen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

481

De Australische regering werd geïnformeerd door R.C. Kirby, die naar Java was gestuurd om de dood van een aantal Australische militairen te onderzoeken. Hij stond op goede voet met Sjahrir en ontmoette in Djokja Soekarno en Amir, kort na 3 juli. De laatsten vertelden hem dat although a large number of arrests had been made, many more were still expected. They said Tan Malaka’s organization in East Java was larger and more powerful than they expected, and that they had seized a large quantity of jewels and gold which formed the capital of the organization. They expected all arrests to be made within one week.

Verder zei Amir dat hij bewijs had dat Soebardjo in zijn machtsgreep de steun had van Nederland. Deze (des)informatie leek bedoeld om Australië goedgunstig te stemmen, de eigen gematigdheid te benadrukken en met het opblazen van de kracht van de tegenstander de eigen zwakte te maskeren.438 Het communistische dagblad ‘De Waarheid’ meldde op 1 juli de ontvoering en de mogelijke betrokkenheid van Tan Malaka, en besteedde er meteen een commentaar aan: ‘De vijfde colonne’. De ‘ultra-radicale kringen rond Tan Malaka’ die door de Republik uit het politieke leven zijn verwijderd hebben nu hun toevlucht genomen, ‘zoals het overal in de wereld is gegaan’ tot ‘politiek gangsterdom’.439 De regeringsverklaring werd opgenomen, en een paar dagen later werden conclusies getrokken. Het Volksfront, waarin Tan Malaka getracht heeft de ‘politiek van de bamboespeer’ door te voeren, is nu aan een natuurlijke dood gestorven. Tan Malaka, de vader van het Indonesische Trotskisme en, onder het mom van eenheid, gangmaker van het Volksfront, wilde van geen onderhandeling met de Nederlandse regering weten. Niet onderhandelen, maar vechten is zijn leus. [...] De belangrijke partijen, die dit spel van politieke zelfmoord doorzagen, zijn uit het Volksfront getreden en hebben zich aaneengesloten in de Nationale Concentratie.440

In het PI-blad ‘Indonesia’ volgde Soehoenan Hamzah de officiële weergave – in een artikel dat met ‘De vijfde kolonne’ dezelfde titel droeg als het commentaar in ‘De Waarheid’. Yamin was al voor de oorlog een ‘splijtzwam’, Iwa en Soebardjo waren doelwit in Perdjoeangan kita van Sjahrir. Tan Malaka had zijn eigen doeleinden met het Volksfront. De Nationale Concentratie maakte 438 Kirby Papers, 18-7-1946, no. 164, in Australian National Library, Canberra; als cablegram Kirby, 20-7-1946 in NAA, A5954/1-2273/1; ook in D’Alpuget 1977:59-60, 263-4. 439 AJK [A.J. Koejemans], ‘De vijfde colonne’, De Waarheid, 1-7-1946. 440 De regeringsverklaring in De Waarheid, 3- en 9-7-1946; ‘”Partai Komunis Indonesia” in de Indonesische Republiek; Stap voor stap wordt de vijfde kolonne teruggedrongen’, De Waarheid, 12-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

482

Verguisd en vergeten

het Volksfront overbodig. Een coup volgde, waarmee de reactionairen in de kaart werden gespeeld.441 Ter rechterzijde werd even hard geoordeeld. Van ‘een crisis in de chaos’ werd Sjahrir het slachtoffer, ‘of liever hij werd hoofdpersoon in een voor kinderen genoeglijke operette of tragicomedie, die van staatkunde zoo ver af staat als de Repoeblik van een staat’. Sjahrir werd ontvoerd, ‘aangezien voor een Nederlandsch spion, voor een NICA-agent. In de oogen van Tan Malaka, die weer op vrije voeten gekomen is en die met dezen staatsgreep het presidentschap van de Repoeblik hoopte te grijpen, is hij dat ook wel.’ Het resultaat is dat Soekarno zich tot dictator maakt. ‘Handelde Soekarno thans uit ijdelheid, uit zelfbehoud? Hijzelf vond het moment voor honderden, ja voor duizend jaar beslissend voor de Repoeblik. Als Hitler. Hij verklaarde dat hij en Sjahrir één zijn. Ze zijn ten slotte ook één met Tan Malaka. Het is alles één, allen zijn adepten in de onderlinge groote knoeiboel van roof en moord en ontvoeringsperkara’s.’442 In ‘Het Dagblad’ verscheen een lang commentaar dat vrees en fascinatie voor Tan Malaka bijeenbrengt. In deze voor Indië zo sombere en roerige dagen verschijnt weder ter politieke tonele de schilderachtige, zeer uitzonderlijke figuur van Datoek Ibrahim gelar Tan Malaka. Dat deze man zo gevreesd wordt door zijn tegenstanders van de ‘republiek’ is niet zonder reden. Want als er in de verwarring van het ogenblik één man is, met wie men èn vanwege zijn persoonlijkheid èn vanwege zijn aanhang ernstig rekening heeft te houden, wat betreft mogelijke verrassingen in de nabije toekomst, dan is het Tan Malaka. Deze in Nederland opgevoede Sumatraan steekt met hoofd en schouders ver uit boven zijn omgeving. Scherpzinnig beoordelaar van mensen en dingen, begaafd spreker, fanatiek agitator met een fijne politieke neus en uitnemend propagandist, verstaat hij als geen ander in het gemengde gezelschap, waarin hij zich thans bevindt, de kunst om een revolutionaire situatie zo volledig mogelijk uit te buiten voor zijn communistische doeleinden. Wie niet eerst sedert het uitroepen van de ‘republiek’ onder de Indische palmen wandelt vindt in de gevangene van Tawangmangoe een oude bekende terug. De principiële strijder voor het Leninisme in deze gewesten maakte zijn debuut in de praktische politiek ongeveer een kleine dertig jaar geleden. Reeds dadelijk trok hij de aandacht vanwege de merkwaardige eigenschappen, waarover hij beschikte om zijn auditorium, dat aan zijn lippen hing en hem blindelings volgde, te fascineren. Was het te verwonderen dat Tan Malaka reeds vroeg onze overheid met zorgen vervulde? Meeslepend was zijn woord, welberekenend en op brede basis zijn actie, die het communisme in Indië reeds in de twintiger jaren een geduchte concurrent deed worden van het in die tijd min of meer godsdienstig gerichte 441

S. Hamzah, ‘De vijfde kolonne’, Indonesia 17-6(13-7-1946). V.d. Ende 1946:170-1. Deze ‘analyse’ werd van een voorwoord voorzien door de marineopperbevelhebber admiraal C.E.L. Helfrich, die het aanbeval als ‘beknopt, zaakrijk’ en een ‘uitnemend pleidooi voor een uitnemende zaak’. Een neutraal overzicht uit dezelfde hoek: Feuilletau de Bruyn 1947:15-6. 442

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

483

nationalisme, dat zich belichaamde in de S.I. Tan Malaka, innig geassocieerd met de fel rode agitators van een verleden, dat ons nu zo lang geleden toeschijnt, een Semaun, een Alimin, een Bergsma, een Najoan, stichtte ergens in Oost-Azië de organisatorische kern van een communistische ‘Partij Republiek Indonesia’. Want Tan Malaka had intussen het land verlaten om zich aan internering te onttrekken. Met Moskou als centrum, ontwikkelde Tan Malaka een gevaarlijke ondergrondse activiteit, welke zich over zowat geheel OostAzië uitstrekte. Het voornaamste doel bleef echter: de communistische revolutie in Nederlands-Indië. Krachtig werd hij daarbij gesteund door de heren van het Kremlin. Evenals Semaun had Tan Malaka vertrouwelijke relaties met de leiders der Derde Internationale. Nooit is evenwel met zekerheid bekend geworden wat deze rusteloze volksmenner in Rusland en China achter de schermen der communistische wereldpolitiek precies verricht heeft. Maar evenmin heeft er ooit enige twijfel bestaan, dat hij, misschien zelfs meer dan Semaun, op grote schaal internationale betrekkingen heeft aangeknoopt ter voorbereiding van het grote werk dat hij met grimmige vastbeslotenheid voornemens was eens in zijn geboorteland te verrichten. En thans acht Sjahrir’s meest gevaarlijke tegenstander het ogenblik gekomen om zijn slag te slaan. Hij ondernam een staatsgreep, die echter mislukte. Althans voor het ogenblik. Wij weten echter niet over welke aanhang hij beschikt en hoe de werkelijke verhoudingen in de republikeinse kringen te Solo liggen. Het terrein is er zeer onoverzichtelijk en de mogelijkheden zijn er blijkbaar nog niet uitgeput. Het is vrijwel zeker, dat Tan Malaka niet alleen rekent op degenen, die hier te lande achter de vaan van de opstand lopen, maar dat hij zich verzekerd heeft van de stille steun van grootmachtigen buiten de grenzen. In het rapport van de commissie-Van Poll kan men lezen, dat de opstellers beweren de bewijzen in handen te hebben van de betrekkingen, die bestaan tussen de communisten van het Volksfront op Sumatra en de bolsjevistische organisaties in het buitenland. De gedachten gaan bij het vernemen hiervan in de eerste plaats uit naar de waterkant der Australische havens en naar China en de Sovjetunie. Er is de haast historisch geworden rode keten, die zich van Singapore uitstrekt naar Moskou, via Shanghai en Yenan, als de oostelijke ‘levenslijn’ van de communistische Internationale. Wie de gebeurtenissen hier te lande slechts meent te kunnen zien als hevige uitingen van een integraal nationalisme, dat zich in staatkundige vorm tracht te verwezenlijken, miskent de werkelijkheid. Daarmede parallel lopende, daar tegen ingaande zelfs, hier openlijk, daar meer in het verborgene, is de communistische stroming, die het revolutionaire nationalisme hoogstens als middel wenst te aanvaarden, maar zijn doel ten enenmale afwijst. Tan Malaka, die zijn interneringskamp ‘ergens in Midden-Java’ tijdelijk had weten te ontvluchten, is sedert enige dagen weder de gevangene van de ‘republikeinse regering’. Betekent dit, dat hier, op Java en Sumatra, zijn rol is uitgespeeld? Het is nauwelijks te geloven. Wat zich als ‘extremisme’ aandient, maar dat in feite een soort van nationaal-communisme is, is zeker nog niet uitgeschakeld door de arrestatie van Tan Malaka na diens mislukte coup de main. Deze man blijft een even groot gevaar, nu en straks, voor allen, die weigeren dit land aan de chaos overgeleverd te zien worden.443 443

J., ‘Tan Malaka’, Het Dagblad, 10-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

484

Verguisd en vergeten

In de rechtse Indische pers in Nederland werd een complotheorie gelanceerd, door ´iemand die in zijn langjarige practijk heeft geleerd wat “Aziatische arglist” betekent’. Soekarno had zelf de hinderlaag geënsceneerd om zich dictatoriale macht toe te eigenen.444 In Nederland kon Tan Malaka slechts op de, niet op prijs gestelde, sympathie rekenen van ‘De Tribune’, het weekblad van de RevolutionnairCommunistische Partij, Nederlandse sectie van de Vierde Internationale. Het blad twijfelde aan Tan Malaka’s ontvoerdersrol. ‘We kennen echter Tan Malaka als een ervaren communist, die het Leninisme in de strijd tegen de koloniale rovers steeds trouw is gebleven. De gevangenissen van Indonesië, China, Birma, de Philippijnen en Malakka zijn even zovele getuigen voor zijn onverbrekelijke trouw aan de zaak van de bevrijding der koloniale volkeren.’ De schrijver wist overigens niet of Tan Malaka het program van de Vierde Internationale onderschreef; hij hoopte het en koos vóór Tan Malaka.445 Twee weken later stelde het blad zich vooral vragen over de staatsgreep. Was het een ‘in elkaar gezette komedie’ om met links af te rekenen? Aanwijzingen daartoe waren er volop. Het artikel besloot met een sneer naar de stalinisten: ‘De Waarheid’ moest zich in allerlei bochten wringen om Tan Malaka als extremist af te schilderen.446 Geschiedschrijving Thompson en Adloff waren in hun beknopte verslag van de gang van zaken voorzichtig: volgelingen van de sinds maart 1946 gearresteerde Tan Malaka en collega’s waren verantwoordelijk voor ontvoering en coup.447 Kahin schreef met zijn in 1952 verschenen Nationalism and revolution in Indonesia een overzicht van de revolutiejaren dat de status van standaardwerk bereikte. Zijn verslag gebaseerd op een verblijf in Indonesië in 1948 en 1949 is voor het eerste jaar van de Republik vooral gebaseerd op interviews, waarin de informanten historische feiten en politieke opportuniteit vrijmoedig zullen hebben gemengd, en Kahin de feiten en visie van de gouvernementele, pro-Sjahrir-aanhang vrijwel volledig volgt, zonder dit overigens te verantwoorden.448 Zijn verslag van de ontvoering en 444

‘Een opzettelijk geënscèneerde truc’, Het Laatste Nieuws uit Indië 1-30(5-8-1946):2. In het volgende nummer werd het Engelse blad Time and Tide aangehaald dat hetzelfde schreef (‘De betrekkingen van Soekarno met het banditisme’, Het Laatste Nieuws uit Indië 1-31(8-8-1946):1. 445 W.B., ‘Sjahrir’s rol in Indonesië’, De Tribune 4-97(6-7-1946). 446 ‘Herstel van Nederlands gezag buiten Java en Sumatra’, De Tribune 4-99(20-7-1946). 447 Thompson en Adloff 1950:176. 448 Voor een deel zullen Kahins informanten anonimiteit hebben geëist, maar dit zal wel niet voor allen hebben gegolden.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

485

coup449 is dientengevolge vaak onnauwkeurig, soms foutief, en in zijn analyse gekleurd. Kahin had beter kunnen weten. In één van zijn schaarse bronvermeldingen verwijst hij naar de aanklacht van het proces-Soedarsono c.s. voor het Hoog Militair Gerechtshof in 1948. Lezing van de Antaraverslagen van het proces en Yamins Sapta Dharma had hem behoed voor een hele serie fouten in zijn weergave: met de ontvoering wilden de ‘revolutionairen’ de kabinetsreorganisatie voor zijn – de opschudding rond de tegenvoorstellen blijft geheel ongenoemd – Tan Malaka en zijn lotgenoten werden op 27 juni uit een Solose cel bevrijd door Soedarsono, het kritiekloos volgen van de regeringsverklaring van 5 juli; de ontvoering van Amir in Solo door de Barisan Banteng. Soedirmans rol wordt als neutraal geschetst, zijn steun aan Soedarsono als onduidelijk. Pas het binnenrukken door Pesindotroepen van Solo, en de opmars van Siliwangitroepen uit West-Java naar Djokja, waarvan de Mobiele Brigade al op 29 juni in de stad zou zijn gearriveerd zou hem, uit vrees voor een burgeroorlog, aan de zijde van de regering hebben gebracht.450 In ruil voor zijn steun zou hij waarborgen hebben verkregen dat zijn machtige positie onaangetast bleef. Kahin zou twintig jaar lang de norm stellen, en zijn visie op de coup van 3 juli, met Tan Malaka in de rol als inspirator, werd wijd en zijd overgenomen.451 In het voorwoord bij de zoveelste herdruk van 1970 ging Kahin kort in op de kritiek op zijn werk, waarin hij een zekere mate van eenzijdigheid erkent, en de vele onderwerpen noemt die in de geschiedschrijving van de Indonesische Revolutie onderbelicht zijn gebleven: ‘scarcely anything has been written concerning Tan Malaka, Amir Sjarifuddin, and general Sudirman – important men whose lives and character have been all too little understood’.452 Een eigen geluid liet Alers’ Om een rode of groene merdeka horen. Hij had wel de processtukken van 1948 bestudeerd, en haalt daaruit het nodige aan – overigens verschaft hij nergens bronvermeldingen, en bevat zijn verslag een aantal slordigheden en fouten. Hij ziet in de gang van zaken een ‘machi449

Kahin 1952:187-92. Voor de opmars van troepen van de Siliwangidivisie, die toen overigens nog niet zo heette, zijn in de geschriften van hun commandant Nasution geen aanwijzingen te vinden. De enige bron waarin dit wordt genoemd is H.T., ‘Reflections on the “coup d’état” that failed’, Voice of Free Indonesia 1-27(27-7-1946):7-10, waar deze spreekt van een oprukken naar Solo. 451 Schulte Nordholt 1959:395; Fischer 1959:94-5; Van ‘t Veer 1964:66-7; Abu Hanifah 1972:2045; Palmier 1973:125-6; Brackman 1963:50-1. Muhaimin 1982:40-7 volgt nog Kahin, en kent Andersons boek niet. Saleh As’ad Djamhari 1971:45-8, 1979:45-7, in het leerboek over de legerhistorie voor officieren, had oog voor nuance en wees op de sympathie voor Tan Malaka’s minimumprogramma en zijn afwijzing van de diplomatie. Maar de arrestaties van maart 1946, de ontvoering van Sjahrir en de 3-juli-affaire worden beschreven met Tan Malaka en de PP in de negatieve rollen. Soedirman bleef ongenoemd. De regeringsverklaring van 5 juli wordt gevolgd in Ray 1967:84-5; Slametmuljana 1969:221-2; Soebagijo 1979:59-61 (met kanttekeningen). 452 Deze Preface zoals overgenomen in Kahin 2003b:xxi-xxiii, citaat op p. xxiii. 450

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

486

avellisch spel’ van Soekarno en Soedirman, ten koste van Sjahrir, en een afrekening met Tan Malaka. Curieus is dat hij aanhaalt dat Sjahrirs ontvoering al op 27 juni door de Nederlandse radio werd omgeroepen, dus nog voordat zij had plaatsgevonden – de parallel met de arresten in Madioen op 17 maart is opvallend. Ook meldt hij dat Tan Malaka op 3 juli in Djokja was en daar toevallig Sjahrir ontmoette; de verbaasde Sjahrir eiste vervolgens arrestatie van de coupplegers.453 Alers maakte geen school met zijn werk: in het Nederlands, verschenen bij een obscure uitgever en hij zelf was een buitenstaander. In Nederland was de belangstelling voor het onderwerp – een postkoloniaal trauma – bijna nihil. Sukatmo’s omvangrijke doctoraalscriptie, al uit 1964, noemt Kahin niet éénmaal. Hij baseert zich op de toen beschikbare Indonesische literatuur: Yamins Sapta Dharma, Tan Malaka’s Dari pendjara ke pendjara en Thesis, Nasutions Tentara Nasional Indonesia en Emzita’s documentenverzameling. De scriptie blijft vooral een algemeen overzicht van het conflict PP-PS. Kranten en interviews zijn niet benut; vooral dat laatste was een gemiste kans. Tan Malaka kreeg overigens wel uitgebreid aandacht en werd ruimschoots aangehaald. Aan een eigen oordeel waagde Sukatmo zich niet. Masjhudi Jusuf had in zijn scriptie (1969) geen moeite te oordelen. Alle schuld lag bij de oppositie in een op beperkte bronnen gebaseerd selectief verslag. Supriyanto deed het in 1984 veel beter. Zijn voornaamste bron vormde Anderson. Hij had oog voor de onduidelijke rol van Soedirman op 3 juli, die pas laat koos voor steun aan der regering. Wèl noemt hij de affaire een complot van Tan Malaka waartegen de regering haar gezag inzette. Legge’s biografie van Soekarno (1973) maakt zich in een afgewogen betoog los van Kahins vertekende beeld van de 3-juli-affaire, zonder overigens het uitgebreid raadplegen van bronnen hierover. Die bronnen werden wel benut door Anderson (1972) die in staat was een evenwichtig beeld van de gang van zaken te verschaffen. Tan Malaka werd rechtgedaan – misschien wel te veel – en Soedirmans rol met al de daaraan verbonden vraagtekens besproken. In zijn verslag van de feiten had Anderson meer gebruik moeten maken van gegevens uit het Stenografisch Verslag, terwijl er geen verontschuldiging is voor het niet-gebruik van het in 1949 gedrukte vonnis, en Yamins verdedigingsrede. Hiermee had hij toen al een aantal vraagtekens kunnen oplossen. Vijfentwintig jaar later zijn inmiddels wel alle bronnen toegankelijk en kunnen de gegevens daaruit worden gerangschikt tot een verslag, waarin niettemin een aantal gebeurtenissen wel altijd in raadselen zal blijven gehuld. Een snelle gebruiker van Anderson was Castle die in zijn doctoraalscriptie Sjahrir en Tan Malaka naast elkaar zet. Zijn conclusies zijn verrassend. Zijn sympathie ligt bij Tan Malaka omdat diens programma ‘clearly 453

Alers 1956:118-26.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

487

shows a great concern for constructive social change, along with practical means of implementation’. Over Sjahrir is hij negatief. ‘[T]he heritage of Indonesia’s acknowledged leading democrat was one of secret arrests, arbitrary imprisonments and stifling of dissent.’454 Andersons boek werd nu de gezaghebbende informatiebron over de 3-juli-coup.455 Pas in de jaren zeventig verscheen Nasutions elfdelige werk Sekitar Perang Kemerdekaan Indonesia dat in hoofdzaak in de jaren 1952-1955 werd samengesteld. Zijn verslag van de 3-juli-affaire is uitgebreid, feitelijk en baseert zich vooral op de processtukken, terwijl daarnaast een flink aantal verklaringen en redes in hun geheel is opgenomen. Er is weinig aan te merken op zijn verslag.456 Er zijn echter twee opmerkelijke lacunes. Het gesprek van Soedirman en Soedarsono in de vroege morgen van 3 juli, waar Soedirman opdracht gaf naar het paleis te gaan, blijft ongenoemd, terwijl het bezoek van Soedarsono en Joesoef aan Solo wel wordt vermeld.457 Ook Soedirmans komst naar Djokja in de middag van 3 juli blijft onvermeld, en dus ook het overleg tussen regering en legerleider over het vervolg op Soedarsono’s optreden.458 Deze onderwerpen lagen blijkbaar te gevoelig. Soedirman staat op één van de hoogste plaatsen in het pantheon van Indonesische helden; een onbevooroordeelde discussie over daden, die van een negatieve interpretatie kunnen worden voorzien, is niet zomaar mogelijk. In de overvloedige biografische literatuur over Soedirman wordt deze episode dan ook vaak vergeten. Een vroege afwijking hierop is de in 1959 door het leger uitgegeven biografie. Deze noemt de moeilijke positie waarin Soedirman belandde als gevolg van zijn goede contacten met alle partijen, waardoor hij een bemiddelende rol kon spelen. Ook in de 3-juli-zaak was hij heel lang ‘neutraal’.459 Uitzonderingen vormen verder Puar (1979), vele malen herdrukt en ook als schoolboek goedgekeurd, dat overvloedig aanhaalt uit Nasutions verslag en daaraan niets toevoegt, en Muhaimin (1982), oorspronkelijk een doctoraalscriptie. Muhaimin laat Soedirman een sleutelrol spelen. Hij maakte de omslag naar steun voor Soekarno en voorkwam zo het uitbreken van een burgeroorlog. Hij liet Soedarsono en zijn politieke vrienden vallen. Dit ging overigens niet ten koste 454

Castle 1972:52. Reid 1974a:94-5; Zainuddin en McKay 1976:247-9 (in hun korte biografie van Tan Malaka); Pluvier 1978:67-9 (met nog gegevens uit Kahin); Sundhaussen 1982:29-30; Bank 1983:188-9; Giebels 1999:417-21. Dahm 1971:124; Ricklefs 2001:274-5 en Van den Doel 2001:146-7 zijn slordig in hun weergave. Dwi Pratomo Yulianto 2005:103-9 voegt weinig toe. Op pp. 107-8 stelt hij zonder veel motivering dat sprake was van een staatsgreep, maar geen militaire staatsgreep. Het leger had immers niet de bedoeling zijn militaire macht in te zetten. Andersons historische visie is het onderwerp van Vedi Hadiz 1992. 456 Nasution 1977, III:321-75. 457 Nasution 1977, III:345-6. 458 Nasution 1977, III:350. 459 Biografi Sudirman 1959:106-7. 455

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

488

Verguisd en vergeten

van zijn machtspositie.460 Toen S.I. Poeradisastra in 1983 een bijdrage leverde in een boekje over Soedirman, samen met Nasution en Roeslan Abdulgani, over diens contacten met de PP – een afgewogen betoog met lange citaten, uit Yamins Sapta Dharma en Soebardjo’s en Iwa’s herinneringen, en veel noten, dat in de kern niet afweek van Andersons verslag – volgde er een officiële reactie. Het boekje werd door de procureur-generaal verboden; dat een auteur met een PKI-verleden – Poeradisastra was het pseudoniem van Bujung Saleh – afbreuk leek te doen aan Soedirmans status zal hierbij geen geringe rol hebben gespeeld.461 In dit boekje laat Sides Sudyarto (1983, 2004) de tweeëenheid Tan Malaka-Soedirman eindigen op 3 juli als Soedirman zwijgt en niets doet om de vrijlating van de PP-voorlieden te verzekeren, zoals hij eerder wel succesvol ingreep in Solo om de BB-leiders vrij te krijgen. Waarom was Soedirman loyaal aan Soekarno? Hij kon rekenen op de steun van een groot deel van leger en strijdgroepen. Zag hij Soekarno als onmisbaar, of als de personificatie van de staat waaraan hij trouw was? Het boekje van Kartasapoetra en Darmawan (1982) over de 3-juli-zaak uit ‘het oogpunt van recht en geschiedenis’ blijft oppervlakkig en naïef, en stelt zich vierkant op tegen de daders: Soedarsono, Tan Malaka en mannen als Soebardjo, Yamin en Boedhiarto. Soedirman was ten onrechte zwartgemaakt door deze groep.462 Sulistyo Atmodjo raakt oppervlakkig en onsystematisch aan een aantal feiten in zijn bundel over Soedirman.463 In een andere bundel noemt hij de moeilijke positie van Soedirman. Politieke leiders probeerden hem te beïnvloeden, maar hij koos geen partij, en hield de eenheid hoog.464 In de biografie van de Dinas Sejarah (Geschiedkundige Dienst) van het leger werd wel geschreven over de 3-juli-zaak, maar twijfel aan Soedirmans loyaliteit werd als absurd terzijde geschoven.465 Andersons boek werd in 1988 in het Indonesisch vertaald, inclusief de passages over Soedirman.466 460 Muhaimin 1982:40-7. Muhaimin gebruikt Andersons boek niet. De scriptie dateerde van 1971 en werd vrijwel ongewijzigd herdrukt. Hendri Supriyatmono 1994:21 kopieert Muhaimin. 461 Yusuf Abdullah Puar, ‘Patriotisme Jenderal Sudirman dan kekaburan penulisan sejarah’, Angkatan Bersenjata, 10-1-1985, trekt van leer tegen Poeradisastra, die hij verwijt onder vals mom op te treden door het verzwijgen van zijn ware naam. Het is een verzameling van ‘politieke insinuaties, infiltraties en provocaties’, waartegenover Puar zijn eigen biografie stelt, waarin Soedirman wel recht wordt gedaan. Nasution schreef niet over de 3-juli-coup; Roeslan onderschrijft de omslag van Soedirman (Roeslan Abdulgani 1983:46, 2004:38). 462 Kartasapoetra en Darmawan 1982. 463 Sulistyo Atmodjo 1985:31-2, 35, 51. 464 Sulistijo Atmodjo et al. 1986:72. 465 Sudirman prajurit TNI teladan 1985:79-82. Met andere woorden, maar in inhoud hetzelfde: Sardiman 2000:162. 466 Curieus is dat Kahins boek pas in 1995 in het Indonesisch verscheen. Een andere vertaling kwam in 1980 uit bij Dewan Bahasa dan Pustaka, Kuala Lumpur, Maleisië, maar zal de boekhandel in Indonesië niet hebben bereikt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

489

Tjokropranolo (1992) ontkent elke betrokkenheid van Soedirman bij de 3-juliaffaire. Soedirman en Soekarno waren hier eensgezind; de geruchten waren kwaadaardig. Op de feiten gaat hij verder niet in.467 Salim Said volgt in grote lijnen Andersons weergave in zijn analyse van Soedirmans rol, waarbij hij vooral oog heeft voor de achtergronden die er toe leidden dat het leger, met Soedirman in een hoofdrol, een politieke rol voor zich opeiste. Er was geen uitgever die het aandurfde een Indonesische vertaling van zijn boek uit te brengen.468 Elsons biografie van Soeharto is afgewogen, maar beknopt en vanzelfsprekend geconcentreerd op Soeharto’s rol.469 De officiële vijfdelige geschiedenis van de TNI beschrijft de rol van Tan Malaka en PP afgewogen en noemt uitgebreid de documenten die in Tawangmangoe aan Soedirman werden overhandigd. Conclusies worden daaraan niet verbonden. De bewering van Soedarsono in het paleis op 3 juli dat Soedirman hem heeft bevolen de decreten voor te leggen aan Soekarno wordt vermeld. Hatta’s telefoongesprek met Oerip levert op dat Soedirman dit onmogelijk kon hebben bevolen, besluit het verslag.470 De zesdelige ‘officiële’ geschiedenis van Indonesië, Sejarah Nasional Indonesia (1977) had aan één bladzijde genoeg om ontvoering en coup te behandelen.471 De schuld werd gelegd bij ‘volgelingen van Tan Malaka’; van serieuze informatie was geen sprake; Soedirmans mogelijke rol bleef ongenoemd. In schril contrast hiermee staat een middelbare-schoolboekje dat een heel hoofdstuk wijdt aan de 3-juli-zaak, en daarbij Anderson op de voet volgt, met zijn discussie van Soedirmans rol.472 De Ensiklopedi Nasional Indonesia houdt het op een coup uit de hoek van de Persatoean Perdjoeangan door Soedarsono, met de bedoeling Tan Malaka aan de macht te brengen. Soedirman wordt niet genoemd.473 Een van overheidszijde uitgegeven biografie van Yamin noemt klakkeloos Tan Malaka als de inspirator van Sjahrirs ontvoering, maar daarna Yamins rol ‘tamelijk interessant’ met een kort overzicht van zijn daden.474 In een sterk uitgebreide herdruk van deze biografie worden de ongewijzigde kwalificaties aangevuld met een paar bladzijden over Sapta Dharma, terwijl elders uitvoerig en gunstig over Tan Malaka wordt geschreven.475 De recente Yaminbiografie van Restu Gunawan noemt Yamins bewondering voor Tan Malaka en zijn betrokkenheid bij de 3-juli-affaire, 467

Tjokropranolo 1992:84-6. Salim Said 1992:62-5. Salim Said 1992 is de bewerkte handelsuitgave van zijn proefschrift uit 1985. 469 Elson 2001:17-20, 2004:46-50. 470 Sejarah TNI 2000, I:231-7. 471 Nugroho Notosusanto 1977, III:39-40. 472 Mujanto 1975a:82-94. 473 Dwi Purwoko 1990b. 474 Sutrisno Kutoyo 1986:95-6. 475 Sutrisno Kutoyo 2004:191-8. 468

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

490

Verguisd en vergeten

zonder nieuwe gezichtspunten, en is soms onevenwichtig en slordig, bijvoorbeeld als hij vermeldt dat Soedarsono op bevel van Soedirman Tan Malaka op 27 juni uit Pesindohechtenis bevrijdde.476 Een geheel eigen geluid kwam nog in 1975 uit Oost-Duitse hoek. Er was sprake van een ‘von den Trotzkisten um Tan Malaka inszenierte Entführung von Ministerpräsident Sjahrir’.477 De Jong benadrukt in zijn uitgebreide studie de weifelende rol van Soekarno en laat ook Soekarno’s rede van 30 juni onder die noemer vallen. Die rede leidde in Djakarta in Republikeinse kring tot ‘grote verslagenheid’, naar zijn zeggen. Dit is een foute interpretatie, ook het gevolg van De Jongs gebrek aan informatie over het precieze verloop van de gebeurtenissen. Het snelle verschijnen van Pesindotroepen gaf verder de doorslag bij het falen van de machtsgreep. Sjahrirs prestige was ernstig aangetast; Soekarno’s machtspositie versterkt.478 Sal Tas, journalist met veel Indonesische contacten, die van links naar rechts evolueerde, schreef een geschiedenis van Indonesië met een eigen geluid, zowel in visie als woordkeus. Hij ziet Tan Malaka als leider van een communistische stroming, zelfs sterker als die van de stalinisten. Hij was ‘een persoonlijkheid, een redenaar, een organisator en gewiekste samenzweerder’. Hij had zich ontwikkeld tot een pan-aziatisch revolutionair op grondslag van zijn communistische ervaring en scholing. ‘Hij had de band met Azië en Indonesië nooit losgelaten, en was onafgebroken actief gebleven; het was deze continuïteit die zijn naam een legendarische klank had verschaft. Deze man scheen voorbestemd tot leider van de nationale opstand van zijn land […].’ Maar in Soekarno vond hij zijn meester. Hij verzuimde vervolgens een partij op te bouwen die Soekarno steunde, maar die deze ook afhankelijk van hem maakte en verloor zich ‘in intriges en complotten die de regering dwongen tegen hem op te treden voor hij tegen die krachtmeting was opgewassen’. De wisselende combinatie van gelukzoekers die Tan Malakka het volk voorzette – gewapende benden, al of niet in uniform, naar buit, glorie of promotie hunkerende officieren, fascistoïde nationalisten die met de Japanners gecollaboreerd hadden, fanatici, oosterse racisten, berekenaars en hysterici – wisten nooit een beslissend aandeel van het leger met zich mee te trekken en wekten ook bij de anderen tenslotte alleen maar wantrouwen. […] Maar door zijn ervaring, de van scrupules gespeende wijze waarop hij alle vormen van ontevredenheid en vooroordeel exploiteerde, door de kracht van zijn demagogische agitatie was hij, vooral in de beginperiode van de republiek een groot gevaar, groter dan de PKI. 476 477 478

Restu Gunawan 2005:59-73, de bewering over Soedirman op p. 63. Thürk en Weidemann 1975:71. De Jong 1988:220-2, 473, noot 19.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

III Een coup van Tan Malaka?

491

Hij vormde zijn PP, waarvan de ware bedoeling was Sjahrir ten val te brengen en die de verzameling vormde van alle ontevreden elementen in de Republik. We kregen eerst een intermezzo dat meer aan een gangsterfilm doet denken dan aan reële politiek. Tan Malakka dook op met een document, een testament, opgemaakt door Sukarno en Hatta, voor het geval ze door de Nederlanders gepakt of zelfs gedood zou worden. Dit document gaf alle macht aan Tan Malakka en sloot Sjahrir uit. Wat voor onvoorzichtigheid Sukarno en Hatta ook begaan mochten hebben, het document was in die vorm kennelijk een vervalsing. Nu hoefde nog slechts president en vice-president uit de weg geruimd te worden om Tan Malakka aan de macht te brengen. En gezien de mentaliteit van Tan Malakka is dit geen leeg sarcasme. Op 27 juni 1946 werd Sjahrir gekidnapt door een troepenonderdeel dat bestuurd werd door aanhangers van de Tan Malakka-kliek. Het was het begin van een coup. Solo en Djokja werden door muitende legereenheden bezet die als eerste daad Tan Malakka, Malik en andere leiders van de Murbah-partij bevrijdden. Deze waren een paar maanden tevoren, na een dreigende straatactie van hun partij, door de regering gevangen gezet. De aanvoerder van het leger, Sudirman, die met Tan Malakka sympathiseerde liet het begaan. Maar de regering reageerde; Sukarno kondigde de staat van beleg af; de Siliwangidivisie trok op, en na enkele dagen was Sjahrir weer bevrijd. De leiding van de Tan Malakkagroep werd gearresteerd. Sudirman schikte zich schoorvoetend.479

Het is fraai opgeschreven, maar het klopte niet zo heel erg. Van de hoofdrolspelers in de 3-juli-zaak besteedde Soekarno in zijn door Cindy Adams opgetekende autobiografie (1965, 1967) er geen woord aan. Hatta’s Memoir is beknopt en beïnvloed door een falend geheugen.480 Aan de andere zijde hebben Iwa, Soebardjo en Adam Malik hun herinneringen opgetekend. Iwa deed dat eerst in het tweede deel van zijn Sedjarah Revolusi Indonesia,481 waarvan delen woordelijk terugkeren in zijn autobiografie482, die pas in 2002 in druk verscheen, wellicht ook vanwege de bittere verwijten aan Soedirman. Hij [Soedirman] was een heldhaftig bevelhebber en vertrouwde op de kracht van zijn leger. Het was ook duidelijk dat hij het oneens was met het beleid van het kabi479

Tas 1973:187-90, 1974:198-201. Hatta 1979a:488-90, 1981a:259-62. 481 Iwa Kusuma Sumantri 1963:138-54. 482 Iwa Kusuma Sumantri 2002:217-75. Het manuscript, dat werd opgetekend door Titiek W.S., kende een voorwoord gedateerd juli 1966, terwijl het slotwoord werd afgerond in mei 1971. Iwa overleed in september 1971. In deze jaren werkte hij aan diverse manuscripten, waarvan dit er een was (Iwa Kusuma Sumantri 2002:482-3). Volgens het voorwoord (Iwa Kusuma Sumantri 2002:v-vi) kon het boek niet verschijnen omdat Iwa als communist werd beschouwd. De toen prominente uitgever Gunung Agung weigerde het manuscript. De uitgave van 2002 is ietwat aangepast, specifiek in de passages over zijn eerste, Russische echtgenote, met wie hij huwde toen hij in de jaren twintig in de Sovjetunie verbleef (interview Toeti Mira Fatimah Kusuma Sumantri, Djakarta, 20-12-2004). 480

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

492

Verguisd en vergeten net-Sjahrir dat in de richting ging van onderhandelen met Nederland. Daarom is het begrijpelijk dat Soedirman het in principe geheel eens was met onze verdediging van de onafhankelijkheid tot de laatste druppel bloed. Het was voor ons niet geloofwaardig dat in de zitting van de Mahkamah Tentara Agung [Hoog Militair Gerechtshof] werd verklaard dat Panglima Besar Soedirman was misbruikt en beïnvloed. Dit was een grote vergissing, omdat hij zich ruimschoots de betekenis van een absolute onafhankelijkheidsstrijd had eigen gemaakt. Hoewel wij allen zeer teleurgesteld waren over de getuigeverklaring van de Panglima Besar tijdens de rechtszaak over de 3-juli-zaak, waren we er van overtuigd dat in zijn diepste innerlijk generaal Soedirman grote spijt moest voelen omdat hij alle beschuldigingen tegen ons moest verzwaren.483

Iwa’s verslag is verder een aanval op de machthebbers die zonder enige rechtsgrond Iwa en zijn geestverwanten opsloten. Hatta was hierbij inbegrepen; Soekarno werd ontzien. Soebardjo kiest een meer ingehouden toon voor het hoofdstuk over zijn aandeel in de staatsgreep.484 Adam Malik geeft meer een algemeen verslag, met dank aan Kahin, dan eigen ervaringen. Hij ziet een coalitie van Tan Malaka en Soedirman die begon in januari 1946 en voortduurde tot de 3-juli-affaire – zo’n beeld behoeft veel nuancering.485 En helaas gaat ook Arief Priyadi in zijn interviewboek met Sajoeti Melik niet erg diep in op de gang van zaken.486

483 484 485 486

Iwa Kusuma Sumantri 2002:260-1, ook aangehaald in Poeradisastra 1983:73, 2004:67-8. Subardjo 1978:422-37. Adam Malik 1978:81-96, 146-73. Priyadi 1986:81-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk iv

Benteng Repoeblik juli 1946-maart 1947

Op transport Op 6 juli was Tan Malaka, volgens informatie van het ministerie van voorlichting aan de pers, door de bataljonscommandant in Tawangmangoe overgedragen aan de regering. In de nasleep van de coup was dat één van de maatregelen waarmee de regering – met Soekarno voorop – haar gezag herstelde. Dat hele complex in de eerste week na 3 juli is al opgesomd. Tan Malaka hoorde via de radio op de avond van 5 juli voor het eerst van de staatsgreep, die hij zou hebben beraamd. De volgende ochtend verscheen een TRI-officier die Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno vroeg mee te gaan naar Solo om Soedirman te ontmoeten. Het trio wantrouwde de invitatie en vroeg om een schriftelijke uitnodiging. De officier vertrok onverrichterzake. ‘s Middags verscheen Fadjar, een andere officier, een bekende van het drietal, met hetzelfde verzoek. Na het gesprek zouden zij meteen worden teruggebracht. Hij zei ook uit naam te spreken van Sastrolawoe die in Solo vertoefde. Het drietal ging gewillig mee; bagage werd verder niet meegenomen. In Solo werden ze afgezet bij het huis van generaal Soetarto. Er werd daar een uur gewacht. Toen werd verteld dat Soedirman naar Djokja was vertrokken. Hij zou hen nu verwachten in het presidentiële paleis om met Soekarno te overleggen. Aan deze woorden werd ernstig getwijfeld door Tan Malaka. Hij vroeg om een ontmoeting met Sastrolawoe om meer duidelijkheid te verkrijgen. Hij vroeg ook diverse malen of hij zonder meer zou worden uitgeleverd aan wie dan ook, maar kreeg geen antwoord. Fadjar liet een brief bezorgen, met als aanhef ‘Bapak’, waarin hij schreef dat de geschiedenis zou uitwijzen of hij Tan Malaka had verraden of niet. Sastrolawoe verscheen, in korte broek en overhemd, en onder bewaking. Hij liet weten dat hij van zijn gezag was ontheven en vroeg het trio, zeer bedroefd, naar Djokja te vertrekken. Verzet had geen zin meer en met twee auto’s en een legervoertuig vol soldaten vertrok het gezelschap naar Djokja. De bestemming was niet het paleis, maar

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

494

Verguisd en vergeten

de Wirogoenangevangenis. Om vier uur ‘s ochtends werden Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno elk in een cel opgesloten – met een stenen slaapplaats, een dunne bamboemat en de kleren die zij droegen begon een nieuwe fase van hun gevangenschap. Op 13 juli ‘s morgens werd het drietal, onder bewaking van soldaten met de bajonet op het geweer naar het station gebracht. Een speciale, gesloten wagon, vol bewakers, was voor hen bestemd; de bestemming was onbekend. Tan Malaka zag ook Soebardjo en Yamin in de trein. Yamin en Soebardjo waren per auto van Vredeburg naar het station vervoerd, en onder een draadhek door naar de trein gebracht. Yamin vreesde voor zijn leven en dat van zijn lotgenoten. De bewakers, deels uit Soerabaja afkomstig, gedroegen zich agressief; zij stonden onder leiding van Moedjoko, politiecommandant in Modjokerto. Op het station was buiten de trein sprake van een vijandige houding van mensen op het perron. De trein stopte niet onderweg; wel werden in Kertosono de ramen en deuren geopend. Yamin had het gevoel ‘als trofee’ te worden gebracht naar Oost-Java. Daarachter zat, volgens hem, ‘een tendenz’ en organisatie; een verwijzing naar Amir en zijn in Oost-Java sterke Pesindo. Dat bleek in Modjokerto. Bij aankomst was het vol mensen, die ongetwijfeld van te voren waren opgeroepen. Zij stelden zich zeer agressief op. De treinbewaking bracht de vijf mannen naar het PAM-kantoor, een vroeger klooster, naast het politiebureau, in het centrum van het stadje. De PAMcommandant, Soejono Prawirawisma, had van de Pesindo gehoord dat hij gevangenen kon verwachten. Voor de bewaking trok hij manschappen aan via de Dewan Perdjoeangan Rakjat, het lokale samenwerkingsverband van lasjkar. Van deze rit herinnerde Tan Malaka zich dat iemand in het publiek hem herkende en zijn naam riep, waarna de bewaker naast de auto zijn bajonet op de spreker richtte en vroeg wat deze wel wilde. In het PAM-gebouw ontmoetten ze andere arrestanten, die in Solo waren opgepakt en al op 3 juli waren aangekomen. Nog diezelfde dag werden 

Pendjara III:123-4; Jail III:182-3. Pendjara III:125; Jail III:183-4.  SV 1948:164-5 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:58, 1957:74-5; SV 1948:205 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948). Soebardjo dateert deze treinreis op 11 juli; Yamin op 13 juli. Documenten in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98 bevestigen 13 juli als datum.  Pendjara III:125; Jail III:184; interviews Soejono Prawirawisma, Djakarta, 16-9-1980 en Listyo, Djakarta, 30-10-1980.  Pendjara III:125; Jail III:184; SV 1948:165 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:59, 1957:76. Tamin werd op 2 juli in Solo opgepakt. Hij zegt op 3 – elders 5 – juli naar Modjokerto te zijn vervoerd, per trein, samen met 14 lotgenoten: Tan Malaka, Yamin, Soekarni, Abikoesno, Soebardjo, Iwa, Daljono, Moh. Saleh, Domopranoto, Sjamsu Harja Udaja, Soedijono Djojoprajitno, Soerjodiningrat, Soerono Wirohardjono en Tamins schoonvader Karsodikromo. In een foutieve latere weergave zijn Yamin en Karsodikromo vervangen door Boedhiarto en Boentaran. Enkele dagen later zou de groep zijn gescheiden. Tamin verwart hier een aantal data en transporten. Volgens hem stond buiten op de trein geschreven: ‘NICA-officieren’; bij de stations stond het 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

495

Soebardjo en Soekarni naar Tretes overgebracht, waar ze werden bewaakt door BPRI-eenheden. Ook Tamin en Abikoesno vertrokken; slechts Tan Malaka, Yamin, Domopranoto en mr. Daljono bleven in het PAM-gebouw. Tan Malaka bezat niets dan de kleding die hij op 6 juli al droeg. Hij werd geplaagd door wandluizen en, bij gebrek aan een deken en een klamboe, door muskieten. De eerste dagen werden hij en zijn lotgenoten niet gelucht. Toiletbezoek geschiedde onder zware bewaking, met gevelde bajonet. Dertig politiemannen waren voor de bewaking ingeschakeld. Die behandeling en reacties waren het gevolg van, zoals Tan Malaka noteerde, de officiële verklaring over de coup d’état van Tan Malaka die door alle radiozenders, van regering en andere organisaties een week lang werd uitgebazuind, in alle kranten werd afgedrukt, in openbare en besloten vergaderingen uitgedragen, en ook nog door mijn vijand door een fluistercampagne verspreid, overal waar mogelijk.

Zijn behandeling was aldus als die van ‘Public Enemy no. 1’. Het volk was vergiftigd door de verklaring van de regering, die als rechercheur, aanklager en rechter optrad. Hij werd als hoofdschuldige aangewezen, voor er sprake was van een aanklacht en eerlijke berechting. Steun voor de regering Tan Malaka had gelijk, maar bij de regering woog de politieke overleving voorshands zwaarder dan de juridische norm. Niet het minst door de regeringsverklaring en de wijde verspreiding ervan had de regering overweldigende steun gekregen; de brede kritiek op de regering was grotendeels vervol mensen die luidkeels riepen: ‘Maak die NICA-officieren af’. Ook op de gebouwen waar hij werd vastgehouden werden zulke opschriften geschilderd (Tamin 1964b:19, 1966:53-4; 1970a, I-II:29-30). Tamin is de enige die het gebruik van ‘NICA-officieren’ noemt, waarmee Tan Malaka ook al in maart 1946 in zijn gevangenschap werd zwartgemaakt. Iwa (1963:146, 2002:239-42) werd in Solo op 3 juli gearresteerd, en met circa twintig andere slachtoffers in het politiebureau vastgehouden. Na een nacht hier werden zij naar Modjokerto gebracht, en daar opgesloten in het politiebureau. De ruimte was zo krap dat Iwa en Daljono op een tafel moesten slapen. Na twee nachten werd hij overgebracht naar Patjet, waar hij met Abikoesno en Boedhiarto (Iwa vergist zich hier) werd geïnterneerd. Ook hier is de chronologie verwarrend. Abikoesno arriveerde pas op 13 (of 11) juli; Iwa was er al sinds 4 juli, naar eigen zeggen. Een lijst van gevangenen in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98 stelt de aankomst van de groep uit Solo op 3 juli. Deze zijn blijkbaar in grote haast afgevoerd uit Solo naar een ‘veilig’ interneringsoord. De onrust in Solo zal tot dit besluit hebben geleid.  SV 1948:165 (verhoor Yamin, 8-3-1948); SV 1948:205 (verhoor Soebardjo, 10-3-1948).  Pendjara III:125; Jail III:184.  Pendjara III:124-5; Jail III:183. Het aantal bewakers noemde Soejono Prawirawisma (interview Djakarta, 16-9-1980).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

496

Verguisd en vergeten

stomd. Kritische geluiden uit Masjoemihoek en van ‘Merdeka’ over de gang van zaken op en na 3 juli waren te verwaarlozen vergeleken met de brede steun voor de bedreigde Republik, verpersoonlijkt in Soekarno. Die steun kreeg Soekarno ruimschoots toegezegd, ook in de week- en maandbladen die iets meer tijd voor reflectie was gegund. ‘Bintang Merah’, het veertiendaags orgaan van de PKI, trok heftig van leer tegen Tan Malaka en zijn medestanders. De regeringsverklaring wordt van snerende kanttekeningen voorzien. Tan Malaka is de aanstaande dictator en een verrader, die de politieke realiteit verruilt voor avontuur en romantiek. Zijn groep is ‘meer revolutionair dan revolutionair’, maar in feite steunen zij het imperialisme. Deze ‘verwarringstichters en verraders’ moeten worden vernietigd. Elders vroeg het blad om principiële strijders. Bij een succes van Tan Malaka zouden zich talloze opportunisten bij hem hebben aangesloten: ‘een internationale figuur, listig als een slang, een echte Patjar Merah, met een intellect als Trotzky, enz.’.10 Eveneens met enige tijdsafstand gaf de centrale voorlichtingsdienst van de Pesindo een verklaring uit, onder het opschrift ‘Zuivering’. De binnenlandse vijand had zich als ‘linkser dan links’ vermomd. Zijn schijnbaar revolutio­ naire optreden misleidde velen; in feite echter was hij reactionair. Zijn scherpe oppositie schaadde de opbouw en stabiliteit van de staat. Om herhaling te voorkomen was zuivering tot aan de wortels nodig; het volk wachtte op de daden van de regering in dit opzicht.11 ‘Bakti’, het weekblad van de Dewan Perdjoeangan in Modjokerto, viel de coupleiders aan die slechts hun eigen of groepsbelang nastreefden en geen acht sloegen op de benarde positie van de Republik. Tegen hen diende streng te worden opgetreden.12 Het volgende nummer zette deze koers voort: ‘de onverantwoordelijke avonturiers en salonpolitici’ hadden pemuda misbruikt in hun pogen de regering te verzwakken en de band tussen volk en regering te breken. Indirect werken zij zo in ‘samenspel’ met de NICA; hun winst zou een burgeroorlog tot gevolg hebben gehad die tot Nederlands ingrijpen zou hebben geleid. Eenheid achter de regering was nu nodig; een regering die echter moest blijven oppassen en vooral zijn voorlichtingsbeleid diende te verbeteren.13 

Hasan, ‘Pengatjau mesti disapoe bersih’, Bintang Merah 2-7(1-8-1946). De auteur is Hasan Raid (Hasan Raid 2001:723). 10 Bintang Berekor, ‘Podjok; Bikin bersih diri’, Bintang Merah 2-7(1-8-1946). Sardjono zou hebben gezegd dat Tan Malaka en zijn aanhangers de gevaarlijkste binnenlandse tegenstanders vormden. Het was goed dat er ‘schoonmaak, en nu geen halve was gehouden’. Aangehaald in ‘Beschouwingen inzake de PKI (na augustus 1945)’, 27-12-1946, een vertaald Republikeins rapport, als NEFIS-document 4098, 26-11-1947, p. 7, in NA, PG 581. 11 Poesat Badan Penerangan Pesindo, ‘Pembersihan’, Penghela Rakjat, 19-7-1946. 12 Sdn., ‘Opposisi jang sehat’, Bakti 1-20(juli 1946). 13 Observator, ‘Sekitar: Coup d’état jang gagal’, Bakti 1-21(juli 1946):14-6. Het Pesindoblad Keadilan in Modjokerto uitte zich in dezelfde geest: ‘Sikap tegas’, Keadilan 1-7(juli 1946):1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

497

‘Gelombang Zaman’ in Garoet was in toon en analyse afgewogener. Het blad weet de coup mede aan de politieke constellatie in de Republik waar de oppositie geen ruimte, geen ‘uitlaatklep’, kreeg. Maar hoe dan ook, de coup diende voor 100% te worden afgekeurd, ongeacht zijn doeleinden. De regering moet nu vertrouwen (terug)winnen.14 Het weekblad ‘Repoeblik’ in Cheribon vond de toestand duister, maar niet hopeloos. Na de verijdelde coup moest de weg terug naar stabiliteit worden gevonden. Eenheid tegen de vijand en zijn vijfde colonne en achter de regering was daarbij nodig.15 ‘Patriot’ (Djokja) noemde de coup ‘verraad’ omdat zij Nederland een voorwendsel tot ingrijpen zou verschaffen, maar was niet blind voor de oorzaken die mede aanleiding waren voor de machtsgreep. Meer coördinatie en eenheid tussen volk, regering en leger waren nodig, de samenstelling van de KNIP moest worden aangepast en voor ‘kliekpolitiek’ mocht geen ruimte meer zijn.16 Het GPII-blad ‘Djiwa Islam’ hield zich meer op de vlakte dan ‘Al Djihad’, het dagblad van de Masjoemi-moederorganisatie. Er moest lering worden getrokken uit de keten van gebeurtenissen. Eenheid was nodig tegenover het gevaar van de vijfde colonne, die ook de Islamzuil bedreigde, waarbij Van der Plas’ praktijken als schrikbeeld werden opgeroepen.17 Dr. Abdoel Halim, socialistisch, maar niet partijgebonden, lid van de BPKNIP, schreef een afgewogen en belangrijk commentaar over Sjahrirs ontvoering. De sterke positie van de Republik was ernstig geschaad. Vraagtekens konden worden gezet bij de stabiliteit van de regering. Broederstrijd dreigde. In de ontvoering vonden belaste leiders uit de Japanse tijd en NICA-agenten elkaar. Een systematische fluistercampagne werd tegen Sjahrir en zijn regering gevoerd. Om herhaling te voorkomen is zelfcorrectie en zuivering nodig. En Halim noemt dan eerst het leger. Dat moet beseffen dat het een regeringsinstrument is; legerleiders mogen geen eigen politiek voeren. Als zij het oneens zijn met de regering dienen zij ontslag te nemen en zich in de partijpolitiek te begeven. Ook in de partijen zelf dient door een zorgvuldig keuzeproces voor verkeerde leiders te worden gewaakt. Illegale oppositie moet scherp worden bestreden; goede voorlichting is ook van het hoogste belang.18 ‘Gelanggang’ dat tot dan toe met veel sympathie over Tan Malaka en zijn politieke koers had geschreven, liet zijn verwarring duidelijk blijken. De coup van Tan Malaka is geschied en geschiedenis. 14

A.K.M. [A.K. Mihardja], ‘Obor dimasa gelap’, Gelombang Zaman 1-25(8-7-1946):3. Het weekblad dat tot dan toe met veel sympathie over Tan Malaka schreef maakte de omslag naar steun aan regering en Pesindo. A.K. Mihardja, ‘Kaleidoskoop revoloesi’, Gelombang Zaman 1-29/30(17-8-1946):10-3 noemde Tan Malaka te radicaal en deze kwam in actie zonder de eigen kracht te kennen. Een middenweg was nodig – en Sjahrir wees die weg. 15 ‘Tindjauan tanah air: Gelap..?’ Repoeblik 1-14(10-7-1946):1. 16 ‘Mengatasi kegentingan keadaan’, Patriot 1-7(13-7-1946). 17 As., ‘Perdjoeangan kita’, Djiwa Islam 1-5(15-7-1946):1. 18 Dr. A. Halim, ‘Sekitar pentjoelikan Perdana Menteri’, Berdjoeang, 18- en 19-7-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

498

Verguisd en vergeten Als mens, als gewoon schepsel heeft Tan Malaka een fout gemaakt, een fout ten opzichte van zijn land. Zo’n gebeurtenis is in het buitenland tijdens een revolutie een normaal verschijnsel, dat niet tot verbazing leidt. De ‘staatsgreep’ die door een niet-georganiseerde groep is uitgevoerd wordt door een deel van onze pers beschouwd als verraad aan de Natie, en de groepsleden worden gezien als verkopers van land en volk. Logisch! Ieder die fouten maakt zal worden uitgescholden en gehoond, met ik weet niet hoeveel kwetsende termen. Vroeger werd hij gezien als een voortreffelijke persoon, een Indonesische leider die ook in de internationale pers als zodanig werd erkend. Toen Tan Malaka nog in onze maatschappij en tussen het volk vertoefde werd hij bijvoorbeeld door onze pers tot in de hemel geprezen. Begrijpelijk, zo is de aard van de mens! Nu zit Tan Malaka in de gevangenis! Maar is Tan Malaka echt een verrader van zijn volk? Is Tan Malaka een verrader? Is het waar?!? Is het juist?!? Ik weet het niet!!! God weet het!!! Is er nog twijfel? Twijfel niet! Laat de geschiedenis oordelen. Laat de Rechter van het Historische Gerecht het vonnis vellen. Oh, geschiedenis, schone geschiedenis.19

In Djakarta legde het Chinees-Indonesische ‘Star Weekly’ oorzaak en gevolg van de coup uit. Een heterogene coalitie van Tan Malaka en geestverwanten, namens de echte communisten, en de groep Soebardjo, Abikoesno, Yamin cum suis, in feite fascisten, had zich gevormd tegen de principiële democraten rond Sjahrir. Soebardjo en de zijnen waren slechts uit op herovering van hun machtspositie van kort na de Proclamatie. Toen andere middelen faalden werd een staatsgreep beraamd, die gelukkig mislukte. Bij succes zou een onderlinge strijd tussen communisten en fascisten zijn gevolgd, met voor Java en zijn bewoners, vooral ook de Chinezen onder hen, dramatische gevolgen als onteigening en onderdrukking. De parallel tussen de duo’s Kerensky-Lenin en Sjahrir-Tan Malaka, die wel werd getrokken ging volgens ‘Star Weekly’ niet op: Sjahrir was van meer statuur dan Kerensky en Tan Malaka van heel wat minder dan Lenin. Het blad verwachtte dat aandrang van de internationale gemeenschap op afzienbare termijn tot een akkoord tussen Nederland en Indonesië zou leiden.20 Van groot belang voor de beeldvorming naar het buitenland was een lang artikel in de Engelstalige spreekbuis van de Republik in Djakarta, ‘The Voice of Free Indonesia’, dat de regeringsverklaring van 5 juli met allerlei 19 20

Mr.E. [Machroos Effendy], ‘Hakim sedjarah’, Gelanggang 1-4(10-8-1946):1. Yueh, ‘Di blakang lajar Indonesia’, Star Weekly 1-28(14-7-1946):1-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

499

onbekende details aanvulde tot een levendig en spannend verslag, hapklaar voor internationale consumptie. Sjahrir en Amir speelden een heldenrol. Na de ontvoering gaven de ‘guilty rascals’ niet op. De lange campagne van Tan Malaka, ‘well-known agitator from the early twenties, a man of the left-wing, with relations all over Europe, Soviet-Russia and Asia’ tegen de regeringSjahrir, via de PP, via massameetings, via een fluistercampagne werd aangehaald. ‘After having infected the people’s mind thus for nearly half a year’ kwamen zij in actie, maar ‘the whole counter-revolution was smashed in one single blow!’ Soedirmans radiorede werd vermeld, waarin hij elke betrokkenheid bij de coup ontkende. ‘The plot had played a trick, and tried to outface the President by abusing his name!’ De schrijver concludeerde dat ‘the people, from all shifts of society, have more than ever showed their loyalty to the Government’. De ‘covetous saloon-politicians’ trokken een misplaatste parallel met Rusland in 1917, maar zij konden zelfs ‘professional revolutionaries’ inzetten. De machtsovername door Soekarno werd als wettig en tijdelijk verdedigd. Met het verijdelen van de coup was de internationale positie van de Republik versterkt. ‘Inner conflicts have been swept away, now that the agitators have been arrested. The whole mass of people stand behind the government, more loyal than ever!’ ‘All counter-revolutionary elements’ zullen worden berecht en ‘punished in accordance with their treason’.21 Misschien wel effectiever in het bewerken van de publieke opinie dan de pers waren radio en openbare en besloten vergaderingen, aangevuld met een pamflettencampagne tot in de dessa’s.22 Op 10 juli bijvoorbeeld sprak Soetomo zich in Malang uit tegen de vijfde colonne en vóór een zuivering. Een mars door de stad, met leuzen tegen de vijfde colonne besloot de bijeenkomst. Op 22 juli vond een soortgelijke vergadering weer plaats.23 Een conferentie van de BPRI-Oost-Java was op 11 augustus nog even fel. De onruststokers moesten worden gezuiverd, en 21

H.T., ‘Reflections on the “coup d’état” that failed’, The Voice of Free Indonesia 1-27(27-71946):7-10. De auteur is duidelijk schatplichtig aan Abdoel Halims artikel (zie noot 18). Sanjoto, ‘Socialist tendencies in Indonesia after the war’, The Voice of Free Indonesia 1-29/30(10/17-81946):8-9 schrijft dat na de toelichting van de regering over het gevaar en de onpraktische programpunten van de PP het volk zich afwendde van Tan Malaka, die nu als ‘samenzweerder’ werd gezien. 22 De pamflettencampagne wordt vermeld in M.C., ‘Tangkapan2 dipandang dari soedoet sociale psychologie’, Al Djihad, 8-8-1946. Een gematigd voorbeeld van actie per radio is Hatta’s rede op 17 juli (Raliby 1953:633-7, met name 636). De Pesindo organiseerde na de coup in diverse plaatsen bijeenkomsten om uitleg aan het volk te geven over de regeringsmaatregelen, die soms als ‘koloniale methoden’ werden misverstaan (‘One year Pesindo’, The Voice of Free Indonesia 1-46(7-12-1946):88-90). 23 Berdjoeang, 11-7-1946; ook in Antara, 12-7-1946 en Jail III:283, note 23, waar ook Berdjoeang, 23-7-1946 over de tweede bijeenkomst wordt aangehaald.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

500

Verguisd en vergeten

alle politici die direct of indirect in contact met Tan Malaka hadden gestaan waren onaanvaardbaar als minister.24 Soekarno’s installatierede van Iskaq en Soediro als resident en vice-resident in Solo wees op de nadelige gevolgen in het buitenland van de machtsgreep. Daar werd deze gebeurtenis gebruikt als een bewijs dat de Republik in chaos verkeerde en onrijp voor zelfbestuur was.25 Een ander middel vormde de wajang. Gara-gara (Onrust), een boekje in het Javaans dat kort na de crisis verscheen, bevat een dialoog tussen de twee populaire clownsfiguren Petroek en Gareng, waarbij de eerste een rol als regeringsvoorlichter speelt en poseert als een echte patriot. De ontvoering van Sjahrir wordt genoemd en ten strengste veroordeeld. De daders waren deels ex-collaborateurs met Japan, voor een ander deel sympathisanten met Nederland, of afgunstig omdat zij geen hoge functies vervulden. Zij moesten streng worden gestraft. Soedarsono beweerde ten onrechte dat hij steun van Soedirman had. Gareng vertelt dan over Tan Malaka ‘dat deze eerst lange tijd heeft rondgezworven in Rusland, China, Japan en de Philippijnen. Petruk vraagt hoeveel reisgeld Tan wel niet had; hij had zelf weleens naar Bali willen gaan om te zien of de Balinezen er werkelijk zo uitzien als op briefkaarten, maar het was er niet van gekomen. Die Tan moest wel rijk zijn, meent Petruk, dat hij maar overal heen kan.’26 Soekarno en Hatta maakten half juli een rondreis door Oost-Java en zetten voor grote menigten hun standpunten uiteen. In Malang legde Hatta op 19 juli een verband tussen de NICA en de coupplegers. Nederland leek, volgens hem, het ontvoeringsplan van tevoren te kennen, toen werd gemeld dat niet alle politieke leiders, die op de lijst stonden, waren afgevoerd. De NICA was klaarblijkelijk ingenomen met hun actie, hoewel de samenzweerders zelf op zich tegen de NICA waren. Soekarno herhaalde zijn uitspraken tegen linksradicalisme en anarcho-syndicalisme. Amir gaf toe dat de ‘coup manqué’ de diplomatieke positie van de Republik ernstig had geschaad, maar eensgezindheid zou dit alles weer kunnen goedmaken.27 Een bij dit hoge bezoek uitgegeven pamflet van ‘Pemoeda Toemapel (Malang)’, met als opschrift ‘Roei met wortel en tak de actie uit van de misdadigers tegen de staat’ trok van leer tegen Soekiman, PNI-leider Sartono en 24

Antara, 14-8-1946. Antara, 19-7-1946. 26 Wieringa 1992. Citaat op p. 11. 27 Antara, 23-7-1946; Berdjoeang, 20-7-1946, ook in Jail III:283, note 26. Amirs uitspraak in H.T., ‘Reflections on the “coup d’état” that failed’, The Voice of Free Indonesia 1-27(27-71946):10. Een samenvattend overzicht van de rondreis verschaft een Antara-journalist in Antara, 24- en 25-7-1946. Een PS-conferentie die in Cheribon van 31 juli tot 3 augustus bijeenkwam, met Sjahrir, Amir en Abdoelmadjid als sprekers, vroeg ook om zuivering van ‘schadelijke elementen’, zonder namen te noemen. 25

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

501

Soedirman. De resolutie van de Masjoemi voor een coalitiekabinet was in feite een oproep tot een regeringswisseling, geregisseerd door Tan Malaka, als voorman van de vijfde colonne. Soekiman wilde eigenlijk een Islamstaat, en zo ging het voort. ‘Al Djihad’ noemde het pamflet achterbaks, onruststokend en opruiend.28 In zijn herdenkingsrede bij één jaar onafhankelijkheid werd Soekarno iets concreter. Ondanks alle begrip en geduld van regeringszijde was optreden tegen ‘politieke vernielers en onruststokers’ die ‘een gevaar voor de staat en de strijd’ vormden noodzakelijk gebleken. Zij zullen hun gerechte straf krijgen. En in de toekomst zal de regering zonodig even vastbesloten optreden.29 De gevangenen In de heersende sfeer was het begrijpelijk dat bij de arrestaties van verdachten niet alleen direct betrokkenen werden opgepakt, maar de gelegenheid te baat werd genomen om politieke tegenstanders uit te schakelen. Ook overijverige politieambtenaren zullen via een aantal arrestaties hun loyaliteit hebben willen bewijzen. Al op 9 juli had Soekarno een verklaring uitgegeven waarin hij op een snel onderzoek aandrong, opdat eventueel onschuldigen hun vrijheid zouden herkrijgen.30 Antara kon doorgeven dat tot uitvoering hiervan op 10 juli het justitiële onderzoek was begonnen.31 Een maand later, op 8 augustus, klonk in een nieuwe, lange regeringsverklaring de zorg over uitwassen heel wat dringender. Er waren vele politieke arrestaties verricht, aldus de verklaring, zowel door officiële als niet-officiële instanties. Wetsovertreders in dit opzicht moeten ook zo snel mogelijk worden opgepakt en berecht, maar wel door de politie, indien nodig met steun van het leger. Ook de bevolking kan hierbij hulp verlenen, maar mag niet op eigen gezag handelen. Dan ontaardt hulp uit een zuiver motief in eigenrichting en ontvoering, en wordt de rechtsorde en het internationaal aanzien van de Republik geschaad. De regering wenst een snel onderzoek van de verdachten, ook om onschuldigen vrij te laten. Om die reden werden ‘bestuursambtenaren, gevangenisdirecteuren, strijd- en jeugdorganisaties, enzovoort’ opgeroepen om aan de politie of de officier van justitie te melden: ‘a. waar de politieke verdachten worden vastgehouden en hoe hun namen luiden en b. waarom en door wie zij worden vastgehouden’. Politie en officie28

‘Pengatjau masjarakat; Soerat siaran jang djahat’, Al Djihad, 12-8-1946. Kedaulatan Rakjat, 17-8-1946; Antara, 18-8-1946; Boeroeh, 19-8-1946; ook in Raliby 1953:643 (met de volledige rede op pp. 640-6). 30 Kedaulatan Rakjat, 10-7-1946; ook in Raliby 1953:346. 31 Merdeka, 12-7-1946 (Antara). Naar verluidt (Merdeka, 17-7-1946) waren rechters uit Djakarta naar Djokja geroepen om het onderzoek te ondersteunen. 29

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

502

Verguisd en vergeten

ren van justitie staan daarna borg voor een snel onderzoek, dat schuldigen en onschuldigen zal scheiden. En na een verwijzing naar de aanstaande viering van een jaar onafhankelijkheid: ‘Ook de bovengenoemde arrestanten zijn Indonesische burgers. De regering hoopt oprecht, dat zij die onschuldig zijn snel worden vrijgelaten opdat zij de gelegenheid hebben de verjaardag van de onafhankelijkheid van hun land in eigen familiekring te vieren.’32 In de pers werd niet vermeld dat tegelijkertijd een Panitia Tawanan Politik, een Raad voor de Politieke Gevangenen, werd ingesteld die tot januari 1947 was belast met alle zaken betreffende deze arrestanten – met vertegenwoordigers van overheid, politie en officier van justitie. De Panitia onderhield, volgens Yamin, nauw contact met het ministerie van defensie van Amir.33 Niet alleen willekeurige arrestaties vonden dus blijkbaar op zorgwekkende schaal plaats, maar ook gezinnen van arrestanten werden bedreigd. Het legercommando in Djokja vond het nodig op 29 juli een verklaring uit te geven dat hun huizen, bezittingen en veiligheid niet mochten bedreigd of aangetast; zonodig zou het leger optreden.34 Het aantal arrestanten dat onder deze omstandigheden werd opgepakt is door de regering nooit genoemd of geschat. Iwa noemt een aantal van meer dan driehonderd, en later zelfs achthonderd; zij waren gearresteerd omdat zij op een zwarte lijst van Sjahrir zouden staan.35 Tijdens een interpellatie in de BPKNIP over de politieke gevangenen in december 1946 noemt de minister van justitie een totaal van 98 arrestaties – 75 burgers en 23 militairen. Op dat tijdstip waren van hen 25 weer vrijgelaten, zodat nog 73 verdachten werden vastgehouden. Tot deze honderd ‘officiële’ arrestaties verhoudt Iwa’s driehonderd slachtoffers van de arrestatiegolf vlak na 3 juli zich niet onlogisch, maar daarmee is nog weinig gezegd over de juistheid van zijn aantal. Een namenlijst van deze 98 arrestanten is nooit gepubliceerd. De vrijlating van 14 personen werd met naam en achtergrond gemeld op 30 oktober.36 Eigen speurwerk van een aantal door arrestaties getroffen organisaties 32

Antara, 9-8-1946, in Kedaulatan Rakjat, 9-8-1946; Al Djihad, 10-8-1946; Penghela Rakjat, 12- en 13-8-1946; Merdeka, 12-8-1946. 33 SV 1948:124 (excepties Yamin, 26-2-1948). Yamin en zijn geestverwanten wezen op het gebruik van de term ‘tawanan’ hier, in plaats van het vrijwel synonieme ‘tahanan’. ‘Tahanan’ was echter de wettige benaming voor gevangenen, die zich op in het Wetboek van Strafrecht omschreven rechten konden beroepen. Maar de ‘tawanan’ waren ‘vogelvrij-verklaarden’ (Nederlands) waarvoor geen formele regels en termijnen golden, aldus Yamin. 34 Kedaulatan Rakjat, 29-7-1946. 35 Iwa Kusuma Sumantri 1963:119 (800), 2002:266 (honderden). Tamin 1964b:19 noemt een aantal van 750, dat hij later (1969:12) verhoogt tot bijna duizend. ‘Tan Malaka tak menjetudjui tindakan Sudarsono?; Sebagian besar terdakwa akan bebas’, Merdeka, 4-5-1948 noemt 120 aanvankelijke arrestaties. 36 Antarabericht in Kedaulatan Rakjat, 30-10-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

503

leverde een lijst van 47 namen op, waarmee dan nog 26 mensen anoniem bleven.37 Lijsten van officiële Republikeinse instanties en verspreide informatie leveren nog eens een aantal namen op, waarmee in totaal 84 arrestanten bij naam bekend zijn.38 De grootste groep – zeker dertig man – was uit Djokja afkomstig waarvan de kern weer werd gevormd door de mannen die in Soedarsono’s gevolg naar het paleis waren gegaan; Solo was met minstens twintig man vertegenwoordigd. Madioen leverde een tiental arrestanten; de rest kwam uit andere steden op Java. Onder de burgerarrestanten vormt de groep Soebardjo-Iwa-YaminBoentaran-Boedhiarto vanzelfsprekend een duidelijke eenheid. Daarnaast werden vele voormannen uit de PP opgepakt. Het trio Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno werd uitgebreid met Ibnu Parna, Chairul Saleh, Adam Malik, Pandoe Kartawigoena, Sajoeti Melik, Soemantoro en Wondoamiseno, van wie de laatste dus opnieuw werd vastgezet. Met hen werden ook kritische persgeluiden tot zwijgen gebracht. In Cheribon werden Sastrosoewirjo en Manadi gearresteerd, trouwe vazallen van Tan Malaka. De nauwe relatie van Jo Abdurrachman met Soebardjo en Tan Malaka leidde tot haar arrestatie op 18 augustus 1946 – de enige vrouw in het gezelschap gevangenen.39 Voor de rest is de lijst een staalkaart van de oppositie, met soms qua persoon onnaspeurbare arrestatiegronden. De Masjoemi telde Abikoesno, H. Abdoel Moekti, de onbekende Kjai Mahfoed Jahja, Boentaran, Boedhiarto en Kartono onder zijn slachtoffers. Met Kartono was in Solo een centrale oppositiefiguur uitgeschakeld. Van de PNI werd Soenarjo kortstondig vastgehouden.40 Ismangoenwinoto (Solo) en Hardjowirjo (Madioen), geen prominente actievoerders, bleven wel lang vast. 37

Kedaulatan Rakjat, 21-12-1946, met een correctie op 23-12-1946. De lijst noemt slechts één militaire verdachte, Mardjohan, zodat bijvoorbeeld Soedarsono en A.K. Joesoef, van wie de arrestatie wel degelijk bekend was, bij de 26 werden gerekend. 38 Deze lijsten bevinden zich in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98. Het betreft: 49 personen, vastgehouden in Djokja, 11-10-1946; 18 personen, in Modjokerto, 11-10-1946; 15 personen in de residentie Soerabaja, 31-10-1946; 64 personen in Djokja (van wie 12 voor andere delicten), 1-2-1947; en twee incomplete lijsten, zonder datering, met 39 en 29 personen. Vijf van de 47 personen op de openbare lijst komen geen enkele keer op deze lijsten voor. Verspreide informatie leverde drie namen op. 39 Interview Helen Jarvis met Jo Abdurrachman, Djakarta, 24-10-1972. Jo Abdurrachman werd pas in maart 1948 vrijgelaten en zou Tan Malaka niet weerzien. In de laatste periode van haar detentie mocht zij colleges volgen aan de Gadjah Mada Universiteit, onder geleide van de Polisi Militer. Haar verhoren gingen vooral over het Politieke Testament. 40 Sitohang en Chaniago 1982:61; Sagimun 1992:104. Ismail ontsnapte aan arrestatie, dook kort onder bij Samawi en Pangulu Lubis en week uit naar Cheribon en Poerwokerto, waar hij bij de Lasjkar Rakjat Djawa Barat onderdak vond. Omstreeks juli 1947 keerde hij terug naar Djokja en werd in een semilegale status daar geduld (interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 11- en 12-11-1980).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Paramita Abdurrachman, de enige vrouwelijke arrestant na 3 juli 1946

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

505

Van de Partai Rakjat, die zich in Solo had gevestigd, werd daar de hele top vastgezet: Maroeto Nitimihardjo, Jahja Malik Nasoetion, Kartopandojo, Soejono, Malelo Siregar, Moechtar, Djamaloeddin Tamin, Zainoen en Mardjono. Een aantal van hen was pas enkele maanden terug in Indonesië, na Digoelverbanning en verblijf in Australië.41 Ook de PBI, een andere concurrent uit linkse hoek voor PS en PKI, werd van zijn leiders beroofd: Sjamsu Harja Udaja, de arts Rachmat, Soedijono Djojoprajitno en de leiders van verwante vakbonden drs. Danoehoesodo, mr. Daljono en Kobarsih. Twee Barisan-Banteng-leden uit Solo, onder wie de hoofdredacteur van ‘Lasjkar’, Soerono Wirohardjono, alsook vijf BPRI-leden, werden opgepakt. Een kwartet onbekende lieden werd als lid van Sarekat Rakjat Madioen vastgezet. Soediro mBah uit Solo betaalde met hechtenis voor zijn acties tijdens de woelingen in Solo. Karsodikromo deed dat louter omdat hij Tamins schoonvader was en dat lot trof ook Sjamsu’s schoonvader. Ook Tan Malaka’s trouwe adjudant, Djalil, ging achter slot en grendel, evenals de advocaat mr. Elkana Tobing. Ook Tjeq Mamad trof dat lot, als volgeling van Tan Malaka, en zijn status als ontvluchte gevangene vormde daarbij nog een reden hem weer vast te zetten.42 Tan Malaka’s broer, Kamaroeddin, werd in Solo opgepakt en de verwantschap was voldoende reden voor hechtenis.43 Van deze civiele arrestanten waren er zeventien lid van de KNIP. Dat lidmaatschap vrijwaarde hen dus niet van een politieke arrestatie.44 In Djokja werden Sjafioedin en Moechtar van het Biro Perdjoeangan en Barani van het ministerie van voorlichting vastgezet. De reden is duister.45 Jahja Malik Nasoetion noemt een aantal van omstreeks tachtig arrestanten in Solo.46 De militaire arrestanten werden deels in militaire detentie gehouden, los van de burgers. Van minder dan de helft zijn de namen bekend. Natuurlijk waren daarbij Soedarsono en A.K. Joesoef, maar ook Soetjipto en Mardjohan hadden zich gecompromitteerd. Van Joesoefs bataljon werd een kapitein Abdoel Kahar vastgezet. De Polisi Tentara verloor zijn leiding in Solo, Deos en Toekiran, en de luitenant Ngadino in Klaten. Domopranoto in Solo moest boeten voor zijn medewerking aan Sjahrirs ontvoering.47 In Djokja 41

Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980; Adam Malik 1947:59. Interview Helen Jarvis met Tjeq Mamad, Djakarta, 4-11-1972. Tjeq Mamad werd opgesloten in Malang, ontsnapte, werd weer opgepakt, vluchtte opnieuw en vond onderdak in Cheribon bij de Lasjkar Rakjat Djawa Barat. 43 Adam Malik 1947:68. Kamaroeddin werd na korte tijd vrijgelaten (interview Zulfikar Tan, Djakarta, 7-1-2007). 44 Yamin in SV 1948:167 (verhoor 8-3-1948) noemt een aantal van ongeveer twintig vastgezette KNIP-leden. 45 Adam Malik 1947:36. 46 Jahja Malik Nasution 1958:136. 47 Adam Malik 1947:68. Domopranoto noemde later zijn arrestatie onterecht en het gevolg van een lasterlijke beschuldiging van iemand die hij beschouwde als een goede kennis (Soebagijo 42

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

506

Kamaroeddin, de jongere broer van Tan Malaka

werden politiecommissaris Tjokro­ diningrat, waarschijnlijk wegens zijn passiviteit op 3 juli, en Kanapi gearresteerd. Dat laatste verbaast zeer. Kanapi’s acties toch droegen er toe bij Soedarsono’s optreden te fnuiken. Adam Malik noemt hun arrestaties het gevolg van ‘rivaliteit’ binnen de politie.48 Tot deze arrestanten behoorden ook Moh. Padang, Koesnandar en Abidin Effendi die in Djokja op 23 juli door de Pesindo waren opgepakt. Zij hadden zich losgemaakt van de Pesindo en werden op deze wijze daarvoor gestraft. Moh. Padang was chef-staf van het uit Molukkers gevormde Lasjkar Pattimura, vijftienhonderd man sterk, dat onder invloed van de uit Australië teruggekeerde politieke veteraan A.J. Patty een pro-TanMalaka-koers insloeg. Koesnandar en Abidin ontvluchtten in februari 1948; Moh. Padang werd in maartapril 1948 vrijgelaten.49

Opgesloten in Djokja Op 10 juli hadden de vijftien paleisgevangenen de straat overgestoken en waren zij opgesloten in Fort Vredeburg. Zij kregen drie vertrekken toegewezen, voor telkens vijf man. Contact met de buitenwereld was onmogelijk 1980a:287-8). Adam Malik 1947:78 vermeldt Ngadino’s arrestatie als het gevolg van wraakacties van de Klatense bestuurders. 48 Adam Malik 1947:36. In dit verband past de vermelding in Sejarah perjoangan polisi Surabaya 1983:135 dat Kanapi als ondergeschikte van Soedarsono en hoofd van de bewaking in het paleis zich overgaf aan de politietroepen die uit Oost-Java waren opgeroepen om Soekarno te steunen. Zijn verleden onder Soedarsono’s bevel zal hem parten hebben gespeeld; Pamoe Rahardjo 1997:375 noemt de ‘zeer goede’ banden tussen Kanapi en Soedarsono – dit was inmiddels onjuist. 49 Interview Moh. Padang, Djakarta, 27-8-1980; Moh. Padang 1986:201-2. Lasjkar Pattimura was de opvolger van het in de strijd in Soerabaja actieve lasjkar van de Pemoeda Repoeblik Indonesia Maloekoe (PRIM). Over de PRIM: Siwabessy 1979:30-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

507

– 24 bewakers zagen mede daarop toe. Voor het eerst in ruim een week beschikten de vijftien over een voldoende slaapplaats. Toiletten en badkamers waren smerig, voor algemeen gebruik, en op honderd meter afstand. De eerste volle dag bleven ramen en deuren gesloten, met tot gevolg dat de hitte ondraaglijk werd. De dag daarna openden de gevangenen zelf ramen en deuren, wat daarna werd toegestaan, met een spreekverbod tussen de bewoners van de verschillende vertrekken, dat onuitvoerbaar was. Die dag kwamen Antaracollega’s kleren brengen aan Pandoe en Adam Malik – hun verblijfplaats was dus bekend. De dagen waren lang – er was niets te lezen. Soebardjo doceerde over internationaal recht, er werd geschaakt en de broers Boedhiarto en Boentaran vertelden over hun Europese ervaringen. Yamin zette een boek op, zonder papier of pen.50 Op 12 juli kwamen acht Djokjase arrestanten de groep in Vredeburg vergroten: Elkana Tobing, Tjokrodiningrat, Kanapi, Danoehoesodo, Barani, Sjafioedin, Soejoko en Moechtar. Zij waren op 3, 7 en 8 juli opgepakt. Zij vertelden hun verhalen. Elkana Tobing was opgehaald, moest naar een politiebureau op verzoek van de president, en werd in de cel gezet. Soejoko, van de Lasjkar Rakjat Solo, was na een vergadering bij Soekarno op 3 juli nog op paleisterrein gevraagd mee te gaan naar een politiebureau en gevangen gezet.51 In een als verpakking gebruikte krant lazen de gevangenen de regeringsverklaring – het daagde hen nu in welk machtsspel ze waren betrokken. De conclusies daarover waren bitter. Het was een complot om de macht te behouden. Het was, aldus Adam Malik, een kopie van de Rijksdagbrand, Görings opzet tegen Hitlers tegenstanders. ‘Duplicaat-Görings in Indonesië deden hem na.’52 Op 13 juli vertrokkenYamin en Soebardjo. De overgebleven dertien schreven een brief aan Soekarno waarin zij wezen op de bepalingen die tijdens 50

Adam Malik 1947:31-4. Dit manuscript, getiteld Meringkoek (In de gevangenis), vond ik in de nalatenschap van Wasid Soewarto. Het is een getypte, originele versie, voorzien van talloze correcties en aanvullingen in handschrift. Deze zijn kort na het intikken van het manuscript aangebracht, omdat ook hierbij de oe-spelling wordt gebruikt. Het bevat geen auteursvermelding, maar was bewaard tezamen met diverse persoonlijke documenten van en over Adam Malik. Uit de eerste bladzijden bleek dat de auteur Pandoe of Adam Malik moest zijn – er werd uit de eerste hand verslag gedaan van hun arrestatie. De al aangehaalde ontmoeting tussen Amir Sjarifoeddin en Adam Malik in de gang van het paleis legt het auteurschap van Adam Malik vast. Het manuscript werd afgesloten per 1 juli 1947, toen Adam Malik nog gevangen zat. Dit verklaart waarom hij het niet van een auteursnaam voorzag. Het verslag is zeer exact en kan niet anders dan zijn gebaseerd op dagboekaantekeningen – passend bij een journalist. De bewaking in Vredeburg geschiedde door Polisi Istimewa uit Oost-Java die voor dit doel uit Madioen, Kediri en Modjokerto was opgeroepen. Zij keerden na een maand terug naar hun plaats van legering (Hadiman en Suparmin 1985:229-30). 51 Adam Malik 1947:35. 52 Adam Malik 1947:36-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

508

Verguisd en vergeten

de staat van beleg golden en die termijnen stelden – 7 of 14 dagen – aan onderzoek en aanklacht van arrestanten. Tjokrodiningrat en Kanapi verhuisden naar de gevangenis. In Vredeburg konden zij rekenen op te veel sympathie van hun bewakers, met alle gevaren van dien.53 Op 15 juli verscheen Kobarsih in Vredeburg – niet als bezoeker, zoals eerst gedacht, maar als nieuwe gedetineerde. Hij kon uit de eerste hand vertellen dat overal arrestaties waren verricht.54 Op 16 juli werd het gehele gezelschap naar een ander deel van Vredeburg verhuisd. De vertrekken hadden zicht op de ingang en de openbare weg – en dat was ongewenst. De ruimte werd beperkt tot een erf van vijf tot zeven meter breed en vijftig meter lang, begrensd door muren en bamboeschuttingen. Zeven vertrekken kwamen op deze binnenplaats uit, waarvan vier werden bezet door de gevangenen. De dag daarop werd de ontvangst van pakketjes toegestaan en na herhaald verzoek werden boeken gebracht – vijfentwintig meisjes- en jongensboeken en romans – en ze werden verslonden.55 Pandoe en Adam Malik kregen op 22 juli tot hun verrassing bezoek van hun kinderen, die alleen maar vroegen: ‘Wanneer komt vader naar huis?’ Dezelfde dag verschenen nieuwe celgenoten: Sjamsoel Arifin (BPRI) en Soerjosepoetro – een week eerder opgepakt en na een week Wirogoenan naar Vredeburg gebracht; nog steeds vol oprechte verbazing over hun lot.56 Van 24 tot 26 juli werd een flink aantal gevangenen opgehaald voor verhoor. Het verloop hiervan was grotendeels identiek. Het verhoor was, aldus Adam Malik, eerder een interview om een uitvoerig verslag van de levensloop op te stellen dan een reeks vragen over de begane wandaden. De verhoorders lieten blijken zelf verlegen te zijn met de situatie. Zij wisten niet wat zij ten laste moesten leggen, maar handelden slechts in opdracht van de autoriteiten. Zij vroegen daarom maar aan de ‘beklaagden’ wat zij hadden misdreven. De opgeflakkerde hoop dat met de inzet van de verhoren een spoedige vrijlating aanstaande was doofde dan ook snel. Er werd daarom op 30 juli weer een brief gestuurd aan Soekarno, met het verzoek tot vrijlating, bij gebrek aan aanklacht en bewijs van schuld.57

53

Adam Malik 1947:38. De ‘overgebleven dertien’ waren wellicht veertien. Adam Malik 1947:37 noemt Datoek Djamin als lotgenoot. Deze was dan van Wirogoenan, waar hij op 3 juli niet was bevrijd, naar Vredeburg overgebracht. 54 Adam Malik 1947:39. 55 Adam Malik 1947:39-40. 56 Adam Malik 1947:41-2. 57 Adam Malik 1947:42-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

509

De carrousel van gevangenen De eerste arrestanten uit Solo waren 3 juli overhaast naar Modjokerto gebracht om de onrust in Solo met mogelijke bevrijdingsacties te ontlopen.58 In het Pesindo-bolwerk Modjokerto zaten zij veilig opgeborgen. Die eerste groep bestond uit Iwa, Domopranoto, Soerono, Tamin, Kartopandojo, Soedijono Djojoprajitno en mr. Daljono. Wellicht waren ook Sjamsu Harja Udaja en Ismangoenwinoto hierbij. In dat geval werden deze twee weer spoedig naar elders overgebracht. Politie en PAM waren niet berekend op zo’n aantal arrestanten, die onder slechte omstandigheden moesten worden opgesloten. Het is opmerkelijk dat op 13 juli nog eens een groep gevangenen uit Djokja naar Modjokerto werd gestuurd. De kopstukken Tan Malaka, Soekarni, Abikoesno, Yamin en Soebardjo gingen dus ook oostwaarts. Was er sprake van een uitlevering aan de Pesindo, waaraan de afrekening met deze ‘verraders’ wel kon worden toevertrouwd? Of werd Djokja nog te onveilig geacht? En was het beter deze politieke vijanden ver uit de buurt te hebben? Als hun daar iets zou overkomen, als gevolg van ‘spontane volkswoede’ kon de regering haar handen in onschuld wassen en de gang van zaken betreuren. In Modjokerto werden al op 13 juli Soebardjo en Soekarni naar het hooggelegen vakantieoord Tretes gebracht. Diep in de nacht kwamen zij aan en werden opgesloten in een garage van het Hotel Tretes, een ruimte zonder verlichting en vol kakkerlakken. Dat duurde slechts één nacht. De volgende dag kregen zij een hotelkamer met een schitterend uitzicht, maar zij bleven opgesloten, onder BPRI-bewaking. Uit zijn raam herkende Soebardjo op een dag de gestalte van Boeng Tomo. Toen hij hem daar jaren later naar vroeg, vertelde deze dat hij was opgebeld met de boodschap dat een paar NICAagenten naar Tretes waren gebracht, en hem werd verzocht ze om te brengen. Een inspectie ter plekke had hem er van overtuigd dat hij met andere personen te doen had. Het gevraagde bevel gaf hij niet.59 Een paar dagen na 13 juli werden Iwa, Abikoesno, Soerono en Kartopandojo naar Patjet, een ander bergoord, gebracht, terwijl ook Tamin en Soedijono vertrokken, mogelijk naar Modjoagoeng.60 Iwa’s lot was dragelijk, mede omdat de lokale bestuurder de schoonzoon van een goede kennis was. Deze 58

Dit gold niet voor alle in Solo gearresteerden. Maroeto en anderen bleven daar een maand voor zij naar Djokja werden overgebracht, maar hun arrestaties vonden plaats op 9 en 10 juli (Adam Malik 1947:59-60). Zij werden goed behandeld (interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980). 59 Subardjo 1978:431-2; SV 1948:165 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:59, 1957:75-6; SV 1948:205 (verhoor Soebardjo, 13-3-1948). Soetomo (interview Djakarta, 11-11-1980) vertelde mij hetzelfde verhaal. 60 Iwa Kusuma Sumantri 1963:146, 2002:241-2; SV 1948:165 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Yamin 1950:59, 1957:76; Pendjara III:126; Jail III:185; Tamin 1964b:19, 1970a, I-II:30.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

510

Verguisd en vergeten

assistent-wedana kwam hem regelmatig opzoeken en vertelde ook wat er buiten zijn cel gebeurde.61 Het kwartet Tan Malaka, Yamin, Domopranoto en Daljono bleef in het PAM-gebouw achter. Op 18 of 19 juli ‘s avonds laat kregen zij plotseling de opdracht tot onmiddellijk vertrek. Toen de rit oostwaarts ging en de frontlijn werd genaderd, vreesde Tan Malaka dat hij zou worden uitgeleverd aan Nederland, maar het ging de bergen in, naar Patjet. Zij werden in een klein vertrek opgesloten, zij moesten op bamboematten op de grond slapen, kregen geen dekens en leden kou. Door een gat in de muur zagen zij de groep-Iwa. Op 24 juli werden zij, even plotseling, weer teruggebracht naar Modjokerto.62 Pas veel later werd het Tan Malaka duidelijk dat deze verhuizing direct verband hield met een door de BKPRI voor 22 juli uitgeschreven vergadering over de 3-juli-coup op de aloen-aloen van Modjokerto, tweehonderd meter van het PAM-kantoor. Volgens Antara waren tienduizenden opgekomen, die ‘felle leuzen’ met zich meedroegen. Sprekers waren de Pesindovoormannen Soemarsono, Koesnandar en Moentalip en BPRI-leider Soetomo. De vergadering vroeg in zijn resoluties een harde en duidelijke opstelling van de regering tegen de coupplegers, een zuivering en een proces.63 Begin december kreeg Tan Malaka de lokale krant van Modjokerto ‘Bakti’ in handen, waarin een commentaar verwees naar de toen door de honderdvijftigduizend aanwezigen aangenomen resoluties.64 Tan Malaka zelf vulde het summiere Antaraverslag aan met Soemarsono’s uitspraak dat er duidelijk bewijs was dat Tan Malaka de regering wilde omverwerpen. Koesnandar zei zijn troepen naar Djokja te hebben gestuurd, waar zij zouden blijven tot de wetsovertreders waren uitgeschakeld en Moentalip vroeg om de zwaarst mogelijke straf voor Tan Malaka. Soetomo liet zich niet uit over de coup. Al vooraf was in de kampongs stemming gemaakt tegen Tan Malaka en was gevraagd welke straf hij verdiende; de suggestie was duidelijk: dat moest de doodstraf zijn. Grote portretten van Tan Malaka op zijn kop werden meegedragen – als symbool van zijn val.65 Ook met bamboestokken doorboorde portretten zou61

Iwa Kusuma Sumantri 2002:241-2. Pendjara III:125-6; Jail III:184-5 (met 19 juli); SV 1948:165 (verhoor Yamin), 8-3-1948; Yamin 1950:59, 1957:76 (met 18 juli); Hadiman en Suparmin 1985:230 (19 juli). Tan Malaka vermeldt (Pendjara III:127; Jail III:187) dat een paar Pesindoleden in Patjet om zijn uitlevering vroegen om met hem af te rekenen. 63 Antara, 23-7-1946; ook in Penghela Rakjat, 24-7-1946 en Merdeka, 25-7-1946. 64 Soepeno, ‘Tan Malaka dan kontjo-kontjonja’, Bakti, 3-12-1946. Tan Malaka neemt dit artikel over in Pendjara III:126; Jail III:185-6. Zie ook Jail III:282, notes 20 en 21. Bakti verscheen sinds augustus 1946 als dagblad, na een vorig bestaan als weekblad. 65 Pendjara III:127; Jail III:186-7. Tan Malaka verwijst naar de krant Berdjoeang (Malang) die ook zijn portret op de kop zou hebben afgedrukt. Hij vergist zich hier (zie ook Jail III:283, note 25). Zo’n foto verscheen wel in het blad Brontak no. 6 – onvindbaar voor mij – met de eis dat op Tan Malaka ‘revolutionair recht’ zou moeten worden toegepast. De verwijzing is van Bintang 62

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

511

den zijn meegedragen. De PAM-commandant Soejono wilde met de tijdelijke overplaatsing zijn gevangenen voor een mogelijk volksgericht behoeden.66 In augustus werd Tan Malaka’s groepje verhuisd naar het nabije Bagoesan, onder bewaking van de Polisi Istimewa, geleid door Soetjipto Danoekoesoemo. Over de behandeling hier is Tan Malaka vol lof. Hij kwam hier ook Soedijono, en later Soebardjo en Soekarni, weer tegen. Het verblijf daar duurde niet lang; waarschijnlijk in september werd Tan Malaka overgeplaatst naar het PAM-bureau, in eerste instantie alleen.67 Op 31 juli vertelde politie-inspecteur Soetarjo de Vredeburggevangenen dat een deel van hen om ‘het onderzoek te versnellen’ zou verhuizen. Er was weer hoop, die verminderde toen een gevangenisauto voorreed. Boedhiarto, Boentaran, Soemantoro, Marlan, Sajoeti Melik, Adam Malik, Pandoe Kartawigoena, Chairul Saleh, Ibnu Parna, Djojopranoto en Soerip Soeprastijo moesten instappen. De rit was kort en ging naar Wirogoenan, waar het zelfde cellenblok als op 2 juli was gereedgemaakt. Van de veertien cellen waren twee al bezet door A.K. Joesoef, zijn ondergeschikte Abdoel Kahar, lotgenoot Tjokrodiningrat, en drie man uit Solo: Mangkoesoediono, dr. Kartono en Soejono. De laatste twee konden meteen instappen en werden naar Vredeburg overgeplaatst. Elders in Wirogoenan was Kanapi nog opgesloten, met andere politieke gevangenen. Kanapi had over de aankomst gehoord en een luidkeelse uitwisseling van ervaringen volgde. De directe zorg voor de nieuwe geïnterneerden lag in de handen van een voorman, die zes jaar voor moord uitzat. Cipiers bleven op afstand. De cellen waren onverlicht, de cementen slaapplaats was koud en hard. Slechts een peertje bij de ingang van het blok gaf enige verlichting. In de duisternis zongen de mannen, geïnspireerd door Kanapi, bekende krontjongliedjes tot de slaap sterker werd. ’s Ochtends gingen de cellen een half uur van slot, kon er worden gewandeld en met de eerste zonnestralen de kou worden verjaagd. Op 2 augustus werden ook de ‘verhoren’ hervat die voor een belangrijk deel ingingen op de relatie met Tan Malaka en zijn betrokkenheid bij de ontwikkelingen op 3 juli. Het leverde weinig op; de meesten kenden Tan Malaka slechts oppervlakkig. Met een interne verhuizing werden Kanapi en vijf betrokkenen bij de Tiga-Daerah-affaire overgeplaatst naar het cellenblok van de vijftien. Van buiten kwamen op 7 augustus Djalil, op 15 juli in Wates Berekor, ‘Podjok; Sakit otak; Gara-gara Tan Malaka??’, Bintang Merah 2-8(17-8-1946). 66 SV 1948:166 (verhoor Yamin, 8-3-1948). De gevangenen in Djokja kenden dit verhaal ook (Adam Malik 1947:69). De vergadering in Modjokerto wordt ook vermeld in Hadi Soewito 1994, I:221. Soejono Prawirawisma (interview Djakarta, 16-9-1980) koppelt deze vergadering ten onrechte aan een later incident in Modjokerto. Hadiman en Suparmin 1985:230 noemen Soejono’s motief. 67 Pendjara III:127-8; Jail III:187. Sutjipto Danukusumo 1983:363 doet in een verslag van zijn ervaringen in de Revolutie zijn zorg voor deze arrestanten af in enkele regels.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Adam Malik

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

513

opgepakt, en op 17 augustus drie man uit Cheribon: Sastrosoewirjo, Manadi en Tirwan.68 De eerste verjaardag van de onafhankelijkheid: het leek een uitstekende gelegenheid voor Soekarno om de gevangenen vrij te laten, maar er gebeurde niets. Het personeel en de criminele gevangenen vierden die dag en bij gebrek aan beschikbaar personeel moesten de politieke gevangenen de hele dag opgesloten blijven. Zij hoorden in hun cellen de redevoeringen, de muziek en de zang uit de verte – het zal heel bitter zijn geweest. Adam Malik schreef op de muren van zijn cel. Op deze dag zijn we 45 dagen uitgeschakeld, gedwongen afzijdig te blijven, zijn wij allen van onze vrijheid beroofd zonder dat daarvoor een enkele rechtsgrond is aangevoerd! Vandaag overal, in elk dorp en elke stad viert het gehele volk in vreugde de verjaardag van de Proclamatie. Wij ook, in een duistere en koude cel, omgeven door dikke muren en ijzeren tralies, zullen deze historische herdenkingsdag niet kunnen vergeten. Dikke muren en ijzeren tralies die ons een scheiding opleggen met de buitenwereld, zijn geen reden of beletsel voor ons om niet deze herdenkingsdag die ons voorspoed bracht te verwelkomen!

Een lichtpunt was er ook op deze dag. De maaltijden waren beter dan normaal en familieleden mochten een extra keer pakketjes brengen – normaal was dat slechts op zondag toegestaan. En Chairul Saleh mocht zelfs tien minuten lang zijn echtgenote spreken.69 Een paar dagen later werden Boedhiarto en Boentaran naar een ander cellenblok verhuisd. Tegelijkertijd werd ook het half uur luchten weer verboden, maar na heftig protest enkele dagen later weer toegestaan. Op 26 augustus kwam er plotseling kort bezoek van de nieuwe procureurgeneraal mr. Tirtawinata. De belangrijkste vragen: waaron nog geen vrijlating na zo lange hechtenis, en waarom het verschil in behandeling tussen gevangenen in Vredeburg en Wirogoenan? Tirtawinata antwoordde: het verschil in plaats van hechtenis is louter gebaseerd op de wens het onderzoek te versnellen, waarbij de betrokkenen geen contact kunnen onderhouden tijdens het verloop van het onderzoek. Over de vrijlating, wij verwachten dat als het onderzoek van u allen is voltooid en straks blijkt dat er geen schuld bestaat u zeker zult worden vrijgelaten. Ik ben gisteren teruggekeerd uit Malang waar ik divisiecommandant Soedarsono heb verhoord. Ik wil de afdoening versnellen, en om die reden ben ik per vliegtuig naar Malang gegaan!70

De viering van lebaran op 28 augustus leverde opnieuw hoop op vrijlating 68 69 70

Adam Malik 1947:43-9. Adam Malik 1947:50-3. Adam Malik 1947:53-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

514

Verguisd en vergeten

op. Het rinkelen van de sleutelbos bij de komst van de voorman deed de harten overslaan; de onbelemmerde vlucht van de vogels die in de bomen bij het cellenblok nestelden maakte week, zo schreef Adam Malik. Maar de vrijlating kwam er niet. Wel vertelden cipiers dat de groep terug zou gaan naar Vredeburg, omdat het onderzoek was voltooid. En had Tirtawinata naar de groep geluisterd? Op 31 augustus gingen negentien man naar Vredeburg – A.K. Joesoef en Abdoel Kahar bleven achter. De groep werd daar vreugdevol begroet door lotgenoten. De eigen, eenzame cel werd graag geruild voor de slaapzalen van Vredeburg. De hereniging gaf aanleiding tot drukke gesprekken en het moreel steeg.71 Op 1 september verscheen een personenauto in Vredeburg waaruit een politie-inspecteur stapte, gevolgd door Jahja Malik Nasoetion, Maroeto Nitimihardjo, Malelo Siregar en Zainoen. Zij waren in Solo opgepakt op 9 en 10 juli en op twee plaatsen, volstrekt geïsoleerd van de buitenwereld, vastgehouden. Zij waren éénmaal verhoord: over hun levensloop en terloops over Sjahrirs ontvoering en de coup van 3 juli. Kort voor hun vertrek naar Djokja hadden Jahja en Maroeto hun echtgenotes kort mogen ontmoeten. Jahja zag toen voor het eerst zijn veertig dagen oude dochter die hij de naam Asliany gaf.72 Lange dagen moesten worden doorgebracht. Adam Malik vertelt daarover. Met al deze kameraden bijeen in het Fort zochten we naar manieren van tijdverdrijven: domino, eenentwintigen of schaken. Deze spelletjes kregen de zeer volle aandacht van alle kameraden, omdat aan domino en eenentwintigen altijd een prijs was verbonden in de vorm van rookwaar dat we van de bewaking kregen. Zulke spellen vielen onder het ‘kleine gokken’ maar ze gaven ook afleiding aan alle gevangen kameraden. Dit vooral als we pas een voedselpakket van thuis hadden ontvangen waarbij vaak buitenlandse sigaretten waren ingestopt. Elkana Tobing en Datoek Djamin en nog anderen kregen altijd buitenlandse sigaretten. Om die reden was voor de ontvangers van buitenlandse sigaretten de koers voor de inzet hoger dan voor de eigen sigaretten als Daulat of Abadi... Soms ging het domino of eenentwintigen door tot ver in de avond en moest het spel vaak worden gestopt om de nachtrust van anderen niet te storen. Dit werd afgewisseld met het schaakspel. De schakers vonden het ook nodig om een wedstrijd te houden en dus werd een wedstrijdcomité gevormd. Omdat Tobing als de sterkste schaker werd beschouwd werd hij aangewezen als leider en toezichthouder van de wedstrijden en kon hij niet zelf deelnemen. Na een dagenlang schaaktoernooi sleepte Sajoeti Melik het Fortkampioenschap in de wacht en er werd niet verzuimd hem een medaille uit te reiken in de vorm van een sierdoosje. 71

Adam Malik 1947:55-8. De lijst van negentien (p. 57) bevat één onbekende naam: Akbar Djamin, de zoon van Datoek Djamin. 72 Adam Malik 1947:59-60; Jahja Malik Nasution 1958:136-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

515

Andere spelen ten behoeve van lichaamsbeweging werden ook gepraktiseerd, zoals hardlopen, badminton, voetbal enz. De enige sport die grote deelname trok was badminton, met een enkel- en dubbelspelcompetitie. Maar de kampioen kon niet worden bepaald, omdat shuttle en racket kapotgingen en niet konden worden vervangen – de geldkoers daalde, zodat de kosten zeer hoog waren en de bewaking (het Parket) bezwaar had tegen nieuwe aankopen.

Een paar inventieve mannen construeerden een sproei-installatie uit bamboebuizen waarmee de overlast van opwaaiend stof effectief werd bestreden. De groep koos een bestuur waarbij Soemantoro de externe contacten op zich nam, Boentaran en Tjokrodiningrat voedselzaken en de artsen Rachmat en Kartono medische zaken, waarbij een polikliniek in Vredeburg zelf de eerste toevlucht vormde. Tegen de koele avondwind werd elke avond een houtvuur gestookt dat ook de muskieten verdreef. Zo schaarde iedereen zich rond het ‘kampvuur’; ook de bewakers sloten aan. Er werd gepraat, gekletst en verteld, tot het bedtijd was. ‘s Ochtends kon het smeulende vuur weer worden aangeblazen voor een kop hete koffie. Overdag ook werden voordrachten gehouden om de ‘algemene ontwikkeling’ te vergroten. Sajoeti Melik sprak over marxisme, Kjai Moekti over de Islam, Jahja Malik Nasoetion over Islam en nationalisme, Maroeto over arbeidersstrijd. Na de komst van Widarta en zijn kameraden, vast in verband met de Tiga-Daerah-affaire, discussieerde hij met Sajoeti Melik en Adam Malik over het communisme. Na het Linggadjati-akkoord werd dit een punt van discussie, maar toen hierover fikse meningsverschillen rezen werd dit onderwerp afgevoerd om de onderlinge solidariteit te waarborgen. Cursussen Frans, Engels en Chinees konden ook worden gevolgd. Ietwat buiten de groep stond Dipo Soepeno uit Madioen, een al oudere man die zich als medium manifesteerde, en in ‘extase’ uitspraken deed over een spoedige vrijlating – en aan zo’n strohalm klemde een aantal lotgenoten zich vast.73 Inmiddels bleef een reactie op alle verzoeken tot vrijlating uit. Begin september werd weer een brief geschreven met het dreigement dat als er geen antwoord volgde binnen een week alle gevangenen in hongerstaking zouden gaan. Het antwoord kwam niet en 15 september begon de actie. Na vier dagen werd weer gegeten, zonder dat verder aan de eisen was tegemoetgekomen. Op 15 september kwam A.K. Joesoef de groep vergroten – hij had na een verhoor gedreigd zich te verzetten tegen een terugkeer naar Wirogoenan en zijn wens naar Vredeburg te mogen gaan werd ingewilligd. Zijn militaire kameraad Abdoel Kahar kwam in december. Op 17 september kwamen Ismangoenwinoto, Kartopandojo, Karsodikromo, mr. Daljono en Deos uit Modjokerto per trein naar Djokja. Zij waren in Solo op 3 juli opgepakt en in

73

Adam Malik 1947:61-5 (citaat op p. 61).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

516

Verguisd en vergeten

en rond Modjokerto heen en weer geschoven.74 De hongerstaking had wel tot gevolg dat de Panitia Tawanan Politik op bezoek kwam en twee uur lang in gesprek ging met de gevangenen. Sajoeti Melik, Soemantoro en Elkana Tobing waren woordvoerders, die algemene zaken, problemen van huisvesting en voeding, en de rechtsgrond van de hechtenis aansneden. Uit de reactie van de Panitia kregen de gevangenen de indruk dat het Parket zijn plicht wenste te doen volgens het recht, maar dat hogere instanties een vrijlating blokkeerden omdat het mensen betrof van een andere politieke kleur dan de eigen. Een prompt gevolg was dat kranten en boeken werden toegelaten en eindelijk een inzicht werd verkregen in de politieke sitiuatie buiten Vredeburg. Kanapi, begiftigd met veel stemgeluid, las vaak hardop krantenberichten voor als een echte omroeper en als het nieuws ‘gunstig’ was werd er geklapt.75 Een bezoek of opname in het ziekenhuis was een begeerde zaak: een omge­ving die naar vrijheid smaakte, overvloedig zonlicht, vriendelijke artsen en verpleegsters en de kans op een ‘toevallige’ ontmoeting met gezin of familie.76 Op 15 september werden Boedhiarto, Moh. Saleh, Soerjodiningrat en Kobarsih uit Djokja naar Modjokerto gebracht. Ook Soedarsono, dr. Soetjipto en A.K. Joesoef, van wie de eerste twee op 5 juli naar Malang waren gestuurd, werden aan het gezelschap in Modjokerto toegevoegd. Op 11 oktober waren aldus zestien gevangenen in Modjokerto in hechtenis – Domopranoto, Kartopandojo en Daljono waren vertrokken, de laatste twee naar Djokja – die op niet minder dan tien verschillende plaatsen waren opgesloten – onder de hoede van politie, PAM, Polisi Istimewa, Polisi Tentara, Badan Kongres Pemoeda of Pesindo.77 Reacties buiten de cel Voorshands konden de gevangenen niet op veel steun rekenen. ‘Kedaulatan Rakjat’, eens de onofficiële spreekbuis van de PP, had zijn hoofdredacteur Soemantoro en commentaarschrijver Sajoeti Melik verloren. De nieuwe hoofdredacteur Samawi stelde zich heel voorzichtig op. Hij wilde in beginsel de regering steunen.78 In een tweedelig commentaar over één jaar onafhanke74

Adam Malik 1947:66-8. De hongerstaking ook in Jahja Malik Nasution 1958:137. Adam Malik 1947:70-1. 76 Adam Malik 1947:73-4. 77 Lijst gevangenen in Modjokerto, 11-10-1946 in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98; SV 1948:220 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); SV 1948:43 (verhoor Soedarsono, 5-3-1948); Adam Malik 1947:66, 69. 78 Interview Wonohito, Djokjakarta, 13-10-1980. Over de omslag ook Andi Suwarti 2000:147-8. 75

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

517

lijkheid bleven de namen van Tan Malaka en PP ongenoemd. Wel was sprake van destructieve krachten die nu onder controle van de regering waren. Het gevaar was voorbij. De betrokkenen dienden passende straffen te krijgen.79 Trimurti was minder bang. Zij constateerde dat na de coup iedereen zich snel achter de regering opstelde. Maar daarbij was angst de leidsman. Er waren arrestaties verricht op basis van persoonlijke geschillen. De regering was niet onschendbaar en moest kritiek toelaten. Zelfs een staatsgreep is een politiek middel dat op zijn nut voor de revolutie moet worden beoordeeld. Zolang de regering deel uitmaakt van de socialistische wereldrevolutie maakt zij aanspraak op de volkssteun.80 Slechts de Masjoemi-krant ‘Al Djihad’ toonde zich onbevreesd. Arrestaties in Madioen – van onder anderen H. Abdoel Moekti – en Ponorogo leidden tot boos commentaar. Onder wapendreiging waren mensen opgepakt, in een duistere cel, zonder raam, van drie vierkante meter gestopt, met slechts een slaapmatje, terwijl de voeding slecht was. Het was als in de koloniale tijd. En bitter werd tot slot minister Natsir – Masjoemilid, maar toegetreden tot het kabinet zonder zijn partij goedkeuring te vragen – opgeroepen zijn voorlichting aan de politie te verbeteren opdat zulke toestanden zich niet zouden herhalen.81 Twee weken later vroeg de krant om een behoedzaam optreden van de regering. De regeringscampagne tegen de complotteurs was te ver gegaan; arrestaties waren willekeurig geschied. De regering moest het volk duidelijk maken dat van niemand nog de schuld was bewezen.82 De regeringsoproep van 8 augustus tot een zorgvuldige procedure bij de politieke arrestatie oogstte dan ook instemming.83 Verwanten van de arrestanten kregen geen informatie over de plaats van hechtenis. Zij moesten zelf langs allerlei wegen uitvinden waar hun dierbaren waren opgesloten.84 Een nieuw kabinet De BPKNIP vond op 13 augustus de binnenlandse situatie voldoende genormaliseerd om Soekarno in een motie te vragen zijn buitengewone bevoegd79

Bramono, ‘Setahun merdeka’, Kedaulatan Rakjat, 17- en 20-8-1946. S.K. Tri, ‘Pemerintah adalah alat Revoloesi’, Kedaulatan Rakjat, 1-10-1946. Over de gang van zaken schreef Trimurti (1946:45-7) in een verslag van de gebeurtenissen tijdens het eerste jaar van de Republik voor het herdenkingsnummer van Kedaulatan Rakjat in zeer behoedzame termen en zonder positie te kiezen. Twee maanden later was ze dus al weer uitgesprokener. 81 ‘Penangkapan dan pemiliharaannja’, Al Djihad, 23-7-1946. De oproep tot rechtvaardig en menselijk optreden tijdens de zuivering werd herhaald in ‘Pemerintah dan ra’jatnja’, Al Djihad, 5-8-1946. 82 M.C., ‘Tangkapan2 dipandang dari soedoet sociale psychologie’, Al Djihad, 8-8-1946. 83 H.Tj. [Harsono Tjokroaminoto], ‘Pendirian pemerintah’, Al Djihad, 10-8-1946. 84 Zo bijvoorbeeld over Soerono in Basit Adnan et al. 1995:11, 35. 80

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

518

Verguisd en vergeten

heden over te dragen aan een nieuw te vormen kabinet, dat verantwoordelijk zou zijn aan de KNIP.85 Er werd dus niet gevraagd om een wederoptreden van het tweede kabinet-Sjahrir. De basis daarvan was te smal; de weerstand die het opriep te groot. Sjahrirs gezag had bovendien geleden; dat van Soekarno, die een verbreding van de basis van het kabinet voorstond, was gegroeid. Naar buiten toe was Sjahrir nog onontbeerlijk als leider van de onderhandelingen met Nederland. Dit alles leidde op 14 augustus tot de aanwijzing van Sjahrir als formateur van een ‘nationaal’ kabinet, na een overleg van Soekarno, Hatta, het kabinet en partijleiders.86 Met de formulering ‘nationaal’ kabinet werd voorbijgegaan aan het herhaaldelijk door Masjoemi, PNI en PBI gevraagde coalitiekabinet. Soekarno vermeed zo een hem door de socialisten te verwijten partijdige keuze voor de oppositie, die door de 3-juli-affaire ook was beschadigd. Overigens kon het ‘nationale’ kabinet ook een coalitiekabinet inhouden. Sjahrirs formatie duurde erg lang. Het is onduidelijk welke manoeuvres daarbij werden uitgevoerd en of de problemen draaiden om programmapunten of personen. Op 19 en op 27 augustus, en weer op 7 september werd gemeld, met Sjahrir als bron, dat het kabinet vrijwel gereed was, maar het duurde nog vele weken voor het zover was.87 Op 9 september gaf, niet toevallig wellicht, de Masjoemi een verklaring uit dat de partij, gelet op de kritieke situatie, geen bezwaar had tegen deelname aan het kabinet. Daarop was overleg gevolgd over portefeuilles, personen en programmapunten.88 Tien dagen later werd verklaard dat Masjoemi zich niet zou verzetten tegen de aanvaarding van ministersposten door zijn leden en werd nogmaals een voorkeur uitgesproken voor een coalitiekabinet in plaats van een nationaal kabinet.89 De PNI vroeg om een nieuwe formateur toen de formatie steeds langer duurde – een formateur die het volksvertrouwen zou genieten.90 De PBI had inmiddels zijn vroegere bondgenoten in de actie voor een coalitiekabinet in de steek gelaten. Een paleisrevolutie bracht een tijdelijk bestuur aan de macht, dat met voorzitter Njono en secretaris Setiadjit stevig in handen kwam van de pro-regerings-socialisten. De arrestatie van een aantal PBI-topmensen als verdachten in de mislukte coup, gaf hun daartoe een gretig benutte kans. Meteen werden de ‘internationalistische koers voor 85

Raliby 1953:373; Boeroeh, 15-8-1946; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:76. Raliby 1953:374-5; Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 15-8-1946. 87 Kedaulatan Rakjat, 19-, 27-8- en 7-9-1946; Boeroeh, 7-9-1946. 88 Kedaulatan Rakjat, 9-9-1946. 89 Kedaulatan Rakjat, 19-9-1946; Merdeka, 22-9-1946. Deze verklaring verwees ook naar overleg tussen Sjahrir en Soekiman op 11 september over ministerskandidaten. Masjoemi richtte ook zijn pijlen op de BPKNIP dat niet representatief werd geacht voor de volkswil. De BP zelf zou het initiatief moeten nemen om zijn samenstelling aan te passen (Jusuf Wibisono, ‘Memperkoeat BPKNI Poesat’, Merdeka, 20-9-1946). 90 Kedaulatan Rakjat, 20-9-1946. 86

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

519

een socialistische maatschappij’ en de steun aan de regering benadrukt. Het hoofdkwartier werd verplaatst van Kediri naar het ‘gouvernementele’ Djokja. In de top werd wel gehandhaafd S.K. Trimurti, echtgenote van Sajoeti Melik, die zich aldus zag omringd met de felle bestrijders van de politieke koers van haar echtgenoot.91 Voor alle duidelijkheid liet de PBI weten niet meer te willen worden gerekend tot de partijen die zich inzetten voor een coalitiekabinet; die band met Masjoemi en PNI werd verbroken.92 ‘Soeara Boeroeh’, het PBI-orgaan, schreef instemmend over de zuivering van het links-radicalisme die plaatsvond. In de huidige nationale fase van de Revolutie groeide overal het revolutionaire besef.93 Een partijconferentie in Solo op 5 oktober bezegelde de nieuwe koers. Het Nederlandse motto ‘zelfcorrectie, selectie en centralisatie’ was veelzeggend. De PBI ging in de gematigde pas met PS en regering.94 Het nieuwe kabinet trad op 2 oktober in functie, en telde achttien ministers, van wie vijf ministers zonder portefeuille, en twaalf onderministers. Van deze dertig zat exact de helft ook in het vorige kabinet. Het PS-overwicht was ogenschijnlijk afgezwakt, maar in de praktijk kon Sjahrir rekenen op brede steun voor zijn ‘diplomatieke’ koers, ook van de getalsmatig sterke inbreng van zeven Masjoemi-ministers. Natsir was gehandhaafd, Sjafruddin Prawiranegara was op financiën van onderminister nu hoogste baas geworden en Moh. Roem kreeg binnenlandse zaken onder zijn hoede. Zijn voorganger Soedarsono werd nu minister zonder portefeuille. Sjahrir en Amir behielden – vanzelfsprekend – hun posten op buitenlandse zaken en defensie. Amir kreeg als onderminister Harsono Tjokroaminoto toegevoegd. Het Masjoemi-bestuur zag aldus tot zijn ergernis dat Sjahrir had ‘ingebroken’ in zijn partij en met zijn politiek geestverwante Masjoemi-ministers zijn kabinet een bredere basis verschafte. Ook vier PNI-leden namen zitting. A.K. Gani, uit Sumatra overgekomen, kreeg economische zaken, mr. Soesanto Tirtoprodjo justitie en Loekman Hakim, die anders dan de anderen tot de bestuurlijke top van de PNI behoorde, werd onderminister. Het grote aandeel vakministers bleef; als zij al lid waren van een politieke partij, waren zij in ieder geval weinig actief daarin. Van de ‘nieuwe’ PBI werd Setiadjit onderminister. Wikana prolongeerde zijn ministerschap zonder portefeuille, belast met pemudazaken, terwijl hij als collega zonder portefeuille onder anderen sultan Hamengkoeboewono zag aantreden – een voor het kabinetsprestige

91

Kedaulatan Rakjat, 6-8-1946; Antara, 7-8-1946; Merdeka, 8-8-1946; Soeara Boeroeh no. 6(augustus 1946). Ook Abels 1983:27-8. 92 Antara, 12-8-1946, in Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 13-8-1946. 93 ‘Pimpinan revoloesi’, Soeara Boeroeh no. 7(augustus 1946). 94 Antara, 8-10-1946, in Boeroeh, 9-10-1946. Ook in Sutter 1959, II:460-1. Voor een eerdere stap in de omvorming: Antara, 14-9-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

520

Verguisd en vergeten

Sultan Hamengkoeboewono IX

zeer welkome positieve impuls.95 Het kabinet werd welwillend ontvangen; op voorhand afkeuring uitspreken werd blijkbaar niet opportuun geacht. Het wachten was op de daden van het kabinet.96 95

De ministerslijst is opgenomen in Raliby 1953:419-20 en Kahin 1952:194-5, en alle Indonesische dagbladen. 96 Bijvoorbeeld ‘Kewadjiban kabinet’, Boeroeh, 2-10-1946; ‘Kabinet baroe’, Kedaulatan Rakjat, 2-10-1946; ‘Kabinet baroe’, Lasjkar, 3-10-1946; ‘Kabinet Sjahrir ke III’, Merdeka, 3-10-1946, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-32/33(1/15-10-1946):12-3; Sar. [Saroehoem], ‘Kabinet baroe 90% koalisi’, Berita Harian, 5-10-1946; Penghela Rakjat, 7-10-1946, in Ichtisar Isi Pers dalam

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

521

De onderhandelingen tussen de Republik en Nederland waren op een laag pitje gezet na de verkiezingen in Nederland op 17 mei en tijdens de kabinetsformatie die begin juli het kabinet-Beel opleverde, duidelijk van minder progressief gehalte dan het voorafgaande kabinet-Schermerhorn. Nieuwe minister van overzeese gebiedsdelen werd mr. J.A. Jonkman, die evenals zijn voorganger Logemann op langdurige Indische ervaring kon bogen. Dit nieuwe kabinet besloot tot vorming van een commissie-generaal, die werd gemachtigd om samen met Van Mook de besprekingen weer op gang te brengen. De commissie-generaal moest de nieuwe staatkundige verhoudingen vorm geven, waarbij het vertrek van de Engelse troepen op 30 november een extra-tijdsdruk legde. Het drietal commissarissen, geleid door Schermerhorn, kwam op 17 september in Djakarta aan en begon voortvarend en in goede sfeer de besprekingen met de Indonesische delegatie waarin Sjahrir, Roem, Gani en Soesanto – dus PS, Masjoemi en PNI – zitting hadden. Een goed voorteken voor een politieke regeling vormde de bestandsovereenkomst die op 14 oktober werd getekend. De onderhandelingen waarbij de staatsvorm, band met Nederland, de regelingen in een overgangstijd en orde en veiligheid de grootste problemen opleverden werden tijdelijk van Djakarta naar Linggadjati, een bergoord bij Cheribon, verplaatst, waar ook Soekarno en Hatta aan de besprekingen deelnamen. Daar werd een akkoord bereikt, dat op 15 november werd geparafeerd.97 In afwachting van het onderhandelingsresultaat heerste windstilte in de politiek van de Republik. Deze werd slechts onderbroken door een initiatief in naam van de eenheid van Boeng Tomo, de populistische leider van de BPRI, die afstand bewaarde tot de partijpolitiek, maar in Oost-Java, waar zijn Badan sterk was, wel een vorm van draaglijk naast elkaar bestaan met de wellicht nog sterkere Pesindo moest handhaven. Zijn BPRI-hoofdbestuur lanceerde op 29 september een plan voor een Kongres Rakjat, Volkscongres. Daar ook zou Soetomo de vorming van de 17-Augustus-Divisie voorstellen – als passende reactie op de in Nederland gevormde 7-December-Divisie, waarvan de eerste eenheden op 24 september naar Indonesië waren vertrokken.98 Een week later noemde Soetomo in een radiorede al plaats en datum: Oost-Java op 22 en 23 oktober, met vijf- à zevenduizend deelnemers, en als doel het verenigen en versterken van de inzet voor de zege in de Revolutie. PS, Masjoemi, PKI en PNI hadden hun komst al toegezegd.99 Seminggoe 2-34/35(16/31-10-1946):21. De PNI sprak zijn steun uit, hoewel de partij liever een andere samenstelling had gezien (Boeroeh, 10-10-1946). S.W. [Soekiman], ‘Kabinet baroe’, Al Djihad, 3-10-1946 liet weten dat dit niet het gewenste coalitiekabinet was, maar dat er geen bezwaar bestond tegen het ministerschap van Masjoemileden op persoonlijke titel. 97 Smit 1952:90-6; De Jong 1988:259-302. 98 Kedaulatan Rakjat, 3- en 4-10-1946. De vertrekdatum in Smit 1952:94. 99 Kedaulatan Rakjat, 10-10-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

522

Verguisd en vergeten

Weer een week later bleek Soetomo te hard van stapel te zijn gelopen. Soetomo legde in Djokja uit, aan met name BKPRI, Konsentrasi Nasional en Kowani dat geen sprake was van een BPRI-actie. Zijn congres was bedoeld om tot, ‘morele en geestelijke herbewapening’ te leiden. De leiders waren soms rijk en zelfzuchtig en schoten moreel tekort; de pemuda waren niet altijd meer zuiver. Over zijn plan een soort controleorgaan op het gedrag van de leiders te vormen weidde Soetomo niet uit. Ook Soekarno zou een toespraak houden. De regeringspolitiek stond niet ter discussie; de fouten van de PP werden zo vermeden. De BKPRI was het oneens met het initiatief, omdat het zelf een soortgelijk plan koesterde. De Konsentrasi Nasional moest zich nog uitspreken.100 Soetomo trok zijn conclusie. Het Volkscongres werd uitgesteld, tot onbekende datum.101 De Konsentrasi Nasional werd onder deze omstandigheden weer actief. Het bestuur verklaarde zich op 18 oktober in principe akkoord met het plan.102 Op 22 oktober vulde de KN dit nader in. Gelet op de algemene situatie leek een groot congres niet op zijn plaats. Een overleg van KN, BKPRI, Kowani en organisaties van Chinese en Arabische Indonesiërs leek voldoende, waarbij het uitgangspunt steun aan de regering moest vormen.103 Namens de KN mocht de BPRI in Malang op 30 oktober een ledenvergadering bijeenroepen. Het kwam zelfs tot het stellen van zes eisen aan de ‘staat’: afwijzing van een Rijksverband, eenheid van commando, eenheid van regering, eenheid van volk, sanering van de economie en verbetering van de distributie. Een natio­naal congres over deze zes punten zou zo spoedig mogelijk worden bijeengeroepen, met BKPRI, Kowani en alle organisaties die achter de zes punten stonden. Een permanent werkcomité zou op de uitvoering toezien.104 Hiermee was de intern verdeelde KN voor één keer met concrete uitspraken gekomen; vooral die over een Rijksverband was niet voor misverstand 100 Antara, 17-10-1946, in Kedaulatan Rakjat, Boeroeh, Berita Indonesia en Merdeka, 18-101946; Kisah perdjalanan BKPRI 1948:37; Hardjito 1952:82. De BKPRI organiseerde in Djokja op 19 oktober een algemene vergadering waarin werd opgeroepen naar de revolutionaire eenheid terug te keren zoals de Republik die in zijn eerste maanden kende (Antara, 21-10-1946). 101 Antara, 18-10-1946. 102 Antara, 18-10-1946, in Kedaulatan Rakjat, 19-10-1946; Boeroeh, 21-10-1946; in algemene zin over het volkscongres: Merdeka, 22-10-1946. Een sprekend bewijs voor de inactiviteit van de KN was de omvorming van de lokale KN in Soekaboemi tot een Madjelis Pembela Perdjoeangan Rakjat (Raad tot Verdediging van de Volksstrijd). Antara, 16-10-1946 meldde dit – het lijkt waarschijnlijk dat soortgelijke ontwikkelingen zich ook elders hebben voorgedaan. 103 Antara, 22-10-1946. 104 Kedaulatan Rakjat, 25-10-, 1- en 5-11-1946; Boeroeh, 23-10- en 1-11-1946; Merdeka, 2610-1946; Penghela Rakjat, 2-11-1946. S.K. Tri[moerti], ‘Initiatief Konggres Rakjat’, Kedaulatan Rakjat, 21-10-1946 zette al min of meer de lijn van de KN uit. Sutomo 1948:11-2 gaat op deze plannen in, maar is onnauwkeurig in de datering ervan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

523

vatbaar.105 De KN had Soetomo’s initiatief naar zich toe getrokken en van zijn gevaarlijke a- of zelfs antipolitieke kanten ontdaan. Dit zou het laatste optreden van de KN blijken. De wind die opstak na 15 november, na de overeenkomst van Linggadjati, zou het heterogene verbond voorgoed uiteenblazen. Communistische broederstrijd De broederstrijd tussen communisten en socialisten, met de van internationale communistische steun voorziene PKI en PS, waarin een grote rol voor uit Australië en Nederland teruggekeerde voormannen, tegenover de Tan-Malaka-groep werd onverminderd uitgevochten. Tan Malaka en zijn geestverwanten waren de onderliggende partij. De PBI, waarin zij nog op veel sympathie konden rekenen, werd ingelijfd bij het PS-PKI-conglomeraat. De Partai Rakjat, voortzetting van Pari en PKI in Tan Malaka’s geest, werd van zijn leiding beroofd. Van activiteit op enige schaal was daardoor geen sprake. De uitgave van Thesis liep zo vele maanden vertraging op, waardoor het bij verschijnen deels achterhaald was, en deels te laat om in linkse kring Tan Malaka’s naam te zuiveren. Naast het werkzaam aandeel van Pesindo, PS en PKI in de massavergaderingen tegen de coupplegers, werd ook in de pers de anti-campagne voortgezet. In ‘Penghela Rakjat’ viel Soerastro de anarcho-socialisten aan, de groep die ook al in de Sovjetunie was berecht. Hij rekende daartoe vijf categorieën: links-radicalen, salonsocialisten, socialisten die zichzelf grote leiders achten, maar in feite onbekwaam zijn, socialisten met alleen maar kritiek en socialisten zonder theoretische kennis. De regering had hen na 3 juli uitgeschakeld. Dit had tot onrust geleid onder het volk; velen van hen hadden zwaar geleden onder Nederlands en Japans bestuur. Maar bij nader inzien had de regering gelijk met haar maatregelen in deze kritieke periode. En Soerastro gaf voorbeelden, zonder overigens namen te noemen. Sommigen beweerden goede diplomaten te zijn, maar keurden na hun ontslag de diplomatieke weg af. Anderen waren goede sprekers en schrijvers, hadden voor hun politieke opvatting in de cel gezeten, maar misten de ervaring en de capaciteiten om politiek leiderschap te verschaffen. Velen als hen zijn nog op vrije voeten; de regering moet waakzaam blijven.106 105

Mr. Soenarjo, ‘Rijksverband’, Kedaulatan Rakjat, 5-11-1946 schreef hierover dan ook een instemmend commentaar. 106 Soerastro, ‘Anarcho-sosialis’, Penghela Rakjat, 23-7-1946. In dezelfde geest tegen ‘linksradicalen’ en politieke avonturiers: S.P.H., ‘Korban revoloesi’, Penghela Rakjat, 27-7-1946 en S.P.H., ‘Menoedjoe aksi Moerba’, Penghela Rakjat, 7-8-1946. Soerjono, ‘Links-radikalisme’, Revolusioner 1-22(3-8-1946):1-3 is een theoretische verhandeling met voorbeelden uit de com-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

524

Verguisd en vergeten

Sardjono, de PKI-voorzitter, werd concreter in bijdragen die hij leverde aan twee herdenkingsuitgaven bij één jaar Republik. In de bundel van ‘Penghela Rakjat’ gaf hij een kort overzicht van de ‘beweging’, waarin hij vanzelfsprekend de PKI-leiders Semaoen, Moeso en Alimin noemde, allen nog in Rusland, volgens Sardjono. Moeso had de verdienste de illegale PKI te hebben opgericht, maar daarvoor was al de Pari gevormd, die ‘van verre’ werd geleid door Tan Malaka. Velen meenden dat de Pari een voortzetting was van de PKI, gelet op Tan Malaka’s PKI-verleden. Maar met de Pari had Tan Malaka zijn vorige koers en ideologie verlaten. Nu behoorde hij met Soebardjo tot de reactionaire groep, zoals de trotskisten in Rusland. De regering moest tegenover hem een consequente, compromisloze houding innemen.107 In de bundel van ‘Kedaulatan Rakjat’ varieerde hij op het thema. Tan Malaka en Soebardjo behoorden tot de linkse oppositie die de in haar ogen zwakke en aarzelende regering had gepoogd omver te werpen. De linkse en rechtse oppositie vormden beide een gevaar voor de staat; een consequente zuivering van deze stromingen was nodig.108 De Pesindokrant ‘Bakti’ in Modjokerto, Tan Malaka’s interneringsoord, wist te melden dat uit onderzoek was gebleken dat Tan Malaka een ‘renegaat’ was en een verrader van de Indonesische onafhankelijkheid. De Pari was een gevaar voor de PKI en Tan Malaka had de Komintern diverse malen bedrogen. De krant beloofde een serie artikelen hierover, maar deze verscheen niet.109 De terugkeer van Alimin In augustus kreeg de PKI onverwacht versterking. Alimin, een van de legendarische PKI-leiders uit de jaren twintig, dook na ruim twintig jaar ballingschap op in de Republik. Het had hem enige tijd gekost om de juiste adressen te vinden, maar 11 augustus meldde hij zich bij Sardjono. De volgende dag verscheen hij bij een ‘ontroerde’ Soekarno en in de openbaarheid. In het Chinese regeringscentrum Chungking had hij het nieuws van de Proclamatie gehoord; het had hem blijkbaar nog een jaar gekost de weg terug te vinden. Met de andere PKI-leiders in ballingschap had hij, zo vertelde hij, al jaren geen contact.110 Het bericht van Alimins terugkeer was in eerste instantie munistische theorie en praktijk, waarbij het aan de lezer wordt overgelaten de verbinding met Indonesië te leggen. 107 Sardjono 1946a. In zijn bijdrage aan de bundel van Revue Indonesia stempelde hij Tan Malaka tot trotskist (Sardjono 1946b). 108 Sardjono 1946c. 109 Bakti, 20-8-1946. 110 Antara, 12-8-1946; Kedaulatan Rakjat, 12-8-1946; Boeroeh en Merdeka, 13-8-1946; Penghela Rakjat, 12-8-1946 met een heel kort bericht.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

525

Alimin

beland bij Sjahrir en Amir Sjarifoeddin. Zij gaven PS-leiders in Boekittinggi opdracht hem op te vangen in Singapore. Een ontmoeting daar kwam tot stand en met hulp van de Republikeinse vertegenwoordiger in Singapore werd hij op een vrachtschip naar Java gesmokkeld.111 Alimin bleek zich geheel te kunnen vinden in de PKI-koers. Daarmee beschikte de PKI over een politiek leider die zich met zijn bewogen levensloop en internationale ervaring, met vele ‘avonturen’, een legendarische faam had verworven die was te vergelijken met die van Tan Malaka. De PKI besefte meteen de hiermee geboden mogelijkheden. In een ‘blikseminterview’, door D.N. Aidit afgenomen, werd hij aan zijn geestverwanten voorgesteld. De radio en de kranten hadden gemeld, aldus Aidit, dat saudara Alimin ‘weer temidden is van het volk waarvan hij houdt, en ook het volk dat van hem houdt’. De ‘begeerte’ om meer te weten over Alimin die al tientallen jaren ver weg was en over wie zelden werd bericht is nog lang niet bevredigd. Het interview zou daar ietwat aan kunnen voldoen. Aidit bezocht hem in zijn eenvoudige kamponghuis in Solo. Zoals de meeste leiders van het proletariaat is hij zeer eenvoudig, in zijn woordkeuze en in zijn kleding. Hij is al ouder dan vijftig jaar. Niettemin is hij in alle opzich111 Djoeir Moehamad 1997:105, 107-9, die tot de afhalers behoorde – en Alimins aankomst foutief op 12 december 1946 stelt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

526

Verguisd en vergeten ten nog gezond en tijdens zijn ballingschap is hij nooit één dag ziek geweest. Ieder die hem ontmoet, zijn manier van spreken ziet en de inhoud van zijn meningen aanhoort, zal er niet aan twijfelen, dat saudara Alimin een grote bijdrage zal kunnen leveren aan de huidige revolutie, naast de al aanwezige leiders en de pemuda. Zijn strijdlust is nog altijd die van een voortreffelijk proletarisch agitator.

Alimin vertelde over zijn omzwervingen sinds 1925, die hem vele jaren in Moskou deden vertoeven, maar hem ook op belangrijke missies brachten in Europa, het Midden-Oosten en China. Met vele met name genoemde communistenleiders was hij omgegaan. In Chungking kende hij Chou En-lai goed. In zijn visie op de Republik en de revolutie onderschreef hij dat in de fase van ‘nationale bevrijding’ waarin deze zich bevond alle progressieve organisaties eensgezind achter de Republik moesten staan. Slechts ‘verraders van de revolutie’ vormden fracties. Deze opstelling was ook een les die Alimin had getrokken uit de opstand van 1926-1927. Tan Malaka bleef ongenoemd, maar kon zich de opmerking aantrekken dat slechts trotskisten die opstand ‘nodeloos bloedvergieten en verspilde energie’ noemden.112 In een brochure Sepatah kata dari djauh (Een enkel woord van verre), die Alimin dateerde op ‘Alor Star (Kedah), 9 Mei 1946’, waarvan verschijningsdatum, en zelfs het verschijnen in 1946 niet te traceren is, vertelde hij meer over zijn lange terugreis naar Indonesië.113 In 1940 al had hij toestemming gekregen in het ‘Koude Land’ om terug te keren naar Indonesië tot steun van de PKI. In China, in het communistische hoofdkwartier in Yenan, was hij al na een paar maanden blijven steken. Pas in 1945, nadat hij Mao Tse-tung, Chu-teh en Tsjoe En-lai goed had leren kennen, kon hij zijn reis vervolgen. Hij moest in Chungking nog vier maanden wachten voor hij kon vertrekken naar Hanoi, waar hij Ho Chi Minh ontmoette, die hem raad gaf. Via Bangkok, Singapore en Kuala Lumpur, waar hij telkens een aantal weken verbleef

112

A.D. Noesantara [D.N. Aidit], ‘Interview kilat dengan saudara Alimin’, Bintang Merah 29(31-8-1946), overgenomen in Penghela Rakjat, 10-, 11- en 12-9-1946; Merdeka, 11-9-1946; Berita Indonesia, 14-9-1946; Berita Harian, 16-9-1946; Revolusioner 1-24(17-9-1946):6-10; Repoeblik (weekblad, Cheribon) no. 22(18-9-1946); Gelanggang no. 6(17-9-1946); Gelombang Zaman 133(17-9-1946):9-11; vertaald in The Voice of Free Indonesia 1-34(18-9-1946):8-9. Aidit zelf was ook pas sinds kort weer actief in partijverband. Hij was in november 1945 door Engelse troepen gevangengenomen. Het Nederlandse leger hield hem daarna zeven maanden vast (Soe Hok Gie 1997:56). Over de internering op het eilandje Onrust in de baai van Djakarta: Alizar Thaib 1993:95-109, 128. 113 De brochure verscheen in juni 1947 (Alimin 1947b), waarbij aldus het voorwoord sprake was van een tweede druk. De brochure gaat ook in op de situatie in Indonesië; het lijkt mij onwaarschijnlijk dat die passages al in Alor Star waren voltooid; zij zullen na Alimins ontvangst bij de PKI-partijgenoten zijn aangevuld of aangepast. In een interview met een Chinese journalist in Malang, waarvan een afschrift in NA, PG 306 is beland, wordt deze weergave gevolgd, met toevoeging van enkele details en enige afwijkingen. Dit interview is overgenomen in Bastiaans 1969:39-54. Uitgebreider nog in Alimin 1955:29-31.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

527

en werd opgevangen in communistische kring, bereikte hij dan eindelijk Indonesië – op 11 juli legde zijn bootje aan in Tegal. De brochure bevatte verder weinig opmerkelijks. De communisten moeten, hoe dan ook, trouw zijn aan hun partij. Wie zich buiten de partij stelt, schendt de partijregels. Gewaakt moet worden tegen de politieke ziekten, waaronder vooral het trotskisme, dat ook in Indonesië en in de PKI is doorgedrongen. De opstand van 1926-1927 was om velerlei reden mislukt, maar had lering en ervaring verschaft, die nu hun resultaat opleverden. Alimin prees de leiders van de Republik, benadrukte meermalen de noodzaak tot eenheid, en liet er geen twijfel aan bestaan dat Indonesië zou zegevieren, zoals ook het socialisme zou zegevieren. De naam Tan Malaka werd nergens genoemd. Binnen een week na zijn ontmoeting met Soekarno verzorgde Alimin zijn eerste openbare optreden. Er zouden er vele volgen. Hij lijkt vooral ook te zijn ingezet voor een niet-communistisch publiek, dat in groten getale opkwam om naar deze teruggekeerde banneling te luisteren. In zulke gezelschappen bracht hij zijn gematigde boodschap en vertelde hij vooral over zijn eigen ervaringen en analyseerde hij de internationale verhoudingen. Een Chinees gehoor, dat hij verslag deed van zijn belevenissen in China – en in het Chinees kon toespreken – stelde hij tevens gerust over de communis­tische plannen tot socialisatie; in de huidige fase van de revolutie was daarvan geen sprake. En elders wilde hij graag rechtzetten dat religie en communisme niet zouden kunnen samengaan. Over binnenlandse zaken liet hij zich niet uitgebreid uit. Steun aan de regering, aan president Soekarno en eenheid zouden een gunstig toekomstperspectief opleveren.114 De Reuterjournalist Arnold Brackman interviewde Alimin in november 1947 die hem vertelde: Our program is simply to support the government. ... With the dissolution of the Comintern, the PKI follows an independent course. We wish to cooperate with the Dutch in developing a democratic United States of Indonesia. Three hundred and fifty years of Dutch rule cannot be snapped overnight. We Communists advocate democracy and economic development for Indonesia, with emphasis on the modernization of agriculture.115

Zijn gespreksnotities gaf Brackman ook aan de Amerikaanse consul-generaal Charles A. Livengood die ze doorstuurde naar het State Department. 114

Verslagen van redevoeringen zijn te vinden in Antara, 18-, 21-8-, 4-, 5-, 10-, 16-, 18-, 27-9-, 1-, 14- en 28-10-1946; Boeroeh, 20-, 22-8-, 4-, 19-, 20-, 23-, 28-9-, 2- en 14-10-1946; Kedaulatan Rakjat, 19-, 20-8-, 2-, 4-, 10-, 17-, 19-9-, 5-, 10-, 14-, 18-10- en 13-11-1946; Merdeka, 20-, 22-8-, 5-9-, 5-, 16-, 25- en 29-10-1946; Lasjkar, 31-8- en 3-9-1946; Penghela Rakjat, 20-8-1946. 115 Brackman 1963:56.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

528

Alimin said he was 53 years old […]. He claims to speak fluent Mandarin, Cantonese, Dutch, German, English, Russian and implies that he is familiar with French. He wears a faded, black Moslem tarbouche, is short in stature and appears old and weatherbeaten. His eyes are dull, his lips have a bluish coloring and he appears terribly tired. He lives in Soerakarta (Surakarta or Solo) and is one of the few man with a car. Alimin’s vehicle carries a large red star on each side.116

In de bevriende pers kreeg Alimin de erenaam ‘bapak proletar’, vader van het proletariaat.117 Het tekent de persoon Alimin dat hij bij zijn eerste ontmoeting, op 18 september, met de sultan deze, tot diens verbazing, begroette met de feodale, respectvolle sembah, de begroeting van een mindere voor een meerdere.118 Over Tan Malaka is maar één uitspraak van Alimin in de pers beland. Op 18 augustus sprak hij voor journalisten in Solo. Op een vraag zei hij toen dat Tan Malaka geen lid van PKI of Komintern was, maar tot de Pari behoorde.119 Drie dagen later drukte ‘Penghela Rakjat’ links bovenaan op de voorpagina de volgende uitspraak af: Spoedbericht! Let op! Let op! Het gevaar van het Indonesische Trotskisme bevestigd: brochure van saudara Arifin uit Malang Bahaja Trotzkyst Indonesia heeft gelijk! Het bewijs is het antwoord van saudara Alimin ten overstaan van journalisten in Solo dat luidde: Tan Malaka is geen PKI-lid en geen Kominternlid maar van de Pari.120

PS en PKI vreesden Tan Malaka nog wel degelijk. Vele revolutionairen zonder theoretische kennis kunnen worden aangetast door de ‘linkse ziekte’ en zo onbewust trotskist worden. Zij zijn oprecht, maar worden misbruikt. De trotskisten zijn zeer slim, infiltreren organisaties en nemen de leiding ervan over.121 Vergeten gevangenen Geluiden ten gunste van Tan Malaka zijn nauwelijks te vinden. Het radicale pemudablad ‘Api’ (Soekaboemi) stelde Tan Malaka als principiële politieke 116 Charles Livengood aan Secretary of State, 14-9-1948, no. 354, in National Archives 856D.00/9-1448. 117 Boeroeh, 28-11-1946. 118 Dit bezoek wordt genoemd in Kedaulatan Rakjat, 19-9-1946. Sultan Hamengkoeboewono herinnerde zich dit feit meer dan dertig jaar later nog (interview Djakarta, 24-10-1980). 119 Boeroeh en Penghela Rakjat, 20-8-1946. 120 Penghela Rakjat, 23-8-1946. 121 Cratos, ‘”Onbewust” Trotskyist’, Bekerdja, 15-11-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

529

leider ten voorbeeld aan de Masjoemi- en PNI-leiding, die hun actie voor een coalitiekabinet ongemoedereerd voortzetten na de arrestatie van Tan Malaka. Deze ‘schertsleiders’ kregen er hevig van langs.122 In dezelfde aflevering van ‘Api’ verscheen een artikel over de ‘rode leiders’ van Indonesië – Tan Malaka, Moeso en Alimin, waarin de opstand van 1926-1927 in lijn met de visie van Tan Malaka ‘extremisme zonder concreet program’ werd genoemd. De andere opvatting van Moeso en Alimin was geen kwestie van beginsel, aldus de auteur, maar van tactiek en strategie. Samenwerking tussen het drietal was daarna heel wel mogelijk; de berichten over gezamenlijk optreden van Alimin en Tan Malaka in Palestina van tien jaar geleden bewezen dat. Ook de berichten over Tan Malaka als de ‘Indonesische Trotzky’ waren slechts bedoeld om verdeeldheid te zaaien. De auteur riep daarom de Panitya Pembersihan PKI, de zuiveringscommissie van de PKI, op een eenheidsorganisatie te vormen en Tan Malaka, Moeso en Alimin daarin als hoogste adviseurs te benoemen, zodat het Indonesische proletariaat onder één rode vlag zou strijden. Het was vergeefs; het wellicht al veel eerder geschreven artikel was achterhaald toen het verscheen.123 In Cheribon, het centrum van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya, kon Tan Malaka nog op aanhang rekenen. Rond november 1946 werden daar pamfletten verspreid onder de titel ‘Soeara Rakjat Revoloesioner’ (De stem van het Revolutionaire Volk), waarvan drie nummers bewaard zijn gebleven. Tan Malaka werd daarin opgevoerd als de initiatiefnemer tot de Proclamatie. Door middel van Soekarni zette hij de pemuda in Djakarta in actie. Hij ook vroeg Soekarno en Hatta bij die Proclamatie te betrekken zodat deze niet zo gemakkelijk als ‘war criminals’ zouden kunnen worden berecht. Als blijk van waardering noemden Soekarno en Hatta in hun politieke testament Tan Malaka als hun eerste opvolger. Daarna zette hij zich in voor de eenheid, tegen de verdeeldheid als gevolg van het ontstaan van vele partijen, met de vorming van de PP. Op grond van lasterpraat werd hij gearresteerd. Het laatste pamflet richtte zich, onder aanhaling van Tan Malaka, tegen Linggadjati dat aan de 100% merdeka afbreuk deed. Het vierde pamflet luidt: Het gehele Indonesische volk eist: Tan Malaka moet worden vrijgelaten Tan Malaka moet worden teruggebracht temidden van het Indonesische volk Tan Malaka was de promotor van de Proclamatie van Indonesia Merdeka op 17 augustus 1945 122 ‘Sekeliling kabinet Sjahrir ke-III’, Api 1-3/5(12-9-1946):26-7. ‘Al Djihad’ reageerde boos op dit ‘onruststoken’: Kadar, ‘Pengatjau tjoba mendjilat’, Al Djihad, 30-9-1946. 123 Chadam Revoloesi, ‘Kaoem merah Indonesia’, Api 1-3/5(12-9-1946):2-3, 6. Het blad telde overigens diverse tinten. In andere artikelen of overgenomen stukken werd de PKI-koers uitgedragen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

530

Verguisd en vergeten Tan Malaka heeft zich ingezet voor het lot van het Indonesische volk van zeventig miljoen mensen, nadat het was onderdrukt en uitgeperst door het Nederlandse imperialisme drieënhalve eeuw en door het Japanse fascisme drieënhalf jaar Tan Malaka heeft ons land gered van de koloniale staten van imperialistisch-kapitalistische Nederlanders en fascistische Japanners om de eenheidsstaat Republik Indonesia Merdeka tot stand te brengen Wij eisen: Tan Malaka moet snel worden vrijgelaten Snel teruggebracht onder het volk Het Indonesische volk heeft Tan Malaka ook nu nodig.124

Tan Malaka en de andere politieke gevangenen verdwenen na augustus 1946 vrijwel uit de publiciteit. Van regeringszijde had Soekarno er een paar regels voor over in zijn herdenkingsrede op 17 augustus 1946. Sjahrir zei desgevraagd dat de berechting een zaak van de president was.125 In Soekarno’s paleis was ook inderdaad, volgens een kort bericht, op 10 juli het onderzoek naar de coup begonnen, maar dit bericht had een hoge symboolwaarde.126 Verder had Soekarno twee maal opgeroepen tot zorgvuldig handelen bij arrestatie en vasthouden van politieke verdachten. ‘Al Djihad’ had een paar commentaren afgedrukt. Een massavergadering in Poerwokerto op 17 augustus had om een snel onderzoek verzocht, opdat de inzet van onschuldige arrestanten snel weer beschikbaar zou zijn.127 Toen het nieuwe kabinet aantrad vroeg ‘Boeroeh’ het probleem van de politieke gevangenen op te lossen, maar hiermee werd de groep bedoeld die was opgepakt bij het onderdrukken van de sociale onrust in de ‘Tiga Daerah’.128 Een paar weken later vroeg ‘Al Djihad’ om de vrijlating van politieke gevangenen te overwegen. Niet van schuldigen of van de vijfde colonne, maar wellicht van mensen van wie ervaring in denken en doen de Republik zou steunen in de huidige kritieke periode.129 De Badan Pekerdja van de KNIP zou in september, aldus Antara, wellicht een interpellatie over de politieke arrestaties houden.130 Het kwam er niet van. Een maand later noemden BP-leden in hun algemene beschouwingen hun medeleden Soekarni en Malik over wie klaarblijkelijk nog niets was beslist.131 124 Soeara Rakjat Revoloesioner nos 3-5, in CMI-doc. 3894 (Indonesisch en Nederlands), in SMG 027/-. 125 In een interview met Tjiptoning [M. Wonohito], Kedaulatan Rakjat, 7-8-1946. 126 Kedaulatan Rakjat, 12-7-1946. 127 Antara, 5-9-1946, in Boeroeh, 6-9-1946. 128 Sentot, ‘Doegaan dan pengharapan’, Boeroeh, 28-9-1946. Zeven van hen werden in oktober berecht (Antara, 18- en 24-10-1946, in Boeroeh, 19- en 25-10-1946; Kedaulatan Rakjat, 19- en 2410-1946). 129 Kadar, ‘Melepaskan tahanan politik’, Al Djihad, 23-10-1946. 130 Antara, 26-9-1946, in Boeroeh, 30-9-1946. 131 Antara, 18-10-1946, in Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 19-10-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

531

De concentratie van gevangenen in Djokja in Vredeburg ging voort. Op 5 oktober werden negen mannen uit Madioen afgeleverd: Dipo Soepeno, Hardjowirjo, Kjai Mahfoed Jahja, dr. Rachmat, Sjamsu Harja Udaja, Kjai H.A. Moekti, Waskito, Sastrosoeprapto en Soedjadi, schoonvader van Sjamsu. Vrijwel allen waren tussen 7 en 16 juli opgepakt, met honderden anderen. Deze negen waren overgebleven en als misdadigers opgesloten met slechte en onvoldoende zorg en falende medische zorg. Hun verhuizing naar Djokja was als van hel naar hemel.132 De drukte in Vredeburg werd in oktober verlicht. Drie arrestanten ontvluchtten op de avond van 21 oktober: Ibnu Parna, Akbar Djamin en de militair Hoesein Joesoef. Zij ontglipten het Fort en misleidden de bewaking ter plekke en bij de hoofdingang. Hun ontsnapping werd pas bij een telling om 14 uur de volgende dag ontdekt. Adam Malik ontkent dat Ibnu Parna zou zijn ontsnapt door een bewaker om te kopen.133 Op 30 oktober werden in Djokja veertien arrestanten vrijgelaten, die volgens de autoriteiten niet betrokken waren bij ‘de politieke gebeurtenissen in juli’. Maroeto Nitimihardjo, Jahja Malik Nasoetion, Kartopandojo en Soejono van de Partai Rakjat, Sjamsoel Arifin, Tirwan en Sjafioedin van de PBI, mr. Daljono, mr. Elkana Tobing, drs. Danoehoesodo, Mardjono, Soejoko en Barani herkregen hun vrijheid. De veertiende man was Akbar Djamin, die echter tien dagen eerder was ontsnapt. Het lijkt erop dat deze ontsnapping achteraf werd gelegitimeerd door deze vrijlating. De overheid behoefde in plaats van drie ‘nog maar’ de ontsnapping van twee gevangenen te melden.134 ‘Kedaulatan Rakjat’ zocht meer informatie bij enkelen van de veertien en bij de procureur-generaal. De ex-verdachten verklaarden dat het onderzoek slechts bestond uit een ‘vraaggesprek’, zonder duidelijke aanklacht. Het onderzoek bij hen die nog vastzaten was evenver gekomen. De procureurgeneraal mr. Tirtawinata, betreurde het trage onderzoek zeer. Hij gaf drie oorzaken daarvoor: hij was pas op 22 juli benoemd en kon niet eerder dan midden-augustus aan de slag; hij beschikte over onvoldoende middelen, en vooral mankracht ontbrak, en, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken verrichtte de politie hier geen vooronderzoek. Het gehele onderzoek rustte daarom op zijn schouders.135 Jahja Malik Nasoetion werd voor zijn 132

Adam Malik 1947:76. Adam Malik 1947:72 schrijft nogal omfloerst hierover, ongetwijfeld omdat hij toen hij dit vastlegde zelf nog vast zat. De ontvluchting in notitie op een lijst van in Djokja geïnterneerde personen, 11-10-1946 in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98, waarbij niet Akbar Djamin wordt genoemd. Een verklaring hiervoor wordt gegeven in de volgende tekstalinea. Kedaulatan Rakjat, 9-12-1946 meldt de omkoping. 134 Antara, 30-10-1946, in Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 30-10-1946; Lasjkar, 31-10-1946. Adam Malik 1947:75 noemt dertien namen en vergeet Tirwan. Een luchtmachtofficier, Soekartono, op 22 juli vastgezet, werd op 10 december vrijgelaten (Antara, 16-12-1946, in Boeroeh, 17-12-1946). 135 Kedaulatan Rakjat, 31-10-1946. 133

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

532

Verguisd en vergeten

vrijlating naar Tirawinata gebracht die uit naam van de overheid zijn verontschuldigingen aanbood voor arrestatie en vasthouding. Hij noemde zijn late benoeming en de grote werklast als redenen voor het trage onderzoek. Maar Jahja was vrij en kreeg een treinkaartje naar Solo uitgereikt.136 Waren de veertien vrijlatingen een gebaar van goede wil en teken van regeringsactiviteit? Nog wel enkele tientallen arrestanten, die in soortgelijke omstandigheden verkeerden, hadden dan kunnen worden vrijgelaten. Een andere verklaring die de achtergebleven gevangenen in Djokja sub rosa bereikte was dat de procureur-generaal op eigen initiatief had gehandeld. Dit werd van hogerhand als een ‘brutale’ actie gezien die een schrobbering opleverde voor de procureur-generaal. De hoop op een vervolg die natuurlijk eerst heel groot was, vervloog zo al spoedig. Alle anderen bleven vast – en het Parket volgde de instructies. De groep groeide weer toen in november acht verdachten in de TigaDaerah-zaak, onder wie Widarta, naar Vredeburg kwamen en, apart, verschenen ook Ngadino en Wondoamiseno. Maanden verstreken en de gevangenen bleven opgesloten. De tijd werd gedood en de kranten werden gespeld. Er werd over hen gesproken en geschreven, maar zonder resultaat. Linggadjati werd eind 1946 het grote discussiepunt.137 Niet vrijgelaten arrestanten werden in de tweede helft van augustus voor het eerst verhoord, op ‘informatieve’ wijze, waarna nadere verhoren volgden tot aan januari 1947. Tan Malaka werd pas in november voor het eerst verhoord.138 De jurist Boedhiarto vroeg bij de aanvang van zijn eerste verhoor: Omdat ik nu al meer dan een maand in hechtenis wordt gehouden, wil ik weten waar mijn hechtenisbevel is. En wie gaf bevel om mij gevangen te nemen? En op grond van welke beschuldiging word ik nu verhoord? In de Nederlandse tijd werd ik ooit gearresteerd, maar met een bevel van de bevoegde instantie en toen kreeg ik te horen wat de beschuldiging was. En word ik nu verhoord als verdachte of getuige? 136

Jahja Malik Nasution 1958:137-8. Adam Malik 1947:77-8. 138 Soedarsono (SV 1948:46 (verhoor 6-3-1948)) noemt 23 augustus en 2 november; Yamin (SV 1948:166 (verhoor 8-3-1948)) augustus en november 1946 en januari 1947; Boedhiarto (SV 1948:219-20 (verhoor 12-3-1948)) eind augustus, 13 en 14 september, 29 en 30 oktober 1946 en 20 en 21 januari 1947. Pandoe (SV 1948:251 (verhoor 15-3-1948)) werd éénmaal verhoord in augustus 1946. Tan Malaka’s verhoor, dat hij op 1 november stelt, in Pendjara III:130, Jail III:190-1. Tan Malaka zegt dat hij enkele dagen later weer werd verhoord, in Bagoesan. Maar ook vermeldt hij dat hij eind december naar Bagoesan werd verplaatst. Tenzij sprake was van een vervoer naar Bagoesan voor verhoor – mijns inziens niet zo waarschijnlijk – is Tan Malaka’s datering – van eerste onderzoek of verhuizing – fout. Al Djihad, 30-11-1946 ontleent aan de krant Nasional dat Tan Malaka een openbare terechtzitting wenste, een wens die hij uitte in zijn verhoor. Het verhoor moet dan dus in november hebben plaatsgevonden. Mr. Moeljatno, plaatsvervangend procureur-generaal, leidde een aantal andere verhoren. Tot zijn assistenten behoorden Soeparto, Moeljoharsono, Rachmat en Daben Soerjadiredja. 137

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

533

Boedhiarto kreeg op deze en andere vragen geen antwoord.139 Tan Malaka’s verhuizing van Bagoesan terug naar het PAM-gebouw in Modjokerto werd gevolgd door de overplaatsing van vrijwel de gehele groep in en rond Modjokerto naar de PAM. Die concentratie vond waarschijnlijk in november plaats.140 De behandeling was inmiddels, volgens PAM-commandant Soejono, heel redelijk. Tan Malaka was in een paviljoen ondergebracht en kreeg alle faciliteiten, waaronder boeken. Hij hield zich aan een stipt schema: vroeg opstaan, een wandeling op de binnenplaats – rondjes om de boom daar. Daarna las of debatteerde hij. Een paar van zijn bewakers bracht hij zo onder zijn invloed.141 Listyo, een assistent van Soejono, was in Modjokerto nauw betrokken bij de bewaking en leerde de gevangenen goed kennen. In de eerste periode waren zij, aldus Listyo, nogal passief. Zij werden afgeschermd van de buitenwereld en zochten ook zelf geen contact daarmee. Tan Malaka stond, zoals al gezegd, vroeg op, deed zijn lichaamsoefeningen en praatte ‘veel en goed’. Hij maakte indruk door zijn goede kennis van het Chinees en zijn buitenlandse ervaringen. Hij was daarin selectief: het ging over Kanton, Manila en Shanghai, niet over Nederland, Moskou en de Pari of actuele zaken. De andere geïnterneerden maakten veel minder indruk; van Soebardjo was Listyo slechts bijgebleven dat hij zijn toevlucht zocht in zijn vioolspel.142 Een ernstig incident vond hier in november of december143 plaats. Als mogelijke inleiding fungeerde een gesprek met Soemarsono, de Pesindo­ voorman, waartoe Soekarni ‘s avonds werd opgehaald uit het PAM-gebouw. De volgende morgen namen Pesindotroepen, van het Bataljon Rode Baretten, onder leiding van majoor Sidik Arslan, een stelling in voor het PAM-gebouw, op twintig meter afstand, achter een muur. Machinegeweren, zelfs luchtafweergeschut, werden op het gebouw gericht. Aan Soejono werd de eis gesteld, door Sidik en de ook aanwezige Koesnandar en Tjugito, de gevangenen uit te leveren, voor een, naar hij veronderstelde ‘volksgerecht’. Soejono vroeg de Pesindo om instemming van de Mahkamah Tentara Agoeng (Hoog 139

SV 1948:219 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948). Een overzicht van gevangenen in de residentie Soerabaja van 31-10-1946 (ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98) somt nog negen detentieplaatsen op. 141 Interview Soejono Prawirawisma, Djakarta, 16-9-1980. Tan Malaka slaagde er hier in Soedijono Djojoprajitno tot zijn opvattingen te bekeren (Sudijono Djojoprajitno 1962:213). 142 Interview Listyo, Djakarta, 30-10-1980. 143 Tan Malaka’s datering op 31 oktober (Pendjara III:128; Jail III:187-8) en die van Yamin op 30 oktober (SV 1948:167 (verhoor 8-3-1948)) zijn strijdig met het in de vorige noot genoemde overzicht. Van Tamins dateringen, op eind juli (1964b:20) of 28 november (1970a, I-II:30), is de eerste zeker fout. Yamin dateert nader op enkele dagen na een Pesindoconferentie in Madioen; deze vond plaats op 4 en 5 december en ging over de Pesindoreactie op de Linggadjati-overeenkomst (Kedaulatan Rakjat, 6-12-1946). Een datum rond 10 december zou dan waarschijnlijk zijn. 140

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

534

Verguisd en vergeten

Militair Gerechtshof) en van de resident van Soerabaja. De Pesindo achtte dit onnodig. Inmiddels was Soejono er wel in geslaagd een afgezant naar Soetjipto te sturen. Dit hoofd van de Polisi Istimewa stuurde zijn eenheden met spoed naar het PAM-gebouw en liet deze daar posities innemen. Ook de BPRI en de Polisi Tentara handelden aldus. De Pesindo was zo omsingeld door een numerieke overmacht. Soejono legde inmiddels contact met voorzitter Koesoemaatmadja van de Mahkamah Tentara Agoeng en met mr. Moeljatno, de plaatsvervangend procureur-generaal, die hij om hulp vroeg. Eerder dan hun bijstand zal het de militaire overmacht zijn geweest die de Pesindo in de loop van de middag deed afdruipen. Soejono vroeg via de gerechtelijke autoriteiten alsnog zijn gevangenen over te brengen naar Djokja. Het zou nog even duren voor dit gebeurde.144 Over een soortgelijke gebeurtenis hoorde Tan Malaka van zijn later in het bergoord Trawas opgesloten politieke vrienden. Daar waren gewapende Pesindostrijders verschenen die luidkeels om de uitlevering van Tan Malaka vroegen.145 De acties tegen Tan Malaka werden aangemoedigd door tegen hem gerichte pamfletten. Een terloopse verwijzing noemt talrijke pamfletten die in Oost-Java de ronde deden met Tan Malaka in een rol als ‘provocateur’.146 Bij Tan Malaka’s verhoor, in november, was mr. Moeljatno met zes medewerkers verschenen. Hij werd, zo schreef Tan Malaka, met vele vragen belaagd over zaken waarvan hij niets wist, maar kreeg geen informatie over een beschuldiging of over de bedoeling van het verhoor. Er werd ook tegen hem geschreeuwd, in het Nederlands zelfs, en soldaten met gevelde bajonet kwamen naar het verhoor toe. De dreiging was minder ernstig dan het leek; Tan Malaka kende de soldaten en zag dat ze naar hem glimlachten. Moeljatno gedroeg zich wel correct – als enige – bij het verhoor en verzekerde Tan Malaka dat hij zou worden berecht in een openbaar proces; Tan Malaka was hierop zeer gebrand. Zijn aandacht voor het verhoor werd belemmerd door een voetblessure, die het lopen pijnlijk maakte, en die, door het gebrek aan beweging, ook hoofdpijnen als indirect gevolg had.147 Tan Malaka’s wens tot openbare berechting haalde de pers, waarbij tevens werd vermeld dat het onderzoek vlot verliep.148 144

Pendjara III:128-9; Jail III:187-90; SV 1948:167 (verhoor Yamin, 8-3-1948); Tamin 1964b:20, 1970a, I-II:30-1; Hardiman en Suparmin 1985:231; interview Soejono Prawirawisma, Djakarta, 16-9-1980. 145 Pendjara III:129-30; Jail III:190; Hardiman en Suparmin 1985:231. 146 Si Kiri, ‘Podjok kiri; Siapa propokateur?’, Genderang, 2-1-1947. 147 Pendjara III:130; Jail III:190-1. 148 Een bericht in Nasional, overgenomen in Kedaulatan Rakjat, Repoeblik en Al Djihad, 30-11-1946, Soeara Merdeka, 2-12-1946 en aangehaald in Soepeno, ‘Tan Malaka dan kontjo-kon­ tjonja’, Bakti 3-12-1946. Dit laatste artikel ook in Pendjara III:126; Jail III:185-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

535

Tot Moeljatno’s assistenten behoorde Daben Soerjadiredja, die een hele serie gesprekken voerde met Tan Malaka en zijn geestverwanten. Doel hierbij was duidelijkheid te verkrijgen over de betrokkenheid van de arrestanten bij de 3 juli-coup. Wat Tan Malaka betreft bleef dit onduidelijk en juridisch niet bewijsbaar. Als voorbereiding had Soerjadiredja de brochures van Tan Malaka bestudeerd. Begonnen werd met vragen over ideologie, die schriftelijk werden beantwoord – Tan Malaka volstond hierbij met korte antwoorden – waarna geleidelijk werd overgegaan tot discussie over concrete zaken. Moeljatno’s staf was geporteerd, in afwachting van een proces, voor een vrijlating met beperking van de bewegingsvrijheid tot een stad of streek, maar het kwam er niet van. De sfeer was goed; Tan Malaka, ‘een typische revolutionair’, dwong respect af.149 De mededeling over het vlotte verloop van het onderzoek werd getoetst in de BPKNIP, waar PNI-voorzitter Sarmidi Mangoensarkoro vroeg om de mening van Malik en Soekarni te horen, toen het Linggadjati-akkoord werd besproken.150 A.Koma vroeg de BP zich in te spannen voor de vrijlating van revolutionaire krachten als Abikoesno, H. Moekti, Tan Malaka, Soekarni, Adam Malik, Pandoe en Ibnu Parna omdat de Revolutie hun inzet nodig had.151 ‘Al Djihad’ haakte hierop in. Soekarni en Adam Malik waren BP-lid en hun inbreng was gewenst bij de aanstaande besprekingen over belangrijke zaken. Als met Nederland kon worden gesproken, waarom dan niet met onze eigen mensen?152 De BP interpelleerde minister Soesanto tenslotte op 5 december. ‘Kedaulatan Rakjat’ wijdde er die dag een commentaar aan. De krant noemde de grote mankracht die bij het onderzoek was ingezet en prees de behandeling van de gevangenen. Onbevredigend was de lange duur van het voorarrest – en hij sloot daarmee aan bij de klachten hierover van politieke partijen en de Dewan Daerah Djokja, die over de trage afhandeling van de zaken tegen Marlan en Moh. Saleh had geklaagd. De gevangenen hadden grote verdiensten bij de Proclamatie en in de strijd – bij schuld dienden zij te worden gestraft, bij onschuld vrijgelaten, maar snelheid was in alle gevallen nodig. En met de wens dat de autoriteiten aan dit commentaar aandacht zouden schenken eindigde het stuk.153 149 150

Interview Daben Suryadiredja, Rijswijk, 21-7-1973. Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 22-11-1946; ook Raliby 1953:459-60; tevens in Lasjkar, 28-11-

1946. 151 Boeroeh, 23-11-1946. A.Koma deed dus hier alsof hij niets wist van Ibnu Parna’s ontsnapping. Overdijkink 1948:28 haalt een deel van deze verklaring aan, uit het blad Perdjoeangan (Poerwokerto). 152 Al Djihad, 23-11-1946, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-40(28-11/5-12-1946):17. 153 ‘Tahanan politik’, Kedaulatan Rakjat, 5-12-1946; ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-41/42(5/19-12-1946):45-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

536

Verguisd en vergeten

De interpellatie kon brede steun krijgen omdat de linkse regeringspartijen ontevreden waren over het nog steeds vasthouden van verdachten in de Tiga-Daerah-zaak en hun zaak ook bij de vraagstelling was betrokken. Er waren elf vragen opgesteld, waarop Soesanto een antwoord moest geven. Deze verontschuldigde zich allereerst; niet alles kon hij uitvoerig beantwoorden. Hij was pas kort minister en tevens lid van de onderhandelingsdelegatie met Nederland en had zich nog niet overal in kunnen verdiepen. In het belang van het onderzoek wilde hij niets zeggen over de coup zelf. Er waren 75 burgers en 21 militairen gearresteerd, van wie tot 20 november 25 waren vrijgelaten en 2 ontvlucht. Hun arrestaties waren uitgevoerd door politie en militaire politie met hulp van leden van strijdorganisaties, maar niet uit naam van die organisaties. De opdracht was gekomen van de minister van binnenlandse zaken, de politieleiding of de procureur-generaal en voor de militairen van het opperbevel. De arrestanten waren opgesloten in Fort Vredeburg, in Modjokerto en in woonhuizen. De militairen stonden onder militair gezag. De politieke aard van hun misdrijf rechtvaardigde volgens Soesanto een afwijkende behandeling – zonder dat hij aangaf in welk opzicht. Het (voor)onderzoek vond plaats door bevoegde en ervaren ambtenaren. Door de haast en de bijzondere situatie was het niet mogelijk gebleken de verdachten binnen vierentwintig uur te horen en hun tijdig de reden van aanhouding mee te delen. Een vraag over de stand van zaken van het onderzoek bij de BP-leden Soekarni en Malik kon niet worden beantwoord. Over de berechting zei Soesanto dat de officieren van justitie hard werkten om de zaak snel voor te kunnen leggen. Soesanto’s beleefde maar vage antwoorden leidden tot vele nadere vragen. Soesanto bleef afhoudend, bijvoorbeeld over de ‘zwarte lijst’ van te arresteren personen. Hij wees op de samenhang van allerlei gebeurtenissen, de buitengewone, revolutionaire situatie, die ook tot gevolgen leidde die in een normale situatie niet zouden passen. De voeding van de gevangenen noemde hij goed en voldoende. Onschuldige arrestanten zouden officieel worden gerehabiliteerd. Het was bijvoorbeeld nodig om iedereen die bij de arrestatie van de leiders bij hen in huis werd aangetroffen op te pakken om te onderzoeken of zij deel waren van het complot, of slechts toevallig ter plekke. Soesanto legde uit dat de nieuwe procureur-generaal mr. Tirtawinata op korte termijn zijn Parket moest bemannen voor deze grote taak. Hij stemde in met de toelating van verdedigers van buitenaf tot de rechtbank. Als militairen en burgers in één proces zouden worden gedagvaard zou dat voor de Mahkamah Tentara Agoeng zijn. Een vraag over de verplaatsing van gevangenen van Djokja naar Modjokerto kreeg geen antwoord. Tot slot zei hij dat Ibnu Parna en een militair waren ontvlucht in Djokja.154 154

Antara, 5- (twee berichten), 6- en 9-12-1946; Boeroeh, 7-, 9-, 10- en 11-12-1946. De eerste

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

537

Bij deze interpellatie deed de minister, hoe vaag ook, een aantal uitspraken waarover hij nader kon worden ondervraagd. De regering was met aantallen gekomen; van de tot dan toe anonieme groep gevangenen was eindelijk het bestaan erkend. De inzet voor hun lotsverbetering, berechting en vrijlating kon nu concreter worden gericht. Het akkoord van Linggadjati De noodtoestand met Soekarno als alleenheerser en de lange kabinetsformatie, gevoegd bij de verdovende schok van de 3-juli-coup hadden het binnenlandse politieke bedrijf een aantal maanden vrijwel lamgeslagen; de ‘oppositie’ had zich zeer gedeisd gehouden. De PBI was in ‘gezagsgetrouwe’ handen overgegaan. En ook Gasbi stond onder zware druk. Een aantal bonden liep weg of nam afstand. Op 21 juli, in Malang, besloten 31 Gasbi-bonden een ‘Committee to Perfect Gasbi’ in te stellen. Op een conferentie in Madioen van 22 tot 24 augustus werd een nieuw bestuur gekozen waarvan Setiadjit en Harjono, mannen van de socialistische zuil, deel uitmaakten. Hier werd ook besloten de gezamenlijke – met PNI en Masjoemi – inzet voor een coalitiekabinet te beëindigen. Naast de hervormde Gasbi werd op 26 augustus opgericht de Gaboengan Serikat Boeroeh Vertikal (GSBV, Verbond van Verticale Vakbonden), waarin uit Gasbi weggelopen bonden zich verenigden. De GSBV stelde zich mede ten doel tot een nieuwe verbeterde federatie te komen met de Gasbi – en in zijn leiding zaten met Soerjono en Asraroedin eveneens regeringsgetrouwe voormannen. De GSBV kwam bijeen in Djokja op 12 en 13 oktober onder hoge officiële belangstelling en besloot daar zich in te zetten voor de vorming van één vakcentrale. Alimin hield hierbij de belangrijkste redes. Gasbi confereerde op 16 en 17 november in Solo en besloot zo spoedig mogelijk te fuseren met de GSBV. Dit gebeurde op een arbeiderscongres in Djokja op 29 november onder de twee afleveringen hebben op de 3-juli-zaak betrekking. Het derde gaat over de Tiga-Daerah, met een felle aanval op het vervolgingsbeleid door het PS-lid Soepeno. Het laatste behandelt diverse departementele zaken. Kedaulatan Rakjat, 5-, 6-, 7- en 9-12-1946 is minder uitgebreid. Verder in Lasjkar, 5-, 7-, 9-, 10-, 11-, 12-, 13- en 14-12-1946; Penghela Rakjat, 6-, 9-, 10-, 11- en 12-12-1946; Berdjoeang, 9- en 10-12-1946; Repoeblik, 5-, 7- en 9-12-1946; Perdjoeangan Rakjat (Garoet), 9-, 10- en 11-12-1946. Repoeblik plaatste het verslag pas vier maanden later: 25- en 27-3-1947. Alle berichten zijn op Antara gebaseerd. De interpellatie was aangekondigd in Boeroeh, 2-12-1946. Noto Yudo, ‘Disekitar debat tahanan politik’, Berdjoeang, 12-12-1946, overgenomen in Boeroeh, 19-12-1946, gaat slechts in op de Tiga-Daerah-zaak. Pranoto, ‘Tawanan politik’, Patria 1-4(31-121946):4-5, zette vraagtekens bij de afhandeling, die veel te lang duurde, terwijl de democratie werd geschaad door de schijnbare gelijkstelling van oppositie en onwettig optreden. Patria werd in Malang uitgegeven door de Tentara Peladjar, een strijdorganisatie van middelbare scholieren en studenten.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

538

Verguisd en vergeten

naam SOBSI (Sentral Organisasi Boeroeh Seloeroeh Indonesia, Centrale van Arbeidersorganisaties van Geheel Indonesië). De federatie zei 750.000 arbeiders op Java te verenigen, en wellicht evenveel op Sumatra. Het bestuur werd gevormd door Soerjono (voorzitter), Setiadjit (vice-voorzitter), Asraroedin (secretaris-generaal) en Harjono (vice-secretaris-generaal). Regering en PS boekten hiermee een grote zege. SOBSI groeide snel, waakte er voor met radicale uitspraken aanhang van zich te vervreemden en bleef zo in de pas met de koers van regering en PS.155 In november werden oude tegenstellingen echter opnieuw en even heftig als voorheen geactiveerd door het akkoord van Linggadjati. In dat akkoord erkent de Nederlandse regering het defacto-gezag van de Republik op Java en Sumatra. De Republik zal met Borneo en de Grote Oost samengaan in een soevereine, democratische staat op federatieve grondslag, de Verenigde Staten van Indonesië. Nederland en de Republik zullen samenwerken tot vorming van een Nederlands-Indonesische Unie, waarvan de Koning der Nederlanden het hoofd is. In de Unie zullen onderwerpen als buitenlandse zaken, defensie en financiën aan de orde kunnen komen. De Verenigde Staten van Indonesië en de Unie zullen vóór 1 januari 1949 hun beslag krijgen. De Republik erkende de aanspraken op rechten en teruggave van goederen van niet-Indonesiërs in haar gebied. Aan beide zijden zou de troepensterkte worden verminderd.156 Het akkoord werd op 15 november geparafeerd en op 18 november openbaar gemaakt. Soekarno, Sjahrir en het ministerie van voorlichting benadrukten meteen de verworvenheden en mogelijkheden van het akkoord. Met nadruk werd gesteld dat de Unie onder de Nederlandse koning (artikel 8) geen inbreuk maakte op de Indonesische soevereiniteit en slechts symbolische waarde bezat. Van een Rijksverband was geen sprake.157 Een maand lang drukten de kranten de reacties van vele partijen en organisaties af, vaak eerst voorlopig en voorzichtig, en vervolgens, vaak na een conferentie of congres, concreter. De tegenstanders richtten hun bezwaren vooral op het Unieverband en de erkenning van buitenlandse, en dus vooral Nederlandse, economische aanspraken (artikel 14). De afwijzing werd vaak in een standaardformulering gegoten: het akkoord was geen waarborg voor het bestaan als een in politiek en economisch opzicht soevereine staat.158 De regering kreeg natuurlijk steun van de Sjahrir- en Amir-aanhang. Ook Alimin wierp zijn gezag in de schaal. In zijn eerste reactie was hij positief, 155 Sutter 1959, II:462-4; Kedaulatan Rakjat, 26-8-1946; Antara, 27-8-1946 (twee berichten), 1410-1946 (conferentie GSBV). 156 De tekst van het akkoord in Smit 1952:96-101 en op vele plaatsen elders. 157 Raliby 1953:451 (Soekarno), 451-3 (Sjahrir) en 453-5 (ministerie van voorlichting). 158 Voor het eerst door de PNI gebruikt (Boeroeh, 27-11-1946).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

539

maar ongelukkig met artikel 14. Het akkoord zou het volk schokken, maar de volksleiders zouden als ‘schokbreker’ (Nederlands) moeten fungeren, en de tactische achtergrond moeten uitleggen. In Cheribon, op 10 december, verdedigde hij het akkoord. Artikel 8 had slechts symboolwaarde; artikel 14 moest worden geaccepteerd als geldend internationaal recht. De Republik had als gevolg van de economische ontwrichting een adempauze nodig, die moest worden benut om de Revolutie voort te zetten. Een keuze tegen het akkoord was politieke zelfmoord.159 Djohan Sjahroezah zei het iets diplomatieker toen hij dat een gebrek aan verantwoordelijkheid voor het toekomstige lot van het volk noemde. De Indonesische politieke leiders vormden een garantie voor het behoud van de Republik. Dit akkoord – geen eindresultaat – gaf de kans tot economisch herstel en het aangaan van buitenlandse betrekkingen, mede omdat de Nederlandse blokkade zou worden opgeheven. De storm van oppositie in Nederland was het bewijs, aldus Sjahroezah, dat het akkoord voor de Republik niet zo slecht had uitgepakt.160 Ook de partijen en organisaties uit die hoek motiveerden hun instemming met tactische argumenten.161 De opstelling van Masjoemi en PNI was voor de aanvaarding van het akkoord van essentieel belang. De oppositie van een aantal radicale strijdorganisaties zal zijn verwacht, maar Masjoemi en PNI konden beide kanten uit. Met een welwillende interpretatie en het benadrukken van het tactische aspect hadden zij hun geestverwante ministers in het kabinet kunnen volgen. Maar daarnaast lag de keuze open naar een dankbare oppositie tegen concessies aan de vijand, waarmee alsnog de rekening kon worden vereffend met het kabinet-Sjahrir, waarin de bestuurlijke top van Masjoemi en PNI niet was vertegenwoordigd. Het akkoord werd dan zo een middel in de voortgaande inzet voor een coalitiekabinet in PNI-Masjoemi-opzet. In hun eerste reactie hadden Soekiman en Sarmidi zich afwachtend opgesteld – Soekiman noemde veel nog verward en onduidelijk162 – maar daarna zetten hun besturen al spoedig een negatieve besluitvorming in gang. Het PNI-bestuur verklaarde zich op 25 november tegen het akkoord, een besluit dat op een buitenge159 Boeroeh, 19-, 26-11- en 14-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 19-, 26-11- en 17-12-1946; Antara, 13-12-1946. 160 Sjahroezah, ‘Tentang rentjana persetoedjoean’, Boeroeh, 26- en 27-11-1946. 161 PS: Boeroeh, 7- en 9-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 20-11-, 5- en 7-12-1946. PKI: Antara, 6-121946; Boeroeh, 7-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 9-12-1946. PBI: Boeroeh, 20-12-1946; Antara, 3- en 19-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 6-12-1946. Pesindo: Boeroeh, 26-11- en 6-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 28-11- en 6-12-1946; Antara, 6-12-1946. Lasjkar Rakjat: Boeroeh, 23-11-1946; Kedaulatan Rakjat, 22-11-1946; Antara, 4-12-1946. Gasbi: Boeroeh, 28-11-1946. BTI: Boeroeh, 6-12-1946; Antara, 6-12-1946 en 2-1-1947. Ook een aantal kleinere organisaties, waaronder de protestantse en katholieke partijen, steunden het akkoord. De jongerenfederatie BKPRI deed geen uitspraak – dat werd overgelaten aan de aangesloten organisaties. Wel waarschuwde het bestuur tegen de verdeeldheid die de keuzes pro en contra konden veroorzaken (Antara, 10-12-1946). 162 Boeroeh, 19-11-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

540

Verguisd en vergeten

woon congres in Malang op 25 en 26 december werd bekrachtigd. Op dat congres kregen de ministers Soesanto en Gani de kans hun visie uiteen te zetten, maar hun standpunt vóór Linggadjati kreeg geen aanhang.163 De Masjoemi riep zijn kader bijeen op 4 en 5 december in Solo waar mede op basis van een referendum onder de afdelingen tot afwijzing van het akkoord werd besloten.164 De wijze waarop dit besluit werd genomen lokte kritiek uit van minister Roem. Hij klaagde dat op de conferentie geen ruimte was voor discussie – waarmee hij bedoelde dat voorstanders van het akkoord geen spreektijd kregen – en noemde dit strijdig met de regels van de democratie en de Islam.165 Een verklaring van alle Masjoemi-ministers benadrukte nog eens dat de aard van het kabinet – een nationaal, en geen coalitiekabinet – hen niet verplichtte het afwijzende partijbesluit te volgen.166 Een later ingezonden stuk verweet het bestuur het referendum zonder evenwichtige toelichting te hebben rondgestuurd en Soekiman dat hij Roem de mond had gesnoerd. Bij zulk optreden verdiende het bestuur geen vertrouwen meer.167 163 Boeroeh, 27-11- en 28-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 22-, 27-11-, 26- en 27-12-1946; Antara, 28-12-1946. 164 Antara, 3- en 5-12-1946; Boeroeh, 6-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 21-, 26-11-, 3- en 7-121946. 165 Boeroeh, 20-12-1946. 166 Antara, 4-1-1947, in Kedaulatan Rakjat, 4-1-1947 (de verklaring was van 28-12-1946). Al eerder ontkende minister Natsir een Anetabericht waarin sprake was van een aanstaande kabinetscrisis door het aftreden van de Masjoemi-ministers (Antara, 11-12-1946). 167 Kijai Aboe Moeslim, ‘Sikap politiek Partij Masjoemi’, Boeroeh, 14-1-1947, overgenomen in Penghela Rakjat, 16-1-1947. A.B.L. [Aboe Bakar Loebis], ‘Masjoemi; Moeda lawan toea?’, Siasat 1-1(4-1-1947):6 vatte de hele gang van zaken samen en beschreef daarna de machtsstrijd in de heterogene Masjoemi, met Soekiman tegenover de jongeren geleid door Moh. Roem. Hij hoopte op een scheiding der geesten, waarbij de jongeren het autocratische Soekimanbewind zouden afzetten. Siasat werd een gezaghebbend onafhankelijk-socialistisch weekblad dat in Djakarta verscheen. Initiatiefnemers waren Rosihan Anwar en Soedjatmoko. Tot de medewerkers behoorden Aboe Bakar Loebis en Gadis Rasid. Het ministerie van voorlichting verschafte via mr. Tamzil een startsubsidie. De oplage van drieduizend steeg snel tot twaalfduizend – het grootste weekblad in die periode (Rosihan Anwar 1979:128; 1983:161, 1997a:49; Rosihan Anwar in Tribuana Said 1992:251-7). Over de historie van Siasat: ‘Hikajat sebuah madjallah; Siasat 4 Djanuari 1947-4 Djanuari 1953’, Siasat 7-294(11-1-1953):27, 45; Legge 1988:129-30. De kritische toon werd niet altijd gewaardeerd. Een artikel van Loebis over Soetomo (‘Boeng Tomo; The Great Orator’, Siasat 1-4(25-1-1947):1, 4, met een fraaie spotprent zorgde voor opschudding in Djokja, waar de distributeur, mr. Soemanang, het blad niet durfde te laten verspreiden. Op de KNIP-zitting in Malang kreeg Loebis extra-bewaking van TRIP-zijde om een ontvoering door BPRI-lasjkar te verhinderen (Aboe Bakar Loebis 1995:195-9; Rosihan Anwar 1979:126-8, 2002:292; Rosihan Anwar in Tribuana Said 1992:255). Overigens spaarde Siasat zijn geestverwanten niet. In A.B.L., ‘Partai Sosialis quo vadis’, Siasat 1-3(18-1-1947):6, 9, vertaald in Indische Documentatiedienst van A.N.P.-Aneta 2-9(63-1947):102-4, verweet Loebis de Partai Sosialis alle energie in het regeren te steken ten koste van de opbouw van de eigen partij. In ideologisch en organisatorisch opzicht schoot de partij tekort. De partijtop gaf geen leiding tegen de opkomst van de PP, verzuimde de PP uit te schakelen en had ook te weinig weerwoord op de bombast van de Benteng Repoeblik, het nieuwe oppositio­ nele verbond. Djohan Sjahroezah leverde een antwoord: ‘Djawaban atas: “Partai Sosialis quo

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

541

In het kielzog van de Masjoemi verklaarde de gehele Islamitische zuil zich tegen Linggadjati; niet alleen de GPII, maar ook de invloedrijke en niet uitgesproken politieke organisaties Moehammadijah en Nahdatul Oelama.168 Soetomo’s BPRI verklaarde zich tegen artikel 8 en tegen het akkoord, na drie bijeenkomsten van zijn Badan.169 De Barisan Banteng confereerde twee maal in Solo met negatieve uitkomst.170 Ook de KRIS toonde zich negatief.171 Tot de voorspelbare tegenstanders behoorde Lasjkar Rakjat Djawa Barat (LRDB) dat zich op zijn conferentie in Krawang van 22 tot 24 november ook in felle bewoordingen keerde tegen het kabinetSjahrir, dat zou moeten aftreden. Er was een radicaal-revolutionair kabinet nodig dat voor 100% merdeka zou strijden. In de verklaring De spotprent van Soetomo in ‘Siasat’ die op de KNIP-zitting opschudding verwerd ook de vrijlating gevraagd oorzaakte van de politieke gevangenen, die streden voor die 100%. Ook de eigen kameraden moesten worden vrijgelaten, de inbeslaggenomen wapens teruggegeven en de ongerechtvaardigde beschuldigingen ingetrokken. Als de regering hier niet op inging stond de LRDB niet in voor de gevolgen. De conferentie viel samen met de viering van de eerste verjaardag van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya. De jubileumvadis?’, Siasat 1-5(1-2-1947):6, 10, waarin hij Loebis gebrek aan feitenkennis en inzicht aanwreef. 168 GPII: Boeroeh, 29-11-1946; Kedaulatan Rakjat, 28-11-1946. Moehammadijah: Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 27-11-1946. Nahdatul Ulama: Antara, 24-12-1946, in Kedaulatan Rakjat, 2412-1946. 169 Boeroeh, 23- en 28-11-1946; Kedaulatan Rakjat, 28-11-1946. Soetomo schreef hierover een brochure Manifes perdjoeangan; Mengapa pemberontakan menentang fatsal 8, die ik niet heb kunnen vinden (Repoeblik, 9-12-1946), maar wordt samengevat in Antara, 7-12-1946. 170 Boeroeh, 26-11- en 19-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 20-, 26-11- en 17-12-1946; Lasjkar, 26-11en 18-12-1946; Antara, 17-12-1946. 171 Boeroeh, 3- en 19-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 30-11-1946; Antara, 18-12-1946. Een verslag van deze conferentie van de Territoraal Commandant KL in NA, PG 876.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

542

Verguisd en vergeten

uitgave van het LRDR-blad ‘Godam Djelata’ drukte drie conferentieredes af – van Armoenanto, Soetan Akbar en Hasan Gayo. Het waren vooral abstracte verhandelingen over de eenheid tussen volk en pemuda in een organisatie die aanwezig was tot in elke stadssteeg en kampong en zich inzette voor volk en 100% onafhankelijkheid. Gewapende en politieke actie waren daarbij niet te scheiden, hoewel de LRDR geen politieke partij was. Het volksleger kende geen compromis in zijn strijd tegen imperialisme en kapitalisme. En zo stond het tegenover de regering die in diplomatie en onderhandeling de verworvenheden van de Proclamatie prijsgaf, met als slotstuk Linggadjati. De LRDR moest niet wijken en met de pemuda, als motor van de revolutie, de strijd voortzetten. In een lange verklaring werd de regering de wacht aangezegd. Regering en leger waren zeer contrarevolutionair en steunden direct of indirect de terugkeer van het koloniale bewind. De LRDB kwam op deze conferentie tot stand als een samenwerkingsverband van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya met Lasjkar Rakjat uit Cheribon, Pekalongan, Poerwokerto, Bogor en Banten. Onderdeel van het conferentieprogramma was een grote parade, die eindigde op het ‘heldenkerkhof’ waar werd gezworen de strijd voort te zetten. Anwar Tjokroaminoto sprak als vertegenwoordiger van Soedirman en verklaarde dat, los van Linggadjati, het leger zijn taken zou vervullen en zijn verantwoordelijkheden dragen.172 De organisaties die dichtbij Tan Malaka’s ideeëngoed stonden waren vanzelfsprekend tegen Linggadjati: Partai Rakjat Djelata, Partai Rakjat, A.Koma en de pas opgerichte Partai Wanita Rakjat (PWR, Vrouwenpartij van het Volk). De PRD sprak scherpe afkeuring uit. Nederlandse koloniale verdeelen-heerspolitiek kreeg weer alle ruimte. Via artikel 14 werd de Indonesische economie, via artikel 8 de binnen- en buitenlandse politiek onder Nederlandse invloed gesteld. Het bestuur van de Partai Rakjat verklaarde het akkoord strijdig met Grondwet en Proclamatie en het streven naar een eenheidsstaat op socialistische grondslag. De PR kwam in conferentie bijeen in Solo op 172 Kedaulatan Rakjat, 26-11-1946; Repoeblik, 27-11-1946; Godam Djelata 1-10(22-11-19):19, 27; Boeroeh, 11-12-1946; Pendjara III:135-6; Jail III:197-9, waar Merdeka, 28-11-1946 uitgebreid wordt aangehaald; Cribb 1991:127. De drie redes in Godam Djelata 1-10(22-11-1946): [Armoenanto], ‘Setahoen berorganisasi’ (pp. 3-7), St. Akbar, ‘Setahoen Lasjkar Rakjat Djakarta Raya, 22-11-1945 – 22-11-1946’ (pp. 6-9, 29), M.H. Gajo, ‘Pemoeda ...; Pemoeda jang memoelai repoloesi, dan pemoeda poela jang mesti menjelesaikannja’ (pp. 8-11). De verklaring over Linggadjati als ‘Koepasan rentjana persetoedjoean’, Godam Djelata 1-10(22-11-1946):18-22. De LRDB stond geheel los van de Lasjkar Rakjat, die onder leiding van ir. Sakirman als een fusie van vele Lasjkar Rakjat op Java tijdens een conferentie in Magelang (15 en 16 november 1946) was gevormd (Kedaulatan Rakjat, 18-11-1946; Boeroeh, 19-11-1946). Deze Lasjkar Rakjat steunde Linggadjati. De LRDB gaf op 5 december een verklaring uit waarin nadrukkelijk afstand werd genomen van Sakirmans verbond, dat eerder die dag zijn steun uitsprak aan Linggadjati. De verklaring in Godam Djelata 1-10(2211-1946):28. Van Godam Djelata, het maandblad van de LRDR, heb ik slechts één aflevering gevonden.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

543

3 december, met alle afdelingen vertegenwoordigd. Er werd tien uur beraadslaagd en tenslotte unaniem nee gestemd. Het negatieve oordeel van het bestuur werd zo bevestigd. In de slotresolutie werd de president gevraagd om een nota over het akkoord en werd de vrijlating geëist van de politieke gevangenen die geen schuld droegen. A.Koma had de eer als eerste organisatie een negatief oordeel te geven: een schending van de wetten van de Republik, tot grote schade van de staat.173 Benteng Repoeblik Begin december lagen aldus de kaarten op tafel. Weer was sprake van polarisatie, en liep een groot aantal organisaties, zoals eerder in de PP, te hoop tegen het kabinet en zijn Linggadjati. In zijn negatieve besluit had Masjoemi ook al aangekondigd een ‘Week van Afwijzing’ te willen organiseren. Van 10 tot 17 december moesten overal op Java massavergaderingen worden belegd.174 In Madioen en Poerwokerto werden op 10 december inderdaad daartoe activiteiten ontplooid; andere zijn niet gemeld.175 Bundeling van oppositionele krachten lag voor de hand en Soetomo’s BPRI nam, zoals met het Volkscongres een paar maanden eerder, het initiatief. De radiozenders van de BPRI inviteerden alle negentien organisaties die zich tegen het akkoord hadden gekeerd naar Malang op 12 december om een verbond, de Benteng Repoeblik (Fort van de Republik) te vormen.176 In het BPRI-hoofdkwartier kwamen ‘s avonds, 12 december, vanaf half tien de contra-groepen bijeen. Soetomo hield de openingsrede voor vertegenwoordigers van vierentwintig organisaties. Lidmaatschap van de Benteng Repoeblik Indonesia betekende volgens hem ook de bereidheid oorlog te voeren. Voorlichting op grote schaal was voorshands de eerste taak. Soekiman leidde de vergadering die besloot een commissie te benoemen die een programma moest opstellen. Sarmidi (PNI), Soetomo (BPRI), Zainoel Arifin (Masjoemi), Hasan Gayo (LRDB), S. Jahja (A.Koma), Soejono (PR) en Nji Mangoensarkoro (PWR) namen zitting.177 173

A.Koma: Kedaulatan Rakjat, 20-11-1946; Boeroeh, 21-11-1946; Lasjkar, 26-11-1946. PRD: Antara, 6-12-1946; Repoeblik, 10-12-1946; Boeroeh, 11-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 12-12-1946. PR: Kedaulatan Rakjat, 1- en 6-12-1946; Repoeblik, 2-12-1946; Antara, 4-12-1946. PWR: Antara, 6- en 7-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 7-12-1946; Boeroeh, 7-, 9- en 10-12-1946. 174 Antara, 5-12-1946. 175 Antara, 11-12-1946. 176 Boeroeh, 7-12-1946; Antara, 9-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 9-12-1946. AGIS., ‘Benteng Repoeblik akan ditegakkan di Malang’, Al Djihad, 11-12-1946 sprak op voorhand zijn instemming uit en loofde Soetomo voor zijn initiatief. 177 Kedaulatan Rakjat, 13-12-1946; Antara, 14-12-1946; Boeroeh, 14-12-1946. Iwa Kusuma Sumantri 1963:136 noemt de zeven vertegenwoordigde partijen, Barisan Banteng en KRIS als

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

544

Verguisd en vergeten

De commissie werkte snel en op een plenaire vergadering in Malang de volgende dag, geleid door Sarmidi, werd door vijfentwintig organisaties als basis van de Benteng Repoeblik Indonesia de verdediging van de 100% onafhankelijkheid van de eenheidsstaat goedgekeurd. Als doel vloeide hieruit voort de inzet voor het afwijzen van het Linggadjati-akkoord door het volk, met inachtneming van alle gevolgen. Er werden drie besturen met telkens vijf leden ingesteld: voor de algemene leiding onder voorzitter Soekiman, voor politieke zaken en voor defensie. In elk bestuur werden kwaliteits­ zetels aan aangesloten organisaties toegewezen. In de Dewan Politik namen Soekiman, Sarmidi en secretaris Anwar Harjono zitting. Als programma werd goedgekeurd: 1. Het gehele volk bewustmaken om het Indonesisch-Nederlandse akkoord af te wijzen door zo uitgebreid mogelijke voorlichting. 2. De eis van een Volksvertegenwoordiging die de wensen van het gehele volk weerspiegelt. 3. Voorbereidingen treffen voor de gevolgen van het afwijzen van het IndonesischNederlands akkoord. 4. De eis van een snel onderzoek van de politieke gevangenen zodat de klaarblijkelijk onschuldigen spoedig worden vrijgelaten. 5. Inzet voor de organisatie van allen die het Indonesisch-Nederlandse akkoord afwijzen.

Er zou ook een niet openbaar gemaakt werkprogram zijn vastgesteld: 1. Infiltratie in de regeringsinstanties; 2. Een plebisciet organiseren, omdat een KNIP-uitspraak niet gelijk is aan de stem van het volk. De organisatie zou verlopen via lokale massameetings, waar tegenstanders als feodaal zouden worden aangemerkt en worden gevraagd te vertrekken, waarna de algemene afwijzing per telegram aan de regering zou worden gemeld; 3. De vorming van groepen met juristen, ulama, onderwijzers en pemuda om voorstanders van mening te doen veranderen; 4. Zo snel mogelijk controle verkrijgen over radiozenders en pers; 5. Terugkeer naar de oorspronkelijke geest van de revolutie, zodat de geest van pemuda en volk 100% merdeka inhoudt. Eensgezinde actie was het middel en Bentengleden die afweken van de instructies werden als verraders beschouwd. Voor de Dewan Politik (Politieke leden van de Benteng Repoeblik. Raliby 1953:468 noemt ook deze negen organisaties. Een verslag van het ministerie van defensie, Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1021, noemt verder de organisatie Lasjkar Kere Solo, Barisan Ketonggo, Moehammadijah, Moeslimaat, Permai, PRD, Nahdatul Ulama, de vakbond SBMI (Sarekat Buruh Mobiel Indonesia), de jongerenorganisaties AMG (Angkatan Moeda Goeroe), Barisan Pemoeda Djelata en Ikatan Pemoeda Kalimantan, GPII en de pers­ organen Antara, KR (Kedaulatan Rakjat) en Adil, en de onbekende DMPI. Op 1 januari traden toe Persatoean Anak Peladjar Indonesia, Persatoean Peladjar Islam (Soerakarta), Barisan Rakjat Indonesia (Poerwokerto) en Persatoean Boeroeh Indonesia (Malang).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

545

Raad) was het hoofddoel het maken van plannen tot vervanging van president en kabinet. Dat laatste kon worden uitgelegd als dreiging met een staatsgreep, zoals ook de intelligence-afdeling van de ALRI opmerkte. Als eerste activiteit werden voor 17 december massademonstraties aangekondigd.178 Het is onwaarschijnlijk dat deze geheime agenda door de ALRI-intelligence die uit PS-aanhang bestond als een ‘provocatie’ werd verzonnen. Maar er kan wel sprake zijn geweest van het aanscherpen van besluiten, zoals over de plannen tot vervanging van president en kabinet. Stond werkelijk de vervanging van Soekarno op de agenda? En hoe concreet was dit geformuleerd? In Djokja, Solo, Poerwokerto, Salatiga, Cheribon, Madioen, Modjokerto, Magelang en Salatiga zijn, volgens overgeleverde verslagen, zulke bijeenkomsten gehouden, met zesmaal een optocht erbij. In Djokja waren duizenden naar de noordelijke aloon-aloon gekomen om zes sprekers te aanhoren – van KRIS, PNI (met Soenarjo), Wanita Rakjat (Nji Mangoensarkoro), Masjoemi (Hadikoesoemo) en Moehammadijah. Onder de bezoekers was Soedirman. Hoogtepunt was de vraag van Hadikoesoemo dat zij die onder de kroon onafhankelijk wilden zijn de bijeenkomst meteen zouden verlaten. Begrijpelijkerwijs deed niemand dat.179 In Solo sprak Soetomo, die verklaarde dat een nationale revolutie geen adempauze kende. Het Indonesische volk was ook niet moe van de strijd, maar nog even geestdriftig voor de onafhankelijkheidsidealen. De Benteng Repoeblik had zijn naam gekozen als herinnering aan het benteng-stelsel dat in de vorige eeuw in Atjeh de Nederlandse onderdrukking diende. Nu diende deze Benteng het tegenovergestelde doel.180 In Poerwokerto organiseerde een Panitia Penolakan Naskah (Raad van Afwijzing van het Akkoord), van achttien lokale organisaties, een vergade178 Antara, Kedaulatan Rakjat en Al Djihad, 16-12-1946; Repoeblik en Lasjkar, 17-12-1946; Boeroeh, 19-12-1946. De Jong 1988:317 noemt de aanwezigheid van Soedirman bij de oprichtingsbijeenkomst, maar vergist zich. Namen van bestuursleden worden hier niet genoemd. De leden van de Dewan Politik in een verslag van het ministerie van defensie, Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1021. Uit andere bron (Antara, 24-3-1947) blijkt dat in maart 1947 Hamdali voorzitter is van de Defensie-afdeling. Anwar Harjono, algemeen secretaris van de GPII, werd secretaris van de raad voor politieke zaken. Deze raad vestigde zich in Djokja; de andere twee besturen in Malang (Anwar Harjono en Lukman Hakiem 1997:79-80). De niet-openbare besluiten in een verslag van het ministerie van defensie, Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1021; de coupdreiging in Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, en ‘Pelapoeran poetoesan rapat B.R.I. di Malang’, Jogjakarta, 6-1-1947, beide in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1021. 179 Kedaulatan Rakjat, Al Djihad, Boeroeh en Antara, 17-12-1946. 180 Kedaulatan Rakjat, 18-12-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

546

Verguisd en vergeten

ring met vijfduizend bezoekers, gevolgd door een parade van tweeduizend deelnemers, met leuzen en posters.181 In Salatiga gingen optochten aan de vergadering vooraf; KRIS, Barisan Banteng, BPRI en Masjoemi leverden sprekers.182 In Cheribon verschenen tienduizend mensen. De Benteng-eisen werden gesteund, met als toevoeging dat het volk niet mocht worden ontwapend – een inbreng van de daar sterke LRDB.183 De Defensiesectie van de Benteng liet op 28 december weten dat op 1 januar­i ‘ergens op Java’ de 17-Augustus-Divisie officieel zou worden gevormd. Negen regimenten zouden er deel van uitmaken. Een oud plan van Soetomo had hiermee in een oppositioneel kader uitvoering gekregen. Deze eenheden werden meteen gemobiliseerd en naar het front gestuurd.184 ‘Ergens op Java’ bleek Malang te zijn, waar Soetomo de eer kreeg de belangrijkste rede te mogen houden. Soekiman en Hadikoesoemo waren ook aanwezig en van alle drieëntwintig Benteng-leden wapperden de vlaggen. Het divisievaandel – rijststengels die een ster, met daarin een kaart van Indonesië, omrandden – werd overhandigd aan commandant kolonel Evert Langkay uit de KRIS en een parade besloot de plechtigheid.185 Soetomo’s bedoeling bij de vorming van de divisie was ook het kanaliseren van de activiteit van de radicale lasjkar. Kartosoewirjo, die islamitische strijdkorpsen leidde, wilde met de Benteng Repoeblik gewapend optrekken tegen de regering. Soetomo was hiertegen en slaagde er in de Bentengleden hiervan te overtuigen. Kartosoewirjo bleef bij zijn mening.186 Een maand later formeerde de LRDB het Regimen Matjan Tjitaroem als onderdeel van de divisie, met deelname van LRDB, Barisan Banteng, BPRI, Hizbullah, KRIS en Lasjkar PRD.187 Nog op 24 maart 1947 werd in Madioen, met veel officieel vertoon, 181

Kedaulatan Rakjat, 18-12-1946. Kedaulatan Rakjat, 19-12-1946. 183 Repoeblik, 21-12-1946. 184 Antara, Kedaulatan Rakjat, Lasjkar en Al Djihad, 28-12-1946; Repoeblik, 31-12-1946. 185 Antara, 2-1-1947; Kedaulatan Rakjat, Genderang en Al Djihad, 3-1-1947. Volgens Ar. [Armoenanto], ‘Benteng Repoeblik Indonesia dengan Divisi 17 Agoestoes’, Genderang, 3-1-1947 paste deze divisie in de strijd voor de Proclamatie en voor het ‘wegvagen’ van het akkoord. Ook Warouw et al. 1999:284-5 vermeldt dit, maar dateert het gebeuren later. Chef-staf van de Divisi was Amir Fatah van Hizbullah (Sutomo 1977:8). Soetomo noemt als legeringsplaatsen van de Divisi Malang, Madioen, Djokja, Poerwokerto, Tasikmalaja en Cheribon. Er werd ook een onderdeel gevormd met honderdtwintig volledig bewapende vrouwen (‘Verslag rapat pleno Benteng Republiek Indonesia pada tgl. 1-1-1947 djam 1.40 di M.T. Hizbullah Indonesia, Lowokwaroe, Malang’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 496; verslag van het ministerie van defensie, Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1027). 186 Interview Soetomo, Djakarta, 11-11-1980. In Sutomo 1977:8-10 noemt Soetomo soortgelijke plannen van Kartosoewirjo tijdens de KNIP-zitting in Malang in februari 1947. 187 Genderang en Repoeblik, 6-2-1947. Oem. S. [Oemar Siregar], ‘Batoe beras’, Genderang, 7-21947 noemt deze ‘dadendrang’ het gevolg van de schadelijke onderhandelingen. Cribb 1991:132 182

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

547

een regiment van de 17-Augustus-Divisie geïnstalleerd door Hamdali, hoofd van de Afdeling Defensie van de Benteng Republik. Barisan Banteng, BPRI, Hizbullah, Sabilillah en Lasjkar Rakjat – maar dan niet een eenheid van Sakirmans Lasjkar Rakjat – leverden de manschappen.188 Later liet Soetomo zich nogal negatief uit over de vorming van de divisie. De steun van andere organisaties was daarbij maar gering geweest.189 ‘Boeroeh’ ontving de Benteng Repoeblik heel zuinig. De actie van het nieuwe verband kon wel eens in Nederland tot een negatief parlementsbesluit bijdragen. In de discussie moest in het oog worden gehouden dat voor of tegen het akkoord een tactische keuze betrof en dat niemand gelukkig was met het akkoord.190 ‘Kedaulatan Rakjat’ reageerde instemmend op de vorming van de Benteng. Oppositie en debat waren gezond; duidelijkheid en samengaan een prijzenswaardige zaak. Beide zijden konden nu hun voorlichting bedrijven in afwachting van het parlementsbesluit, dat iedereen zal moeten eerbiedigen.191 ‘Nasional’ nam een tussenpositie in. De ontstane duidelijkheid was positief te waarderen; oppositie een democratisch recht.192 ‘Al Djihad’ was natuurlijk onversneden positief. De Masjoemi moest samenwerking zoeken met andere partijen om het akkoord af te wijzen, en zo zijn verantwoordelijkheid in een democratisch land dragen.193 ‘Genderang’, het blad van de Lasjkar Rakjat Djawa Barat, dat op 28 december 1946 in Cheribon voor het eerst als dagblad verscheen, was uiteraard positief, maar ook sceptisch. Er moet een fundamentele eenheid bestaan, anders herhaalt de geschiedenis van de PP zich. De PNI is niet principieel tegen het akkoord; Masjoemi dateert de vorming ten onrechte na april 1947. Wellicht stond deze formatie buiten de door de TRI ‘erkende’ lasjkar. Warouw et al. 1999:283 noemt een afgescheiden KRIS-eenheid in West-Java die later opging in de Lasjkar Rakjat. 188 Antara, 24-3-1947. 189 Sutomo 1948:16. 190 ‘Benteng Repoeblik’, Boeroeh, 16-12-1946. 191 ‘Tjaranja Benteng Repoeblik actief’, Kedaulatan Rakjat, 17-12-1946. 192 ‘Benteng Repoeblik Indonesia’, Nasional, 18-12-1946. 193 AGIS., ‘Benteng Repoeblik soedah terbentoek’, Al Djihad, 16-12-1946. In zelfde zin over de massameetings: AGIS., ‘Naskah kita tolak!’, Al Djihad, 17-12-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

548

Verguisd en vergeten

en KRIS zeggen zich te zullen neerleggen bij een KNIP-besluit; de LRDB zal tegen blijven. Zo kan ook de Benteng uiteenvallen; in hun eigen belang verraden de deelnemers het verbond. Het is nodig dat de Benteng over reële macht beschikt om dit te voorkomen.194 In de heftige discussies hield Soekarno zich in zijn uitlatingen in het openbaar voorlopig op de vlakte. In een rede, bijvoorbeeld, bij de opening van het congres van de Barisan Banteng op 14 december had hij het over ‘machtsvorming’ die het voortbestaan van de Republik bepaalde, en een ‘synthese tussen objectieve en subjectieve factoren’. Objectieve factoren als de internationale situatie en de eigen economische en militaire kracht moesten worden gewogen tezamen met subjectieve oordelen over de gevolgen van aanvaarden of verwerpen van het akkoord. Hoe dan ook, zonder eenheid zou de strijd niet kunnen worden voortgezet en daartoe riep Soekarno dan ook op. Soedirman sprak hier ook. Het akkoord was geen eindpunt van de strijd, maar zowel bij aanvaarden als afwijzen moesten de gevolgen worden voorzien. In beide gevallen diende de Republik zich te blijven versterken. Bij aanvaarding zal slechts sprake zijn van een adempauze; bij afwijzen zelfs dat niet. De politici zullen daarover besluiten, maar ‘wij mogen niet achteroverleunen. En wij moeten een eenheid blijven. En onder één commando zullen wij onze strijd voortzetten.’195 Soekarno werd door beide zijden uit de wind gehouden. De aanvallen van de Benteng Repoeblik richtten zich op Sjahrir en Amir, niet op Soekarno en Hatta. Koesterde men hoop dat Soekarno hun zijde zou kiezen of neutraal blijven?196 De bundeling van oppositionele krachten zal een verbond van organisaties pro-Linggadjati hebben bevorderd en wellicht veroorzaakt. Op 21 december verscheen een manifest van de Sajap Kiri (Linkervleugel), gedateerd 14 december, waarin PS, PKI, PBI en Pesindo, met instemming van Lasjkar Rakjat en Gerakan Repoeblik Indonesia, hun standpunt over Linggadjati uiteenzetten. Druk van buitenaf had dus een formele band gelegd tussen de partijen van links; een samenwerking waarop al zo vaak was aangedrongen. Het manifest zette de bekende argumenten nog eens op een rij: de adem194 Ar. [Armoenanto], ‘Mengoeatkan Benteng Repoeblik Indonesia’, Genderang, 2-1-1947. Het eerste verschijnen ook in Antara, 23-12-1946. Het dagblad was bezit van de LRDB tot in februari 1947 de uitgeversmaatschappij Mimbar Rakjat werd gevormd door LRDB en Menara, waarover gegevens ontbreken. De krant moest een wapen vormen in de ideologische strijd van de moerba. Als hoofdredacteur werd gehandhaafd Oemar Siregar, als zijn vervanger Armoenanto. Hierover ´Samboetan Laskar Rakjat tentang Mimbar Rakjat dan Sk. Genderang´, Genderang, 21-2-1947. Op 14 april trad Oemar Siregar af en volgde Armoenanto hem op (Genderang, 14-4-1947). 195 Kedaulatan Rakjat, 16-12-1946. Soekarno’s komst in Antara, 13-12-1946. AGIS., ‘Indonesia koeat; Toedjoean kita semoea’. Al Djihad, 18-12-1946 prees Soedirmans visie. 196 De Jong 1988:491, noot 45 noemt dit op gezag van zijn interviews in 1981 met Soebadio Sastrosatomo en Roeslan Abdulgani. De Jong 1988:318-20 vermeldt Soedirmans scepsis over akkoord en wapenstilstand.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

549

pauze, die volop kansen verschafte de zwakheden in de Republik te versterken. Op de kritiek werd ingegaan door het stellen van voorwaarden aan de politieke koers: overheidsbeheer van belangrijke bedrijven, legerhervorming, de benoeming van revolutionaire en progressieve bestuurders, inzet voor de eenheid van de staat en één partij als leider van de revolutie, die imperialisme, fascisme en een ‘opstelling linkser dan links’ bestrijdt.197 In een motie van 26 december tekende de Sajap Kiri protest aan tegen Nederlandse militaire agressie en provocaties. De toelichting zette uiteen dat op deze wijze van Nederlandse zijde werd gepoogd de Republik tot afwijzing van het akkoord te brengen – uit onmin over de vorming van het onafhankelijke Indonesië. Aan Nederlandse zijde behoren ook de fascisten tot de oppositie. Zij zijn zo eensgezind met de rechtse groepen en Tan-Malaka-aanhang in de Republik. Zo blijkt ook hier dat de trotskisten dezelfde opvatting hebben als de meest reactionaire kapitalisten, de fascisten. Daarom is een waarschuwing op zijn plaats tegen de provocaties van ‘rechtser dan rechts in Nederland’ en ‘linkser dan links in de Republik’, die hand in hand optreden. De onverzoenlijke toon van de toelichting duidt er op dat de Sajap Kiri zich in het nauw gedrongen voelde; de ‘oude zondebok’ Tan Malaka werd weer opgevoerd.198 Een overgeleverd intelligenceverslag over de stand van zaken in Kediri toont Tatar Siregar in een hoofdrol in de agitatie tegen het akkoord. Hij veroordeelde Alimin, die in Kediri voor het akkoord sprak als een spreekbuis van Sjahrir. Alle voorstanders waren in feite NICA-agenten. Tatar had al 31 gewapende mannen klaarstaan die op zijn bevel in actie zouden komen. Op 23 december werd de Benteng-afdeling Kediri gevormd met bestuurders uit BPRI, Masjoemi, Barisan Banteng en Partai Rakjat. Daar werd gezegd dat de Pesindo een plan klaar had om de Benteng aan te vallen. Barisan Benteng mobiliseerde vijftig gewapende leden.199 In een ander rapport, van 23 december, werd vermeld dat de Benteng tegenstanders wilde zuiveren en sabotage plegen in organisaties en diensten die voor het akkoord waren. Lasjkar van 197 Boeroeh, 21-12-1946 (bijvoegsel); Antara, 23-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 24-12-1946; in zijn geheel in Nasution 1978, IV:231-3; ook in Sutter 1959, II:457-8. De naam Sajap Kiri wordt voor het eerst in Antara, 18-12-1946 genoemd, bij de aankondiging dat op een studentenbijeenkomst in Djokja de Sajap Kiri zijn visie op Linggadjati zal uiteenzetten. Soe Hok Gie 1997:105, op basis van een artikel van Aidit in Boeroeh, 19-4-1947, stelt de vorming van de Sajap Kiri op september 1946, in Madioen, als formeel verbond van wat al eerder als Blok Sosialis en Front Sosialis was opgetreden. Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 7 vermeldt dit ook. 198 Antara, 27-12-1946; Boeroeh, 27-12-1946 (motie) en 13-1-1947 (toelichting). Beide in Soeara Boeroeh 2-16(januari 1947). Om zijn standpunt uit te dragen organiseerde de Sajap Kiri van 4 tot 6 januari bijeenkomsten in kampongs in geheel Djokja (Boeroeh, 4-1-1947). 199 Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat (opgemaakt door Hadi Santosa), ‘Keadaan di Kediri’, Jogjakarta, z.d., in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1033.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

550

Verguisd en vergeten

de Benteng trokken Solo binnen. In Djokja moest het ministerie op alles zijn voorbereid; de ‘kameraden’ in Djokja moesten hun lasjkar samenbrengen in overleg met Pesindo.200 Het defensieministerie was een bolwerk van de Sajap Kiri; het kleurde de berichtgeving van die zijde, maar dat de situatie een crisis of uitbarsting naderde was aan geen twijfel onderhevig. Hoe gespannen de situatie was bleek ook uit de verklaring die de Benteng Repoeblik op 26 december uitgaf over ‘de fluisterpraatjes, geruchten en provocaties’ dat Benteng een staatsgreep voorbereidt. Dit alles is alleen maar in vijandelijk voordeel. Daarop volgde echter wel een oproep aan alle organisaties en hun leden om op hun woorden en daden te letten, en de democratische strijdmethoden te volgen. Voor optreden anderszins droeg de Benteng geen verantwoordelijkheid. Tegen de ‘onruststokers, provocateurs en leugenaars’ van buiten de Benteng werd harde actie aangekondigd.201 Ook werd gewaarschuwd tegen valse pamfletten die tegen de Linggadjati-tegenstanders stookten.202 Het waren geen uit de lucht gegrepen beschuldigingen. De besluiten op 12 december over vervanging van president en kabinet moesten wel uitlekken en circuleren, en allerlei aangedikte inhoud krijgen. De Benteng Repoeblik legde zijn bezwaren tegen Linggadjati in een lange verklaring vast: ‘Sendjata [Wapens van de] Benteng Repoeblik Indonesia’. Een waslijst werd opgesomd. 1. De Republik sloot als toekomstige deelstaat een akkoord met Nederland – de internationaalrechtelijke verdragsvorm had moeten worden gekozen. 2. Het akkoord verschaft het Amerikaanse imperialisme de rust om zijn uitbuiting voort te zetten. 3. Er bestaat geen garantie dat de soevereine, onafhankelijke eenheidsstaat, zoals op 17 augustus 1945 geproclameerd, blijft bestaan. 4. Via de Unie blijft Indonesië onder het Koninkrijk in een niet-gelijkwaardige positie. 5. Het Nederlandse leger blijft op Java en Sumatra, alleen in verminderde sterkte. Die vermindering gaat naar andere eilanden. Aan deze hoofdbezwaren werden nog een aantal toegevoegd: van dejure-erkenning was geen sprake, de adempauze verschaft meer kansen aan Nederland dan aan de Republik, de Nederlandse economische macht kan terugkeren, de verdeel-en-heerspolitiek mag doorgaan.203 200 Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat (opgemaakt door Hadi Santosa), ‘Keadaan di Kediri’, Jogjakarta, 23-12-1946, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1193. 201 De verklaring verscheen alleen in Lasjkar, 28-12-1946 en werd overgenomen in Antara, 3012-1946, maar verscheen niet in andere kranten; in zijn geheel ook in Nasution 1977, III:237-8. 202 BPRI waarschuwde tegen een pamflet ‘Siaran kilat Sovjet Rusia dan kita’ (Repoeblik, 20-121946). 203 Repoeblik en Genderang, 11- en 13-1-1947 (overgenomen uit Al Djihad). Al Djihad gaf ook een Boekoe pegangan (Handboek) van de Benteng Repoeblik uit, dat niet is overgeleverd en waarin deze verklaring wel zal zijn opgenomen. Een advertentie hiervoor verscheen in Kedaulatan Rakjat, 13-1-1947. Het besluit tot publicatie was op 1 januari genomen (‘Verslag rapat pleno Benteng Republiek Indonesia pada tgl. 1-1-1947 djam 1.40 di M.T. Hizbullah

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

551

Parlementaire besluitvorming, maar hoe? De beslissing over het akkoord zou moeten vallen in het parlement – maar welk parlement? De BP namens de KNIP, de volledige KNIP in zijn formatie van maart 1946 of een in samenstelling vernieuwde, uitgebreide of aangepaste KNIP? In een eerste bespreking op 21 november oordeelde de BP dat de volledige KNIP zich over het akkoord moest uitspreken. Als de ‘oude’ KNIP dat deed moest deze worden uitgebreid met leden van ondervertegenwoordigde groeperingen.204 Dat de voltallige KNIP zo’n gewichtig besluit moest nemen, was onomstreden, maar dat de KNIP-samenstelling ‘nu niet in overeenstemming is met de stromingen die leven in de Indonesische maatschappij’, zoals de Masjoemi het formuleerde, was voor weinig tegenspraak vatbaar.205 In een open brief aan president, kabinet en KNIP verhoogde Masjoemi de druk. Om tot een evenwichtiger samenstelling van de KNIP te komen zou, zo was de verwachting, de regering de nodige benoemingen verrichten. Maar uitgangspunten en meetinstrumenten daarbij waren niet bekend. De regering had bovendien haar eigen standpunt al duidelijk gemaakt en een ‘correctie’ van de regering op de samenstelling van een orgaan dat moet oordelen over dat standpunt achtte de Masjoemi onjuist, of tenminste ‘problematisch’ (Nederlands). De politieke toestand was al ‘geladen’ (Nederlands); verkiezingen zouden tot de ‘ontlading’ (Nederlands) kunnen leiden en tot een besluit waarbij iedereen zich kon neerleggen.206 In juli 1946 was de wet no. 12 van kracht geworden die de verkiezingen voor en samenstelling van de KNIP regelde en in september 1946 waren uitvoeringsregelingen vastgesteld. De met de organisatie van de verkiezingen belaste commissie liet half december – denkelijk niet toevallig kort na de open brief van Masjoemi – in een lange uitleg weten dat de verkiezingen op zijn vroegst over vijf maanden konden plaatsvinden.207 Een besluit over Linggadjati kon niet wachten op verkiezingen. Soekarno, met al zijn gezag, nam op 29 december het besluit de KNIP uit te breiden van 200 tot 514 leden. De politieke partijen groeiden van 129 tot 222 verteIndonesia, Lowokwaroe, Malang’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 496; Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 1027). 204 Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 22-11-1946; ook Raliby 1953:459. 205 Antara, 7-12-1946; Boeroeh, 9-12-1946. 206 Antara, 12-12-1946, in Boeroeh, 13-12-1946. LRDB steunde deze opstelling van Masjoemi (Antara, 10- en 28-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 30-12-1946). 207 Antara, 16-12-1946, in Boeroeh, 17-12-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

552

Verguisd en vergeten

genwoordigers; zij werden gevraagd kandidaten voor te dragen aan de president. Er zouden nu vijf grote fracties ontstaan: Masjoemi 60 (was 35), PNI 45 (45), PS 35 (35), PBI 35 (6) en PKI 35 (2). Daarmee was de verhouding voortegen Linggadjati veranderd van 49 tegen 80 in 117 tegen 105. Als functionele groepen kregen arbeiders en boeren elk 40 (was nul) zetels in de KNIP. KNIPleden van buiten Java groeiden van 14 tot 78; de minderheden van 8 tot 13 en de groep individuele leden, ook namens kleinere clubs en strijdorganisaties, van 49 tot 121. Soekarno’s mogelijkheden om de KNIP met hem welgevallige lieden te vullen – een flink deel werd door hem benoemd – die het akkoord zouden goedkeuren was dus groot.208 De Benteng had geen vertrouwen in Soekarno’s onpartijdigheid. De Benteng Repoeblik vervolgde zijn actie met een ledenvergadering in Malang op 1 januari waar honderdtwintig afgevaardigden verschenen. Op 3 januari werd hierover een telegram gestuurd waarin diens besluit werd afgekeurd als een schending van ‘de volkssoevereiniteit en rechtvaardigheid’. Uitvoering van wet no. 12 werd door het verbond als alternatief geëist. Het telegram was gericht aan de BP dat zich als eerste moest buigen over Soekarno’s besluit. Als niet intrekking volgde zouden alle Benteng-leden in de KNIP hun mandaat neerleggen en het besluit niet erkennen, zo werd op 1 januari besloten maar niet in het telegram vermeld. Mw. Mangoensarkoro deed een felle aanval op president en kabinet – het volk was revolutionair, zijn leiders waren dat niet. Tot slot riep Soekiman op geen burgeroorlog te ontketenen – tegenover Nederland was eenheid nodig. Hij verwees ook naar aanstaand overleg met de regering.209 208

Antara, Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 30-12-1946. De tekst van het besluit in Antara, 2-11947 en Raliby 1953:652-4. Zie ook Kahin 1952:199-200, met tabel op p. 201, Seperempat abad DPR 1970:14-5; Delar Noer en Akbarsyah 2005:94-6. Irredenta, ‘Jang akan memoetoeskan rentjana perdjandjian’, Kedaulatan Rakjat, 2-1-1947 had weinig tijd nodig voor zijn rekenwerk. Hij telde 105 tegen- en 210 voorstanders in Soekarno’s nieuwe KNIP, met 92 leden van buiten Java die nog niet waren te bepalen in hun stemgedrag. ‘Soesoenan KNIP; Sikap pro dan kontra naskah hendaklah lekas ditentoekan’, Siasat 1-3(18-1-1947):10 was positief over Soekarno’s decreet – er moest worden besloten. Wellicht kreeg de Masjoemi te veel zetels, zoals ook de Benteng Repoeblik meer kreeg dan hem toekwam, terwijl Sumatra tekort werd gedaan. Antara, 3- en 4-1-1947 bevat een lange uitleg van regeringszijde over de overwegingen van het decreet. 209 ‘Verslag rapat pleno Benteng Republiek Indonesia pada tgl. 1-1-1947 djam 1.40 di M.T. Hizbullah Indonesia, Lowokwaroe, Malang’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 496; Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 1027; Antara, 3-1-1947; Al Djihad, 3-1-1947; Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 4-1-1947. AGIS., ‘Pembaharoean K.N.I. Poesat’, Al Djihad, 3-1-1947 en AGIS., ‘Kenapa Benteng menolak Peratoeran Presiden no. 6’, Al Djihad, 4-1-1947 verwoordden op militante wijze de bezwaren tegen Soekarno’s besluit, dat strijdig is met de democratie en de volkssoevereiniteit. Merdeka, 141-1947 nam uit Godam Djelata – het periodiek van de Lasjkar Rakjat Djawa Barat – een even fel artikel over: de uitbreiding was onwettig; algemene verkiezingen waren nodig. Djarod, ‘Antara jang pro dan jang kontra’, Genderang, 6-1-1947 en Djarod, ‘Sedjarah KNI akan beroelang’,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

553

Ook werd besloten in de hoofdplaatsen van residenties en districten Badan Kontra te vormen uit de lokale Benteng-partners. Op 10 januari dienden die gereed voor actie te zijn.210 Eind december had de Benteng Repoeblik in Modjokerto een openbare bijeenkomst belegd tegen Linggadjati – in het Pesindobolwerk en dichtbij de politieke gevangenen, die nadien nergens lieten optekenen dat zij hiervan weet hadden – met als één van de sprekers Soetomo.211 De Sajap Kiri telegrafeerde zijn instemming met de nieuwe zetelverdeling op 6 januari. Ondanks de bezwaren – PKI, PS en PBI voelden zich tekort gedaan – was dit de enige weg die het noodzakelijke spoedige besluit opleverde. En dat was nodig, werd herhaald, om de internationale positie te versterken. Die ‘adempauze’ verschafte ook intern de tijd om opbouw en eenheid te versterken.212 In de discussie mengde ook Soedirman zich. In een radiorede op 26 december, waarin hij diverse malen verklaarde de beslissing van de KNIP over het akkoord af te wachten, trok hij fel van leer tegen de Nederlandse militaire agressie die na het akkoord was voortgezet. Hij riep tot voortgaande weerstand, paraatheid en eenheid.213 Soedirmans oproep raakte een gevoelige snaar en hij leek zich te scharen bij de tegenstanders van het akkoord. De perscommentaren uit de oppositionele hoek prezen Soedirman; de pro-pers zweeg.214 Van Nederlandse zijde werd zijn oproep met het nodige fronsen ontvangen, maar vooral gezien als voor binnenlandse consumptie.215 Maar het leek verder te gaan. In Solo, op het congres van de Lasjkar Boeroeh Indonesia, herhaalde Soedirman op 28 december zijn opvatting.216 En in de regio werd zijn oproep omgezet in massavergaderingen Genderang, 11-1-1947 waarschuwden voor een herhaling van de KNIP-zitting in Solo in februari 1946 toen de KNIP werd uitgebreid om de PP te weerstaan en Sjahrir in het zadel te houden. 210 ‘Verslag rapat pleno Benteng Republiek Indonesia pada tgl. 1-1-1947 djam 1.40 di M.T. Hizbullah Indonesia, Lowokwaroe, Malang’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 496; Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Perslag rapat “Benteng Republik Indonesia” di Malang’, Djogjakarta, 19-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1027; Antara, 4-1-1947; Merdeka, 4-1-1947; Boeroeh, 6-1-1947. Wat hiervan terecht kwam, is onbekend. In de pers is slechts te vinden dat de Benteng in Sitoebondo zijn aanhang mobiliseerde voor een demonstratie op 7 januari (Merdeka, 4-1-1947). 211 Merdeka, 4-1-1947, overgenomen uit Soeara Rakjat, 30-12-1946. 212 Antara, 8-1-1947; Boeroeh, 9-1- en 20-1-1947 (het volledige telegram); Kedaulatan Rakjat, 9-1-1947. De PS gaf in dezelfde geest een verklaring uit, met een luider protest tegen de eigen onderbedeling (Kedaulatan Rakjat, 7-1-1947; Boeroeh, 8-1-1947). Positief was ook SOBSI (Antara, 10-1-1947; Boeroeh, 11-1-1947). 213 Antara, 27-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 27-12-1946; ook Raliby 1953:484-7. 214 Antara, 28- en 30-12-1946 verzamelde deze commentaren – en dat leek op een standpunt van het persbureau. 215 Antara, 30-12-1946, die Aneta en De Nieuwsgier aanhaalt. 216 Antara, 30-12-1946.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

554

Verguisd en vergeten

en de oprichting van nieuwe comités en organisaties met namen als Badan Pembantoe Garis Depan (Organisatie tot Steun aan de Frontlinie) in Tjepoe en de Panitia Persatoean Kelasjkaran (Eenheidscomité van de Lasjkar) in Blora.217 Voor de regering was dit reden tot ongerustheid. Het ministerie van voorlichting vroeg Sajap Kiri en Barisan Banteng op 1 januari te overleggen over Soedirmans oproep. Het resultaat was een grootscheepse parade en massavergadering op 7 januari onder de benaming Rapat Keboelatan Tekad (Meeting van Vastbeslotenheid), met als leuze ‘Met of zonder Linggadjati, wij strijden voort’. In andere steden zouden deze bijeenkomsten op 9 januari plaatsvinden.218 In de aankondigingen leek de oppositie het grootste deel van de sprekerslijst te vullen, maar in de praktijk was van evenwicht sprake. Eenheid en strijdlust waren de overheersende thema’s waar de tienduizenden naar konden luisteren, met Soedirman, Amir en Hatta als slotsprekers. Moewardi in radicale zin en Hatta in zijn verdediging van Linggadjati vielen als enigen ietwat uit de algemene toon.219 Het was in Djokja dus een demonstratie van eenheid geworden; de regering had vermeden dat Soedirmans militante geluiden als steun aan de oppositie konden worden uitgelegd. Onder diverse noemer werd op 9 januari bijeengekomen in Solo, Malang, Modjokerto, Poerwokerto, Poerworedjo, Madioen en nog elders.220 De geruchten over coupvoorbereidingen bleven de ronde doen, en werden door de inlichtingendienst van het leger gerapporteerd – waren het aangedikte geruchten, waarmee deze diensten gevuld met Sajap-Kiri-aanhangers, hun tegenstanders zwart maakten? Geheel uit de lucht gegrepen konden deze berichten niet zijn. Een agent in Djokja legde begin januari vast dat na een aanvaarding van het akkoord, in de KNIP, naar verwachting in januari, in maart/april de Benteng in actie zou komen, onder impuls van de BPRI. De BPRI zou kantoren en bedrijven in de stad bezetten, Barisan Benteng zou fabrieken bezetten buiten de stad en daar zijn troepen inzetten, zevenhonderd man van de LRDB zouden in actie komen. PNI en Masjoemi verzorgden de coördinatie met geestverwanten buiten Djokja.221 Op 6 januari besprak de BP in Poerworedjo voor het eerst Soekarno’s besluit over de KNIP. Soekarno had per telegram laten weten dat hij de verantwoordelijkheid voor dat besluit droeg, en dat hij zonodig aan een BP217

Antara, 31-12-1946 (Tjepoe, Blora, Kediri in drie berichten). Kedaulatan Rakjat, 31-12-1946, 2-, 4-, 5- en 9-1-1947. 219 Antara, Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 7-1-1947 en het commentaar ‘Boektikanlah!’, Kedaulatan Rakjat, 7-1-1947. 220 Antara, 9-1-1947. Over een vergadering van moslimvrouwen in Solo op 11 januari: Antara, 11-1-1947. 221 Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I, Bag. C. Poesat, ‘Verslag rentjana tindakan B.R.I. (Benteng Repoeblik Indonesia), Jogjakarta, 8-1-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1023. 218

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

555

delegatie hierover een toelichting wilde verschaffen. Na hevige discussies werd besloten op Soekarno’s aanbod in te gaan. De delegatie vertrok meteen.222 Soekarno ontving hen op 8 januari.223 Op 10 januari kwam de BP weer bijeen. Masjoemi en PNI bestreden Soekarno’s bevoegdheid tot het uitbreiden van de KNIP en achtten zijn besluit onwettig. Sarmidi voegde daar nog aan toe, na Soekarno als propagandist pro te hebben aangemerkt, dat het besluit zeer partijdig was omdat slechts de pro-Linggadjati-groepen werden vergroot; Partai Rakjat en Persatuan Rakjat Marhaen Indonesia (Permai) waren gepasseerd. Van socialistische zijde werd gezegd dat, omdat van een uitbreiding, niet van een vernieuwing, van de KNIP sprake was, Soekarno geheel binnen zijn bevoegdheden was gebleven. De BP voelde zich eveneens gepasseerd. Tot slot werd de zitting geschorst, in afwachting van overleg binnen de regering.224 Het kabinet vergaderde vervolgens op 13 en 14 januari en als beproefd middel tot crisisbezwering riep Soekarno een grote vergadering bijeen van ministers, partij- en legerleiders.225 Het kabinet besloot de KNIP-zitting te verdagen van 27 januari naar midden-februari, en sprak uit dat de samenstelling van de KNIP niet zijn zaak was.226 De BP was nu weer aan zet en koos op 17 januari voor confrontatie. Het voorstel om de president te vragen om ‘juridisch-staatsrechtelijke en politische’ (Nederlands) redenen zijn besluit van 29 december in te trekken werd met tien tegen één aangenomen. Zeven leden waren successievelijk voor de stemming weggelopen, acht waren afwezig. De voorstemmers bestonden uit acht PNI- en twee Masjoemileden. Minister Roem had een staatsrechtelijk exposé gegeven en ook de president de enige genoemd die uit ‘politiek en psychologisch’ oogpunt zo’n besluit kon nemen. Zijn moeite was vergeefs.227 222

Kedaulatan Rakjat, 7-1-1947; Antara, 7-1-1947; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:96-7. Kedaulatan Rakjat, 8-1-1947. 224 Boeroeh, 14- en 15-1-1947; Kedaulatan Rakjat, 14- en 15-1-1947; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:97-8. 225 Boeroeh, 14-1-1947; Kedaulatan Rakjat, 11-, 13- en 14-1-1947. 226 Antara, 17- en 18-1-1947; Boeroeh, 17- en 18-1-1947; Kedaulatan Rakjat, 17-1-1947. Boeroeh, 20-1-1947 noemde zelfs plaats en datum van de KNIP nog onzeker. Antara, 25-12-1946 noemde als eerste het bijeenkomen in de tweede helft van januari als waarschijnlijk. Antara, 6-1-1947 meldt het begin als op 27 januari in Malang. 227 Antara, 18- en 20-1-1947; Boeroeh, 18- en 20-1-1947; Kedaulatan Rakjat, 18- en 20-1-1947. Ook in Parada Harahap 1947:30-2 en Deliar Noer en Akbarsyah 2005:98-9. Een van de ‘weglopers’, dr. Halim, noemde de BP niet meer representatief, noch constructief noch productief. Het was beter de BP te ontbinden en nieuwe verkiezingen er voor uit te schrijven (Boeroeh, 21-1-1947). Merdeka’s commentaar (‘Soal KNIP’, 19-2-1947, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-52/(21/26-2-1947):8-9) billijkte daarentegen de bezwaren van PNI en Masjoemi. Het blad noemde de nieuwe leden voor 99% ‘stemvee’. Soekarno diende met nieuwe voorstellen te komen. Een overzicht van de gang van zaken in ‘”Gantikanlah kami”, Peratoeran Presiden no. 6’, Siasat 1-4(25-1-1947):2, 8. Commentaren van politici in Antara, 20-1-1947. 223

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

556

Verguisd en vergeten

In Nederland was inmiddels het akkoord al in de Tweede Kamer behandeld. De Commissie-Generaal was daartoe al eind november naar Den Haag vertrokken. Aan het akkoord werden door het kabinet een aantal toelichtingen verbonden die als onderdeel van het akkoord, aldus minister Jonkman in zijn regeringsverklaring van 10 december 1946, moesten worden beschouwd. Het debat duurde van 16 tot 20 december, en was voorafgegaan en werd begeleid door een groot publicitair offensief van anti-Linggadjatigroeperingen. Om een meerderheid in de Tweede Kamer te verwerven moest de regering nog meerdere verduidelijkingen en interpretaties verschaffen, die door een gezamenlijke PvdA-KVP-motie tot integraal onderdeel van het akkoord werden gepromoveerd. De bevoegdheden van de Unie werden hierin uitgebreid. De ‘aankleding’ van Linggadjati ‘met een onoverzichtelijke en tientallen bladzijden omvattende interpretatie’ die door de Republik voor de ondertekening zou moeten worden onderschreven was nodig om parlementaire goedkeuring te verkrijgen. Maar het tastte de internationale geloofwaardigheid van Nederland aan en bedierf de goede verhoudingen met de Republikeinse onderhandelingspartners. Van het al niet grote vertrouwen in de goede wil aan Nederlandse zijde daar bleef weinig meer over.228 Dit alles drong maar langzaam door tot de Republik. De CommissieGeneraal keerde op 13 januari 1947 terug in Djakarta en pas toen werden de details van de ‘aankleding’ goed duidelijk. Door de Indonesische pers en vele organisaties werd die ‘aankleding’ vervolgens vrijwel algemeen aangeduid als de ‘Nederlandse valsheid’. Het Indonesische kabinet wees de ‘aankleding’ al op 14 januari af; dit werd herhaald op 8 februari, na de officiële overhandiging van de Nederlandse toelichting door de Commissie-Generaal. In die afwijzing van de ‘aankleding’ kon het hele politieke spectrum zich vinden. Sajap Kiri liet zich scherp afwijzend uit op 7 februari.229 De PNI haakte daar gretig en handig op in. In zijn reactie op 11 februari werd voorgesteld, en ook nog met verwijzing naar het besluit van de Konsentrasi Nasional van eind oktober 1946 tot afwijzing van een Rijksverband, om een Front Persatoean Nasional, een nationaal eenheidsfront, te vormen tegen de imperialistische kolonisator.230 Het leek Sjahrir een heel goed voorstel; het zou de positie van de regering versterken.231 ‘Kedaulatan Rakjat’ stemde ook in, maar constateerde dat er al een ‘eenheidsfront’ bestond: de Konsentrasi Nasional. ‘De mensen wachten op daden van de Konsentrasi Nasional. Hoe zit dat, saudara Sardjono?’232 228

Smit 1952:113-21, citaat p. 120; De Jong 1988:304-7, 312-6. Boeroeh, 8-2-1947; Kedaulatan Rakjat, 10-2-1947. SOBSI en BTI sloten zich hierbij aan (Boeroeh, 11-2-1947). 230 Antara, 11-2-1947, in Boeroeh, Kedaulatan Rakjat en Merdeka, 12-2-1947. 231 Boeroeh, 12-2-1947. 232 ‘Konsentrasi Nasional’, Kedaulatan Rakjat, 12-2-1946. Het weekblad Masjarakat (‘Front 229

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

557

Manai Sophiaan, lid van het PNI-partijbestuur, gaf in ‘Merdeka’ nadere uitleg. De PP was door de acties van Tan Malaka vastgelopen, de KN was door gebrek aan gezonde samenwerking tot impotentie gedoemd. De afwijzing van de nadere eisen van Jonkman verschafte het psychologische moment voor het Front Persatoean Nasional, met regering, Sajap Kiri en wellicht ook de Benteng Repoeblik. Dat Front zou dan kunnen fungeren als ruggengraat van de diplomatieke en militaire politiek van de regering.233 ‘Genderang’ – en de LRDB – dachten hierover heel anders. Met een regering die de strijd en de geest van het volk schaadt is geen samenwerking mogelijk. Het verhaal van de eenheidsfronten is niet opwekkend: de PP werd gesaboteerd, de KN is machteloos, en in de nieuwe organisaties, Sajap Kiri, Benteng Repoeblik en Front Persatoean Nasional, zijn de ‘corruptoren’ volop actief. Daartoe hoort ook de PNI, die voor het opofferen van de PP-promotor werd beloond met de nodige ‘zetels’, en de PP liet verwateren tot de KN. Met het Front Persatoean gebeurt nu hetzelfde. Met hun ‘compromisgeest en reactionaire aard’ verzwakken en misleiden de PNI-leiders het volk.234 Met zulke uitlatingen plaatste de LRDB zich in feite buiten de Benteng waarin PNI en Masjoemi verreweg de sterkste partijen waren. De Sajap-Kiri-voorman Soerjono noemde het PNI-plan een proefballon. Maar een programma ontbrak, en zo dreigde een doodbloeden aan programmatische geschillen, zoals eerder gebeurd. Ook waren vragen op zijn plaats naar de relatie tot KN en Benteng. De PNI had via Sarmidi de PP al eens verkocht ten gunste van de KN – Soerjono haalde hier een A.Koma-publicatie aan – en was de PNI alleen maar tegen het akkoord, omdat hij het kabinet ten val wilde brengen? De PNI is lid van KN en Benteng en leurt met het Front Persatoean. Hij voert een ‘desertiepolitiek’; de andere partijen moeten zich niet gedragen als ezels die zich tweemaal aan dezelfde steen stoten.235 Een Masjoemi-delegatie sprak zich bij een bezoek aan Soekarno op 13 februari eveneens uit voor breed overleg. Het voorstel om regering, Sajap Kiri en Benteng Repoeblik voor overleg bijeen te brengen werd door Soekarno omhelsd.236 Op 18 februari kwamen zij bijeen, met Soekarno, Hatta en Wikana aan regeringszijde, en ook Soedirman aanwezig. Het overleg duurde Persatoean Nasional’ 2-7(16-2-1947)) zag wel iets in het PNI-voorstel, mits het reële inhoud kreeg en de ‘oude’ organisaties werden opgeheven. 233 Manai Sophiaan, ‘Apakah Front Persatoean Nasional itoe?’, Merdeka, 18-2-1947. 234 Oem. S. [Oemar Siregar], ‘Front Persatoean Nasional’, Genderang, 12-2-1947 en Djarod, ‘Menindjau djiwa gerakan nasional’, Genderang, 13-2-1947. Het eerste commentaar werd overgenomen in Merdeka, 17-2-1947. 235 Merdeka, 10-3-1947, overgenomen uit Tengara. In soortgelijke kritische zin: ABL [Aboe Bakar Loebis], ‘P.N.I. Sosialis Nasional-Demokrat atau Nasionalis Sosial-Demokrat?’, Siasat 16(8-2-1947):6 en 1-7(15-2-1947):4-5, overgenomen in Penghela Rakjat, 21-, 22- en 24-2-1947. 236 Antara, 13-2-1947 (twee berichten); Boeroeh, 13- en 14-2-1947; Kedaulatan Rakjat, 14-21947; Repoeblik, 14-2-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

558

Verguisd en vergeten

vijf uur. Het hoofdonderwerp van discussie verschoof van het akkoord naar het versterken van de eenheid, aldus het verslag. Die eenheid was er nog niet; een vervolgbijeenkomst werd vastgesteld voor 21 februari, met tien vertegenwoordigers van elke gespreksdeelnemer.237 Op die bijeenkomst verscheen de Benteng Repoeblik niet, omdat tegelijkertijd een Benteng-overleg plaatsvond in Kediri. De vergadering werd door die afwezigheid ‘gezellig’, maar voor de ministers en Soedirman leek het op een affront.238 De Benteng-vergadering werd geleid door Soetomo. De leiders waren compleet aanwezig, aangevuld met PNI-voorman Sartono. Besloten werd het besluit no. 6 te blijven afwijzen; de nieuwe KNIP-leden moesten zelf bepalen of zij wilden verschijnen. De capitulatiepolitiek van het ministerie van defensie werd afgekeurd, en zou moeten worden vervangen door een actieve verdediging, geleid door de opperbevelhebber. Het Biro Perdjoeangan moest worden opgeheven. De vergadering duurde op 21 februari van acht uur ’s avonds tot twee uur ’s nachts en werd de volgende dag voortgezet van acht uur ’s ochtends tot drie uur ’s middags. De lange duur wijst op onderlinge meningsverschillen, of was er veel te overwegen?239 De LRDB was niet uitgenodigd en telegrafeerde dat hij niet verantwoordelijk wilde zijn voor besluiten die de basis en de solidariteit van de Benteng schonden.240 Aan de eensgezindheid en inzet van de Benteng mankeerde blijkbaar het nodige. Soetomo was daarover in 1948 bitter. De BPRI zette al zijn tien radiozenders in tegen het akkoord, maar zijn plan een dagblad ‘Benteng’ uit te geven dat als tegenwicht tegen de regeringspropaganda moest dienen kwam niet van de grond, ondanks de bereidheid van de BPRI het papier van het eigen blad in te brengen. De andere leden van de Benteng verschaften geld noch materiaal. Een aandelenemissie leverde slechts enkele tientallen intekenaren op. Om de regering te weerhouden van de arrestatie van Benteng-prominenten, zoals na de 3-juli-zaak geschiedde, wilde Soetomo een verklaring uitgeven, waarbij in zo’n geval alle leden van de Benteng-partijen hun officiële

237

Antara, 18- en 19-2-1947; Kedaulatan Rakjat, 18- en 19-2-1947; Merdeka, 19-2-1947. Namens de Benteng waren Moehammadijah, Partai Rakjat, KRIS en PNI afgevaardigd – dus niet Masjoemi. Djarod, ‘Peristiwa politik dewasa ini’, Genderang, 19-2-1947 leverde een zuinig commentaar op de bijeenkomst. 238 Antara, 22-2-1947, in Kedaulatan Rakjat, 24-2-1947. Soekarno bleef ook later nog vriendelijk hierover. In een interview op 27 februari zei hij dat de Benteng-leiders blijkbaar op 18 februari nog niet wisten dat zij op 21 februari in Kediri moesten vergaderen. Hij zou zich overigens blijven inzetten voor overleg en samenwerking tussen Sajap Kiri en Benteng Repoeblik (Antara, 19-2-1947, in Kedaulatan Rakjat, 28-2-1947; Merdeka, 1-3-1947). Het Benteng-pleno werd aangekondigd in Antara, 19-2-1947, in Repoeblik, 20-2-1947 en Merdeka, 21-2-1947. 239 ‘Conggres Benteng Republik Indonesia’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 496 en Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1675. 240 Genderang, 21-2-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

559

functies zouden neerleggen. De reacties waren afwijzend of bleven uit.241 De Sajap Kiri zond op 18 februari een verzoenende oproep het land in – in het besef dat in ieder geval de meerderheid in de KNIP de regering steunde? – waarin alle partijen werden opgeroepen de Linggadjati-bepalingen uit te voeren. Meer staatsinvloed in de economie, het leger dichter brengen bij het volk, revolutionaire en progressieve mensen benoemen in het bestuur vormden de drie hoofdpunten van toekomstig beleid.242 In de eigen pers werd de noodzaak van eenheid benadrukt. Waarop koersten Masjoemi en PNI af? De Sajap Kiri wilde een ‘gezond nationaal front’ met de bourgeoisie daarbij – wat stond dat in de weg?243 Alles was zo in afwachting van de beslissende KNIP-zitting, waarvoor op 10 februari de regie werd bekendgemaakt. De ‘oude’ KNIP zou in Malang op 25 februari voltallig bijeenkomen en beraadslagen over het werk van de BP en over het presidentiële besluit no. 6 waarin Soekarno de nieuwe KNIP-leden aanwees. Bij goedkeuring van dat laatste zou de ‘nieuwe’ KNIP zich vanaf 27 februari buigen over het akkoord. Soekarno legde dit voorstel voor aan de BP, die in zijn vergadering van 12 februari vanzelfsprekend geen bezwaar kon maken tegen de overdracht van de besluitvorming over het decreet aan de KNIP in oude samenstelling, waarvoor de BP als gemachtigde optrad. Wat bij afkeuring zou gebeuren was onduidelijk.244 Op 15 februari werd de lijst van nieuwe KNIP-leden gepubliceerd, waarop de Masjoemi-nieuwelingen ontbraken. De Masjoemi had, bij wijze van protest, zijn voordracht niet bij de president ingeleverd.245 De Barisan Banteng bereidde zich ook voor. De Badan Rahasia (Geheime Afdeling) van de Polisi Tentara stuurde op 19 februari een rapport door dat Moewardi zijn lasjkar consigneerde in Solo en elders mobiliseerde. Hij legde contact met LRDB. Het plan was Soekarno, Hatta, Sjahrir en ministers te arresteren en de KNIP-zitting te saboteren – een staatsgreep dus.246 Een andere agent deed verslag van de voorbereidingen van de BPRI. Driehonderd speci241

Sutomo 1948:14-5. Ook ‘Dr. Muwardi (I)’, Pacific, 14-12-1950 meldt de afkeer van Moewardi van het opportunisme en het inzetten voor eigenbelang dat opgeld deed in de Benteng Repoeblik. Het besluit tot uitgave van een eigen blad Madjallah Benteng Repoeblik was al op 1 januari genomen en toen was ook gesproken over de inzet van de radiozenders (‘Verslag rapat pleno Benteng Republiek Indonesia pada tgl. 1-1-1947 djam 1.40 di M.T. Hizbullah Indonesia, Lowokwaroe, Malang, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 496 en Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1027). 242 Antara, 19-2-1947, in Kedaulatan Rakjat, 20-2-1947. 243 ‘Bahaja memoentjak; Persatoean makin kokoh’, Penghela Rakjat, 18-2-1947; D.N. Aidit, ‘Bordjoeis Nasional maoe kemana!’, Penghela Rakjat, 20-2-1947, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-52(21/26-2-1946):14-5. 244 Kedaulatan Rakjat, 10-, 14- en 15-2-1947; Boeroeh, 10- en 14-2-1947; Antara, 13-2-1947. 245 Antara, 15-2-1947, in Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 15-2-1947. 246 Rapport Anggauta 678 (de aanduiding van de agent), Klaten, 10-2-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1679.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

560

aal geschoolde leden voerden actie in de kringen rond Soekarno en Hatta in de ministeries van defensie en onder Pesindo tegen het akkoord en vóór het omverwerpen van de regering, als het akkoord werd aanvaard. a.

BPRI heeft honderdvijftig speciaal opgeleide ontvoerders beschikbaar. Zij zijn inzetbaar om regeringsleden te ontvoeren en anderen die als een gevaar worden beschouwd voor BPRI. b. BPRI heeft vijftig beulen beschikbaar om personen die een gevaar worden geacht voor BPRI uit te schakelen door hen te vermoorden. c. BPRI heeft volledig bewapende keurtroepen beschikbaar ter sterkte van 1500 man die nu in Malang zijn gelegerd. d. BPRI heeft beschikbaar explosieven als landmijnen en handgranaten om sabotage en vernielingen uit te voeren aan communicatiemiddelen als verkeers- en spoorbruggen, waterleidingen en trams, PTT-kantoren, fabrieken, electra. Een schema hiervoor is in handen van het ministerie van defensie gevallen.247

In dit verband is ook overgeleverd dat Soetomo op 15 februari Kediri bezocht en opdracht gaf troepen van de Bentengdeelnemers te mobiliseren en consigneren.248 De Barisan Benteng in Solo zou aan de afdeling in Kediri wapens hebben geleverd en opdracht hebben gegeven naar Malang te vertrekken omdat ‘er wellicht daar iets zou gebeuren’.249 Er verschenen twee KRIS-pelotons in Malang, die zich op straat duidelijk lieten zien; er was sprake van instructies van Soetomo – alles in de aanloop naar de KNIP-zitting.250 De KNIP in Malang Soekarno toonde ver te willen gaan in zijn streven naar een oplossing. Tegenover de afwezigheid van de Benteng Repoeblik op 21 februari stelde hij zijn bezoek op 22 februari aan de openingsreceptie van het Masjoemicongres. Met Soedirman vertrok hij op die dag uit Malang om 15 uur en kwam om 3.45 uur de volgende ochtend weer terug.251 Zijn optreden hielp niet veel. De 247 Polisi Tentara C 324, Djawaban Kepolisian, ‘Laporan rahasia’, z.p., 15-2-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1679. 248 ‘Rapat Benteng Republik Indonesia’, z.p., 26-2-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1675. 249 Polisi Tentara, Bataljon 32, ‘Sekitar intervensi K.N.I.P’, z.p., 10-3-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1670. 250 Rapportages hierover in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1674. De klachten over de KRIS vielen ook in de categorie burengerucht – klachten over geschreeuw en gezang tot diep in de nacht. 251 Antara, 24-2-1947, in Kedaulatan Rakjat, 24-2-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

561

Soekarno opent de KNIP in Malang

Masjoemi bleef zijn besluit no. 6 afwijzen. Het besluit over het zittingnemen in de nieuwe KNIP werd overgelaten aan de ‘oude’ Masjoemifractie. De Masjoemi volgde hiermee de besluiten van de Benteng-bijeenkomst een dag eerder.252 Soekarno opende de KNIP-zitting in Malang op 25 februari, met een rede waarin hij kort zijn bevoegdheid verdedigde om de KNIP uit te breiden; als president in revolutie moest hij ‘arbiter’ zijn, in afwachting van verkiezingen. Onder zijn gehoor waren 88 journalisten. Uitgenodigd waren 215 leden, van wie er zeker tien vastzaten, onder wie Tan Malaka, Abikoesno en 3-juli-verdachten. Na het uitdelen van het verslag van de BP over zijn werkzaamheden werd de zitting geschorst. ‘s Avonds werd begonnen met algemene beschouwingen, die de volgende dag werden voortgezet. Onder de sprekers waren Trimurti, Moewardi en mw. Mangoensarkoro. De BP kreeg er vaak hevig van langs. KNIP- en BP-voorzitter Assaat antwoordde de afgevaardigden. Daarna stond Soekarno’s besluit no. 6 op de agenda. Een lange rij sprekers gaf zijn mening. Nieuwe argumenten waren niet te horen en de breuklijn liep tussen Sajap Kiri enerzijds en Masjoemi/PNI, de sterkste Bentengdeelnemers, anderzijds. Heftige beschuldigingen over en weer bleven niet uit. Ook de ochtend van 27 februari werd nog besteed om 252

Antara, 25-2-1947; Kedaulatan Rakjat, 25- en 26-2-1947. Antara, 28-2-1947 meldt ook het besluit over het Biro Perdjoeangan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Hatta tijdens zijn rede

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

563

Gezicht op de zittingszaal

de 31 sprekers hun zegje te laten doen. Een buitenlandse journalist omschreef de eindeloze rij sprekers als ‘This is demoncrazy’. De situatie was gespannen. Voor- en tegenstanders hadden hun lasjkar gemobiliseerd. De Defensieraad van de Benteng annuleerde op het laatste ogenblik de komst van aan het Oost-Javaanse front gelegerde troepen. Aan beide zijden gingen geruchten over arrestaties, ontvoeringen en coupplannen. Ali Sastroamidjojo, die als PNI-woordvoerder optrad, werd op zijn hotelkamer tijdens een schorsing opgezocht door twee Pesindojongeren. Terwijl zij met hun pistolen speelden, lieten zij Ali weten dat de pemuda ontevreden waren over zijn discussiebijdrage. Hij kreeg een laatste waarschuwing verder zijn mond te houden. Soediro was aanwezig bij het gesprek en sprak erover met Benteng-genoten. Barisan Banteng, BPRI en Hizbullah beloofden vervolgens in actie te komen, mocht Ali iets overkomen. Amir beloofde onderzoek; ook Dewantoro was bedreigd. Kartosoewirjo die de Benteng-troepen coördineerde liet Soetomo vragen of hij instemde met een actie tegen de Sajap Kiri. Soetomo haastte zich naar Kartosoewirjo en kon hem met veel moeite van optreden weerhouden. ‘Penghela Rakjat’ gooide olie op het vuur met een felle aanval op Moewardi, andere ‘valse leiders’ en hun valse leuzen. Moewardi wilde het aftreden van Amir Sjarifoeddin, maar in feite dat van Soekarno. Hij was uit op eigen belang en rang, maar was in werkelijkheid laf. De krant reageerde daarmee op een motie van de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

564

Verguisd en vergeten

Barisan Banteng die na de Nederlandse bezetting van een aantal plaatsen nabij Soerabaja Amirs aftreden als verantwoordelijk bewindsman eiste. De plannen uit Benteng-hoek tot actie, die er daadwerkelijk waren, werden toch niet doorgezet. Voor PNI en Masjoemi ging dat uiteindelijk toch te ver en ook Soetomo zette een rem op plannen uit eigen kring. Na acht uur sprekers pro en contra kreeg Hatta het woord – Soekarno was afgereisd naar zijn ernstig zieke echtgenote in Djokja – die met toenemende en hem ongewone vurigheid en boosheid van leer trok. Hij verdedigde Soekarno’s ‘prerogatief’, zeker in een situatie waar het prille Republikeinse staatsrecht nog geen klaar antwoord kon geven. Hij ontkende de bedoeling om via een ‘nieuwe’ KNIP de aanvaarding van het akkoord zeker te stellen. Die goedkeuring zou de ‘oude’ KNIP gelet op zijn samenstelling ook wel geven – een bewering van Hatta die aan twijfel onderhevig is – maar het ging er om een betere vertegenwoordiging te verkrijgen van het volk, met afgevaardigden van buiten Java, van arbeiders en boeren. Dat alles was zorgvuldig en gewetensvol gedaan. Als dit alles niet werd geloofd en aanvaard, was het beter om een andere president te zoeken. Iedereen werd wakker. In stilte werd zijn rede aanhoord; de journalisten vergaten te schrijven, zij waren niet in staat iets te noteren. Iedereen was verbaasd. Nadat deze leeuw was uitgeraasd, zijn laatste gebrul was uitgestorven, waren er opgewonden leden. Anderen waren bleek, zoals mr. Sartono. Mr. Ali boog zijn hoofd. Weer anderen waren woedend. Toen het applaus was verstomd, riep de voorzitter de PNI- en Masjoemifracties bijeen voor een besloten overleg.

Het machtswoord van Hatta had gewerkt. Assaat deelde vervolgens mee dat de BP – in dit geval PNI en Masjoemi – zijn verzoek introk om het besluit no. 6 terug te trekken. Daarmee was het probleem opgelost; besluit no. 6 was nu automatisch goedgekeurd. De ‘oude’ KNIP werd meteen ontbonden.253 253 Het meest uitgebreide KNIP-verslag is te vinden in Parada Harahap 1947:16-61; ook Antara, 25-, 26-, 27- en 28-2-1947; Kedaulatan Rakjat, 26-, 27- en 28-2-1947. ‘Loyalty to my party; Sidang K.N.I.P.’, Siasat 1-9(1-3-1947):2; ‘Bekerdja dan tidak ngomel’, Siasat 1-10(8-3-12947):2, 9; A.B. Loebis, ‘Pemandangan seledjang terbang; Sidang KNIP’, Siasat 1-11(15-3-1947):6-7, 12, waarbij Loebis’ stuk volgens de Siasat-redactie een ‘human interest’ reportage vormde. Hieruit zijn de citaten vertaald. Verder Aboe Bakar Loebis 1995:201-5 (uitgebreid over Hatta’s rede). Ali’s ervaringen en KNIP-verslag in Ali Sastroamidjojo 1974:149-53, 1979:130-3. In andere bron, een biografie van minister Gani, worden de wederzijdse provocaties van Barisan Banteng en Pesindo genoemd (Nalenan en Iskandar Gani 1990:105-6), mede door Manai Sophiaan 1991:1634, die Hatta’s rede ook als omslagpunt vastlegt. De dreiging van Sajap Kiri ook in Jahja Malik Nasution 1958:139. Sutomo 1948:12-3 noemt de afgelaste troepenkomst; Sutomo 1977:8-10 Kartosoewirjo’s actieplan. De aanval op Moewardi: M. Hoed, ‘Siapa mentjari koersi’, Penghela Rakjat, 1- en 3-3-1947. De Barisan-Banteng-motie in Genderang, 19- en 24-2-1947. De Barisan Banteng stuurde een weerwoord – een zakelijke weerlegging van een persoonlijke aanval, zoals de BB het zelf omschreef – aan Penghela Rakjat, die deze op 15-3-1947 plaatste. In algemene zin over de zitting: J.B. Bouwer, ‘Malang en de Indonesische Revolutie’, Uitzicht, Nederlandsch

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

565

Het landsbelang had over het partijbelang gezegevierd, schreef ‘Kedaulatan Rakjat’.254 Op de avond van 28 februari opende Hatta de zitting van de nieuwe KNIP, waarin ook 27 op het laatste ogenblik benoemde Masjoemileden zitting namen. Alimin was uitverkoren om als djago tua (oude voorman) namens de nieuwe leden een paar woorden te zeggen. Voorzitter Assaat werd herkozen en de zitting verdaagd. Vanaf 1 maart stond het regeringsbeleid ter discussie. Sjahrir opende met een beknopte verantwoording daarvan. Het akkoord kreeg de meeste aandacht en langs bekende lijnen verdedigde hij het onderhandelingsresultaat. De KNIP kreeg de kans te reageren; zesenveertig leden stelden de meest diverse onderwerpen aan de orde, waarin Linggadjati niet eens overheersend was. Slechts Sajap-Kiri-sprekers toonden grote inzet bij het motiveren van hun instemming. Benteng-sprekers konden dat bij lange na niet evenaren.255 Had de discussie te lang geduurd en waren de argumenten versleten geraakt? Waren de kaarten geschud na Hatta’s vurige interventie? Was met de Nederlandse ‘aankleding’ het lot van het akkoord toch al dubieus? De ministers antwoordden uitvoerig. Op de laatste zittingsdag, 5 maart, werden twee moties ingediend, nadat volgens afspraak het aantal sprekers in tweede instantie tot acht was beperkt. De eerste vroeg de regering zich in te spannen de eilanden buiten Java en Sumatra zich te laten aansluiten bij de Republik, en werd unaniem aanvaard. De tweede, ingediend door dr. A. Halim, keurde in grote lijnen het regeringsbeleid goed, in het bijzonder het akkoord, maar wees de Nederlandse aanvullende verklaringen af. Deze motie werd aanvaard met 284 tegen 2 stemmen. De 114 leden van Masjoemi, PNI, Partai Rakjat en Wanita Rakjat verklaarden zich tegen het akkoord en verlieten voor de stemming de zaal.256 Weekblad voor Zuid-Oost Azië 2-11(12-3-1947):1, 5; ‘Impressies van de zitting van de K.N.I.P.’, Indisch Documentatiedienst A.N.P.-Aneta, 2-13(3-4-1947):151-4, overgenomen uit Het Inzicht; Overdijkink 1948:118-22; Tobing 1986a:38-44. Bouwer meldt uit eigen waarneming dat de militaire politie een parlementslid bij binnenkomst ontdeed van een ‘spiksplinternieuwe revolver en zes patronen’. Het ministerie van voorlichting gaf elke dag een speciale ochtendkrant uit over de zitting, en plakte plakkaten aan in Malang (Antara, 25-2-1947). De krant is niet overgeleverd. 254 ‘K.N.I.P. Baroe’, Kedaulatan Rakjat, 28-2-1947; Brm. [Bramono], ‘Terlepas dari bahaja’, Kedaulatan Rakjat, 1-3-1947. 255 Antara, 1-3-1947 kondigt een plenovergadering van Benteng-leden aan, in Malang op 4 maart, naar aan te nemen ter coördinatie van de opstelling in de KNIP. Een verslag hiervan heb ik niet gevonden. Werd de bijeenkomst afgelast na de nederlaag in de ’oude’ KNIP? 256 Parada Harahap 1947:62-143; Antara, 1-, 2-, 3-, 4-, 5- en 6-3-1947; Kedaulatan Rakjat, 1-, 3-, 4- en 5-3-1947; A.B. Loebis, ‘Pemandangan seledjang terbang; Sidang KNIP’, Siasat 1-12(22-31947):8-9, 12. Deliar Noer en Akbarsyah 2005:111-28, met de lijst van nieuwe leden op pp. 38895. Harahaps verslag sluit af bij de beraadslagingen op 4 maart. De moties en hun behandeling komen niet aan de orde. Abu Hanifah 1972:207, 210-2, 1978b:50-2 schrijft over het overleg achter de schermen tussen regering en Masjoemi, dat een nog heftiger botsing voorkwam. G.R. [Gadis

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

566

Verguisd en vergeten

Amir Sjarifoeddin spreekt

Wanita Rakjat verliet de zaal, na verlof daartoe te hebben gevraagd. Zij waren op weg toen plotseling mw. Mangoensarkoro terugkwam, die bijna haar paraplu had Rasid], ‘Masjoemi dan K.N.I.P.’, Siasat 1-11(15-3-1947):9 bevat een interview met Abu Hanifah over zijn indrukken van de KNIP-zitting. Indrukken van Masjoemi-leiders – in gematigde toonzetting – ook in Antara, 7-3-1947. Volgens Siauw Giok Tjhan 1981:130 verlieten lang niet alle oppositieleden de zaal. Een flink deel bleef zitten en steunde de regering; een deel van hen vreesde anders voor zijn hoge overheidsfunctie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

567

achtergelaten. Na het ophalen hiervan verliet zij de zaal met een vrolijk lachend gezicht. Met de paraplu in de linkerhand, een lachend gezicht, en met de rechterhand zwaaiend naar de leden die niet vertrokken, verliet zij de zaal als een prima donna die het podium afgaat.

De oppositie oogstte lof voor haar optreden, in zowel ‘oude’ als ‘nieuwe’ KNIP, ook van de regering en regeringspartijen.257 Hierop was één uitzondering, de LRDB. Kritische berichtgeving over de zittingen in ‘Genderang’258 werd gevolgd door het besluit op 10 maart, waarin uit de aanvaarding van Linggadjati en de ‘inconsequente’ houding van de Benteng de conclusie werd getrokken dat de strijd voor de onafhankelijke eenheidsstaat samenwerking en samenbundeling met gelijkgezinden vereiste. De LRDB verliet daarom de Benteng Repoeblik.259 De kritiek richtte zich op PNI en Masjoemi: hun tactiek was niet systematisch, inconsequent en onvoldoende gecoördineerd. Na het besluit van de ‘oude’ KNIP bezetten de Bentengleden hun zetels in de ‘nieuwe’ KNIP, terwijl een boycot of ontslagname op zijn plaats zou zijn geweest. Zij hadden daarmee de Benteng-besluiten genegeerd. De PNI kreeg meer schuld toegeschoven dan de Masjoemi; zij geloofde nog in de parlementaire strijd.260 ‘Genderang’ legde een vinger op een zere plek. Een journalist van ‘Benteng’ liet na de zitting van de ‘oude’ KNIP weten dat, volgens de afspraken van de Benteng, alle Benteng-leden van de KNIP al hun officiële functies zouden neerleggen – en bevestigt zo ook Soetomo’s latere, al genoemde uitspraak hierover.261 Maar de uitkomst als geheel voor de oppositie was negatief. De regering had gezegevierd, het akkoord was aangenomen. Opnieuw had Soekarno’s machtswoord, nu uitgesproken door Hatta, het evenwicht doen doorslaan naar Sjahrir en zijn kabinet.262 Opnieuw kon de oppositie haar wonden gaan 257 Bijvoorbeeld van Alimin in Antara, 1-3-1947, in Kedaulatan Rakjat, 3-3-1947; ‘Naskah Linggadjati’, Kedaulatan Rakjat, 6-3-1947; Persoverzicht in Kedaulatan Rakjat, 7-3-1947. Ook Hatta had in zijn slotrede op de KNIP waardering voor de oppositie (Kedaulatan Rakjat, 6-3-1947). 258 Ar. [Armoenanto], ‘Soeasana baroe’, Genderang, 3-3-1947; Oem. S. [Oemar Siregar], ‘Pemoeda kembali memimpin revoloesi?’, Genderang, 7-3-1947; Merek Ranto [Hasan Gayo], ‘Menindjau sidang KNIP dikota Malang’, Genderang, 8-, 10- en 11-3-1947; Ar. [Armoenanto], ‘Beleid pemerintah’, Genderang, 14-3-1947. 259 ‘Sikap politik Lasjkar Rakjat Djawa Barat’, Genderang, 10-3-1947; ook in Repoeblik, 12-31947; Kedaulatan Rakjat, 13-3-1947; Antara, 15-3-1947. Op 11 maart werd in een telegram aan de Benteng het uittreden gemeld (Genderang, 11-3-1947). Voor alle duidelijkheid werd verklaard dat de suggestie dat in de KNIP-zitting door Lasjkar-Rakjatvoorzitter Sakirman ook namens de LRDB was gesproken geheel onjuist was (Antara, 5-3-1947; Genderang, 8-3-1947). 260 Merek Ranto [Hasan Gayo], ‘Memperdjoeangkan stable position’, Genderang, 12-3-1947 en Merek Ranto [Hasan Gayo], ‘KNIP Baroe mengoesoelkan Naskah’, Genderang, 13-3-1947. 261 ‘Benteng Republik terhadap poetoesan Raport Pleno K.N.I. Poesat jang mengenai Poetoesan Presiden no. 6 dll.’, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1674. 262 Deze conclusies trok ook B.M. Diah, zelf KNIP-lid, in zijn krant: ‘Toemboehnja parlemen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

568

Verguisd en vergeten

likken en denken over een koers die haar wel een aandeel in de macht zou verschaffen – een belangrijke drijfveer bij Masjoemi en PNI – en met welke programmapunten dat zou moeten geschieden. Als Masjoemi en PNI daarbij zouden blijven kiezen voor radicale alternatieven tegenover de diplomatieke koers van Sjahrir zouden zij onvermijdelijk weer oplopen tegen Soekarno en diens positie was sterk, wellicht zelfs onaantastbaar. Het eerste overleg vond al op 5 maart plaats, meteen na de zitting. In Solo overlegden Sartono, Soetomo en Soekiman. Er zou zijn besloten om vanaf 25 maart acties te ondernemen tegen Sajap-Kirileiders in Solo en Djokja, aldus de inlichtingendienst. Werden ontvoeringen bedoeld? Het kwam er niet van.263 De Benteng en zijn leiders hadden moeite met de verwerking van de nederlaag. De teleurstelling vertaalde zich in inactiviteit. Er waren plannen om tot een alternatief ‘volksparlement’ te komen en tot versterking van de eigen lasjkar, maar Soetomo vooral ‘had zijn buik vol’.264 De Partai Rakjat schreef op 17 maart dat met de aanvaarding van Linggadjati de grondslag van de Benteng was weggevallen en vroeg om een vergadering om de Benteng op te heffen.265 Aandacht voor de gevangenen De discussie over Linggadjati ging niet ten koste van de aandacht voor het lot van de politieke gevangenen. Integendeel zelfs; in hun actie tegen het akkoord schoten er meestal wel een paar regels – obligaat of niet – over voor de gevangenen. De interpellatie in de BP had aangrijpingspunten opgeleverd voor de actie tot lotsverbetering, berechting en vrijlating. Lasjkar Rakjat Djawa Barat wees Linggadjati af en vroeg meteen ook het vrijlaten van de gevangenen die voor 100% merdeka opkwamen.266 De Partai dan demokrasi Repoeblik’, Merdeka, 10- en 11-3-1947, ook in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-54(8/15-3-1947):13. 263 ‘Verslag tertoelis tgg. 14-3-’47 perihal gerakan B.R.I.’, z.p., 14-3-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1679. 264 ‘Verslag Benteng Repoeblik Indonesia’, z.p., 27-3-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1675. 265 Brief Partai Rakjat aan Benteng Republik, Soerakarta, 17-3-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1675. 266 Kedaulatan Rakjat, 26-11-1946; in dezelfde zin Ar. [Armoenanto], ‘Kembali pada front rakjat’, Genderang, 14-2-1947. De conferentiebesluiten en resoluties van de massameeting in Pendjara III:135-6; Jail III:198-9, uit Merdeka, 28-11-1946. ‘”Verwerpingscampagne” op Java’, Het Laatste Nieuws uit Indië 1-71/72(23/26-12-1946):3, 6 noemt de besluiten van de LRDB-conferentie, met als derde daarbij de eis tot vervanging van het kabinet-Sjahrir door een radicaalrevolutionair kabinet met Ch. Saleh en Soekarni. Dit laatste was ontleend aan een resolutie van de massameeting die vroeg om een radicale, revolutionaire regering die zich zou inzetten voor 100% merdeka. De namen van Ch. Saleh en Soekarni werden niet genoemd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

569

Rakjat kwam tot dezelfde combinatie.267 Het congres van de Barisan Banteng vroeg de onschuldigen vrij te laten, in het bijzonder de eigen leden.268 In zijn programma nam de Benteng Repoeblik zich, zoals al vermeld, hun lot ter harte. Op 6 december bezocht een delegatie van de Barisan Boeroeh Gas dan Listrik de procureur-generaal om informatie over de gearresteerde voorman Kobarsih te verkrijgen. Het gezelschap werd aandachtig aanhoord.269 Antara stuurde een brief naar Soekarno over Malik en Pandoe Kartawigoena, die, volgens het persbureau, duidelijk onschuldig waren en nodig waren bij Antara en in de Revolutie.270 De minister van justitie antwoordde in maart 1947. Een zorgvuldig vooronderzoek had tijd nodig. Het recht verzette zich niet tegen hechtenis van verdachten.271 Antara vreesde hier dus niet zijn positie als onpartijdig persbureau in het geding te brengen. Dat bleek ook uit de benoeming van de pas vrijgelaten Maroeto Nitimihardjo tot interimhoofd van Antara.272 Negen organisaties – Masjoemi, PNI, Partai Rakjat, A.Koma, Barisan Boeroeh Gas dan Listrik, Barisan Banteng, LRDB, Antara en ‘Kedaulatan Rakjat’ – kwamen gezamenlijk in actie. Zij schreven op 12 december een brief aan Soekarno, wezen op zijn toezegging op 8 augustus tot een snel onderzoek, op de discussie in de BP, op de crisissituatie die aller inzet vereiste en constateerden dat na 162 dagen geen activiteit en voortgang te bemerken was. Aangedrongen werd op vrijlating van de onschuldigen en berechting van de verdachten. Een lijst van 47 bij de negen briefschrijvers bekende arrestanten werd toegevoegd.273 De Partai Rakjat Djelata sloot zich hierbij aan op zijn tweede congres, dat in Linggadjati – een demonstratieve keuze? – van 6 tot 8 februari werd gehouden.274 De A.Koma zond in januari een telegram aan de BP die werd opgeroepen de vrijlating te eisen van de revolutionaire krachten die waren geneutraliseerd door kapitalisten en hun complotteurs. De Revolutie heeft hen nodig. Als het BP niet handelt, is zijn 267

Antara, 4-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 6-12-1946. Kedaulatan Rakjat, 17-12-1946; Antara, 17-12-1946. 269 Antara, 14-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 14-12-1946; Boeroeh, 16-12-1946. De Barisan Boeroeh Gas dan Listrik toonde hiermee zijn onafhankelijke opstelling. Wellicht was de Barisan nog geen SOBSI-lid – hoewel ook later deze bond zijn eigen koers bleef kiezen. 270 Antara, 14-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 14-12-1946; Boeroeh, 16-12-1946. 271 Soemantoro 1950:28 citeert dit deel van de brief van 8-3-1947. 272 Soebagijo 1978:78. Begin januari was er overleg tussen regering en Antara over subsidie en lening aan Antara. De regering stond hier welwillend tegenover. Aan Antarazijde verschenen bekende gezichten: Soemanang, Elkana Tobing, Maroeto en Pangulu Lubis (Soebagijo 1978:93). 273 Kedaulatan Rakjat, 21- en 23-12-1946; Boeroeh, 21-12-1946; Antara, 21-12-1946; Lasjkar, 23-12-1946. Een enkeling op de lijst viel niet onder de van betrokkenheid bij de coup verdachte personen. Zo stond ook Tjeq Mamad op de lijst. 274 Boeroeh en Kedaulatan Rakjat, 13-2-1947. 268

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

570

Verguisd en vergeten

betekenis gering.275 Een ingezonden brief suggereerde dat de autoriteiten nalatig waren geweest bij de ontvluchting van politieke gevangenen. Met een medisch attest van een arts-medegevangene was een van hen in het ziekenhuis opgenomen en van daar gevlucht.276 Die autoriteiten ontkenden zo’n gang van zaken, en sloten die eveneens als toekomstige ontsnappingsmogelijkheid uit.277 Toen de BP begin januari over de Tiga-Daerah-zaak sprak, waarover vooral de socialistische leden zich druk maakten, was het Sarmidi die opkwam voor de 3-juli-arrestanten. De KNIP-leden onder hen moesten de kans krijgen op de aanstaande vergadering hun stem uit te brengen. En als de PS een enquêtevoorstel over de Tiga-Daerah-zaak zou voorstellen, vroeg hij daarbij ook de 3-juli-zaak te betrekken.278 Een maand later werd gemeld dat de gevangen KNIP-leden schriftelijk hun stem zouden mogen uitbrengen,279 maar daar kwam niets van terecht. Het kabinet besprak op 13 januari een rapport van de procureur-generaal over de stand van zaken, dat ook aan de orde kwam in een daaropvolgend gesprek tussen regering en politieke leiders.280 Adam Malik schreef op 14 februari een brief aan BP-voorzitter Assaat. Hij verwees naar zijn 225 dagen in hechtenis zonder aanklacht en sinds vijf maanden zonder verhoor – de rechten ter waarborg waarvan de Republik was uitgeroepen werden geschonden. Ook zijn inbreng als lid van BP en KNIP kon hij niet leveren. Hij vroeg daarom vrijlating van alle zonder rechtsgrond vastgehouden personen.281 De beëdiging van de Mahkamah Tentara Agoeng door Soekarno op 17 februari, in aanwezigheid van de hoogste legerautoriteiten, gaf ‘Kedaulatan Rakjat’ een commentaar in de pen, waarin de procureur-generaal om een snel onderzoek, naar juridische maatstaven, werd gevraagd van de massa-arresten in de 3-juli- en Tiga-Daerah-zaken. Na de eerste vrijlatingen volgen er nu hopelijk snel meer, aldus de hoopvolle redacteur.282 Het tegelijkertijd met de 275

Merdeka, 18-1-1947, overgenomen uit de krant Perdjoeangan (Poerwokerto). P., ‘Soal tahanan politik’, Boeroeh, 6-1-1947, ook in Penghela Rakjat, 6-1-1947. 277 Boeroeh, 8-1-1947. 278 Antara, 4-, 6-, 7-, 8-, 9- en 10-1-1947; Boeroeh, 6-1-1947. Vooraf aan de BP-vergadering werd een flink aantal verdachten in de Tiga-Daerah-zaak vrijgelaten en gaf de procureur-generaal een lange verklaring uit, waarin hij zijn optreden tot dan toe verklaarde – publieke druk werkte dus hier (Antara, 27- en 31-12-1946). 279 Boeroeh, 10-2-1947. 280 Boeroeh, 14-1-1947; Kedaulatan Rakjat, 15-1-1947. Aan Antara, 14-2-1947 vertelde Sarmidi zich te blijven inspannen voor de politieke gevangenen en daarover de minister van justitie te zullen blijven aanspreken. 281 Brief Adam Malik, Jogja, 14-2-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1031. 282 ‘Kedjaksaan Agoeng’, Kedaulatan Rakjat, 18-2-1947. Beëdiging in Kedaulatan Rakjat, 172-1947. De samenstelling van het Parket van de procureur-generaal in Kedaulatan Rakjat, 29-11947. 276

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

571

KNIP-zitting in Malang op 23 en 24 februari bijeengekomen congres van de journalistenbond PWI vroeg om vrijlating van collega Adam Malik.283 De zittingen van ‘oude’ en ‘nieuwe’ KNIP gingen niet geheel voorbij aan de gevangenen. Mr. Djody (PNI), Soediro (Barisan Banteng) en Nji Hadiprabowo (Wanita Rakjat) stelden over hen vragen aan de BP op 26 februari.284 In de ‘nieuwe’ KNIP was er nog meer aandacht, zeker nu de opmerkingen konden worden gericht tot de minister. Voor Sarmidi waren ‘duistere krachten’ aan het werk bij het voortgaande vasthouden van de in juli opgepakte leiders. Ook Maroeto Nitimihardjo en Abu Hanifah (Masjoemi) stelden vragen, terwijl van Sajap-Kiri-kant met evenveel klem het lot van de Tiga-Daerah-gevangenen werd aangeroerd.285 Minister Soesanto moest antwoorden. Hij onderschreef de wens tot snel onderzoek, maar dat diende wel zorgvuldig te geschieden. Wat de coup betrof was het vooronderzoek vrijwel gereed; eind maart kon naar verwachting het deel over de ontvoering van Sjahrir aan de rechtbank worden voorgelegd. Soesanto vergeleek het onderzoek dat nu acht maanden duurde en tientallen personen betrof met het koloniale vooronderzoek tegen Soekarno en drie medestanders, dat 14 maanden had gevergd. Hij vroeg daarom om begrip.286 In een eerder interview had hij al gewezen op de gecompliceerde materie, en de noodzaak iedereen apart te onderzoeken. Hij verklaarde toen ook dat allen goed werden behandeld en dat hij geen klachten daarover had ontvangen.287 Sinds 1 februari 1947 verscheen in Solo het dagblad ‘Pacific’, als opvolger van ‘Lasjkar’, dat op 31 december 1946 voor het laatst verscheen. De nieuwe krant werd uitgegeven door de Barisan Banteng; hoofdredacteur was Imam Soetardjo.288 Het was daarmee een partijblad, wat ‘Lasjkar’ niet was, hoewel het zijn sympathie voor de BB niet had verborgen. Maar ‘Lasjkar’ was ­meestal neutraal en nam geen uitgesproken standpunten in. Zo sprak de krant zich niet uit tegen Linggadjati. Onmin over deze koers heeft wellicht tot de opheffing geleid en het verschijnen van ‘Pacific’. Overigens bleek in de krant zelf niet dat de BB de uitgever was. Het eerste nummer vermeldde noch de naam van de uitgever noch die van de hoofdredacteur.289 Twee commentaren over de politieke gevangenen na de KNIP-zitting tonen de koers van ’Pacific’ overduidelijk. De tijd verstrijkt, aldus het eerste, terwijl de regering keer op keer zegt dat hun zaak snel zal worden geregeld. Alle 283 Soebagijo, Abdurrachman Surjomihardjo en Swantoro 1977:18-9. Antara’s verslag (25-21947) noemt de motie niet. 284 Parada Harahap 1947:37-9; Antara, 27-2-1947. 285 Parada Harahap 1947:98, 104-5, 116. 286 Parada Harahap 1947:116-7; Kedaulatan Rakjat, 5-3-1947; Pacific, 7-3-1947. 287 Bakti, 10-2-1947. 288 Kedaulatan Rakjat, 1-2-1947. 289 Pacific, 1-2-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

572

protesten en gemotiveerde verzoeken helpen niet. Qua verblijf, gezondheid en faciliteiten is hun toestand slecht; straks vallen er nog doden. Soesanto beloofde een snelle berechting. De onschuldigen moeten vrij, de schuldigen gestraft. Anders blijft dit een gevaarlijke doorn in het vlees van de Republik. Hopelijk zullen procureur-generaal en rechtbank de zaak verstandig aanpakken.290 Vijf dagen later was de toon aanzienlijk harder. De arrestanten zitten al 250 dagen vast; bezoek is niet toegestaan; hun families zijn zwaar getroffen. Ervaren officieren van justitie hadden allang hun werk moeten hebben afgerond; Soesanto’s vergelijking met de koloniale justitie is niet op zijn plaats. Hier gaat het om mensen uit de beweging – twintig KNIP-leden en vier initiatiefnemers tot de Proclamatie. Die vier moesten de verjaardag van hun Proclamatie in de cel vieren. Hun Republik van Sabang tot Merauke is teruggebracht tot Java, Sumatra en Madoera. Deze leiders moeten terug onder het volk. De regering sluit wel een compromis met Nederland, maar het ontbreekt haar aan wijsheid ten aanzien van de politieke gevangenen. En, schreef hij tot slot, op die wijsheid wachten wij.291 Er leek echt schot in de zaak te komen. Op 13 maart liet voorzitter Koesoemaatmadja van de Mahkamah Tentara Agoeng weten dat hij een deel van het resultaat van het vooronderzoek had ontvangen, maar dat de beoordeling daarvan zijnerzijds nog niet kon plaatsvinden. Hij voorzag een openbaar proces, met zonodig besloten zittingen. Mr. Moeljatno, plaatsvervanger van mr. Tirtawinata, zette uiteen dat het onderzoek ingewikkeld en tijdrovend was. In de koloniale tijd werden om het onderzoek te bespoedigen dwang en geweld gebruikt, maar ‘wij kunnen deze koloniale methode niet toepassen’. Aan het onderzoek komt geen enkele dwang te pas. De gevangenen zijn vrij lectuur, ook kranten, te ontvangen. Hun voeding en gezondheid hadden de bijzondere zorg van de regering, aldus Moeljatno.292 Of de gevangenen ook in de praktijk iets merkten van een ‘speciale behandeling’ en contacten met de buitenwereld konden onderhouden is onduidelijk. Het eindeloze wachten Tan Malaka was enkele weken na het angstige avontuur in Modjokerto met de Pesindostrijdkrachten overgeplaatst naar Bagoesan, waar hij weer onder de hoede van de Polisi Istimewa en hun commandant Soetjipto werd gesteld. Daar had hij al eerder de beste omstandigheden van zijn detentie 290 291

292 1947.

‘Sekali lagi tahanan politik’, Pacific, 6-3-1947. J., ‘Tahanan politiek’, Pacific, 11-3-1947. Antara, 13-3-1947, in Kedaulatan Rakjat, Repoeblik, Merdeka en Soeara Merdeka, 14-3-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

573

getroffen. Met zelfgemaakte medicijnen was zijn voet inmiddels ook aan de beterende hand. Op 29 januari werd hij plotseling naar het station van Kertosono gebracht en op de trein naar Djokja gezet. Met de Nederlandse verovering van Krian, niet meer dan twintig kilometer van Modjokerto, op 24 januari 1947, was het niet langer verantwoord de gevangenen in Modjokerto te houden. Een Nederlandse aanval op Modjokerto kwam er inderdaad; op 17 maart werd de stad bezet. Tan Malaka zag in de trein Soekarni, Soebardjo en Yamin weer. In Djokja ging het naar Wirogoenan. Op 1 februari waren in Djokja 60 politieke gevangenen opgesloten, van wie 8 vanwege hun rol in de Tiga-Daerah-zaak. De 52 anderen – allen na de coup opgepakt – waren verdeeld over Wirogoenan (16) en Vredeburg (36). Iwa vond de behandeling in Wirogoenan goed; de bewakers gingen vriendelijk en beleefd met hem om. Hij en zijn lotgenoten mochten echter nog steeds geen bezoek ontvangen, ook niet van vrouw en kinderen.293 Op 23 februari, twee dagen voor de opening van de KNIP-zitting in Malang, kwam inspecteur Oetarjo in Vredeburg op bezoek – niet om vrijlating aan te kondigen, maar een verhuizing naar een plaats, die ‘beter, vollediger, ruimer en ordelijker’ was. Even later verschenen de verhuiskarren en bleek het nieuwe verblijf de Kepatihan, het kantoor van de patih, te zullen worden. Bij aankomst was er verbazing en schrik. De ruimte was kleiner en beslotener dan Vredeburg. Er waren vijf celvertrekken, die te klein waren om de 35 mannen te herbergen. Een tiental moest op de gang slapen en werd nat bij regen. De totale oppervlake was vijftien bij vijftien meter. Oetarjo kreeg de volle laag toen hij op inspectie kwam. Hij had weinig weerwoord, en zei dat hij bewust met de waarheid een loopje had genomen uit vrees dat de groep anders zou weigeren te verhuizen. Boosheid, wraakzucht en het gevoel te zijn bedrogen waren algemeen. Tenslotte had ieder een plek – als sardientjes in een blik. De watervoorziening functionerde slechts een deel van de dag en de stank van het toilet maakte het slapen in de buurt tot een bezoeking – en het gevaar van ziekte was ook aanwezig. De volgende dagen zocht de onmin een uitweg. Een aantal schreef briefjes met de klacht over de omstandigheden. Vele briefjes, met steentjes verzwaard, werden over de gevangenismuur gegooid en ook bewakers werd gevraagd ze naar buiten te brengen. De procureur-generaal kreeg een brief met een verzoek om een onderhoud. Na twee dagen was er geen reactie en volgde een originele actie. Alles wat geluid kon maken werd verzameld en een lawaaiactie werd begonnen. Al snel kwamen over de muur de protesten van de 293

Pendjara III:130-1; Jail III:191; SV 1948:220 (verhoor Boedhiarto, 12-3-1948); Iwa Kusuma Sumantri 1963:147, 2002:243-4. Over de aanval op Krian en Modjokerto, zie Schoonoord 1988:1435, 153-7. De lijst van gevangenen in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 98.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

574

beambten in de nabije kantoren, die vervolgens uitleg kregen over het door de gevangenen beoogde doel – het afdwingen van een gesprek. De buren kwamen in actie, en een ‘wapenstilstand’ volgde toen een delegatie werd uitgenodigd. Soemantoro, Marlan en Sardjio (Tiga-Daerah-verdachte) gingen naar het Parket, waar ze ernstig werden onderhouden en doorgestuurd naar Wirogoenan. Hun lotgenoten wachtten vergeefs op hen en hervatten hun protest. Zij kregen te horen dat hun actie kon leiden tot verslechtering van hun situatie, met nieuwe overplaatsingen. De bewaking werd versterkt. De groep beraadde zich en bedacht een nieuwe actie. Bewakers en Parketambtenaren werden genegeerd en er er werd geen woord meer met hen gewisseld. Het Parket wilde eindelijk onderhandelen. De groep wilde niet worden gescheiden en ging daarom akkoord met de krappe behuizing, maar eiste wel verbeteringen in watervoorziening, schoonmaak, voeding en medische zorg. De gevraagde terugkeer van de drie delegatieleden volgde niet.294 De dagelijkse routine hield ’s ochtends heel vroeg een race in naar de badkamer om het schaarse water te kunnen benutten. De eersten maakten vuur voor de koffie. De anderen wandelden of deden gymnastiekoefeningen, tot om 10 uur het ontbijt kwam. Rachmat regelde de medische zaken, over de voeding ging Kjai Moekti en later Deos. Kjai Moekti werd als oudste tot algemeen leider benoemd. Twee keer per maand werden een pond koffie, een pond suiker, een stuk zeep en vijf pakjes sigaretten uitgereikt. Dit werd aangevuld door echtgenotes en familie; tekorten waren er niet. De stemming, bij het uitblijven van elk uitzicht op vrijlating, was slecht. Alleen lezen, schrijven en vertalen, plantjes kweken, schaken, vliegeren, halma en zingen verdreven de onlustgevoelens en bestreden de verveling. ’s Avonds speelde de ‘Criminele Band’ met zes man, die op een bekwame wijze jazzmuziek uitvoerden. Een tijd lang vormden insecten een populair onderzoeksonderwerp – rupsen werden verzameld, gevoerd, het proces van verpopping gevolgd tot tenslotte vlinders verschenen – het werd beschreven en het doodde de tijd. Populair waren ook vliegerwedstrijden met kinderen van buiten de gevangenis. De vliegers werden zorgvuldig gemaakt en gingen de strijd aan – een bijzondere vorm van contact met de buitenwereld. De gevangenen waanden zich bijna even vrij als hun vliegers hoog in de lucht. Velen sliepen buiten, waar een windje verkoeling verschafte en de muskieten geringer waren dan binnen. Maan en sterren leidden bij ieder tot eigen gedachten; het leek alsof de gevangenismuren er niet meer waren en gedachten en gevoelens zweefden naar de geliefden buiten de muren, zo schrijft Adam Malik.295

294 295

Adam Malik 1947:79-83. Adam Malik 1947:84-6, 90-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

575

Vroeg in de ochtend van 11 maart werden zeven man uit Wirogoenan, Tan Malaka, Yamin, Soebardjo, Boedhiarto, Iwa, Abikoesno en Soekarni – de hoofdverdachten van de coup lijkt het – naar Magelang vervoerd. Wij werden daar in de gewone gevangenis gezet. Een half uur ‘s ochtends en een half uur ‘s middags mochten we onze cel verlaten om als lichaamsbeweging op de binnenplaats te wandelen. [...] In Magelang zag ik niets dan de hoge gevangenismuren, viereneenhalve maand lang.296

Hier ook ‘kreeg ik een rustige cel, die ik niet met andere gevangenen behoefde te delen, en kreeg ik papier, potlood en een tafel om te schrijven, en toen kwam de gedachte op te gaan schrijven, al was het maar om de tijd te doden’. En zo begon Tan Malaka hier in juli 1947 aan zijn autobiografie. Hij had dus een jaar lang niet de kans gehad iets van langere adem te schrijven. Onzekerheid over zijn toekomst, de frequente verhuizingen en de kans dat zijn geschriften in beslag zouden worden genomen, en tegen hem gebruikt, hadden hem daarvan weerhouden.297 Iwa roemde de omstandigheden in Magelang als de beste sinds zijn arrestatie: een grote, schone cel, met een bed met klamboe, en gezamenlijke lichaamsbeweging op de grote binnenplaats.298 Volgens Soebardjo was de goede behandeling te danken aan Boedhiarto’s relatie met de gevangenisdirecteur die hij in de koloniale tijd goed had leren kennen. De maaltijden, drie maal daags, waren smakelijk en voedzaam. De directeur vertelde ook dat de in Magelang gelegerde Lasjkar Rakjat van ir. Sakirman een kanon op de gevangenis had gericht. Op een dag werden de gevangenen opgeschrikt door een kanonschot dat de muren deed schudden. Volgens de directeur wilde Sakirman met die losse flodder zijn ontstemming laten blijken over zijn weigering de gevangenen uit te leveren voor een volksgericht.299 Over de deelname van de gearresteerde KNIP-leden aan het beraad over Linggadjati had Sarmidi een lans gebroken. In een wisselwerking daarmee schreef Yamin een brief aan Soekarno en Hatta met het verzoek het twintigtal parlementsleden te laten deelnemen aan de zitting in Malang. Aan de procureur-generaal vroeg hij hiermee in te stemmen. Hij kreeg geen antwoord. Later hoorde Yamin van Soekarni, Soebardjo en Iwa die namens de arrestanten in maart 1947 met de procureur-generaal hadden gesproken, dat uit vrees voor incidenten tussen hun mede- en tegenstanders de minister van justitie 296

Pendjara III:130-1; Jail III:191. Adam Malik 1947:87 noemt als vertrektijd drie uur ’s nachts. Pendjara III:3-4; Jail III:3. 298 Iwa Kusuma Sumantri 1963:147, 2002:244. 299 Subardjo 1978:432-3. Adam Malik 1947:88 noemt een bezoek aan Tan Malaka namens de president van Abdul Rachman, hoofd van de militaire geheime dienst, met een Sibarverleden, die in mei 1947 om advies vroeg over de te volgen politiek. Tan Malaka weigerde zich uit te spreken – na vrijlating zou hij dit willen overwegen. 297

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

576

Verguisd en vergeten

het verzoek had afgewezen. Yamin concludeerde hieruit dat hun positie was verbeterd: van tegenstanders die moesten worden uitgeschakeld tot tegenstanders die een ‘mening, idealen en aanhang’ bezaten.300 Van het door Yamin aangehaalde gesprek is een verslag bewaard gebleven. De procureur-generaal motiveert de afwijzing – op een verzoek van 10 februari 1947 van mogelijk alle gevangen KNIP-leden – met problemen rond ‘praktische uitvoering’ (Nederlands). Bij hun deelname zou de vergaderzaal zwaar bewaakt moeten worden, en wat voor indruk naar buiten zou dat niet maken? Bovendien was de kans groot dat zij onderweg naar Malang zouden worden ontvoerd door hun vijanden. Een brief van Soekarni en Iwa aan de procureur-generaal van 7 maart 1947 had om een onderhoud gevraagd en ging vergezeld van het dreigement dat zij, indien geen antwoord binnen drie dagen was ontvangen, hun maatregelen zouden nemen. Mr. Tirtawinata besloot hen op 10 maart te ontvangen. Ook Soebardjo was meegekomen. Iwa werd eerst en apart binnengeroepen. Hij kreeg te horen dat de toon van de brief ongepast was; Iwa vroeg excuus daarvoor. Iwa vroeg eerst of hij en zijn lotgenoten ‘tahanan’ of ‘tawanan’ waren. Daarna informeerde hij of de zaak voor de rechtbank zou komen. Dit zou niet in het staatsbelang zijn. De aangeklaagden zouden geheimen kunnen onthullen die de goede naam van diverse leiders zouden aantasten. De procureur-generaal zou dit kunnen voorkomen door hen vrij te laten; een maatregel die de publieke opinie zou waarderen. Het antwoord was voorspelbaar en formeel. De procureur-generaal verrichtte het vooronderzoek; de rechter moest vonnissen. Er was sprake van ‘tahanan’. Voortgaande hechtenis was nodig opdat zij niet zouden worden verborgen door hun volgelingen om een proces te ontlopen of ‘ontvoerd door hun vijanden, die eigen rechter wilden spelen en hen wilden vermoorden zonder uitvoerig onderzoek en gerechtelijke aanklacht’. Soekarni, die vervolgens met Soebardjo werd binnengeleid, kreeg te horen dat Tirtawinata teleurgesteld en gekwetst was door de ultimatieve brief. Soekarni, ‘met overstromend gemoed’, barstte vervolgens uit. Hij maakte bezwaar tegen de manier waarop hij was gearresteerd en was vastgehouden sinds 17 maart 1946, bijna een jaar lang. ‘Toen de procureur-generaal hem herinnerde aan de plicht ten allen tijde fatsoensnormen in acht te nemen bij het bespreken van problemen, werd Soekarni weer kalm.’ Hij zei even later ‘dat voor hem als zwaarste straf werd ervaren dat hij, terwijl hij nu nodig was om de Republik in stand te houden, hij op non-actief was gesteld’. Hij vroeg of hun vasthouding in de gevangenis niet kon worden omgezet in huisarrest. Tirtawinata vond dit een te groot risico gezien het gevaar van ontvoering of 300 SV 1948:167 (verhoor Yamin, 8-3-1948). De hoop op deelname aan de KNIP-vergadering ook in Adam Malik 1947:78-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

577

aanslagen door hun vijanden. Tot slot gaf de procureur-generaal de raad geduldig en kalm te blijven. Laat de toestand niet worden bedorven, zoals door de gevangenen in de Kepatihan, die de boosheid opwekten van een publiek dat anti-gevangenen was. Ook om de afronding van het onderzoek te versnellen hoopte hij op samenwerking, zodat het niet zou komen tot bijvoorbeeld weigering van een verhoor uit persoonlijke tegenzin. Als nieuwe feiten in deze zaak naar voren komen, moet de juistheid daarvan ook weer worden onderzocht.301

Dit eerste afgedwongen gesprek met de procureur-generaal had dus niets opgeleverd; op begrip voor hun omstandigheden hoefden de gevangenen bij hem niet te rekenen. De dag daarop volgde de verhuizing naar Magelang. De procureur-generaal verzamelde materiaal. Een rapport over de ‘politieke achtergronden van de ontvoering van Sjahrir cs op 28/6/1946’ werd in december 1948 door de Nederlandse bezetter van Djokja gevonden in het Republikeinse Hoofdparket. In dit overzicht werd de Proclamatie in feite het resultaat genoemd van druk van Tan Malaka. Deze ging met het politieke testament op stap. Zijn acties waren gericht tegen de ‘geheime deal’ die Sjahrir met de Nederlanders sloot – een ‘bidden en smeken om de vrijheid van Indonesië’. De concessies van juni 1946 waren verraad; de staatsgreepplannen daarvan het gevolg. Het leger was door Tan Malaka’s aanhang geïnfiltreerd – Boentaran en Boedhiarto waren adviseurs van Soedarsono’s divisie, Iwa lid van de generale staf. Verder was Soebardjo adviseur op het ministerie van buitenlandse zaken en Yamin de spreektrompet in de KNIP. Soedirman had min of meer sympathie voor Tan Malaka’s opvattingen. Hij steunde de PP en was betrokken bij de opstelling van het minimumprogramma. Zijn houding was weifelend bij de ontvoering en arrestatie van Soedarsono. Hij zou diens acties hebben gesteund, wat hij later ontkende. Bij deze acties, na Tan Malaka’s arrestatie, was Tan Malaka zelf geheel achter de schermen.302 Linkse polemieken In de geschillen van de linkse beweging onderling leek de Tan-Malaka-aanhang geen partij voor het machtige complex van PKI, PS, PBI, Pesindo en de nodige kleinere politieke en militaire organisaties. Tegen deze zuil, gesteund 301 ‘Risalah singkat dari pertjakapan antara P.T. Djaksa Agoeng dengan 3 tahanan politiek pada tanggal 10/3-1947’, in ANRI, Mahkamah Tentara Agung no. 93. De verwijzing naar de Kepatihan doelt op het lawaaiprotest van de gevangenen daar. 302 Een vertaling van dit rapport, opgemaakt door R.S. Natapradja op 19-1-1949, voor het Parket PG, Dienst AR, in NA, PG 581. De datum van het originele rapport wordt niet vermeld.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

578

Verguisd en vergeten

door macht, gezag en hulpbronnen van de regering, kon hij niet veel meer stellen dan een aantal splintergroeperingen, die zonder al te veel coördinatie zich poogden te herstellen van de bijna-uitschakeling na de 3-juli-coup. In de Benteng Repoeblik overheersten Masjoemi en PNI en in hun kielzog bewerkstelligden de Tan-Malaka-sympathisanten een bescheiden herstel. Van een georganiseerde beweging was hierbij nauwelijks sprake. Tan Malaka stond als symbool voor een andere, radicale politiek. Daarnaar verwees een aantal organisaties, om vervolgens de eigen koers uit te stippelen. Slechts de Partai Rakjat volgde scrupuleus de koers van voorman Tan Malaka, voorzover maar contact met hem kon worden onderhouden. Toch voelde de machtige linkse zuil zich blijkbaar onbehaaglijk met deze luis in de pels. Negeren of bijna-negeren, een gedragslijn die na de 3-juli-coup leek te worden gevolgd, werd in de discussie rond het Linggadjati-akkoord verlaten. De oppositie kon zich hier bedienen van simpele, aansprekende argumenten; de Sajap Kiri had veel meer uit te leggen, en moest tactiek en ‘adempauze’ aanvoeren. Ook de eigen aanhang zal vragen hebben gesteld, en de radicale lijn waarvoor Tan Malaka stond zal zijn verlokking hebben uitgeoefend. Daartegen zal een bescheiden tegenoffensief dienstig zijn geacht. De uitval van de Sajap Kiri op 26 december in een motie over het akkoord tegen het verbond van fascisten en trotskisten is al een teken daarvan. Het was klaarblijkelijk nog niet voldoende. Op 10 januari 1947 begon ir. Sakirman in ‘Penghela Rakjat’ een driedelige artikelenserie, ‘Menindjau perdjoeangan Pari’ (De strijd van de Pari beschouwd).303 Sakirman verwees in zijn inleiding naar het vele dat al vóór en tegen Tan Malaka was gepubliceerd, bijvoorbeeld door Yamin, Arifin en Boediman.304 In deze kritieke periode, waarin groepen en stromingen de vrijlating van Tan Malaka c.s. uit hun gevangenschap bepleiten, is het goed dat wij de algemene lezer een objectieve beschouwing, gebaseerd op de feiten, aanbieden over de idea­ len en strijd van de Pari.

Die idealen waren strijdig met het marxisme-leninisme, betoogde Sakirman. Hij haalde Siaran Pari aan om dat te bewijzen. Daarin was de wereld verdeeld in acht grote landenblokken. Indonesië moest daarbij het voortouw nemen in de opbouw van een proletarisch Aslia. Daarbij miskende Tan Malaka het bestaan van een centrale, internationale organisatie. Die internationale arbeidersorganisatie, geleid door de Sovjetunie, bestond al in de vorm van de Komintern. Zo was de Pari dan ook een vijand van de Sovjetunie. ‘Of het 303 Penghela Rakjat, 10-, 11- en 13-1-1947, overgenomen in het weekblad Massa (Salatiga), 13(18-1-1947):8-10 en 1-4(25-1-1947):3-4. 304 Hij noemt van Arifin, Bahaja Trotskyis Indonesia (Het gevaar van de Indonesische trotskisten) en van Boediman, Adakah Trotskyis Indonesia? (Bestaan er Indonesische trotskisten?). Beide brochures waren voor mij onvindbaar.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

579

een organisatie betreft die Pari wordt genoemd, of A(ngkatan) Kom(oenis) A(slia) of nog andere organisaties die de naam “communistisch” gebruiken, het is wederrechtelijk.’305 Los daarvan bekeek Sakirman vervolgens of al aan de voorwaarden was voldaan zodat de Pari ook proletarisch Aslia tot stand zou kunnen brengen. De internationale situatie was nog verre van gunstig voor Aslia. In Azië werd strijd geleverd in China en Indo-China vóór het communisme, maar in groter verband was de macht van Amerika en Engeland nog overheersend. In een derde sectie kwam het PP-minimum-program306 aan de orde, dat ‘zoveel Indonesiërs, vooral jongeren’ had aangetrokken. Het was op papier ‘zeer idealistisch’, maar de gevolgen zouden dramatisch zijn. De grote machten zouden zich tegen de Republik keren, en in het binnenland zou de regering-Soekarno-Hatta aftreden. De internationale realiteit, met de geallieerde zege over Japan, kon niet worden genegeerd. Hoe ‘prettig en welluidend het PP-program ook klinkt, in de praktijk is het onuitvoerbaar. Uitvoering van het minimumprogram betekent dat de hele wereld de vijand van Indonesië zal worden.’ Die ‘isolatie’ zou ook de ondergang van de Republik tot gevolg hebben. Mooie leuzen zijn, aldus besluit Sakirman, inhoudsloos zonder basis in een sterke organisatie. ‘Revolutionaire en radicale’ strijd kan in de praktijk ‘reactionair’ zijn. Als de PP aan de macht was gekomen, zou de toestand slechter zijn dan nu. Sakirman erkende vele tekortkomingen in de jonge Republik, maar waarschuwde voor de ‘plotselinge revolutionairen’ onder de gevangenen, die als minister nog niet lang geleden een diplomatieke koers voorstonden. Hij riep op tot kalme overweging van hun daden. ‘De beweging linkser dan links, die samengaat met de reactionaire groep, is geen revolutio­ naire groep.’ Binnen een maand verscheen de serie als vlugschrift, met de aanbeveling: ‘Een objectieve politieke beschouwing. Belangrijk om te lezen.’307 Een maand later gebruikte Sakirman niet minder dan zeven artikelen om de politieke koers uiteen te zetten. In ‘Revolusi kita’ (Onze Revolutie) stelde hij dat de groep ‘linkser dan links’ tegen diplomatie was en de vijand militair wilde verdrijven, en meteen een socialistische maatschappij wilde vestigen. Hiertegenover stelde hij omstandig de eigen koers en fasering. Die hielden rekening met de bestaande situatie en de vele zwakke punten van de 305 Sakirman wist blijkbaar niet dat de Komintern in 1943 was opgeheven. Sudijono Djojopranoto, die Sakirmans brochure herdrukte in zijn verdediging van Tan Malaka (1962:13447), wees daar natuurlijk ook op (1962:137-8). Interessant is de naamsverklaring van A.Koma, waarbij Aslia in de plaats treedt van Moeda. 306 Sakirman nam hierbij de versie op die Tan Malaka voorstelde; de uiteindelijke geamendeerde gematigder versie liet hij ongenoemd. 307 Penghela Rakjat, 6-2-1947. De prijs was Rp 0.40, plus Rp 0.10 kosten.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

580

Verguisd en vergeten

Republik. Economische, politieke en militaire reorganisatie waren alle nodig om het onbetwiste strategische doel, de socialistische Republik Indonesia, dichterbij te brengen.308 Tan Malaka werd hier niet met name genoemd; de serie past in het publiciteitsoffensief om de aanhang te overtuigen van het nut van het Linggadjati-akkoord. Van weerwerk uit de hoek van de Tan Malaka-aanhang was nog niet veel te bespeuren. Toch was er sprake van een herstel na de 3-juli-coup met de daaropvolgende massa-arrestaties. De weer vrijgelaten kaderleden beproefden de nieuwe mogelijkheden tot politieke activiteit, waarbij de actie tegen Linggadjati en in het verband van de Benteng Repoeblik gunstig werkte. Ook in het dagblad ‘Genderang’ in Cheribon, de spreekbuis van de LRDB, en eveneens in het dagelijkse ‘Pacific’, dat in Solo door de Barisan Banteng werd uitgegeven, vond de oppositie een spreekbuis. In Djokja stelde ‘Kedaulatan Rakjat’ zich nog steeds voorzichtig op; van een keuze voor de Tan-Malakakoers was niet meer duidelijk sprake. De PKI-opstelling ten gunste van een akkoord met Nederland maakte de partij niet alleen tot doelwit van de oppositie in een ‘zakelijke’ discussie, maar ook kwetsbaar voor verwijten over achterliggende drijfveren. Al eerder waren de uit Nederland overgekomen radicalen, die in PS, PKI, PBI en in de regering een belangrijke rol kregen toegewezen, er van beschuldigd zetbazen of agenten van Nederland te zijn. Voor de groep die uit Australië was teruggekeerd gold hetzelfde. Zij hadden tijdens de oorlog samengewerkt met de Nederlands-Indische regering in ballingschap, geheel in overeenstemming met het geallieerde bondgenootschap tegen Duitsland en Japan. Hun in Australië opgerichte organisatie, de Serikat Indonesia Baroe (Sibar, Verbond voor een Nieuw Indonesië) stelde zich in program en actie dan ook achter de geallieerde oorlogsinspanning. De leden aanvaardden functies in het Nederlandse regeringsapparaat. Niet alle ex-Digoel-geïnterneerden konden deze opmerkelijke koerswijziging volgen. Tegenover deze om hun PKI-actie in Digoel geïnterneerde groep stond een groep Pari-aanhangers, die ook in Australië samenwerking met Nederland bleef afwijzen. Hun repatriëring bracht het meningsverschil over naar het grondgebied van de Republik. De strijd om de macht in de PKI werd gewonnen door de ‘internationalistische’ Moskoulijn, op een tijdstip dat Tan Malaka al was opgesloten. Zijn aanhang richtte de alternatieve Partai Rakjat op. Voordat die partij het offensief had kunnen openen tegen de PKI, en de PKI-leden een andere koers had kunnen voorleggen, volgde de 3-juli-coup, met een lamgeslagen Tan-Malaka-aanhang als gevolg.

308

Penghela Rakjat, 6-, 7-, 8-, 10-, 11-, 12- en 13-2-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

581

PKI-Sibar Rond de jaarwisseling herleefde blijkbaar de actie tegen de PKI-koers en de met een pro-Nederlands verleden belaste leiders. Meer dan in de pers zal die campagne mondeling zijn gevoerd. De PKI werd voorzien van de negatieve toevoeging Sibar, en op deze PKI-Sibar werd heftig ingehakt. De hoofdredacteur van ‘Genderang’ schreef dit wel op in een commentaar, ‘Een openbaar geheim’. Hij ging terug tot de steun die Van der Plas voor de Japanse aanval had gezocht bij Indonesische radicalen, een verzoek dat hij ook met succes had herhaald in Boven-Digoel. Dit leverde de Sibar op, die in zijn statuten de noodzaak erkende van samenwerking tussen Nederland en Indonesië tegen het fascisme en voor de vestiging van een democratische maatschappij. Al die Sibarleden zijn nu voor het Linggadjati-akkoord, dat tegen de Proclamatie ingaat. Hun houding is nog als in Australië en in overeenstemming met de ideeën van Sibar. De stemmers voor het akkoord zouden straks op deze achtergronden moeten worden onderzocht, vond Oemar Siregar tot slot.309 De actie tegen Sibar kreeg blijkbaar zoveel gewicht dat in april ‘Penghela Rakjat’ in acht afleveringen ‘Perdjoeangan poetera Indonesia di Australië’ (De strijd van Indonesië’s zonen in Australië) afdrukte, die vrijwel tegelijkertijd als brochure onder de titel Rahasia Sibar verscheen – op het titelblad wordt publicatie in april 1947 vermeld, na goedkeuring van de Censuurafdeling van de Agit-Prop van het Centraal Comité van de PKI.310 De inleiding was ondertekend namens het Centraal Comité van de PKI, dat met deze publicatie uitvoering gaf aan een besluit van het vierde PKI-congres van januari 1947. De oprichting en actie van de Sibar werd hier goedgekeurd, als strijdwijze in overeenstemming met de Kominternrichtlijnen en het advies van de Communist Party of Australia (CPA).311 De inleiding verwees naar geruchten die al een jaar lang werden verspreid door anti-PKI-kringen. Sibar werd een plan genoemd van Van der Plas om de Nederlandse macht te herstellen. Die beschuldigingen stamden voor een deel van repatrianten uit Australië, die in Partai Rakjat, A.Koma en PKI Merah actief waren. Zij leverden geen zakelijke kritiek, maar belasterden de Sibarleden, en vooral Sardjono als ‘kolonel van de NICA’, die slechts voorlichtingsfunctionaris was, met instemming van de partij. Zij eisen ook de verwijdering van de Sibarleden, waarna hun partijen zouden willen opgaan in de PKI. De PKI is geen ‘gado-gado-partij’ die op zo’n toetreding zit te wachten, maar is een partij voor marxisten-leninisten. De brochure zou geen antwoord geven op 309

Oem. S. [Oemar Siregar], ‘Rahasia oemoem’, Genderang, 7- en 8-1-1947. Penghela Rakjat, 2-, 3-, 5-, 8-, 9-, 10-, 11- en 12-4-1947. In Bintang Merah 3-28(1-6-1947) verscheen een advertentie voor Rahasia Sibar. 311 D.N. Aidit, ‘Kongres ke-empat’, Bintang Merah 2-19(15-1-1947). 310

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

582

alle leugens, maar voorlichting verschaffen.312 Het verslag begon in Boven-Digoel waar een groep geïnterneerden, de ‘progressieven’, die de Volksfrontpolitiek onderschreef, stond tegenover de ‘conservatieven’, die deels pro-Japans, deels neutraal waren. Van der Plas kwam naar Digoel voor overleg met de geïnterneerden om hen vrijwillig over te brengen naar Australië vóór de Japanse opmars Boven-Digoel zou bereiken. Dat overleg liep vast en de overkomst werd afgedwongen, terwijl in Australië opnieuw internering volgde. De CPA mobiliseerde, nadat de bannelingen contact hadden gelegd met de CPA, de publieke opinie, waarna vrijlating volgde. Als tegenprestatie gaven de bannelingen steun aan de oorlogsinspanning – zij traden in Nederlandse dienst of werkten in de oorlogsindustrie. De geallieerde zege was het eerste doel; het Indonesische onafhankelijkheids­ideaal werd in de wachtkamer gezet. CPA-advies leidde tot oprichting van een illegale PKI-sectie en een legale organisatie. Sardjono kreeg tot taak deze te stichten. De Sibar zou slechts met Nederland samenwerken in de antifascistische strijd en zolang als de oorlog duurde. Van der Plas poogde de Sibar voor eigen doeleinden te gebruiken, maar dat bleek vergeefse moeite. De Sibar had succes, ook bij de recrutering onder de aanzienlijke groep Indonesische zeelieden die in Australië was blijven steken, en wierf ook leden voor de illegale PKIsectie. Tegenover de Sibar stonden de anti-Nederlandse bannelingen, die de Volksfrontpolitiek afwezen, en een groep opportunisten en schijnradicalen. Zij richtten de Partai Kebangsaan Indonesia (Parki, maar ook af te korten als PKI) op, die zich door te spelen op sentimenten en gedreven door wraakzucht een positie verwierf naast de Sibar. Zoals in Nederland, waar de PI de antifascistische strijd vooropstelde en daarom de leuze ‘los van Nederland’ liet vallen, offerden CPA en Sibar hun radicale eisen voor een eensgezind democratisch verzet. In het vooruitzicht van de Japanse nederlaag hadden CPA en PKI-sectie hun gedragslijn bepaald. De Sibar zou dan meteen worden opgeheven; de verplichting tot samenwerking met Nederland kon worden beëindigd. Met ‘open ogen en een vast plan’ werd aldus gehandeld. De Sibar stond aldus voortdurend onder controle van de illegale PKI-sectie en de CPA. Dat was, en met deze schimpscheut besloot de serie, wel geheel anders dan de Pari, ‘een liquidator en schender van het partijrecht’.313 Een weerwoord zou pas in 1948 verschijnen, toen de Tan-Malaka-aanhang een eigen dagblad tot zijn beschikking had. M. Roebaie, een jaar eerder bestuurslid in Djokja voor de Partai Rakjat, schreef in ‘Siasat’ over de ‘tragedie van de Indonesische socialistische-communistische beweging’. Zijn functie vervulde hij waarschijnlijk niet meer. In zijn tableau van de communistische beweging kreeg de PKI de eerste plaats, 312 313

Rahasia Sibar 1947:3-6. Rahasia Sibar 1947:7-34.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

583

en werden de andere communistische organisaties PKI-Joesoef, PRD, PR, A.Koma en PKI Merah manifestaties van sektarisme genoemd, in overigens gematigde bewoordingen. Roebaie riep op tot zelfcorrectie, partijzuivering en fusievoorbereidingen om tot één internationalistische proletarische partij te komen.314 Het Partijbestuur van Pesindo haalde uit tegen de politieke avonturiers die in hun eigen belang een organisatie oprichtten, met fraaie statuten. Zij waren vaak uitgetreden of geroyeerd. Het Partijbestuur noemde bewust geen namen, maar voorzichtigheid en oplettendheid waren nodig.315 De verjaardag van de 3-juli-coup was voor ‘Penghela Rakjat’ de aanleiding deze ‘zwarte bladzijde’ nog eens op te halen. Elke revolutie kent contrarevolutionaire elementen vermomd als links-radicalen. Een revolutie zal niet slagen via hun ‘avonturisme en heroïsme’ – daar ontbreekt organisatie en heerst verwarring. Hun ‘sociale revolutie’ in de huidige fase is strijdig met de situatie en de kracht van de massa en zo een verraad aan de revolutie. De geschiedenis van de PP heeft geleerd dat dit ‘linkser dan links’ altijd samenspant met ‘rechtser dan rechts’. Op de KNIP-zitting in Solo, bij de ontvoering van Sjahrir en de coup van 3 juli is dit gebleken, en ook nu is nog waakzaamheid geboden tegen de nog steeds aanwezige reactie.316 Overigens is de ‘linkse polemiek’ in de pers van de Sajap Kiri geen belangrijk onderwerp. Slechts ‘Penghela Rakjat’ biedt relevant materiaal. In de theoretische organen van PKI, ‘Bintang Merah’, en Pesindo, ‘Revolusioner’, wordt de naam van Tan Malaka van september 1946 tot juli 1947 zelfs niet genoemd. Was dit een bewuste gedragslijn? Wellicht toch wel in enige mate, omdat de samenwerking met Nederland van linkse voorlieden in Nederland en Australië controversieel bleef en de legendarische reputatie van Tan Malaka bleef boeien. Thesis en Analysis De dreiging die van Tan Malaka’s reputatie uitging bleek toen – eindelijk – Thesis verscheen. Bijna een jaar na voltooiing waren dan geld en middelen gevonden. Een duidelijker illustratie van de ontreddering waarin de Tan-Malaka-groep verkeerde na de 3-juli-coup is nauwelijks te verschaffen. 314 M. Roebaie, ‘Tragedi dalam gerakan sosialisme/komoenisme di Indonesia’, Siasat 1-14(5-41947):6-7, 10. 315 DP Pesindo, ‘Tetap waspada’, Penghela Rakjat, 2-5-1947. In zelfde zin: T.W.B., ‘Partai baroe’, Penghela Rakjat, 17-5-1947. In een brochure riep Wikana eind 1947 de Pesindoleden op de marxis­ tische theorie te bestuderen ook om niet in de ban te raken van de ‘valse marxistische leiders’ en hun ‘vele valse marxistische boeken in de bibliotheek’. Namen noemde hij niet. 316 ‘Tragedie dalam perdjoeangan politiek’, Penghela Rakjat, 3-7-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

584

Verguisd en vergeten

Het ging hier om een actuele analyse, die in de strijd om de gunst van de Indonesische communisten van het allergrootste belang was. Toen het eindelijk verscheen kwam het veel te laat om Tan Malaka nog een rentree te verzekeren in de communistische beweging. Het was nu voor een groot deel een historische beschouwing, stof voor polemiek en ammunitie in een mogelijke, toekomstige politieke strijd. Op 8 april plaatste ‘Kedaulatan Rakjat’ een advertentie voor Thesis: ‘Al lang verwacht, maar nu voor ieder verkrijgbaar’. De brochure was te koop bij het Djokjase kantoor van ‘Pacific’. De enige bespreking verscheen in ‘Genderang’.317 Thesis verschafte, aldus Oemar Siregar, lering voor iedereen over de grote vraagstukken in de menselijke strijd. De communistische geschiedenis kon dienen als gids voor de toekomst. Waardevolle informatie, voor ‘slim en dom’ in een gemakkelijk te begrijpen boek, over visie en strijd voor een socialistisch en later communistisch Indonesië was hier verzameld. De recensent, naar eigen zeggen zelf geen communist of volgeling van Tan Malaka, had daarom veel geleerd uit Thesis. De uitgever van Thesis was Moerba in Djakarta-Raya. De naam Moerba lijkt te duiden op de eigen uitgeverij waarvoor de plannen in juni 1946 waren gemaakt met Tamin in een leidende rol. Djakarta is wel een zeer curieuze plaats van uitgave. Het zal niet in Djakarta zelf zijn gedrukt. Werd met Djakarta-Raya (Groot-Djakarta) een plaats in de omgeving van de hoofdstad bedoeld, waar de LRDB over een drukpers beschikte? Dat zou dan bijvoorbeeld Cheribon kunnen zijn. Of is uit vrees voor inbeslagname Djakarta opgevoerd, in plaats van Solo, dat de meest aangewezen plaats van verschijnen zou zijn, en waar ook het hoofdbestuur van de PR zetelde? De verspreiding via ‘Pacific’ zou een aanwijzing in die richting kunnen vormen.318 In deze maanden verscheen bij dezelfde uitgever, gedateerd eind maart 1947, een herdruk van Massa actie. In een voorwoord werd de uitgave van groot belang genoemd om het onderscheid tussen massa-actie en putsch te verduidelijken en ook de opvatting te verspreiden daarover van Tan Malaka, die ten onrechte van het uitvoeren van een putsch was beschuldigd.319 De eerste druk van Massa actie was in het Nederlands verschenen. Deze nieuwe uitgave zou gecorrigeerd, veranderd en aangevuld zijn door Tan Malaka zelf.320 317 Oem. S. [Oemar Siregar], ‘Thesis’, Genderang, 8-4-1947. Een samenvatting door Sukrisno verscheen in 1948: ‘Tan Malaka’, Siasat 2-83(3-10-1948):3, 12. 318 Het voorwoord in de in 1953 door de Partai Murba uitgegeven herdruk van Thesis vermeldt dat enkele partijgenoten in Djakarta, die ‘toen nog buiten de gevangenis vertoefden’ deze druk verzorgden. 319 Het tweede hoofdstuk van Massa actie, met Tan Malaka’s visie op de Indonesische historie, werd in twee afleveringen afgedrukt in Patriot 1-29(21-12-1946):3 en 1-30(30-12-1946):3. 320 Brief M.A. Jatim, Djokja, ongedateerd (november 1949) aan Partai-Murbaleiders in Sumatra, getypt, in kopie in mijn bezit.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

585

Thesis was in gestencilde vorm al eind juni 1946 beschikbaar, maar kon niet worden verspreid, toen na de 3-juli-coup ‘vrijwel alle partijgenoten’ werden vastgezet.321 Een beperkte circulatie van deze eerste druk zal waarschijnlijk wel hebben plaatsgevonden, maar de nieuwe versie zal pas een groter publiek hebben bereikt. Hoe groot is moeilijk te bepalen, maar die was groot genoeg, of de inhoud was voldoende belangwekkend of onrustbarend, om de PKI tot snelle reactie te stimuleren. ‘Bintang Merah’ meldde op 15 mei 1947 dat Alimin bezig was met geschriften die zijn ‘kinderen’ – Alimin werd hier dus weer in zijn ‘vaderrol’ opgevoerd – theoretische vorming moesten verschaffen. In dat verband was Analysis al gereed. De verschijning ervan werd pas in juli gemeld.322 Op het titelblad van het boekje werd april 1947 als verschijningsdatum afgedrukt. In dat geval was wel sprake geweest van een zeer snelle reactie op Thesis, maar wellicht beschikte Alimin over de gestencilde versie. De berichten in en namens ‘Bintang Merah’ maken een foutieve, vroege datering het meest waarschijnlijk. Wellicht was er ook sprake van vertraging doordat enige bewerking was geschied. Alimin zou de tekst aan Aidit hebben gedicteerd, die ook de nodige redactionele arbeid eraan verrichtte.323 Het titelblad van Analysis bevatte de zin: ‘Dit boek is uitgegeven na inspectie van de Censuurafdeling van de AgitProp van het Centraal Comité van de PKI’. Alimin schreef op de eerste bladzijde van zijn brochure dat zijn partijgenoten hem hadden gevraagd een antwoord te geven op problemen van de partij en voorlichting om het voortgaan van de ‘vertroebeling, verwarring en geschillen in de Partij’ te verhinderen. De reactie, de ‘linkse kinderziekte’, oneerlijke leden, leden uit op eigen roem, zij allen schaadden de partij. Herstel is nu ingezet, met hulp van jonge leden, en ervaren kameraden uit Europa en Australië, waarbij kennis van de wet van de revolutie en de arbeidersstrijd een noodzaak is. Op verzoek ook van zijn partijgenoten, ‘zullen wij toelichting verschaffen en antwoorden geven op de praatjes en geschreven stukken die worden verspreid in Thesis en via pamfletten’.324 Het boekje telde twaalf hoofdstukjes, van ongelijke lengte en ongelijksoortige aard. Twee, ook de langste, leverden weerwerk aan Tan Malaka; twee andere, over trotskisme en de opstand van 1926, onderhielden een duidelijke relatie met dit conflict. Met deze vier stukken was de helft van het boekje gevuld. Alimin schreef verder over de revolutie in Indonesië, een econo321

Aldus het voorwoord in de Thesis-herdruk van 1953. Penghela Rakjat, 12-7-1947, in een advertentie van Bintang Merah. 323 Interview Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980. Alimin en Aidit woonden in hetzelfde huis in Solo; Soediro (interview Djakarta, 1-9-1980) noemde Aidit zelfs Alimins pleegzoon. Een aanwijzing hiervoor is dat Analysis wemelt van de niet-Indonesische woorden. Zulk een vertoon van geleerdheid ontbreekt vrijwel in twee andere brochures van Alimin die tezelfdertijd verschenen. 324 Alimin 1947a:3-4 (citaat p. 4). 322

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

586

Verguisd en vergeten

misch plan voor de Republik, en poneerde een politiek programma van acht punten, waarin weinig nieuws was te vinden. Zijn beknopte uiteenzettingen over het nationaliteitenvraagstuk, dialectiek, de communistische partij en het socialisme waren getrouwe weergaven van geldende theorie. Bestrijding van Tan Malaka vormde dus de hoofdmoot en de aanleiding tot publicatie; de titel bevestigt dat nog eens. Over Thesis begint Alimin aldus: In Thesis schrijft Tan Malaka over enkele zeer diverse vraagstukken. Een groot deel van zijn geschrift is niet meer actueel. De aan de orde gestelde vraagstukken vinden we al te oud, al verouderd, en een ander deel bestaat slechts uit fragmenten, ‘cuttings’ uit boeken die geen nut meer hebben als materiaal om als oriëntatie in de nieuwe situatie te dienen.325

Hij had voor een flink deel gelijk, maar dat was niet aan Tan Malaka te wijten; eerder aan Alimins geestverwanten die de Tan-Malaka-groep hadden uitgeschakeld. Na een paar bladzijden over de betekenis van het socialisme, waarin de discussie zich beperkt tot detailkritiek, vindt Alimin een beter aangrijpingspunt. Tan Malaka vergelijkt zich in de inleiding van Thesis met een ervaren kapitein en met het voorbeeld van Columbus laat hij zien wat moed en ervaring vermogen. Daar moedigt hij de geest van de ‘adventurer’ aan; iets dat levensgevaar inhoudt moet toch worden beproefd. [...]. Met de ‘adventurous’ geest wil hij dus de macht veroveren. De uitvoering dus van een gevaarlijke ‘putsch’ – zonder afweging vooraf – ‘by chance’ vereist moedig handelen en een geest van ‘adventure’. Hier wordt een illusie weergegeven door iemand met ‘veel ervaring’.

Alimin beweert vervolgens dat Columbus wist dat hij op weg was naar Amerika. Zucht naar avontuur was hem vreemd. Het zou beter passen als de schrijver van Thesis zich vergeleek met Don Quichotte – ‘the errand knight’, die optrok tegen windmolens. Zo’n ‘avonturier’ is een groot gevaar, als hij macht krijgt in een politieke beweging. Voor ‘politieke avonturiers’ is geen plaats in de revolutionaire gelederen; de scherpste kritiek is voor hen gereserveerd. Zij komen vaak voor onder de leiding van de ‘petty bourgeoisie en pseudo-revolutionairen’. Het zijn ‘Strebers’, ze zijn ‘ambitious’ en gevaarlijk. Zij eisen het recht op de staat te leiden, ze smeden complotten en intrigeren voor eigen macht en eer. Zo verdelen zij het volk. ‘De revolutie wordt geschaad.’326 Alimin gaat dan in op de kritiek van Tan Malaka op hem en Moeso. Hij beroept zich op ‘macht, autoriteit en vetorecht’, en ‘gaat geheel op in lof en 325 326

Alimin 1947a:8. Alimin 1947a:11-23 (citaat p. 11-2).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

587

reclame voor zichzelf’. Hij ‘voelt zich gepasseerd’ (Nederlands) omdat ‘wij tweeën – Moeso en Alimin – buiten zijn weten naar een Ver Land gingen’. Daar werd hun wel duidelijk dat ondergronds werk plaatsvond zonder veto of buitengewone bevoegdheid. In de Communistische Partij geldt slechts het democratisch-centralisme. Aan velen die in de jaren twintig naar het ‘Koude Land’ kwamen is gebrek aan kennis hierover niet te verwijten. Zij bezochten grote vergaderingen en leerden deze of gene kennen. Scholing kregen zij niet. Dit alles veranderde na 1927: betere scholing, meer theoretische kennis, meer instructies, meer geheimhouding. En sarcastisch voegde hij er aan toe dat personen die afstand nemen van en afkeuring uitspreken over de gang van zaken in 1926 niets te verwijten viel. ‘Zij waren niet schuldig omdat zij niets deden; mensen die niets doen kunnen natuurlijk onmogelijk fouten maken.’327 Tan Malaka’s eventuele royement en zijn beroep op een besluit van de ‘hoogste communistische rechtbank’ worden afgedaan met verwijzing naar de partijregels. Een partijlid dat al lang niet meer actief was in de Partij, zich afzette tegen de Partij of lid werd van een andere partij is geen Partijlid meer. ‘De PKI kan niet iemand royeren die geen lid is en Tan Malaka is geen Partijlid meer.’ Zijn beroep op een hogere autoriteit is misplaatst. De Partij kent slechts gewone leden, voor wie gelijkelijk de Partijregels gelden.328 In het hoofdstuk over trotskisme legt Alimin allereerst de nadruk op de partijdiscipline, die elk lid moet eerbiedigen. Een ‘communist’ die een andere partij opricht, die ingaat tegen of verschilt van de ene Communistische Partij, is ‘anti-Partij, een liquidator, een renegaat’. In Malakka – in 1946 – las Alimin in Engelse kranten dat ‘de bekende communist Tan Malaka’ een program van ‘expansion’ voorstond, niets anders dan een voortzetting van de Japanse imperialistische politiek. Hij werd daar trotskist genoemd, iets wat later werd herhaald in kranten uit Ceylon en Australië. Na zijn terugkeer in Indonesië kon Alimin constateren dat Tan Malaka, zoals de trotskisten overal, de nationale beweging in verwarring bracht. Als Tan Malaka zich beschouwt als communist, laat staan als een bekende partijvoorman of revolutionaire bapak dan is het vanzelfsprekend en zijn plicht om zodra hij terug is in zijn vaderland zo snel mogelijk contact te leggen met de Partai Komunis in Indonesië en deze te activeren, hoe ook de toestand van de Partij op dat tijdstip is.

Evenmin als Tan Malaka kan Alimin aangeven wat een trotskistische opstelling inhoudt, buiten afwijking van de geldende partijkoers. Tan Malaka’s 327 328

Alimin 1947a:13-5 (citaat p. 15). Alimin 1947a:15-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

588

Verguisd en vergeten

simplistische redenering dat hij geen trotskist kon zijn omdat hij tegen de betaling van compensatie aan Nederland was, en dat Trotsky na de Russische Revolutie vóór betaling van de tsaristische schulden was, werd door Alimin weerlegd: in Rusland was sprake van een socialistische revolutie, in Indonesië nog slechts van een nationale revolutie.329 Tan Malaka’s verslag van de gang van zaken rond de opstand van 19261927 vroeg tenslotte om een weerwoord. Alimin verwijt Tan Malaka zich slechts te beroepen op zijn mandaat en de geheimen van de Partij te onthullen. Op die provocaties wil hij niet ingaan. In een algemene analyse noemt hij het ‘reactionair’ om een revolutie als in 1926 die hoe dan ook zal uitbreken, nog te pogen tegen te houden. En vervolgens waardeert Alimin de opstand van 1926 als van groot historisch belang, een ‘wegbereider’ van de onafhankelijkheid, de eerste revolutie in de Pacific-koloniën, en een bron van inspiratie elders. Alimin erkent dat de revolutie van 1926 tekortschoot, omdat de boeren onvoldoende in de politieke actie waren betrokken, maar ernstiger was de ‘sabotage van indisciplinaire zijde’. Hoe veel groter nog was het effect geweest op de buurlanden als hiervan geen sprake was geweest. Het jaar 1926 was een ‘lichtstraal’, die de geschiedenis van het vaderland voor het eerst verlichtte. Voor die revolutie namen Alimin en Moeso alle verantwoordelijkheid op zich. En met Dante’s woorden – in het Italiaans – dat hij zijn koers zou blijven volgen, wat men er ook van zei, besloot hij op erudiete wijze zijn betoog.330 Over de aanvankelijke reactie van de Komintern op de opstandplannen bleef Alimin begrijpelijkerwijs vaag. Hij noemt de bijeenkomst in het ‘Koude Land’ waar hij met Moeso, Darsono en Semaoen verscheen voor het Centraal Comité van de ‘grote Partij’. Aan die ontmoeting hield het viertal een ‘goede indruk’ over – en die indruk lijkt het resultaat van enige historische retouchering.331 Tot een samenhangende weerlegging van Thesis komt Analysis niet. Het blijft bij losstaande aanvallen en schimpscheuten. Alimin is geen partij voor Tan Malaka in analytisch opzicht. Maar dat behoefde wellicht ook niet; de brochure voldeed anderszins waarschijnlijk wel aan zijn doeleinden. Een politieke veteraan van Tan Malaka’s statuur gaf weerwerk. Alimin en de PKI, met alle communistische gezag en als onderdeel van de door de Sovjetunie 329

Alimin 1947a:17-22 (citaat p. 19). Alimin 1947a:28-33. 331 Alimin 1947a:22. In tegenspraak hiermee is het verslag van Alizar Thaib 1993:132-3 van zijn gesprek met Alimin op 20 oktober 1947, in bijzijn van Aidit, waarin Alimin vertelt dat hij meteen na zijn aankomst met Tan Malaka wilde praten. Amir Sjarifoeddin wees het verzoek af, en noemde Alimin daarbij een trotskist en sociaal-democraat. Hij werd daarna in zijn contacten naar buiten geblokkeerd. Alimin wilde Tan Malaka ontmoeten om een zo helder mogelijk zicht in de situatie te verkrijgen. Dat Tan Malaka zich van het communisme had afgewend vond hij niet van belang. Dit is een curieuze vermelding, en laat Alimin slechts als marionet van de PKIleiding functioneren. Het is in deze mate niet geloofwaardig. 330

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

589

geleide revolutionaire wereldbeweging, diskwalificeerden Tan Malaka. Het zal voor de meeste PKI-leden voldoende zijn geweest – zoals Alimin ook in Analysis meerdere malen schreef: een Partijlid diende de Partijlijn te volgen. De brochure was voor de PKI-aanhang bestemd; de ‘onpartijdige lezer’ – een in de Revolutie schaarse figuur – ontbrak het aan gegevens voor een zorgvuldige afweging. Analysis was niet de enige publicatie van Alimin die omstreeks juni-juli 1947 verscheen. Zijn Sepatah kata dari djauh uit 1946 werd herdrukt, en kwam hiermee voor het eerst op ruimere schaal beschikbaar. Het bevatte niets nieuws op het verslag na van Alimins omzwervingen sinds 1940, dat zeker indruk zal hebben gemaakt. Perdjuangan Naskah dan mempertegak de facto (De strijd om het Akkoord en het vasthouden aan de defacto-status), dat vooruitliep op de viering van twee jaar onafhankelijkheid, maakt een beknopte rondgang langs de wereldmachten, met een optimistische schatting van de toekomst van de anti-imperialistische krachten, en verdedigt de ‘adempauze’ die Linggadjati verschaft, waarin politieke samenhang, economische organisatie, militaire weerbaarheid en nog veel meer kunnen worden versterkt om de uiteindelijke zege te verzekeren. Het lijkt er op dat Alimin de uit zijn redevoeringen bekende elementen hier nog eens samenvat.332 Roestam Effendi Begin januari 1947 keerden uit Nederland twee politieke leiders van naam terug. De oude E.F.E. Douwes Dekker, voorman van de allereerste radicale politieke beweging in Indië, de Indische Partij in 1912, was in 1941 opgepakt, verdacht van pro-Japanse sympathieën. Vlak voor de Nederlandse capitulatie was hij met een grote groep NSB-sympathisanten overgebracht naar Suriname, waar zij tot juli 1946 werden gevangengehouden. Na aankomst in Nederland kreeg hij geen toestemming naar Indonesië terug te keren. Onder een valse naam scheepte hij zich op 6 december in als lid van een gezelschap van tweehonderdvijftig Indonesiërs, dat huiswaarts voer. Bij ontscheping in Djakarta op 2 januari 1947 gelukte het weer de wantrouwende douane, die zijn aanwezigheid vermoedde, te misleiden.333 Douwes Dekker, die zich nu Setiabuddhi noemde, werd met alle egards ontvangen; op 27 april 1947 werd hij tot minister zonder portefeuille benoemd, een erebenoeming.334 332

Alimin 1947b, 1947c. Over de terugreis Douwes Dekker 1950:115-28. Over de internering in Suriname: Van der Veur 2006:575-601; Glissenaar 1999:184-202; Van Kampen 1975:272-343; Stulemeyer 1978; Besier 1994; Van den Brand 2006. De aankomst in Djokja in Kedaulatan Rakjat, 4-1-1947 en Repoeblik, 6-1-1947. 334 Antara, 3-, 4-, 8- en 10-1-1947; Merdeka, 29-4-1947; Bibit Suprapto 1985:52. 333

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

590

Verguisd en vergeten

Roestam Effendi en echtgenote worden ontvangen door Soekarno

Tot zijn reisgenoten behoorde Roestam Effendi, het eerste en enige Indonesische parlementslid voor de Wereldoorlog. Hij had zo naam en faam gemaakt en was deel gaan uitmaken van de selecte groep radicale voorlieden buiten Indonesië, van wie de naam van een legendarisch aureool werd voorzien in het vaderland.335 Het lijkt er op dat Roestams positie binnen de CPN al voor de Duitse bezetting was afgebrokkeld. In de verkiezingscampagne van 1937 werd Roestam nog gepresenteerd als voorman, waren zijn publieke optredens succesvol en behield hij zijn in 1933 verkregen Kamerzetel – de CPN verloor één van haar vier zetels.336 Maar minder dan een jaar later was zijn positie 335 Roestam meldde zijn vertrek telegrafisch aan familieleden in Madioen. Zij gaven dit door aan Antara, dat er op 16-12-1946 een persbericht van maakte, dat werd opgenomen in Boeroeh, 17-12-1946 en Repoeblik, 18-12-1946. 336 Verrips 1995:38. Morriën 1998 verschaft een korte biografie van Roestam, zo ook Bambang Sindhu, ‘Apa dan siapa: Roestam Effendy’, Minggu Pagi 8-38(18-12-1955):3-4, 29-30.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

591

minder rooskleurig. Kritiek van de Komintern op de koers en actie van de CPN begunstigde de opkomst van Paul de Groot als CPN-voorman. Met de zegen van Moskou zette De Groot zijn nieuwe lijn uit, en partijgenoten, die het waagden een kritisch geluid hierover te laten horen werden afgestraft. Roestam, lid van het Politiek Bureau – het uit het Partijbestuur gekozen hoogste partijorgaan – steunde de twee opposanten tegen De Groot. De Groot maakte hen tot doelwit van zijn aanval en kreeg de meerderheid van het bestuur achter zich. Ook Roestam moest de consequenties van zijn opstelling dragen. Hij behield zijn plaats in het Partijbestuur, maar werd door dit bestuur niet herkozen in het Politiek Bureau.337 De Groot, wiens positie in de CPN-top steeds sterker werd, was niet de man om tegenstand te vergeven en te vergeten. Opposanten van ooit mochten blijven, als zij zich verder loyaal hielden aan de partijbesluiten, eventueel na ‘zelfkritiek’, maar aan de top was slechts plaats voor partijgenoten die De Groot volledig waren toegedaan. Als Kamerlid beperkte Roestam zich vrijwel tot Indonesische zaken, waarbij hij zich trouw toonde aan de Moskouse lijn, die opmerkelijke fluctuaties vertoonde – van onverzoenlijke opstelling tegenover de imperialistische machten tot Volksfrontpolitiek, die weer werd verlaten na het akkoord dat Molotov voor de Sovjetunie en Von Ribbentrop voor Duitsland in augustus 1939 afsloten. De leuze ‘Indonesië los van Holland nu’ kon toen weer herleven.338 Op 15 mei 1940, een dag na de Nederlandse capitulatie voor de Duitse aanvallers, besprak het Partijbestuur de te volgen gedragslijn. Een driemanschap met De Groot kreeg de leiding opgedragen, ook voor de illegale actie. Anderen werden ‘in reserve’ geplaatst. Zij moesten zich van alle partijactiviteit onthouden en hun legaal bestaan zo lang mogelijk rekken. Alle TweedeKamerleden, ook Roestam, werden hierbij gerangschikt. De motivering die hiervoor werd gegeven hield in dat zij te bekend waren en bij eventuele illegale inzet daardoor snel zouden kunnen worden opgepakt met alle verdere schadelijke gevolgen van dien. Voor Roestam zou dit natuurlijk nog in versterkte mate gelden. Maar daarnaast viel op dat de ‘reserves’ behoorden tot de vroegere critici van De Groot, en dat de ‘oorlogsleiding’ vooral vertrouwelingen van hem telde. Die politieke achtergrond blijkt ook uit het verder volledig negeren van de ‘reserves’. Zij werden niet geïnformeerd over het beleid; op hun kennis en ervaring werd geen beroep gedaan.339 De partij liet hen overigens niet geheel in de steek; via het ‘Solidariteitsfonds’ ontvingen zij materiële steun, zo ook Roestam in zijn woonplaats Blaricum, tot hij zelf de

337 338 339

Verrips 1995:49-50; Harmsen 1977:127. Poeze 1986:273-5; Pelt 1990:162-3. Galesloot en Legêne 1986:25-7; Reuter 1978:15-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

592

Verguisd en vergeten

contacten met de CPN verbrak.340 Roestam stond dus blijkbaar buiten het communistische verzet. In geen enkele publicatie wordt hem enige rol toegeschreven. Hij was nog aanwezig bij de crematie van de communistische veteraan Wijnkoop in mei 1941,341 maar over zijn verdere wederwaardigheden is niets overgeleverd. Roestam zei zelf dat hij ‘organisator’ was van het anti-Duitse ‘Leger v.d. V.’. Zeventien van zijn medeleden werden gearresteerd en omgebracht. Hij zelf kon onderduiken.342 De brochure Quo vadis, Nederland? die Roestam kort na de bevrijding schreef droeg hij op aan ‘de pionieren van het Onzichtbare Leger van de V’ en verder noemde hij daarin nog een keer dit leger voor een ‘Vrij Nederland’. Gegevens over deze verzetsgroep bleken onvindbaar.343 Zijn brochure dateerde Roestam op 1 juni 1945. Op het titelblad voegde hij ‘Oud-Kamerlid’ aan zijn naam toe. Hij wilde een bijdrage leveren aan de discussie over de wijze waarop de Nederlandse wederopbouw moet plaatsvinden. Met de ‘jonge ambitieuze krachten’ uit het verzet moest een nieuwe maatschappelijke ordening tot stand komen. De nieuwe verhoudingen in de wereld maakten daarbij een verder buitenspel zetten van de communistische partijen onmogelijk en een koers in de richting van een breed, algemeen geschetst socialisme onvermijdelijk. Voor het gematigde Nederland zou dit geen ‘vernietiging’ maar ‘verbetering en herziening’ inhouden. Voor Roestam hielden dit economische maatregelen in, die een ‘geleide en gecoördineerde economie’ opleverden, waarin banken en grote kapitalen waren onteigend en buitenlandse handel en investeringen onder staatscontrole vielen. Dit vormde dan de eerste aanzet tot een mogelijke socialistische ontwikkeling. Roestam richt zich op een breed publiek, dat hij waarschijnlijk niet bereikte; zijn brochure – in Blaricum uitgegeven – is toen en later niet opge340 Galesloot en Legêne 1986:46; Reuter 1978:16, 19-20; informatie Joop Morriën, 5-1-1998. De communist Nico van der Drift kreeg van de CPN-leiding in 1943 opdracht contact op te nemen met Roestam om hem in het illegale werk te betrekken. Twee afspraken liepen op niets uit; Roestam liet weten verhinderd te zijn (brieven Nico van der Drift aan Jacques Leclerc, Voorburg, 7- en 25-9-1982). 341 Pelt 1990:298. 342 Kedaulatan Rakjat en Merdeka, 4-1-1947, in een vraaggesprek bij zijn aankomst in Djokja. 343 Bij de Historische Kring Blaricum is niets bekend over enige rol van Roestam in het lokale verzet (telefonische informatie, 5-1-1998). In L. de Jongs veeldelige werk over de Tweede Wereldoorlog is geen verwijzing naar dit Leger te vinden. Ook het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie kon geen gegevens vinden over zo’n Leger (mededeling E. TouwenBouwsma, 12-1-1998). In een niet ondertekend, maar door Roestam zelf, in de derde persoon, waarschijnlijk in de jaren zestig, getypt stuk ‘A short account of the life story of Mr. Roestam Effendi’, dat door Roestams dochter in 1993 werd toegestuurd aan Joop Morriën, zegt hij betrokken te zijn geweest, met Gerrit Jan van der Veen en Koos Vorrink, bij de organisatie van de eerste illegale verzetsorganisaties in 1941. Hieruit ontstond later de ‘Vrij Nederland’-groep. En verder: ‘His own illegal troop of patriots (VP-13) was rolled up by the Gestapo’. Dit en langdurige ziekte doemden hem verder tot afzijdigheid.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

593

merkt. Met een gematigd program poogt hij het communistische isolement te doorbreken ten gunste van een brede politieke samenwerking. Indonesië krijgt niet meer dan enkele regels. Het Nederlandse volk heeft ‘ongetwijfeld de plicht, en het is ook bereid de Indonesiërs uit de klauwen der Japansche imperialisten te bevrijden of te helpen bevrijden’. Dit mag ‘voor de werkende klasse’, echter niet zijn om ‘de kastanjes voor de kapitaalbeleggers en de koloniale monopolies uit het vuur [te] halen’. Deze moet ‘medezeggenschap krijgen in de beschikking der materieele voordeelen, die uit zulk ‘n nieuwe verhouding voortspruiten’. Roestam gebruikte voortdurend ‘wij’ en ‘ons’ als hij schreef over Nederlanders en Nederlands; uit niets, behalve de auteursnaam, was af te leiden dat hier een Indonesiër aan het woord was.344 Na de bevrijding van Nederland nam Roestam zijn plaats in de partijgelederen weer in.345 Een partij overigens die van het vooroorlogse kader velen had verloren, maar die met het illegale blad ‘De Waarheid’ ook de doorbraak uit het vooroorlogse isolement naar veel grotere aanhang leek te kunnen maken. Er was uitzicht op samenwerking met de sociaal-democratie in nieuwe verbanden. Een groot voorstander hiervan was De Groot die in 1943 de illegale leiding van de CPN had overgedragen, nadat hij enkele malen ternauwernood aan arrestatie was ontsnapt. Hij was daarna ondergedoken in Oost-Nederland en hield zich afzijdig van de CPN-acties. In april 1945 kwam in Zwolle een einde aan zijn gedwongen nietsdoen. Hij zette zich in voor de oprichting van de Vrienden van de Waarheid. Deze massabeweging zag hij als onderdeel van een Democratische Volkspartij, die een ‘democratische volksregering’ zou gaan vormen. Elke verwijzing naar de CPN of het communisme hierbij ontbrak. Zodra ook West-Nederland was bevrijd, toog De Groot naar Amsterdam om daar zijn ideeën naar voren te brengen. Hij slaagde daarin, ondanks verzet van de CPN-voormannen uit het zuiden, waar de CPN al in december 1944 was heropgericht. Op 14 mei bevatte de Amsterdamse editie van ‘De Waarheid’ de verklaring waarmee acht CPN-leiders hun partij ophieven, en opriepen met de Vereniging van de Vrienden van de Waarheid de nieuwe partij van ‘vooruitstrevende en democratische krachten’ tot stand te brengen. De Groots actie leek op die in de Verenigde Staten waar de Communistische Partij door haar voorzitter Earl Browder in mei 1944 was opgeheven en vervangen door een ‘political association’ voor ‘a more democratic and progressive America’. Deze opstelling werd bestreden door de prominente Franse communist Jacques Duclos, die in april 1945 in het theoretische orgaan 344

Roestam Effendi 1945 (citaat op p. 30). Hij ondertekende bijvoorbeeld als één van elf prominente communisten de overlijdensannonce van het in mei 1945 omgekomen CPN-Tweede-Kamerlid L. de Visser (De Waarheid, 4-61945, opgenomen in Galesloot en Legêne 1986:282). 345

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

594

Verguisd en vergeten

‘Cahiers du Communisme’ een lang artikel tegen Browders opheffing schreef, klaarblijkelijk op instigatie van Stalin. De heroprichting van de Communist Party volgde in juli 1945. Browder werd aan de kant gezet; het ‘Browderisme’ als nieuwe afwijking van de communistische lijn veroordeeld. Van dit alles zullen De Groot en zijn medeleiders niet op de hoogte zijn geweest. De CPN-leiding in het zuiden zocht na het opheffingsbesluit contact met de Belgische en Franse zusterpartijen in Brussel en werd daar gesterkt in zijn verzet tegen dat besluit. In juni werd besloten De Groot en andere voormannen naar Parijs uit te nodigen, waar zij tijdens het congres van de Parti Communiste Française op de goede koers zouden kunnen worden gezet. De Groot was verhinderd, maar twee anderen werden afgevaardigd. Zij werden door Duclos en eerste man Maurice Thorez overtuigd. Op de terugweg troffen zij in Brussel de hen nagereisde De Groot. Het gezelschap Nederlanders werd ontvangen door de Belgische communistische minister Edgar Lalmand en een ex-agent van de Komintern die nog steeds met Moskou’s gezag optrad. De Groot moest zich, begin juli, tenslotte schikken naar wat Moskou’s wensen waren: de heroprichting van de CPN. Op dat tijdstip was ook duidelijk dat de communisten geen plaats hadden gekregen in de eerste naoorlogse regering, die op 24 juni was aangetreden – waarmee De Groots beleidslijn een zware klap opliep. De Groot stond dus tegenover de zuidelijke communisten, de afkeuring van de Belgische en Franse zusterpartij en toenemend verzet in het noorden. Het besluit om de partij op te heffen moest worden ingetrokken – een aangekondigde conferentie van Vrienden van de Waarheid werd nu een conferentie van oud-CPN’ers voor de heroprichting van de partij. De oppositie was daarmee niet verdwenen. De persoon van De Groot was in het geding. Hij had ernstige beoordelingsfouten gemaakt, zijn lange afzijdigheid tijdens de bezetting werd veroordeeld, en hij bezat voor het leiderschap onwenselijke karaktereigenschappen, aldus de critici.346 Tot de groeiende oppositie, die in allerlei verband bijeenkwam, behoorde ook Roestam, die echter ‘door Daan [Goulooze, prominent in de beweging voor herstel van de CPN] wat op afstand werd gehouden’. Een reden hiervoor wordt niet aangegeven: Roestams passieve verzetsverleden of zijn opvatting over de strijd in Indië tegen Japan? Op 20 juli, de dag voor de partijconferentie, voerde hij nog het woord op een bijeenkomst van de oppositie.347 In een brief aan een partijgenoot van 26 juni 1945 rept Roestam van ‘een beetje verwarring in de eigen gelederen’, en: 346 Van Lierop 1984:126-33, 140-7; Galesloot en Legêne 1986:251-4, 259-64; Verrips 1995:20914; Harmsen 1967:147-50, 1980:229-33; Gortzak 1967:20-6, 33-43; Reuter 1978:123-32; Koejemans 1961:126-9; Baruch 1967:40-3; De Jonge 1972:85-6; Cornelissen 1996:81-6. De verklaring in De Waarheid van 14-5-1945 in zijn geheel in Galesloot en Legêne 1986:362-4 en Reuter 1978:126-8. 347 Mellink 1987:29. Volgens Harmsen 1967:234 hoorde ook Setiadjit bij de oppositie. Mellink 1987:31 bestrijdt dit; Setiadjit was op de conferentie ook niet aanwezig.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

595

wij gaan een zeer roerige en interessante tijd tegemoet en staan op de drempel van een groot gebeuren. Van ons allen wordt in deze tijd durf, moed, elan en soepelheid gevraagd om het communistisch ideaal door de branding en barricades heen te dragen tot de uiteindelijke overwinning. Dit eist dat wij oude en verouderde schema’s en partijdogma’s overboord moeten gooien, en onze taktiek aanpassen bij de in en door deze oorlog ontstane verhoudingen en krachtsverschuivingen, zonder echter ons zelf en onze communistische principes te verloochenen. Wij dienen ons te hoeden voor avontuurs- en conjunctuurspolitik, die zo ijverig om ons heen wordt bedreven, omdat de tijd het zo verleidelijk maakt.348

Op de conferentie van 21 tot 23 juli stond de heroprichting van de CPN niet meer ter discussie. In soms stormachtige debatten ging het om verantwoordelijkheden, schuldvragen en personen. Tot slot werd een Partijbestuur gekozen waarin de aanhang van De Groot de meerderheid verkreeg. De Groot had overleefd dankzij versnipperd en ontactisch optreden van de oppositie en eigen handig en overtuigend manoeuvreren. Als goede communisten volgden de critici het nieuwe bestuur.349 Roestam sprak ook. Hij noemt de politieke lijn zeer labiel en zegt dat dit voldoende aanleiding is om in de partijleiding geen enkel vertrouwen meer te stellen. In het referaat van de Groot is nog duidelijk het reformisme te onderkennen. Hij noemt het opheffen der partij een schending der democratie. De leiding heeft zich hiermee buiten de partij geplaatst. Hij veroordeelt de analyse van pg. De Groot inzake de kwestie Indonesië en de oorlog. Deze oorlog is en blijft in het Verre Oosten imperialistisch. Indonesië zal in een event. conflict met de S.U. door Engeland en/of Amerika gebruikt worden als springplank tegen de S.U. (Hier interrumpeert Brandenburg.) Wij kunnen alleen van bevrijding van Indonesië spreken als men ons garandeert een zelfstandige Indische regering.350

Afgevaardigde Albert Mellink herinnerde zich: ‘Minder fraai was de speech van Roestam, die de voortgaande strijd in het Verre Oosten tegen Japan weer “imperialistisch” noemde’.351 Met zo’n uitspraak sloot Roestam aan bij de internationale communistische visie op de Tweede Wereldoorlog vóór Duitsland in juni 1941 de Sovjetunie binnenviel. Van zo’n onderlinge imperialistische oorlog was in het Verre Oosten in feite nog steeds sprake, kon Roestam volhouden. Pas op 348

Deze brief is in facsimile afgedrukt in Galesloot en Legêne 1986:281. Van Lierop 1984:148-50; Galesloot en Legêne 1986:264-6; Verrips 1995:214-8; Harmsen 1967:150-2; 1980:234-6; Gortzak 1967:42-3; Koejemans 1961:129-30; De Jonge 1972:86; Cornelissen 1996:86-7; Mellink 1987. 350 Jaap Heemskerk, ‘Aantekeningen Partijconferentie van 21, 22, 23 Juli 1945’, p. 4; in kopie in mijn bezit. 351 Deze opvatting week af van die in Quo vadis, Nederland? Wilde hij daarin zijn gematigde kant tonen, terwijl hij bij zijn partijgenoten zijn orthodoxe visie kwijt kon? 349

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

596

Verguisd en vergeten

9 augustus 1945 zou de Sovjetunie Japan de oorlog verklaren. In Nederlandse verhoudingen viel Roestams opvatting volstrekt uit de toon. ‘De Waarheid’ en ook de PI, vertegenwoordigd door Setiadjit, hadden in 1944 zitting genomen in een Indische Commissie van het gezamenlijk verzet die in maart 1945 een verklaring had uitgegeven ‘Voor de bevrijding van Indonesië’. Deze sprak zich uit voor een vrijwillig samengaan in een ‘vernieuwd gemenebest’, en riep tot slot op tot ‘vrijwillige dienstneming’ voor de bevrijding van Indonesië, en sloot zelfs de uitzending van een ‘militieleger’ niet uit.352 Voor De Groot en vele anderen, die een nationaal, gematigd beeld van de Waarheidbeweging/CPN wilden uitdragen was Roestams visie volstrekt onaanvaardbaar. Na de Proclamatie sprak De Groot zich in een besloten Partijraadverga­ dering op 11 oktober 1945 uit over de Indonesiëpolitiek. ‘Ten eerste moeten wij duidelijk uitspreken dat wij zijn voor het behoud van de band tussen Indonesië en Nederland. [...] Indonesië los van Holland betekent op het ogenblik vast aan Engeland’, stelde De Groot. Hij had ernstige bedenkingen tegen de belangrijkste leiders van de Indonesische Revolutie, tegen Soekarno, die tijdens de Japanse bezetting ‘had meegewerkt aan het wereldfascisme’, en tegen Hatta een ‘trotskist, vijand van de Sovjet-Unie en al voor de oorlog een agent van Japan’. Maar volgens De Groot had de gehele nationalistische beweging in Indonesië met de Japanners samengewerkt. Deze is totaal gecompromitteerd. [...] Als wij vrijuit konden spreken dan zouden wij zeggen: Sukarno en Hatta zijn collaborateurs, maar er blijkt uit de berichten dat de nieuwe regering die daar gevormd is de steun heeft van zeer grote massa’s van het Indonesische volk. [...] Het is veel tactischer om de veroordeling van de collaborateurs aan het Indonesische volk over te laten. [...] Het is hoog tijd dat er weer een Indonesische CP komt. [...] Hier kunnen wij geen CP van Indonesië oprichten. De krachten in Indonesië zijn nog niet bekend. Maar voor zo ver mogelijk zullen wij van hieruit op de noodzakelijkheid wijzen van de legale organisatie van de CP Indonesië. Er zijn grote mogelijkheden als wij een juiste politiek voeren. Binnen het Rijksverband met Nederland zullen wij veel grotere stappen voor de vrijheid van het Indonesische volk kunnen doen dan onder de leuze Indonesië los van Holland.353

De politieke visie van Roestam stond ver af van die van de kring rond Paul de Groot, en verder had hij blijkbaar weinig medestanders, terwijl ook zijn persoon en oorlogsverleden niet onomstreden waren. Een geruisloze aftocht via een zijspoor kon hem echter niet worden bereid door de nieuwe CPN-leiding. Roestam was het enige overlevende CPN-parlementslid. Verkiezingen waarin de nieuwe verhoudingen na 1945 hun uitdrukking zouden krijgen 352 353

Poeze 1986:328-9, en de verklaring op p. 326; Galesloot en Legêne 1986:247-8. Verrips 1995:261-2; ook aangehaald in Galesloot en Legêne 1986:249.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

597

werden pas medio 1946 mogelijk geacht. Vóór die tijd zouden de in 1937 verkozen Kamerleden, met aanvulling, de parlementaire taken vervullen. Een eerste stap hiertoe was het bijeenroepen van de Tijdelijke Staten-Generaal. In dit rompparlement namen de Kamerleden van 1937 zitting. Een aantal was inmiddels overleden of had bedankt; een aantal ook werd terugkeer onthouden door een Zuiveringscommissie die in augustus en september 1945 haar werk verrichtte. Van de 100 Tweede-Kamerleden bleven er zo 76 over; zij kwamen op 25 september voor het eerst bijeen.354 De regering had hun als enige taak toegedacht de behandeling van het wetsontwerp tot instelling van een Voorlopige Staten-Generaal, en daarover werd een driedaags debat gevoerd van 9 tot 11 oktober 1945. Roestam was, wellicht tegen wil en dank van de CPN, als enige communistische Kamerlid de CPN-woordvoerder. In zijn rede sloot hij zich aan bij de brede kritiek op het dralen van de regering bij het weer instellen van het parlement en het gebrek aan bevoegdheden van de Tijdelijke Staten-Generaal. Niettemin kon hij instemmen met het wetsontwerp waarbij, tot de verkiezingen, de Kamers door benoeming werden aangevuld tot hun volledige getal. ‘Nederland staat nu op een historisch kruispunt. Zal het den weg opgaan van de democratische vernieuwing en vooruitgang, of zal het verder voortschrijden op den lijdensweg van het behoud en reactie, met alle consequenties van dien?’ Spoedige verkiezingen, waarnaar ook ‘de millioenen goedwillende democraten in Indonesië, Suriname en Curaçao verlangend en ongeduldig’ uitzien, zullen dat bepalen. Het resultaat zal ‘een beslissende invloed uitoefenen op de vrijwillige bereidheid der volkeren in de verschillende gebiedsdeelen van het Rijk om met Nederland in harmonische, gelijkberechtigde en vrijwillige samenwerking samen te leven!’ Roestam vroeg om de benoeming tot Kamerlid van Indonesiërs die in Nederland vertoefden, om daar de Indonesische belangen te verwoorden. Dat in afwachting van een eigen Indonesisch parlement, dat er snel zou moeten komen. Zoodra dit een feit is, acht ik de aanwezigheid van Indonesiërs in een Nederlandsche Staten-Generaal ongewenscht en overbodig. Ik brand van ongeduld, dat ik ook mijn mandaat uit deze overwegingen spoedig zal kunnen neerleggen om dit college te verlaten. Ik hoop vurig, dat de tijd niet zo ver meer ligt, dat ik de aangename en sympathieke samenwerking met Nederlanders hier te lande, zoowel buiten als in deze Kamer in een grooter en breeder verband van de samenwerking der Rijksdeelen Nederland en Indonesië daarginds in mijn land zal mogen voortzetten tot heil van het Nederlandsche en Indonesische volk.

Het woord ‘communisme’ en de naam CPN bleven ongenoemd. Het was een 354

Duynstee en Bosmans 1977:105-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

598

Verguisd en vergeten

zeer gematigde rede, waarop de CPN-leiding niets zal hebben kunnen aanmerken en waarin zij wellicht de nodige directe inbreng heeft gehad.355 De regering moest toegeven aan de wens van de Tweede Kamer dat het regeringsbeleid ook in de Tijdelijke Staten-Generaal ter discussie stond. Aldus legde minister van overzeese gebiedsdelen J.H.A. Logemann al op 16 oktober een regeringsverklaring over Indië af, van nogal voorzichtige inhoud. Hij gaf vooral een historische uiteenzetting, met enige kritiek op de Britse bondgenoot, en een afwijzing van overleg met de Soekarnoregering. Soekarno had zich ‘volledig geïdentificeerd’ met de Japanse bezetter en stond ‘volstrekt vijan­dig’ tegenover Nederland. Omdat Soekarno ‘volstrekte onafhankelijkheid’ eiste was overleg met hem ‘onvruchtbaar’. Roestam gaf op 17 oktober zijn reactie. Van de terughouding van een week eerder was niets meer te bespeuren. Hij trok alle radicale registers open, en ontstak een retorisch vuurwerk in beste vooroorlogse traditie. De Kamervoorzitter liet Roestam tweemaal een ‘ontoelaatbaar gedeelte’ terugnemen. Hij sprak nu als ‘Indonesiër èn communist’ tot de ‘breede werkende massa in Nederland’ en tot zijn landgenoten in Indonesië, namens de ‘groote breede democratische massa’ en ‘de revolutionnaire arbeiders in Nederland’, over de toekomstige verhouding die helaas moest worden besproken ‘in dit aftandsche, voor de huidige verhoudingen in het land niet meer representatief genoemd geachte college, dat nog slechts een gebrekkige weerspiegeling is van het verdwijnende verleden’. Hij riep tot samenwerking tussen Nederland en Indonesië; ‘een gebiedende eisch en van essentieel levensbelang voor beide landen’ om niet ‘de noodlottige speelbal’ te worden van de ‘worstelende, intrigerende en kuipende imperialistische machten’. Maar zo’n samenwerking kon slechts op zelfbeschikkingsrecht, gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging berusten. Bij de regering bespeurde hij hiervan nog niets: ‘het uitblijven van positieve daden’, ‘grove nalatigheid’ en ‘verlegen gestamel’ in plaats van ‘grootsche politieke daden’ leverden een ‘zorgwekkende impasse’ op. Roestam ging vervolgens uitvoerig in op ‘onze vrijheidsbeweging’. De ‘imperialistische oorlog’ – Roestam bleef halsstarrig in zijn naamgeving aan de Pacific-oorlog – had het besef versterkt om het ‘eeuwige juk der vreemde overheersching af te schudden’. Kon uit de ‘gebeurtenissen nog iets goeds en groots worden geboren? Of zal het losgebroken conflict in zich de kiem dragen voor een eeuwige vijand­ schap en een onoverbrugbare kloof, die de beide volkeren voorgoed van 355 Handelingen Tijdelijke Tweede Kamer 1945:36-9, citaten op pp. 38 en 39. Ook in Duynstee en Bosmans 1977:125 en Stempels 1950:6. De discussie over het wetsontwerp wordt samengevat in Duynstee en Bosmans 1977:121-6. Het wetsontwerp werd met ruime meerderheid aanvaard; Roestam bracht geen stem uit. Was hij inmiddels afwezig of onthield hij zich van een oordeel? Een stemverklaring gaf hij niet.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

599

elkaar zal scheiden?’ Op die vragen had Roestam van zijn collega’s tot dan toe slechts betogen gehoord die het kenmerk droegen van kortzichtigheid en verwrongenheid, en van verstarring. Zij missen elke originaliteit en bezinning. Zij rieken veel te veel naar een muffe museumlucht, waar de zon der redelijke bezinning nog nimmer scheen te zijn doorgedrongen! Wat ik hoor, is slechts de stem der reactie en van het behoud. De geest der reactie en de oude koloniale mentaliteit, die gedurende de oorlogs- en bezettingsjaren in angst en vreeze ondergedoken zaten in hun duistere schuilhoeken, schijnen thans uit hun oude verborgen spelonken te voorschijn te komen en meenen opnieuw het oude spel der verdeeldheid en ophitsing te kunnen spelen.

Ook de regeringspolitiek ademde de ‘koloniale en reactionnaire mentaliteit’. Roestam kwam op tegen de beschuldiging van collaboratie, terwijl de ‘geallieerde bevrijders’ de ‘Japansche fascisten en beulen’ verantwoordelijk stelden voor de handhaving van rust en orde. ‘Het bevrijde Indonesische volk mocht blijkbaar niet voor eigen rust en orde in eigen huis zorgen’. En ging hij verder: ‘Van het Indonesische standpunt bezien, bestaat voor den Indonesiër geen wezenlijk principieel verschil of hij in bepaalde omstandigheden met de Japansche, Engelsche, Amerikaansche of Nederlandsche imperialisten moet samenwerken die hij ten slotte allen als zijn overheerschers beschouwt en bestrijdt’. En als er al van samenwerking sprake was, was het het ‘fatale koloniale beleid’ dat de Indonesiërs in de armen van het Japanse imperialisme dreef en moest drijven. Het was de ‘beruchte Digoel- en bajonettenpolitiek, de amokpolitiek van het bedreigde koloniale regime, die het Indonesische volk van Nederland deed vervreemden’. En Roestam vervolgt in de wij-vorm: ‘Wij hebben met de Japs samengewerkt, alleen om onze krachten te consolideren en niet omdat wij pro-Japansch zijn’. De communisten komen er openlijk voor uit, dat zij het democratisch streven van het Indonesische volk naar beëindiging van de koloniale verhoudingen en imperialistische overheersching ten volle ondersteunen. [...] Wij, die alles hebben ingezet in den strijd tegen den Nazi-overheersching in dit land, komen op dezelfde gronden op voor de vrijheid van het Indonesische volk tegen een andere overheersching. [...] De huidige politieke en gezagscrisis dreigt ontegenzeglijk in een gevaarlijken chaos te ontaarden en zelfs, indien de Regeering voortgaat op de door haar ingeslagen weg, op een afschuwelijk bloedbad uit te loopen. Gaan we nu de oude Djambien Lombok-dagen tegemoet, om maar van de Atjeh-herinneringen te zwijgen?

De regering verweet hij ‘initiatief- en dadenloosheid’ en ‘kortzichtige halsstarrigheid’, die de crisis had verscherpt. De weigering met Soekarno en zijn regering te onderhandelen is een grove fout. Zijn ‘collaboratie’ wordt scherp veroordeeld.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

600

Verguisd en vergeten De heele reactie wierp zich op de collaboratie van Soekarno. Het was wel grappig, dat dezelfde reactie, die geen goed woord kon vinden voor de collaboratie van Soekarno, het collaboreerend verleden van vele hooggeplaatste en hoogstverantwoordelijke Nederlanders in het eigen land met den mantel der vaderlandsliefde probeert te bedekken! Wat een dubbelhartigheid!

Hij ontzegde de regering het morele recht over Soekarno te oordelen, net zo min als Amerikanen en Engelsen mochten oordelen over de ‘eigen verraderlijke landgenoten’. En hoe kon een regering dit standpunt verdedigen die zelf diplomatieke relaties onderhield met het Spanje van Franco. Daarna zette hij uitvoerig uiteen dat de regering-Soekarno een waarlijk nationale, brede coalitie omvatte. Bij gesprekken met de nationale beweging kon Nederland niet om zijn regering heen. Hij veroordeelde de ‘zenuwachtige onbesuisdheid’ waarmee de regering in haar ‘onmacht en radeloosheid’ steun aan Engeland vroeg. Engeland was er slechts op uit de tweedracht tussen Nederland en Indonesië aan te blazen, om zelf de ‘ontbrekende militairstrategische schakel in de ketens, die Britsch-Indië met Australië verbinden’ in te nemen. Roestam had nog niet alle hoop verloren maar waarschuwde dat als voorzetting van de reactionaire koers ‘het huidige conflict tot een militaire botsing laat komen’, de regering moet weten ‘dat de Nederlandsche democraten, de arbeidersklasse in het bijzonder, achter de nationale volksbeweging staan en dat wij alles in het werk zullen stellen de imperialistische en koloniale oorlogsvoering onmogelijk te maken’.356 Roestams redenering kon op geen enkel begrip rekenen en stond geheel buiten het denkkader van parlement en kabinet. Datzelfde gold voor de eigen partij; ook Paul de Groots uitspraken in de Partijraad staan hiermee in schril contrast. Op een enkele uiting van onbegrip na werd zijn bijdrage dan ook genegeerd, ook in het antwoord van Logemann.357 In Roestams tweede instantie op 18 oktober was weinig terug te vinden van de militante eerste discussiebijdrage. Het ministeriële antwoord werd ‘zeer gewaardeerd’, ondanks het feit dat ‘geen nieuwe perspectieven’ werden geopend. De ‘nationale beweging’ had ruim begrip gekregen, wat Roestam verheugde. Als de regering dan niet met Soekarno wilde spreken, kon wellicht met andere nationalistische leiders van zijn kabinet worden overlegd. Tot die nationale beweging rekende ook Roestam zich: ‘wij zijn democratisch en willen samenwerken met de Nederlandsche democraten, maar [...] dan wil dat natuurlijk niet zeggen, dat wij democraten zijn om mede te helpen oude wantoestanden te continueeren’.358 Niet ten onrechte schreef Logemann een paar weken later aan Van Mook over het debat: Roestam ‘draaide haast als 356 357 358

Handelingen Tijdelijke Tweede Kamer 1945:99-104. Handelingen Tijdelijke Tweede Kamer 1945:108 (A.M. Joekes), 112-5 (Logemann). Handelingen Tijdelijke Tweede Kamer 1945:116-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

601

een blad van een boom’.359 Op 20 november 1945 werd de Voorlopige Staten-Generaal, het Nood­ parlement, geopend. De vacatures waren vervuld, waarbij de zetelverdeling van 1937 werd gehandhaafd. Roestam kreeg zo Paul de Groot en Gerben Wage­naar als fractiegenoten. Ook verschenen nog twee Indonesiërs in de Tweede Kamer. Setiadjit kreeg een opengevallen zetel van de NSB toegewezen, terwijl Palar op een SDAP-plaats zijn intrede deed. Roestams positie in de CPN was inmiddels blijkbaar onhoudbaar. Op 27 november 1945 meldde ‘De Waarheid’ dat Roestam als partijlid door de Partijraad was geschorst, en niet langer als lid van de CPN-fractie werd beschouwd. Hem werd verweten niet te hebben deelgenomen aan het illegale partijwerk, en opzettelijk de band met de partij te hebben verbroken. Na mei 1945 had hij zich tegen de communistische politiek gekeerd; zo was hij onder andere tegen de Nederlandse deelname aan de oorlog tegen Japan. De Partijraad had hem gevraagd zijn Kamerzetel ter beschikking te stellen. Roestam, in de vergadering aanwezig, had hiermee ingestemd, maar nam toch zitting in de Voorlopige Staten-Generaal. Hij behartigde zo zijn ‘persoonlijke belangen’ en zette in ’t Gooi CPN-leden op tegen de Partijraad en ‘organiseert fractionele groepen die het partijwerk belemmeren’. Alle leden werden opgeroepen ‘alle pogingen tot beginselloze fractie-vorming ten eigen bate van R. Effendi met beslistheid af te wijzen’. Roestam voldeed niet aan de partijeis van ‘volstrekte trouw, discipline en onbaatzuchtige toewijding’. Op het aanstaande CPN-congres zou zijn royement worden voorgesteld.360 In de Tweede Kamer was Roestams positie nu heel moeilijk geworden. De Groot en Wagenaar erkenden hem niet als partijgenoot. Roestam was nog aanwezig op de twee Kamerzittingen vóór 27 november, maar meldde zich vervolgens ‘ongesteld’, stuurde een enkele maal een bericht van verhindering, maar liet zich niet meer zien in de vergaderzaal. Op de zeventiende Kamervergadering, op 22 januari 1946, las de voorzitter zijn bedankbrief van 18 januari voor. Roestam verwees naar zijn royement uit de CPN, om welke reden hij die partij niet meer kon vertegenwoordigen in het parlement en hij genoodzaakt was zijn lidmaatschap neer te leggen en zijn zetel ter beschikking te stellen aan de CPN. Met een aantal vriendelijke woorden aan voorzitter en Kamerpersoneel besloot Roestam zijn brief.361 Als onafhankelijk Kamerlid had Roestam zijn zetel nog een aantal maanden kunnen bezetten, tot aan de verkiezingen, maar zover wilde hij blijkbaar 359 NIB 2:2, brief van 9-11-1945. Over het debat: Stempels 1950:9-18; Duynstee en Bosmans 1977:596-7. 360 De Waarheid, 27-11-1945, ook KHA 1945:6521F en Archief Economisch Leven 28-11-1945: no. 1270. Was tot deze schorsing al op de Partijraad van 11 oktober besloten? In dat geval kan dat een verklaring vormen voor het verschil in Roestams Kamerredes van 10 en 17 oktober. 361 Handelingen Voorlopige Tweede Kamer 1945-46:355.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

602

niet gaan. Tot het royement was besloten op het CPN-congres dat begin januari in Amsterdam was bijeengeroepen. Volgens Roestam was het CPN-kader al geruime tijd bewerkt. Hij was zwartgemaakt als agent van de Britse intelligence en Gestapo-medewerker en hij zou door ‘het kapitaal worden gefinancierd’. In het belang van de Indonesische zaak en als trouw partijlid zweeg Roestam, tot de partijleiding zijn schorsing in ‘De Waarheid’ liet afdrukken. Op 5 december reageerde hij in een brief op de aantijgingen. Aan de hand van mijn schorsing en de daaruit voortspruitende gevolgen stel ik vast: 1e. dat niet ik, maar jullie het zijn geweest, die de interne crisis in de CPN door de bewuste publicatie in ‘De Waarheid’ en andere bladen aan de oppervlakte hebben gebracht, een politieke crisis, die door mijn gedisciplineerdheid en uiterste zelfbeheersching tot dusverre niet naar buiten is uitgedragen, 2e. dat deze politieke misstap, gepleegd op het moment, dat het Indonesische volk op leven en dood strijdt voor zijn vrijheid, niets anders dan een verraad beteekent jegens het bondgenootschap tusschen het Indonesische volk en de Nederlandsche arbeidersklasse in de anti-imperialistische worsteling tegen den gemeenschappelijken vijand, 3e. dat de schorsing in wezen geen andere beteekenis kan hebben dan een poging om de aandacht van de gansche partij af te leiden van de belangrijke politieke vraagstukken, waarvoor de Nederlandsche arbeidersklasse en de partij in het bijzonder, zich nu geplaatst ziet, 4e dat deze nieuwe politieke misgreep van de voorloopige Partijleiding voortspruit uit dezelfde opportunistische opvatting, die indertijd er toe heeft geleid tot de ondemocratische, autoritaire likwidatie der CPN, 5e. dat bij de motiveering van deze schorsing door verminking en verdraaiing van de feiten op de meest geraffineerde wijze getracht werd mij aan de verontwaardiging der reactie over te leveren en tegelijkertijd de tegenwoordige leiding voor de bourgeoisie aantrekkelijker te maken, een methode waartegen elke kommunist ten scherpste moet protesteeren, 6e. dat in de gepubliceerde motiveering voor mijn schorsing bewuste verdachtmakingen zijn gelanceerd, waarvan de Partijleiding wist en móést weten, dat talrijke partijgenoten en niet-partijgenoten met concrete bewijzen deze insinuaties kunnen ontzenuwen, 7e. dat de huidige Partijleiding het formalisme ten top voert en ons democratisch centralisme tot een aanfluiting maakt.362

Een weg terug voor beide partijen in het geding was nu in ieder geval onmogelijk. Roestam werd zelfs de toegang tot het congres ontzegd. Paul de Groot trok, volgens Roestam, heftig van leer en bestempelde Roestams opstelling zelfs als ‘Roestamisme’.363 In dit verband zei hij onder meer: 362 363

Roestam Effendi 1949:106-7. Roestam Effendi 1949:109.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

603

Opportunisten zijn echter zij die in feite rechtse en reactionaire opvattingen met radicale frasen camoufleren. Het typische voorbeeld hiervan is het geval Roestam Effendi, die in een brochure opvattingen ten beste heeft gegeven, welke een hoon zijn aan de inzichten van de Marxistische socialisten. Hier komt nog bij, dat Roestam Effendi in de Tweede Kamer het recht voor Indonesiërs heeft bepleit om met de Japanse fascisten samen te werken. Het is een typisch geval van een rechtse politiek, bemanteld met een linkse demagogie.364

In de belangrijkste rede – Paul de Groots Voor vrede, vrijheid en opbouw – werd Roestam niet genoemd. De Groot was wel opgeschoven: ‘De zelfstandigheid van Indonesië is thans niet meer een wens, doch een feit geworden. Zij is niet meer weg te redeneren en niet meer weg te bombarderen!’ De ‘volksregering’ van Sjahrir kreeg de ‘vurige groeten’ van het congres evenals de ‘communistische broederpartij’. Soekarno bleef ongenoemd; het Indonesische volk had zwaar geleden onder de Japanse bezetting en ‘in overgrote meerderheid zich verzet en gestreden tegen de Japanse fascisten’. Een verwijzing naar de dwaalweg van partijgenoten die wel wilden strijden tegen Japan, maar eerst garanties wensten voor de Indonesische onafhankelijkheid vormde de enige, indirecte verwijzing naar Roestam in deze rede.365 Het royement was blijkbaar geen hamerstuk. Zelfs in het openbare congresdeel leverden diverse sprekers kritiek op de wijze waarop het Partijbestuur de zaak-Roestam had behandeld. De toezegging werd gedaan dat in het besloten deel van het congres Roestam zich zou mogen verantwoorden. Waarschijnlijk verscheen hij niet. Het besluit werd daar genomen met 538 tegen 88 stemmen, bij 37 onthoudingen.366 Het duurde nog bijna een jaar voor Roestam terugkeerde in Indonesië, na twintig jaar Nederlands verblijf. Over zijn activiteiten in dat jaar, in en buiten de kring van Indonesiërs, is niets overgeleverd – van enig belang zullen deze waarschijnlijk niet zijn geweest. Zijn terugkeer, en die van vele andere Indonesiërs, stond al sinds februari 1946 op de agenda, maar de Nederlandse overheid had geen scheepsruimte ter beschikking. Pas in het najaar kwam er uitzicht op vertrek. Begin oktober werd zelfs een afscheidsbijeenkomst belegd, maar pas twee maanden later vertrok de groep.367 Roestam en Douwes Dekker vermoedden een ander motief dan de schaarse scheepsruimte. Dat, het gebrek aan woonruimte in Djakarta en de positie van Nederlandse echtgenotes verhulden slechts de onwil om deze groep de Republikeinse gelederen te laten versterken.368 364

Aangehaald in brief Joop Morriën aan Jacques Leclerc, Amsterdam, 26-4-1981. De Groot 1946:18, 22-3. 366 De Waarheid, 9- en 12-1-1946; Archief Economisch Leven 8-1-1946:no. 1507. 367 Van der Meulen 1986:360. 368 Interview met beiden in Kedaulatan Rakjat, 4-1-1947; met een andere zegsman ook in Boeroeh, 4-1-1947. 365

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

604

Verguisd en vergeten

In zijn gedwongen wachttijd kon Roestam constateren dat de CPN zijn koers verlegde. De Groot was, aldus Roestam, op zomervakantie naar de Sovjetunie geweest, en daarna bekeerde hij zich tot het ‘Roestamisme’. Kritiek op de Nederlandse politiek en steun aan de Republik werden nu het richtsnoer. Deze koersverandering in woorden werd, aldus Roestam, nog niet door daden gevolgd. Van zijn eigen eerherstel was echter geen sprake, ondanks verzoeken daartoe van CPN-leden. Niet zijn politieke opstelling was nu het obstakel, maar zijn ‘indisciplinair gedrag’.369 Roestam en Douwes Dekker werden in Djokja feestelijk ontvangen. Roestam beloofde zich in te zetten voor de Republik. Hij noemde zijn conflict met de CPN, dat volgens hem ging over de steun aan Soekarno’s Republik, waar hij onvoorwaardelijk mee instemde, terwijl de CPN Soekarno als collaborateur afwees. Hij prees de leiders van de Republik volmondig, en zelfs Linggadjati achtte hij ‘een goede zet’.370 Ruim een week later, op 13 januari, werd Roestam door Soekarno en Hatta, in aparte bezoeken, ontvangen. Hij verklaarde daarbij dat hij voorlopig op de achtergrond wilde blijven en zich niet in het politieke bedrijf zou gaan begeven.371 Roestam wilde wellicht, ook gelet op zijn voorzichtige uitspraken, allerlei mogelijkheden openhouden. Die vrijheid werd hem niet gegund. Op 27 januari maakte het Centraal Comité van de PKI bekend, ‘in verband met berichten en vragen’ dat Roestam geen lid kon worden van de PKI, omdat hij volgens officieel bericht van de CPN was geroyeerd wegens schending van de partijdiscipline, en dat de PKI, zoals dat gebruikelijk was, dit besluit overnam.372 Al eerder had Sardjono aan Roestam de toegang ‘als gast’ geweigerd op het PKI-congres dat van 11 tot 13 januari in Solo plaatsvond.373 Roestam bestreed in zijn reactie dat hij was geroyeerd om disciplinaire redenen. Zijn steun aan de Republik, terwijl de CPN de Indonesische leiders veroordeelde als collaborateurs, leverde zijn royement op. En hij vervolgde dat hij zich niet in de ‘partijstrijd’ wilde begeven. Maar zijn afzijdigheid in dat opzicht, betekende niet dat hij zou zwijgen. Hij wilde de scheiding in de eigen gelederen overbruggen, of in ieder geval ‘een gescheiden samengaan’ tot stand brengen.374 369

Roestam Effendi 1949:109-15. Roestam citeert uitgebreid uit de rede van Paul de Groot op een CPN-conferentie van 23 november 1946, die als Het communisme in opmars (1946b) werd uitgegeven. 370 Antara, 4-1-1947, in Kedaulatan Rakjat, 4-1-1947. De krant opende met hun komst en plaatste zelfs twee foto’s van hen; krantenfoto’s waren toen nog een zeldzame verschijning. Zijn terugkeer ook in ‘Indonesia’s sons return’, The Voice of Free Indonesia 2-51(11-1-1947):155-6. 371 Boeroeh, 13-1-1947. 372 Boeroeh, 27-1-1947; Kedaulatan Rakjat, 30-1-1947. 373 Roestam Effendi 1950g:70. 374 Kedaulatan Rakjat, 1-2-1947, overgenomen uit Boeroeh, 31-1-1947 (niet aangetroffen).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

605

Zo’n rol was hem niet gegund. De Sajap Kiri moest niets van hem weten. Een hoge functie bij de regering was zo ook geblokkeerd. Hij stond, qua ideeëngoed, dichtbij de Benteng Repoeblik. Voor PNI en Masjoemi was hij veel te radicaal; de Partai Rakjat en andere radicale kleine groepen bleven zo over. Maar Tan Malaka en zijn aanhang zullen de nodige reserve hebben gekoesterd ten opzichte van Roestam, die zich sinds 1927 achter Moeso had geschaard, en Tan Malaka had veroordeeld als trotskist – en waarschijnlijk was toen niet bekend, maar werd wellicht wel vermoed, dat hij Moskou had ingelicht over de Pari-opstelling toen hij Tamins verhalen daarover ontving. Bovendien werd minder gewaardeerd dat Roestam op basis van zijn staat van dienst er zonder meer van uitging dat hem een leidende positie toekwam in de politieke groep die hij met zijn steun vereerde.375 Roestam was dus politiek dakloos. Het enige forum waar hij zijn mening kwijt kon, bleek het Solose dagblad ‘Pacific’, dat de Barisan Banteng sinds 1 februari 1947 liet verschijnen. Roestams broer Boes Effendi schreef ook met enige regelmaat in ‘Pacific’; wellicht droeg hij er toe bij dat zijn beroemde broer zijn opiniestukken daar kwijt kon. Tussen 15 maart en 23 juli 1947 plaatste ‘Pacific’ vijf lange stukken van Roestam. Zij laten een onmiskenbare, openbare radicalisering zien. Op 15 maart oordeelt hij nog redelijk mild over de KNIP-zitting. De KNIP is begrijpelijkerwijs geen parlement, maar slechts een ‘klankbord’ van de regering. De oppositie is verdeeld, heeft geen omlijnd doel en mist de ‘morele moed’ de gevolgen van haar daden te dragen. De zitting werd zo ‘politieke grappenmakerij’, waarbij de regering lachte om de oppositie; Hatta toonde zich een ‘politicus van groot formaat’. Dat alles was niet voor herhaling vatbaar. Het volk vraagt: ‘waar gaan wij heen?’376 Twee weken later contrasteerde hij bitter de feestelijke ondertekening in Djakarta van het Linggadjati-akkoord met de Nederlandse agressie in Modjokerto, waar Nederland de wapenstilstand schond. De regering van de Republik deed niets, behalve het zwartmaken van haar critici. Tegen deze capitulatiepolitiek en dit reformisme moesten de revolutionaire krachten hun eigen organisatie stellen.377 De Nederlandse inspiratie bij het uitroepen van de deelstaat Pasoendan in West-Java gaf Roestam een volgend artikel in de pen. ‘Deze geraffineerde zet’ was naar zijn oordeel de ‘aanloop tot een offensief in grote stijl’. Het reformisme van Amir Sjarifoeddin was vastgelopen. Geloof in Nederlandse goodwill was ‘struisvogel- en zelfmoordpolitiek’. Amir moest nu reageren.378 375

Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. Roestam Effendi, ‘Menindjau K.N.I.P.’, Pacific, 15-3-1947. 377 Roestam Effendi, ‘Linggadjati mengetjewakan hati’, Pacific, 1-4-1947, overgenomen in Genderang, 12-4-1947. 378 Roestam Effendi, ‘Menghadapi so’al baroe’, Pacific, 27-5-1947, ook als ‘Menindjau sitoeasi sekarang’, in Repoeblik, 31-5-1947. 376

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

606

Verguisd en vergeten

Met de ultimatieve Nederlandse nota van 27 mei kon Roestam zijn gelijk al spoedig halen. Bij aanvaarding kon beter de Nederlandse vlag weer overal worden gehesen; van de soevereine Republik bleef niets over. Strijd met het Nederlandse imperialisme was onvermijdelijk – hiertoe was een revolutionaire en consequente regering nodig.379 Na het inzetten van de Politionele Actie in juli 1947, kon Roestam het einde van diplomatie en leuzenpolitiek verkondigen. Strijd en handelen waren aan de orde; geen partijpolitiek, maar internationale, anti-imperialistische politiek onder leiding van een oorlogskabinet. Alle politici verantwoordelijk voor Linggadjati zouden daaruit moeten worden geweerd. Alle politieke gevangenen moesten amnestie krijgen, als erkenning van de dwaling bij hun arrestaties, en als garantie voor een echte anti-imperialistische politiek.380 Roestam trad een enkele keer als spreker op381 en gaf cursussen. Op een kadercursus zette hij onder meer in de vorm van een verhandeling over de ‘kapitalistische crisis’ zijn bezwaren uiteen tegen de Sajap Kiri.382 Hiermee en met nog drie manuscripten vulde hij zijn tijd. Maar zijn manuscripten werden niet gedrukt; zij circuleerden slechts in handschrift. Het tekent Roestams isolatie, en ook de enorme kloof tussen de middelen op het gebied van pers en publiciteit die regering en radicale oppositie konden benutten. Zijn Europese verblijf, met ook een cursus in Moskou, had Roestam voldoende marxistische kennis opgeleverd om diepgaander dan alle andere auteurs die zich op theoretisch gebied begaven theorie en praktijk te verbinden. Zijn bibliotheek met klassieke teksten had hij meegebracht, blijkens de citaten uit werken van en over Marx, Lenin en Stalin. Maar zijn polemisch en helder geschreven werk, dat de Sajap Kiri met het eigen communistische ideeëngoed bestreed, werd niet gedrukt en kon, als het al buiten de eigen kring circuleerde, worden genegeerd. In zijn So’al2 disekitar krisis-kapitalis (Vragen rond de kapitalistische crisis) betoogde hij, met vele aanhalingen van Marx, Lenin en Stalin, dat het kapitalisme slechts via revolutie en de dictatuur van het proletariaat kon worden verslagen. De kapitalistische crises waren onvermijdelijk en niet te voorkomen. De ‘Planwirtschaft’ van Soekarno en Hatta vormde geen oplos379 Roestam Effendi, ‘Kapitoelasi atau beraksi’, Pacific, 9-6-1947, overgenomen in Repoeblik, 12-6-1947. 380 Roestam Effendi, ‘Kabinet perang’, Pacific, 23-7-1947. 381 Hij werd geannonceerd als spreker op het congres van de journalistenbond Persatoean Wartawan Indonesia over de pers in het buitenland (Kedaulatan Rakjat, 10-1-1947). Van dit congres, op 25 en 26 januari in Malang, heb ik geen verslag gevonden. Hij sprak ook op een kaderbijeenkomst van de koepelorganisatie Kesatoean Tekad Rakjat in Solo (Pacific, 16-6-1947). Hij bracht een bezoek aan de burelen van het dagblad Repoeblik in Cheribon (Repoeblik, 19-41947). 382 Roestam Effendi 1950a:3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

607

sing; steun daaraan van de Sajap Kiri was dan ook een misplaatste steun aan het kapitalisme.383 So’al mengenai sistem kapitalis (Vragen over het kapitalistische systeem) vormde cursusmateriaal, inclusief ‘controlevragen’ aan het eind van elk hoofdstuk, als tegenwicht, aldus Roestam, tegen de theoretici van de Sajap Kiri die hun opportunistische politiek uitdroegen.384 Roestam voltooide het in december 1947. In feite was dit overzicht een logische voorganger van de brochure over de kapitalistische crisis. Zonder uitgebreide aanhalingen van de marxistische kopstukken zette Roestam langs orthodoxe lijnen de aard en kenmerken van de kapitalistische maatschappij uiteen, met vooral uitvoerige uitleg over de marxistische ideeën over lonen en prijzen en de meerwaardetheorie – zoals te verwachten een helder betoog, waarin maar op enkele plaatsen in enkele regels de actuele situatie van venijnig commentaar wordt voorzien. Linggadjati betekende in feite de bestendiging van de positie van het buitenlandse kapitaal in Indonesië. ‘Revolutionaire’ leiders, die zich ‘communist’ en ‘marxisten-leninisten’ noemen, zoals Amir, Sardjono, Abdoelmadjid, Maroeto Daroesman en Setiadjit staan daar volledig achter. Van de bourgeoisintellectuelen die de Republik leiden is niets te verwachten wat een consequente leiding van de revolutie betrof.385 De SOBSI verried zijn aanhang door de Sajap Kiri te steunen.386 Kijk nu eens om u heen. De corruptie groeit als paddenstoelen in de regentijd. Van hoog tot laag, van rechts tot links, van groen tot rood, in gelijke mate van ambtenaren via partij- en vakbondsleiders tot officieren van leger en strijdkorpsen – allen zijn ze corrupt, direct of indirect. Wie onder hen ontkent corrupt te zijn, wie anderen beschuldigt van corruptie, is een ‘hypocriet’ en grote leugenaar.

Corruptie is inherent aan het kapitalisme. In dat systeem hebben de Indonesische arbeiders ‘nul en nihil’ bereikt. Al hun inzet en offers zijn in de zakken van de kapitalisten gevloeid: het gevolg en de consequentie van een revolutie die niet is doorgezet.387 Sedikit pendjelasan tentang so’al2 Trotskisme (Enige verduidelijking van vragen over het trotskisme) heeft tot doel uiteen te zetten wat het trotskisme inhoudt. De term wordt gebruikt door de communisten in Nederland en 383

Roestam Effendi 1950a. Deze tekst, gedateerd op mei 1947, werd in 1950 gedrukt samen met een aantal andere manuscripten van Roestam bij, naar ik vermoed, de door hemzelf opgerichte uitgeverij Patriot. Het maandblad 17 Agustus 1-2(september 1948):22-6 publiceerde de eerste zeventien pagina’s van dit betoog. Latere nummers van dit blad heb ik niet aangetroffen; of de publicatie is vervolgd, is dus niet vast te stellen. 384 Roestam Effendi 1950c:3. 385 Roestam Effendi 1950c:20, 29, 31, 35. 386 Roestam Effendi 1950c:50-1, 70. 387 Roestam Effendi 1950c:72-3, 77 (citaat op p. 77).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

608

Verguisd en vergeten

Indonesië om hun tegenstanders zwart te maken, maar niemand weet voor welke politieke theorie en praktijk het trotskisme stond. Op die beschuldiging werden echter wèl oprechte revolutionairen ontvoerd en opgesloten. Roestam verdedigt de PP als een passend leninistisch antwoord op de politieke situatie, waarbij op brede klassenbasis de aanzet werd gegeven tot de dictatuur van het proletariaat. Dat was geen trotskisme, maar volgde Lenin, die in zijn onderscheid van bourgeois-democratische en communistische revolutie in de eerste fase de actieve werving van steun onder boeren en andere groepen voorschreef. Trotskisten zetten slechts in op de arbeidersklasse. En Roestam stuurde vervolgens de beschuldiging terug. De Sajap Kiri miskende de mogelijkheden tot revolutie door zich strikt te baseren op de arbeidersklasse, die in Indonesië natuurlijk zwak was. Dat ‘schematisme’ was in feite trotskistische politiek. En ook hun steun aan Linggadjati paste daarin. De potentieel revolutionaire situatie in binnen- en buitenland werd niet in de beperkte analyse van de Sajap Kiri betrokken. De parallel tussen de vrede van Brest-Litovsk in 1918, waar Lenin ten koste van grote concessies het voortbestaan van zijn Sovjetunie rekte, en Linggadjati ging niet op. En daarmee ook niet het verwijt dat, waar Trotsky tegen Brest-Litovsk was, de tegenstanders van Linggadjati zijn geestverwanten waren. En Roestams lenige analyse ging nog verder. De opstand van 1926 was het gevolg van fouten van de PKI-leiding, die de objectieve situatie verkeerd inschatte, geen aandacht had voor mogelijke steun van de boeren en speculeerde op steun uit de Sovjetunie – in feite een duidelijk trotskistische opstelling. Tan Malaka’s bestrijding van het opstandbesluit was dan ook terecht.388 Sardjono’s foute analyse in 1926 – zijn misplaatste vertrouwen op internationale steun – werd herhaald in 1945 – maar nu miskende hij het revolutionair potentieel. De ‘pseudo-leninisten’ in de Republik wachten slechts af en houden het bij woorden. Ze steunen de teruggave van buitenlands bezit, waarmee het kapitalisme kan terugkeren en stellen de socialistische revolutie uit tot industrialisatie een sterkere arbeidersklasse heeft gecreëerd. De PP stond een programma voor dat in de bourgeois-democratische fase brede steun verkreeg. Onder revolutionaire leiding had die fase kunnen overgaan in de socialistische revolutie. Dan ook was een ‘adempauze’ wellicht op zijn plaats geweest – als de ‘objectieve’ situatie dat vereiste – maar de huidige adempauze, met de bourgeoisie aan de macht, werkt slechts regressief.389 Roestam beriep zich in zijn betoog op Lenin en Stalin; zijn jarenlange omgang met de stalinistische koerswendingen, die altijd werden gelegitimeerd met uitgebreide theoretische vertogen, hadden hem geleerd zijn politieke koers te voorzien van een passende leninistische verpakking. De Sajap 388

Dit is de enige maal in zijn vier brochures dat Roestam de naam Tan Malaka noemt. Roestam Effendi 1950b. Het manuscript dateerde van april 1947, en werd door Roestam voor de uitgave in gedrukte vorm (november 1950) aangepast en aangevuld. 389

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

609

Kiri zal niet ongelukkig zijn geweest, als zij Roestams brochures al kenden, dat geen weerwoord hoefde te worden geleverd. De omvangrijkste van Roestams brochures was Revolusi nasional (Nationale Revolutie), dat hij in juli 1947 voltooide. De ‘morele moed’ was nodig om te erkennen dat de Revolutie halfweg was afgebroken. En de geschiedenis vereiste een analyse hoe dat had kunnen gebeuren, als ‘spiegel en richtsnoer’. De fasering van de revolutie zette hij hier nog eens uitgebreid uiteen. De afwijzing van de bourgeois-democratische fase kenmerkte de trotskisten; de angst voor de sociale revolutie leverde de reformisten op. De CPN van Paul de Groot na 1945 was een kenmerkend voorbeeld hiervan, dat werd nagevolgd in de Republik. Daarnaast verzuimde de PKI – en die naam, noteerde Roestam, is geen waarborg voor een communistische politiek – revolutionaire leiding aan de Republik te geven, waardoor de overgang naar de sociale revolutie mogelijk zou worden.390 Bolsjevistische politiek vraagt om tactiek en strategie, afgestemd op de specifieke situatie. Zonder de internationale situatie uit het oog te verliezen, dienden de nationale omstandigheden het uitgangspunt te vormen. Het trotskisme ontkent dit – en Roestam geeft nog eens de kenmerken ervan. Volgens Lenin kan de sociale revolutie in één land plaatsvinden, en zo gebeurde het in Rusland, een land even ‘achterlijk’ als Indonesië.391 Zoals na de Eerste was na de Tweede Wereldoorlog het imperialisme sterk verzwakt. Op de zwakste schakel van de imperialistische keten was dan een anti-imperialistische uitbarsting te verwachten – en in 1945 was dat Indonesië, om meerdere redenen; Roestam noemt er eerst zeven, en later nog vijftien. Die objectieve omstandigheden werden niet benut, omdat de subjectieve voorwaarden, bij gebrek aan een proletarische partij, gewapend met leninistische kennis, afwezig waren. Zo werden historische fouten gemaakt, die ‘niet licht te vergeten en vergeven zijn’. Intellectuelen met feodale en kleine-bourgeoisie-achtergrond kozen voor een reformistische koers en zochten erkenning in de imperialistische wereld, met misbruik van socialistische en communistische leuzen en zelfs van Stalins naam. Diplomatie werd het enige uitgangspunt, terwijl dat slechts één van de tactische middelen zou mogen zijn. Voor overleg met Nederland was na de eerste Nederlandse reacties op de Proclamatie geen aanleiding meer.392 Dat gold des te meer omdat de CPN-opstelling slaafs de regeringspolitiek volgde, en het leninisme ‘saboteerde’. En Roestam haalt daarna bitter uit naar de CPN, die zich schuldig maakte aan ‘sociaal-chauvinisme’, ‘links-radicalisme’, ‘trotskisme’ en ‘rechts opportunisme’, en dit alles werd voorzien van 390 391 392

Roestam Effendi 1949:3-32. Roestam Effendi 1949:32-55. Roestam Effendi 1949:56-90.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

610

Verguisd en vergeten

argumenten en voorbeelden, met hemzelf als slachtoffer. In woord, niet metterdaad, had de CPN eind 1946 deze koers herzien, maar de kansen waren gemist – in Nederland en Indonesië. Het gevolg was Linggadjati; een droevig resultaat na een veelbelovende uitgangspositie.393 In deze serie publicaties hoort ook thuis Pidato2 tentang soal2 ‘Negara Demokrasi’ dan ‘Diktatur Proletar’ (Toespraken over vragen van de democratische staat en de dictatuur van het proletariaat). De uitgave in 1950 bundelde twee redes uit april 1948. De marxistische staatstheorie wordt uitgelegd en de illusies over de bourgeoisdemocratie met zijn onmachtige parlement ontzenuwd. De theorie maakt al spoedig plaats voor herhaalde aanvallen op de Sajap Kiri, herdoopt tot Front Demokrasi Rakjat, die zich met valse propaganda aan de zijde van het bourgeoiskapitalisme heeft geschaard, en zijn tegenstanders afschildert als trotskisten, links-radicalen, vijfde colonne en NICA-agenten. Deze ‘pseudo-leninisten’ geven een geheel verkeerd beeld van de maatschappelijke situatie in de Republik, met voorop daarbij Alimin die zeven bladzijden lang wordt afgebrand. Zij misbruiken Lenin en de Sovjetunie – dat Roestam als voorbeeld hoog houdt. Het resultaat is een ‘historisch verraad’ aan de Indonesische onafhankelijkheid en de strijd van het werkende volk van Indonesië. Nu is klassenstrijd nodig: het losmaken van het opportunisme van de leiders die Indonesië hebben verraden en het zuiveren van vakbonden ten behoeve van een consequente revolutionaire proletarische macht om het imperialisme in Indonesië te vernietigen.394 Partai Rakjat De organisaties die het dichtst bij Tan Malaka stonden, herstelden zich geleidelijk van de gevolgen van de 3-juli-coup, die hen ernstig in diskrediet had gebracht, en tot de arrestatie van menig kaderlid had geleid. In vergelijking met de Sajap Kiri, PNI en Masjoemi bleven het kleine groepen, die marginaal van invloed en betekenis waren, waar hun versnippering nog eens toe bijdroeg. In de pers is het zoeken naar verslaggeving over hun daden en ideeën; eigen periodieken en publicaties hadden slechts een gering bereik. 393 Roestam Effendi 1949:90-121. In deze periode schreef Roestam wellicht nog twee brochures, die eveneens in 1949 of 1950 verschenen, maar die ik niet heb gevonden: Kepelesetnja langkah C.P.N. (De Waarheid) membuahkan Naskah Linggadjati (De blunders in het optreden van de CPN (De Waarheid) leidden tot het Akkoord van Linggadjati). Roestam Effendi 1949:30 verwijst hiernaar, maar hier kan sprake zijn van een in 1949 toegevoegde noot. De titel wordt genoemd in een lijst van zijn bij Patriot verschenen werken, die werden opgesomd in die brochures. Datzelfde geldt voor Siapa ‘Leninisten’ di Indonesia itu (Wie zijn de ‘Leninsten’ in Indonesië), dat blijkens een voetnoot in Roestam Effendi 1950e:19 in 1947 werd geschreven. 394 Roestam Effendi 1950d. Volgens het voorwoord was de tekst aangepast, op basis van Roestam in 1948 onbekende informatie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

611

Tan Malaka’s eigen schepping, de Partai Rakjat, liet vrijwel meteen van zich horen nadat eind oktober vier voor­mannen waren vrijgelaten, onder wie Maroeto Nitimihardjo en Jahja Malik Nasoetion. Tezelfdertijd kwam een afdeling in Djokja tot stand, overigens ondergeschikt aan die in Solo.395 Het was niet de aanzet tot opmerkelijke groei. Tot juli 1947 werd verder slechts een nieuwe afdeling Poerwokerto gemeld.396 Het ontwerp-akkoord van Linggadjati was een dankbaar mikpunt. Op 28 november verklaarde het bestuur zich tegen; een standpunt dat op een spoedconferentie in Solo op 3 en 4 december unaniem werd bevestigd.397 In november gaf het hoofdbestuur een verklaring uit, van hoog theoretisch gehalte, waarin Maroeto Nitimihardjo, op de foto die zijn pasje als lid van de BPKNIP tooide het de partijhouding ten opzichte van de Indonesische Revolutie, de Indonesische Republiek en de Indonesische regering verduidelijkte. De Proclamatie was de aanzet tot de Revolutie, die door het gehele volk werd gesteund. De huidige nationale revolutie zal moeten worden gevolgd door een sociale revolutie. Daartoe roept de PR op en daarbij is goede leiding van het hoogste belang. De Republik is het resultaat van de Proclamatie; voor een 100% onafhankelijke eenheidsstaat moet de strijd voortgaan. De regering moet eerlijk zijn en nauw aan het volk verbonden. Eénrichtingverkeer van regering naar volk is uit den boze. De vijand zal volk en regering willen scheiden. Daarom – en dit vormt het enige concrete voorstel in de verklaring – is reorganisatie van het bestuur op alle niveaus nodig, waartoe een orgaan moet worden gevormd.398 Soekarno benoemde twee PR-leden tot KNIP-lid: Maroeto en Poenidjo. 395 396 397 398

Kedaulatan Rakjat, 29-10-1946. Kedaulatan Rakjat, 8-2-1947. Kedaulatan Rakjat, 1- en 6-12-1946; Repoeblik, 2-12-1946. ‘Sikap Partai Rakjat’, Obor Rakjat 1-1(17-1-1947):10-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

612

Verguisd en vergeten

Poenidjo, uit Malang afkomstig, was actief geweest in Menteng 31 en een goede kennis van Soekarni. Hij was een broer van Armoenanto. Maroeto’s opmerkelijke overgang van politiek gevangene naar parlementslid werd nog vervolgd, toen hij werd verkozen tot lid van de nieuwe Badan Pekerdja.399 Het aantal van twee KNIP-leden lag ver onder de aan Soekarno gevraagde twintig leden – de helft van het PKI-aantal.400 De partij werd verder slechts opgesomd als deelnemer aan massavergaderingen of overleg in de Benteng Repoeblik. De PR slaagde er ook in, eindelijk, een eigen blad uit te geven. Als officieel orgaan verscheen op 17 januari 1947 in Solo ‘Obor Rakjat’ (Fakkel van het volk). Als redacteur trad Malelo Siregar op. De naam is schatplichtig aan Tan Malaka’s ‘Obor’, het illegale Pariblad, maar in de twintig bladzijden werd de naam Tan Malaka niet éénmaal genoemd. Het Hoofdbestuur leidde het ‘lang verwachte’ blad in, dat voorlichting wilde verschaffen over de moeilijke overgang van nationale naar sociale revolutie. De artikelen, meestal van fikse lengte, bleven nogal algemeen van toon. In verschillende toonaarden werd blijvend geloof uitgesproken in de kracht van de revolutie en het recht 399 Antara, 28-2-, 2-, 12- en 17-3-1947; Kedaulatan Rakjat, 22-3-1947; Seperempat abad DPR 1970:204. Maroeto was de enige van de 47 leden die tot de engere Tan-Malaka-kring behoorde. In de in de krant afgedrukte lijst wordt vermeld dat Poenidjo of Maroeto namens de PR de BP-zetel zal innemen. Het werd Maroeto. Antara, 24-3-1947 noemt Maroeto als lid, afwezig op de eerste BP-zitting, na de KNIP-Malang, in Djokja op 24 maart. Kahin (1952:204-5) noemt ook ‘Poemidjo’ als lid namens de PR. Zijn lijst van 47 namen bevat vele misspellingen, terwijl één lid tweemaal wordt vermeld. De lijst in Delar Noer en Akbarsyah 2005:396-7 telt 46 namen en wijkt maar in een paar namen af van die in Kahin. Ook hier worden Maroeto en Poenidjo beiden als lid opgevoerd. In de persverslagen over BP-zittingen wordt Maroeto tot juli 1947 niet bij name genoemd. Over Poenidjo: interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. 400 Interview Maroeto Nitimihardjo, 20-8-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

613

op onafhankelijkheid. Linggadjati werd afgekeurd en de Benteng Repoeblik in een aparte bijdrage toegelicht. De partijverklaring van november 1946 en statuten en huishoudelijk reglement vulden verder het nummer. Slechts twee auteurs schreven onder hun volledige naam: Jahja Malik Nasoetion en Matu Mona, die tien jaar eerder Tan Malaka’s buitenlandse avonturen romantiseerde. Een anoniem stuk, van een ex-Digoelist waarschijnlijk, ging over de Indonesisch-Australische betrekkingen. Het blad lijkt, met zijn lange, nogal theoretische stukken van getemperde militantie, vooral een kaderorgaan. Van dit maandblad is slechts de eerste aflevering bewaard gebleven – misschien wel de enige ooit verschenen.401 De gevolgen van Linggadjati werden besproken op de derde conferentie van de Partai Rakjat in Solo op 29 en 30 maart 1947. Het akkoord werd afgekeurd als strijdig met Proclamatie en 100% merdeka, en als opstap voor het imperialisme naar Indonesië als moderne kolonie. Om dat te verhinderen was grote oplettendheid nodig. In dat kader vroeg de PR om versterking van leger en lasjkar en versterking van de onderlinge eenheid. Ook paste daarin de onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen om ‘de strijd te versterken, de eenheid te smeden en de revolutie voort te zetten’. Daarnaast werd gevraagd om nationalisatie van grote bedrijven, het tegenhouden van buitenlandse investeringen, bestrijding van analfabetisme, openbaarmaking van alle notulen van de onderhandelingen en verkiezing van regionale commissarissen met brede bevoegdheden tot supervisie en coördinatie. Al met al was dit een gematigde verklaring, waarmee de PR zich niet buiten het Djokjase politieke bedrijf plaatste.402 Het lot van de Benteng Repoeblik zal hier ook zijn besproken. De conferentie besloot waarschijnlijk dat de federatie beter kon worden opgeheven; zo niet zou de PR zijn lidmaatschap opzeggen. In de verslaggeving is hiervan niets te vinden, maar een conferentie van de Benteng Repoeblik van 10 tot 12 mei in Djokja meldde in zijn besluitenlijst het uittreden van de PR.403 Lasjkar Rakjat Djawa Barat Op 24 november was de Lasjkar Rakjat Djawa Barat gevormd, bijna als directe reactie op het Linggadjati-akkoord dat in de felste bewoordingen 401

Obor Rakjat 1-1(17-1-1947). Aangehaalde artikelen: J. Nasution, ‘Mempertahankan kemerdekaan Indonesia’, pp. 1-3; S.O., ‘Benteng Republik’, pp. 4-5; Matu Mona, ‘Disekitar medan per­ tempuran’, pp. 6-8; ‘Indonesia dan Australia dimasa datang’, pp. 8-10. Malelo Siregar wordt als redacteur genoemd in Biographie wartawan 1958:86-7. 402 Genderang, 3-4-1947. Dit is, bij mijn weten, de enige plaats waar de verklaring werd afgedrukt. 403 Merdeka, 13-5-1947 (Antara).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

614

Verguisd en vergeten

werd afgewezen. Het was een groot succes voor de leiders van de Lasjkar Rakjat Djakarta Raya die hun invloedssfeer nu in gestructureerde vorm over vrijwel geheel West-Java hadden uitgebreid. De LRDB telde tien afdelingen; algemeen leider was Armoenanto. De gewapende macht zou tienduizend man tellen, terwijl nog twintigduizend ongewapende leden als onderdeel van de LRDB werden beschouwd. In het eigen gebied was er geen bereidheid tot onderschikking aan de TRI; de LRDB maakte aanspraak op het militaire oppergezag in de eigen regio. Vooral in Krawang en Cheribon waren zij een machtsfactor van betekenis. Politieke scholing en theorie stonden op het program en het dagblad ‘Genderang’ droeg het radicale ideeëngoed uit. They were the dominant military force on the northern coastal plain and were backed by Sjamsudin Tjan’s village defence system which gave then deep roots in the local countryside. They also had a central secretariat which was beginning to act effectively to formulate policy.404

Met zijn positiebepaling stelde de LRDB zich vierkant tegenover de regering en het leger dat in West-Java werd geleid door Nasution, een groot voorstander van de opbouw van een slagvaardig, modern, efficiënt en strak geleid elitekorps. Hij was in mei 1946 gekozen tot commandant van de Siliwangidivisie die geheel West-Java onder zijn hoede had. Daarin was geen plaats voor de lasjkar die ver ten achter bleven bij zijn professionele maatstaven en als verlengstuk fungeerden van politieke partijen of bewegingen. Hij moest bij het uitvoeren van zijn plannen echter voorzichtig manoeuvreren. Overreding, verlokking en dwang werden alle ingezet om de positie van Siliwangi te versterken – en met succes.405 Met Linggadjati en de daarvoor al overeengekomen wapenstilstand kwamen Siliwangi en LRDR recht tegenover elkaar te staan. In die periode, op 28 november, verdwenen regimentscommandant Suroto Kunto, zijn chef-staf en twee soldaten spoorloos tussen Krawang en Tjikampek. Ontvoerd en vermoord, hoewel hun lijken nooit zijn gevonden. ‘Zijn hele regiment werd woest, om niet te zeggen geheel Siliwangi’. Nasution onderzocht de zaak. De verdenkingen gingen in de richting van de Lasjkar Rakjat, maar bewijs werd niet verkregen en de Lasjkar Rakjat ontkende betrokkenheid. Nasution weerstond de aandrang tot onmiddellijk optrekken tegen de Lasjkar Rakjat. In dat geval voorzag hij veel bloedvergieten; de Lasjkar Rakjat was goed bewapend.406 404

Cribb 1991:127-8; Siliwangi 1968:185-6, 1979:85. Het aantal afdelingen in een rapport ‘Ichtisar Djawa-Barat dengan segala peristiwa disekitar kedjadian di daerah Krawang dan Tjirebon, p. 2, ongedateerd en in afschrift in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1697. De aantallen in interview Djohar Nur, Djakarta, 27-8-1980. 405 Cribb 1991:109-13. 406 Nasution 1978, IV:202 (citaat), 238-42, 1982:161; interview A.H. Nasution, Djakarta, 28-10-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

615

De uitgave van ‘Godam Djelata’ waarmee de eerste verjaardag van de LRDR werd herdacht

1980. ‘Verslag rapat di Markas Pertempoeran di Kedoeng-gede [24-11-1946], z.d., 3 pp, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1668, doet verslag van een bijeenkomst waar Suroto Kunto de ontwapeningsplannen moest uiteenzetten en verdedigen. Over de ontvoering en de naspeuringen: Kementerian Pertahanan, Bagian Biro Perdjoangan Karesidenan Djakarta, ‘Verslag rapat [29-11-1946] antara Badan2 Perdjoangan dan Tentara Poelisi serta Pamong Pradja’, Krawang, z.d., 3 pp., en over dezelfde vergadering ook: M.H. Gajo, ‘Rapat Tentara + Badan Perdjoangan dan wakil pemerintah tgl. 29/11-1946 di Krawang’, z.d., 2 pp.; verder ‘Lapoeran dari Toean Tanoedikoesoema, Wedana T.B. Poerwakarta, doeloe Wedana Krawang (19-XI-18/XII ’46)’, Poerwakarta, 28-12-1946, 2 pp.; ‘Rapat tanggal: 1-12-1946 di Gedoeng Bureau Perdjoangan Krawang’, z.d., 3 pp., doet verslag van een bijeenkomst van Siliwangi en 22 lasjkar-afgezanten, geleid door Wahidin Nasution, waarbij allen beloven zich in te zetten de verdwenen militairen op te sporen. De arts Darwis, prominent in de LRDR, werd meteen opgepakt door de Siliwangi, als represaille (Thamrin, Asisten Wedana, ‘Rapotan tentang pentjoelikan Dr. Darwis´, Poerwakarta, 18-12-1949, 3 pp.; Cribb 1991:129). R. Soeriodipoetro,‘Laporan tentang soeasana daerah Krawang’, [Djokja], 2-1-1947, 7 pp., bespreekt mogelijke daders. Het was mogelijk een NICA-provocatie, of een wraakneming van door Suroto Kunto ontslagen soldaten, of zelfs op een reactie op de geruchten dat Suroto Kunto overlegde met Nederland – dan werd zo’n actie zelfs begrijpelijk. In de volgende noot komt Soeriodipoetro’s status aan de orde. Alle aangehaalde archiefstukken in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1668. Cribb 1991:128-9 weegt de mogelijke daders. Dien Majid en Darmiati 1999:420, noot 55 wijst naar de LRDB als dader van ontvoering en moord, zoals ook Kharis Suhud 1997:339-41. Kharis noemt ook de regelmatige parades van de LRDR door Tjikampek waarbij zij ‘angstwekkende’ liederen als ‘Darah rakjat’ zongen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

616

Verguisd en vergeten

Langs andere weg werden de lasjkar uitgehold, waarbij Siliwangi werd geholpen door de aankondiging van plannen de lasjkar ondergeschikt te maken aan het leger. Siliwangi reorganiseerde en demobiliseerde ex-lasjkar-strijders en Nasution verdiende zo de naam ‘tukang lutjuti’ (ontwapenaar). Siliwangi probeerde de lucratieve handel tussen bezet Djakarta en de Republikeinse Ommelanden, waaruit de lasjkar een flink deel van hun inkomsten haalden, onder eigen controle te brengen. En van buiten WestJava haalde Siliwangi versterking. Een propagandaslag tussen Siliwangi en LRDB werd gevoerd over de steun van de bevolking. In LRDB-pamfletten werden Soekarno en Hatta uitgemaakt voor ‘verkopers van het volk en verraders van de Proclamatie’. Incidenten deden zich voor waarbij LRDB-leden werden ontwapend of zelfs gedood. Ook werden geruchten verspreid, die tot Djokja doordrongen, dat de LRDR Linggadjati wilde aanvallen, de trein waarin Sjahrir reisde had beschoten en de aanvoer van rijst naar Djakarta blokkeerde – volgens de LRDR alle leugens.407 Op 5 april – de regering had gezegevierd op de KNIP in Malang, de oppositie was aangeslagen en de LRDB had zich met zijn compromisloze opstelling losgemaakt van het Djokjase politieke bestel – besloot de Siliwangitop tot optreden tegen de LRDB. De Nederlandse opponent werd ingelicht over het voorgenomen optreden en indirect verzocht geen misbruik van de omstandigheden te maken. Die boodschap werd overgebracht. Op 17 april 407 Cribb 1991:129-30. De pamfletten in Nasution 1978, IV:201-2, 1978, V:151; Siliwangi 1979:85. In M.H. Gajo, ‘Rapat tentang kekaroehan di Krawang tanggal 7-12-1946’, z.d., 4 pp., komt divisiecommandant Moestopo naar Krawang om opheldering over de verdwijning te verkrijgen en moet hij meerdere keren verklaren dat hij niet uit is op ontwapening van de lasjkar. Letn.Kol R. Soeriodipoetro, ‘Lapoeran tentang pertemoean dalam Markas Poetjoek Pimpinan “Lasjkar Rakjat Djakarta Raya” di Krawang pada tanggal 28-12-1946 (djam 5 sore sampai 11 malam)’, z.d., 5 pp., beide in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1668, doet verslag van een zes uur lang gesprek tussen LRDB, met Soetan Akbar daarbij, en Siliwangi, waar diep wantrouwen uit spreekt over de ontwapeningsplannen van Siliwangi, en de conflicten over bevoorrading, handel en financiering worden besproken. Soeriodipoetro was door het TRIhoofdkwartier op 27 december naar Krawang gezonden om een rapport op te maken over de spanningen in Krawang. Zijn verslag ‘Laporan tentang soeasana daerah Krawang’, [Djokja], 2-1-1947, 7 pp. was vol begrip voor de lasjkar die zich terecht te weer stelden tegen blijkbaar aanwezige plannen hen te ontwapenen. Op 14 januari zond hij zijn conclusies naar president en opperbevelhebber (Let.Kol. Soeriodipoetro, Markas Besar Tentara, Staf Oemoem, ‘Lapoeran so’al Krawang’, M.B.T, 14-1-1947, 3 pp.). Hij oordeelde keihard over de Divisie in West-Java. De leiding was niet soepel, arrogant en dictatoriaal, zij trad ongekend wreed op tegenover de lasjkar, die zij minachtte, kleine geschillen werden opgeblazen; corruptie was alom verbreid onder de officieren en bestuurstaken werden onwettig overgenomen. De remedie was de vervanging van topofficieren, Nasution voorop, een verbod op inbeslagname van rubber en andere produkten en een andere opstelling tegenover de lasjkar. Verslaggeving over incidenten in Markas Poesat Lasjkar Rakjat Djakarta-Raya di Krawang, ‘Pemboenoehan anggauta L.R. di Tjarioek’, z.d., 3 pp. en ‘Pandangan ringkas tentang kabar bohong jang disiarkan di Djokja’, z.d., 3 pp. Al de archivalia in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1668.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

617

werd Krawang omsingeld en begon een heftige strijd, die werd beslecht door het overwicht aan zware wapens van de Siliwangi. Op 19 april trok de Siliwangi Krawang binnen; op 26 april was de rust hersteld en het TRI-gezag gevestigd. In Cheribon kostte de machtsovername minder moeite.408 Op 21 april en een paar dagen later gaf het ministerie van defensie verklaringen uit waarin de maatregelen werden gerechtvaardigd met verwijzing naar de onrust in Krawang en het verstoorde verkeer. Na mislukte pogingen tot vreedzame overeenstemming was gewapenderhand ingegrepen, nadat het LRDB als eerste de wapens had opgenomen. De acties hadden veel aandacht getrokken en zouden tot onderlinge verdeeldheid kunnen leiden. Overleg op het hoogste niveau in Djokja op 22 april met daarbij ministers van defensie en binnenlandse zaken, Soedirman en de politiechef had tot de besluiten geleid om de LRDB in Krawang en allen die hem steunden te ontwapenen, alsmede alle verdachte personen in dit verband te arresteren. Een onderzoekscommissie zou naar Krawang worden gestuurd.409 De commissie werd op 30 april door Amir Sjarifoedin ingesteld, geleid door minister Wikana. De elf mannen kwamen uit PS- en TRI-hoek of waren hoog ambtenaar – enig begrip voor de LRDB-opvattingen was niet te verwachten. Het rapport heb ik niet gevonden en is wellicht nooit verschenen als gevolg van de Nederlandse aanval van juli 1947.410 Op 16 mei stuurde de intelligence van het ministerie van defensie een advies rond dat de ‘destructieve’ invloed van de LRDB op de ‘stabiliteit’ van de Republik moest worden tegengegaan. De LRDB diende scherp in de gaten worden gehouden en passende maatregelen moesten worden genomen.411 De zuivering in Cheribon vond plaats na de buitengewone conferentie van de LRDR die op zeer korte termijn voor 17 tot 19 april was bijeengeroepen. ‘Genderang’ kon nog melden dat Sjahrir een telegram had gestuurd dat hij tot zijn spijt niet kon komen. Soedirman betuigde dat zelfde en sprak zijn hoop uit dat het tot eenheid zou komen onder een duidelijk commando. En doelde hij hiermee op de plannen lasjkar en TRI bijeen te brengen? 408

Nasution 1978, IV:442-3; interview A.H. Nasution, Djakarta, 28-10-1980; Cribb 1991:131; Siliwangi 1968:187-8, 1979:86. Over de strijd in Krawang op basis van de Republikeinse berichtgeving: Weekoverzicht van de afdeeling Voorlichting Overzeesche Gebiedsdelen (RVD) 2-16(244/1-5-1947):6-7; Indische Documentatiedienst van A.N.P.-Aneta 2-17(30-4-1947):206-8, die zich beide vooral baseren op Sin Po, 23-4-1947. 409 ‘Pendjelasan dari Kementerian Pertahanan tentang Peristiwa Krawang’, z.d., in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1044. 410 Besluit tot instelling door president Soekarno, Jogjakarta, 30-4-1947, in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1046. 411 Kementerian Pertahanan, Oeroesan A.L.R.I., Bagian C Poesat, ‘Pendjelasan’, Djokjakarta, 16-5-1947, 2 pp., in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1697. ‘Otak haroes dingin’, Pacific, 7-5-1947 meent dat de ontwapening slechts de Nica in de kaart speelt. De krant hoopt dat de gang van zaken zich niet uitbreidt tot Midden- en Oost-Java en roept op tot kalmte. Maar wel wordt ongerust opgemerkt dat een decreet van Soekarno van 5 mei zegt dat leger en lasjkar in één organisatie moeten worden bijeengebracht – en dat baart zorgen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

618

Soetan Akbar

Hasan Gayo

Armoenanto leidde het congres. Lasjkarvertegenwoordigers vulden de zaal, aangevuld met Benteng-afgevaardigden, van wie Roestam Effendi en Maruto, namens de Partai Rakjat Djelata, werden genoemd. De strijd in Krawang – in volle gang – werd genoemd, als een betreurenswaardig voorbeeld van strijd van volk tegen leger. Voorgesteld werd een commissie in te stellen die een wapenstilstand moest bewerkstelligen en vervolgens de rust handhaven. TRI-eenheden die negatief door het volk werden beoordeeld moesten vertrekken. De commissie, met daarin Roestam Effendi en vertegenwoordigers van bestuur en lasjkar in Cheribon, moest Soedirman benaderen en hem vragen de TRI bevel tot terugtrekken te geven. Op de conferentie waren zeven afdelingen verschenen. In Tegal, Pemalang, Slawi, Poerwokerto en Bandjar waren afdelingen in oprichting. In Bandjar was recent de Lasjkar ontwapend door het leger. De LRDB moest zich ook in Solo, Malang, Banten en elders vestigen; afgezanten daarheen werden aangewezen. Armoenanto legde de opstelling van de LRDB uit. In samenwerking met de andere Benteng-leden werd verzet gevoerd tegen Linggadjati, tegen het buitenlands kapitaal, tegen diplomatieke spelletjes. LRDB is sterk en staat aan de goede kant. De leiding telt vele goedgeschoolde pemuda, die communist zijn, maar tegen de PKI. A.Komaleden strijden onbaatzuchtig en met grote offerbereidheid mee. Zij voelen zich verwant aan PKI Merah en PRD en zien Roestam als hun leider. Zij zijn in staat de proletarische revolutie te leiden. Met spijt werd de koers van de Lasjkar Rakjat van Sakirman beschouwd

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

619

– die manschappen zouden moeten worden overgehaald de LRDB te volgen of anders uit de regio moeten verdwijnen. In Cheribon en Bandjar was de invloed van de PKI tot minieme proporties teruggedrongen. Roestam Effendi hield een rede – natuurlijk. De Revolutie was ingezet en mocht niet worden onderbroken. Van de intellectuelen die opriepen tot diplomatie hing de zege van de revolutie niet af – de proletarische inzet van het proletariaat zelf was daartoe voldoende. En Roestam haalde uit naar regering en leiders, die het volk bestreden. Zij kunnen het volk niets bieden dan bedrog. Wij moeten de belangen van de boeren verdedigen en zij zullen ons dan volgen. Maruto riep op tot verzet tegen contrarevolutie en provocatie, maar liet de weg open naar een parlementaire verwerping van Linggadjati. Tot de besluiten behoorde de goedkeuring van het uittreden uit de Benteng Repoeblik. In een motie werd vastgelegd dat Sakirman niet werd erkend als hoofd van de Lasjkar Rakjat van geheel Java en werd de opheffing van het Biro Perdjoeangan gevraagd. Lasjkar bleven nodig zolang de Indonesische onafhankelijkheid nog minder dan 100% inhield. De LRDB was van plan een congres van Lasjkar Rakjat uit geheel Indonesië bijeen te roepen. Wat de eigen zaken betreft besloot de LRDR meer aandacht aan kadervorming te besteden.412 Het congres vormde het slotakkoord van de LRDB-actie in de grotere ­plaatsen van West-Java. Meteen na afloop nam de Siliwangi het gezag over. Van de leiders werden Wahidin Nasution, Sidik Kertapati en Hasan Gayo opgepakt en gevangen gezet. Armoenanto en Koesnandar vluchtten en doken onder in Midden-Java. De LRDB-manschappen gingen deels op in het leger, andere zochten een ander métier. De greep op de Krawangse regio was voorgoed voorbij. De eigen krant ‘Genderang’ staakte het verschijnen. Cribbs harde oordeel luidt: ‘The organisation’s command structure was too fragile, its economic base too weak, and its reputation too badly damaged for it to reassemble’. De LRDB verdween niet geheel en al: ‘Weakened and demoralized, scattered units fled into the remoter parts of the region to continue the struggle’. De Pasoekan Matjan Tjitaroem bleef voortbestaan. Sastrosoewirjo trok uit Cheribon naar de bergen ten zuiden, bij Tjiwaroe. Goenoeng Sanggaboeana werd een toevluchtsoord voor de Krawangse militairen. Een aantal week uit naar Djakarta en stelde zich zelfs onder Nederlands commando; weer anderen trokken naar Midden-Java waar de leider van het eerste uur Soetan Akbar sinds april 1946 was beland als Lasjkar-vertegenwoordiger bij het Biro Perdjoeangan. Maar de nationale aspiraties van de LRDR lagen aan duigen en 412

Rapport ‘Ichtisar Djawa-Barat dengan segala peristiwa disekitar kedjadian di daerah Krawang dan Tjirebon, 6 pp., ongedateerd en in afschrift in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1697; Genderang, 17- (aankondiging), 19- en 21-4-1947. Pacific schreef een commentaar vooraf over de conferentie, met vriendelijke woorden over de LRDB-inzet, die van militair ook moest worden vertaald in politieke actie voor de idealen (‘Lasjkar Rakjat Djawa Barat’, Pacific, 17-4-1947).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

620

Verguisd en vergeten

de eigen politieke ideeën konden alleen worden hooggehouden in een kleine kring van geïsoleerde guerrillastrijders. Het onderscheid met de bendes die ook in afgelegen streken voortbestonden werd in deze omstandigheden klein.413 Partai Rakjat Djelata Tot geestverwant van de PR kon zeker de Partai Rakjat Djelata worden gerekend, die al actief was vóór Tan Malaka in de openbaarheid trad. Op 1 oktober 1945 werd deze als Persatoean Rakjat Djelata in Djakarta opgericht.414 Een ledenvergadering in Djakarta op 4 oktober stelde zich geheel achter president Soekarno en verklaarde zich volledig bereid voor de Republik te strijden.415 In een ‘eerste verklaring’ maakte de PRD in november zijn bestaan bekend en gaf hij zijn bestuur namen: voorzitter Abdulrachman, vice-voorzitter St. Dawanis en de leden M. Karnawidjaja, Abdulrachman Kosim, Soerip Soeprastijo en Muhammad Arsad, allen zonder een bekend verleden in politieke actie. De kern van de verklaring vormde een protest tegen de ‘sikkel en hamer’ die de pas heropgerichte PKI als partijsymbool gebruikte en die de PRD eveneens benutte. In één adem werd de verklaring over de herleefde PKI als ‘afkomstig van de vijand’ bestempeld. De PRD was gebaseerd op ‘kedjelataan’ (‘proletariërschap’) en keerde zich tegen ieder die de Republik wilde schaden.416 De Persatoean besloot zich op 9 december voortaan Partai te noemen.417 Een lange verklaring die Antara op 5 januari verspreidde vormde een volgend levensteken van de PRD, waarin de – verder onbekende – Garda, Perdi418 en Oesaha Rakjat Djelata waren opgegaan. Tegenover het geallieerde optreden, en vooral de Nederlandse provocaties – aanslagen op leiders van de Republik en het in brand steken van kampongs – waren protesten vergeefs gebleken. Bij herhaling was dan een totale boycot van Nederland op zijn 413 Cribb 1991:132; interview Wahidin Nasution, Djakarta, 6-11-1980. Siliwangi 1968:189-90, 1979:85-7 en Nasution 1978, V:151-2 noemen het overlopen naar Nederlandse zijde. Het laatste nummer van Genderang dat ik heb gezien dateert van 21 april. 414 Kedaulatan Rakjat, 9-11-1945. 415 Merdeka, 7-10-1945. 416 Kedaulatan Rakjat, 9-11-1945 (Antarabericht). Geen van de bestuursleden werd genoemd in Orang Indonesia 1944 dat van drieduizend Indonesische prominenten biografische gegevens verschaft. Het partijsymbool was sikkel en hamer, omlijst met de letters PRD. 417 KITLV, Collectie-Gobée H 795-34. 418 Merdeka, 1-12-1945 plaatst een Antarabericht, dat de oprichting van de Persatoean Rakjat Djelata, afgekort Perdi, in Kediri op 30 november meldt. Als doel wordt scholing in politieke, economische en sociale aangelegenheden genoemd. Een verband lijkt voor de hand te liggen, maar het is onduidelijk hoe de relatie van de vooral Djakartase PRD naar Kediri is gelopen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

621

plaats, met inbegrip van het stopzetten van de evacuatie van Nederlanders naar de steden met geallieerde bezetting. Sjahrir werd tevens herinnerd aan zijn uitspraak dat hij pas na erkenning van de Republik met Nederland wilde onderhandelen.419 In januari 1946 verhuisde de PRD naar Krawang, buiten Nederlands bereik, nadat het partijkantoor was doorzocht en papieren in beslag waren genomen. De PRD beschikte over een eigen Lasjkar dat Angkatan Moeda werd genoemd en werd geleid door D.M. Nasoetion.420 In zijn strijdprogramma noemde de PRD zich de politieke partij van het proletariaat of de marhaen, die in nauw contact met de er aan verbonden vakbonden, boerenbonden en defensieorganisaties regering en staat moest beheersen. In de doelstelling stonden antikapitalisme en anti-imperialisme; revolutionaire strijd moest een socialistische maatschappij tot stand brengen. Dit werd nog uitgewerkt in een radicaal programma, dat overigens niet erg specifiek werd.421 De PRD was een onvoorwaardelijke supporter van de PP, maar was noch als partij noch door zijn voormannen opvallend. In Djatinegara (Djakarta) verscheen ook het tweewekelijkse partijorgaan ‘Soeara Rakjat Djelata’, waarvan slechts één aflevering is bewaard gebleven, met uniek materiaal over de PP. Verder was de inhoud abstract, met lange stukken over de kenmerken van de ‘jonge generatie’ en de volkssoevereiniteit, een ‘vrouwenrubriek’ en een dialoog tussen ‘hamer’ en ‘sikkel’.422 Na drie nummers werd de uitgave van het blad om financiële redenen gestaakt.423 Van 25 tot 27 september 1946 hield de PRD zijn eerste congres in Cheribon. De plaats lijkt niet toevallig; hier was ook de LRDB sterk vertegenwoordigd. Er werden radicale resoluties aangenomen: tegen overeenkomsten met Nederland in bijvoorbeeld een Rijksverband, tegen de Nederlandse deelstaten, tegen de overdracht van steden. Verder moesten ambtenaren worden gestraft voor hun fouten en diende ‘algemene samenwerking’ tot stand te worden gebracht. Verder werd tot een fikse herschikking van het bestuur overgegaan.424 Het Linggadjati-akkoord werd vanzelfsprekend afgekeurd, 419

Berita Indonesia, 5-1-1946; Kedaulatan Rakjat, 7-1-1946. Kepartaian 1951:261; KITLV, Collectie-Gobée H 795-34. Over de Nederlandse raid: Antara, 6-2-1946. Sidik Kertapati 1964:148 noemt Lasjkar PRD als actief in de eerste revolutiemaanden, met een roodwit vaandel waarop hamer en sikkel. 421 ‘Pergerakan Indonesia IV; Partai Rakjat Djelata’, Revue Indonesia 1-6(februari 1946):81-3. Revue Indonesia publiceerde in elke aflevering beginselverklaring, statuten en reglementen van een partij. Dit PRD-materiaal is nergens anders bewaard gebleven. Een latere versie hiervan werd afgedrukt in Kepartaian 1951:262-8. KITLV, Collectie-Gobée H 795-34 bevat een vertaling. 422 Soeara Rakjat Djelata 1-2(5-2-1946). Merdeka, 1-2-1946 meldde het verschijnen van het eerste nummer. 423 Kepartaian 1951:262. 424 Merdeka, 4-10-1946 (Antara) noemt de besluiten; Kepartaian 1951:261 de bestuursmutaties. Slechts voorzitter Abdulrachman werd gehandhaafd; hij kreeg de nieuwelingen Nuch Hasan, 420

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

622

Verguisd en vergeten

zoals al vermeld. Het bestuur besloot in Solo op 4 december hiertoe.425 Het West-Javaanse zwaartepunt werd blijkbaar verlegd naar het politieke machtscentrum. In Djokja werd eind januari 1947 een openbare vergadering belegd, met driehonderd bezoekers, waar een afdeling werd opgericht.426 Voor het tweede congres, met spoed bijeengeroepen, was Linggadjati van 6 tot 8 februari 1947 plaats van handeling. Het verzet tegen het akkoord zal geen discussiepunt hebben gevormd. De aangenomen resoluties vroegen om een PRD-vertegenwoordiging in de KNIP, een snel onderzoek van de politieke gevangenen en vrijlating van D.M. Nasoetion, de voorman van de Lasjkar PRD, die op 13 januari in Djakarta door de NICA was opgepakt.427 Het bestuur werd opnieuw samengesteld. Soetan Dawanis, pas uit het gevang, waarin hij waarschijnlijk na de 3-juli-coup was opgeborgen, werd voorzitter. De bestuurszetel werd verplaatst naar Solo.428 De PRD kreeg van Soekarno slechts één zetel toebedeeld in de KNIP. Uit protest hiertegen en tegen de procedure in het algemeen liet de partij die zetel onvervuld.429 Het was de reden voor bitter commentaar op de regering en misprijzende kwalificaties van de KNIP – de PRD telde toch 33 afdelingen in 7 residenties met 39.000 leden.430 Een PRD-lid reageerde hierop door het bestuur inactiviteit te verwijten. KNIP-zetels waren geen geschenk, maar het resultaat van politieke strijd.431 Een antwoord hierop prees de PRD-actie onder het proletariaat, waarbij de PRD in Djakarta pioniersarbeid verrichtte, en was er van overtuigd dat de regering de ‘grote verdiensten’ van de PRD alsnog zou erkennen.432 Deze polemiek in ‘Genderang’ zal ook in verband staan met een noodconferentie in Solo in maart 1947, waarbij twee bestuursleden werden verImam Soepangkat, Soeprapto en Aziz Joesak naast zich. Deze bron dateert het congres op ‘midden 1946’. Boeroeh, 23-9-1946 kondigde het congres aan. De lokale krant Berita Harian meldde op 21-8-1946 de resultaten van de verkiezing van een nieuw bestuur voor de afdeling. Voorzitter werd Muhd. Sjatrie. 425 Repoeblik, 10-12-1946; Boeroeh, 11-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 12-12-1946. 426 Kedaulatan Rakjat, 1-2-1947. 427 Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 13-2-1947. Het congres werd aangekondigd in Kedaulatan Rakjat, 31-1-1947. De ‘kidnap’ van Nasoetion werd gemeld in Kedaulatan Rakjat en Boeroeh, 18-1-1947. 428 Repoeblik, 7- en 10-2-1947; Kedaulatan Rakjat, Merdeka en Boeroeh, 13-2-1947; Kepartaian 1951:261. Uit het nieuwe bestuur verdwijnen drie leden; ex-voorzitter Abdulrachman werd belast met politieke zaken. 429 Daulat, ‘P.R.D. dengan K.N.I.P.’, Genderang, 21-3-1947. Kedaulatan Rakjat, 26-2-1947 meldde dat de PRD vier zetels waren toegewezen, en noemde zelf de vier PRD-leden die deze zouden bezetten. 430 Daulat, ‘P.R.D. dengan K.N.I.P.’, Genderang, 21-3-1947. In Soeara Rakjat Djelata verschenen artikelen onder hetzelfde pseudoniem. 431 Anggauta P.R.D., ‘P.R.D. dengan K.N.I. Poesat’, Genderang, 25-3-1947. 432 Si Matjan, ‘P.R.D. dengan K.N.I. Poesat’, Genderang, 5-4-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

623

vangen. Van de discussie en besluiten daar is niets overgeleverd, maar KNIPlidmaatschap, Linggadjati en verdere actie in Benteng-verband liggen als onderwerpen voor de hand.433 De PRD bleef actief lid van de Benteng Repoeblik.434 Na het aftreden van het kabinet-Sjahrir in juni 1947 gaf het hoofdbestuur in Djokja een verklaring uit, waarin het vroeg om een coalitiekabinet en de vrijlating van de politieke gevangenen, van wie de inzet in ‘deze kritieke tijd’ hoognodig was, en de Lasjkar PRD van drieduizend man ter beschikking stelde van het leger.435 Uit al deze versnipperde en beperkte gegevens rijst een partij op, met het zwaartepunt in West-Java, met een blijkbaar proletarische aanhang en een leiderschap uit diezelfde kring. De partij stond min of meer buiten de kring van spraakmakende en invloedrijke politici en organisaties, die in de Republik de dienst uitmaakten. De politieke invloed was daarom niet navenant aan de aanzienlijke aanhang. In ideologisch opzicht was de PRD ‘communistisch’, maar op de finesses daarvan werd niet ingegaan: een onafhankelijke, socialistische staat was het einddoel. Daarin paste steun aan PP en Benteng Repoeblik, maar werd een al te militante opstelling en toon tegenover de regering slechts zelden gekozen. Uit de hoek van LRDB en PRD lijkt een vlugschrift afkomstig van Guerilla Murba getiteld ‘Bapa Rep. Indonesia’, waarin allereerst Tan Malaka’s levensloop – een betrouwbaar overzicht, met aandacht voor zijn ontlopen van Japanse arrestatie tijdens de bezetting. De hoopvolle periode na de Proclamatie kwam ten einde toen Sjahrir premier werd en de Proclamatie verried. Zijn diplomatie verkocht het vaderland. Linggadjati volgde en daarna een broederstrijd tegen een aantal lasjkar – een verwijzing naar de TRI-LRDB-gevechten in april 1947. Sjahrirs aftreden in juni 1947 werd nog niet genoemd. Een datering rond mei 1947 lijkt dan plausibel. De schrijver besluit met de uitspraak dat Indonesië door, met en voor de moerba moet worden bestuurd. Dat is nu niet het geval, met op eigenbelang gerichte ministers en het ontbreken van echte revolutionairen; overigens valt Soekarno buiten dit verwijt, zegt de auteur.436 A.Koma A.Koma, de door Ibnu Parna gedomineerde afsplitsing van Pesindo, schuwde harde taal niet, en trok hard van leer tegen zijn vroegere partijgenoten. Deze schroomden niet hun machtspositie uit te buiten ten koste van Ibnu Parna. Hij moest zich na het laatste PP-congres in Madioen verbergen, en 433

Kepartaian 1951:261 is de enige bron over deze noodconferentie. In mei 1947 werd de PRD gevraagd één van de vijf presidiumleden te leveren (Kedaulatan Rakjat, 12-5-1947). 435 Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947. De bijeenkomst was op 25 juni. 436 De originele tekst, drieënhalf foliovel, in NA, PG 485. 434

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

624

Verguisd en vergeten

na de 3-juli-coup werd hij opgesloten. Hij ontsnapte uit zijn hechtenis en dook onder. Zo werd A.Koma in het geheim opgezet, trad hij in juni 1946 officieel naar buiten, maar werd na juli 1946 gedwongen een half-legaal, half-illegaal bestaan te leiden. A.Koma stelde zich hierop ook in, en voor de jonge militante leden zal die illegaliteit ook zijn bekoring hebben gekend. In de loop van 1947 werd zo’n functioneren zelfs vastgelegd in een organisatieschema, waarin een openbaar deel werd aangevuld met een geheim deel. Een ‘afdeling oppositie’ had tot taak ‘het plegen van stelselmatige sabotage, provocatie en het voeren van oppositie in andere verenigingen’ en diende door celvorming te infiltreren in ‘andere, invloedrijke verenigingen’. Een ‘speciale afdeling’ hield zich bezig met ‘cowboy-stunts’.437 Lettercodes, en codes voor eigen- en plaatsnamen waren opgesteld om de ondergrondse actie te versluieren.438 Naar buiten toe was van de A.Koma niet veel te bespeuren. De opsluiting van Ibnu Parna, en daarna zijn hachelijke vrijheid als ontvluchte gevangene waren daarvoor in belangrijke mate verantwoordelijk. Zijn pennenvruchten werden zo in hun verspreiding geremd. De A.Koma slaagde er niet in een periodiek uit te brengen, en mocht alleen hopen zijn persberichten terug te vinden in de dagbladen. Dat lukte zelden; alleen de afwijzing van Linggadjati, waarmee A.Koma de eerste organisatie was, leverde enkele regels op. Daarna sloot A.Koma zich aan bij de Benteng Repoeblik. Als grondslag werd vastgelegd strijdvaardigheid om een maatschappij te vormen zonder klassetegenstellingen, zonder uitbuiting en onderdrukking van mensen door mensen, en als doel strijd ter verdediging van het onderdrukte volk en deelname aan de revolutie van het uitgebuite volk. De strijdfilosofie was marxisme-leninisme-stalinisme. De leden waren pro-communistische jonge mannen en vrouwen die in A.Koma een kweekbed vonden voor de verdedigers van de proletarische klasse.439 Het grotere publiek probeerde A.Koma te bereiken met een drietal brochures. De eerste hiervan is niet overgeleverd, de volgende twee zijn slechts in afschrift of vertaling bewaard gebleven, na inbeslagname door Republikeinse politie en Nederlands leger. Dat duidt niet op grote verspreiding. Het waren overigens geen geheime brochures. Zij waren gedrukt en als uitgever stond het secretariaat van het hoofdbestuur van A.Koma vermeld, met adres in

437 ‘Schema voor A.Koma organisatie in een residentie’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 108-9, in NA, PG 974. Dit schema was gedateerd 4-6-1947. 438 Deze codes, gedateerd 3-6-1947, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 110-8, in NA, PG 974. 439 Dit is ontleend aan Supardo 1951:42 waar geen datering wordt verschaft en de naam als Acoma wordt gegeven. Deze beginselen lijken te dateren uit deze periode.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

625

Een vlugschrift van het secretariaat van de leiding van A.Koma. Tan Malaka: ‘Geen onderhandelingen met het mes op de borst’. Gromyko: ‘Met een zwaard tegen het hoofd kan de Republik niet onderhandelen’. De stem van de strijdende Murba, Tan Malaka, en de stem van Gromyko, de Russische vertegenwoordiger in de Verenigde Naties, moeten natuurlijk een richtsnoer vormen. Waarom wordt Tan Malaka nu nog steeds vastgehouden? De strijdende Murba eist de vrijlating van Tan Malaka.

Djokja. Beide zijn rond december 1946 verschenen.440 Brochure 2 verzamelt een aantal oprichtingsstukken van A.Koma, vervolgd met politieke verklaringen over de verhouding A.Koma-PKI en het akkoord van Linggadjati. Ibnu Parna had hiervoor op zijn schuiladres zijn pen in gal gedoopt. De eerste verklaring, met de datum 25 oktober 1946, moet ‘helaas’ instemmen met de mededeling van de PKI, kort na oprichting van A.Koma, dat PKI en A.Koma geheel los van elkaar staan. Alleen de naam ‘communistisch’ wordt gedeeld, aldus A.Koma. Fundamenteel bezwaar bestaat tegen de PKIuitgangspunten dat het socialisme pas kan worden verwezenlijkt met steun van de meerderheid van de bevolking en dat nu sprake is van een nationale revolutie. A.Koma stelde daartegenover dat een voorhoede van kaders uit naam van de massa van het volk een socialistische omwenteling kon teweeg440

Brochure 2 gaat nog uitvoerig in op het Linggadjati-akkoord dat 18 november 1946 werd openbaar gemaakt. Het voorwoord van brochure 3 is gedateerd op 10 november 1946. Als brochure 3 verscheen na brochure 2 resulteert de genoemde verschijningsdatum.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

626

Verguisd en vergeten

brengen. Met de nationale revolutie als voorloper van de sociale revolutie was A.Koma het geheel oneens, zoals al bij de oprichting uiteengezet (zie pp. 388-9). De PKI dient zich te ontdoen van de ‘Sibar-elementen’. Deze ‘handlangers van Van der Plas’ hebben zich in de PKI genesteld. Om hun positie veilig te stellen volgen zij een gematigde koers en belasteren zij allen die de Sibargeheimen kennen. Als reactie is zo ook de Partai Rakjat ontstaan. Tot slot is officiële, heldere en eerlijke verantwoording nodig zodat de 1001 verhalen rond de opstand van 1926, met alle beschuldigingen en verdachtmakingen, kunnen worden ingetrokken. Om al die redenen zei A.Koma ‘nee’ tegen de PKI.441 In de notities over Linggadjati wordt uitvoerig uiteengezet dat de voorstanders zich ten onrechte beroepen op de overeenkomsten met het verdrag van Brest-Litovsk. Lenins tactische opstelling werd aangevuld met radicale binnenlandse hervormingen; het kwartet Soekarno-Hatta-Sjahrir-Amir buigt in een principiële kwestie en geeft de economische macht terug aan ‘Hare Majesteit Koningin Wilhelmina’. De vergelijking met de ‘adempauze’ van Lenins Nieuwe Economische Politiek (NEP) gaat evenmin op. Lenin consolideerde de verworvenheden van zijn revolutie; Linggadjati’s adempauze brengt slechts de onvoorwaardelijke overgave naderbij. De hoofdfout van de voorstanders van het akkoord is dat zij zich niet los hebben kunnen maken van de antifascistische oorlogscoalitie. Met de nederlaag van het fascisme staat Rusland tegenover Amerika en Engeland. De miskenning hiervan leidt hen op het geheel verkeerde spoor met rampzalige gevolgen. Dit alles werd al scherp gezien door de PP, met een radicaal-revolutionair programma. Maar het regerende kwartet brak het volksfront af, met hulp van ‘drie divisies kapitalistische agenten uit Australië, Amsterdam en Batavia-Centrum’. Hun ‘valse propaganda en laaghartige, verraderlijke fluistercampagne’ leidden tenslotte tot de arrestatie van de PP-voormannen. Het verzet tegen Linggadjati wordt nu ook in gematigde kring gesteund; dezelfden die ooit de PP mee hielpen liquideren. De inzet tegen Linggadjati moet ook vergezeld gaan van de inzet om de celdeuren van de echt-revolutionaire politieke leiders te openen, en ook het betuigen van steun aan de gevangen leden van de Persatoean Perdjoeangan. Anti-Linggadjati, maar anti-promotor van de PP is een teken van onoprechtheid. Durf tot verzet tegen Linggadjati, maar angst voor de naam Tan Malaka is een teken van valsheid. In het verzet tegen het akkoord van Linggadjati moeten wij ons inzetten om de revolutionaire leiding toe te vertrouwen aan waarlijk revolutionaire voormannen.442 441 ‘Sikap A.Koma terhadap P.K.I.’, in NA, PG 927, vertaald in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 78-9, in NA, PG 974. 442 Deze verklaring in NA, PG 927, vertaald in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 79-83, in NA, PG 974.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

627

In zijn eerste, geheime vergadering in april 1946 had A.Koma besloten om de literatuur van de PKI-leiders Tan Malaka en Moeso te bestuderen om tot een goed oordeel te komen over de te volgen koers. De keuze was op Tan Malaka gevallen. In brochure 3 werd dat nog duidelijker met lange aanhalingen uit Massa actie, Tan Malaka’s brochure uit 1926, die het verhaal openden en sloten. De brochure droeg als titel ‘Overzichtelijk verslag voor de nieuwe kameraden’. ‘Talrijke jonge kameraden’ worden zich geleidelijk bewust dat zij worden gebruikt door ‘de gematigd-revolutionnair-opportunistische groep’. Zij willen zich daarvan losmaken. ‘De Angkatan Komoenis Moeda is nu geworden de ankerplaats en hoop van deze jongeren. Duizend-en-één vragen worden tot de Angkatan Komoenis Moeda gericht.’ Op al die vragen wil de brochure, aldus het voorwoord, antwoord geven. Dat antwoord werd geschreven met rode inkt – een reactie op Tan Malaka die zegt dat het tweede hoofdstuk van de Indonesische Revolutie met witte of rode inkt zal worden geschreven. A.Koma staat tegenover de kapitalisten en hun aanhang. Dat conflict wordt met de dag duidelijker en scherper; de kristallisatie is overal te bespeuren. Het eerste deel van de brochure stelt in dertien gebeurtenissen sinds de Proclamatie de houding van de Republik – diplomatie, afwachten en oproepen tot rust en kalmte – tegenover de revolutionairen, die voor strijd en verzet kozen tot behoud van het onvervreemdbaar recht op onafhankelijkheid.443 Namen werden hier niet genoemd, maar die werden volop genoemd in het tweede deel; een historisch overzicht van het conflict tussen PP en regering, sterk onder invloed van de Partai Sosialis. Ibnu Parna – het verslag verschaft nogal wat informatie, die slechts van hem afkomstig kan zijn – volgt de PS-pogingen de PP uit te hollen, het verloop van de KNIP-zitting in Solo en zijn royement uit en vervolging door de Pesindo. Zijn gramschap richt zich in gelijke mate op het kwartet Soekarno-Hatta-Sjahrir-Amir. Lof is er tot slot voor de PP, die duidelijkheid schiep, de proletarisch-radicaal-revolutionaire denkwijze verbreidde en de avonturiers/quasi-revolutionairen ontmaskerde.444 Zijn overzicht is een waardevolle, aanvullende bron over de gang van zaken in met name de KNIP-Solo. In een slothoofdstukje keert Ibnu Parna terug naar Tan Malaka, en naar Van der Plas, de gevreesde Nederlandse tegenstander. In Melbourne schoolde hij de aanstaande bestuursambtenaren voor Nederlands-Indië. Voor hen deelde Van der Plas eens mede dat onder de Indonesische leiders Tan 443 A.Koma-brochure 3, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 84-95, in NA, PG 974. 444 A.Koma-brochure 3, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 96-106, in NA, PG 974.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

628

Verguisd en vergeten

Malaka het meest intelligent was, dat hij de gevaarlijkste was voor wie men het meest op zijn hoede moest zijn, terwijl aan de actie van Tan Malaka een einde diende te worden gemaakt. Wij weten wie Van der Plas is. Hij is een figuur uit N. Indië, die uiterst glad, wreed en knap is. Wij zijn nu niet verbaasd, dat een dag voor de arrestatie van Tan Malaka te Madioen plaats had, de Nederlandse radio het uitgilde, dat hij al gearresteerd zou zijn. De Nederlanders hebben alles in het werk gesteld aan de naam van Tan Malaka schade te berokkenen. De Nederlanders zonden een bende lieden uit, die zich overal voor Tan Malaka moesten uitgeven. Een fluistercampagne werd jarenlang gevoerd om valse berichten over Tan Malaka te verspreiden. Voorts heet het, dat deze Nederlandse fluistercampagne, welke zeer gevaarlijk was, door de gematigde groep werd gerelayeerd.445

A.Koma was lid van de Benteng Repoeblik, en werd als zodanig genoemd in de persberichten van dat verband. Daarbuiten was er weinig te bemerken van A.Koma, althans in de pers. Slechts een al aangehaalde militante oproep aan de BP om de vrijlating van de politieke gevangenen te bepleiten is te vinden. Positieve geluiden ontbraken en de Sajap Kiri vond het beter er het zwijgen toe te doen – met twee uitzonderingen. Bujung Saleh schreef een lange reactie op A.Koma’s verklaring tegen Linggadjati, waarin hij langs bekende lijnen het akkoord verdedigde. Slechts in een kadertje trok hij van leer tegen A.Koma, die proletarische jongeren ‘in de val lokte’, en verder contrarevolutionair en trotskistisch werd genoemd.446 Soegijono, één van de deelnemers aan de eerste geheime bijeenkomst in april 1946 waar de aanzet tot A.Koma werd gegeven, keerde terug naar de grote socialistische zuil en waarschuwde voor Ibnu Parna en zijn ‘linkse Pesindo’. A.Koma was ‘zeer reactionair’, stond inderdaad los van de PKI, en maakte zo misbruik van de naam communisme. Communistische partijen waren deel van een strak georganiseerde wereldbeweging; A.Koma stond daarbuiten en was sektarisch. Zijn doelen waren verward en geheimzinnig, de organisatie ‘een vlieg’ vergeleken met de communistische wereldreus. Soegijono riep de A.Koma-jongeren op hun machteloze organisatie te verlaten; andere pemuda moesten waakzaam blijven tegen het gevaar ‘onbewust reactionair’ te worden.447 445 A.Koma-brochure 3, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 107, in NA, PG 974. Van der Plas was ook onderwerp van een pamflet uit Akomahoek, ondertekend door Bambang Madilog, Malang, 15-7-1947, dat langs dezelfde lijnen Van der Plas aanhaalt en aanvalt (Staf A-Divisie, Kantoor Inlichtingen, Tussentijds Inlichtingenrapport 32, ‘Akoma’, Soerabaja, 19-11-1948, in NA, HKGS 1948, ZGZG 5-247). 446 Boejoeng Saleh, ‘Menjamboet siaran AKOMA (Angkatan Kominis Moeda)’, Patriot 1-32(131-1947):7. 447 Soegijono, ‘Ditindjau dengan merdeka: Angkatan Komoenis Moeda’, Massa 1-6(8-21947):14-6. In Patriot 1-35(3-2-1947) verscheen een artikel van Sugiono, ‘BPKNIP perloe segera diboebarkan dan diganti soesoenan baroe’, dat wellicht van dezelfde auteur is.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

629

Na de KNIP-Malang verliet A.Koma de Benteng Repoeblik448 – een stap naar verdere radicalisering en de illegaliteit. Een pamflet van 24 april 1947, dat agressief reageerde op de veldslag waarbij het Indonesische leger kort tevoren de Lasjkar Rakjat Djawa Barat uitschakelde, illustreert dat overduidelijk. ‘Soekarno-Hatta-Sjahrir-Sjarifoeddin gebruiken de macht die zij uit handen van het volk hebben ontvangen nu ten langen leste om de kracht van het volk te vernietigen.’ Zij zijn ‘handlangers voor de NICA geworden en contactpersonen in het centrum van onafhankelijk Indonesië’. ‘Ten leste blijkt dus dat Soekarno, Hatta, Sjahrir, Sjarifoeddin meer van de Hollanders dan van hun volk houden.’ Het verzet van het volk van Djakarta tegen Nederland wordt in de rug aangevallen. ‘De lijken van de Tjitaroemse [de veldslag vond plaats aan de oever van de Tjitaroem] voorvechters liggen op de grond uitgestrekt. Kinderen vluchten, niet meer wetend wat te doen, de vrouwen weeklagen, snikken, huilen en gillen temidden van het kanonnengebulder en het geluid van geweren.’ Het leiderskwartet is tot ‘criminele revolutionairen’ verworden. Maar de stroom van bloed, de ‘rode lava’ zal de ogen van de massa openen, en ze doen beseffen welke grote waarde de PP vertegenwoordigde. Ze zullen in actie komen voor de principes van de PP.449 A.Koma werd zo het onderwerp van PAM-onderzoek. De verbale aanvallen op de regering, betrokkenheid bij de actie van de LRDB en infiltratie in de vitale spoorwegen, met name in Poerwokerto, leidden tot rapporten, lijsten van verdachte personen en arrestaties. Bij Soerjokotjo werden in mei 1947 de nodige documenten in beslag genomen die de vermoedens van de PAM zullen hebben versterkt – notulen, brochures, organisatieschema’s en lijsten met codes.450 Op basis van zijn informatie vulde de PAM de bestuurssamenstelling in, ‘met een hoofdbestuur onder leiding van Ibnu Parna, met als zijn vervangers Legiman Harjono en Widjojo, en verder S. Hadi, Asmiroen en Soerjokotjo. 448

Kedaulatan Rakjat, 10-4-1947 meldt dat een vergadering van de Benteng het uittreden van A.Koma goedkeurde. 449 Dit pamflet, door het secretariaat van het bestuur van A.Koma ondertekend, werd met enkele andere A.Koma-documenten in beslag genomen op Madoera, en vertaald (afschriften in het Indonesisch ontbreken) in Tussentijds Inlichtingen Rapport 32, ‘Akoma’, van het Kantoor Inlichtingen van de Staf A-Divisie, Soerabaja, 19-11-1948, pp. 4-7, in HKGS 1948 ZGZG 5-247. 450 Het PAM-dossier over A.Koma werd na de Tweede Politionele Actie in Poerwokerto door Nederlandse troepen buitgemaakt en, in vertaalde versie, opgenomen in Sectie Inichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 52-134, in NA, PG 974. Een onderdeel hiervan was een rapport van 3-7-1947 van het ministerie van defensie over de dienst van de spoorwegen (pp. 122-30). Handlangers van Tan Malaka werden verantwoordelijk gesteld voor misstanden bij de spoorwegen, die door hen bewust zouden worden veroorzaakt. Centrum van agitatie was Poerwokerto en mr. Gatot en Armoenanto werden als inspirators genoemd. De hoge spoorwegemployé Legiman Harjono, vice-voorzitter van A.Koma, was hierbij zeer actief.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

630

Verguisd en vergeten

Voor West- en Oost-Java fungeerden aparte besturen; voor Midden-Java was dat wellicht niet nodig.451 Ibnu Parna domineerde A.Koma. Hij was de politieke leider en de ideoloog van de partij. Hij schreef een uitgebreide brochure Undang berpikir proletar berdjuang (De denkmethode van de strijdende proletariër), die de mar­ x­istische ontwikkelingsgang van oercommunisme tot modern communisme uiteenzette, met nauwelijks een verwijzing naar de Indonesische realiteit. Bij gebrek aan toegang tot literatuur ontbeerde het boek, afgesloten op 1 mei 1947, citaten uit de communistische klassieken. De naam Tan Malaka ontbrak geheel. De brochure, getypt of gestencild, zal zeer beperkt zijn verspreid. Het bestaan werd pas bekend toen hij in 1950 in druk verscheen.452 Tan Malaka bleef voor A.Koma de hoogvereerde leider. Met zijn geesteskind de Partai Rakjat had de A.Koma steeds minder op. Op 4 juni 1947 schreef Ibnu Parna een brief, waarschijnlijk aan het bestuur, waarin sprake was van een conferentie op 28 juni van A.Koma, PR en LRDB, maar waarin tevens stond: ‘Laat de Partai Rakjat namens de oppositie maar in relatie treden met de schurken uit het regeringscentrum om deze oppositie [PR] te beschermen, maar laten wij de essentie van het oppositiefront van het strijdende volk bewaren.’453 PKI Merah Partai Rakjat en A.Koma kregen er in maart 1947 nog een medestander, en tevens mededinger, bij. Partijloze communisten richtten in Solo, na een bijeenkomst op 8 en 9 maart, de Partai Komoenis Indonesia Merah, de Rode PKI, op. Voorzitter werd ex-Digoelist M. Djoni, secretaris A. Tompunu en penningmeester L.A. Kasim. Het secretariaat werd in Djokja gevestigd.454 Als grondslagen werden vastgelegd: tegen Linggadjati een opbouwende oppositierol en tegen Sardjono en geestverwanten in het PKI-bestuur. Statuten en strijdprogram werden vastgesteld. In de statuten toonde de PKI Merah zich een onverholen communistische partij, die naar democratische hervormingen in de Republik streefde als aanzet tot opbouw van een socialistische maatschappij. Deze communistische klassenloze maatschappij 451 ‘Samenstelling A.Koma’, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 131-2, in NA, PG 974. Legiman Harjono was na 1950 in de PKI actief als Ismail Bakri (interview Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980). 452 Ibnu Parna 1950. 453 Deze brief in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, p. 121, in NA, PG 974. De brief opende met de verdachtmaking dat Ismail – een PRvoorman – ‘de eerste maal gestuurd werd door Soedjono, handlanger van Sjahrir’. 454 Genderang, 18-3-1947; beknopter in Kedaulatan Rakjat, 15-3-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

631

zou worden bereikt door klassenstrijd van de proletariërs – arbeiders, boerenarbeiders en kleine boeren. Het strijdprogram was daarnaast gematigd en geheel in de lijn van een reformistische partij met kortetermijneisen op het terrein van verkiezingen, democratische rechten en arbeidsvoorwaarden.455 In een lange ‘Seroean’ (Oproep) bepaalde de PKI Merah zijn positie. Na afloop van de Wereldoorlog is sprake van verscherpte crisis en klassenstrijd, en een versterkt socialisme, onder leiding van de Sovjetunie. De nationale revolutie in Indonesië was onderdeel van die wereldstrijd. Door zwakten in ideologie, leiding en uitvoering is die revolutie niet goed voortgezet. Reformisme en opportunisme kregen hun kans, met gebruik van mislei­dende marxistische leuzen. Een communistische partij, gewapend met revolutio­ naire marxistische theorie, zou leiding aan de revolutie moeten geven. De huidige PKI doet dat niet. Zijn leiders zijn belast door fouten in de opstand van 1926-1927, hebben in Australië met de NICA samengewerkt in de Sibar en steunden Linggadjati als tactisch middel. Zo is de PKI ‘inactief en impotent’ als motor van de revolutie. De echte revolutionaire elementen zijn verspreid buiten de PKI. Zij worden opgeroepen zich te verenigen in een echte revolutionaire partij met een proletarische politiek. Maar ook PKI-leden, tot wie de PKI Merah zich uitdrukkelijk richtte, werd gevraagd mee te werken aan ‘eenheid voor alle communisten’. De PKI Merah vroeg op te richten lokale revolutionaire comités afgezanten te sturen naar een partijconferentie, waar dan definitief program en leiding konden worden vastgesteld.456 De PKI en zijn pers reageerden deze keer niet met doodzwijgen. De PKI zelf gaf op 15 maart een verklaring uit waarin dit misbruik van zijn naam werd veroordeeld. Het was ‘onverantwoordelijk’, ‘antimarxistisch en anticommunistisch’. In de aangekondigde opbouwende oppositie werd niet geloofd; de leiders stonden bekend als ‘avonturiers en links-radicalen’. En het was nogal vreemd als grondslag de afwijzing van Sardjono vast te leggen, die overigens op democratische wijze was gekozen. De PKI Merah leek op een trotskistische partij.457 De stukjesschrijver van ‘Penghela Rakjat’ deed 455 Deze concepten ‘Anggaran dasar’, 15-3-1947 (3 pp.) en ‘Atjara perdjoeangan’, 15-3-1947 (2 pp.), naast ‘Keterangan azas’ (Beginselverklaring), (2 pp., incompleet) – een algemeen verhaal over de communistische leer – en ‘Seroean’ (3 pp.) als kopie van getypte stukken in mijn bezit. 456 ‘Seroean P.K.I. Merah’, Genderang, 1- en 2-4-1947. Genderang drukte deze oproep af als bijdrage aan de meningsvorming over vraagstukken van het Indonesische communisme. Ook in Walter A. Foote, American Consulate General, ‘Growth and nature of communism in Indonesia’, 17-5-1947, pp. 13-4, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, box 118, 4202 Indonesia, en Abels 1983:46-7. 457 Deze reactie, opgenomen in Boeroeh, 22-3-1947, was niet te vinden, maar is ook aanwezig in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1039 en wordt aangehaald in Awiscarni, ‘Membantah penjiaran kilat P.K.I.’, Genderang, 3-4-1947. In deze ingezonden brief bestrijdt Awiscarni, ex-Digoelist en Australiëganger, de bewering in deze PKI-reactie dat hij bestuurslid zou zijn geworden van de PKI Merah. Hij was lid van de PKI-afdeling Cheribon en op het PKI-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

632

Verguisd en vergeten

de nieuwe partij af als een organisatie van kleine kapitalisten, de Persatoean Kapitalis Ketjil Indonesia Merah, tot stand gekomen uit angst voor het communisme. In elk land kon maar één communistische partij bestaan; koerswijzigingen dienden binnen de partij aan de orde te worden gesteld.458 Er was nog meer kritiek; zovéél zelfs dat de PKI Merah de publiciteit op 1 april zocht met een nieuwe verklaring. De kritiek op de naamskeuze werd afgedaan als ‘formalisme’; Sardjono’s koers had de ‘objectieve voorwaarden’ geschapen voor het ontstaan van een partij die wèl de wensen en idealen van het communistische volk vertegenwoordigde. En alle betitelingen als trotskisten, avonturiers en links-radicalen waren een slag in de lucht, zolang program en leiding nog niet definitief waren vastgesteld.459 Er werd verder weinig vernomen van de PKI Merah. Eind mei kreeg Soekarno een brief waarin de partij haar steun en paraatheid beloofde.460 Djoni ging begin juli op audiëntie bij Soekarno waar hij vakbondszaken besprak. In een commentaar daarop schreef PKI-prominent Tjugito, als adviseur van het ministerie van defensie, dat Djoni deel was van de TanMalaka-beweging en uit was op verzwakken van de regering.461 Een bericht in augustus 1947 dat de partij zich had opgeheven – dat niet toevallig in de Sajap-Kiri-pers verscheen – was echter onjuist.462 De PKI Merah vormde het derde alternatief naast de PKI. Het programma verschilde weinig van PR en A.Koma. Verschillen waren er in praktische politieke opstelling, van de voorzichtigheid van de PR tot de radicale actiebereidheid van A.Koma, en in achtergrond. De PR vond zijn aanhang in de bewonderaars van Tan Malaka en Parisympathisanten en A.Koma in ontecongres van januari 1947 behoorde hij tot de groep die Sardjono aanviel op zijn Sibarverleden. Hij sprak zich uit tegen twee communistische partijen. Wellicht kon de PKI Merah tijdelijk als katalysator fungeren en de aanzet geven tot een nieuwe verenigde partij, met een revolutionair program. Awiscarni was zelfs zo goed ingevoerd, ongetwijfeld in Australië, dat hij kon verwijzen naar de lotgevallen van de Amerikaanse communistische partij die door Earl Browder was opgeheven, maar na een terechtwijzing van de Franse communist Duclos was heropgericht. Browders politieke koers, zo maakte Awiscarni wel duidelijk, was soortgelijk aan die van Sardjono. De PKI Merah was ook verder nogal ruimhartig bij het opsommen van zijn sympathisanten. Bintang Merah 3-24(1-4-1947):2 bevat twee ingezonden brieven waarin de schrijvers ontkennen tot de oprichters van de PKI Merah te behoren en zeggen ten onrechte op de gepubliceerde lijst voor te komen. 458 Tolol, ‘P.K.I. Merah?’, Penghela Rakjat, 1-4-1947. Soe Hok Gie 1997:109-10 haalt nog een aantal soortgelijke reacties aan uit de pro-PKI-pers. De stukjesschrijver van ‘Massa’ reageerde verbaasd: was de PKI niet rood genoeg?: ‘Bloknoot Massa; PKI-Merah?!’, Massa 1-12(22-3-1947):18. 459 ‘Keterangan pendek dari Partai Komoenis Indonesia Merah’, Pacific, 3-4-1947, ook in Genderang, 5-4-1947 en Repoeblik, 5-4-1947. 460 Antara, 29-5-1947. 461 Kementerian Pertahanan, Bagian V (Tjugito), ‘Pendapat’, Jogjakarta, 7-7-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1057. 462 Bintang Merah 3-38(28-8-1947) haalt Boeroeh aan, dat meldt dat de PKI Merah op 14 augustus door zijn bestuur was opgeheven.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

633

vreden Pesindojongeren. De PKI Merah lijkt mede een voortzetting van de PKI-Joesoef; aanwijzingen hiervoor vormen het kennelijke zwaartepunt in Cheribon – de meest uitvoerige berichtgeving verscheen in het Cheribonse ‘Genderang’ – en de bestuurspositie van L.A. Kasim, ooit secretaris van mr. Joesoef.463 Partai Wanita Rakjat De vrouwenfederatie Perwari had na hevig debat op zijn eerste congres in mei 1946 besloten uit de PP te treden en zich slechts aan sociale doeleinden te wijden. Uit protest hiertegen was het bestuur afgetreden, onder wie voorzitter Nji Sri Mangoensarkoro en vice-voorzitter Nji M.D. Hadiprabowo. Zij waren van oordeel dat een vrouwenorganisatie zich wèl met de politiek moest bemoeien. Als persoon bleef mevrouw Mangoensarkoro, ‘eerlijk maar emotioneel’, ook actief in politiek en in PP-verband. Zij schoof daarbij op van criticus tot leerling en aanhanger van Tan Malaka. Daarnaast noemde zij zich schatplichtig aan de ideeën van haar echtgenoot, PNI-voorzitter en Taman-Siswa-voorman, Sarmidi Mangoensarkoro, en Taman-Siswa-leider Ki Hadjar Dewantoro.464 Na de breuk in Perwari zal Sri Mangoensarkoro gezocht hebben naar een nieuw middel om haar politieke idealen in vrouwelijk verband uit te dragen. Vraagpunt was daarbij de vorm: als aparte organisatie, wellicht zelfs als zelfstandige partij, of binnen een partij, eventueel binnen een vrouwenafdeling daarvan. In een serie artikelen die Trimurti over een politieke partij voor vrouwen schreef, vond zij, naar eigen zeggen, een belangrijk richtsnoer.465 Trimurti betoogde dat politieke beginselen los stonden van het man- of vrouwzijn. Om hun lot te verbeteren, en ook andere fundamentele maatschappelijke misstanden te bestrijden, was politieke inzet van de vrouw nodig. Die politieke strijd konden zij het beste voeren binnen de partijen, waarin ruimte voor haar bestond. Trimurti toonde overigens, bij haar afkeuring, wel begrip voor een vrouwenpartij, ontstaan uit onvrede over miskenning van vrouweneisen of gebrek aan verzet tegen vrouwenonderdrukking in bestaande partijen. Trimurti schreef haar artikelen als reactie op berichten 463 In de door de procureur-generaal verzamelde gegevens over de PKI Merah wordt deze voortzetting en Kasims verleden genoemd. Gegevens over organisatie, no. 197, in NA, PG 716. Volgens deze bron was Kasim ook actief geweest in de PRD. Verder over de PKI Merah in NEFIS-publicatie 60, ‘De invloed van het Communisme in de Republiek Indonesia, in het bijzonder wat het eiland Java betreft’, 24-4-1947, pp. 12-4, in NA, AS 3973, en NEFIS-publicatie 74, ‘De betekenis van de Communistische invloeden in de Republiek Indonesia’, 24-12-1947, pp. 17-9, in NA, AS 3975, en ook Feuilletau de Bruyn 1947:35. 464 Sri Mangunsarkoro in Peringatan sewindu 1957:19, overgenomen in Sudijono Djojoprajitno 1962:221. De karakterisering is van S.K. Trimurti (interview Djakarta, 25-8-1980). 465 Sri Mangoensarkoro 1946a:24.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

634

Verguisd en vergeten

over de voorgenomen oprichting van een vrouwenpartij in Solo door Njonja Soekirso.466 Die partij werd inderdaad in augustus 1946 opgericht als Partai Wanita Repoeblik Indonesia.467 Sri Mangoensarkoro riep in Djokja op 6 september een bijeenkomst samen waar voorlopig de Wanita Rakjat, een ‘beweging van revolutionaire vrouwen’ werd opgericht, die zich zou inzetten voor vrouwenidealen op basis van geloof in God (ketoehanan), nationalisme (kebangsaan), democratie (kerakjatan) en voor een socialistische maatschappij op basis van op Godsgeloof gebaseerde menselijkheid. Het Godsgeloof als eerste richtsnoer werd sterk benadrukt in verwoording en toelichting op de hooggestemde, idealistische S.K. Trimurti programmapunten. Daarbij werd verklaard – en wellicht is hier Trimurti’s inspiratie te ontdekken – dat de politieke activiteit van de Wanita Rakjat niet inhield dat sprake was van een politieke partij.468 De definitieve oprichting volgde 22 september in het Taman-Siswagebouw in Djokja. Het twee weken eerder gevormde comité werd omgevormd tot bestuur met Sri Mangoensarkoro als voorzitter, en met verder ook Nji Hadiprabowo en Sri Oemijati als bestuursleden. Opvallend was de aanwijzing van Nji Hadjar Dewantoro, Dewantoro’s echtgenote, als adviseur. 466

S.K. Tri, ‘Partai Politik Wanita’, Kedaulatan Rakjat, 29-, 30-8- en 1-9-1946. Een zelfde opvatting als Trimurti, maar sterker verwoord nog, door de stukjesschrijver van het PKI-orgaan Bintang Merah: Bintang Berekor, ‘Podjok; P.P.I. progressief’, Bintang Merah 2-10(15-9-1946). Hij reageerde hiermee denkelijk op de plannen in Solo, niet op de pas opgerichte Wanita Rakjat. 467 Sri Mangoensarkoro 1946a:24; Ani Idrus 1980:62, 129, 131, waarbij Ani Idrus Sri Mangoen­ sarkoro vrijwel letterlijk volgt. 468 Antara, 10-9-1946; Kedaulatan Rakjat, 11-9-1946; Boeroeh, 11-9-1946; Merdeka, 12-9-1946; Sri Mangoensarkoro 1946a:24. De oproep van 10-9-1946 om Wanita Rakjat te vormen is opgenomen in Sri Mangoensarkoro 1946a:26-7. Statuten, programma en toelichting in Sri Mangoensarkoro 1946a:28-36. Sri Mangoensarkoro 1946b zet al in kort bestek haar idealen en politiek geloof uiteen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IV Benteng Repoeblik

635

Een afdelingsbestuur voor Djokja werd tevens gekozen.469 De goede relaties met PNI en Taman Siswa vergemakkelijkten de start van de Wanita Rakjat; faciliteiten, financiën en toegang tot de pers, waar de radicale linkervleugel zo vaak moeite mee had, waren voor Wanita Rakjat zo beschikbaar. Naar eigen zeggen waren vele leden van Wanita Rakjat tevens aangesloten bij PNI en Partai Sosialis en de jonge vrouwen bij Pesindo en A.Koma.470 Dat past bij een organisatie die geen politieke partij wil zijn, en dus ook geen partijdiscipline oplegt. De Wanita Rakjat kwam regelmatig bijeen in Djokja;471 over ledental en afdelingen buiten Djokja ontbreken gegevens. Wel kwam spoedig een fusie tot stand met de Solose Partai Wanita Repoeblik Indonesia.472 Hoofdbestuur en een conferentie spraken zich in december uit tegen Linggadjati;473 eind december vroeg Wanita Rakjat Soekarno per brief zorg te dragen voor een democratische KNIP-samenstelling.474 De pers schreef in december voor het eerst over de Partai Wanita Rakjat;475 de organisatie hield het zelf nog op Wanita Rakjat. Wanita Rakjat was een trouw lid van de Benteng Repoeblik. Sri Mangoensarkoro publiceerde in december 1946 de brochure Riwajat pergerakan wanita Indonesia (Geschiedenis van de Indonesische vrouwenbeweging) waarin zij die geschiedenis – haar verslag is één van de weinige bronnen daarover – liet eindigen met de oprichting van de Wanita Rakjat, waarvan statuten en programma het boekje besloten.476

469

Kedaulatan Rakjat, 29-9-1946; Boeroeh, 25-9-1946 bevat een korter verslag. Sri Mangoensarkoro 1946a:25. 471 Kedaulatan Rakjat, 4-, 8- (over een bijeenkomst op 6 oktober) en 21-10-1946 (22 oktober). 472 Sri Mangoensarkoro 1946a:24. 473 Kedaulatan Rakjat, 7-12-1946; Boeroeh, 7-, 9- en 10-12-1946. 474 Antara, 27-12-1946; Kedaulatan Rakjat, 28-12-1946; Boeroeh, 30-12-1946. 475 Boeroeh, 7- en 10-12-1946. 476 Sri Mangoensarkoro 1946a. Haar voorwoord was gedateerd 17 december 1946. Advertenties voor het boekje in Kedaulatan Rakjat, 27-12-1946 en Boeroeh, 20-1-1947. Latere versies van statuten en program in Kepartaian 1950:134-41; Kepartaian 1954:181-93; Buku tahunan wanita 1953:321-32; in de eerste twee ook een korte ontstaansgeschiedenis langs de lijnen van Sri Mangoensarkoro’s brochure (Kepartaian 1950:130-2; Kepartaian 1954:173-5). 470

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk v

Kerende kansen

maart 1947-augustus 1948

De Benteng likt zijn wonden De KNIP-zitting in Malang was geëindigd met een nederlaag voor de oppositie. PNI en Masjoemi reageerden op het machtswoord van Hatta en Soekarno met een aftocht – een beetje smadelijk – uit de vergaderzaal. Hun oppositie, die voor een flink deel was gemotiveerd door afkeer van de overheersende rol van de socialisten in het kabinet, had niet tot resultaat geleid. En de vooruitzichten op resultaat waren al evenmin veelbelovend. Voor drastische actie die op een staatsgreep leek schrokken zij terug. Een koers tegen overleg en overeenstemming met Nederland, tegen de uitgangspunten van Linggadjati, zou hen tegenover kabinet en, belangrijker nog, Soekarno en Hatta blijven stellen. En daarmee lag de begeerde deelname aan het kabinet ook buiten bereik. PNI en Masjoemi hadden daarom herbezinning nodig; het resultaat daarvan zou ook direct uitwerken op functioneren en voortbestaan van de Benteng Repoeblik. 

In de Masjoemi met zijn brede opzet en diverse vleugels, ging de afkeer van het socialistische overwicht in de regering zo ver dat contact werd gezocht met de Nederlandse tegenstander. Op 15 mei 1947 tekende Schermerhorn in zijn dagboek op dat de ondervoorzitter van de Masjoemi, mr. Samsoedin (niet Abikoesno zoals C. Smit, de bezorger van het dagboek, vermeldt) bij een ‘zeer klandestien’ bezoek aan mr. K.F.J. Verboeket, tijdelijk Algemeen Secretaris, had verteld dat uit vrees voor het afglijden van Sjahrir naar communistische zijde, bij een militaire bezetting ’niet op de manier zoals Hitler Nederland had bezet, maar met een zekere voorbereiding, er van zijn kant en zijn partij steun zou zijn te verwachten’ (Schermerhorn 1970, II:534). Zo’n opstelling werd bevestigd in een telegram op 28 juni van PvdA-prominent Frans Goedhart, op bezoek in Indonesië, aan PvdA-voorzitter Koos Vorrink, die deze doorstuurde aan ministerpresident Beel. ‘Kwaadaardige oppositie Masjoemi duurt onverminderd voort en verwijt Sjahrir te veel water in wijn gedaan. Intussen zond Masjoemi in geheim uit Djocja vertrouwensmannen naar Batavia voor besprekingen met Van der Plas om Nederlandse hulp in te roepen tegen socia­ listische plannen van Sjahrir.’ (Brief Vorrink aan Beel, 28-6-1947, in NIB 9:513.) Zo ook noemt politiek adviseur in Djakarta dr. H.N. Boon in zijn dagboek op 31-5-1947 Soekiman ‘in het geheim op bezoek Paleis om zijn leed te klagen’ (Wiebes en Zeeman 1986:80). Kort na de Politionele Actie sprak de hoge ambtenaar mr. H.J.Ch. Buurman van Vreeden in Zwitserland met Soebandrio, die

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

638

Verguisd en vergeten

Het akkoord van Linggadjati werd op 25 maart getekend, maar beide partijen tekenden een eigen versie ervan. De Republik tekende de tekst zoals die in november 1946 was overeengekomen; Nederland voegde daarna de uitleg toe die tijdens de parlementaire behandeling in Den Haag was overeengekomen. Onder weinig gelukkig gesternte konden vervolgens de onderhandelingen beginnen over de uitwerking van het akkoord. PNI en Masjoemi likten hun wonden in eigen kring, nog in maart. De Masjoemi kwam in spoedconferentie bijeen op 19 en 20 maart in Djokja. Er werd een urgentieprogramma aangenomen dat vroeg om algemene verkiezingen en het hoofdbestuur machtigde om verder te gaan in de politieke strijd ‘tegen de gevaren die ontstaan tengevolge van het akkoord van Linggadjati’. Daaraan werd toegevoegd dat het ondertekenen van het akkoord zinloos was, gelet op de Nederlandse schendingen ervan. Maar die uitspraak was een week later achterhaald. De PNI riep van 29 tot 31 maart zijn tweede congres bijeen in Madioen. Een motie over Linggadjati overwoog dat de partij zijn strijd diende te baseren op ‘Realpolitik’, en dat daarom rekening moest worden gehouden met het afgesloten akkoord en besloot vervolgens dat de gevolgen en mogelijkheden van het akkoord nauwgezet in het oog moesten worden gehouden en dat, met andere partijen samen, alle inzet moest zijn gericht op opbouw en defensie om de eenheidsstaat Republik Indonesia in zijn volledige soevereiniteit te handhaven. De PNI-vertegenwoordigers in de onderhandelingsdelegatie met Nederland, de ministers A.K. Gani en Soesanto Tirtoprodjo, hadden volop de kans gekregen hun visie uiteen te zetten. Hun verkiezing tot voorzitter en vice-voorzitter van de Partijraad kon alleen maar de indruk versterken dat de PNI gereed was het anti-Linggadjati-verbond te verlaten. De BPRI, die zich eerst bij monde van Soetomo loyaal had neergelegd bij Linggadjati, greep weer terug op het oude plan van een volkscongres in Londen de belangen van de Republik behartigde. In een uitvoerig verslag verwoordde hij Soebandrio’s visie, waarin ook uitgebreid de bereidheid tot samenwerking van de rechtervleugel van Masjoemi met Nederland ‘om de sovjetisering van de Republiek’ af te wenden. Daarbij was een tijdelijke militaire bezetting aanvaardbaar om de Masjoemi ‘uit haar benarde positie’ te bevrijden (Kabinetsnota, ‘Rapport van een gedachtenwisseling met Dr. Soebandrio te Caux-surMontreux op 30 Augustus 1947’, in NIB 11:396-407, citaten op p. 398).  Antara, 14- en 25-3-1947; Kedaulatan Rakjat, 14-, 21- en 26-3-1947; Merdeka, 27-3-1947. Hizbullah sprak zich in dezelfde zin uit op een conferentie (Antara, 28-3-1947); zo ook GPII op zijn congres in april (Antara, 22-4-1947).  Antara, 8-3- (voorbereiding) en 1-4-1947; Kedaulatan Rakjat, 8-, 31-3- en 1-4-1947; Merdeka, 2-4-1947. Gani vond het nodig te ontkennen dat de PNI van koers wilde veranderen (Antara, 3-4-1947). Gani formeerde in april een bestuur dat uit geestverwanten bestond (Antara, 23-41947). Een commentaar in Nasional, 2-4-1947 getiteld ‘Her-orientasi’, in Ichtisar Isi Pers dalam Seminggoe 2-57/58(1/15-4-1947):39 schreef over de koersverandering.  In een radiorede, in Merdeka, 3-3-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

639

dat nationale eenheid zou moeten brengen. Een conferentie op 1 april in Malang lanceerde het plan en richtte zich daarbij allereerst tot de Konsentrasi Nasional. Het vond geen weerklank. Het voortbestaan van de Benteng Repoeblik was aldus in het geding. Op 9 en 10 april kwam de federatie, onder leiding van Soetomo, bijeen in Djokja. Ter discussie stond de opheffing; het allereerste actiepunt – het afwijzen van Linggadjati – was immers niet gelukt. Het ontbindingsbesluit werd niet genomen. Voor de Benteng werd nog een taak gezien als overlegorgaan om de gevolgen van Linggadjati te beoordelen. Een commissie werd ingesteld om de leden te raadplegen over de opheffing; een andere commissie kreeg tot taak een nieuw strijdprogram te ontwerpen. Het uittreden van Lasjkar Rakjat Djawa Barat en A. Koma werd goedgekeurd. Eind april zou de Benteng weer bijeenkomen. Eind april werd midden-mei. Op 10 en 11 mei werd het voortbestaan bestendigd, maar zonder Partai Rakjat, Soetomo’s BPRI en de Angkatan Moeda Goeroe (Jonge Generatie Onderwijzers), die waren uitgetreden. De BPRI zegde op uit teleurstelling over de halfslachtige steun aan de Benteng van de aangesloten partijen en hun gebrek aan ruggengraat. De BPRI zou zijn eigen koers volgen, los van welk verband dan ook. De Benteng kreeg een nieuw uitgangspunt en urgentieprogram. Dat laatste vroeg om spoedige algemene verkiezingen, socialisatie van de economie volgens de Grondwet en op mililtair gebied versterking van geest, energie en volksdefensie. Van afkeuring van Linggadjati en zijn gevolgen werd niet gerept. Van een radicaal alternatief was geen sprake meer. Masjoemi en PNI zullen zulk een federatie die hun druk om evenwaardige kabinetsvertegenwoordiging te verkrijgen ondersteunde dankbaar hebben gehandhaafd. PR en BPRI hadden er weinig meer te zoeken. In het presidium kreeg de Masjoemi de voorzitterszetel, die Soekiman innam, en leverden PNI, Barisan Banteng, KRIS en PRD de overige leden. Illustratief voor de PNI-opstelling was het overleg met een Nederlandse officiële delegatie die Djokja bezocht. Zij werd op 29 mei ontvangen door de Partijraad – op zich al een opmerkelijk feit – die met de nodige kritiek 

Antara, 4-4-1947; Merdeka, 5-4-1947. Kedaulatan Rakjat, 9- en 10-4-1947; Antara, 2-, 4- en 10-4-1947; Merdeka, 14-4-1947. De Benteng Repoeblik in Cheribon steunde op 14 april de plannen de organisatie te handhaven (Genderang, 17-4-1947; Repoeblik, 18-4-1947). Met de installatie van een regiment van de 17Augustus-Divisie in Madioen op 24 maart (Antara, 24-3-1947) vormt dit de enige vastgestelde activiteit op lokaal niveau van de Benteng Republik.  Antara, 6- en 12-5-1947; Kedaulatan Rakjat, 6- en 12-5-1947; Merdeka, 7- en 13-5-1947; Repoeblik, 9-5-1947. Het nieuwe uitgangspunt werd in de pers niet genoemd. De PNI noemde de Benteng kort daarna een nieuwe Indonesian Democratic League (Kedaulatan Rakjat, 19-5-1947), een verwijzing naar de brede Chinese Democratic League, die na een aanvankelijk neutrale opstelling in de Chinese burgeroorlog steeds meer naar de zijde van de communisten werd toegedrongen. Over het uittreden van de BPRI: Sutomo 1948:18. 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

640

Verguisd en vergeten

op Nederlandse daden zich uitsprak voor een ‘oprechte’ uitvoering van Linggadjati. Aan Sajap-Kiri-zijde werden met hoge frequentie conferenties en vergaderingen georganiseerd van de aangesloten organisaties en hun satellieten. De regering werd gesteund, met voor de buitenwacht daaraan toegevoegd betrekkelijk pijnloze kritiek. Een groot gebeuren was het eerste congres van de SOBSI in mei 1947, met veel internationale gasten. De Nederlands-Indonesische besprekingen over de uitwerking van Linggadjati verliepen moeizaam. De meningen verschilden over de bestuursvorm in de overgangsperiode, de regeling van binnenlandse veiligheid en militaire samenwerking, en het herstel van het economisch verkeer. De Republik wenste zijn al bestaande diplomatieke betrekkingen niet prijs te geven. Ondanks de op 15 februari 1947 afgekondigde wapenstilstand bleven incidenten voorkomen, en zelfs in toenemende mate. Nederlandse actie waarbij rond Soerabaja en in West-Java eigen territoor werd uitgebreid werkte vanzelfsprekend averechts. De economische blokkade over en weer bleef bestaan. Nederlandse stimulansen leidden in West-Java tot de anti-Republikeinse Pasoendan-beweging, die een eigen deelstaat propageerde. Voor Nederland was duidelijk dat de Republik weigerde de Nederlandse soevereiniteit in de overgangsperiode te erkennen, en geen genoegen nam met een positie als één van de samenstellende staten van de nieuwe Verenigde Staten van Indonesië. Voor de Republik leek het er op dat Nederland alles in het werk stelde de Republik tot een zo minimaal mogelijke positie terug te dringen. De voorstanders aan Republikzijde van het akkoord, die toch al niet op onverdeelde steun en sympathie hadden kunnen rekenen bij hun aanhang, werden door de gang van zaken in de moeizame onderhandelingen niet achteraf in het gelijk gesteld. De politici die hun naam en positie hadden verbonden aan het akkoord, met Sjahrir voorop, verspeelden zo ook geleidelijk hun politieke krediet. Dat gold ook voor de Sajap Kiri als geheel. In een poging die stemming te keren en eigen directe verantwoordelijkheid ietwat te relativeren gaf het linkse verband op 31 maart een verklaring uit, waarin het kritiek leverde op de Republikeinse reactie in de onderhandelingen in Djakarta op de Nederlandse militaire opmars naar Modjokerto. En, daaraan gekoppeld, mede omdat het akkoord inmiddels was getekend, was de eis tot vervanging, aanpassing of uitbreiding van die delegatie, met name met ‘progressieve en revolutionaire’ krachten van buiten het kabinet.10 Die wens tot een ‘sterke en moedige’ delegatie werd breder ondersteund en welwillend besproken in het kabinet. Op 27 april werden twee nieuwe leden benoemd, en veertien adviseurs toegevoegd. Sjahrir bleef voorzitter; de  

10

Antara, 30-5-1947; Kedaulatan Rakjat, 30-5-1947. Zie bijvoorbeeld Smit 1952:125-8 en De Jong 1988:349-61. De verklaring in Kedaulatan Rakjat, 3-4-1947 en Antara, 4-4-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

641

wijziging leek van weinig inhoudelijk belang. In de delegatie zelf bleven de vier ministers domineren, van wie Roem (Masjoemi), Gani (PNI) en Soesanto (PNI) tot de oppositiepartijen behoorden.11 De vorming van de Tentara Nasional Indonesia Van ingrijpende betekenis leek het decreet van Soekarno van 5 mei om leger en lasjkar bijeen te brengen in één organisatie, die Tentara Nasional Indonesia (TNI, Indonesisch Nationaal Leger) zou gaan heten.12 De achtergrond van dit besluit wordt verschillend beoordeeld. Was het een voortzetting van de poging van Amir Sjarifoeddin om greep te krijgen op het leger? Het zou dan de Pepolit, de organisatie van politieke-scholingsofficieren, en Biro Perdjoeangan, het door Amirs geestverwanten gedomineerde coördinatielichaam van de lasjkar, opvolgen.13 De vorming van de TNI lijkt toch minder op een rechtstreekse, doorzichtige poging tot invloed op leger en lasjkar. De noodzaak van meer overleg en samenhang tussen alle gewapende machten werd algemeen erkend. Uitgangspunt en aanpak werden dan ook niet meteen afgewezen door de legertop, hoewel die, zoals met alle plannen uit de ministeriële koker, wel gezond wantrouwen zal hebben gekoesterd. Het leek mogelijkheden te openen tot de zeer gewenste invloed op de lasjkar. Slagvaardigheid en coördinatie zouden kunnen toenemen, terwijl ook meer invloed op de verdeling van schaars materieel, geld en hulpbronnen in natura al een oude wens was, waarvan de vervulling nu dichterbij kwam. Een Panitya Pembentoekan (Raad tot Vorming) Tentara Nasional Indonesia werd ingesteld met 21 leden, met Soekarno, Hatta, Soedirman en Amir als leidend kwartet en verder hoge militairen uit Soedirmans staf en Amirs ministerie en ook vijf lasjkar-leiders: Soetomo (BPRI), Moewardi (Barisan Banteng), Sakirman (Lasjkar Rakjat), Zainoel Arifin (Hizbullah) en Roeslan (Pesindo). De commissie kwam op 28 mei voor het eerst bijeen in een vergadering die vijfenhalf uur duurde en nam ‘in goede harmonie’ een aantal belangrijke besluiten.14 Soekarno kon vervolgens, bij besluit van 3 juni, vaststellen dat 11

Kedaulatan Rakjat, 18-, 22-, 25-, 28- en 30-4-1946; ‘Delegasi kita’, Kedaulatan Rakjat, 19-41947. Op 9 mei werden nog drie adviseurs benoemd (Kedaulatan Rakjat, 13-5-1947). 12 Antara, 6-5-1947; Nasution 1968, II:83-4. Toespelingen op deze ontwikkeling zijn te vinden in Antara, 4-, 5- en 14-4-1947 waarin verslag wordt gedaan van overleg tussen lasjkar en Amir Sjarifoeddin over deze samenvoeging. Een ongerust commentaar: ‘Otak haroes dingin’, Pacific, 7-5-1947. 13 Salim Said 1992:47-9, 67. Amirs radiorede van 8 mei over het besluit, in zijn geheel afgedrukt in Antara, 9-5-1947 en Kedaulatan Rakjat, 10-5-1947, bespeelt nauwelijks meer dan het eenheidsthema, maar zet de TNI-vorming wel in lijn met het Biro Perdjoeangan. In dezelfde zin liet Amir zich uit op een persconferentie (Antara, 10-6-1947; Kedaulatan Rakjat, 10-6-1947). 14 Antara, 30-5-1947; Kedaulatan Rakjat, 30-5-1947. Nasution 1968, II:85 schrijft de goede harmonie toe aan de aanwezigheid van slechts drie oppositieleden: BPRI, Hizbullah en Barisan

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

De TNI-leiding. Van links: Soeriadarma, Oerip Soemohardjo, Soetomo, Soedirman, Sakirman, Nazir, Djokosoejono.

V Kerende kansen

643

op 3 juni 1947 de TNI officieel was opgericht. Alle onderdelen van leger en lasjkar, wel of geen lid van Biro Perdjoeangan, behoorden vanaf die datum tot de TNI. Soedirman werd opperbevelhebber, met zes stafleden: chef-staf Oerip Soemohardjo, marinecommandant Nazir en luchtmachtcommandant Soeriadarma, Soetomo en Sakirman namens de lasjkar, en Djokosoejono van het Biro Perdjoeangan.15 De naamsverandering was een concessie aan de lasjkar. Daarmee werd duidelijk gemaakt dat zij geen instrument van de staat, de Republik, waren, maar een ‘nationaal’ instrument, dat streed in naam van het volk of de revolutie.16 De bij de TNI ingelijfde lasjkar kregen de naam TNI-Masjarakat (Maatschappelijke TNI), ter onderscheiding van de ‘militaire’ TNI. De toevoeging moest ook uitdrukken dat de lasjkar regionaal of lokaal waren gebonden, en dat ook zouden blijven, en als ondersteuning van de ‘echte’ TNI zouden dienen. De ‘echte’ TNI-officieren hadden niet zo’n hoge dunk van hun nieuwe collega’s, en hadden het spottend vaak over de Maskapai TNI (het TNI-bedrijf, in negatieve zin op te vatten).17 De reacties bij de lasjkar, en vooral de organisaties, die kritisch tegenover de regering stonden, waren positief; een aanwijzing dat de operatie niet werd gezien als een zet van Amir om de lasjkar onder zijn controle te brengen. Soetomo toonde zich tevreden over de besluitvorming op 30 mei. Op 2 juni al besloot een BPRI-conferentie zijn legereenheden te laten opgaan in de TNI. Soetomo’s hoge functie in het nieuwe opperbevel, met de rang van luitenantgeneraal, zal denkelijk ook wel hebben geholpen in een positieve reactie. De BPRI ging verder zonder militaire afdeling.18 De Barisan Banteng nam op 11 juni een soortgelijk besluit.19 De PRD had niet eens de vergadering van 30 mei afgewacht. Op 9 mei besloot het hoofdbestuur de eigen lasjkar op te heffen en te laten opgaan in de TNI.20 Dat werd nog eens bevestigd op 25 juni, waar ook werd vermeld dat het om drieduizend manschappen ging.21 Een spoedconferentie van de KRIS op 6 en 7 juli besloot zijn lasjkar over te dragen aan de TNI.22 Steun van de Lasjkar Rakjat aan de TNI lag voor de hand; zijn voorman Sakirman zou ook een hoofdrol spelen in de TNI-Masjarakat. Steun aan de Banteng. De commissie vergaderde ook nog op 3 en 6 juni (Kedaulatan Rakjat, 4-6-1947). 15 Antara, 5-6-1947; Kedaulatan Rakjat, 5- en 10-6-1947; Merdeka, 6-6-1947; Nasution 1968, II:86-7. 16 Nasution 1968, II:87. 17 Nasution 1978, IV:449. 18 Antara, 19-, 30-5- en 5-6-1947; Kedaulatan Rakjat, 30-5- en 4-6-1947; Merdeka, 6-6-1947. 19 Kedaulatan Rakjat, 18-6-1947. Merdeka, 7- en 21-5-1947; Antara, 8- en 17-5-1947 en Kedaulatan Rakjat, 9-5-1947 kondigen al aan dat zo’n besluit waarschijnlijk zal worden genomen. Een overzicht ook in Pahlawan Pergerakan Nasional 1976:200-1. 20 Antara, 17- en 20-5-1947; Merdeka, 21-5-1947. 21 Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947. 22 Antara, 8-7-1947; Kedaulatan Rakjat, 8-7-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

644

Verguisd en vergeten

fusie bleef voorshands uit van de Masjoemi-lasjkar, Hizbullah en Sabilillah.23 De Barisan Rakjat Cheribon, waarschijnlijk dichtbij de LRDB, liet als vrijwel enige een tegengeluid horen: het gevolg zou zijn dat de lasjkar hun wapens moesten inleveren.24 De integratie zou hoe dan ook een moeizaam en tijdrovend proces zijn. Die benodigde tijd bleek niet beschikbaar, omdat de verhouding Republik Indonesia-Nederland opnieuw in een crisis belandde. En het zal niet verbazen dat Amir en zijn geestverwanten de TNI-Masjarakat tot een eigen machtsmiddel probeerden te maken, zoals ook het Biro Perdjoeangan dat was.25 Sjahrirs aftreden Op 27 mei legde Nederland de Republik een reeks eindvoorstellen voor over overgangsperiode, buitenlandse betrekkingen, een gemeenschappelijke gendarmerie en economische onderwerpen, waarop binnen veertien dagen antwoord werd verlangd.26 Kabinet en BP kwamen in speciale zitting bijeen en datzelfde deden de politieke partijen. De afwijzing was algemeen.27 In de antwoordnota van 7 juni zette de Republik zijn standpunten nog eens uiteen, die op alle kernpunten ver afweken van de Nederlandse opvatting. Er was sprake van een diepe impasse, een uitweg was ver te zoeken en een crisissfeer ontstond als logisch gevolg. De reactie in de Republik was voorspelbaar. De antwoordnota werd in brede kring gesteund en politieke tegenstanders konden in naam van de eenheid samengaan. In diverse steden kwamen comités tot stand die het gehele politieke spectrum verenigden en in openbare vergaderingen en in demonstratie opkwamen voor hun Republik. Eensgezindheid (kesatoean tekad) en vastbeslotenheid (pemboelatan tekad) keerden telkens terug in de namen van deze comités. Zij worden gemeld in Keboemen, Solo, Magelang, Madioen en Probolinggo.28 In Solo bracht de Badan Kesatoean Tekad Partai twaalf organisaties in een uniek verband bijeen – alle Sajap-Kiri-partijen, met verder PNI, Partai Rakjat, PKI Merah en PRD. Op 15 juni waren vijfhonderd kaderleden bijeen om onder anderen Roestam Effendi te aanhoren. Hij riep 23

Kedaulatan Rakjat, 5-6-1947; Nasution 1978, IV:449. Repoeblik, 25-4-1947. 25 Saleh As’ad Djamhari 1971:51-2, 1979:50; Nugroho Notosusanto 1984:47-8; Sejarah TNI 2000, I:230-1. Een overzicht van de TNI-vorming: Weekoverzicht van de afdeeling Voorlichting Overzeesche Gebiedsdelen (RVD) 2-23(5/12-6-1947):2-4. 26 Smit 1952:129-30; De Jong 1988:362-72. 27 Kedaulatan Rakjat, 2- (kabinet, BP), 3- (Sajap Kiri, Masjoemi, PNI, Soetomo), 4- (PNI, GPII) en 5-6-1947 (Sakirman). 28 Antara, 10-6-1947 (Keboemen); Kedaulatan Rakjat, 11- (Magelang) en 16-6-1947 (Madioen); Antara, 3-7-1947, in Merdeka, 4-7-1947 (Probolinggo). 24

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

645

op tot strijd tegen het reformisme, het opwekken van de revolutionaire geest en steun aan de regering om de wereld de sterkte van de Republik te tonen. Op 17 juni spraken Alimin en Soetomo op een massavergadering. Eenheid in crisis vormde hun hoofdthema; op die manier kreeg Nederland geen kans tot het zaaien van verdeeldheid.29 In Djokja duurde het tot 27 juni voor, op initiatief van de TNI, de besturen van alle partijen bijeenkwamen. Bijna het gehele spectrum kwam op: PS, PKI, Pesindo, SOBSI, BKPRI, PNI, GPII, PRD, Wanita Rakjat.30 De PRD wees de Nederlandse voorstellen af en vroeg om een bijeenkomst van de Benteng Repoeblik ter nadere positiebepaling. Ook werd overleg voorgesteld met de Sajap Kiri om tot een eensgezinde opstelling te komen.31 Op 20 juni reageerde de Commissie-Generaal op de antwoordnota van de Republik. Het werd ‘vrijwel een afwijzing’ genoemd. Verdere onderhandelingen werden zinloos geacht. De ‘vraag, wat er verder te gebeuren staat’, was voorgelegd aan de Nederlandse regering.32 In Djakarta was Sjahrir inmiddels overtuigd geraakt van de noodzaak om concessies te doen, mede onder aandrang van de consuls-generaal van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië en China, die zich bij hem hadden laten aandienen. In een radiorede op 19 juni, en op schrift aan de Commissie-Generaal op 20 en 23 juni, verklaarde hij zich akkoord met de Nederlandse voorstellen over de overgangsperiode. De radiorede en eerste brief waren soloacties van Sjahrir. De brief van 23 juni reageerde op een Nederlands verzoek om toelichting van 21 juni, dat – ook na internationale aandrang – weer ruimte bood aan overleg. Die brief ook had Sjahrir vooraf besproken met de in Djakarta aanwezige Republikeinse ministers, delegatieleden en politici.33 Daarmee was echter nog niet de instemming van Djokja verkregen. Abdoelmadjid werd door Sjahrir afgevaardigd om steun te verwerven van kabinetsleden en Sajap Kiri. Daarmee passeerde hij trouwe aanhangers als Halim, Soebadio en Soepeno, van wie vooral Halim twijfelde aan Abdoelmadjids standvastigheid.34 Anderzijds vertrouwde Sjahrir er op dat de invloedrijke Abdoelmadjid de ‘communistische’ kant van de Sajap Kiri zou kunnen overtuigen. Maar had hij Abdoelmadjid niet beter kunnen 29

Antara, 12-6-1947; Kedaulatan Rakjat, 12- en 19-6-1947; Repoeblik, 12-6-1947; Pacific, 16-61947; Merdeka, 20-6-1947. Vrouwen- en jeugdorganisaties in Solo sloten zich eveneens aaneen (Kedaulatan Rakjat, 26-6-1947). 30 Antara, 27-6-1947, in Kedaulatan Rakjat, 27-6-1947. Masjoemi ontbreekt, of is deze vergeten in de opsomming? 31 Antara, 10-6-1947. 32 Smit 1952:131-2; De Jong 1988:378-80. 33 Kedaulatan Rakjat, 20-, 23- en 24-6-1947; S.S. [Soedarpo Sastrosatomo], ‘Sajap Kiri koerang tanggoeng djawab’, Siasat 1-27(5-7-1947):3. Ook Schermerhorn 1970, II:644-51, 664-6; Smit 1952:132. 34 Halim 1980:108; Legge 1988:119.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

646

Verguisd en vergeten

laten vergezellen door een vertrouweling?35 Abdoelmadjid kwam in Djokja terug op zijn steun aan Sjahrirs concessies. In een Sajap-Kiri-vergadering trok hij hiertegen van leer. Abdoelmadjid had wellicht in Djokja al snel geproefd dat Sjahrirs nieuwe koers geen steun zou krijgen, en benutte de kans om in de Sajap Kiri af te rekenen met Sjahrir, die een communistische overname van de PS en de federatie in de weg stond. Maar ook zijn inzet was hierbij hoog. Sjahrir kon rekenen op de nodige steun in zijn partij – een afkeuring van zijn koers stond niet op voorhand vast, terwijl de gevolgen in het geheel niet waren te overzien. Sjahrirs aftreden zou dan volgen, maar zou daarna de Sajap Kiri en de linkerzijde daarvan een even onevenredig sterke positie in kabinet en regeringsapparaat kunnen behouden? Abdoelmadjid had in Djokja niet veel moeite om kabinetsleden en partij tegen Sjahrirs vanzelfsprekend impopulaire concessies te verenigen. De Sajap Kiri veroordeelde Sjahrir en zijn nieuwste koers. Met die uitspraak werd niet gewacht op Sjahrirs spoedig verwachte komst naar Djokja. Hij kreeg zo in eerste instantie geen kans zich te verdedigen – een klap in het gezicht van de premier en partijleider. Met de publicatie van het besluit werd nog wel gewacht tot Sjahrir de kans had gekregen zijn beleid te verdedigen in eigen kring.36 Op 25 juni vertrok Sjahrir naar Djokja. Er viel niet veel meer te redden, en Sjahrir was wellicht te moe of aangeslagen om terug te vechten. Hoewel de Sajap Kiri deels wilde terugkomen op zijn besluit, werd de afkeuring van Sjahrirs beleid bevestigd. Sjahrirs verdediging, zonder overtuigingskracht en weinig ter zake, kon de mening niet doen omslaan; ook omdat hij onvoldoende weerwerk leverde aan de kritiek van Abdoelmadjid, Tan Ling Djie en Amir.37 De resolutie werd op 26 juni openbaar gemaakt. Sjahrirs compromisvoorstellen werden afgekeurd als schadelijk voor de eenheid van regering en volk en steun aan de antwoordnota van 7 juni werd bevestigd. Oproepen volgden tot eenheid en ‘aanpassing en versterking’ van de regering, gelet op 35

Halim 1980:108; ook in Legge 1988:119, suggereert dit en trekt de conclusie hieruit dat Sjahrir willens en wetens aanstuurde op zijn ontslag, omdat hij kon verwachten dat Abdoelmadjid zich in Djokja tegen zijn concessies zou keren. Dit lijkt een te vergaande conclusie. Wel nam Sjahrir zo welbewust een risico, besefte hij dat zijn positie wankel was, en speelden wellicht ook spanning en vermoeidheid een rol bij zijn politieke kansberekening. Zie ook Mrázek 1994a:345. 36 De precieze omstandigheden en volgorde van gebeurtenissen verschillen in de diverse bronnen. Volgens Kahin 1952:207-8 kreeg Abdoelmadjid in zijn kritiek de steun van Tan Ling Djie en Wikana, waarbij Amir Sjarifoeddin zich aansloot, toen hij uit Djakarta terugkeerde, waar ook hij Sjahrirs beleid had gesteund. Ook in Alers 1956:177; F.K.N. Harahap 1979:126-8; De Jong 1988:386; Rosihan Anwar 1995:134; Hamid Algadri 1991:11, 1995:12-3. Aboe Bakar Loebis 1995:297-8 heeft er bittere woorden voor over – een goed voorbeeld van de methoden die communisten inzetten om de eigen doeleinden en bedoelingen te verwezenlijken. 37 Kahin 1952:207-8; Mrázek 1994a:346.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

647

de nieuwe situatie.38 Het lijkt er op dat de geheime PKI-leiding hier in een gezamenlijke actie de kans waarnam om Sjahrir uit te schakelen, of althans ernstig te verzwakken.39 Het kabinet kwam op 25 juni bijeen, direct na aankomst van Sjahrir uit Djakarta. Besluitvorming over de opstelling tegenover Nederland was nog niet aan de orde; de voortzetting op 26 juni moest daarin voorzien. Hier verdedigde Sjahrir zijn beleid met verve en wist zelfs een kritische Amir te overtuigen, aldus één der aanwezigen. Een koerier die de brief bezorgde met de Sajap-Kiri-resolutie bezegelde echter Sjahrirs lot. Sjahrir verblikte noch verbloosde; hij had blijkbaar zo’n bericht verwacht.40 Sjahrir restte niets anders dan zijn ontslag aan te bieden. Er volgde nog tot diep in de nacht overleg in kabinetsverband en met Soekarno. Soekarno riep ook de leiders van de grote partijen bijeen. Deze spraken zich unaniem uit voor de vorming van een presidentieel kabinet. Hierna kwam het kabinet, om drie uur in de ochtend, nog even bijeen en bood Sjahrir zijn ontslag aan. Soekarno aanvaardde dit en gaf een verklaring uit dat hij tijdelijk alle regeringsmacht op zich nam, gezien de crisissituatie. Diezelfde dag ook stuurde Soekarno een antwoord aan de Commissie-Generaal op nieuwe, dringende vragen om verduidelijking. Het antwoord was, zoals te verwachten, vaag en ontwijkend.41 Sjahrirs centrale rol was hiermee uitgespeeld. Geleidelijk was zijn positie zwakker geworden. Soekarno had hem overvleugeld en zijn dominante positie in het kabinet was door het toetreden van ministers uit andere partijen afgekalfd. In zijn eigen PS werden de verschillen van opvatting tussen sociaaldemocraten en communisten steeds duidelijker. Zijn politieke krediet verminderde ook doordat zijn naam als eerste werd verbonden aan de onderhandelingsresultaten met Nederland. Zijn inzet en realisme hierbij konden nooit het ‘100% merdeka’ opleveren, dat als doelstelling werd beleden. En in Djokja en Solo, veilig in het Republikeinse binnenland, leek die ‘100%’ een reële optie – in ieder geval voor de aanhang van de politieke organisaties. In Djakarta was de realiteit anders, en daar deed Sjahrir het vuile werk. Maar zijn krediet werd zo blootgesteld aan een erosieproces, dat in juni 1947 zijn houvast aan de macht te ver had aangetast. In zijn hoofdrol was hij niet meer bruikbaar, en hij zal dat waarschijnlijk ook zelf hebben beseft. Sjahrir was niet gehecht aan 38

Kedaulatan Rakjat, 26-6-1947. Het Pesindobestuur keurde op 25 juni eveneens Sjahrirs voorstellen af. Dat besluit verscheen eveneens in Kedaulatan Rakjat, 26-6-1947. 39 Schermerhorn 1970, II:693 haalt de Australische journalist Graham Jenkins aan die Amir er van beschuldigt een dubbelrol te spelen en te intrigeren om zijn plaats in te nemen. Schermerhorn tekende dit op 28 juni op, dus niet als wijsheid achteraf. Ook Brackman 1963:5960 en Abels 1983:57-8 zijn dit oordeel toegedaan. 40 Halim 1980:108-9; Kedaulatan Rakjat, 25-, 26- en 27-6-1947. 41 Kedaulatan Rakjat, 27-6-1947. Schermerhorn 1970, II:686 vond de reactie ‘mottig’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

648

Verguisd en vergeten

Setiadjit

een persoonlijke machtspositie, en spanning en vermoeidheid waren slopend geweest. Nu dan zijn ultieme poging om een oorlog te vermijden was mislukt, kon hij met een zekere gelijkmatigheid afstand doen van zijn positie. De Sajap Kiri – of een deel daarvan – schrok van de gevolgen van zijn resolutie. Setiadjit, die op 26 juni in Djakarta was teruggekeerd van een buitenlandse reis met als voornaamste bestemming Praag, kon met Nederlandse hulp met spoed naar Djokja reizen – met de bedoeling om Sjahrir te steunen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

649

in de verdediging van zijn beleid.42 Hij kwam te laat, maar bleef niet passief. Schermerhorn schreef op 28 juni in zijn dagboek: Setiadjit schijnt er gisteren in te zijn geslaagd de linkervleugel [Sajap Kiri] in een vergadering van ‘s morgens half tien tot ‘s middags half drie weer van de dwalingen zijns weegs terug te brengen en de resolutie te laten inslikken. Vanavond hoorde ik dat hierbij in de linkse groepering de communisten weerstand hebben geboden, maar dat de Partai Boeroeh van Setiadjit en de Partai Sosialis toch Setiadjit zijn gevolgd.

Schermerhorn loofde Setiadjit vervolgens als een der beste co-operatieve figuren. Sanders [de secretaris van de CommissieGeneraal] kan met voldoening terugzien op zijn poging om Setiadjit 24 uur eerder naar Djocja te werken dan aanvankelijk in de bedoeling had gelegen. Alleen kan men zeggen, dat het uiterst jammer is dat hij niet drie of vier dagen eerder is gekomen, dan zou beslist de hele misère met de Sajap Kiri zijn voorkomen en was ook het aftreden van Sjahrir niet noodzakelijk geworden.43

Volgens Kahin was er nog een weg terug. ‘Within nineteen hours of Sjahrir’s resignation they [Sajap Kiri] reversed their position, agreed to his concessions, and expressed their wish that he resume his post as Prime Minister. Soekarno likewise urged him to do so. However, Sjahrir refused to accept the post.’44 De omslag van de Sajap Kiri is niet in de pers terug te vinden; politieke opportuniteit zal hiervan de reden zijn.45 De PS liet op 2 juli een verklaring verspreiden waarin steun werd uitgesproken voor Sjahrirs vreedzame weg als enige oplossing van het Nederlands-Indonesische conflict; Soekarno’s reactie van 27 juni was een voortzetting van het beleid en de visie van

42

Schermerhorn 1970, II:674. Schermerhorn 1970, II:685-6. En hij voegt hieraan toe: ‘Dat is een feit, dat mij telkens weer opvalt in dit politieke krachtenspel van toch niet zo geringe afmetingen, nl. tot welk een enorm percentage de toevalligheden van persoonlijke aard een rol spelen’. De hoofdrol van Setiadjit in het herziene besluit wordt ook vermeld door S.S. [Soedarpo Sastrosatomo], ‘Sajap Kiri koerang tanggoeng djawab’, Siasat 1-27(5-7-1947):3. In Soedarpo’s biografie wijt hij Sjahrirs aftreden aan rechtstreeks door Moskou geïnspireerde actie, met Amir als uitvoerder (Rosihan Anwar 2001:124-8, 2003:135-8). Van Mook 1950:287 dacht, maar dit was drie jaar later, anders over Setiadjit: ‘Sleek and evasive, with a strain of fanaticism, in whose political past in the Netherlands were unexplained affiliations with the Dutch communists’. 44 Kahin 1952:208. Kahin volgt hier de uitspraken van anonieme zegslieden. Volgens de journalist Jenkins was Sjahrir ‘inderdaad razend geweest in Djocja en heeft [hij] gezegd niet meer als minister-president terug te willen komen, tenzij hij in Batavia zodanige volmachten krijgt dat hij niet geregeld Djocja behoeft te raadplegen’ (Schermerhorn 1970, II:693). 45 Een officiële verklaring van 28 juni spreekt zich slechts uit vóór de vorming van een parlementair kabinet en steunt Soekarno’s reactie in Nederlandse richting van 27 juni. 43

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

650

Verguisd en vergeten

Sjahrir.46 In de Sajap-Kiri-pers was kritiek te lezen van PKI-zijde op Sjahrir; verholen maar wel duidelijk lieten Aidit, Njoto en Hasnan zich over hun politieke leider uit.47 De reacties op de Sajap Kiri-resolutie waren gemengd. Een Antara-overzicht somde op: ‘een correctie van de opstelling van één van zijn leden’, ‘een ernstige waarschuwing aan Sjahrir’, ‘een motie van wantrouwen die zeker het aftreden van het kabinet-Sjahrir tot gevolg zou hebben’, en volgens een buitenlandse journalist was in ‘22 landen die hij had bezocht, behalve Indonesië nog nooit een kabinet door toedoen van de eigen partij ten val gekomen’.48 De goed ingewijde ‘Siasat’ noemde de opstelling van de Sajap Kiri ‘overhaast en onfatsoenlijk’. Dat Sjahrirs aftreden hiervan het gevolg was, veroorzaakte een grote schok en spijt, maar dat was te laat. In het buitenland was de goede naam van de Republik geschaad, en leken ‘onze leiders’ op ‘baby’s met hun speelgoed’. Rekende de anti-Sjahrirgroep wellicht op buitenlandse interventie ten gunste van de Republik bij een gewapende actie? Dat was wel heel speculatief. Gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef en impulsief handelen waren de verwijten aan de Sajap Kiri. Anderzijds was Sjahrir tekortgeschoten in voorlichting aan en overleg met zijn partij. In deze nieuwe situatie achtte ‘Siasat’ de kans groot dat Sjahrirs politieke koers zou moeten blijven worden gevolgd; het enige gevolg van zijn aftreden was dan een verzwakking van de Indonesische positie.49 Kabinetsformatie Het aftreden van Sjahrir bood kansen aan PNI en Masjoemi om tot de begeerde regeringsdeelname te komen. Een bijeenkomst van de Benteng Repoeblik sprak zich op 29 en 30 juni uit tegen Sjahrirs concessies, en tegen zijn terugkeer als regeringsleider.50 De dominerende krachten in de Benteng, PNI en Masjoemi, konden het hier makkelijk over eens worden. Beide partijen spraken zich apart uit voor de vorming van een coalitiekabinet, waarmee een 46

Kedaulatan Rakjat, 2-7-1947 (Antara). Deze verklaring verwees naar besluiten van bestuur en partijraad van 25 en 26 juni, maar sloot hierbij ook Soekarno’s reactie van 27 juni in. Gelet op de late verspreiding lijkt de kans groot dat hier enigszins met de datering is gegoocheld. 47 Soe Hok Gie 1997:121-2, die artikelen uit Boeroeh aanhaalt. 48 ‘Pergolakan politik dalam seminggoe’, Kedaulatan Rakjat, 3-7-1947. 49 S.S. [Soedarpo Sastrosatomo], ‘Sajap Kiri koerang tanggoeng djawab’, Siasat 1-27(5-71947):3, 11. 50 Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947; Antara, 1-7-1947; Merdeka, 2-7-1947. Deze bijeenkomst was al vastgesteld voor Sjahrirs ontslag en viel dus toevallig samen daarmee (Kedaulatan Rakjat en Merdeka, 26-6-1947; Repoeblik, 27-6-1947).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

651

kabinet op brede basis, met alle grote partijen, werd bedoeld.51 De Sajap Kiri zag meer in een nationaal kabinet, zoals ook de Sjahrir-kabinetten, waarvoor de brede basis geen uitgangspunt behoefde te zijn. Sajap Kiri en PNI wensten een parlementair kabinet, Masjoemi gaf de voorkeur aan een presidentieel kabinet.52 Soekarno’s benoeming van vier formateurs – Amir (PS), Setiadjit (Partai Boeroeh), Gani (PNI) en Soekiman (Masjoemi) – op 30 juni verschafte duidelijkheid: een parlementair coalitiekabinet werd beoogd. De vier mannen kregen een dag de tijd om het kabinet samen te stellen.53 Over een programma was men het snel eens. De geschillen rezen over de ministersposten. Masjoemi stelde de meest uitgesproken eisen. Hij vroeg het premierschap, en de ministeries van binnenlandse zaken, voorlichting en onderwijs. Soekiman zelf wenste regeringsleider te worden. Zelfs de PNI, Masjoemi’s partner in de Benteng Repoeblik, vond dit uiteindelijk te ver gaan. Daarbij kwam dat Soekiman, een verklaard tegenstander van Linggadjati, niet bepaald de man leek om met veel kans op succes de belangen van de Republik te vertegenwoordigen in de contacten met Nederland en de internationale wereld. Dat ook besefte Soekarno heel goed. In een latere fase kwam hij met het voorstel Moh. Roem premier te maken en Soekiman binnenlandse zaken toe te delen. Minister Roem beschikte wel over goodwill in Djakarta, maar lag in zijn partij en bij zijn voorman Soekiman niet goed; hij had immers tegen de zin van de Masjoemi in een ministerschap onder Sjahrir aanvaard. Soekiman en de Masjoemi weigerden dus en op 1 juli gaven de formateurs hun mandaat terug.54 De Masjoemi had zijn hand overspeeld. Hij achtte zich als grootste partij van het land een onontbeerlijke regeringspartner en meende op steun van de PNI te kunnen rekenen tegenover een aangeslagen Sajap Kiri.55 Zelfs Soekarno’s royale voorstel werd afgewezen. Om tien uur ‘s avonds op 2 juli werden Amir, Setiadjit en Gani opnieuw tot formateur benoemd; nu met de opdracht een nationaal kabinet te vormen. Zij kregen daarvoor de tijd tot het middaguur van 3 juli. Er was koortsachtig overleg aan voorafgegaan. De laatste regel van het bericht hierover in ‘Kedaulatan Rakjat’ duidde aan dat de Masjoemi tevergeefs had vertrouwd op zijn onmisbaarheid in het kabinet. Daarin werd gemeld dat leiders van 51

Kedaulatan Rakjat, 28-6-1947. Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947. 53 Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947. 54 Kedaulatan Rakjat, 1- en 2-7-1947; ‘Pergolakan politik dalam seminggoe’, Kedaulatan Rakjat, 3-7-1947. Volgens Kahin 1952:209 vroeg Soekiman naast het premierschap de posten van defensie en binnen- en buitenlandse zaken. Kahins zegslieden zullen hierbij hebben overdreven. Over Soekimans ambities: Schermerhorn 1970, II:693, 708-9, 727. 55 Kedaulatan Rakjat, 2-7-1947 vermeldt de ‘passieve’ opstelling van de Sajap Kiri in het formatieoverleg; een ander bericht op die dag rept van overleg tussen de partijtop van Masjoemi en PNI met ‘bevredigend’ resultaat – dat lijkt een eufemisme. 52

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

652

Verguisd en vergeten

de Partai Sarekat Islam Indonesia (PSII) ook zitting zouden nemen in het kabinet.56 De vooroorlogse PSII was in 1942 op Japans bevel opgegaan in de Masjoemi, maar had binnen die brede federatie nog een eigen verband weten te handhaven. Na de Proclamatie was de PSII onder eigen naam weer actief op Sumatra en Celebes, maar op Java was voorshands van ontplooiing buiten de Masjoemi geen sprake. Op 28 april 1947 had Antara gemeld dat het PSII-bestuur het opheffingsbesluit van 1942 had ingetrokken en dat de partij weer actief zou worden.57 Dat werd officieel besloten op 14 juni in Djokja. De PSII zou opereren als buitengewoon lid van de Masjoemi. De PSII koos als zijn voorzitter Abikoesno Tjokrosoejoso, Tan Malaka’s medegevangene, en tot voorzitter van de partijraad Wondoamiseno, wiens gevangenschap, ook in verband met de 3-juli-coup, een paar maanden eerder om medische redenen was omgezet in huisarrest.58 Tot de bestuursleden behoorde ook Harsono Tjokroaminoto, onderminister van defensie. De PSII verenigde ‘oude’, al voor 1942 actieve, orthodoxe islamitische leiders, die met hun rol in de Masjoemi niet tevreden waren. Daarin maakte Soekiman, voor de oorlog uit de PSII getreden, de dienst uit, en bezetten jonge progressieven belangrijke posities. Die ook namen ministerzetels in, zonder goedkeuring van de Masjoemi overigens. Hun deelname aan Sjahrirs kabinet werd scherp afgekeurd, ook uit afkeer van Sjahrir, die een groot deel van de PSII-leiders vanwege hun samenwerking met de Japanse bezetter buitenspel had gezet. Er leek echter nog geen sprake te zijn van openlijke geschillen, en de PSII was niet van plan de Masjoemi te verlaten. De precieze relatie zou onderwerp van overleg gaan vormen.59 Dat overleg werd achterhaald door de kabinetsformatie. Soekiman moest knarsetandend toezien dat, terwijl de linkervleugel met Roem en Natsir zich niet liet verlokken om namens de Islam hun ministerschap te prolongeren, de rechtervleugel zich graag liet overhalen. Amir en Setiadjit bewerkten de PSII met succes, en hadden bijna ook nog Masjoemi’s jeugdorganisatie GPII losgeweekt. Wondoamiseno werd uit zijn huisarrest verlost en voor overleg naar Amir gebracht. Met een royaal aanbod aan ministersposten werd de PSII overgehaald; een PSII waarvan geheel onbekend was op hoeveel volkssteun deze kon rekenen. Maar – en dat was de opzet – met recht en reden kon worden verdedigd dat de Islamzuil was vertegenwoordigd.60 Met deze 56

Kedaulatan Rakjat, 3-7-1947. Antara, 28-4-1947, in Kedaulatan Rakjat, 29-4-1947. 58 Antara, 24-5-1947 (aankondiging); Kedaulatan Rakjat, 19-6-1947; Merdeka, 19-6-1947. Wondoamiseno’s huisarrest: Antara, 22-3-1947, in Kedaulatan Rakjat, 24-3-1947. 59 St.M., ‘P.S.I.I. aktif kembali’, Siasat 1-25(21-6-1947):6-7; ‘P.S.I.I. bergerak lagi!’, Masjarakat 2-18(4-5-1947):4-5; Kahin 1952:209-10, 1953:81-2. 60 Soebagijo 1985:103-4; Schermerhorn 1970, II:727, 740; Kahin 1952:210. Kahin schrijft overi57

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

653

‘inbraak’ kon de formatie binnen de gestelde termijn worden afgerond. Amir werd premier en behield defensie. Met Gani en Setiadjit kreeg hij twee vicepremiers toegevoegd, die vooral ook een taak was toegedacht in het overleg met Nederland. Voor de PS zette Abdoelmadjid zijn onderministerschap voort, nu op binnenlandse zaken. Tamzil, in 1945 uit Nederland teruggekeerd, werd onderminister op buitenlandse zaken. Onder PBI-vlag werden S.K. Trimurti minister van arbeid, van wie echtgenoot Sajoeti Melik om politieke redenen gevangen zat,61 en Soeprodjo van sociale zaken. Deze laatste minister was twintig jaar eerder actief in de PKI; zijn rol in de opstand van 1926 had hij moeten bekopen met Digoelverbanning. Wikana bleef minister zonder portefeuille, belast met jeugdzaken, terwijl voor het eerst de PKI een minister leverde: Maroeto Daroesman (zonder portefeuille). Hij was het vierde kabinetslid dat de oorlogsjaren in Nederland had doorgebracht. Siauw Giok Tjhan, belast met Chinese zaken, hoorde ook bij de Sajap Kiri. De Sajap Kiri leverde acht ministers (vier zonder portefeuille) en drie onderministers. De communistische vleugel in de PS had ten koste van Sjahrirs aanhang zijn positie flink verbeterd. De PNI kreeg vier ministers en twee onderministers toegewezen. Gani en Soesanto Tirtoprodjo behielden hun posities op economische zaken en justitie, maar nu met de zegen van de partij. Maramis op financiën en Ali Sastroamidjojo op onderwijs maakten hun rentree als minister na ruim anderhalf jaar; zij waren lid van het eerste presidentiële kabinet geweest. De gestegen invloed van de groep binnen de PNI die het Linggadjati-akkoord had gesteund en met de PS wilde samenwerken werd zo bevestigd. De groep rond Sarmidi Mangoensarkoro moest zich hierbij neerleggen.62 Voor de PSII werd Wondoamiseno minister van binnenlandse zaken – in een paar dagen maakte hij de overstap van politiek gevangene onder huisarrest naar het bijna hoogste ambt van de Republik. De PSII leverde verder de uit Sumatra afkomstige minister voor godsdienstzaken. Het zou blijken dat deze niet van Sumatra naar Djokja kon komen om zijn ambt op zich te nemen. In oktober werd een andere PSII’er in zijn plaats benoemd. In de officiële lijst werd ook de nieuwe minister van buitenlandse zaken, Agoes Salim, bij de PSII gerekend. Daartoe behoorde Agoes Salim zeker niet; met enige goede wil kon hij dichtbij de Masjoemi worden ingedeeld. Hoe dan ook, Agoes Salim aanvaardde zijn benoeming. Uit de PSII werden verder vijf gens ten onrechte dat de PSII in juli 1947 werd heropgericht, als gevolg van een akkoord tussen Amir en Wondoamiseno, om het nieuwe kabinet steun van Islamzijde te verschaffen. Van zoveel ‘political opportunism’ als Kahin de PSII hier beschuldigt, is echter geen sprake; de PSII was al eerder weer actief geworden. 61 Trimurti werd door formateur en partijgenoot Setiadjit als minister gevraagd, en accepteerde, na enige aarzeling (Soebagijo 1982a:147-8; Hering 1984:73-4). 62 Zie hierover ook Rocamora 1975:22-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

654

Verguisd en vergeten

onder­ministers benoemd, van wie Aroedji Kartawinata als onderminister van defensie Harsono Tjokroaminoto opvolgde, de enige van de Masjoemi-ministers die tot de PSII was toegetreden. Maar Harsono maakte graag plaats; de nieuwe minister was een oom van zijn vrouw.63 De haast waarmee de PSII zijn kandidaten bijeengaarde bleek later. Twee onderministers bedankten voor de eer. Zij waren en bleven Masjoemilid en waren buiten hun medeweten benoemd. De Islamzuil zat met de brokken. De Masjoemi gaf op 3 juli een verklaring uit, waarin zijn opstelling werd gerechtvaardigd. Om ‘correctief’ op te treden, uit een bereidheid om over de afwijzing van Linggadjati heen te stappen en ‘to make the best of it’ (letterlijk zo opgenomen) had de Masjoemi een sterke positie in het kabinet nodig. Die werd hem niet gegund en de weigering deel te nemen was daarna vanzelfsprekend. De ex-ministers van de Masjoemi beloofden zich in partijverband in te zetten.64 De PSII liet ook op 3 juli weten dat er geen enkel verschil van mening tussen PSII en Masjoemi bestond. Het toetreden tot het kabinet was slechts geschied uit verantwoordelijkheidsbesef ten opzichte van de natie, die in diepe crisis verkeerde. De PSII wenste ook geen geschil of breuk; alle berichten daarover waren louter provocaties. Voor 13 juli werd een spoedconferentie bijeengeroepen.65 Daar pas werd de PSII officieel heropgericht, met afgevaardigden van 20 Javaanse afdelingen en schriftelijke instemming van 63 afdelingen op Java, Sumatra en Celebes. De bereidheid tot regeringsdeelname – inmiddels al verwezenlijkt – en parlementsdeelname werd uitgesproken. Een nauwe band met Masjoemi en andere Islamorganisaties werd wenselijk bevonden, en overleg met de Masjoemi over eenheid in de Islamzuil moest gaan plaatsvinden. De PSII kon zich in zijn comfortabele positie deze opstelling veroorloven. De Masjoemi, die alle reden had de PSII te verketteren, deed dat niet.66 Het PSII-congres nam nog een motie aan, gericht aan Soekarno, Amir en de Badan Pekerdja. Daarin werd steun uitgesproken aan de regering en gevraagd om vrijlating van Abikoesno – de bestuursvoorzitter van deze regeringspartij zat gevangen om politieke redenen, zonder aanklacht of proces. Die vreemde situatie zou toch oplosbaar moeten zijn. Het PSIIverzoek beperkte zich dan ook tot Abikoesno; zijn lotgenoten werden niet genoemd.67

63

Soebagijo 1985:104. Antara, 4-7-1947, in Kedaulatan Rakjat, 5-7-1947. 65 Antara, 5-7-1947, in Kedaulatan Rakjat en Merdeka, 7-7-1947. 66 Antara, 15-7-1947, in Kedaulatan Rakjat en Merdeka, 16-7-1947. Een beschouwing in Siasat illustreert de verwarring en verrassing over de PSII-rentree: St.M., ‘P.S.I.I.-Masjoemi pemerintah’, Siasat 1-29(19-7-1947):5. 67 Antara, 16-7-1947, in Merdeka, 17-7-1947. 64

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

655

De politieke gevangenen Het ‘vergeten’ lot van deze politieke gevangenen was onderwerp van zorg geworden van een steuncomité, dat op 21 mei in Djokja werd opgericht als Panitia Menolong Keloearga Tahanan Politiek (Steuncomité voor de Families van de Politieke Gevangenen). Het comité was al eerder voorlopig actief geweest. De gevangenen in de Kepatihan kregen eind maart kort bezoek van Soekiman, Sjamsoedin Soetan Makmoer, Rachmat Nasution en Samawi, vergezeld van een stoet militairen en ambtenaren. Zij bezochten ook Wirogoenan en Magelang. Vragen gingen natuurlijk over de vrijlating en Soekiman beloofde aandacht. Overigens werd Soekiman met enig wantrouwen bekeken – zijn rol op 3 juli was onduidelijk. En zou het comité zich wel inzetten voor de principiële zaak van de vrijlating of wilde het slechts geld inzamelen voor de families zonder kostwinnaar? Sociale doeleinden stonden voorop bij de Panitia, maar ook het lot van de gevangenen zelf was onderwerp van aandacht. Het comité zou zich inzetten voor een spoedige afronding van het vooronderzoek en voor vrijlating van de onschuldigen. Tot de sprekers op 21 mei behoorden Sjamsoedin Soetan Makmoer (PNI), Patty, Djoni, Djody (PNI) en Rachmat Nasution. Voorzitter werd M. Djoni, vice-voorzitter A.J. Patty, secretaris Boejoeng Siregar, penningmeester H.J. Soedjak. De bestuursleden waren Hadiprabowo, Rachmat Nasution, Samawi, Mardisisworo, Boerhanoedin, N. Sarmini en N. Sjamsar.68 Dewantoro bleek bereid zijn naam als adviseur aan het comité te verbinden. Op 4 juni werden de statuten van het comité in een ledenvergadering vastgesteld. Als doel werd steun op wettige wijze aan de politieke gevangenen en hun familie omschreven. Uitwerking daarvan hield de inzet in om de afdoening van hun dossiers te versnellen, en de inzameling van geld voor hun familie. Een intekenlijst voor dit laatste zou worden verspreid. Een comité­delegatie zou de procureur-generaal en Soekarno om een onderhoud vragen.69 Het comité kon rekenen op veel sympathie in brede politieke kring in Djokja, maar toen vóór de oprichting prominente politici werd gevraagd bestuurslid te worden, volgden diverse weigeringen. Was onder hen ook Soekiman die zijn voorlopige voorzitterschap opgaf? Of was hij ongewenst? Djoni en Patty hadden geen bezwaar, evenmin als de uit Australië teruggekeerde Boejoeng Siregar. De GPII verschafte het comité kantoorruimte, vrijwel recht tegenover Soekarno’s paleis in een paviljoen aan de zijkant van het gebouw. Boejoeng timmerde en schilderde een groot naambord, 68

Kedaulatan Rakjat, 22-5-1947; Antara, 22-5-1947. Het bezoek aan de Kepatihan in Adam Malik 1947:89. Hier wordt ook vermeld dat de oprichting op 22 maart in de pers werd bericht – zo’n bericht heb ik niet gevonden. 69 Kedaulatan Rakjat, 6-6-1947. Een advertentie in Kedaulatan Rakjat, 9-6-1947, riep de familie van de gevangenen op zich te melden bij de secretaris van het comité.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

656

Verguisd en vergeten

van twee bij anderhalve meter, dat fungeerde als een soort provocatie. Het werkte en na vier dagen kwam Soekarno’s particuliere secretaris vragen het weg te halen. Boejoeng weigerde. Het comité had succes met zijn geldinzameling.70 Het ging op bezoek bij de procureur-generaal op 11 juni. Sarmidi Mangoensarkoro, Boejoeng Siregar, Djoni en Samawi zochten op 14 en 16 juni een aantal gevangenen op in en buiten Djokja.71 Adam Malik bevestigt hun bezoek, waar Djoni allereerst de doelstelling van het comité uiteenzette. Ieder mocht een formulier met zijn wensen invullen waarop allen als eerste hun spoedige vrijlating neerschreven: zij waren al een jaar onschuldig in hechtenis. Kjai Moekti, als woordvoerder, liet zich vriendelijk uit over het comité. Adam Malik benadrukte dat hij hoopte dat naast de sociale taak het comité ook zou ijveren voor de vrijlating. Tezamen met het verwante comité voor de Tiga-Daerah-gevangenen zou actie kunnen worden gevoerd. Djoni beloofde de grootst mogelijke inzet voor een rechtvaardig besluit. De ruimtes werden tot slot geïnspecteerd. En weer steeg de hoop…72 Djoni en Boejoeng Siregar kregen toestemming Tan Malaka in Magelang op te zoeken. De procureur-generaal ging mee en stelde zijn auto ter beschikking. Boejoeng herinnert zich hiervan de samenvatting en analyse die Tan Malaka verschafte over het klassieke Chinese relaas Sam Kok, dat ook vele politieke leringen bevatte.73 Op 17 juni vierden de gevangenen de islamitische hemelvaartsdag. Ze zongen het volkslied en Kjai Moekti hield een rede. Van buiten werden 64 dozen met lekkernijen bezorgd door het stedelijke comité dat de viering organiseerde – het was een welkom teken van betrokkenheid. Verder hoorden de gevangenen dat al maanden eerder hun dossiers door het Parket aan de president waren overgedragen, met de conclusie dat geen strafrechtelijke overtredingen waren geconstateerd. Maar waarom nam de procureur-generaal zelf niet het besluit tot vrijlating, conform zijn bevoegdheid? Bitterheid en cynisme overheersten en positieve berichten van buiten werden niet meer geloofd. De Parketbeambte Basoeki kwam op 26 juni vragen naar wensen over voeding en huisvesting, maar kreeg slechts vragen retour over vrijlating. ’Hij lachte en grapte: “wellicht gaan jullie allemaal spoedig naar huis! Heb geduld.”’ Buiten werd de politieke situatie kritiek. Sjahrir trad af en de gevangenen verbeten zich – waarom mochten zij hun aandeel niet leveren in de verdedi70

Interviews Bujung Siregar, Djakarta, 1-9-1980 en Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 12-111980; Autobiografi Boeyoeng Siregar 1986:22-3. Hasan Sastraatmadja noemt zich bestuurslid, maar is dat dan niet bij de oprichting geworden. Hij keerde pas omstreeks juli 1947 terug in Djokja, nadat hij een jaar eerder, uit vrees voor arrestatie, de stad was ontvlucht. 71 Antara, 20-6-1947 (incompleet bericht). 72 Adam Malik 1947:94-5. 73 Autobiografi Boeyoeng Siregar 1986:23-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

657

ging van de Republik? ‘Wachten, al door wachten, dat was het enige dat wij konden doen.’74 Het steuncomité voor de politieke gevangenen kwam meteen na Sjahrirs aftreden in actie. In een brief van 27 juni aan Soekarno werd gevraagd om een rondetafelconferentie tussen regering en gevangenen, met een vrije gedach­teuitwisseling. Ter motivering werd verwezen naar de politieke crisis, Soekarno’s recht om gratie, amnestie en rehabilitatie te verlenen en de wens van de gevangenen zich voor hun land in te zetten. En tot slot werd aan de brief toegevoegd dat het vooronderzoek al lang was afgerond, dat er geen aanleiding tot vervolging was gevonden en geen aanklachten waren geformuleerd.75 Twee dagen later ondertekenden 29 gevangenen een brief aan Soekarno, waarin zij hun steun aan hem uitspraken; een steun die reële inhoud kon krijgen als Soekarno het besluit nam om hen vrij te laten. De namen van de 29 werden niet vermeld. Het lijkt twijfelachtig of Tan Malaka hierbij was – zijn naam zou dan toch wel zijn genoemd als ondertekenaar.76 De radicale partijen lieten zich ook horen tijdens de kabinetsformatie. De PKI Merah verklaarde bereid te zijn deel te nemen aan een coalitiekabinet, op basis van een onverzoenlijke houding tegenover Nederland. De consequentie van een Nederlandse militaire aanval werd aanvaard.77 De PRD sprak zich ook uit voor een coalitiekabinet, en in één adem, de vrijlating van de politieke gevangenen, van wie de inzet in de crisissituatie hoogstnodig was.78 De Partai Rakjat vroeg Soekarno, na het falen van het kwartet formateurs, evenals het steuncomité, om een rondetafelconferentie van alle partijen bijeen te roepen, met deelnemers van binnen en buiten de gevangenis.79 Het lot van Tan Malaka en zijn geestverwanten leek met de officiële toetreding tot het kabinet van PNI en PSII een wending ten goede te kunnen krijgen. In zijn eerste reactie na zijn benoeming liet minister Soesanto, die zijn post had behouden, weten dat ‘de zaak-Tan Malaka snel zal worden onderzocht’. En hij kon daarbij zelfs verwijzen naar 7 juli, de dag waarop het Hoog Militair Gerechtshof het proces tegen A.K. Joesoef zou openen.80 De dag tevoren had 74

Adam Malik 1947:96-9. Het slotcitaat vormt ook de laatste regel van Adam Maliks manu­ script. 75 Kedaulatan Rakjat, 28-6-1947. Antara, 1-7-1947 verwijst hiernaar. 76 Kedaulatan Rakjat, 1-7-1947. 77 Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947. 78 Kedaulatan Rakjat, 30-6-1947. 79 Antara, 3-7-1947. 80 Kedaulatan Rakjat, 4-7-1947. Dit was het enige onderwerp uit Soesanto’s reactie dat de krant noemde. Ook als Soesanto meer zaken had besproken, duidt het niettemin op de actualiteit van het thema. Antara, 1-7-1947 meldde ‘uit betrouwbare bron’ dat het Hof op 7 juli met de behandeling van de 3-juli-zaak zou beginnen; niet werd geschreven dat slechts Joesoef zou worden berecht.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Serang

Rangkasbitoeng

Tjiandjoer

Poerwokerto

Pekalongan Solo

Tjepoe

Blora

Rembang

Malang

Modjokerto

Soerabaja

Madioen Kediri Klaten Djokjakarta Ponorogo Blitar

Magelang

Semarang

Pati Madoera

Banjoewangi

De Nederlandse militaire actie, juli-augustus 1947. Donkere arcering duidt Nederlandse bezetting aan van vóór juli 1947; het licht gearceerde deel is de gebiedsuitbreiding na de actie, terwijl het witte gebied door de Republik bleef beheerst.

Tjiamis

Tegal

Indramajoe

Cheribon

Bandoeng

Poerwakarta

Djakarta

Bekasi

Soekaboemi

Bogor

Tangerang

Bali

V Kerende kansen

659

het steuncomité dit nieuws al bekendgemaakt. Het comité had de PNI-prominenten mr. Soenarjo en mr. Djody als verdedigers aangezocht.81 Op verzoek van die verdediging werd het proces uitgesteld tot 25 augustus. Joesoef zou worden berecht voor de ontvoering van Sjahrir, in samenwerking met anderen.82 Het steuncomité vroeg de rechtbank op 9 juli om nog een jurist en A.J. Patty, vice-voorzitter van het comité, aan de verdediging te mogen toevoegen. Een delegatie van het comité zou aan Soekarno hierover toelichting verschaffen.83 Het leverde alles niets op. In het kabinet, dat eens per week bijeenkwam, is nooit gesproken over het lot van de 3-juli-gevangenen. Dat was, aldus toenmalig minister Trimurti, ‘een zaak van Amir’. Volgens haar collega Siauw Giok Tjhan werd dit overgelaten aan de rechterlijke macht en enkele ministers.84 De eerste Nederlandse militaire actie Met het aantreden van het nieuwe kabinet leek voor de Benteng Repoeblik weinig toekomst meer aanwezig. De federatie was na de KNIP-zitting in Malang vooral een drukmiddel geworden, waarmee PNI en Masjoemi hun oppositie kracht bijzetten. Tijdens de formatie was de samenwerking spoedig bezweken – het eigen partijbelang ging voor. De Benteng kwam toch weer bijeen. Op 9 juli vergaderden de leden en bespraken de actuele situatie. Conclusies werden niet meegedeeld. De discussie zou op 13 juli worden voortgezet.85 Een verslag hiervan was niet te vinden; het doorgaan dus twijfelachtig. Een laatste opleving vormde de bijeenkomst van Benteng-leden in Madioen. De aanwezigen vroegen om een ledenvergadering waarin de organisatie zou moeten worden aangepast aan de nieuwe situatie.86 Als dat voorstel al serieus werd opgepakt, werd het achterhaald door dramatische ontwikkelingen, die de Republik diep aantastten. De impasse in het Nederlandse-Indonesische overleg, en de oorlogsdreiging, vormden voor het nieuwe kabinet de allesoverheersende zorg. Amir kwam op 8 juli met een antwoordnota, die minstens evenveel toegaf 81

Antara, 3-7-1947; Kedaulatan Rakjat, 3-7-1947; Repoeblik, 4-7-1947. Antara, 7-7-1947; Kedaulatan Rakjat, 7-7-1947; Repoeblik, 8-7-1947; Merdeka, 8-7-1947. 83 Kedaulatan Rakjat, 9-7-1947. Voorzitter Djoni van het comité was inmiddels op 3 juli gearresteerd, voor een zaak, zo haastte secretaris Boejoeng Siregar zich te verklaren, die geheel buiten het comité stond (Antara, 4-7-1947, in Kedaulatan Rakjat, 5-7-1947 en Merdeka, 8-7-1947). 84 Interviews S.K. Trimurti, Djakarta, 25-8-1980, Sultan Hamengkoeboewono, Djakarta, 24-101980 en Siauw Giok Tjhan, Amsterdam, 19-11-1981. 85 Antara, 7-7-1947; Kedaulatan Rakjat, 8- en 10-7-1947; Merdeka, 8-7-1947. 86 Kedaulatan Rakjat, 16-7-1947. 82

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

660

Verguisd en vergeten

aan Nederland als Sjahrir, met voor hem noodlottige gevolgen, twee weken eerder had gedaan. Slechts met de instelling van een gemeenschappelijke gendarmerie, die in de Republik zou opereren, en zo, aldus Nederlandse zijde, een middel zou vormen tegen bestandsschendingen, vernielingen en blokkade, kon de Republik niet instemmen. Over dit laatste onderwerp werd nog op 14 en 15 juli in Djakarta overlegd. Het leek perspectief te bieden, maar in Djokja was op korte termijn geen duidelijk positief antwoord te verkrijgen. Ondanks internationale, vooral Amerikaanse druk op beide partijen bleek een vreedzame uitweg onmogelijk. Uiteindelijk werd in Den Haag besloten, na koortsachtig overleg met de Nederlandse autoriteiten in Djakarta, en diverse malen uitstel, tot een militaire opmars. Niet alleen politieke redenen bepaalden dat besluit. De militaire lasten in Indonesië drukten zwaar op Nederlandse schatkist, en noemenswaarde inkomsten uit de verkoop van Indonesische producten en grondstoffen waren er niet. Op 20 juli begon de ‘Operatie Product’, de Eerste Politionele Actie, in Nederlandse termen, of ‘Eerste Agressie’ in Indonesische termen. De opmars was een militair succes. In twee weken werd tweederde deel van Java bezet. Slechts Banten en Midden-Java bleven Republikeins gebied. Grote steden als Cheribon en Semarang aan de noordkust, en Malang in Oost-Java werden veroverd. De Vorstenlanden met Djokja en Solo, en verder Magelang, Madioen en Kediri als grotere centra bleven over als Republik Indonesia, die verder moest zonder zeehaven. De Nederlandse actie was niet bedoeld om de Republik uit te schakelen en Djokja te veroveren. Daarmee kon de PvdA, de linkse coalitiegenoot in het Nederlandse kabinet, niet instemmen. Het succesvolle verloop van de actie kon de PvdA ook niet verleiden om toe te geven aan de aandrang dit wel te doen. Van TNI-verzet op betekenende schaal was zelden sprake. TNI en lasjkar trokken zich terug en zochten een toevlucht in de heuvels en bergen. De Nederlandse troepen concentreerden zich op een snelle opmars naar grote en kleine steden. De nieuwe, lange aan- en afvoerlijnen waren van later zorg, evenals de TNI-troepen die de strijd hadden ontweken. Zuiveringsoperaties en guerrillastrijd zouden nader aan de orde komen. De internationale reactie op het Nederlandse optreden was heftig. Engeland en Amerika reageerden in eerste instantie nog gematigd, maar toen de Veiligheidsraad zich op 31 juli op verzoek van Australië en India over het conflict boog, kwam de Nederlandse positie zwaar onder vuur. Op 1 augustus werd een resolutie aanvaard, door Amerikaans toedoen afgezwakt, waarin tot een staakt-het-vuren en een vreedzame regeling van het conflict werd opgeroepen. Van het terugtrekken van de Nederlandse troepen of arbitrage door een derde partij werd niet gerept. Nederland, dat de bevoegdheid van de Veiligheidsraad om zich te beraden over deze ‘binnenlandse aangelegenheid’ bestreed, voerde niettemin de resolutie uit. De militaire doelen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

661

waren immers bereikt en op 5 augustus werd het vuren gestaakt. Over een politieke oplossing boog de Veiligheidsraad zich in augustus nog diverse malen. Voorstellen tot arbitrage haalden het niet. Op Amerikaans initiatief werd op 25 augustus besloten tot instelling van een Commissie van Goede Diensten (CvGD), waarin drie leden van de Veiligheidsraad zitting zouden nemen. Nederland en de Republik wezen elk een lid aan; deze twee zochten het derde lid aan. België, Australië en de Verenigde Staten werden aldus aangewezen. Pas eind oktober 1947 kon de Commissie zijn werk beginnen. Inmiddels versterkte Nederland zijn militaire positie door een weidse interpretatie van het begrip ‘zuiveringsoperaties’ en eenzijdige vaststelling van bestandslijnen. Een economische blokkade zette de Republik onder zware druk; het eigen grondgebied kon de eigen bevolking al niet van voldoende voedsel voorzien; laat staan de door instroom van vluchtelingen en leger- en burgermanschappen vergrote bevolking. Indonesische verzoeken om terugtrekking van Nederlandse troepen en om arbitrage, en protesten tegen schendingen van het bestand en de blokkade kregen geen gehoor in de Veiligheidsraad. Met dat al had de Republik een zware prijs moeten betalen in verloren grondgebied. Daartegenover stond dat het conflict onder internationale bemoeienis was gekomen, en dat de Republik op dat niveau als volwaardige gesprekspartner was erkend.87 Radicale hergroepering Na de Nederlandse opmars was de Republik maanden lang bezig met vooral reorganisatie, aanpassing en de strijd om lijfsbehoud op internationaal niveau. Alle andere zaken waren daaraan ondergeschikt. Eensgezindheid was nodig om te overleven; verschillen van mening werden voorlopig opzijgezet.88 Er was niettemin sprake van radicale hergroepering, waarbij de Barisan Banteng en zijn leider Moewardi de belangrijkste initiatiefnemers waren. Terwijl de Nederlandse troepen oprukten, schreef Moewardi in ‘Pacific’ dat het Linggadjati-akkoord van nul en gener waarde was geworden en dat bij nieuwe onderhandelingen 100% merdeka uitgangspunt diende te zijn.89 Moewardi maakte ook deel uit van een delegatie die eind juli op bezoek ging bij Amir. Volgens het summiere verslag kwam zij namens 87

Kahin 1952:211-24; Smit 1952:133-54. Nasutions overzicht van de binnenlandse gang van zaken laat dit duidelijk zien (Nasution 1978, V:337-441). 89 Moewardi, ‘Naskah Linggadjati’, Pacific, 24-7-1947. De BB gaf een verklaring uit van soortgelijke inhoud (Antara, 23-7-1947), zoals overigens vele organisaties, met oproepen tot verzet en eensgezindheid. 88

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

662

Verguisd en vergeten

de Benteng Repoeblik, maar slechts de radicale PNI-vleugel (Sarmidi) en Barisan-Banteng-prominenten werden als leden genoemd; de Masjoemi ontbrak. Het was het laatste optreden van de Benteng, tenzij de verslaggever het verkeerde etiket er op plakte. De delegatie sprak over de defensie, maar dat mag geen opmerkelijk nieuwsfeit worden genoemd.90 Op 3 augustus, nog voor het beëindigen van de Politionele Actie, werd in Solo het Front Anti-Imperialis werd opgericht door Barisan Banteng, Gerakan Pemoeda Islam Indonesia en Partai Rakjat Djelata, met de eerste in de rol van voorzitter. Het programma vermeldde het verdrijven van de vreemde legers, verzet in elke vorm tegen een vreemde regering, organisatie van een revolutionaire volksdefensie en strijd voor de Grondwet van de Republik.91 In een resolutie werd dit nader uitgewerkt. Nederland schond alle beginselen van recht en menselijkheid en had de weg van onderhandelingen verlaten. De Indonesische regering had de Sjahrir-lijn van vreedzaam onderhandelen voortgezet en zo de Republik verzwakt. Het volk had geen vertrouwen in een nieuwe koers van de huidige regering. Het Front vroeg daarom om het aftreden van het kabinet en de vorming van een nieuw kabinet met ministers tegen Linggadjati. Kortom, besloot het Front, het had geen vertrouwen in dit kabinet en wenste een nieuw kabinet.92 Het is onduidelijk of de deelnemers aan het Front ook hun lasjkar hiervoor wilden inzetten – lasjkar die sinds een paar maanden in naam onderdeel waren van de TNI. Hoe dan ook werd die integratie naar het tweede plan geschoven door de Nederlandse aanval en zullen de radicale organisaties hun greep op ‘hun eigen’ lasjkar weer hebben versterkt. Op 12 oktober organiseerde het Front in Djokja een ‘kennismakingsbijeenkomst’. Moewardi, aangeduid als voorzitter, legde de doelstelling uit: inzet voor 100% merdeka en de eenheidsstaat Republik Indonesia. De Nederlandse deelstaatpolitiek – de vorming van pro-Nederlandse politieke eenheden die in een federatie met de Republik zouden gaan deelnemen – werd fel bestreden. Djoni vroeg om het terugtrekken van de Nederlandse troepen, alvorens weer te gaan onderhandelen. Verder sprak ook mevrouw Mangoensarkoro, over de veel te passieve rol van de vrouw in de revolutie.93 Over het Front Anti-Imperialis is verder weinig meer overgeleverd – een zeker teken van gebrek aan actie en weerklank.94 90

Kedaulatan Rakjat, 28-7-1947. Antara, 20-10-1947 noemt de oprichting van een Front Nasional in Banjoemas, waarin Sajap Kiri, Kowani en Benteng Repoeblik elkaar vonden. Het is de laatste mij bekende vermelding van de Benteng in een lokale, ‘actieve’ rol. 91 Pacific, 5-8-1947. ‘Dr. Muwardi (I)’, Pacific, 14-12-1950 noemt BB en PRD als initiatiefnemers en Moewardi als voorzitter. 92 Pacific, 6-8-1947. 93 Kedaulatan Rakjat, 10- (aankondiging) en 13-10-1947; Antara, 13-10-1947. 94 Bij meer activiteit zou daarvan zeker in Pacific het nodige te vinden moeten zijn geweest.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

663

Links-radicale organisaties die de openbaarheid haalden in de tweede helft van 1947 zijn verder schaars. Alleen de PKI Merah lukte het éénmaal. De partij stuurde een telegram aan Gromyko, de Sovjetvertegenwoordiger in de Veiligheidsraad, om hem te bedanken voor zijn steun aan de Republik. Hij vroeg ook steun van alle communistische partijen in de wereld tegen de koloniale oorlog van het fascistische Nederland.95 De partij stelde een minimumprogramma op dat op 17 augustus werd gedateerd, maar niet de pers haalde. De 22 punten waren verdeeld over politiek, economie, sociale zaken en leger. De gevolgen van de ‘doorstoot’ voor het gewone volk moesten worden gecompenseerd. De falende leiding van bestuur en leger moest worden vervangen door pemuda met de juiste geest. De badan perdjuangan dienden steun en respect te ontvangen.96 De Partai Rakjat hield op 25 en 26 december in Solo zijn vierde conferentie, waarvan de Antara-verslaggeving in geen enkele krant werd overgenomen. Een resolutie ‘Sikap [Standpunt] Partai Rakjat’ werd vastgesteld, voorzien van een toelichting, en uitgewerkt in een ‘Urgentieprogram’. Onderhandelen met Nederlandse troepen op Indonesisch grondgebied werd afgewezen. De vorming van deelstaten ging in tegen de eenheidsstaat Indonesia en schond soevereiniteit en VN-handvest – en moest worden bestreden. De gewapende strijd moest worden voortgezet onder leiding van een regering die in overeenstemming was met de wensen van het volk. De zittende regering had haar onvermogen getoond leiding te geven. Ook het leger moest worden hervormd, na de nederlagen en terugtochten, tot een volksleger, dat een guerrillastrijd moest gaan voeren, met daarin de lasjkar die zich inzetten voor 100% onafhankelijkheid. Verder moest het Nederlands bezit worden genaast. Deze harde kritiek op vooral het leger is opvallend. De PR bezon zich verder op de eigen organisatie. De partij moest een massa­partij worden en daartoe moesten op grote schaal inspanningen worden verricht tot vorming van afdelingen, het organiseren van kader- en ledenscholing en massabijeenkomsten, en het herverschijnen van het partijblad. Het bestuur werd met twee leden – Suwondo en Adirono – uitgebreid en de partijzetel verhuisde van Solo naar Djokja (Djalan Sentot 12).97

95

Kedaulatan Rakjat, 26-8-1947. ‘Minimum-program’, Djokja, 17-8-1947, 1 p., van P.B. PKI Merah, met Ketua M. Djoni en Sekretaris Djendral A. Tompunu, in ANRI, Arsip Perdana Menteri Jogja, no. 137. 97 Deze informatie in kopieën van getypte stukken: ‘Sikap “Partai Rakjat”; Putusan Konferentie ke IV “Partai Rakjat” tanggal 25-26 Desember 1947’, 1 p. (incompleet); ‘Pendjelasan sikap Partai Rakjat’, 5 pp. (incompleet) en “Urgentie-program Partai Rakjat’, 25-12-1947, 1 p. Antara, 27-121947 vat de resoluties samen en zwakt de harde kritiek erin af. 96

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

664

Verguisd en vergeten

Herschikking van het kabinet Het sluiten van de gelederen was hoofdzaak en daarbij ging natuurlijk de gedachte uit naar Masjoemi, de enige grote partij buiten de regering. De vorming van een nationaal kabinet, ook wel een zaken- of oorlogskabinet, werd binnenskamers druk besproken. De problemen waren duidelijk: konden de PSII en Masjoemi samen in één kabinet zitten, of moest de PSII plaatsmaken of inleveren ten gunste van de Masjoemi? Overleg tussen PSII en Masjoemi verliep blijkbaar moeizaam.98 De Masjoemi was ook niet bereid veel toe te geven. In oktober eiste de partij de posten van premier en binnenlandse zaken op.99 Een partijconferentie op 23 en 24 oktober matigde de opstelling. Het partijbelang werd nu verklaard ondergeschikt te zijn aan het landsbelang. Daarom had de Masjoemi zijn eisen verlaagd. Nodig was een nationaal zakenkabinet met sterke personen. Het geschil tussen PSII en Masjoemi was niet meer dan een oplosbaar zakelijk vraagstuk.100 Het duurde nog een paar weken voor het zover was. Bij de herdenking van twee jaar Masjoemi, met vrijwel de gehele regering onder zijn gehoor, hield Soekiman zich nog op de vlakte in zijn toespraak,101 maar een paar dagen later werd een voorstel van Gani en Setiadjit openbaar; de Masjoemi zou een vice-premier aanwijzen en de posten van binnenlandse zaken en voorlichting krijgen. Soekiman werd genoemd als vice-premier.102 Het resultaat was weer anders. Er moest het nodige worden geschoven om ruimte te maken voor vijf Masjoemi-ministers, terwijl alle andere ministers hun ambt behielden. Er werden nu vier vice-premiers benoemd, die ook in rangorde werden gezet. De Masjoemi leverde met mr. Samsoedin de eerste, de PSII met Wondoamiseno de tweede vice-premier. Deze laatste stond binnenlandse zaken af aan Mohammad Roem. Ook de portefeuille voor godsdienstzaken, op interimbasis door de PSII bezet, werd door de Masjoemi overgenomen. Een minister zonder portefeuille en een onderminister completeerden het Masjoemi-kwintet. Ter compensatie van deze teruggang wisselde de PSII-onderminister van voorlichting met zijn minister. Het kabinet werd hiermee uitgebreid tot niet minder dan 35 leden.103 De breuk 98

Commentaren in Kedaulatan Rakjat duiden hierop: ‘Kabinet perang’ (28-7-1947), ‘Soal hangat’ (13-10-1947) en ‘Pergeseran kabinet’ (28-10-1947). Geruchten over een nieuw kabinet deden de ronde, waarbij Tan Malaka zelfs werd genoemd als kabinetsformateur, die de steun zou krijgen van Masjoemi en PNI (Algemene Politie Soerabaja, ‘Enige zeer belangrijke politieke gegevens’, 22-9-1947, en een commentaar hierop van K.Th. Beets, Batavia, 5-10-1947, beide in NA, PG 581). 99 Kedaulatan Rakjat, 17-10-1947. 100 Kedaulatan Rakjat, 29-10-1947. 101 Kedaulatan Rakjat, 8-11-1947. 102 Kedaulatan Rakjat, 11-11-1947. 103 Kedaulatan Rakjat, 12-11-1947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

665

in de Islamzuil was geheeld, en nu kon met een kabinet op brede basis de strijd met Nederland worden aangegaan, schreef een mild commentaar.104 Wel was er kritiek op de omvang van het kabinet. Dat werd gezien als het resultaat van partijpolitieke spelletjes; het leek wel alsof het gehele parlement tot kabinet was gepromoveerd, aldus ‘Merdeka’.105 De Badan Pekerdja nam op 21 december een motie van Sarmidi aan waarin vertrouwen werd uitgesproken in het kabinet.106 Samawi schreef in ‘Kedaulatan Rakjat’ optimistisch en tevreden over de eenheid tussen regering en volk: de vorming van een sterk nationaal front. De Konsentrasi Nasional was nog dood en kon herleven, maar de tijd drong.107 Overplaatsingen De Nederlandse aanval versnelde waarschijnlijk het verloop van het onder­zoek naar de 3-juli-zaak. Op 22 juli werden vrijgelaten Toekiran, excommandant van de Polisi Tentara Solo, en Mangkoesoediono (Barisan Banteng Solo).108 Op 25 juli waren het, wegens gebrek aan bewijs, elf mannen: Sastrosoewirjo, Manadi (beiden uit Cheribon), dr. Rachmat, Soerono Wirohardjono, Ismangoenwinoto, Malelo Siregar, Karsodikromo (allen uit Solo), Moechtar (Djokja), Mahfoed Jahja (Ponorogo), Sastrosoeprapto en Waskito (beiden uit Madioen).109 De dag hierop herkregen Tamin en Soerjosepoetro hun vrijheid.110 Begin augustus werden Dipo Soepeno en Soedjadi, beiden uit Madioen, ontslagen uit hechtenis.111 Zo kwamen 17 verdachten weer op vrije voeten.112 De Nederlandse aanval had ook directe gevolgen voor Tan Malaka en zijn lotgenoten in Magelang. Op 23 juli om twee uur in de morgen werden zij gewekt. Uit vrees voor een Nederlandse bezetting – vanuit Semarang waren 104

‘Susunan kabinet’, Kedaulatan Rakjat, 13-11-1947. Merdeka, 13-11-1947, overgenomen in Nasution 1978, VI:11-2. Zo’n zelfde opvatting heerste aldus Nasution (p. 10) onder ‘het leger’. 106 Antara, 18-, 19- en 22-12-1947. 107 Smw. [Samawi], ‘Front Nasional’, Kedaulatan Rakjat, 24-12-1947; samengevat in Antara, 24-12-1947. 108 Antara, 23-7-1947. 109 Antara, 26-7-1947. De journalist Soerono werd zonder nadere verklaring naar huis gestuurd (Soebagijo 1981b:373; Basit Adnan et al. 1995:35-6). 110 Antara, 26-7-1947. 111 Antara, 8-8-1947. 112 In een overzicht van bezigheden van vrijgelaten gevangenen uit de regio Solo van januari 1948 worden ook genoemd S. Deos, Kamaroeddin en de niet eerder genoemde Kamidjaja en Zainoen. Mogelijk werden drie van hen ook in deze periode vrijgelaten; Kamaroeddin was slechts kort in hechtenis (‘Daftar nama orang2 bekas tawanan politiek urusan TM cs jang telah dilepaskan’, Surakarta, Jan. 1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 523.) 105

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

666

Verguisd en vergeten

Ambarawa en Salatiga al bezet – volgde een transport per autobus naar Djokja, onder leiding van Tahir, het gewaardeerde hoofd van de Militaire Politie in Magelang. Het oponthoud daar – in Wirogoenan of een politiebureau – duurde slechts een paar uur. Na een Nederlands luchtbombardement werd overhaast vertrokken. In een truck werd de reis voortgezet; de bestemming bleek Ponorogo, minder bedreigd door de Nederlandse acties, dat om zes uur ‘s avonds werd bereikt. Tan Malaka koesterde de hoop, zonder aan te geven waarop deze was gebaseerd, dat hij niet weer in de cel zou belanden. Het bleek ijdele hoop.113 Bij aankomst in Ponorogo werd de auto opgewacht, aldus Soebardjo, door een eenheid Lasjkar Rakjat gewapend met bambu runtjing, die dreigend op de groep gevangenen werden gericht. De overdracht geschiedde met de bewoording: ‘Hier zijn de goederen van Amir Sjarifoeddin’. De eenheid ­meende met NICA-agenten van doen te hebben en wilde daarmee afrekenen. Haar leider zei echter de verdachten één voor één te willen ondervragen. In afwachting daarvan werden zij in een groot vertrek bijeengebracht. Toen Soebardjo en Abikoesno om water vroegen om zich te reinigen voor het avondgebed, reageerde de lasjkar-leider verrast, en vroeg, in het Javaans, of hij inderdaad met Abikoesno te maken had. De beiden kenden elkaar uit Djokja. Het gevaar was nu geweken; de lasjkar-leider liet zijn manschappen inrukken. En, aldus Soebardjo, de hele groep was zo aan de dood ontsnapt.114 Volgens Tan Malaka was zijn cel in Ponorogo, met vier hoge stenen muren, kleiner en smeriger dan in Magelang. Voeding, slaapgelegenheid en reinheid waren zeer onder de maat. Binnen een paar dagen waren alle politieke gevangenen verzameld in Ponorogo; hun getal liep op tot 46.115 Soebardjo was minder negatief. Hij was blij zoveel geestverwanten weer te zien. Na het ontbijt waren de gevangenen vrij om met elkaar rond het gevangeniscomplex te wandelen. Tan Malaka zette zich elke ochtend om negen uur aan een tafeltje voor zijn cel en schreef verder aan zijn levensherinneringen.116 Via Abikoesno kwamen aanvullende voeding, koffie en 113

Pendjara III:131; Jail III:192; Yamin 1950:59, 1957:76; Subardjo 1978:433-4; Iwa Kusuma Sumantri 2002:248-9. Tan Malaka en Yamin noemen Wirogoenan; Soebardjo een politiebureau. Volgens Yamin was het vertrek uit Djokja een reactie op het Nederlandse bombardement van Djokja’s vliegveld. Dit vliegveld werd op 21 en 23 juli aangevallen (Antara, 22- en 24-7-1947; Nasution 1978, V:240-1). 114 Subardjo 1978:434; Iwa Kusuma Sumantri 2002:249-50. Tan Malaka noemt, merkwaardig genoeg, dit incident, dat een al bekend patroon volgde, niet. 115 Pendjara III:131; Jail III:192. Djalil werd hier met Tan Malaka herenigd (interview Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 24-8-1980); Sayuti Melik (1986a:82) was er al. Onder het gezelschap noemt Bambang Singgih 1986:275 ook Boedhiarto, Boentaran, Soedijono Djojoprajitno, Domopranoto, Kanapi, Moh. Saleh, Soemantoro en Sajoeti Melik. 116 Subardjo 1978:434-5. Soebardjo schrijft hier dat hij Tan Malaka had aangeraden zijn autobiografie te schrijven, nu hij de kans daartoe had, en zijn toekomst onzeker was. Of Soebardjo

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

667

rookwaar binnen.117 In Ponorogo zat Bambang Singgih gevangen. Hij was de zoon van mr. Singgih, een prominente nationalistische leider, die in november 1945 was vermoord. Zijn zoon had, na veel naspeuringen, ontdekt wie de dader was. Zijn eigenrichting daarna had hem in de cel doen belanden. Tan Malaka won in Bambang, in de drie weken die zij beiden in Ponorogo waren opgesloten, een trouw aanhanger. Tan Malaka gaf cursussen aan de gevangenen over de Franse Revolutie, de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog en de Russische Revolutie. Elke dag was daarvoor een uur uitgetrokken. Tan Malaka gaf uit het hoofd een heldere en grondige uiteenzetting, aldus Bambang. Ook Yamin doceerde – over internationaal recht en de wettigheid van de Proclamatie, zoals eveneens Soebardjo. Op 17 augustus 1947 kwamen alle gevangenen bijeen, en hield Tan Malaka een herdenkingsrede, waarin hij het Linggadjatiakkoord analyseerde als opmaat tot capitulatie. Tan Malaka’s discipline was voorbeeldig; zijn dagritme onveranderlijk – niets kon hem daarvan afbrengen. Hij stond als eerste op, en wisselde studie, schrijven, gymnastiek en gesprek af. Hij ging vroeg naar bed en geen rumoer kon hem wakkermaken. Hij werd met respect, als een leider behandeld.118 In de openbaarheid werd de aandacht voor de 3-juli-gevangenen minder; er waren dringender zaken. De aanpassing aan de nieuwe situatie was een dankbaar aangegrepen nieuwe reden om de lange duur van het vooronderzoek te verklaren. Het steuncomité liet tot 1948 niets van zich horen, of werd door de pers genegeerd. Het proces tegen A.K. Joesoef werd voor onbepaalde tijd uitgesteld, omdat de belangrijkste getuige, Sjahrir, niet aanwezig was, en drie leden van het Hof taken vervulden aan het front.119 De regeringspartij PSII bleek niet in staat de vrijlating van zijn voorzitter Abikoesno te bewerkstelligen. Begin oktober legde Abikoesno zijn functie neer, waarbij dateert dit advies verkeerd, of rekent zich zelf teveel verdienste toe. Tan Malaka was al in Magelang met zijn levensverhaal begonnen. Volgens Sayuti Melik1986a:82, 1986b:274 en in Priyadi 1986:83 tikte hij in de gevangenis Tan Malaka’s manuscript uit. Zijn echtgenote en minister regelde dat hij de beschikking kreeg over een typemachine. 117 Koesnoheni Haryono 1976:48. Wasid Soewarto vermeldt een aanbod van Hizbullahstrijders aan Tan Malaka hem met geweld te bevrijden. Tan Malaka weigerde. Zijn arrestatie en gevangenschap moesten regering en volk tot het besef brengen dat de sinds 1945 gevolgde politiek verkeerd was, vormde zijn motivering (W. Suwarto, ‘Tan Malaka dan Partai Murba tumbal perjuangan kemerdekaan nasional Indonesia; Memperingati 52 tahun (7 November 1948-2000) Partai Murba)’, Jakarta, 7-11-2000, p. 4.) 118 Interview Bambang Singgih, Djakarta, 3- en 27-10-1980; Bambang Singgih 1986:275-6. Bambang werd in augustus 1947 overgeplaatst naar Madioen. In november 1948 werd hij vrijgelaten. 119 Kedaulatan Rakjat, 25-8-1947. Sjahrir vertoefde van juli 1947 tot april 1948 buiten Java (Mrázek 1994a:349-67). Het proces vond tenslotte in juni 1948 plaats. Antara, 25-8-1947 schrijft over ‘diverse redenen’ tot uitstel, waaronder de afwezigheid van de rechters. Sjahrirs buitenlands verblijf wordt niet genoemd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

668

Verguisd en vergeten

hij als motivering gaf dat hij het oneens was met de PSII-toetreding tot het kabinet. Dat was een rijkelijk late reactie. Gaf Abikoesno zijn boosheid over zijn voortgezette vasthouding een principiële verpakking?120 In de verwarring na de eerste luchtaanval op Djokja herkregen Adam Malik en Ch. Saleh hun vrijheid. Adam Malik vroeg de bewakers de gevangenen tijdelijk in vrijheid te stellen om hen voor mogelijke executie bij een Nederlandse bezetting te behoeden. Als geen aanval zou plaatsvinden, beloofde hij terug te keren. De bewakers stemden in en Adam Malik en anderen vertrokken, met achterlating van hun adressen.121 Adam Malik en Ch. Saleh doken onder in Solo, waar zij onder valse namen onderdak vonden bij Lutan Madjid, die voor zijn Pari-acties naar Digoel was verbannen en uit Australië huiswaarts was gekeerd. Zijn huis aan de Djalan Teposanan was een centrum voor de Tan-Malaka-aanhang – ook Roestam en Kamaroeddin, Tan Malaka’s broer, trokken tijdelijk bij hem in.122 Via hun geestverwant, de advocaat Elkana Tobing, vroegen zij Amir om een gesprek, onder belofte van een vrijgeleide. Die belofte werd gegeven en Adam Malik en Ch. Saleh gingen op bezoek bij Amir en Setiadjit. Zij stelden voor samen te werken tegen Nederland, maar kregen geen gehoor. Bij het afscheid raadde Amir hen aan ‘onder te duiken’ (in deze woorden), om nieuwe arrestatie te ontgaan. Zijn raad werd opgevolgd.123 De journalist A.M. Sipahutar verwoordde in een commentaar de mening van degenen die enige sympathie voor de politieke gevangenen konden opbrengen. Hij constateerde het stilzwijgen over hun lot. De 3-juli-coup was tot een zaak van verraad vergroot. Maar is Tan Malaka een verrader? Alle beschuldigingen komen van zijn tegenstanders uit de jaren 1923-1926. De regering zet zich nu in voor de politieke en militaire koers van Tan Malaka. Waarom zit hij nog vast? Voor de Nederlandse aanval zocht de regering voortdurend het compromis, maar met de ‘volgelingen van de Proclamatie’ werd niet overlegd. Eenheid is nodig; tegenstellingen moeten worden over120

Kedaulatan Rakjat, 7-10-1947. Wondoamiseno volgde Abikoesno op. Antara, 6-10-1947 neemt de PSII-bekendmaking over Abikoesno’s aftreden op. Daarin wordt als reden verschaft dat Abikoesno als gevolg van zijn hechtenis zijn taken als bestuurder niet goed kon vervullen. 121 Adam Malik 1978:202-3; Tjiptoning 1951:137-8; Iwa Kusuma Sumantri 1963:142; Solichin Salam 1978:35-6. Volgens Moh. Padang (interview Djakarta, 27-8-1980) en Moh. Padang 1986:201 ontvluchtten zij de gevangenis. Ook Sajoeti Melik mocht vertrekken en ging naar huis in Djokja waar hij dezelfde dag weer werd opgepakt (Sayuti Melik 1986b:268). Ook Sjamsu Harja Udaja lijkt toen te zijn ontvlucht, blijkens een aantekening in de ontslagbrief van Kedjaksaan Tentara Agoeng, Jogjakarta, 13-10-1947, getekend door mr. R. Moeljatno, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 523. 122 Interview Lutan Madjid, Djakarta, 11-9-1980; Hadi Soewito 1995:60. Met de buurman in Solo was de afspraak gemaakt dat bij huiszoeking Ch. Saleh over de tuinmuur zou vluchten en zich daar zou verbergen. Autobiografi Rasyid 1986:49 noemt een ontmoeting met Ch. Saleh in Solo in juli 1948 toen hij nog onder ‘huisarrest’ stond, maar waarschijnlijk was hij nog ondergedoken. 123 Iwa Kusuma Sumantri 1963:145-6; ook in Dimyati 1951:127 en Tjiptoning 1951:138.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

669

wonnen. De gevangenen hebben verdiensten en invloed in de maatschappij. Met hun snelle vrijlating zou de regering haar kracht tonen.124 Er kwam geen reactie; het onderzoek ging voort. De groep van 46 in Ponorogo werd wel uitgedund door verhuizing en vrijlating. Op 11 oktober werden tien man vrijgelaten: dr. Soetjipto, Husein Jusuf, Djalil, Soedijono Djojoprajitno, Kobarsih, Abdoel Kahar, Hardjowirjo (PNI Madioen), H. Abdoel Moekti (Masjoemi Madioen), Tjokrodiningrat en Sjamsu Harja Udaja.125 Op 26 november werden de 17 overgeblevenen overgebracht naar het nabijgelegen, maar uit Djokja beter bereikbare Madioen. In de gevangenis aan de Djalan Wilis vond Tan Malaka de omstandigheden beter dan in Ponorogo, vooral de voeding.126 De gevangenis werd bewaakt door Siliwangitroepen. Voor het eerst ook mochten de gevangenen bezoek ontvangen van hun vrouw en kinderen. De vriendelijke bewakers maakten, zo beweert Iwa, een tijdbom onschadelijk, bedoeld om hen allen op te blazen.127 Abikoesno’s dochter zag haar vader voor het eerst weer toen hij met zijn lotgenoten onder bewaking van gevangenis naar hospitaal wandelde – in ontspannen omstandigheden. Deze tocht werd regelmatig gemaakt – in het hospitaal werden de gezondheidsklachten onderzocht en de wandeling diende tot lichaamsbeweging. Abikoesno’s dochter kreeg de opdracht koffie te kopen en kon vrij spreken met de gevangenen.128 Een politierapport uit Madioen bevestigt dit beeld. Op 20 januari 1948 wensten vier gevangenen – Tan Malaka, Abikoesno, Darwis en Soebandi – het ziekenhuis te bezoeken. Zij mochten kiezen tussen vervoer per dokar of wandelen. Tijdens de gekozen wandeling spraken zij met vier personen. Bij het ziekenhuis werden zij opgewacht door vijftien mannen en vrouwen die hen voorzagen van brood, ander voedsel en rookwaar. Op hun ziekenhuiskamer waren zij vrij bezoek te ontvangen. Voor de terugweg kozen zij hun eigen route. De rapporteur leek dit alles ongewenst en hij stelde voor de medische verzorging in de gevangenis te laten plaatsvinden, en bij noodzaak

124 A.M. Sipahutar, ‘Kompromis kedalam’, Kedaulatan Rakjat, 22-8-1947. In soortgelijke zin schreef Ratmoko, ‘Tawanan politik “salah”?’, Panjebar Semangat 1-5(29-10-1947):33, 39 (Javaanstalig). 125 Ontslagbrief van Kedjaksaan Tentara Agoeng, Jogjakarta, 13-10-1947, getekend door mr. R. Moeljatno, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 523; Kedaulatan Rakjat, 13-101947 (Antara). 126 Pendjara III:131; Jail III:192; Subardjo 1978:435-6; Iwa Kusuma Sumantri 2002:250. 127 Iwa Kusuma Sumantri 1963:147, 2002:250-1. 128 Koesnoheni Haryono 1976:46-8, overgenomen in Suratmin 1982:64-6. Zij werd ook voorgesteld aan Tan Malaka die haar zei dat als de mannen daartoe niet meer in staat waren, de vrouwen hun rol moesten overnemen. Zij wist niet wat precies werd bedoeld, maar was onder de indruk, schrijft ze.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

670

Verguisd en vergeten

van ziekenhuisverpleging daarvoor een bewaakte kamer te reserveren.129 Ook Iwa’s gezin kon echtgenoot en vader weer opzoeken. Zijn echtgenote verdiende sinds juli 1946 de kost voor haarzelf en haar zes kinderen als tjendolverkoopster. De omstandigheden waren draaglijk en Iwa voelde zich gezond. Iwa overhandigde zijn vieze kleren om te worden gewassen.130 Tan Malaka kreeg ook de ruimte om artikelen onder pseudoniem in kranten te publiceren. Hij gaf in brieven – en dit verbaasde ‘Sin Po’ – politieke raad aan geestverwanten. De regering zou hem ook hebben gevraagd om politiek overleg, maar hij weigerde dit zolang hij gevangen zat.131 In de Badan Pekerdja was het in november Sarmidi Mangoensarkoro die – weer – het lot van de politieke gevangenen aanroerde. Zijn redenering volgde die van Sipahutar en mondde uit in een verzoek om in het landsbelang het onderzoek te stoppen en de verdachten vrij te laten. Ook Prawoto (Masjoemi) en Abu Umar (STII, Sarekat Tani Islam Indonesia, Islamitische Boerenbond van Indonesië) vroegen naar hun lot. Maroeto Nitimihardjo liet dit onbesproken.132 Minister Soesanto was het oneens met zijn partijgenoot. Hij betwijfelde of de vrijlating de eenheid zou dienen; de vrijgelatenen zouden hun eigen doeleinden nastreven. De kritiek op de lange duur van het vooronderzoek beantwoordde hij met verwijzing naar de ingewikkelde aard van de zaak en de vele verdachten en getuigen. Het vooronderzoek was echter rond en het dossier zou hopelijk nog in november aan de rechter worden voorgelegd.133 In zijn repliek drong Sarmidi slechts aan op een oplossing van het probleem. Prawoto constateerde dat de toezegging om in november het proces te beginnen niet was ingelost. En wanneer werd het nu?134 De minister zei in laatste instantie dat de kans groot was dat het proces in december zou worden geopend. Hij noemde de vereiste zorgvuldigheid in de procesgang en hij prees het openbaar ministerie voor zijn inzet.135 De Masjoemi was inmiddels deel gaan uitmaken van het kabinet – kon dat ook leiden tot oplossing en vrijlating?136 Het was niet te bemerken. In een dialoog tussen wajangfiguren dreef het Javaanstalige ‘PanjebarSemangat’ de spot met de uitspraken van de minister. Anderhalf jaar vast129

Rapport Polisi Kabupaten Madiun, 22-1-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 19471949, no. 523. 130 Interview Okke Fine Saleha Kusuma Sumantri en Toeti Mira Fatimah Kusuma Sumantri, Djakarta, 20-12-2004. 131 ‘Keadjaiban-keadjaiban revolutie di daerah Repoeblik’, Sin Po, 10-7-1948. 132 Antara, 21-, 22- en 23-10-1947. 133 Antara, 6-11-1947; Kedaulatan Rakjat, 7-11-1947; Merdeka, 8-11-1947. 134 Antara, 18-11-1947; Merdeka, 20-11-1947. 135 Antara, 29-11-1947. 136 De GPII liep hierop vooruit door op zijn congres in Blitar (31-10/2-11) om vrijlating te vragen, ter versterking van de strijd. Het verzoek betrof alle gevangenen, maar in het bijzonder de Masjoemivoormannen (Djiwa Islam 2-19(20-11-1947):2).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

671

zitten zonder proces was in het geheel niet afkeurenswaardig. De koloniale autoriteiten hadden voor Soekarno en drie medestanders veertien maanden voorbereiding nodig. Naar analogie waren dan bij zestig verdachten – als in dit geval – zeventieneneenhalf jaar nodig. Gesteld dat de Indonesische justitie drie keer zo snel werkt als de Nederlandse zou het nog drieënhalf jaar duren voor het proces zou beginnen. Geloof in de toezegging van Soesanto was aldus slechts beperkt.137 Een week later werd begonnen met een serieus artikel over de BP-discussie. Het ging hier, aldus het blad, om onschuldige politieke gevangenen. Het volk wenste hun vrijlating en rehabilitatie en geen verder uitstel. President Soekarno moest ingrijpen en snel een gratiebesluit tekenen.138 Tan Malaka’s nieuwe platform Het eerste zelfstandige stuk van Tan Malaka’s hand was een ‘Usul platform baru’ (Voorstel voor een nieuw platform), dat overigens geen enkele openbare verspreiding kreeg.139 De ondertekening luidde: Hoofdbestuur Persatoean Perdjoeangan, 17 december 1947, waarmee een continuïteit werd gesuggereerd en ook het magische getal zeventien werd gebruikt. Het voorstel was bedoeld om de volledige onafhankelijkheid van de Republik Indonesia te verzekeren. Tan Malaka begon met eenentwintig overwegingen, alle in de zwartste tonen, over de huidige situatie. De onderhandelingen hebben tot een bankroet geleid, bij gebrek aan een consequente strategie en tactiek. Als gevolg is eiland voor eiland verloren gegaan aan Nederland. De huidige gematigde regering volgt een capitulatiepolitiek en accepteert de Nederlandse marionettenstaten. Op die wijze verkwanselt de regering haar soevereiniteit. Haar propaganda voor de Linggadjatipolitiek is misleidend en leugenachtig. De inzet van het Revolutionaire Volk wordt bestreden en zijn strijdkorpsen waren ontwapend. Corruptie en diefstal regeren; de auto137

Tjobloko, ‘Rudjak uleg revolusi; Tahanan politik’, Panjebar-Semangat 1-9/10(3-12-1947):68. ‘Tawanan politik ing Parlemèn R.I.’, Panjebar-Semangat 1-11(10-12-1947):78, 1-12(17-121947):86, 92. 139 Een getypte versie is afkomstig uit de collectie van de West-Sumatraanse Partai-Murba-leider Ahmad Sju’eib, terwijl het stuk daarna is opgenomen in Soedijono Djojoprajitno 1963:31-5, in een lang vertoog ter gelegenheid van de veertiende verjaardag van Tan Malaka’s verdwijning, waarin hij opkomt voor eerherstel van Tan Malaka en hem als voorloper en geestverwant opvoert van Soekarno’s ideeën over de geleide democratie. Soedijono verschaft geen nadere gegevens over het stuk, dat hij blijkbaar als manuscript in zijn bezit had. Tan Malaka’s ‘Usul platform baru’ is na deze ‘verholen’ publicatie geheel vergeten – een verwijzing ernaar heb ik nergens aangetroffen. Soedijono heeft, naar zijn zeggen, de spelling van het verhaal aangepast en hier en daar woorden veranderd of tussen haakjes verklaringen toegevoegd, maar volgt verder de oudere getypte tekst. Twijfel aan de authenticiteit behoeft niet te bestaan. 138

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

672

Verguisd en vergeten

riteiten verrijken zich en eigenen zich voordelige baantjes toe. In de strijd tussen het kapitalistische en socialistische blok belandt de regering aan de kapitalistische zijde en zal Nederland terugkeren in Indonesië. De binnenlandse chaos is het gevolg van een oneerlijke en onoprechte regering die een soort fascistische dictatuur vestigt. Valse leuzen, zogenaamd marxistischleninistisch volgens Sjahrir en Amir, worden gebruikt ter misleiding van het proletariaat. De defensiegelden gaan naar de trawanten van de minister van defensie; andere eenheden krijgen geen geld, uitrusting en worden ontbonden. Vele officieren ontlopen de strijd, maar krijgen baantjes bij het ministerie. De regeringsleuze van de Republik als een ‘fighting democracy’ is vals, en onterecht ontleend aan de PP. De overheid is voor een groot deel geïnfiltreerd door Nederlandse handlangers, met een ‘communisme à la Nederland’. De financiële situatie is hopeloos; het geld in het buitenland om wapens te kopen wordt ‘verdanst’ en ‘verplezierd’ door onder meer Sjahrir. Ministers uit Sjahrirs kabinetten hebben hun masker afgeworpen en zijn naar Nederland overgelopen. De nationale eenheid is verbroken; een nieuw Linggadjati dreigt. Nationale eenheid wordt niet bereikt met fraaie leuzen, of met het binnenhalen van de oppositie in het kabinet – ‘zodat we het grootste kabinet ter wereld hebben’. De regering volgt slechts de imperialisten, tot schade van het Indonesische volk, en wil Nederlands bezit teruggeven zonder schadevergoeding. Het gehele strijdende volk moet een nieuwe koers volgen en schoonmaak houden om de valsheid die als een grote ramp over het volk is gekomen te verwijderen. Elf eisen en maatregelen brengt Tan Malaka hiertoe naar voren. Een platform van alle nationale krachten tegen de overheersing wordt gevormd. Alle strijdorganisaties en partijen gaan meteen op in één grote revolutionaire organisatie, die Nederland bestrijdt en verdrijft, met een duidelijk program. De huidige regering, op centraal en regionaal niveau, wordt vervangen door krachten die hebben getoond de juiste opvattingen te vertegenwoordigen. KNIP en BP worden vervangen door een Nationale Conferentie van afgevaardigden van het Strijdende Volk. Het gehele overheidsapparaat wordt gereorganiseerd, in een bescheiden opzet passend bij de oorlogssituatie. Alle overeenkomsten met Nederland worden opgezegd en elke Nederlandse aanwezigheid afgewezen. Een diplomatiek offensief moet duidelijk maken dat er geen vrede met Nederland zal zijn tot alle Nederlandse troepen zijn vertrokken en de Indonesische soevereiniteit erkend. Indonesië zal de eigen onafhankelijkheid en soevereiniteit hooghouden in de strijd tussen kapitalisme en socialisme. De volksstrijd, onder eigen leiding, tegen Nederland zal worden gesteund. De politieke gevangenen zullen onvoorwaardelijk worden vrijgelaten, zodat zij hun denkkracht, energie en geestkracht kunnen inzetten voor de verdediging van het land. De militairen en burgers die de defensie hebben geschaad zullen worden

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

673

berecht. De Regeringsverklaring van 1 november 1945 wordt als strijdig met de Grondwet ingetrokken. De ene goed gestructureerde organisatie die dit alles uitvoert zal als politiek richtsnoer zeven punten – evenveel als het PP-minimumprogramma – volgen. 1. De Republik is een eenheidsstaat, onafhankelijk sinds 17 augustus 1945, en gebaseerd op de toen vastgestelde Grondwet. Als uitvloeisel hiervan dienen alle buitenlandse machten te verdwijnen van Indonesisch grondgebied. Onderhandelingen op gelijkwaardige basis met Nederland kunnen pas hierna plaatsvinden. 2. De positie van de Republik moet worden verdedigd; verloren gebieden heroverd. 3. Alle elementen die tegen de soevereine Republik ingaan moeten worden uitgeschakeld. 4. De overheidsstructuur wordt gebaseerd op de Strijddemocratie (Demokrasi Berdjoang) van het gehele Strijdende Volk. De organisatie gaat van onder naar boven – zo komen een Volksregering, Volksleger, Volkspolitie tot stand – een waarborg voor de zege en het uitschakelen van verraders. 5. ’Rationalisatie’ van alle bronnen ten behoeve van de onafhankelijkheidsoorlog. Dit houdt de organisatie in van een oorlogseconomie. 6. Uitbreiding van de buitenlandse vertegenwoordigingen en contacten. 7. Compensatie van het volk voor de vijandelijke schade door confiscatie van vijandelijk bezit. Dit kan onderdeel van een akkoord tussen de Republik en Nederland vormen als Nederland de Republik erkent. Zoniet, zal de verschroeide-aardepolitiek worden uitgebreid.

Het was een onverzoenlijk program dat de gehele politieke elite diskwalificeerde, hoewel Soekarno en Hatta ongenoemd bleven. Hoop op samenwerking met de bestaande partijen koesterde Tan Malaka blijkbaar niet meer. Een federatief model als de PP was een gepasseerd station; het ging nu om één revolutionaire organisatie. Een massabeweging van strijders en volk moest de regering verdrijven – het lijkt een irreële verwachting, maar Tan Malaka geloofde in deze ‘verborgen’ krachten. Tan Malaka’s voorstel had nog geen invloed op de conferentie van de Partai Rakjat die tien dagen later bijeenkwam en een uitvoerige standpuntbepaling uitgaf. De Renville-overeenkomst De Commissie van Goede Diensten begon zijn werk eind oktober 1947 niet onder een gunstig gesternte. Nederland, dat slechts tegen heug en meug internationale inmenging had aanvaard, zag zijn taak als beperkt tot procedurele zaken. De Republik daarentegen zocht steun bij de Commissie

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

674

Verguisd en vergeten

in zijn overlevingsstrijd. De Veiligheidsraad sprak op 1 november uit dat de Commissie inderdaad een zelfstandige rol in het overleg kon spelen. Nederland ook wenste eerst een wapenstilstandsakkoord, alvorens over politieke regelingen te spreken. De Republik wenste beide zaken in samenhang te behandelen, en kreeg zijn zin van de Commissie. Aan Nederlandse zijde werd gedacht dat de tijd in het eigen voordeel werkte. De Republik was ernstig verzwakt uit de strijd gekomen. De economische ellende en onderlinge politieke geschillen zouden tot verdere verzwakking of zelfs instorting kunnen leiden. Inmiddels kon Nederland voortgaan met zijn federale opzet van Indonesië, met de instelling van Nederland welgezinde deelstaten. De besprekingen begonnen op 8 december 1947 op neutraal terrein, aan boord van het Amerikaanse marineschip ‘Renville’. Het Linggadjati-akkoord vormde nog steeds het uitgangspunt; het ging in principe om een nadere uitwerking daarvan in de nieuwe omstandigheden. Commissievoorstellen bleken niet acceptabel voor Nederland. Voor de Republik waren zij wel aanvaardbaar. Nederland paste de Commissievoorstellen naar eigen zin aan en legde deze op 2 januari voor aan Commissie en Republik. Deze twaalf uitgangspunten lieten het Commissievoorstel weg, dat op termijn de Nederlandse troepen zich op de posities van 21 juli 1947 zouden terugtrekken, en dat het Republikeinse bestuur zou terugkeren. Zij openden wel de mogelijkheid om in geheel Indonesië, ook op voormalig Republikeins gebied, tot ‘wijziging in de bestuursvorm van gebieden’ te komen, mits met ‘volledige en vrijwillige instemming van de bevolking van deze gebieden’. De deelstaatpolitiek kreeg zo de nodige ruimte. Wat hiervan het gevolg kon zijn, was al op 29 december gebleken; toen werd de instelling van de staat Oost-Sumatra bekendgemaakt, op in de Politionele Actie veroverd grondgebied. Verder werd in deze uitgangspunten niets over de samenstelling van de interim­-regering gezegd, die tot de verkiezingen – te houden zes maanden tot een jaar na de overeenkomst – Indonesië zou besturen. De Republik had daarin geen verzekerde plaats; de Republik werd niet eens bij name genoemd in de twaalf punten. Ook internationaal toezicht tijdens de interimperiode werd in het geheel niet genoemd. Nederland eiste onvoorwaardelijke aanvaarding van het gehele pakket, en op 9 januari werd daaraan een termijn van drie dagen verbonden. Inmiddels had Nederland op 4 januari eenzijdig een conferentie bijeengeroepen van tien Indonesische gebiedsdelen, waarvan drie (Oost-Sumatra, West-Java en Madoera) ex-Republikeins gebied, waar was besloten met onmiddellijke ingang een interim-regering te vormen. De Republik was voor de vorm gevraagd deel te nemen, maar weigerde natuurlijk. De vage formulering van de twaalf punten vroeg om verduidelijking, maar daarvoor was geen tijd. De Commissie van Goede Diensten voegde daarom

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

675

zes punten toe aan de twaalf. Daarin werd de Republik wel genoemd, die als aanstaande deelstaat van de Indonesische federatie een ‘redelijke vertegenwoordiging’ in de interimregering zou krijgen. Ook kon op verzoek van een der partijen de Commissie, mits de Veiligheidsraad daarmee instemde, zijn werk tijdens de interimperiode voortzetten. Tenslotte zou tussen zes maanden en een jaar in ‘de verschillende gebieden op Java, Madoera en Sumatra’ een plebisciet worden gehouden over aansluiting bij de Republik of een andere deelstaat. Een van beide partijen kon daarom verzoeken; de Commissie zou toezicht houden op de uitvoering. Op 13 januari legde de Commissie in Djokja aan een wantrouwige Republikeinse regering uit wat de achttien punten naar haar interpretatie inhielden. Die uitleg, die verder ging dan Nederland bedoelde, haalde de Republik over te tekenen. De Commissie – in ieder geval de Amerikaanse en Australische leden – meende dat de Republik zijn eigen leger, financiën en buitenlandse betrekkingen kon behouden. De Amerikaan Graham sprak daarover met: ‘You are what you are’, woorden die nog vaak zouden worden aangehaald en uitgelegd. Graham ook maakte de Republik duidelijk dat er geen andere keuze dan aanvaarden was. De Commissie zou anders haar mandaat neerleggen. De Veiligheidsraad zou onmachtig zijn iets ten gunste van de Republik uit te richten, bijvoorbeeld door arbitrage. Frankrijk zou zo’n voorstel met een veto treffen. Anderzijds zouden de Verenigde Staten zich volledig inzetten om Nederland te houden aan de achttien punten, vooral ook de volksstemmingen, waarvan de Republik niet twijfelde aan een gunstige uitslag. Met die heraansluiting bij de Republik zou ook de federatie worden gedomineerd door de Republik, die immers de meeste inwoners telde. Graham ook liet doorschemeren dat bij afwijzing de Verenigde Staten een Nederlands militair ingrijpen niet zouden tegengaan. Onder deze zware druk gaf de regering toe. Soekarno, Hatta en Amir Sjarifoeddin moesten een moeilijke afweging maken. Enerzijds een vrijwel zekere Nederlandse militaire opmars, een Veiligheidsraad die niet te hulp zou komen, en een langdurige guerrillastrijd – van een slecht uitgerust leger –, anderzijds de erkenning van de Nederlandse militaire verovering met een wapenstilstand, en het uitzicht – onder Amerikaanse garantie – op volksstemmingen die de Republik zouden herstellen in zijn oorspronkelijke omvang. De keuze viel op het laatste – en op 17 en 19 januari 1948 tekenden beide partijen de Renville-overeenkomst.140

140

Kahin 1952:224-9; Smit 1952:154-60. De tekst van de achttien punten in Smit 1952:157-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

676

Verguisd en vergeten

Amir vervangen door Hatta Na ondertekening herhaalde de geschiedenis zich. Binnen en buiten het kabinet werd de druk zo groot dat het kabinet er aan bezweek.141 De Masjumiministers dienden al op 16 januari hun ontslag in. De Masjumi liet overigens wel weten de overeenkomst te zullen respecteren, maar wenste geen verantwoordelijkheid voor het afsluiten ervan te dragen. De PNI trok zijn steun aan het kabinet een paar dagen later in. Slechts als beide partijen in een nieuwe regering de belangrijkste posten zouden bezetten, waren zij bereid tot een kabinet toe te treden. Amir en zijn Sajap Kiri, de stroming die zich altijd had ingezet voor overleg met Nederland en de resultaten had verdedigd, moesten daartoe inleveren. Zijn positie als kabinetsleider was inmiddels onhoudbaar en hij trad af op 23 januari. Snelle vorming van een nieuw kabinet was nodig, om bij het overleg met Nederland en de uitvoering van Renville de vaart er in te houden. En ook binnenlands, met een kritische publieke opinie en onvrede in legerkringen, was een bestuurlijk vacuüm onwenselijk. Masjumi en PNI, de eerstaangewezen kandidaten voor het samenstellen van een kabinet, bleken het niet vlot eens te kunnen worden over de zetelverdeling – en stonden wellicht ook niet te springen om een impopulair programma uit te voeren. De uitweg werd gevonden in een nationaal, presidentieel kabinet, waartoe vice-president Hatta op 23 januari de formatie-opdracht kreeg. Het nationale, brede karakter van het kabinet liep stuk op de eis van de Sajap Kiri dat Amir de defensiepost zou herkrijgen. Het kabinet dat aldus op 29 januari tot stand kwam, telde dan ook geen linkse vertegenwoordigers behalve Soepeno, uit het Sjahrirkamp van de Sajap Kiri, die op persoonlijke titel een zetel aanvaardde. Hatta werd premier en minister van defensie142 in een kabinet, dat in overeenstemming met Hatta’s sobere aard, niet meer dan zestien ministers telde – onderministers en vice-premiers verdwenen. Het waren vrijwel allen mannen met ervaring die werden uitverkoren; slechts drie waren nieuw als minister. Daarbij was – eindelijk – Soekiman, die de belangrijke post van binnenlandse zaken overnam van Roem, zijn partijgenoot, maar niet zijn politieke vriend. Voor de Masjumi keerden verder Sjafruddin Prawiranegara (economische zaken) en Natsir (voorlichting) terug. De minister van godsdienstzaken bleef zitten. Voor de PSII was geen enkele post beschikbaar; deze kreeg de rekening voor zijn ‘ontrouw’ gepresenteerd. Vier van de 141

Op 23 januari trok een grote demonstratie door Djokja waarbij het aftreden van Amir werd geëist. Drijvende krachten hierbij waren GPII, met Anwar Harjono, en Partai Wanita Rakjat, met mw. Mangoensarkoro (Anwar Harjono en Lukman Hakiem 1997:81-2). 142 Hatta nam de defensieportefeuille min of meer noodgedwongen op zich, nadat Darmasetiawan, Sultan Hamengkoeboewono en Soeriadarma deze hadden geweigerd. Zij durfden zich niet te wagen aan Amirs nalatenschap, aldus Didi Kartasasmita in CMI, ‘Interrogatie-rapport van de ex-Gen.Maj. D. Kartasasmita’, Batavia, 30-10-1948, p. 13, in NA, HKGS GG 38-6165.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

677

vijf PNI-ministers behielden hun portefeuille: Soesanto (justitie), Maramis (financiën), Ali Sastroamidjojo (onderwijs) en Laoh (publieke werken). Gani verdween, te belast door zijn rol bij de onderhandelingen en ook doordat eerder zijn positie in de PNI was verzwakt. Agoes Salim op buitenlandse zaken en Sultan Hamengkoeboewono (zonder portefeuille) bleven hun prestige toevoegen aan het kabinet, dat verder vooral vakministers, partijlozen en telkens één minister van de katholieke en protestantse partij telde. Hatta zocht ook de steun van de Tan-Malaka-aanhang en nodigde Maroeto Nitimihardjo uit voor een geheime bespreking. Hij ontving hem samen met Sjahrir − drie kameraden uit de vooroorlogse PNI-Baroe. Het werkte niet meteen. Maroeto maakte Sjahrir bittere verwijten over de door hem bevolen arrestaties van Tan Malaka en Soekarni. Sjahrir noemde het een ‘momentopname’ in de politieke dynamiek. Hatta nam het gesprek over en noemde de crisissituatie en Amirs politieke fouten. Maroeto reageerde fel en zei dat het iedereen duidelijk moest zijn dat Amir de Republik wilde overleveren aan Nederland. Hij wilde weglopen, maar Hatta weerhield hem. Hatta vroeg of de groep-Tan Malaka zijn nieuwe kabinet zou willen steunen. Hij liet ook doorschemeren dat hoe slecht het Renville-akkoord ook was het niet zonder meer kon worden verworpen. En het was nog altijd beter dan Linggadjati. Maroeto was meteen duidelijk: het PP-minimumprogramma gold voor hem nog steeds. Hatta suste en verwees naar het gezamenlijke doel. Maroeto kreeg een dag bedenktijd. Maroeto stelde toen zijn voorwaarden; Sjahrir zat er nu niet bij. Hatta moest het kabinet leiden; Sjahrir was onaanvaardbaar. Alle 3-juli-gevangenen moesten onvoorwaardelijk worden vrijgelaten en geen enkele Amir-­getrouwe mocht in het kabinet zitting nemen. Hatta beloofde dit, maar de vrijlating kon niet meteen plaatsvinden − ‘we moeten een goed tijdstip afwachten’. Maroeto vroeg vervolgens garanties voor de veiligheid en de bewaking. Hatta zegde dit toe; de bewaking was in handen van troepen onder zijn controle. Het lijkt er zo op dat Maroeto zijn gedoogsteun aan Hatta gaf. Hatta’s vierpuntenprogramma omvatte 1. de uitvoering van Renville en voortzetting van het overleg met Nederland onder auspiciën van de Commissie van Goede Diensten, 2. de spoedige vorming van een soevereine democratische Verenigde Staten van Indonesië, 3. rationalisatie van leger en economie en 4. herstel en wederopbouw, om de gevolgen van oorlog en bezetting te overkomen.143 143

Kahin 1952:230-4; Swift 1989:18-22. Volgens Siauw Giok Tjhan 1981:132-3 was Amirs ontslagname impulsief en een reactie op de afwijzing van Renville door PNI en Majumi. Hij verzuimde vooraf overleg te plegen met zijn partij. Zijn geestverwanten in het kabinet, onder wie Siauw, hadden ook geen invloed op dit besluit. Daerah Istimewa Jogjakarta 1952 bevat de verklaringen van de Dewan Partai van de Masjumi van 16 januari (pp. 274-5), van de Dewan Partai van de PNI (p. 275) en de verklaring van bestuur en (ex-)ministers van de Sajap Kiri van

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

678

Verguisd en vergeten

Een machtsstrijd die zich langs al bekende lijnen voltrok, waarbij het kabinet werd geofferd omdat het te veel concessies deed aan Nederland, en zijn opvolger diezelfde concessies als voldongen feiten aanvaardde, was het deze keer toch niet. Ook Amirs politieke krediet was uitgeput; Hatta’s prestige was voldoende om hem buitenspel te zetten. Bij Masjumi en PNI hoefde hij niet op goodwill te rekenen. Die partijen konden eindelijk een lang openstaande rekening vereffenen. De Sajap Kiri verloor zijn dominante positie in de regering. De in twee jaar opgebouwde invloed in regering en leger kwam onder druk en kon niet meer worden gehandhaafd door regeringsmacht en -middelen. Van Hatta’s programmapunt rationalisatie van het leger was voor iedereen duidelijk dat lasjkar en TNI-eenheden die onder invloed van de Sajap Kiri stonden daaraan zouden worden onderworpen. Het ontberen van regeringsmacht maakte de linkse zuil ook kwetsbaarder voor interne geschillen. Waar en bij wie lag de schuld voor het buitensluiten van de Sajap Kiri? De Republikeinse regering was sinds de Nederlandse aanval van crisis in crisis beland – Renville was daarvan de afsluiting. Daarna herleefde het binnenlandse politieke debat, tussen partijen en binnen partijen. Amir en de Sajap Kiri bleven ook na Amirs aftreden Renville uit overtuiging steunen; als enige van de grote politieke groeperingen. Maar paradoxaal genoeg zat hij niet in het kabinet dat uitvoering van Renville tot zijn hoofdtaken rekende, en waarvan de belangrijkste coalitiepartners zich tegen Renville hadden uitgesproken. Binnen de Sajap Kiri kon Amir niet rekenen op onverdeelde steun voor zijn pro-Renville-opstelling. Sjahrir was tegen, en maakte dat duidelijk vanuit het buitenland, waar hij sinds zijn aftreden diplomatieke taken had vervuld voor de Republik. Sjahrir ook steunde het kabinet-Hatta. Dit verschil van mening kwam bovenop het princi­piële geschil tussen so­ciaaldemocraten en communisten, dat sinds eind 1947 een versterkte lading kreeg. De geallieerde eensgezindheid van de Tweede Wereldoorlog was al lang verdampt. Oost en West stonden in toenemende mate tegenover elkaar. De Koude Oorlog was begonnen, en uitgebreid werd gespeculeerd over een Derde Wereldoorlog. Een neutrale koers tussen Oost en West, tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie, zoals Sjahrir voorstond, stuitte op verzet van de communisten in de Sajap Kiri die een ondubbelzinnige keuze voor de Sovjetunie wensten. Die keuze werd hun ook voorgeschreven door Moskou. Al in september 1947 had Zhdanov, als Stalins spreekbuis, een onverzoenlijke strijd aangekondigd, waarbij twee blocs tegenover elkaar zouden staan. Die boodschap, of de consequenties daarvan, waren in Indonesië nog niet in volle 22 januari (pp. 275-7). De alinea over Maroeto is ontleend aan het manuscript van Hadidjojo Nitimihardjo, ‘Peristiwa Madiun; Pemberontakan PKI September 1948’, [2006], 8 pp., gebaseerd op interviews met zijn vader.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

679

mate doorgedrongen – anders zou Amir Renville niet hebben gesteund. Voor de Sjahrirvleugel was de maat al wel vol. Op 13 februari 1948 traden zij uit de Partai Sosialis en richtten de Partai Sosialis Indonesia (PSI) op, die zich achter het kabinet-Hatta stelde. Na de breuk kozen de meeste PS-leden in BP en parlement voor de PSI, maar de meerderheid van de leden bleef PSlid. De Sajap Kiri werd op 26 februari herdoopt tot Front Demokrasi Rakjat (FDR), voorlopig niet meer dan een naamsverandering. Het FDR verenigde PS, PBI, PKI, Pesindo en de vakbondsfederatie SOBSI, die een weinig afstand hield tot de FDR, ook om de aangesloten bonden niet tegen de haren in te strijken.144 Voor de CPN was de uitsluiting van Amir en zijn Sajap Kiri het directe resultaat van het ingrijpen van het Amerikaanse CvGD-lid Graham, in nauwe samenwerking met Masjumivoorman Soekiman.145 De bevolking van Oost-Java wilde Amir echter terug. Soekarno werd tijdens een rondreis daar, aldus het CPN-dagblad ‘De Waarheid’, begroet met uitroepen als ‘Amir terug! Amir terug!’146 Een Nederlands verslag vult dit aan, op basis van een verslag door de Pesindozender Radio Gelora Pemoeda in Madioen. De reis van Soekarno door Oost-Java […] liep op een mislukking uit. Ter hoogte van Madioen begonnen de moeilijkheden reeds. De locomotief werd beplakt met een levensgroot portret van Amir. Toen Soekarno’s lijfwacht het nodig oordeelde dit portret te verwijderen, weigerde de machinist verder te rijden. Een bevel hiertoe had enkel tot gevolg dat een wissel werd omgelegd naar ‘dood spoor’. De ‘loudspeaker’, om het door Soekarno gesprokene over de aanwezige menigte te verspreiden, werd uitgeschakeld en een duizendkoppige menigte scheeuwde om ‘de terugkeer van Amir’. Te Madioen bedroeg het aantal demonstranten 80.000 en aan het geschreeuw van deze massa om Amir kwam geen einde. Parakan had 2.000, Magetan 75.000, Ngandjoek 7.000 personen op de been, die de President hun ‘vox populi’ demonstreerden.

In Madioen werd de President ontvangen met een oorverdovend geschreeuw van het volk: Amir terug, Amir terug! Gedurende tien minuten werd aldus geroepen, en de President kon aan dit geschreeuw geen einde maken. Drie jonge vrouwen wisten 144 Gegevens ontleend aan Kahin 1952:256-60. Zie ook Abels 1983:63-8; Brackman 1963:68-9 voor mogelijke motieven die Amirs val bewerkstelligden. Abels 1983:71-2 verschaft gegevens die er op wijzen dat het besluit tot vorming van de FDR al een maand eerder was genomen. Dit ook in Swift 1989:22, note 27. Verder ook NEFIS-publicatie 83, ‘Enige korte aantekeningen betreffende het Front Demokrasi Rakjat’, 10-5-1948, p. 2, in NA 3976. In de verklaring van bestuur en ministers van de Sajap Kiri van 22 februari wordt aan Sajap Kiri tussen haakjes Front Demokrasi Rakjat toegevoegd. Over de breuk in de PS: Swift 1989:24-6. Soegiarso Soerojo 1988:35 noemt een FDR-ledental van 87.000, volgens eigen opgave van de FDR. Hij noemt geen bron. Het aantal roept vraagtekens op – het lijkt er op dat in ieder geval Pesindo en SOBSI niet hierbij waren inbegrepen. 145 ‘De geschiedenis van Hatta’s verraad’, De Waarheid, 20-9-1948. 146 De Waarheid, 3-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

680

Verguisd en vergeten

Amir Sjarifoeddin spreekt een menigte toe tot de President te naderen en stelden hem de vraag: Waarom komt Amir niet terug? De President antwoordde: Hij bevindt zich nog in Batavia.147

Ook demonstreerde de FDR zelf. Op 29 januari al, bijvoorbeeld, trok twee uur lang een optocht door Kediri met honderdvijftig spandoeken, waarop de boodschap dat Amir in het kabinet moest blijven, dat volk, arbeiders en boeren achter hem stonden, dat zonder hem de Revolutie niets betekende, dat de kapitalisten Indonesië bedrogen, dat een bourgeoiskabinet het arme volk tot tranen bracht, en ‘Naar rechts? No! Naar links? Yes!’148 Op 12 februari trok een stoet door de straten van Magelang, die op de wijs van een Javaans liedje zong: Boeng Amir kembali, Boeng Amir kembali Siapa jang minta Boeng Amir kembali? Rakjat! Kabinet baroe? Boebar! 147 Het radioverslag in ‘De reis van Soekarno door Oost-Java’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-6(4/10-2-1948):3-4 en NEFIS-publicatie 83, ‘Enige korte aantekeningen betreffende het Front Demokrasi Rakjat’, 10-5-1948, pp. 6-7, in NA 3976. Ook gebruikt in ‘Chaos en ellende; “De in wezen Communistische Republiek Djokja” (V.V.D.)’, Op Wacht 5-246(15-71948). 148 R. Sandjoto, Kantor Kepolisian Karesidenan Kediri, ‘Demonstrasie Sajap Kiri’, Kediri, 291-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

681

(Boeng Amir moet terug, Boeng Amir moet terug Wie vraagt dat Boeng Amir terugkomt? Het volk! Het nieuwe kabinet? Aftreden!)149

Niettemin, zonder regeringssteun en met een impopulair standpunt proRenville was de FDR kwetsbaarder dan ooit, en kon ook de links-radicale oppositie met meer kans op succes dan tevoren de aanval openen. Het afsluiten van het Renville-akkoord leverde haar een dankbaar agitatiepunt op, en eindelijk ook kon enigszins gelijkwaardig worden opgetrokken tegen Sajap Kiri/FDR. Daarbij kwam dat in het nieuwe politieke krachtenveld de invloed van de PP-bondgenoten van weleer was toegenomen. In de PNI maakte de groep rond Sarmidi in het bestuur de dienst weer uit en Soekiman was voor de Masjumi een machtig minister geworden. Er bestond nieuwe hoop op vrijlating van de politieke gevangenen. Het zou er voorlopig niet van komen. Het kabinet verkoos niet in te grijpen in bestaande ontwikkelingen. Onder verantwoordelijkheid van minister Soesanto werden de voorbereidingen voor een proces over de 3-juli-coup voortgezet. Maar de links-radicalen vatten moed en kregen de ruimte. Die ruimte was er vooral in Solo, de traditionele verzamelplaats van oppositionele krachten. Radicale reacties Pustaka Murba gaf op 18 januari een verklaring uit waarin Renville werd omschreven als een middel om de guerrilla en de beweging voor 100% onafhankelijkheid te vernietigen. In de nieuwe situatie moest contact blijven worden onderhouden met de murba en pemuda in Masjumi en de revolutionaire elementen in de Sajap Kiri.150 Op 2 februari werd de toon harder en de inhoud concreter. Het nieuwe kabinet uit de ‘midden-bourgeoisie’ bestond uit handlangers van Nederland en Amerika. Hatta, die tijdens de Japanse bezetting Indonesië als grondstoffenleverancier voor Japan wilde laten fungeren, zal zeker geen probleem hebben met een soortgelijke rol ten behoeve van Amerika, in ruil voor ‘steun’ uit het Marshallplan. Het kabinet is verder naar rechts opgeschoven en de Sajap Kiri krijgt de rekening gepresenteerd voor samenwerking, zonder duidelijke waarborgen, met bourgeois als Soekarno en Hatta. De te verwachten gevolgen zijn de teruggave van buitenlands bezit, dat daarna via Kroon en Unie moet worden beschermd. 149

Kantor Penilik Kepolisian Djawa Tengah, ‘Demonstratie dari Sajap Kiri’, Magelang, 12-21948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 150 ‘Sikap’, 18-1-1948, p. 1, in een verzameling van drie Pustaka-Murba-verklaringen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

682

Verguisd en vergeten

De Indonesische troepen in enclaves op bezet gebied moeten worden afgevoerd. De rationalisatie van het leger zal de lasjkar treffen die zich inzetten voor de 100% onafhankelijkheid, en om te beginnen zal de Pesindo van Amir Sjarifoeddin worden aangepakt.151 Hiermee liet de Pustaka Murba dus opnieuw van zich horen. Tamin had op 15 november het voorstel gedaan de uitgeverij weer te activeren en dat was door de Partai Rakjat een week later goedgekeurd. Er werd een bestuur benoemd met Maroeto Nitimihardjo als voorzitter, Arif Siregar als secretaris-penningmeester, en Ismail, Adam Malik, Kartopandojo en Tamin als leden.152 ‘Pacific’, het dagblad dat de Barisan Banteng uitgaf, dat ook in 1947 al regelmatig kritische geluiden had laten horen, werd een uitgesproken oppositieblad. In de commentaren na de val van het kabinet-Amir werd het ­zwakke optreden in de onderhandelingen afgekeurd, waardoor vaak goodwill was verloren gegaan.153 Het Renville-akkoord was een Nederlandse zege, en werd zeer sceptisch ontvangen.154 Met de Masjumiwens tot een nationaal zakenkabinet te komen werd ingestemd in het belang van de eenheid.155 De toon verhardde toen Hatta zijn formatie startte. ‘Pacific’ verwachtte geen nieuw beleid. Dat – het loslaten van de schadelijke vredespolitiek – zou de Republik kunnen behoeden voor de jammerlijke status die het gevolg was van Renville.156 Het blad signaleerde vervolgens de paradoxen in het nieuwe kabinet. Hoe kon Renville worden uitgevoerd door tegenstanders van dat akkoord? En die ook onderling nog eens verdeeld waren?157 En Nederland liet blijken zich niets van het akkoord aan te trekken – het nam de wapenstilstand niet in acht, en steunde het separatisme.158 De eerste verjaardag van ‘Pacific’ viel samen met Hatta’s aantreden. In een lang overzicht werd het verlies van de idealen van de Proclamatie betreurd. Alle offers waren wellicht vergeefs geweest en tenietgedaan door de diplomatieke koers. Dat was al in 1945 begonnen bij de strijd om de grote steden op Java. Linggadjati was het begin van het bankroet, dat werd bezegeld door de Nederlandse agressie. Renville bracht de Republik terug tot 151

‘Pemandangan tentang penggantian kabinet’, pp. 1-4, in een verzameling van drie PustakaMurba-verklaringen. 152 [Tamin], ’Sepatah kata pengantar dan sedjarah-pendek Pustaka-Murba’, Djokjakarta, 30-91949, p. 1; Tamin, ‘Perpustakaan dan partai’, mei 1950, p. 12 voor de bestuursleden. 153 ‘Sikap Masjumi’, Pacific, 16-1-1948. 154 ‘Penting bagi Belanda’, Pacific 19-1-1948. 155 ‘Nationaal Zaken Kabinet’, Pacific, 20-1-1948. 156 ‘Kabinet Hatta’, Pacific, 24-1-1948. 157 ‘Belum bisa beres’, Pacific, 28-1-1948; ‘Mundur lagi’, Pacific, 30-1-1948; ‘Terudji’, Pacific 5/6-2-1948. 158 ‘Belanda menjerang terus’, Pacific, 26-1-1948; ‘Tergantung oleh kita sendiri!’, Pacific, 31-11948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

683

een Nederlandse kolonie, mede dankzij de Amerikaanse Marshallhulp. Op Nederlandse beloften viel niet te vertrouwen. De diplomatiepolitiek heeft geleid tot het halfweg doodlopen van de Revolutie. Maar het is nog niet te laat. Ons land kan nog worden gered. Mits wij de moed hebben revolutionair te handelen, en de wereld te verklaren dat wij niet bereid zijn tot onderhandelingen vóór de erkenning van de onafhankelijkheid. Wat de bambu-runtjing-diplomatie wordt genoemd, bewijst zeker stap voor stap zijn juistheid, als wij echt onafhankelijk willen zijn, vrij van alle onderdrukking.159

‘Pacific’ zette hier zijn eigen beleidslijn uit, met algemene kritiek op de regering, maar bleef beleefd. Roestam Effendi hield zich niet in, toen hij in ‘Pacific’ de actuele situatie analyseerde. Het kabinet-Hatta is voor hem het signaal aan het buitenland, dat ‘alle opportunistische leiders eensgezind door de knieën gaan voor de Nederlandse imperialistische slavernij en onderdrukking’. Slechts ‘in de paleizen en grote huizen waar de “corruptors” en de bedriegers het in hun schommelstoelen op hun gemak nemen, slechts daar wordt tevreden geglimlacht over de gang van zaken en is het besef van de terugkeer van “De Baas” een bron van nieuwe vreugde’. Tegenover het brede volksverzet moesten deze ‘capitulanten’ daarom een afleidingsmanoeuvre bedenken. In de partijstrijd Sajap Kiri-Masjumi, de mening voor of tegen Amir, werd dat gevonden. Dat was geen principiële tegenstelling. ‘Botweg gezegd ging het om de manier hoe het Indonesische volk zou worden toebereid. Gebraden in klapperolie of varkensvet!’ Hatta besefte dat hij Masjumisteun nodig had en wist deze te winnen door de Sajap Kiri af te wijzen. Maar hij voert wel de politiek uit van de Sajap Kiri, die dan ook straks zal terugkeren in het kabinet. De Sajap Kiri kan zo lang de critici in eigen kring in de gelederen houden, die neigen over te lopen naar consequente anti-imperialistische krachten. ‘Het kabinet-Hatta is een verzameling en concentratie van alle opportunistische en capitulationistische krachten.’160 De aanval werd in het volgende nummer voortgezet. Hatta was slechts een zetbaas van de Sajap Kiri, en trouwe uitvoerder van de bevelen van ‘zijn baas’ Van Mook. Het toetreden van Soekiman tot het kabinet was slechts bedoeld als zoethouder, om de onrust onder het volk te bezweren, terwijl Hatta en Amir de Republik overleverden aan Nederland. De Masjumi was te bang om consequent een andere koers te kiezen, en was nu de medeplichtige van Hatta en Amir.161 Roestam ging hier heel ver, en vooral zo’n aanval 159

‘Mana kemerdekaan 100%’, Pacific, 2-2-1948. Rustam Effendy, ‘Situasi politik sekarang’, Pacific, 8-2-1948. In het Sajap-Kiri-weekblad Revolusioner was Roestam kort tevoren aangevallen en werd hij beschreven, met veel citaten van Lenin, als een ex-communist die van het marxisme geen benul had (S.M. Ali, ‘”Marxis’’ Rustam-Effendy’, Revolusioner 3-2(20-1-1948):1. 161 Rustam Effendy, ‘Menghadapi soal pendjadjahan kembali’, Pacific, 10-2-1948. 160

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

684

Verguisd en vergeten

op Hatta, als vice-president met een status boven de partijen, kende de Indonesische dagbladpers nog niet. De inhoud weerhield ‘Pacific’ niet er van het af te drukken. Reacties bleven niet uit. De Masjumi-opstelling werd in een ingezonden stuk verdedigd als oprecht en verstandig, niet utopisch maar praktisch. Renville was een politiek feit; de winst van het nieuwe kabinet was de verzwakking van de Sajap Kiri. De Masjumi handelde weloverwogen, ook met het oog op de belangen van zijn massa-aanhang. Bij gebrek daaraan, merkt de schrijver fijntjes op, hoeft Roestam daar geen rekening mee te houden.162 Ook tot Hatta’s verdediging nam iemand de pen op. Roestams verhaal was ongeloofwaardig. Zijn bewering dat Hatta het Nederlandse koloniale bestuur wilde terughalen, kon alleen al worden weerlegd met Hatta’s weigering in 1933 een Tweede-Kamerzetel in te nemen – een zetel die wel werd ingenomen door Roestam. Roestams doel is het zaaien van tweedracht, het opstoken van partijen tegen elkaar. Maar daarmee is hij het zelf die de weg bereidt voor een terugkeer van Nederland.163 Roestam maakte zich met zo’n ongenuanceerde uithaal, in bloemrijke bitterheid verwoord, zelf onmogelijk als politiek leider, en deed zijn beweging geen goed. De Indonesische politiek was op centraal niveau een zaak van een elite, die elkaar ondanks partijverschillen met respect behandelde, en die wist dat de tegenstelling van heden in de samenwerking van morgen zou kunnen veranderen. Zelfs de politieke gevangenen sinds de 3-juli-coup bleven tot die elite behoren, werden zo behandeld en gedroegen zich er naar. Roestam plaatste zich daarbuiten, en verloor zo zijn kans om de links-radicale beweging te leiden, zolang deze nog mee wilde spelen in de Djokjase politieke arena. Tan Malaka deed ook niet mee hieraan, maar had zich in het openbaar niet – nog niet – zo buitenspel geplaatst. De Sajap-Kiri-leiders behoorden geheel tot dit ‘establishment’, maar in de FDR, en onder invloed van de wereldwijde Oost-West-polarisatie zouden zij geleidelijk afstand nemen van het politieke spel in Djokja. In ‘Moerba’, een nieuw dagblad dat sinds 14 februari in Solo verscheen, kreeg de oppositie eveneens de ruimte. Renville was natuurlijk ook hier een mikpunt. Renville was nog geen politiek feit. Het volk kon door actie ertegen het akkoord nog tegenhouden.164 De ‘Realpolitik’ van de gematigde krachten, die zich van valse leuzen bedienen, leidde af van een koers uitgezet door Proclamatie en Grondwet.165 Voor de verdediging daarvan was aller inzet

162 163 164 165

Sdr., ‘Mengatur siasat perdjoangan’, Pacific, 13/14-2-1948. Maulana Talkah, ‘Menghadapi soal pendjadjahan kembali...?’, Pacific, 21-2-1948. ‘Naskah Renville soeatoe kenjataan politik?’, Moerba, 16-2-1948. ‘Real politic atau politic real?’, Murba, 19-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

685

nodig.166 Los van alle gevolgen, moest tegen Renville worden geageerd.167 Met de erkenning van de Nederlandse soevereiniteit was de neergang begonnen van de Republik. Daarmee werd de Proclamatie geweld aangedaan.168 De regering-Hatta liet zich vaag uit, deed beloften, maar de bevolking merkte in de eigen omgeving alleen iets van verslechterende levensomstandigheden en hoge inflatie. Het uitzicht op een akkoord met Nederland was onduidelijk; Nederland rekte tijd om zijn voordelen te consolideren.169 Een diepgaander beschouwing over Renville werd geleverd door A.R. Dasoeki, de schuilnaam waaronder Tan Malaka zijn krantenstukken zou publiceren. Zijn mogelijkheden in gevangenschap waren dus zover verruimd dat hij zulke stukken kon meegeven aan bezoekers. De eigen naam kon er nog niet worden ondergezet, en dat deed natuurlijk afbreuk aan het gezag van de er in uitgesproken opvattingen. Tan Malaka opende met een verwijzing naar de ondertekening van Renville. Aan Nederlandse kant tekende Abdulkadir, de Indonesische hoogste medewerker van Van Mook, voor Tan Malaka een koloniale marionet. Dat was symbolisch voor de ontwikkeling, waarbij de Republik in economisch opzicht geheel door vreemd kapitaal zou worden beheerst en in politiek opzicht tot een marionettenstaat teruggebracht, van dezelfde rang als de deelstaten die op Java en Sumatra in oprichting waren. Waar waren soevereiniteit en onafhankelijkheid als de Nederlandse Kroon en een Nederlands-Indonesische Unie de dienst uitmaakten? De interimregering werd door Nederland beheerst en daar zou het lot van de Republik worden bezegeld. De demarcatielijn, de ‘dreamline’ van Van Mook, verplichtte tot terugtrekking van Republikeinse troepen uit de ‘pockets’, de ideale uitvalsbases voor een guerrillastrijd tot behoud van de Republik. In de Nederlandse gebieden zal het plebisciet op een farce uitdraaien. ‘Met militaire dreiging, blokkade, uithongeringspolitiek [Nederlands], financiële maatregelen tegen het Republikeinse geld, en infiltratiepolitiek, zoals in de afgelopen twee jaar, wordt de Republik voortdurend geïntimideerd, bedrogen en bedreigd tot de 100% onafhankelijkheid is vervangen door 100% overheersing.’ De organisaties en personen die van meet af aan de tegenstelling van het Nederlandse imperialisme met het Indonesische volk en de noodzaak van eensgezinde strijd hebben benadrukt dragen niet de schuld voor die ontwikkeling. ‘Zij zijn niet de NICA-handlangers.’ En dan doet Tan Malaka een oproep aan volk en pemoeda om zich in te zetten voor 1. het ontbinden van het Renville-akkoord, 2. de vernietiging van alle marionettenstaten, 3. de verdediging van 100% onafhankelijkheid, 4. de organisatie en mobilisatie 166 167 168 169

Alamaud’din, ‘Kehendak rakjat’, Murba, 19-2-1948. ‘Sitoeasi politik’, Murba, 20-2-1948. ‘Kedaulatan Republik soelit?’, Murba, 21-2-1948. ‘Djawaban pemerintah’, Murba, 23-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

686

Verguisd en vergeten

van alle mogelijke wapens. ‘De situatie is zeer beroerd, maar de overwinning is nog mogelijk. Mits wij snel, passend en eensgezind handelen.’ De onderdrukten in de wereld en het socialistische bloc steunen Indonesië.170 In tegenstelling tot Roestam strijkt Tan Malaka de nieuwe regering niet meer tegen de haren in dan nodig is, en maakt hij van zichzelf geen ‘outsider’. In de oppositie tegen Renville was Dasoeki’s bijdrage overigens niet opvallend – met Tan Malaka’s naam eronder zou de invloed groter zijn geweest – en die van Roestam wel. Dit artikel vormde overigens niet Tan Malaka’s eerste heroptreden in de Republikeinse pers. Drie dagen eerder verscheen in ‘Pacific’ zijn ‘Harapan Rakjat’ (Hoop van het volk), dat los van de directe actualiteit stond. Daarin schrijft Tan Malaka dat het Indonesische volk sinds 1945 door zijn leiders dan naar links, dan weer naar rechts is gestuurd. Het volk werd gebruikt, volgde en vertrouwde op bekwaamheid en oprechtheid van zijn voormannen. Die leiders hebben de plicht daartegenover moed en eerlijkheid te stellen en zich in te zetten voor de belangen van het volk. Als die leiders in auto’s rijden, in mooie huizen wonen en duur gekleed gaan, zullen zij die steun niet krijgen. Het volk begrijpt de diplomatie niet, terwijl het zelf moet vluchten. Het volk begrijpt niet dat de eerste minister van de Republik onderhandelt met koloniale marionetten in plaats van de Nederlandse eerste minister. Het volk volgt zijn leiders, die het kunnen misbruiken voor eigen doeleinden. Daartegen moet worden gewaakt en dat is de hoop van het gehele volk.171 Lasjkar Rakjat Djawa Barat Het oprollen van de Lasjkar Rakjat Djawa Barat in april 1947 had de restanten van de beweging verdreven naar uithoeken van de regio, waar een moeizaam proces van handhaving begon. Het uitzicht op uitschakeling door de Siliwangi bleef levensgroot aanwezig. Daaraan kwam onverwacht een einde toen de Nederlandse troepen in juli 1947 hun eerste militaire actie inzetten. De Siliwangi was geen partij in een reguliere gevechtsactie en moest retireren. Alle steden en grote wegen werden door Nederland bezet. In Djokja deed deze gang van zaken de naam van Siliwangi geen goed en werd zelfs gemeend dat de divisie had gecapituleerd. Soetan Akbar wist Soedirman er van te overtuigen dat de Lasjkar Rakjat in de regio verzet had gepleegd en dat bleef voortzetten. Soedirman benoemde hem tot comman170 A.R. Dasoeki, ‘Rakjat pemoeda Indonesia; Marilah kita serentak membatalkan Naskah Renville!’, Murba, 21-2-1948. 171 A.R. Dasuki, ‘Harapan rakjat’, Pacific, 18-2-1948. Pacific volgde de eind 1947 ingevoerde nieuwe spellingregels, Murba deed dat nog niet; vandaar Dasoeki en Dasuki als auteursvermelding.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

687

dant van de Divisi Gerilja Bambu Runtjing, die tot taak kreeg West-Java te heroveren. Hij kreeg wapens en geld mee. Soetan Akbar greep zijn kans om de Lasjkar Rakjat een rentree te bezorgen. Hij zond instructies uit waarbij hij zijn geestverwanten in vijf brigades indeelde. In Banten was het Chatib die de leiding behield van de Brigade A. In de regio Bogor-Soekaboemi kwam na de Nederlandse aanval een hergroepering van de Lasjkar als Brigade B tot stand met Waloejo, Armansjah, afkomstig uit Krawang, en Muhidin Nasution, eerder in dienst van het Biro Perdjoeangan, maar een aanhanger van Tan Malaka. Zij opereerden in de heuvels rond Soekaboemi en oostelijk naar Tjiandjoer. Wahidin Nasution was tijdens de Nederlandse actie uit zijn gevangenschap in Poerwakarta ontsnapt en was de Sanggaboeana opgetrokken waar hij de restanten van het Krawangse Lasjkar ging commanderen als Brigade C van de Divisi Gerilja. Brigade D in Oost-Priangan werd door Achmad Astrawinata geleid, die was vrijgelaten in Tasikmalaja. De sterkste eenheid was de Brigade E in Tjiwaroe, verdreven uit Cheribon, met Sastrosoewirjo en Maulana aan de leiding. Soetan Akbar voegde zich omstreeks augustus bij hen met zijn gewapend geleide. Tjiwaroe was strategisch gelegen, in bergachtig gebied, moeilijk bereikbaar voor de Nederlandse troepen, en op de verbindingsweg voor de Republik van Midden- naar West-Java. Soetan Akbar ontving langs deze weg voorraden en wapens, ook dankzij Alizar Thaib en Hasan Gayo, die in Djokja opkwamen voor hun strijdmakkers. Soetan Akbars divisie leed overigens, zoals niet te verwonderen, aan gebrek aan coördinatie, mede door de moeilijke verbindingen, maar ook door de eigenzinnigheid en zelfstandigheid die de lasjkar kenmerkten. Wahidins Brigade, die zich ook wel weids Divisi 17 Agustus noemde, kon zich ontplooien bij gebrek aan Siliwangi-aanwezigheid. Hij bracht verspreide eenheden en manschappen bijeen. Sjamsudin Tjan voegde zich bij hem en zette zijn dessa-defensiesysteem weer op. Een schaduwbestuur kwam van de grond, en guerrilla-acties tegen de Nederlandse bezetter werden uitgevoerd.172 Omstreeks oktober 1947 had de Lasjkar Rakjat zijn positie geconsolideerd en kon hij zich beroemen op een spectaculaire comeback. In wijde kring werden zijn activiteiten ook gewaardeerd. Het politiehoofd van de residentie Cheribon noemt de algemene lof voor de gedisciplineerde militairen die aan het front met succes de vijand weerstonden. Het volk voelde zich veilig en was trots op de Bambu Runtjing (BR). Maar vervolgens ging het fout. Nieuwe krachten, afkomstig uit Djokja, maakten misbruik van hun positie. 172 Cribb 1991:158-61; Nasution 1978, V:182, VI:346; NEFIS-bulletin 29, ‘De Bamboe-Roentjingbeweging in West-Java’, Batavia, 23-8-1948; Sartono Kartodirdjo 1980:12-3. Nasution 1978, VI:346-7 kopieert een Siliwangiverslag waarin begrip wordt getoond voor de beslissing van Djokja Soetan Akbar een mandaat te verschaffen, bij gebrek aan zichtbare activiteit van Siliwangi. Waloejo gaf zich in februari 1948 over aan Nederland (Nasution 1978, VI:327).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

688

Verguisd en vergeten

Soetan Akbar verloor zijn greep en gezag en zijn eigen staf trad ‘destructief’ op.173 Siliwangi formeerde inmiddels zijn niet geringe militaire macht tot een werkbaar geheel, waarbij militair en civiel bestuur in nauwe samenwerking een eigen schaduwbestuur vormden dat in dienst stond van het guerrillaverzet. Een concurrerend republikeins bestuur kon in dat verband niet worden toegestaan, te meer nog als dat Siliwangi zwartmaakte en zich de enige rechtmatige gewapende macht in West-Java noemde. Officiële pretenties hierop moest Soetan Akbar laten varen toen zijn Divisi Gerilja op 25 september van zijn taak en naam werd ontdaan, maar in woord en daad trok hij zich hiervan, zoals te verwachten, niets aan.174 Nasution had nog wel enige waarderende woorden over voor de Lasjkar die open plaatsen invulden. Vooral in de regio Djakarta hadden zij grote verdienste in hun guerrillaverweer; maar zij ontwapenden ook een TNI-eenheid die zich terugtrok, voegt hij hieraan toe. Verder deden zich incidenten voor, van roof, aanhouding, ontwapening tot gewapende strijd. Ook Hizbullah was hierbij soms betrokken. Het was schadelijk en ontoelaatbaar.175 Op 30 december stuurde ook de politiecommissaris van Cheribon een brief aan de allerhoogste politiechef in Djokja met het verzoek op te treden tegen de Divisi Bambu Runtjing, die het volk van zich had vervreemd en leger, politie en bestuur verhinderde hun taken uit te voeren. De opheffing van de Divisi was genegeerd. De Divisi beschouwde zich nog steeds als een legeronderdeel en bezette zijn sectoren. Er bestond geen bereidheid tot overleg en samenwerking met de TNI. Aan zijn brief voegde hij een lijst van incidenten toe over de maand december met daarin de standrechtelijke executie van vijf vermeende spionnen, gevallen van roof en inbeslagname van wapens van TNI-militairen.176 In januari was voor Nasution de maat vol. Hij gaf opdracht de Lasjkar Rakjat in Tjiwaroe uit te schakelen. De directe aanleiding vormde de aanhouding van een peloton Siliwangi, dat uit Djokja vijf miljoen Roepiah, munitie en drie radiosets naar West-Java vervoerde. Zij werden naar Tjiwaroe gebracht en na vier dagen teruggestuurd naar Djokja. De Bambu Runtjing stuurde een 173 Kepolisian Karesidenan Tjirebon, ‘Tindakan2 Divisi “Bambu Runtjing’’’, Luragung, 30-121947, 1 p., in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1368. 174 Cribb 1991:162-4. 175 Nasution 1978, VI:249-50. 176 Kepolisian Karesidenan Tjirebon, ‘Tindakan2 Divisi “Bambu Runtjing’’’, Luragung, 30-121947, 1 p., met bijlage, 1 p., in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1368. Hier wordt ook genoemd de aankondiging van het voornemen van de Bambu Runtjing drie lepralijders te doden, om besmetting van de bevolking te voorkomen. Een opsomming van incidenten ook in Majoor Abd. Djalil, Anggauta Mahkamah Tentara Daerah Terpentjil Tjirebon, ‘Peristiwa Tjiwaru tentang perlutjutan Divisi Bambu Runtjing’, Jogjakarta, 15-2-1948, pp. 1-2, in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1089.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

689

afgezant naar het hoofdkwartier van Abimanju, commandant van Brigade V Siliwangi, in Tjipedes, een halve dag lopen van Tjiwaroe. Hij bracht het voorstel over de ‘buit’ te verdelen. Abimanju weigerde; zijn compromisbereidheid was flink aangetast door de ontvoering van Rukman, die kort tevoren, na twee dagen internering door de BR, uit zijn hechtenis was ontsnapt. Verder was de irritatie groot over de laster over Siliwangi, die de bevolking tegen de Siliwangi innam en zelfs een paar Siliwangi-eenheden bijna deed overlopen naar de BR. Siliwangi werd afgeschilderd als een NICA-instrument; organisatieschema’s circuleerden waarbij de Siliwangi-officieren werden verbonden aan Van Mook, via PID, Van der Plas en Chinese ‘aannemers’. Abimanju stelde een ultimatum; Bambu Runtjing gaf geen antwoord, voerde de staat van paraatheid op en verspreidde pamfletten tegen Siliwangi. Abimanju mobiliseerde zijn troepen en trok op – zijn drie compagnieën stonden tegenover twee BR-compagnieën.177 Op 15 januari 1948 omsingelden Abimanju, Rukman en Umar Wirahadikusumah de legerplaatsen. Naar verluidt duurden de gevechten vier dagen, waarna de LRDB/BR was verslagen. Sastrosoewirjo zou als leider van de Kesatuan Pertahanan Rakjat Murba (KPRM, Defensieverband van het Murbavolk), een volksdefensieorganisatie, nog hebben gepoogd te bemiddelen. Maar hij was ook brigadecommandant van de Bambu Runtjing, en die rol werd hem fataal. De BR-leiders werden op bevel van Abimanju ter ­plekke doodgeschoten, na advies van de voorzitter van de Militaire Rechtbank te velde. De executies kostten wellicht zeventien mannen het leven onder wie Sastrosoewirjo en de Akomakaders Maulana, Agenda en Burhanudin. Soetan Akbar ontsnapte maar zou zijn doodgeschoten terwijl hij een rivier overzwom. Het aantal gevangenen bedroeg tweehonderdvijftig tot driehonderd, van wie een deel spoedig werd vrijgelaten. Zij werden met telefoondraad gebonden, met geweerkolven geslagen en ook verder mishandeld.178 177 Het verslag van de Siliwangi-peletonscommandant in Nasution 1978, VI:348 en een ander Siliwangiverslag in Nasution 1978, VI:349; de ontvoering van Rukman in Nasution 1978, VI:351; zo’n schema in Nasution 1978, VI:350. Ook in Majoor Abd. Djalil, Anggauta Mahkamah Tentara Daerah Terpentjil Tjirebon, ‘Peristiwa Tjiwaru tentang perlutjutan Divisi Bambu Runtjing’, Jogjakarta, 15-2-1948, pp. 1-3, in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1089. 178 Nasution 1978, VI:352 drukt een verslag af van een Siliwangi-officier ter plekke, waarin het getal van zeventien voorkomt. Majoor Abd. Djalil, Anggauta Mahkamah Tentara Daerah Terpentjil Tjirebon, ‘Peristiwa Tjiwaru tentang perlutjutan Divisi Bambu Runtjing’, Jogjakarta, 15-2-1948, pp. 3-4, in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1089., noemt het getal van circa negen en de juridische toetsing. M. Nawawi, Tentara Nasional Indonesia, Divisi I Brigade ‘Tjitarum’, Staf Penghubung Bag. Utara, ‘Usul-usul Penghubung Brigade “Tjitarum” Bag. Utara’, Jogjakarta, 5-2-1948, 2 pp., in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1089, verschaft acht namen en voegt er aan toe dat nog tientallen anderen waren gefusilleerd, over wie exacte rapportage ontbrak. Cribb 1991:165 haalt schattingen aan van 17 tot 64 slachtoffers. Over de KPRM: Enuh, ‘Kenangan perdjuangan; Iman Hidajat seorang tokoh didaerah jang hampir terlupakan’, Mingguan Pekerdja 2-23/26:637-9; Soemantri B.S., ‘Lagi, kita simak sejumlah peng­

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

690

Verguisd en vergeten

De verbindingsofficier van de BR in Djokja stuurde begin februari brieven aan Soedirman en Amir waarin hij constateerde dat de affaire de defensie had verzwakt en het volksvertrouwen in het leger had doen verdwijnen. Hij vroeg om staken van de broederstrijd, om gerechtelijke beoordeling, ook van de executies, goede behandeling en berechting van de gevangenen, hulp aan vluchtelingen en verbod tot uitbreiding van de strijd naar andere regio’s. De Republik moest tonen een rechtsstaat te zijn.179 Nasution noemde de gebeurtenissen later de ‘droevigste’ en ‘bloedigste’ affaire tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in West-Java.180 In Wahidins regio kwam het niet tot een veldslag tussen BR en Siliwangi, maar was sprake van een ongemakkelijke coëxistentie, niet het minst afgedwongen door de Nederlandse druk. Bij het afsluiten van het Renvilleakkoord, kreeg Nederland geheel West-Java, Banten uitgezonderd, als zijn gezagsgebied toegewezen. Dit hield in dat de Siliwangi West-Java moest verlaten en de hidjrah naar Djokja maakte. De Lasjkar Rakjat gingen niet mee, natuurlijk, en hadden West-Java weer voor zich. Maar voor de tweede keer had Siliwangi hun gelederen uitgedund en hun structuur aangetast. Gerakan Revolusi Rakjat en coupplannen Het verzet tegen Renville, in een politiek klimaat dat voor de links-radicale oppositie nieuwe mogelijkheden bood, bleef niet beperkt tot persstemmen. Op 25 januari riep het Front Anti-Imperialis, dat dus nog steeds bestond, in Solo een vergadering bijeen waar 45 revolutionaire organisaties en personen, van bonte samenstelling, verschenen. Moewardi, de drijvende kracht hierachter, zat voor. Hij opende de bijeenkomst en vroeg meteen de deelnemers die Renville steunden te vertrekken. De 41 overgebleven organisaties en personen besloten tot oprichting van de Gerakan Revolusi Rakjat (GRR, Revolutionaire Volksbeweging), waarvan Moewardi voorzitter werd.181 De belangrijkste leden-oprichters van de GRR waren Partai Rakjat, Partai Rakjat Djelata, Akoma, PKI Merah, Partai Wanita Rakjat, Barisan Banteng en Lasjkar Rakjat Djawa Barat. Tot de oprichters hoorden ook khianatan PKI, Perlawanan rakyat muncul’, Harian Terbit, 9-10-1989. 179 M. Nawawi, Tentara Nasional Indonesia, Divisi I Brigade ‘Tjitarum’, Staf Penghubung Bag. Utara, ‘Usul-usul Penghubung Brigade “Tjitarum” Bag. Utara’, Jogjakarta, 3-2-1948, 1 p. en 5-21948, 2 pp., beide in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1089. In de ondertekening noemt Nawawi zich dus nog uitdrukkelijk deel van de Eerste TNI-Divisie. 180 Nasution 1978, VI:346, 1982:229. Nasution 1982:226-9 is een getrouwe samenvatting van Nasution 1978, VI:346-52 over de gang van zaken. In de twee edities van Siliwangi’s officiële gedenkboek wordt de affaire niet genoemd (Siliwangi 1968, 1979). 181 ‘Chronologische-opgave G.R.R.’, in ANRI, Departemen Penerangan, no. 187. De datum wordt bevestigd in ‘Dr. Muwardi (II)’, Pacific, 16-12-1950.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

691

het Masjumihoofdbestuur, GPII en de BPRI-afdelingen MiddenJava en Semarang en het Regiment BPRI Solo, alsook KRIS Bagian Pembelaan (Defensieafdeling). Uit de vakbondshoek kwam opmerkelijk genoeg de SOBSI Bagian Pembelaan, en minder verrassend, Barisan Buruh Gas dan Listrik en Sarekat Buruh Gula (SBG). Er waren jeugdorganisaties bij: Maha Siswa Malang, IPI (Solo), waarschijnlijk Ikatan Peladjar Indonesia, en PII, waarschijnlijk Peladjar Islam Indonesia. ‘Pacific’ was er ook, en een rij TNI-onderdelen – uit de Vierde Divisie Bataljon XV en Regiment V van de Brigade 24 en nog een Regiment VI TNI. Van lasjkar waren aanwezig Pember­ ontakan Anak Laut, Barisan Matjan (Djokja), Badjak Merah en Barisan Moewardi Tantomo (Tantomo zou een samentrekking zijn van Tan (Malaka) en (Soe)tomo). Tot slot werden acht personen opgesomd, onder wie Djohar Nur en Abdul Djalil Muluk, die blijkbaar zonder organisatorische volmacht waren verschenen. Tot de latere toetreders behoorden Permai, Partai Buruh Merdeka en Gabungan Sarekat Buruh Revolusioner (Gasbri).182 182 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lain-lain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 24-11949, in NA, PG 979. Djohar Nur (interview Djakarta, 27-8-1980) noemt als deelnemers Moewardi, Munawar (Hizbullah), Mardjuki (BPRI), Sumarno (Lasjkar Buruh), Balia Umar (GPII), Amir Fatah (GPII), Soejono (PR), Alamsuddin (PR), Moh. Djoni (PKI Merah), J.B. Assa (Permai), Nurut (Lasjkar PRD), St. Dawanis (PRD), Sjamsu Harja Udaja (PBM), Sumardo (PBM), Djojomartono (BB), Subrotohusodo (BB), Ch. Saleh, Adam Malik (beiden voortvluchtig), Djamaloeddin Tamin, Roestam Effendi, Boes Effendi, Abidin Effendi, Koesnandar, Moh. Padang en Djohar Nur (LRDB). Soejono bedacht de naam. Djohar Nurs ijzeren geheugen lijkt grotendeels betrouwbaar. Een Nederlandse nota van het Parket PG, ‘a. Barisan Banteng b. GRR c. Dr Muwardi d. Imam Sutardjo’, Batavia, 15-6-1949, in NA, PG 485, noemt Akoma, Divisi Tantomo en Badjak Merah (N.R. Sutedjo). Een opgave van zeventien leden in een PAM-rapport, in CMI-doc. 5557, p. 8, in NA, AS 3961, noemt de belangrijkste organisaties, maar voegt daar ten onrechte PNI en twee SOBSI-bonden aan toe. Wel wordt Moewardi’s Front Anti-Imperialis genoemd. De Barisan Tantomo wordt als Lasjkar Terpendam Barisan Guerilla Tantomo (Verborgen Guerrillaleger

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

692

Verguisd en vergeten

De GRR telde gewone leden – organisaties waarvan het hoofdbestuur de GRR-doelen onderschreef – buitengewone leden – afdelingen van organisaties waarvan het hoofdbestuur geen GRR-lid was – en bijzondere leden – personen die de GRR-doelen waren toegedaan. Aparte raden werden ingesteld voor Defensie, Politiek en Economie.183 De Politieke en Defensieraad werden gevraagd om een drie-punten-programma op te stellen: 1. strijd voor de Proclamatie van 17 augustus 1945; 2. geen onderhandelingen met Nederland, zolang zijn leger nog in Indonesië aanwezig was; 3. inzet voor een regering met bewindslieden die met de GRR-politiek instemmen, zonodig door middel van dwang in welke vorm dan ook.184

Het was de bedoeling binnen een week dit programma uit te voeren – en het lijkt veel op een coup. Maar hiervan kon niets komen omdat de besluiten al diezelfde avond door een ‘lek’ op het bureau van vice-president en procureur-generaal belandden. Zij ordonneerden de arrestatie van de GRR-leiders. De aangewezen uitvoerders schrokken hiervoor terug, uit angst voor de gevolgen.185 Het laatste programmapunt werd om begrijpelijke redenen niet opgenomen in het naar buiten gebrachte GRR-programma. Als middel tot verspreiding van de GRR-oprichting lijkt ‘Pacific’ – het dagblad van GRR-lid Barisan Banteng, met zijn voorzitter Moewardi als GRR-oprichter – het aangewezen medium, maar die krant zweeg tot 8 februari over de GRR. Toen verscheen op de tweede pagina een berichtje dat op 25 januari, als reactie op de moeilijke tijden en de dreigingen voor de Republik de GRR was opgericht, op basis van: Tantomo) opgevoerd. De Divisi Tantomo werd eind augustus 1947 genoemd in een (ongedateerde) dagorder van Moestopo, Markas Besar Pertempoeran Teritoriaal Komando Djawa Timoer, waarin hij een onderzoek vraagt naar deze Divisi die de naam van de Panglima Besar besmeurt. Hij wilde een rapport hierover van de militaire auditeur (ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 380). Dat onderzoek werd blijkbaar verricht door de TNI-Masjarakat, onder leiding van zijn hoofd ir. Sakirman. Divisiecommandant R.M. Koesnarjo schreef op 25 oktober 1947 over een afspraak over ‘de problemen rond de Divisi Tantomo’ met Sakirman, waarbij ook A.J. Patty in de delegatie was opgenomen. Toen zij verschenen op Sakirmans kantoor op 29 oktober liet deze weten verhinderd te zijn en hij hield zich ook verder onbereikbaar voor oproepen van Tantomo, die daarbij het eigen motto ‘Samen zijn wij sterk, gescheiden gaan wij ten onder’ tevergeefs inriep. Verdere gegevens ontbreken (Brieven Tantomo, 25-, 29-10- en 4-11-1947, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1351). A.Koma wordt steeds vaker aangeduid als Akoma. Ik volg deze schrijfwijze voor acties van deze partij in 1948 en later. 183 ‘Anggaran dasar’, 1 p., ‘Anggaran rumah tangga’, 1 p., ‘Organisasi Gerakan Revolusi Rakjat’, 2 pp., alle als kopie van doorslag in getypte vorm in mijn bezit. 184 ‘Chronologische-opgave G.R.R.’, in ANRI, Departemen Penerangan, no. 187. 185 Toelichting H. Mangkoeto in ‘Verslag Rapat Pleno GRR (Gerakan Revolusioner Rakjat) pada tgl. 29/2 ’48 di Soerakarta bertempat di Markas Besar “Barisan Banteng”, Djalan Poerwosari no. 258’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 594.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

693

1. afwijzing en ontbinding van het Renville-akkoord; 2. voortzetting van de strijd op basis van de Proclamatie van 17 augustus 1945 en de Grondwet van de onafhankelijke eenheidsstaat Republik Indonesia; 3. geen onderhandelingen zolang er bezettingslegers in Indonesië verblijven; 4. de samenstelling van de regering in overeenstemming te brengen met de uitgangspunten van de Proclamatie van 17 augustus 1945.186

Het laatste punt is nu aangepast tot een vage formulering, om geen aanstoot te geven.187 Het lange zwijgen van ‘Pacific’ duidt er op dat de Barisan Banteng zich ongemakkelijk voelde met de GRR. Op 12 februari werd besloten Moewardi te ontheffen van zijn voorzitterschap van de BB, omdat ‘zijn volledige inzet nodig is voor de leiding van de GRR’.188 Een week later moest de afdeling voorlichting van de BB hieraan nog een uitleg toevoegen. Er werd verwezen naar de BB-afwijzing van Renville op 22 en 28 januari. De oprichting van de GRR maakte beraad nodig over de uitvoering van dat afwijzingsbesluit. De BB was lid van de GRR, en Moewardi was voorzitter van BB en GRR. Een goede arbeidsverdeling had tot zijn terugtreden als BB-voorzitter geleid – en daar moest verder niets achter worden gezocht.189 Inmiddels was niet bekendgemaakt welke organisaties lid waren van GRR, noch welke personen het bestuur vormden. Dat laatste werd per advertentie in ‘Murba’ bekend gemaakt, maar pas op 2 maart, en dan nog alleen voor de vier centrale functies: Moewardi als voorzitter van het Centrale Bestuur, Kobarsih als voorzitter van de Politieke Raad, Soedijono Djojoprajitno als voorzitter van de Economische Raad en Hassan Mangkoeto als algemeen secretaris.190 De voorzitter van de Defensieraad werd niet genoemd, of was nog niet bekend. De arts Moewardi was van onomstreden reputatie. Hij was ‘een padvinder op-en-top’ – in de Indonesische padvinderij vervulde hij leidende functies. Zijn woord was hem heilig; zijn naaste medewerker Soediro betrapte hem nooit op een leugen. Hij leefde sober; hij rookte en dronk niet. Als redenaar en schrijver was hij echter geen groot talent.191 Volgens het door de Indonesische overheid bijgehouden dossier over de GRR gaf de federatie bij haar oprichting een manifest uit dat een ‘volksmotie’ bevatte dat de programpunten tegen Renville en voor de verworvenheden van 186

Pacific, 8-2-1948; Djiwa Islam 2-29(16-2-1948). Hierbij wordt er van uitgegaan dat de vermeende PAM-agent niet op eigen initiatief de GRR in een ongunstig daglicht wilde stellen. 188 Pacific 13/14-2-1948; Banteng 3-2/3(februari-maart 1948):2; Kedaulatan Rakjat, 13-3-1948. 189 Murba, 19-2-1948; Pacific, 21-2-1948. De BB had zich op 28 januari uitgesproken tegen Renville, en wenste in die zin de kabinetsformatie te beïnvloeden, en besloot, ter uitvoering hiervan, zich als politieke organisatie te ontplooien (Pacific, 2-2-1948). 190 Murba, 2-3-1948. Hassan moet hier worden aangevuld tot Hassan Mangkoeto. 191 Interview Soediro, Djakarta, 1-9-1980; Soebagijo 1981a:186. 187

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

694

Verguisd en vergeten

de Proclamatie toelichtte, en de Indonesische rechten op vrijheid en verdediging stelde tegenover de Nederlandse ‘historische en veroveringsrechten’. In de pers is dit manifest niet te vinden. In het GRR-dossier staan ook nog bijeenkomsten van het GRR-bestuur genoteerd op 29 en 31 januari.192 Op 2 februari gaf de GRR een verklaring uit, waarin een scherpe aanval werd gedaan op de ‘Lima Serangkai’, het kwintet Indonesische studenten dat met hulp van Nederland in 1945 kon terugkeren naar Indonesië en daar tot hoge posities rees in de Sjahrir-Amir-kabinetten. Voor de GRR waren zij – Setiadjit, Abdoelmadjid, Tamzil, Maroeto Daroesman en Moewalladi – Nederlandse agenten.193 Deze verklaring verscheen niet meteen in ‘Pacific’ of elders, maar werd pas een maand later in ‘Murba’ afgedrukt. In twee manifesten zette de GRR vervolgens zijn beginselen uiteen. Het eerste is een tweezijdig dichtbedrukt foliovel, waarbij slechts in opschrift en ondertekening de GRR wordt genoemd. Dit stuk ‘Politiek Proklamasi Kemerdekaan 17 Agoestoes 1945’ zet langs bekende lijnen en in afgewogen woordkeuze uiteen dat Indonesië met zijn Proclamatie volgens internationale rechtsnormen zijn recht op onafhankelijkheid heeft uitgeoefend. Nederlandse rechten zijn sinds 1942 niet meer geldend. Indonesië moet vasthouden aan zijn Proclamatie in een volledige eenheid van volk, regering en leger. Maar Linggadjati en Renville hadden daaraan afbreuk gedaan en maakten het Indonesische probleem weer een Nederlandse zaak, buiten de Verenigde Naties. De kabinetten van Sjahrir, Amir en mogelijk Hatta wezen de Nederlandse soevereiniteitsaanspraken niet af op basis van de Proclamatie, maar overlegden met Nederland. Pas na erkenning van de volledige onafhankelijkheid zou zulk overleg kunnen plaatsvinden. Het gehele volk, maar vooral de politici, zouden zich op die basis moeten stellen. Het was alles zeer beschaafd geformuleerd en scherpe kritiek bleef achterwege.194 Het FDR-weekblad ‘Revolusioner’ verwijst naar dit manifest en gaat gretig in op een paar tegenstrijdigheden die het signaleert, en benoemt de letters GRR als Gubahan Ratapan Runjam (Een mislukte weeklacht).195 Op een niet overgeleverd tweede manifest, over internationale politiek, viel minder aan te merken; de GRR was ‘een stukje op de goede weg’. Dat bleek ook: de kritiek ging slechts in op details.196 192

‘Chronologische-opgave G.R.R.’, in ANRI, Departemen Penerangan, no. 187. ‘Rahasia lima serangkai pembantoe Belanda’, Murba, 2- en 3/4-3-1948. 194 Dit manifest in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1093 en Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1236. Dit ongedateerde manifest – of de datering was aangebracht in een ontbrekend deel van het in beide vindplaatsen beschadigde document – is niet het oprichtingsmanifest. Een uitleg van oprichting en doel van de GRR ontbreekt. Dit manifest wordt verder nergens afgedrukt of genoemd, met uitzondering van de reactie in Revolusioner en een indirecte verwijzing in Murba. 195 S.M. Ali, ‘Muwardi-Kobarsjih & Co’, Revolusioner 3-6(5-3-1948):1. 196 S.M. Ali, ‘Muwardi-Kobarsjih & Co’, Revolusioner 3-9(27-3-1948):1. 193

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

695

Voor ‘Murba’ was de GRR-oproep tot ‘eenheid’ reden de diverse soorten ‘eenheid’ te vergelijken. De FDR-eenheid sloot ‘links-radicalen’, ‘rechts’ en ‘trotskisten’ op voorhand daarvan uit. De eenheid die de regering vroeg was negatief en vroeg vertrouwen, zonder concrete daden als tegenprestatie. Dat vertrouwen was in het verleden beschaamd: grondgebied was verloren, het volk ontwapend, corruptie vierde hoogtij, Nederland infiltreerde overal en de leiders raakten volgevreten. Het GRR-voorstel dan maakte meer kans: één front tegen de bezetter, op basis van Proclamatie en Grondwet, en in de geest van de Persatoean Perdjoeangan. Achter die anti-imperialistische strijd kon het gehele volk zich stellen.197 De GRR verspreidde op 9 maart een pamflet, met een oproep de ‘politieke corruptoren op staatsniveau’ aan te pakken, die Indonesië terugvoerden naar de onderdrukking. Zij moeten zo spoedig mogelijk worden weggezuiverd. Pemuda en volk moeten hiertoe in actie komen. De aanleiding tot uitgifte van het pamflet was een zuivering van corrupte lieden die in Solo had plaatsgevonden en die werd gesteund, maar dus een verder vervolg moest krijgen.198 De enige openbare activiteit van de GRR speelde zich af op 10 februari 1948 in Solo, waar die dinsdagmorgen van negen uur tot half twaalf in het Sriwedaristadion een massavergadering plaatsvond. Voor volle tribunes,199 met lokale bestuurders, leger- en politieautoriteiten en politieke voormannen, trokken zeven sprekers van leer tegen Renville en de politiek die daartoe had geleid. Kobarsih, die als voorzitter van de politieke staf van de GRR werd geïntroduceerd, zette de toon: de fouten van de regering die met haar ‘compromistische’ politiek de Republik had geschaad. Onze ‘stomme’ leiders hadden ons door Renville met huid en haar verkocht aan het Nederlandse imperialisme. De GRR keurde die ‘vredespolitiek’ ten scherpste af. En hij werd gevolgd: de enige Republik Indonesia is die van 17 augustus 1945 (Mardjuki); de politieke en economische corruptie in het bestuur moet worden aangepakt (Soejono). A.S. Effendi, de spreker namens de Persatuan Invaliden Indonesia (PII, Indonesische Invaliden Bond) zei dat zijn leden hun arm of been niet hadden verloren om te capituleren. De pemuda Mohd. Balia Umar trok van leer tegen de opportunisten die met een kabinetscrisis de volksaandacht afleidden van Renville, en zo hun zin kregen. Sjamsu Harja Udaja illustreerde de gevaren van Renville en eiste de vrijlating van alle politieke gevangenen, die de Revolutie nu nieuwe, noodzakelijke impulsen zouden kunnen geven. Moewardi, tot slot, beloofde voort te strijden. ‘Als één 197

‘Persatoean’, Murba, 2-3-1948. Pamflet in afschrift in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1214. Ik heb elders geen verwijzing hiernaar gevonden noch naar een zuivering in Solo. 199 Het politieverslag noemt tweeduizend bezoekers; de defensiewaarnemer zelfs slechts zeshonderd, in afwijking van Pacific. 198

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

696

Verguisd en vergeten

valt, zullen tien opstaan; als tien vallen, zullen honderd opstaan.’ Een grote optocht200 trok daarna door de stad, met spandoeken en afbeeldingen, en luid leuzen roepend. De spandoeken logen er niet om: ‘Annuleer Renville’, ‘Leve de helden, jullie offers zijn vergeefs’, ‘Renville is koloniale overheersing’, ‘Renville betekent terugkeer van romusha’, ‘Het volk wordt onderdrukt’, ‘Renville is de beul van arbeiders en boeren’ en ‘De overlegpolitiek is kontlikken van de imperialisten’. Het laatste spandoek beeldde ook iemand af die daadwerkelijk de leuze in praktijk bracht. En een tekening van een geraamte stond naast de woorden: ‘Dit is het resultaat van de onderhandelingen’. Bij het hoofdkwartier van de Barisan Banteng werd de stoet ontbonden.201 Deze zeer militante inzet van de GRR kreeg geen vervolg in openbare actie, niet in Solo en niet elders. Schrokken GRR-leden, althans een aantal van hen, van de harde oppositietoon? En verklaart dat ook Moewardi’s ontheffing van het BB-leiderschap, twee dagen na deze demonstratie? En ook het gebrek aan vervolg in openbare actie? Was er sprake van een waarschuwing van officiële zijde? De politie wachtte af. Spandoeken waren na de optocht wel in beslag genomen, maar het PAM-hoofd beschouwde de uitlatingen op 10 februari als stoom afblazen en zag geen aanwijzing voor verdere actie. Toezicht was voorlopig voldoende. En onderlinge meningsverschillen waren al te bespeuren, zo zei hij op 16 februari.202 Zijn plaatsvervanger zag de bijeenkomst als het ventileren van opgekropte gevoelens, door wraaksentimenten gemotiveerd – met Kobarsih die gevangen had gezeten en Sjamsu die uit zijn partij was gezet. Weerklank onder de bevolking was er niet.203 Er verscheen in dit verband nog een mededeling, als advertentie in ‘Pacific’ opgenomen, die al deze vragen niet dichterbij een antwoord bracht. Het hoofdbestuur van BPRI liet daarin weten dat tussen BPRI en GRR ‘geen enkele verbinding’ bestond. 200

Het politieverslag noteert dat de bezoekers naar huis gingen en slechts een optocht van spandoeken, gevolgd door invaliden in andongs, overbleef en weerspreekt zo Pacific. 201 Pacific, 11-2-1948. De bijeenkomst werd aangekondigd in Pacific, 10-2-1948. De politiewaarnemer Sriwahono maakte een verslag: ‘Rapat raksasa Gerakan Revolusi Rakjat Indonesia di stadion Sriwedari pada tg. 10-II-1948 dj. 9-12.30’, Soerakarta, 17-2-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1093. Voor het ministerie van defensie schreef Soenardjo, ‘Verslag rapat G.R.R. (Gerakan Revolusi Rakjat) pada tg. 10-2-’48 di Stadion Sri Wedari pada djam 9.15’, Solo, 12-2-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1093. Een verslag van Pustaka Murba, wellicht van Tamin, schrijft vol lof over deze demonstratie, die het onderscheid tussen vriend en vijand hielp duidelijk maken (‘So’al strategy-taktik’, 12-2-1948, pp. 4-6, in een verzameling van drie commentaren). 202 In een toegevoegde notitie van Sriwahono, ‘Rapat raksasa Gerakan Revolusi Rakjat Indonesia di stadion Sriwedari pada tg. 10-II-1948 dj. 9-12.30’, Soerakarta, 17-2-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1093. 203 Soenardjo, waarnemer van het ministerie van defensie, ‘Verslag rapat G.R.R. (Gerakan Revolusi Rakjat) pada tg. 10-2-’48 di Stadion Sri Wedari pada djam 9.15’, Solo, 12-2-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1093.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

697

Alle BPRI-leden hebben nu slechts één taak: het waarborgen van eenheid in de Republik tegenover het gevaar. Ook de BPRI-leden in de hoofdplaats van het district Solo volgen de discipline wat dit strijdprincipe betreft. Dat geldt ook voor Mardjuki en Gunardjo die recent het slachtoffer waren van enkele provocaties, alsof zij verdeeldheid wilden scheppen in het land, maar zij zijn trouw aan de organisatiediscipline van de BPRI.

En harde maatregelen werden aangekondigd tegen BPRI-leden en anderen die provocatief tegen de BPRI zouden optreden.204 Mardjuki was één van de sprekers op 10 februari, hoewel niet namens de BPRI. Waarom ontkende BPRI alle banden met de GRR? Wat waren deze provocaties, die gelet op het verband wel van GRR-zijde moesten komen, dan wel?205 De BPRI leek een logische bondgenoot in de GRR-federatie, vooral na een aantal gebeurtenissen eind januari. Op 21 januari werd bericht dat Soetomo zijn hoge positie als generaal-majoor in het leger opgaf en terugkeerde naar de ‘strijd’, een duidelijk maar niet uitgesproken protest tegen Renville.206 Een hem opgelegd spreekverbod verhinderde zijn actieve deelname aan een BPRI-conferentie in Djokja op 23 en 24 januari. De BPRI was ontevreden over de koers van de Revolutie en sprak uit dat ter wijziging hiervan en ter voltooiing van de Revolutie de BPRI de regeringsmacht wenste. Tot dat doel moest ook de massa-actie in stad en land worden bevorderd. De BPRI zou zich als politieke organisatie gaan ontplooien.207 Soetomo’s spreekverbod werd op 27 januari opgeheven, na een gesprek met Soekarno, aan wie hij zijn steun beloofde.208 204

Pacific, 18-2-1948. Luitenant-kolonel Gunardjo was leider van het BPRI-regiment in de TNI-Masjarakat. Hij en zijn eenheid waren berucht om hun willekeurig, gewelddadig optreden, met name gericht tegen Chinezen (Sejarah Diponegoro 1977:303; D. Anderson 1976b:9, note 13; zie ook Kahin 1952:265). 206 Kedaulatan Rakjat, 21-1-1948; Merdeka, 24- en 27-1-1948. Soetomo werd op 2 februari ontslag verleend (Sutomo 1948:20). 207 Pacific, 28-1-1948; Sutomo 1948:21. Kedaulatan Rakjat, 29-12-1947 meldde een BPRI-vergadering in Djokja waar duizenden protesteerden tegen het Soetomo opgelegde spreekverbod. Het ‘volk’ had Soetomo liever als leider dan als generaal-majoor. Soetomo werd in Nederlandse kring gezien als een groot volksmenner die ophitste tegen Nederland. Zijn spreekverbod was bedoeld om de sfeer met Nederland niet te bederven. Maar volgens het Nederlandse blad ‘Vrijheid en Democratie’ omzeilde Soetomo het verbod. ‘Kort geleden verschenen op een grote volksvergadering in Midden-Java twee sprekers. Zij stonden achter elkaar en de voorste was Soetomo!. En de verrukte menigte zag held Boeng Tomo zijn aangrijpende bewegingen maken, zij zag hem met de armen zwaaien en zijn handen bewegen en tegelijk hoorde zij de vertrouwde ophitsende klanken. En toch sprak Boeng Tomo niet ... Achter hem stond namelijk zijn pleegzoon en die sprak de rede uit. Boeng Tomo echter, gehoorzaam aan het spreekverbod, stond vóór hem en maakte de passende gebaren, trok de passende gezichten en voerde de passende pantomime uit...’ (Vrijheid en Democratie, 21-5-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 12-6-1948:16.) 208 Pacific en Merdeka, 29-1-1948 (Antara). 205

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

698

Op 28 januari toonde de BPRI in Solo zich voor het eerst actief in zijn nieuwe hoedanigheid. Een grote optocht met leuzen, spandoeken en muziek, betjaks in gelid, een rij buffelkarren, en vrachtauto’s met invalide veteranen en Barisan-Banteng-eenheden trok door de stad. Soetomo was na een half jaar weer vrij om te zeggen wat hij wilde – en hij was duidelijk: ‘Ons land wordt nu beschadigd. Onze regering is beschadigd, maar het meest beschadigd is het Indonesische volk.’ Een belangrijke oorzaak daarvoor was de corruptie, die op alle niveaus heerste. Die moest verdwijnen, en Soetomo haalde aan wat hij tegen Soekarno daarover had gezegd: ‘Als de president niet meer in staat is duidelijk leiding te geven aan het volk, laat hij dan de leiding van het land terug toevertrouwen aan het volk’. In de politiek zou de BPRI zich inzetten voor eenheid tot behoud van de onafhankelijkheid.209 Hij hekelde in een interview met ‘Merdeka’ baantjesjagende politici; zuivering was nodig. Hij wees alle ‘ismen’ af; slechts de voortgang van de Revolutie was het doel. ‘Merdeka’ speculeerde over de oprichting van een Partai Republikein door Soetomo.210 Soetomo was nog steeds zeer populair. Ook in Djokja, bij zijn eerste heroptreden daar, een paar weken later, trok hij ‘tienduizenden’ toehoorders.211 Het verloop van de BPRI-vergadering in Solo lijkt in menig opzicht op de GRR-vergadering van 10 februari. En ook Soetomo’s uitspraken vallen niet uit de toon. De BPRI behoorde ook tot de 41 oprichters die zich op 25 januari bij de GRR aansloten, maar maakte op 18 februari heel duidelijk ‘geen enkele verbinding’ te onderhouden met de GRR. Een verklaring voor dit alles ligt mogelijk in de plannen van de GRR om een staatsgreep te plegen. De emoties na de ondertekening van Renville liepen hoog op en de tegenstanders van het akkoord, die hun Republik weer een nederlaag zagen lijden, zullen een staatsgreep als uiterst redmiddel hebben overwogen. De GRR had in zijn programma de overname van de regeringsmacht, desnoods met dwang, opgenomen. Soetomo’s BPRI wenste eveneens de staatsmacht, desnoods zonder Soekarno. En op 10 februari had de GRR in Solo zich op militante wijze gepresenteerd. Op 29 februari kwam de GRR weer bijeen in Solo – vijfendertig vertegenwoordigers van vijftien organisatie, onder wie ook weer een PAM-agent, die zijn verslag twee dagen later inleverde. In vergelijking met een maand eerder ontbraken BPRI, die de banden had verbroken, GPII, Masjumi en KRIS, en de jeugdorganisaties. Wel verschenen nu Gerakan Rakjat Djelata (Djokja) en Persatuan Invaliden (Solo). De strijdgroepen Tantomo en Badjak Merah kwamen weer, en ook Badjak Laut, Barisan Matjan Item-Putih, beide uit Djokja, en Lasjkar Buruh Indonesia uit Solo. De Barisan Matjan was verbon209 210 211

Pacific, 29-1-1948. Merdeka, 4-3-1948. Kedaulatan Rakjat, 18-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

699

den aan de PKI Merah. Onder de aanwezigen waren de GRR-bestuursleden Moewardi, Kobarsih en Hassan Mangkoeto, met ook Djohar Nur, secretaris van het Centrale Bestuur. Sri Mangoensarkoro (PWR) meldde zich, zo ook Tompunu, Moenadi (beiden PKI Merah), Djajoesman (Barisan Matjan), Sutedjo en Soetan Joesoef (beiden Badjak Merah). Voor de vergaderzaal in het hoofdkwartier van de BB stonden drie gewapende wachten. Moewardi opende en Hassan Mangkoeto deed verslag, allereerst over, zoals genoemd, het falen van de afgesproken actie na 25 januari. De toen genomen besluiten waren nog steeds geldig. Door demonstraties, pamfletten, overleg en steun werven bij andere organisaties, vooral onder de badan perdjuangan, moest de GRR steeds sterker worden. Het succes was al aanzienlijk en steeds meer kameraden sloten zich aan. Het volk werd, na Renville, steeds bozer op de regering en de regering zelf steeds zwakker. GRR-afdelingen waren al gevormd in Toeban, Kediri, Madioen en Djombang. In reactie op Mangkoeto’s verslag meende de PRD dat het leger, dat de regering niet meer vertrouwt, uitkomst moet brengen. Sri Mangoensarkoro was iets voorzichtiger; het was geen ‘kinderspel’. De overige reacties en de besluiten zijn niet overgeleverd.212 Wel is vastgelegd in een ander PAM-rapport dat Soetan Dawanis (PRD) op 29 februari – en dat moet dan op deze vergadering zijn geweest – voorstelde een radicale regering te vormen en een lijst van ministers op te stellen.213 Twee PAM-agenten rapporteerden de regering over nieuwe GRR-plannen tot een staatsgreep. GRR en Gerakan Rakjat Djelata (GRD) zouden in maart 1948 tot actie overgaan. Van 22 tot 25 februari zouden in Djokja incidenten worden veroorzaakt, mede door toedoen van Akoma. Moewardi was na de massameeting een paar dagen in Djokja om deze voor te bereiden. Een sleutelrol was toegedacht aan de Tenaga Revolusioner Indonesia (TEREIN, Revolutionaire Krachten van Indonesië), een goed bewapende illegale organisatie, die werd geleid door Gatot Mangkupradja, Ruslan (BPRI) en Hasan Pasopati.214 In de GRD waren onder meer Armoenanto, Ibnu Parna en Sjamsu Harja Udaja actief. Daarnaast was, als militaire vleugel van de GRD, de KPRM (Ketentaraan Perdjoangan Rakjat Murba, Strijdleger van het Murbavolk) betrokken, waaraan de namen van Sarmidi Mangoensarkoro, 212

‘Verslag Rapat Pleno GRR (Gerakan Revolusioner Rakjat) pada tgl. 29/2 ’48 di Soerakarta bertempat di Markas Besar “Barisan Banteng”, Djalan Poerwosari no. 258’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 594. Dit document is incompleet. Na de aanwezige twee bladzijden ging het nog verder. 213 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lain-lain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 24-11949, in NA, PG 979. 214 Hasan Pasopati is niet identiek aan PR-voorman Ismail alias Hasan Sastraatmadja, die onder het pseudoniem Pasopati krantenstukken schreef.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

700

Verguisd en vergeten

Tamin en I. Mangunwinoto werden gekoppeld. De GRR tenslotte genoot de steun van Barisan Banteng, BPRI en Lasjkar Merah. Totaal konden drie bataljons worden ingezet. De GRD werkte zowel legaal als illegaal. Infiltratie in diensten, leger en strijdorganisaties was de aangewezen methode om informatie en wapens te verkrijgen en op het vastgestelde tijdstip sabotage te plegen. De acties – ook door middel van pamfletten in Djokja en Solo – waren gericht tegen de regering. Amir Sjarifoeddin was een agent-provocateur van Nederland en met zijn kabinet verantwoordelijk voor de verkoop van de staat. De GRD was ook anti-Sjahrir en anti-Hatta. De GRD erkende de regering niet en zou geweld gebruiken tegen tegenstanders. In een staatsgreepplan werden genoemd: uitschakeling van de politie, het doorknippen van de telefoonlijnen, bezetting van belangrijke gebouwen, overname van het presidentiële paleis, waarna de president zou worden gedwongen een rede voor te lezen waarin hij afstand deed van de macht. Zijn opvolger zou zijn Tan Malaka, de ‘vader van de proletariërs’. De organisatoren zouden ook in verbinding met Tan Malaka staan. Een ander genoemd doel was de berechting van de politieke gevangenen ‘volgens de regels van de volkssoevereiniteit’. Door het veroorzaken van ontploffingen zou de actie in gang worden gezet, en het bestuur in paniek gebracht. De GRD in Djokja zou drieduizend leden tellen. Acht bestuursleden werden genoemd, die anderszins onbekend waren. Van twee van hen werden nadere gegevens verschaft – hun achtergrond lag in de BPRI. Een serie van achttien organisaties die nauw met de GRD samenwerkten werd opgesomd.215 Een rapport over op 26 december 1947 in beslag genomen opgeplakte pamfletten in Solo verschaft achtergrond aan de GRD. Tot zijn leden werden islamieten gerekend die tegen het kabinet-Amir ageerden, niet het minst omdat Amir christen was. Verder waren ex-leden van de Bamboe Roentjing uit West-Java en Magelang betrokken die zich hadden gehergroepeerd. De rapporteur concludeerde dat er sprake was van een ‘samenloop [Nederlands] van islamieten en Akoma (Tan Malaka, Ibnu Parna)’ om Amirs kabinet omver te werpen.216 Vier GRD-pamfletten zijn bewaard gebleven, waarvan twee in Poerworedjo 215 Deze documenten, twee rapporten van 19 en 24 februari en een brief van het politiehoofd in Djokja, 26-2-1948, werden bij de sultan van Djokjakarta in beslag genomen door Nederlandse troepen en opgenomen in CMI-doc. 5608, in NA, OG, Vb. 22-3-1949 M17. Een ander PAM-rapport, uitgebreider dan de al genoemde, maar incompleet, verschaft informatie langs dezelfde lijnen (vertaald in CMI-doc. 5557, pp. 4-9, in NA, AS 3961). ‘Chronologische-opgave G.R.R.’, in ANRI, Departemen Penerangan, no. 187 somt op ‘plan tot ontvoering president, coup d’état’ voor de periode 19 tot 26 maart 1948. 216 ‘Pelaporan rahasia; Soerat slebaran G.R.D. (Gerakan Rakjat Djelata)’, Jogja, 4-1-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1761.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

701

bij de politie werden ingeleverd begin februari 1948. Na de Proclamatie ‘door onze geliefde president Soekarno’ werd zijn kabinet vervangen door het kabinet-Sjahrir, dat, ondanks zijn revolutionaire beloften, Indonesië overleverde aan Nederland en het radicale volksverzet tegen Nederland onderdrukte. Deze verraders en hun handlangers moesten worden vernietigd. Amir was een instrument van Van Mook om Indonesië weer onder Nederlands gezag te brengen. En tot slot werd opgeroepen de commando’s van de GRD af te wachten. De derde dreigde met de galg voor landverraders. Het volk zal hen zuiveren. Namen werden niet genoemd. In de laatste was dat wel het geval. ‘Willen studenten, leger, arbeiders en boeren zich nog langer laten bedriegen door Amir?’217 Een Nederlands overzicht vermeldt dat bij de GRR-oprichting werd aangedrongen op een staatsgreep binnen een week, met als doel: het nietig verklaren van Renville en de uitwerking van het minimumprogramma in een revolutionair kabinet.218 Een PAM-rapport noemt Soetan Dawanis, die op 29 februari voorstelde een radicale regering te vormen en een lijst van ministers op te stellen.219 Ook Roestam Effendi zou gewapende aanhang mobiliseren voor een coup.220 Met de nodige twijfel over de betrouwbaarheid in de details van deze gegevens, is de hoofdlijn – een plan tot staatsgreep of ontvoering – niet onwaarschijnlijk. Van organisaties als GRD, TEREIN en KPRM zijn verder weinig gegevens bekend, maar hun bestaan is waarschijnlijk. De er aan gekoppelde leiders lijken niet in een logisch verband gerangschikt. Maar voor radicale politici als Armoenanto, Ibnu Parna en Sjamsu, die lang gevangen of ondergedoken waren om arrestatie te ontlopen, die emotioneel waren geraakt door de TNI-uitschakeling van de Lasjkar Rakjat Djawa Barat, die Linggadjati en Renville als verraad beschouwden, was een ontvoeringsactie geen onaanvaardbaar middel. Het was al eerder een beproefd middel gebleken, dat zelfs direct tot de Proclamatie had bijgedragen. Of de verheffing 217 Twee pamfletten ‘Siaran Rakjat Djelata’ en ‘Soeara Rakjat Djelata’ in brief Kantor Kepolisian Karesidenan Kedu, Bagian Reserse, Magelang, 28-2-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 589. De andere twee zijn opgenomen in Bingar Setiawidi 1995:123-4, ontleend aan ANRI, Arsip Kementerian Penerangan, no. 238. 218 CMI-publicatie 93, ‘Gerakan Revolutie Rakjat’, 5-10-1948, in NA, PG 716 en Nota ‘Communistische stromingen in Republikeins gebied in Indonesia’, 24-11-1948, in NA, PG 581, overgenomen in Annex to ‘Developments after the communist revolt in Indonesia’, October 1948, pp. 2-3, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, box 118, 1948 II en Rise of communism 1948:63. Opmerkelijk genoeg dateert deze informatie van vóór de Nederlandse aanval in december 1948. 219 ‘Verslag Rapat Pleno GRR (Gerakan Revolusioner Rakjat) pada tgl. 29/2 ’48 di Soerakarta bertempat di Markas Besar “Barisan Banteng”, Djalan Poerwosari no. 258’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 594. 220 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian Pengusutan Kedjahatan, z.d. (als vervolg op een rapport van 2-2-1948), in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 947.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

702

van Tan Malaka tot president deel van de plannen was, lijkt mij twijfelachtig – Tan Malaka vervulde hier wellicht weer zijn rol als zondebok. Een andere politieke koers, met als uitvloeisel vrijheid voor de politieke gevangenen en dientengevolge Tan Malaka in het politieke machtscentrum, zal de eerste eis zijn geweest. Hoe dan ook, het lijkt er op dat de PAM-agenten wel degelijk een daadwerkelijk plan tot machtsovername signaleerden, met Moewardi in een centrale positie. Toen BB en BPRI duidelijk werd in wat voor opzet zij een rol werden geacht te spelen, haastten zij zich om afstand te nemen. Dit verklaart ook de terughoudende verslaggeving in ‘Pacific’ en de cryptische boodschappen van de BPRI. Het is nauwelijks voor te stellen dat Masjumi en nog een aantal ‘gematigde’ oprichters bij de staatsgreepplannen waren betrokken. En er is nog een ontkenning, die daarmee deze plannen lijkt te bevestigen. Soetomo vertelde in een persconferentie in Solo op 31 maart dat hij aan het front een document had gezien waarin stond dat hij in juli samen met Moewardi een staatsgreep zou plegen om Soekarno te vervangen door Tan Malaka. Dit was volgens hem een gevaarlijke provocatie. Hij zou zich nooit keren tegen de president; de BPRI zou altijd blijven pogen links en rechts te verenigen.221 De Barisan Banteng gaf een paar dagen later een verklaring uit, waarin het document eveneens een provocatie werd genoemd, bedoeld om wantrouwen bij de regering op te wekken ten opzichte van BB en Moewardi. De BB stelde zich op de basis van massa-actie; een staatsgreep was daarmee strijdig. Wat Soetomo betreft was de opstelling, sinds de Benteng Repoeblik ‘impotent’ was, er één van ‘gescheiden samengaan’.222 Het gevolg van deze ontwikkelingen was dat de GRR niet in actie kwam, en dat er sprake lijkt te zijn geweest van een ‘interne crisis’, met nabezinning en heroriëntatie. De GRR liet voorlopig dan ook niets meer van zich horen. Partai Buruh Merdeka In oktober 1947 waren Sjamsu en Soedijono vrijgelaten, nadat zij in juli 1946 waren opgepakt. Deze oud-voormannen van de Partai Boeroeh Indonesia waren door de ‘nieuwe’ leiding van die partij, die zich onder Sajap-Kirivaandel had geschaard, gevraagd terug te keren. Dat aanbod was gestand gedaan ook toen Sjamsu en Soedijono aan PBI-voorzitter Setiadjit duidelijk hadden gemaakt dat zij tegen de pro-Linggadjati-koers van de PBI waren. Zij meenden met Setiadjit te kunnen samenwerken op basis van nieuwe 221 222

Murba, 1-4-1948. Pacific, 3-4-1948; Murba, 3-4-1948; Banteng 3-4(april 1948):13.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

703

politieke uitgangspunten. Eind december werden Sjamsu, Soedijono en dr. Rachmat weer bestuurslid.223 Die verwachting kwam niet uit, zoals niet te verwonderen; de tegenstellingen tussen de groep-Sjamsu en de groepSetiadjit waren niet te overbruggen. De breuk werd geforceerd door Renville. Sjamsu, oprichter van de PBI, Soedijono en Rachmat traden uit en vormden op 28 januari in Solo de Partai Buruh Merdeka (PBM, Vrije Arbeiderspartij). In de oprichtingsverklaring werd de PBI-koers, die Linggadjati en Renville steunde, onaanvaardbaar genoemd. De PBM ging terug naar de geest van de Proclamatie en de besluiten van de oprichtingsvergadering van de PBI in 1945. Hij streed voor het socialisme, en daarbij paste het verbreken van alle banden met de koloniserende mogendheid.224 Tegen ‘Pacific’ vertelden zij dat zij de compromispolitiek wilden bestrijden. Het verschil tussen links en rechts in de arbeidersbeweging moest duidelijk worden en de PBM was in dit kristallisatieproces een middel hiertoe. En, merkten zij op, in de PBI was de rechtse infiltratie al heel ver doorgedrongen.225 Formeel waren de relaties tussen PBI en vakbonden losgekoppeld, na de discussie hierover in 1946, maar informeel en via personen die functies in partij en vakbond vervulden, waren die relaties wel degelijk aanwezig en belangrijk. Dat gold ook voor de PBM en de bond van suikerplantagewerkers, Sarekat Buruh Gula (SBG). De PBM kwam dan ook in het geweer toen de regering brieven uitzond waarin de mogelijke teruggave van plantages aan Nederland werd aangekondigd. Hier, aldus SBG en PBM, voerde het kabinet-Hatta Linggadjati uit – en Hatta vervulde zijn belofte in het Politiek Manifest van 1 november 1945 tot teruggave van buitenlands bezit. ‘Zullen de andere vakbonden zich in slaap laten sussen door deze schoonschijnende leuzen, die naar hun zeggen marxistisch-leninistisch zijn, maar die louter een dekmantel vormen voor het uitvoeren van een kapitalistisch-imperialistische politiek?’ ‘Waarom zijn zij [de arbeiders] nu nog onzeker ten opzichte van het politiek beleid van de regering van de Republik die de arbeiders als inventaris aan buitenlandse kapitalisten wil overdragen?’ Renville zou Indonesië onder koloniaal bestuur terugbrengen. De PBM wilde dit voorkomen door 223

Kedaulatan Rakjat, 29-12-1947; Murba, 20-2-1948. Korte berichten over de oprichting in Pacific en Kedaulatan Rakjat, 29-1-1948. De oprichtingsverklaring in Pacific, 2-2-1948 en Panjebar Semangat 1-14(1-2-1948):1. De drie PBM-leiders werden nadien nog geroyeerd uit de PBI, hoewel zij, zoals zij in een persverklaring meedeelden, al hadden bedankt (Murba, 20-2-1948). Het dagelijkse ‘cursiefje’ in Murba dreef de spot met dit royement (‘Santapan pagi’, Murba, 26-3-1948). 225 Pacific, 2-2-1948. In een commentaar hierover ‘Kepartaian di Indonesia’ noemde S.Tj.S. (Sudarjo Tjokrosisworo) ‘scheuring en splitsing’ in het partijwezen een normale zaak (Pacific, 42-1948). Een reactie in Penghela Rakjat, 18-2-1948 (K. Satiyo, ‘Party Buruh Merdeka quo vadis?’) was nog ingehouden. Er werd gewezen op de door de oprichting toegenomen onduidelijkheid. Ontstond er een partij linkser dan links? En een waarschuwing voor avonturisme en opportunisme was op zijn plaats. 224

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

704

Verguisd en vergeten

op politiek gebied aan de geest van de Proclamatie en op economisch gebied aan de nationalisatie van belangrijke ondernemingen vast te houden. De PBM handelde daarbij geheel in de geest van de communistische partijen die zich hadden verenigd in de Kominform. In hun beginselverklaring kwamen zij op voor nationale onafhankelijkheid en zegden de imperialistische agressie onverzoenlijke weerstand aan. Die beginselverklaring onderschreef de PBM volkomen – en de gevolgtrekking was duidelijk: de Sajap Kiri deed dat niet.226 Het bestuur van de PBM stelde op 19 maart statuten, politieke uitgangspunten en urgentieprogramma vast. De PBM moest een kaderpartij zijn, die zich baseerde op het socialisme van Marx en Lenin, die met de klassentegenstellingen als uitgangspunt op revolutionaire wijze streed voor een socialistische maatschappij. De interne organisatie volgde de regels van het democratisch-centralisme. De uitwerking hiervan hield inzet in voor een socialistische maatschappij, en steun aan de nationale revolutie, die tegelijk ook al sociale revolutie was. Alle resten van kapitalisme en imperialisme en alle verzet tegen de revolutie dienden te worden bestreden. Het urgentieprogramma vroeg om totale mobilisatie van het volk om de eenheidsstaat te verdedigen, en hervorming van de regering in overeenstemming met Proclamatie en Grondwet. De samenstelling van het parlement moest worden verbeterd. De economische en sociale punten waren vager: concentratie en verhoging van productie en distributie, steun aan oorlogsslachtoffers en lotsverbetering voor arbeiders en boeren.227 De statuten waren in alle opzichten die van een communistische partij, maar de PBM stond vierkant tegenover de door Moskou erkende communistische partij. En daarbij gold dat het PBM-programma dichter bij Moskou’s wensen stond dan het PKI-programma, zoals de van de Kominform geleende regels al hadden getoond. Sjamsu Harja Udaja werd algemeen voorzitter, Soedijono Djojoprajitno zijn plaatsvervanger, Sukaton secretaris en Suroso penningmeester.228 Sukaton was een belangrijke aanwinst; twee weken eerder had hij de PBI verlaten, waar hij secretaris-generaal was.229 Hij was blijkbaar niet de enige. Toen de PBI zijn afdelingen onder druk zette en de PBM-leiders zwart maakte, hield een flink aantal het voor gezien, terwijl ook S.K. Trimurti kritisch was

226

Moerba, 16-2-1948. Murba, 24-3-1948. In Murba, ‘Santapan pagi’, Murba, 3-4-1948 wordt terloops genoemd dat de PBM op 17 maart een conferentie in Kediri had gehouden. Het ligt voor de hand dat daar het programma is vastgesteld en het bestuur gekozen. Een verwijzing hiernaar ontbreekt in Murba, 24-3-1948, dat de besluiten dateert op Solo, 19 maart. Aankondiging en verslag ontbreken, wellicht als gevolg van een gedwongen pauze in de verschijning van Murba. 228 Murba, 24-3-1948. 229 Pacific, 9-3-1948. 227

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

705

gestemd, maar lid bleef van de PBI.230 Tot grote omvang kwam de PBM voorlopig niet: slechts afdelingen in Solo en Djokja werden gevormd.231 Sarekat Buruh Gula De al genoemde Sarekat Buruh Gula was vanaf de oprichting in februari 1946 een bond met sympathie voor Tan Malaka’s ideeëngoed, waarbij de invloedrijke voorzitter drs. Danoehoesoedo van bijzondere betekenis was. Hij weerstond de aandrang om de SBG de regeringslijn te laten volgen. Met door hem aangetrokken medestanders als Sjamsu en mr. Daljono had hij de bond stevig in zijn greep. Zelfs de arrestaties na de 3-juli-coup van Danoehoesodo, Daljono en Sjamsu konden de SBG niet in het officiële socialistische gareel brengen. De twee eerstgenoemden waren al snel weer vrij en ongebroken. Op het tweede SBG-congres in Solo in mei 1947 versterkten Danoehoesodo en Daljono hun greep op de bond, die aan het hoofdbestuur vergaande bevoegdheden toekende. Tegen artikel 14 van het Linggadjati-akkoord werd geageerd. Alimins oproep om de internationale situatie in het oog te houden en een reëel oordeel over Linggadjati te vellen kreeg geen gehoor.232 Renville gaf ook de SBG-leiders de impuls zich actiever te ontplooien in politiek en arbeidersbeweging.233 Op 2 februari gaf het SBG-bestuur een harde verklaring uit tegen Renville, dat de Proclamatie schond en Indonesië in het westerse imperialistische bloc bracht. Masjumi en PNI in het bijzonder werden opgeroepen zich tegen het akkoord te verzetten. Ook werd gevraagd om een spoedcongres van de SOBSI, dat met zijn steun aan Renville de afspraak schond dat in principiële kwesties eerst de aangesloten bonden zouden worden geraadpleegd. Om die reden achtte de SBG zich niet meer gebonden aan de SOBSI-instructies.234 Een spoedconferentie van de SBG in Solo op 6 en 7 februari 1948 zal zijn bedoeld om deze uitspraken kracht bij te zetten. Maar de afgevaardigden namen een resolutie aan waarin gelet 230 ‘Santapan pagi’, Murba, 30-3-1948. Over Trimurti: interview S.K. Trimurti, Djakarta, 25-81980. 231 Solo: Murba 21-3-1948. Van het voorlopig bestuur werd slechts secretaris Juwono genoemd, wiens adres bij ‘Pacific’ was. Djokja: Murba, 30-3-1948. Opgericht op 27 maart, met als bestuur: Samsi (voorzitter), Saruso (vice-voorzitter), Golton (secretaris-penningmeester), A. Sumadi, W.S. Mihardjo, Malelo Siregar, Kasmani (leden). Sukrisno, ‘Gerakan Revolusi Rakjat’, Siasat 2-79(5-91948):2, noemt een PBM-ledenaantal van zeventienduizend en veertien verwante arbeidersorganisaties. 232 Antara, 14-, 19-4-, 12- en 14-5-1947. Over de SBG-achtergronden, Daljono en Danoehoesodo ook Brown 1994:84-90. 233 Lahir S.B.G. 1956:9-10. Dit gedenkboek bij het tienjarig bestaan is anti-Danoehoesodo en zijn geestverwanten. Verder Sutter 1959, II:472. 234 Pacific, 8-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

706

Verguisd en vergeten

op de eigen afwijzing van Renville, maar ook op regeringsbereidheid de Renville-afspraken te honoreren, werd uitgesproken dat als Renville inderdaad de belangen van de arbeiders- en boerenklasse zou schaden, de SBG en het gehele volk zouden voortstrijden. Deze resolutie was rijkelijk vaag, stond ver af van de verklaring van 2 februari, en lijkt het resultaat te zijn van een compromis tussen militante leden en leden trouw aan de Sajap-Kiri- en SOBSI-koers. De conferentie, met alle SBG-afdelingen, die vijfenveertigduizend leden telden, nam verder een aantal besluiten tot interne reorganisatie van de SBG, waarbij Sjamsu en Soedijono belangrijke posities kregen.235 Voor een spoedconferentie was dit alles een nogal mager resultaat; een aanwijzing temeer dat sprake was van een machtsstrijd. Een belangrijk bezit van de SBG vormde een drukpers in Solo. Daarop werden ‘Pacific’ en de Sajap-Kiri-krant ‘Bekerdja’ gedrukt. Dat geschiedde niet altijd in harmonie. Begin januari 1948 eisten de drukkers van ‘Bekerdja’ dat de SBG het beheer over de pers aan hen overdroeg, maar deze eis werd na een dag weer ingetrokken.236 Begin februari kon de SBG blijkbaar (nog) niet beschikken over zijn drukpers. De spoedconferentie van 6 en 7 februari riep het bestuur op zijn rechten hierop te laten gelden tegenover de onwettige overname van een groep, die daarbij steun had genoten van officiële instanties.237 Dat had kennelijk succes, waarbij de gewapende macht van de SBG-afdeling defensie (Lasjkar Buruh Gula) een belangrijke rol speelde. Daarbij gaven Barisan-Banteng-eenheden steun om, aldus de BB-verklaring, de rechtmatige eigenaar zijn bezit terug te geven, nadat de officiële instanties herhaald passief bleven. In een open brief rechtvaardigde de SBG zijn acties, en beschuldigde hij ‘Bekerdja’ van financiële malversaties.238 Met ingang van 14 februari publiceerde de SBG een eigen dagblad.239 235 Pacific, 13/14-2-1948; Moerba, 16-2-1948. Sjamsu en Soedijono waren in december 1947 weer in het SBG-bestuur opgenomen (Murba, 1-4-1948). 236 Advertenties van SBG en Bekerdja in Pacific, 6- en 7-1-1948 maken niet duidelijk wat de achtergronden van het conflict waren. 237 Pacific, 13/14-2-1948; Moerba, 16-2-1948. 238 Murba, 6-3-1948. ‘Soal “Bekerdja”’, Kedaulatan Rakjat, 28-2-1948 levert commentaar op de overname, als reactie op de open brief van de SBG hierover. Volgens Kedaulatan Rakjat waren zowel Bekerdja door zijn beslag op de drukpers, als de SBG met zijn overname op de verkeerde weg. De overheid hield zich afzijdig, terwijl de Barisan Banteng de SBG waarschijnlijk had gesteund. De verklaring van de BB, die reageerde op een aanval in Patriot, 21-2-1948 staat in Pacific, 1-3-1948. Mohd. Roosley, ‘Bagaimana duduknja perkara’, Pacific, 1-3-1948 nagelt Bekerdja en zijn hoofdredacteur aan de schandpaal, en vraagt actie van overheid en journalistenbond tegen die krant. ‘Pelaporan; Hal peristiwa pertjetakan “Bekerdja”, Soerakarta’, zonder plaats en datering, maar begin maart 1948 samengesteld, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1051, verschaft niet alle helderheid in deze ingewikkelde affaire. 239 Het eerste nummer is niet bewaard gebleven. Antara, 16-2-1948 meldde het verschijnen; dit berichtje ook in Pacific, 18-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

707

Het blad kreeg de naam ‘Murba, Harian Merdeka untuk Murba’240 (Murba, onafhankelijk dagblad voor de Murba). Het hoofdbestuur van de SBG was de uitgever. Hoofdredacteur was Soedijono Djojoprajitno; directeur drs. Danoehoesodo. De naam ‘Murba’ was al eerder gebruikt voor een weekblad in Solo, dat in november 1947 tweemaal verscheen. Dat was een algemeen, theoretisch blad gericht op kadervorming, maar wel uit de links-radicale hoek met Malelo Siregar als hoofdredacteur en K.K. Widjaja als directeur. De inhoud was niet van vermeldenswaard belang.241 De nieuwe ‘Murba’ noemde zich, hoewel in vele opzichten verschillend van het weekblad, wel de voortzetting daarvan.242 De nieuwe ‘Murba’ was echter van groot belang. Voor het eerst beschikte de Tan-Malaka-groep over een eigen dagblad. In het verleden was ‘Kedaulatan Rakjat’ daar dichtbij gekomen, maar tot een ‘partijblad’ was het nooit geworden. En ‘Pacific’ was het blad van de Barisan Banteng, dat met alle sympathie voor de links-radicale groep toch de eigen belangen en ideeën liet voorgaan. ‘Murba’ verscheen vooreerst met een aantal proefafleveringen, waarna per 1 maart de verschijning officieel zou worden. Zeven proefnummers werden nog gevolgd door enige speciale kranten, die waren gewijd aan het pas begonnen proces tegen de 3-juli-coup-verdachten.243 Met nummer elf begon op 1 maart het ‘officiële’ krantenbestaan van ‘Murba’. Op 6 maart was een ‘noodeditie’ nodig. Op 5 maart om twaalf uur was een groepje soldaten van de staf van de militaire gouverneur van Solo verschenen die onder dreiging van geweld het ‘Murba’-personeel vier uur de tijd gaf te vertrekken. Er zat weinig anders op. Het was wellicht geen toeval dat kort tevoren de bewaking door het SBGlasjkar was opgeheven. De beschuldigende vinger wees dan ook naar de ‘Bekerdja’-hoofdredacteur, die van vertrouwensbreuk, verduistering en diefstal werd beschuldigd. De ‘kliek’ waartoe hij behoorde had met officiële steun weer zijn zin gekregen.244 Op 20 maart verscheen ‘Murba’ weer. De eigen drukkerij was nog niet beschikbaar. Daarover was een proces aanhangig, maar de Pertjetakan Negara (Staatsdrukkerij) beloofde de krant onderdak te verschaffen tot de uitspraak.245

240 Het tweede nummer schreef nog Moerba, maar daarna was de titel Murba, hoewel het blad verder tot 6 maart 1948 in de oude spelling verscheen. 241 Murba, Mingguan menudju kemasjarakatan bersama dan adil. Twee nummers heb ik aangetroffen: van 17 en 26 november. 242 Murba, 21-2-1948 in de vragenrubriek ‘Pikiran oemoem’. 243 Murba, 1-3-1948. 244 Murba, 6-3-1948. Over het conflict ook beknopt in Garis besar perkembangan pers 1971:125. 245 Murba, 20-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

708

Verguisd en vergeten

De SBG riep voor 1 tot 4 april zijn derde congres bijeen.246 Al voor de aanvang signaleerde ‘Murba’ dat er stemming werd gemaakt tegen de SBG. Hij werd afgeschilderd als ‘extremistisch’ en handlangers van het buitenlands kapitaal probeerden de suikerfabrieken en het SBG-bestuur te infiltreren.247 Op de gebruikelijke openingsreceptie, ‘s avonds 1 april, gaf Danoehoesodo al een schot voor de boeg. De SBG-strijd, op socialistische grondslag, diende vrij te zijn van de invloed van partijen of groepen om schadelijke verdeeldheid te voorkomen. De SOBSI-afgezant vroeg om eenheid, en vroeg inzet voor nationalisatie, niet socialisatie. Het verschil van opvatting was duidelijk.248 Over de agenda en beraadslagingen op het congres is geen informatie te vinden. Op 3 april om 14 uur eindigde het congres in grote verwarring. ‘Murba’ bracht het nieuws in een kort bericht: De reden hiervoor is: ongezonde infiltratie van de zijde van SOBSI, waardoor het hoofdbestuur tot aftreden werd gedwongen op een manier strijdig met democratische regels. Om die reden trok de afdeling Pekalongan, gevolgd door Cheribon, Soerabaja, Malang, Besoeki, Banjoemas, Pati en Madioen, zich terug uit het congres en wensten zij geen verantwoordelijkheid te dragen voor de besluiten die slechts door de afdelingen Djokja, Solo en Kediri zouden worden genomen. Hierdoor moet het congres worden beschouwd als ontbonden. De door de SOBSI-infiltratie aangevallen groep, nog versterkt met de Peladjar Gula [Suikerschoolstudenten] erkent het aftreden van het hoofdbestuur niet.249

Erg duidelijk was dit bericht niet. Het weglopen van zeven afdelingen geschiedde nadat een stemming had plaatsgevonden om een commissie te bemannen die een nieuw hoofdbestuur moest samenstellen. Zeer waarschijnlijk was daaraan een stemming voorafgegaan waarin het zittende bestuur werd gevraagd af te treden. Deze motie kreeg een meerderheid, maar niet de statutair vereiste tweederde meerderheid. De SOBSI-groep beriep zich op ‘revolutionair recht’ om dat aftreden door te zetten. Pekalongan beriep zich ook op dat recht om het congres te verlaten.250 In die commissie werd ook Setiadjit gekozen, waarop de uittocht volgde. Niet geheel ten onrechte reageerde SOBSI op het ‘Murba’-bericht dan ook prompt met een verklaring dat sprake was geweest van een besluit bij meerderheid van stemmen. De weglopers hadden daarom ‘indisciplinair’ gehandeld, en maakten zich schuldig aan ‘opruiing en provocatie’. De beschuldiging van infiltratie wierp de SOBSI ver van zich.251 246 247 248 249 250 251

Aankondigingen in Murba, 20- en 24-3-1948. Murba, ‘Santapan pagi; SBG, Sarekat Buruh extremis’, Murba, 1-4-1948. Antara, 2-4-1948; Pacific, 3-4-1948. Murba, 4-4-1948. Murba, ‘Santapan pagi; Hukum revolusi’, Murba, 9-4-1948. Pacific, 5-4-1948. De verklaring is van 4-4-1948, getekend door voorzitter en secretaris.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

709

Op 4 april kwamen beide partijen weer bijeen, maar nu apart, en beide beschouwden zich als de rechtmatige SBG. De SOBSI-groep hield zich aan de omstreden besluitvorming over de commissie tot vorming van een nieuw bestuur. Setiadjit werd daarvan voorzitter, met Danoehoesoedo, die als ex-voorzitter ook was verkozen, als tweede man daarin. Hiermee werd de besluitvorming gerespecteerd van het gehele congres, en – al was het maar voor de vorm – de weg tot overleg en verzoening met de weggelopen Danoehoesodo opengehouden. In zijn andere besluiten vroeg de SBG-Setiadjit om een andere redactionele koers van ‘Murba’, bevestigde hij het SOBSI-lidmaatschap en werd een extra-congres aangekondigd. De vage resolutie over Renville werd nog eens onderschreven, wellicht om de continuïteit te benadrukken.252 De weggelopen afdelingen kwamen op 4 april bijeen in het SBG-kantoor en besloten daar het congres voort te zetten. Een commissie werd gevormd die tot taak kreeg de eenheid te herstellen. In een ‘statement’ hierover werd wel uitgehaald naar groepen die het congresverloop hadden verstoord.253 Volgens de ‘oude’ SBG was al voor het congres sprake van SOBSI-acties om het zittende bestuur af te zetten, en tijdens het congres van bewuste verstoring van de orde, afbrekende kritiek en persoonlijke aanvallen, vooral gericht op het hoofdbestuur. Door dit alles raakten vele afgevaardigden in verwarring. Tot slot was er geen andere keuze dan de vergadering te verlaten.254 Op dit congres ook sprak Sjamsu een uitvoerige rede uit, die hij al langer moet hebben voorbereid en zal hebben willen voordragen voor het onverdeelde SBG-gehoor. Hij zou daarin niets hebben verbloemd. ‘Murba’ drukte zijn rede in zes afleveringen af als ‘materiaal voor het vaststellen van grondslag en strijdwijze van de SBG in de huidige situatie’.255 Hij viel de ‘sociaal-reformisten en opportunisten’ aan die bleven geloven in overleg met Nederland, ondanks diens schendingen van de afgesloten akkoorden. Zij zijn banger voor de eigen arbeiders dan voor het imperialisme dat hen verzekert van een goede positie. Met etiketten als ‘trotskisten’, ‘sociaal-anarchisten’ en ‘spionnen’ strooien zij om de strijd te verzwakken; consequente strijders worden gearresteerd. Sajap Kiri verwarde het volk via Linggadjati, terwijl daarna Renville het einde van het onafhankelijke 252 Antara, 5-4-1948; Buruh, 6-4-1948; Penghela Rakjat, 6-4-1948. Tries, ‘Kristallisasi SBG’, Penghela Rakjat, 6-4-1948 sprak van een schadelijke breuk, maar was positief over de ‘kristallisatie’, waardoor de invloed van ‘linkser dan links’ werd teruggedrongen. 253 Murba, 7-4-1948. Dit was een ‘nomer kongres’ (congresnummer) van de krant, die als gevolg van een electriciteitsstoring vertraagd verscheen. Het kwam meerdere malen voor dat de krant hierdoor een dag moest overslaan. De ‘statement’ ook in Pacific, 5-4-1948, en herhaald in Murba, 9-4-1948. 254 Verslag van deze congresvoortzetting in Murba, 9-4-1948. Ook in Murba, ‘Santapan pagi; Bukan infiltrasi SOBSI?’, Murba, 10-4-1948. 255 Sjamsu Harja Udaya, ‘Materiaal referaat politiek’, Murba, 7-, 8-, 10-, 11-, 13- en 14-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

710

Verguisd en vergeten

Indonesië betekende. De SOBSI stemt in met teruggaaf van vijandelijk bezit; Alimin gebruikt zijn gezag om de arbeiders tot steun hiervoor te brengen. Het doel van de vakbond moet zijn de vernietiging van het kapitalisme. Het wapen is de klassenstrijd, langs revolutionaire weg. De Sajap Kiri miskent dit. Het resultaat is bekend: Renville maakt van arbeiders weer slaven. De SOBSI vertrouwde vergeefs op de beloften van de Nederlandse vakbondsleiders die zijn congres in Malang in mei 1947 bezochten. Zij gingen niet verder dan protestvergaderingen na de Nederlandse aanval. Klassenstrijd is geen tactisch middel, maar vormt een kernelement van het leninisme. De kapitalistische democratie en de vreedzame weg zijn bankroet. Het kapitalisme is onverbrekelijk verbonden aan crises en klassenstrijd, en kan niet zonder strijd worden omgevormd. Revolutionaire politiek is de enige weg. De vakbonden zijn hierbij een eerste strijdmiddel tegen kapitalisme, imperialisme en opportunisme. In politiek en ideologisch opzicht zijn daarbij nog vele zwakke punten, maar ook de SBG moet bijdragen aan herstel van de proletarische revolutionaire kracht, onder revolutionaire leiding die niet gebonden is aan een politieke partij. Het was overduidelijk en onverzoenlijk. Voor Sjamsu zijn rede uitsprak was er al sprake van een breuk. Anders had zijn rede, namens het zittende bestuur en met de pretentievolle titel, een belangrijke aanzet tot scheiding der geesten gegeven. Er werd nog een resolutie vastgesteld waarin de teruggave van buitenlands bezit werd afgewezen. Staatseigendom en arbeidersraden in elk bedrijf werden als wenselijkheden voorgesteld. Verder moest ‘Murba’ ‘correctief/constructief’ zijn koers vervolgen. Berichten over uittreden uit SOBSI werden ontkend, en de verklaring over Renville werd ook door de ‘oude’ SBG weer onderschreven. Het bestuur werd ‘versterkt’ om de ‘gevaren van Renville’ het hoofd te bieden. Danoehoesodo bleef voorzitter, met als zijn vervangers Daljono en Sjamsu.256 Een openbare vergadering besloot ‘s middags het bewogen congres. Sjamsu en Soedijono traden als sprekers op.257 De hele gang van zaken roept nog wel vragen op. Het lijkt duidelijk dat SOBSI en Sajap Kiri zich inspanden om de SBG onder een geestverwante 256

Murba, 7-4-1948. Verder in het bestuur: Kustur (secretaris), Sunarto (2e secretaris), K.K. Widjaja (penningmeester), S.H. Subroto (2e penningmeester), Sosroperwoto, Koesnandar, Subarkah, Sudiono (commissarissen). Soedijono Djojoprajitno ontbrak in deze formatie. Daljono had ook namens de SBG zitting in de overheidsorganisatie die de suikerfabrieken bestuurde. De SBG-Setiadjit was hier zeer ongelukkig mee en vroeg Daljono zijn neutraliteit te tonen door uit ‘zijn’ SBG te treden, tot de beide organisaties weer één waren (Brief Pengurus Besar Sarekat Buruh Gula Surakarta aan DP BPPGN, Solo, 24-5-1948, in ANRI, Arsip Departemen Penerangan, no. 189). 257 Murba, 7-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

711

leiding te brengen. Niemand minder dan Setiadjit werd hiertoe ingezet, en blijkbaar ook met succes. De slechte verhoudingen tussen Sajap Kiri en linksradicalen stonden hierbij natuurlijk borg voor hoogoplopende spanningen, en mogelijk een onreglementair verloop van het congres. Setiadjit leek de overwinnaar, maar kon zijn mogelijke zege niet verzilveren. De ‘oude’ SBG bleef ‘Murba’ als zijn krant uitgeven, en beheerde ook het SBG-kantoor in Solo. Dit ondanks het feit dat de afdeling Solo Setiadjit was gevolgd. En de ‘oude’ SBG beweerde ook twintig- van de in totaal achtendertigduizend leden achter zich te hebben.258 De eerste ronde leek zo onbeslist geëindigd. Het was een bittere strijd met grote belangen voor de radicalen: het bezit van een eigen krant en de SBG als bron van financiën waaruit bijvoorbeeld ook de GRR zijn activiteiten mede kon betalen.259 Ook in de weken daarna waren geen beslissende ontwikkelingen te signaleren. De schuld voor de breuk werd bij de andere partij gelegd, en oproepen tot eenheid werden gedaan, maar dat was grotendeels voor de vorm.260 Het ging hard tegen hard. De ‘oude’ SBG gaf een pamflet uit met het opschrift: ‘Pas op voor de mooie praatjes en influisteringen van de landverrader Setiadjit’, die suiker aan Nederland wilde leveren. Setiadjits pamflet beschuldigde de GRR ervan slechts eigen politieke belangen na te streven, die niet in het belang van de arbeiders waren, en verdeeldheid te zaaien.261 De verschillen van mening waren te diepgaand om overbrugbaar te zijn, en zo was al spoedig duidelijk dat er twee vakbonden met de naam SBG zouden blijven bestaan. Ter onderscheiding kreeg de ‘oude’ SBG de toevoeging Asli (oorspronkelijk, echt) bij de naam. De SBG-Setiadjit achtte zich de rechtmatige bezitter van de naam, en kreeg daarop prompt weerwerk van weggelopen afdelingen.262 Op een conferentie van de regio Kediri van de Barisan Banteng, kreeg Sjamsu de kans in het gebied van de naar Setiadjit overgegane SBG-afdeling voor vijfduizend mensen een rede te houden. Zijn 258

Murba, 7-4-1948. In Murba, 9-4-1948 werden deze afdelingen en onderafdelingen met hun ledental opgesomd. De politie in Kediri meende dat Setiadjit de grootste aanhang achter zich had: van de fabrieken in Djokja, Solo en Kediri en van vijf fabrieken in Madioen (Rapport politie Kediri, ‘Perpetjehan dikalangan SBG’, 23-4-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 19471949, no. 542). 259 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lain-lain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 24-11949, in NA, PG 979. 260 Pacific, 8- en 9-4-1948; Murba, 9-4-1948; Antara, 17-4-1948: een verklaring van Danoehoesodo dat hij slechts in het belang van de eenheid in de formatiecommissie van de SBG-Setiadjit zitting had, en daar geen bestuurslid was; Buruh, 16-4-1948: een oproep van de SBG-Setiadjit tot eenheid en zuivering. 261 Beide pamfletten, het eerste gedateerd Demak, 14-4-1948, en ondertekend door de GRR, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 262 Deze verklaring verscheen in Merdeka (Solo), 8-4-1948, en werd bestreden in Murba, 13-41948 door de afdelingen Soerabaja en Pati.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

712

Verguisd en vergeten

opkomst werd begeleid met de uitroepen ‘Sjamsu Werkudara’ en ‘leve de SBG-Asli’. In het Javaans pakte Sjamsu Setiadjit en Sibar aan, noemde zijn eigen gevangenschap en de verkwanseling van het Indonesische eigendomsrecht aan Nederland.263 De SOBSI erkende op 17 april de SBG-Setiadjit als enig wettig lid; de SBG van Danoehoesodo had door zijn gedrag op het congres geen recht op lidmaatschap meer.264 De SBG-Asli zal er niet rouwig om zijn geweest. In een ‘Politiek manifest’ werd eind april de positie nog eens bepaald. Vakbondszaken kwamen daarin niet aan de orde, wel de politieke neergang van de Republik onder invloed van Sjahrir en Amir. De dramatische situatie die was ontstaan kon nog worden verholpen door een andere houding, correctie van de fouten en reorganisatie en versterking van de defensie, alles op basis van de Proclamatie en de Grondwet.265 De GRR kwam de SBG te hulp tegen de aanvallen van Setiadjit, ‘de volksverrader’, langs bekende lijnen. De SBG-Asli, lid van de GRR, had juist en rechtmatig gekozen. De suikerarbeiders werden opgeroepen zich niet door Setiadjit naar het ‘Nederlandse abattoir te laten leiden’.266 De beide bonden met dezelfde naam kozen hun eigen weg. Vanzelfsprekend bleef de animositeit. Afdelingen van de SBG-Asli gaven verklaringen uit tegen de SBG-Setiadjit.267 Een ingezonden brief uit Madioen in ‘Murba’ signaleerde een bezoek van Setiadjit en andere SBG-prominenten aan een suikerfabriek 263

Murba, 23-4-1948. In de Mahabharata is Werkudara of Bima de tweede van de Pandawa’s, een robuuste strijder. 264 Antara, 17-4-1948; reactie in Murba, ‘Santapan pagi; Sudara tunggal panju’, Murba, 20-41948. De SBG-Setiadjit hield van 7 tot 9 mei in Kediri zijn aangekondigde noodcongres, waar werd uitgesproken dat pas van teruggave van Nederlands bezit sprake kon zijn als alle geschilpunten tussen de Republik en Nederland waren geregeld (Antara, 10-5-1948; Pacific, 12-5-1948; aankondiging in Antara, 4-5-1948). De positie van Danoehoesodo werd hier vacant verklaard. Er was sprake van een aanslag op Setiadjit, maar erg duidelijk is de informatie hierover niet. Een arrestant werd weer vrijgelaten. Een opstootje volgde toen een pamflet met de tekst ‘Setiadjit pengchianat bangsa’ (Setiadjit is een landverrader) werd opgeplakt. De politie moest ingrijpen tot herstel van de orde (Rapporten Kepolisian Karesidenan Kediri, 5-, 14-5- en 14-6-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 622). Over dit congres ook Brown 1994:91-2. Anderzijds was er sprake van een plan of poging om Danoehoesodo te ontvoeren (Stafkwartier, Kesatuan Reserve Umum, Bag. I, ‘Analyse ke-2; Detailering analyse ke 1’, z.p., 13-9-1948, p. 4, in BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka. 265 ‘Politiek manifest Pengurus Besar S.B.G.’, Murba, 23- en 24-4-1948. Danoehoesodo zette in dezelfde geest zijn SBG-Asli – op basis van Proclamatie, staatsbezit en kracht van de murba – af tegen Setiadjits SBG, waar geen vertrouwen in de murba bestond, en die de suikerfabrieken wilde teruggeven en zich onder de Nederlandse Kroon wilde stellen (‘Dunia buruh; Djalan simpangan dikalangan buruh Indonesia’, Murba, 28-4-1948). 266 Murba, 16-4-1948, ook in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1214. 267 Na conferenties op 16 juni van de regio Pekalongan (Murba, 24-6-1948) en op 28 juni van de regio Malang (Murba, 10-7-1948) in eensluidende termen. Soortgelijk ook door de afdeling in Djatiroto (Malang) in Murba, 16-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

713

daar met voor de schrijver onduidelijke doeleinden – reden voor een onderschrift vol schimpscheuten over Setiadjits trouw aan Nederland en de ware betekenis van de FDR: For Dutch Return.268 Een nieuwe vakbondsfederatie De uitzetting uit SOBSI zal de SBG ook hebben doen uitzien naar een nieuwe vakbondsfederatie naast de SOBSI. Daartoe was al een aanzet gegeven vóór de breuk in de SBG. Op 3 maart 1948 was in Solo de Gerakan Boeroeh Revoloesioner (GBR, Beweging van Revolutionaire Arbeiders) opgericht als reactie op het reformisme van SOBSI en zijn opstelling over Renville en de teruggaaf van buitenlands bezit. ‘Revolutionaire arbeiders uit diensten, bedrijven, fabrieken, mijnen en plantages, die ronduit tegen de Renvilleprincipes zijn en zich baseren op de Grondwet van de eenheidsstaat Republik Indonesia’ hadden de GBR opgericht, die zich had aangesloten bij de GRR en ‘linea recta tegenover de strijdprincipes van de SOBSI stond’.269 In zijn beginselverklaring volgde de GBR de orthodoxe communistische lijn: internationale klassenstrijd tegen het imperialisme. De GBR zou ook politieke actie voeren voor zijn idealen, in samenwerking met partijen en, zo mogelijk, de regering. Nationale en socialistische revolutie waren onscheidbaar; de arbeiders dienden voorop te gaan in die strijd.270 ‘Murba’ verwelkomde de oprichting als een verdere scheiding in de Sajap Kiri, na de PBM-vorming. Hopelijk zou dat nog verdergaan.271 In het andere kamp zag ‘Bekerdja’ in de GBR een rechtse poging om het socialisme te weerstreven. Het volk zou dit hopelijk doorzien.272 Bij deze informatie over de GBR bleef het – bestuursleden werden niet genoemd, en over de aanhang is niets bekend. ‘Murba’ en SBG stonden er welwillend tegenover, maar daar bleef het voorshands bij. Veel verbreiding zal de GBR niet hebben gekregen, en na de oprichtingsberichten werd er niets meer van vernomen. De SBG-Asli zag blijkbaar niets in de GBR en koos een ander verband. Op 1 mei, de feestdag van de arbeid, werd in Solo de Gabungan Sarekat Buruh Revolusioner Indonesia (Gasbri) opgericht. Deze nieuwe federatie verenigde de SBG-Asli, de Buruh Listrik Revolusioner, de Mobilisasi Buruh Djawa Timur, Sarekat Buruh Perkapalan en Buruh Minjak Merdeka. Sjamsu, 268

Murba, 30-7-1948, met onderschrift door Si Godam. Brown 1994:90-1 behandelt de breuk, maar is te beknopt door gebrek aan bronnen. 269 Murba, 5-3-1948; Pacific, 8-3-1948. 270 ‘Keterangan azas Gerakan Boeroeh Revoloesioner’, Murba, 6- en 21-3-1948. 271 ‘Gerakan boeroeh revoloesioner’, Murba, 5-3-1948. 272 Siswojo, ‘Boeroeh “Revolusioner”’, Bekerdja, 18-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

714

Verguisd en vergeten

die tot voorzitter werd gekozen, en Kobarsih werden bij de initiatiefnemers genoemd. Op de SBG na is niets bekend over deze bonden; twee ervan zijn, gelet op het laatste deel van de naam (Revolusioner, Merdeka) afsplitsingen van de SOBSI-bond.273 Tot de Gasbri was besloten tijdens een overleg van ‘revolutionaire arbeiders’ op 25 april. Met de verklaring op 1 mei werd de Gasbri openbaar. Die verklaring trok van leer tegen de SOBSI die eerst de revolutionaire bonden en hun federatie Gasbi op slinkse wijze had overgenomen en zijn leiders verdreven, en vervolgens een heilloze reformistische koers was gaan volgen. De arbeidersraden waren ontbonden; de Lasjkar Boeroeh Indonesia ontwapend, en de nog revolutionaire bonden werden ondermijnd, zoals SBG, Sarekat Boeroeh Laoet dan Perkapalan en Serikat Boeroeh Gas dan Listrik. Om al die redenen was besloten de Gasbi te doen herleven, nu als Gasbri. De federatie stelde als urgentieprogramma vast de handhaving van geest en inhoud van Proclamatie en Grondwet.274 De Gasbri toonde zich wèl actief. Op 26 mei kwam de tweede conferentie bijeen waar over de actuele politieke situatie werd beraadslaagd en al op 8 juni hield hij in Solo zijn derde conferentie, waar uitvoerig werd gesproken over de teruggave van buitenlands bezit. Vijandelijk bezit moest worden genaast als schadevergoeding, ander buitenlands bezit na schadevergoeding overgenomen. Deze ‘voor de voortgang van de Revolutie gewichtige besluiten’, werden naar vele autoriteiten gestuurd.275 Deze resolutie werd nog eens uitvoerig toegelicht, en als essentieel onderdeel aangemerkt van de strijd tegen het buitenlandse kapitalisme en imperialisme en van de sociale revolutie. De Sajap Kiri miskende dat, en daarmee ook de uitspraken van Stalin daarover, en toonde zich contrarevolutionair en reactionair, en een bondgenoot van Nederland en de PvdA daar. Alle economische en politieke verwarring vloeide voort uit de bereidheid vijandelijk bezit terug te geven.276

273 Antara, 26-4- en 3-5-1948; Murba, 27-4-1948. Meer informatie uit Murba ontbreekt omdat het blad niet verscheen van begin mei tot half juni. Kedaulatan Rakjat, 24-4-1948 meldde als eerste de oprichting, met een aantal fouten, waarvan de voornaamste in de naamgeving Gasbri sloop. ‘Revolusioner’ werd door de krant vervangen door ‘Republik’. Moewardi zou ook bestuurslid zijn (‘Dr. Muwardi (II)’, Pacific, 16-12-1950). Ook in Sutter 1959, II:574, ontleend aan Merdeka, 29-4-1948. 274 ‘Makloemat Gasbri no. 1’, Panjebar-Semangat 2-3(8-5-1948):2; ‘Notes Gasbri’, PanjebarSemangat 2-7/8(12-6-1948):3; ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 493 en Arsip Departemen Penerangan, no. 189. 275 Murba, 18-6-1948; ‘Notes Gasbri’, Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):3. De oprichtingsvergadering zal als eerste conferentie zijn geteld. 276 ‘Sikap Gasbri dalam so’al pengembalian hak-milik musuh’, Murba, 18-, 22-, 23-, 24-, 25-, 26- en 30-6-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

715

De jeugdbeweging De ‘kristallisatie’ bleef niet beperkt tot de vakbeweging. Ook de jeugdbeweging kreeg daarmee te maken. De onvrede was gericht op de Badan Kongres Pemuda Republik Indonesia (BKPRI), waaraan de leden een flink deel van hun autonomie moesten overdragen, en die werd gedomineerd door de Pesindo namens de Sajap Kiri. Van 3 tot 5 april 1948 vond in Madioen het derde federatiecongres plaats. De GPII was daar aanwezig als waarnemer, nadat hij op 2 mei 1947 was uitgetreden, en kwam met voorstellen om de BKPRI om te vormen tot een losse federatie, waarin bindende besluiten slechts bij acclamatie konden worden genomen. Hiervoor was geen steun te vinden. Medestanders van de GPII waren twee andere islamitische jeugdorganisaties, Himpunan Mahasiswa Islam (HMI) en Peladjar Islam Indonesia (PII), en Pemuda Demokrat Indonesia (PDI), die met veel PNI-inspiratie op 31 mei 1947 in Solo was opgericht, mede uit onvrede over het Pesindo-overwicht in de jeugdbeweging. Deze laatste had zich aan de vooravond van het congres eveneens al uitgesproken voor een losser verband. De vier organisaties, die alle niet of niet meer lid waren van de BKPRI, verlieten daarop het congres, en lieten weten van plan te zijn zelf een losse federatie op te richten, onder de naam Front Nasional Pemuda Republik Indonesia.277 Die zou ruim een week later al een feit zijn, volgens een artikel in ‘Murba’. Met spijt werd geconstateerd dat een oplossing van het geschil onmogelijk was gebleken, en dat de BKPRI het verlengstuk was van één jeugdorganisatie en indirect dus van één politieke partij. Tien organisaties waren uitgetreden en lid geworden van het Front Nasional.278 Buiten de vier al genoemde zouden ook de jongeren van Taman Siswa en Barisan Banteng, de Angkatan Muda Katholiek Republik Indonesia en de Kebaktian Rakjat Indonesia Sulawesi de federatie hebben verlaten. Dit werd ontkend door de BKPRI; zij waren alle nog lid van de federatie, en hadden laten weten de reorganisatieplannen van de GPII niet te steunen.279 Het zou nog tot augustus duren voor de nieuwe 277 Antara, 6-4-1948; Pacific, 7-4-1948; Murba, 8-4-1948; Hardjono 1950:76-9; Hardjito 1952:11622. De BKPRI had GPII en Pemuda Demokrat in februari 1948 uitgenodigd weer tot de BKPRI toe te treden (Kisah perdjalanan BKPRI 1948:34). De GPII-plannen werden goedgekeurd op het eigen derde congres in Solo van 23 tot 25 maart (Antara, 27-3-1948). De verklaring van Pemuda Demokrat Indonesia: ‘Menjongsong Konggres Pemuda ke-III’, Murba, 3-4-1948. Het uittreden van de GPII in Antara, 2-5-1947; Kedaulatan Rakjat, 2-, 3- en 17-5-1947; Kisah perdjalanan BKPRI 1948:48; Hardjono 1950:68; Hardjito 1952:97; Gerakan Pemuda Islam Indonesia 1954:6; Anwar Harjono en Lukman Hakiem 1997:70. Een negatief commentaar: Tries, ‘GPII tidak prinsipieel’, Penghela Rakjat, 5-4-1948. Over Pemuda Demokrat Indonesia: Antara, 2-6-, 25- en 27-10-1947; Kedaulatan Rakjat, 3-6-1947; Pedoman Pemuda Demokrat Indonesia 1952; Hardjito 1952:396-8. 278 Maridie Danoekoesoemo, ‘Menggalang Front Nasional Pemuda Rep. Indonesia’, Murba, 16-4-1948. 279 Antara, 6-4-1948; de verklaring van de BKPRI in Murba, 19-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

716

federatie officieel werd opgericht. Gegevens ontbreken over de precieze verhoudingen. Hoe dan ook, het Front Nasional Pemuda in oprichting knaagde aan het Sajap-Kiri-overwicht in de jeugdbeweging. Het leek echter geen links-radicale federatie, zoals GRR of Gasbri. GRR in het offensief tegen de FDR De tegenstelling tussen de Sajap Kiri, nu FDR geheten, en de Tan-Malakagroep was onverminderd groot, maar van een ongelijke strijd was iets minder sprake. De FDR kon niet meer, als de Sajap Kiri, gebruikmaken van zijn positie in de regering om de links-radicalen naar de marge terug te dringen. En uit die verdrijving uit het centrum van de macht had Tan Malaka’s aanhang moed geput. Actie tegen het impopulaire Renville leverde daarbij de nodige aandacht, sympathie en nieuwe leden op. Daarbij trokken de links-radicalen ontevreden leden uit de Sajap Kiri, maar begin maart maakte de FDR een reuzenzwaai, die hem in de pas bracht met de nieuwe harde Sovjetkoers. De steun aan Renville werd ingetrokken, en vervangen door de eis tot opzegging ervan. Met Nederland kon pas worden onderhandeld als de Nederlandse troepen waren vertrokken en Nederlands bezit kon zonder vergoeding worden genationaliseerd. Met dit programma kon de FDR zich ook afzetten tegen het kabinet-Hatta, waarin de Sajap Kiri geen plaats had gekregen. Stalins nieuwe koers paste nu dus goed bij de gewijzigde binnenlandse situatie in de Republik.280 Met het kabinet-Hatta was de Sajap Kiri vanzelfsprekend zeer ongelukkig. In een geheim besluit van 5 februari 1948 van het dagelijks bestuur van de Sajap Kiri werd gesteld dat dit kabinet ‘geen zakenkabinet is, maar een Masjumikabinet verscholen achter de persoon van de vice-president’. De FDR is tegen een ‘godsdienstige regering, waarin de Islamzuil overheerst’, en de ‘kern van socialisme en communisme is geheel strijdig met de kern van de Islam’. De FDR moet terug in het kabinet met Amir op een sleutelpositie. Daartoe moet een campagne worden gestart, met als vraagpunten wie de nationale eenheid heeft verbroken, en wie de FDR buiten het kabinet hield. Die campagne werd daarna uitgewerkt: overal moesten vergaderingen plaatsvinden – openbaar en besloten, voor leden en buitenstaanders, onder leger, politie en ambtenaren – versterkt door publiciteit via pers, pamfletten, aanplakbiljetten en radioredes. Leden moesten worden geworven. In de propaganda mocht de godsdienst niet worden aangevallen, wel de personen die langs die weg carrière wilden maken. Gewaakt moest worden voor ‘links-radicalisten’. Illegale acties moesten dit 280

Kahin 1952:259-60.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

717

alles aanvullen, zolang het Masjumikabinet regeerde, waarbij misdadigers konden worden ingeschakeld. Met roofovervallen en diefstal kon een sfeer worden geschapen, waarin de regering geen vertrouwen zou kunnen winnen. Harde maatregelen, desnoods ontvoeringen, moesten worden genomen tegen personen, bijvoorbeeld in PBM en SBG, die uit de Sajap Kiri zijn getreden.281 Spoedig overleg over mogelijke toetreding van de FDR tot het kabinet, zoals door Hatta beloofd, leverde niets op. De FDR was tot oppositie veroordeeld, en radicaliseerde snel in die rol. Hij kon inspelen op de onvrede die de rationalisatie, een van de hoofdpunten van Hatta’s kabinetsprogramma, opwekte. De rationalisatie, een eufemisme voor afvloeiing of ontslag, trof vooral het leger met de lasjkar, zoals verenigd in de TNI-Masjarakat, en de bedrijven, plantages en overheidsdiensten. In beide waren duizenden teveel en overbodig. In beide ook had de FDR, dankzij Amirs langjarige defensiebeheer en via de vakbondsfederatie SOBSI, een sterke positie. Verzet tegen de rationalisatie werd dan ook een belangrijk agitatiepunt van de FDR.282 De programmatische ommezwaai van de FDR leidde tot een politieke koers die in hoofdzaken dezelfde was als die de Tan-Malaka-groep al sinds 1946 had gevolgd. Het was geen reden voor beide groepen om samen te werken. Daarvoor was in het verleden te veel gebeurd. En de polemieken verschoven van programmapunten naar personen, naar het beleid in het verleden, en naar bedoelingen, en werden niet minder heftig. Zoals zo vaak: als de standpunten niet ver uit elkaar liggen, maar afzetten tegen elkaar nodig is, dan krijgen de verschillen een extra-lading, waarop de nodige emoties worden gestapeld. Daarbij was de aandacht in links-radicale kring voor de daden van de Sajap Kiri/FDR groter dan andersom. De veel kleinere Tan-Malaka-groep kon zo publiciteit verwerven voor haar ideeën, en beschikte over een aantal dankbare onderwerpen om de Sajap Kiri mee aan te vallen. De repressie van Sajap-Kiri-zijde had geleid tot verbittering, die emotie en felheid aan de polemiek toevoegde. Voor de Sajap Kiri/FDR waren de activiteiten van de links-radicale groep zo nu en dan hinderlijk, maar veel aandacht werd er in het openbaar niet aan besteed. Negeren en maatregelen om hen de toegang tot de openbaarheid te bemoeilijken lijken, zonder dat er sprake is van een vastgelegd beleid, de meest gehanteerde reactie. Na Renville, met een oplevende links-radicale groep en een verzwakte FDR, was die lijn niet altijd meer te volgen. ‘Murba’ was de luis in de pels van de FDR, en vond de gevoelige plekken. De aanval van Gromyko, de Sovjetvertegenwoordiger 281

Deze verklaring verscheen in Murba, 1-4-1948, openbaar gemaakt door de GRR. Was er sprake van een vervalsing, of gedeeltelijke vervalsing, van met name de laatste besluiten over illegale acties? Ik ga hier in de tekst (pp. 720-2) op in. 282 Kahin 1952:260-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

718

Verguisd en vergeten

in de Veiligheidsraad, op de Commissie van Goede Diensten, de Verenigde Staten en het Renville-akkoord, en zijn steun aan de Republik, vormde dankbare ammunitie. Hoe kon het dat Indonesische arbeidersbonden wel steun aan Renville gaven? Gromyko was tegen Renville, ‘evenals Tovarich Tan Malaka in de gevangenis, die vanaf het begin een compromis met de overheerser afwees, voordat de Indonesische onafhankelijkheid voor 100% was erkend’. ‘Is dat omdat Gromyko en Tan Malaka ook “trotskisten” en “linksradicalen” zijn?’283 En de stukjesschrijver in ‘Murba’ kwam hierop nog een aantal malen terug. ‘Gromyko staat duidelijk achter ons (de oppositie) die altijd het stempel linkser dan links kreeg.’284 En vervolgens kreeg Alimin er van langs. ‘Wie is de echte marxist-leninist-stalinist? Gromyko die in veel van zijn opvattingen dicht staat bij de opvatting van Tan Malaka, of Pak Alimin die mooi weer speelt met het Marshallplan en Renville aanvaardt?’285 En het ging verder. Alimins uitspraak dat hij liever 50% merdeka met industrie had, dan 100% zonder industrie behoefde geen commentaar. ‘Wie raakt hierdoor weer in verwarring? Ik vroeg het tot slot aan een domoor. Zijn antwoord: Ik heb liever 20% merdeka, als ik maar kan trouwen. Wel, wie lacht daar?’286 En Alimin sprak zich uit voor het Marshallplan, tot wederopbouw van Europa, dat door de Sovjetunie werd afgewezen.287 Alimin noemt zich links, en al zijn tegenstanders, die zich keren tegen Renville, zijn rechts. Dan dus ook is Gromyko rechts. Hoe moet iemand nu weten wat rechts of links is?288 Het zijn korte effectieve stukjes waarmee de polemiek hier wordt gevoerd. Op een serieuzer niveau werd ook met Alimin afgerekend als vertegenwoordiger van de opportunisten die de Indonesische arbeiders had ‘voorgelogen en in slaap gesust’ door zich de titel ‘marxist-leninist-stalinist’ toe te eigenen.289 In een volgende bijdrage werd het offensief gehekeld, in boeken, brochures, tijdschriften en kranten, van personen die door Nederland en Engeland naar Indonesië waren gebracht, en dan echte communisten als trotskisten veroordeelden, terwijl zij zelf tot die groep moesten worden gerekend. Na een – natuurlijk vereenvoudigde – uitleg van het trotskisme, werd Alimins opstelling in 1926 onder die noemer gebracht. En wat Renville betrof stond Alimin tegenover Gromyko en Stalin, en volgde hij Washington, Londen en Den Haag. De conclusie was duidelijk...290 283

Moerba, ‘Podjok’, Murba, 27-2-1948. Het commentaar ‘Soeara djantan’, Murba, 27-2-1948, verwelkomde Gromyko’s rede als steun aan de GRR-uitgangspunten. 284 Moerba, ‘Podjok; Tabir makin terboeka’, Murba, 29-2-1948. 285 Moerba, ‘Podjok; Gimana Pak Alimin’, Murba, 1-3-1948. In zelfde zin: Moerba, ‘Siapa spelbreker’, Murba, 5-3-1948. 286 Moerba, ‘Podjok; Saja lebih soeka Merdeka 50% dengan mesin-mesin’, Murba, 6-3-1948. 287 Moerba, ‘Podjok; Alimin dengan plan Marshall’, Murba, 20-3-1948. 288 Moerba, ‘Podjok; Mana kiri?’, Murba, 21-3-1948. 289 ‘Siapa penganut Oportunisme?’, Murba, 29-3-1948. 290 Iskandar Zoekarnain, ‘Mana jang Stalinis dan mana jang Trotskyist?’, Murba, 17-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

719

Een paar dagen later was Alimin opnieuw het doelwit. Zijn criticus was iets gematigder. Alimin werd beschuldigd van rechts opportunisme of reformisme. Er werd hem nog ruimte tot verbetering gegund via zelfkritiek; anders zou hij eindigen als Don Quichotte. De communisten hadden tot taak zich te verenigen, los van sentimenten, een grondige analyse van de situatie te maken en gezamenlijk de Revolutie voort te zetten, tegenover een regering die neigt naar het ‘Angelsaksische fascisme’.291 Alimin was twee maanden later nog een keer doelwit toen geruchten de ronde deden dat hij zich uit de politiek wilde terugtrekken. Na zijn terugkeer had hij hoop en vertrouwen van de murba beschaamd. ‘Murba’ giste naar zijn motieven. Was het het inzicht dat er binnen zijn partij geen ruimte was voor echte marxistisch-leninistische denkbeelden? Of schaamde hij zich nu Gromyko liet zien wat de ware koers moest zijn? Of voelde hij spijt, en trok hij zich als oude man terug? In ieder geval zal de murba hem ter verantwoording roepen voor zijn daden.292 ‘Sin Po’ plaatste in mei een hoofdartikel over ‘De Moskouse vuist in Djokja’, een mooi journalistiek stuk. Een lange, slanke man met de haardracht van een Russische anarchist, gekleed in een ongestreken en niet goed dichtgeknoopt wit hemd, een verstelde plekatsarong, met een paar half afgedragen sandalen. Dit is Alimin, de 100% proletariër, die geen concessies geeft, die niet om te kopen is, noch met geld, noch met een zetel. Hij doet vreemden graag stom staan van verbazing door plotseling Nederlands, Engels, Frans, Duits, Russisch en Chinees te spreken. Hij heeft de stem en de houding van een onderdanige dienaar. Maar als hij een redevoering houdt, dan is het net alsof men een uitbarsting van de Merapi meemaakt, dan slaan zijn woorden overal in, vooral bij de armen van alle landaarden. Hij heeft inderdaad de aard van de Merapi, wordt steeds in de gaten gehouden door de Kapitalistische Geheime Dienst. Hij is inderdaad de meest sluwe en taaie communist van de Zuidelijke Pacific, een boezemvriend van Mao Tze Tung en Ho Chi Minh. Indonesië heeft drie grote communistenleiders: Tan Malakka, Alimin en Samaoen. Tan Malakka, de agressieve, is het eerst teruggekomen. Was dit om het gezag te veroveren of tenminste om de revolutie in communistische banen te leiden? Wij weten slechts, dat hij geen succes heeft gehad. Na Tan Malakka is Alimin gekomen. Samaoen bevindt zich nog in Rusland, waar hij de bouw van een grote krachtinstallatie in Tadzikistan ten Noorden van Afghanistan leidt. 291

Hasjim, ‘Siapakah Leninist?’, Murba, 20-4-1948. ‘Pak Alimin mengundurkan diri?’, Murba, 20-6-1948; vertaald in brief Charles A. Livengood, Consul General aan Secretary of State, ‘Criticism of Alimin’, 6-12-1948, in National Archives, 856D.00B/12-648 (RG 59). 292

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

720

Verguisd en vergeten Stuurt Moskou bewust zijn leerlingen om de beurt, volgens een systeem, naar Indonesië? Tan Malakka om de macht in handen te krijgen, gedurende de bersiapperiode, Alimin om de propaganda te intensiveren, toen het duidelijk begon te worden dat Tan Malakka geen succes kon hebben, en bewaart het Samaoen voor de toekomstige opbouw à la Sovjet? Wij weten het niet, wij hebben geen bewijzen, maar het is moeilijk om aan deze indruk te ontkomen. Alimin beschikt over een grote mate van sluwheid; hij kan goed rekening houden met de toestand en spoort de mensen niet telkens aan tot rebellie als Boeng Tomo. Hij spoort alleen aan tot politieke scholing. Hij vertelt slechts over het leven in Sovjet-Rusland: een mooi leven, voldoende voedsel, voldoende kleding, gratis medische behandeling, gratis ontspanning, een vijf-urige arbeidsdag, geen rasdiscriminatie als in ... Indonesië. Kortom, zijn toehoorders raken onder de invloed van Pak Alimin en Pak Stalin. Betekent dit dat de gehele Republiek communistisch is? Wij zijn overtuigd van niet, of juister nog niet. De communistische invloed breidt zich pas uit wanneer het critieke in de toestand de climax bereikt, door een contro-verse tussen de Nederlanders en de Republiek of tussen Hatta en de Sajap Kiri. Daarom hult Pak Alimin zich thans nog in stilzwijgen. Hij heeft geduld, hij wacht zijn tijd af. Wanneer er verwarring heerst, worden de mensen vanzelf communisten.293

De GRR droeg met de publicatie op 1 april van een geheim besluit van het FDR-bestuur van 5 februari, waarin kwalijke dingen werden gezegd over de Masjumi en plannen tot ordeverstoring werden goedgekeurd, bij tot polarisatie tussen regering en FDR, en deed verder afbreuk aan de goede naam en oprechte bedoelingen van de FDR. Het besluit verscheen onder de kop ‘Quo vadis “Sajap Kiri”?’, waaraan werd toegevoegd dat het FDR een gevaar opleverde en dat moest worden gewaakt voor deze onruststokers. In enkele regels tot slot werd gezegd dat nu duidelijk was dat de FDR onrust wilde veroorzaken in de Republik. Commentaar was verder overbodig.294 Het programma telde elf punten, waarvan het laatste vroeg om ‘illegale en positieve actie’ om a. overal onrust te veroorzaken, zolang als het Masjumi-kabinet regeert door het inzetten van criminele bendes om intensief te plunderen en te roven, dag en nacht. De politie is nog niet sterk genoeg om dit te onderdrukken. Als dit efficiënt en juist wordt uitgevoerd zal de gehele bevolking in voortdurende angst leven en als gevolg daarvan zal het volk zijn vertrouwen in de regering verliezen; 293

Vertaald overgenomen in Het Laatste Nieuws uit Indië 3-8(17-5-1048):3. ‘Quo vadis “Sajap Kiri”?’, Murba, 1-4-1948. In zijn geheel ook in Soe Hok Gie 1997:1858, zonder commentaar over mogelijke vervalsing; Abels 1983:73-5 en Swift 1989:93-5. Kahin 1952:269, note 30 is zeer beknopt over dit document. De eerste tien punten zijn authentiek; punt elf ‘a fabrication by some persons hostile to the FDR’. Verder Julianto Ibrahim 2004:168, 207, noot 69. 294

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

721

b. harde maatregelen moeten worden genomen, zonodig ontvoering tegen personen (met inbegrip van hen die uit de FDR zijn getreden) die tegen de plannen van de FDR ingaan, in Partai Buruh Merdeka, Sarekat Buruh Gula en elders.

Dit elfde punt zou heel goed een vervalste toevoeging aan het programma kunnen vormen. Het eerste deel ervan past niet in het FDR-beleid, en dat zeker niet zo kort na Amirs aftreden, terwijl het tweede deel met zijn exclusieve benoeming van PBM en SBG voorbijgaat aan tegenstanders van meer formaat die de FDR eerder zou noemen. En ontmaskerden PBM en SBG, de krachten achter ‘Murba’, zichzelf zo niet als de vervalsers? De FDR-Solo schreef een open brief waarin het bestaan van zo’n besluit werd ontkend, en de GRR van boosaardige opzet en onfatsoenlijk gedrag werd beschuldigd bij het afdrukken van het besluit, dat een vervalsing was van het origineel. In een onderschrift schreef ‘Murba’ dat het graag dit origineel zou ontvangen en afdrukken, zodat de lezers hun opvatting zouden kunnen corrigeren.295 De open brief werd wijd verspreid; de regionale en stedelijke autoriteiten kregen een afschrift en hij werd als pamflet uitgedeeld.296 De publicatie in ‘Murba’ trok veel aandacht. De FDR kwam hiermee in een ongunstig licht, aldus Manai Sophiaan, de correspondent van ‘Merdeka’ in Djokja. Het bericht was ook nog niet door de FDR weersproken. Justitie had de zaak in onderzoek.297 Van dat onderzoek werd niets meer gehoord.298 ‘Murba’ plaatste op 21 april een brief van de SOBSI-Pati aan de aangesloten bonden, waarin onder meer werd gezegd dat het besluit was vervalst door ‘weglaten van woorden en toevoeging van zinnen op een wijze waardoor de FDR in de ogen van volk en regering werd zwartgemaakt en bezoedeld’. In zijn reactie schreef ‘Murba’ dat het dit verslag in de gepubliceerde vorm van diverse zijden had ontvangen. Als het document een vervalsing is, wijs dan 295 Murba, 3-4-1948; de brief ook in Revolusioner 3-11(26-4-1948):6. Later schreef de PKI nog diverse malen dat het besluit in kwaadaardige zin was aangepast (Mirajadi 1951:46-7; Buku putih 1953:5; Aidit 1964a:29). 296 Sikoet, ‘Boekti njata jg. perloe’, Pacific, 5-4-1948 vermeldt dit. Hij had overigens liever daden gezien die het geheime besluit logenstraften dan al deze open brieven. Die daadwerkelijke actie had hij niet geconstateerd. 297 Manai Sophiaan, ‘Surat dari Jogja’, Merdeka, 10-4-1948, vertaald als ‘Brief van Manai Sophian betreffende politieke tweedracht in republiek‘, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-16(14/20-4-1948):6-9, aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 1-5-1948:17-8. Dit artikel werd gebruikt door dK, ‘Overleg te Djokja; De laatste schans der Republiek; Het fel-agerend communisme’, Elseviers Weekblad 4-15(10-4-1948):1 om het drijven van het verderfelijke communisme te illustreren. Ook als ‘Politieke concurrentie; Open brief van Manai Sofian uit Djokja’, Blijf op de Hoogte!, 24-4-1948:7-8. Keng Po, 13-4-1948 reageerde op Manai Sophiaans brief, die was gekritiseerd als te negatief over de toestanden in Djokja en Solo. Deze reactie is ook vertaald in het Weekoverzicht. 298 Dimyati 1951:173, die een samenvatting van de affaire verschaft (pp. 172-3); hierover ook Swift 1989:24, notes 37 en 39.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

722

Verguisd en vergeten

aan waar dat het geval is, aldus het blad. Of, werd opnieuw gezegd, stuur de originele versie, die dan zal worden afgedrukt.299 Dat gebeurde niet en een reactie van het FDR-bestuur bleef uit. Het lijkt er daarom op dat hier sprake was van een voor het overgrote deel authentiek document, dat de GRR dankbaar gebruikte om zijn grote opponent zwart te maken. Als sprake was geweest van toevoeging en weglating, dan had inderdaad de publicatie van het originele document de GRR-vervalsers ontmaskerd. Dat geschiedde niet, en de FDR verkoos stilzwijgen, in de hoop dat de opschudding snel zou wegebben. Deze handelwijze zou zich later nog tegen de FDR keren. De Lima Serangkai en de PKI-Sibar Nog langs andere lijn trokken ‘Murba’ en GRR ten strijde tegen de FDR, door de doopceel te lichten van de FDR-voormannen die in Nederland hadden gestudeerd of in Australië vertoefd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met een zekere regelmaat was verwezen naar hun banden met Nederland, hun samenwerking in de Sibar in Australië en hun vertrek uit Nederland met officiële reisfaciliteiten van de Nederlandse overheid. Hun loyaliteit zou niet bij de Republik liggen, maar bij Nederland, zo werd gesuggereerd. Uit Nederland kwamen de ‘lima serangkai´ (de vijf verbondenen). Een van de eerste daden van de GRR was, zoals al vermeld, het uitgeven van een verklaring over de lima serangkai. Uit Australische dagbladen werden berichten overgeschreven dat vijf Indonesiërs – Abdoelmadjid, Setiadjit, Tamzil, Maroeto Daroesman en Moewalladi – half oktober 1945 konden terugkeren naar Indonesië, en daar contact legden met de Republik. En vervolgens werd aangehaald de reactie van de Perhimpoenan Indonesia op het telegram van het Komite Indonesia Merdeka in Melbourne dat zich achter de Proclamatie had gesteld en overal in de wereld steun daarvoor had gevraagd. De PI had geantwoord dat hij ‘cooperation with Netherlands on basis of complete equality’ wenste, en ‘we urge Dutch government to form immediately Indonesian government with democratic nationalists’. Voor de GRR was dit het bewijs dat de PI een onafhankelijkheid binnen het Koninkrijk nastreefde, en dat de lima serangkai tot dat doel naar Indonesië kwamen, daar hoge posities kregen en zich inzetten voor Linggadjati en Renville, met vooral Setiadjit in een kwalijke rol hierbij.300 In acht afleveringen drukte ‘Murba’ van 20 maart af de serie ‘Rahasia lima 299 ‘Pembatja “Murba”; Awas muslihat lawan’, Murba, 21-4-1948; het commentaar: ‘F.(ront) D.(emokrasi) R.(ajat) ataukah F.(ascist) D.(aerah) R.(epublik)?’, Murba, 21-4-1948. 300 ‘Rahasia lima serangkai pembantoe Belanda!’, Murba, 2- en 3/4-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

723

serangkai’ (Het geheim van de vijf verbondenen). De eerste die onder vuur kwam was Setiadjit, in Nederland, aldus de anonieme auteur, vooral bekend als tangodanser, en in die kwaliteit winnaar van dansconcoursen. Midden-1946 keerde hij terug, ‘een lange, jonge man met een HaroldLloyd-bril’, van wie nog niemand wist ‘dat hij de “komende man” was in het Indonesische politieke spel’. Hij zocht al snel zijn drie Hollandse vrienden op, Abdoelmadjid, Tamzil en Moewalladi, die een half jaar eerder ‘als NICA-officieren, of op zijn minst in “dienstverband” van de NICA’ waren aangekomen. ‘Wie is Setiadjit, of liever Raden Mas Setiadjit Sugondo? Wie stuurde hem uit Nederland? En wat zat er in zijn leren tas die hij zo zorgvuldig en ietwat “nerveus” onder zijn arm klemde? Welk geheim zat verborgen in die tas? Dat waren alle vragen voor onze pemuda toen, en het bleven helaas toen vragen, waarop geen antwoord kon worden gegeven.’ Alle vijf waren onbekend met de strijd, met het lijden onder Japanse bezetting, met de revolutionaire geestdrift, maar rezen dankzij Sjahrir en Amir naar hoge posities, waar zij invloed uitoefenden op de politieke gang van zaken. Hoe kon dat alles geschieden? Hoe slaagden zij er in hun opdracht uit te voeren, die was vastgelegd in Nederland door de Nederlanders? De serie beloofde hun levensloop één voor één te beschrijven, zodat iedereen zou weten hoe de Linggadjati- en Renville-ziekte de politici in Indonesië besmette. De eerste was Setiadjit, de geestelijke vader van Linggadjati.301 Hij was, volgens ‘Murba’, geen opvallende leider in de vooroorlogse PI, zou een jaar hebben gestudeerd in Moskou en in 1939 voorzitter van de PI zijn geworden, omdat de CPN ontevreden was over zijn voorganger Abdoelmadjid.302 Hij liet zich voorstaan op zijn positie als ‘vertrouwensman’ van de CPN en de Komintern en versterkte zo zijn positie in de PI. Na de Duitse invasie werd de CPN snel opgerold en leidde Setiadjit zijn eigen verzetsgroep, waarbij hij in nauw contact kwam met Schermerhorn, Van Randwijk en Pieter ‘t Hoen (Frans Goedhart). Setiadjit en Schermerhorn raakten nauw bevriend, en na de Duitse nederlaag werd hun samenwerking gericht op de terugkeer van Nederland naar Indonesië.303 Ondanks alle verdienste van Indonesische jongeren in het Nederlandse verzet, was het resultaat ‘niet meer dan één-duizendste deel van wat door onze jongeren werd bewerkstelligd tegen de legers van Japan en Engeland’. Schermerhorn, de verzetsvoorman, volgde in feite instructies uit Londen, en ook die van het Britse imperialisme, en Setiadjit deed daaraan mee. Tijdens de oorlog waren woorden als democratie, samenwerking en Atlantisch Handvest 301 302 303

Murba, 20-3-1948. Murba, 21-3-1948. Murba, 23-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

724

Verguisd en vergeten

de kernbegrippen in de toekomstige verhouding Nederland-Indonesië.304 Na mei 1945 werd duidelijk dat Setiadjit hieronder een terugkeer van Nederland naar Indonesië verstond. De oppositie in de PI hiertegen werd door hem onderdrukt. In de Vereniging Nederland-Indonesië kreeg die samenwerking ook gestalte. Toen Schermerhorn kabinetsformateur werd, overlegde hij vaak met Setiadjit, die hij, volgens geruchten, zelfs minister van koloniën wilde maken. In ieder geval steunde hij troepenzending naar Indonesië, eerst om Japan te verdrijven, en na 17 augustus om het Indonesische volk van de onderdrukking door de Japanse zetbazen Soekarno en Hatta te verlossen.305 Toen een Indonesische delegatie naar Nederland kwam in mei 1946, benoemde Setiadjit zichzelf tot privé-secretaris van het invloedrijkste lid, dr. Soedarsono, nadat hij te voren uitvoerig en in het geheim met Schermerhorn had overlegd. Met zijn adjudant Maroeto Daroesman beïnvloedde hij de opstelling van de Indonesische delegatie, die door hem ook werd afgeschermd van contacten met andere Indonesiërs. De voorstellen ter tafel waren voor de Republik veel gunstiger dan later in Linggadjati, omdat de Republik veel sterker stond; zonder het opportunisme dat met beschuldigingen van extremisme, anarchisme, radicalisme of trotskisme de eenheid spleet. De oorsprong daarvan lag bij de lima serangkai, die ook verantwoordelijk waren voor de onder de schuilnaam Z. Ariffin uitgegeven brochure Trotzkyist Indonesia.306 De delegatie in Nederland werd door Setiadjit bewerkt; de goodwill in progressieve Nederlandse kring voor de Republik was groot. Door samenwerking zou onafhankelijkheid worden bereikt, maar op termijn. De delegatie liet zich ompraten op de Hoge Veluwe, en Schermerhorn vatte toen moed om de Revolutie te bestrijden – dat alles dankzij Setiadjits adviezen aan Schermerhorn.307 Deze adviezen legden de basis voor Linggadjati en Setiadjit tekende een belofte op het ministerie van overzeese gebiedsdelen dat hij zich daarvoor zou inzetten. Hij mocht toen met de delegatie van de Republik terugkeren naar Indonesië. Setiadjit werd naar Indonesië gestuurd als verkenner van de Commissie-Generaal, als afgezant van de imperialistische politiek. Verbaast het ons dat Setiadjit na de oorlog plotseling een luxueus bestaan leidde? Verbaast het ons dat zijn echtgenote als enige Indonesiër toestemming kreeg met een luxe-passagiersboot van Nederland naar Indonesië te reizen? Verbaast het ons dat Setiadjits echtgenote de enige was die zaken kon meenemen die toen alleen op de zwarte markt te koop waren? 304

Murba, 24-3-1948. Murba, 25-3-1948. 306 Murba, 26-3-1948. Deze brochure is eerder genoemd onder licht afwijkende titels en met als auteur Arifin. 307 Murba, 3-4-1948. 305

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

725

Setiadjit was Tweede-Kamerlid maar zweeg maandenlang, omdat hij niet tegen de politiek van Schermerhorn en Logemann wilde ingaan. In de Republik was hij verantwoordelijk voor de invitatie aan Nederlandse ambtenaren en andere groepen, die zo achter het front konden kijken en voor hen nuttige informatie verzamelden. Setiadjit bracht ze overal heen. ‘Setiadjit werd door Nederland naar Indonesië gezonden om pro-Nederlandse opvattingen onder onze politici terug te brengen. Hoe deed hij dat? In de toekomst zullen wij dat uiteenzetten.’ En hier eindigde de serie en werd eindelijk onthuld wie verantwoordelijk was voor de tekst: wederom de GRR.308 Over de andere vier leden van het kwintet werd, ondanks de belofte daartoe, niets onthuld. Was dat ook voor de toekomst gereserveerd? Op 22 april adverteerde ‘Murba’ dat, gelet op de grote vraag, Rahasia lima serangkai als brochure te verkrijgen was, voorlopig nog in gestencilde vorm.309 Manai Sophiaan noemde in een artikel in ‘Merdeka’ deze serie over Setiadjit als bondgenoot van en in complot met Schermerhorn als opvallende publicatie van ‘Murba’, dat veel aandacht en abonnees trok.310 De anonieme auteur van de serie verwijst diverse malen naar informatie die hij had verkregen van PI-leden in Nederland – en onder hen zal ook Roestam Effendi zijn te rekenen – en blijkt zo goed op de hoogte. In een aangenaam leesbaar, spannend voorgedragen verhaal wordt Setiadjit zwartgemaakt. Zijn nauwe contact met Schermerhorn wordt in een anti-Republik-kader gevat, en van Setiadjit, die ook nog eens van aristocratische afkomst was, zoals niet wordt verzuimd te vermelden, resteert niets dan een Nederlandse agent. In het gepolariseerde politieke klimaat tussen Sajap Kiri en GRR zal de auteur daar heel goed zelf in hebben kunnen geloven. Op 22 april begon ‘Murba’ met ‘Tabir rahasia SIBAR’ (Onthulling van de SIBAR-geheimen), waarvan als auteur H.M. werd vermeld. H.M. was graag op het verzoek van de redactie ingegaan om het verhaal van Sibar te vertellen, in Australië opgericht, op instigatie van Van der Plas. Dit ter waarschuwing tegen een wolf in schaapskleren, in alle openheid, en met de bewijzen erbij. H.M. begon zijn verhaal in Boven-Digoel, waar Van der Plas in mei 1943 verscheen om de evacuatie van de bannelingen naar Australië te

308 309

Murba, 4-4-1948. De GRR dateerde de serie op 17 maart 1948. Murba, 22-4-1948. Deze advertentie werd niet herhaald. De brochure was voor mij onvind-

baar. 310 Manai Sophiaan, ‘Surat dari Jogya’, Merdeka, 10-4-1948, aangehaald in ‘Politieke concurrentie; Open brief van Manai Sofian uit Djokja’, Blijf op de Hoogte!, 24-4-1948:7-8. De GRR en zijn onthulling van het complot Setiadjit-Schermerhorn werden ook aangehaald in dK, ‘In het nauw gedreven; Kwade kansen van overleg met drie republieken’, Elseviers Weekblad 4-17(244-1948):1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

726

Verguisd en vergeten

regelen.311 Zij die weigerden mee te werken – voor een flink deel afkomstig uit de Pari-aanhang – werden in Australië apart opgesloten. Anderen, die met Nederland en de geallieerden wilden samenwerken, kregen opleidingen en functies bij het blad ‘Penjoeloeh’ – en H.M. noemt de nodige namen van PNI-Baroe-leiders (Burhanudin, T.A. Murad, Maskun en Saka) en de PKI-voormannen Sardjono en Winanta, die militaire rangen kregen en zo onder bevel stonden van Spoor, dezelfde die het Nederlandse leger tegen de Republik leidde.312 Zo ook werkte Harjono, SOBSI-voorzitter, als klerk voor het Nederlandse bestuur in Hollandia op Nieuw-Guinea in 1945, met als superieur Abdulkadir, nu Van Mooks plaatsvervanger, en schrijft H.M., dit verklaart waarom de SOBSI voor de teruggave van vijandelijk bezit is.313 Vervolgens werd de oprichting van de Serikat Indonesia Baroe (Sibar) verslagen, met de namen van de zestien oprichters, en de oprichtingsverklaring, waarin de wens tot samenwerking met Nederland als ervaren partner veel nadruk kreeg. Dit werd door de PKI in december 1946 goedgekeurd als tactiek in de strijd – een gevolg van de infiltratie van de ‘Sibaristen’ in de PKI tot zij daar de meerderheid kregen. In Australië kreeg Sibar alle steun van Nederland om de Indonesische gemeenschap te bewerken; de oppositie kreeg geen kans, en werd zelfs met geweld monddood gemaakt.314 Niettemin ontstond tegenover Sibar de Partai Kebangsaan Indonesia (eerst afgekort PKI, later Parki) met A.J. Patty en Jahja Malik Nasoetion. En H.M. citeerde uit brieven van Harjono, waarin deze de nederlaag van Japan als eerste doel stelde. Daartoe was samenwerking met de geallieerden, ook Nederland, nodig. Een Sovjet-Indonesië was geen na te streven doel. Ieder die anders dacht, was volgens Harjono, een trotskist of lid van de vijfde colonne.315 Sibar slaagde er in de PI in Nederland tot zijn standpunt te bekeren, en beide vertrouwden blindelings op de ‘democratische’ beloften van Nederland.316 Uitvoerig werd geciteerd uit brieven van 1944 en begin 1945 over de actie van Sibar tegen tegenstanders, die werk weigerden – van laag niveau en slecht betaald – dat de geallieerde oorlogsinspanning steunde.317 Die weigering werd onderwerp van juridisch onderzoek, waaraan ook H.M. werd onderworpen, die een verweer van 51 bladzijden indiende. 311

Murba, 22-4-1948. Murba, 24-4-1948. 313 Murba, 27-4-1948. 314 Murba, 29-4-1948. 315 Murba, 30-4-1948. 316 Murba, 13-6-1948. De lange periode tussen deze en de vorige aflevering werd veroorzaakt door een staking in de drukkerij waar Murba werd vervaardigd. 317 Murba, 20-6-1948. 312

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

727

Sibar misleidde de Australische Communistische Partij (CPA) met de uit­ gave van het twee keer verschenen ‘Red Front’, een illegaal orgaan, dat overigens, schampert H.M., al voor verschijnen bij Van der Plas op het bureau lag. De Proclamatie werd door Sibar verzwegen, en hij volgde Nederland in zijn veroordeling van de Republik als een Japanse schepping.318 Dit lag in het verlengde van uitlatingen van Sibarleden in ‘Penjoeloeh’, het blad dat de Nederlandse overheid uitgaf voor de Indonesiërs in Australië, met Sardjono als redacteur. En Sardjono werd uitvoerig aangehaald. Op instructie van Spoor, Abdulkadir, Van der Plas en Schermerhorn vestigden deze ‘Nederlandse geestelijke slaven’ zich in de Republik.319 Een trouwe knecht was hierbij Abdul Rachman, die in de Republik hoofd van de militaire geheime dienst werd, en zo vele slachtoffers maakte. Hij en zijn Sibar-kameraden bereikten met de ondertekening van Renville voor 90% hun doel.320 De nogal onregelmatige verschijning van de serie en het gebrek aan structuur doen vermoeden dat geen sprake was van een voor eerste publicatie voltooide reeks, maar dat daarna afleveringen werden toegevoegd. Zo voegde H.M. tot slot een lang verslag in van een anonieme Digoelist over de evacuatie uit Digoel tot aan de terugkeer naar Indonesië. Het geheel is een interessant, vooral feitelijk verslag, dat vanzelfsprekend ook van leer trekt tegen Sibar, en vooral Abdul Rachman als kwade genius aanwijst. Het vertelt ook over de eerste reacties op de Proclamatie, de oprichting van het Komite Indonesia Merdeka ter ondersteuning van de Republik, en de tegenwerking van Sibar hierna, met Sardjono in de hoofdrol. Sibar ook, die de contacten met de CPA had gemonopoliseerd, maakte de Republik zwart bij de CPA.321 Met deze serie trof de links-radicale groep de FDR, die in radicale richting was opgeschoven, opnieuw op een gevoelige plek. De vele aanhalingen uit authentieke bronnen konden niet worden afgedaan als laster. De FDR zweeg; op die manier werd blijkbaar de minste schade verwacht. Schade werd wel aangericht. ‘Madjallah Merdeka’ verwees naar deze serie in een ‘scheldblad’ – in het Nederlands – over deze ‘handlangers van Schermerhorn’. Volgens het blad waren de beschuldigingen niet erg overtuigend, maar werden zij wel ‘van oor tot oor gefluisterd’. In het bijzonder Setiadjit was het onderwerp, en het blad schreef daarover een artikel.322 318

Murba, 2-7-1948. Murba, 10-7-1948; citaten uit Penjoeloeh ook in Murba, 17-7-1948. 320 Murba, 17-7-1948. 321 Murba, 18-, 20-, 22-, 27- en 28-7-1948. Een toevoeging in Murba, 31-7-1948 omvatte de verklaring (15-8-1945) van R.M. Singer, de hoogste bestuursambtenaar in Merauke, ooit bestuurshoofd in Digoel, waarin hij de Japanse nederlaag verwelkomde en trouw betuigde aan koningin Wilhelmina. 322 ‘Setiadjid: Tanda tanja’, Madjallah Merdeka 1-18(15-5-1948):5-6. 319

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

728

Verguisd en vergeten

Een Solose informant rapporteerde aan de regering in Djokja op 2 mei waarin hij de anti-regeringsactie van Setiadjit, Maroeto Daroesman en Amir Sjarifoeddin noemde – opruiende redes en belastering van de Masjumi om een kabinetsval te bereiken. De regering kent hun geheime plannen uit de publicatie in ‘Murba’. Waarom, vragen velen zich af, treedt de regering niet op? Amir is bang voor het uitlekken van zijn geheimen, zoals het besteden van staatsgelden voor partijdoelen. Een vrij algemene zienswijze is dat Amir en zijn medeleiders Nederlandse agenten zijn, zoals ‘Murba’ onthulde. Amir werkte immers voor Van Mook – zijn overgang naar het christendom maakt hem in Islamkring tot een gehate persoon en renegaat. Waarom worden deze leiders niet gearresteerd? Als de regering hierbij draalt is de kans groot dat onafhankelijke lasjkar, als de TP van Achmadi in Solo, eigen maatregelen treffen.323 Van aanvallen op soortgelijke schaal op de GRR en zijn voormannen was ook geen sprake. In de FDR-pers is er maar één te vinden, op Moewardi, kort na zijn aantreden als GRR-voorzitter. Wie is hij? Niemand anders dan Pa’ Dr. Moewardi, vroeger woonachtig in Djakarta, nu algemeen leider van de Barisan Banteng, en tegelijk van het Front Anti-Imperialis, en daarnaast nog in staat de portefeuille te beheren van algemeen leider van de Gerakan Revolusi Rakjat, een beweging die ‘principiële politiek’ wil handhaven en het Renville-akkoord uit Solo wil verbannen. Natuurlijk, deze Pa’ Dr. Moewardi is een echte revolutionair, zoals bekend uit het verleden.

En daarna verwijst de auteur naar minder heldhaftige daden van Moewardi in de Japanse tijd, en het ontlopen van de militaire confrontatie met Nederland in Djakarta. Barisan Banteng en het Front Anti-Imperialis – ‘Bestaat het nog, of is het ontbonden, [...] niemand die het weet behalve Pa’ Dr. Moewardi zelf’ – ontbraken aan het front tegen Nederland. En waarom ook blijft hij in het veilige Solo, waar hij in het stadion met leuzen, moties en resoluties tegen de Nederlandse opmars ageert? Denkt hij dat dit resultaat oplevert? ‘Is Dr. Moewardi echt een revolutionair? Laat het volk oordelen... Wij zijn oprecht verbaasd.’324 Daarnaast vormde het proces tegen de 3-juli-coup-verdachten, dat eindelijk begon, natuurlijk een welkome reden voor de FDR-pers om die verdachten aan te vallen.

323

Rapporteur in Solo aan procureur-generaal, 3-5-1948, in CMI-doc. 5493, pp. 6-8, in NA, AS 3959. 324 Achmad, ‘Surat terbuka dari Solo: “Sungguh heran...” ‘, Revolusioner 3-5(25-2-1948):4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

729

De krant ‘Murba’ ‘Murba’ was het vlaggenschip van de links-radicale vleugel, die daarmee eindelijk over een dagblad beschikte. En met zijn artikelen tegen de FDR en zijn leiders trok het de aandacht en abonnees. De krant volgde de SBG-Asli, die op het congres begin april, waar de SBG scheurde, vaststelde dat de koers van het blad moest zijn gebaseerd op sociaal-economische uitgangspunten ‘à la de arbeidersklasse’ en dat in politiek opzicht een ‘correctief-constructieve’ houding moest worden ingenomen.325 De FDR was ongelukkig met de krant. De overname van de SBG-drukkerij begin maart – zoals al genoemd – had ‘Murba’ slechts twee weken tot zwijgen gedwongen. Een brief van de SOBSIPati aan de aangesloten bonden noemde ‘Murba’ een krant die de politiek van Tan Malaka steunde en het regeringsbeleid afkeurde: ‘dus zeer reactionair en anti-revolutionair’. ‘Zij besmeuren opzettelijk en op onzakelijke wijze de namen van leiders die nu grote invloed genieten.’ En de SOBSI-Pati gaf instructie om de verspreiding van ‘Murba’ tegen te gaan, geen abonnement te nemen en informatie te verschaffen over de inhoud van de krant.326 ‘Murba’ veroordeelde deze actie als ‘oneerlijk, om niet te zeggen laf’; als de FDR nog de macht zou hebben, zou de krant zeker zijn gebreideld.327 De SBG was ook de uitgever van het Javaanstalige weekblad ‘Panjebar Semangat’ dat al lang niet meer was verschenen, maar waarvan, na lange vertraging om vele redenen, in april nieuwe afleveringen verschenen. Directeur/ hoofdredacteur K.K. Widjaja werd vervangen om de gang van zaken te verbeteren door directeur drs. Danoehoesodo en hoofdredacteur Njonja I.N. Suprapti. Het blad werd in de drukkerij van de Barisan Banteng vervaardigd.328 ‘Murba’ en ‘Pacific’ raakten in problemen toen op 3 mei een staking uitbrak in de Pertjetakan Negara. Beide kranten verschenen een paar maal met noodbulletins,329 maar staakten vervolgens hun publicatie. ‘Pacific’ vond vanaf 21 mei onderdak bij de eigen drukkerij, maar die had blijkbaar geen ruimte voor ook nog ‘Murba’. De staking zou zijn uitgebroken na de aanranding van een vrouwelijke medewerker door een hoge drukkerijbeambte, aldus minister Sjafruddin in antwoord op vragen in de Badan Pekerdja, maar van de vrouw was geen klacht gekomen. De stakers waren ‘nu nieuwe redenen aan het opstellen’, zei hij onvriendelijk. Hij noemde hun lonen zeer hoog, en om in de toekomst hun willekeurig optreden te voorkomen, was de drukkerij gesloten en werden werkwillige arbeiders geregistreerd.330 325 326 327 328 329 330

Murba, 7-4-1948. ‘Pembatja “Murba”; Awas muslihat lawan’, Murba, 21-4-1948. ‘F.(ront) D.(emokrasi) R.(ajat) ataukah F.(ascist) D.(aerah) R.(epublik)?’, Murba, 21-4-1948. Murba, 31-3- en 1-4-1948. De vermelding als SBG-weekblad in Murba, 27-2-1948. Murba, 8-5-1948; Pacific, 9- en 12-5-1948. Antara, 24-5-1948; Pacific, 22-5-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

730

De regering – en de verantwoordelijke Badan Industri Negara – had besloten een signaal te geven dat zij hun gezag zouden gebruiken en ordelijke arbeidsomstandigheden wensten. En zij had een langere adem dan de stakers en hun SOBSI-bond.331 De SOBSI-Solo vroeg op 31 mei zelfs om heropening, met als motief dat drie kranten al een maand niet hadden kunnen verschijnen. Zo kwam de SOBSI op voor ‘Murba’: een unieke gebeurtenis.332 Op 7 juni ging de drukkerij weer open; de regering had gewonnen. Op 10 juni werd ‘Pacific’ daar weer gedrukt; op 13 juni verscheen ‘Murba’ opnieuw. Dat vreugdevolle gebeuren werd gemeld, waarbij tevens werd meegedeeld dat de uitgave van ‘Murba’ van de SBG was overgegaan naar de Usaha ‘Murba’.333 Meer informatie werd niet verstrekt, en leiding en koers van ‘Murba’ bleven onveranderd. De Usaha ‘Murba’ nam tegelijkertijd ook ‘Panjebar-Semangat’ over, en in dit blad werd dit een overdracht van SBG aan GRR genoemd.334 Alleen in dit Javaanstalige weekblad is het besluit van de GRR-conferentie van 6 juni te vinden waarin de commissie werd benoemd die de overname moest begeleiden. Deze werd geleid door St. Dawanis (PRD), met als leden Joesoef (BB), Koesnandar (Gasbri), Alamsuddin (PR), Djohar Nur (Akoma), Sjamsu (PBM) en Iskandar Kamal (namens de groep ‘N.N.’).335 Het ligt voor de hand dat juridisch-organisatorisch redenen deze verandering motiveerden – zo kon ‘Murba’ beter worden behoed voor een mogelijke overname door de SBG-Setiadjit, terwijl de GRR op deze wijze ook zijn eigen orgaan kreeg. Maar de GRR verkoos dat te verzwijgen: uit angst voor repressie en persbreidel, uit vrees lezers af te stoten? Het lijkt achteraf onnodig: een duidelijke vermelding als GRR-partijblad had ‘Murba’ meer status gegeven. Het regeringsoptreden paste in de rationalisatiepolitiek, waarbij het overtollige en kostbare overtal aan soldaten, ambtenaren en arbeiders in overheidsbedrijven werd teruggebracht – een impopulaire politiek, die de regering stelde tegenover de lasjkar, bijeengebracht maar nog niet geïntegreerd in de TNI-Masjarakat, en de vakbonden, overkoepeld door de SOBSI. Het kruitvat Solo De drukkersstaking vormde niet de eerste krachtmeting in Solo. De stad was een politiek kruitvat, dat door de vele gewapende machten daar gemakkelijk kon ontploffen. Sinds de crisis in mei-juni 1946 was in Solo niet veel ver331 332 333 334 335

Hierover ook ‘Pemogokan’, Pacific, 24-5-1948. Antara, 31-5-1948. Murba, 13-6-1948. ‘Pengoemoeman direksi’, Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):2. Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

731

anderd. Leger en oppositie waren er sterk; de regering was niet bij machte de stad onder controle te krijgen. Geweld en de populaire kidnap werden gebruikt als middelen om politieke macht te versterken of te behouden. Barisan Banteng stond tegenover Pesindo, Hizbullah tegenover PKI en de hoven waren nog steeds doelwit. Ook de gematigde opstelling van resident Iskaq, die een juridischformele houding werd verweten, kreeg kritiek. Iskaq en plaatsvervanger Soediro werden op 9 november 1946 door communisten ontvoerd, met stilzwijgende steun van het leger. Barisan Banteng kwam in actie en wist Soediro vrij te krijgen; Iskaq volgde korte tijd later, Soediro na druk uit Djokja. Verder strekte de regeringsmacht niet; optreden tegen de ontvoerders lag niet in haar macht. Iskaq werd overgeplaatst; zijn vervanger Soetardjo, al in de koloniale tijd een hoog bestuurder, kreeg nog minder krediet en verdween snel. Andere kandidaten waagden zich niet aan het wespennest. In maart 1947 werd Soediro tot resident benoemd, die er in slaagde een wankel evenwicht te bewaren.336 De militaire gouverneur was van de FDR (communist), de resident van Barisan Banteng (PNI) en de burgemeester van Masjumi. Onder de legerleiding daar waren velen met linkse ideeën en onder de lasjkar was sprake van een potentiële vijandschap tussen Tan Malaka- en FDR-aanhangers. In een legerkwartier hingen de portretten van bekende leiders uit de communistische wereld. De relaties tussen ‘Tentara Hijrah’ [de uit door Nederland bezette gebieden naar de Republik overgebrachte troepen] met de [lokale] Vierde Divisie waren zo te zien minder bevredigend. [...] In die omstandigheden vroeg het gewone volk om regeringsoptreden. Maar de gezagsdragers waren afkomstig van allerlei instanties, onder invloed van bepaalde partijen en stromingen. Daarom waren er verborgen verschillen van mening tussen hen, zoals tussen militaire gouverneur, de resident, politie, burgemeester, soenanaat, mangkoenegaran [beide laatste de rivaliserende traditionele 336 Soebagijo 1981a:172-8 en, grotendeels op basis hiervan, Nalenan 1982:83-6, verder Soejatno 1974:105; Dr. Muwardi 1989:46-7; Karkono Kamajaya 1993:21-4; Sri Juari Santosa 2002:164.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

732

Verguisd en vergeten

vorstenhuizen in Solo, waarvan de positie werd bedreigd], leger, marine, militaire politie, ‘Tentara Hijrah’ en lasjkar-regimenten (Hizbullah, Banteng, BPRI, Pesindo), Tentara Peladjar enzovoort. In feite waren zij alle ‘overheid’.337

De regering had in Solo als eerste eenheden van Soetomo’s BPRI, geleid door Mardjuki, op het oog voor rationalisatie, voor demobilisatie – het was niet opportuun om meteen FDR-lasjkar aan te pakken. BPRI-militairen werden bovendien beschuldigd van criminele activiteiten; zij terroriseerden kampongs en persten burgers af. Leger en politie vroegen medewerking, maar de BPRI in Solo weigerde en verschanste zich op 23 maart. De regering kreeg toen op eigen initiatief hulp van de Tentara Peladjar, geleid door Achmadi, waarin studenten zich hadden verenigd – een sterk legeronderdeel – en die met de politie op 27 maart de BPRI aanviel. Na kort verzet gaf de BPRI zich over. In totaal vielen vier doden. 785 BPRI-soldaten werden vastgezet, maar spoedig, op enkelen na, vrijgelaten. Mardjuki werd later ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Kort daarna werden ook Barisan-Banteng-troepen ontwapend.338 De actie van de Tentara Peladjar was bedoeld als onderdeel van een veel grotere actie waarbij ook de corrupte figuren die nauwe contacten hadden met de FDR in Solo zouden worden aangepakt. Daartegen kwamen militair gouverneur Wikana en divisiecommandant Soetarto in het geweer. Zij gaven 337

Nasution 1978, VII:213-4. Nasution 1978, VII:214-6; Soebagijo 1981a:184; Sedjarah Diponegoro 1968:127-8; Sejarah Diponegoro 1977:303-4; D. Anderson 1976b:9, note 13; Pinardi 1967:62-3; Sejarah Angkatan Laut 1973:255; Soejatno 1974:102; Soe Hok Gie 1997:197; interview Soediro, Djakarta, 1-9-1980; Julianto Ibrahim 2004:117, 229; Coen Husain Pontoh 2005:75; voor een iets andere versie Kahin 1952:2645. Het aantal BPRI-soldaten in Pacific, 7-4-1948. Mengenang Slamet Riyadi 1996:52-4 laat ook het regiment van Slamet Rijadi, onderdeel van de vierde divisie, een aandeel leveren in de strijd tegen Mardjuki. Slamet Rijadi werd hierover berispt door Hatta, die hem naar Djokja had laten komen om verantwoording af te leggen. Beide gegevens lijken dubieus. Mardjuki werd in ‘Chaos en ellende; “De in wezen Communistische Republiek Djokja” (V.V.D.)’, Op Wacht 5-246(15-7-1948), de ‘dentist-bloedhand’ die ‘triomfen vierde o.a. als plunderaar van Chinese toko’s’ genoemd. Volgens Julianto Ibrahim 2004:229 sprak Slamet Rijadi het doodvonnis over Mardjuki uit. Hij vermeldt ook (p. 120) dat Mardjuki zijn lasjkar had versterkt met honderd man die rechtstreeks uit de gevangenis kwamen. Alers 1956:182 laat Mardjuki’s regiment domineren door de Rombongan Partai Proletar, onder leiding van Roestam Effendi. Hierover is verder niets te vinden. Het artikel in Op Wacht noemt Roestam en zijn Rombangan Partai Proletar zonder verdere informatie. Suripto Puterajaya (1975), zelf lid van de Tentara Peladjar, schreef op basis van zijn ervaringen een geromantiseerd verslag waarin Mardjuki en zijn BPRI-troepen een grote rol spelen (pp. 88-131). Mardjuki stond, naar zijn zeggen, overigens los van Soetomo’s BPRI (p. 102), en maakte zich schuldig aan roof, afpersing en moord. De TP trad op, gesteund door de TNI, en ontwapende Mardjuki’s eenheid. Mardjuki werd aangehouden, maar bij een vluchtpoging doodgeschoten. De auteur laat dit alles zich afspelen rond augustus 1949, maar de kern van het verhaal lijkt authentiek. Julianto Ibrahim 2004:118, 230 noemt een actie op 15 juni 1948, op de hellingen van de Lawoe, waarbij Senopati het lasjkar van Sastrolawoe ontwapende, dat weigerde zijn wapens over te dragen in het kader van de rationalisatie. Sastrolawoe ontvluchtte. 338

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

733

‘het advies’ niet zulke actie te ondernemen, terwijl op slinkse wijze werd gepoogd Achmadi’s bondgenoten van hem los te weken. Achmadi en zijn medestanders zagen in het instituut militair gouverneur een bron van onrust en verwarring; bovendien werd die positie misbruikt om voorbereidingen te treffen voor een linkse machtsovername, waarbij het kabinet-Hatta zou worden vervangen – een organisatie werd hiertoe opgezet en financiën werden vrijgemaakt.339 De eigentijdse berichtgeving en officiële verklaringen over de gebeurtenissen waren versluierd. De BPRI werd niet genoemd; de acties waren gericht tegen onverantwoordelijke, criminele elementen die in Solo rust en orde verstoorden. De actie van de Tentara Peladjar werd geroemd, en in zijn gevolgen door de regering voor haar verantwoording genomen. De situatie was overigens ernstig genoeg om een avondklok in te stellen, intensief te patrouilleren en voor het bezit van een vuurwapen een vergunning te vereisen. De regering verklaarde dat de ‘zuivering’ zou worden voortgezet.340 De Barisan Banteng riep op 29 maart zijn leden op ‘kalm en paraat’ te blijven, en verklaarde dat werd gepoogd de ‘zaak’ op te lossen ‘zonder schade voor onze organisatie’.341 Een van de militaire leiders van de BB, Anwar Santosa, was ook opgepakt en in een uitgebreide verklaring vroeg de BB op 8 april om zijn vrijlating.342 Soetomo haastte zich naar Solo, waar hij het conflict aan een ‘misverstand’ toeschreef, het optreden tegen enkele BPRI-leden billijkte, maar waarschuwde voor ‘vissen in troebel water’. Hij vroeg om de beloofde teruggave van alle in beslag genomen wapens van de BPRI. Een deel werd nog vastgehouden, en hij ging in hongerstaking om dat af te dwingen.343 Soekarno en Soedirman steunden de zuivering.344 Toen Soetomo’s ultimatum afliep, was nog geen sprake van teruggave; Soekarno beloofde desgevraagd daartoe opdracht te 339 Rapporten van een Solose informant aan de procureur-generaal in Djokja, 2- en 3-5-1948, vertaald in CMI-doc. 5493, pp. 1-5, in NA, AS 3959. Wikana was eind augustus 1947 door Amir als militair gouverneur geïnstalleerd, en verenigde deze functie met die van onderminister (Antara, 22-8-1947). 340 Antara, 1- en 2-4-1948; de laatste ook in Nasution 1978, VII:216-7; ‘Siapa jang benar’, Murba, 31-3-1948; bekendmakingen van de Solose overheid in Pacific, 1-4-1948. 341 Pacific, 29-4-1948; Murba, 30-4-1948. 342 Pacific, 14-4-1948; Murba, 16-4-1948. Een rapport van een Solose informant aan de procureur-generaal in Djokja, 2-5-1948 noemt Gunardjo, Mardjuki en Anwar Santosa de ‘drie bandieten’ uit het BB-lasjkar (in CMI-doc. 5493, p. 4, in NA, AS 3959. In ‘Dr. Muwardi (III)’, Pacific, 18-12-1950 wordt uitvoerig beschreven dat het bezonnen ingrijpen van Moewardi een grootscheeps optreden van BB- en BPRI-troepen wist te verhoeden, en zo onderling bloedvergieten voorkwam. 343 Murba, 31-3-1948; Pacific, 1-4-1948; en kort in Antara, 1-4-1948; Nasution 1978, VII:218; Sejarah Diponegoro 1977:304. 344 Pacific 2-4-1948 (Soekarno in Djokja); Antara, 3-4-1948; Pacific, 3-4-1948; Nasution 1978, VII:218 (Soedirman in Solo); Antara, 6-4-1948; Pacific, 7-4-1948; Nasution 1978, VII:217-8 (Soekarno in Solo).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

734

Verguisd en vergeten

geven.345 Berichtgeving over de afloop ontbreekt.346 Op een conferentie in Solo van 5 tot 7 mei sprak de BB zijn steun uit aan de officiële inzet ter bestrijding van de corruptie, en ook aan het algemene regeringsbeleid, zelfs als dat in tactisch en diplomatiek opzicht leek af te wijken van de nationale revolutie. Op de laatste avond werd besloten op 8 mei massaal naar Djokja te gaan voor een bezoek aan de president, waarbij trouw aan de president zou worden beloofd en de BB zich weer zou scharen achter de regering. De BB nam zo afstand tot de GRR die zich zou moeten bezinnen op de aanwezigheid in zijn gelederen van elementen die zich compromisloos opstelden tegenover de regering. Honderdnegentig mannen, vrouwen en kinderen verschenen na een treinreis om kwart over tien ’s ochtends bij het paleis in Djokja, met een voor de autoriteiten onduidelijk doel. Moewardi, Soetardjo en Mangkoesoediono leidden de groep die ten overstaan van de president zijn trouw en steun aan de regering wilde tonen. Soekarno en echtgenote verschenen een kwartier later in de paleistuin. Het doel werd uitgelegd en iedereen nam deel aan de eed van trouw aan de regering. Moewardi bracht tot slot de conferentiebesluiten over – trouw aan de regering die in de geest van de Proclamatie handelt, inzet voor de behoeften en belangen van het land, en steun tegen elementen die de strijd verzwakken, en de verklaring dat de BB geen bepaalde politieke stroming volgt, maar slechts de 100% onafhankelijkheid als richtsnoer heeft. Soekarno antwoordde, zichtbaar geroerd, met een algemeen verhaal over doel en tactiek van de Revolutie. De groep kreeg eten en drinken. Na tweeënhalf uur werd de bijeenkomst besloten en ging het naar het station voor de terugreis. Soekarno en Moewardi spraken nog langdurig onder vier ogen. PAM-hoofd Oemargatab giste twee weken later naar de reden voor de omslag van de BB en Moewardi, die hij een goed toneelspeler noemde. Hij was niet standvastig en veranderde gemakkelijk van mening. Wellicht wilde hij een zuivering voor zijn, waarvan de BB volgens de geruchten het doelwit zou zijn.347 345

Pacific, 7-4-1948. In Sedjarah Diponegoro 1968:128, noot 143 wordt verwezen naar de brochure van Patriot Ontoredjo, Rahasia 27 Maret 1948 di Solo terbongkar (Soerabaja: Penerbit Ontoredjo). Ik heb dit boekje met de ‘onthulling van het geheim van 27 maart’ helaas niet gevonden. 347 Oemargatab, Kepala Bagian PAM, Kepolisian Negara PAM Djokja, 8-5-1948; Codetelegram z.d.; Kommissaris Polisi II Subekti, ‘Rombongan Dr. Muwardi dari Barisan Banteng Republik Indonesia mengadep P.J.M. President di Istana ketika tg. 8-5-1948’, met ‘Pelapuran’ van een geheim agent (8 pp.); Opmerkingen Oemargatab, 22-5-1948, alle in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 594; Antara, 5- en 10-5-1948; Kedaulatan Rakjat, 8-5-1948; Pacific, 125-1948. In ‘Chronologische-opgave G.R.R.’, in ANRI, Departemen Penerangan, no. 187 wordt de eed van trouw als opmerkelijke gebeurtenis opgesomd. De pers is onvolledig en onduidelijk; de tocht naar Djokja en de eed van trouw in de paleistuin worden niet met zoveel woorden genoemd. 346

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

735

De GRR en zijn leden In de nerveuze sfeer van eind maart liet ook de GRR van zich horen in een verklaring onder de titel ‘Van het hoogste belang’: ‘Van de pemuda aan de pemuda! Van het volk aan het volk! Politieke corruptie (van de staat) moet zo spoedig mogelijk worden vervolgd!’ Met de zuivering van de ‘politieke corruptoren’ in Solo was de GRR het ‘in principe’ eens, met de wijze van uitvoering echter kon hij ‘in het geheel niet instemmen’. De allereerste prioriteit moest zijn de zuivering van ‘politieke corruptoren’ die ‘overduidelijk’ de Republik terug naar koloniale status brengen. Zij moeten zo spoedig mogelijk worden gezuiverd. De pemuda en het revolutionaire volk moeten moed vatten om tegen deze ‘grote corruptoren’ op te treden.348 De GRR liet in deze periode (maart-april 1948) alleen van zich horen in ‘Murba’, met deze verklaring, de serie over Setiadjit, de geheime besluiten van de FDR en de steunbetuiging aan de SBG-Asli. Andere activiteiten zijn niet overgeleverd. De GRR was blijkbaar verder nog steeds in heroriëntatie. Hoe dat verliep is grotendeels onduidelijk, ook omdat ‘Murba’ van mei tot half juni niet verscheen. Zoveel was duidelijk dat de BB zich met zijn eed van trouw na zijn conferentie op 8 mei demonstratief losmaakte van de harde oppositionele GRR. De BB-verwijzing naar compromisloze elementen trok de PKI Merah zich aan. In de Djokjase woning van Moh. Djoni werd op 9 mei vergaderd met enkele bestuursleden onder wie secretaris Tompunu, Djatmiko en Datoek Siradjo en weer een PAM-agent, die Djoni letterlijk aanhaalde in zijn verslag. Djoni zei Moewardi nooit te hebben vertrouwd en noemde hem laf. Hij boog nu weer voor president en regering en maakte zo als GRR-voorzitter de GRR te schande. De PKI Merah kon zo beter vertrekken, zeker ook nadat de GRR in zijn besluitvorming de PKI Merah had gepasseerd. Djatmiko vroeg vervolgens een spoedconferentie bijeen te roepen om hierover te besluiten.349 De PKI Merah had hoe dan ook genoeg van de GRR en zegde op 19 mei zijn lidmaatschap op. Redenen werden niet gegeven.350 Dit uittreden volgde op de vorming, op initiatief van Djoni, van de Gerakan Revolusi Murba (GRM) op 2 mei 1948. De GRM vergaderde op 19 mei – daar ook nam blijkbaar de PKI Merah zijn besluit de GRR te verlaten – en besloot een zwarte lijst van landverraders op te stellen en een Mahkamah Rakjat Murba (Murbarechtbank) te vormen om hen te berechten. Als leden worden zes organisaties in Djokja genoemd: PKI Merah, Partai Rakjat (ten 348

Murba, 30-3- en 1-4-1948. ‘Pelapuran’ van een geheim agent (8 pp.), in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 594. 350 Kedaulatan Rakjat, 25-5-1948. 349

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

736

Verguisd en vergeten

onrechte), de studentenorganisatie Sarekat Peladjar Indonesia en drie lasjkar: Barisan Matjan, Badjak Merah en Barisan Bambu Runtjing. Van dit radicale alternatief voor de GRR is verder niets meer bekend.351 De PKI Merah was er in januari 1948 in geslaagd een eigen blad uit te brengen: ‘Kebenaran; Madjallah “Berhaluan Kommunistis” ‘ (De Waarheid; Tijdschrift van communistische richting). Het blad werd niet als partijblad uitgegeven, maar met M. Djoni als directeur en mr. Soeprapto als hoofd­ redacteur was de herkomst overduidelijk. Djoni leidde zijn blad in als de stem van de revolutionaire communisten; de naam was geleend van de Russische ‘Pravda’.352 Het blad werd gevuld met lange artikelen tegen het reformisme, dat de Republik beheerste en naar de nederlaag voerde. Het proletariaat moest zich niet meer laten verlokken door de ‘adempauze’ maar op revolutionaire basis de strijd aangaan die tot de dictatuur van het proletariaat zou leiden.353 De strijd van de Lasjkar Rakjat in West-Java, Djoni’s inzet voor het lot van de oliearbeiders in Tjepoe, en zijn vertaling van een stuk over de opbouw van de Sovjetunie vulden het nummer verder. De PKI, bij monde van Yusuf Mudadalam, kwam in actie tegen het nieuwe blad. De trotskisten hadden om de revolutionairen te misleiden de naam leninisme gestolen, en zelfs de naam ‘Pravda’ overgenomen. Het is een aanval van de ‘vijfde colonne gevormd door Tan Malaka’, die door een ‘PKI nummer twee’ te vormen verraad pleegt aan de arbeidersklasse.354 ‘Kebenaran’ pakte de verwijten gretig op en wees ze af als ongemotiveerd en ongegrond. Niet de PKI Merah verdeelde de arbeidersklasse, maar de PKI zelf met zijn verdeling van de revolutionairen in trotskisten en niet-trotskisten. En de vijfde colonne was de PKI zelf, die onder invloed van Sibar Nederland steunde en zo de Indonesische arbeiders verraadde.355 Het tweede nummer trok van leer tegen Renville als ‘contrarevolutionair en verraad’, te wijten aan ‘opportunisten en collaborateurs’.356 Een oproep tot vorming van één ‘echte’ communistische partij met ‘oprechte’ leiders die de Republik zou moeten leiden en het volk zou behoeden voor de hongersnood stond hiernaast.357 Djoni zelf formuleerde, na het failliet van de regering puntsgewijs te hebben opgesomd een alternatief: een regering van 351 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lain-lain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 24-11949, in NA, PG 979. 352 M. Djoni, ‘Sepatah kata penerbit’, Kebenaran 1-1(januari 1948):1. 353 S. [Soeprapto?], ‘Sedjarah terpenting dalam tahun jang silam’, Kebenaran 1-1(januari 1948):1-2; ‘Apakah keuntungan dari Proletar?’, Kebenaran 1-1(januari 1948):2. 354 Y. Mudadalam, ‘Berpedoman pada Lenin’, Bintang Merah 4-57(12-2-1948):3. 355 Rusmin, ‘Banteraslah pengatjau “Sibar” ‘, Kebenaran 1-2(18-3-1948):3. 356 S. [Soeprapto?], ‘Naskah Renville mengembalikan pendjadjahan’, Kebenaran 1-2(18-31948):1. 357 Murbari, ‘Perdjuangan proletar!’, Kebenaran 1-2(18-3-1948):1-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

737

de rakjat djelata, een proletarische dictatuur, die een einde zou maken aan de diplomatieke koers en de hongersnood. De Nederlandse troepen zouden zeker worden verdreven en de zege zou worden behaald, hoewel dat vele offers zou vragen.358 Soeprapto begon een serie over de theorie van de proletarische revolutie en Djoni vervolgde zijn serie, en daarmee was het blad grotendeels gevuld. Er zijn slechts twee nummers overgeleverd en waarschijnlijk is ‘Kebenaran’ niet verder verschenen. Opvallend is dat de naam PKI Merah niet eenmaal wordt genoemd – om geen lezers af te schrikken. Tan Malaka wordt genoemd, niet alleen in de reactie op Mudadalams artikel, maar ook in een ‘cursiefje’ dat de lange opsluiting zonder proces van Tan Malaka, ‘beroemd in de gehele wereld’, en zijn geestverwanten hekelt.359 Het was verder stil rond de PKI Merah. Djoni was ook nog voorzitter van een zeeliedenbond, Serikat Pelajaran Indonesia (SPI), die in 1948 over 15 afdelingen beschikte; buiten Java in Palembang en Singapore.360 Was de SPI lid van de SOBSI? De bond sloot zich niet meteen aan bij de Gasbri, waarbij al een bond van zeelieden was aangesloten. De SPI hield in Djokja in april 1948 een eerste congres, waar Djoni de historie van zijn bond verhaalde en organisatorische zaken werden besproken.361 Er kwam wellicht nog een derde communistische partij tot stand: de Partai Communist Indonesia (PCI). Begin januari 1948 werd deze, ‘volgens betrouwbare bron’, in Djokja opgericht door Akomaleden en ex-PKI-leden.362 Dit was de uitvoering van plannen die Akoma al eerder had aangekondigd. In een pamflet zette Akoma uiteen wat zijn drijfveren hierbij waren. Akoma baseert zich consequent op de leerstellingen van Marx, Engels, Lenin en Stalin bij de voltooiing van de Indonesische Revolutie, die echter een tendens tot verzwakking vertoont. In zijn strijd wil de Akoma nu een eigen communistische partij vormen. Samengaan met de PKI is niet mogelijk – deze is te heterogeen van samenstelling en volgt een opportunistische politiek. 358

M. Djony, ‘Tuntutan rakjat djelata’, Kebenaran 1-2(18-3-1948):3. ‘Podjok; Tjabe rawit merah!; Sedep2 tapi pedes’, Kebenaran 1-1(januari 1948):3. 360 Een advertentie in Kebenaran 1-1(januari 1948):4 verschaft deze informatie over de al op 2 oktober 1945 opgerichte SPI. 361 Antara, 17-4-1948, noemt in dit heel korte berichtje de SPI Sarekat Buruh Pelajaran Indonesia. Twijfel of wellicht de SPI een vervoersmaatschappij was, wordt door de toevoeging van ‘Buruh’ kleiner. Begin 1950 lijkt de SPI echter – ook – een vervoersmaatschapij. Djoni eist dan de teruggave door Nederland van 101 gemotoriseerde en 600 zeilprauwen. Djoni noemt de SPI een semi-overheidsorgaan, dat dezelfde grootte wil bereiken als de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) (‘Dari guerilla ke pelajaran’, Sin Po, 20-1-1950). 362 Kedaulatan Rakjat, 9-1-1948; Pacific, 9-1-1948. Een informant vertelde het Amerikaanse Consulaat in Batavia dat de PCI werd opgericht door dissidenten uit de PKI Merah, en dat de PCI weer de Akoma in het leven riep (Airgram naar Washington, 22-6-1948, in National Archives, RG 26, Murphy Papers, box 118, 4202 Indonesia). 359

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

738

Verguisd en vergeten

Ook aan de PKI Merah kleven bezwaren; deze had bij zijn oprichting niet overlegd met de Akoma. De bedoeling is daarom een eigen communistische partij (PCI) van volwassenen te vormen, met de Akoma als jongerengroep.363 Ibnu Parna bevestigde deze gang van zaken in januari 1950 toen de PCI naar buiten trad; hij noemde eind 1947 als tijdstip van oprichting.364 Volgens de FDR was Roestam Effendi de oprichter.365 De PCI liet echter na dit oprichtingsbericht officieel niets meer van zich horen. Datzelfde gold voor Akoma. Maar wellicht ook verkozen beide organisaties een ondergronds bestaan, als er al sprake was van twee organisaties. Akoma bleef actief en voerde actie tegen de Sajap Kiri. In Blitar werd op 7 februari 1948 een plakkaat gevonden met een verklaring van 21 januari van Akoma, een ‘waarschuwing aan de linkse kameraden’ om niet de leiders te volgen van de ‘Siap Kirei’ – zij die bereid zijn te buigen (voor de Nederlanders), met het gebruik van de beladen Japanse term kirei. Die leiders hadden land, fabriek en onderneming al verkocht aan kapitalisme en imperialisme. Zij verzwakten leger en versterkten politie, ‘zij kruipen onderdanig om de kont van Wilhelmina te likken’, zij verraden de arbeiders.366 Aan deze uiterste zijde bewogen zich ook nog losse groepen en organisaties die niet over een eigen blad of toegang tot de pers beschikten. Ze lieten zich horen via pamfletten of plakkaten. Een zeldzaam overgeleverd voorbeeld is de ‘Siaran Atoom’, ondertekend uit naam van ‘Seloeroeh Rakjat Merdeka’, het gehele vrije volk, met ‘Held no. 17’. Het was een protest tegen het optreden in Djokja tegen Badjak Laut, een strijdorganisatie, met als leider Hamzah Tuppu, die was gearresteerd. En het werd vergezeld door aanvallen op de regering, die de bevelen volgt van Nederland en daarom de badan perdjuangan ontwapent en de enclaves ontruimt. De regering handelt met geweld en wreedheid, als het fascisme. Het volk moet de regering verjagen via stakingen, demonstraties en gewapend verzet. Het volk moet de steden veroveren.367 De Partai Rakjat Djelata kwam slechts in het nieuws door zijn derde con363

Nota ‘Het communisme in Indonesië’, 23-11-1949, p. 92, in NA, AS 2740 en SMG 048-4a. ‘”P.C.I.” gerakan communist baru di Indonesia’, Sin Po, 31-1-1950. 365 Buruh, 11-9-1948, ook in Derita 1949:42, vermeldt dit in een tussenzinnetje in een verslag van een gesprek tussen FDR-voorman Moeso en Akomaleiders. Bujung Saleh (interview Djakarta, 30-8-1980) sluit hierop aan: voorzitter is Roestam, secretaris-generaal Moh. Djoni en bestuurslid L.A. Kasim. 366 Pamflet, verzonden van Kantor Kepolisian Karesidenan Kediri aan Kepala Kepolisian Negara Djokja, 19-2-1948 in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, nos. 586 en 699. Soerjono 1980:62 noemt deze propaganda van Ibnu Parna van Akoma. De belediging van Wilhelmina en haar Indonesische aanhang was nog sterker. In het Indonesisch wordt Wilhelmina’s popok, luier, gelikt. De Nederlandse koningin wordt daarmee als kinds aangemerkt. 367 ‘Siaran Atoom’, 21-4-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 593. 364

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

739

gres dat in Solo van 9 tot 11 februari 1948 werd bijeengeroepen. Vijfenzestig afdelingen uit Java en Sumatra waren vertegenwoordigd. In de besluiten werd Renville afgewezen, met alle gevolgen van dien, en werden algemene verkiezingen geëist. Als overweging werd hierbij ook genoemd dat zowel parlement als leger niet was geraadpleegd en dat de regering geen enkel vertrouwen toonde in de massa’s en het leger door de aanvaarding van Renville. Bestrijding van de wijdverbreide corruptie werd gevraagd en versterking van de volksverdediging in de geest van de Proclamatie. Het bestuur werd gekozen: St. Dawanis voorzitter, Abdulrachman vice-voorzitter, Nurut secretaris, Iskandar Partasudarmo penningmeester, St. Mangkuta en Sudarbo lid, met daarnaast als speciale bestuursleden Sukari voor lasjkar en pemuda, Malin Mangkuto voor economie, D. Samsi voor propaganda en scholing en W.S. Mihardjo voor sociale zaken en vakbonden.368 Rond de Partai Rakjat was het even rustig. Toch boekte de partij een flink succes toen de Barisan Rakjat Indonesia, met 47 afdelingen en dertigduizend leden, met hoofdkwartier in Poerwokerto, zich in januari aansloot bij de Partai Rakjat.369 Over deze Barisan is verder niets bekend. Kan het een regionale organisatie zijn, in een plaats waar Tan-Malaka-aanhang sterk was, mede dankzij mr. Gatot, die daar zijn machtsbasis had? In september werd het ledental van de PR als achtendertigduizend vermeld370 – de ‘kern’ van de PR zou achtduizend personen tellen. Verder werd Maroeto Nitimihardjo regelmatig genoemd in de persoverzichten van de beraadslagingen in de Badan Pekerdja, waar hij als enige van de links-radicalen zitting had, en solide en ijverig zijn aandeel leverde in de wetgevende en controlerende arbeid van de BP. Van de militante toon en actie van de GRR was daarbij niets te bemerken.371 In het gematigde beeld paste ook de verhuizing van de bestuurszetel van Solo naar Djokja.372 De beeldvorming over de PR was in dezelfde geest. Na de oprichting van de PSI suggereerde bijvoorbeeld Sudarjo Tjokrosisworo in ‘Pacific’ dat in het kader van noodzakelijke eenheid een fusie van PSI, Permai en PR tot een Partai Rakjat Demokrat een goede zaak zou zijn. Zij hadden immers dezelfde uitgangspunten en doeleinden.373

368 Pacific, 13/14-2-1948; Murba, 20-2-1948; Djiwa Islam 2-29(16-2-1948). Het congres was al aangekondigd voor augustus 1947, maar de Nederlandse aanval zal tot uitstel hebben geleid (Repoeblik, 27-6-1947). 369 Pacific, 19-1-1948 (Antara). 370 Sukrisno, ‘Gerakan Revolusi Rakjat’, Siasat 2-79(5-9-1948):2-3. 371 Over Maroeto’s activiteiten in de BP bijvoorbeeld Antara, 3-, 5-, 22-, 27-4- en 19-5-1948. 372 Informatie over Partai Rakjat in NA, PG 716. 373 S.Tj.S. [Sudarjo Tjokrosisworo], ‘Partai Sosialis petjah’, Pacific, 19/20-2-1948; een reactie hierop: Astramat, ‘Menggalang Front Nasional’, Pacific, 24-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

740

Verguisd en vergeten

De onderhandelingen met Nederland De in het Renville-akkoord voorziene onderhandelingen tussen Nederland en de Republik kwamen traag op gang. Nederland had geen haast, en meende dat de tijd in zijn voordeel werkte – de deelstaatpolitiek werd nu ook toegepast in door Nederland tijdens de Politionele Actie bezet gebied. Oost-Sumatra (29 januari 1948), Madoera (20 februari 1948) en Pasoendan (24 april 1948) werden als afzonderlijke deelstaten erkend. De Republik was op geen enkele wijze hierbij betrokken. Op klachten daarover werd gereageerd met verwijzing naar het voorlopige karakter van deze staatsvorming. Bovendien zei Nederland dat het slechts uitvoering gaf aan de wens van de bevolking hiertoe. Dat laatste was moeilijk te beoordelen, en van Nederlandse zijde werd de Republik ook geheel buiten die vorming gehouden. Een volksstemming op Madoera op 22 januari 1948 over de deelstaatstatus, die een grote meerderheid daarvoor opleverde, kon daarom door de Republik worden afgedaan als een parodie op een democratische besluitvorming. Nederlandse aanmoediging bij de opzet van deze staten was onmiskenbaar, en pro-Republikeinse geluiden werden hierbij onderdrukt. Hoe dan ook, deze gang van zaken en voorbereidingen om ook in Oost-Java en Zuid-Sumatra tot deelstaten te komen, waren weinig hoopgevend voor de Republik. Daarbij kwam nog dat Nederland welwillend inging op voorstellen van de deelstaten, die wilden komen tot een federale regering van voorlopige aard, vooruitlopend op de uitwerking van Linggadjati en Renville. In januari 1948 werd een Voorlopige Federale Raad ingesteld, waarvan de voorstellen op 9 maart 1948 een voorlopige federale regering opleverden. De Republik was ook hier buitengehouden, en zag zijn positie eroderen. Daarnaast bleef de Nederlandse blokkade van kracht, en in de overbevolkte Republik had dat ernstige gevolgen, met vooral tekorten aan voedsel en kleding. Voor de Republik was dit alle reden met wantrouwen de Nederlandse bedoelingen te beschouwen. Het overleg over de overgangsperiode raakte dan ook spoedig in een impasse. De Republik weigerde zijn leger en buitenlandse betrekkingen op te geven en zich in een overgangsregering onder Nederlands gezag te schikken. Voor Nederland was dat een absolute voorwaarde; pas nadat een overgangsregering, inclusief de Republik, op gelijk niveau met de andere deelstaten, enige tijd had gefunctioneerd, kon de soevereiniteit worden overgedragen aan een federale Indonesische staat. Nederland wilde daarnaast de Republik minder inbreng verschaffen in de voorlopige federale regering dan de Republik wenste, en streefde naar een ‘zware’ Nederlands-Indonesische Unie, om toekomstige Nederlandse invloed zo groot mogelijk te houden. De Republik beoogde het tegenovergestelde. Zolang er nog geschilpunten waren, wilde Nederland de Republik

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

741

niet een plaats geven in een voorlopige regering.374 De Republik had tijdens Renville ingestemd met de Van-Mooklijn als grens tussen Nederlands en Republikeins grondgebied. Dat was een belangrijke concessie; Van Mook had die lijn eenzijdig getrokken toen in augustus 1947 de Nederlandse opmars was gestaakt. Nederland kreeg hiermee meer dan het had veroverd. Bovendien betekende de instemming van de Republik dat TNI-eenheden die zich in onherbergzame streken hadden gehergroepeerd en zich voorbereidden op een guerrilla achter de voorste Nederlandse linies hun officiële steun verloren. Onderdeel van het Renville-akkoord was hun evacuatie uit de ‘pockets’ naar Republikeins gebied. Eind februari al waren vijfendertigduizend militairen overgebracht naar het overvolle Midden-Java. Het was een impopulaire maatregel, waarmee de Republik een belangrijk middel om Nederland militair te binden opgaf. Daartegenover stond de hoop in Djokja op druk van de Verenigde Staten en Verenigde Naties tot uitvoering van Renville, en vooral de daarin voorziene volksstemmingen.375 Voor de positie van de regering-Hatta aan het thuisfront was deze im­passe een slechte zaak. Impopulaire concessies en daden werden niet gecompenseerd door successen in onderhandelingen of op economisch gebied. Voor de critici van Renville was dit alles koren op hun molen. Zij konden hun gelijk halen. ‘Pacific’ en ‘Murba’ lieten zich meermaals horen. De vorming van de voorlopige regering werd scherp afgekeurd als Nederlandse provocatie en schending van Renville. In eerste instantie werd de eigen regering ontzien, en opgeroepen tot vertrouwen in eigen kracht.376 Tan Malaka schreef als Dasuki in ‘Demarkasi Revolutie’ eind maart in ‘Murba’ zijn analyse en alternatief neer. De eerste aflevering bleef abstract en noemde de factoren – sociaal-politiek, technisch-economisch, cultureelmentaal en tijd – die de gang van een revolutie bepaalden. Bij 100% onafhankelijkheid zou dat een ‘welvarend en rechtvaardig Indonesië voor iedereen’ opleveren. Als dat niet lukte zou het Indonesische volk terugkeren naar een feodale maatschappij, met ‘uitbuiting, onderdrukking, armoede en vernedering’. Het begin van de Revolutie was veelbelovend, maar de vorming van politieke partijen vormde een keerpunt. Persatoean Perdjoeangan betekende een reactie hierop, maar de PP-leiders werden zonder aanklacht, plotseling en door een onbevoegd lasjkar opgepakt en zaten tot dan toe vast, onder wie als bekendste Tan Malaka. Zo konden de machthebbers hun politiek van 374

Smit 1952:160-4; Kahin 1952:234-46, met een kritisch overzicht van de Nederlandse bemoeiingen bij de totstandkoming van de deelstaten Madoera en Pasoendan. 375 Kahin 1952:234. 376 ‘Pemerintah peralihan Hindia Belanda’, Pacific, 10-3-1948; S.Tj.S. [Sudarjo Tjokrosisworo], ‘Belanda menjiapkan perang saudara!’, Pacific, 14-3-1948. In ‘Djaring van Mook’, Pacific, 15/163-1948 werd zelfs de hoop uitgesproken dat Hatta in zijn overleg met Van Mook tot een akkoord zou komen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

742

Verguisd en vergeten

diplomatie en overgave uitvoeren en Linggadjati afsluiten. Met het akkoord van Linggadjati verloor Indonesia ongeveer 80% van zijn gebied, 80% van zijn delfstoffen, 99,9% van zijn moderne industrie en landbouwondernemingen en 100% van zijn strategische positie. Aan het begin van dit jaar leidde de overlegdiplomatie, de diplomatie van onvoorwaardelijk vertrouwen in Nederland, de diplomatie van leerling ten opzichte van onderwijzer, tot het totale verlies van 100% in economisch opzicht, met uitzondering van zeven kleine en arme gebieden.

Dertigduizend soldaten moesten op basis van Renville-afspraken hun bases in West- en Oost-Java verlaten. Zo verdween de bescherming van het Indonesische volk daar. De gang van zaken in Zuid-Celebes waar ‘veertigduizend mensen, jongens en meisjes, bejaarden en baby’s door mitrailleurs, bommen en bajonetten werden gedood’ wordt hierbij aangehaald. Van de volksstemming komt niets terecht; vier deelstaten zijn in de maak. Nederland schendt Renville hierbij. Samen met de Commissie van Goede Diensten zet Nederland zich in voor inpassing van Indonesië in het Marshallplan, dat de strategische positie en grondstoffen van Indonesië voor zijn doeleinden wil benutten. De volksstemming zal nu onder controle staan van het Nederlandse leger dat geen anti-Nederlandse uitslag zal toestaan. Dit alles is het resultaat van de diplomatie van de kleinburgerlijke Indonesische regeringsleiders. Nu moet de ‘demarcatielijn terugkeren die wij op 17 augustus 1945 trokken’. Aan de ene kant van die lijn staan Nederland en alle voorstanders van Linggadjati en Renville, aan de andere zijde het murbavolk. Op zijn schouders rust de taak, zwaar maar verheven, de revolutie te voltooien. Op basis van klassenbesef, organisatie, tactiek en strategie van, door en voor de murba zal dat tot succes leiden.377 Twee weken later, in ‘Sambutan Murba’ (De reactie van Murba) borduurde Dasuki door en verder op dit thema. De Verenigde Naties en de Commissie van Goede Diensten steunden het Amerikaanse imperialisme, dat Indonesië in zijn invloedssfeer wenste op te nemen om het succes van zijn Marshallplan te verzekeren. En in het diplomatieke overleg geven de Indonesische onderhandelaars, behept met een minderwaardig­heidscomplex, in alles toe. Tegenover hun eigen landgenoten echter voelen zij zich superieur. Hun politieke tegenstanders worden betiteld als ‘links-radicalen, linkser dan links, trotskisten, anarcho-syndicalisten, verraders en met andere mooie woorden’. En deze worden zonder aanklacht opgepakt, en/of gevangengezet. Zij zelf noemen zich ‘marxist, leninist, stalinist of andere “ist” ‘. Door hun toedoen is de Republik tot 1% teruggebracht van het gebied – land en zee – dat in 377

Dasuki, ‘Demarkasi revolusi; Kembalikanlah garis demarkasi jang kita tarik pada tg. 17-81945!!!’, Murba, 30-, 31-3-, 1- en 3-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

743

augustus 1945 onder zijn gezag viel. Het regeringsprogramma van vier punten krijgt vervolgens commentaar. De uitvoering van Renville betekent steun aan de vorming van deelstaten en is zo verraad aan de Proclamatie. De vorming van een federale staat Negara Indonesia Serikat betekent dat Indonesië voor 100% een kolonie wordt onder Nederlands-Amerikaans imperialistisch beheer. De rationalisatie ontwapent de strijders voor de 100% merdeka, en stuurt hen als koelies naar de plantages, fabrieken en mijnen, die weer het bezit van Amerika, Engeland en Nederland worden. De opbouwplannen van de regering brengen slechts het buitenlandse kapitalisme terug, met zware lasten voor de arbeiders, die de Nederlandse staatsschulden moeten betalen. Het alternatief is: 1. Afwijzen en annuleren van Renville en stopzetten van de onderhandelingen met de vijand in eigen huis; 2. Afwijzen en annuleren van de vorming van de Negara Indonesia Serikat (NIS), die in feite de vorming van een N(ederlands) I(ndische) S(taat) inhoudt, en de herovering van alle marionettenstaten; 3. Afwijzen van de rationalisatie en streven naar een algemene mobilisatie ter verdediging van de 100% onafhankelijkheid; 4. Afwijzen van een opbouw van kapitalistisch-imperialistische aard en de opbouw van een oorlogseconomie op basis van volkscoöperatie en naasting van vijandelijk bezit.

De kleinburgers die Indonesië leiden zijn bankroet en hebben nooit geloofd in de revolutionaire kracht van zeventig miljoen Indonesiërs. Organiseer een Partai Murba, een administratie-Murba en Lasjkar Murba in fabriek, mijn, onderneming en dessa..., zodat als straks ‘Zero hour’ aanbreekt Murba gereed is met alle Maatschappelijke Middelen, in alle opzichten [...]. Met een granaat aan het middel en bambu runtjing in de hand, kan de 100% onafhankelijkheid nog worden verwezenlijkt, omdat 99% van het Murbavolk nog van antikoloniale strijdlust is vervuld. Nodig is: inzicht, strijdlust en organisatie... van Murba, door Murba en voor Murba.’378

En nog in een derde reeks artikelen zette Dasuki zijn alternatief uiteen: ‘Murba Indonesia; Insaflah kamu!’ (Murba van Indonesië, word je bewust!), dat vooral een terugblik omvatte naar daden en doel van de Persatoean Perdjoeangan.379 Lof was er voor de PP als eenheidsorganisatie tegen de kolonisator, tot de ‘groep “petty bourgeois” die toevallig aan de macht was [de PP] onder dwang 378 A.R. Dasuki, ‘Sambutan Murba; Bangkit-bergeraklah memanggul beban revolusi’, Murba, 11- en 13-4-1948. 379 De heruitgave van deze artikelen verscheen dan ook onder de titel ‘Ulang tahun pembubaran Persatuan Perdjuangan’ (Verjaardag van de liquidatie van de Persatuan Perdjuangan).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

744

Verguisd en vergeten

en op verraderlijke wijze liquideerde’. Voor die groep was het ‘veiliger, voordeliger en comfortabeler om weer handlanger van de imperialisten te zijn dan te strijden en lijden met en voor de Murba’. En verontwaardigd releveert Tan Malaka weer de wijze waarop de PP-leiders werden opgepakt. Daarna was de weg vrij voor de diplomatie, voor ‘goodwill’, ‘samenwerking’ en ‘vertrouwen’ in de kolonisator, die ‘al 350 jaar de Murba uitperste, onderdrukte, bedroog en voorloog’. Ondanks alle ‘roof, brandstichting en moord’ in het heden wenste de bourgeoisie zijn fouten niet te erkennen. De PP zou hiertegenover onvoorwaardelijke inzet voor 100% merdeka hebben gezet, op basis van eensgezindheid tussen volk en regering. De bourgeoisie vertrouwde niet op het volk, dat met bambu runtjing in de eerste fase van de Revolutie groot succes boekte. De regering wil nu een ‘efficiënt’ en ‘niet-politiek’ leger. Dat hield in dat het leger werd voorzien ‘van glimmende beenkappen, gouden strepen en schuine, puntige petten; zo’n kleinburgerlijk guerrillaleger is natuurlijk mooi om in een parade de buitenwereld ermee te verblijden. Voor de strijd in modder en regen zijn beenkap en gladgestreken overhemd alleen maar een last.’ En Tan Malaka zegt het voorbeeld te kennen van een lasjkar dat slechts gekleed in lendendoek de vijand verdreef. En sneert hij: het leger kon zijn efficiëntie niet tonen tegen Nederland, maar was wel efficiënt in de strijd tegen Lasjkar Rakjat (Djawa Barat). En hij maakt zijn sombere balans weer op, op politiek, militair en economisch gebied. De deelstaatpolitiek, de federale regering en de dreigende status van de Republik als slechts een onderdeel van de federale staat onder de Nederlandse kroon tekenen het politieke fiasco. In militair opzicht zijn het de evacuatie, de aanval van de ‘TNI’ – tussen aanhalingstekens – op de Lasjkar Rakjat Djawa Barat en de Nederlandse militaire versterkingen die de Republik rechtstreeks bedreigen. De blokkade, de corruptie en de inflatie verzwakken de Republik met de dag in economisch opzicht. Dat is het resultaat van de kleinburgerlijke diplomatie. Het was anders geweest met de PP. ‘Maar die is geliquideerd! Maar Murba, word je bewust! Liquidatie is nog geen vernietiging! Dat de leiders gevangen zitten betekent nog niet dat zij schuldig zijn! De aanhang voor het minimumprogramma is nog groot en groeiend. De zege kan nog worden behaald.’ En met de uitroep ‘Le roi est mort, vive le roi’ tot besluit, zinspeelt hij op een herleving van de PP.380 380

A.R. Dasuki, ‘Murba Indonesia; Insaflah kamu!!!’, Murba, 19-, 20- en 21-4-1948. In deze zelfde periode drukte Murba nog twee stukken af, in min of meer dezelfde geest: ‘Tindjauan situasi politik sekarang’, Murba, 3-4-1948 en ‘Tindjauan situasi politik sekarang’, Murba, 9- en 14-4-1948. Dit laatste stuk stelde dat Indonesië neutraal was in de strijd tussen Amerika en Rusland, maar wel tegen het Marshallplan was, en daarmee behoorde tot in het kamp van de Kominform, de opvolger van de Komintern. De pemuda mochten zich niet laten gebruiken tegen het Rode Leger.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

745

In vergelijking met zijn eerste reactie op Renville is sprake van een verharding van de oppositie tot een onverzoenlijk alternatief. Het regeringsprogramma wordt afgebroken en Tan Malaka’s programma is op alle vier punten diametraal in tegenspraak ermee. De consequentie daarvan betekent oorlog met Nederland, waarbij een guerrilla uiteindelijk tot de zege zal leiden. In de eerste reactie werd de regering-Hatta nog ontzien, nu krijgt zij de volle laag als ‘kleine bourgeoisie’, die als bewuste handlangers van Nederland de Republik als soevereine staat ten grave dragen. Een opening tot overleg met hen lijkt uitgesloten. Niet alleen met de regering, maar ook met de TNI sloot Tan Malaka overeenstemming uit. De TNI werd in denigrerende zin genoemd, en de door de TNI uitgeschakelde Lasjkar Rakjat Djawa Barat, die als militaire en politieke machtsfactor nog maar van geringe betekenis was, werd geprezen. Zo’n uitspraak, en de toon ervan, waren niet dienstig om de sympathie, waarop zijn ideeën in de TNI konden rekenen, in stand te houden. Zijn analyse van de internationale situatie is ook gewijzigd. Eerdere voorzichtige, positieve verwachtingen over de rol van de Verenigde Staten hebben plaats gemaakt voor een afschildering van die staat als de leidende imperialistische macht, waarvan Nederland slechts een zetbaas is, en die met zijn Marshallplan de wereld wil overheersen, en zich gereed maakt om de Sovjetunie aan te vallen. Tan Malaka volgt hier getrouw de KoudeOorlogretoriek zoals die uit Moskou kwam, en formuleerde dit alles nog scherper dan de FDR. Tot slot valt op dat Tan Malaka veelvuldig verwijst naar het glorieuze bestaan van de Persatoean Perdjoeangan. Zijn lange gevangenschap, zonder direct contact met de politieke ontwikkelingen, kan wellicht zijn zicht op de zwakheden van de PP hebben verminderd. Zijn verbittering over zijn arrestatie kan hij niet verbergen – en telkens spuugt hij zijn gram daarover. En die bitterheid zal niet minder zijn geworden toen hij niet werd gedaagd voor het Hoog Militair Gerechtshof, maar wel gevangen bleef. Zijn aanval op de regering-Hatta kan heel goed voor een deel uit machteloze woede daarover worden verklaard. Binnenlandse toenadering In de binnenlandse politieke verhoudingen was Masjumi de eerste die na Renville en het nieuwe kabinet een stap tot verzoening deed. Alle partijen werden opgeroepen een ‘democratisch nationaal front te vormen om de internationale crisis het hoofd te bieden’. Deze oproep werd gedaan op het derde Masjumicongres in Madioen, dat van 27 tot 31 maart 1948 bijeen was. Soekiman werd hier herkozen als voorzitter, terwijl hij als vice-voorzitter Abikoesno naast

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

746

Verguisd en vergeten

zich kreeg. Deze was dus teruggekeerd van PSII naar Masjumi. Het congres vroeg verder om spoedige algemene parlementsverkiezingen.381 Abikoesno was lijfelijk aanwezig op het congres. Kort voor het congres werd hij bevrijd uit zijn cel in Madioen door een sterke Hizbullah-eenheid. Onder dat geleide maakte hij zijn entree op het congres. Hizbullah verklaarde dat Abikoesno onschuldig was, maar bleef worden vastgehouden. Zij hadden daarom het recht hem te bevrijden. ‘Sin Po’ noemde dit alles ‘heel vreemd’ – een gewapende eenheid kon zo naar willekeur optreden – en ‘nog vreemder’ was dat maatregelen tegen Hizbullah uitbleven.382 En ook Abikoesno bleef op vrije voeten en stortte zich in het politieke bedrijf. ‘Siasat’ deed later nog eens verslag hiervan. Abikoesno is een bijzondere figuur in de huidige organisatie Masjumi-PSII. Een impulsief man die soms optreedt als een dictator. Dit wordt zeker heel goed beseft door dr. Soekiman. Het optreden van Abikoesno leidde tot zijn keuze als tweede voorzitter van Masjumi door ‘beleefde intimidatie’, welbekend in Masjumikringen. Dr. Soekiman zelf was toen zo verstandig zijn ogen te sluiten, zich in te houden, en hoewel hij als minister van binnenlandse zaken zou moeten optreden omdat Abikoesno nog in een rechtszaak was betrokken, deed hij niets.383

Een Nederlands rapport gaf hierop een eigen visie. Intussen was Abikoesno, de drijver van de P.S.I.I., reeds in begin April uit de gevangenis ontvlucht en vond sindsdien asyl bij zijn partijgenoten. Verbitterd, in zijn ijdelheid gekwetst en doordrongen van een revanche-idee, wachtte Abikoesno zijn kans af. Hij durfde niet toe te slaan, daar hij niet zeker was van eigen kracht, en bovendien werd hij in zijn bewegingsvrijheid ten zeerste gehinderd, daar hij officieel te boek stond als een door de politie gezochte voortvluchtige. De van de P.S.I.I. vervreemde Masjoemi probeerde hij terstond, met volle inzet van zijn onstuimige persoonlijkheid en agitatorische overredingskracht (waarmee hij voordien altijd succes had gehad) over te halen, zich onder zijn leiding te stellen. Deze poging gebeurde op een Masjoemi-spoed-conferentie te Madioen, onder de neus van aldaar aanwezige ambtenaren der rep.-politie. (Noot: E.e.a. ontlokte van de zijde van de linkse (oppositionele) pers een ironische opmerking over de zo geroemde ‘rechtsstaat Indonesia’, waarin een ontvluchte politieke gevangene met medeweten van de politie, ongehinderd kon spreken in een openbare vergadering.) Deze poging tot beïnvloeding is, naar later bleek, niet gelukt. Des te fanatieker wierp Abikoesno zich op zijn taak om de eigen partij te consolideren en haar te maken tot een machtig instrument voor zijn latere ‘perdjoangan’.384 381

Antara, 1-4-1948, ook in Murba en Pacific, 3-4-1948. ‘Keadjaiban-keadjaiban revolutie di daerah Repoeblik’, Sin Po, 10-7-1948 – de titel ‘Wonderbaarlijke gebeurtenissen tijdens de revolutie in de Republik’ was zeer passend. 383 ‘Abikusno dan P.S.I.I.’, Siasat 2-86(24-10-1948):11. Eerder in soortgelijke zin in ‘Sukiman; Jang hati-hati’, Madjallah Merdeka 1-23(19-6-1948):8. 384 Nota ‘Verbindingen tussen de “Dar-Ul-Islam”-beweging o.l.v. Kartosoewirjo en de Tan 382

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

747

‘Pacific’ ontving het Masjumivoorstel over de verkiezingen welwillend. In het nieuwe bestuur zag de krant waarborgen dat nu in Masjumi de kloof tussen woorden en daden, zoals vaak in het verleden, niet zou ontstaan. Vooral Abikoesno had aan den lijve de gevolgen gevoeld, door zijn gevangenschap, van de kwalijke rol die zogenaamde revolutionairen hadden gespeeld bij het terugbrengen van het Nederlandse imperialisme in Indonesië. Abikoesno en zijn mede-vice-voorzitter Kasman Singodimedjo werden geacht Soekiman te weerhouden van zijn zwalkende koers in het verleden.385 De opening die Masjumi bood, en die daarmee de last van impopulaire maatregelen wilde verdelen over een brede politieke coalitie, werd begroet door de grote politieke groepen. De FDR, die in eerste instantie de terugkeer van Amir als minister met een flink aantal geestverwanten in een ministerieel kabinet wenste, hoorde daar ook bij.386 In programmatisch opzicht weken de FDR-wensen nog niet ver af van het regeringsprogram. Op 14 mei stelde de FDR een ‘nationaal programma’ op, dat uitdrukkelijk was bedoeld om als overlegbasis te dienen met andere partijen ten behoeve van de ‘nationale eenheid’. Het was algemeen en vaag en vroeg om economische noodmaatregelen. Ook stelde het programma een ‘volksdefensie’ voor, waarin leger en ‘gewapend volk’ samen streden – als een afwijzing van de rationalisatie te lezen. En ook – en dat wijst op een ideologische verharding – werd een paar maal verwezen naar verzet tegen de macht van kapitalistische vreemde mogendheden.387 In een manifest, een paar dagen later, over de onderhandelingen met Nederland, toont de FDR zich nog steeds voorstander van Renville en de federale regeringsvorm, maar is niet bereid verdere concessies te doen. Voor de interimperiode dient de Republik waarborgen te verkrijgen dat zijn bestaan niet wordt aangetast. Buitenlandse betrekkingen moeten worden gehandhaafd en de TNI niet ontbonden, terwijl de Unie onder Nederlandse kroon niet te grote bevoegdheden mag krijgen.388 De FDR-aanpak volgde twee sporen. Met het ‘nationaal programma’ werd het gematigde gezicht getoond en langs de parlementaire weg gezocht naar terugkeer in het kabinet. De andere weg was al uitgestippeld in februari, in het beruchte document dat de GRR in april openbaar maakte. Een uitwerking daarvan, waartoe de FDR-leiding midden-april besloot, hield in dat de FDR stakingen inspireerde, die de regeringspositie moesten verzwakken. Het Malaka-aanhang’, pp. 26-7, in Sectie Inlichtingen Terr. TRC Midden-Java, ‘Rapport over het communisme’, 10-9-1949, pp. 175-6, in NA, PG 974. 385 S.Tj.S.[Sudarjo Tjokrosisworo], ‘Front Nasional Demokrasi’, Pacific, 5-4-1948, en ‘Putusan dan... penjelenggaraan!’, Pacific, 8-5-1948. 386 Antara, 16-4-1948, bijvoorbeeld, met een verslag van een massavergadering in Poerworedjo. 387 Antara, 15-5-1948. 388 Antara, 19-5-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

748

Verguisd en vergeten

kwam daarbij tot een grote, langdurige staking onder de katoenarbeiders in Delanggoe, die eind mei uitbrak.389 Het gematigde gezicht werd getoond in de bijeenkomsten die plaatsvonden rond de herdenking van de oprichting op 20 mei 1908, veertig jaar tevoren, van Boedi Oetomo, waarmee het begin van de nationalistische beweging werd gedateerd. De Badan Pekerdja kwam op de avond van 19 mei in openbare zitting bijeen, waar slechts één agendapunt werd behandeld. Sujono Hadinoto (PNI) diende mede namens Sarmidi Mangoensarkoro (PNI), Prawoto (Masjumi), Maroeto (Partai Rakjat) en Rasuna Said (Sumatra) een motie in waarin aan president en regering werd gevraagd om politieke gevangenen en veroordeelden abolitie en amnestie te verlenen. Deze motie werd met enkele amendementen tenslotte unaniem aanvaard, in de volgende formulering. De Badan Pekerdja KNIP overwegende dat 1. om de huidige politieke situatie het hoofd te bieden is het nodig dat er volledige eensgezindheid bestaat van alle anti-imperialistische onafhankelijkheidsstromingen in ons volk; 2. de politieke strijd die onze delegatie en regering voeren kan zich slechts volledig ontplooien bij een sterke backing [in origineel] van ons gehele volk; gelet op het feit dat er nog personen zijn die hun ondersteuning aan de huidige strijd nog niet kunnen geven; besluit te verzoeken aan president en regering dat in verband met de datum 20 mei 1948, de dag waarop veertig jaar nationalistische en onafhankelijkheidsbeweging van het Indonesische volk wordt herdacht, de president van zijn recht tot het verlenen van abolitie en amnestie gebruik maakt ten opzichte van politieke gevangenen en veroordeelden die geen contrarevolutionairen zijn om de nationale strijd in deze kritieke periode zo sterk mogelijk te maken.

De motie was duidelijk gericht op de 3-juli-verdachten, zowel zij die niet waren berecht, onder wie Tan Malaka, als de groep over wie het vonnis elke dag werd verwacht. De FDR had geen belang bij hun vrijlating, maar kon wellicht steun aan de motie als wisselgeld gebruiken om overleg over terugkeer in het kabinet te bevorderen. Die weg koos de FDR-woordvoerder, Luat Siregar. Hij stelde twee amendementen voor. In de eerste zin vroeg hij om toevoeging van ‘anti-imperialistisch’, en tot slot om de uitsluiting van ‘contrarevolutionaire’ elementen. Hij meende verder dat een ‘sterke backing’ om een herziening van de regering vroeg. Hij vroeg de andere partijen om te overleggen over het FDR-plan om tot een nationaal front te komen, waartoe de FDR met zijn nationaal program een aanzet wilde geven. Luat Siregar moest tot slot nog wel kwijt dat een flink aantal personen die onder links banier optrad in werkelijkheid ‘handlangers van de andere kant waren en pure contrarevolutionairen’. 389

Kahin 1952:266. Volgens Kahin begon de staking half mei, maar dit moet zijn 26 mei.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

749

Sundjoto, lid namens de Barisan Tani Indonesia, aangesloten bij de FDR, verklaarde zich tegen de motie, omdat amnestie naar zijn oordeel slechts bij de herdenking van de Proclamatie op 17 augustus kon worden verleend. Ook twijfelde hij aan de bijdrage van de vrijlating aan de eensgezindheid. Zijn eerste tegenargument werd door alle andere sprekers bestreden. Na een schorsing trok Sundjoto zijn bezwaren, met nog wat gemorrel, in. Masjumispreker Samsoeddin onderschreef Luat Siregars wens dat een nationaal front tot stand zou komen. Sartono liet zich namens de PNI in dezelfde zin uit. Al met al duurde de vergadering slechts een uur en een unanieme motie was het resultaat.390 De FDR had ingestemd met de motie, ongetwijfeld in de hoop en wellicht na beloften dat zou worden gesproken over een nationaal programma en een nationaal front, met als te verwachten gevolg een terugkeer in de regering. De motie reageerde wellicht mede op een brief van Masjumi en GPII waarin de president werd gevraagd om ter gelegenheid van de herdenking van 20 mei 1948 amnestie aan de politieke gevangenen te verlenen. De ministers van justitie en binnenlandse zaken, de BP en de Mahkamah Tentara Agung kregen een afschrift. De Panitia Penolong Tahanan Politik scheef een soortgelijke brief.391 Op de ochtend van de feestdag 20 mei kreeg Soekarno de motie overhandigd.392 De dag werd gevierd met een bijeenkomst in het paleis, waar Soekarno en de politieke veteranen Radjiman en Dewantoro de feestredes hielden. Van meer belang was dat het organisatiecomité, met leden uit FDR, Masjumi, PNI en vrouwen- en jeugdfederaties, een verklaring uitgaf waarin de regering werd gevraagd de buitenlandse betrekkingen in de interimperiode tot de federale staat te handhaven en het volk aan te moedigen tot een ‘totale onafhankelijkheidsstrijd op politiek, economisch, sociaal en militair gebied’. De toelichting erbij wees op de groeiende bedreiging van de onafhankelijkheid en dat er nog geen sprake was van eenheid in opstelling, program en optreden van de politieke partijen. Dat om alle moeilijkheden en lijden van het volk te overwinnen, en alle grote en groeiende gevaren af te weren die het welzijn van de staat Republik Indonesia bedreigen of raken, het hoogstnodig is dat er eenheid van opstelling, program en optreden bestaat tegenover alle vijandelijke agressie, zowel in politiek en economisch als in militair opzicht. 390

Antara, 20-5-1948. Antara, 18-5-1948. De Volkspartij van West-Sumatra vroeg in Boekittinggi of Pajakoemboeh op 19 mei ook om vrijlating van Abikoesno, Soekarni en Tan Malaka als noodzakelijk voor het voortzetten van de Revolutie. Zij, met hun grote verdiensten voor de Indonesische onafhankelijkheid, kunnen de verdeeldheid in de Republik helpen overwinnen (DOBI no. 648, in NA, PG 581 en 602). 392 Antara, 20-5-1948. 391

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

750

Dat het bestaan van eenheid van opstelling, program en optreden niet betekent dat aan de taken en plichten van de partijen een einde komt, of dat zij elk hun grondslagen en strijdprogramma veronachtzamen, maar dat dit slechts tot doel heeft dat gezamenlijk wordt uitgevoerd wat nuttig en nodig is in het belang van land en volk.393

In de gang van zaken rond de viering op 20 mei zou Soekarno een groot aandeel hebben gehad. Het plan om eenheid te smeden tussen de verdeelde partijen kwam uit zijn koker.394 In de FDR-hoek leefden wel bezwaren tegen de amnestiemotie. Het leek mooi, aldus een anonieme open brief aan de Badan Pekerdja, maar van de eenheid werd misbruik gemaakt, en velen waren ‘dronken’ van de eenheid. In naam daarvan moesten nu de beklaagden van het 3-juli-proces en Tan Malaka worden vrijgelaten. Maar juist zij waren oorzaak van de verdeeldheid die de Republik plaagde. Aan de basis daarvan lag de Persatoean Perdjoeangan en zijn minimumprogramma. Dat zette in op een socialistische revolutie, miskende de internationale context en zag slechts Nederland, en niet het wereldimperialisme, als tegenstander. De PP was als organisatie zwak; Tan Malaka had geen benul van strategie en tactiek van de revolutionaire strijd, miskende de fasering van de revolutie, en de binnenlandse en buitenlandse politieke situatie. Met dreigementen, fluistercampagnes, intimidatie en tenslotte een staatsgreeppoging wilde hij de macht grijpen. De vrijlating van de ’onruststoker en politieke avonturier’ Tan Malaka zou slechts leiden tot meer onrust. Zij moesten worden ‘geïsoleerd’ uit de maatschappij. De beklaagden in het 3-juli-proces moesten geen amnestie krijgen, maar een passende straf.395 Het Program Nasional Hatta reageerde een week na de motie met de uitspraak dat de voorbereidingen voor een herschikking in de regering waren voltooid. Hij had voor 31 mei de partijen uitgenodigd voor overleg over de vorming van een sterke regering. Het tijdstip was er nu rijp voor, aldus Hatta. De partijen waren eensgezind en een nationaal programma – hij doelde op de beknopte en vage punten die op 20 mei waren opgesteld – was al overeengekomen.396 393 394

Antara, 21-5-1948. St.M., ‘F.D.R. beropposisi’, Siasat 2-70(4-7-1948):2, 5 is de bron voor deze plausibele bewe-

ring. 395 ‘Djatuhlah hukuman setimpal kepada Tan Malaka cs.; Surat terbuka kepada B.P.K.N.I. Pusat’, Penghela Rakjat, 25- en 26-5-1948. 396 Antara, 29-5-1948. Merdeka, 2-6-1948 meldde geruchten dat Sjahrir zou terugkeren op buitenlandse zaken, dat Amir weer een zetel kreeg en Hatta zou aftreden.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

751

Op 31 mei bleek het toch niet zo eenvoudig te zijn als Hatta had doen voorkomen. Elf organisaties waren op het paleis verschenen, waar regering en president hun ontvingen. De FDR was vertegenwoordigd door PS, PKI en PBI. Tot de linkerzijde behoorden ook nog Sjahrirs PSI en de Partai Rakjat. Masjumi met GPII, PNI, de katholieke en protestantse partijen zaten er als regeringspartijen en de Badan Kongres Pemuda completeerde het elftal. PNI-voorzitter Sujono Hadinoto noemde daarna tegenover Antara als voornaamste probleem de toetreding van de FDR tot het kabinet, waarbij de vorm – presidentieel of ministerieel – niet van doorslaggevend belang was. Soekiman dacht anders daarover; hij vond een ministerieel kabinet niet nodig. Hem was ook nog niet duidelijk wat de FDR precies beoogde. In ieder geval werd over een kabinetsherziening geen akkoord bereikt. Wel werd besloten gezamenlijk een nationaal front te vormen dat een nationaal programma zou opstellen. Pas na voltooiing van het program zou een kabinetsherschikking aan de orde komen. Voorshands was de meerderheid van de partijen voor een handhaving van een presidentieel kabinet.397 De FDR leek zo voorlopig afgehouden van toetreding tot het kabinet en afgeleid naar discussie van wellicht onbepaalde en onbeperkte duur over een nationaal programma. De FDR kon zich niet veroorloven, na al het hameren op eenheid en nationaal program, zich te onttrekken aan dit overleg. De andere FDR-aanpak – die van buitenparlementaire druk – zal door deze gang van zaken echter een impuls hebben gekregen. Op 2 juni kwamen de partijen weer bijeen. De FDR vroeg om een snelle instelling van een commissie van politieke voormannen die het programma zou opstellen. PNI, Masjumi en PR wensten uitstel om eerst binnen hun partijen te overleggen. Ook moest worden bezien of niet meer organisaties bij het beraad moesten worden betrokken. Verder dan de aanwijzing van een voorzitter, de protestantse mr. Tambunan kwam men niet.398 De wens tot uitbreiding van het beraad, zoals ook verwoord door Sarmidi Mangoensarkoro werd meteen afgewezen door Amir Sjarifoeddin. Sarmidi noemde geen namen, maar dat hij doelde op de GRR-partijen was wel duidelijk.399 Pas twee weken later, op 15 juni, kwamen de partijen weer bijeen. Er zal het nodige interne beraad en besloten overleg aan zijn voorafgegaan. Al meteen was er scherpe kritiek van Mochtar Lubis in ‘Soember’. Partijbelangen gingen vóór en overleg ontaardde in twisten, wederzijdse beschuldigingen en egoïstische belangenbehartiging. Hij wees vooral naar de FDR, die ‘corrupteurs, profiteurs en avonturiers’ had aangetrokken die door 397 398 399

Antara, 31-5- en 1-6-1948. Antara, 2-6-1948. St.M., ‘F.D.R. beropposisi’, Siasat 2-70(4-7-1948):2, 5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

752

Verguisd en vergeten

de rationalisatie hun posities in gevaar zagen gebracht. En hij noemde de nodige voorbeelden – zonder namen.400 Amir liet zich interviewen door Aneta, waarbij hij nog eens de wens benadrukte tot FDR-deelname aan de regering die door Hatta mocht blijven worden geleid. Het kabinetsprogramma zou aanzienlijk veranderen, waarbij FDR-wensen in het Program Nasional hun neerslag zouden moeten krijgen. Op die wijze zou de verkeerde koers kunnen worden gecorrigeerd. In zijn bewoordingen bleef Amir voorzichtig en gematigd.401 Er werden vervolgens besluiten genomen. De deelnemers aan het overleg bleven tot elf beperkt: de elf organisaties die ook in de BP zitting hadden. Over tien hoofdonderwerpen werd een éénregelige richtlijn overeengekomen, die door een commissie van zeven moest worden uitgewerkt en geformuleerd. In die commissie, onder leiding van Tambunan, namen drie FDR-leiders zitting: Amir Sjarifoeddin (PS), Aidit (PKI) en Setiadjit (PBI). PNI-voorzitter Sujono Hadinoto, Maroeto Nitimihardjo en Moh. Saleh Suaidy (Masjumi) completeerden het gezelschap. De FDR was dus sterk vertegenwoordigd, qua getal en qua kaliber van zijn afgezanten. De PSI ontbrak, en Maroeto had met zijn verkiezing in dit selecte gezelschap erkenning voor zijn Partai Rakjat gewonnen. De uitgangspunten voor het program waren vaag, hoewel wel werd vastgelegd dat de buitenlandse betrekkingen moesten worden gehandhaafd en dat de defensie een ‘totale volksdefensie’ moest zijn. De tien hoofdonderwerpen werden benoemd als 1. buitenlandse zaken, 2. defensie, 3. economie, 4. landbouw, 5. sociale zaken, 6. arbeiderszaken, 7. buitenlands kapitaal, 8. financiën, 9. bestuur en 10. binnenlandse zaken.402 In hoog tempo werden deze punten uitgewerkt. De commissie kwam bijeen op 18, 21 en 23 juni en had aan deze drie vergaderingen genoeg om een program op te stellen.403 Het was vier getikte foliovellen lang. Aan de tien hoofdpunten waren de ‘status van de staat’ en onderwijs en cultuur toegevoegd.404 De commissie zag als vervolg een bijeenkomst van alle partijen, die zou moeten uitmonden in de vaststelling en aanvaarding van het nationaal programma, dat daarna aan de regering zou worden aangeboden. Invitaties werden uitgestuurd voor een vergadering op 5 juli.405 De Partai Rakjat was dus volop betrokken bij dit program. Dat kwam 400 Soember, 7-6-1948, zoals aangehaald in ‘De toestand in de republiek, een republikeins oordeel’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-24(9/15-6-1948) en Blijf op de Hoogte!, 19-6-1948:8. 401 Sin Po, 12-6-1948 (Aneta). 402 Antara, 15- en 16-6-1948. 403 Antara, 19-, 22- en 24-6-1948. 404 Het programma in Antara, 22- en 24-6-1948. 405 Antara, 22- en 28-6-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

753

ook tot uitdrukking in zijn urgentieprogramma, dat specifiek was opgesteld om aan de meningsvorming rond de vorming van het Front Nasional bij te dragen. Het opende met ‘De Partai Rakjat wijst de beide akkoorden, het akkoord van Linggadjati en het akkoord van Renville, af omdat hij niet gelooft in de oprechtheid van Nederlandse zijde tot uitvoering van alle reeds bereikte akkoorden’. In het accent op de noodzakelijke coördinatie van leger en lasjkar, als onderdeel van de volksdefensie, was oppositie te lezen tegen de rationalisatie. De rest van de punten over binnenlandse politiek, economie en sociale zaken was niet opmerkelijk, en zou niet tot breekpunten leiden. De gematigde toon bleek ook uit de uitspraak dat de ‘regering spoedig aandacht moest schenken’ aan het lot van politieke gevangenen en veroordeelden, met daarbij de BP-motie in gedachten.406 De GRR liet weer van zich horen, in een nieuwe opzet na de interne crisis, die tot een periode van zwijgen had geleid. ‘Murba’ drukte een plan voor nationale eenheid af, ‘op basis van de handhaving van een soevereine staat Republik Indonesia in binnen- en buitenland’, met als minimumeisen: 1. De uitvoering van democratische beginselen door het vrijlaten en vrijspreken van politieke gevangenen en veroordeelden. 2. Het opvoeren van de totale volksverdediging. 3. Het onderhouden en uitbreiden van buitenlandse erkenningen en betrekkingen. 4. Het verschaffen van garanties voor en waardering aan de werkende murba (arbeiders en boeren). 5. Het opvoeren van de productie en een zo rechtvaardig mogelijke regeling van de distributie.407

De GRR werd als enige met name genoemd, toen op 15 juni werd gesproken over een breder politiek draagvlak voor het Front Nasional.408 Tambunan kon op 21 juni meedelen dat de GRR het eens was met de tot dan toe vastgestelde teksten.409 In de brief daarover, waarin de GRR zich wat de hoofdzaken betrof akkoord verklaarde, vroeg de GRR om een aandeel te krijgen in de vorming van het Front Nasional. Voor alle duidelijkheid voegde een redactionele noot daaraan toe dat hiermee werd bedoeld een zetel in de commissie-Tambunan. De GRR zond zelfs een delegatie naar de commissie om de brief toe te lichten.410 Was de GRR niet tevreden met Maroeto, of wenste hij een officiële erkenning van het federatieverband? Opmerkelijk was dat in deze brief de 406

Antara, 12-6-1948. Murba, 17-6-1948. Dit plan wordt niet gedateerd in Murba, maar is waarschijnlijk van 6 juni, gelet op de verwijzing in een GRR-besluitenlijst van 1 september (Antara, 4-9-1948). 408 Antara, 15-6-1948. 409 Antara, 22-6-1948. 410 Antara, 24-6-1948. 407

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

754

Verguisd en vergeten

GRR-leden werden genoemd. Niet meer de vele organisaties die zich meldden bij de oprichting in februari 1948, maar slechts vijf: Partai Rakjat, Akoma, Partai Buruh Merdeka, Partai Rakjat Djelata en Partai Wanita Rakjat.411 Dit is een aanwijzing temeer dat de GRR een nieuwe opzet had gekregen. Er was ook scepsis in dezelfde hoek over het Front Nasional. De uitsluiting van partijen in de overlegfase was verkeerd en beloofde weinig goeds. En nog minder gold dat het ontbreken in het concept-program van de vrijlating van de politieke gevangenen – een belangrijke zaak waar het volk op wacht. Alle eisen, protesten, moties van de BPKNIP waren niet besteed aan de commissie.412 En ‘Pacific’ twijfelde aan de bereidheid van de leiders tot eensgezindheid. Het opstellen van een program was niet moeilijk, het uitvoeren ervan wel. Vaagheid kon nadien tot verschil van mening leiden. En het geschil over de aard van het kabinet – ministerieel of presidentieel – bleef.413 Voor die laatste voorspelling was geen helderziende gave nodig. Voor de grote vergadering van 5 juli gaf het PNI-congres al een schot voor de boeg. Het programma werd aanvaard als een richtsnoer op langere termijn. Daaruit moest een urgentieprogramma worden gedestilleerd voor de korte termijn. En er werd vastgelegd: het nationaal programma betekende niet, of zou tot gevolg moeten hebben, een kabinetscrisis.414 Op 4 juli lichtte een PNI-zegsman dat nog nader toe. Personele wijzigingen in het kabinet waren mogelijk, maar Hatta moest blijven, ook in een parlementair kabinet. Hatta werd gezien als de enige, sterke man die de regering in die moeilijke tijd kon leiden.415 De Masjumi was het hiermee eens. De FDR wenste een parlementair kabinet, maar wees Hatta als leider hiervan niet af. Overigens verklaarden alle drie grote partijen dat het program vooropstond, en pas daarna de kabinetssamenstelling. En, werd daaraan toegevoegd, het vraagstuk van het kabinet was niet aan de orde geweest bij de programmabesprekingen. Dit alles waren politieke manoeuvres van PNI en Masjumi, gericht op uitstel en het zo weerhouden van de FDR van drastische actie. Hatta had laten weten dat de kabinetssamenstelling een zaak was van de politieke partijen.416 Op 5 juli om 10 uur ‘s morgens verschenen achttien partijen. Nieuw in 411

Murba, 24-6-1948. St.D. [Soetan Dawanis?], ‘Kesatuan nasional?’, Murba, 24-6-1948. 413 S.M.S., ‘Pemimpin sudah bersatu?’, Pacific, 17-6-1948; ‘Program nasional’, Pacific, 18-61948. In zelfde zin: KAR, ‘Program Nasional jang soetji’, Banteng 3-7(juli 1948):8. 414 Antara, 28-6-1948. Een ledenvergadering van de BKPRI had geen voorwaarden of toelichting nodig en stelde zich achter het programma (Antara, 30-6-1948). 415 Antara, 5-7-1948. 416 Antara, 5-7-1948. 412

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

755

het beraad waren vier GRR-deelnemers – de GRR als organisatie was niet aanwezig –, PKI Merah en BPRI. PSI en PSII werden als afwezig gemeld.417 Er werd uren gepraat over procedures, en pas ‘s middags werd begonnen met algemene beschouwingen over het eerste punt ‘de status van de staat’. Om 17 uur werd de vergadering verdaagd tot 12 juli.418 Dat eerste punt was omstreden. Het luidde: ‘Strijd opdat op zijn laatst per 1-1-1949 een Nationale Staat Indonesia Merdeka wordt gevormd, gebaseerd op de Pantjasila’. De GRR was het oneens met deze formulering. Volgens ‘Murba’ waren dit en andere delen van het program gebaseerd op de ‘situatieRenville’, en niet op de ‘vrijheidsgeest’, die het pemudaverzet in West-Java inspireerde, terwijl de politieke leiders eindeloos overlegden.419 En het Front Nasional, het derde in zijn soort, na Persatoean Perdjoeangan en Konsentrasi Nasional, kon pas succes hebben, als echte eenheid tot stand zou komen, als de gevangen leiders hun aandeel daarin zouden leveren. President Quirino van de Philippijnen had het voorbeeld gegeven. Luis Taruc, een Philippijnse leider ‘die wij in zijn radicaliteit kunnen vergelijken met Tan Malaka’, was voor een gesprek uitgenodigd. ‘Waarom staan de machthebbers in Indonesië nog steeds op het conservatieve standpunt dat zij niet willen overleggen met hun politieke tegenstander Tan Malaka?!’ Zolang dat niet gebeurt, is het perspectief van het Front Nasional weinig hoopvol.420 Op 12 juli werd weer vergaderd, met twintig deelnemers. De PSII was er nu wel, de PSI bleef afwezig. De vijf GRR-partijen keurden het eerste punt af. Het smaakte naar hun oordeel teveel naar Linggadjati en Renville en was strijdig met de Grondwet. Zij stelden voor het punt geheel te schrappen, maar tenslotte kwam een speciale commissie, met leden uit PNI, Masjumi, PKI Merah en BPRI, met een nieuwe redactie voor de dag. Handhaven van de volledig soevereine Staat Republik Indonesia, die is geproclameerd op 17 augustus 1945 en strijd opdat op zijn laatst per 1-1-1949 de gehele Indonesische archipel wordt bestreken door de macht en soevereiniteit van de Nationale Staat Indonesia Merdeka, gebaseerd op de pantja-sila.

De GRR bleef tegen, en voegde een ‘minderheidsnota’ toe aan de stukken. Met de andere amendementen, niet van principieel belang overigens, had de GRR wel succes; zij werden overgenomen. Na zeseneenhalf uur beraad waren vier hoofdpunten vastgesteld. De buitenlandparagraaf vroeg om 417 Antara, 5-7-1948. BPRI had zich al eerder positief uitgelaten over het programma (Antara, 22- en 24-6-1948). 418 Antara, 5- en 6-7-1948. Informatie over de procedurele problemen wordt niet verschaft. 419 ‘Program Nasional harus dikoreksi’, Murba, 10-7-1948. 420 ‘Untuk keselamatan Nusa dan Bangsa’, Murba, 8-7-1948. Over de amnestie voor Taruc uitgebreid: Sontolojo [Soedijono Djojoprajitno], ‘Hukbalahap dan Luis Taruc’, Murba, 6-7-1948, met tot slot een parallel naar de Republik.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

756

Verguisd en vergeten

handhaving en uitbreiding van de diplomatieke en andere betrekkingen van de Republik. ‘Totale volksdefensie’ was het devies, maar in het defensieprogramma werd het woord ‘lasjkar’ niet genoemd. De ‘minderheidsnota’ was een uitvoerig stuk, dat begon met een beschouwing over de voorhoedepartij, die in de Revolutie nodig was, maar niet tot stand kwam, met alle kwalijke gevolgen van dien, waaronder de akkoorden van Linggadjati en Renville. In oude en nieuwe redactie van de eerste paragraaf vond de geest van Linggadjati-Renville zijn neerslag: ‘een ongelukkig huwelijk tussen de jongeman Indonesische Onafhankelijkheidsproclamatie en de oude, gemene weduwe Linggadjati-Renville.’421 De conclusie moest zijn dat de meerderheid nog steeds de uitvoering van Renville voorstond, maar de dialectiek van de revolutie in binnen- en buitenland zou daarin verandering brengen, schreef ‘Murba’ hoopvol.422 Slechts een anti-imperialistisch Front Nasional zou kans op succes hebben.423 Op 14 juli werd in een derde vergadering – achteneenhalf uur lang – het beraad afgerond en het Program Nasional vastgesteld. De GRR-partijen hadden weer diverse amendementen voorbereid en deze werden aanvaard op één na. Het voorstel om vijandelijk bezit te naasten werd afgewezen.424 Het resultaat was opnieuw een minderheidsnota. Het was ditmaal geen lang verhaal. De argumenten van de tegenstemmers – zo’n maatregel zou pas kunnen worden genomen bij Nederlandse agressie, of, in de praktijk is dit al gebeurd – werden afgewezen. De agressie was al in volle gang en Linggadjati toonde het tegendeel. ‘Voor de historie’ legden de vijf GRR-partijen, aangevuld met PKI Merah en Permai, hun standpunt vast.425 Het program als geheel was radicaal, maar vaak algemeen en vaag geformuleerd, en alleen uitvoerbaar op langere termijn. Dat gold voor economische en agrarische hervormingen en de rechten van arbeiders. Concreter was de wens tot algemene verkiezingen op zo kort mogelijke termijn. Over de politieke gevangenen ontbrak een directe zinsnede, maar de GRR-partijen waren blijkbaar tevreden met de formulering dat personen in hechtenis, van wie de schuld duidelijk was, snel moesten worden berecht en dat ‘personen die duidelijk geen bewijsbaar misdrijf hebben begaan snel worden vrijgelaten en gerehabiliteerd’.426 421 Antara, 12- en 13-7-1948; Murba, 14-7-1948; de minderheidsnota in Murba, 14- en 15-71948; wijzigingen in Murba, 16- en 22-7-1948. 422 ‘Hanja ada dua kemungkinan’, Murba, 14-7-1948. 423 B.M., ‘Kemungkinan2 jang akan kita hadapi’, Murba, 15-7-1948. 424 Murba, 16-7-1948. 425 Pacific, 19-7-1948. 426 Het program in uiteindelijke versie in Pacific, 15-, 20- en 21-7-1948; in vertaalde versie in Indische Documentatiedienst A.N.P.-Aneta 3-26(2-7-1948):275-9 en Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-27(30-6/6-7-1948:7-11), in het Engels in Activities of Republican Indonesians 1948:31-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

757

Op 15 juli overhandigde Tambunan, die zijn voorzitterschap had geprolongeerd, het programma aan Hatta. Deze beloofde een overleg in zijn kabinet en vervolgens een beraad van kabinet en politieke partijen daarover, beide zo spoedig mogelijk.427 ‘Murba’ vroeg ook om spoed bij de vorming van het Front Nasional. Het regeringsprogram van Hatta en Soekiman kon worden verscheurd ten gunste van het Program Nasional, dat overigens al achter liep op de wensen en de strijd van de murba. Het kwam nu aan op de uitvoering. Daarbij was grote oplettendheid geboden, gelet op de bittere ervaringen in het verleden.428 ‘Pacific’ was pessimistisch over het lot van het programma. Hatta’s aanvaarding achtte het blad twijfelachtig, en in een eensgezinde uitvoering door alle partijen had het geen vertrouwen. Geschillen over wel of niet een nieuw kabinet, en hoe zo’n nieuw kabinet er uit zou moeten zien, verdeelden hen nu al.429 Het kabinet boog zich op 22 juli over het programma;430 voor 27 juli werden de partijen bij Hatta uitgenodigd.431 Hatta, vergezeld door zijn ministers en president Soekarno, verklaarde zich geheel akkoord met het programma. Deels was het op korte termijn uitvoerbaar, deels slechts in de verdere toekomst. Hij achtte daarom een urgentieprogramma nodig, dat de regering zelf wilde opstellen.432 Zo’n urgentieprogramma was inmiddels officieel op de agenda gezet door PNI en PKI Merah.433 Na Hatta’s reactie vroeg de FDR om de inlossing van de belofte die de regering naar het FDR-oordeel op 31 mei had gedaan, aan het begin van het overleg over het Program Nasional, om nu het Program was vastgesteld haar oordeel te geven over de kabinetssamenstelling. Hatta ontliep een antwoord; hij was slechts gekomen om zijn mening te geven over het Program. De samenstelling van het kabinet was een zaak van de politieke partijen. Partijberaad volgde hierna. Twee standpunten over de verdere gang van zaken resulteerden hieruit. Een groep – ongetwijfeld de regeringspartijen Masjumi en PNI – was van oordeel dat aan Hatta de verdere gang van zaken moest worden toevertrouwd – een eventuele kabinetsverandering, het opstellen van het urgentieprogramma en de mogelijke vorming van een Front Nasional. Daartegenover stond de FDR die de opstelling van het urgentieprogramma een vervolgtaak achtte van het bestaande beraad. En vervolgens diende een organisatie toe te zien op de uitvoering ervan. En – hoewel niet 427

Murba, 22-7-1948; Pacific, 22-7-1948. ‘Program Nasional’, Murba, 18-7-1948. 429 ‘Program Nasional’, Pacific, 17-7-1948. In dezelfde geest: Sontolojo [Soedijono Djojoprajitno], ‘Sekali lagi Program Nasional’, Murba, 24-7-1948. 430 Antara, 22-7-1948. 431 Antara, 24-7-1948. 432 Antara, 27-, 28- en 30-7-1948. 433 Antara, 27-7-1948. 428

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

758

Verguisd en vergeten

uitgesproken – Hatta mocht niet alleen beslissen over een kabinetsverandering.434 Na lang beraad en vele schorsingen kreeg de eerste opvatting de meerderheid. Mr. Tambunan, Maroeto, Soetomo en M. Djoni werden afgevaardigd om dit aan Hatta te vertellen.435 PNI en Masjumi wensten geen nieuw kabinet. Masjumi kon eventueel akkoord gaan met een ‘reshuffle’. De positie van het kabinet werd sterk geacht, en van een verandering werd betwijfeld of deze een versterking opleverde. In deze zelfde verklaring werd ook nog gezegd dat het Program Nasional niet strijdig was met het regeringsprogramma.436 Voor de FDR waren Program Nasional en een nieuw kabinet onverbrekelijk met elkaar verbonden; volgens Amir moest er dan een ‘nationaal’ kabinet worden gevormd.437 De FDR-pers ondersteunde dit natuurlijk, terwijl de andere persorganen het presidentiële kabinet-Hatta wilden behouden, met nieuwe ministers uit de FDR-hoek op diverse posten.438 Hatta was vervolgens aan zet. Hij nodigde niet-regeringspartijen uit voor overleg over het kabinet. Als eerste was de GRR aan de beurt; Maroeto, Sjamsu Harja Udaja en Moewardi werden op 3 augustus ruim een uur lang ontvangen. Voor de GRR was er geen noodzaak tot veranderingen in het kabinet zolang het kabinet het Program Nasional uitvoerde. Zo dat niet meer het geval was, was de GRR bereid aan formatie van een nieuw kabinet mee te werken en daarvoor ook ministers te leveren.439 De FDR, die na de GRR zijn opwachting maakte, was minder soepel. De delegatie, Tan Ling Djie (PS), Sandjojo (PBI) en Lukman (PKI), wenste een nieuw, parlementair kabinet. Een formateur zou bij voorkeur uit FDR-kring moeten komen. Het aantal FDR-ministers zou dan even groot moeten zijn als dat van PNI en Masjumi tezamen; hetzelfde moest gelden voor de zwaarte van de portefeuilles. De FDR eiste tevens dat de drie PSI-leden in de BP hun zetels zouden teruggeven aan de PS, tot welke partij zij voor hun overgang naar de PSI behoorden.440 Volgens een FDR-woordvoerder had het gesprek ‘geen enkel resultaat opgeleverd’. Hatta herhaalde nog eens zijn opvatting dat een verandering van het kabinet afhing van de partijen. Daarmee speelde hij de bal weer terug, en was voor de FDR de zaak vrijwel uitzichtloos.441 Alleen 434 435 436 437 438

1948.

Antara, 28-7-1948. Dit persbericht noemt niet welke partijen welk standpunt aanhingen. Pacific, 29-7-1948. Antara, 29-7-1948 (PNI), 30-7-1948 (Masjumi). Antara, 24-7-1948. Een persoverzicht in Antara, 28-7-1948; verder ‘Program Nasional’, Berita Indonesia, 14-7-

439

Antara, 3- en 4-8-1948; Pacific, 4-8-1948, ook in ‘Republikeins kabinet en wensen van partijen’, Indische Courant voor Nederland, 11-8-1948. 440 Antara 4-8-1948. De eis ten aanzien van de BP-zetels was volgens juristen staatsrechtelijk moeilijk haalbaar (Antara, 4-8-1948). 441 Pacific, 4-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

759

de BPRI steunde de FDR in de eis tot drastische wijziging van het kabinet; volgens Soetomo was het Program Nasional anders niet uitvoerbaar.442 Hatta noemde zijn gesprekken, die hij op 5 augustus vervolgde met de PSII, van informatieve aard. De FDR had hij om verdere toelichting gevraagd over hun formatiewensen.443 Die toelichting bleef voorlopig uit. Wel liet de FDR aan Antara weten de partijloze minister ir. Djuanda een goede keus als formateur te achten.444 Djuanda wist desgevraagd van niets en wenste aan het presidentiële kabinet vast te houden.445 Op 9 augustus vond nog overleg plaats tussen Hatta en een PS-vertegenwoordiger, op verzoek van de eerste. Er werd niets concreets afgesproken.446 Het leek het einde van bijna drie maanden overleg.447 De politieke spanning steeg tijdens al dit overleg. De FDR stelde vergaande eisen die bij inwilliging een machtsoverdracht aan die federatie zouden inhouden. Een parallel met de PP begin 1946 werd getrokken. Geruchten over de aanstaande arrestatie van Amir en zijn medeleiders deden de ronde, volgens ‘Sin Po’. Maar het gevaar van een burgeroorlog was in dat geval zeer groot. De FDR controleerde sterke gewapende eenheden en kon ook via de SOBSI de arbeiders mobiliseren voor stakingen.448 De correspondent van ‘Merdeka’ speculeerde op een ‘reshuffle’ van het kabinet-Hatta met PNI, Masjumi, GRR en personen uit de FDR; Amir, tegen wie grote bezwaren bestonden, was hiervan uitgezonderd. Yamin en Soebardjo zouden in zo’n kabinet namens de GRR zitting kunnen nemen449 – in sneltreinvaart van cel naar pluche dus. De FDR leek niets te zijn opgeschoten langs deze weg van overleg.450 In de laatste fase had de FDR nog gepoogd druk van buiten uit te oefenen door regionale en plaatselijke Front-Nasional-organisaties op te richten. Op 7 juli kwam zo’n koepel in Kediri tot stand, met de FDR-partijen, PNI, PSII en BPRI als deelnemers. Met name ook Masjumi en Partai Rakjat werden tot aansluiting opgeroepen.451 442

Antara, 27-7-1948; Pacific, 4-8-1948; Murba, 6-8-1948. Antara, 4-8-1948. 444 Antara, 9-8-1948. 445 Antara, 10-8-1948. Over deze gang van zaken ook: ‘FDR dan kabinet’, Siasat 2-76(15-81948):3. 446 Antara, 10-8-1948. 447 Overzichten in Sutter 1959, II:558-63; Nasution 1979, VIII:18-25; Abels 1983:102-9, alle met het gehele programma; verder Swift 1989:49. 448 ‘Oedara pergeseran politiek di Repoeblik panas’, Sin Po, 6-8-1948, aangehaald in ‘De situatie in de republiek, begin augustus 1948’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-33(11/17-8-1948):5. 449 ‘Masjumi-PNI dan Gerakan Revolusi Rakjat akan bentuk kabinet?’, Merdeka, 19-8-1948. 450 Abu Hanifah 1972:276 noemt de aanvaarding van het Program Nasional een tactiek van Hatta om de FDR-plannen hem te vervangen voor te zijn. 451 Antara, 12-7-1948. Onbekend is of PNI, PSII en BPRI deelnemers bleven in dit Front Nasional. 443

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

760

Verguisd en vergeten

Eind juli noemde mr. Tambunan vijf plaatsen met zo’n Front Nasional, tot stand gekomen op FDR-initiatief. Hun oprichting, zei hij, liep vooruit op besluitvorming van alle partijen in het programberaad. Amir Sjarifoeddin motiveerde de FDR-actie als een middel tot zo spoedig mogelijke samenwerking op basis van het Program Nasional tussen de partijen. Hij ontkende – natuurlijk – dat de FDR hiermee de andere partijen de loef wilde afsteken.452 De vorming van een landelijk Front Nasional stond in het partijoverleg op de agenda, maar kwam door geschillen over andere zaken – procedures en kabinetssamenstelling – niet meer aan de orde. In andere vorm en heel spoedig kwam de FDR er weer mee naar buiten. De GRR-partijen hadden zich zeer actief betoond bij het beraad rond het Program Nasional. Maroeto behoorde tot het septet dat de tekst opstelde. De GRR wilde gretig deelnemen aan het partijoverleg erover, en stak veel energie daarin – met amendementen en minderheidsnota’s. Het lijkt er op dat de GRR hiermee erkenning zocht en vond, in een nieuwe opzet. Die erkenning werd vervolgens bevestigd met het bezoek aan Hatta op 3 augustus, waarbij niet onopgemerkt zal zijn gebleven dat de GRR eerder werd ontvangen dan de FDR. Die erkenning zal mede zijn gemotiveerd door de wens om tegenover de FDR, die zich steeds radicaler tegen de regering opstelde, een tegenwicht te scheppen in dezelfde ideologische hoek. De GRR leverde zijn verwachte aandeel – uit afkeer van de FDR, en wellicht ook ietwat uit waardering voor de regeringsopstelling – het kabinet werd steun toegezegd, mits het Program Nasional, waarvan de GRR het fundamentele eerste punt overigens afwees, werd uitgevoerd. Het was deels politieke tactiek. In de commentaren uit GRR-hoek was die voorzichtigheid minder nodig. Het Program Nasional betekende uit principieel zicht niets; het consolideerde slechts de opportunistische politiek. Het is slechts een ‘goodwillprogramma’ in een kritieke periode, die een ‘morele eenheid’ naar buiten tot stand brengt. De eis van Amir tot een nieuw kabinet verstoort dit resultaat. Een nieuw kabinet is een demonstratie van zwakte, naar binnen en buiten. ‘Of wordt dat door de FDR bedoeld?’ FDR-ministers zullen niet beter bijdragen tot de uitvoering van het Program dan de zittende ministers. Niet de ministers zijn van belang, maar, zoals de GRR stelt, het Program. Dat Program wordt door de FDR misbruikt om terug te keren in het kabinet. Zij zijn daar niet nodig, ze zijn ‘meer verantwoordelijk dan het kabinet Hatta-Soekiman voor de verwarring, wanorde, ellende en misstanden in de huidige economische situatie van het volk, als gevolg van hun samenwerkingspolitiek met Nederland en de onderwerpingspolitiek à la Linggadjati en Renville’.453 Als het toch tot een nieuw kabinet kwam, dan moesten zij die hadden ‘gezondigd tegen 452 453

Antara, 24-7-1948. B.M., ‘Apakah jang dikehendaki oleh politiknja F.D.R. sekarang ini?’, Murba, 31-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

761

de Revolutie’ worden uitgesloten van een zetel, en de belangrijke posten worden toevertrouwd aan echte revolutionairen. De politieke gevangenen moesten worden vrijgelaten en hun advies moest worden gevraagd.454 Als er al verandering nodig was in het kabinet, dan was dat van de groep die de Republik nooit in het ‘ravijn van de vernedering’ had gebracht.455 Ook Hatta werd niet geheel vertrouwd. Door uitstel en vertraging bij het opstellen van het urgentieprogramma kon hij tijd winnen, ten koste van het Program en ten gunste van het voortbestaan van zijn kabinet.456 En Soedijono herinnerde aan de gang van zaken rond het minimumprogramma van de PP en het regeringsprogramma, die identiek zouden zijn, en waarbij tenslotte de PP werd opgerold. Kon zich dat herhalen? Er was weer sprake van interpretaties en partijgeschillen. De wonden van de PP zijn nog niet geheeld. Karakter en offervaardigheid zijn nodig; op de pemuda stelde Soedijono zijn hoop.457 ‘Pacific’ interviewde Roestam Effendi, toen de berichten over Djuanda als kabinetsformateur werden verspreid. Roestam, na te hebben verklaard dat hij geen lid van een politieke partij was, sprak zich uit tegen een kabinetsverandering, geheel volgens de redenering van GRR, PNI en Masjumi. Hatta’s positie was sterk in de kleine-bourgeoisie-politiek van de Republik. Een terugkeer van de FDR aan het staatsroer zag Roestam als ‘harakiri’. De politiek van de FDR-leiders was ‘gecompromitteerd en bankroet’, en voor grote delen van het volk onaanvaardbaar. En, vroeg ‘Pacific’ tot slot, kan de FDR niet een staatsgreep uitvoeren of een regering zonder of tegen Soekarno en Hatta uitroepen? Saudara Roestam lacht schaterend, alsof hij een grap van ons hoort. Daarna zegt hij: Wij spelen natuurlijk vaak toneel. De FDR-leiders hebben naar mijn oordeel vele strategische en tactische fouten gemaakt. Maar zij zijn geen politieke blinden. Als zij inderdaad een ‘staatsgreep’ of ‘nieuwe regering’ willen opzetten, zullen zij in de steek worden gelaten door hun eigen aanhangers en zullen zij worden vernietigd door ons eigen volk! [...] Niettemin, ik ben niet in staat diep door te dringen in het gemoed van de FDR-leiders! Een Nederlands spreekwoord luidt dat een kat in nood vaak rare sprongen maakt. De positie van de leiders van de Sajap Kiri is klaarblijkelijk nu echt ietwat benauwd!458

454

Murba, ‘Program Nasional dan Kabinet’, Murba, 6-8-1948. ‘Kalau G.R.R. dalam kabinet’, Pacific, 4-8-1948. 456 Prapto, ‘Hatta djuga mengulur waktu?’, Murba, 1-8-1948. 457 Sontolojo [Soedijono Djojoprajitno], ‘Akan terulangkah tragik Persatuan Perdjuangan?’, Murba, 11-8-1948. 458 ‘Rustam Effendy tentang “Sajap Kiri” ‘, Pacific, 12-8-1948, overgenomen in Murba, 13-81948. 455

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Roestam Effendi

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

763

De staking in Delanggoe De andere weg waarlangs de FDR zocht de verloren macht te herwinnen, was die van de buitenparlementaire actie, buiten het politieke spel in Djokja. In een staking onder de arbeiders van een zakkenfabriek en katoenplantages in en rond Delanggoe, tussen Djokja en Solo gelegen, werd een handvat gevonden om de regering te testen. De staking was uitgebroken op 26 mei in de fabriek en had zich uitgebreid naar de plantages op 28 mei. Vijftienduizend arbeiders legden het werk neer. De SOBSI-bond van plantagewerkers, Sarbupri, Sarekat Buruh Perkebunan Republik Indonesia, had veel aanhang onder de arbeiders in Delanggoe, en zette zich van het begin af in voor hun eisen. Sarbupri was de grootste SOBSI-bond en werd geleid door Maroeto Daroesman. In zijn opstelling voor Amirs aftreden werd Linggadjati gesteund, maar aan de uitvoering van vooral artikel 14 werden zoveel eisen gesteld dat deze vrijwel werd uitgehold.459 Sarbupri vroeg in Delanggoe om meer loon en uitkering in natura van rijst en textiel, en dat ook voor de seizoenarbeiders en deelbouwers, die daarvan tot dan toe waren uitgesloten. Al spoedig volgden gesprekken met de werkgever, de overheidsdienst Badan Tekstiel Negara (BTN, Staatsorgaan voor Textiel), die niets opleverden. Het ministerie van economische zaken werd al spoedig in het geschil betrokken. Het conflict sudderde zo een paar weken; er werd vijf keer officieel overlegd en de stakers schortten hun actie op. Van een groot, scherp conflict was nog geen sprake.460 Dat werd het wel, toen de FDR-voormannen besloten tot confrontatie. De vooruitzichten daarbij waren uit FDR-zicht gunstig. De Sarbupri was sterk in Delanggoe en de arbeiders stonden in grote meerderheid achter de eisen. De meesten van hen – deelbouwers en seizoenarbeiders – hadden ook nog andere bronnen van inkomsten en konden de gevolgen van het wegvallen van hun loon wel enige tijd opvangen. De FDR kon zijn pijlen ook richten op de wijze waarop de BTN zijn produktie organiseerde, met feodale en koloniale systemen, die ten nadele van de bewerker van het land werkten. De traditionele tussenpersonen waren, nu als ambtenaar, ook in dienst van de BTN, en maakten misbruik van hun positie door zich te verrijken en de landarbeiders te kort te doen. Ambtenaren van het ministerie van economische zaken waren 459

Sutter 1959, II:468-71. Antara, 28-, 29-, 31-5- en 12-6-1948; ‘Pemogokan Delanggu’, pp. 2-4, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501; Sigit Wahyudi 2001:139-41. Op 19 mei demonstreerden vijfduizend arbeiders in Solo voor hun eisen; een reactie van de werkgever bleef uit. Barisan Tani Indonesia en Persatuan Buruh Tekstil Seluruh Indonesia, beide SOBSI-bonden, regelden de organisatie (‘Pemogokan Delanggu’, pp. 1, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501; Sigit Wahyudi 2001:138-9). 460

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

764

Verguisd en vergeten

hun gretige handlangers. Voor die corruptie was uiteindelijk de minister, Masjumivoorman Sjafruddin, verantwoordelijk, en in die richting gingen de FDR-verwijten dan ook. Een staking in de textielsector lag heel gevoelig, omdat er een groot tekort aan textiel bestond in de Republik. Delanggoe was de grootste producent van textiel; de regering kon zich niet veroorloven in het conflict op uitstel te spelen. De katoen op de velden was bovendien in een groeifase die veel verzorging vereiste; zou die niet worden gegeven, ging de oogst verloren. Deze overwegingen zullen de FDR hebben bewogen het conflict te verscherpen. Het comité dat de acties leidde, de Lembaga Buruh dan Tani Delanggu (Comité van Arbeiders en Boeren van Delanggoe) droeg zijn bevoegdheden op 18 juni over aan de SOBSI. De motivering hiervoor was dat de stakerseisen een ‘algemene zaak’ waren evenals de ‘inhoud en consequenties van de actie in de toekomst’. In zijn verantwoording schreef de Lembaga. Wij eisen rechtvaardigheid voor de gehele maatschappij, voor de massa van werkers en landarbeiders die deze zaak kennen, wij weten wat leeft in hun kringen, wij horen de noodkreten van hun vrouwen en kinderen die om rijst en kleding vragen; wij zien met eigen ogen dat hun eisen de eisen van de massa zijn; wij zijn er van overtuigd dat zij graag willen werken, hard werken en hebben geconstateerd dat zij tijdens de staking in Delanggoe de veiligheid en goede gang van zaken rond de fabrieken en zijn productie hebben gewaarborgd en zo hebben getoond geen onruststokers in staat en maatschappij te zijn. Voor die groep vragen wij rechtvaardigheid!

Op 19 juni kreeg het comité antwoord van het ministerie, het slotpunt van het overleg dat sinds 1 juni werd gevoerd. Het antwoord was, zoals verwacht, negatief voor de stakers. Op 20 juni zou de staking in alle BTN-bedrijven beginnen, maar toen het ministerie SOBSI uitnodigde voor nog een overleg volgde weer uitstel. Wel kwamen op 20 juni achtduizend arbeiders bijeen, die zich akkoord verklaarden met de overname van de actie door SOBSI en de boerenbond BTI, Barisan Tani Indonesia. Zij werden toegesproken door Bujung Saleh, Sarbuprivoorzitter Maroeto Daroesman en tot slot SOBSI-voorzitter Harjono.461 Het nieuwe overleg leverde niets op en op 23 juni deed SOBSI een sta-

461 Antara, 21-6-1948; Buruh, 21-6-1948; ‘Di blakang lajar pemogokan “Delanggoe”’, Sin Po, 7-7-1948; ‘Pemogokan Delanggu’, p. 4, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501. Het verloop van de onderhandelingen ook in een brochure (8 pp.) van Sarbupri en BTI, ‘Menuntut keadilan; Untuk buruh jang lapar dan jang kedinginan; Laporan delegasi Lembaga Buruh dan Tani’, gedateerd Jogja, 17-6-1948 (citaat p. 7), in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501. Volgens Siauw Giok Tjhan (interview Amsterdam, 19-11-1981) was de staking een middel waarmee de FDR-leiding Hatta ten val wilde brengen. Over de diverse arbeiders, ambtenaren en grondbezitters: Sigit Wahyudi 2001:41-5, 123-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

765

kingsoproep, waaraan bijna zestienduizend arbeiders gehoor gaven.462 De SOBSI had als leiders een drietal bekwame mannen aangewezen: Bujung Saleh, Suparna en Harahap. Zij regelden een organisatie die door territoriale secties en functionele afdelingen voor een gedisciplineerd stakingsverloop zorgdroeg – zoals nog niet eerder was voorgekomen in de Republik.463 In een latere fase van de staking vertegenwoordigde een Komite Kesatuan Aksi (Eenheidsactiecomité) de stakers naar buiten toe. Voorzitter was niemand minder dan SOBSI-voorzitter Harjono.464 De SOBSI gaf al meteen zijn afdelingen de opdracht een Panitya Penjokong Aksi Delanggu (Steuncomité voor de Actie in Delanggoe) te vormen, die geld en goederen moest inzamelen.465 De pers en partijen van de FDR stelden zich vanzelfsprekend achter de actie, en de solidariteitsbetuigingen stroomden binnen.466 Eind juni gaf de SOBSI een verklaring uit van hoog theoretisch gehalte. De vakbondsstrijd bestond uit anti-imperialisme naar buiten en het vernietigen van koloniale en feodale resten in het binnenland. Daar was eenheid nodig om de arbeiders hun aandeel te laten leveren aan de nationale defensie; die werd bereikt als hun sociale en economische rechten waren gewaarborgd. Daar mankeerde het aan: er was sprake van vrije handel in belangrijke goederen, een hoog prijspeil, uitvoer naar bezet gebied, corruptie, gebrekkige distributie. De verantwoordelijke elementen schaadden zo de productie en benadeelden het volk. In zo’n geval was een staking als ‘correctief-constructieve’ maatregel gerechtvaardigd. Wilde stakingen zonder goed motief werden afgekeurd.467 Het overslaan van de staking naar andere bedrijfstakken was niet denkbeeldig. In Delanggoe zelf dreigde het conflict tussen FDR en Masjumi vorm te krijgen in botsingen tussen stakers en leden van de Masjumi-boerenbond Sarekat Tani Islam Indonesia (STII, Islamitische Boerenbond van Indonesië). De STII mobiliseerde zijn leden; zij stonden klaar om het werk in de velden over te nemen. Hizbullahstrijders bezetten dessa’s. De stakingsleiding en FDR-voormannen ontkenden natuurlijk in alle toonaarden dat sprake was van politieke oogmerken, maar iedereen wist beter.468 Er was sprake van een explosief mengsel, dat slechts met snel ingrijpen 462

Antara, 23-6-1948; Sigit Wahyudi 2001:63. Antara, 1-7-1948. 464 Dit blijkt uit Antara, 7-7-1948. 465 Antara, 25-6-1948. 466 ‘Pemogokan Delanggu’, pp. 5-6, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501. 467 Nasution 1979, VIII:43, ook in Abels 1983:99-100, die Het Dagblad, 1-7-1948 hierover aanhaalt, en Reid 1974a:133, 147, note 14, die verwijst naar Buruh, 22-6-1948. 468 Een verslag uit Delanggoe van Antara, 1-7-1948 noemt deze factoren al. De STII-actie in ‘Pemogokan Delanggu’, p. 5, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501. De STII sprak al op 20 juni zijn bereidheid uit de BTN te steunen door als stakingsbreker op te treden (Buruh, 21-6-1948). 463

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

766

Verguisd en vergeten

kon worden geneutraliseerd. De BP benoemde op 28 juni een enquêtecommissie die tot taak kreeg feiten te verzamelen en een oplossing aan te dragen. De PNI-veteraan Sartono werd voorzitter, en Masjumi en FDR kregen elk twee leden. De commissie voerde intensief overleg in Djokja, Delanggoe en Solo, en verscheen op 3 juli al weer in de BP voor haar verslag. Het was niet meer dan een tussentijdse rapportage. Uitspraken over het aantal arbeiders dat een betaling in natura zou moeten ontvangen, en de mogelijkheden van de BTN tot zo’n betaling konden nog niet worden gedaan. De commissie kreeg meer tijd en werd met vier leden uitgebreid, onder wie Maroeto Nitimihardjo en Tambunan. Het commissielid Asraroedin (namens de arbeidersfractie, te rekenen tot de FDR) bracht in de BP, op persoonlijke titel, al als oplossing naar voren dat de regering de stakerseisen in principe zou aanvaarden en daaraan zou voldoen, als dat mogelijk was, uit de aanstaande oogst. Sarmidi verwees naar mogelijk misbruik van de situatie door elementen die in troebel water visten.469 Op 9 juli al begon in de BP een driedaags debat over de staking, een teken van het belang en de emoties die aan de kwestie-Delanggoe waren verbonden. Djokja’s centrum was volgeplakt met posters. Eén ervan toonde een halfnaakte uitgemergelde arbeider tussen grote stapels katoen, met als bijschrift: ‘het katoen stapelt zich op in de schuren, maar de arbeiders gaan naakt’. De scheidslijn in de BP lag tussen de FDR en PNI/Masjumi. De FDR vroeg om een principebesluit dat de stakers in het gelijk stelde, en dat later zou worden uitgewerkt. Sartono vroeg om meer tijd voor onderzoek. De derde dag leverde twee moties op. Het FDR-voorstel werd met 13 tegen 15 stemmen verworpen. Een motie-Sartono haalde het wel, met 15 tegen 12. Daarin werd gevraagd om spoedig overleg tussen regering en SOBSI om snel een akkoord te bereiken, waarbij de enquêtecommissie haar goede diensten aanbood. FDR en SOBSI waarschuwden voor de gevolgen van deze motie, die alleen maar tijdverlies opleverde. Zij wensten daarvoor geen verantwoordelijkheid te dragen. In het soms heftige debat had de FDR al laten doorschemeren dat een uitbreiding van de staking dreigde. De FDR ontkende dat de staking was uitgelokt om politieke redenen, maar erkende wel dat de staking een middel was in de gevoerde oppositiepolitiek, en achtte dat een legitieme zaak. Een groot aantal FDR-aanhangers trok op naar het BP-gebouw, dat werd omsingeld. De demonstranten schoten in de lucht. Ook zouden vakbondsleiders zich in het debat hebben gemengd.470 De Sarbupri dreigde met een staking op alle ondernemingen als de regering niet snel de Hizbullahtroepen uit de 469

Antara, 3- en 5-7-1948; Sigit Wahyudi 2001:143-5; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:201-3. Antara, 9-, 10- en 12-7-1948; Sigit Wahyudi 2001:145-7; Deliar Noer en Akbarsyah 2005:2035. De omsingeling in Bahaya laten 1992, II:10. De pers zweeg hierover; als de gegevens juist zijn, werd het wellicht beter geacht de explosieve situatie niet te verergeren. 470

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

767

regio zou verwijderen.471 Een oplossing leek zo niet in zicht, en in Delanggoe liep de zaak uit de hand. De STII had zijn afkeer van de staking tot dan toe slechts laten blijken in strooi- en aanplakbiljetten, maar op 10 juli, terwijl de BP vergaderde, was sprake van een ernstig incident. Vijfentwintig STII-leden waren, onder bewaking van Hizbullah, aan het werk gegaan in de katoenvelden, volgens ‘Siasat’ zelfs op instigatie van minister Sjafruddin. Die provocatie werd beantwoord door een demonstratie van vijfhonderd stakers onder leiding van Sarbupri-voorzitter en PKI-voorman Maroeto Daroesman. Het kwam tot schermutselingen en er vielen schoten. Gewonden werden afgevoerd, van wie één, een STII-lid, zou zijn overleden. Dat laatste vertelde het BP-lid Kasman Singodimedjo (Masjumi) tijdens het Delanggoedebat.472 De regering reageerde snel. Er werd meteen een avondklok ingesteld473 en de in de regio gelegerde militairen namen zichtbare en strategische posities in.474 Op 13 juli vonden nog ontvoeringen over en weer door STII en BTI plaats; daarna had het leger de situatie onder controle.475 De SOBSI protesteerde krachtig tegen het legeringrijpen. Vijfentwintig SOBSI-bonden kwamen in spoedvergadering bijeen in Djokja en besloten tot stakingen in alle vitale bedrijfstakken als niet het leger zich zou terugtrekken. Een confrontatie leek nabij. ‘Sin Po’ plaatste dit ook in een breder kader. Al sinds het begin van de Revolutie was van de beleden eenheid van leger en arbeiders geen sprake. Het leger oefende met de punt van de bajonet de macht uit in de bedrijven, naar eigen willekeur en ten koste van een goede bedrijfsvoering. De arbeiders moesten tot nu toe buigen hiervoor, maar met hun eigen sterke organisatie weigerden zij dat langer – en de gang van zaken in Delanggoe illustreerde dat.476 Deze escalatie en de FDR-dreigementen brachten wellicht Hatta tot ingrijpen. Hij overlegde met alle partijen op 14 en 16 juli. Hij bracht tot slot SOBSI 471

‘Pemogokan Delanggu’, p. 6, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501. Antara, 12-, 13- en 20-7-1948; ‘Insiden Delanggu’, Siasat 2-72(18-7-1948):3. ‘Perang soedara mengantjem Repoeblik’, Sin Po, 14-7-1948 noemt een aantal van driehonderdvijftig Hizbullahstrijders die een aantal dessa’s onder een ‘staat van beleg’ hadden bezet. Ook in Sigit Wahyudi 2001:135-7, met verkeerde datum, en Adaby Darban 1995:241-2. 473 Pacific, 13-7-1948. 474 Pacific, 16-7-1948, met een verslag van een persconferentie van Soedirman in Solo, die de ernst van de situatie relativeerde en het leger neutraal verklaarde in het conflict; Antara, 17- en 20-7-1948. 475 Antara, 20-7-1948; ‘Kaoem pemogok aken ditindes dengen kakoeatan sendjata’, Sin Po, 16-7-1948. Siliwangi-eenheden werden met spoed naar Delanggoe gestuurd (Siliwangi 1968:230, 1979:141). Zij scheidden de partijen en dwongen de lasjkar tot vertrek (Amirmachmud 1987:612). 476 ‘SOBSI siapken pemogokan di peroesahaan vitaal’, Sin Po, 17-7-1948. SOBSI zou volgens ‘Buruh’ gereed staan in 25 bedrijfstakken stakingen uit te roepen, aldus ‘Tikam pena; Siapakah bertanggung djawab’, Murba, 16-7-1948. 472

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

768

Verguisd en vergeten

en BTN tot een akkoord, dat inhield dat de stakerseisen in principe werden aanvaard. In een regeringsverklaring werd gezegd dat een middenweg was gevonden tussen de belangen van de arbeiders en de mogelijkheden van de BTN.477 De vaststelling op 14 juli van het Program Nasional, met een kans voor de FDR terug te keren in het kabinet, droeg wellicht bij tot de compromisbereidheid van de FDR.478 Het Komite Kesatuan Aksi onderschreef in Delanggoe het akkoord, en met een ceremonie werd ‘s ochtends 18 juli het werk hervat.479 Met een lange verklaring op 27 juli zette de regering een punt achter de staking. Zij verdedigde de gekozen vreedzame weg, die geen teken van zwakte was. De stakerseisen waren redelijk, maar niet in te willigen in deze crisistijd. De regering koos daarom een middenweg. Dat hield wel in dat kleding werd verstrekt – niet door de BTN, maar door de regering om geen precedent te scheppen. Veel leidinggevenden hadden zich aan misbruik schuldig gemaakt en zouden worden vervolgd. De enquêtecommissie zou zijn onderzoek nog voortzetten. SOBSI en de regering beloofden rust en orde. De regering voegde hieraan nog anderhalve bladzijde toe, waarin werd gewaarschuwd tegen nieuwe stakingen. Er was geen reden in het succes daarvan te geloven, en de regering zou desnoods van haar bevoegdheden onder de noodtoestand gebruik maken om stakingen – ‘Die Kinderkrankheit des Radikalismus’ – te verbieden. Overleg was de aangewezen weg om arbeidsconflicten op te lossen.480 De FDR/SOBSI had gewonnen, en presenteerde dit in zijn pers ook als de zege van discipline en solidariteit.481 Het arbeidsconflict was gewonnen, maar Hatta’s toegeven had wel het gevaar van een landelijke crisis voorshands 477 Antara, 16- en 17-7-1948; ‘Pemogokan Delanggu’, p. 7, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 501; Sigit Wahyudi 2001:147-8. 478 ‘Program Nasional ditrima atawa crisis kabinet’, Sin Po, 19-7-1948. 479 Antara, 19- en 20-7-1948; ‘Peroesahan Delanggoe aken diserahken pada Blanda?’, Sin Po, 23-7-1948. 480 Antara, 27-7-1948; Sigit Wahyudi 2001:149-51. De SOBSI voelde zich blijkbaar aangesproken, nam ‘met verbazing’ kennis van de regeringsverklaring en wilde samenwerken met de regering ter bestrijding en vervolging van de echte antinationale elementen (Antara, 4-8-1948). De enquêtecommissie rapporteerde, na twee keer uitstel, op 19 augustus aan de BP over schade door de staking en de financiële positie van de BTN (Antara, 20-8-1948). Het eindrapport werd op 14 september in de BP gepresenteerd, onder geringe belangstelling van leden en publiek, terwijl de regering niet eens aanwezig was. Het verslag, van 65 bladzijden, gaf een somber beeld van de BTN: lage produktie en hoge verliezen (Antara, 14-9-1948). Op 21 oktober pas werd het rapport besproken. De BTN kreeg algemene kritiek en werd een ‘failliete boedel’ genoemd (Antara, 21-10-1948). Een week later stemde de BP in met een interpellatie, met als onderwerpen hoe de regering het rapport van de enquêtecommissie beoordeelde en welke maatregelen de regering overwoog ten aanzien van de BTN. De commissie werd tevens ontbonden (Antara, 27-10-1948). De interpellatie was voorzien voor november, maar vond niet plaats. De politieke ontwikkelingen hadden de kwestie-Delanggoe van alle urgentie ontdaan. 481 Antara, 19-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

769

bezworen. De botsing tussen BTI en STII in de katoenvelden van Delanggoe was onheilspellend, evenals de dreiging van meer stakingen – ‘Siasat’ noemde al een spoorwegstaking.482 Delanggoe was een ‘eerste krachtproef’, deel van een aanstaande ‘showdown’ tussen links en rechts.483 ‘Sin Po’ zag de gang van zaken als een zware slag voor Hatta’s regering en een bewijs van de sterkte van de FDR. De FDR had tenslotte ingestemd met een akkoord om de positie van de Republik tegenover Nederland niet te verzwakken en zo een contrarevolutionair resultaat te veroorzaken.484 Hatta gaf nu toe, maar liet weten dat hij dat maar één keer zou doen. In een grote suikerfabriek in Madioen stelde de SBG-Setiadjit op 23 juli een aantal looneisen.485 Waarnemers van de SBG waren tijdens de staking in Delanggoe486 en deden daar hun inspiratie op voor de actie in Madioen. Een aantal eisen werd ingewilligd en het conflict werd zo gesust, wellicht mede onder invloed van de harde regeringsverklaring.487 ‘Murba’ schreef op 24 juni voor het eerst over de staking. Het blad merkte op dat de Sajap Kiri als regeringspartij stakingen veroordeelde als schadelijk in de crisissituatie van de Republik. Nu steunde de Sajap Kiri de staking, niet om sociale redenen, maar om de verloren machtspositie te herwinnen. Het commentaar sprak zich niet uit tegen stakingen, maar wel tegen het gebruik voor eigen gewin. Een staking in de huidige fase van de Revolutie moest zijn gericht op het ‘vernietigen van de kapitalistisch-imperialistische macht’.488 Pas op 11 juli liet ‘Murba’ zich weer uit over de staking. De arbeiders verdienden sympathie, maar werden misbruikt door hun FDR-leiders. Zij beperkten de actie en richtten die tegen de regering, voor hun eigen politieke doeleinden. Wat nodig was, was een algemene anti-imperialistische staking in Republikeins en door Nederland bezet gebied – dat was waar Gasbri naar streefde. De FDR wilde terug aan de macht om met Nederland ‘samen te werken’, zoals voorheen.489 Na de botsing tussen BTI en STII in Delanggoe suggereerde het cursiefje in ‘Murba’ dat de aanwezigheid van Maroeto Daroesman daar wees op Nederlandse invloed, ‘listig en gecompliceerd’.490 En daarop stak het de draak met de corruptie die als nieuw thema in de FDR-pers was opgedoken, 482

St.M., ‘F.D.R. beropposisi’, Siasat 2-70(4-7-1948):2, 5. ‘Insiden Delanggu’, Siasat 2-72(18-7-1948):3. 484 ‘Di blakang lajar pemogokan “Delanggoe”’, Sin Po, 7-7-1948. 485 Antara, 26-7-1948. 486 Antara, 20-7-1948. 487 Antara, 30-7-1948. 488 Murba, ‘Pemogokan kaum buruh di Delanggu’, Murba, 24-6-1948. Dit artikel werd uitgebreid aangehaald in ‘”Sk Murba” gasak pimpinan SOBSI’, Merdeka, 2-7-1948. 489 B.M., ‘Bagaimana duduknja “Siasat” pemogokan Delanggu?’, Murba, 11-7-1948. 490 ‘Tikam pena; Provokasi Delanggu’, Murba, 15-7-1948. 483

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

770

Verguisd en vergeten

en die blijkbaar pas was ontstaan sinds Hatta’s regering aantrad.491 En de hele staking was slechts een zinloze actie, met politieke achtergrond, die niet bijdroeg aan de vereiste strijd tegen Nederland.492 Een boze ingezonden brief na afloop van de staking, waarin op het succes van de staking werd gewezen, en de anti-campagne van ‘Murba’, ‘Pacific’ en ‘Djiwa Islam’ werd gelaakt, gaf ‘Murba’ de kans nog een keer uit te pakken. De briefschrijver was blijkbaar ‘dronken of gek van het succes geworden’, aldus de reactie. De staking was slechts ‘destructief’ voor de Republik. Het was één manier waarop de lima serangkai in Nederlandse opdracht de Republik van binnenuit verzwakten.493 ‘Pacific’ was veel minder uitgesproken, en week niet af van de commentaren in de niet-FDR-pers. De situatie was gevaarlijk, een oplossing was snel nodig en het politieke gebruik van de staking was laakbaar.494 Zulke wilde beschuldigingen duidden op onzekerheid in GRR-kring. De GRR-partijen zwegen over de staking. In de BP en de enquêtecommissie koos Maroeto de zijde van PNI en Masjumi tegen de FDR; in de debatten liet hij zich niet horen.495 Diplomatieke betrekkingen met de Sovjetunie De verhouding tussen regering en FDR werd nog verder vertroebeld. Eind mei maakte het Sovjetpersbureau Tass bekend dat een akkoord was getekend tussen de Republik en de Sovjetunie over het aangaan van diplomatieke betrekkingen en het uitwisselen van consuls door de Sovjetambassadeur in Praag en de speciale gezant van de Republik, Soeripno. Antara bracht dit bericht op 27 mei, en haalde het Tassbericht van 26 mei aan, waarin overigens geen sprake was van diplomatieke erkenning, maar slechts van ‘consulaire betrekkingen’. De overeenkomst was op 22 mei beklonken.496 De regering-Hatta reageerde verrast en onzeker, en zat in zijn maag met 491

‘Tikam pena; Siapakah bertanggung djawab’, Murba, 16-7-1948. Prapto, ‘Lepas dari bajangan djalan buntu’, Murba, 17-7-1948. 493 ‘Suara pembatja; Gila kemenangan’, Murba, 24-7-1948. 494 ‘Delanggu’, Pacific, 14-7-1948. Over de GRR-reactie: Sigit Wahyudi 2001:51-2. 495 Overzichten over de gang van zaken in Delanggoe: Sutter 1959, II:556-8; Reid 1974a:133; Nasution 1979, VIII:33-47; Ajip Rosidi 1986:101-3; Soe Hok Gie 1997:200-7; Abels 1983:98-101; Swift 1989:41-3; Penumpasan 1984:25-6; Julianto Ibrahim 2004:172-3. Sigit Wahyudi 2001, een vrijwel ongewijzigde herdruk van een doctoraalscriptie uit 1981 over de Delanggoestaking, bevat voor een groot deel algemene beschouwingen en herhaalde uiteenzettingen over het politieke karakter van de staking. 496 Antara, 27-5-1948; het Tassbericht in Van de Sande 1984:9; Swift 1989:33; ook in NIB 13:736, noot 2 bij doc. 322. Sin Po, 27-5-1948 nam het over via het Nederlandse ANP. De officiële briefwisseling in Van de Sande 1984:27. 492

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

771

dit akkoord dat haar zowel in de moeizame onderhandelingen als in de binnenlandse politiek in verlegenheid bracht. Soeripno, die studeerde in Nederland, had daar de Duitse bezetting doorstaan. Hij was prominent in de PI en had zich tot het communisme bekeerd. Hij keerde pas rond eind 1946 naar Indonesië terug – als dat eerder was geweest, zou er sprake zijn geweest van enam (zes) serangkai – maar Sjahrir stuurde hem in juni 1947 naar een jeugdconferentie in Praag, waar hij vervolgens in september een voorlichtingskantoor opende met medeweten van Sjahrir en Agoes Salim.497 Zijn contacten strekten zich ook uit tot de Sovjetambassade in Praag, die liet blijken te zijn geïnteresseerd in de uitwisseling van consuls, mits daartoe het verzoek werd gedaan door de Republik. Soeripno vroeg en kreeg een volmacht, door Soekarno en Soeripno’s PI-makker Tamzil op 25 december 1947 getekend, om te onderhandelen. Het eventuele resultaat zou dan nog ratificatie behoeven van de regering. 498 In april 1947 al was in Moskou intern overleg begonnen over een erkenning van de Republik, die tot uitkomst had dat een defactoerkenning binnen de regels van Linggadjati mogelijk was. Het belang ervan werd benadrukt.499 Soeripno ontving zijn volmacht op 13 januari 1948. Op 23 januari stuurde Soeripno een brief aan de Sovjetambassade in Praag, waarin hij stelde dat hij die dag instructies had ontvangen om besprekingen te openen over het aangaan van diplomatieke betrekkingen met de Sovjetunie en Tsjechoslowakije. Op 17 februari vond de eerste ontmoeting plaats, waarin Soeripno werd gevraagd zijn geloofsbrieven te overhandigen. Hij deed dit op 10 april. De Sovjetunie twijfelde vervolgens of Soeripno’s bevoegdheid ook door het nieuwe kabinet-Hatta werd ondersteund en of het Renville-akkoord een erkenning toestond. Na nieuwe advisering in Moskou en hoog overleg, waarbij ook Stalin werd ingeschakeld, werd ingestemd met het aangaan van consulaire relaties.500 Het was het resultaat van een langdurig en zorgvuldig besluitvormingsproces aan Sovjetzijde. Soeripno had graag meer spoed gezien; voor hem vormde Renville hierbij een extra-stimulans. Die nederlaag, die politieke fout en de geschade eenheid, ook het gevolg van Amirs aftreden, konden zo deels worden gecompenseerd, naar zijn idee. Er werd een 497

Antara, 29-5-1948; Swift 1989:34; Van de Sande 1984:80. Sin Po, 29-5- (met een door Reuter in Praag opgetekende verklaring van Soeripno), 5- (met de volledige tekst van Soeripno’s volmacht, uit Nieuwsgier, overgenomen in Blijf op de Hoogte!, 12-6-1948:5-6) en 8-6-1948 (met de door Hatta aangevulde tekst); Antara, 1-, 7-6- en 13-8-1948; Activities of Republican Indonesians 1948:1 (volledige tekst); Swift 1989:34; Van de Sande 1984:10, 26; ook Kahin 1952:268 en Abels 1983:97-8. Zie ook Soeripno’s in Singapore onderschepte rapport aan Soekarno, in afschrift in mijn bezit (ook in NA, PG 532), en de Engelse vertaling ervan in Activities of Republican Indonesians 1948:2-4; NIB 14:157-60 en American Embassy, Praha, Czechoslovakia aan Secretary of State, 30-12-1948, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, Box 118, 4202 Indonesia. 499 Efimova 1998:186-8. 500 Efimova 1998:188-91; Boden 2006:51-2. 498

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

772

Verguisd en vergeten

principe-akkoord bereikt, maar van Sovjetzijde bleef voorshands officiële bevestiging uit, tot Tass op 26 mei zijn bericht verspreidde. Toen Soeripno zijn volmacht kreeg, was Amir Sjarifoeddin nog premier, en was Renville nog niet afgesloten. Amirs kabinet was opgevolgd door de regering-Hatta zonder de Sajap-Kiri-partijen, en Renville had inmiddels een rem gezet op de verdere uitbreiding van de buitenlandse relaties van de Republik. Djokja reageerde allereerst met een verklaring dat de regering niet op de hoogte was van Soeripno’s activiteiten.501 Een dag later zei Agoes Salim dat Soeripno geen bevoegdheid had tot het afsluiten van een overeenkomst.502 Met een officiële verklaring op 29 mei poogde de regering de onrust te dempen. Als Soeripno een akkoord had gesloten, was dat op basis van een volmacht verstrekt vóór Renville. De inhoud van het akkoord was de regering niet duidelijk; om die reden was Soeripno verzocht om toelichting te verschaffen en naar Djokja te komen. Nederland legde de hand op een boodschap van 8 juni van Agoes Salim aan Soeripno; ‘You are requested to come to Djocja, not to be accused of anything, but to give further information as regards your service during all that time and to discuss our further attitude’. Maar Agoes Salim moest de gevoelens van de Sovjetunie ontzien en een ‘modus vivendi’ vinden, omdat buitenlandse betrekkingen niet konden worden uitgebreid. De regering bevestigde in Nederlandse richting haar beleid om voorlopig haar buitenlandse betrekkingen niet uit te breiden.503 Nederland had voorspelbaar boos gereageerd op het nieuws: Renville was geschonden, en de toenemende communistische invloed in de Republik was bevestigd. Het gaf Nederland nog een aanleiding om de onderhandelingen te bemoeilijken, en zelfs werd overwogen deze af te breken. Zowel Nederland als de Republik richtten zich tot de Verenigde Staten. Nederland om de Republik af te schilderen als onbetrouwbaar en afglijdend naar het communisme; de Republik om dat beeld te corrigeren. De regeringsverklaring dien501 Antara, 27-5-1948. De Australische consul-generaal C. Eaton rapporteerde op 27 mei een soortgelijke reactie uit Republikeinse kring in Djakarta (Dorling en Lee 1996:180). 502 Antara, 28-5-1948; dezelfde verklaring ook in Aneta Bulletin, 28-5-1948, in NIB 13:748-9 en Sin Po, 28-5-1948. Agoes Salim zou uit de gang van zaken zijn gevolgtrekking hebben gemaakt en zijn ontslag hebben aangeboden (Van Vredenburch 1985:379), dat werd geweigerd of dat hij later weer introk. 503 Antara, 29-5-1948; Sin Po, 30-5-1948; Dorling en Lee 1996:181-2; ook Swift 1989:35, 38. De boodschap van 8 juni in Activities of Republican Indonesians 1948:5. In antwoord op een Nederlands aide-mémoire aan Hatta hierover van 3-6-1948 (NIB 13:820-1; ook Dorling en Lee 1996:190) gaf de Republik een soortgelijk antwoord (NIB 14:101-2). Deze uitwisseling werd niet publiek gemaakt. Nederland speelde de zaak niet keihard. De discussie werd nog voortgezet, zonder nieuwe gezichtspunten op te leveren (NIB 14:224-6 – een brief van premier Beel aan de Nederlandse onderhandelingsdelegatie – en NIB 14:587-9 – een reactie van de Republik). De Nederlandse onderhandelaar Van Vredenburch 1985:376-85 geeft een overzicht van het verloop van de affaire-Soeripno in iets te dramatische kleuren. ‘Kendali dalem Republik’, Sin Po, 1-6-1948 kritiseert het gebrek aan overleg en coördinatie in de Republikeinse buitenlandse betrekkingen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

773

de dat doel, waaraan Hatta’s persoonlijke verzekering aan Court DuBois, de Amerikaanse vertegenwoordiger in de Commissie van Goede Diensten, werd toegevoegd dat hij nooit in een uitwisseling van consuls zou toestemmen.504 Op 16 juni vertelde Hatta aan Van Mook dat zijn regering had besloten ‘om de overeenkomst, welke eventueel door Soeripno is gesloten, niet te ratificeren. Aangezien met Soeripno nog geen behoorlijk contact was verkregen en men bovendien bang was voor communistische of Russische repercussies, welke men voor­lopig wilde vermijden, was men bevreesd dit openlijk te zeggen.’505 Naar buiten toe was de schade zo beperkt, en de ongetwijfeld langdurige reis van Soeripno van Praag naar Djokja zou welkom uitstel en afkoeling opleveren.506 De Sovjetmotieven om het akkoord openbaar te maken, na maanden uitstel, lijken een uitvloeisel van de verscherpte internationale verhoudingen. De Koude Oorlog was in Europa begonnen; met het Marshallplan en westerse militaire samenwerking organiseerden de Verenigde Staten een afweer tegen een verdere Sovjetopmars. Met het consulaire verdrag toonde de Sovjetunie zijn antikoloniale gezicht en werden de Verenigde Staten en Nederland in verlegenheid gebracht. Dat gold ook voor de regering-Hatta, die tot dan toe was ontzien door de Sovjetunie als vertegenwoordiger van een antikoloniale beweging. Maar met het verdrag toonde de Sovjetunie zijn steun aan de Republik, die gunstig afstak bij de Amerikaanse steun aan Nederland. Bovendien werd Hatta gedwongen kleur te bekennen. Bij de waarschijnlijk wel voorziene afwijzing werd de FDR een belangrijk propagandamiddel in handen gegeven. Als het toch tot een consulaat zou komen, zou de Sovjetunie beschikken over een informatiepunt ter plekke en een direct contact met de PKI.507 504

FRUS 1948, VI:195, 208, in Swift 1989:37-8, note 26; ook in NIB 13:766. Persreacties van Het Dagblad, De Locomotief en Nieuwsgier, in Blijf op de Hoogte!, 5-6-1948:3-4. Blijf op de Hoogte!, 12-6-1948:9-15 vat reacties samen in de Indonesische, Chinees-Indonesische en Nederlandse pers. De pers in Nederland was, op De Waarheid na, zeer negatief. Blijf op de Hoogte!, 26-61948:12-3 bevat verdere reacties in de Nederlandse pers. 505 Verslag door Van Mook in NIB 14:145. In een gesprek met Van Mooks kabinetschef P.J. Koets, op 29 mei, had Hatta al verteld dat het verdrag voor hem een ‘volkomen verrassing was geweest en dat het hem in hoge mate speet, dat dit op dit ogenblik was gebeurd’ (NIB 13:780). De Nederlandse reactie ook in Van de Sande 1984:13-7. 506 Soeripno had nog niets van zijn terugroepen gehoord (Reuter uit Praag in Sin Po, 2-61948); Hatta had hierover geen bericht van Soeripno ontvangen (Sin Po, 8-6-1948). Eind juli was Soeripno in New Delhi, en was het onduidelijk of hij naar Djokja zou komen. Haast was er blijkbaar niet (Sin Po, 24-7-1948). De regering zou hem zelfs hebben opgedragen in New Delhi te blijven om de relatie met Nederland niet verder te laten verslechteren (Sin Po, 14-8-1948). 507 Deze argumenten ook in Swift 1979:36-7; Van de Sande 1984:10-1 en McVey 1957:4950. ‘Perhoeboengan diplomatiek Sovjet-Republiek’, Sin Po, 27-5-1948 noemt meteen als Sovjetmotieven de internationale, anti-Nederlandse en anti-Amerikaanse dimensie in de steun aan de FDR. De antikoloniale dimensie ook in Pravda, 8-6-1948 (zoals door Reuter verspreid

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

774

Verguisd en vergeten

Een commentaar in ‘Sin Po’ besloot: ‘De Sovjetunie bezit mogelijk nog geen atoombom maar heeft al vaak laten blijken andere bommen te bezitten die een conferentie kunnen opblazen en is kundig in het inzetten van ­anderen als pion in het internationale politieke schaakspel’.508 De FDR reageerde snel en een breed publiciteitsoffensief werd ingezet, dat begon met een partijverklaring op 1 juni, waarin het akkoord een ‘diplomatieke zege’ werd genoemd, die niet strijdig met Renville was. De regeringsverklaring om de buitenlandse betrekkingen niet uit te breiden werd veroordeeld. Een perspectief op voordelige handelsrelaties met de Sovjetunie werd geschetst. Het terugroepen van Soeripno werd afgekeurd.509 De FDRpers en de FDR-sprekers op allerlei vergaderingen maakten veel ophef over het akkoord.510 Tass gooide olie op het vuur door de Verenigde Staten en Nederland te beschuldigen van het onder druk zetten van de Republik om het akkoord niet te ondertekenen.511 De polarisatie van regering en FDR werd door de affaire-Soeripno verder bevorderd, en de FDR meer op een Moskougetrouwe koers gezet. Met de staking in Delanggoe droeg Soeripno’s akkoord er toe bij dat toen eindelijk het Program Nasional was vastgesteld, het vervolg – een kabinetswijziging – voor Hatta en de regeringspartijen een gepasseerd station was.512 Soeripno meldde zich pas op 11 augustus in Djokja, werd meteen bij Hatta ontvangen en gaf een voorzichtig verslag daarvan aan de pers: er was geen sprake van een diplomatiek akkoord of van zodanige erkenning. Wel opende het akkoord de weg naar handelsbetrekkingen en latere officiële erkenning. En het paste bovendien – Soeripno was snel op de hoogte gebracht – in het en in Sin Po, 9-6-1948 opgenomen). Hiernaast haalt Swift 1979:36 het State Department aan (in FRUS 1948, VI:190), dat meende dat het consulair verdrag voor de Islamlanden de erkenning van Israel moest compenseren (ook door DuBois genoemd, aangehaald in NIB 13:766). KHA 30-5/5-6-1948:7618D haalt Hatta aan die het Sovjetbesluit plaatste in ‘het kader van de wereldstrategie, vermoedelijk verband houdende met de Russische erkenning van Israel’. McVey 1957:51-3 plaatst het verdrag in de harde Sovjethouding ten opzichte van het nationalisme, onder invloed van Tito’s eigen koers. Nederland protesteerde bij de Sovjetunie tegen het akkoord. De Nederlandse minister van buitenlandse zaken ontbood op 29 mei de Sovjetambassadeur, die verklaarde dat zijn land er van uitging dat de aangeknoopte relatie binnen het Linggadjati-akkoord paste (NIB 13:761-2; het gesprek werd ook door Aneta gemeld (Sin Po, 29-5-1948)), terwijl de Nederlandse ambassadeur in Moskou te horen kreeg dat het akkoord na herhaalde Indonesische aandrang – van Soeripno dus – tot stand was gekomen (NIB 13:831, een bericht van 4-6-1948). De Sovjetreactie ook in Efimova 1998:193 en Van de Sande 1984:12-3. Algemeen ook in Witte 1990:102-6. 508 ‘Keragoean dan kasoelitan’, Sin Po, 28-5-1948. 509 Antara, 1-6-1948; Sin Po, 2-6-1948 (Aneta). 510 Bijvoorbeeld een rede van Amir in Djokja op 13 juni, in Antara, 14-6-1948. In algemene zin: Swift 1989:38-9. 511 Antara, 10-6-1948. 512 Swift 1989:33, 39 overdrijft mijns inziens door te beweren dat de Tassverklaring van 26 mei ‘shattered hopes for achieving political unity in Indonesia’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

775

Program Nasional.513 Dat laatste argument werd ook veelvuldig gebruikt in de Djokjase pers die bij Soeripno’s komst nog eens uitgebreid en unaniem positief over het akkoord schreef.514 Soeripno’s diplomatieke loopbaan was na zijn onderhoud met Hatta ten einde; hij stortte zich in de FDR-actie. De GRR stond volledig achter het aanknopen van betrekkingen met de Sovjetunie. Hatta kreeg een telegram waarin de Russische politieke stap werd geprezen, die hopelijk zou worden gevolgd door de andere landen van de ‘Big Five’ (Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en China). De regering werd gevraagd zo snel mogelijk diplomaten uit te wisselen.515 Tegelijkertijd stuurde de GRR een radiogram aan de Russische minister van buitenlandse zaken. Gehoord het Tassbericht dat de USSR de Republik Indonesia zal erkennen, maken wij uit naam van het revolutionaire volk van Indonesië van de gelegenheid gebruik om uw regering de grootst mogelijke dank over te brengen met hoopvolle gevoelens over het akkoord en een welkom voor uw diplomatieke afgezant, die naar wij hopen hier zo spoedig als mogelijk zal komen.516

De GRR stak zo de FDR de loef af, maar zal geen antwoord hebben gekregen – in ieder geval werd nog wel geworven om de gunst van Moskou. De GRR ging er overigens ten onrechte van uit, dat Moskou de Republik volledig erkende. In zijn cursiefje stelde ‘Murba’ de vraag of FDR en Soeripno de eer van de erkenning mocht worden toegekend. Het antwoord was negatief. Eerder had de Sajap-Kiri-regering uit angst voor Amerika die erkenning afgehouden, terwijl Rusland anderzijds van die regering wist dat deze werd geleid door rechtse sociaal-democraten, en daarom zijn reserves koesterde. Tot slot was de erkenning een compensatie voor de erkenning van Israel. Los van dit alles was ‘Murba’ blij met de erkenning door een wereldmacht met vetorecht in de VN.517 De Masjumi nam een afwachtende houding in over de erkenning.518 De PNI sprak zich niet uit.519 513 Antara, 12- en 13-8-1948; ook als ‘Republiek en Sovjet-Unie, verklaring van Soeripno’, Week­ overzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-34(18/24-8-1048):5-6 en KHA 15/21-8-1948:7714I. 514 Antara, 11- en 12-8-1948; ook in Van de Sande 1984:18. 515 Pacific, 1-6-1948, ook in Antara, 3-6-1948. 516 Pacific, 2-6-1948. 517 ‘Podjok Murba; Pengakuan Rusia’, Murba, 17-6-1948. 518 Antara, 3-6-1948. 519 Voor overzichten van de gang van zaken rond het consulair verdrag: Rise of communism 1948:21-4; Kahin 1952:268-9, gebaseerd op ‘Conversations with Soeripno, September 6 and 7 1948, Jogjakarta’, in KITLV, Collectie-Kahin; McVey 1957:47-52; Hartono 1959:75-83; Brackman 1963:75-7; Nasution 1978, VII:82-3, 142-4, 385-7; Anak Agung 1980:97-9; Abels 1983:95-8; Van de Sande 1984; Monster en Van de Sande 1985:106-8; Van den Berg 1986:67-70. Swift 1989:33-9; Bilveer Singh 1994:117-9 (met reacties in de Sovjetpers); Bogaerts 1995:3366-9; Sejarah diplomasi 1996:592-7; Boden 2006:50-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

776

Verguisd en vergeten

Impasse in de onderhandelingen Inmiddels duurde de impasse in de onderhandelingen tussen Nederland en de Republik voort, terwijl Nederland voortging met het opzetten van deelstaten en een voorlopige federale regering, en de blokkade van de Republik bleef handhaven. In de Veiligheidsraad stelde de Republik in juni de Nederlandse daden aan de kaak, en kreeg daarbij adhesie van China, India en Australië, maar het bleef bij woorden. De Verenigde Staten wensten Nederland niet af te vallen, waardoor de Raad onmachtig bleef – het bleef bij het vragen om informatie aan de Commissie van Goede Diensten. Nederland gaf in de Raad te kennen dat het de voortdurende discussie over details moe werd, en liet op voorhand weten tegen meer bevoegdheden voor de Commissie van Goede Diensten te zijn.520 Dat laatste was een schot voor de boeg. Om een doorbraak te forceren in de besprekingen – waarin beschuldigingen over en weer van bestandsschendingen en de verschillende interpretatie van Renville alle uitzicht op een akkoord belemmerden – legden het Amerikaanse en Australische lid van de Commissie van Goede Diensten, DuBois en Critchley, op 10 juni een eigen voorstel aan beide partijen voor. Het vroeg op korte termijn om algemene verkiezingen voor een voorlopig parlement dat de deelstaten van de federale republiek zou vastleggen en begrenzen, en een president zou kiezen, die op zijn beurt een premier zou benoemen die een parlementair kabinet zou vormen. Het parlement beschikte over alle bevoegdheden van een parlement van een onafhankelijke staat. De Nederlandse Hoge Commissaris had in een aantal zaken nog het recht van veto. Het voorlopig parlement was ook bevoegd een Unie met Nederland op te stellen, en de Grondwet voor de federale staat vast te stellen. Na goedkeuring van Unie en Grondwet zou Nederland de soevereiniteit overdragen.521 Voor Nederland was het voorstel niet aanvaardbaar; het stelde in de waagschaal wat in de afgelopen maanden was opgebouwd aan pro-Nederlandse deelstaten. Een hanteerbaarder argument was dat verkiezingen op korte termijn in de Republik niet konden plaatsvinden in de gewenste vrijheid, met een voor alle partijen vrije discussie vooraf. Van Mook formuleerde het aldus: ‘het working-paper [van DuBois en Chritchley] leidt tot verkiezingen onder volle Republikeinse terreur en bevoegdheidsoverdracht aan een incompetente regering, die noch deugdelijk werkende centrale (Federale) diensten noch een betrouwbaar en gedisciplineerd gezagsapparaat zal bezitten’.522 Tot inhoudelijke discussie kwam het echter niet. Nederland wenste 520

NIB 14:110-2 (verslag Nederlandse afgevaardigde in de Veiligheidsraad, E.N. van Kleffens, aan minister van buitenlandse zaken). 521 Het voorstel, een ‘working paper on an outline of a political settlement’, in NIB 14:73-85. 522 In een verslag aan premier Beel, 23-6-1948, in NIB 14:188. Een uitvoerig commentaar van

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

777

het voorstel niet te bespreken omdat de Commissie van Goede Diensten, die niet eensgezind was – de Belgische vertegenwoordiger was het met de voorstellen oneens – zijn bevoegdheden hiermee overschreed. En toen de voorstellen uitlekten brak Nederland op 16 juni boos alle onderhandelingen af.523 Voor de Republik waren de voorstellen acceptabel, en tegelijk werden deze ook het minimum waarmee de Republik nog akkoord wilde gaan, zoals bleek uit het optreden van de onderhandelaars na 16 juni. Toen de partijen elkaar op 23 en 29 juni weer ontmoetten, stond discussie op basis van de DuBois-Critchley-voorstellen op de agenda. Nederland weigerde beide malen hierop in te gaan en de impasse was er opnieuw. Nederland wees elk voorstel van de Commissie van Goede Diensten af en kwam ook zelf met geen enkel initiatief, in afwachting van de Tweede-Kamerverkiezingen in juli. DuBois, die met zijn voorstellen voor een flink deel buiten Washington om handelde, vertrok begin juli met ziekteverlof uit Indonesië, tot opluchting van Nederland en het State Department. Een Chinees voorstel in de Veiligheidsraad om de Dubois-Critchley-voorstellen als uitgangspunt voor een oplossing te onderschrijven, haalde het niet, bij gebrek aan Amerikaanse steun. Het leek er op dat de Verenigde Staten de Republik in de steek lieten ten gunste van hun Europese partner.524 In zijn gevangenis boog Tan Malaka zich ook over de diplomatieke keuzes die de Republik moest maken. Op 6 mei sloot hij een lang artikel hierover af, dat vanaf 30 mei in vijf afleveringen in ‘Pacific’ werd afgedrukt: ‘Getrennt marschieren, vereint schlagen’.525 Het Indonesische volk stond voor de keuze, aldus Tan Malaka, wiens stuk onder het pseudoniem D.S.K. (van DaSuKi?) verscheen, tussen 1. het Amerikaanse bloc; 2. het socialistische bloc; 3. een Aziatisch-Afrikaans bloc; 4. self-help met steun van buitenaf. Een keuze bepaalde in belangrijke mate het succes of falen bij de verdediging van de 100% onafhankelijkheid. Die 30-6-1948 in NIB 14:227-33. 523 Volgens Kahin 1952:249 was hierbij sprake van Nederlands toedoen, om de discussie op voorhand te torpederen. Voor zijn bewering is geen grond te vinden (NIB 14:117-8, 128, 162, 173, 176, 306). 524 Voor algemene overzichten: Van Vredenburch 1985:381-403; Smit 1952:165-8; Kahin 1952:247-50; Oey Hong Lee 1981:176-81; Swift 1989:39-40. Uitvoerige gegevens zijn te vinden in NIB 13:815-6, 818-9, 14:2, 30-5, 48-9, 64-85, 97-9, 114-5, 128-9, 145-6, 150-2, 154-6, 175-81, 18891, 212-4 en 227-33. 525 Pacific, 30-5-, 1-, 2-, 6- en 7-6-1948. Het artikel werd in drie delen overgenomen in Patria, dat drie keer per maand in Kediri verscheen als uitgave van de TRIP (nos. 26(20-6-1948), 27/28(1/10-7-1948) en 29(20-7-1948). De Duitse leuze werd al eerder gebruikt; Barlan Setiadijaya 1991:190 haalt hem aan als gebruikt in Soerabaja in september 1945. Ook in ‘So’al strategy-taktik’, een pamflet van Pustaka Murba van 12-2-1948 wordt ernaar verwezen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

778

Verguisd en vergeten

diende dan ook na zorgvuldige studie te geschieden – en samen met de lezer wilde Tan Malaka zich daaraan zetten. Vooraf wees hij op de toenemende tegenstellingen tussen kapitalistisch en socialistisch bloc, niet alleen ideologisch, maar ook economisch, diplomatiek en militair, met een agressief Amerika, met zijn Marshallplan, waartegen Rusland zijn afweer versterkte. Wereldwijd strijden de beide blocs om hun positie te versterken, soms al met een burgeroorlog tot gevolg, zoals in Griekenland en China. Als Indonesië kiest voor één bloc wordt het partij in een mogelijke wereldoorlog. Bij een keuze voor Rusland zal Amerika Indonesië bezetten; bij een keuze voor Amerika zal Indonesië onder Amerikaanse ‘bescherming’, met een grote Amerikaanse legermacht in het land, worden geplaatst. Bij een Russische zege wordt Indonesië deel van het socialistisch-communistische bloc, bij een Amerikaanse zege een hele of halve kolonie in de kapitalistische wereldorde, en bij een algehele vernietiging zal ook Indonesië mee ten onder gaan. Met deze inleiding was over twee van de vier keuzen in feite al een uitspraak gedaan. Bij keuze voor Amerika werd Indonesië weer een verkapte kolonie, onder de controle van buitenlands kapitaal, zonder eigen industrie, louter als leverancier van grondstoffen. Russische steun was in de praktijk een probleem, door tekorten in Rusland zelf, maar vooral door de grote afstand tussen Rusland en Indonesië. En bij zo’n keuze zou ongetwijfeld het Amerikaanse bloc in actie komen om de Republik ten onder te brengen. Een ‘Third Power Policy’ van Aziatische en Afrikaanse landen op basis van gedeelde ervaringen en strijd is een illusie. Daarvoor zijn de klassen­ tegenstellingen in die landen onoverbrugbaar – de bourgeoisie staat tegenover de murba. Zonder diplomatie en ‘samenwerking met Nederland’ was de Republik wellicht al 100% onafhankelijk. De huidige situatie is somber in politiek, economisch en militair opzicht, met een steeds sterker Nederland en een steeds zwakkere Republik. Maar de vrijheidsgeest is nog niet verdwenen, ook niet in bezet gebied. ‘Het Indonesische volk heeft bijna drie jaar vrijheid ingeademd.’ In een nieuwe fase van de revolutie moet de murba de leiding overnemen van de kleine bourgeoisie, en de vrijheid verdedigen. De murba zal de klassenstrijd van de murba elders steunen en steun van waar ook aanvaarden. Met alle natuurlijke rijkdommen van Indonesië, met de al getoonde inzet en kunde van de murba, kan de Republik worden verdedigd op basis van self-help. En de landen die de Indonesische neutraliteit willen schenden, weten zeventig miljoen mensen tegenover zich die een imperialistische troepenmacht van honderdvijftigduizend man zullen bezighouden – en op die wijze wordt indirect het socialisme gesteund. ‘En tot slot kunnen wij beloven aan het buitenlandse proletariaat dat op “basis van eigen kracht, en op eigen wijze” op een bepaald tijdstip en bepaal-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

779

de plaats wij elkaar de hand zullen kunnen reiken als de ene onafhankelijke murba-staat met de andere onafhankelijke murba-staat’, waarna de passende titel het artikel besloot. Nog een keer doopte Tan Malaka zijn pen in gal, en trok hij alle registers open in een artikel over de Nederlands-Indonesische onderhandelingen. Het artikel verscheen op 13, 16 en 17 juni in ‘Moerba’, dat toen na zes weken gedwongen pauze, door een drukkerijstaking, herverscheen. Het is waarschijnlijk eerder geschreven. De eerste regel verwijst naar de onderhandelingen die ‘nu’ aan de gang zijn in Kalioerang; vanaf 12 april was de plaats van handeling voor drie weken verlegd van Djakarta naar het bergoord Kalioerang. En daar vond, aldus Tan Malaka, de ‘koehandel’ plaats tussen Nederland en de ‘kleine bourgeoisie’ van de Republik.526 De hoofdzaak was al geregeld: de buitenlandse eigendomsrechten en de koloniale schulden waren erkend. Nederland wenste nu nog ‘rechts- en bedrijfszekerheid’, zodat het was gevrijwaard van de ‘extremisten’ als het met ‘vrouw en dochter van desa naar stad gaat om bioscoop, restaurant en danslokaal te bezoeken’. Voor de kleine bourgeoisie vormen de zetels in de federale regering het grootste probleem. ‘Voor de schijn’ en als ‘face-saving-method’ moeten zij daarbij laten zien dat Proclamatie en Revolutie niet vergeefs zijn geweest. Om praktische redenen moet Nederland daarin ook een flink stuk meegaan. Hierover moet dan nog worden gesproken en verder resteert slechts het vraagstuk van de gemeenschappelijke gendarmerie. Het was handiger geweest als Nederland dit punt had laten rusten, en weer volop economisch actief was geworden in de Republik. Als ‘bambu-runtjing’-actie toch zou zijn ondernomen, was er alle reden geweest voor ingrijpen en internationale actie – maar zo’n beleid viel buiten het blikveld van de Nederlandse kruidenier. In feite waren alle doeleinden bereikt en was Indonesië al deel van het Amerikaanse kapitalistische bloc. Het Indonesische volk had een goed inzicht in de gang van zaken toen de Nederlandse delegatie, met Abdulkadir en Hoesein Djajadiningrat als prominente voorlieden, ‘beledigd, bespot en bespuwd’ werd bij aankomst op het station van Djokja.527 Het ‘zachtste volk der aarde’ richtte zich ‘instinctief’ tegen deze verraders. Nederland maakte veel ophef hierover, maar de boosheid en angst waren spoedig verdwenen toen de Nederlandse auto langs desa’s en sawahs links en rechts zoefde op weg 526 A.R. Dasuki, ‘Belantik sapi di Kaliurang; Sambutan perundingan Indonesia-Belanda’, Murba, 13-, 16- en 17-6-1948. In latere uitgaven werd ‘belantik sapi’ vervangen door ‘koehandel’, en zelfs ‘kuhandel’. 527 Een verslag van deze ontvangst door Abdulkadir zelf op 13 april aan Van Mook in NIB 13:458-61.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

780

Verguisd en vergeten

naar Kalioerang. Vooral als hij daar dan arriveert bij een groot, schoon verblijf in het koele, gezonde klimaat van Kalioerang, zoals in zijn eigen land, verdwijnt zijn vermoeidheid. Van Kalioerang, op de helling van de Merapi, die met al zijn pracht in het luchtruim oprijst, ziet hij naar beneden op de uitgestrekte hellingen de lijnen van de rivieren, die sawah en ladang bevloeien, hellingen bestrooid met desa’s, overvol met goedkope arbeidskracht, gedwee en gehoorzaam... en, o..., zo trouw aan hun meesters en hun werk!... [vanaf ‘en, o’ in het Nederlands] het resultaat van de schitterende feodale cultuur, en dat brengt zijn begeerte terug. Ach, als wij Nederlanders eenmaal weer land, arbeidskracht en natuurrijkdommen van dit paradijs op aarde konden beheersen. Hij staat dan weer op en wandelt naar de onderhandelingstafel met een nieuwe kaart in zijn zak.

Het incident in Djokja is aanleiding om met hernieuwde kracht de gemeenschappelijke gendarmerie te eisen, en verder de ontwapening van de TNI, het afschaffen van het Republikeinse geld, het afbreken van de buitenlandse betrekkingen en tenslotte de vorming van de Unie en de federale staat, Negara Indonesia Serikat (NIS). Over de zetels en macht in Unie en NIS vindt nu het loven en bieden in Kalioerang plaats. ‘Maar doelwit en inzet in dit loven en bieden, de melkkoe van straks, als deze koehandel tot resultaat leidt, wordt niemand anders dan murba, arbeiders, boeren en het arme volk.’ Op de murba rust de taak om ordelijk, kalm en weloverwogen en eensgezind de koehandel van de Indonesische kleine bourgeoisie en het buitenlandse kapitalisme-imperialisme teniet te doen. ‘Murba’ volgde deze militante opstelling met een felle aanval op de kleine bourgeoisie en de ‘inlanders alat’ (de inlandse handlangers), een woord waarvoor Tan Malaka als bron werd genoemd. Maar hun acties worden doorzien, en de nationale en internationale dialectiek brengt de revolutie in een nieuwe fase. In West- en Oost-Java uit zich dit in organisatie, strijdwijze en strijdgeest van de murba, die ongevoelig is voor de oproepen van de kleine bourgeoisie en de ontwapening door de TNI. De murba moet oppassen voor de diplomatieke koehandel, zoals A.R. Dasuki dat noemt, aldus dit commentaar.528 Maroeto Nitimihardjo stelde zich voorzichtiger op toen hem op 18 juni werd gevraagd naar zijn commentaar op het afbreken van de onderhandelingen door Nederland. Nederland had, volgens hem, in het AmerikaansAustralische voorstel de gezochte aanleiding gevonden om het overleg te staken. Nu moest de internationale gemeenschap zich een mening vormen over het geschil, ook door onderzoek ter plekke, nodig om de Nederlandse nieuwsblokkade te doorbreken. In de Republik zelf was een versterking van de defensie nodig, allereerst ook door het Front Nasional tot stand te bren-

528

‘Dialektika nasional dan internasional...’, Murba, 3-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

781

gen, waarover de besprekingen gaande waren.529 De regering kreeg steun van Masjumi en PNI in haar reactie op de DuBoisCritchley-voorstellen dat deze een basis vormden voor onderhandelingen.530 Toen de impasse voortduurde stelden beide partijen voor de ‘werkeloze’ onderhandelaars in te zetten om de buitenlandse relaties van de Republik uit te breiden.531 PSII, BPRI en FDR spraken zich uit tegen de voorstellen. De BPRI wenste vast te houden aan de ‘oorspronkelijke Renvilleprincipes’,532 de PSII wenste een beroep op de VN om het geschil te beslechten.533 Dat laatste vroeg de FDR ook, maar dan concreter via Veiligheidsraad en arbitrage. De voorstellen gingen minder ver dan Renville, en brachten de Republik, zijn leger en zijn buitenlandse relaties in gevaar. Een nieuwe Nederlandse opmars dreigde. Toen de onderhandelingen een maand stillagen vroeg Amir Sjarifoeddin ook het overleg over sociale en economische zaken, dat nog voortging, te staken. En de buitenlandse relaties moesten worden uitgebreid, ook met Oost-Europa. En hij beantwoordde de twijfel over de steun die de Republik kon verwachten van het aangaan van betrekkingen met Rusland, met de wedervraag: ‘Wat kunnen wij verwachten van de Verenigde Staten?’534 Zulke uitspraken droegen er niet toe bij regering en coalitiepartijen ontvankelijk te maken voor een nationale, brede regering of een nationaal front. Gerakan Revolusi Rakjat De GRR werd na lange pauze weer actief in een naar het schijnt andere opzet. De aanzet hiertoe lijkt te zijn gegeven op een conferentie in Solo die op 16 mei bijeenkwam. Besluiten over een nieuwe opzet van de organisatie zijn niet overgeleverd. De drie daar vastgestelde resoluties bleven eveneens vrijwel onopgemerkt.535 De GRR vroeg Soekarno de politieke gevangenen vrij te laten ter gelegenheid van de veertigjarige herdenking van de BoediOetomo-oprichting.536 In de tweede resolutie sloot de GRR aan bij de Gasbri-eisen over de naasting van vijandelijk bezit. Na schimpscheuten aan de infiltranten in de arbeiders529

Antara, 18-6-1948. Antara, 25- (PNI) en 26-6-1948 (Masjumi). 531 Antara, 23-7-1948. 532 Antara, 26-6-1948. 533 Antara, 7-7-1948. 534 Antara, 18-, 21-6-, 9-, 22- en 23-7-1948. 535 Murba kon ze niet afdrukken, omdat het door staking niet verscheen. Panjebar-Semangat 2-4(15-5-1948):2 meldde de besluiten nog in enkele regels. Het blad verscheen dus later dan de aangegeven datum. De resoluties werden in latere nummers volledig afgedrukt. 536 ‘Resolusi “Gerakan Revolusi Rakjat” kepada kepala negara’, Panjebar-Semangat 2-7/8(126-1948):1-2. 530

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

782

Verguisd en vergeten

beweging, die na de arrestatie van de arbeidersleiders in juli 1946 de macht overnamen in de vakbeweging en deze op reformistische koers zetten, werd de teruggave in alle opzichten schadelijk genoemd voor de Revolutie en daarom afgewezen. De Gasbri werd gesteund. Tot slot werd met grote stelligheid opgekomen tegen de bewaking door de Siliwangidivisie van vitale bedrijven, zoals de regering had besloten, en geëist dat deze weer werd toevertrouwd aan de Lasjkar Buruh Indonesia, die was verbonden aan de PBM.537 Ook sprak de GRR zich, ten derde, uit tegen de rationalisatie van het leger, als schadelijk voor de militaire slagkracht, gevaarlijk voor het land en negatief voor de strijdgeest, zolang het doel van de Revolutie niet was bereikt.538 Veertien organisaties zouden lid zijn van de GRR: Partai Rakjat, Akoma, Partai Buruh Merdeka, Partai Rakjat Djelata, Partai Wanita Rakjat, Gasbri, Barisan Banteng Republik Indonesia, Lasjkar Buruh Indonesia, Pemberontakan Anak Laut, Tantomo, Lasjkar Rakjat Djawa Barat, Persatuan Invaliden Indonesia, Sarekat Buruh Gula en Badjak Merah.539 De GRR liet begin juni weer van zich horen – en ditmaal drong het ook door buiten eigen kring – door telegrammen te sturen naar president Soekarno en Moskou, waarin de Sovjeterkenning van de Republik werd ondersteund en toegejuicht.540 Een paar dagen later werd een verklaring ‘over de huidige toestand’ uitgegeven, opgesteld door de Politieke Raad van de GRR, geleid door Sjamsu Harja Udaja, en goedgekeurd op een GRR-conferentie in Solo op 6 juni 1948. De GRR wees op de kritieke situatie en de gevaren die de Republik bedreigden. Daartegenover diende een anti-imperialistische unie te staan om de onafhankelijkheid van het Indonesische volk te heroveren. De GRR was ten behoeve hiervan bereid met alle gelijkgezinde organisaties samen te werken. De GRR stond nog steeds op het uitgangspunt dat Renville moest worden afgewezen, volgens de eenstemmige wens van de Murba, en niet volgens de zin en belangen van een bepaalde groep. Daarom wijst de GRR ten stelligste alle anarchistische en onrustverwekkende actie af, alle ‘coup d’état’ die niet gebaseerd zijn of worden op massa-actie, als manifestatie van de wens van de volksmeerderheid. De GRR zal alle ‘avontuur’-daden, alle actie die ingaat tegen de democratische regels of 537 ‘Pernjataan “Gerakan Revolusi Rakjat” terhadap pengembalian hak milik moesoeh dan pendjagaan peroesahaan2 vitaal oleh tentara’, Panjebar-Semangat 2-5(22-5-1948):1-2. 538 ‘Pernjataan GRR tent. Rasionalisasi Angkatan Perang Negara Kesatoean Republik Indonesia’, Panjebar-Semangat 2-6(29-5-1948):1. 539 Volgens ‘Mosi Konperensi Partai Rakjat’, 12/13-6-1948, 2 pp., een tiksel van Partai Rakjat Sumatera Barat, waarin naar de motie over de politieke gevangenen wordt verwezen en waarin de eerstgenoemde twaalf leden worden opgesomd. Een ‘Daftar anggota G.R.R. pada tg. 13-61948’ (kopie van doorslag van getypte lijst) noemt de veertien leden. 540 Pacific, 1- en 2-6-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

783

de rechten van de Murba overtreedt of schendt, beschouwen als daden van antidemocratische en reactionaire aard.

De GRR stond klaar om in een anti-imperialistisch front zijn aandeel te leveren. In dat verband eiste de GRR de vrijlating van alle politieke gevangenen en veroordeelden, en was hij bereid zijn aanhang militair te mobiliseren. Om de militaire sterkte te handhaven moest de rationalisatie worden gestaakt. In internationaal opzicht moet de Republik niet voor één bloc kiezen, maar met alle landen banden onderhouden die de anti-imperialistische strijd van de Republik willen steunen.541 Op deze zelfde conferentie werd ook vastgelegd dat de GRR wilde deelnemen aan het overleg over het Front Nasional en werd daartoe een vijf-punten-plan vastgesteld. Maroeto werd als GRRvertegenwoordiger bevestigd in de commissie die het Program Nasional opstelde. De conferentie besloot zelfs Maroeto voortaan te beschouwen als afgevaardigde namens de GRR in de Badan Pekerdja.542 Het lijkt er op dat de GRR met dit alles een nieuwe start maakt. Met de nadrukkelijke afwijzing van de coup maakte de GRR zich los van de beladen eerste bestaansperiode.543 Half juni drukte ‘Murba’ het GRR-plan van vijf punten voor nationale eenheid af.544 Dat plan werd ook ingebracht in het overleg over het Program Nasional, waar de GRR graag bij wilde worden betrokken en waarin de GRR in de laatste fase veel tijd en energie stak. Het leek er op dat op deze manier erkenning werd gezocht voor de GRR als serieuze factor in de landspolitiek. In dat overleg werd de GRR genoemd als federatie van vijf partijen: Partai Rakjat, Akoma, Partai Buruh Merdeka, Partai Rakjat Djelata en Partai Wanita Rakjat.545 Lasjkar en vakbonden werden hier niet als lid opgevoerd. De nieuwe opzet leidde ook tot inspanningen om de GRR steviger te grondvesten in de Republik. Tot dan toe bestond slechts een hoofdkwartier in Solo, maar vanaf half juni werd een aantal regionale en plaatselijke afdelingen opgericht. De eerste komt voor de regio in Solo op 17 juni tot stand, waarbij voorzitterschap door Partai Rakjat en secretariaat door Barisan Banteng wordt vervuld.546 541

‘Pengumuman sikap politik G.R.R. menghadapi keadaan sekarang’, Pacific, 8-6-1948; Banteng 3-7(juli 1948):7, en D. Anderson 1976b:11, note 15, ook als ‘Sikep politiek G.R.R. nga­ dhepi wektoe iki’, Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):2. 542 ‘Konperensi Gerakan Revolusi Rakjat’, Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):4. 543 Brackman 1963:78 noemt 6 juni de oprichtingsdatum van de GRR; zo ook Reid 1974a:132 (die een ongenoemde partij geleid door Roestam Effendi zich ook laat aansluiten); Pahlawan Pergerakan Nasional 1976:202 en Wajah Pahlawan Nasional 1989:80. Banteng 3-7(juli 1948):7 en Kahin 1952:266-7 houden het op begin juni. 544 Murba, 17-6-1948, zie p. 753. 545 Murba, 24-6-1948, zie pp. 753-4. 546 Pacific, 17-6-1948; Murba, 18-6-1948. Duidt de rol van Barisan Banteng er op dat deze ook

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

784

Verguisd en vergeten

Op diezelfde dag – de zeventiende werd bewust gekozen om de Proclamatie eer te bewijzen – werd ook de afdeling Wonosobo gevormd. Niet alleen de GRR, maar ook Gasbri, PBM en de aan de PBM verbonden Lasjkar Buruh Indonesia kregen tegelijkertijd een afdeling – een patroon dat zich elders zou herhalen. De GRR Wonosobo stelde zich op 20 juni voor met een uitleg over Gasbri – als ‘antithese’ van Sobsi, en een rede van Sjamsu die namens het GRR-bestuur de nieuwe afdelingen bezocht. In zijn bijdrage sprak Sjamsu vooral over het Front Nasional, dat in PP en Konsentrasi Nasional zijn voorgangers had. ‘Met geestdrift en onder gespannen aandacht’ vertelde hij over de PP, die door de ‘Academici uit Nederland en Sibar-lieden uit Australië’ werd uitgeschakeld. Daarna volgde hun bankroet, en het droevige resultaat van hun capitulatiepolitiek brengt de koloniale status bijna terug. Het Front Nasional moet niet weer in die richting afglijden.547 De regionale afdeling Kediri werd op 22 juni opgericht.548 De officiële installatie vond op 23 juli plaats in het hoofdkwartier van de Barisan Banteng. Hasjim namens de Gasbri en Sjamsu spraken. In alle kabupaten van de regio waren afdelingen van GRR, Gasbri, PBM en LBI inmiddels tot stand gekomen.549 In Malang nam de SBG-Asli het initiatief tot oprichting van het kwartet organisaties, die op 28 juni, met Sjamsu als spreker, zijn beslag kreeg.550 Madioen was op 11 juli aan de beurt, waar leden en zestien ‘buitengewone’ leden tot de oprichting besloten en S. Sastrosoeprapto tot voorzitter kozen.551 De propaganda strekte zich meteen uit tot de regio. In een dessa in het district Oeteran luisterden honderd mensen naar Sastrosoeprapto’s verhaal over doel en grondslag van de PR. Het was bekend: 100% merdeka die werd geschaad door onderhandelen met Nederland – dat mocht pas als Nederland was vertrokken. Een guerrillaleger moest worden gevormd tegen de koloniale macht.552 In Keboemen stelde de BPRI zijn gebouw ter beschikking, waar op 17 juli de vier organisaties werden opgericht, in bijzijn van Hasjim en Sjamsu.553 In nog GRR-lid was, of gold dit slechts voor de verhoudingen in Solo? 547 Murba, 23-6- en 2-7-1948. 548 Pacific, 28-6-1948. 549 Murba, 28- en 29-7-1948. 550 Murba, 13-7-1948. 551 Murba, 14-7-1948, ook in ‘Sari warta’, Panjebar-Semangat 2-10(17-7-1948):3. De Gasbri-afdeling was hier op 4 juli opgericht. PBM- en LBI-afdelingen kwamen ook in juli tot stand (Murba, 30-7-1948). Kepolisian Karesidenan Madiun, Bagian PAM, ‘Laporan mingguan ke III bulan Djuli 1948’, Madiun, 29-7-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542 meldt de oprichting op een besloten bijeenkomst met 21 aanwezigen uit PR, Akoma, PBM en Gasbri en de verkiezing van een nieuw bestuur, dat in de plaats kwam van dat van 2 februari 1948. 552 Kepolisian Karesidenan Madiun, Bagian PAM, ‘Laporan mingguan ke III bulan Djuli 1948’, Madiun, 29-7-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 553 Pacific en Murba, 20-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

785

de regio Banjoemas werd in Bandjarnegara begin augustus de GRR opgericht, die onder leiding kwam van Hadikusumo van de Barisan Banteng.554 Voor zondag 1 augustus schreef de GRR in de hele Republik massabijeenkomsten uit. Deze test van organisatorische kracht en publieke aanhang werd een succes. Op negen plaatsen – Djokja, Solo, Kediri, Madioen, Wonosobo, Bodjonegoro, Gondanglegi (Malang), Keboemen en Blitar – kwam de GRR bijeen. De opkomst was ‘bevredigend’, en dat ondanks de korte voorbereiding en de tegenwerking van politieke tegenstanders, aldus een commentaar achteraf.555 De GRR wilde zich presenteren en zijn standpunten over actuele zaken naar voren brengen, over het gebrek aan kleingeld, stakingen en Program en Front Nasional, inclusief de valse politiek van de FDR en hun jacht op zetels. Hoofdpunt, aldus de GRR zelf, was steun aan de strijd van het West-Javaanse volk.556 In Djokja, waar de GRR blijkbaar ook een afdeling had gevormd, zette Boejoeng Siregar doel en grondslag uiteen – tegen Linggadjati en Renville en tegen onderhandelingen met Nederland. Om die reden ook voerde de GRR oppositie tegen het kabinet-Hatta. De GRR wilde een ‘revolutionaire’ regering om onafhankelijkheid en soevereiniteit voor de gehele archipel te handhaven. Namens het Lasjkar Rakjat Djawa Barat prees Palenewen de voortgaande guerrilla-actie in West-Java tegen de Nederlandse belangen.557 De kopstukken uit de diverse partijen waren verdeeld over de negen vergaderplaatsen.558 Het doel was bereikt, aldus een nabeschouwing: ondanks alle tegenwerking had de GRR zijn plaats in de maatschappij veroverd. Al tijdens het opstellen van het Program Nasional was gebleken dat de GRR serieus moest worden genomen. Nu moeten overal snel GRR-afdelingen worden opgericht om murba aan de macht te brengen, zonder een ‘fascistische jacht op sleutelposities’.559 Over de GRR-leden bleef in de openbaarheid onduidelijkheid bestaan. 554

Murba, 11-8-1948; Guntur, 11-8-1948. Prapto, ‘Gerakan Revolusi Rakjat’, Murba, 11-8-1948, ook in Guntur, 11-8-1948. 556 Murba, 6-8-1948 met een GRR-overzicht van de vergaderingen. De GRR gaf een paar dagen later een lange verklaring uit, in gematigde toon, over het tekort aan kleingeld dat het economische leven zeer bemoeilijkte, met kritiek en suggesties aan de regering (‘Bertindaklah setjara radikal!’, Murba, 13-8-1948). 557 Antara, 2-8-1948. Een verslag over de vergadering in Madioen noemt dezelfde thema’s (Pacific, 3-8-1948). 558 Kediri: Moewardi (BB), Tatar Siregar (PR); Madioen: Nji Sri Mangoensarkoro (PWR), Ibrahim (PR), Danoehoesodo (Gasbri), Sjamsu (PBM); Solo: Alamsuddin (PR), Soejono (Gasbri), Kusumomarjono (PBM), Suroperwoto (SBG-Asli); Djokja: Nji Hadiprabowo (PWR), Achmat Sumadi (Gasbri), Palenewen (Lasjkar Rakjat), Kobarsih (PBM); Wonosobo: St. Dawanis (PRD), Sumardo (LBI); Bodjonegoro: Imam Soetardjo (BB); Malang: Sudjoko (PBM), Sujidno (Gasbri). Deze lijst stond in Murba, 6-8-1948. 559 Prapto, ‘Gerakan Revolusi Rakjat’, Murba, 11-8-1948. 555

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

786

Verguisd en vergeten

Het verslag van de Djokjase bijeenkomst noemt ook Lasjkar Rakjat Djawa Barat en Persatuan Invaliden Indonesia als lid. En in regionale en lokale besturen waren Barisan-Banteng-leiders actief, terwijl Moewardi GRR-voorzitter was. Was de BB lid van de GRR? En gold dat ook voor Gasbri en LBI, nauw verbonden aan de links-radicale zuil? En wat betekenden de zestien buitengewone leden in Madioen? En hoe was de relatie van BPRI tot GRR? Misschien beperkte de eigen GRR-opgave van zijn leden, toen het over het Program Nasional ging, zich tot de leden-partijen, als meest betrokkenen bij dat overleg, en bleven lasjkar en vakorganisaties ongenoemd. De GRR bleef actief na 1 augustus. Voor 8 augustus werden alle afdelingen voor een pleno-vergadering naar Djokja geroepen.560 Het beraad was blijkbaar besloten; een verslag is niet verschenen. In Toeloengagoeng werd op 12 augustus nog een massameeting, ‘met zeer veel belangstelling’, georganiseerd. Leiders uit BB en Gasbri, en Sjamsu spraken. Er was vooraf sprake van anti-GRR-pamfletten en tijdens de vergadering viel het licht uit. Dat was sabotage, volgens het verslag, want lichtuitval kwam nooit voor in Toeloengagoeng.561 Partai Rakjat De Partai Rakjat ontplooide, buiten GRR-verband, ook zelfstandig activiteiten. Zijn vijfde confe­rentie werd op 12 en 13 juni in Djokja gehouden. Het urgentieprogramma dat als richtsnoer moest dienen voor de gesprekken over het Program Nasional werd goedgekeurd. Organisatorische zaken werden geregeld, en voor 15 tot 17 augustus werd een PR-congres aangekondigd. Een uitvoerige resolutie over de politieke gevangenen werd ook aangenomen.562 De Partai Rakjat riep dus, ruim twee jaar na zijn oprichting, zijn eerste congres bijeen. Van 10 tot 12 augustus, iets eerder dan oorspronkelijk vastgesteld, werd vergaderd in Djokja. Zoals gebruikelijk opende het congres met een receptie. Maroeto hield daar de openingsspeech, waarin hij de oprichting van de partij een reactie noemde op het afwijken van de politieke koers van de Proclamatie. Hij gaf – voorzichtig – aan dat de regering wellicht beter de onderhandelingen kon stopzetten, in overeenstemming met het volksgevoel en als reactie op de moordpartijen in bezet gebied. Tot slot zei Maroeto dat de PR streefde naar een Indonesische rechtsstaat. ‘Daarom is het volgens de Partai Rakjat niet op zijn plaats dat de regering gevangenen langdurig in 560

Pacific, 4-8-1948; Murba, 6-8-1948. Pacific, 13-8-1948. 562 Antara, 14-6-1948; niet overgenomen in Murba en Pacific. De resolutie wel in Merdeka, 16-6-1948 en compleet als ‘Mosi konperensi Partai Rakjat’, 2 pp., als tiksel van de Partai Rakjat Sumatera Barat. 561

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

787

hechtenis houdt zonder duidelijk bewijs van schuld, zoals nu wordt ondervonden door Tan Malaka cs.’ Hasan Gayo kreeg namens Lasjkar Rakjat Djawa Barat alle ruimte om uiteen te zetten dat West-Java in vijandelijke handen was gevallen omdat de regering geen vertrouwen had in de gewapende volksorganisaties. Zij werden ontwapend door regering en leger, en aldus kon van de totale volksoorlog, toen Nederland aanviel, geen sprake zijn. Met de wapens die de LRDB nog heeft, wordt de strijd voortgezet, met nauwelijks aandacht van regering en partijen in Djokja. Die zijn vooral met hun eigen machtsstreven bezig. Hij hoopte dat de politieke leiders verantwoordelijk voor Linggadjati en Renville alsook de militaire leiders verantwoordelijk voor de ‘hidjrah’ zouden aftreden. De PR vroeg hij antwoord te geven aan de ‘nieuwe stemmen die een vastbesloten leiding van de Revolutie vragen’. De Masjumi vaardigde Abikoesno af, die officieel nog steeds gedetineerd behoorde te zijn en die nog wachtte op een proces – evenals zijn lotgenoot Tan Malaka – maar die in Djokja in het openbaar mocht aandringen op meer eenheid. De overige sprekers op die receptie waren Moewardi (GRR), Sujono Hadinoto (PNI), Wali al-Fatah namens Gabungan Perdjuangan Rakjat Pekalongan, blijkbaar een lokale of regionale overlegkoepel, en een spreker namens de jongerenfederatie BKPRI. Hatta, Soedirman en de sultan stuurden een brief met beste wensen. En verder waren er bloemstukken, waarvan één van Tan Malaka.563 Over het congresverloop werd niets openbaar; er zouden driehonderd deelnemers zijn verschenen.564 Na afloop werden de besluiten gepubliceerd. Het Program Nasional inclusief minderheidsnota’s werd goedgekeurd; evenals de deelname aan de GRR als federatie van ‘revolutionaire organisaties tegen het imperialisme’. De regering werd gevraagd de onderhandelingen af te breken, omdat VN en CvGD geen duidelijke koers voeren en Nederland zijn beloften niet zou houden. In het verlengde hiervan lagen de aandrang op de regering tot een algemene mobilisatie, en steun aan het volksverzet in bezet gebied – met name West-Java. Tot slot – welhaast ritueel – werd de spoedige vrijlating van Tan Malaka en zijn geestverwanten gevraagd. Als argumenten werden deze keer opgevoerd dat de arrestatie was geschied op verzoek van de onderhandelingsdelegatie met Nederland, ‘opdat de besprekingen met de vijand konden worden voortgezet’ en dat hun arrestatie aanwijsbaar schade had berokkend aan de strijd voor de onafhankelijkheid. Wat buitenlandse zaken betrof werd het eerdere conferentiebesluit van 563

Antara, 11-8-1948; aankondiging in Antara, 9-8-1948 en Pacific, 10-8-1948. Volgens Djamaloeddin Tamin (interview met Helen Jarvis, Djakarta, 9-11-1972) beleende Mai Muna, een vrouwelijk lid van de PR, haar juwelen om de kosten van het congres te kunnen betalen. 564 Interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

788

Verguisd en vergeten

december 1947 bevestigd dat diplomatieke erkenning van de Republik van zo veel mogelijk staten moest worden verkregen. Om geografisch-strategische redenen was het onwenselijk om te kiezen voor één blok, maar hieraan werd meteen toegevoegd dat alle steun aan het imperialisme, ‘zoals het Marshallplan en dergelijke’ werd afgewezen.565 Deze besluiten werden meteen na afloop van het congres toegelicht op een openbare vergadering, de eerste in de geschiedenis van PR, met een opkomst van zevenhonderdvijftig personen. Maroeto, Legiman Harjono, F. Palenewen en Ismail voerden het woord, onder leiding van Boejoeng Siregar.566 Dit werd gevolgd door een grote demonstratie die uitliep op een steunbetuiging aan het kabinet-Hatta en een afkeuring van Amirs beleid en plannen.567 Volgens Maroeto was zijn congres mede een steunbetuiging aan Hatta en was deze toen hij hem de congresbesluiten overbracht zeer ingenomen hiermee. Hij beloofde een spoedige amnestie voor de 3-juli-veroordeelden.568 Tan Malaka’s bloemstuk vormde niet zijn enige bijdrage aan het congres. Op verzoek van de partijleiding schreef hij, in de gevangenis van Magelang, een brief aan de partij, die tot 23 kantjes uitgroeide. In eerste instantie schreef hij haastig alleen een paar bladzijden over internationale zaken, afgesloten op 31 juli, maar hij kreeg tot 2 augustus de tijd om ook allerlei nationale en partijzaken te behandelen. Hij wist niet wanneer de ‘postduif’ in zijn cel zou ‘neerstrijken’, en als hij zou komen kon hij hem niet laten vertrekken zonder iets. Maar Soekarni was er gelukkig om de ‘postduif’ tijdig en veilig te laten landen. Tan Malaka zegt door de lange scheiding een gebrek aan inzicht in de zwakheden van de partij te bezitten – het is ‘gissen uit de verte’. Voor zijn visie op de binnenlandse ontwikkelingen verwees hij naar zijn Sang Gerilja dan Gerpolek, dat hij na Dari pendjara ke pendjara schreef, en dat blijkbaar al circuleerde. Over buitenlandse zaken was Tan Malaka kort. Hij beriep zich op Stalin die had gezegd dat de communistische partijen niet meer uit één centrum konden worden bestuurd, zoals in de Kominternperiode en zoals de Pari al twintig jaar eerder betoogde. Wat nodig is, is een Internationaal Centrum, waarvan de leden samenwerken langs gezamenlijk overeengekomen grote lijnen. In die redenering was het conflict van de Joegoslavische leider Tito met de Kominform, de nieuwe federatie van Europese communistische partijen, onnodig. En tot slot vroeg Tan Malaka zich af hoe de opheffing van de Komintern in 1943 in zijn werk was gegaan. Waren de leden geraadpleegd en 565

Antara, 12-8-1948. Antara, 13-8-1948; Rapport Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM, Jogja, ‘Tindjauanpolitik dalam periode bulan Agustus 1948’, 10-9-1948, p. 53, vertaald in NA, PG 1116. 567 Hadidjojo Nitimihardjo 1989:49. 568 Hadidjojo Nitimihardjo 1989:49. 566

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

789

de statuten gevolgd? In vergelijking met Thesis is sprake van meer reserve, en van kritiek – maar Tan Malaka rekent de PR nog steeds tot de communistische partijen. In het volgende stuk bakent Tan Malaka een mogelijke verdeling van taken af tussen de links-radicale organisaties, waarbij hij zo ook meer inzicht biedt in de onderlinge verhoudingen. Tan Malaka deelde de PR taken toe ten aanzien van de organisatie van de ‘murba algemeen’ en de boeren. De PBM bemoeide zich met de arbeiders in landbouw en industrie, en de Akoma met de jeugd. Deze drie zag Tan Malaka blijkbaar als de drie kernorganisaties. Maar bij die taakverdeling voegde hij er over de PR aan toe: ‘en hoe met de PRD?’, en bij PBM en Akoma datzelfde voor PKI Merah en Permai. ‘Mogelijk is een fusie van alle partijen voor murba-algemeen (zoals Partai Rakjat, Partai Rakjat Djelata, Permai? en Partai Wanita Rakjat) nog niet te verwezenlijken. Maar vóór die fusie dient er effectieve coördinatie plaats te vinden tussen alle revolutionaire murba-partijen (GRR?)’ Akoma had een belangrijke taak in de organisatie van de jonge arbeiders op onderneming en fabriek. Bij studenten was, gelet op hun afkomst uit adel en bourgeoisie, gerede twijfel nodig aan hun proletarische houding. Uit de jonge arbeiders moesten kaders worden gerecruteerd voor het werk in vakbonden, leger en lasjkar. In het politiek programma benadrukt Tan Malaka de juiste opvatting over de onderhandelingen en het buitenlands bezit. Anders belandden partijen op een hellend vlak, zoals Masjumi en PNI, dat resulteerde in minder dan 100% onafhankelijkheid en de teruggaaf van buitenlands bezit. PR, Akoma en PBM en de andere partijen moeten oppassen voor de ‘valstrik van het opportunisme’. Hierna liet Tan Malaka een langere uiteenzetting volgen over grond, grondeigendom en grondpolitiek. Tan Malaka wenste een nationaal landbouwplan, dat slechts kon worden uitgevoerd als het overgrote deel van de grond door confiscatie of nationalisatie, met of zonder vergoeding, in staatsbezit was gekomen. Hij groepeerde grondbezit en -bezitters in diverse categorieën, en suggereerde langs bekende lijnen de opstelling van de PR. Landarbeiders, ook zij met nog een eigen stukje grond, moesten in de vakbonden worden georganiseerd: de besten onder hen in PR en Akoma. Tijdens de revolutie gold dat kleine en middenboeren niet van het socialisme mochten worden vervreemd; daartoe was begrip voor hun positie en denkwijze nodig. In deze fase moest ook grondverdeling plaatsvinden. Transmigratie was een noodzaak, maar – voegde Tan Malaka er aan toe – niet op de manier van Hatta ‘in de periode van de Kempeitai’. ‘Dat zijn praatjes, giftige praatjes, zoals de coöperaties à la Hatta.’ De bijzondere aard van de landbouw in Indonesië vereist een eigen aanpak. In feite is sprake van landbouwindustrie, met plantages waar duizenden

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

790

Verguisd en vergeten

arbeiders werken. Landbouw en industrie staan dicht bijeen, bijvoorbeeld in de suikersector. De coördinatie van arbeiders in landbouw, industrie en vervoer is voor PR en Akoma een belangrijke opgave. En hierna springt Tan Malaka weer over naar de concrete details van de PR-statuten, waarin hij een afdeling organisatie mist; nodig juist om de zwakheden daarin te overwinnen. Discipline was daarbij essentieel. ‘Beter een kleine partij met ijzeren discipline dan een grote partij die zwalkt als een rijtuig zonder schroeven’. Met de Nederlandse uitspraak ‘Geld is de ziel van de negotie’, opent hij een paragraaf over de noodzaak van een goed financieel beheer. De propaganda moest concreet, duidelijk en met voorbeelden geïllustreerd zijn. Van die dagelijkse zaken – lonen, prijzen, huren, behandeling op het werk – moest de lijn worden doorgetrokken naar het politieke programma. De propagandist moest dit bekwaam naar voren brengen, maar kon pas vertrouwen winnen als hij kon leven als boer, arbeider of soldaat. Tot besluit formuleerde Tan Malaka een aantal uitspraken over de partij, zoals de partij is het middel om ons doel te bereiken, de initiatiefnemer en voorloper bij het verwezenlijken van de idealen, verlangens en eisen van het volk en de bron van kennis en het opleidingsinstituut voor de leden. Maar de partij is ook weer totaal afhankelijk van de kunde, overtuiging en vastberadenheid van de leden. In één ervan zei hij dat het legale en illegale werk van de partij niet naar inhoud, maar slechts naar aard verschilde. De erkenning van het ‘illegale, verborgen of besloten’ partijwerk – terloops neergeschreven – is opmerkenswaard. Tan Malaka voegt ter toelichting toe dat dit illegale werk niet is gericht op het propaganderen van een putsch, maar is bedoeld om de partijleiders te beschermen tegen de acties van de reactie – en hij zal zichzelf hierbij in gedachten hebben gehad. En met oproepen tot eenheid, discipline en met goede wensen beëindigde Tan Malaka zijn ‘in haast’ geschreven brief. Die haast blijkt uit het verschil in omvang en diepgang van de behandelde onderwerpen. Wat ook blijkt is dat Tan Malaka van een aantal zaken in de PR en de links-radicale zuil minder goed op de hoogte was. Zijn contacten met de PR-voorlieden waren blijkbaar minder diepgaand dan het liberale gevangenisregime leek toe te staan.569 Over het PR-congres zijn geen verdere gegevens overgeleverd. Over de discussies is niets bekend. Antara deed verslag; ‘Pacific’ en ‘Murba’ voegden daaraan niets toe. Zij drukten slechts de besluiten af.570 Over een eigen periodiek beschikte de PR nog niet. Het congres koos ook een nieuw bestuur, dat door de Dewan Pimpinan (Raad van Leiding) op 15 augustus werd bevestigd: Maroeto Nitimihardjo (voorzitter), Soejono (vice-voorzitter), Pandoe Kartawigoena (eerste secretaris), Alamsuddin (tweede secretaris), Eris Rasjid 569 570

Pandangan dan langkah Partai Rakjat, 1948. Murba, 15-8-1948; Pacific, 16/17-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

791

(penningmeester), Koesnandar (voorlichting), Ismail (scholing), Zubir (uitvoerende taken), Legiman Harjono (algemeen commissaris).571 In het vervolg op het congres werd geprobeerd de contacten met Sumatra te verstevigen, na eerdere aansporingen zoveel mogelijk afdelingen op te richten. Tamin schreef op 26 augustus een brief aan alle besturen in Sumatra die door Kandur, een van de eerste Pari-kaders, persoonlijk daar werd verspreid. Tamin verwees naar eerdere zendingen van geschriften van Tan Malaka, door hem Engku Datuok genoemd, en voegde Gerpolek bij een aantal adviezen uit zijn briefwisseling met Tan Malaka. Het ging over propaganda, agitatie en coördinatie. Voor provocaties moest worden gewaakt. Tamin vroeg ook vooroorlogse publicaties van Engku Datuok te verzamelen.572 De rest van de links-radicalen leek zijn activiteiten vooral te ontplooien in GRR-verband. PBM, LBI en Gasbri groeiden met de GRR; over PRD en PWR worden geen zelfstandige activiteiten gemeld in de periode mei tot half augustus 1948. Van Akoma kwam slechts naar buiten dat op 11 augustus in Keboemen een afdeling was opgericht.573 Tan Malaka’s vrijlating komt nabij? Tan Malaka zat inmiddels nog steeds vast. Het proces tegen Yamin en zijn lotgenoten leidde voorlopig de aandacht af van Tan Malaka, Abikoesno en Soekarni. ‘Pacific’ vernam uit betrouwbare bron eind april dat het drietal ook zou worden berecht, maar een tijdstip daarvoor was nog niet bepaald.574 In de aanloop naar de feestelijke herdenking op 20 mei 1948 van de oprichting van Boedi Oetomo veertig jaar eerder vroegen Masjumi en GPII de president om amnestie te verlenen. Datzelfde deed de Panitia Penolong Tahanan Politik. Hij vroeg om abolitie voor niet-berechte politieke gevangenen, die sinds maart 1946 in de ‘Tan Malaka affair’ waren vastgezet en van wie de schuld nog niet was vastgesteld. Amnestie werd verzocht voor de beklaagden in het proces-Soedarsono cs, die in afwachting waren van hun vonnis. Zo’n besluit zou de eenheid terugbrengen, en de Panitia wees nog 571

Pacific, 19-8-1948; Murba, 20-8-1948. Antara, 21-8-1948 wijkt hiervan ietwat af. Pandoe is secretaris-generaal, terwijl Alamsuddin eerste secretaris wordt genoemd. Als tweede secretaris wordt Adirono vermeld. Verantwoordelijk voor organisatie zijn Harjono en Amir. De anderen blijven ongenoemd. Volgens Antara werd dit bestuur op het congres gekozen. Is de Dewan Pimpinan verantwoordelijk voor de verschillen in de bestuurssamenstelling? Het bestuurslild Zubir wordt verantwoordelijk voor ‘usaha’, dat hier is vertaald als ‘uitvoerende taken’. 572 Van deze brief, uit de collectie-Ahmad Sju’eib, is slechts de eerste bladzijde overgeleverd. De adressering luidt: ‘Kepada Saudara-Saudara Pengurus Partai Rakjat di-Seluruh Sumatera’, Jogjakarta, 26-8-1948. Uit context en opmaak leid ik af dat Tamin de schrijver ervan is. 573 Murba, 20-8-1948. De formateur daar was Suwandi. 574 Pacific, 28-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

792

Verguisd en vergeten

eens op de grote inzet voor de nationale zaak van de gevangenen.575 Antara verspreidde deze oproepen, maar deed dat niet met een soortgelijke resolutie van de GRR van 16 mei, die de herdenking toejuichte, en het eren daarbij van de leiders en helden van de nationalistische beweging, de doden en de levenden onder hen. Om een viering van die dag voor alle lagen van de maatschappij mogelijk te maken, vroeg de GRR de president alle politieke gevangenen, onder berechting of niet, vrij te laten. De resolutie werd aan Soekarno gestuurd, maar had verder nauwelijks bereik.576 Hoe dan ook, de oproepen hadden resultaat, direct of indirect, en nieuwe hoop ontstond toen de Badan Pekerdja zich op 19 mei eensgezind uitsprak voor abolitie en amnestie van de politieke gevangenen. ‘Pacific’ reageerde door in zijn commentaar de vrijlating van Tan Malaka en de eenheid tussen links en rechts als de grootste politieke vraagstukken te benoemen. Tan Malaka was een ‘verborgen krachtbron’, die het volk in deze crisis nodig had. De regering had ‘goodwill’ getoond naar buiten toe, vergeefs. ‘Waarom kunnen we aan Nederland goodwill tonen, maar zijn we bang(?) om aan Tan Malaka c.s. goodwill te tonen?’ Nu was de ‘grote hoop’ op de president gevestigd dat hij zijn recht zou gebruiken; dat zou van ‘grote betekenis zijn in de geschiedenis van de Indonesische Onafhankelijkheid’. Voor de eenheid van links en rechts sprak het blad zich natuurlijk ook van harte uit.577 Een paar weken later herinnerde het blad aan de unanieme BP-uitspraak, waarmee zeker ook Tan Malaka, Soekarni, Soebardjo en anderen, ‘zeker geen contrarevolutionairen’ waren bedoeld. De ‘impasse’ bleef, de ‘ondermijning’ ging verder. Daarom was de uitvoering van de motie een absolute voorwaarde, zodat deze echte revolutionairen zich weer actief konden inzetten ter verdediging van de Republik.578 In het overleg over het Program Nasional vroeg de PR aandacht voor de BP-motie: de GRR nam de vrijlating zelfs als eerste punt op in zijn plan voor nationale eenheid, maar in het concept-programma stond niets hierover, en in het uiteindelijk Program slechts een vage formulering. In vergelijking met de BP-motie was sprake van achteruitgang.579 De PR nam op zijn conferentie van 12 en 13 juni een motie aan, die werd gestuurd aan president, regering, BP en andere staatsorganen, waarin werd 575

Antara, 18-5-1948. Alleen Panjebar-Semangat, en pas op 12 juni, drukte de resolutie af (‘Resolusi “Gerakan Revolusi Rakjat” kepada kepala negara’, Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):1-2). Een lang artikel ondersteunde deze eis: ‘Noentoet toemindake sjarat2 demokrasi kanti mbebasake para tahanan politik’, Panjebar Semangat 2-7/8(12-6-1948):1. 577 ‘Angin baru’, Pacific, 22-5-1948. 578 I.S. [Imam Sajono], ‘Vox populi vox dei’, Pacific, 6-6-1948; in dezelfde zin en hierbij aanknopend: ‘Noentoet toemindake sjarat2 demokrasi kanti mbebasake para tahanan politik’, PanjebarSemangat 2-7/8(12-6-1948):1. 579 Zie hierover p. 753. 576

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

793

gevraagd om 1. de vrijlating van Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno, 2. de snelle regeling van de zaak-Sarosan cum suis die een jaar eerder in Magelang waren vastgezet, 3. amnestie aan politieke veroordeelden en 4. rehabilitatie van de vrijgesproken beklaagden in het proces voor het Hoog Militair Gerechtshof.580 Een maand later was slechts één weinigzeggend, beleefd antwoord ontvangen, en werden rappels gestuurd.581 In deze zelfde periode lanceerde de Masjumi in zijn pers het idee van een ‘Round Table Conference’ tussen alle volksleiders, ook met hen die ‘nog in hechtenis zitten of veroordeeld zijn’, om zo nationale eenheid te smeden. De uitspraken van de grote partijen Masjumi, PNI en FDR maken hiervoor met de BP-resolutie van 19 mei de weg vrij. ‘Oude beschuldigingen en persoonlijke sentimenten’ moeten worden opzijgezet. De gevangenen horen daarbij als grondvesters van de Republik, omdat hun visie vaak juist bleek en als leiders van partijen en lasjkar. Zonder hen is het Front Nasional niet compleet. En achter hun hoge gevangenismuren hadden zij de tijd om alleen tot heldere en scherpe analyses te komen – beter dan de leiders in het dagelijks gewoel. Moh. Saleh Suaidy zette het aldus uiteen in een artikel. Hij was de Masjumi-afgevaardigde in de commissie, die het Program Nasional opstelde, maar zijn mooie plan kreeg geen reactie of vervolg.582 Erg florissant waren de vooruitzichten dus nog steeds niet, ondanks alle hoopgevende ontwikkelingen. De regering had geen zin Tan Malaka en Soekarni vrij te laten – Hatta en Soekarno achtten het voorshands veiliger hen in de cel te houden en Soekiman, de minister van binnenlandse zaken en Masjumileider, vond dat blijkbaar niet zo heel erg. De aanhang werd ongeduldig. Wat had een eensgezinde BP te betekenen, vroeg het cursiefje in ‘Murba’ zich af, als de vrijlating niet geschiedde. Als de BP niets deed, was alle vertrouwen in de BP verdwenen. Dan had de BP zich een werktuig van de bourgeoisie getoond om de murba te onderdrukken.583 Antara stuurde op 14 juli een bericht rond, ontleend aan de Djokjase 580

Antara, 14-6-1948. Sarosan en zeven medestanders (Trimurti, Abd. Hamid Siregar, Zainuddin Nasution, Sumarsono, Pringgoasmoro, Supardi en Boedihandoko) waren opgepakt in juni 1947 in verband met hun actie als Akomaleden tegen de Dewan Perdjuangan en Lasjkar Rakjat in Magelang die door de PKI werden gedomineerd. Ibnu Parna had hen daartoe aangezet. PKI-aanhangers zorgden voor de arrestaties. Boedihandoko, eerder onder zijn Chinese naam Kho Sien Hoo bekend, was een belangrijk man in Magelang, met vele connecties, aangeduid als ‘sluw’ en een ‘agent-provocateur’. Pringgoasmoro was ook in deze acties betrokken, maar zijn arrestatie zou ook het gevolg zijn van financiële malversaties die hij met Boedihandoko pleegde bij de leiding van een door hen bestuurde wapenfabriek. Hierover PAM-rapport, 12-6-1947, in Sectie Inlichtingen Terr. TPC Midden-Java, ‘Rapport over communisme’, Semarang, 10-9-1949, pp. 68-70, in NA, PG 974. 581 Murba, 3- en 11-7-1948; Antara, 1- en 9-7-1948. 582 Moh. Saleh Suaidy, ‘Round Table Conference’, Pacific, 14-6-1948; met dezelfde tekst: M.S.S., ‘Round Table Conference antara semua pemimpin penggalang revolusi’, Murba, 23-6-1948. 583 Si Godam, ‘Tikam-pena; K.N.I.P. alat bordjuis?’, Murba, 4-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

794

Verguisd en vergeten

krant ‘Nasional’, dat uit betrouwbare bron was vernomen dat Tan Malaka’s zaak op 9 augustus mogelijk zou voorkomen bij de rechtbank in Solo.584 Een journalist voor ‘Murba’ en ‘Pacific’ kreeg van mr.dr. Soeripto, de voorzitter van de rechtbank, bevestiging dat de procureur-generaal de Tan-Malaka-zaak officieel had opgedragen aan de Solose rechtbank. Volgens Soeripto was het geen politieke, maar een ‘persoonlijke’ zaak, zonder de betekenis hiervan nader toe te lichten. Zijn rechtbank was volop bezig bewijsmateriaal te verzamelen. Als dit voldoende was, zou de rechtszaak snel beginnen, maar niet op korte termijn omdat het vastenmaand was. Bij ongenoegzaam bewijs zou Tan Malaka, geheel volgens de rechtsregels van de Republik, worden vrijgelaten, aldus Soeripto.585 Een dag later wist dezelfde journalist te melden dat met de ‘persoonlijke’ zaak werd bedoeld dat hij zou worden vervolgd voor zijn persoonlijke politieke acties, niet voor de acties in het verband van een politieke organisatie. Als mogelijke getuigen in zijn proces werden Soedirman, Sjahrir, Yamin, Soebardjo en andere betrokkenen bij de 3-juli-affaire genoemd.586 Het cursiefje in ‘Murba’ vroeg zich af wat ‘persoonlijke politiek’ inhield: misschien wordt hij verdacht van het stelen van een kippenei uit de woning van de vice-president. En in een dialoogje ging Si Godam verder: Soerjodiningrat, een van de 3-juli-verdachten, had bekend een ei van Hatta te hebben gestolen, en had dat mogelijk aan Tan Malaka gegeven. Op het weerwoord dat Tan Malaka toen al gevangen zat, bedacht Si Godam, misschien heeft Tan Malaka, als kindervriend, Megawati en Farida, dochters van respectievelijk Soekarno en Hatta, zo geknuffeld dat zij begonnen te huilen. Maar ook dat kon niet; beide meisjes werden geboren na Tan Malaka’s arrestatie, of urineerde hij in de badkamer van het paleis? Maar daar was hij nooit geweest. Het was dus maar afwachten.587 ‘Sin Po’ berichtte over Soeripto’s uitlating en knoopte daaraan een overzicht vast over Tan Malaka’s positie, die was gearresteerd vanwege zijn oppositie tegen de onderhandelingspolitiek van de regering. Tot nu toe waren geheime diensten in Djokja bezig materiaal over zijn acties te verzamelen. Was hij een Britse agent? Was hij wel de echte Tan Malaka of zat een dubbelganger gevangen? Was Tan Malaka’s arrestatie onder internationale druk geschied? Het bericht hierover via Radio Hilversum één dag voor die aanhouding plaatsvond, zou in die richting wijzen. Het bleef giswerk omdat de regering in 584

Murba, 15-7-1948; Pacific 15-7-1948; Berita Indonesia, 15-7-1948; Kedaulatan Rakjat, 16-71948. 585 Murba en Pacific, 16-7-1948; Kedaulatan Rakjat, 19-7-1948. 586 Murba en Pacific, 17-7-1948. 587 Si Godam, ‘Tikam pena; Didakwa apa?’, Murba, 17-7-1948. In deze categorie gemengde berichten valt ook een annonce in Pacific, 13-8-1948, van de familie Effendi (een broer en schoonzus van Roestam?), waarin de geboorte van een zoon Malaka Bebassakti wordt gemeld.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

795

Djokja in alle toonaarden zweeg. Zijn aanhang beschouwde Tan Malaka als de drijvende kracht achter de Proclamatie. Zijn gevangenschap was verraad aan de Revolutie; de verantwoordelijken waren allereerst Sjahrir en Amir.588 Verwijzingen naar dubbelgangers bleven dus opduiken. Het blad ‘Tindjauan’ in Kediri interviewde een dubbelganger – met de naam Ibrahim gelar Sutan Malaka. Dit was zijn echte naam, zonder Datuk, en daarnaast had de uiterlijke gelijkenis hem in de cel van de Nederlandse politie en de Japanse Kempeitai gebracht. Het had hem een Digoelverbanning opgeleverd. Hij was daarna naar China uitgeweken. Waarheid of leugen? Was het een ‘speling van de natuur’ of was er sprake van ‘teamwork tussen hem en hem’, zoals het blad zich afvroeg.589 De Partai Rakjat kreeg antwoord op zijn motie van 10 juni; veel nieuws bevatte dat niet meer. De zaak van Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno was naar de rechtbank verwezen; de zaak-Sarosan werd nog bestudeerd. Wel was nu duidelijk dat een proces tegen drie man werd voorbereid, en dat niet alleen Tan Malaka moest voorkomen.590 Een dag later was het weer anders. De zaak was volgens de militaire procureur-generaal overgedragen aan de Mahkamah Tentara Solo, de militaire rechtbank in Solo – overigens ook door Soeripto geleid. Het proces zou na de vastenmaand beginnen. Zegsman hierbij was mr. Gatot, die met mr. Soeprapto en mr. Daljono de verdediging zou voeren.591 Een paar dagen later reageerde ‘Murba’: Tan Malaka zit al bijna tweeënhalf jaar in de gevangenis van de Republik, maar er is nog steeds geen zekerheid over wanneer hij zal worden berecht?! Zoals Lenin in Rusland tijdens de Revolutie niet kon worden losgemaakt van de strijd van de Russische Murba, zo kan Tan Malaka in de Indonesische Revolutie niet worden losgemaakt van de strijd van de Indonesische Murba. De strijd van Tan Malaka is de strijd van de Indonesische Murba en de strijd van de Indonesische Murba is de strijd die wordt voorgegaan door Tan Malaka. De kleine bourgeoisie weet dit blijkbaar heel goed. Daarom betekent voor de kleine bourgeoisie het vrijlaten van Tan Malaka het vrijlaten van de leider van de Indonesische Murba die de geest van de Murba weer zal doen ontbranden om de bezetter te weerstaan met de kracht, inzet en kunde van de Murba zelf. Dat betekent een groot gevaar voor de positie van onze kleine bourgeoisie! Tan Malaka, Chairul Saleh en Soekarni kunnen niet zo maar worden vrijgelaten uit de gevangenis van de Republik omdat zij precies van de kwesties rond de Proclamatie van 17 augustus 1945 kennisdragen. 588

‘Perkara Tan Malaka boekan perkara politiek?’, Sin Po, 23-7-1948. Wiwiek Hidajat, ‘Ada 2 Tan Malaka? Korban permainan ‘alam, atau teamwork antara dia dan dia!’, Tindjauan 1-11(7-4-1948):1-2. Dit artikel werd een jaar later nog eens afgedrukt in Harian Berita, 2-7-1949. Een vertaling van deze laatste versie is aanwezig in CAD, Verspreide Archivalia GG 45-135. 590 Antara, 22-7-1948; Murba, 24-7-1948. 591 Antara, 23-7-1948; Murba, 24-7-1948; Pacific, 26-7-1948. 589

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

796

Verguisd en vergeten

Het is niet pas de eerste keer dat wij het bericht horen: Tan Malaka cs zullen snel worden berecht! Ook minister van justitie mr. Soesanto zelf, die in de KNIP in Malang in februari 1947 zei, dat de rechtspraak in de Republik beter was dan de rechtspraak in Nederlands-Indië (sic), verklaarde toen ook dat het onderzoek door de Procureur-Generaal vrijwel was voltooid, en spoedig in de rechtbank zou worden beoordeeld. Tan Malaka zit nu al tweeënhalf jaar in de gevangenis van de Republik. Is er nog zekerheid of hij zal worden berecht? Is het nog nodig dit te herhalen?592

Op 31 juli verschafte Soesanto in de BP op vragen van Maroeto weer wat meer duidelijkheid. Tan Malaka werd vervolgd op basis van artikel 107 van het Strafwetboek, en op 15 juni was zijn zaak overgedragen aan de rechtbank in Solo. Artikel 107 had betrekking op misdrijven tegen de veiligheid van de staat en luidde: ‘De aanslag, ondernomen met het oogmerk om omwenteling teweeg te brengen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren’.593 Op 9 augustus meldde Antara dat het proces nog in augustus zou beginnen; de eerder genoemde datum van 9 augustus was onjuist.594 Een ‘Pacific’-verslaggever won daarna informatie in en kreeg te horen dat uit geheel Java nog processtukken binnenkwamen bij de rechtbank. Om die reden was de kans klein dat het proces in augustus zou beginnen. De rechtbank had ook al honderden verzoeken ontvangen van buiten Solo om het proces te mogen bijwonen.595 Al met al hadden alle actie van de PR en de uitspraak van de BP maanden later nog niets concreets opgeleverd. Eén lichtpuntje kon de PR nog wel opmerken in zijn actie. De groep-Sarosan, in Magelang gearresteerd in begin 1947, werd na 14 maanden vrijgelaten.596 Soesanto zei over hen in de BP op 31 juli dat onvoldoende bewijsmateriaal aanwezig was om hen te berechten. Zij waren echter slechts voorlopig vrijgelaten; het onderzoek ging verder en kon later nog tot een proces leiden.597 Hoewel Tan Malaka dan nog steeds gevangen zat, was de steun en 592 Murba, ‘Mau diulur lagi?’, Murba, 29-7-1948. ‘Tan Malaka bakal di priksa’, PanjebarSemangat 2-11(24-7-1948):1 vergeleek Tan Malaka met Dimitrov in het Rijksdagproces. 593 Antara, 31-7-1948. Soeripto, in een latere samenvatting van de procesgang, noemt ook de artikelen 110, 2e lid, sub 1, en 110, 1e lid, onder de gronden tot vervolging. Soeripto’s brief in Iwa Kusumasumantri 1963:235-6 en Sudijono Djojoprajitno 1963:15. De passages in artikel 110 luiden: (1) De samenspanning tot een der in de artikelen 104-108 omschreven misdrijven wordt gestraft gelijk het misdrijf. (2) Dezelfde straf is toepasselijk op hem, die met het oogmerk om een der in de artikelen 104-108 omschreven misdrijven voor te bereiden of te bevorderen: 1e. Een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen, of mede te plegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen, of inlichtingen te verschaffen. 594 Antara, 9-8-1948; Pacific, 10-8-1948; Murba, 11-8-1948. 595 Pacific, 14-8-1948. 596 Murba, 27-7-1948 (Antara). De groep bestond uit Sarosan, Trimurti, Abd. Hamid Siregar, Zainuddin Nasution, Sumarsono, Pringgoasmoro, Supardi en Boedihandoko. 597 Antara, 31-7-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

797

aandacht voor zijn lot toegenomen. De links-radicale zuil was krachtiger geworden, ook dankzij de samenwerking in de GRR en het vertrek van de Sajap Kiri uit de regering. Het gaf meer ruimte, ook op het gebied van pers en publiciteit. Na Thesis en de herdruk van Massa actie verscheen in mei 1948 het eerste deel van Dari pendjara ke pendjara.598 Twee boekhandels, uit Djokja en Solo, adverteerden in ‘Pacific’ voor deze ‘bijzondere uitgave in beperkte oplage op buitenlands papier’ met de tekst: ‘Wat zei wijlen dr. Sun Yat Sen over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd? U kunt zijn antwoord vinden in de autobiografie van Tan Malaka.’599 ‘Murba’ reageerde pas later, noodgedwongen door de drukkerijstaking. ‘Onophoudelijk beweegt Tan Malaka zijn pen, zowel buiten als binnen het gevang, zowel in vrijheid, als omringd door gevaar!! Als men de geest van Lenin wil leren kennen moet men zijn geschriften kennen; zo is het ook als men de geest van Tan Malaka wil leren kennen!’ Zijn vele geschriften tonen de grootheid van zijn geest. ‘In dat opzicht verschilt hij zeer van Alimin!’ Alimin studeerde jaren lang in Moskou, waar hij trots op is – en Tan Malaka deed dat niet. De reden was simpel: Tan Malaka werd door de Russische leiders als volleerd revolutionair beschouwd, en Alimin was ‘nog te dom’ daarvoor. Het blijkt uit hun publicaties. Tan Malaka’s theorieën zijn revolutionair en juist; die van Alimin reformistisch en onjuist. Ondanks alle laster zullen zijn theorieën juist blijken te zijn. ‘Indonesia kan trots zijn op haar revolutionaire zoon, die op één lijn staat met de revolutionaire leiders van andere landen.’ En het artikel besloot met ‘leve Gromyko en leve Tan Malaka’, omdat hun beider opvattingen over het geschil Indonesië-Nederland dezelfde waren.600 Het was in ‘Murba’ de enige vermelding van Dari pendjara ke pendjara. Geen bespreking, geen lovende berichten, geen informatie over uitgaven, prijs en bestelmogelijkheid, laat staan een publicatie als feuilleton. Er is geen gerede verklaring voor dit verzuim te bedenken.

598 De kranten in de Republik bevatten regelmatig advertenties van boekhandels en uitgevers. In die advertenties werden titels van Tan Malaka zelden genoemd. Slechts in Pacific, 20-1-1948 bood de boekhandel ‘Usaha Kita’ in Djokja in een lijstje titels Massa actie aan; in Pacific, 21-2-1948 deed ‘Pustaka Dharma’ in Djokja hetzelfde met Thesis. Dat was alles; en het verbaast dat Pacific en Murba deze titels niet zelf aanboden. Boekbesprekingen of -aankondigingen in het redactionele deel van de kranten kwamen hoogst zelden voor. 599 Pacific, 24-5- en 1-6-1948. 600 ‘Dari pendjara ke pendjara’, Murba, 18-6-1948. Volgens Murba, 26-6-1948 was het opschrift van dit artikel onjuist en moest dit ‘Tan Malaka menulis lagi’ (Tan Malaka schrijft weer) luiden. De eerste titel kon het misverstand oproepen dat Tan Malaka’s boek hier werd besproken, terwijl de bekwaamheden van Tan Malaka en Alimin werden vergeleken.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

798

Verguisd en vergeten

De links-radicale pers Met ‘Murba’ en, in mindere mate, ‘Pacific’ beschikten de links-radicalen over twee kranten in Solo, waar zij hun ideeën goed in kwijt konden. ‘Murba’ vooral werd de spreekbuis, en daar ook kon Tan Malaka als Dasoeki zijn politieke opstellen plaatsen, daar werd met de series over de lima serangkai en de Sibar, en in talloze commentaren ten strijde getrokken tegen de FDR. De SBG-herkomst verloochende zich niet; vooral in de beginperiode was er veel aandacht voor vakbondszaken. Een echt partijorgaan was de krant niet; daarvoor was de verslaggeving over de GRR en zijn aangesloten partijen te onsystematisch en onvolledig. Wat voor ‘Murba’ opging, gold nog in grotere mate voor ‘Pacific’. Dat was officieel het orgaan van de Barisan Banteng, maar erg merkbaar was dat niet. ‘Pacific’ was in ieder geval veel meer een ‘algemene’ krant dan ‘Murba’. Beide verschenen in Solo, en richtten zich op de zelfde lezerskring; voor een deel was er zo sprake van overlapping en dubbel werk. De oplage van deze bladen was vijfentwintighonderd voor ‘Pacific’, met hoofdredacteur Soerono Wirohardjono en Imam Soetardjo als directeur, en tweeduizend voor ‘Murba’, met hoofdredacteur Sjamsu Harja Udaja.601 In Djokja daarentegen kon de links-radicale groep zich niet via een eigen dagblad laten horen, zoals alle andere belangrijke politieke groeperingen. ‘Kedaulatan Rakjat’ – ooit met veel sympathie voor Tan Malaka – voerde nog steeds zijn voorzichtige, neutrale koers. Van een verspreiding op enige schaal van ‘Murba’ en ‘Pacific’ in Djokja zal geen sprake zijn geweest. Daarnaast werd ‘Murba’ geplaagd door onregelmatige verschijning. Herhaaldelijk veroorzaakten electriciteitsstoringen het uitvallen van een nummer. De redactie nam zelfs de moeite het probleem de lezers uit te leggen. De drukwijze met linotype vereiste veel electriciteit, die in beperkte tijd moest worden geleverd omdat ook andere drukorders moesten worden vervuld. Andere kranten als ‘Pacific’ werden met de hand gezet, maar door een tekort aan zetsel kon ‘Murba’ niet ook op deze manier worden gemaakt.602 Bij eerdere problemen was ook al gebleken dat de Barisan Banteng met zijn ‘Pacific’ voorrang had bij de productie van zijn krant; zo bleef het. In maart en mei-juni was ‘Murba’ acht weken lang uitgeschakeld door stakingen. Slechts in juli was sprake van vrijwel dagelijkse verschijning, in augustus verscheen ‘Murba’ maar zestien keer; in september was het met negentien keer iets beter. ‘Pacific’ daarentegen verscheen wel vrijwel dagelijks (23 keer in augustus, 24 keer in september). 601 Volgens gegevens van de Djaksa Agung (procureur-generaal) in Djokja, in NA, PG 694. Over Soerono: Soebagijo 1981b:370-4. 602 Murba, 11-8-1948. Soediro, in Soebagijo 1981a:187-8, vertelt over de primitieve omstandigheden waarin Pacific moest worden gedrukt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

799

Barisan Banteng stond aan de wieg van ‘Pedoman’, een ‘mingguan umum’ (algemeen weekblad) dat op 6 november 1947 voor het eerst verscheen met als hoofdredacteur Boes Effendi, en met een openingswoord van Moewardi. Er verschenen in ieder geval 22 afleveringen – tot 30 juni 1948. Het was een algemeen blad, dat geen partij koos. Onder dezelfde directie en redactie als ‘Murba’ verscheen – of liever herverscheen – vanaf 24 april 1948 het Javaanstalige weekblad ‘PanjebarSemangat’, dat in Solo op de drukkerij van de Barisan Banteng werd vervaardigd. Het slaagde erin zes nummers lang inderdaad wekelijks te verschijnen, in een bescheiden omvang van twee bladzijden, waarna dubbelnummers en een verschijningspauze volgden. Het laatste overgeleverde nummer elf – van niet minder dan acht bladzijden – vormde wellicht de afsluiting van de serie. Het weekblad is uniek als Javaanstalig politiek weekblad – voor één keer hadden de links-radicalen de FDR overtroffen in publiciteitsopzicht. De SBG was verantwoordelijk voor de eerste zes nummers; daarna werd de uitgave overgenomen door de GRR, waarbij Moewardi Danoehoesodo als directeur opvolgde, en hoofdredacteur Suprapti – met dus een zeldzame vrouw in deze rol bij een algemeen periodiek – bleef gehandhaafd. De overgang geschiedde in goede harmonie: de ideologie van de SBG was immers de ideo­logie van de GRR. Slechts de lezerskring werd breder: van revolutionaire suikerarbeiders naar revolutionaire murba.603 Het blad bevatte louter politieke stukken – commentaren, langere beschouwingen over actuele zaken en algemene vraagstukken, en verstrooiende cursiefjes waarin werd ingehakt op de FDR, vaak in de vorm van een dialoog tussen populaire wajang-clownfiguren. De stukken verschenen anoniem of onder schuilnaam. De geest van de Proclamatie en het socialisme waren de inspiratiebron, waarop in voorspelbare zin werd gevarieerd. Slechts een enkel artikel handelde over buitenlandse zaken, zoals de burgeroorlog in China of de wereldeconomie. Meer dan gemiddeld was de aandacht voor de positie en taak van de vrouw in de revolutie, dankzij de hoofdredacteur naar valt aan te nemen. Tan Malaka was de hoofdrolspeler-in-heldenrol in een aantal cursiefjes, en in diverse artikelen over het Front Nasional werd zijn vrijlating een toetssteen genoemd. In het negende nummer drukte het blad het eerste deel af van de vertaling van Dasoeki’s ‘Getrennt marschieren, vereint schlagen’.604 ‘Panjebar-Semangat’ en ‘Murba’ vierden de eerste mei met een gezamenlijke uitgave – in het Indonesisch – voor de gelegenheid met dubbele omvang en vier langere artikelen, waarin met spijt werd geconstateerd dat de Revolutie, 603

‘Pengoemoenan direksi’, Panjebar-Semangat 2-7/8(12-6-1948):2. In nummer tien en het laatste overgeleverde nummer elf werd de vertaling vervolgd, maar na drie afleveringen was nog niet de helft afgedrukt. Nummer negen was voor mij onvindbaar. 604

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

800

Verguisd en vergeten

na haar veelbelovend begin, met als hoogtepunten het eerste arbeiderscongres van 7 november 1945, en de sterke positie van PBI en zusterorganisaties, na de ontmanteling van PP en de arrestatie van de PBI-leiders in juli 1946 was verworden. Maar aan dezelfde eisen als toen moet worden vastgehouden, met voorop de naasting van alle productiemiddelen – en daarnaast per 1 mei – de vrijlating van de gevangen PP-leiders en kosteloos onderwijs. En verder werd vrijheid van pers, vergadering, demonstratie en staking geëist, en optreden tegen de corruptie, vooral de politieke corruptie. Consequent revolutionaire leiders zouden de staatsleiding moeten overnemen.605 Sjamsu vergeleek de viering van de eerste mei in 1946, 1947 en 1948, en zag achteruitgang en een enkel lichtpunt.606 Moewardi schreef een artikel van algemene strekking.607 Op 11 juli verscheen in ‘Murba’ een advertentie waarin het verschijnen van een nieuw halfmaandelijks blad werd aangekondigd: ‘Hevig!, Voortvarend!, Rumoerig!, Daverend! – vertolkt het geluid van de murba – houdt de revolutionaire geestdrift hoog – brengt de revolutionaire theorie naar voren – gids voor de strijdende murba’.608 Het blad was ‘Madjallah 17 Agustus’, dat kort na 17 juli verscheen.609 Plaats van uitgave was Solo; de uitgever was ‘Revolusi Kita’ (Onze Revolutie), waarover verder niets bekend is; de redactie telde geen bekende namen.610 Met 32 bladzijden was het blad voor de Republik van uitzonderlijke omvang. De redactie opende het blad met een voorwoord, waarin werd beloofd dat het blad de geest van de Proclamatie zou weerspiegelen. Door ‘zelfkritiek en zelfcorrectie’ moest de revolutionaire strijd, vooral in Indonesië, worden geanalyseerd. Zijn koers zocht het blad in het ‘revolutionaire volk’, dat tegen het imperialisme streed, voor onafhankelijkheid en een nieuwe maatschappij.611 Wat kwam van al deze redactionele beloften terecht? Het eerste nummer was blijkbaar langdurig voorbereid. De redactie zinspeelde in zijn inleiding al op de moeilijkheden die de uitgave had moeten overwinnen; diverse artikelen waren blijkens hun datering al maanden eerder geschreven. 605

‘Toentoetan Moerba Indonesia’, Panjebar Semangat-Murba, 1-5-1948:1, 4. ‘Memperingati hari tanggal 1 Mei tahoen 1948; Perbandingan-perbandingan dalam tahoen 46-47 dan 48’, Panjebar Semangat-Murba, 1-5-1948:2-3. Sjamsu’s auteurschap blijkt uit Banteng 3-5(mei 1948):7-9 dat hetzelfde artikel afdrukte. 607 Dr. Moewardi, ‘Samboetan 1 Mei’, Panjebar Semangat-Murba, 1-5-1948:4, ook afgedrukt in Banteng 3-5(mei 1948):2-3. Er werden ook enkele advertenties opgenomen, onder andere voor Murba-tandenborstels, die ‘van, door en voor de Murba’ werden gefabriceerd in Solo (p. 3). 608 Murba, 11-7-1948, ook een advertentie in Pacific, 12-7-1948. 609 Madjallah 17 Agustus 1-1(juli 1948). Het redactionele voorwoord is gedateerd op 17 juli, terwijl een aantal tot slot opgenomen Antaraberichten van kort voor 17 juli dateren. 610 Hoofdredacteur was Soehardjono, redactieleden verder Soepono, P. Yogi, Soeharyono en Poernomo. Dit stond vermeld in Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):5. De omslag van het eerste nummer, met mogelijk ook zo’n namenlijst, was niet meer aanwezig in het door mij geraadpleegde exemplaar. 611 ‘Kata pengantar’, Madjallah 17 Agustus 1-1(juli 1948):1. 606

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

801

De actualiteit ontbrak vrijwel; slechts een commentaar op het afbreken van de besprekingen tussen Nederland en de Republik – ook al meer dan een maand terug – werd geplaatst. Verder waren het vijf lange artikelen die het blad vulden. Van de auteurs was slechts Ibnu Parna bekend, terwijl achter de naam Arifin zich wellicht de gelijknamige auteur van een eerdere brochure over het trotskisme verschool. H. Abdullah schreef een lang, niet zo erg helder artikel over de ‘resterende mogelijkheden om onze economie op te bouwen’, wat een keuze voor socialisme en het afbreken van alle relaties met Nederland zou moeten inhouden.612 Arifin schreef over aard en gevolgen van een eventuele Derde Wereldoorlog, die in zijn orthodox-communistische betoog slechts de laatste klassenstrijd zou vormen met tot slot een Nieuwe Proletarische Maatschappij. In zijn verhaal was er lof voor de ‘meesterlijke, strategische diplomatie’ van Stalin die in 1939 met Duitsland een niet-aanvalsverdrag afsloot, en werden de Indonesische communisten de enige ter wereld genoemd die vooropliepen bij het afsluiten van compromissen en verdragen met de ‘reactionaire kapitalisten’.613 Arifin vond in Banteng Merah (‘Rode Buffel’) zijn orthodoxe evenknie. Deze legde het verschil uit tussen de bourgeoisdefinitie van de staat, en die van het marxisme, die de staat als instrument ziet waarmee de ene klasse de andere onderdrukt. De Republik is onbetwistbaar een kapitalistische staat, ondanks alle beweringen van het tegendeel door de bourgeois- en de FDRleiders. Die laatsten zijn zo opportunisten, die dat maskeren met demagogie. En tot slot somde hij op hoe de FDR in politiek en economisch opzicht tot een ‘bankroet’ was gekomen, waarbij met revolutionare theorie een contrarevolutionaire praktijk werd gevolgd.614 A.M. schreef over de ‘plicht van de communisten’, wat vooral een opsomming inhield van de vele fouten die de PKI sinds de ‘glorieuze’ opstand van 1926 had begaan in grondslag, tactiek en strategie. De PKI-resolutie waarmee Renville werd gesteund werd daarbij aangehaald en regel voor regel afgebroken, met passende citaten van Lenin. ‘De PKI bedriegt de Indonesische arbeiders voortdurend met het valselijk gebruik van de namen van Marx, Engels en Lenin en anderen en onteert de naam communisme.’ Die PKI is ‘de vijand van de arbeiders en het volk van Indonesië!’ ‘De imperialistische agenten in de PKI’ moeten geen kans krijgen om de naam PKI voor hun doeleinden te gebruiken – en op de echte communisten rust de taak het masker waarachter zij schuilgaan op te lichten.615 612 H. Abdullah, ‘Kemungkinan2 jang masih tinggal untuk membangun ekonomi kita’, Madjallah 17 Agustus 1-1(juli 1948):20-3, 1-2(augustus-september 1948):17-20, 33. 613 Arifin, ‘Sifat dan akibat perang dunia III’, Madjallah 17 Agustus 1-1(juli 1948):2-5. 614 Banteng Merah, ‘Tentang arti dan kewabjiban sesatu “Staat atau Negara” ‘, Madjallah 17 Agustus 1-1(juli1948):24-31. 615 A.M., ‘Kewadjiban kaum komunis’, Madjallah 17 Agustus 1-1(juli 1948):12-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

802

Verguisd en vergeten

Ibnu Parna betoogde dat de kracht van de murba, zoals die vooral kort na de Proclamatie spontaan tot uiting kwam in militaire organisatie en bezetting van bedrijven, door de regering was miskend. De gevolgen werden teruggedraaid. Zo vervreemdde de regering van ‘politieke corruptoren’ van het volk en werd de Revolutie geschaad.616 Al met al verschafte dit eerste nummer politieke propaganda tegen de FDR, langs al bekende lijnen. Of de belofte in de advertentie in ‘Murba’ hiermee werd vervuld kan worden betwijfeld.617 Een tweede nummer liet geen twee weken op zich wachten, zoals een halfmaandelijks blad betaamt, maar tweeënhalve maand.618 De redactie dateerde het nummer op augustus-september 1948 en gaf geen verklaring voor de vertraging. Overigens was het niet ernstig dat een aantal artikelen langer in portefeuille moest blijven; zij waren niet gebonden aan de actualiteit. Ook werden de beide GRR-minderheidsnota’s over het Program Nasional afgedrukt en werd begonnen met Roestam Effendi’s beschouwing over de kapitalistische crisis (zie pp. 606-7). De redactie zette in zijn openingscommentaar wel de algemene toon van het nummer door de uitleg wat de ‘terugkeer naar de geest van 17 augustus’ moest inhouden: ‘100 procent onafhankelijkheid van de eenheidsstaat Republik Indonesia’. Door een guerrilla in de gehele archipel te ontketenen zou de wereld – en vooral de aanstaande vredesconferentie, ter afsluiting van de Wereldoorlog – de erkenning daarvan kunnen worden afgedwongen. In dat verband was het nodig – en het blad drukte dit af in groter letterkorps, met meer interlinie en cursief – dat: Alle personen (in het bijzonder de leiders) die voor ‘Linggadjati-Renville’ verantwoordelijk waren en het uitvoerden, moeten terugtreden uit alle leidende posities in de revolutie (regering, organisaties en partijen van arbeiders, boeren en jeugd), omdat zulke principiële politieke fouten niet slechts kunnen worden verontschuldigd met een ‘openbare’ schuldbekentenis.619

Over die terugkeer naar de geest van de Proclamatie schreef Sajuti Melik het artikel ‘Tafsiran Proklamasi’ (Interpretatie van de Proklamatie). In de vele interpretaties van betekenis en geest van de Proclamatie probeerde hij duidelijkheid te scheppen. Hij signaleerde het misbruik, waarbij de Proclamatie 616

Ibnu Parna, ‘Mengadjar kepada Murba dan beladjar dari Murba’, Madjallah 17 Agustus 1-1(juli 1948):8-11, 17. 617 Murba, 14-8-1948 liet zich overigens lovend uit over dit eerste nummer: ‘zeer belangrijk en nuttig’ voor de revolutionaire murba. 618 Eén van de artikelen (Mintardjo, ‘Kewadjiban pemoeda’) was gedateerd 27-9-1948. Het blad zal dan pas begin oktober van de drukpers kunnen zijn gerold. 619 Redaksi, ‘Semangat Proklamasi 17 Agustus 1945’, Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

803

verenigbaar werd geacht met Linggadjati. Het verlies van de geest van de Proclamatie schreef hij toe aan het niet uitvoeren van de consequentie van de Proclamatie: het optreden als soevereine eenheidsstaat, met afwijzing van elke buitenlandse soevereiniteit. De leiders van de Republik dragen hiervoor schuld. Zij waren ‘bang om de revolutie te leiden (maar niet bereid de leiding over te dragen aan anderen)’, of schoten tekort in kennis van de wetten van de revolutie. In de praktijk waren ernstige fouten het toestaan van politieke partijen, het vertrouwen in diplomatie en het gebrek aan vertrouwen in de kracht van het volk. Herstel was nog mogelijk door het herstel van de eenheid, via het Program Nasional, het afbreken van alle onderhandelingen tenzij de Republik werd erkend, en vertrouwen op de kracht van de murba, door de murba te mobiliseren en te organiseren. De vrees voor een nieuwe koloniale oorlog mag daarbij geen rol spelen; zo’n actie zal leiden tot de ondergang van het imperialisme.620 Ibnu Parna blikte ook terug in zijn ‘Bahaja marhaenisme’ (Gevaar van het marhaenisme). Naar zijn oordeel was marhaen, de Indonesische ‘kleine man’ naar wie Soekarno zijn politieke theorie noemde, ‘een bastaard van de bankroete bourgeoisie en de in doodsstrijd verkerende adel’. En hij ging verder: In feite weten we nu pas wat Soekarno in de tijd van PNI en Partindo met marhaen en marhaenisme bedoelde. Marhaenisme is gebleken de ideologie van Linggadjati en Renville te zijn. Marhaenisme is de ideologie van de makelaar van het koloniale kapitalisme, de ideologie van de collaborateur met de koloniale overheerser. Marhaenisme is de ideologie van de liquidator van de revolutie. Aan de rechterzijde worden de marhaenisten makke bourgeoisie die onderworpen zijn aan buitenlandse fabrikanten en importeurs en van wie er velen zich hebben genesteld in PNI en Masjumi. Aan de linkerzijde worden de marhaenisten opportunistische proletariërs die bang zijn voor buitenlandse spoken en van wie er zich velen bevinden in de Sajap Kiri, die nu FDR is geworden. De dictatuur van de marhaen is de dictatuur van Linggadjati-Renville, in andere woorden de contrarevolutie. Marhaenisme is de verborgen vijand, zowel in het Front Nasional als in het proletarisch front.

PNI, Masjumi en FDR moeten zich zuiveren van de marhaenisten; nu vervalsen zij nationalisme, islamisme en marxisme-leninisme.621 620

4.

Sajuti Melik, ‘Tafsiran Proklamasi’, Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):10-

621

Ibnu Parna, ‘Bahaja marhaenisme’, Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):146, 21 (citaat p. 15). Ibnu Parna droeg aan dit nummer nog een artikel bij, dat al dateerde van juli 1947, en dat internationale toestanden besprak: ‘Front Demokrasi Anti Fasis di Pasifik’ (pp. 27-31). In een aantal Aziatische landen wees hij als fout beleid ter linkerzijde aan dat het antifascistische front niet meteen na de Japanse capitulatie was omgevormd tot een democratisch anti-imperialistisch front. Het antifascistische front bleef in Indonesië bestaan en werd van progressief toen in feite reactionair. Maar het ‘progressivisme’ bleef zijn verderfelijke invloed uitoefenen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

804

Verguisd en vergeten

Ibnu Parna opende de aanval op Soekarno, die door de redactie en door Sajuti Melik impliciet was begrepen in hun veroordeling van de regering, maar die zij niet met name noemden. Deze artikelen toonden een verharding van de houding van de links-radicale oppositie ten opzichte van de regering. Bracht dit het blad in de problemen? Een derde nummer van ‘Madjallah 17 Agustus’ is niet overgeleverd – de politieke koers kan daarvoor een verklaring vormen. Sajuti Melik schreef ook in dit blad, en liet zich ook elders horen over de actualiteit en de toekomst van de Republik. Zijn remedie om de revolutionaire geest terug te brengen komt daarbij op diverse plaatsen naar voren. Al voor zijn vrijlating, in een interview met ‘Pacific’ in de Wirogoenangevangenis, vroeg hij om het afbreken van de onderhandelingen en mobilisatie van het volk, ook door uitgebreide kadervorming. In de bezette gebieden moest de verzetsgeest worden aangewakkerd. Bij dat alles was vertrouwen in de VN, zoals de regering die nog koesterde, misplaatst.622 In ‘Kedaulatan Rakjat’ verscheen op 9 juni, binnen twee weken na zijn vrijlating, Sajuti Meliks eerste commentaar, en een paar keer per week vulde hij vervolgens zijn kolommen. In zijn krant hield hij zich ietwat in, in overeenstemming met de voorzichtige koers die de redactie volgde; harde, rechtstreekse kritiek op de regering werd niet uitgeoefend. Hij schreef een aantal malen in positieve zin over het Program Nasional. Hij vond in een vroege fase, dat de GRR bij de samenstelling moest worden betrokken, en, in de laatste fase, drong hij aan op de vorming van een Front Nasional. De regering moest het Program Nasional overnemen en in het kabinet moesten veranderingen volgen.623 Sajuti Melik schreef ook over de staking in Delanggoe, en stuurde een middenkoers. Zowel arbeiders als werkgevers hadden het recht om in actie te komen: om te staken of om uit te sluiten. Maar ook dienden beiden de schade te beseffen die zij berokkenden aan de maatschappij, zeker in een kritieke fase van de Revolutie. Overleg was nodig, ook binnen het kader van de besprekingen over het Program Nasional.624 Zijn commentaar leverde boze reacties op: van een SOBSI-aanhanger en van de groep die de staking onaanvaardbaar achtte in de revolutionaire strijd.625 Na afloop van de staking zette Juti nog

622 ‘ “Bawalah massa dlm. Revolusi”; Djeritan Sajuti Melik dlm. tahanan’, Pacific, 26-5-1948; aanvulling hierop in Pacific, 6-6-1948. 623 Juti in Kedaulatan Rakjat: ‘Sjarat persatuan nasional’, 9-6-1948; ‘Program Nasional’, 16-61948; ‘Program pemerintah’, 21-6-1948; ‘Front Nasional masih menunggu?’, 10-7-1948; ‘Tjara mendjalankan!’, 15-7-1948 en ‘Bagaimana kabinet?’, 27-7-1948. 624 Juti, ‘Pemogokan’, Kedaulatan Rakjat, 22-6-1948. 625 A.E., ‘Analyse Juti dan pemogokan’, Kedaulatan Rakjat, 24-6-1948, en Indonesia Putera, ‘Soal pemogokan’, Kedaulatan Rakjat, 25-6-1948, beide met onderschrift van Juti.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

805

eens uitgebreid zijn afgewogen positie uiteen.626 En natuurlijk schreef Sajuti Melik ook over de geest van de Proclamatie, die tot veler teleurstelling was verdwenen. Die geest zag hij nog niet meteen terugkeren, maar wel kon men zich daarop al voorbereiden.627 In ‘Madjallah 17 Agustus’ liet hij zich daarover een paar weken later al optimistischer uit, zoals al vermeld, of behoefde hij zich daar niet te onderwerpen aan de voorzichtige redactionele politiek van ‘Kedaulatan Rakjat’? Op 20 juli verscheen het eerste nummer van ‘Kawan Rakjat’, dat door ‘Kedaulatan Rakjat’ werd uitgegeven en gedrukt, en waarvan Sajuti Melik hoofdredacteur werd. Het blad was als weekblad bedoeld, maar door capaciteitsproblemen op de drukkerij verscheen het vooreerst twee keer per maand. Het was een ‘algemeen’ blad, niet gebonden aan een partij of organisatie, maar wel met een eigen opvatting, en het wilde zijn titel ‘volksvriend’ waarmaken. De redactionele koers bleef in het spoor van ‘Kedaulatan Rakjat’. De GRR kreeg er in Djokja geen eigen periodiek bij. Sajuti Melik schreef natuurlijk de hoofdartikelen. De eerste keer behandelde hij de eerste paragraaf van het Program Nasional, waarin de eis werd gesteld dat op 1 januari 1949 een nationale onafhankelijke Indonesische staat in de gehele archipel tot stand zou zijn gekomen. Dat leek hem een irreële verwachting – hoe zou Nederland daar ooit mee instemmen, en waar haalde de Republik de macht vandaan om dat binnen een half jaar af te dwingen? Het Program Nasional stelde hier een eis waarvan de verwezenlijking nog vele jaren op zich zou laten wachten. Aan de zege twijfelde hij overigens niet, maar voor nu was een helder, reëel programma beter op zijn plaats.628 Het hoofdartikel in het tweede nummer liep vooruit op de derde verjaardag van de Proclamatie. Bekende thema’s als geest van de Proclamatie, en de betekenis daarvan, werden aangesneden – maar in voorzichtiger bewoordingen dan in zijn gelijktijdig geschreven 626

Rakjat, ‘Pemogokan dan Revolusi Nasional’, Kawan Rakjat 1-1(20-7-1948):2. Juti, ‘Kembali semangat 17 Agustus ‘45?’, Kedaulatan Rakjat, 28-6-1948. 628 Kawan, ‘Pada, 1-1-1949...?’, Kawan Rakjat 1-1(20-7-1948):1-2. Juti, ‘Fasal satu’, Kedaulatan Rakjat, 13-7-1948 zegt in andere woorden hetzelfde. In ‘Kawan Rakjat’, schreef Sajuti Melik onder de namen ‘Kawan’ en ‘Rakjat’, zoals is af te leiden uit inhoud en plaatsing van deze artikelen. 627

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

806

Verguisd en vergeten

artikel voor ‘Madjallah 17 Agustus’. De Proclamatiegeest was nu verdwenen; die kon terugkeren mits de omstandigheden en de leiding van de staat dat toestonden – en in die eerste drie paragrafen van het Program Nasional, over de soevereiniteit, buitenlandse betrekkingen en de defensie waren aanknopingspunten voor een herstel te vinden.629 De eerste twee nummers van ‘Kawan Rakjat’, die elk acht bladzijden op krantenformaat telden, werden verder gevuld met een variëteit aan onderwerpen, van opbouwende en positief-kritische inhoud. In het eerste nummer werd het gehele Program Nasional afgedrukt en schreef Soemantoro een artikel over ‘waarheid en leugen’ – waarbij de eerste altijd zal overwinnen – dat hij besloot met een lang citaat uit de brief die Tan Malaka schreef aan zijn medestanders toen die na de uitspraak van het 3-juli-proces werden vrijgelaten. Tan Malaka beleed daarin zijn vooruitgangsgeloof via de dialectiek. Hij loofde de vrijgelaten pemuda die bereid waren offers te brengen en te lijden in de strijd voor rechtvaardigheid en vrede – arrestaties, gevangenschap, verbanning en de galg.630 In een aantal korte commentaren op de actualiteit werden de berichten over Tan Malaka’s aanstaande berechting besproken. De lange duur van zijn vasthouding en het uitblijven van een aanklacht werden als negatieve punten genoemd. Nu leek dan eindelijk een proces aanstaande. De schrijver was daarover verheugd. Het recht zou dan zijn loop hebben. En ook Tan Malaka zou liever worden berecht, en zo spoedig als mogelijk, dan zonder meer te worden vrijgelaten.631 Al met al was er sprake van sympathie en aandacht, maar het blad wilde dit niet, naar de wens van zijn uitgever, in het oog laten lopen.632 Boeken en brochures uit de links-radicale hoek verschenen eveneens. Qua aantal was het nog niet veel, maar in vergelijking met eerdere perioden, toen op een enkele uitzondering na slechts een aantal brochures van Tan Malaka verscheen, was sprake van flinke vooruitgang. ‘Murba’ en ‘Pacific’ besteedden overigens weinig aandacht aan deze publicaties. Tan Malaka’s Dari pendjara ke pendjara kreeg magere of geen redactionele aandacht, zoals al vermeld. Een ander omvangrijk werk, Yamins verdedigingsrede in het 3-juli-proces verscheen al in mei, maar beide kranten vonden dit niet het vermelden waard.633 ‘Murba’ bundelde zelf de eigen serie over de lima serangkai in een gestencilde uitgave.634 ‘Pacific’ gaf twee brochures uit van, gelet op de prijs, geringe 629

Kawan, ‘Menjongsong 17-8-1948’, Kawan Rakjat 1-2(5-8-1948):1-2. Soemantoro, ‘Kodrat kekuatan kebenaran dan kebohongan’, Kawan Rakjat 1-1(20-71948):6. 631 Kawan Berkeliling, ‘Tentang Tan Malaka’, Kawan Rakjat 1-2(5-8-1948):5. 632 Kawan Rakjat is in de Indonesische pershistorie nauwelijks opgemerkt. Suhartinah 1995:24 noemt het een blad waarvan de koers onduidelijk was. 633 Kedaulatan Rakjat, 29-5-1948, waarbij als uitgever de Panitia Tahanan Politik wordt vermeld van een ‘zeer beperkte oplage’. Pacific, 29-6-1948 bevat een advertentie, waarin Eris Rasjid dit boek aanbiedt voor Rp. 200. Zijn adres, Ngabean 2, in Djokja grensde aan het kantoor van de PR. 634 Murba, 22- en 23-4-, 14-8- en 3-9-1948 biedt de brochure aan voor Rp. 25. In de laatste adver630

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

807

omvang. In de eerste schreef Subyanto over de Derde Wereldoorlog,635 de tweede droeg als titel Defensief.636 ‘Panjebar Semangat’ gaf de brochure Anarchisme uit van hoofdredacteur Danoehoesodo, dat waarschijnlijk een algemene inleiding tot het onderwerp bevatte.637 Van andere orde was Adam Maliks verslag van de gebeurtenissen rond de Proclamatie, dat in juni 1948 verscheen als een gestencilde uitgave van 64 eenzijdig bedrukte bladzijden.638 Riwajat dan perdjuangan sekitar Proklamasi kemerdekaan 17 Augustus 1945 (Het verhaal en de strijd rond de onafhankelijkheidsproclamatie van 17 augustus 1945) was het eerste uitgebreide verslag over de Proclamatie. In zijn voorwoord gedateerd Solo 1 januari 1948, schreef de toen voortvluchtige Adam Malik – hij behoorde tot de 3-juli-verdachten – dat hij in zijn boek reageerde op de ‘fantasie’ van eerdere auteurs, die bij de eerste herdenking van de Proclamatie de waarheid geweld aandeden. Nog verwonderlijker is dat vele van deze verklaringen opzettelijk de namen van verschillende leiders prijzen en hen betrekken bij die herdenking van de Proclamatie, als leiders die ‘echt’ de Proclamatie wensten, maar de werkelijke situatie was tegengesteld, ja onder de leiders die werden genoemd waren er zelfs die aarzelingen en angst toonden over de Proclamatie.

Alle leugens en bedrog rond de Proclamatie moesten worden achterhaald door de waarheid.639 tentie wordt vermeld dat de brochure bijna is uitverkocht. De brochure heb ik niet gevonden. 635 Pacific, 20-, 29-3- en 5-4-1948 bevat advertenties, waarin de auteursnaam ook als S. Subjanto wordt vermeld. De titel wordt verschillend gegeven als Bajangan perang doenia ke III en Suasana perang dunia ke III, met als ondertitel wellicht Pertentangan blok Amerika/Inggris berhadapan Rusia (vermeld in een advertentie in Murba, 22-4-1948). De prijs was Rp. 5. De brochure was voor mij onvindbaar. 636 Pacific, 23-6-, 9-, 13-, 19-, 26-7- en 10-8-1948 bevat advertenties, met hoogstwaarschijnlijk een afbeelding van de omslag van het boekje, waarvoor als aanprijzing gold dat het diverse kaarten bevatte. De prijs was Rp. 10. Ook deze brochure is niet overgeleverd. Beide brochures werden als pakket met een bundel populaire liederen aangeboden voor Rp. 50 (Pacific, 19- en 22-7-1948). 637 Pacific, 27-, 28-7-, 1- en 6-8-1948; Murba, 27-7-1948 bevatten advertenties. De prijs was Rp. 15. Ook deze titel was onvindbaar. 638 Murba, 25-6-1948 bevatte een advertentie van Eris Rasjid die het boekje aanprees ‘ter aanvulling van uw documentatie’. De prijs was Rp. 75. Hij plaatste ook een advertentie in Pacific, 29-6-1948. Het GRR-secretariaat in Solo bood het ook aan als ‘een belangrijk historisch boek, zonder gelijke’ in advertenties in Murba, 1- en 6-8-1948. 639 Adam Malik 1975:9. Ik volg deze zesde (zevende) druk. In vergelijking met de eerste druk bevat deze een aantal toevoegingen, veelal op basis van later aan Adam Malik verstrekte gegevens. In de oorspronkelijke tekst is niets veranderd. Deze aanvullingen zijn ook te vinden in de derde (vierde) (1956), vierde (vijfde) (1962) en vijfde (zesde) druk (1970). In de zevende druk wordt voor de eerste druk het jaar 1950 gegeven. Dit betreft de eerste druk door uitgever Widjaya. Eerder was de gestencilde uitgave van 1948 verschenen, en ook een gedrukte versie in Bukittinggi, eveneens in 1948. Een aanzienlijk deel van deze uitgave (Adam Malik 1975:67-108) is herdrukt in Adam Malik 1978:43-80. Van de acht uitgaven heb ik er zeven geraadpleegd – de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

808

Verguisd en vergeten

In zijn voorgeschiedenis noemde Adam Malik Tan Malaka’s Naar de ‘Republiek-Indonesia’ als richtsnoer, het ‘voedsel en drinken’, voor de Indonesische politieke beweging.640 En even verder noemde hij de Pari, van ‘zeer grote betekenis’ voor de verwezenlijking van de ‘Republik Indonesia Merdeka’641 – waarmee de Pari onevenredige aandacht en eer kreeg. Met de ‘leiders’ in zijn voorwoord bedoelde Adam Malik vooral Soekarno en Hatta. Zijn verslag is bitter en wijst verwijtend naar beide voormannen die in de Japanse beloften geloofden, en niet los van Japan tot actie durfden over te gaan. Hun opstelling was als ‘hielenlikkers’; ze ‘vergiftigden’ het volk.642 Zij geloofden niet dat Japan had gecapituleerd; ze waren daardoor ‘met stomheid geslagen en radeloos’.643 Daartegenover stonden de revolutionaire groepen, allereerst de groepSoekarni, die zich mede liet leiden door Tan Malaka’s geschriften.644 De groep-Sjahrir functioneerde door ‘de zwakke leiding en door de beperkte ervaring’ van Sjahrir, vooral rond de Proclamatie, niet goed.645 Hij en zijn groep waren ‘verward, opportunistisch en kleinburgerlijk’.646 Dit in tegenstelling tot Soekarni en zijn kring, die wèl revolutionair, doelgericht en goedgeorganiseerd de ontwikkelingen tegemoet traden.647 En hoe reageerden Soekarno en Hatta op de aandrang tot een Proclamatie los van Japan: Maar Bung Karno-Hatta, zoals ook andere leiders, die actief waren in het jarenlang vormen, organiseren en opbouwen van de energie en geest van het volk, zijn nu, in deze meest kritieke periode, op het tijdstip dat het volk op hun snelle en juiste houding en maatregelen wacht, aarzelend, verward en hebben het vertrouwen verloren in eigen kracht en inzet en buigen voor de Japanse macht, waarvan duidelijk is dat deze verslagen en machteloos is.648

En in zijn verslag van de gang van zaken met de ontvoering naar Rengasdengklok volgen nog meerdere voorbeelden van de besluiteloosheid van Soekarno en Hatta tegenover de vastberadenheid van Soekarni. Op het punt dat Soekarno en Hatta naar Djakarta terugkeren, onderbreekt Adam Malik zijn verhaal met een hoofdstuk ‘Kepedihan riwajat’ (De pijn van de geschiedenis), waarin hij het bezoek van Tan Malaka aan Soekarni’s huis tweede (derde) druk was onvindbaar. 640 Adam Malik 1975:13. 641 Adam Malik 1975:14. 642 Adam Malik 1975:22. 643 Adam Malik 1975:27. 644 Adam Malik 1975:29. 645 Adam Malik 1975:31-2. 646 Adam Malik 1975:41. 647 Adam Malik 1975:37-8. 648 Adam Malik 1975:45.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

809

vlak voor de Proclamatie noemt. Met veel gevoel voor dramatiek beschrijft Adam Malik hier de gemiste kans, de spijt van Soekarni en de pijn over de loop van de gebeurtenissen. Voor Soekarni ‘was het nog niet de tijd om – hij had zijn ogen nog niet helder kunnen openen – naast de schepper en gids van de strijd voor de georganiseerde murba te staan, naar hem toe te komen en met hem op te trekken: hij herkende hem niet!’ Maar Tan Malaka’s inspiratie van en invloed op de Proclamatie waren niettemin onmiskenbaar.649 Dit hoofdstuk wordt besloten met Tan Malaka’s bezoek aan Soebardjo, aan wie hij zijn identiteit onthult. Adam Malik legt nog uit dat alle kwaadwillige suggesties hierover misplaatst zijn; Tan Malaka wendde zich slechts tot de enige persoon die hem nog als Tan Malaka kende. En in enkele regels noemde hij tenslotte het politieke testament, dat op slinkse wijze tegen Tan Malaka werd gebruikt.650 In het hierna hervatte verhaal over de Proclamatie keren de ongunstige kwalificaties van Soekarno en Hatta voortdurend terug; nu over hun gebrek aan durf om de Japanse macht te trotseren, terwijl Sjahrir de kans om de leiding te nemen liet liggen; kenmerkend voor zijn ‘kleinburgerlijke geest’ en de voorkeur voor een ‘speculatieve politiek’.651 Pas veel later was Sjahrir bereid, en na veel aandrang en lange aarzeling, om daadwerkelijk een regeringspost te vervullen. Maar, aldus Adam Malik, dat was pas nadat hij langdurig had overlegd met Tan Malaka. Daar werd afgesproken dat zij zich gezamenlijk zouden inzetten voor de Republik – Sjahrir als voorzitter van de KNIP en Tan Malaka op de achtergrond als raadgever. Maar Sjahrir week af van de uitgezette koers door zijn concessies aan Britten en Nederlanders, waardoor Tan Malaka naar buiten moest komen met zijn Persatoean Perdjoeangan.652 Met zijn boekje, dat naast zijn ‘gekleurde’ visie ook de nodige feitelijke informatie verschafte, vereffende hij een oude rekening. Soekarno en Hatta, en de inmiddels al uitgerangeerde Sjahrir, werd hun plaats gewezen ten koste van de ware helden van de Proclamatie, Soekarni en Tan Malaka, die nog steeds gevangen zaten. Van de weerklank van Adam Maliks boekje is niets bekend Het zal gretig zijn gelezen in de Djokjase politieke elite. En als Antara-redacteur kende Adam Malik de wegen om bekendheid aan zijn werkstuk te geven. Soekarno en Hatta zullen niet ingenomen zijn geweest met deze weergave van hun historische rol.653 Kort na Adam Maliks boekje verscheen Dokumentasi pemuda sekitar proklamasi Indonesia Merdeka (Documentatie van de pemuda over de Proclamatie 649

Adam Malik 1975:61. Adam Malik 1975:62-3. 651 Adam Malik 1975:85. 652 Adam Malik 1975:101-2. 653 Een analyse van Adam Maliks boek uit historiografisch oogpunt is te vinden in Taylor 1968:64-9. 650

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

810

Verguisd en vergeten

van Indonesia Merdeka), een gedrukte uitgave van 67 bladzijden uitgegeven door de Centrale Voorlichtingsdienst van de SBPI (Serikat Buruh Pertjetakan Indonesia, Indonesische Drukkersbond) in juni 1948, blijkens het voorwoord.654 Het bevatte de notities van Wikana, Aidit, Lagiono en Mustapha over de Proclamatie, en het voorspel en de nasleep ervan.655 Het was een veel zakelijker verslag dan Adam Malik, waarin Tan Malaka slechts terloops werd genoemd. Hij was niet aanwezig bij alle gebeurtenissen, hoewel hij daarna wel als ‘initiatiefnemer’ werd ‘gepropagandeerd’.656 En in een verslag over Oost-Java werden Tan Malaka’s hachelijke avonturen in Soerabaja kort aangeduid, met de toevoeging dat Tan Malaka plannen bij zich had om de regering omver te werpen.657 Met dat al was het boekje vooral een opsomming van de grote rol die latere, jonge voorlieden in Pesindo, PS, PKI, Sajap Kiri en FDR speelden rond de Proclamatie in Djakarta en elders op Java.658 Volgens Soetomo ontstond er een niet-openbare polemiek over Adam Maliks verslag en Dokumentasi pemuda. Hij voelde zich zelf ernstig beledigd door een aantal beweringen in het laatste boekje.659 Tot slot is er een brochure van het PR-kaderlid Malelo Siregar, Kupasan faham-faham politik (Analyse van politieke begrippen), dat in juli 1948 verscheen. Het was een instructief boekje dat vele ‘ismen’ uitlegde en zo communistische basisscholing verschafte. Tan Malaka werd in het hele boekje niet genoemd; Stalin daarentegen werd als expert aangehaald. Het ging niet in op de politieke situatie in de Republik. Malelo Siregar gaf het uit in Djokja in eigen beheer, maar ‘Murba’, ‘Pacific’ en de GRR vonden het belangrijk genoeg om het hun lezers en aanhang aan te bieden.660

654

Dokumentasi pemuda 1948:1. In juli was het verkrijgbaar; een Solose boekhandel adverteerde er mee in Pacific, 21-7-1948. De prijs was Rp. 50. 655 De vier stukken in het boekje waren niet ondertekend, maar zijn gevoeglijk toe te schrijven aan Wikana (pp. 3-12), Aidit (pp. 13-25), Lagiono (pp. 26-42, over Midden-Java) en Mustapha (pp. 43-66, over Oost-Java). 656 Dokumentasi pemuda 1948:8-9. 657 Dokumentasi pemuda 1948:60-1. 658 Recensies verschenen in Buruh, 29-7-1948 en het Masjumiweekblad Indonesia-Raya no. 42/43(30-8/6-9-1948):4. 659 Sutomo 1948:23-4. 660 In april kondigde Malelo Siregar zelf het spoedig verschijnen van zijn boekje aan (Murba, 9-, 10-, 11- en 13-4-1948), voor Rp. 20. In Pacific, 20-7-1948 plaatste hij een advertentie dat het boekje, in beperkte oplage, was verschenen. De prijs was nu Rp. 50. Murba, 24-7-1948 en Pacific, 26-7- en 3-8-1948 bevatten advertenties, waarin de lezer werd gemaand niet op de papierkwaliteit, maar op de inhoud van het boekje te letten. Het GRR-secretariaat bood het boekje, met dat van Adam Malik, aan als een belangrijke publicatie (Murba, 1- en 6-8-1948). Deze uitgave was onvindbaar; de tweede druk is overgeleverd. Deze verscheen in 1950 en telde 81 bladzijden (Malelo Siregar 1950).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

811

Nederlandse reacties Tan Malaka was niet geheel vergeten in Nederland. De RevolutionnairCommunistische Partij (RCP) en ‘De Tribune’ bleven zich inzetten voor zijn vrijlating. Tegen zijn mogelijke doodstraf, waarop Frans Goedhart zinspeelde op 11 september in ‘Het Parool’, was wereldwijd protest nodig.661 Naar zijn lot werd met enige regelmaat verwezen.662 Zijn vrijlating werd in oktober 1947 aangekondigd en gevierd, als vervolg op de in oktober gemelde vrijlating van elf Tan-Malaka-aanhangers. Tan Malaka is een oude Marxistische revolutionair. Hij is opgevoed, bij wijze van spreken, in de leer van de Massale actie tegen het kapitalisme. Hij weet als elke Marxist dat individuele terreur en putschen geen doeltreffend wapen zijn in de strijd tegen de onderdrukkers. [...] De oude revolutionair is geen dwaas. Hij heeft het Marxisme niet gisteren ontdekt. Hij weet, duizend maal zo goed als de zich nog Marxist noemende Stalinistische lasteraars, dat slechts de strijd der volksmassa’s de overwinning kan verzekeren. En hij weet ook HOE de volksmassa’s te mobiliseren.

Hij zal strijden voor de ‘verwezenlijking van de Verenigde Socialistische Sowjetstaten van Azië’. ‘We hopen dat Tan Malaka dit zal lezen.’663 Het was voorbarig. Het RCP-congres stuurde hem in december 1947 zijn ‘broederlijke groeten’.664 Het proces tegen Soedarsono en Yamin bracht de RCP opnieuw in actie. De partij zond een telegram aan Hatta met een protest tegen het proces. De vervolging was bedoeld om het volk van zijn echte leiders te beroven. Hatta en zijn bondgenoten wilden zich door een veroordeling aanvaardbaar maken bij het imperialisme.665 De rechtse Nederlandse oppositie tegen het Indiëbeleid vond haar organisatie in de Stichting ‘Indië in nood ... geen uur te verliezen’, die in december 1946 meer structuur en gezag kreeg in het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, waarvan ex-premier mr. P.J.S. Gerbrandy, prof.dr. C. Gerretson en dr. J.W. Meyer Ranneft de spraakmakende voorlieden waren. De actiefste spreker en schrijver was W.K.H. Feuilletau de Bruyn die ook in een brochure de visie van zijn comité op het Indonesische nationalisme en 661

‘Redt Tan Malaka’, De Tribune 5-108(21-9-1946). W. Bakker, ‘Na de wapenstilstand’, De Tribune 5-113(26-10-1946); W. Brink, ‘Is er reden tot juichen?’, De Tribune 5-117(26-11-1946); R. Martens, ‘De onafhankelijkheidsbeweging op WestJava’, De Tribune 5-142(17-5-1947). 663 ‘Indonesische regering zwicht; Tan Malaka bevrijd door druk der massa’, De Tribune 6164(18-10-1947). 664 De Tribune 6-175(3-1-1948). 665 Sal Santen, ‘Tan Malaka’s leven opnieuw bedreigd’, De Tribune 6-179(14-2-1948); RCP, ‘Redt Tan Malaka’, De Tribune 6-180(28-2-1948). 662

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

812

Verguisd en vergeten

de Republik vastlegde. Naar de Sovjet Republiek Indonesia werd afgesloten in oktober 1947 en verscheen een maand later. Vrijwel tegelijkertijd verscheen een bekorte Engelse versie The rising Soviet star over Indonesia. De brochure is ruimschoots geïllustreerd met foto’s van brochures, krantenartikelen, spandoeken en emblemen uit de Republik waaruit communistische invloed bleek – materiaal dat in de nieuwbezette delen van Java en Sumatra in beslag was genomen. De Bruyn was redelijk goed geïnformeerd, maar zijn vernauwde visie verhinderde hem meestal de juiste conclusies te trekken. Na de opstand van 1926 zette de PKI zijn actie ondergronds voort. ‘Vele van de huidige leiders van de Republiek Indonesia hebben deelgenomen aan deze communistische, subversieve ondergrondsche arbeid en waren leiders dier mantelorganisaties van vóór den laatsten wereldoorlog.’ De communisten gebruiken elk middel – leugen, moord, bedrog – om hun doel te bereiken. Zij infiltreerden allerlei organisaties en werven fellow travellers. Hun actie richt zich vooral op de bezetting van strategische punten, geschiedt via democratische middelen en richt zich op brede groepen, niet alleen arbeiders.666 De Bruyn karakteriseert kort vijf politieke leiders. Soekarno: veroordeeld in 1930 wegens ‘subversieve, communistisch getinte actie’, oprichter van de ‘communistische mantelorganisatie’ Partindo, later ‘de voornaamste collaborateur van de Japanners’. Sjahrir: tijdens studie in Nederland ‘uitgesproken socialist en eerste voorzitter van de PNI-Baroe’, ‘ondanks haar camoufleerende naam een communistische mantelorganisatie’; gearresteerd in 1934 wegens ‘subversieve, communistische activiteit’. Hatta: afgevaardigde naar ‘de vergadering van de communistische Liga der Onderdrukte Volkeren, een orgaan van de Komintern’. Amir Sjarifoeddin: voor 1942 deel van de ‘communistische mantelorganisatie’ Gerindo, sterk op Rusland georiënteerd; ‘geeft zich uit als geloovig christen’. Tan Malaka: ‘een van de oudere leiders der communisten’, kort na 1947 ‘door Moskou gedesavoueerd wegens zijn pro-Aziatische en nationalistische gevoelens, waardoor hij geen willig werktuig van Moscou was’. Alimin: ‘een van de beste en meest geroutineerde propagandisten van Moscou. Hij kent vele talen en heeft als propagandist in heel wat landen van de wereld met succes gewerkt’; in augustus 1946 terug op Java en ‘begint de intensieve communistische propaganda om de Republik Indonesia om te zetten in een Communistische Republiek’.667 In de eerste maanden van de Republik vond de strijd plaats tussen de natio­ nale en internationale communisten, tussen Tan Malaka en Amir. De Bruyn vermeldt dat de Pari zijn centrum in Tokio had, maar ook dat Tan Malaka nooit openlijk als collaborateur is opgetreden. Zijn pan-Aziatische streven was voor Moskou onaanvaardbaar. Amir was anti-Japans. ‘Hij schreef een 666 667

Feuilletau de Bruyn 1947a:3-4, 7. Feuilletau de Bruyn 1947a:8-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

813

paar brochures, organiseerde de cellenbouw in de desa’s en hij verspreidde vanuit de gevangenis instructies tot het vermoorden van alle blanken als de Japanners zouden capituleeren’. Na augustus 1945 kreeg Amir via koeriers uit Australië de bevelen uit Moskou.668 Vervolgens doet De Bruyn verslag van de strijd tussen de rivaliserende communistische stromingen. Tan Malaka’s Volksfront had aanvankelijk succes maar faalde vooral door de militaire inzet van Pesindo. Tan Malaka ‘werd geïnterneerd in een afgelegen dorp, waar hij met gepaste onderscheiding werd behandeld’. Hij slaagde erin, toch, een staatsgreep te organiseren die teniet werd gedaan door ‘Pesindobenden’. Tan Malaka’s rol was uitgespeeld; de resterende aanhang vond elkaar in Akoma. De PKI was in het openbaar nog niet actief. Dat kwam met de komst van Alimin in augustus 1946.669 Alimin werkte bekwaam en geduldig aan een versterking van de PKI, vooral ook onder het leger, en in de KNIP en met de federatieve Sajap Kiri. Hij had bekwame helpers in Setiadjit en Maroeto Daroesman, die met Nederlands verlof naar Indonesië vertrokken – ‘Zoo heeft dus de regeering Schermerhorn de helpende hand geboden tot het overbrengen van deze communisten aan Nederlandsch-Indië’. Premier Amir blijft op de achtergrond. Het zou internationaal op grote moeilijkheden stuiten als bekend werd dat hij communist is, ‘temeer daar afdoende vast staat, dat Mohammed Hatta, de vice-president, ook een communist is en Soekarno altijd zeer sterke communistische sympathieën heeft gehad’. De conclusie was ‘dat de republiek Indonesia een communistische republiek in wording is die haar richtlijnen van Moscou krijgt’. ‘De linksche groepen [zitten] op den bok en de communisten hebben de teugels in handen.’670 Er is maar één oplossing: ‘oprukken naar Djocja en deze communistische haard volledig uitroeien’.671 De Bruyns brochure werd vrijwel volledig afgedrukt in het blad ‘Het Laatste Nieuws uit Indië’, dat van april 1946 tot september 1948 twee keer per week verscheen en het belangrijkste orgaan was van de rechtse Indiëoppositie.672 De aandacht voor het communistische spookbeeld nam toe, met de verscherping van de wereldwijde confrontatie tussen Oost en West. Ook de ‘respectabele’ pers schreef in soortgelijke bewoordingen als ‘Het Laatste Nieuws uit Indië’ en werd dan dankbaar daarin aangehaald. Vóór mei 1947 was die aandacht spaarzaam. In oktober 1946 werd de aankomst van Alimin gemeld 668

Feuilletau de Bruyn 1947a:10, 13. Feuilletau de Bruyn 1947a:14-6. 670 Feuilletau de Bruyn 1947a:19-22, 27-9. 671 Feuilletau de Bruyn 1947a:39, 41-2. 672 De uittreksels verschenen in Het Laatste Nieuws uit Indië, tweede jaargang, nos. 53-68, van 23-10- tot 17-11-1947. 669

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

814

Verguisd en vergeten

om Tan Malaka op te volgen, met ‘de orders van Moskou’.673 Deze doortrapte afgezant van Moskou doet zijn werk volgens fijne Javaansche methode door gebruik te maken van de voorliefde der Javanen voor mystiek; Alimin treedt daarbij niet in het daglicht, doch oefent zijn invloed uit door ‘cursussen’ en cellenbouw. Hij heeft in de enkele maanden van zijn activiteit, na zijn geheimzinnige aankomst op Java reeds méér weten te bereiken dan zijn ‘ambtsvoorganger’ Tan Malakka met diens japsche methoden.674

Alimin bleef verder de communistische dirigent. ‘Achter Soekarno staat Alimin’ luidde een opschrift dat de inhoud van menig artikel samenvat.675 Maar ook beweringen van zeer loos karakter werden afgedrukt, zoals: ‘Soedirman heeft zijn opleiding in Rusland ontvangen’.676 Na De Bruyns brochure werd via aanhalingen uit de pers hetzelfde thema bespeeld; daarbij werd voor het eerst ook rechtstreeks de pers in Indonesië geraadpleegd – de Maleis-Chinese bladen ‘Sin Po’, ‘Keng Po’ en ‘Star Weekly’. Hierbij werd steeds vaker de regionale dimensie toegevoegd met de communistische opmars in China, Indo-China, Burma, Thailand en Malakka. In deze sfeer past ook een lang artikel van Herman Leenes, speciale verslaggever in Indië voor ‘De Volkskrant’: ‘De tactiek van Moskou op Java: Alleen een opmars naar Djogja zal de bevolking kunnen verlossen van deze funeste sfeer’. En Leenes informeert zijn lezers: De ‘agent provocateur’ van Moskou, Alimin, was […] – hoewel het steeds ontkend werd – kind aan huis bij Soekarno en Hatta. Door velen wordt Alimin op het ogenblik als de meest invloedrijke figuur in Djogja beschouwd. Altijd is hij een agitator geweest, die de kunst verstond te ontsnappen, wanneer dit nodig was. In 1925 was hij met Tan Malakka op het communistische congres te Solo, waar beiden illegaal de stakingen en opstanden, welke in 1926 in het Bantamse en Cheribonse uitbraken, hebben voorbereid. Gewapende communistische benden vielen toen inheemse ambtenaren aan en zelfs gelukte het haar, bij verrassing – zij het voor slechts enkele uren – de telefooncentrale van Batavia te bezetten. De P.K.I. werd daarop door de regering verboden. Boven-Digoel ontstond, Tan Malakka en Alimin wisten te ontsnappen. Alimin dook daarna in Moskou op. Hij volgde er, te zamen met Thorez (de Franse communist) onder meer een cursus als communistisch agitator. In Spanje bracht Alimin het zojuist geleerde het eerst in 673

‘Opleving van het communisme’, Het Laatste Nieuws uit Indië 1-47(3-10-1946):3. ’”Verwerpingscampagne”op Java’, Het Laatste Nieuws uit Indië 1-70/71(23-/26-12-1946):3. 675 ‘Achter Soekarno staat Alimin’, Het Laatste Nieuws uit Indië 2-7(15-5-1947):3; ‘Onverzadigbaar extremisme’, Het Laatste Nieuws uit Indië 2-9(22-5-1947):1; ‘De communisten hebben practisch de leiding’, Het Laatste Nieuws uit Indië 2-16(16-6-1947), ontleend aan Het Dagblad; ‘“Overal ontwaart men de schaduw van Moskou”’, Het Laatste Nieuws uit Indië 223(10-7-1947):2-3, een verslag van een rede van Gerbrandy. 676 ‘Soedirman in Rusland opgeleid’, Het Laatste Nieuws uit Indië 2-41(11-9-1947):2. 674

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

815

practijk. Officieel heet het, dat Alimin na de Japanse capitulatie met een Engels schip van Sjanghai uit naar Indonesië kwam, maar uit de verhoren van de laatste weken is komen vast te staan, dat hij – evenals Tan Malakka – voor en tijdens de bezetting, waarschijnlijk als Chinees vermomd, op Java is terug geweest. Tal van gevangen genomen Indonesiërs bevestigen beiden in die tijd te hebben ontmoet en te hebben gesproken. Terwijl Tan Malakka, die nog tijdens de bezetting terugkwam, zich van tani (landbouwer) opwerkte tot naaste medewerker van Soetomo meermalen van zich deed spreken, is Alimin de man achter de schermen gebleven. Zijn activiteit schijnt niet groot – hij zwijgt in het openbaar, zoals ook zijn partij zich op de achtergrond houdt. Het is niet nodig, zichzelf op de voorgrond te plaatsen, wanneer men zijn kansen maar weet te benutten. Tan Malakka en Alimin hebben hun kansen benut. Speculerend op ontwaakte nationale gevoelens volgen zij de weg, die zij uit hun instructies en uit de raadgevingen, die Radio Moskou elke avond in de Maleise taal geeft, kennen.677

De Australische journalist H.J. Summers informeerde in april 1947 de lezers van de ‘Melbourne Herald’. De communisten waren niet populair. This came about through the blunder made by a veteran Communist leader, Tan Malaka, in kidnapping Premier Sjahrir and attempting a political coup last July. This Tan Malaka, now 52, has been expounding Communist teachings since his return to the Netherlands East Indies from a teachers’ college in Holland shortly after the first World War. He has been in every country in Asia, and has brought trouble for himself in most of them. The Dutch expelled him from the Indies in 1922. He visited Moscow, was pushed out of the Philippines, was arrested by the British in Hongkong in 1932, appeared in Japan in 1939, in Persia in 1941. In 1941 he turned up again in Java, and is variously reported to have been a captive of the Japanese and to have cleverly eluded them by working as a coolie in a slavegang. In the first days of 1946, when the war was ended and the revolution begun, he came out with hot speeches for the republic. In his first public utterances in the NEI [Netherlands East Indies] for 20 years he called for a ‘People’s Front’. He and his friends made a grievous mistake when they kidnapped the little Premier. They had to release him. And now Tan Malaka and his associates are in goal in Central Java, awaiting trial on charges of sedition. None of the present group of Communists will have anything to do with him. They sniff at mention of his name, call him a Trotzkyist. It is interesting by the way that Tan Malaka’s teaching propounded a ‘Proletarian Australasian Republic of Indonesia’ embracing tropical Australia and claiming our aborigines as ethnologically part of the Indies.

Het Bataviase tweewekelijkse blad ‘De Ronde Tafel’, van gematigd rechtse 677

Overgenomen in Het Laatste Nieuws uit Indië 2-42(15-9-1947):4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

816

Verguisd en vergeten

kleur, schreef betrekkelijk weinig over de verwikkelingen in de Republik, maar als het gebeurde was het zeer negatief gekleurd. In april 1948 plaatste het artikelen over het communisme. De eerste alinea’s volgen hier. We dienen tot goed begrip een eind in de jongste geschiedenis terug te gaan en ons verplaatst te denken in de jaren, dat een Russisch onderdaan met een respectabelen staat van dienst in Tsjoengking het gunstig moment afwacht om naar Java te gaan, ten einde dadelijk na de verwachte overgave van Japan zich met al zijn ijver, al zijn kunde, ervaring en geslepenheid op te werpen als voorvechter in Indonesië van het grote plan: de wereldverovering voor Moskou. Deze mysterieuze figuur, die aan de Leninuniversiteit te Moskou zijn opleiding kreeg, knoopte daar hechte politieke banden aan met Harry Pollit (leider der communistische partij in Engeland), L. Sharkey (idem in Australië), Earl Browder (gedurende Wereldoorlog II leider der Amerikaanse communisten), Chou Eng Lai (leider in China), Okano (communistisch agitator in Japan), als ook met Thorez, die daar zijn laatste instructies voor de ‘beweging’ in Frankrijk ontving. Nadat hij ginds zijn opleiding voltooid had, werd hij uitgezonden voor practisch werk, en achtereenvolgens trad hij op als propagandist van de Komintern te Parijs, Brussel, Londen, Berlijn, Smyrna, Midden-Oosten, Mongolië en China. Een leerschool bij uitnemendheid en als propagandist eerste klas krijgt hij van Moskou een aanstelling als officiële vertegenwoordiger der USSR in Koeala Loempoer, waar hij zich bevindt als de oorlog uitbreekt. Geen nood, het geeft hem gelegenheid om naar China te gaan, waar hij in samenwerking met zijn ouden vriend Chou Eng Lai medehelpt om de bodem vruchtbaar te maken voor de omwenteling. Te voren reeds had het Kremlin hem het Russisch staatsburgerschap verleend. Echter zijn deze zeventien jaren arbeid slechts voorbereiding geweest voor het eigenlijke werk, waarvoor de communistische partij te Moskou hem bestemd heeft. Pas bij de capitulatie van Japan kan hij die bestemming volgen. Zij is: Java. Daarheen keert hij in 1945 via Manila terug. Onze geheimzinnige vriend bevindt zich dan weer op eigen bodem. Het is namelijk Alimin, die zich van toen af ging wijden aan de uitvoering der van Moskou meegekregen opdrachten, waarvan een der voornaamste was: ‘het bestendigen van den economischen chaos tot tijd en wijle het volk rijp zou zijn voor de communistische idee’. Niemand zal kunnen beweren, dat hij in de uitvoering van die primaire opdracht – met behulp van velen! – niet uitstekend geslaagd is. Ere wien ere toekomt.

Alimin moet in opdracht van Moskou de Sovjetstaat Indonesië stichten. Celvorming en infiltratie zijn de methoden hierbij. Zo zijn vakverenigingen, Sajap Kiri en leger onder controle gebracht. De regering is op Alimins hand, Soekarno heeft zijn zijde gekozen – in feite is de Republiek communistisch.678 678 A.C.,‘Het communisme der republik’, De Ronde Tafel 2-41(15-4-1948):2-4, overgenomen in Indische Documentatiedienst A.N.P.-Aneta 3-16(23-4-1948):176-82 en Blijf op de Hoogte!, 1-51948:5-7. Deze gegevens zijn deels ontleend aan Miscellaneous documents 1948:53-64, vooral p. 63, in het hoofdstuk ‘Communist activities in Republican held areas’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

817

Indonesië vormt een fase in de communistische strijd om de wereldhegemonie. Opportunisme is daarbij een middel, zoals de ‘adempauze’ illustreert. Tegenkrachten ziet de auteur niet; de Masjumi mist daartoe de eenheid.679 Hij citeert uit een Republikeins rapport over het communisme uit november 1947, waarin staat dat Tan Malaka werd gearresteerd om te zien hoe het volk hierop zou reageren. En een reactie bleef uit. ‘Of hij ooit werkelijk gearresteerd is geweest is niet duidelijk. Er zijn zelfs redenen om dit sterk te betwijfelen. De Republiek wilde laten zien dat hij optrad tegen het communisme. De zaak tegen de “seniele leider” is slechts op touw gezet [...] bij wijze van camouflage voor hare eigen communistische instelling en streven.’680 Het Nederlandse weekblad ‘Op Wacht’ richtte zich eveneens op de perfide communistische krachten in de Republik, zoals in een schets van Alimins achtergronden en optreden. ‘Deftig is hij niet; zijn shirt is ongestreken en nauwelijks dichtgeknoopt, zijn sarong is versteld, zijn sandalen half versleten, zijn houding is Javaans – deemoedig, hij praat schuchter en bedeesd, zijn landslieden eigen, hij de proletariër met en onder de proletariërs. Maar hoor hem spreken: hij schildert in vurige woorden de heilstaat van de sovjets’.681 Soeripno’s overeenkomst met de Sovjetunie was voor de Nederlandse pers in brede eensgezindheid reden om de communistische invloed in Djokja te benadrukken. ‘Trouw’ verweet de Nederlandse regering de waarheid over Djokja te hebben gecamoufleerd. De Republikeinse leiders zijn allen ‘communisten en Russophielen’. Nederland heeft uit angst voor de wereldopinie het anticommunistische wapen niet durven hanteren. In alle organisaties en regeringsinstellingen zijn de communisten geïnfiltreerd.682 De Nederlandse journalist Erik Hazelhoff Roelfzema werkte in de Verenigde Staten en droeg in ‘Plain Talk’ (New York) een artikel bij: ‘Red 679 A.C., ‘Hamer en sikkel over Java en Sumatra’, De Ronde Tafel 2-42(30-4-1948):4-7, aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 8-5-1948:6-8. 680 A.C., ‘Coup in de republiek – spoedig?; De communistische greep naar de macht’, De Ronde Tafel 2-43(15-5-1948):4-5, deels overgenomen in Blijf of de Hoogte!, 29-5-1948:67. Deze serie wordt met instemming aangehaald in W. Belonje, ‘De Rode Republiek; De “grote lijn” in het progressieve beleid’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-4/5(3-5-1948):4; ‘Het communisme der republiek; Hoe Alimin zich van zijn in Moskou gekregen opdracht kwijt’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-6(10-51948):2.3; voor W. Feuilletau de Bruyn, ‘De huidige communistische tendenzen in de Republiek van Djocja’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-6(13-5-1948):2-3 is dit artikel de aanleiding de stalinistische Hatta en de trotskistische Amir Sjarifoeddin tegenover elkaar te stellen, die met bendeleiders als Soetomo, Moestopo en Moewardi de drie hoofdstromingen in de Republik vormen. 681 ‘Communisme – niet hier maar overzee!’, Op Wacht 5-240(27-5-1948). Over Alimin ook: ‘Nederland onderhandelt met Moskou’, Op Wacht 5-249(5-8-1948); De Locomotief in ‘Het communisme in Indonesië’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-19(5/11-5-1948):6-8. 682 Trouw, 27-5-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 12-6-1948:12-3. Parool, 27-5-1948, Nationale Rotterdamse Courant, 27-5-1948 en De Volkskrant, 28-5-1948 in Blijf op de Hoogte!, 12-6-1948:13-5 waren iets milder en gingen meer in op de Sovjetmotieven en de schending door de Republik van de Renville-afspraken.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

818

Verguisd en vergeten

Star over Indonesia’. Bij de ondertekening van Renville: a shadow seems to guide the hands that affixed the Republican signatures, a shadow that spelled ill for the ultimate outcome of the issue. This shadow belonged to a man, who on an early summer day in 1938 was listening intently to a lecture being delivered in the School for Revolutionaries, the Lenin University at Moscow. Today our man is the undisputed leader of the P.K.I., Partai Kommoenis Indonesia. His name is Alimin, and already he is the paramount power behind the government of the Republik of Indonesia. It must have been shortly after the Japanese surrender that Alimin who happened to be in Russia at the time, received his sailing orders for Indonesia.

Toen hij aankwam was Java in ‘utter chaos’. In this hotbed several men were staking their Communist claims on Java. There was Sjarifoeddin, busily building cells in the villages, and Sajoeti; and from Sumatra came Tan Malaka, who got himself a large following by mixing communism with the Pan-Asiatic idea. The official Communist Party, the P.K.I., had been re-established on August 21, 1945, under the leadership of Mohammed Joesoef. But Alimin, himself a man of strong personality, high intelligence and determination, and imbued with Moscow’s pure party line, set himself to the task of harnessing these deviating local politicians.

Alimin bleef achter de schermen als voorzitter van het Politburo. De gehele overheid werd geïnfiltreerd, vakbeweging en leger onder invloed gebracht, alles onder nationalistische leuzen en ook de islamieten werden gepaaid. ‘Alimin has come a long way since his revolutionary school days in Moscow in 1928. But already he is turning his attention to the outer Indonesian islands, reaching to the Philippines and the American possessions in the Pacific.’683 De mooie verhalen over de communistische opmars kregen in 1950 in Red banners over Asia van O.O. Trullinger, pseudoniem van een ´distinguished Asiatic diplomat´, een waardig vervolg. Hij ontdekte de sturende hand van Moskou en Peking in vele landen van Azië, waarvan Indonesië niet het onbelangrijkste doelwit vormde. Het ging er om: ‘to cut off her essential supplies from other nations, and to stamp out democracy in all Asia’. Trullinger verzamelt een aantal bronnen, zonder duidelijk te verantwoorden hoe hij ze heeft verkregen, zoals het actieprogram van een FDR-conferentie in Djokja in mei 1948, waarvan een staatsgreep onderdeel vormde. Onmiskenbaar waren de artikelen in ‘De Ronde Tafel’ voor hem vertaald. Zijn verslag gaat vrijwel voorbij aan de Madioenopstand en de gebeurtenissen in 1949. 683 Erik Hazelhoff, ‘Red Star over Indonesia’, Plain Talk, June 1948, in Bijf op de Hoogte!, 78-1948:19-20. Met Alimin in dezelfde hoofdrol ook ‘Red tentacles in Indonesia’, Malaya Tribune (Singapore), 15-7-1948, in Blijf op de Hoogte!, 14-8-1948:19.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

V Kerende kansen

819

Na de Japanse nederlaag waren het voor de PKI ‘its fanatic leaders, Alimin and Tan Malakka, [who] welded collectivist forces together’. Three main leaders of Indonesian Communism were originally designated for the several phases of red revolt after World War II, for the opening shots of War III. Tan Malakka, aggressive firebrand came first. His assignment of steering the Nationalist movement into Marxist channels failed; and Malakka was disgraced. Semaun, still in Russian Central Asia, remains as a trump card for the technological development of Indonesia. It was under his direction as a scientist that the Indonesian P.K.I. received its orders for the procuring of raw materials from the country for shipment to Russia after the Japanese occupation.

Voor Trullinger was Alimin de grootste troef van Moskou. Alimin combines the wide experience with the support and training that is more or less uniform among all communist chiefs in foreign countries. Tall, thin and tousle-haired, Alimin maintains the humble manners of a man of the people. Nothing in his typical Malay face shows defiance or menace; his slanting eyes are soft – until he gets up to speak. ‘When Alimin speaks, it is as if one witnesses an eruption of a volcano’ say his followers. And this pleases him – this and his selfchosen nickname: The First of Moscow. A strange mixture of East and West, Pak Alimin´s half-buttoned white shirt, parched sarong and worn sandals testify to the practical application of his desire to be considered one of the proletariat. Over a steaming dish of rice and prawns two things stand out sharply from this outwardly retiring nature. In a mixed gathering, he will freely discuss any subject, with half a dozen people – in Dutch, English, French, German, Russian and Chinese – all at the same time. Betray astonishment at this really remarkable polyglotism, and flashes of the real Alimin come to the surface. He will roar with laughter: ‘So you thought I was a poor, craven illiterate, did you? I am no intellectual like Uncle Ho’ (Ho Chi Minh, his bosom friend of Moscow days, now Red dictator in Indo-China) ‘and the difference between us is this: Ho´s facility for languages, he says, is due entirely to Communism; mine I know to be due to my intelligence – and my intelligence is the reason I am a Communist.´

Alimin werd in Moskou geschoold tezamen met communistische prominenten uit de gehele wereld; Chou En-lai, Sharkey, Browder, Thorez. With these associates, Alimin graduated from the agitation school, whose curriculum contained a concentrated course in politics (communism), the supposed defects of all other systems in the light of Marxist dialectics, and methods of agitation. At special courses were taught bomb-making, rabble-rousing, espionage and sabotage. After this, each potential leader was sent out on ‘field work’. In Alimin’s case, the years 1933 to 1941 saw him successively working in Paris, Brussels, London, Berlin, Smyrna (Turkey), the Middle East and Mongolia. Thence he went to serve Communism in China. In 1936, Alimin was known to have played a large part in

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

820

Verguisd en vergeten the Red gangsterism in Palestine. By 1942, the year of the capitulation of Singapore, Alimin was entrenched in nearby Kuala Lampur, a Soviet Russian citizen, living among his fellow Malays within reach of his Indonesian homeland, and doubling as Official Representatieve of the USSR. Later during the war, Alimin worked at Ching-king, collaborating with his fellow-student of University days, Chow En-Lai of China. Throughout the Japanese occupation of the Indonesian islands Alimin directed the fight of the Reds against the occupation, and the end of the war saw him chief of the movement in Indonesia, with the title of Head of the Politburo (political department) of the P.K.I.684

684

Trullinger 1950:64-82 (citaten op pp. 76-7, 75-6, 78). De spellingfouten in namen en plaatsen zijn gehandhaafd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk vi

De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’ De aanleiding In de gevangenis van Ponorogo schreef Tan Malaka in september 1947 een voorwoord bij het eerste deel van zijn autobiografie Dari pendjara ke pendjara (Van gevangenis naar gevangenis), dat in gestencilde vorm pas in juni 1948 zou verschijnen. Vele strijdmakkers binnen en buiten de gevangenis hebben mij gesuggereerd dat ik mijn levensverhaal zou opschrijven. Naar hun oordeel zouden mijn ervaringen instructief kunnen zijn voor de helden van de onafhankelijkheid nu en in de toekomst. Pas een paar maanden geleden besloot ik aan dit verzoek te voldoen. Daarvoor vond ik het onnodig om daarop in te gaan. Ten eerste was er veel ander werk dat heel veel belangrijker was dan het schilderen van mijn eigen leven. Dat andere werk moest snel worden gedaan en vereiste alle aandacht. Ten tweede, het beschrijven van mijn levensverhaal over meer dan een halve eeuw, met vele ‘ups and downs’, met meer ‘down’ dan ‘up’, was geen taak die zomaar kon worden uitgevoerd. Tot slot, niet van het minste belang, was er mijn eigen situatie. Het verlies van mijn vrijheid toen, met een toekomst die onzeker was, waar bijkwamen verhuizingen her en der naar onbekende plaatsen, die vaak geen gelegenheid tot schrijven verschaften. Vervolgens was er de mogelijkheid dat wat was geschreven in beslag zou worden genomen, en de aanleiding zou vormen voor een soort ‘fluistercampagne’ van mijn oneerlijke tegenstanders. Vanwege zulke overwegingen wilde ik aanvankelijk mijn eigen geschiedenis maar aan de geschiedenis zelf overlaten. Maar toen ik in Magelang een rustige cel kreeg toegewezen, zonder andere gevangenen, en ook over papier, potlood en een schrijftafel beschikte, kwam de gedachte op om te gaan schrijven, al was het maar om de tijd te vullen. Ik wilde eerst mijn werk over Aslia voltooien, waaraan ik in Djakarta in 1942 was begonnen. Maar omdat ik niet beschikte over het manuscript, en de zeer belangrijke statistische gegevens over economie en allerlei andere zaken die 

Het voorwoord van de uitgever bij deze uitgave is gedateerd Solo, 17 april 1948. Murba van 18 juni 1948 noemde de verschijning. Deze eerste versie moet dan zijn verschenen tussen april en juni 1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

822

Verguisd en vergeten daarmee verband hielden, die bij het manuscript werden bewaard, moest ik weer het werk, waaraan ik vijf jaar geleden was begonnen, uitstellen. Zo werd ik dus gedwongen een aantal herinneringen op te schrijven. Wat ik hier opschrijf is geen levensverhaal in de ware betekenis van dat woord. Geen levensverhaal dat meestal wordt geschreven volgens een chronologie van kindertijd tot volwassenheid, van de schooltijd tot de jaren in dienst voor de maatschappij, dat gewoonlijk in een boektitel als ‘leven en werk’ wordt weergegeven. Maar ik schrijf niets op dat geen historisch feit is, dat geen deel van mijn levensverhaal is. Wat ik schrijf kan in de toekomst door historici worden vergeleken met de ware gebeurtenissen, niet meer en niet minder. Een aantal mensen van wie ik de namen noem kan worden opgespoord en ondervraagd door hen die dat willen. Als het niet in overeenstemming is met de waarheid dan is dat geen gevolg van opzet, maar van een menselijke fout of van de aard van het geheugen. Wat ik hier schrijf is slechts een deel van mijn levensverhaal. Dat deel beschouw ik niet als minder belangrijk, omdat het nauw in verband staat met mijn inspanningen om de wens naar onafhankelijkheid in politieke en economische zin tot verwezenlijking te brengen. Dat deel van mijn leven concentreert zich op een aantal gevangenissen. In dat verband is het passend dat over elk gevangenisverhaal toelichting wordt verschaft. Aldus wordt over elke gevangenis uitgelegd wat ik voor, tijdens en na mijn hechtenis beleefde. Zo vertel ik achtereenvolgens wat er gebeurde voor, tijdens en na mijn gevangenschap in Nederlands-Indië, Philippijnen, Hongkong en de Republik Indonesia. Wellicht verschijnt dit boek in twee delen. In dat geval vertelt het eerste deel slechts over de lotgevallen rond de Nederlands-Indische en Philippijnse gevangenissen. Mijn inspanningen om mijn plicht te vervullen in het nastreven van de onafhankelijkheid van het Indonesische volk en van mijzelf werden vanzelfsprekend sterk tegengewerkt door het Nederlandse, Amerikaanse en Engelse imperialisme. Dat was voor mij geen verrassing of reden om bang te worden. Ik was integendeel verheugd hoe serieus de strijd van het Indonesische volk door het internationale imperialisme werd opgenomen. Ik ben ook van mening, dat als in de toekomst alle obstakels zijn weggenomen en de 100% onafhankelijkheid is bereikt, dat dan veiligheid, welvaart en welzijn van het Indonesische volk zijn verzekerd. Alle materiële en geestelijke krachten die zijn opgewekt en aangewend om deze obstakels op te ruimen, zullen in alle opzichten worden omgezet in krachten voor opbouw en bescherming. Hoe meer deze krachten nodig zijn en worden verkregen, hoe sterker zal de toekomst van het Indonesische volk verzekerd zijn. Ik heb dit boek de titel ‘Van gevangenis naar gevangenis’ gegeven. Ik ben van oordeel dat er een band bestaat tussen de gevangenis en echte vrijheid. Ieder die echt vrijheid voor iedereen wenst, moet te allen tijde klaar staan en bereid zijn om het verlies van zijn eigen vrijheid te ondergaan. Wie vrij wil zijn, moet bereid zijn in de gevangenis te zitten.



Pendjara I:3-5; Jail I:3-4. De citaten zijn door mij uit het Indonesisch vertaald, waarbij dankbaar gebruik is gemaakt van Jarvis’ vertaling. Voor mijn informatie over en visie op Dari pendjara ke pendjara heb ik ruimschoots haar inleiding en annotaties benut. Mijn verwijzingen zijn voor

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

823

De omstandigheden Het zouden geen twee, maar drie delen worden, waarvan voor de Nederlandse aanval van december 1948 op Java slechts de gestencilde versie van eerste en derde deel werden verspreid. Op Sumatra verschenen deel een en het eerste stuk van deel twee in vier doorlopend genummerde afleveringen. De totale omvang in de vertaling van Helen Jarvis bedraagt 566 bladzijden: 166, 193 en 207 bladzijden voor de delen. In zijn boek noemt Tan Malaka bijna dertig keer een tijdstip, of verwijst hij naar een actueel gebeuren, waaruit is af te leiden in welke maand hij tot waar in zijn manuscript was gevorderd. Hij begon zijn verhaal in Magelang, waarheen hij op 11 maart 1947 was overgeplaatst. Daar kreeg hij de gelegenheid te schrijven en zette hij wellicht in april 1947 de eerste regels op papier. In mei 1947 was in ieder geval de helft van het eerste deel voltooid. In juli schreef hij aan het voorlaatste hoofdstuk. De Nederlandse militaire actie zal naar alle waarschijnlijkheid niet bevorderlijk zijn geweest voor het werk aan het manuscript; even zo min de haastige verhuizing naar Ponorogo, waar de omstandigheden veel slechter waren dan in Magelang. In september 1947 was er de kans om het voorwoord bij het eerste deel te vervaardigen en zal ook aan deel twee zijn begonnen. In oktober waren vijf van de zes hoofdstukken voltooid; het laatste en langste volgde in november 1947. Een apart voorwoord voor de boekuitgave van dit deel kwam er niet. Het eerste deel was nog niet eens verschenen en zou nog maanden op zich laten wachten. Bij al die onzekerheid was het niet opportuun energie te investeren in een nieuw voorwoord. Al dit schrikte Tan Malaka niet af om met de nodige inzet aan een derde deel te beginnen, waarvan in december 1947 een kwart was afgerond, en in maart 1948 de laatste helft in hoog tempo werd voltooid – dankzij ook de overname van eerder verschenen stukken.10 In de cel in Madioen, waar hij op het eerste deel van Dari pendjara ke pendjara naar de in Bukit Tinggi in 1948 verschenen druk. Jarvis gebruikte de in 1952 in Djakarta bij Widjaya verschenen druk en verwijst in de marge van haar vertaling naar de paginering in deze editie. Voor de volgende delen heb ik dezelfde editie als Jarvis geraadpleegd.  Zie hierover de bibliografie van Tan Malaka.  De eerste uitgaven van Dari pendjara ke pendjara zijn door hun verschillende drukwijze (gestencild en gedrukt) en verschil in zetspiegel en korpsgrootte niet bruikbaar voor onderlinge vergelijking.  Mei 1947 wordt genoemd in Pendjara I:64, 70, 87, 88; Jail I:61. 67, 82, 83.  Pendjara I:151; Jail I:142.  Op 23 juli ging Tan Malaka naar Ponorogo via Djokja (Pendjara III:131; Jail III:192).  Pendjara II:45, 114, 119, 125; Jail II:47, 120, 126, 133.  Pendjara III:28, 31; Jail III:47, 51. Jarvis vervangt op haar p. 51 ‘eind 1947’ abusievelijk door ‘November 1947’. 10 Pendjara III:60, 71, 78, 84, 87, 112, 136; Jail III:95, 110, 124, 132, 135, 168, 200.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

824

Verguisd en vergeten

26 november 1947 naar toe was gebracht, tekende hij op de slotpagina aan dat zijn manuscript in maart 1948 was voltooid.11 In een jaar tijd schreef Tan Malaka dus zijn levensverhaal op, van april 1947 tot maart 1948: het eerste deel van april tot juli 1947; het tweede van september tot november 1947; het derde van december 1947 tot maart 1948. De omstandigheden voor de productie van zo’n omvangrijk werk waren verre van ideaal. Tan Malaka beschikte over potlood, papier en een schrijftafel. Zijn cel was soms rustig, soms gedeeld met lotgenoten. Zijn lot was onzeker. Een overplaatsing kon elk ogenblik plaatsvinden; faciliteiten konden naar willekeur worden verstrekt of ingetrokken. Ook het lot van zijn manuscript was ongewis; inbeslagname en vernietiging vormden altijd een dreiging. De handgeschreven hoofdstukken werden uit de gevangenis gesmokkeld of meegenomen door bezoekers aan Soekarni of Tan Malaka. Ook een gevangenisemployé in Magelang speelde als koerier hierbij een rol. Tan Malaka’s handschrift werd uitgetikt en op stencil gezet door zijn aanhangers in Djokja. Pangulu Lubis, Hasan Sastraatmadja en Paramita Abdurrachman waren daarbij betrokken.12 Tan Malaka’s handschrift verschafte de typisten de nodige problemen, vooral daar waar woorden uit vreemde talen en namen moesten worden overgenomen.13 De tekst is ook verder kenmerkend voor Tan Malaka’s stijl: eigen, archaïsche, niet altijd consequente grammaticale wendingen in het Indonesisch, veelvuldige aanhaling van woorden en zinnen in Nederlands, Engels, Frans en Duits, en ook in dit boek in Chinees, Japans en Latijn. Jarvis noemt het boek ‘leaning towards the Germanic style with frequent capitalization, particularly for abstract nouns, and the inclusion of a series of exclamation marks, question marks and full stops’.14 De kans om het stencilwerk als drukproef te controleren was er blijkbaar niet. Het eerste deel verscheen zo met alle tikfouten. Na verschijnen zou Tan Malaka – nog in het gevang van Magelang – de uitgave wel hebben gezien.15 Een andere handicap bij het opschrijven van zijn herinneringen vormde 11

Pendjara III:142; Jail III:210. De overplaatsing van Ponorogo naar Madioen in Pendjara III:131; Jail III:192. 12 Jarvis 1991:xii, cxxvii-cxviii, note 8. Interview Pangulu Lubis, Djakarta, 5-11-1980; Sayuti Melik 1986a:82, 1986b:274 en in Priyadi 1986:83 zegt dat hij in de gevangenis van Ponorogo het manuscript overtikte. Blijkbaar vergist hij zich ten dele en was slechts in Ponorogo deze mogelijkheid aanwezig. 13 Jarvis 1991:xiv-xv. Een mooi voorbeeld hiervan is Ilo-Ilo, de Philippijnse plaatsnaam, die als Ho-Ho in de tekst verscheen (Pendjara I:124; Jail I:117) – een bewijs dat Tan Malaka het Nederlandse schuinschrift hanteerde. 14 Jarvis 1991:xvi-xviii gaat hier uitgebreider op in. 15 Interview Pangulu Lubis, Djakarta, 5-11-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

825

het gebrek aan literatuur. Voor het eerste deel en het grootste stuk van deel twee beschikte hij slechts – gezien de verwijzingen in de tekst – over een supplementdeel van de Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, waarin J.Th. Petrus Blumberger uitgebreid verslag deed van de geschiedenis van communisme en Communistische Partij in Indië,16 en John Gunthers populaire Inside Asia, in de eerste druk uit 1939. De eerste titel werd veelvuldig aangehaald om verslag te doen van de eigen rol in de communistische beweging; Tan Malaka had er weinig op aan te merken.17 Gunther werd dankbaar benut als bron voor het lange hoofdstuk over de politieke situatie in China, toegespitst op Shanghai in 1932. Ook Alimins brochure Analysis had hij gelezen, heel kort na verschijnen.18 Na november 1947 blijkt dat Tan Malaka over meer bronnen beschikt. Het zijn vooral kranten waarnaar hij verwijst, vaak van oudere datum. Het lijkt er op dat zijn geestverwanten hem van buiten de cel hebben voorzien van relevante knipsels uit Nederlandse en Indonesische kranten.Verder had hij de aflevering van het Indisch Tijdschrift van het Recht uit december 1931 tot zijn beschikking,19 waarin het vonnis tegen Soekarno was afgedrukt en het boek The Pacific Charter van Hallett Abend. Van de communistische klassieken beschikte Tan Malaka bij deel drie over een Duitse uitgave van Engels’ Die Ursprung der Familie, des Privateigentums und des Staats en een Engelse van Lenins State and revolution.20 Van zijn eigen werk had Tan Malaka alleen de herdruk van Massa actie bij de hand.21 Zijn andere werk noemt hij vrijwel alle daar waar het te pas komt. De ongenoemde zijn Toendoek kepada kekoeasaan, tetapi toendoek kepada kebenaran en Semangat moeda, en Siaran Pari, Politik en Moeslihat van na 1945. Tan Malaka citeert veel uit geheugen, vooral ook van Hegel, Marx, Engels en Lenin – en zit er daarbij, zoals Jarvis in haar vertaling nauwgezet heeft nagezocht, zelden naast.22 Een ernstig probleem voor Tan Malaka bij het schrijven van zijn boek was het ontbreken van de mogelijkheid eerdere delen van het manuscript te 16

Petrus Blumberger 1932. De Encyclopaedie verscheen in vier delen (1917-1921). Met enige regelmaat volgden hierna ‘afleveringen’. Een aantal hiervan werd bij voldoende omvang weer gebundeld tot een vervolgdeel, waarbij de opgenomen artikelen opnieuw op trefwoord werden gealfabetiseerd. Tan Malaka beschikte blijkbaar over de aflevering. 17 Pendjara I:70, 76-7, 98, 110-1, 111-2; Jail I:66, 72-3, 92-3, 104-5, 105-6. 18 Pendjara I:114, 147; Jail I:107, 137. Legge 1988:77 noemt Gunthers boek onder de favoriete leesstof van Indonesische studenten. 19 Pendjara III:49-50; Jail III:78-81. 20 Pendjara III:28, 37; Jail III:45-6, 60-1. Een verwijzing naar de Geschiedenis van de Communistische Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki), die Stalin in 1938 liet uitgeven ontbreekt. Jarvis 1991:xii noemt deze als directe bron. 21 Pendjara II:113; Jail II:119. 22 Jarvis 1991:xii.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

826

Verguisd en vergeten

raadplegen. Zo ontstonden herhalingen en omissies, en maakt het boek een fragmentarische indruk. Dat werd nog versterkt door de verschillende aanpak die Tan Malaka hanteerde. Dari pendjara ke pendjara is veel meer dan een levensverhaal geconcentreerd rond zijn gevangenisperioden. Het boek bevat een uitleg van het marxisme, algemene marxistische geschiedschrijving, journalistieke rapportage, eigen belevenissen en tenslotte ook en vooral is het een bijdrage aan en positiebepaling in de politieke strijd van 1947 en 1948, waarin hij na zijn vrijlating weer een hoofdrol hoopte te spelen.23 Het eerste deel In deze biografie van Tan Malaka is vele malen verwezen naar zijn levensverhaal, daar waar zijn verslag informatie verschafte over zijn daden en denken in de beschreven periode. Dari pendjara ke pendjara is, zoals gezegd, meer dan dat levensverhaal. Een overzicht van inhoud en structuur, en een aantal opmerkelijke passages zijn daarom op hun plaats. Het boek begint met vier korte hoofdstukken (totaal tien bladzijden), waarin hij Madilog volgt – ‘De strijd tussen twee krachten’, ‘Mensenrechten’, ‘Het recht op zelfbescherming’ en ‘Rechtszekerheid’. Deze inleiding wil de dialectiek in het recht laten zien – in Tan Malaka’s geval tussen rechtvaardigheid en onderdrukking, op het slagveld van hemzelf en zijn levensloop.24 Hij volgt de ontwikkeling van de individuele mensenrechten door de eeuwen heen, waarbij ook regels werden vastgelegd over arrestatie, onderzoek en berechting, als resultaat van de Franse Revolutie. Maar wat heeft dit te betekenen als economische crisis, werkloosheid, oorlog en honger meer dan 55% van de bevolking in de kapitalistische landen en meer dan 99% in de koloniën voortdurend bedreigen? Wat betekenen deze regels als de beklaagden arm en onontwikkeld zijn en geld en kennis ontberen om zich te verdedigen of te laten verdedigen? Wat betekent recht als zelfs de rechtvaardige juristen zijn geworteld in de belangen, scholing en denkwijze van de bourgeoisie?25 De conclusie dat ook het recht een instrument van de heersende klasse is en zal worden ingezet tegen zijn tegenstanders trekt Tan Malaka hier niet. Uit zijn emotionele verslagen van de gerechtelijke misstappen tegen hem blijkt dat hij de illusie koesterde dat de rechtsregels ook voor hem zouden gelden, om telkens te worden teleurgesteld – in Indië, de Philippijnen, Hongkong en de Republik Indonesia. 23

Jarvis 1991:xxxvii-xlii. Jarvis ziet mijns inziens het boek te weinig als een bijdrage in de politieke strijd. 24 Pendjara I:7; Jail I:6. 25 Pendjara I:16; Jail I:15.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

827

Het vijfde hoofdstuk ‘Thuisreis naar Indonesië’ begint en eindigt in november 1919. Het weer werd koeler, het motregende, de wind was een briesje. Het was november 1919. De oceaanstomer lichtte met veel lawaai het anker. De schroef achterin begon te draaien en bracht het water in beroering, heftiger dan een walvis die in beweging komt. Langzaam lieten we Amsterdam achter ons tot nog slechts een onduidelijke verzameling huizen zichtbaar was, vaag te onderscheiden. Het is een grote stad, met bijna een miljoen inwoners, maar eigenlijk een kleine stad. Hier en daar zijn kleine fabrieken voor jam, suiker, chocolade, brood, koekjes gevestigd. De stad is vol winkels, mooi en netjes, maar klein voor een wereldhaven. Veel bewondering is er voor de Beurs als voorbeeld van moderne architectuur. Het is geen wolkenkrabber, solide, sterk, fors, opgestoken in de hemel – een symbool van de wil en energie van een jong volk met een ijzeren wil. De Beurs is een nest van handelaren, van mieren en wandluizen die druk bezig zijn effecten, aandelen en andere waardepapieren op andermans grond te verhandelen. Zoals de Taj Mahal de samensmelting vormt van architectuur, rijkdom en oprechte liefde, zo is de Beurs de samensmelting van, of liever de mengvorm van architectuur met kruideniersgeest en kolonialen, die wij voldoende kennen. Langzaam vaart het schip tussen de haven van Amsterdam en de vissersstad IJmuiden aan de Noordzeekust, door het IJmuidens Kanaal, bang dat de kanaaldijk links en rechts zou worden overspoeld door de boeggolven. Langzaam, voorzichtig… dan breekt het lijntje niet. Het past bij de Nederlandse aard: Holland op zijn smalst. Niet alleen is Nederland hier zeer smal, maar ook zijn de boerderijen links en rechts kleine bedrijfjes, bezit van één persoon: aardappelen, aardbeien en niet te vergeten bloembollen. Zij worden niet grootschalig bewerkt met machines van 1001 pk, maar met handkracht en dieren. Het is allemaal klein, middelmatig, voorzichtig… je kunt het nooit weten. Groots werken voor een nog verre onbekende toekomst, met veel risico, dat is geen Nederlandse eigenschap. Het is juist dat aan het einde van de zestiende eeuw de Nederlanders en hun zeilschepen hun kust verlieten, de Noordzee doorvoeren, langs Zuid-Afrika afbogen naar het noorden en langs de kusten van Afrika, Arabië, Hindoestan en Birma Indonesië bereikten. Maar het waren niet de Nederlanders die de weg naar Indonesië openlegden, maar de Portugezen. Hoewel het huidige New York vroeger Nieuw-Amsterdam heette, was het niet Jan of Piet die zijn leven waagde om Amerika te ontdekken, maar Columbus. Dash, avontuur, het nieuwe ontdekken op basis van een berekening die nog onzichtbare factoren bevat, die risico inhoudt, dat hoort niet bij de Nederlandse aard. Vroeger niet, nu niet en mogelijk in alle toekomst niet! Het is niet onmogelijk dat Nederland in de toekomst beetje bij beetje zware of middelzware industrie zal verkrijgen, zoals machinefabrieken voor schepen, spoorwegen en vliegtuigen. En vervolgens kan met de verandering van de economische grondslag ook de psychologie veranderen. Maar om in de handel te concurreren met grote landen als Engeland, Amerika en Rusland, moet Nederland, dat geen ijzer, bauxiet, aluminium, tin, nikkel en andere belangrijke grondstoffen voor de legeringen van nu bezit, deze met ijzeren vuist elders verkrijgen. Dat is onmogelijk als het Indonesische volk deze ijzeren vuist blijft afwijzen, al is het slechts gewapend

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

828

Verguisd en vergeten met bambu runtjing en handgranaat. Nederland lag al achter ons, en ons schip was nu in de Noordzee op weg naar Indonesië, door de Atlantische Oceaan, de Straat van Gibraltar, de Middellandse Zee, Rode Zee en tenslotte de Indische Oceaan. Zes jaar geleden volgde ik ­dezelfde route maar in omgekeerde richting, van oost naar west. Hoe groot waren de veranderingen die ik zelf had ondervonden, vooral als gevolg van de onbelemmerde invloed van de wereld om mij heen: het uitbreken en het einde van de Eerste Wereldoorlog, het begin en de afronding van de Russische sociale revolutie, de oprichting en weerklank van de Derde Internationale. Eind 1913 had ik deze zelfde reis gemaakt. Maar hoe verschillend waren de indrukken en herinneringen die werden opgeroepen tussen de reis van zes jaar geleden, einde 1913, en einde 1919! Midden op de Atlantische Oceaan, op een stille avond, slechts verstoord door het geluid van de waterstroom, gescheiden door de koers van het roer, draaide ik de film af van de zes jaar van mijn leven in Nederland, dat steeds verder achter mij lag. Het was meer bitter dan zoet. Het nog onopgeloste conflict in mijzelf werd versterkt en gestimuleerd door het conflict in de Europese maatschappij die ik verliet en de scherpe tegenstellingen in de maatschappij waarnaar ik op weg was.26

Voor de eerste afrekening met Nederland had Tan Malaka aan twee bladzijden genoeg. De kruideniersmentaliteit zou nog vele malen terugkeren. Zijn inleiding vervolgde hij met zijn herinneringen aan Nederland – incompleet omdat naar zijn zeggen het hele verhaal te veel tijd en plaats zou vereisen.27 Dan volgen de Haarlemse kweekschool en het lesprogramma daar, zijn slechte gezondheid, zijn kosthuis en zijn politieke bewustwording, gevat in de dialectiek van these, antithese en synthese (Nietzsche, Rousseau, Marx/ Engels), die in zijn nieuwe kosthuis in Bussum verhevigde. Zijn oplopende studieschuld krijgt veel aandacht, waarbij in 1919 het aanbod om voor de Senembah Maatschappij in Deli als onderwijzer te werken een welkome uitkomst bood. Een klein uitstapje vertelt iets over zijn jeugd in Soeliki en de kweekschool in Fort de Kock, maar het is weinig. De Nederlanders die worden opgevoerd krijgen deels hun volledige naam, deels initialen. Die laatste gebruikt hij als hij minder aardige opmerkingen of karakteristieken opschrijft. Hij gebruikt hierbij ook deels de directe rede, zoals ook verder in het boek, om het verhaal levendig te houden. Zeventien bladzijden verder is de cirkel rond: Al deze observaties in vogelvlucht over mijn zes jaren in Nederland, dat nu al ver weg ligt, laat ik achter op mijn schip. Met opzet heb ik slechts enkele episoden uitgezocht om de oorsprong en aard van de denkwijze die in mij groeide en waarmee ik een toekomst vol moeilijkheden tegemoet ging te verduidelijken. 26

Pendjara I:17-8; Jail I:17-9. De cursieve woorden zijn zo opgenomen in het origineel. Ook verder in dit hoofdstuk betekent cursivering een overname uit het origineel. 27 Pendjara I:22; Jail I:22.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

829

Niettemin overschrijdt mijn manuscript voor dit hoofdstuk mijn planning, zodat ik genoodzaakt ben mijn indrukken samen te vatten van het deel van de wereld dat ik nu bezoek.28

De Middellandse Zee als wieg van de beschaving leidt vervolgens tot een paar bladzijden marxistische historieschrijving – waarbij productiekrachten de daden van Alexander de Grote, Abdarrachman, kalief in Cordoba, en Napoleon bepaalden – uitmonden in de wens tot herschrijving van de geschiedenis – van Griekenland, Rome, Arabië en andere grote naties. De Indische Oceaan komt daarna, met India, dat zucht onder de Hindoegodsdienst en de plaag van het kastewezen. Als de paria’s in opstand komen, zullen de Franse en Russische Revolutie daarbij slechts kinderspel lijken. En dan is er Sabang, Indonesië. Aan de kust, op een bergtop kan men de ondergaande zon bewonderen. Zijn kleuren veranderen elke minuut. Zie het zelf. Het einde van de reis is bereikt. De Indische Oceaan is bevaren van de kusten van Afrika en Arabië tot de kust van Sumatra. Dit is de oceaan die in het duistere verleden werd bezongen door de voorouders van het Indonesische volk.

Dat was een volk van perantau, van trekkers. Zijn weerstandsvermogen deed hem uitwijken naar nieuwe woonplaatsen als de natuur hem het leven onmogelijk maakte. De geest van merantau vond zijn basis in de maatschappelijke ordening van tweeduizend jaar geleden – in Minangkabau en bij de Batak. ’Op het kompas van maan en sterren, zeilend in hun ranke bootjes, beschermd door hun gezond verstand en gemeenschapsgevoel, werkten zij samen in goede en slechte tijden. Zelfs de oceaan was in hun ogen slechts een meer.’29 Tan Malaka ging naar Deli, waarover het nieuwe hoofdstuk als volgt begint: Goudland, een hemel voor kapitalisten, maar een land van zweet, tranen en dood, een hel voor het proletariaat. Deli, toen ik daar was (december 1919 tot juni 1921) roept ook nu nog droevige herinneringen op. Daar was sprake van een scherpe tegenstelling tussen kapitaal en arbeid, tussen onderdrukker en onderdrukte. De natuurlijke rijkdom van Deli leidde aan de ene kant tot de rijkste, verwaandste, grofste en conservatiefste groep. Aan de andere kant stond de groep mensen en arbeiders in Indonesië die het ergst werden uitgebuit, onderdrukt en vernederd: de contractkoelies.

28

Pendjara I:37-8; Jail I:36. Pendjara I:43-4; Jail I:41. In het tweede citaat worden de goede en slechte tijden geïllustreerd met het aanhalen van twee Minangkabause spreekwoorden – zoals Tan Malaka deze vaak aanhaalt. 29

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

830

Deli had alles, ook om zware industrie te vestigen. Maar de Nederlanders kozen voor risicoloze investeringen met hoog rendement, zoals in de tabak. En Tan Malaka gaat dan verder met feiten die hij ‘dertig jaar in zijn hoofd heeft bewaard’ om de omstandigheden in Deli te schetsen. Hij zet de organisatie van een onderneming uiteen, waarbij ‘alle voormalige lanterfanters en deugt voor niets en schlemiels’ nog als employé konden optreden: ‘met een grote stok, een leeg hoofd en hard schreeuwen’. Daartegenover stond de klasse die zwoegt van vroeg tot laat; de klasse die slechts loon genoeg ontvangt om de maag te vullen en de naaktheid te bedekken, de klasse die woont in een schuur zoals geiten in een stal, die ieder ogenblik zijn vrouw of kind kan verliezen als de blanke man haar begeert, dat is de klasse van het Indonesische volk, bekend als contractkoelies.

De tegenstelling was enorm en slechts gebaseerd op huidskleur. ‘Met een blanke huid, een grote stok, een paar woorden pasarmaleis en dertien keer godverdomme’ waren de Nederlandse employés volkomen afhankelijk van de Indonesische opzichters, maar kregen zij niettemin een enorm salaris. ‘Was er voor mij plaats in een maatschappij van Deli, zoals ik die heb geprobeerd te schetsen? Voor mij, een radicale Indonesiër in een maatschappij met zulke uiterst scherpe tegenstellingen?’30 Na dit emotionele overzicht vertelt Tan Malaka over zijn eigen ervaringen, waarbij de meerderheid van zijn Senembah-collega’s hem slechts duldde omdat hij was aangenomen door dr. C.W. Janssen, directeur van de Maatschappij, die tezelfdertijd met hem arriveerde voor een inspectiebezoek. Daarnaast ontmoette hij ook geestverwanten die de kleurbarrière wilden overbruggen. Wat dat betreft had Tan Malaka in Nederland zijn les geleerd. Op scheldwoorden als vuile neger en waterchinees moest onmiddellijk worden gereageerd: ‘wat je zei, roep dat nog een keer’, en dan was vrijwel altijd de reactie: ‘niets, meneer’. De Nederlanders zijn of bang en buigen dan, of zij voelen zich meer, vragen meer en blijven trappen. Een kruideniersmentaliteit, die op winst belust is, maakt ook dat zij als enige westerse natie zich eeuwenlang wilden onderwerpen aan de vernederende Japanse voorwaarden tot handeldrijven in Deshima.31 Tan Malaka schrijft verder over zijn onderwijsactiviteiten, die al spoedig ook uitliepen op contacten met ouders, waarbij hun lotsverbetering niet onbesproken bleef. Zijn positie was onhoudbaar en dr. Janssen die na zijn lange bezoek weer naar Nederland zou vertrekken besefte dat ook. Hij verschafte Tan Malaka een eervolle aftocht. Janssen werd in Deli gezien als ‘een 30 31

Pendjara I:45-50; Jail I:43-7. Pendjara I:54-5; Jail I:51-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

831

idealist, ethicus, een stommeling, en achter zijn rug bespot’. De koeliescholen waren in feite Potemkinschooltjes, waarmee Janssen een rad voor ogen werd gedraaid. En met een paar regels over dr. Janssen besluit dit hoofdstuk over Deli, waar Tan Malaka radicaliseerde. Dr. Janssen, ofschoon een man met verheven idealen, was intelligent genoeg om de brede en diepe kloof tussen onze politieke opvattingen te beseffen. Het was niet de eerste keer en niet alleen met een blanke dat ik de levens-tragedy ondervond: je kunt samen optrekken, samen eten en drinken, maar niet aan dezelfde kant staan in de strijd.32

Het hoofdstuk ‘Semarang, rode stad’ schetst het krachtenveld van de linkse beweging op Java en de toenemende Nederlandse repressie, warbij vooral de Exorbitante Rechten – ‘een verborgen bom die elk ogenblik kon ontploffen’ – een groot gevaar vormden.33 Tan Malaka ontmoet Tjokroaminoto, Darsono en Semaoen. Hij krijgt de kans, met hulp van de PKI, zijn plannen voor proletarische scholen te verwezenlijken, met veel succes. Hij schrijft er vol warmte over. De eerste schoolopvoering herinnert hij zich nog. Daarna volgde een defilé: de leerlingen, in rode broek, in het gelid in rijen voor het publiek, zongen de Internationale... de eerste keer onder het Indonesische volk. Dit alles, door onze eigen leerlingen, verliep vlot en ordelijk. Ik wachtte op de reactie van het publiek... maar ik hoorde niets. Ik zag dat enkele toeschouwers reageerden met tranen in de ogen. Waren zij verwonderd? Bedroefd? Blij? Beide: bedroefd, omdat zij zich bewust waren van het lot van hun kinderen en henzelf, en van het tekort aan scholen en leermiddelen. Blij, omdat de leerlingen werden opgevoed, niet om werktuigen van het kolonialisme te worden, maar om het peil van de eigen klasse, van het onderdrukte, uitgebuite en vernederde volk op te heffen. Zij beseften dat zij voor zich de helden van de toekomst zagen. Pas na minuten was een zacht applaus hoorbaar, dat snel overging in gejuich en luid applaus.34

Maar Tan Malaka werd onvermijdelijk in politieke actie betrokken, bij gebrek aan bekwame leiders. ‘Ik zette zo de eerste stappen op het gladde terrein van de politiek. Als daar eenmaal voet is gezet , is het moeilijk die weer terug te trekken.’ Tan Malaka domineerde het PKI-congres van december 1921 en werd actief als vakbondsleider. Een arrestatie dreigde, maar er was geen weg terug en Tan Malaka was zich bewust van alle mogelijke gevolgen.35 32

Pendjara I:60-3; Jail I:57-9. Pendjara I:64-5; Jail I:61-2. 34 Pendjara I:68-71; Jail I:64-7. Curieus – op p. 70 – is de verwijzing naar Alimin die in een interview ter gelegenheid van 1 mei zijn lof had uitgesproken voor deze volksscholen. Dat telde, aldus Tan Malaka: Alimin kende revolutionaire scholen over de gehele wereld. 35 Pendjara I:71-4; Jail I:67-70. 33

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

832

In ‘Gevangen en verbannen’ volgt het relaas van Tan Malaka’s arrestatie in Bandoeng op 13 februari 1922, tezamen met Bergsma. Hij wijdt waarderende woorden aan deze ‘koppige Fries’. ‘Evenals Semaoen en Darsono, hebben ook Piet Bergsma, Sneevliet en andere Nederlanders heel veel sporen nagelaten in de socialistische en vakbondsbeweging in Indonesië.’ Zij zullen als pioniers worden geëerd als het Indonesische proletariaat de zege heeft behaald.36 Fel trok Tan Malaka van leer tegen de Exorbitante Rechten. Het was ‘Barbertje moet hangen’, haalt hij Multatuli aan. En hij vertelt een fabel: Een jonge geit, een dom en hulpeloos dier, staat plotseling naast de koning van de wildernis, de tijger, bij een klein riviertje. De tijger zegt: Gelukkig ontmoet ik je nu een keer en kan ik je een straf opleggen. Ben jij het niet die voortdurend het water vervuilt dat ik wil drinken? Het geitje antwoordde: Genade, heer, mijn drinken kan het water dat u wilt drinken niet vervuilen, omdat ik stroomafwaarts van u mijn drinkplaats heb. De tijger zei: Wellicht heb je het niet nu vervuild, maar vorig jaar heb je het zeker vervuild. Het geitje antwoordde weer: Genade, heer, duizend keer genade. Hoe kan het drinken van dit nederige dier uw drinken vorig jaar vervuilen, als het toen nog niet was geboren? De tijger: Als jij mijn drinkwater niet hebt vervuild, dan was het ongetwijfeld je moeder. En als het je moeder niet was, was het ongetwijfeld je grootmoeder die het vervuilde. Dit waren de laatste woorden van de tijger terwijl hij op het domme en hulpeloze geitje sprong om het op te eten.37

De Exorbitante Rechten zijn als een kapmes dat in het duister wordt gereedgehouden om tegen elke vijand te kunnen worden ingezet. Het is willekeurig, despotisch, en uit moreel oogpunt onridderlijk en laf. Maar het is ook een logisch uitvloeisel van de wens van een kleine groep Nederlanders haar koloniale macht te handhaven, los van een normale rechtsgang, rechtvaardigheid en waarheid – en dan verbaast het dat Tan Malaka zich zo verontwaardigd toont.38 In dit hoofdstuk staan ook een paar persoonlijke ontboezemingen. Over ballingschap kon Tan Malaka uit eigen ervaring schrijven: Wij Indonesiërs herinneren en verlangen naar Indonesië, zijn land en zijn klimaat pas, als wij ons bevinden op een plaats waar we rillen van de kou en een kille wind voelen die de sneeuw rondblaast over kale rotsen en dorre grond, door bladloze bomen, waar alle kaalheid bedekt is door sneeuw. Dan pas beseffen wij wat de zon betekent, die altijd om ons draait, en de groene planten die ons uit36 37 38

Pendjara I:77-8; Jail I:73-4. Pendjara I:80-1; Jail I:76. Pendjara I:81-2; Jail I:77-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

833

zicht verfrissen. Wij herinneren en verlangen naar de Indonesische maatschappij als wij ons bevinden temidden van een ander volk van wiens taal wij geen woord begrijpen, noch van hun vreugde of verdriet; wij kunnen het pas vergelijken met onze eigen situatie als wij onder onze eigen familie of strijdmakkers vertoeven. Wij waarderen een onderneming met een vast doel en intentie pas als wij in een vreemd land vertoeven, in een maatschappij met een andere taal en verlangens, wanneer wij ons voelen als een zandkorrel op het strand, door de golven heen en weer gespoeld, los van de band met de maatschappij die wij kennen, en los van een levensdoel en dagelijkse taken. Het duurt lang om ons aan te passen aan het klimaat van een nieuw land, de maatschappij en het werk daar bij het huidige niveau van de internationale ontwikkeling. Vooral als we in armoede leven in een onbekend klimaat en maatschappij. In dat geval breekt vaak een overtuiging: bannelingen keren in het geheim stilletjes terug, zij plegen zelfmoord of leven gedemoraliseerd verder, als dieren. Het is maar zelden dat de aanvankelijke overtuiging, inzet en geloof blijven.39

In dit hoofdstuk wordt ook Horensma een paar keer genoemd, met wie hij op zijn vertrekdag nog sprak. Hij nam afscheid van zijn leraar: Het was Gerardus Hendrikus Horensma die mij in de schoolbanken, in mijn kinder- en jeugdjaren, een deel van mijn kennis verschafte, en mij daarna de kans gaf mijn dorst naar kennis in Europa te lessen. Hij was een blanke, aanhanger van het kapitalistisch-imperialistische systeem dat ik al vijfentwintig jaar lang bestrijd en dat ik nog steeds bestrijd, terwijl ik dit schrijf in een gevangenis van de Republik in mei 1947. Een leerling die wil leren, wil weten kijkt niet naar de huidskleur of gelaatsvorm van de leraar die de kennis verschaft, die de leerling verlangt. Een echte leraar kijkt niet naar de huidskleur van zijn leerling. Een oprechte en ontvankelijke leerling staat in zijn gevoel op hetzelfde niveau als zijn eigen kind. Een echte leraar wil zijn kennis overbrengen, zoals een echte leerling kennis wil opnemen. Het onderwijs vormt het gebied dat het vooroordeel tegen iemand, als gevolg van huidskleur, taal of cultuur kan laten verdwijnen en een gevoel van gelijkwaardige waardering kan opwekken.40

De stap naar de eigen familie was hierna klein. Tan Malaka besloot met een bladzij over zijn ouders. Hij had hen gevraagd, via zijn jongere broer, geen afscheid van hem te komen nemen in Padang, op zijn reis naar verbanning in Nederland. Hij schrijft over het verdriet van zijn moeder geen dochter te hebben. Hij had zijn ouders nog bezocht in 1919. Zij begrepen, accepteerden en stemden in met zijn idealen, schrijft de zoon. Maar de laatste plicht van een Indonesisch kind aan zijn ouders – het bezoek aan hun graf en in hun geest leven – dat herdenken van hun zielen heb ik door vele oorzaken tot nu toe (mei 1947) nog niet kunnen uitvoeren. Ik beken dat ik deze 39 40

Pendjara I:83-4; Jail I:78-9. Pendjara I:87; Jail I:81-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

834

plicht die nog op mij rust voel als een doorn in het vlees. Vooral ook omdat ik besef en het mij zeer spijt dat mijn daden, van mijn jeugd tot hun dood, hen vele problemen hebben bezorgd.41

Het hoofdstuk ‘Waarheen?’ gaat in grote stappen door de periode april 1922-eind 1923. Hij was in Nederland waar hij furore maakte als eerste Indonesische kandidaat voor een Tweede-Kamerzetel en de Communistische Partij een uitgebreide verkiezingstournee voor hem organiseerde, die hem door het hele land voerde. Tan Malaka deed dit alles af in één bladzijde.42 Ik kan geen reden bedenken voor een zo beknopte behandeling. Tan Malaka kon met trots terugzien op deze publieke fase van zijn leven, en had ook op dezelfde wijze als in vorige hoofdstukken levendig verslag kunnen doen van zijn ervaringen met CPH-leiders, Indonesische studenten en Nederlandse burgers tijdens zijn rondreis in Nederland.43 Hij laat blijken zijn derde plaats op de kandidatenlijst voor een vertegenwoordiger van zestig miljoen Indonesiërs te laag te vinden – maar dat lijkt kritiek achteraf. Hij had ook geen voornemen in Nederland te blijven vult hij daarbij aan. Vandaar ging het verder, naar Rusland. Rusland in 1922! Niet het Rusland van 1927, verwikkeld in het hevige conflict tussen de groep-Stalin en de oppositie, en op de drempel van het vijfjarenplan. Ook niet Rusland in juli 1941 bij het uitbreken van de oorlog tegen Nazi-Duitsland, na drie vijfjarenplannen die de gehele wereld verbluften en die de historische vooruitgang tot dan toe tot een lachertje maakte. En tenslotte was het niet het Rusland van nu dat de Tweede Wereldoorlog had ondergaan, die een groot deel vernietigde van wat jarenlang met zweet, tranen en zelfs inzet van het eigen leven was opgebouwd.44

Tan Malaka kon er hier in zijn verslag niet omheen een oordeel te geven over de Sovjetpolitiek, waarmee hij sinds 1922 was geconfronteerd, en Stalins rol daarbij. En dat oordeel speelde ook nog een rol in zijn politieke toekomst. In Siaran Pari en Thesis had hij daarover geschreven, in Dari pendjara ke pendjara moest hij opnieuw zijn positie bepalen. Kon hij nog steeds hopen op steun in Moskou, en moest hij daarom Stalins rol positief beschrijven? Tan Malaka ging voorzichtig te werk. In deze periode van revolutie en in een klimaat van anti-imperialisme en antikapitalisme ben ik niet in staat mijn indrukken weer te geven van diverse commis41 42 43

Pendjara I:88; Jail I:83. Pendjara I:91-2; Jail I:86-7. Hij schrijft vooral in Amsterdam en Rotterdam te hebben gesproken, en vergist zich hier

dus. 44 Pendjara I:92-3; Jail I:87-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

835

sies, conferenties of op het vierde [Komintern]congres van november 1922, waar ik de PKI vertegenwoordigde. In de revolutie zijn er vanzelfsprekend zaken die openbaar moeten worden gemaakt en zaken die slechts onderling kunnen worden gefluisterd, en er zijn zaken die beter niet kunnen worden onthuld tot de revolutie is geslaagd.45

Vervolgens noemt Tan Malaka Darwin, Marx en Lenin als denkers die dialectiek, logica en wetenschap toepasten op hun onderzoeksgebied, waarbij Lenin de revolutie zelf in Rusland analyseerde. Het gaat niet aan om zijn conclusies klakkeloos toe te passen op de situatie in India of Indonesië: marxisme is geen dogma, maar een richtlijn voor revolutionaire actie. In de revolutie is er altijd een factor X: het gedrag van mensen, waarbij theorie kan afwijken van de praktijk. Praktische ervaring, contact met de massa en kennis van de maatschappelijke omstandigheden kan tot een zo goed mogelijk prognose van de verwachte gang van zaken leiden. Een echte revolutionair moet een open mind bezitten over de gang van de revolutie in andere landen. ‘Dit was in het algemeen de houding van de meest vooraanstaande leiders in Rusland toen ik daar was (1922).’ Zij waren zich bewust van de factor X. Om die reden ook werden er in de Komintern uitgebreide discussies en debatten gevoerd. ‘Wij behoefden niet bang te zijn dat deze of gene “grote leider” zich “geraakt” zou voelen door een of andere kritiek.’ Zulke discussies leverden breed gedragen besluiten op. ‘De dictatuur van het proletariaat houdt niet in dat een dictator het proletariaat beveelt, laat staan de proletarische partij.’ Tan Malaka somt dan de Sovjetleiders op die hij heeft leren kennen: Lenin, Stalin, Trotsky, Zinoviev, Bucharin, Radek en anderen. Volgens wat ik las in de kranten zijn vrijwel al deze leiders, behalve Stalin, nu niet meer in leven. Slechts Lenin stierf in bed. De anderen werden gedood in het conflict tussen de Stalinfractie en de oppositionele fractie in de communistische partij zelf. Aldus, zoals in de Franse Revolutie, verslond de revolutie zijn eigen kinderen. De geschiedenis kent geen spijt of ‘als’. Wat is geschied, kan niet worden teruggedraaid. Er is geen herhaald onderzoek mogelijk naar goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig, om gebeurtenissen uit het verleden zich nog eens te laten herhalen. Wat de revolutie tot stand heeft gebracht is een waarheid, een feit en realiteit. Die waarheid moet worden bevestigd door de geschiedenis, door feiten. Wij kunnen slechts lering trekken uit het verleden, om fouten te vermijden en de juiste middelen te gebruiken.46

En dan keert Tan Malaka terug naar het vierde congres, waarbij hij de veilige methode van een lang citaat daarover van Petrus Blumberger kiest, 45 46

Pendjara I:93-4; Jail I:88. Pendjara I:94-8; Jail I:88-92.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

836

waarop hij commentarieert. Hij verwijst daarbij naar de felle discussies in de Kominterncommissie over de relatie van communistische en nationalistische partijen in de koloniën, waarvan Tan Malaka een voorstander was – en waarmee hij verder ging dan de Kominternleiding wenste. Maar hij werd daarom nog niet, zoals hij opmerkt, door de Tsjeka, de geheime politie, gearresteerd als ‘onruststoker’ of ‘saboteur’.47 En tot slot schreef Tan Malaka over zijn algemene indruk van Rusland – economisch en organisatorisch ver achter bij Duitsland – maar in zijn politieke organisatie gold gelijkheid. Ieder was tovaritsj, kameraad, van Lenin en Stalin tot de arbeider. In dat opzicht stonden de Russen dichter bij de Aziaten dan de West-Europeanen. Is dat nog zo, vraagt hij. ‘De huidige generatie leeft in een socialistische omgeving, ofschoon nog in de eerste fase, met nog vele tekortkomingen, en omsingeld door het kapitalisme.’ In dat opzicht zijn zij anders dan de oude bolsjewiki die zich gemakkelijk konden vereenzelvigen met het lot van de koloniale volken. Aan hen, die oude bolsjewiki, behield Tan Malaka goede herinneringen.48 Het is een eierendans die Tan Malaka hier uitvoert, het sparen van de kool en de geit, maar hij onderschatte de onvoorwaardelijke loyaliteit die Stalin eiste. Daarin pasten geen factor X voor de communisten buiten Rusland, een verwijzing naar een ‘geraakte grote leider’, het noemen van op de mestvaalt der geschiedenis belande, zelfs uit de geschiedenis weggeschreven communistische leiders, en toespelingen op de Tsjeka en de oude bolsjewiki. Maar Tan Malaka koesterde blijkbaar nog steeds enige illusie over steun die hij uit Moskou zou kunnen verkrijgen – al was ten opzichte van Thesis de toon iets relativerender. Maar de PKI leek de steun van Moskou te genieten – en de kloof tussen PKI en Tan Malaka en zijn aanhang kon welhaast niet dieper. Tan Malaka kon hierna vervolgen met twee hoofdstukken over zijn lotgevallen in China, waarnaar hij, naar zijn zeggen, met een Kominternmandaat was vertrokken – een mandaat dat hem het toezicht verschafte op de bestaande en op te richten communistische partijen in Zuidoost-Azië, of Aslia in Tan Malaka’s omschrijving. Hij bleef beknopt, omdat het hem aan papier ontbrak, en niet minder belangrijk: ‘Wij moeten onze “tactieken” voor ons houden om ons werk te kunnen vervolgen en de valstrikken te overkomen van de imperialistische handlangers die ons werk willen belemmeren.’ Het is jammer, want ‘had ik één foute stap gedaan, één minuut te laat geweest of één verkeerd antwoord gegeven’, dan was Tan Malaka in een imperialistische gevangenis beland – die verhalen blijven de lezer onthouden. Kort na aankomst in Kanton ontmoette Tan Malaka Sun Yat-sen, een 47 48

Pendjara I:98-101; Jail I:92-5. Pendjara I:102-4; Jail I:96-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

837

bezoek dat veel indruk maakte, en de opmaat vormt voor een beschouwing van een paar bladzijden over de persoon van deze Chinese leider – geen ­marxist, geen dialectisch denker, maar een pragmatisch revolutionair, ook door Tan Malaka bewonderd om zijn oprechtheid, onzelfzuchtigheid en nauw contact met het volk – eigenschappen die Tan Malaka ook zelf in zijn eigen optreden probeerde hoog te houden.49 Als basis voor zijn verslag diende weer Petrus Blumberger, waarop Tan Malaka voortborduurde, maar ‘wat er zich onder de oppervlakte afspeelde, waar de schrijver zich bevond’ was nog niet rijp om te worden onthuld. Tan Malaka had ook Alimins Analysis gelezen: diens weerlegging van Thesis. Zijn vriendelijke verwijzing eerder naar Alimin maakte nu plaats voor harde woorden over Alimins ontkenning van Tan Malaka’s Kominternmandaat. Zij waren kenmerkend voor zijn oude karaktertrek: ‘onverschilligheid en ontlopen van verantwoordelijkheid, zelfs ten opzichte van partijgenoten, als het eigen belang in het geding was’.50 Een levendig verslag van de problemen om The Dawn, het blad dat hij moest uitbrengen in opdracht van de Profintern, het internationale verbond van communistische vakbonden, gedrukt te krijgen, de lichamelijke instorting die hem overkwam in Kanton en de illegale binnenkomst in de Philippijnen, op zoek naar herstel, vult een hoofdstuk. Kanton is in Tan Malaka’s verslag een feodale stad, die geen aanspraak kan maken op de naam stad in de moderne betekenis van het woord. Het hoofdstuk ‘De Philippijnen’ begint met een ambitieuze analyse, op marxistische grondslag, van de historie van deze archipel, geconcentreerd op de revolutie tegen de Spaanse kolonisator in 1898. De sociale achtergrond van de revolutie verbindt Tan Malaka aan vier namen: José Rizal, die in 1896 door de koloniale heerser ter dood was gebracht, Andres Bonifacio, Emilio Aguinaldo en Apolinario Mabini. Bonifacio was voor hem de ware vertegenwoordiger van de murba; Aguinaldo van de rijke boeren en bourgeoisie en Mabini van de radicale intelligentsia en een deel van het volk. Aguinaldo was verantwoordelijk voor de onderlinge afrekening die eindigde in Bonifacio’s executie. ‘Zo’n opstelling [als van Aguinaldo] is die van de meerderheid van volksleiders die graag groot willen schijnen, maar van wie de intelligentie en het karakter vele tekortkomingen vertonen’ – de verwijzing is duidelijk. En even verder schrijft Tan Malaka over de slachtoffers van de revolutie, die welhaast onvermijdelijk vallen. Maar de dood van de leidende krachten in die revolutie is onwenselijk en schadelijk voor de revolutie – deze revolutio­ naire krachten in de frontlinie bepalen de uitkomst van de revolutie. Hun 49 50

Pendjara I:105-10; Jail I:99-103. Pendjara I:114; Jail I:107.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

838

Verguisd en vergeten

dood speelt de reactionairen in de kaart – zoals in de Philippijnen hierna de Verenigde Staten de macht konden overnemen, en zoals Tan Malaka’s eigen dood tot dezelfde uitkomst in Indonesië leidde, zou hij zelf postuum hebben geconstateerd. Tan Malaka prijst de persoon Rizal en zijn voortreffelijke karaktereigenschappen – in menig opzicht vergelijkbaar met Soetomo, de leider van de Parindra die in 1935 ontijdig overleed. Dit was een opmerkelijk mild oordeel over deze leider van een rechtse partij, die in politieke opstelling erg ver van Tan Malaka afstond. Hij waardeerde hoog hun oprechtheid, zij waren eerlijk en consequent in hun principes en in hun inzet voor het volk. Maar Rizal bleef een intellectueel, geïsoleerd van de murba. Tan Malaka’s analyse is origineel; hij is gebaseerd op informatie opgedaan vele jaren eerder in gesprekken met Philippino’s, en opgeschreven zonder schriftelijke ondersteuning. Het is daarom ook een exercitie die bewondering afdwingt, ondanks, volgens Tan Malaka, het ontbreken van de ‘finishing touch’, en andere tekortkomingen.51 Abrupt gaat Tan Malaka hierna over op zijn eigen lotgevallen in de Philippijnen en zijn vertrek naar Singapore om de dreiging van een ontijdige PKI-opstand te bezweren. Hij was van plan hierover beknopt te zijn, maar ‘de laster die links en rechts werd rondgefluisterd en de aanvallen in de rug van onder anderen Alimin’, noodzaakten hem uitgebreider dan eerder – in Thesis – hierop in te gaan. Dat uitgebreide hield in dat hij Alimin niet langer ontzag. Alimin was langdurig op bezoek bij Tan Malaka in Manila en bood aan – Tan Malaka was zelf onvoldoende gezond voor de reis – om Tan Malaka’s geschreven afkeuring van de revolutieplannen in Singapore aan de PKI-leiding voor te leggen. Die redenen schrijft hij nog eens op en zijn alternatief – massa-actie met stapsgewijs verdere doeleinden somt hij op. Als verantwoordelijk Kominternvertegenwoordiger kon hij niet anders dan de opstandplannen bestrijden. ‘Niet in 1926, en nu, in 1947, ook niet!’ Alimin reageerde pas na twee maanden in ontwijkende zin. Tan Malaka’s geloof in de eerlijkheid van Alimin was hiermee verdwenen, temeer toen bleek, na zijn aankomst in Singapore, dat Alimin Tan Malaka’s afkeuring nooit had verspreid. En deze vraag wilde Tan Malaka graag aan de auteur van Analysis stellen: ‘Kan een revolutionaire partij zich handhaven als zijn leden niet eerlijk ten opzichte van elkaar zijn?’ Deze reactie – meer bedroefd dan venijnig – lijkt nog altijd niet de deur naar Moskou en de PKI dicht te willen slaan. Hij schreef zelfs Alimin nog wel te kunnen waarderen als vriend of kennis, maar niet meer als strijdmakker.52 51

Pendjara I:124-42; Jail I:109-33. De uitvoerige annotaties van Jarvis bij dit hoofdstuk versterken de bewondering. 52 Pendjara I:142-7; Jail I:133-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

839

En dat is een heel gematigde reactie op alles wat Alimin hem in Analysis aan verwijten en scheldwoorden had toegevoegd. In het volgende hoofdstuk borduurt Tan Malaka nog even verder in analytische zin op de opstand van 1926, die hij qua economische en sociale omstandigheden vergelijkt met de Japanse bezetting, die door zijn buitengewone leed het besef versterkte dat het lot in eigen handen moest worden genomen. De impuls om de onafhankelijkheid te veroveren kwam niet uit het buitenland, maar groeide uit de Indonesische maatschappij zelf. Het volk en de pemuda weerstonden de Japanse, Engelse en Nederlandse legers, niet omdat ze een of andere cursus hadden voltooid, niet omdat ze een opstand in andere landen wilden navolgen, maar als gevolg van factoren aanwezig in de Indonesische maatschappij zelf.

Een echte revolutie is niet afhankelijk van buitenlandse steun of van oude kleinzielige leiders, die angst hebben voor zelfs het kleinste risico. In 19261927 was het voor een revolutie nog te vroeg. Tan Malaka deed toen zijn plicht voor volk, Partij en Internationale, tot de vernietiging van de PKI in Indonesië en het afbreken van alle verbindingen daar. Met de ‘imperialistische bloedhonden’ op zijn spoor ging Tan Malaka terug naar de Philippijnen.53 En dan volgt de enige alinea over de oprichting van de Pari op de plaats waar dat in zijn verslag thuishoort. Nu, twintig jaar later, is het resultaat van de acties van ons drieën in Bangkok midden-1927 duidelijk. Wij wilden de volks- en arbeidersbeweging in die moeilijke omstandigheden voortzetten. Wij meenden dat die voortzetting van de volks- en arbeidersbeweging het beste kon zijn gebaseerd op, ten eerste, vertrouwen in eigen kracht, ten tweede, op een gescheiden maar parallelle koers met de internationale proletarische beweging – getrennt marschieren, vereint schlagen. Naar ons oordeel bevestigen aard en vorm van de omstandigheden en de strijd van 1945 tot 1947 in grote mate onze opstelling van toen. Maar het is nog niet het tijdstip om meer informatie te verschaffen over de rol die de Pari speelde sinds zijn oprichting (juli 1927) tot op heden (juli 1947).54

Het is mager qua omvang wat Tan Malaka hier schrijft. In Thesis nog schrijft hij uitgebreid over de Pari, en voert hij menige reden aan waarom Pari niet als afvallig van Moskou moest worden beschouwd. Het was hem gebleken dat de PKI en wellicht Moskou ook dat niet geloofden. Voor de PKI was de Pari een onaanvaardbare bondgenoot. Hoe kon Tan Malaka daarop reage53

Pendjara I:148-51; Jail I:139-41. Pendjara I:151; Jail I:141-2. Het ‘tot op heden’ verbaast – was niet met de oprichting van de Partai Rakjat aan Pari’s bestaan een einde gekomen? Of gaat het te ver hieraan betekenis te hechten en is ‘tot op heden’ te lezen als ‘tijdens de revolutie’? 54

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

840

Verguisd en vergeten

ren? Hij kon de Pari verloochenen, maar zou daarmee ook zijn eigen politieke verleden en een paar naoorlogse politieke brochures verloochenen, met een ongewisse opbrengst. Hij zou uitgebreid de acties van de Pari kunnen beschrijven, maar hij zou daarmee voorgoed elke toenadering tot de PKI en zijn aanhang, en ook wellicht Moskou, onmogelijk maken. Hij koos, leek het, voor een halfslachtige tussenweg. Hij verstopte de Pari in één alinea midden in een hoofdstuk en hield – naar eigen schatting – zo nog alle opties open. Het vervolg van dit hoofdstuk en het laatste hoofdstuk zijn een spannend verslag van de periode van de arrestatie in Manila op 12 augustus 1927 tot zijn gedwongen vertrek naar China op 23 augustus. Zijn zaak kreeg grote aandacht en brede steun, maar politiek asiel was hem niet gegund. Toen zijn prominente beschermers werden bedreigd met vervolging moest hij uitwijken. Het slothoofdstuk van het eerste deel heette weer ‘Waarheen?’ De boot bracht hem naar Amoy, waar hij op miraculeuze wijze ontsnapte aan arrestatie door de westerse autoriteiten van deze verdragshaven. Hij dook onder met hulp van Chinezen, die een tijdlang op de Philippijnen hadden gewoond, en die hem tenslotte onderbrachten op het Chinese platteland. Over het sobere en gevaarvolle bestaan daar vertelt Tan Malaka. Na een aantal maanden werd het dorp verlaten, na een sterfgeval, mogelijk als gevolg van pest. Tan Malaka ging naar Amoy. ‘Een nieuw leven opende zich voor mij, vol nieuwe belevenissen, maar ver verwijderd van wat algemeen wordt beschouwd als “gezondheid en welzijn”.’55 Dit alles was vooral een spannend verslag met één alinea waarin Tan Malaka bitter schrijft over de verschillende rechtsbedeling in ‘the country of the free’ tussen blanken en gekleurden. Voor hem was er geen recht op asiel. ‘De wereld wordt nu gemonopoliseerd door de blanken. Die situatie mag niet zo blijven. Tegelijk met de uitroeiing van het kapitalisme moet de 60% van de gekleurde volken op aarde eisen, strijden en zonodig met geweld gelijke rechten, formal and essential, afdwingen van de 40% blanken in de wereld.’56 Het tweede deel Het tweede deel van Dari pendjara ke pendjara opent met een beschrijving van Shanghai in 1932, waar Tan Malaka in het geweld van de Japanse agressie tegen de stad betrokken raakt. Het vorige hoofdstuk eindigde met zijn wederwaardigheden eind 1928. Is er een verklaring voor het ‘overslaan’ van 55

Pendjara I:183; Jail I:169. Jarvis vertaalt het begin van de laatste zin als ‘There a new life was waiting for me’. In het origineel is het Indonesische woord voor ‘there’ niet te vinden. 56 Pendjara I:168; Jail I:157.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

841

deze drie jaren? Tan Malaka vertoefde in Amoy en Shanghai, waar ziekte, armoede en ellende hem plaagden. De pogingen om een Pari-netwerk op te zetten in Indonesië mislukten – de uiterste voorzichtigheid die hierbij werd betracht was niet bevorderlijk voor een mogelijk succes. Desondanks werden successievelijk vrijwel alle Pari-agenten opgepakt en naar Digoel gestuurd. Een zieke Tan Malaka werd door Alimin hervonden in Shanghai in 1931. Hij maakte de Komintern niet wijzer over de Pari, waarvan het bestaan Moskou onbekend was. Hij liet zich weer inschakelen in het apparaat en werd voorbereid op een opdracht in Brits-Indië. Tan Malaka zweeg dus over de Pari tegenover de Komintern, en vertelde aan de paar overgebleven Pari-getrouwen ook niets over zijn hernieuwde contact met de Komintern. Een uitgebreid verslag van deze verklaarbare opstelling, gedicteerd door de noodzaak tot lijfsbehoud, zou begrijpelijkerwijs voor Tan Malaka, die zich graag liet voorstaan op zijn consequente politieke stellingname, een pijnlijke zaak vormen. Het was beter daarom deze jaren maar geheel over te slaan – en door het eerste deel in 1928 te laten eindigen en het tweede in 1932 te laten beginnen werd de omissie zo goed mogelijk gemaskeerd. Deze redenering schreef ik al neer in het eerste deel van mijn Tan-Malakabiografie.57 Helen Jarvis gelooft hier niet in: ‘it is highly unlikely that Tan Malaka would attempt to cover up in such a clumsy fashion by dropping two years from his life story and leaving such a break between Volumes I and II’. Naar haar oordeel is het waarschijnlijker dat een hoofdstuk over deze jaren is verloren gegaan.58 Zo’n gang van zaken wordt uitgesloten door Pangulu Lubis, nauw betrokken bij de verwerking van het manuscript.59 De verschijning van Dari pendjara ke pendjara in de Sumatraanse editie, waarbij het eerste deel, in drie afleveringen, wordt gevolgd door een doorlopend genummerde vierde aflevering, gelijk aan het begin van deel twee in de latere Javaanse versies, maakt het zoekraken van een hoofdstuk minder waarschijnlijk.60 Het is ook duidelijk dat Tan Malaka, blijkens zijn voorwoord, niet verantwoordelijk was 57

Poeze 1976:416-7. Jarvis 1991:xii-xiii. Aanwijzingen daartoe noemt Jarvis in Jail II:210, note 64, 228, note 7. In beide gevallen kan dat niet overtuigen. Het tweede geval is zelfs eerder een bewijs van het tegendeel. Tan Malaka (Pendjara II:53; Jail II:55-6) schrijft over Amoy, Swatow en Foochow. De twee laatste steden had hij eerder bezocht, maar daarvan had hij geen melding gemaakt. Dat zou kunnen zijn geschied in het ‘verloren hoofdstuk’, maar de passage hierover: ‘Over Amoy heb ik al veel verteld. De havenstad Foochow had ik ook al eerder bezocht’, waarop nog een paar zinnen over de stad volgen, vormt geen aanwijzing hiertoe. Als Tan Malaka over Foochow eerder had geschreven, had hij een soortgelijke zin als over Amoy opgenomen, of deze stad in één adem met Amoy genoemd. 59 Interview Pangulu Lubis, Djakarta, 5-11-1980. 60 Zie de bibliografie van Tan Malaka. Jarvis’ vertaling van de slotzin van het eerste deel, zoals al opgemerkt in noot 55, suggereert min of meer dat hij zijn lotgevallen in Amoy zal beschrijven – ten onrechte. 58

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

842

voor de verdeling van zijn tekst over de twee delen. Mijn eerdere oordeel behoeft denkelijk enige nuancering. Het lijkt er op dat Tan Malaka zonder Pari en het hernieuwde contact met de Komintern te willen ontkennen een samenhangend verslag over deze jaren om politieke redenen onwenselijk achtte. Door verspreide alinea’s over de Pari en een verwijzing op te nemen naar zijn taak in Brits-Indië op een terloopse, en slechts voor een goede verstaander te duiden betekenis – ‘de plicht die ik moest vervullen in Hindoestan’61 – zou Tan Malaka met recht kunnen zeggen dat hij de waarheid geen geweld aandeed; van ruimhartige voorlichting was echter geen sprake. Hij wilde alle opties openhouden en hoopte nog – maar met dalend geloof daarin – op steun van Moskou. Daarnaast was er natuurlijk sprake van een weinig glorieuze episode in zijn politieke loopbaan en details daarover konden beter worden weggelaten. En tot slot kon hij zich altijd beroepen op zijn voorwoord waarin hij had geschreven dat hij een deel van zijn levensverhaal vastlegde, geconcentreerd op zijn gevangeniservaringen – en in de jaren 1929-1931 was hij weliswaar een opgejaagde vluchteling, maar wel een vrij man. Voor de feiten in zijn verhaal over Shanghai leunde Tan Malaka zeer op John Gunthers Inside Asia – de interpretatie en ordening was van hemzelf. Shanghai was een stad vol tegenstellingen en contrasten – modern naast reactionair, liberaal kapitalisme naast wreed feodalisme, arm naast rijk – vol dynamiek en vol mensen. En Tan Malaka vervolgt met de verdragshavens, de ‘ongelijke verdragen’, waarmee het imperialisme China beheerste. Dit leidde tot het compradore-kapitalisme en ongebreidelde uitbuiting. Smokkel en misdaad rond wapens en opium leverden de militaristen in het verpauperde binnenland geld op om hun conflicten uit te vechten. De Kuomintang (KMT) verzette zich onder Sun Yat-sen tegen het internationale kapitalisme, en met steun van de communisten slaagde zij er in een grote machtsuitbreiding te verwezenlijken – tot Chiang Kai-shek, de KMT-leider zich plotseling tegen de communisten keerde en een bloedige contrarevolutie startte. En in een duidelijke parallel naar de Republik weet Tan Malaka dit aan het ontbreken van een minimumprogramma voor een verenigd front – en Tan Malaka schrijft hiervoor Persatoean Perdjoeangan – van het gehele Chinese volk tegen het buitenlandse imperialisme, met daarbij nationalistisch zelfvertrouwen, bekwaam en eerlijk leiderschap, een goed georganiseerde partij, een gedisciplineerd leger, alle bereid te strijden tot 100% onafhankelijkheid is bereikt. Proletarische controle hierover was een noodzaak.62 Hierna greep Japan zijn kans om China te infiltreren – en Tan Malaka heeft weinig goede woorden over voor de Japanse expansiedrift. Een begeerde 61 62

Pendjara II:30; Jail II:30. Pendjara II:20-1; Jail II:20-1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

843

prijs was Shanghai, maar daar stond het nationalistische Chinese Nineteenth Route Army hen in de weg. En dan gaat het verhaal opeens weer over Tan Malaka’s eigen belevenissen. Op 28 januari 1932 vielen de Japanners aan – Tan Malaka’s kosthuis lag in de vuurlinie en na een aantal dagen moest hij vluchten, met achterlating van al zijn bezittingen: ‘een kist met kleren, boeken, een schrijfmachine, een klein kacheltje, hout en houtskool, rijst, ketjap, uien en andere voedingsmiddelen’. Hij redde alleen zijn paspoort. Hij bleef nog een paar maanden in de stad en voelde zich solidair met het Chinese volk dat was ontwaakt, in opstand kwam en de ketenen verbrak die het eeuwenlang hadden gekluisterd.63 Hij vertrok naar Hongkong, waar hij zijn Pari-genoot Dawood weer ontmoette. Spoedig volgde arrestatie – en in groot, levendig detail doet Tan Malaka verslag van deze periode, 10 oktober tot 25 november 1932, in een Britse cel. Hoge Britse politiefunctionarissen uit China en Singapore, een uit Batavia overgekomen PID-ambtenaar en op de achtergrond Franse en Amerikaanse autoriteiten toonden allen interesse in de informatie van deze Britse vangst. Tan Malaka zweeg of hield zich op de vlakte. En hij beklaagde zich over de weigering hem een advocaat toe te wijzen en hem politiek asiel te verlenen. Zulke rechten golden niet voor een ‘communist, een kleurling in hun eigen kolonie’.64 In een van de vele verhoren deed hij de uitspraak die als motto bij dit deel zou worden afgedrukt en nog menigmaal werd aangehaald: ‘Mijn stem zal luider klinken uit het graf dan bij mij mijn leven’.65 Tan Malaka werd uitgewezen, maar kreeg geen garantie voor een ongestoorde reis naar een veilig land. En Tan Malaka vroeg: ‘Waarom wordt ik niet behandeld volgens de normale Britse regels.’ ‘You are Tan Malaka.’ Omdat ik Tan Malaka was, had ik geen recht op een advocaat, geen recht op een public trial, geen right of asylum en geen recht op een veilige reis naar een veilig verbanningsoord. Omdat ik geen advocaat mocht inschakelen, kon ik ook niet weten of er een deel van China was dat mij wilde toelaten.66

Het volgende hoofdstuk kon voor de derde maal de titel ‘Waarheen?’ krijgen. Tan Malaka ontglipte aan zijn vervolgers in Amoy, waarna hij op het nabije platteland, zoals in 1927, weer veiligheid vond – en herstel van gezondheid. Over traditionele geneeskunde, huwelijksgebruiken en voorouderverering, op basis van eigen observaties, vertelt hij daarna. Na drie of vier maanden vertrok hij naar de provinciestad Chip-Bi die tot 1936 zijn voornaamste basis 63

Pendjara II:24-30; Jail II:24-31. Pendjara II:42; Jail II:44. 65 Pendjara II:47; Jail II:49. 66 Pendjara II:49-50; Jail II:51-2. Het volgende hoofdstuk opent met een soortgelijke uiteenzetting: Pendjara II:51-3; Jail II:53-5. 64

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

844

Verguisd en vergeten

zou vormen. Hij vertelt hierover niet meer dan: Ik had vele ervaringen onder de studenten van Chip-Bi, die uit alle delen van Zuid-China kwamen, die mijn inzichten als revolutionair verrijkten, maar over wijze en resultaat van mijn werk als propagandist is het nog niet de tijd om te schrijven. Tot nu toe heb ik naar mijn oordeel nog nooit bewust informatie onthuld waarmee het internationale imperialisme zijn voordeel kan doen. Voor wat ik heb opgeschreven, neem ik mijn verantwoordelijkheid. In dit geval kan ik mijn lezers hierop wijzen: mijn verweer tegen het complot van het internationale imperialisme bestond slechts uit het opzetten van een anti-imperialistisch en antikapitalistisch complot, waar ik ook was.67

De parallel met de periode 1928-1932 die eveneens onbeschreven bleef is duidelijk – en daarmee krijgt de verklaring dat een hoofdstuk hierover verloren is gegaan minder overtuigingskracht. Begin 1936 zette Tan Malaka in Amoy met veel succes een eigen ‘School for Foreign Languages’ op. De Japanse aanval op Amoy joeg hem weer op de vlucht. Op 31 augustus 1937 verliet hij de stad. In september begon Japan met luchtaanvallen op Amoy. Ik was diep ontroerd en zei in mijzelf: Vaarwel Fukien, Iwe en Amoy. Vaarwel Foreign Languages School en zijn studenten. Vaarwel de familie Ki-Koq, de familie Tien-djin, de familie Tan Ching Hua en A.P. en haar tragedie. Nog een keer vaarwel. Hopelijk zien wij elkaar ooit weer. Op het reisbiljet stond: bestemming Birma. Maar dit doel stond nog niet vast. Wat vaststond was dat ik een veilige plaats zocht waar ik kon leven en werken. Waar dat was, was nog niet bekend op die 31 augustus 1937.68

De ontroering was oprecht. In relatieve rust had Tan Malaka zich kunnen wijden aan zijn roeping: het onderwijzen van jonge mensen, niet alleen in kennis, maar ook in karakter. In China en bij de Chinezen in Fukien voelde hij zich op zijn gemak. Praktische politiek en Indonesië waren ver weg. Het verblijf in Rangoon duurde niet lang – kans op werk was vrijwel uitgesloten. Het lukte Tan Malaka in Penang Malakka binnen te komen. In een lang betoog zet hij uiteen hoe de Maleise bevolking het slachtoffer was geworden van armoede en discriminatie in het eigen land. Hij geeft, op basis van het eeuwenoude klassiek-Maleise verhaal ‘Sejarah Melayu’, zelfs zijn historische visie op de Maleise geschiedenis in de vijftiende en zestiende eeuw.69 67

Pendjara II:73-4; Jail II:77. Pendjara II:86; Jail II:90. 69 Tan Malaka verwijst niet naar de uitgave van deze tekst, die hij heeft gebruikt. In 1935 verscheen een bewerkte versie in Singapore (H.L. Hodge, Some Malay legends; Stories based on the ‘Sejarah Melayu’. Singapore: Malaya Publishing House, 77 pp.), waaraan hij de gegevens die hij zich in 1947 herinnert, heeft ontleend. 68

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

845

De Portugese verovering van de stad Malakka in 1511 schrijft hij toe aan een gebrek aan eenheid in het Maleise kamp. De kolonisatie was het begin van de neergang die werd voltooid door de Britse kolonisator, vooral door inbeslagname van grond en winplaatsen van mineralen, en de onbeperkte toelating van Chinezen en Indiërs. In Singapore waren de Maleiers een onzichtbare minderheid geworden.70 Hoe kon Tan Malaka hier een toevluchtsoord vinden? ‘De Britse Intelligence Service werkte samen met de PID en hun volbloed-herdershonden hadden hetzelfde scherpe reukvermogen.’71 Hij kreeg hulp van enkele oude kennissen in Maleise kampongs, maar zijn aanwezigheid daar was verdacht en hij vertrok weer – ‘een veteraan-vluchteling let scherp op alle aanwijzingen. Hij zal in dat opzicht al zijn sporen zoveel mogelijk uitwissen.’72 In Singapore vond hij met nodige fortuin onderdak en werd hij leraar Engels op een Chinese school, en ging geheel op in de Chinese gemeenschap. In zijn vrije tijd en op veilige plaatsen had hij contacten met Indonesiërs.73 Ook hier verstoorde Japan een situatie waarin Tan Malaka zich blijkbaar niet ontevreden voelde – de jaren in Singapore worden in een paar bladzijden samengevat. De Japanse aanval, de laffe Britse weerstand tegenover een vastberaden tegenstander, de penibele positie van zijn school en zichzelf in de frontlinie en daarna de Japanse massamoorden op Chinezen, en roof en plundering worden vastgelegd. Tan Malaka overleefde en wilde terugkeren naar Indonesië. Het volgende hoofdstuk ‘De oversteek’ begint hij op 17 november 1947 met een door de actualiteit bepaalde uitweiding: het verslag van een gesprek met Stalin door een een Britse Labour-Party-delegatie, kort na de vorming van de Kominform, waarin de communistische partijen die in OostEuropa de staatsmacht hadden veroverd (Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Joegoslavië), de sterke partijen in Frankrijk en Italië en de Sovjetpartij waren verenigd, zonder bevoegdheid, gezag en structuur van de Komintern. De Komintern was in 1943 opgeheven – als gebaar van goede wil van Stalin ten opzichte van de geallieerde bondgenoten. Het verslag van de delegatie noemde de Komintern een verschijnsel van een andere tijd, waarvan de herleving zinloos zou zijn en het rad der historie zou terugdraaien. In een aantal landen is de communistische partij een machtige factor, onder leiding van bekwame mannen, geworteld in de eigen samenleving. Het streven om deze partijen uit één centrum te leiden, zoals de Komintern, 70 71 72 73

Pendjara II:92-101; Jail II:96-107. Pendjara II:101; Jail II:107. Pendjara II:102-3; Jail II:108. Pendjara II:105; Jail II:111.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

846

is een zinloze en utopische zaak, aldus Stalin. Deze verklaring verschafte Tan Malaka de ammunitie om met terugwerkende kracht de Pari-oprichting te rechtvaardigen. Deze paste in zijn voorspelling dat in Indonesië, als de zwakste schakel van het koloniale Azië, een Republik Indonesia zou ontstaan. Pari, ‘in Bangkok in juni 1927 opgericht’, legde dat vast – ‘self help, op basis van de eigen inzet en geestkracht’ zou die Republik ook willen laten aansluiten bij een socialistische wereldfederatie. Die tactische en strategische opstelling was geheel in overeenstemming met de omstandigheden en belangen waarmee de Republik Indonesia sinds 17 augustus 1945 te maken had. En zij die niet ‘fanatiek wat namen betreft waren’ en zij die nog rationeel denken konden en wilden, wilde Tan Malaka graag wijzen op de Kominternopheffing en Stalins uitspraken over de Kominform. Pari was voor Tan Malaka niet de liquidatie van het communisme. Was de ontbinding van de Komintern, opgericht door de bolsjewieken onder Lenin en de communistische partijen en hun leiding, geen ‘liquidatie’? Laat de verstandige lezer oordelen. Zijn alle Kominternleden in 1943 geraadpleegd en hebben zij ingestemd met de ontbinding? Dit is geen kritiek, voegt Tan Malaka er aan toe, maar bedoeld ter verheldering. Stalin stond in 1943 onder grote druk. De historie heeft bewezen dat zijn bondgenootschap met de Amerikanen en Britten een succes was. De Sovjetunie behoorde tot de winnaars van de Tweede Wereldoorlog en het socialisme is sterker dan ooit. Speculeren of het behoud van de Komintern een slechtere uitkomst zou hebben opgeleverd is zinloos. ‘Voor ons, de oprichters van de Pari was het twintig jaar geleden al duidelijk dat Rusland op eigen kracht zou steunen, en niet op de wereldrevolutie, geleid door de Komintern.’ Stalins uitspraken zijn ‘voor 100% in overeenstemming met en voor 100% een rechtvaardiging’ van de Pari-opstelling. Het programma van de Pari stemt overeen met dat van de Kominform. De Pari koos in 1927 voor de Republik Indonesia als opmaat tot Aslia – naast een socialistisch Amerika, China, India, Sovjet-Rusland. Zij zullen samengaan in een socialistische wereldfederatie, gebaseerd op regionale democratie. Stalins buitenlandse politiek en de oprichting van de Kominform vertonen vele overeenkomsten met de visie van de Pari in 1927. Dat staat zwart op wit genoteerd. Het is echter nog niet het tijdstip om dit te openbaren. Het is voor ons voldoende vast te stellen dat de omstandigheden binnen en buiten Indonesië de opstelling en daden van de Pari rechtvaardigen. Dit versterkt onze overtuiging nogmaals. En overtuiging is de grondslag van geestelijke en fysieke kracht. Hopelijk zal er een goede gelegenheid komen om dit te onthullen.74 74

Pendjara II:113-6; Jail II:119-23.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

847

Het leek een mooie redenering, maar daarin was Stalin het eens met Tan Malaka, en pas achteraf. Het stalinisme hield echter in dat de communisten het eens waren met Stalin en zich met huid en haar overleverden aan de directieven uit Moskou. Wist Tan Malaka dat? De draagwijdte ervan lijkt hem deels te zijn ontgaan. Of en daarnaast hoopte hij wellicht zo indruk te maken op de lezers en hen tot zijn aanhang te werven. De geheimzinnigheid over de Pari bleef Tan Malaka volhouden – meende hij zo de interesse in de Pari te cultiveren? Na twintig jaar ging Tan Malaka op weg naar zijn geboorteland. Hij vertelt over de moeilijke, gevaarvolle oversteek in gammele, overbeladen bootjes van Penang naar Sumatra, en dan later van Sumatra naar Java, waar hij midden-juli 1942 aankwam. Op Sumatra hoorde hij fluisteren dat Tan Malaka als Japans officier in Padang had gesproken en ook verder werd regelmatig verwezen naar diens optreden. Tan Malaka voelde zich onbehaaglijk hierbij, liet daarom een bezoek aan zijn geboorteplaats achterweg en wilde zo snel mogelijk naar Java. In Medan, zegt hij, zag hij voor het eerst Matu Mona’s roman over Patjar Merah.75 Tan Malaka’s afkeer van de Japanse bezetter komt met grote regelmaat boven, terwijl hij zich gematigd uitlaat over de ‘ongelukkige, verslagen’ Nederlanders, die overigens, ondanks hun overmacht, hals over kop wegrenden voor de Japanse invasiemacht. Voor hun lot was er deernis; die duurde tot de Nederlanders ‘die niet in staat waren het Indonesische volk in tijd van nood te verdedigen, nu terugkeren om te overheersen en het Indonesische volk, dat zijn onafhankelijkheid had uitgeroepen, gevangen te zetten, te beroven, te martelen en te doden’. Toen kookte het Indonesische bloed en kwamen de Indonesiërs in gewapende actie, als, in Nederlandse ogen, ‘extremisten, terroristen en rampokkers’.76 Het lange slothoofdstuk van dit tweede deel ‘Naar de Republik Indonesia’ beschrijft Tan Malaka’s ervaringen tijdens de Japanse bezetting, eerst in Djakarta en daarna in het afgelegen Bajah, in de door Japan geopende bruinkoolmijn. Tan Malaka is hier de geïnspireerde verslaggever van zijn succesvolle inzet voor lotsverbetering van de romusha, waartoe hij door zijn getoonde bekwaamheid steeds beter de kans krijgt. Met een groep toegewijde jongeren, die hij ook schoolt in zijn nationalistische ideaal, zet hij zich onbaatzuchtig in voor de romusha, binnen de mogelijkheden die de Japanse roofbouw op mens en materieel bood. Een andere rode draad in het hoofdstuk is de persoon van Soekarno, die 75

Pendjara II:122; Jail II:130. Matu Mona vertelde mij (interview Djakarta, 2-9-1980) dat hij Tan Malaka eerder, in Singapore, ontmoette. 76 Pendjara II:125-6; Jail II:133-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

848

Verguisd en vergeten

in ironische bewoordingen op zeer harde wijze wordt aangevallen op zijn steun aan de bezetter. Soekarno’s uitspraken over zijn ideële motieven hierbij worden scherp afgekeurd en min of meer belachelijk gemaakt. Was zijn volgzaamheid geen dekmantel voor illegale activiteiten? Tan Malaka vond echter geen enkele aanwijzing daarvoor of toespeling daarop. ‘Doctorandus’ Mohammad Hatta kreeg een zelfde negatieve beoordeling. Ik had naar mijn oordeel na een jaar wel voldoende inzicht verkregen over alle ‘vooraanstaande’ leiders en bovengrondse organisaties. Er was geen aanwijzing dat er veranderingen aanstaande waren in de volksorganisaties of de mentaliteit van de officiële leiders. Integendeel, hoe langer hoe sneller werden de Indonesische rijst, diamanten, soldaten en jonge vrouwen, aangebracht door deze officiële leiders, vermalen tussen de kaken van het theocratische, imperialistische Japan.77

In zijn inzet voor de romusha, ‘slachtoffer van het Japanse militarisme en slachtoffer van de instemming hiermee en propaganda hiervoor van onze leiders’, kon Tan Malaka zijn verantwoordelijkheid invullen. Het ‘gebral, vooral van Soekarno zelf’, bevorderde de rekrutering. In Bajah zag Tan Malaka zelf de gevolgen van Soekarno’s uitspraak: ‘Iedere druppel romusha-zweet is vergif voor de Geallieerden’.78 Een hoogtepunt hierin is Tan Malaka’s verslag van het bezoek van Soekarno en Hatta aan Bajah, waarin de anonieme mijnemployé Iljas Hussein, alias Tan Malaka, het waagt Soekarno te weerspreken en in het nauw te brengen. Hij haalt daarbij, om zijn pleidooi te ondersteunen dat Indonesië’s onafhankelijkheid vóór de Japanse eindzege de belangen van Indonesië en Japan beter zou dienen dan de Japanse en door Soekarno verdedigde volgorde van eindzege en dan onafhankelijkheid, ook een voorbeeld aan, ontleend aan Gibbons Decline and fall of the Roman Empire. Tan Malaka’s verslag, hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt, is waarheidsgetrouw – onwaarschijnlijker plaats, tijd en woordvoerder zal wel nooit aan dit klassieke boek zijn verbonden.79 Hij laat hier zien dat hij als politicus en patriot de meerdere is van Soekarno. Tan Malaka was in Bajah een tevreden werknemer, die in de ordening van het chaotische magazijn van de mijnonderneming veel voldoening vond – en zo ook de Japanse oorlogsinspanning steunde. Zijn enthousiaste verslag hierover besluit hij met een conclusie die veel zegt over zijn persoon. In feite vind ik alle echte werk aantrekkelijk. Ik meen dat ik een sterke aandrang heb om iets snel en goed af te werken. Tijdens het werk beheerst mij slechts de wens ‘snel en goed’. Daarop vormden het tellen van spijkers en het sorteren van 77

Pendjara II:145; Jail II:154. Pendjara II:156, 157, 161; Jail II:166, 167, 171. 79 Pendjara II:162-4; Jail II:172-5. Een vertaling in Maier, Van Minde en Poeze 1995:107-10 en in de te verschijnen tweede druk van het eerste deel van mijn Tan-Malaka-biografie. 78

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

849

spijkers geen uitzondering. Wat ik tijdens dat werk wilde, was dat alle onderdelen netjes waren geordend, ook voor het gezicht, alles mooi op een rij, ook netjes op papier vastgelegd, zodat alles kon worden nageslagen. Het lijkt er op dat tijdens ons werk een proces als volgt zich afspeelt. In het begin van het werk worden we beïnvloed door de ordelijkheid, die tot slot ons werk beïnvloedt.80

Die zucht naar ordening kon hij volledig uitleven bij zijn bemoeienis ten gunste van de romusha, waarbij hij een fundamenteel verfoeid systeem binnen beperkte grenzen en in beperkte mate aanpaste en beter deed functioneren. Zijn mededogen met de romusha is oprecht en spreekt uit de toon van zijn verhaal. Het was paternalistisch, maar onbaatzuchtig. Hij bemoeide zich met hun voeding en hun slaapverblijven waar wandluizen hen plaagden. Hygiëne was een probleem – als een machteloze daad van protest ontlastten romusha zich op de openbare weg. Tan Malaka waarschuwde vergeefs voor het besmettingsgevaar. Pas nadat hij zelf de fecaliën opruimde – en dat zal een actie zijn geweest die veel indruk maakte – hield deze publieke verontreiniging op.81 Op een ander niveau organiseerde hij sportwedstrijden en voerde hij toneelstukken op – met zichzelf als schrijver en regisseur. Eén ervan ging over Hang Toeah, de held van de ‘Sedjarah Melayu’, waarover hij eerder in Dari pendjara ke pendjara uitgebreid schreef. Tan Malaka ontgroeide Bajah, waar ook steeds meer vragen werden gesteld over zijn ware identiteit, en ook de bezetter zich nieuwsgierig toonde. De Japanse overgave behoedde Tan Malaka voor arrestatie of onderduiken. Hij was toen al als de afgevaardigde van Bajah betrokken bij overleg over nieuwe organisaties, waarin het onafhankelijkheidsstreven tot uitdrukking moest komen, of bij jongerencongressen. Hij was diverse malen in Djakarta, maar durfde zijn naam niet te onthullen. Begin augustus kreeg hij toestemming opnieuw naar de hoofdstad te vertrekken. Hij ging ‘“Naar de ‘Republiek-Indonesia’”, niet meer met de pen op papier, in het buitenland, zoals meer dan twintig jaar geleden, maar met mijn beide benen op eigen Indonesische grond’.82 Het derde deel Het begin van het derde deel ging niet verder op deze regel, maar opende met een lang hoofdstuk ‘Levensbeschouwing (Weltanschauung)’. Het is een samenvatting van de ideeën die hij uiteenzette in het omvangrijke Madilog. Blijkbaar was Tan Malaka’s vertrouwen in het verschijnen van zijn levensver80 81 82

Pendjara II:153; Jail II:162-3. Pendjara II:171; Jail II:183-4. Pendjara II:183; Jail II:196.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

850

Verguisd en vergeten

haal groter dan in dat van Madilog. Madilog beschouwde hij als zijn hoofdwerk – en vandaar de herhaling, van de aapmens, het primitieve Indonesië, animisme, religie in India en het Midden-Oosten naar filosofie en wetenschap, materialisme en idealisme, logica en dialectiek. Ook hier is hij voorzichtig als hij zich uitlaat over godsdienst – de negatieve conclusie daarover trekt hij niet. ‘Voor mij is godsdienst, als individueel geloof, “eine Privatsache”’.83 In ‘De staat’ vergelijkt Tan Malaka de staatsdefinities van burgerlijke en socialistische filosofen, onder wie hij ook Stalin noemt. Hij volgt de fasering van primitieve maatschappij – met een positieve beschrijving van Minangkabau als voorbeeld daarvan – via slavenmaatschappij, feodalisme en kapitalisme naar socialisme. In het kapitalisme zijn alle staatsinstrumenten – Tan Malaka somt het drie keer op – als bureaucratie, leger, justitie, politie en gevangeniswezen middelen waarmee de heersende klasse zijn macht handhaaft.84 Hij bespreekt hierna deze vijf maatschappijvormen.85 De hoogste fase, het socialisme, werd in Rusland in 1917 bereikt – en in rooskleurige termen schildert Tan Malaka de socialisatie van de productie. De arbeidersklasse bezit de productiemiddelen; de productie wordt verdeeld naar de regel: ‘Wie niet werkt, zal niet eten’. Deze dictatuur van het proletariaat heeft het tsaristische kapitalisme en zijn buitenlandse handlangers verslagen.86 Deze ontwikkeling was dialectisch – van these en antithese naar synthese op hoger niveau – tot tenslotte het communisme, waar welvaart, rationaliteit, rechtvaardigheid en menselijkheid heersen.87 In Rusland is nog sprake van de dictatuur van het proletariaat, waarmee een semikapitalistische staat een eersterangs industriële natie werd. Het echte communisme moet deze fase voltooien. ‘Communisten, mensen van allerlei kleur en aard uit tientallen landen van allerlei klimaat en cultuur in vijf werelddelen organiseren en mobiliseren het proletariaat nu met het doel de aristocratie en bourgeoisie en hun handlangers in de gehele wereld te vernietigen.’88 Van dit toekomstperspectief keert Tan Malaka terug naar Indonesië als hij de Proclamatie de stap noemt van de wereld van de geest naar de realiteit – een stap waarop hij twintig jaar had gewacht. Die Proclamatie was het absolute recht van het Indonesische volk en hij haalt Woodrow Wilson, het Atlantisch Handvest en het Charter for Peace van de VN aan. Daarna legt 83

Pendjara III:12; Jail III:27. Op diverse plaatsen in het hoofdstuk wordt verwezen naar Madilog voor nadere uitleg: Pendjara III:13, 19, 22, 25; Jail III:27, 34, 38, 42. 84 Pendjara III:30-2, 35; Jail III:47-50, 54-5. Herhaald nog in Pendjara III:38; Jail III:60. 85 Jarvis brengt dit onder in een apart hoofdstuk ‘The rise and fall of the states’ (Pendjara III:325; Jail III:51-5). Naar mijn oordeel is eerder sprake van een subhoofdstuk van het hoofdstuk ‘De staat’. De inconsequente indeling van het origineel is verantwoordelijk voor de verwarring. 86 Pendjara III:35; Jail III:55. 87 Pendjara III:37-8; Jail III:59. 88 Pendjara III:39; Jail III:61-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

851

hij uit op welke basis de Indonesische Revolutie moet worden geanalyseerd – niet klakkeloos naar Europees model, maar met een dialectische methode, een materialistische aanpak en in revolutionaire progressiviteit. ‘Marxism is not a dogma, but a guide to action.’89 Een geschiedenis in vogelvlucht van de Indonesische maatschappij – van prekoloniaal tot toenemende koloniale uitbuiting, waarbij de kloof tussen koloniale bezitters en bezitloze Indonesiërs steeds groter werd, economisch en sociaal, in politiek en onderwijs. ‘De militaire tyfoon van het kleine gele ras’ blies de Nederlanders weg, als zand van de rotsen. De nieuwe bezetter roofde Indonesië leeg, en liet achter ‘een volk gekleed in zakken en de gedroogde botten van drie of vier miljoen romusha die binnen en buiten Indonesië waren verdelgd’. Het Japanse imperialisme groef zijn eigen graf – ‘de nieuwe krachten in Indonesië, de pemuda, zelfbewust en in staat om het volk te organiseren en mobiliseren grepen de goede gelegenheid aan’ en de Proclamatie was een feit.90 Over Soekarno Met het hoofdstuk ‘Van Ir. Soekarno tot President Soekarno’ werd Tan Malaka nog concreter. Hij wil over de persoon Soekarno schrijven, en ook over zijn eigen contacten met hem. Het is een vernietigende afrekening, geschreven in februari 1948. Op dat tijdstip was duidelijk dat Tan Malaka niet zou worden vervolgd en berecht voor zijn aandeel in de 3-juli-coup, maar hij werd evenmin vrijgelaten. Verse woede en frustratie hierover zullen zijn oordeel wellicht hebben verscherpt. Een persoon kan, volgens Tan Malaka, van conservatief progressief worden bij een standvastig karakter en een juiste visie op de klassenstrijd – bij een goede levensbeschouwing dus. Een persoon ‘zonder zo’n levensbeschouwing met een karakter, dat gevoelig is voor sentimenten, egoïsme of invloeden van buitenaf zal bij confrontatie met een probleem van kleur veranderen en voor het tijdelijk eigen gewin en eigen welzijn kiezen’. Een vooruitziende blik, een standvastig karakter, het consequent en eerlijk vasthouden aan beloften. Voldoet Soekarno hieraan? In de koloniale tijd zette Soekarno zich in voor een onafhankelijk Indonesië op basis van massa-actie. Hij moest daarvoor zwaar betalen, en verdiende veel respect bij het volk. Maar wat gebeurde er na de Japanse bezetting? Die gehele periode werkte hij samen met het ‘imperialistische, militaristische en theocratische’ Japan, hij beloofde ‘op leven en dood’ mee te strijden met Japan voor een onafhankelijk Indonesië in de toekomst onder de paraplu van 89 90

Pendjara III:42; Jail III:67-8. Pendjara III:46; Jail III:72-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

852

‘Groot-Oost-Azië’. Hij kreeg een hoge onderscheiding voor zijn opstelling van de Japanse keizer. In augustus 1945 liet hij zich naar Saigon brengen om daar Japanse orders te ontvangen over de onafhankelijkheid. Soekarno, de man van de leuze ‘Amerika kita sterika, Inggris kita linggis’ (Amerika slaan we plat, Engeland breken we), die de portretten van Van der Plas, Roosevelt en Churchill liet verbranden, riep de onafhankelijkheid uit, maar erkende in Linggadjati en Renville de Nederlandse soevereiniteit. Soekarno had tijdens de bezetting anders kunnen handelen. ‘Het was onnodig dat hij het voortouw nam of instemde met de inzet van de romusha, de inzameling van diamanten en juwelen van het Indonesische volk en het zenden van jonge meisjes naar Tokio “ter opleiding”’. En daarna gold hetzelfde voor de wapenstilstand in Soerabaja en Magelang, de erkenning van Nederlandse marionettenstaten en het terugtrekken van TNI-soldaten uit de ‘pockets’ in West- en Oost-Java. En datzelfde ging op ten aanzien van de Nederlandse Kroon, de federale staat en de Unie. Bij een standvastige opstelling in al deze zaken was de 100% merdeka heel veel dichterbij geweest dan nu. Maar Soekarno was niet geïnteresseerd in een analyse van de Indonesische maatschappij. Ik zie in al zijn redevoeringen noch aandacht voor de diepe tegenstelling tussen de levensbelangen van Nederland en Indonesië noch voor de belangrijkste drijvende kracht in de Indonesische volksbeweging: de onvermoeibare inzet van de murba. Het is allemaal grande-éloquence, alleen gericht op de aandacht en gevoelens van de luisteraars. Het is niet bedoeld om een overtuiging te laten groeien op basis van feitelijk inzicht en klare analyse, en om vervolgens een ijzeren wil te ontwikkelen om die overtuiging realiteit te laten worden. Door zijn kunde in het gebruik van de Indonesische taal, met een stem die dondert en weergalmt, kan hij de luisteraars in zijn ban brengen en een vergadering van de murba betoveren en hypnotiseren.

Soekarno’s ‘grande-éloquence’ en ‘grande-élegance’ leidden de murba af en speelden het imperialisme in de kaart. De bourgeois-intellectuelen van de PNI waren bang voor de murba, maar verschaften deze hoop en droom met ‘abstracte, vage maar grand’ redevoeringen, die werden gebruikt om ‘alles wat niet consequent was af te dekken, te verhullen en weg te moffelen en alles wat consequent is in een vals licht te stellen’: ‘compromistische’ daden, optreden tegen massa-actie en, in feite, de onafhankelijkheid. Soekarno was nooit ‘concrete’ en duidelijk en stelde zich nooit rechtstreeks op tegen de vijand – het koloniale bestuur, de Japanse bezetter en het Nederlandse imperialisme. Met mooie termen creëert hij ‘een schild tegen de beschuldiging “war criminal” en een dekmantel voor samenwerking met Nederland’.91 91

Pendjara III:46-8; Jail III:75-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

853

Tan Malaka was hiermee nog niet klaar. Vol venijn schreef hij dat Soekarno’s onduidelijke politieke opstelling het hem moeilijk maakte diens ware opstelling ten opzichte van hem te bepalen, hoewel die positief scheen. En ter illustratie beschreef Tan Malaka enkele toen nauwelijks of niet bekende ervaringen. De eerste betrof het vonnis tegen Soekarno in december 1931, waarvan Tan Malaka de tekst tot zijn beschikking had, en waaruit hij kwistig vertaalde. Het toonde aan dat Soekarno zijn inspiratie voor zijn actie aan Tan Malaka’s brochure Massa actie ontleende.92 Het tweede waren de contacten tussen Soekarno en Tan Malaka na de Proclamatie, met Soekarno als leerling van Tan Malaka, die leidden tot het Politieke Testament.93 Tan Malaka doet neutraal verslag, maar de conclusie is voor eenieder duidelijk: Soekarno is schatplichtig aan Tan Malaka en erkent diens superieur inzicht. De Proclamatie In het volgende hoofdstuk doet Tan Malaka verslag van de gang van zaken rond de Proclamatie – waarin hijzelf tot zijn grote spijt geen rol speelde. Zijn informatie kreeg hij van diverse betrokkenen, van wie hij Soekarni en Pandoe Kartawigoena noemt.94 Zijn doel is de ware loop der gebeurtenissen te beschrijven: ‘geschiedenis is geen droom, hoop of sprookje om de lezer of de machthebbers tevreden te stellen, maar een reeks van feiten’. De Proclamatie geschiedde niet zoals velen menen op initiatief of met instemming van Soekarno en Hatta; zij waren er tegen. Die geschiedvervalsing wilde Tan Malaka vóórzijn en weerleggen. Hij volgt de inzet van de pemuda in de laatste maanden voor de Japanse overgave, waarin hij als de Bantense afgezant Iljas Hussein een minieme rol speelt. De ontvoering naar Rengasdengklok en de discussies daar worden verslagen. Soekarno en Hatta weigerden geloof te hechten aan de berichten over de capitulatie, en zeiden geen vertrouwen te hebben in de kracht van het volk en de pemuda. Massale en vergeefse offers aan mensenlevens zouden het gevolg zijn. En Hatta vroeg: ‘Wat hebben wij?’ Beide leiders wilden hun Japanse adviesorgaan bijeenroepen, de besluiten daarvan aan Tokio zenden en de beslissing daar (‘Van het Amerikaanse bezettingsleger?’, voegt Tan Malaka hierbij in) over de onafhankelijkheid afwachten. Na de komst van bemiddelaars uit Djakarta stemden Soekarno en Hatta in met een Proclamatie, die na het nodige geharrewar op 17 augustus werd voorgelezen. De conclusies van Tan Malaka waren scherp. 92 93 94

Pendjara III:48-50; Jail III:78-81. Pendjara III:50-2; Jail III:81-3. Pendjara III:55; Jail III:88.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

854

1. Soekarno en Hatta hebben geen vertrouwen in de enorme verborgen kracht van elk volk met een dynamische en onafhankelijke geest; 2. Soekarno en Hatta hadden slechts oog voor het reële wapenbezit van Japan, de geallieerden en Nederland; 3. Soekarno en Hatta, zoals drieënhalf jaar Japanse bezetting al toonde, waren bereid alle beloften en welke status dan ook te aanvaarden die Japan aan het Indonesische volk voorspiegelde.

De kloof tussen houding, opvatting en daden van Soekarno en Hatta enerzijds en het volk en de pemuda anderzijds is zowel, besluit Tan Malaka, ‘een tragedie van de geschiedenis als een geschiedenis van een tragedie’. 95 Persatoean Perdjoeangan In het hoofdstuk ‘Naar de Persatoean Perdjuangan’ speelde Tan Malaka wel een rol – voor het eerst, sinds september 1945, in het centrum van de macht – hoewel die macht soms eerder symbolisch dan reëel leek en in ieder geval werd bedreigd door geallieerde en Nederlandse troepen, politici en diplomaten. Soebardjo vormde Tan Malaka’s ingang tot de Republikeinse machthebbers. Tan Malaka noemt de demonstratie op 19 september zijn idee, en doet verslag van de onwil van Soekarno en Hatta, na een Japanse waarschuwing, om de manifestatie door te zetten. Zij boden zelfs hun ontslag aan, maar bleven aan op Japans verzoek. De bijeenkomst eindigde in een anticlimax. Soekarno vroeg om kalm uiteen te gaan en riep niet op tot massa-actie. Hatta erkende geen strijder te zijn. Het was beter geweest als hij – en Soekarno – de leiding van de Revolutie hadden overgedragen aan revolutionairen en strijders. Hun weigering toestemming te geven tot acties tot verovering van wapens leidde tot verlamming, passiviteit en verwarring; zulke acties vonden slechts op lokaal eigen initiatief plaats. En Tan Malaka was zelf toeschouwer toen zo’n verzoek aan Soekarno werd voorgelegd. ‘Met bleek gelaat en zenuwachtig stemgeluid’ verbood hij het ingrijpen. Tan Malaka doet uitgebreid verslag van zijn interventie op een ontmoeting van het kabinet met Amerikaanse afgezanten, waar hij Hatta ‘corrigeerde’ en een vierpuntenplan van de Republik uiteenzette – en een vraag opriep naar zijn status en bevoegdheid. Hij noemt het aanbod de leiding van de op te richten Partai Sosialis op zich te nemen, maar hij wenste geen partijgenoot van socialisten te zijn. Bezoek aan en korte aanhouding in Soerabaja worden vermeld, en de bizarre ontmoeting met een valse Tan Malaka. Zijn conclusie vier maanden na de Proclamatie luidde dat Soekarno en Hatta niet de idealen van volk en ­pemuda belichaamden, en dat de revolutionaire krachten werden versnip95

Pendjara III:60; Jail III:94-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

855

perd in allerlei organisaties en dat misverstanden, wantrouwen en verwarring de Republik ernstig schaadden. Tan Malaka’s antwoord was de vorming van de Persatoean Perdjoeangan. Zijn overwegingen en de voorbereiding geeft hij kort aan, waarna hij de resoluties afdrukt die op het tweede PP-congres in Solo werden aanvaard, en het minimumprogram met bijbehorende ‘Keterangan singkat’ (Korte toelichting).96 Dit documentaire gedeelte wordt gevolgd door een beschouwing over ‘Het conflict tussen diplomatie en massa-actie’. In een revolutie is het moeilijk te bepalen wat namen als ‘linkervleugel’ en ‘rechtervleugel’, ‘linkser dan links’ of ‘trotskist’ echt betekenen. De geschiedenis zal oordelen welk etiket juist is, en welke groep terecht aanspraak maakte op het leiderschap van de revolutie. In de ‘tyfoon van de revolutie’ worden betrokken personen beïnvloed door eigen belangen, gevoelens en opvattingen, en door vooroordelen, haat en angst ten aanzien van hun politieke tegenstanders. Een objectief oordeel wordt zo moeilijk, en ‘ik ben waarschijnlijk zelf geen uitzondering hierop’. Tan Malaka’s oordeel was dat van ‘een feilbare mens, die gehandicapt is in zijn verdediging tegen zijn vijanden, die alle machtsinstrumenten en financiën beheersen en die er niet voor terugdeinzen valse blacklists, fluistercampagnes en grootscheepse laster tegen hem in te zetten’.97 In Indonesië ontbrak – Tan Malaka bespeelt een bekend thema – een inheemse middenklasse waardoor de tegenstelling onderdrukker-onderdrukte duidelijker en scherper was dan bijvoorbeeld in China of de Philippijnen. De lijn in Indonesië was getrokken; vriend en vijand waren bekend. Het was voor of tegen de murba. Daarbij was de eigen achtergrond niet allesbepalend – personen zonder murba-achtergrond kozen die zijde en murba liepen over naar het andere kamp. En dan legt Tan Malaka de vier meest vooraanstaande leiders van de Republik – Soekarno, Hatta, Amir Sjarifoeddin en Sjahrir – langs zijn meetlat. Zij zijn allen afkomstig uit de kleine bourgeoisie, volgden een hoge Nederlandse opleiding en werkten samen met het Nederlandse imperialisme in Linggadjati en Renville. Soekarno geniet het vertrouwen van de massa. Hij kent de psychologie van het volk en is een groot redenaar – ‘met een heldere revolutionaire filosofie, een duidelijk doel en een karakter om aan deze filosofie en dit doel vast te houden, en alle steun die het Indonesische volk hem zou verschaffen, dan zou hij nu (maart 1948) de liberator van Indonesië zijn of zijn gesneuveld als nationale held’. Maar Soekarno heeft geen duidelijk doel, bij gebrek aan een revolutionaire denkwijze en filosofie. Hij houdt niet vast aan zijn gestelde doeleinden. 96 97

Pendjara III:70-5; Jail III:109-19. Pendjara III:76-7; Jail III:121-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

856

Verguisd en vergeten

Hij aanvaardde alle weelde die Japan hem volgens vooropgezet plan opzettelijk aanbood en verloor zo zijn contact met de massa. Hij gelooft niet in de kracht van de murba en de dialectiek van de revolutie – hij is weer de kleine bourgeois en kiest de weg ‘of the least resistance’. Moh. Hatta is geen revolutionair. Hij voelt zich niet op zijn gemak als hij voor de murba staat en de murba is blij als Hatta zijn rede snel afrondt. Ik heb Hatta in de Japanse tijd herhaaldelijk horen spreken op het Gambirplein in Djakarta. Hatta is niet in staat zich in de geest van de murba te verplaatsen; hij blijft op afstand van de idealen, begeertes, wensen en mogelijkheden van de murba. Onder de intellectuelen uit de kleine bourgeoisie vindt hij gehoor, maar hij is niet in staat een vaste koers, die vertrouwen en geestdrift oproept, uit te zetten. Hij heeft er de resources niet voor. Maar daartegenover staat dat zijn ambition veel groter is dan zijn bekwaamheid. De grootte van die ambitie is evenredig aan zijn gebrek aan intellectuele diepgang. Daarom zoekt en vindt Hatta compensation in boeken, die de idealen weerspiegelen van zijn klasse, de kleine bourgeoisie. Hatta is een boekenwurm, geen kritische lezer. De nauwgezette en precieze Hatta kan in vredestijd hoog stijgen op het gebied van economie, financiën of administratie. Maar in de revolutie, vooral omdat zijn ideeën en eigenschappen ver afstaan van de murba, kan hij slechts de minst gevaarlijke weg volgen, de weg of the least resistance, in overeenstemming met die van zijn familie, uit de redelijk welgestelde middenklasse.98

Zo’n karakterschets bleef Amir bespaard. Tan Malaka ontmoette hem nooit, en wilde hem ook niet ontmoeten. Hij verweet hem het verlies van grote delen van het Republikeinse grondgebied, het afsluiten van de Renville-overeenkomst en de aanval op de Lasjkar Rakjat Djawa Barat in april 1947 – alles het gevolg van een pro-Nederlandse opstelling.99 Over Sjahrir zou Tan Malaka meer kunnen vertellen. Het komt er niet van. Sjahrir stond dichtbij de pemuda in augustus 1945, maar al spoedig maakte hij een keuze tussen massa-actie en diplomatie, tussen optrekken met de PP en overleg met de ‘dief in huis’, ten gunste van het laatste. En Tan Malaka geeft dan een verslag van Sjahrirs optreden op de KNIP-zitting in Solo van februari 1946, en al wat daar verder gebeurde – vooral op basis van Soekarni’s informatie. De terugkeer van Sjahrir als premier en de afwijzing van een PPregering ziet Tan Malaka als de scheiding tussen de eerste en tweede fase van de Revolutie: diplomatie verving massa-actie. Het gevolg was de ‘fysieke en mentale ondergang van de Republik in militair, economisch, sociaal, politiek en moreel opzicht’.100 Sjahrir begon zijn nieuwe ambtsperiode met een programma van vijf 98

Pendjara III:78-9; Jail III:124-5. Pendjara III:79; Jail III:125-6. Tan Malaka vergeet hier dat Amir in 1945 aanwezig was bij de ontmoeting van een kabinetsdelegatie met Amerikaanse vertegenwoordigers, waar Tan Malaka zich uitgebreid roerde. 100 Pendjara III:84; Jail III:132. 99

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

857

punten, waarvan de indruk werd gevestigd dat het hetzelfde was als het minimumprogramma van de PP. Tan Malaka was hierover erg boos en schreef een lange verklaring die beide programma’s vergeleek. Deze werd anoniem uitgegeven; pas in de inleiding bij de – volgens hem nog steeds actuele – herdruk van dit stuk in Dari pendjara ke pendjara onthulde Tan Malaka zijn auteurschap. In die inleiding benadrukt hij nog eens de fundamentele verschillen tussen beide programma’s, voortvloeiend uit een geheel verschillende visie op de krachtsverhoudingen in Indonesië en in de wereld, en op het Nederlandse imperialisme. Tan Malaka geloofde in de ‘bambu-runtjing-diplomatie’ met een totale boycot en guerrilla. In februari 1946 miskende de regering de democratische regels. Die hadden moeten bepalen welk program de volkssteun genoot, of eerder nog, de PP had als ware vertegenwoordiger van het volk de formatieopdracht moeten krijgen. Maar, integendeel, de regering zette geheel haar repressief apparaat in, ondersteund door laster en onwettige acties om haar tegenstanders uit te schakelen.101 Hierna volgt het lange hoofdstuk ‘Linggadjati en Renville’, een politieke uiteenzetting over beide akkoorden. Beide werden afgesloten na de Proclamatie en vormden daarom ‘een grote nederlaag en een onbegrensd gevaar voor de onafhankelijkheid van het volk en de Republik’. Na de Japanse bezetting van Indonesië en de Duitse bezetting van Nederland was zo sprake van een zelfs door henzelf onvermoede Nederlandse terugkeer. Zoetgevooisde diplomatentaal, een grote mond en loze beloften, steun van ‘bemiddelaars’ als Clark Kerr en Killearn verschaften de kans de koloniale overheersing in nieuwe verpakking te herstellen – en het was geen Indonesische diplomatieke triomf, een ‘springplank’ of ‘adempauze’. Met Linggadjati werden de Republik en de rest van Indonesië gescheiden, en de soevereiniteit van de Republik werd aangetast door de erkenning van de Nederlandse Kroon. En hij weerlegt dan de redenering dat nooit sprake is van absolute, 100% onafhankelijkheid. Als dat het geval is, is dat het gevolg van vrijwillige, bewuste en tijdelijke overeenkomsten tussen staten; Linggadjati is eenzijdig opgelegd door Nederland. Zijn verdere analyse van de relatie Nederland-Indonesië baseert Tan Malaka allereerst op de economische factor. Zolang Nederland de economie controleert, kan geen Indonesische staat functioneren. De tegenstelling tussen het Nederlandse kapitalisme-imperialisme en de gekoloniseerde Indonesische massa’s is ‘irreconcilable’. De economische macht van de Nederlandse minderheid zal nooit instemmen met de politieke macht van de Indonesische meerderheid. In de Republik dromen kleine bourgeoisie en ‘zij die zich socialisten noemen’ van een ‘gezamenlijke regering’. Dat is verraad 101

Pendjara III:85-7; Jail III:134-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

858

Verguisd en vergeten

aan de Proclamatie. Linggadjati en Renville tonen duidelijk dat de politieke relatie de economische verhoudingen weerspiegelt. Vervolgens gaat Tan Malaka over tot de bespreking van specifieke onderdelen van de akkoorden. De kern vormt artikel 14 – de erkenning van de Nederlandse bezitsrechten – en de erkenning van de koloniale staatsschuld. Het vervolg daarop is de eis van ‘rechts- en bedrijfszekerheid’ voor de Nederlandse kruideniers: om grond te pachten, water voor hun ondernemingen op te eisen, arbeiders en koelies om uit te buiten, vervoer en koelies om goederen naar de kust, naar andere eilanden en naar het buitenland te brengen. Zij willen ‘persoonlijke zekerheid’ om veilig te kunnen reizen van huis naar werk, en in hun vrije tijd naar de stad om ‘restaurants, biljartzalen, concerten, bioscopen, danszalen, cabaret’ te bezoeken, zonder vrees voor ‘extremisten’. Zij zullen met Amerikaans kapitaal nieuwe activiteiten ontplooien, grond aan de arme Javaan ontfutselen, die voor een hongerloon wordt gehuurd. Sociale wetgeving kan het internationale kapitaal niet intomen, zoals de ‘“sterke mannen”, “marxisten”, “leninisten” en “stalinisten” van Indonesië’ geloven. De uitvoering van artikel 14 leidt tot de uitholling van de Indonesische buitenlands-politieke, financiële, militaire en culturele aangelegenheden – de Republik is een Nederlandse marionet. Voor een aantal onderwerpen bekijkt Tan Malaka dan de verhouding Nederland-Republik. In zwarte tonen schetst hij de Nederlandse dominantie in in- en uitvoerzaken. Zo zal Indonesië een grondstoffenproducent blijven. Handel en buitenlandse zaken blijven onder Nederlands beheer. De financiël­e politiek zal de belangen van het kapitaal beschermen: lage heffingen op in- en uitvoer en lage lonen. De staatsinkomsten zijn dientengevolge laag en ambtenarensalarissen evenzo. Met verdeel- en heers, zoals altijd al toegepast, strekken de Nederlanders in hun ‘nuchtere realiteit’ hun handen uit naar de politieke macht. Linggadjati geeft hen alle ruimte daarvoor. Tan Malaka toetst dan de Republik aan zijn zes voorwaarden voor het bestaan van een onafhankelijke staat: grondgebied, volk, bestuur, industrie, grondstoffen en geografische positie. Voor al deze factoren bepaalt Tan Malaka een percentage van het aandeel van de Republik in het Indonesische totaal. Hij telt deze op en deelt dit door vijf (de factor bestuur waardeerde hij niet). Uit deze betwistbare berekening volgt dan dat Linggadjati de Republik terugbracht tot 20% van de ‘material’ kracht van Indonesië. Renville liet daarvan een schamele 8% over. Nederland heeft alle kans zijn koloniale status te hernemen, ‘alsof er geen 8 maart 1942, geen interneringskampen en geen Proclamatie’ was geweest. Nederland wil nog meer: een leger in Indonesië, dat kan worden ingezet als de gang van zaken niet naar Nederlandse wens verloopt. En Tan Malaka citeert de Nederlandse oppositie tegen Linggadjati en ook de gematigder

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

859

steun van Logemann, die via Linggadjati naar ‘legitimatie, pacificatie en coördinatie’ – in Nederlands voordeel – streeft. Hij kreeg niet zijn zin; minister Jonkman verbond eenzijdig ‘interpretaties’ aan het akkoord, die de Republik tenslotte stilzwijgend slikte. Zijn diplomaten gingen in de geest van ‘goodwill en menselijkheid’ verder, terwijl Nederlandse troepen een massaslachting aanrichtten in Zuid-Celebes en Republikeins gebied op Java bezetten. Nederland infiltreerde zelfs de regering, en Tan Malaka verwees naar de artikelenserie in ‘Murba’ over de ‘Lima serangkai’. De Republik lijdt onder een blokkade, Nederland verkoopt inbeslaggenomen grondstoffen, de Roepiah is slachtoffer van hyperinflatie. De Nederlanders voelden zich sterk en stelden de Republik op 27 mei 1947 een ultimatum, dat de bepalingen van Linggadjati maximaal interpreteerde, met als slot- en breekpunt de gezamenlijke gendarmerie. De Eerste Actie volgde, waarna de Commissie van Goede Diensten, met vertegenwoordigers van drie imperialistische staten, Amir Sjarifoeddin dwong tot het Renvilleakkoord. Nieuwe marionettenstaten zijn gevormd, en vijfendertigduizend man Indonesische troepen hebben vrijwillig hun enclaves in West- en OostJava verlaten. En spoedig zullen artikel 135 en 161, de exorbitante rechten en andere Nederlandse regels terugkeren die de Indonesische pers, de vergaderingen van de inlanders en ‘inheemse’ politieke partijen aan banden leggen. Als straks alle kranten, politieke organisaties en alle mondelinge en schriftelijke verspreiding van ideeën door de Nederlandse PID zijn onderdrukt, dan is voor Nederland het tijdstip aangebroken dat hijzelf toestemming geeft tot een ‘plebisciet’, of om vast te stellen dat het geheel onnodig is een ‘plebisciet’ te organiseren.102

Met zijn dertig bladzijden vormde dit hoofdstuk een lange verbeten aanklacht tegen de Republikeinse politiek die tot Linggadjati en Renville had geleid. In zijn artikelen in ‘Murba’ in maart en april 1948 leende Tan Malaka uit dit betoog en spitste dat toe op Renville. In Republikeinse gevangenschap In het slothoofdstuk keerde Tan Malaka terug tot zijn eigen belevenissen – zijn arrestatie in Madioen op 17 maart en de gedwongen rondreis langs gevangenissen in de Republik waarbij de omstandigheden per plaats sterk verschilden, en waarbij Tan Malaka een enkele maal moest vrezen voor zijn leven. Onder zulke omstandigheden vond hij houvast in zijn filosofie.

102

Dit slotcitaat in Pendjara III:119; Jail III:176.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

860

‘Ik word als vijand beschouwd en ik ben machteloos. Maar ik weet dat de waarheid aan mijn kant staat. Daarom ben ik te allen tijde gereed om standvastig alles te ondergaan wat mij overkomt.’ Dit was inderdaad de filosofie die mij al meerdere malen in tijden van gevaar kracht had verschaft. In zo’n kalme gemoedstoestand verdween meestal alle twijfel, zoals mistflarden in de zonneschijn. Soms had ik dan zelfs het gevoel dat ik kogels kon afstoten naar het hart van degene die ze afvuurde. Niet alleen voelde ik de opbruisende geestkracht als gevolg van mijn positie aan de kant van de waarheid, maar ik voelde ook een vurige vreugde omdat ik voor mijn ogen zag dat een passend antwoord werd gegeven. Ik hoop oprecht dat een andere revolutionair zo’n gevoel ook ooit heeft ervaren: een kogel, gericht op het hart van een onschuldige keert terug in de richting van waar hij werd afgevuurd.103

Toch, bij alle laster en ‘fluistercampagnes’ voelde Tan Malaka zich gesteund door ‘een verborgen kracht in dienst van de waarheid, die werd hooggehouden door een groep “unknown friendly powers”. Dit verborgen leger beschermde mij, in het geheim als gevolg van hun handicapped positie. Waar ik ook in gevangenschap werd gebracht, ik was mij altijd bewust van het bestaan van dit verborgen leger. Ik besefte dat in de maatschappij het gezegde ‘teeth for teeth, eyes for eyes’ gold. Welke daad van willekeur ook tegen ons zou worden beantwoord volgens de wet van de vergelding en terugbetaling, mogelijk met hoge rente. Het is alsof het bloed en de geest van innocent mensen een vergeldingsleger kunnen oproepen. Vele mensen kunnen hun dood onder ogen zien zonder angst, en zelfs met moed, als zij weten dat hun dood zal worden vergolden.104

Tan Malaka doet verslag zijn verhoren, voor het eerst eind 1946 – maar een concrete aanklacht kreeg hij niet te horen, slechts de belofte dat een ‘public trial’ zou volgen – een loze belofte, naar bleek. Het was voor Tan Malaka nog eens reden zijn ervaringen in Nederlandse, Amerikaanse en Britse hechtenis te beschrijven – geen public trial, geen right of asylum, geen warrant – rechten die een native niet toekwamen. De Republik was geen haar beter: geen arrestatiebevel op basis van een wetsartikel en door een bevoegd orgaan. Daarnaast werd Tan Malaka zwartgemaakt en belasterd door of met instemming van de regering. Maar de waarheid kon niet worden onderdrukt, constateerde Tan Malaka met vreugde: op 17 december 1946 werd de Benteng Repoeblik opgericht – tegen Linggadjati, voor een echt parlement en vrijlating van de politieke gevangenen. De geest van de PP leefde zo voort, zoals op Sumatra ook de naam PP bleef gehandhaafd. Maar de krachtigste ondersteuning in woord en daad voor het minimum103 104

Pendjara III:125; Jail III:184. Pendjara III:129; Jail III:189.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

861

program kwam van de Lasjkar Rakjat Djawa Barat. En Tan Malaka citeert uitgebreid het verslag in ‘Merdeka’ van de LRDB-conferentie in november 1946, in een geestdriftige, strijdlustige en opgewonden sfeer – tegen de aantasting van 100% merdeka, tegen het kabinet-Sjahrir en voor een radicaal-revolutionaire regering, en voor de vrijlating van de politieke gevangenen. Deze resoluties bevatten volgens Tan Malaka ‘historical elements’. In West-Java ook was de steun voor een volksregering en volksleger het eerst en het sterkst aanwezig. Die steun werd onderdrukt en bemoeilijkt na de ‘burgeroorlog tussen het officiële leger en de Lasjkar Rakjat’ in april 1947. En na Renville lieten de geëvacueerde TNI-troepen de LRDB in de steek, die alleen de strijd voortzette. En Tan Malaka schrijft zijn slotzinnen: Zijn de vijanden van de Persatoean Perdjoeangan, binnen en buiten Indonesië, er echt van overtuigd dat de geest van de Persatoean Perdjoeangan, uitgedrukt in het minimumprogramma in andere gebieden dan West-Java, zoals Oost- en MiddenJava en Sumatra, is verdwenen met de vervanging van de naam? Is het niet juist dat een denkrichting op een oprechte en sterke grondslag niet door kogels en gevangenissen kan worden onderdrukt? Geldt ook in Indonesië niet de maatschappelijke wetmatigheid dat het bloed en de geest van de slachtoffers in de strijd voor vrijheid van uitbuiting en onderdrukking straks het bloed en de geest zullen vormen van een nieuwe organisatie van staat en maatschappij? Hoe dan ook, na de arrestaties in Madioen en de vervanging van de naam Persatoean Perdjoeangan en bij het schatten van de kracht van onze beweging, boven en vooral ook ondergronds, nationaal en internationaal, dan twijfel ik geen ogenblik om uit te spreken: le roi est mort, vive le roi!105

Zo liet Tan Malaka tot slot blijken waar zijn sympathie lag – bij de Lasjkar Rakjat Djawa Barat. Het was openhartig, maar politiek niet zo verstandig. De LRDB had zich buiten de reguliere politieke en militaire wereld in de Republik geplaatst, en was daarom door de TNI aangepakt. Een groot deel van Tan Malaka’s aanhang, zoals in de Partai Rakjat, opereerde binnen het kader dat Djokja stelde. Een overwinning van Tan Malaka’s politieke denkbeelden werd ook binnen de Djokjase regels nagestreefd. Tan Malaka leek hiervan afstand te nemen ten gunste van buitenparlementaire actie. Het derde deel kwam nog met een bijlage. De regeringsverklaring van 6 juli 1946 over de 3-juli-coup werd in zijn geheel opgenomen, gevolgd door een ‘paar woorden’, vier bladzijden lang, van Tan Malaka. Juridisch, aldus Tan Malaka, is de verklaring, waarin politie, aanklager en rechter in één waren verenigd, van nul en gener waarde, en een schending van democratische regels. Het is een misbaksel van laster en belediging, niet 105

Pendjara III:129-36; Jail III:189-200.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

862

Verguisd en vergeten

gebaseerd op tastbaar bewijs, maar geheel op vooroordeel. Voor verdere toelichting verwees hij naar Yamins Sapta Dharma, ‘een toorts die belicht’. Op een paar punten gaat hij zelf nog nader in. Hij ontkent presidentiële ambities te hebben gekoesterd – Soekarni zou op 31 oktober 1945 Hatta hebben voorgesteld Soekarno door Tan Malaka te vervangen. Zo’n positie was overigens ook niet nodig om de Revolutie te laten zegevieren. Hij geeft zijn motieven weer om de PP op te richten; niet als wapen tegen de regering maar als een eenheidsfront met een minimumprogramma tegen het imperialisme. Betrokkenheid bij de 3-juli-coup zou geheel ingaan tegen zijn consequente geloof in massa-actie – kidnap, sabotage, ‘individual terror’ passen daarbij niet. En in dit verband verwees Tan Malaka ook naar het nog nooit ingetrokken Politieke Testament. In dit licht, zou de PP wel zeer onverstandig zijn Soekarno en Hatta te willen afzetten. Als Soekarno slechts één keer een PP-congres had bezocht, met een paar woorden daaraan zijn steun had betuigd, dan zou voor volk, PP en regering in hechte eenheid de geschiedenis van de Indonesische Revolutie heel anders zijn verlopen. De arrestaties in Madioen waren het werk van het PS-trio Amir-Sjahrir-Soedarsono, met steun van Soekarno en Hatta, om de weg naar onderhandelingen, naar Linggadjati en Renville, te openen. De Republik is zo ‘geduwd tot aan de rand van de afgrond van de koloniale overheersing’. Echter, alle ‘giftige laster heeft lichaam en geest van ons niet geraakt en keert zich tegen de afzenders ervan’.106 Samenhang Het eerste deel van Tan Malaka’s verhaal was in gestencilde vorm verschenen in juni 1948. Het tweede deel verscheen niet meer bij Tan Malaka’s leven, maar in 1950.107 Van het derde deel is in 1948 waarschijnlijk wel een gestencilde versie verschenen. Tan Malaka schreef daarvoor een voorwoord, gedateerd Djokjakarta oktober 1948. Van een verspreiding op enige schaal van betekenis is waarschijnlijk geen sprake geweest, mede door de Nederlandse aanval 106

Pendjara III:140-3; Jail III:206-10. Jarvis 1991:xiii vergist zich als zij deze uitgave dateert tussen juli en november 1948. Dit tweede deel, uitgave van Pustaka Murba in Djogjakarta, is qua drukverzorging van een niveau dat in Djokja in 1948 niet werd gehaald. Op de achterzijde van de omslag wordt als drukker Martaco in Djakarta vermeld. In 1948 was het onmogelijk om uit Djokja een drukopdracht in Djakarta te laten vervullen. En, meest doorslaggevend, in het voorwoord spreekt de uitgever van ‘wijlen’ Tan Malaka, van wie hij van plan is al zijn werk uit te geven. De uitgever kondigt aan op afzienbare termijn Madilog te zullen laten verschijnen. Dat boek verscheen in 1951. Tamin in ‘Perpustakaan dan partai’, mei 1950, p. 10, meldt dat het tweede deel ter perse is en in juni 1950 zal verschijnen. Pacific recenseerde dit tweede deel op 3 oktober 1950; daarmee is buiten kijf dat het in 1950 is verschenen. Harian Massa plaatste op 9-3-1951 een advertentie voor deel twee. 107

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

863

in december. Een aanwijzing hiervoor is dat na december de Nederlandse intelligence geen enkel exemplaar in beslag nam. Zo’n vondst zou zeker zijn gerapporteerd. Andere titels van Tan Malaka, zoals Gerpolek, werden meerdere malen geconfisceerd. Het is begrijpelijk dat Tan Malaka bij de schaarse mogelijkheden en middelen om Dari pendjara ke pendjara uit te geven de voorkeur gaf aan de verschijning van deel drie boven deel twee. Deel drie was in hoge mate actueel – Tan Malaka verdedigde zij eigen opstelling en rekende af met zijn opponenten, onder wie Soekarno en Hatta en de inmiddels uit het centrum van de macht verdreven socialistische voorlieden Amir en Sjahrir. Voor Tan Malaka zelf was tevens van groot belang dat zijn politieke filosofie, al was het maar in bekorte, maar niettemin samenhangende visie, kon worden verspreid, bij gebrek aan uitzicht op de uitgave van het omvangrijke Madilog. Volgens Jarvis vormt deel drie ‘a radical departure from the narrative approach dominant in Volumes I and II’.108 Een andere analyse van Dari pendjara ke pendjara ziet eveneens een radicale breuk. ‘[T]he writing suddenly demands that we engage with the contemporary praxis of the revolution. In other words, the implicit tense of the first two volumes, which might be described as the reflective past, is replaced by the active present.’109 ‘[A]n appeal is made to the contemporary participant in the revolution who [...] is being required to take sides.’110 ‘[T]his will no longer be an autobiography, but a political pamphlet [...].’111 Van zo’n verschil is wellicht minder sprake dan het ogenschijnlijk lijkt. Het lange theoretische openingsdeel (vijftig bladzijden) vindt zijn parallel in de inleidende hoofdstukken van deel I en verspreide passages daarna, en verklaring in het uitblijven van het verschijnen van Madilog. In zijn verslag van zijn ervaringen na de Proclamatie was Tan Malaka voor het eerst een medespeler. In de eerdere delen was hij vrijwel altijd een passant, een waarnemer en vluchteling. Hij kon verslag doen van eigen ervaringen en los daarvan zijn visie geven op politieke en sociale verhoudingen en ontwikkelingen in de landen – China, Philippijnen, Malakka – waar hij vertoefde. Voor Indonesië moest hij ook, met communistisch uitgangspunt, zo’n kader schetsen, waarbinnen de partijen en personen hun rol speelden. Daarna vulde hij dat aan met een verslag van gebeurtenissen, waar hij zelf buiten stond – zoals de Proclamatie – of in meer of mindere mate was betrokken. De verhalende stijl keert hier weer terug, maar moet soms wijken voor documentatie en polemiek, waarmee Tan Malaka zijn eigen opstelling 108 109 110 111

Jarvis 1991:xxx. Watson 2000:83. Watson 2000:84. Watson 2000:84.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

864

Verguisd en vergeten

verdedigt. De functie van Dari pendjara ke pendjara als wapen in de politieke strijd krijgt hier onvermijdelijk nadruk. In die zin vertoont het derde deel, ondanks deze diverse uitgangspunten, perspectieven en doeleinden, de nodige samenhang en logische opbouw. Het is moeilijk bij dit gegeven een betere opzet te verzinnen. Jarvis valt Tan Malaka dan ook te hard als zij ‘its relative lack of a personal narrative to balance the internal discordances and shifts of perspective’ noemt en zelfs: ‘the volume itself has more of the feel of a manuscript in preparation’.112 Dit oordeel werd ook opgeroepen door Tan Malaka’s op oktober 1948113 gedateerde ‘Voorwoord en aanvulling’. Dit laatste deel verschilt in opzet en doel van de eerdere delen. Het is gebaseerd op mijn hechtenis in de Republik en gaat over de rechtspraak. Het is daarom nogal abstract theoretisch en ook van nogal polemische toon. Er wordt ook ingegaan op vragen rond levensbeschouwing, state, Persatoean Perdjoeangan, de Indonesisch-Nederlandse onderhandelingen enzovoorts, Dat alles heeft tot doel mij te verdedigen tegen de tegen mij ingebrachte ‘beschuldiging’ (officiële verklaring van de regering van de Republik Indonesia van 6 juli 1946) en tegen de ‘beschuldiging’ waarvan wij nog in afwachting waren in maart 1948, toen dit deel was voltooid. […] Dit deel kan geen volledige verdediging bevatten. Een duidelijk geformuleerde aanklacht van ‘bevoegde’ zijde, het openbaar ministerie, is niet uitgebracht. Een duidelijke en systematische verdediging kan niet worden opgesteld op basis van een ‘aanklacht’ die nog wordt ingewacht, en waarnaar slechts kan worden gegist. Dit deel is dus niet bedoeld als verdediging, maar als materiaal voor een verdediging die nog niet, maar mogelijk zal worden uitgesproken.114

Tan Malaka vond het ‘vreemd’, dat hij als ‘leider van de coup’ niet werd aangeklaagd in het proces tegen Soedarsono en Yamin. Maar hij werd ook niet vrijgelaten. Als motief werd aangevoerd dat hij zich schuldig had gemaakt aan ‘illegale oppositie’. En dan trekt Tan Malaka alle registers open. Wat is legale of illegale oppositie in een revolutionaire samenleving? Op welke basis kunnen officieren van justitie, geschoold in het koloniale recht, aanspraak maken op een oordeel hierover? Zelfs in dat recht had vrijlating moeten plaatsvinden – volgens het rechtsbeginsel dat niemand voor het zelfde feit tweemaal kan worden berecht. Maar de rechterlijke macht liet zich gebruiken als instrument van de machthebbers. Die machthebbers zouden wegens hun lasterlijke aantijgingen moeten zijn vervolgd. Zij zouden hem 112

Jarvis 1991:xxxi. Pendjara III:iii; Jail III:6 verwijst naar de Partai Rakjat, die later Partai Murba werd genoemd. De Partai Murba werd pas in november 1948 opgericht. Het voorwoord moet daarom op zijn vroegst eind oktober zijn afgesloten, toen duidelijk werd dat het tot een Partai Murba zou komen. 114 Pendjara III:i; Jail III:3. 113

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

865

graag voor onbepaalde tijd nog vasthouden.115 Maar dankzij de brede steun die Tan Malaka bij een groot aantal organisaties ondervond kon dat voornemen niet worden gehandhaafd. Overal waar wij waren, waren onze pemuda ook, rond de gevangenismuren, zoals tijgerwelpen op zoek naar hun moeder. Iedere stap die wij deden in de gevangenis of van gevangenis naar gevangenis waren we ons er van bewust dat de ogen van de pemuda ons volgden. Welke revolutionaire veteraan, waar dan ook, zou niet in volle gemoedsrust en met vaste tred voortgaan, in het besef dat overal het gedreun van de stappen weerklinkt van de pemuda, oprecht en strijdlustig? De machthebbers kennen het standpunt van onze pemuda, en weten wie zij zijn.116

En dan noemt Tan Malaka de partijen en lasjkar die hem steunden en elkaar vonden in de GRR. ‘De steun van de GRR weerklinkt overal, en spreekt duidelijk uit, dat hij vasthoudt aan het minimumprogramma van de PP en de uitvoering van democratische regels eist door vrijlating van de politieke gevangenen.’ Op Sumatra ook genoot hij veel steun. En ook naar de Lasjkar Rakjat Djawa Barat verwijst hij weer, zelfs met een lange aanhaling uit ‘Nieuwsgier’, overgenomen uit ‘Sin Po’, waarin de nauwe relatie tussen Tan Malaka en LRDB werd benadrukt – zelfs werd deze de enige organisatie genoemd die de idealen en politieke koers van Tan Malaka na zijn arrestatie had hooggehouden. En Tan Malaka weersprak dat niet.117 Op 16 september 1948 hoorde Tan Malaka dat hij werd vrijgelaten. Er kon geen aanklacht worden geformuleerd. En voor de vierde keer – zoals hij nog even releveert – werd hij vrijgelaten zonder dat recht was gedaan. Zelfs onze Republik, ‘een rechtsstaat’, die meende een ‘motief’ te hebben om ons in Madioen te arresteren, moest tweeënhalf jaar ‘nadenken’ om een ‘aanklacht’ tegen ons samen te stellen. Toen Soekarni en ik op 16 september 1948 werden vrijgelaten uit de gevangenis van Magelang, toen was die ‘aanklacht’ nog niet geformuleerd en aan ons voorgelegd.118

Tot slot weerspreekt Tan Malaka dat hij was vrijgelaten om een tegenwicht te vormen tegen Moeso. Tan Malaka noteerde de kwetsbare punten en begane fouten van de PKI-Moeso-regering. Hij weigerde zich ondubbelzinnig uit te spreken tegen Moeso, al was het maar om zich niet door de regering te laten gebruiken.119 Tan Malaka schreef zijn autobiografie voor ‘de helden van de onafhankelijkheid nu en in de toekomst’, de pemuda en hun geestverwanten, om hen te 115 116 117 118 119

Pendjara III:i-ii; Jail III:4-5. Pendjara III:iii; Jail III:5-6. Pendjara III:iii-v; Jail III:6-8. Pendjara III:vi; Jail III:9. Pendjara III:vi-viii: Jail III:9-11.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

866

winnen voor zijn ideeën. In dat licht gezien is het boek, met al zijn verschillende invalshoeken, consequent. Er is uitleg van het marxisme, en toepassing daarvan op de geschiedschrijving van Indonesië en landen in de regio, waarin hij zich de deskundige leraar toont. Journalistieke stukken verschaffen informatie en achtergrond. In de strikt autobiografische verhalen blijven zijn persoonlijke emoties meestal op de achtergrond – in mijn overzicht zijn zij ’overbelicht’ – ten koste van zijn inzet voor het ideaal. Om de boodschap – en boodschapper – zo goed mogelijk verteerbaar te maken verschafte hij zich een indrukwekkend martelaarsaureool – opgejaagd en vastgezet door het Nederlandse, Amerikaanse en Britse imperialisme, ‘van gevangenis naar gevangenis’, hoewel deze drie gevangenschappen in totaal slechts iets meer dan drie maanden duurden. En wat dan te denken van de Republik die hem toen hij het manuscript voltooide al twee jaar vasthield? Hoe paste die Republik in die rij van drie koloniale machten? Tan Malaka speculeerde eveneens op de ‘sensatiezucht’ van zijn lezers. Zijn wonderbaarlijke ontsnappingen worden uitvergroot en hij zinspeelt op nog niet te onthullen geheimen. In dat opzicht laat hij zich inspireren door Matu Mona’s sleutelroman, die hij zei in Medan in 1942 bij toeval te hebben gekocht – maar hoogstwaarschijnlijk al in Singapore had gelezen. De roman die Matu Mona had gecomponeerd op basis van door Tan Malaka zelf aan de ‘Pewarta Deli’ in 1934 verschafte gegevens, beïnvloedde Tan Malaka op zijn beurt weer bij het schrijven van zijn levensverhaal. Zo lijkt hij meer geheimzinnigheid te handhaven dan noodzakelijk, maar of dat bewust was is nog de vraag. Geheimhouding en voorzichtigheid domineerden Tan Malaka’s tweede natuur, en ook daarmee kan zijn terughouding worden verklaard.120 De positiebepaling ten opzichte van Moskou blijft hoofdbrekens veroorzaken. Uit een rationele benadering van de relatie put Tan Malaka hoop dat hij steun, maar niet als willoze satelliet, van het internationale communistische centrum zal krijgen; als maar de juiste informatie en informanten in Moskou zouden belanden zou Moskou kiezen voor hem. Een chronisch gebrek aan informatie over de gang van zaken onder Stalin speelde Tan Malaka hierbij parten. De leiding van de Republik kreeg de volle laag. Het laatste hoofdstuk van het tweede deel zette de toon – Soekarno en Hatta als collaborateurs van de Japanse bezetter ten koste van het Indonesische volk. Daarna was er hun angst om de onafhankelijkheid uit te roepen zonder Japanse permissie. En tot slot misbruikten zij hun gezag om de massa-actie van de murba te fnuiken. En Tan Malaka stelt hiertegenover zijn alternatief: de Persatoean Perdjoeangan, die, in zijn optiek, ten onder ging door toedoen van de regering – Soekarno, Hatta en de twee linkse leiders Sjahrir en Amir Sjarifoeddin – met zijn eigen 120

Hierover ook Watson 2000:89.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

867

arrestatie tot gevolg. Hij analyseert de regeringspolitiek en doet verslag van de eigen ervaringen. Hij bekent tot slot zich het meest verwant te voelen met de LRDB, die zich buiten het Republikeinse politieke spectrum had geplaatst. Het is dan maart 1948; het boek is gereed, maar het levensverhaal niet. Het lijkt alles geschreven met het oog op een politieke herrijzenis en het werven van aanhang daarvoor. In oktober 1948, bij het schrijven van zijn voorwoord bij het derde deel, is hij vrijgelaten. Hij laat zich bitter uit over zijn gevangenschap, roemt de steun die hij krijgt, weer met een ereplaats voor de LRDB en distantieert zich van de Madioenopstand, nadrukkelijk zonder de regering te steunen. Een duidelijk alternatief wordt niet geformuleerd. Is Dari pendjara ke pendjara wel een autobiografie? En waarin vond Tan Malaka zijn voorbeeld? Een ‘echte’ autobiografie aan het eind van een leven, of na een beëindigde loopbaan is het niet – elk afronding ontbreekt. Het is eerder een politiek programma, waarbij Tan Malaka in een lange sollicitatiebrief zijn aanspraken onderbouwt om dat programma uit te voeren. Zijn politieke filosofie, de daaruit afgeleide politieke ideeën en praktijk, zijn consequente inzet hiervoor en standvastige karaktertrekken, bewezen tijdens meer dan twintig jaar vervolging en ballingschap, maken hem bij uitstek geschikt om de Republik te leiden naar een nieuwe toekomst, niet noodzakelijk als president maar wel als leraar en inspiratiebron op de achtergrond. In dit opzicht is er van een breuk tussen de eerste twee delen en het laatste deel minder sprake dan ogenschijnlijk lijkt – en ondanks Tan Malaka’s eigen zinsneden hierover. Overigens, in beide voorwoorden die Tan Malaka achteraf schreef bij de delen één en drie, brengt hij wellicht meer systeem in zijn manuscript aan, dan het in werkelijkheid bezat. Het ogenblik, de actualiteit, de omstandigheden in gevangenschap bepaalden deels de voortgang en inhoud van Dari pendjara ke pendjara en leveren de heterogene opbouw en abrupte overgangen op. Maar alle tekst staat in dienst van het uitgangspunt, en mocht op zijn minst geen afbreuk doen daaraan: bestaande aanhang behouden en nieuwe aanhang werven voor een politiek alternatief. Analyses Jarvis ziet Dari pendjara ke pendjara als ‘a primary source for the Indonesian Revolution’, zoals over de Proclamatie, het Politieke Testament, ‘strijd’ tegenover ‘diplomatie’ en de 3-juli-affaire, waaraan Tan Malaka’s selectieve en partijdige aanpak niets afdoet. Verder is het boek het eerste voorbeeld van marxistische geschiedschrijving toegepast op Indonesië, gevat in het internationale kader, en tot slot, een autobiografie. In dat laatste opzicht was het een van de eerste die een Indonesiër schreef. Zijn afwijking van de norm werd

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

868

Verguisd en vergeten

bevorderd door ‘political experience’ – zijn rijke ervaringen die tot lering konden dienen – ‘literary tradition’ – zijn Europese ervaringen en leeshonger overwonnen de Indonesische orale traditie – en ‘removal-from/continuedinvolvement in the revolution’ – zijn gedwongen verwijdering uit het politieke strijdterrein en de hoop op een terugkeer daar. Het resultaat is ‘part textbook, part reminiscence, part polemic’, ‘a precious document’ en ‘a rare glimpse into the mind of an Asian revolutionary’.121 Rudolf Mrázek schreef een zeer persoonlijke recensie van Helen Jarvis’ vertaling van Tan Malaka’s ‘monumental, moving, crazy, and wise autobiography, the warmest statement by and about Indonesia during the first fifty years of the twentieth century, and maybe the warmest statement by and about the Asian revolution during the same period’. Hij prijst haar voor haar redactiewerk en vertaling, die echter tegelijkertijd Tan Malaka onrecht doen in haar Engelse aanpassing van ‘the strangeness of his language’, met zijn eigenzinnig gebruik van Indonesisch doorspekt met Nederlandse termen, en aanhalingen uit vele andere talen. Hij was ‘a good craftsman of the revolution’, maar het was wel een onvoltooide revolutie... En Mrázek merkt ook op dat ‘appetite for work, expertness, seem the finest human qualities’, en dat gold ook voor revolutionairen, die tezamen ‘just as artisans, when gathered together, will talk about their craft’.122 W.F. Wertheim in zijn recensie plaatste Dari pendjara ke pendjara in de polemiek tussen PKI en Tan Malaka, waar Thesis werd beantwoord met Alimins Analysis, waarop Tan Malaka dan weer reageerde in zijn driedelige werk.123 C.W. Watson is de tweede auteur die Dari pendjara ke pendjara analyseert in zijn bundel Of self and nation; Autobiography and the representation of modern Indonesia. Hij onderscheidt Tan Malaka in drie rollen: ‘philosopher-statesman’, ‘romantic political exile’ en ‘idiosyncratic individual’.124 Watson somt Tan Malaka’s beeld in de ‘mythology of Indonesian nationalism’ op: ‘a Marxist, a regional hero, a constant invitation to the colonial authorities, distrusted by, yet fascinating to fellow nationalists, eventually encountering a violent death on the losing side in the struggle for nationalist legitimacy’. Zo belandde hij in de periferie van de nationalistische geschiedenis, zijn naam ‘in danger of being erased’ met ‘suppression, exclusion, and denial’ als gevolg.125 Over de opzet van Dari pendjara ke pendjara schrijft Watson: There seems to have been little planning about what was to form the content of the story, whether to follow a chronological framework, how much history to include, 121 122 123 124 125

Jarvis 1991:xliii-lvii. Mrázek 1992. Wertheim 1992. Een andere bespreking vormt Hindley 1992. Watson 2000:77, 89. Watson 2000:74.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

869

how much to turn it into a didactic work, how much of his personal history to include. In the end, by the time we get to the third volume of autobiography, any residual attempt to abide to the conventions of the genre has been abandoned. Even more frustrating is the constant suspicion that Tan Malaka is holding back on the reader. There are so many omissions, so many lacunae [...].126

Als autobiografie, waarbij het verslag van de levensloop in geleidelijke ontwikkeling uiteindelijk past en uitmondt in een voltooid patroon, voldoet Dari pendjara ke pendjara niet aan de regels. De gevangenis heeft grote waarde als symbool en metafoor, en is bedoeld om het verhaal te structureren, maar verschaft ook een fatalistische, cyclische herhaling. Dat fatalisme, dat het verhaal van Tan Malaka’s vele mislukte ondernemingen aankleeft, wordt overigens gecompenseerd door Tan Malaka’s herhaaldelijk beleden geloof in de onstuitbare dialectiek die de maatschappij als geheel op een steeds hoger niveau brengt.127 Volgens Watson, zoals al vermeld, is er sprake van een scherpe stijlbreuk in deel drie van Dari pendjara ke pendjara, maar hij wijst ook op samenhang. Hoewel Tan Malaka vooral schrijft over the experiences of exile, nonetheless he has continuously maintained a symbolic presence in Indonesia, figuring in the imagination of Indonesians as a clandestine political opponent of the Dutch, a rallying symbol, then, of sustained commitment to the nationalist cause and the idea of independence. Under these circumstances, his return to Indonesia is not a return to a political arena where he must begin, but on the contrary, is a long-anticipated return to fulfill a promise.128

En dan keert hij terug als a fitting national hero, the architect who had constructed the foundations of the revolution in his early works of the 1920s Massa actie en Naar de ‘RepubliekIndonesia’, a man of acute political understanding and perception, a pragmatist and philosopher.129

In Indonesië moest hij het opnemen tegen Soekarno – en in deel twee en drie rekent hij met hem af,130 als onderdeel van een ‘immediate political strategy’. Die politieke strategie doordesemt, meer of minder duidelijk, alle delen; Watson ziet die nadruk niet. Voor Watson is Dari pendjara ke pendjara ook een werk waarin de ‘emotional and psychological constituents of the writer and man Tan Malaka’, tot uitdrukking komen – die passages zijn niet overvloedig. Daarin komt een 126 127 128 129 130

Watson 2000:76. Watson 2000:85-7. Watson 2000:93. Watson 2000:94. Watson 2000:95-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

870

‘uniquely informed personal experience’131 tot uiting – of, in normale woordkeus, de eigen levenservaring en persoonlijke opvatting van een zelfstandig denker. The ‘idiosyncratic individual’ staat grotendeels los van de verdeling van de tekst tussen de ‘public figures’ van ‘hero-adventurer’ en ‘philosopherstatesman’, die elkaar aanvullen en versterken. De held moet ook een staatsman en politiek denker zijn. In dat laatste opzicht past hij het marxisme aan voor Indonesisch gebruik, en kiest hij voorbeelden ter uitleg uit de Indonesische geschiedenis en cultuur, zonder daarbij Minangkabau op onmatige wijze als model te gebruiken. Zijn activiteiten in en ervaringen met de Komintern waren getekend door zijn wens de eigen Indonesische omstandigheden zwaar te laten wegen.132 Zijn toenaderingspogingen tot Moskou, op enkele plaatsen in Dari pendjara ke pendjara zouden, zoals eerder, hierop zijn stukgelopen, als zijn persoon niet al besmet was geweest. Watson heeft een interessant artikel geschreven, dat een aantal aspecten van Dari pendjara ke pendjara voor het eerst analyseert. Zijn opmerkingen over de mate waarin Dari pendjara ke pendjara een autobiografie mag worden genoemd blijven nogal academisch. En tenslotte erkent hij mijns inziens onvoldoende dat Dari pendjara ke pendjara allereerst een lang politiek pamflet is, geschreven voor eigen parochie, waarin Tan Malaka zijn aanspraken op het leiderschap van de Indonesische Revolutie documenteert. Een derde auteur over Tan Malaka’s autobiografie is de Indonesiër Abidin Kusno, verbonden aan het Centre for Southeast Asian Studies van de University of British Columbia in Vancouver als Assistant Professor op de Canada Research Chair in Asian Urbanism and Culture. Een paper dat hij voordroeg in 2001 en 2002 verscheen in 2003 als ‘From city to city: Tan Malaka, Shanghai and the politics of geographical imagining’. Voor hem zijn Tan Malaka’s ervaringen in Shanghai in 1932 van essentieel belang voor diens visie op de strijd tegen het kolonialisme, en de Indonesische opstelling tegenover de Japanse bezetter en Nederland dat zijn positie na 1945 wilde heroveren. Tan Malaka werd na 1945 gezien als ‘a dangerous “political outsider”’, die met Dari pendjara ke pendjara zijn strijdervaringen voor ieder beschikbaar maakte en daarmee mede een rechtvaardiging verschafte voor zijn opstelling, vooral om de kritiek daarop van zijn vele tegenstanders te weerleggen. In het voorbeeld Shanghai houdt Tan Malaka zowel de leiders van de Republik als de pemuda een spiegel voor waarin hun tekortkomingen worden gereflecteerd. 131 132

Watson 2000:100. Watson 2000:101-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VI De autobiografie ‘Dari pendjara ke pendjara’

871

Abidin Kusno stelt onderzoeksvragen die in hun terminologie diep nadenken vergen om te worden begrepen. Hij vindt bijvoorbeeld dat Tan Malaka’s visie op de steden die hij in zijn omzwervingen aandeed weinig aandacht heeft gekregen, en ook ‘their significance in constituting the development of his geo-historical subjectivity as well as his political positions’. Daarna identificeert hij de kernbegrippen in Tan Malaka’s visie op de metropool Shanghai met veel oog voor sociale ongelijkheid, cultuurtrekken en conflict, waarbij hij zich aan de zijde stelt van de Chinese massa, van wie het verzet tegen de invloed, zoals in deze verdragshaven, van westerse imperialistische machten en Japan, grote indruk op hem maakte. Zijn schets van de parasitaire International Settlement verduidelijkt zijn positiebepaling, waartegen in de Chinese wijken en de enorme Chinese ruimte daarbuiten het verzet vorm kreeg. In de beschrijving van Djakarta tijdens de Japanse bezetting ziet Abidin een parallel met de Chinese situatie. Djakarta is als het door vreemde machten beheerste Shanghai, met collaborerende Indonesische politici, beïnvloed door de Javaanse koloniale-feodale mentaliteit. De vernieuwende kracht was te vinden buiten Java en ook onder de massa van de arbeiders als in Bajah, waar Tan Malaka als romusha-opzichter belandde. Zijn schets van Nederland en de Nederlandse mentaliteit, waarmee zijn autobiografie opende, is volgens Abidin ook gekleurd door de ervaringen in Shanghai. Zo kwam hij tot een ‘provincialisation of western imperialism’. Zijn ‘geographical imagining’ is dan de basis voor de harde kritiek op de ‘oude leiders’ en de pemuda, waarvan de eersten de slechte eigenschappen van de Hindoe-Javaanse maatschappij belichaamden, en de tweeden een ongericht radicalisme uitdroegen – een gestructureerde sociale revolutie was van beiden niet te verwachten. Zijn kosmopolitische levensloop verschafte Tan Malaka ‘a sense of transnational awakening, resistance and liberation, a geo-political imagining which could not have been obtained from spatially bounded forms of indigenous knowledge’. Los van de theorie en de terminologie, die een enigszins gewrongen relatie onderhouden met het concrete betoog van Abidin, is het onmiskenbaar dat de ervaringen in Shanghai Tan Malaka in belangrijke mate hebben beïnvloed. Maar het is aan twijfel onderhevig of de beschrijving van Amsterdam en Nederland en die van Djakarta direct tot een trits moeten worden geregen met die van Shanghai. De wijze van totstandkoming van Dari pendjara ke pendjara maakt dat minder waarschijnlijk, en ook andere invloeden spelen een rol. Maar Abidin licht in ieder geval een interessant thema uit het boek, dat een nieuwe invalshoek verschaft en tot nadenken stimuleert.133 133

Abidin Kusno 2003.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk vii

Het 3-juli-proces Laatste voorbereidingen Minister Soesanto had in de Badan Pekerdja in november 1947 toegezegd dat het procesdossier hopelijk nog die zelfde maand aan de rechter zou worden voorgelegd. Deze keer deed de minister zijn belofte gestand. De Mahkamah Tentara Agoeng (MTA, Hoog Militair Gerechtshof) meldde half december dat de procureur-generaal een deel van het dossier eind november had overgedragen. Vijf rechters bestudeerden de stukken. Een aantal van vijftien beklaagden werd genoemd, voor wie als verdedigers mr. Elkana Tobing en mr. Soeprapto zouden optreden. Namen van beklaagden werden niet genoemd. Veel publiciteit kreeg dit bericht niet; te vaak was nieuws hierover achteraf onjuist gebleken. Antara stuurde op 28 januari 1948 een bericht uit, dat wel concreet leek. De MTA had aan Rachmat Nasution, voorzitter van de Panitia Penolong Tahanan Politik, geschreven dat de zaak tegen Soedarsono en anderen die in de 3-julizaak waren betrokken op 19 februari in openbare zitting zou aanvangen in Djokja in het MTA-gebouw. De Panitia speelde een actieve rol in de organisatie van de verdediging. Hij zocht de verdedigers, coördineerde hun activiteiten, waarbij Ismail alias Hasan Sastraatmadja als secretaris optrad, en verzorgde publiciteit. In de dagen daarna werd duidelijk dat zeventien beklaagden waren gedaagd, van wie elf bij name werden genoemd: Soedarsono, Yamin, Soebardjo, Iwa, Boedhiarto, Boentaran, Soemantoro, Pandoe Kartawigoena, Sajoeti Melik, Djojopranoto en Soerjodiningrat. Het ontslag van rechtsvervolging en de vrijlating van Amin Kanapi en Mardjohan werd tevens bekendgemaakt. Aan de verdedigers werden de namen van mr. Daljono en mr. Gatot toegevoegd. Gatot leidde de advocaten. De beschuldiging luidde dat de beklaagden een poging tot omverwerping van de staat hadden gedaan. 

Merdeka, 17-12-1947. Antara, 28-1-1948, in Pacific, 29-1-1948.  Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 12-11-1980.  Antara, 30- en 31-1-1948, in Pacific, 31-1- en 2-2-1948. Een datumlijst en bronnenoverzicht van het 3-juli-proces is als bijlage aan dit hoofdstuk toegevoegd. 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

874

Verguisd en vergeten

Gerechtshofvoorzitter Koesoemaatmadja

Meer details over de aanklacht werden niet verstrekt, maar zoveel was duidelijk dat Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno niet zouden worden berecht. Een verklaring hiervoor werd niet verschaft. Samawi was in ‘Kedaulatan Rakjat’ de eerste die daarop wees. Samawi vergezelde op 5 februari de vier verdedigers – waarbij mr. Soemanang de plaats innam van Tobing – bij een bezoek aan een groot deel van de beklaagden – ‘met stralende gezichten, vol

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

875

verantwoordelijk­heidsgevoel om de onafhankelijkheid van de staat te verdedigen’. Wie kent ze niet, deze pemuda en hun inzet voor de Proclamatie, of de oude strijders als Tan Malaka, Iwa en Yamin, aldus Samawi. Hij mist drie namen in de lijst van beklaagden – Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno – terwijl toch de hele zaak bekend is als de zaak-Tan Malaka. ‘Of zij onschuldig zijn en zullen worden vrijgelaten is mij nog onbekend.’ ‘Als zij schuld hebben horen zij voor het gerecht, zo niet moeten zij snel vrijkomen, zodat zij hun energie kunnen inzetten voor de revolutie.’ In ‘Pacific’ werd dit nog sterker aangezet. Wat was er overgebleven van de beschuldigingen van de regering in haar verklaring van 6 juli 1946 over de wandaden van Tan Malaka, dat hij niet wordt berecht? Hij is niet betrokken bij de 3-juli-zaak, maar is al twee jaar gevangen. Is dat geen zwakte van het recht en willekeur? Hij wordt nu beschuldigd van ‘illegale oppositie en actie’ – zoals in de aanklacht terloops wordt genoemd – maar dat is zwak en gezocht; Indonesië is immers een rechtsstaat. Hij moet dus worden berecht of anders vrijgelaten. ‘Merdeka’ laakte het herhaalde uitstel; de redenen en de verantwoordelijke personen daarvoor kende de krant – maar de Sajap Kiri werd niet met name genoemd. Dankzij de Badan Pekerdja en het volk is die blokkade overwonnen. Nu kan de hele maatschappij eindelijk de waarheid leren kennen. Een goed verloop van het proces moet alle twijfel wegnemen over het respect voor persoonlijke rechten en wetten in de Republik. ‘Nasional’ was verheugd dat het proces begon. In het openbaar kregen de beklaagden de kans zich te verdedigen en konden de vele schadelijke geruchten worden ontzenuwd. De Republik kon hier tonen een rechtsstaat te zijn. Het blad wilde geen invloed op de rechtsgang uitoefenen en wachtte de uitkomst daarvan af. De FDR-pers keek anders tegen het proces aan. Voor ‘Buruh’ was het aanleiding vooral Tan Malaka’s acties nog eens te releveren, met de nadruk op de couppoging. Daarna gingen de intriges van zijn groep verder. Door toedoen van Sarmidi Mangoensarkoro en Maroeto Nitimihardjo zijn velen van die groep al vrijgelaten. De berechting was een politieke zaak, en was van groot belang voor recht en revolutie in deze tijd, schreef ‘Buruh’ tot slot, zonder deze uitspraak nader uit te leggen. Witarjo schreef in ‘Penghela Rakjat’ de langste voorbeschouwing. Hij wees op de krantenstukken, de ‘geheime pamfletten’ en de ‘posters’ die suggereerden dat de beklaagden onschuldig waren. Maar het was anders: het proces     

Smw. (Samawi), ‘Tenaga kuat’, Kedaulatan Rakjat, 6-2-1948. Soekarso, ‘Mengapa: Tan Malaka tidak dibawa kedepan Hakim?’, Pacific, 16-2-1948. Asa Bafagih, ‘Peristiwa Djuli’, Merdeka, 20-2-1948. N., ‘Revolusi dan hukum’, Nasional, 19-2-1948. Buruh, 18-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

876

Verguisd en vergeten

zou tonen hoe land en volk optraden tegen ‘personen die duidelijk waren ingegaan tegen de wetten van de revolutie’, tegen ‘reactionaire politieke opvattingen’. Witarjo vatte nog eens uitgebreid samen hoe Tan Malaka en zijn aanhang met de Pari in 1945 een complot hadden gesmeed om Soekarno te vervangen, hoe de Persatoean Perdjoeangan met zijn laster de regering had zwartgemaakt en het volk verdeeld, en hoe tenslotte met geheime actie uit Tawangmangoe tot een coup was opgeruid, die dankzij de Sajap Kiri was voorkomen. Een verhaal dus van ‘geweld, intriges en fluistercampagnes’ dat verdeeldheid zaaide met mooie, onuitvoerbare leuzen. Dat was ‘landverraad’, dat niet naar ‘juridisch-staatsrechtelijke’ maatstaven moest worden berecht, maar volgens de wetten van de revolutie en dan was de zwaarste straf op zijn plaats. De titel van de bijdrage liet ook geen twijfel over: ‘Leg de zwaarste straf op aan landverraders!’10 Op de campagne voor vrijlating van de beklaagden ging deze krant een dag eerder al in. Die actie werd gesteund door partijen die toen sympathie koesterden voor de coup, en die nu in de regering zetelen. En, suggereerde de schrijver, als dat zou leiden tot vrijlating van de verdachten, zouden de tegenstellingen in de maatschappij scherper worden, met mogelijk ernstige gevolgen.11 De aanklacht was inmiddels aan de beklaagden en hun verdedigers uitgereikt, maar werd pas publiek toen Antara haar samenvatte bij de opening van het proces. De zeventien beklaagden werden nu alle genoemd; de zes die ontbraken waren Moh. Saleh, Soerip Soeprastijo, Marlan, Chaerul Saleh, Adam Malik en Ibnu Parna. De drie laatstgenoemden waren voortvluchtig. A.K. Joesoef zou apart worden berecht, terwijl ook de zaak van Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno afzonderlijk zou worden behandeld. Tot de zeventien opgeroepen getuigen behoorden Hatta, Soedirman, Amir en Soekiman. Vier verdedigers werden genoemd, terwijl Yamin zijn eigen advocaat zou zijn.12 De aanklacht was gedateerd op 28 januari 1948. Aan alle zeventien werd ten laste gelegd dat zij een ‘aanslag [hadden] ondernomen met het oogmerk om omwenteling teweeg te brengen’ (Wetboek van Strafrecht artikel 107), daartoe hadden aangezet, of behulpzaam waren geweest (artikel 110). In een opsomming van negen punten werd dit toegelicht, van de avond van 2 juli toen ‘een poging om Soedirman te beïnvloeden, opdat hij bij Soekarno zou aandringen op een wijziging in vorm en samenstelling van de regering, was mislukt’ tot ‘de onwettige poging tot verandering in vorm en samenstelling 10

Witarjo, ‘Djatuhilah hukuman seberat-beratnja kepada Pengchianat2 Bangsa!’, Penghela Rakjat, 19- en 20-2-1948. 11 S.K., ‘Pemeriksaan peristiwa 3 Juli’, Penghela Rakjat, 19-2-1948. 12 Antara, 19-2-1948, in Nasional en Kedaulatan Rakjat, 19-2-1948; Penghela Rakjat, Moerba en Pacific, 21-2-1948. Hatta werd niet gehoord, maar zou volgens Iwa Kusuma Sumantri 1963:150 een schriftelijke verklaring hebben afgelegd die door de voorzitter werd voorgelezen. In verslagen en vonnis wordt nergens hiernaar verwezen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

877

van de regering’ door Soekarno te dwingen de vier maklumat te ondertekenen. En verder werden daarbij de bevrijding van de arrestanten uit Wirogoenan, de kidnappoging van Amir, de mobilisatie van de lasjkar, Soedarsono’s telefonische opdracht opdat ‘Tan Malaka en zijn geestverwanten, leiders van de Persatoean Perdjoeangan, die op basis van diverse beschuldigingen, onder andere het voeren van illegale oppositie en actie, sinds midden-1946 door de regering werden vastgehouden’ naar Djokja zou komen, en de tekst van de vier maklumat aangehaald. Zes van hen – Soedarsono, Yamin, Soebardjo, Iwa, Boedhiarto en Boentaran – werd subsidiair ten laste gelegd, dat zij op 29 juni 1946 hadden overlegd en een aantal stukken samengesteld die aan Soedirman waren overhandigd; stukken die eveneens binnen de termen van de ‘aanslag tot omwenteling’ vielen. Hierna was Soedirman aangezet hun plannen te steunen. Dezelfde zes hadden op 27 juni 1946 hun gezag of aanzien gebruikt om A.K. Joesoef aan te zetten of uit te lokken tot de ontvoering van Sjahrir. Soedarsono en Yamin werden gezamenlijk beschuldigd van de onrechtmatige vrijlating van hun in Wirogoenan opgesloten medestanders, en Soedarsono werd ten laste gelegd dat hij Joesoef had bevolen Amir te ontvoeren.13 In de aanloop naar het proces stuurde de politiecommandant een codetelegram aan alle politieposten in de Djokjase regio om te zijn voorbereid op ‘gebeurtenissen’.14 De opening Op 19 februari was het dan eindelijk zover. De opkomst van het publiek was enorm; veel te veel om tot de zaal van zeven bij twintig meter in het MTAgebouw aan de Setjodiningratan, waarin de zitting plaatsvond, toegang te verkrijgen. Met de rechters, aanklager en hun staf, de beklaagden en hun advocaten, en verder vertegenwoordigers van regering, Badan Pekerdja en partijen, en ook nog pers, onder wie twee buitenlanders, en familieleden van de beklaagden bleef er niet veel ruimte over. Het publiek – volgens ‘Murba’ duizenden sterk – werd onrustig toen het buiten moest blijven. De opening van de zitting werd vervolgens uitgesteld tot buiten twee luidsprekers waren geïnstalleerd. De bewaking werd versterkt.15 13

De aanklacht in SV 1948:57-64. Kepala Kepolisian Negara RI aan alle Kepala Kepolisian Keresidenan, z.d., in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. 15 Kedaulatan Rakjat, 19-2-1948; Overzicht, p. 20, no. 3, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. Een verzoek ter zitting van Gatot om naar een grotere zaal uit te wijken werd afgewezen (Merdeka, 21-2-1948). De ‘duizenden’ belangstellenden in Murba, 23-2-1948. De luidsprekers en de ‘duizenden’ ook in Wirjono Prodjodikoro 1974:26-7. 14

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

878

Verguisd en vergeten

Het gebouw waarin het proces plaatsvond, met drie naamborden: Kedjaksaan Agoeng – Kedjaksaan Tentara Agoeng, Kantor Polisi Djokjakarta – Bg. Laloe Lintas dan Ekonomi [Afdeling Verkeer en Economie], Mahkamah Agoeng – Mahkamah Tentara Agoeng.

Op een goede plaats zaten de stenografen van de Panitia Tahanan Politik die een woordelijk verslag maakten van het proces. Het uitgewerkte verslag werd dagelijks gestencild en verspreid, dankzij de faciliteiten van Antara.16 Met anderhalf uur vertraging kon om 10.30 uur het proces worden geopend door voorzitter Koesoemaatmadja, die van alle zijden respect zou oogsten 16

Interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 12-11-1980. ANRI, Kejaksaan Agung dan Kejaksaan Agung Tentara (1945-1949), no. 88 bevat zes van zulke verslagen van de Panitia, die daarna zijn opgenomen in SV.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

879

voor zijn verstandige en evenwichtige leiding.17 Hij domineerde het zittingsverloop; zijn mederechters beperkten zich tot een enkele vraag, nadat hij de beklaagden en getuigen had verhoord. Die mederechters waren de jurist Wirjono Prodjodikoro, jongere broer van minister van justitie Soesanto Tirtoprodjo, en drie hoge militairen: Sukono Djojopratiknjo, Didi Kartasasmita en Sukarnen Martodikusumo. Procureur-generaal mr. Tirtawinata, tevens luitenant-generaal, vertegenwoordigde het openbaar ministerie. Als griffier trad op mr. Subekti.18 Volgens Wirjono had Koesoemaatmadja hem als mederechter aangewezen.19 In formele zin was hij natuurlijk door de president benoemd. De militaire rechters werden ook door Soekarno aangewezen. Didi Kartasasmita’s benoeming was gedateerd op 14 februari 1948, minder dan een week voor het proces begon.20 Didi was door Koesoemaatmadja gevraagd; van hem werd verwacht dat hij, na zijn officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, deskundig was op het gebied van militaire rechtspraak en wetgeving. De luchtmachtofficier Sukarnen werd niet als een groots wetskenner beschouwd, Sukono werd gezien als een aanhanger van Amir Sjarifoeddin.21 Yamins excepties De voorzitter las de aanklacht voor, waarop Yamin het woord kreeg. Hij droeg 17 excepties aan, op grond waarvan het proces niet ontvankelijk was en de MTA zich, naar zijn oordeel, onbevoegd zou moeten verklaren. 1.

2.

Rechtspraak ‘in naam van de Republik’ is niet meer mogelijk, sinds bij de akkoorden van Linggadjati en Renville de soevereiniteit van de Republik was overgedragen aan het Nederlandse staatshoofd. Hij tekende hierbij aan dat zijns inziens de beklaagden wel konden worden ontslagen van rechtsvervolging ‘in naam van het Indonesische volk’. Soekarno en Hatta waren niet beëdigd volgens de regels van de Grondwet. Hun besluiten daarna, onder andere ten aanzien van de MTA, waren daarom niet rechtsgeldig en de MTA dientengevolge onbevoegd.

17

Kedaulatan Rakjat, 19-2-1948. Slechts Iwa week hiervan af. Hij betreurde het optreden en de uitspraken van de voorzitter in hoge mate (Iwa Kusuma Sumantri 2002:265-6). 18 Antara, 20-2-1948. 19 Wirjono Prodjodikoro 1974:26. Dit autobiografische boekje gaat verder nauwelijks in op het proces, evenmin als zijn biografie (Umar 1983). 20 Tatang Sumarsono 1993:219-20, 229. In deze opgetekende autobiografie gaat Didi slechts in algemene termen in op het proces (pp. 224-30). Didi was door verwantschapsbanden verbonden aan Iwa. 21 Interview Didi Kartasasmita, Djakarta, 28-10-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Het Gerechtshof. Van links: Sukarnen, Sukono, procureur-generaal Tirtawinata, Koesoemaatmadja, Wirjono Prodjodikoro, Didi Kartasasmita en griffier Subekti.

VII Het 3-juli-proces

3. 4.

5. 6.

881

De MTA is niet tot stand gekomen volgens door Grondwet en parlement gestelde wettelijke regels, maar volgens Nederlands-Indisch recht. De MTA baseert zich mede op het Herzien Inlandsch Reglement in plaats van het Reglement voor de Strafvordering, hetgeen strijdig is met de Grondwet, terwijl het Herzien Inlandsch Reglement al in 1941 buiten werking werd gesteld. Het koloniale Wetboek van Strafrecht, dat wordt gehanteerd, is strijdig met Proclamatie en Grondwet, die binnen zes maanden na de Proclamatie nieuwe wetgeving vereisten. De artikelen 107 en 110 van dit Wetboek zijn in de Republik niet meer geldig.

In zijn excepties 3 tot 6 betoogt Yamin dat met de Nederlandse capitulatie in 1942 en de Japanse nederlaag in 1945 ook de wetgeving van beide machten ongeldig werd. De herinvoering van de Nederlandse wetgeving geschiedde op onwettige wijze. Bovendien zijn artikelen als 107 en 110 strijdig met de staatsvorm van de Republik en bedoeld om de Oranje-monarchie te beschermen. Is het rechtvaardig, aldus Yamin, dat voormannen in de revolutie worden berecht op basis van koloniale en fascistische regels? 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

Het heringevoerde Nederlandse Wetboek van Strafrecht was in juni en juli 1946 (nog) niet van gelding. Er is geen sprake van een juridische zaak, maar van een politiek geschil, van revolutionairen die zich voor 100% onafhankelijkheid inzetten, tegenover collaborateurs met Nederland. De Grondwet stelt als eis dat wetten in het Indonesisch moeten zijn gesteld; dat is nu niet het geval. De uitspraken van uitvoerende (regering) en wetgevende (parlement) macht over de 3-juli-zaak zijn strijdig met de scheiding der machten (trias politica). Na de aanhouding zijn de regels wat arrestatiebevelen en termijnen betreft geschonden; de hechtenis is onwettig. Twaalf beklaagden zijn parlementslid en zouden immuniteit van vervolging moeten genieten. Een berechting zou door het parlement zelf moeten plaatsvinden. De aanklacht bevat vele fouten in feiten en data en is daarom nietig. In feite was op 3 juli sprake van uitoefening van het petitierecht, en niet van een ‘omwenteling’. De feitelijke beklaagden zouden de leden van de kabinetten-Sjahrir en Amir moeten zijn, die zich schuldig maakten aan ‘diplomatiek landverraad’. Hun niet-vervolging is een schending van het Grondwetbeginsel van de gelijke positie voor de wet van ieder individu.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

882

Verguisd en vergeten

16. Het recht op een tijdig en openbaar proces is geschonden; de arrestaties zijn op illegale wijze geschied. Yamin en Soedarsono verklaren zich verantwoordelijk voor de gebeurtenissen rond de petitie; de andere vijftien zouden van betrokkenheid daarbij moeten worden vrijgesproken. 17. De acties van de zeventien zijn democratische acties ter defensie van de onafhankelijkheid, de Proclamatie en de Grondwet. Tot slot vroeg Yamin de MTA zich onbevoegd te verklaren en de zaak als niet ontvankelijk of nietig aan te merken, alle beklaagden in vrijheid te stellen, de staat de kosten van de zaak te laten betalen en schadevergoeding uit te keren aan alle beklaagden.22 ‘Murba’ zag Yamins excepties als ‘roffelslagen’, die met gejuich werden begroet door de aanwezigen in en buiten de rechtszaal. ‘Het rookgordijn’ over de 3-julizaak ‘werd weggeblazen door de wind’. Om ieder zelf te kunnen laten oordelen, drukte de krant de hele tekst af. Zo kan ieder oordelen wat de ware betekenis was van ‘rechtsstaat, revolutie, reactionair, eenheid, Front Nasional, Sajap Kiri en trotskist’ en wie de naam ‘trotskist’ echt verdient.23 ‘Suara Publik’ was genuanceerder: speelde Yamin Yamin met zijn juridische bezwaren niet Nederland in de kaart, dat eveneens de soevereiniteit van de Republik ontkende? En zijn eerste exceptie was in dat verband wel erg ‘grof’ (Nederlands). Anderzijds was het niet rechtvaardig dat een Nederlands Wetboek van Strafrecht werd gehanteerd.24 22

Yamin 1957:297-319; SV 1948:65-83. In hun geheel ook in Murba, 22-, 23- en 27-2-1948. Ook Kedaulatan Rakjat, 20-, 21- en 23-2-1948 en Penghela Rakjat, 24-2-1948. Pacific besteedde geen enkele aandacht aan Yamins excepties; dat lijkt geen opzet, maar een redactionele fout. 23 Murba, 23-2-1948. 24 ‘Siapa jang benar’, Suara Publik, no. 15, 23-2-1948. Het commentaar viel in twee delen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

883

De reactie van Tirtawinata Tirtawinata kreeg op 23 februari de kans op Yamins excepties te reageren. Hij signaleerde allereerst inconsequenties. Yamin beriep zich op parlementaire onschendbaarheid, maar zijn benoeming door een onbeëdigde president was in feite niet rechtsgeldig. En als hij het Nederlandse Wetboek van Strafrecht niet erkende, hoe kon hij dan voorstellen de ministers Sjahrir en Amir volgens datzelfde Wetboek te berechten? Dit niet zo hoge niveau van discussie werd gevolgd door opsomming van punten waarbij Yamin de ‘nuchtere realiteit’ uit het oog had verloren. Dat gold voor exceptie no. 1, maar ook voor zijn eisen aan de rechtsgang in een bedreigde, jonge natie. Op 3 juli 1946 gold nog wijdverbreid het revolutionaire recht. De heftige reacties van het volk vroegen om de daders ‘tegen de muur [te] plaatsen’. Dankzij president Soekarno werd dit verhinderd en een justitieel onderzoek ingesteld. Door gebrek aan mankracht, een grote werklast, de ingewikkeldheid van de zaak en de Nederlandse militaire actie had dat lang geduurd. Tirtawinata was van oordeel dat tien van Yamins zeventien excepties in feite die naam niet verdienden. Bezwaren tegen de aanklacht dienden in de rechtszaak zelf te worden behandeld (nos. 8, 13, 14, 16 en 17). De excepties 12 en 15 spraken Yamins eigen voorkeur uit; no. 1 had geen invloed op het proces en was een politieke uitspraak; nos. 10 en 11 zouden door de MTA moeten worden overwogen. De ‘echte’ excepties weerlegde Tirtawinata met beschouwingen waarin Yamins visie met data, wetsteksten uit Nederlandse en Japanse tijd, overgangsregelingen en interpretaties werd bestreden (excepties nos. 2, 3, 4 en 7). No. 5 kon formeel worden afgewezen, omdat de overname in aangepaste vorm was geschied, waarbij artikelen waren geschrapt en van ‘koloniale geur’ geen sprake meer was. En over de artikelen 107 en 110 uit het Wetboek meende Tirtawinata dat deze ook pasten in de Republik, die een ‘stable’ en sterke regering wenste. Op exceptie no. 9 over de Indonesische taal had de procureur-generaal geen juridisch verweer. Hij vond hem ‘vergezocht’; de consequentie zou zijn dat elke misdaad onbestraft zou moeten blijven. De politieke situatie van de Republik verklaarde het verzuim. Kortom, de zeven ‘echte’ excepties waren ongegrond en dienden, in zijn visie, te worden afgewezen.25 Hierna vroeg mr. Gatot tijd voor overleg tussen verdedigers en beklaagden. Daarna vroeg hij twee dagen uitstel ter voorbereiding van een antwoord op Tirtawinata’s uiteen, ondertekend door respectievelijk B.A.S. en Sa. 25 SV 1948:84-91. Ook in Nasional, 24-2-1948; Buruh, 24- en 25-2-1948; Kedaulatan Rakjat, 23-, 24- en 25-2-1948; Murba, 28-2-1948; Pacific, 24-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

884

betoog. Hij kondigde ook aan de militaire rechters te zullen wraken. Met enige tegenzin – hij had liever geen tijd verloren – stemde de voorzitter in met Gatots verzoek. Op deze tweede dag was de publieke belangstelling minder groot dan bij de opening.26 Yamins repliek Op 26 februari was het weer de beurt aan Yamin, voor wie een paar dagen voldoende waren om een repliek op te stellen, die van half negen tot één uur, met een half uur pauze, door de rechtbank werd aanhoord. Hij zette meteen de toon: het antwoord was ‘zeer triest, vol fouten, onbegrip en wantrouwen’, gebaseerd op de onzuivere bron van het Nederlandse koloniale recht. Kortom, na studie van het antwoord, meende Yamin met de woorden ‘opportunistisch, simplistisch en irreëel’ de weerlegging van de procureurgeneraal te kunnen omschrijven. Irreëel was bijvoorbeeld diens apologie van de lange duur van het onderzoek, zonder een woord van begrip voor het lot van de bijna twee jaar vastgezette politieke gevangenen, met zelfs een verwijt over hun klachten daarover. Simplistisch de verwijzing naar ‘tegen de muur’ in een sfeer die door de regering zelf door haar verklaring van 6 juli 1948 was uitgelokt. Opportunisme was het onderscheid in behandeling van Yamin en zijn groep en het duo Sjahrir-Amir. Voor Yamin de 17 excepties besprak, wenste hij de achtergrond van de zaak te bespreken: de politieke koers die volgde uit de Proclamatie. Yamin en zijn geestverwanten hielden daaraan vast; tegenover hen stonden de gevaarlijke groep die een compromis met de vijand wenste, de Nederlandse agressor buiten de Republik en een vijfde kolonne van ‘NICA-inlanders’, NICA-agenten en ‘gecamoufleerde Indonesiërs’. De verklaring van 6 juli 1946 was valse voorlichting, en ‘vergif’ voor het volk. En concludeert hij, niet een aantal personen werd opgepakt, maar de ‘Proclamatie zelf werd gearresteerd en zwartgemaakt’. De politieke koers die volgde uit de Proclamatie was die van een Republik Indonesia die zijn onafhankelijk bestaan had geproclameerd, en in zijn Grondwet daarvan de uitwerking formuleerde. Maar die Grondwet was uitgehold door overgangsbepalingen die recht en regels van Nederland en Japan herinvoerden. En Linggadjati en Renville vormden ‘het galgentouw dat de nek van de constitutie wurgde’. Vervolgens besprak Yamin zijn excepties, die hij alle als afzonderlijke excepties handhaafde, niet in samenhang zoals Tirtawinata ze behandelde. Diens bezwaren werden uitgespeld, ontleed en afgewezen, in bloemrijke 26

Murba, 28-2-1948 (Antara); Pacific, 24-2-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

885

en agressieve bewoordingen. Op de eerste exceptie bijvoorbeeld reageerde Yamin met een lange verhandeling over de volkssoevereiniteit, met citaten van staatsrechtdeskundigen als L. Oppenheim en Antoine Pillet. De derde exceptie, waarop Tirtawinata uitgebreid was ingegaan – zijn ‘torpedo’ had afgeschoten – hield Yamin overeind. Tirtawinata’s bezwaren waren ‘zo licht als katoen in de wind’, zoals Yamin in een koorddans van wetten, data en overgangsrecht betoogde. Voor de vierde exceptie gold eveneens dat de weerlegging ‘zeer licht, zwak en niet “steekhoudend” was’, en dat Yamins en Tirtawinata’s argumenten zich verhielden als ‘blanketpoeder tot witkalk’. Yamin noteerde hierbij ook nog dat als het Herzien Inlandsch Reglement inderdaad zou gelden, dat alle regels daarin over arrestatiebevel en hechtenistermijnen waren geschonden. De vijfde exceptie – over het Wetboek van Strafrecht dat uit de koloniale periode was overgenomen – was door Tirtawinata ‘met goedkope, magere, oppervlakkige en zwakke argumenten’ bestreden. Dat wetboek bleef ‘antinationaal en antirevolutionair’ en was juridisch ongeldig. Dat alles was het gevolg van het ontbreken van ‘codificatie, van nationale en revolutionaire “rechtsschepping”’, waardoor de Republik ‘in de afgrond van de anarchie in wetten en staatsregeling’ was gestort. En met de geschiedenis van de artikelen 107 en 110 van het Strafwetboek (zesde exceptie) wilde hij nog eens aantonen dat deze artikelen slechts dienden ter bescherming van de Nederlandse monarchie. Zijn achtste exceptie onderbouwde Yamin nog met een verwijzing naar de periode voor 3 juli 1946. Yamin en zijn geestverwanten zaten al sinds 17 maart vast, louter op basis van een politiek verschil van mening, dat in een onoverbrugbare tegenstelling de verdedigers van de Republik stelde tegenover de nastrevers van een compromis met Engeland en Nederland. Met slinkse methoden slaagden de machthebbers er in die hechtenis te verlengen, ondanks het volksverzet ertegen dat heel goed het onderscheid zag tussen ‘goud en geelkoper’. Yamin vond Tirtawinata’s beroep op de strijd om lijfsbehoud van de Republik om te verklaren dat de wetgeving nog niet in het Indonesisch beschikbaar was (exceptie 9) misplaatst – alsof de juristen aan het front stonden. Aan de ontoelaatbare beïnvloeding door regering en parlement van de meningsvorming over de 3-juli-zaak (exceptie 10) voegde hij nog een aantal voorbeelden toe. Dan volgt een verslag van de omstandigheden van zijn arrestatie en vasthouding ‘zonder arrestatiebevel, zonder opgave van redenen, door onbevoegde instanties en onder valse voorwendselen’. Na drie maanden hechtenis was nog niet meegedeeld wat de verdenking inhield en had geen enkel verhoor plaatsgevonden. De arrestatie op 3 juli 1946 – nota bene in ‘het paleis van de president van een democratie, in de “White House” van de Republik Indonesia’ – geschiedde op presidentieel bevel, zoals vroeger

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

886

de gouverneur-generaal zijn exorbitante rechten uitoefende. De uitvoerende macht arresteerde de groep-Yamin op politieke gronden, buiten openbaar ministerie en politie om. Dat alles was onwettig en nietig. Daarna bleken de politieke gevangenen rechteloos te zijn. Zij werden verhoord en geprest tot allerlei verklaringen, zonder te weten waarvan zij werden beschuldigd. Ook hun vrouwen en kinderen werden verhoord en onder druk gezet en kregen zelfs huis- en stadsarrest. De regeringsverklaring van 6 juli 1946 maakte hun positie in de gemeenschap nog moeilijker. Er werd wel gezegd dat de vasthouding bedoeld was als verzekering tegen externe bedreiging, blijkbaar, aldus Yamin, als opsluiting door de Kempeitai of in een concentratiekamp. Van een status als politiek gevangene (tahanan politik) was ook geen sprake – zij waren ‘vogelvrijverklaarden’, waarvoor geen termijnen en regels golden. Voor de wet waren zij dood. Zij waren blijkbaar tawanan politik, gedetineerden die onder de hoede vielen van een Panitia Tawanan Politik, die buiten het rechtssysteem om, en zonder wettelijke basis, alle zaken ten aanzien van de 3-juli-verdachten regelde. En die regeling was beneden peil. De gevangenen werden als pakketjes heen en weer geschoven, van de ‘speciale’ behandeling waarvan de minister in de BP sprak hadden zij nooit iets gemerkt. Materiële verzorging en benadering waren als die van de veroordeelde geïnterneerden. Toen het justitiële onderzoek eindelijk begon – in augustus 1946 – werd niet gezegd waarvan de arrestanten werden verdacht. Hun verhoren leverden ‘honderden getikte bladzijden, vol met sprookjes, onvoldragen verslagen, politieke beschouwingen pro en contra’ op, maar geen enkel concreet onderzoeksresultaat op basis van een wetsartikel. Dit alles schond alle rechtsbeginselen, zoals overal ter wereld onderschreven. In een oud Javaans rechtshandboek Pepakan Tjeribon (1768) vond Yamin een passend citaat: Het recht moet zijn als de volle maan die de duisternis verlicht, als het stromend water, dat alle vuil in zijn weg wegspoelt, als de bloem die een zoete geur verspreidt, als de wil Gods, die leugen van waarheid scheidt.27 Bij exceptie 15 – de niet-vervolging van Sjahrir en Amir, als schending van het gelijkheidsbeginsel – zette Yamin hun verkwanseling van de 100% onafhankelijkheid nog eens uitvoerig uiteen. Alle reden dus om hen volgens artikel 121 van het Wetboek van Strafrecht te vervolgen: ‘Hij die eene hem van Regeeringswege opgedragen onderhandeling met eene buitenlandsche mogendheid [...] opzettelijk ten nadeele van den staat voert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren’. Bij exceptie 16 ging Yamin in op de rol van Tan Malaka bij de 3-juli-zaak. Volgens de regeringsverklaring van 6 juli 1946 was sprake van een coup door Tan Malaka, maar na al 27

Ontleend aan Hazeu 1905:52.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

887

een toespeling van de minister van justitie hierop in de BP in begin 1947, werden Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno niet in de aanklacht betrokken, maar hun niet-betrokkenheid leidde niet tot hun vrijlating. De verklaring van 6 juli schaadde dus Tan Malaka en zijn lotgenoten, maar ook Soedarsono en zijn medebeklaagden die werden afgeschilderd als instrumenten van Tan Malaka. Tot slot zette Yamin nog eens uiteen dat de Grondwet een 100% onafhankelijke staat tot stand bracht, een eenheidsstaat voor geheel Indonesië – daarover kon geen enkel misverstand bestaan. Hier was ook sprake van een absoluut recht voor het volk van Indonesië. En Yamin citeerde Jefferson in de beroemde passages uit de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Yamin was er van overtuigd dat de MTA zijn excepties zou aanvaarden. Het gevolg van de aanvaarding van onze excepties door het Gerechtshof zal zijn dat wij spoedig zullen worden vrijgelaten, in overeenstemming met de uitspraak van de voorzitter op maandag, dat de maatschappij de oplossing van dit conflict dat de gevoelens en gedachten schokt zeer van node heeft. Wij zijn bereid zijn oplossing met onze volledige vrijheid te aanvaarden op basis van de eerste exceptie, hoewel bij zo’n oplossing onze naam nog bezoedeld blijft door de laster en politieke propaganda over ons gedurende bijna twee jaar. Het volk heeft ons al gerehabiliteerd en de politieke geschiedenis van die twee jaar heeft ons in het gelijk gesteld. Wij zijn bereid zo’n uitspraak te aanvaarden, omdat wij al eerder van oordeel waren, dat de politieke conflicten waarin wij zijn betrokken niet volledig kunnen worden opgelost door tussenkomst van het strafrecht. Als integendeel alle excepties worden afgewezen zijn de gevolgen qua omvang en intensiteit op dit ogenblik moeilijk te schatten. Het onderzoek van deze zaak in de voortgezette rechtszaak na afwijzing van alle excepties zal alle geheimen van links en rechts openbaren, zal alle beleidsdaden van de Republik op de meest uitgebreide wijze in de openbaarheid brengen, de goede en de stinkende, omdat dat nodig is in het belang van waarheid, rechtvaardigheid en de verdediging. Dit alles, hoe het ook zij, welke weg wordt gevolgd, de eerste of de tweede, wordt overgelaten aan de wijsheid van de rechters. Er is geen derde weg; echt niet. Wij wachten op de wijze uitspraak van de rechters. Niet alleen de beklaagden, maar ook het volk wachtte op die uitspraak, die zou weerklinken in de wereld; in Manilla, Bangkok, New Delhi, Egypte, Mekka, Moskou, Washington en Lake Success [waar de Veiligheidsraad bijeenkwam] zal duidelijk worden dat de Indonesische Revolutie nog niet ten einde is, nog niet dood is, maar nog voortgaat, en dat in de Republik Indonesia een revolutionaire oppositie bestaat en een vastbesloten revolutionaire inzet voor de verwezenlijking van 100% onafhankelijkheid in de gehele Indonesische archipel.

En met ontroering, en los van het eigen lot, herdacht Yamin tot besluit de tienduizenden slachtoffers van de revolutie, die lijf en goed hadden geofferd. En dan leest hij voor het ‘Lied van de politieke gevangenen’, zoals dat op de muur werd geschreven van een cel, en zoals dat werd gezongen – drie coupletten en een refrein. Het riep op tot voortgaande strijd, tot standhouden

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Het publiek buiten het Gerechtshof Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

889

voor het moederland, dat zeker zal zegevieren. Yamin gaf de melodie erbij – hij zal het niet hebben gezongen; dat zou in de pers zijn vermeld.28 Yamin sprak ‘met zachte, ritmische stem’, met nadruk waar dat paste, en werd vol aandacht aanhoord. Toen Yamin afsloot met ‘Merdeka’ reageerde het publiek – honderden sterk – met ‘Tetap [altijd] Merdeka’ en applaus. Tirtawinata moest ‘Hoes’ roepen om de rust te laten terugkeren.29 Diverse malen veroorzaakte Yamin hilariteit in zijn spot tegen Tirtawinata. Koesoemaatmadja moest met ontruiming dreigen om de zaak kalm te houden.30 De voorzitter over de excepties Op 4 maart antwoordde Koesoemaatmadja op Yamins excepties. De interesse was minder, wellicht omdat de luidsprekers niet werkten.31 Hij besprak ze in een betoog van anderhalf uur één voor één. Bij de eerste gaf hij meteen een antwoord op een principiële grondslag van Yamins redeneringen. De Proclamatie was ‘niet meer en niet minder’ dan de uitspraak van het Indonesische volk dat het een 100% onafhankelijke staat wilde vormen, en daarvoor wilde strijden. In de praktijk bleek dat Nederland zich daartegen verzette, en dat de Republik grote problemen ondervond in zijn strijd. De historische omstandigheden moeten worden gewogen – een oordeel dat door Linggadjati en Renville de Republik zijn soevereiniteit heeft verloren is onzijdig en onjuist. De Grondwet was geschreven voor normale omstandigheden, met een land in vrede. In een buitengewone situatie als nu gelden buitengewone maatregelen. Overmacht en noodrecht zijn dan uitwijkmogelijkheden. Dat gaat ook op voor de regel dat binnen zes maanden na het oorlogseinde wetgeving diende plaats te vinden. Los van een terecht beroep op overmacht geldt hier ook dat sprake is van een streefdatum en geen fatale datum. Daarmee waren in feite ook de volgende zes excepties voor een groot deel beantwoord: noodrecht gold, de zes-maanden-termijn gold niet en Yamin 28

SV 1948:93-137; Yamin 1957:324-85. In de pers: Patriot, 1-, 2- en 3-3-1948 (dit waren de laatste van vijf afleveringen; de eerste twee heb ik niet gevonden), Penghela Rakjat, 28-2, 1-, 2-, 3- en 4-3-1948 (Antara); Buruh, 26-, 27-, 28-2- en 3-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 26-, 27-2, 2-3 en 3-3-1948; Nasional, 27-2-1948. Murba, 28-, 29-2- en 1-3-1948 bevat een integrale weergave van Yamins repliek, maar hoewel een vervolg werd aangekondigd, breekt de reeks af na de derde aflevering, nadat eenzesde deel was afgedrukt. De omvang van Murba was te gering voor Yamins woordenvloed. Een samenvatting van de rest van Yamins betoog bleef eveneens uit. Pacific, 27- en 28-2-1948 drukte delen van Yamins betoog af. 29 SV 1948:137. Het aantal bezoekers in Overzicht, p. 21, no. 5, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. 30 Pacific, 27-2-1948 (Antara, 26-2-1948). 31 Overzicht, p. 21, no. 5, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

890

Verguisd en vergeten

had de overgangsbepalingen bij de Grondwet verkeerd uitgelegd. Voor de overname van het Wetboek van Strafrecht, gezuiverd maar grotendeels van Nederlandse herkomst, golden redenen van utiliteit en praktische zin. Artikelen als 107 en 110 zijn in alle landen in de wetboeken te vinden, en dus niet contrarevolutionair. Bij exceptie 8 bevestigde de voorzitter dat de MTA zich niet zou begeven in een politieke discussie, maar slechts zou beoordelen volgens het strafrecht of de artikelen 107 en 110 van toepassing waren, en op basis daarvan zou vonnis worden gewezen. Het onwettige gebruik van de Nederlandse taal (exceptie 9) was te billijken in de huidige omstandigheden, waaraan Koesoemaatmadja nog toevoegde dat het gebruik van de Nederlandse taal nog niet het gebruik van de Nederlandse ‘geest’ inhield. Exceptie 10 werd afgewezen omdat de scheiding van machten pas opging nadat een zaak onder de rechter was. Tot dan toe stond het de regering vrij om, binnen het kader van de wet, zich in die zaak te mengen. Over Yamins protest tegen de onwettige wijze van aanhouding en vasthouding liet de MTA-voorzitter zich behoedzaam uit. De overheid had het recht om in het vooronderzoek personen aan te houden om te bepalen of zij verdachte of getuige waren. Het resultaat van het onderzoek en de wijze waarop werden later beoordeeld door de rechtbank. Wellicht waren er vergissingen en fouten begaan door de betrokken ambtenaren. Dat zou kunnen leiden tot hun vervolging, en de nietigverklaring van door hen voorgebracht bewijsmateriaal. Dit juist moest de rechtbank vaststellen. De parlementaire immuniteit (exceptie 12), die niet in de Indonesische wet is te vinden, zou nooit gelden voor strafrechterlijke vergrijpen. De fouten in de aanklacht (exceptie 13) werden afgewezen als van ondergeschikt belang gelet op de hoofdbeschuldiging. Exceptie 14 werd afgewezen. De MTA juist moest uitspraak doen of sprake was van een petitie of een staatsgreep. Exceptie 15 had, naar het MTA-oordeel, geen betrekking op de te beoordelen zaak. Als Sjahrir en Amir in hun officiële hoedanigheid de strafwet hadden overtreden, zou de rechter hen moeten beoordelen. De rechtbank hield zich slechts bezig met de voorgelegde aanklacht en beklaagden. Met Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno en hun lot had de MTA daarom geen enkele bemoeienis. Ook het beleid van de procureur-generaal in de voorbereiding van de aanklacht stond buiten discussie. De laatste exceptie werd afgewezen, om dezelfde reden als exceptie 14. Koesoemaatmadja ging serieus in op de excepties, en weerlegde ze zakelijk. Denigrerende termen ontbraken, maar de conclusie was duidelijk – alle excepties werden afgewezen. Het is opvallend dat in zijn verhaal geen enkele verwijzing te vinden was naar argumenten en systematiek van Tirtawinata. Hij bewaarde zo zijn onafhankelijke positie en distantieerde zich

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

891

van Tirtawinata’s polemische bestrijding.32 Na deze lange uiteenzetting sprak Koesoemaatmadja zich uit over nog een formeel-juridisch bezwaar. Na Yamins lange rede van 26 februari kwam mr. Gatot aan het woord die de drie militaire rechters wraakte. In de bestaande wetgeving was daarvoor volgens Gatot geen grond te vinden, maar de politieke achtergrond van het proces motiveerde hem tot zijn verzoek. Didi Kartasasmita, die zich apolitiek noemde en slechts als militair-sec standpunten innam, was degene die buiten de Panglima Besar om met veel geweld optrad tegen de Lasjkar Rakjat in West-Java. Didi staat dus tegenover de lasjkar en het volksverzet tegen de Nederlandse bezetting. Om die reden verwachtte Gatot niet de vereiste ‘neutraal-objectieve’ opstelling in een politiek geschil, zo nodig mede ook omdat geen hoger beroep mogelijk was. Sukono Djojopratiknjo stond dichtbij de Sajap Kiri, die in zijn pers recent, met voorbijgaan aan alle regels van fatsoen, had opgehitst tegen de beklaagden. Bovendien onderhield hij nauw contact met Amir Sjarifoeddin, een getuige à charge in het proces. Van hem kon niet de nodige objectiviteit en onbevooroordeeldheid worden verwacht. Wat hem en Sukarnen Martodikusumo betrof twijfelde Gatot aan hun juridische en militaire kennis, en dientengevolge aan hun rechtmatige plaats in de MTA. Ook hierbij gold dat zijn wraking niet op de wet kon worden gebaseerd, maar op ‘general principles of justice and equity’. Als teken van goede wil, en om het verwijt van vertraging te ontzenuwen, stelde Gatot voor dat de drie militaire rechters zich zouden terugtrekken. Hij had dan alle vertrouwen in het oordeel van de twee overgebleven rechters.33 Koesoemaatmadja wees Gatots verzoek af. Hij ging wel in op de ‘general principles’ van Gatot. Didi Kartasasmita deed in zijn actie tegen de Lasjkar Rakjat slechts zijn plicht in opdracht van de regering; Gatots argumenten waren niet aan de orde. Sukono’s mogelijke relaties met de Sajap Kiri en Amir betekenden niet dat hij geen objectief oordeel kon vellen. Voor Sukono en Sukarnen was geen juridische kennis vereist; aan hun militaire kennis behoefde niet te worden getwijfeld. 32

SV 1948:1-16. Deze afwijzing door Koesoemaatmadja van Yamins excepties werd uitgegeven als extra-uitgave van het blad voor de staatspolitie Bhayangkara in april 1948. Dit was, aldus het blad, bedoeld ter voorlichting van de lezers over een rechtszaak waarvan de gang van zaken wellicht onduidelijk was. Het weekblad Mimbar Indonesia drukte Koesoemaatmadja’s reactie in zijn geheel af: ‘Kedaulatan Republik, kedudukan Mahkamah Tentara Agung dan Kedjaksaan Tentara Agung’, Mimbar Indonesia 2-14(3-4-1948):2-3, 2-16(17-4-1948):6-7, 2-17(24-4-1948):8-9, 2-19(8-5-1948):10-2. Verder in Murba, 5-3-1948 (Antara); Buruh, 4- en 6-3-1948; Penghela Rakjat, 5-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 4-3-1948. De Panitia Tahanan Politik gaf dagelijks een volledig verslag uit van het proces. De eerste drie afleveringen waren verkrijgbaar bij Pacific, met de netto-opbrengst voor de Panitia, aldus een advertentie in Pacific van 3-3-1948. De verslagen van de Panitia zijn grotendeels gebundeld in SV; zie hierover de bijlage bij dit hoofdstuk. 33 SV 1948:138-40; Yamin 1957:320-3. Ook geheel in Murba, 29-2- en 1-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

892

Hierna sloot Koesoemaatmadja de zitting nog niet. Met gebroken stem, met ontroerd gevoel, zijn ogen vol tranen, zei mr.dr. Koesoemaatmadja onder andere dat hij de beklaagden nog als strijdmakkers beschouwde, ook nu de plicht die hem was opgedragen door staat en recht vereiste dat hij optrad zoals de regering had gewenst. Het proces over de 3-juli-zaak werd door hem ervaren als een zware geestelijke strijd en hij vroeg daarom aan verdedigers en publiek om goede trouw om zijn taak nog niet zwaarder te maken dan nodig was. In het belang van het welzijn van de staat en een waarlijk rechtvaardig vonnis, hoe zwaar ook, zou hij altijd de rechte weg volgen, die door het recht was bepaald.

Over Yamins verklaring dat hij zonodig alle geheimen zou onthullen in het proces als alle excepties zouden worden afgewezen zei de voorzitter dat hij daartegen geen bezwaar had, en hij vroeg de inhoud van al deze geheimen bij de rechtbank voor te brengen mits deze natuurlijk van belang waren voor het proces. Slechts als duidelijk zou zijn dat de onthulling van deze geheimen de openbare orde zou verstoren of de belangen van de staat in gevaar zou brengen, zou het proces met gesloten deuren worden gevoerd.34 Hierna wilde de voorzitter de zitting verdagen tot de volgende dag. Gatot kreeg echter nog de kans een verklaring af te leggen. Hij protesteerde krachtig tegen de afwijzing van de excepties, en deed vervolgens een appèl op een hogere rechter dan de MTA, het ‘rechtvaardigheidsgevoel van de murba’. Op dit ogenblik liet Koesoemaatmadja zijn hamer vallen en was de zitting gesloten. Gatots verklaring werd hiermee afgebroken.35 De eerste fase van het proces De eerste fase van het proces was hiermee afgesloten. Een eerste balans kon ook worden opgemaakt. Na drie zittingen waren Soekardi, de ‘Murba’-verslaggever, drie zaken opgevallen. Tan Malaka, altijd zwartgemaakt als drijvende kracht achter de coup, was vrij van elke betrokkenheid daarbij. Maar hij is nog niet vrij: worden nieuwe beschuldigingen of nieuwe valse motieven gezocht om hem vast te houden? Verder was Soedarsono de drijvende kracht achter de acties in het paleis, waar hij optrad zonder militaire macht achter zich. Tenslotte, Yamin betoogde met kracht dat sprake was van argumenten van een politieke, geen strafrechtelijke zaak. Soekardi was trots op het openbare, onpartijdige verloop van de rechtszaak, waardoor iedereen nu kon weten wat deze duistere zaak werkelijk inhield. En dat betekende dat de aan34 35

SV 1948:17; ook in dezelfde geest in Antara, 4-3-1948. SV 1948:17.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

893

klagers de beklaagden werden – deze ware schuldigen aan de verwording van de revolutie zouden zich moeten verantwoorden voor de rechtbank.36 Soemanang, die zich om onbekende redenen op 4 maart terugtrok als verdediger,37 schreef in zijn krant ‘Nasional’ al even eerder een voorzichtig commentaar. Niet politieke motieven, maar rechtsoverwegingen moesten het oordeel van de rechtbank bepalen. Het paste niet op dit oordeel vooruit te lopen. De MTA moest in alle onafhankelijkheid tot zijn vonnis kunnen komen, en zou zo de zware taak hebben een belangrijke bijdrage te leveren aan de rechtsvorming in een revolutionaire overgangstijd. Nu al een straf voorzeggen, komt dichtbij een fascistische denktrant en schaadt de democratische rechtspraak.38 Asa Bafagih onderschreef in ‘Merdeka’ Soemanangs opvatting. Hij had de zitting van 26 februari bijgewoond, waar Yamin zijn repliek uitsprak. Het paste in de krachtmeting tussen de ex-collega’s Yamin en minister Soesanto. Op de MTA rustte de zware taak een uitspraak te doen; de regering moest de wijsheid opbrengen om het conflict op te lossen. Het mocht ook niet lang duren; er werd gehoopt op een uitspraak na ongeveer twee maanden; het gevaar dat het proces geschillen zou verscherpen was niet denkbeeldig. Er bestond veel sympathie voor de beklaagden, maar Yamins excepties oogstten ook kritiek. Voor het verloop van het proces was er lof: ordelijk, correcte politie en strenge leiding. Ieder erkende de eerlijkheid en het gezag van Koesoemaatmadja. De pers kon ook ongestoord met de beklaagden spreken, die er gezond en verzorgd uitzagen: Yamin had een snor gekweekt, Soebardjo zweeg vooral, Pandoe en Djojopranoto maakten grapjes, Soemantoro en M. Saleh glimlachten, Soedarsono zat in uniform met zijn rangtekens.39 Yamins optreden verbaasde ‘Siasat’ niet. ‘Zijn bekwaamheden als advocaat waren beroemd, aan de capaciteiten van zijn grote verstand twijfelt niemand.’ Wel was het blad teleurgesteld over Yamins ontkenning van de soevereiniteit van de Republik; daarmee kon Nederland garen spinnen. Hij deed hiermee zijn naam van Indonesische Mirabeau geen eer aan, of zei hij dit alles uit lijfsbehoud?40 De PAM stelde ook een rapport op over deze eerste ronde van het proces. 36

Soekardi, ‘Kesan dari Mahkamah Tentara Agoeng’, Murba, 29-2-1948. Moerba, ‘Podjok’, Murba, 2-3-1948 schreef ook dat Yamins excepties vele mensen de ogen had geopend. 37 Antara, 4-3-1948. Soebagijo 1980b:140-1 schreef in zijn biografie van Soemanang slechts zeer beknopt en in algemene termen over het 3-juli-proces. Hij meldt louter dat Soemanang geen honorarium vroeg voor zijn verdedigerswerk. 38 Sg. [Soemanang], ‘Hukum dlm Negara RI demokratis’, Nasional, 26-2-1948. 39 Asa Bafagih, ‘ Mengikuti pemeriksaan Peristiwa Djuli’, Merdeka, 4-3-1948. In soortgelijke zin: S. Tirtosiwojo, ‘”Formeel jurylid” contra “reeel praktis”’, Soeara Rakjat, 6-3-1948. 40 ‘Pengadilan atas Yamin cs.’, Siasat 2-52(29-2-1948):2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

894

Na Yamins exceptie was de massa geschokt en groeide de twijfel aan de regering. Het antwoord van de PG nam dit deels weer weg; ook de publieke interesse daalde. Men vond dat Yamin te veel eiste. Zijn dreigement geheimen te onthullen viel slecht. De belangstelling buiten de politieke geestverwanten was gering. Er zou dan ook geen couppoging volgen; wel was er kans op een politieke moord.41 Soedarsono’s verhoor Op 5 maart werd Soedarsono als eerste verhoord. Koesoemaatmadja stelde de vragen en Soedarsono antwoordde, meestal in niet meer dan een paar zinnen. Zijn politiële en militaire loopbaan en de ingewikkelde militairbestuurlijke verhoudingen in Djokja werden doorgenomen, waarna stap voor stap de gang van zaken in eind juni en begin juli 1946 aan de orde kwam. Soedarsono erkende de opdracht tot ontvoering van Sjahrir te hebben gegeven, waarbij hij als reden opgaf dat het antwoordvoorstel [in reactie op Nederlandse voorstellen] naar mijn mening schadelijk was voor de staat’. De voorzitter: ‘En dat is voldoende reden voor arrestatie?’ Soedarsono: ‘Volgens mij wel’. Voorzitter: ‘Wij moeten als staatsburgers denken. Een arrestatie moet in een rechtsstaat worden verricht door een bevoegd orgaan. De arrestatie van personen moet losstaan van politieke zaken. In de wetten dient te staan: politieke meningsverschillen moeten niet kunnen leiden tot arrestatie.’ Soedarsono: ‘Daarover heb ik ook niet veel ervaring.’ Voorzitter: ‘Wat arrestaties van personen betreft heeft de rechter de plicht te onderzoeken opdat zo duidelijk mogelijk wordt, en pas nadat er voldoende bewijs is te beoordelen, of uw optreden onder een bepaald artikel of hoofdstuk van het Wetboek van Strafrecht valt, of niet.’ Soedarsono: ‘Ik vertrouw in de rechtvaardigheid van rechter en recht. En de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt is vanzelfsprekend gericht op het zoeken van waarheid en onwaarheid. Als mijn optreden inderdaad verkeerd was en al vastgestelde regelingen overtrad, dan moet ik worden gestraft en zal ik dat zeker aanvaarden.’42

Soedarsono kon zich een aantal dingen niet precies herinneren, en geconfronteerd met zijn verklaringen in het proces-verbaal, zei hij dat daarin veel was veranderd. Hij had deze versies wel ondertekend, maar niet gelezen.43 De voorzitter bleef zoeken naar Soedarsono’s motieven om op eigen initiatief de ontvoering van Sjahrir te bevelen, louter omdat hij dat als ‘staatsbelang’ zag. Waarom overlegde hij niet daarover met Soekarno of Soedirman? 41 42 43

Overzicht, p. 21, no. 4, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. SV 1948:21-2. SV 1948:25.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

895

Soedarsono beriep zich op algemene uitlatingen van Soedirman en Soekarno hierover. Verder verwees Soedarsono naar steun van Soedirman, die hem mondeling had bevolen de arrestanten in Wirogoenan te bevrijden en met hen naar Soekarno te gaan om naar de reden van hun arrestatie te vragen en kracht bij te zetten aan een verzoek tot politieke heroriëntatie. De MTA was de hele dag in zitting; toen Soedarsono tot slot een verslag van zijn ervaringen in de gevangenis wilde voorlezen, vond de voorzitter, die ‘geduldig en soepel’ leidde, het genoeg en verdaagde hij de zitting naar de volgende dag. De PAM noemde Soedarsono’s antwoorden ‘zeer lachwekkend, als van een klein kind’ die hilariteit bij het publiek wekten.44 Een geprikkelde voorzitter zette op de nieuwe dag Soedarsono onder druk over de onjuiste processen-verbaal, die Soedarsono naar zijn zeggen te kort voor de rechtszitting ter inzage kreeg om aan te geven waar de foute passages waren opgenomen. Dat laatste bestreed nu Koesoemaatmadja; zijn naam als eerlijk rechter kwam zo in het geding. Soedarsono irriteerde hem ook toen deze hem aansprak – opzettelijk? – als ‘edelachtbare voorzitter’. Die titulatuur uit vroeger tijden was ongepast in de Republik.45 Bij andere vragen naar Soedarsono’s motieven beriep deze zich op de buitengewone situatie, de revolutie die in gang was, op de instemming van Soedirman met zijn optreden. Na de vragen van Koesoemaatmadja’s mederechters kreeg procureur-generaal Tirtawinata zijn beurt om hem te verhoren maar in afwijking van de gewoonte, gebruikte hij die gelegenheid om te schelden op de beklaagde in uiterst heftige en scherpe bewoordingen. Deze uitzonderlijke aanval van de procureur-generaal bracht de hele zitting in opschudding, alsof alle aanwezigen het gevoel hadden dat de opstelling van de procureur-generaal onjuist en ontijdig was. Die algemene opschudding beïnvloedde ook de stenografen [van de Panitia Tahanan Politik] zodat hierover slechts een niet woordelijk verslag kon worden openbaargemaakt, inclusief de protestreactie van verdediger mr. Gatot op de houding van de procureur-generaal. De procureur-generaal zei onder andere, terwijl hij probeerde het optreden van Soedarsono tijdens de eerste verhoren te imiteren (waar hij aan zijn snor draaide... terwijl men nu Soedarsono ziet zonder snor), dat Soedarsono verwaand was, en niet wist hoe zich te gedragen tegenover de procureur-generaal. Het leek er op dat Soedarsono zich toen nog als divisiecommandant beschouwde. En nota bene, zei de procureur-generaal, bestaat de beklaagde het te beweren dat het procesverbaal van de officier van justitie vals is. In zijn verweer tegen de beschuldiging van Soedarsono dat het proces-verbaal vals is zegt de procureur-generaal dat hij een ambtenaar is die deskundig is in het opstellen van processen-verbaal en meer dan acht jaar ervaring heeft. Aldus de aanval van de procureur-generaal op de beklaagde Soedarsono, die omstreeks twintig minuten duurde, en waarbij de 44 45

Overzicht, p. 21, no. 5, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. SV 1948:45-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

896

voorzitter twee maal er op wees dat de procureur-generaal slechts vragen diende te stellen over nog door de beklaagde onduidelijk gelaten onderwerpen. Het is ook nodig te vermelden dat de procureur-generaal de Panglima Besar verdedigde tegen de verklaring van Soedarsono dat de Panglima Besar Soedarsono opdracht gaf de politieke gevangenen uit de cel te halen en een verzoek aan de president tot een kabinetsverandering naar voren te brengen.46

Het Antaraverslag meldde dat volgens Tirtawinata Soedarsono zijn ondervragers ‘intimideerde’. In zijn defensie van Soedirman noemde Tirtawinata het tegenstrijdig dat Soedarsono bij de ontvoering van Sjahrir eerst als ‘hoge autoriteit’ het bevel hiertoe gaf, maar dit later voor een initiatief van A.K. Joesoef poogde te laten doorgaan. Hij vroeg hierover niets aan Soedirman, maar deed dat even later wel bij de vrijlating van de politieke gevangenen uit Wirogoenan. En Tirtawinata ging verder. De Panglima Besar zou zich nooit mengen in zo’n vrijlating – dat was een civiele zaak. Bovendien was hij toentertijd in Solo en Wirogoenan was in Djokja. Koesoemaatmadja moest zijn hamer hanteren en de procureur-generaal er aan herinneren dat hij een ‘vriendschappelijke sfeer’ in de rechtszaal wenste.47 Tirtawinata had zich tot een gemakkelijk mikpunt van Gatot gemaakt. Hij had vergeten dat de tijd voor een requisitoor nog niet was aangebroken. Zijn schelden, kwetsende woorden en persoonlijke emoties waren geheel misplaatst. Gatot protesteerde scherp en vroeg de voorzitter een herhaling te voorkomen. En Gatot voegde daar, uit ‘tientallen’ jaren ervaring, aan toe dat hij nog nooit een lid van het openbaar ministerie niet had zien opstaan, als teken van respect voor de rechtbank, als hij het woord kreeg – en Tirtawinata bleef blijkbaar zitten.48 Na een zitting van drie uur – ‘nogal gespannen’, volgens Pacific – kon de voorzitter om 11.30 uur de hamer laten vallen – en de gemoederen laten bekoelen. Hij had ook geen zin om Soedarsono zijn celervaringen te laten voorlezen; dat moest hij maar opnemen in zijn verdedigingsrede.49 Yamins verhoor Op 8 maart verscheen Yamin voor de MTA. De opkomst was matig; buiten de zaal hadden zich slechts negentig toehoorders verzameld.50 Yamin was ongebroken na de afwijzing van al zijn excepties. Zakelijk, systematisch maar ook strijdlustig gaf hij uitgebreid zijn overzicht van de politieke ontwikkelin46 47 48 49 50

SV 1948:54. Antara, 6-3-1948. SV 1948:54. Antara, 6-3-1948; Pacific, 8-3-1948. Overzicht, p. 22, no. 7, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

897

gen in de Republik sinds de oprichting van de Persatoean Perdjoeangan, met zijn bittere interpretatie van de politieke koers van Sjahrir en Amir. Voor een flink deel had Yamin zijn verhaal op papier gezet. De voorzitter liet hem deze stukken voorlezen, en stelde aanvullende vragen, waar hij dat nodig vond. Tekenend voor de sfeer was de pauze die moest worden ingelast toen Yamin in zijn bloemrijke formulering, en met herhaling als stijlfiguur, de offers van pemuda en murba op het slagveld stelde tegenover de inhoud van Sjahrirs akkoord met Nederland. Vervolgens: ‘Omdat de voorzitter van de rechtbank, de aanwezigen en de beklaagde Muhammad Yamin zeer ontroerd waren en tranen vergoten bij de gedachte aan de waarachtige gevoelens van deze helden van de onafhankelijkheid, schorste de voorzitter de zitting voor een half uur pauze’.51 Daarna vertelde Yamin onder meer wat hij Soedirman tegen Soedarsono had horen zeggen, tot besluit van hun ontmoeting in Solo, in de nacht van 2 op 3 juli. Yamin bevestigde dat Soedirman opdracht gaf bij de president aan te dringen op een regeling voor de politieke gevangenen en verzoeken moest om een kabinetswisseling. Ook zei Soedirman onder geen enkele omstandigheid naar Djokja te zullen komen.52 Van 9 tot 14.15 uur was Yamin ondervraagd: zijn verhaal was nog niet klaar en zou de volgende dag worden voortgezet. Koesoemaatmadja opende met vragen over Soedirmans uitlatingen, die Soedirman rechtstreeks bij de 3-julizaak betrokken. De voorzitter vroeg waarom deze informatie ontbrak in het proces-verbaal. Yamin verklaarde, dat hij ondanks beloften daartoe, nooit de eindversie van het proces-verbaal ter fiattering had ontvangen. Zijn verklaring nu diende als de juiste versie te worden aangemerkt.53 En na nog een serie vragen over de verklaringen van de dag tevoren, ging Yamin verder met een uitvoerige verantwoording van de door hem opgestelde maklumat. Daarna werd hij ondervraagd over de manuscripten die hij in Tawangmangoe schreef. Tot slot stelden ook de andere rechters vragen. Yamin nam zijn kans waar om deze op hun nummer te zetten. Hij weigerde vragen te beantwoorden, die al eerder waren gesteld. Daarover zei hij: ‘Wij moeten er samen voor waken dat verhoren voor dit “Supreme Court” op een goed niveau plaatsvinden’. Koesoemaatmadja liet dit onweersproken, maar gaf Yamin gelijk in zijn weigering te antwoorden. En ook de procureur-generaal kreeg zo’n reactie. Zijn verklaringen in het proces waren juist; de procureur-generaal moest zelf maar nagaan waarin zij verschilden van het proces-verbaal. Hij was niet van plan in herhaling te treden. Deze koele, bewust onbeleefde reacties van Yamin zullen Tirtawinata 51 52 53

SV 1948:153; ook Antara, 8-3-1948. SV 1948:160. SV 1948:169-71.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

898

de lust hebben benomen meer te vragen. Voor Yamin was om 15.40 uur – de zitting was om 9.10 uur geopend – het verhoor voorbij.54 Hij kon zich gaan voorbereiden op zijn verdedigingsrede. Verdere verhoren Soebardjo was aan de beurt op 10 maart. Hij trok in eerste instantie vierhonderd belangstellenden, van wie er na een regenbui nog maar veertig terugkwamen. Dat had wellicht ook zijn reden in de gedweeë opstelling van Soebardjo – menigeen in de zaal dutte in.55 Het werd een beschaafde dialoog tussen twee juristen, waarin Soebardjo zakelijk verslag deed van zijn rol in de gebeurtenissen – voor de perstribune voor een groot deel onverstaanbaar. Zonder terug te komen op zijn algemene afkeuring van het regeringsbeleid, nuanceerde Soebardjo wel de scherpe kantjes daaraan. Over zijn uitlating ‘ik deins niet terug voor een coup d’état’ (Nederlands), zei hij tegen de voorzitter: Die door het Hoofdparket neergeschreven bewoording is te beperkt om mijn bedoeling duidelijk te maken. In het algemeen geldt dat ik tijdens het verhoor door het Hoofdparket mij onder druk gezet voelde door de nogal suggestieve vraagstelling. Dus mogelijk heb ik deze bewoordingen gebruikt, maar ik verklaar hier dat alle antwoorden waren gebaseerd op mijn overtuiging, dat het door het kabinet-Sjahrir gevoerde beleid afweek van de doelstelling van onze revolutie, dat ‘alles wat ze doen is op een verkeerd spoor’. De bewoordingen in het proces-verbaal vertolken mijn gevoelens van toen, en wat ik in gedachten had.56

Iwa, Boedhiarto en Boentaran volgden en deden hun verhaal, waarbij zij de betekenis van het overleg in huize Boedhiarto ietwat afzwakten en hun rol op 3 juli als nogal passief voorstelden, zonder daarbij overigens de feiten geweld aan te doen. Er zijn slechts enkele sfeerreportages bewaard gebleven over het procesverloop. De journalist D.S. deed na afloop van de verhoren verslag. De wegen nabij het gebouw van de MTA worden door volledig bewapende politie bewaakt. Iedere bezoeker, ook de journalisten, moeten over een toegangsbewijs beschikken. De kleine zittingsruimte kan slechts ongeveer honderd bezoekers bevatten. Aan de achterzijde bevindt zich een lange tafel met een groen laken. Als de zitting begint roept de parketbeambte elke dag in een zwart uniform met das, met luider stemme: ‘Saudara, u wordt verzocht niet te roken, de zitting gaat beginnen’. Vervolgens komen met forse tred [de leden van het Hof, de griffier 54 55 56

SV 1948:197-9. Overzicht, p. 22, no. 7, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. SV 1948:211.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

899

en de procureur-generaal] binnen. Zij gaan ‘gewichtig’ [Nederlands] zitten achter de groene tafel op grote stoelen. De verdedigers, mr. Gatot, mr. Daljono en mr. Suprapto zitten voor de tafel, terwijl de stenografen naast de verdedigers een plaats hebben. De beklaagden komen binnen, zij knikken met hun hoofden naar de rechtbank. Een officier van de militaire politie roept luid: ‘Toon uw respect voor het edelachtbare hoofd van het Hoge Militaire Gerechtshof’. Alle aanwezigen staan op en buigen. Daarna gaat iedereen zitten. De voorzitter gebruikt zijn hamer. Het onderzoek begint. De sfeer wordt kalm en rustig. Iedereen is ernstig zolang de zitting duurt, bovendien is het alle aanwezigen verboden te roken. Anders dan bij rechtszittingen vroeger spreekt de voorzitter de beklaagden aan met Saudara; zo ook gebruiken de beklaagden tegenover de voorzitter deze aanspreekvorm. Onder de beklaagden trekt tijdens de zittingen mr. Yamin mijn aandacht. Hij is ten allen tijde vastberaden en toont zijn moed, hoewel hij telkens bij het begin van de zitting heel diep buigt. Hij is er klaarblijkelijk van overtuigd dat al zijn daden niet fout waren. Zijn beschuldigingen aan het kabinet-Sjahrir dat Sjahrir een geheime diplomatie ­voerde en diplomatieke, militaire en politieke akkoorden afsloot met Archibald Clark Kerr en dr. Van Mook worden door Yamin met stemverheffing en vol overtuiging uitgesproken. Daartegenover kon hij in tranen uitbarsten, toen hij ontroerd raakte door de gedachte aan de duizenden slachtoffers onder de pemuda, die hun laatste adem uitbliezen voor het vaderland, terwijl het kabinet-Sjahrir volgens Yamin in die tijd geen politiek voerde die in overeenstemming was met de wil en vastbeslotenheid van een volk in revolutie. Yamin zou Yamin niet zijn, aldus ’Nasional’, als hij niet vasthield aan zijn 17 excepties. Yamin is behalve politicus, ‘orator’, ‘dramateur’ ook historicus, auteur, jurist en vroeger docent aan de Sekolah Tinggi Islam. Hij is een vereerder van Tan Malaka. Yamins essay over Tan Malaka maakte zijn verering openbaar, als leerling aan leraar, die hij beschouwt als groot van geest en streven en groot in zijn politiek. Van de beklaagde Soedarsono is voor mij duidelijk dat hij zich bewust is van zijn ‘brute kracht’ [Nederlands], een held zoals die naar voren komt in de revolutionaire strijd. Groot van gestalte, sterk, vastberaden, ofschoon hij al 45 jaar is. Zijn kin wijst altijd naar boven, alsof hij de hemel uitdaagt. De beklaagde mr. Soebardjo is voor mij een verfijnde en bekwame diplomaat. Hij is duidelijk in zijn antwoorden tijdens het verhoor van de voorzitter. Hij spreekt alsof hij fluistert tegen een geliefde; waarom weet ik niet; misschien is hij verlegen en wil hij zijn ware gevoelens verbergen. Van de beklaagden is mr. Iwa Koesoema Soemantri oud, vergeleken met de andere beklaagden. Hij maakt een aarzelende en nerveuze indruk. Zijn antwoorden zijn niet altijd naar wens van de voorzitter. Onder de rechters trekt de voorzitter zelf mijn aandacht. Ingewijden zeggen dat mr.dr. Koesoemaatmadja een zeer ervaren rechter is. Zijn optreden is dominant. Hij is altijd vriendelijk, geduldig en soepel en zijn woorden kwetsen nooit de gevoelens en het zelfrespect van de beklaagden. Slechts één keer moest hij de beklaagde Soedarsono ernstig vermanen, toen deze een antwoord ontweek. Generaal-majoor Didi Kartasasmita, lid van het Hof, lijkt tijdens de zitting

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

900

Verguisd en vergeten slechts te willen slapen. Zijn slaperigheid verbergt hij achter zijn donkere bril. De andere generaals, leden van het Hof, maken geen opgewekte indruk; zij zien er allen zeer afgemat uit. Daarentegen ziet procureur-generaal Tirtawinata er energiek uit en hij pakte Soedarsono een keer aan toen deze kritiek had omdat een proces-verbaal deels onjuist zou zijn. Daarnaast is ook griffier mr. Soebekti ogenschijnlijk zeer druk bezig met het maken van noodzakelijke aantekeningen.57

Bij de verhoren van 5 tot 13 maart was de journalist Mashoed van het weekblad ‘Tindjauan’ aanwezig. Hij vatte zijn indrukken samen in een lang artikel.58 In de proceszaal, een ruimte van zes bij vijftien meter, gevuld met tientallen mensen, met onvoldoende luchtverversing, werd het in de loop van de dag steeds heter en drukkender, aldus Mashoed. Maar dit ging niet ten koste van de aandacht, in dit geval voor het verhoor van Boentaran. Op de rij achter hem zat uiterst rechts generaal-majoor Soedarsono. Mager met ingevallen wangen, maar nog wel zelfbewust, met bruine beenkappen, een khaki-overhemd met korte mouwen, een kalotje van geitenleer. Zijn rangtekenen van generaal-majoor zijn glinsterend bevestigd op de schouders van zijn overhemd. Uit zijn wijze van bewegen, van spreken, van kijken naar andere mensen blijkt duidelijk dat hij behoort tot het zelfbewuste type mensen waarbij vaak zelfoverschatting optreedt. Op de procesdagen, elke dag voor het begin van de zitting, komt hij de proceszaal binnen door de noordelijke ingang en met een stevige, luide stap gaat hij naar zijn zitplaats. Enkele schreden van de groene tafel houden de zware schoenen halt. Hij salueert; de voorzitter van het Gerechtshof reageert met een buiging van zijn grote gestalte en glimlacht betekenisvol. Links van generaal-majoor Soedarsono zit mr. Yamin. Hij ziet er al oud uit. Zijn snor maakt een verzorgde indruk. Hij draagt een grijze gabardine colbert, zijn fijngeblokte das is slordig geknoopt, zijn broek is wit, zijn schoenen oud. Mr. Yamin zo, met een geduldige gelaatsuitdrukking, in gebogen houding, roept bij iedereen verbazing op. Deze man die daar zit kon ook spreken totdat de blaren bijna op zijn tong verschenen. [...] In de stoelen links naast hem zitten naast elkaar mr. Soebardjo, mr. Iwa Koesoema Soemantri en mr. Boedhiarto. Bij deze drie is niet veel te zien aan de gelaatsuitdrukking. Mr. Iwa ziet er wel netjes uit. Maar toen hij een paar dagen geleden zijn antwoorden aan de voorzitter gaf, waren zijn optreden en zijn stemgeluid hoorbaar ongewoon en nogal ‘onverschillig’. [...] Een aantal keren slaat verdediger mr. Gatot, van wie de kleding niet ‘chic’ kan worden genoemd, de handen voor het gezicht. Hij zit rechts naast de beklaagde dr. Boentaran. [...] Het zachte windje uit het achterraam en gekwetter van wevervogels in de papajaboom buiten leidden de aandacht ook af van verschillende leden van het 57

D.S., ‘Peristiwa 3 Djuli; Unicum dalam sedjarah pengadilan Republik’, Suara Publik no. 18(25-3-1948):3. 58 Mashoed, ‘Meski bumi tenggelam!; 3 Djuli: perkara terbesar’, Tindjauan 1-11(7-4-1948):5-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

901

Hof die op één rij zitten met de voorzitter, mr.dr. Koesoemaatmadja. Generaal-majoor Didi zet telkens zijn zwarte bril op en af. Majoor Sukarnen en generaal-majoor mr. Wirjono (jongere broer van minister van justitie mr. Soesanto Tirtoprodjo) zien er zeer vermoeid uit. Luitenant-generaal Sukono met zijn grote lichaam begint zich ook onaangenaam te voelen op zijn zitplaats. Het onderzoek naar de drie-juli-zaak, zonder onderbreking sinds 19 februari, vraagt het uiterste van de verdedigers en de leden van de rechtbank. Als verdediger mr. Gatot, de journalisten en generaal-majoor Sukarnen beginnen te knikkebollen, als het publiek achterin rood wordt in het gezicht, als generaal-majoor Didi wordt gestoord door het gekwetter van de wevervogels, is dat dan ook niet hetzelfde met de echtgenotes van de beklaagden die op een rij stoelen zitten links achter de persplaatsen? Kijk eens naar de vrouw van dr. Boentaran, in een zwart jasje; voor haar zit Zus Trimurti, vroeger minister van arbeid. Naast haar, in een rose jasje, iets naar achter, mager, zit de vrouw van mr. Yamin, met naast haar drinken en pakjes koeken voor haar echtgenoot. Zij willen niet knikkebollen; zij willen de zachte wind niet voelen. Met al hun inzet en gedachten volgen zij alle daden van de voorzitter van het Hof. Zij luisteren naar alle woorden van de beklaagden. Jammer, als zij ook maar een woord van de voorzitter en dr. Boentaran niet opvangen. Het lot van de beklaagden voor de groene tafel is ook hun lot. Hun harten bonzen. Hoe zal het aflopen? Zullen hun mannen winnen of verliezen? Is al het tot nu toe doorstane leed vergeefs? Of het tegenovergestelde? Als een standbeeld volgt mevrouw Yamin alles wat zich afspeelt rond de groene tafel – mager, bleek. Hoeveel honderden keren ging zij al voor de rechtszitting, elke dag weer, om zelfbereide rijst en koeken naar haar opgesloten echtgenoot te brengen? [...] De taak van de voorzitter van het Hof, mr.dr. Koesoemaatmadja is nu zeer zwaar. Let eens op de voorzitter, die achter de groene tafel zit, de enige die een toga draagt, een zwaar lichaam, een groen kalotje met een rood-wit-insigne, een bril met zwart montuur en voor hem op de tafel een grote houten hamer. Naast hem zit griffier mr. Soebekti. Let eens op zijn woorden! ‘Saudara, gesteld dat...’ ‘Hoe was uw opvatting toen daarover?’ ‘Dat is niet juist.’ En ieder woord wordt door een fijne glimlach begeleid en beleefd geformuleerd, zodat het zelfs niet hoorbaar is bij de perstafels die slechts enkele meters van de groene tafel verwijderd zijn.

De laatste verhoren Sajoeti Melik kreeg op 13 maart de ruimte uitgebreid over Tan Malaka en de PP te vertellen, en deed met de nodige ironie verslag van zijn arrestatie, kreeg daarmee de lachers op zijn hand, zelfs de voorzitter, die toen maar naar de hamer greep.59 De rechtbank voerde het tempo op – op 15 maart werden vier, op 16 maart 59

SV 1948:239.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

902

Verguisd en vergeten

drie beklaagden gehoord. Soemantoro en Pandoe Kartawigoena verschaften uitvoerig informatie over de PP en Tan Malaka, wezen op de pogingen van de regering hun journalistieke werk te beknotten, en verklaarden zich onschuldig aan de couppoging. Met de verhoren van Marlan, Soerjodiningrat en Djojopranoto werd de lijst van beklaagden afgewerkt. Deze laatste drie hadden weinig toe te voegen aan wat eerder was gezegd.60 Aan het slot van de zitting van 16 maart vroeg verdediger mr. Soeprapto om voorlopige vrijlating van alle beklaagden, in afwachting van de uitspraak. Mr. Gatot sloot zich hierbij aan, en vroeg om in ieder geval de zieken uit de cel te ontslaan.61 De volgende dag wees de voorzitter het verzoek tot vrijlating af; wel mochten Marlan, Soerip Soeprastijo en Soerjodiningrat, mits een doktersattest werd overlegd, om gezondheidsredenen de gevangenis verlaten. Ook werd deze zitting benut om de processen-verbaal voor te lezen van de drie voortvluchtige beklaagden: Chaerul Saleh, Adam Malik en Ibnu Parna. Deze drie zeiden niets van ontvoering en coup te weten. Chaerul Saleh was slechts bij toeval aanwezig in Boedhiarto’s woning op 29 juni. Yamin had hem gevraagd als minister voor jeugdzaken. Hij had hiermee ingestemd, mits de politieke partijen en de president daarmee akkoord gingen. Ibnu Parna zei nog dat Akoma los van andere partijen stond, en dat hij Tan Malaka als persoon als Bapak Proletar (Vader van het Proletariaat) zag.62 De getuigen De tweede fase van het proces was hiermee afgesloten. De rechtbank nam vier dagen verlof en stelde voor 22 maart het eerste getuigeverhoor vast. Amir Sjarifoeddin beet het spits af. De publieke belangstelling was weer toegenomen. Amir, inmiddels ambteloos burger en oppositieleider, gaf een getrouw verslag van de gang van zaken, vanuit zijn kennis en visie. Daarna kregen verdediging en beklaagden de kans vragen te stellen. De meeste van die vragen werden door de voorzitter als ontoelaatbaar afgewezen, omdat zij geen betrekking hadden op de zaak. Tenslotte hield mr. Gatot een vurige toespraak. Hij tekende bezwaar aan; de beklaagden werden geschaad omdat hun niet de gelegenheid werd gegeven om vragen te stellen over de omstandigheden rond de zaak, waardoor de publieke opinie geen juist beeld verkreeg. 60

Antara, 16-3-1948. Op 15 maart kwam Tan Malaka’s broer, Kamaroeddin, uit Solo naar de zitting (Overzicht p. 22, no. 7, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850). 61 Antara, 16-3-1948. 62 Antara, 17-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

903

De voorzitter van het Gerecht zei dat hij de rede van mr. Gatot onaanvaardbaar vond met de beschuldiging dat het Gerecht onrechtvaardig optrad. Een uitgebreider gelegenheid aan beklaagden om zich te verdedigen dan door de MTA nu in deze zaak wordt gegeven wordt nergens aangetroffen, en is veel uitgebreider dan onder Nederlands en Japans bewind. Maar kwesties die tot incidenten kunnen leiden moeten worden voorkomen. De voorzitter waarschuwde mr. Gatot dat hij zo’n beschuldiging niet mocht herhalen. ‘Dit is de laatste maal. Het Gerecht heeft rechtvaardigheid als hoogste doel; niet enkel en alleen datgene wat de publieke opinie verlangt.’63

Een dag later verscheen Soedirman als getuige. De belangstelling was groot; minister van justitie Soesanto toonde ook zijn interesse. In de verhoren van Soedarsono en Yamin was veel gezegd dat leek te wijzen op Soedirman als medeplichtige aan, of zelfs initiatiefnemer tot de coup. Kon Soedirman dit weerleggen? Als hij hiertoe niet voldoende in staat was, waren de gevolgen voor leger en regering onvoorspelbaar. Soedirman verscheen deze keer getooid met een kris, in plaats van een pistool, zijn gebruikelijke attribuut. Hij legde de eed op de Koran af. Daarna legde Soedirman zijn verklaring af, in ‘staccato’ tempo, nors en kort, passend bij de tongval van Banjoemas, met de nadruk op elk laatste zinsdeel. Het is wellicht gebruikelijk in legerkring, maar voor ons gewone mensen komt het vreemd over dat de verklaring van generaal Soedirman altijd terugkeert naar ‘egocentrische’ woorden als ‘Ik als Panglima Besar...’, hoewel hij voldoende bekend is als Panglima Besar. Welke verklaring dan ook, lang of kort, wordt steeds besloten met de woorden: ‘Genoeg aldus’, waarna hij vervolgens weer uitgebreid verder gaat. 64

Soedirman vertelde dat zijn contacten met de oppositie pasten in zijn rol als tussenpersoon van regering en oppositie, die hij met instemming van de regering vervulde, al vanaf de tijd van de Persatoean Perdjoeangan. Tijdens de ontmoeting met de politieke gevangenen in Tawangmangoe was hij ziek, en had weinig gezegd. De hem daar overhandigde stukken had hij nooit gelezen; hetzelfde gebeurde met papieren die Soedarsono hem gaf. Hij had Soedarsono op 2 juli in Solo willen vastzetten na het verhoor over de ontvoering van Sjahrir, maar liet hem teruggaan naar Djokja op schriftelijk bevel van Soekarno. Hij ontkende, zoals Yamin had verklaard, dat hij Soedarsono had opgedragen de gevangenen te bevrijden en Soekarno om een kabinetswisseling te vragen. Het ‘zijn allemaal leugens’. Soedirman zei slechts schriftelijke bevelen te verstrekken. Ook zei Soedirman dat Soedarsono en Joesoef 63

Patriot, 22-3-1948; zie ook Kedaulatan Rakjat, 22-3-1948; Antara, 22-3-1948; Merdeka, 23-31948. 64 Nasional, 24-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

904

Verguisd en vergeten

zich in hun gedrag niet hielden aan de hiërarchische, militaire verhoudingen – hij toonde zich daarover nog steeds verontwaardigd. De vraag waarom hij Soedarsono als vrij man naar Djokja liet teruggaan werd niet gesteld. Zijn vriendschappelijke omhelzing van Joesoef was ook misverstaan; deernis over de misstap van een voortreffelijk soldaat had hem gemotiveerd. En de uitspraak dat hij niet naar Djokja wilde komen, kon worden genuanceerd. Nadat de situatie in Solo ietwat was gekalmeerd, was hij toch op 3 juli naar Djokja gegaan. Soedirman protesteerde dan ook met kracht tegen alle laster die over hem was uitgestort.65 Zowel Amir als Soedirman hield zich staande. Soedirman maakte een zelfverzekerde indruk. Tijdens zijn verhoor namen plotseling gewapende soldaten stelling bij het gerechtsgebouw – het bleek slechts te gaan om het maken van foto’s.66 Drie getuigen werden op 24 maart gehoord. Wongsowadono, de Wirogoenan-directeur, deed verslag van de binnenkomst en de bevrijding enkele uren later door Soedarsono van de politieke gevangenen.67 Vervolgens verscheen regimentscommandant Soeharto ‘een tengere jongeman van lichte huidskleur’ die ‘wellicht onder de indruk van zijn eed’ zijn antwoorden op zulke zachte toon gaf dat de pers er nauwelijks iets van kon verstaan. Hij deed verslag van zijn geschipper tussen de tegenstrijdige bevelen die hij ontving van regering en Soedirman over de aanhouding van Soedarsono en Joesoef, en het optreden van Soedarsono in zijn hoofdkwartier. Hij verklaarde te hebben gehoord dat Soedarsono Joesoef opdracht gaf om Amir en Hatta te ontvoeren, iets wat Soedarsono meteen daarna ontkende.68 Joesoef zelf, als volgende getuige, kon zich ook daarover uitspreken. Verdediger mr. Gatot wilde dat nog verhinderen. Hij protesteerde tegen Joesoefs optreden. Joesoef was nauw betrokken bij dezelfde vergrijpen als de beklaagden, maar was niet aangeklaagd. Werd hij als ‘kroongetuige’ (Nederlands) gebruikt? Werd hij niet vervolgd? Volgens Gatot kon vanwege deze onduidelijkheid Joesoefs verhoor geen doorgang vinden. Koesoemaatmadja wees het protest af; hij vond Joesoefs verklaring nodig om inzicht in de gang van zaken te verkrijgen.69 ‘Heel anders dan Soeharto’ was het optreden van Joesoef, met ‘jeugdige 65

Putusan 1948:78-86; Antara, 23-3-1948; Patriot, 24-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 24-3-1948; Nasional, 24-3-1948; Sin Po, 24-3-1948; Merdeka, 25-3-1948. 66 Overzicht, p. 23, no. 9, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. 67 Putusan 1948:86-8; Antara, 24-3-1948; Patriot, 25-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 25-3-1948; Nasional, 25-3-1948. 68 Putusan 1948:88-9; Antara, 24-3-1948; Patriot, 25-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 25-3-1948; Nasional, 25-3-1948. 69 Putusan 1948:89-93; Antara, 24-3-1948; Patriot, 25-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 25-3-1948; Nasional, 25-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

905

stem, vol strijdlust, die soms zo oplaaide dat hij met de vuist op tafel sloeg, waarna de voorzitter hem de waarschuwing moest geven dat zulk optreden niet nodig was’. Hij was nog pas 27 jaar, ‘van lichte huidskleur, stevig en gezond van lichaamsbouw, zijn taal was de taal van Djakarta (Betawi): “Nee, Pa”, “Onjuist, Pa”, “Toen loog ik, Pa”, aldus sprak A.K. Joesoef diverse malen tegen de voorzitter van het Hof’, terwijl hij ‘het zweet afveegde dat voortdurend van zijn gezette lichaam vloeide’. Hij gaf zijn antwoorden meteen, ‘waarmee hij de indruk vestigde dat hij vooraf niet nadacht over de gevolgen en betekenis ervan.’70 Joesoef zei dat hij zelf had besloten om Sjahrir te ontvoeren, vanwege zijn landverraad. Hij vroeg daarna een volmacht hiertoe aan Soedarsono. De aanhouding van Amir was plotseling bij hem opgekomen toen hij op 3 juli ‘s morgens door Djokja zijn ronde maakte. Dit alles bracht Koesoemaatmadja tot de volgende verzuchting: Hoe kan het dat iedere keer als u in actie komt, u daarover niet eerst nadenkt? Op die manier bent u een zeer gevaarlijk persoon. Iedere keer als een gedachte bij u opkomt, neemt u zelf een beslissing, handelt u zelf, volgt u slechts uw eigen overtuiging en neemt u zelf risico, terwijl de zaken waar het om gaat van zeer groot belang zijn.71

Joesoefs verklaringen voor de MTA weken sterk af van de processen-verbaal. Op de vraag daarover zei een geïrriteerde Joesoef: ‘Ik loog toen omdat ik kwaad was over mijn arrestatie zonder reden en mijn opsluiting in de cel. Maar nu, omdat ik onder ede sta, moet ik de juiste verklaring afleggen.’72 De volgende dag was Soekiman de getuige naar wie de meeste belangstelling uitging – de toenmalige minister van binnenlandse zaken en eerste man van Masjumi, wiens rol in de 3-juli-zaak met vraagtekens was omringd. Soekiman vertelde over zijn ervaringen op de vroege morgen van 3 juli, toen hij door Soedarsono was aangespoord naar het paleis te komen, samen met volk en lasjkar, om de kabinetswisseling bij te wonen. Volk en lasjkar ontbraken, en Soekiman werd bij aankomst eerst bij Soedarsono’s ‘gevolg’ in de wachtkamer gezet. Hij mocht later vertrekken, toen hij tegenover Soekarno en Hatta ontkende weet te hebben van de vier maklumat; hij was volgens Hatta ‘misbruikt’. Pas toen ook besefte Soekiman, naar zijn zeggen, wat er aan de hand was in het paleis. Had, vroeg de voorzitter, toen Soedarsono hem vroeg te komen Soekiman dan geen idee van hoe Soedarsono de kabinetswisseling tot stand zou brengen en wie de nieuwe ministers zouden 70

Nasional, 25-3-1948. Kedaulatan Rakjat, 25-3-1948. 72 Patriot, 25-3-1948; verder over dit verhoor: Putusan 1948:89-93; Antara, 24-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 25-3-1948; Nasional, 25-3-1948. 71

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

906

Verguisd en vergeten

worden? Op Soekimans negatieve reactie, toonde de gelaatsuitdrukking van de voorzitter, dat hij weinig geloof hechtte aan het antwoord van de getuige. Daarna vervolgde hij met de vraag aan de getuige: Ik kan nauwelijks geloven dat u als ervaren en vooraanstaand leider zonder meer de oproep van Soedarsono opvolgt zonder vooraf kennis te dragen van de wijze waarop de kabinetsverandering tot stand komt en de personen die er in zitting nemen. Als een manier om deze ‘aanval’ te ontlopen zei de getuige toen: ‘De kabinetswisseling toen lag natuurlijk “in de lijn” van de wens van de oppositie (Masjumi, PNI en PBI)’.

Koesoemaatmadja liet het er bij. Later vroeg hij of Soekiman inderdaad, zoals in het proces-verbaal stond, in een eerste verhoor over de zaak het woord ‘staatsgreep’ had gebruikt. ‘De getuige raakte zichtbaar in verwarring en zei daarna, met zachte stem, en onzeker: “het was geen petitie, maar ook geen staatsgreep”.’ Maar wat dan wel, vroeg de voorzitter. ‘Aan de perstafel konden wij niet horen wat de getuige antwoordde: slechts gefluister waaruit geen enkele conclusie was te trekken.’73 Het viel op dat Yamin op deze procesdag een Masjumi-insigne had opgespeld74 – ongetwijfeld een plaagstoot in de richting van Soekiman. Vervolgens mocht politie-inspecteur Soemarsono het verloop van de arrestaties op 2 juli uiteenzetten, alsmede zijn ervaringen in Wijoro, Soeharto’s hoofdkwartier, op 3 juli.75 Frans Darmowardojo deed verslag van zijn rol in de vroege morgen van 3 juli, toen hij, uit vrees voor een broederstrijd, de hem door Moh. Saleh opgedragen mobilisatie van de Lasjkar Rakjat afblies.76 Op 27 maart werden vier getuigen gehoord. De eerste was Tjokrodiningrat, als politie-inspecteur betrokken bij de arrestaties op 2 juli, en op 3 juli door Soedarsono opgepakt en bij de politiekazerne dichtbij het paleis afgezet met de opdracht passief te blijven. Dat deed hij, en om die reden werd hij op 4 juli gearresteerd en opgesloten. Gatot protesteerde tegen zijn verhoor als getuige, omdat hij, als A.K. Joesoef, wellicht nog zou worden vervolgd. Koesoemaatmadja wees het protest af. Tjokrodiningrat maakte een verwarde indruk en antwoordde vaak met: ik weet het niet, ik herinner het mij niet meer. Toen hij van zijn eigen proces-verbaal zei dat veel daarin onjuist was neergeschreven, berispte de voorzitter hem. Als politieman moest hij weten wat een proces-verbaal 73

Patriot, 27-3-1948; verder Putusan 1948:93-4; Antara, 25-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 27-31948. 74 Patriot, 27-3-1948. 75 Putusan 1948:94-6; Antara, 25-3-1948; Patriot, 27-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 27-3-1948. 76 Putusan 1948:96-7; Antara, 25-3-1948; Patriot , 27-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 27-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

907

inhield, een proces-verbaal dat hij nota bene zelf had ondertekend.77 Na deze getuige vroeg Yamin via de voorzitter aan de procureur-generaal, ten behoeve van zijn verdedigingsrede, een overzicht van het aantal arrestaties, in verband met PP-activiteiten. Tirtawinata wilde hierop geen antwoord geven – en kon het waarschijnlijk ook niet bij het ontbreken van betrouwbare gegevens.78 Soebekti, die vervolgens optrad, voegde niets toe aan wat zijn collega en lotgenoot Soemarsono eerder had verklaard.79 Soebekti was inmiddels hoofd van de PAM, de politieke inlichtingendienst, geworden. Toen Pandoe Kartawigoena hem – bitter en cynisch – vroeg wat het verschil was tussen PAM en PID, weigerde Soebekti te antwoorden.80 Djauzzie en Turmuzi, voorlieden van het BPRI-lasjkar in 1946 vertelden vervolgens hoe en waarom hun lasjkar afzijdig bleef van de gevraagde opmars naar het paleis.81 De publieke belangstelling was op deze dag ‘zeer gering’.82 Op 30 maart, zittingsdag nummer 22, verschenen de laatste door het openbaar ministerie opgeroepen vier getuigen. Gatot protesteerde – vergeefs natuurlijk – tegen het horen van twee van hen, Kanapi en Mardjohan, die ook waren opgesloten na 3 juli 1946. Kanapi, toen hoofd van de bewakingsdienst van Soekarno’s paleis, kreeg de kans zijn verdiensten op die dag op te sommen. Ook vereffende hij een rekening met Soedarsono, die hij ‘gek’ en ‘geestesziek’ noemde.83 Pamoerahardjo, Soekarno’s adjudant, zette zijn rol in het paleis uiteen, met enige schimpscheuten aan Kanapi daarbij.84 De ‘spraakzame’ (Nederlands) Mardjohan vertelde over de bijeenkomst op 27 juni ten huize van Boedhiarto, en zijn vergeefse poging om Amir over de achtergronden van Sjahrirs ontvoering te informeren.85 Generaal-majoor Santosa werd gehoord over de gang van zaken laat op 2 juli, toen Soedirman Soedarsono en Joesoef aansprak over hun rol in de ontvoering van Sjahrir, waarbij Santosa de verslaggeving verzorgde. ‘Ieder woord moest de voorzitter uit zijn mond trekken. Het leek er op dat hij moeite had zijn gedachten in gewone bewoordingen te formuleren. In zijn verklaringen leek hij op een schooljongen die zijn les opzei.’ Santosa bevestigde Soedirmans getuigeverklaring, en noemde desge77 78 79 80 81 82 83 84 85

Putusan 1948:97-8; Antara, 27-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 30-3-1948, Nasional, 30-3-1948. Antara, 27-3-1948. Putusan 1948:99; Antara, 27-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 30-3-1948; Nasional, 30-3-1948. Antara, 27-3-1948. Putusan 1948:99-100; Antara, 27-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 30-3-1948; Nasional, 30-3-1948. Antara, 27-3-1948. Putusan 1948:100-3; Antara, 31-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 31-3-1948; Patriot, 31-3-1948. Putusan 1948:103-4; Antara, 31-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 31-3-1948; Patriot, 31-3-1948. Putusan 1948:104-6; Antara, 31-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 31-3-1948; Patriot, 31-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

908

Verguisd en vergeten

vraagd het gedrag van Soedarsono en Joesoef tegenover Soedirman niet passend in de militaire verhoudingen.86 Tot slot vroeg verdediger Soeprapto of nog andere getuigen zouden worden opgeroepen. Die vraag verwees de voorzitter naar de volgende zitting.87 Op 1 april zei hij dat naar zijn oordeel verdere getuigeverhoren onnodig waren. Gatot vroeg vervolgens, namens alle verdedigers en beklaagden, om nog negen getuigen te horen. Boedhiarto verzocht, mede namens zijn broer, om Tan Malaka en Soekarni te mogen ondervragen over hun verblijven in Tawangmangoe. Volgens Iwa had Soedarsono gevraagd om als getuigen à decharge Soekarno, Hatta, Sjahrir, Soetarto, Sastrolawoe, Soediro mBah, Ali Tirtosoewirjo, kolonel dr. Soetjipto, luitenant-kolonel S. Parman, mr. Soenarjo en Domopranoto te horen. In het procesverslag is dit verzoek niet terug te vinden. Voor een aantal namen is hun rol in de 3-juli-affaire onduidelijk. Van deze twaalf werden slechts twee opgeroepen, Domopranoto en Hatta, die niet in persoon behoefde te verschijnen.88 Soeprapto vroeg – zoals de verdediging eerder deed – om de beklaagden voorlopig op vrije voeten te stellen. Koesoemaatmadja liet meteen weten dat hij Soekarno niet als getuige zou oproepen. Zijn hoge functie maakte dat niet mogelijk. Voor beraad op de overige verzoeken schorste hij de zitting voor een uur. Daarna deelde hij mee dat het verzoek om vrijlating was afgewezen. Hij stemde in met het oproepen van nog vijf getuigen. Naast Soekarno wees hij ook het verhoren van Abdoelmadjid, Natsir en de Solose divisiecommandant Soetarto af. Ook Tan Malaka en Soekarni mochten hun cel niet verlaten om te getuigen.89 De inzakkende publieke belangstelling ging hier naar een dieptepunt – 29 mensen kwamen op, van wie tien vrouwelijke familieleden van de verdachten.90 De vijf toegevoegde getuigen verschenen op 5 april voor de MTA. Als eerste verscheen generaal-majoor Djokosoejono. Hij vertelde vooral over zijn rol als afgezant van het legerhoofdkwartier bij de arrestatie van de PP-leiders in maart 1946 en zijn vergeefse missie kort daarna om tot een compromis met Tan Malaka te komen, dit mede op aandrang van Soedirman, in het belang 86

Patriot, 31-3-1948; verder Putusan 1948:106; Antara, 31-3-1948; Kedaulatan Rakjat, 31-31948. 87 Kedaulatan Rakjat, 31-3-1948. 88 Iwa Kusuma Sumantri 1963:150. 89 Antara, 1-4-1948; Kedaulatan Rakjat, 1-4-1948. 90 Overzicht, p. 23, no. 9, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. De PAM hield de stemming over het proces bij. Een agent rapporteerde uit een koffiewarong waar PTT’ers bijeenkwamen dat een zware straf tot demonstraties, stakingen en gewapend verzet zou leiden (Overzicht, p. 23, no. 10, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

909

van de eenheid. Op een vraag van Yamin verklaarde hij dat hij in Madioen een brief van de minister van defensie had gezien waarin de arrestatie van Tan Malaka, Soekarni, Yamin en nog vier anderen werd bevolen. Bij de arrestaties op 2 juli was hij niet betrokken, naar zijn zeggen.91 Politiecommissaris Soedarsono was daarna aan de beurt. Hij deed verslag van zijn rol, als hoogstverantwoordelijke, bij de arrestaties op 2 juli, waarbij hij van minister Soedarsono een lijst van op te pakken personen had gekregen. Om een ‘geruisloze’ arrestatie te verzekeren – hij vreesde verzet – waren de verdachten onder valse voorwendselen bijeengebracht. Soedarsono voelde zich duidelijk onbehaaglijk, temeer toen hij door de beklaagden werd bestookt met vragen over de onrechtmatige wijze van aanhouding. Waarom waren vrouwen, kinderen en bedienden ook in arrest gesteld? Op Gatots verwijt dat hij had gehandeld als een officier van justitie, liet hij slechts een ontkenning volgen. Gatot vond zo’n reactie onaanvaardbaar. De oplettende Yamin wees de voorzitter er op dat Soedarsono tijdens zijn verhoor een wapen droeg. De voorzitter berispte deze overtreding van de regels.92 Een zelfbewuste Soeljoadikoesoemo vertelde over zijn initiatieven bij de vorming van een adviesraad voor Soedirman, een raad van elf man, van wie vijf man nu waren aangeklaagd.93 Domopranoto, die tegen wil en dank zijn medewerking, als tweede man van de politie in Solo, aan de ontvoering van Sjahrir met lange hechtenis moest bekopen, bleek een getuige die zijn best deed de eigen rol als ondergeschikt voor te stellen. De voorzitter werd zelfs boos: ‘Draai er niet omheen, geef duidelijk antwoord op wat ik vraag, “u praat te veel”’. Tot slot verklaarde hij Domopranoto zelfs incompetent in zijn functie.94 Als allerlaatste getuige, nummer 21, trad Martodjoemeno, regimentscommandant van de Lasjkar Rakjat Djokja, naar voren en deed verslag van zijn ervaringen op de vroege 3 juli.95 Na een half uur schorsing pakte Yamin commissaris Soedarsono nog eens aan. In het proces-verbaal van zijn arrestatie, dat Soedarsono had gedateerd op 4 juli, werden gebeurtenissen vermeld op 13 juli en andere data na 4 juli. Dat proces-verbaal moest dus vervalst zijn. Soedarsono’s verweer luidde dat hij door tijdgebrek niet meteen een proces-verbaal had kunnen opmaken en dat wellicht fouten in de datering waren ontstaan. Vervolgens werd de zit91

Putusan 1948:106-8; Antara, 6-4-1948; Patriot, 6-4-1948; Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948; Overzicht, p. 32, no. 11, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. 92 Putusan 1948:108-9; Antara 6-4-1948; Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948; Patriot, 6-4-1948. 93 Putusan 1948:109-10; Antara 6-4-1948; Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948; Patriot, 6-4-1948. 94 Putusan 1948:110-1; Antara 6-4-1948; Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948 (citaat); Patriot, 6-41948. 95 Putusan 1948:111-2; Antara 6-4-1948; Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948; Patriot, 6-4-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

910

Verguisd en vergeten

ting verdaagd tot 15 april. De procureur-generaal zou dan zijn requisitoor uitspreken.96 De getuigeverhoren waren hiermee afgerond. Met de informatie die de beklaagden hadden verschaft was een enorme hoeveelheid informatie vrijgekomen over de gang van zaken rond de PP, de ontvoering van Sjahrir en de 3-juli-zaak. Met dit al bleven ook nog vele vragen over, vooral rond de betrokkenheid van Soedirman, en andere hoge legerautoriteiten, en die van de politieke oppositie van toen, Masjumi en PNI, die nu tot de regeringscoa­ litie behoorde. Soekarno en Hatta97 hadden veel duidelijk kunnen maken, maar werden vanwege hun hoge positie ontzien. Sjahrir en minister Soedarsono hadden het nodige kunnen vertellen, maar vertoefden in het buitenland. Zo bleef het verloop van Sjahrirs ontvoering onderbelicht, omdat, behalve A.K. Joesoef, vrijwel alle andere betrokkenen niet behoefden te verschijnen. Kartono, Sastrolawoe en Soetarto bleven zo buiten schot. Koesoemaatmadja wees het verzoek om Soetarto te horen zelfs af. Was dit alles om de explosieve verhoudingen in Solo die al bestonden in juni-juli 1946, maar in 1948 nog onverminderd voortduurden, niet te verslechteren? En verder bleven de omstandigheden die tot de gebeurtenissen van 3 juli leidden onderbelicht door Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno niet op te roepen. Over de gebeurtenissen in Tawangmangoe hadden zij hun licht kunnen laten schijnen. Maar wellicht werd een propaganda-opvoering gevreesd door Tan Malaka, die met politieke onthullingen en een verslag van alle onrecht hem aangedaan, in een ongetwijfeld vurig betoog, de gemoederen had kunnen verhitten. Het leek er op dat Koesoemaatmadja probeerde zijn onderzoek zoveel mogelijk te richten op de strafrechterlijke aspecten van de gebeurtenissen in juni-juli 1946 en de politieke aspecten als achtergrondinformatie, niet meer dan strikt nodig, liet meespelen. Hierin zou passen dat hij weigerde Abdoelmadjid op te roepen – dat zou voornamelijk leiden tot een debat tussen de beide linkse blokken: de Amir-groep tegenover de Tan-Malaka-groep over de Persatoean Perdjoeangan. Ook Natsir – minister in 1946 en 1948 – hoefde van de voorzitter niet te komen. De verdediging wilde hem ondervragen over zijn aandeel in de opstelling van de regeringsverklaring van 6 juli 1946, waarbij de gang van zaken op 3 juli tot een door Tan Malaka geïnspireerde staatsgreep werd bestempeld. Op die verklaring viel veel aan te merken. Wilde Koesoemaatmadja de minister dit spitsroeden lopen besparen? Of was voor hem die verklaring niet van 96

Kedaulatan Rakjat, 6-4-1948. Hatta legde wellicht een schriftelijke verklaring af (Iwa Kusuma Sumantri 1963:150), maar ook dan was sprake van een voorkeursbehandeling. 97

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

911

belang in zijn oordeelsvorming, omdat hij zijn oordeel zou vellen op basis van het verloop van gebeurtenissen op 3 juli? En waakte hij er voor dat het gezag van hoge autoriteiten in de Republik werd aangetast? En dat het risico om Soekarno en Hatta in politiek gekrakeel te betrekken binnen de perken moest blijven? Het openbaar ministerie had in afwijking van zulke overwegingen wel twee hoge gezagsdragers opgeroepen: Soedirman en Soekiman. Voor beiden gold dat hun optreden in de 3-juli-zaak vragen, vele vragen, opriep. Het was onmogelijk hen niet op te roepen zonder de schijn te wekken dat sprake was van een doofpotoperatie. Soedirman en Soekiman moesten in hun verklaringen duidelijk maken dat zij de acties op 3 juli niet hadden geïnspireerd of ondersteund. Zowel Soedirman, die blijkbaar zijn ondergeschikte Santosa had aangespoord zijn verklaring te onderschrijven, als Soekiman raakten daarbij in de problemen, maar hielden zich staande in het verhoor en het spervuur van vragen van de beklaagden. Het verbaast daarnaast dat de PNIvoormannen Soenarjo en Djodi, vlak voor en op 3 juli nauw betrokken bij de gebeurtenissen, niet werden gehoord – noch door Tirtawinata, noch door de verdediging. Het requisitoor Onder grote belangstelling begon Tirtawinata, in uniform, op 15 april zijn requisitoor, dat hij staande en met luider stemme voorlas. Hij opende met een dankwoord aan de voorzitter voor zijn ‘plichtsgetrouwe en kundige’ leiding. Soedarsono’s rol bij de ontvoering van Sjahrir achtte hij bewezen; diens verweer op de ‘buitengewone situatie’ die zijn bevel aan Joesoef rechtvaardigde, achtte hij ongefundeerd. De arrestaties op 2 juli waren wettig omdat zij op bevel van de president geschiedden; Soedarsono had geen recht hun uit Wirogoenan te bevrijden. Soedarsono’s opdracht aan Joesoef tot ontvoering van Amir en Hatta werd bewezen geacht. Verder gaf hij een overzicht van de gebeurtenissen op de vroege morgen van 3 juli, die leidden tot de overhandiging van de vier maklumat aan Soekarno. Hierna ging Tirtawinata op achtergronden en details in. De wortels van 3 juli lagen in de tegenstelling tussen PP en PS, tussen Tan Malaka en Amir/ Sjahrir. Het aftreden van het eerste kabinet-Sjahrir in maart 1946 en Sjahrirs herbenoeming korte tijd later verscherpten de verhouding. Uiteindelijk werden Tan Malaka, Soekarni, Abikoesno en Yamin in Madioen gearresteerd. Daarna schreef Yamin een manuscript ‘Pernjataan hak kemerdekaan Republik Indonesia’, waaraan ook Iwa en Soebardjo bijdroegen. Uit dit manuscript citeerde Tirtawinata uitvoerig, met name de passages waarin de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

912

Verguisd en vergeten

regering Soekarno-Hatta en het kabinet-Sjahrir de wacht werd aangezegd, en in 23 punten hun fouten werden opgesomd. Onder die documenten waren voorstellen tot vorming van ‘een regering van leger en volk’, die met andere documenten aan Soedirman werden overhandigd tijdens een ontmoeting in Tawangmangoe in juni 1946, en die onder andere een ‘oorlogsregering’ voorstelden onder leiding van Soedirman. Tirtawinata vroeg zich niet af waarom Soedirman deze documenten onder zich hield en niet, op zijn minst, Soekarno, Hatta of ministers daarover informeerde. Hij vervolgde met een verslag van de bijeenkomst ten huize van Boedhiarto op 27 juni, de ontvoering, en de bijeenkomst van 29 juni waar op verzoek van Soedarsono stukken werden opgesteld, die hij overhandigde aan Soedirman. Opnieuw was Soedirman hierbij een doorslaggevende rol toegedacht in een nieuwe regering, met steun van een Dewan Pimpinan Politik. Opnieuw ging Tirtawinata niet in op Soedirmans reactie op deze stukken. Iets verder in zijn betoog noemde hij Soedarsono’s weergave van Soedirmans instructies na diens verhoor in Solo op 2-3 juli, die werd onderschreven door Yamin in zijn verhoor ter zitting. Yamin had hierover niets gezegd in eerdere verhoren. Tirtawinata veronderstelde dat hij Soedirman verkeerd had begrepen. Tirtawinata citeerde verder uit een door Yamin op 3 juli voltooid stuk dat paste in de eerdere opzetten. Zo sloten, naar zijn oordeel, op 3 juli drie groepen een verbond om samen op te trekken: 1. de groep Yamin-IwaSoebardjo, die een ‘regering van leger en volk’ wenste; 2. de groep BoentaranBoedhiarto-Chaerul Saleh, die het kabinet-Sjahrir wilde vervangen door een ‘coalitiekabinet’ en 3. Soedarsono, die in zijn machtspositie in Djokja werd bedreigd, en met zijn bondgenoten deze poogde te redden. In deze zaak is vaak de naam van de Panglima Besar genoemd, zodat het niet behoeft te verbazen als een deels geïnformeerde persoon de conclusie trekt, dat hij niet geheel ‘schoon’ is. Voor mij bestaat er geen twijfel aan, dat hij echt ‘schoon’ is en niets heeft gedaan dat wellicht kan worden afgekeurd. Zijn taak en positie, en andere omstandigheden leiden er licht toe dat hij wordt belasterd.

En Tirtawinata somt op dat hij op bevel van Soekarno als tussenpersoon optrad tussen Soekarno en de politieke partijen. Dat verklaarde zijn frequente contacten met de PP, met de gevangenen in Tawangmangoe, en Masjumi- en PNI-leiders in Djokja. Maar dan kan men vragen: waarom overhandigde hij de documenten, die hij van de oppositie ontving, niet aan de president? Daarop ging Tirtawinata niet in. Ook zijn plan om een openbare verklaring uit te geven in Solo, waarmee de onrust over de vermeende betrokkenheid van Solose organisaties bij de ontvoering van Sjahrir zou worden bezworen, was slechts ingegeven door

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

913

zorg voor de openbare orde. Zo was hij ook gehoorzaam aan Soekarno’s bevel toen hij Soedarsono op 3 juli liet terugkeren naar Djokja. En zijn onwil naar Djokja te komen was gemotiveerd door de kritieke militaire situatie in Solo. Soedirman sprak zich hierover duidelijk uit – in schrille tegenstelling tot Soedarsono, die zich niet ontzag mensen rechtstreeks of zijdelings te belasteren. Hij deed pogingen zijn schuld af te wentelen op Soedirman. Soedirman was in dat opzicht ook kwetsbaar, bijvoorbeeld toen hij in Soekarno’s opdracht Soedarsono liet terugkeren naar Djokja en hem de kans gaf op 3 juli in actie te komen. Zelfs Amir dacht eerst dat Soedirman bij de 3-juli-zaak was betrokken. En Soedarsono beweerde dat al zijn acties plaatsvonden in opdracht van Soedirman. Maar zijn verklaringen hierover verschilden in proces-verbaal en ter zitting. In ieder geval gebruikte hij een ‘ambtelijk bevel’ van Soedirman om zijn daden te rechtvaardigen, en zijn mogelijke straf te verlagen. Soedirman weerlegde dit; zijn bevelen waren altijd schriftelijk. En, vroeg Tirtawinata: ‘welk belang kon de Panglima Besar hebben met deze bemoeienis?’ En ook in zijn contacten met de PP, en de PP-gevangenen daarna, handelde hij in opdracht. Zijn gesprekspartners begrepen dat wellicht verkeerd, maar er was slechts ‘liefde van één kant’. Pas bij Soedirman in Solo op 2-3 juli begreep Soedarsono dat zijn positie in het geding was. Zijn machtspositie wankelde, en zijn droombeelden vervlogen. Deze ramp kon hij slechts voorkomen als een nieuwe regering aantrad. Maar bij gebrek aan politiek en juridisch inzicht, moest hij steun zoeken. Hij vond die bij Yamin. Met behulp van de bevrijde politieke leiders, en Masjumi- en PNI-leiders, moest Soekarno worden overtuigd, de Lasjkar Rakjat moest daaraan kracht bijzetten en Soekarno’s naaste adviseurs als Hatta en Amir moesten worden verhinderd aanwezig te zijn. Maar dit liep mis, toen de ‘moedige’ A.K. Joesoef, na verzet van Amirs bewakers, ‘zich terugtrok en in het riool kroop’ en Amir naar het paleis reed. En die schoten hadden tot gevolg dat de Lasjkar Rakjat naar zijn kazernes terugging. Zo stond Soedarsono zonder gewapende macht tegenover Soekarno, met naast zich Hatta en Amir. Tirtawinata vroeg zich vervolgens af of kon worden gesproken van een petitie, een begrip dat in de wetgeving van de Republik niet voorkwam. Los daarvan diende een petitie te voldoen aan bepaalde vereisten. Een komst vroeg in de morgen, met een groep ongewassen en incorrect geklede personen, met ook personen die niets van de inhoud van de ‘petitie’ wisten en dat ‘op bevel van de Panglima Besar’ was geheel strijdig met de aard van een petitie – en dat gold ook voor Soedarsono’s acties voor zijn komst: de arrestatie van politieautoriteiten, zijn bevel aan Kanapi om de paleisbewaking te neutraliseren, de geplande ontvoering van Amir en de mobilisatie van de Lasjkar Rakjat.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

914

Verguisd en vergeten

Volgens Tirtawinata hielden de maklumat in dat de president al zijn bevoegdheden overdroeg aan de Dewan Pimpinan Politik, en bleef hij slechts als symbool of ‘bindmiddel’ (Nederlands). Dit was strijdig met wet en recht, zoals hij uiteenzette in een weerlegging van Yamins redenering. Tot slot ging hij in op de schuld van de andere beklaagden, die allen deel uitmaakten van het gezelschap dat op 3 juli naar het paleis werd gereden. Naar Tirtawinata’s oordeel hadden zij sinds hun bevrijding uit Wirogoenan zes maal de kans gehad om het gezelschap te ontvluchten. Uit het feit dat zij die kans niet waarnamen, leidde hij hun medeplichtigheid af. En toen kwam Tirtawinata tot zijn eisen: Dat een zodanig misdrijf als begaan door de beklaagden zwaar moeten bestraft, zal naar ik aanneem niet worden betwijfeld door iedereen, die het op prijs stelt dat rust en orde in het land heersen. Wij kunnen ons voorstellen hoe groot het gevaar was dat gevechten zouden uitbreken bij en rond het paleis, als honderdduizenden of minstens tienduizenden lasjkar-soldaten voor het paleis tegenover volledig bewapende eenheden zouden staan. Een kleine vergissing in opvatting, actie of commando, of een verkeerd begrepen woord had in een hevig gevecht kunnen uitbarsten tussen eenheden bewapend met vuurwapens en honderd- of tienduizenden soldaten die slechts bambu runtjing bezitten. Dit zou moeten zijn overdacht door personen die een politiek ideaal wensten te bereiken, dat zeker nog niet werd gevolgd door de meerderheid van het volk. Daarom ook moeten de beklaagden zwaar worden bestraft. In deze zaak moet beklaagde Soedarsono alleen de zwaarste straf worden gegeven. Naast zijn algemene straf moet hij ook worden bestraft met een andere straf: ontzegging van het recht om bij de gewapende macht te werken, omdat uit het openbare onderzoek zeer duidelijk is gebleken, dat hij niet in staat is een legercommando te voeren. Maar wij mogen ook niet vergeten, dat de beklaagden zonder één uitzondering allen hun verdiensten ten opzichte van Land en Volk hebben getoond op hun eigen positie in onze nog jonge maatschappij. Dit mag naar mijn mening in de overwegingen worden betrokken als reden om hun straf te verlichten.

En hij somde op: Soedarsono en Yamin twaalf jaar; Soebardjo en Boedhiarto acht jaar; Iwa en Boentaran zes jaar; Sajoeti Melik, Moh. Saleh, Pandoe Kartawigoena en Ch. Saleh vijf jaar; Soemantoro vier jaar en Soerip Soeprastijo, Djojopranoto, Soerjodiningrat, Marlan, Adam Malik en Ibnu Parna drie jaar. Alles met aftrek van ‘voorarrest’. Voor de drie voorlopig vrijgelatenen en drie voortvluchtigen hield dit in dat zij (weer) moesten worden ingesloten. Koesoemaatmadja gaf de beklaagden en verdedigers tien dagen om zich voor te bereiden op hun pleidooien.98 98

SV 1948:257-301, citaat op pp. 297-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

915

De pers toonde opvallend weinig belangstelling voor het requisitoor; eigen verslaggeving is alleen in ‘Merdeka’ te vinden. Volstaan werd met de overname van de Antara-berichtgeving, die op 15 maart de eisen in zijn bulletin opnam, en de volgende dag Tirtawinata’s betoog samenvatte.99 Een aantal kranten volstond met de eisen. Werden pers en publiek moe van het proces dat al twee maanden duurde? Een inkijkje op de omstandigheden in die dagen van de gevangenen in Wirogoenan verschafte N.S. in een verslag in ‘Pacific’. De zware gevangenisdeur werd geopend en ik beklom de trap naar de bezoekersruimte boven. Velen waren hier, gevangenen, familie en kennissen. In een hoek zag ik mr. Maramis en mr. Iskaq; in een ander deel van de ruimte Moh. Sjafei, pas aangekomen uit Sumatra. Ik sprak mr. Yamin even aan die bezig was zijn problemen uiteen te zetten aan Njonja Rasuna Said. Hij gesticuleerde met zijn handen, alsof hij een exceptie uitlegde aan de rechter. Hij mopperde als Laval en lachte cynisch. ‘Wat vindt u van het requisitoor?’ vroeg ik. ‘Zoals verwacht’, was zijn korte antwoord. Hij vervolgde: ‘Ik ben al klaar met mijn pleidooi waarvoor ik twee dagen tijd nodig heb... Ik ben in staat al mijn daden te verantwoorden... en nog veel meer. Daarbuiten hoopt men dat het geheim...’ Ik ga naar dr. Boentaran, van wie de baard bijna evenlang is als de bakkebaarden van zijn broer. Hij is omringd door vrouw en familie. Er staan veel etenswaren op tafel. Hij voelt zich slachtoffer van de situatie. Met grote stelligheid verklaart hij: ‘onschuldig’. Ja, zoals Göring eerder ‘nicht schuldig’ zei. En alle gevangenen achten zich natuurlijk onschuldig. Darsono [Soedarsono] is niet te vinden; men zegt dat hij elders zit. Chaerul, Adam en Ibnu Parna zijn er ook niet; naar men zegt gevlucht. In de zijkant van mijn bril zag ik Sajoeti Melik, die voortdurend met zijn ogen knipperde. Hij is nu 38 jaar. Hij zat daarvan al 16 jaar in de gevangenis – men zegt dat hij al werd veroordeeld toen hij 14 was – en als hem vijf jaar wordt opgelegd, houdt dat in dat hij de helft van zijn leven doorbrengt in de cel... Hij is natuurlijk een ‘diehard communist’. Van der Plas wist dat, Imamura wist dat vroeger ook, en Hatta begrijpt dat nu ook. Zijn volgelingen hopen dat hij de Indonesische Stalin wordt... Zijn filosofie is de materialistische en historische dialectiek, zijn richtsnoer het marxisme-leninisme en al zijn uitspraken en geschriften volgen de communistische logica. Zijn politieke tegenstanders zeggen dat hij extreem-links is. Volgens imperialistische beschuldigingen is hij blijkbaar daar al beland. Natuurlijk zeggen de imperialisten dat Thorez extreem ‘left’, Blum ‘old-left’ en Bidault ‘new left’ is. Merkwaardig dat links zo wordt verdeeld... ‘Hoe is uw mening over de 3-juli-zaak’, vroeg ik. ‘Dat was fout! Ik was het er niet mee eens. Het communisme wijst een coup d’état niet af indien nodig, maar niet op deze manier. De voorbereidingen dienen grondig te zijn, en vergezeld te gaan van massa-actie. Ook met de ontvoering van Sjahrir ben ik het oneens. 99

Antara, 15- en 16-4-1948. Murba plaatste beide Antaraberichten (16- en 19-4-1948); Pacific alleen het eerste (16-4-1948). Merdeka’s verslag verscheen pas op 22-4-1948, en was een getrouwe samenvatting van de hoofdpunten van het requisitoor.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

916

Verguisd en vergeten Sjahrirs naam was in de ogen van het volk al sterk gedaald, maar door de ontvoering ging hij zelfs weer omhoog – door de oproep van de President. Anders was hij vanzelf ten onder gegaan omdat de volksmening niet meer achter hem stond. Men zegt dat Tan Malaka zelf het niet eens was met deze actie.’ ‘Wat denkt u van het requisitoor van de procureur-generaal’, vroeg ik vervolgens. ‘Dat was zoals verwacht. Ik heb al een pleidooi gereed dat drie uur duurt. Naar mijn oordeel kan ik uit psychologisch, juridisch, politiek en ideologisch oogpunt onmogelijk worden veroordeeld.’ Ik vervolgde: ‘Maar toch zit u gevangen?’ ‘De regering heeft die macht. Praat me er niet van. De Panglima Besar die volgens de procureur-generaal van het allerzuiverste gedrag was had ook moeten worden vastgezet en berecht. Ik ben nooit wanhopig en zal het ook niet worden.’ Ik liep naar andere kennissen. Pandoe, Soemantoro, Marlan, Moh. Saleh en anderen. Zij leken allen blijmoedig en onvermoeid. De gesprekken gingen over allerlei zaken, te beginnen met wat er achter de 3-juli-zaak stak en het optreden van getuigen die duidelijk ‘kunstmatig’ [Nederlands] overkwamen enzovoorts, van politieke vraagstukken tot de pers, tot tawarren om sigaretten, sandalen of riemen... De tijd was om. De bezoekers gingen een voor een naar buiten. Ik stapte naar buiten via de zware deur. De deur die de mannen afsloot van wie de inzet in onze maatschappij zo zeer nodig was.

N.S. gaf daarna zijn eigen opvatting over de zaak, in al even relativerende stijl. Was het een coup? Nee, daarvoor was het te zachtaardig. Was het een petitie? Nee, daarvoor was het te hard. Het was eerder een ‘noodpetitie’ in een buitengewone situatie. Een juridisch oordeel op basis van koloniale wetgeving leek hem onjuist. Naar politieke maatstaf hadden Yamin en zijn geestverwanten verloren. Bij een succesvol optreden waren nu wellicht Amir en Sjahrir opgesloten, en had Soedirman Soedarsono geen ‘politiek onbenul’ genoemd, maar hem omhelsd en geprezen als ‘held van de revolutie’. Recht is relatief. Wat de procureur-generaal rechtmatig acht, is dat volgens Yamin in het geheel niet. N.S. onderschreef Yamins opvatting, passend in de toepassing van het recht tijdens de revolutie. En hij viel tot slot de procureur-generaal aan die de groep ‘meelopers’ verweet dat zij niet waren ontvlucht en hen daarom wilde vonnissen.100 In deze periode zocht ook de medewerker van ‘Sin Po’ in Djokja hen op. Hij noteerde ontevredenheid en het gevoel onrechtvaardig te worden behandeld. Zij voelden zich als in een koloniale cel. In het proces was aan hun verdiensten als patriotten wel recht gedaan. Maar in de gevangenis werden zij als gevaarlijke bandieten behandeld. Vreemd was dat in feite de rechtszaak draaide om Tan Malaka, die echter niet was aangeklaagd.101 100

N.S., ‘Menindjau: sekitar tahanan politik 3 Djuli’, Pacific, 24-4-1948. ‘Keadjaiban-keadjaiban revolutie di daerah Repoeblik’, Sin Po, 10-7-1948. De observaties in dit artikel dateerden van voor de uitspraak in het proces. 101

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

917

De verdediging van Yamin Op 26 april mocht Soedarsono als eerste zijn eigen verdediging voeren. Hij werd al spoedig afgehamerd als buiten de orde. Zijn verslag zou geen betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten. Na een kwartier pauze kreeg Yamin het woord.102 Hij vulde de volgende vier zittingen met zijn pleidooi. Met het bij Yamin zelden afwezige dramatische effect zei hij dat hij zijn verdediging in grote haast, in slechts tien dagen, had moeten formuleren ‘in de eenzaamheid van de cel; overdag was het licht in mijn kamer zeer ondermaats en ‘s avonds schreef ik mijn verdediging bij het schijnsel van een kaars, tot die was opgebrand en het licht doofde’. En ook ontbrak het hem aan literatuur om zijn argumenten te onderbouwen; slechts zijn verdedigers verschaften hem enige informatie.103 Het lijkt een iets te sombere voorstelling van zaken.104 Yamin gaf zijn rede de titel ‘Sapta Dharma, de boeddhistische zeven plichten, die hij aanpaste tot zeven ‘theses van liefde en trouw’: 1. trouw aan de onafhankelijkheid; 2. trouw aan de vorming van de vrije mens; 3. trouw aan de staat Republik Indonesia; 4. trouw aan volk en democratie; 5. trouw aan de Indonesische geboortegrond; 6. trouw aan de Indonesische natie en het nationalisme; 7. trouw aan het wereldwelzijn. Deze zeven theses waren de opschriften voor onderdelen van zijn verdediging, die hij daarnaast weer onderbracht in drie ‘politiek-juridische’ delen: ‘formal’, ‘substantial’ en ‘remedial’.105 Daarnaast had hij zijn betoog in zestig door hem zelf genummerde paragrafen verdeeld. En in zijn rede kon hij ook verder zijn indelingslust niet in bedwang houden – en raakte hij zelf daarbij ook wel eens het spoor bijster. Yamin opende aldus: Meer dan tweeduizend jaar geleden, nadat de democratische voorvechter Pericles overleed tijdens de Pelopponesische Oorlog ter verdediging van de onafhankelijkheid van Attica werd de geestelijke leider Socrates (466-399) van misdaden 102

Antara, 26-4-1948. Een verslag van eigen correspondenten heb ik niet in de pers kunnen vinden. 103 Yamin 1950:6, 1957:14-5. Yamins verdediging verscheen in 1948 als gestencilde uitgave. De gedrukte uitgaven van 1950 en 1957 volgen deze eerste publicatie getrouw. Van de eerste druk zijn slechts enkele exemplaren overgeleverd. Verwijzing is daarom geschied naar de toegankelijker herdrukken. 104 De Panitia Tahanan Politik verzamelde literatuur voor Yamin; uit Djakarta leverde Yamins half­broer Adinegoro het nodige materiaal (interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 12-11-1980). 105 Yamin 1950:7-8, 1957:16.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

918

Yamin overlegt met Soemantoro; in het midden mw. Chaerul Saleh.

beschuldigd bij zijn beïnvloeding van de Atheense jeugd en van gebrek aan gehoorzaamheid aan de leiders van de staat, waarna hij tenslotte werd veroordeeld tot het legen van de gifbeker. Nu in 1948, na twee jaar in gevangenschap, worden wij, 17 politieke gevangenen, beschuldigd van de misdaad van omverwerping van de regering van de Republik Indonesia en van het geven van een nieuwe staatsvorm aan de Republik; voor ons republikeinen dreigt levenslange gevangenisstraf.

De historici zijn van oordeel dat Socrates het slachtoffer werd van zijn compromisloze houding tegen antidemocratische en voor de staat schadelijke maatregelen van een groep tirannen die mede onder buitenlandse druk handelden.106 Met deze overduidelijk parallel zette Yamin de toon van het eerste deel van zijn betoog. Na woorden van lof voor de voorzitter – zijn eerlijkheid, zijn kundige zoektocht naar recht en waarheid, die hoge verwachtingen wekten over de invloed van recht en waarheid op het vonnis107 – kwam Yamin ter zake. Voor een goed begrip was inzicht in de prille historie van de Republik onontbeerlijk. Daarin was de Proclamatie de allesbepalende factor; daarmee werd de eigen soevereiniteit vastgelegd, en was de rechtmatige (de 106 107

Yamin 1950:5, 1957:13. Yamin 1950:6, 1957:14.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

919

jure) positie van de Republik een feit. In vijf geallieerde documenten van Atlantisch Handvest tot de Conferentie van Potsdam, door Yamin in extenso aangehaald, was voor deze uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht de nodige steun te vinden. De Proclamatie was geen intentieverklaring zoals door Amir en Sjahrir beweerd, en op basis waarvan zij de akkoorden met Nederland afsloten, die de Indonesische soevereiniteit uitholden.108 Yamin zet dit verder uiteen voor vijf periodes sinds augustus 1945. Na de eerste maanden stond de Republik in het teken van de strijd tussen de groep-Amir-Sjahrir, die de Republik verkwanselde, en volk en pemuda, met de Persatoean Perdjoeangan als hun tolk. Als eerste maakte Yamin hier Soekarno’s politieke testament openbaar;109 meer als spectaculaire onthulling, dan als logisch onderdeel van zijn betoog. Met vele voorbeelden werd aangetoond hoe Amir afbreuk deed aan het gewapend verzet, bijvoorbeeld in Soerabaja in 1945. Zijn optreden was tegenovergesteld aan Caesars ‘veni, vidi, vici’: ‘bertempur, berunding dan menjerah’ – strijden, praten en capituleren: een schandvlek in de Indonesische historie.110 Sjahrir voerde een persoonlijk beleid, een geheime diplomatie, waarbij hij zich liet leiden door vrees en onkunde. Daarin paste dat hij op aandrang van Nederland en Engeland Amir in maart 1946 vroeg de PP-leiders te arresteren, en zo ook ging hij heel ver in zijn toegeven aan de Nederlandse eisen, de draagwijdte waarvan pas duidelijk werd bij Hatta’s rede op 27 juni.111 Het ging daarna verder bergafwaarts. Linggadjati werd goedgekeurd in een ‘pseudo-parlement’ op onwettige manier. Daarna ontmantelden Logemann en Attlee de Republik verder in een politiek à la Metternich, terwijl Sjahrir lang geen Talleyrand was die weerwerk kon geven.112 Na dit overzicht was het voor Yamin duidelijk: er was sprake van een politiek proces. De arrestaties waren buiten het openbaar ministerie om geschied op bevel van de leiders van de PS die zo hun politieke tegenstanders uitschakelden.113 In juni 1946 was duidelijk dat het streven naar 100% merdeka moest botsen met de nog geheime resultaten van Sjahrirs diplomatie. Die resultaten waren als dynamiet, en na Hatta’s onthulling er van op 27 juni, volgde de uitbarsting.114 Twee groepen stonden tegenover elkaar: de contrarevolutie won, de ware revolutionairen verloren. En zoals vaak gold,

108 109 110 111 112 113 114

Yamin 1950:8-19, 1957:19-30. Yamin 1950:21-2, 1957:32-3. Yamin 1950:25-6, 1957:36-7. Yamin 1950:26-32, 1957:37-45. Yamin 1950:34-5, 1957:47-8. Yamin 1950:36-7, 1957:49-50. Yamin 1950:38-42, 1957:52-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

920

Verguisd en vergeten

aldus Yamin: ‘La verité historique est faite du silence des morts’.115 Hiermee sloot hij zijn eerste dag af. Hierna begon Yamin zijn tweede deel, waarin onder de eerste these abstracte verhandelingen over de menselijke vrijheid116 en soevereiniteit, in relatie tot de eerste exceptie117 werden afgewisseld met een gedetailleerd verslag van eigen omzwervingen van 27 juni tot 3 juli, dat hij grotendeels al eerder had voorgelezen tijdens zijn verhoor,118 een uitval tegen de ongeoorloofde arrestaties en huiszoekingen op 2 juli119 en een scherpzinnige, minutieuze ontleding van de aanklacht over zijn rol bij de vrijlating van de politieke gevangenen uit Wirogoenan op 3 juli.120 Ook het Gerechtshof kreeg hierbij de ongezouten mening te horen: zijn afwijzing van de eerste exceptie was ‘zeer zwak’, week af van feit en waarheid en was ‘strijdig met het algemene internationale recht’.121 Het deel van de aanklacht waarin Soedarsono, Yamin, Soebardjo, Iwa, Boedhiarto en Boentaran van uitlokking van Joesoef tot de ontvoering van Sjahrir werden beschuldigd, op de bijeenkomst van 27 juni ten huize van Boedhiarto, kreeg daarna de volle laag. Yamin kon zichzelf meteen vrijpleiten; hij was 27 juni niet ter plekke. Maar ook zijn politieke vrienden gingen vrijuit. Joesoef handelde immers op ambtelijk bevel van zijn militaire superieur en deed slechts zijn plicht. Soedarsono’s bevoegdheid om zo’n bevel te geven stond, volgens Yamin, ter discussie, maar Yamin gaf zelf de nodige argumenten aan voor een positief antwoord op deze vraag. Het doel van Sjahrirs aanhouding was bovendien, had Yamin met enige creativiteit geconcludeerd, om hem wegens ‘landverraad’ te berechten volgens de passende juridische weg.122 Yamin koos hierbij tevens de aanval. Deze feiten waren alle, volgens hem, ook bekend aan de regering op 1, 3 en 6 juli – dat gold overigens alleen voor 6 juli – maar niettemin werd de schuld gelegd bij de aanhang van Tan Malaka en werden op grote schaal arrestaties verricht. Opzettelijk en leugenachtig werd zo de politieke tegenstander zwartgemaakt.123 Zo ook werd de Persatoean Perdjoeangan afgeschilderd als een verband dat partijen en organisaties mobiliseerde tegen de regering en aldus verdeeldheid zaaide. Dat was geheel onterecht; de PP paste als organisatie en met zijn revolutionaire theorie in de fase van de Indonesische Revolutie. De massale steun bewees dit; ook de Badan Pekerdja sprak dit in januari 1946 115 116 117 118 119 120 121 122 123

Yamin 1950:44, 1957:58. De uitspraak is van Etienne Rey. Yamin 1950:46-9, 1957:60-4. Yamin 1950:67-75, 1957:86-94. Yamin 1950:49-59, 1957:64-76. Yamin 1950:60-2, 1957:76-80. Yamin 1950:62-7, 1957:80-6. Yamin 1950:74, 1957:94. Yamin 1950:79-88, 1957:100-10. Yamin 1950:86, 1957:107-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

921

uit. De regering die geen naasting van buitenlands bezit wenste en wilde blijven onderhandelen met Engeland en Nederland trad onder buitenlandse druk op tegen de PP-voorlieden. De PP werd uitgehold door de oprichting van de Konsentrasi Nasional, die daarna ‘moedermoord’ pleegde. De arrestaties op 3 juli waren geen juridische actie, evenmin als die op 17 maart, maar een politieke zuivering, buiten het openbaar ministerie om. Het driemanschap Soetan Sjahrir, Amir Sjarifoeddin en dr. Soedarsono ‘misbruikte overheidsdiensten en volgde een recept van buitenlandse herkomst’. Daarachter waren duidelijk zichtbaar de ‘helpende hand van NICA-agenten, Inlanders door Nederland uit Nederland naar de Republik gestuurd, de Sibaristen uit Australië, diverse duistere organisaties, die alle tezamen met het driemanschap de Indonesische Revolutie wilden vernietigen’. In feite was er geen complot van Tan Malaka c.s. om Soetan Sjahrir te ontvoeren, maar zijn wij politieke gevangenen ontvoerd door het driemanschap Soetan Sjahrir-Amir Sjarifoeddin-Soedarsono als begin van een actie van twee jaar om de Revolutie neer te slaan door middel van de staatsorganen en de schending van democratie en de inzet voor Complete Independence.124

De derde dag van zijn pleidooi begon Yamin aan het hoofdstuk ‘trouw aan de Republik Indonesia’. Hij memoreerde zijn eigen inzet voor de Republik, die hem diverse malen in de cel deed belanden en de schrik van de Nederlandse koloniale wereld toen Naar de ‘Republiek-Indonesia’ verscheen van Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka, die nu gevangen zit in de staat waarvan hij een kwart eeuw eerder droomde’. En ook de verdienste van de Pari noemt hij hierbij.125 Yamin sprak wederom zijn twijfels uit over de beschuldiging van de poging tot ‘omwenteling’, gebaseerd op Nederlands-Indisch recht. In een eerdere uitspraak, als reactie op zijn excepties, had het Hof gezegd dat deze aanklacht gelet op de noodsituatie in de Republik kon worden aangepast en toegepast in het proces.126 Op diezelfde noodtoestand en op noodrecht, waarover hij een uitgebreide verhandeling te berde bracht – met aanhalingen die tot Euripides teruggingen – beriep ook Yamin zich toen hij de petitie van 3 juli verdedigde. De Republik was in groot gevaar; een Nederlandse aanval dreigde en het kabinet-Sjahrir was bereid de staatssoevereiniteit over te dragen. De politiek van Sjahrir moest daarom worden gestopt. In die situatie ontstond de petitie. Tirtawinata’s vereisten aan een petitie, zoals in zijn requisitoor verwoord, noemde Yamin irreëel. Zij gingen voorbij aan de noodtoestand die op 3 juli bestond. 124 125 126

Yamin 1950:93-5, 1957:115-8. Yamin 1950:96-8, 1957:119-21. Yamin 1950:98-101, 1957:121-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

922

Verguisd en vergeten Wij kwamen naar het paleis niet voor de grap, maar kwamen om een petitie in te dienen om op te komen voor de regeling van onze aanhouding, om de staatssoevereiniteit te verdedigen, om de eer van volk en land te verdedigen.

In normale tijden zouden wij in ‘rok of jacquet naar het paleis gaan, en niet in badmantel’. Dat alles werd geofferd aan het hoger doel. Maar het verwijt van Tirtawinata was ook eenzijdig. Ook op 3 juli zagen wij zelf dat de huisregels over het gedrag niet zo stipt in acht werden genomen en gehanteerd. Ministers liepen sinds de morgen in en uit in alledaagse kleren, in sarong en overhemd (mr. Amir Sjarifoeddin), in heel gewone kleding (Surachman, Darmawan, Abdoelmadjid) en mr. Ulfah Santoso had een simpele jurk aan. Vele officieren en manschappen liepen sinds de ochtend rond met lang haar, in gevechtstenue, en ook last but not least droeg mr. Amir Sjarifoeddin een pistool en de President had een kapmes bij zich. Huisregels?

Nood breekt wet. De petitie ontstond uit de ervaring en overtuiging dat het leven van onze familie, het bestaan van de Indonesische natie, het leven van het volk, het leven van vrienden ver en nabij, ons eigen leven als patriot in een noodsituatie ernstig werd bedreigd door buitenlandse agressie en door bedenkelijke politieke acties van departementen; al deze dreiging was voor ons zo dichtbij, zodat in onze gedachtewereld wij als ‘PatriotCombatant’ ook een bedreigd deel daarvan vormden.127

Vervolgens nam Yamin de hoofdbeschuldiging in behandeling, de ‘aanslag tot omwenteling’. Hij verdeelde zijn verdediging in negen onderdelen, waarin hij al zijn juridische spitsvondigheid en belezenheid etaleerde en zich met genoegen begaf in haarkloverijen. Hij richtte zijn pijlen in het bijzonder op het gebruik van koloniale wetgeving, met contrarevolutionair oogmerk, in een Republik geboren uit revolutie – en noteerde verkeerde interpretaties en foute vertalingen. Maar hij ging ook in op de vraag of er sprake was van een coup d’état, zoals de regering in haar verklaring van 6 juli 1946 had beweerd – een bewering die in de aanklacht niet terugkeerde. Yamin weerlegde dit uitgebreid, met behulp van definities uit drie encyclopedieën. En met diezelfde definitie wees hij naar het kabinet-Sjahrir dat door zijn schending van Grondwet en Proclamatie een echte, duistere coup had gepleegd.128 De beschuldiging van het omverwerpen van de Republik noemde Yamin ‘onmogelijk en ondenkbaar’, ten aanzien van mannen die zich al tientallen jaren inzetten voor zo’n Republik, die daarvoor naar Digoel waren verbannen, die deel hadden aan de Proclamatie en hadden gestreden om de 127 128

Yamin 1950:101-11, 1957:126-37. Yamin 1950:117-23, 1957:143-50.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

923

Republik te behouden.129 Van geweld of druk was geen sprake, aldus Yamin. De ontvoering van Sjahrir en de poging hiertoe van Amir stonden buiten dit deel van de aanklacht, en Soedarsono had – en hier verkeerde Yamin even op gespannen voet met de gang van zaken – de lasjkar op de vroege 3 juli zelf naar hun kazernes teruggestuurd. Hij noemde het tragikomisch dat de enige bewapende personen in het paleis op 3 juli Soekarno en Amir waren.130 Het verband dat de regeringsverklaring van 6 juli 1946 legde tussen Soekarni’s gesprek met Hatta op 30 oktober 1945 over de vervanging van Soekarno door Tan Malaka, en de 3-juli-zaak noemde Yamin een ‘teleologische causaliteit vol met sofismen, domheden, praatjes en daarom zeer gevaarlijk voor lezers en luisteraars met minder ontwikkeling of inzicht’. En ook de aanklacht toonde geen logisch verband aan tussen de opgevoerde feiten.131 Er was sprake van een petitie, een volstrekt legitiem instrument. De procureur-generaal construeerde door het leggen van allerlei onterechte verbanden een schuld, waarbij voor hen blijkbaar gold dat ‘Yaminem delendam esse’, zoals Yamin Cato’s uitspraak over Carthago aanpaste.132 En zijn verhaal besloot Yamin met nog een aanpassing, nu van een Nederlands kinderliedje, speciaal voor de procureur-generaal: Tusschen Solo en Mataram ligt de weg van staatsgreep Al wie met ons mee wil gaan moet onze manieren verstaan.133 Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit, de poging Soedirman in de coupplannen te betrekken vond Yamin in Soedirman zelf een pleitbezorger. Deze zei immers dat hij al op 22 juni de papieren had ontvangen waarin de plannen tot regeringswijziging waren neergelegd in plaats van op 29 juni zoals de aanklacht formuleerde. Yamin wees op Soedirmans rol als bemiddelaar en ‘bumper’, door hemzelf als zodanig omschreven, tussen president en politieke leiders, en op diens eigen oordeel, dat niet was te beïnvloeden. Yamin voegde daaraan toe dat tot juni 1946 die ‘bumper’ wel leek te behoren tot de auto van de revolutionaire oppositie, die hij met veel inzet zo voorzag van een onderdeel.134 129 130 131 132 133 134

Yamin 1950:130, 1957:158-9. Yamin 1950:130-3, 1957:159-62. Yamin 1950:133-40, 1957:162-9. Yamin 1950:140-7, 1957:170-8. Yamin 1950:147-8, 1957:178. Yamin 1950:151-5, 1957:182-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

924

Yamin protesteerde tegen het niet-horen als getuige van Soekarno, Hatta, Natsir en Soenarjo. Op die manier bleven een aantal feiten en achtergronden in het duister: het politieke testament, het gesprek Soekarni-Hatta, de politieke verhoudingen, de arrestaties op 17 maart en in juli 1946, Natsirs rol in de opstelling van de verklaring van 6 juli.135 Op twee getuigen die wel waren gehoord ging Yamin afzonderlijk in. De eerste was Soedirman. Yamin haalde Tirtawinata aan, die Soedirman in zijn requisitoor ‘schoon’ had verklaard, hoe ook de ‘deels geïnformeerde personen’ een andere conclusie zou kunnen trekken, omdat zijn naam vaak in de zaak werd genoemd. Yamin vroeg zich af wie zijn naam dan wel noemden. Hij was dat niet geweest, hoewel de procureur-generaal zelf hem tijdens een verhoor had gezegd (in het Nederlands): ‘Het onderzoek gaat in de richting van de Panglima Besar. Ik moet nog de zaak opbouwen.’ En nog voor Soedarsono’s komst op 3 juli schreef Amir in een brief aan Hatta als zijn mening neer dat Soedirman betrokken was. En Yamin liet zich niet de kans ontgaan Tirtawinata’s uitspraak over de ‘schone’ Soedirman te weerleggen: liever een ‘vuile’ getuige die de waarheid zegt, dan een ‘schone’ die onder ede liegt. De suggestie was duidelijk, en Yamin voegde een aantal voorbeelden toe waar Soedirmans verklaring niet in overeenstemming was met de feiten. Dit alles was naar Yamins oordeel het gevolg van het feit dat Soedirman van 5 januari – de oprichting van de PP – tot 3 juli aan de zijde van de oppositie stond, tegenover de regeringspolitiek en het kabinet-Sjahrir. De procureur-generaal wilde het voorstellen dat de oppositie dit ten onrechte veronderstelde, maar ‘de liefde kwam niet van één kant’. Na 3 juli koos Soedirman de regeringskant en moest hij zich vrijpleiten van de verdenking bij de oppositie te zijn betrokken, en van het beeld als ‘happy-hearing man’ bij de oppositie en ‘unhappy-talking man’ in het paleis. Kan de procureur-generaal gelukkig zijn met zo’n getuige, het leger met een generaal die zo kan luisteren en spreken, of moet de Indonesische Revolutie ongelukkig zijn met een zoon met dit karakter, laat ik over aan de wijsheid van de rechtbank en aan het uiteindelijke oordeel van de geschiedenis.136

De tweede getuige was A.K. Joesoef. Onder ede had deze verklaard dat hij op eigen initiatief het plan tot ontvoering van Amir en Hatta opvatte, en dat hij de ontvoering van Sjahrir al van plan was voor hij op 27 juni bij Boedhiarto op bezoek kwam. Daarmee was het derde punt van de aanklacht ontzenuwd, en was ook Soedarsono vrijgepleit van de ontvoering van Amir. Yamin wees er op dat Joesoef zichzelf hiermee beschuldigde, maar dat hij als gelovig isla135 136

Yamin 1950:155-8, 1957:187-90. Yamin 1950:158-61, 1957:190-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

925

miet zijn eed niet wilde schenden. Yamin zei geloof te hechten aan Joesoefs bewering dat hij bij Amirs ontvoering ‘menselijk’ was opgetreden. Want, aldus Yamin, was het niet dezelfde Joesoef die met grote persoonlijke risico’s Amir had bevrijd uit een Japanse cel kort na de Japanse overgave en hem naar Djakarta had gebracht, waar Amir meteen minister werd?137 Van de negen documenten die Soedirman in Tawangmangoe op 6 juni had ontvangen was slechts één door Yamin overhandigd; Yamin ontweek de vraag naar zijn auteurschap van de overige stukken. Met verwijzing naar de verwarring over de data van overhandiging (22 juni volgens Soedirman, 29 juni volgens Tirtawinata) deed hij hetzelfde bij de vier documenten die Soedirman toen zou hebben ontvangen.138 Tot slot – ook van de derde dag van zijn verdediging – concludeerde Yamin dat Tirtawinata slechts een aantal aanwijzingen aaneen had geregen onder het motto ‘Panta Rhei’ (alles stroomt) en daarmee oprechte bezorgdheid over de politieke situatie had verdacht gemaakt. Hij had ten onrechte het spookbeeld opgeroepen van een broederstrijd rond het paleis, waar, naar zijn zeggen, driehonderdduizend strijders zouden verschijnen, in een stad die niet meer dan honderdvijftigduizend inwoners telde. Het gevolg was de arrestatie van de petitiegroep, die rechteloos waren als de gevangenen die de tsaar naar Siberië stuurde of Hitler naar Buchenwald.139 De vierde dag begon hij met de ‘grote hoop’ uit te spreken dat hij zijn verdediging die dag kon afsluiten. Hij opende zijn betoog met een uiteenzetting over het recht van petitie, naar zijn oordeel een onverbrekelijk onderdeel van de democratische grondrechten. Socrates, Meng Tse, Gadjahmada, Datuk Perpatih en Thomas Jefferson zouden zich ‘lachend in hun graf omdraaien’ als zij de procureur-generaal het tegendeel hadden horen beweren. En deze getuigen en nog een paar meer haalde Yamin aan om zijn stelling te onderbouwen.140 De reactie op de petitie van 3 juli vormde dan ook een schending van democratische rechten; de arrestatie van Yamin en zijn medestanders was die van een ‘fascistische machtsstaat’.141 Vervolgens gaf Yamin uitleg over de vier maklumat, een uitleg die hij in dezelfde bewoordingen ook had uitgesproken bij zijn verhoor in maart.142 Hij ging in op de vorm en de bewoording waarbij ten behoeve van de publiciteit – als de maklumat officieel zou worden verspreid – met nadruk de 100% onafhankelijkheid werd herhaald. De motieven lagen mede in de desorganisatie van de regeringstop – de geografische verspreiding van de departementen 137 138 139 140 141 142

Yamin 1950:162-3, 1957:194-6. Yamin 1950:166-70, 1957:200-3. Yamin 1950:170-3, 1957:203-7. Yamin 1950:174-84, 1957:208-20. Yamin 1950:184-6, 1957:220-2. SV 1948:176-88, verhoor Yamin 9-3-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

926

Verguisd en vergeten

en de ongrondwettige wijze waarop het kabinet was samengesteld – de familiebanden in de regeringstop, met velen uit Kota Gedang (bij Boekittinggi) afkomstig, met daarbij iemand als mr. Tamzil, ‘die van twee bordjes eet’, die nauwe banden onderhoudt met Van Mook en Schermerhorn. De regering werd geïnfiltreerd, ook door onderministers, een instituut dat de Grondwet niet kende. Hun aantal was ‘weelderig’ (Nederlands), volgens Yamin. Zij en NICA-officieren uit Australië en Nederland leverden de Nederlandse infiltratie van de Republik op. In de bestaande staat van beleg vormde dan de Dewan Pimpinan Politik een passende reactie.143 De vier maklumat werden hierna voorgelezen en van commentaar voorzien. Zij kwamen voort uit de algemene onvrede met het kabinet-Sjahrir, dat daarom moest worden ontslagen (Maklumat 2). Met Maklumat 3 waarbij de Panglima Besar en de Dewan Pimpinan Politik de militaire en politieke macht kregen opgedragen, was volgens Yamin geen sprake van een aantasting van Soekarno’s grondwettige bevoegdheden. Integendeel, Sjahrirs schending daarvan werd teruggedraaid. Maklumat 5 verschafte de samenstelling van het kabinet. Daarmee toonden de petitionisten dat zij verantwoordelijkheid wilden dragen en weerlegden zij de fluistercampagne na de KNIP in Solo dat de PP geen ministers wilde leveren. Yamin noemde het kabinet een coalitiekabinet van Masjumi, PNI en PBI dat als zijn uitgangspunt 100% onafhankelijkheid stelde. Het was ook een presidentieel kabinet, zonder premier en onderministers, zoals de Grondwet voorschreef. Maklumat 4 met de samenstelling van de Dewan Pimpinan Politik behoefde meer toelichting, maar volgens Yamin was hier geen sprake van een ongrondwettige instelling. De leden, allen minister, vormden een soort kernkabinet dat in de crisissituatie voor de noodzakelijke coördinatie en eenheid van beleid moest zorgdragen. Zij hadden niet meer rechten dan de ministers, maar wel een zwaardere taak. Zij waren het antwoord op desorganisatie en infiltratie. En zo kwam de groep op 3 juli 1946 naar het paleis opdat de fakkel van ‘100% onafhankelijkheid met de vonk van Soekarno weer zou opvlammen. Maar helaas werd die fakkel in het paleis van de Republik gedoofd.’144 De ‘vijfde these: trouw aan de Indonesische geboortegrond’ gaf Yamin ook de kans zijn eerdere inzet voor een Indonesische staat inclusief Malakka en geheel Borneo, Timor en Nieuw-Guinea te bevestigen. Zo’n unitaristische staat was ook de waarborg voor het behoud van de integriteit van de Republik. Door hiervan af te wijken, door de concessies van de regering en een verkeerde militaire politiek was de Republik teruggedrongen tot zijn huidige grondgebied. De petitie vroeg om een koerswijziging, maar vergeefs.145 143 144 145

Yamin 1950:186-90, 1957:222-6. Yamin 1950:190-201, 1957:227-39. Yamin 1950:204-13, 1957:239-53.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

927

Onder deze these viel ook zijn aanval op de regeringsverklaring van 6 juli 1946, waarover hij al vele malen de staf had gebroken. Hij deed het nu nog eens, meer dan twintig bladzijden lang. Met ‘reclame-headlines’ werden losse feiten aan elkaar gekoppeld, zoals vroeger in PID-rapporten of een hetze van de koloniale pers, tot een verzameling van leugens en laster, die het volk vergiftigde. Tan Malaka werd als machtsbeluste samenzweerder afgeschilderd, zijn betrokkenheid bij Sjahrirs ontvoering als een ‘postulaat zonder logica of bewijs’. Yamin viel een aantal beweringen in de verklaring aan en verdedigde nog eens zijn petitie. De regering had bewust de eerste twee maklumat weggelaten en slechts de naamlijsten van ministers opgenomen om zo het beeld van baantjesjagers te vestigen. De relatie die de verklaring legde tussen het gesprek Hatta-Soekarni op 31 oktober 1945 en de coup noemde hij ongeloofwaardig. Was er dan geen vrijheid van meningsuiting in de Republik? Waarom zweeg Hatta over dat gesprek tot juli 1946? Was er geen politiek testament waarin Soekarno en Hatta de zwartgemaakte Tan Malaka waardig achten hen op te volgen?146 In dit verband verdedigde Yamin nog eens de PP als eenheidsorganisatie om de groepsvorming en verdeeldheid, als gevolg van door Sjahrir toegestane partijvorming, tegen te gaan. En hij liet zich bitter uit over het vijfpuntenprogramma van het kabinet-Sjahrir, dat valselijk werd gelijkgesteld aan het minimumprogram van de PP, en dat er op onwettige wijze op de KNIP-zitting in Solo was doorgedrukt. En dat nadat de BP en de KNIP zelf eerder de PP en zijn program hadden onderschreven. Al met al was de regeringsverklaring, geïnspireerd door ‘boosheid, haat, hoogmoed en razernij’ een ‘zeer goedkoop’ document, vol met ‘persoonlijke aantijgingen’. Het was ‘louter laster’ om de arrestaties van 17 maart en 3 juli te rechtvaardigen. Dit document van het kabinet-Sjahrir werd ten onrechte gebruikt om een rechtszaak op te baseren. De verklaring berokkende grote schade aan staatsburgers, trouw aan Proclamatie en Grondwet, die het niet eens waren met het antinationale en ‘a-patriotic’ kabinet Sjahrir.147 De laatste twee theses, over nationalisme en internationalisme, besprak Yamin slechts kort en in algemene termen. Hij benadrukte nog eens het unitarisme als noodzakelijke basis voor de Republik, en de rechtmatige entree in de ‘family of nations’ die een revolutionaire diplomatie – een heel andere dan die door Sjahrir werd gevolgd – zou waarborgen.148 Yamin kwam tot zijn slotsom, dat alle aangeklaagden op alle punten van de aanklacht dienden te worden vrijgesproken, waarbij hij de in zijn verdediging verspreide argumenten hiervoor nog eens puntsgewijs opsomde.149 146 147 148 149

Yamin 1950:213-25, 1957:253-68. Yamin 1950:225-31, 1957:268-75. Yamin 1950:231-8, 1957:276-84. Yamin 1950:238-42, 1957:285-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

928

Verguisd en vergeten

In zijn slotwoord zei Yamin zich te herkennen in Shakespeare’s woorden: ‘Wandering between two worlds, one dead, the other powerless to be born’. Hij zei op zijn twee jaar hechtenis zonder bitterheid terug te zien. Voor de gezinnen van de gevangenen, of voor het strijdende volk was het lot zwaarder te dragen. Niettemin was Yamin gelukkig in de glorieuze tijd te leven waarin voor de Republik Indonesia werd gestreden, en pemuda en volk bereid waren hun leven te offeren zodat ze zouden worden: ‘wolken in de hemel, gras op de aarde en schuim op de zee’. En daarna droeg hij het gedicht ‘Moedertranen’ voor van de Russische dichter Nekrasov, een tijdgenoot van Tolstoi, in de originele Russische versie en in Indonesische vertaling – over een moeder die weent over haar gesneuvelde zoon. Yamin was zijn verdediging met Socrates begonnen en hij wilde met een voorbeeld eindigen dat veel nabijer lag: met een jonge Indonesische jurist die vijfentwintig jaar eerder aan een Nederlandse universiteit geen toestemming kreeg te promoveren op de exorbitante rechten in de kolonie, omdat zijn materiaal incompleet zou zijn. Pas twintig jaar later wordt zijn materiaal compleet, nu de idealen van zijn volk hun verwezenlijking naderen, zoals eerder al op papier gezet door de Bapak Republik Indonesia. Nu zijn bronnen volledig zijn, wachten de beklaagden op het oordeel van het Gerechtshof onder de leus: gerechtigheid voor het vaderland moet geschieden ook al gaat de wereld ten onder, in overeenstemming ook met het Soendanese motto van zijn proefschrift. Na dit beroep op Koesoemaatmadja, want die was deze jonge jurist,150 sloot Yamin af met drie uitroepen: ‘Leve onze hoogvereerde Republik Indonesia! Voor eeuwige vrijheid van volk en land van Indonesia!, Leve de Indonesische Revolutie en voor de zege van de Wereldrevolutie! Merdeka!’151 Het was dus een indrukwekkend geheel, waarin Yamin zijn belezenheid en eruditie uitspreidde, zich afwisselend politicus en jurist toonde, en waarbij zijn retorisch talent wel eens met hem op de loop ging. Zijn afkeer van 150

Koesoemaatmadja promoveerde in 1922 aan de Leidse Universiteit op het proefschrift ‘De Mohammedaansche vrome stichtingen in Indië’. Er zijn mij geen aanwijzingen bekend dat hij wilde promoveren op de exorbitante rechten van de gouverneur-generaal. Dat lijkt ook onwaarschijnlijk. In 1921 was P.H.C. Jongmans in Leiden gepromoveerd op De exorbitante rechten van den gouverneur-generaal in de praktijk, en daarmee was Koesoemaatmadja het gras voor de voeten weggemaaid. Zijn laatste stelling toont wel zijn belangstelling voor het onderwerp: ‘Waar de praktijk toont, dat de toepassing van de “exorbitante rechten” van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië door de onvoldoende waarborgen, waarmede zij omkleed zijn, tot ernstige willekeur leidt, behooren deze rechten wegens dit despotiek karakter te worden afgeschaft, tenzij het gelukt ze te voorzien van betere waarborgen’. De opdracht in het Soendanees in zijn proefschrift luidde: ‘opgedragen aan mijn vaderland Pasoendan’. In twee biografieën van Koesoemaatmadja wordt hierop niet ingegaan, terwijl daarin ook de 3-juli-zaak niet of nauwelijks aan de orde komt (Soenjata Kartadarmadja 1973; Muchtaruddin Ibrahim 1983). 151 Yamin 1950:242-6, 1957:289-94.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

929

de politiek van Sjahrir en Amir keert telkens terug in onverzoenlijke taal; de procureur-generaal wordt bedacht met een overvloed aan denigrerende opmerkingen. Voor de voorzitter van het Hof blijft respect, wellicht ook uit tactisch motief; met de afwijzing van de excepties hadden zijn rechters overigens ook hun gebrek aan juridisch inzicht getoond. De pers volstond met het afdrukken van het Antara-verslag van Yamins verdediging – de Antara-journalist had er begrijpelijkerwijs moeite mee om lijn te brengen in zijn verhaal en de belangrijke punten te selecteren. Hij deed dat getrouw, en verzuchtte een paar maal dat Yamin zeer uitvoerig in zijn uiteenzettingen was. Verder verschafte hij nauwelijks sfeertekening. Een keer bestreed Yamin op ‘lyrische wijze’ de procureur-generaal. En bij zijn slotwoorden, en het Russische gedicht, was Yamin ontroerd, en met hem de zaal.152 Volgens Soedarsono kon ook Koesoemaatmadja zijn tranen niet bedwingen.153 De opkomst was ‘redelijk groot’, maar verminderde in de loop der dagen. Op de laatste dag van Yamins defensierede werd de bewaking van de gevangenen en rond de rechtszaal versterkt.154 De andere defensieredes De volgende dag, 30 april, kreeg Soedarsono een herkansing. Hij verklaarde dat de arrestatie van Sjahrir op zijn bevel was geschied omdat deze de staat schade berokkende. En dit paste bij de eed van Soedirman namens het leger om de Grondwet hoog te houden. De poging tot ontvoering van Amir was geheel en al eigen initiatief van A.K. Joesoef. Soebardjo had meer tijd nodig – tweeënhalf uur voor 29 vellen papier. Hij gaf een uitvoerig overzicht van zijn daden en opvattingen gedurende veertig jaar. Hij bestreed de ‘leugens’ over zijn persoon in de regeringsverklaring. Hij ging in op het politieke testament en zijn relatie met Tan Malaka. Tot slot achtte hij de gesprekken in Batjiro eind juni geheel en al een zaak van vrijheid van meningsuiting in een democratisch land.155 Op 3 mei mocht Iwa zich verdedigen. Hij had bijna drie uur nodig. Hij trok van leer tegen het requisitoor – getuigen werden geloofd, als zij maar de 152

Antara, 26-, 27-, 28- en 29-4-1948. Eryono et al. 1985:180. 154 Murba, 28- en 30-4-1948. Murba volstond met enkele regels over Yamins rede. Door de staking die ‘Murba’ trof, verscheen de krant vanaf 1 mei niet. Murba heeft eigen bronnen voor de opkomst; Antara meldt dit gegeven niet. Pacific drukte drie Antara-verslagen in hun geheel af (Pacific, 27, 28- en 29-4-1948); het vierde kon geen plaats krijgen door de staking die het blad vanaf 30 april lamlegde. Over de opkomst: Overzicht, p. 32, no. 13, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850. 155 Antara, 30-4-1948. Subardjo 1978 noemt het proces niet eens. Alleen Yamins verdedigingsrede is overgeleverd; die van alle andere beklaagden lijken verloren te zijn gegaan. 153

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

930

Verguisd en vergeten

aanklacht versterkten, schuld werd aangenomen zonder bewijs en er bestond geen causaal verband tussen intentie en daad. Iwa twijfelde aan de getuigenis van Soedirman. Iwa zette zijn rol uiteen bij de Proclamatie, en raakte hierbij zo geroerd dat een kwartier schorsing nodig was om te herstellen. Tot slot ging Iwa uitgebreid in op de democratie en zijn rechten, die door het kabinet-Sjahrir waren geschonden.156 Op 4 mei waren Boedhiarto en Boentaran aan de beurt. De eerste vertelde de ‘droevige historie’ van zijn anderhalf jaar hechtenis. Hij was na zijn arrestatie in pyjama afgevoerd en moest tien dagen slapen op een dunne mat. Zijn cel mat slechts drie bij drie meter en lag vlakbij de wc, en, voegde hij er aan toe, gevangen Nederlandse soldaten kregen elke dag melk en sliepen op een matras. Hij had anderhalf jaar zijn gezin niet mogen ontmoeten, en mocht niet corresponderen. Zijn broer voegde daaraan toe dat hij toen hij ziek werd niet naar het ziekenhuis mocht ter verzorging. Hij twijfelde ernstig of Soedirman, ondanks zijn eed, wel de waarheid had gesproken. Het kwam hun voor dat deze bij de machthebbers zijn positie wilde veiligstellen. In zijn rol als bemiddelaar was hij niet oprecht geweest. Beiden achtten zich onschuldig en bestreden de weergave van de procureur-generaal.157 Dezelfde dag maakte Soemantoro nog een begin met zijn verdediging, die hij op 5 mei voltooide. Hij noemde de arrestaties van hem en medejournalisten een poging van regeringszijde deze critici monddood te maken. Hij ging uitvoerig in op de rechten van een vrije pers in een democratie, die zich nooit zou laten muilkorven. Met de coup had hij niets te maken. Zoals ook andere beklaagden ontkende hij dat hij op 3 juli zes maal – aldus Tirtawinata – de kans had gekregen de vrachtauto te ontvluchten. Dat was door de bewaking onmogelijk.158 Soemantoro werd afgelost door Sajoeti Melik die honderdzestig bladzijden had volgeschreven. Zijn rede vergde drie zittingsdagen. Hij gaf deze de titel ‘Ekadharma’ (De eerste plicht), verdeeld in ‘Saptaparwa’ (zeven hoofdstukken) – de verwantschap met Yamin is opvallend. Die zeven hoofdstukken heetten: inleiding, over waarheid en rechtvaardigheid, verweer tegen het requisitoor, een juridische, politieke en ideologische verdediging, en de verwachting over het vonnis. Tirtawinata kreeg er van langs: er waren geen strafbaar feit, geen getuigen, geen bewijs en geen bekentenis. Zijn requisitoor was tendentieus. Hij had voor Sajoeti Melik zijn eis verzwaard omdat deze al diverse malen eerder was veroordeeld, en dus een recidivist was. Maar, zei 156

Antara, 3-5-1948. Iwa Kusuma Sumantri 2002:268-73 noemt deze zelfde elementen. Antara, 4-5-1948. 158 Antara, 4- en 5-5-1948 en Kedaulatan Rakjat, 5-5-1948. Dit laatste verslag is het enige van een eigen correspondent. De reden is duidelijk; Soemantoro was bij zijn arrestatie hoofdredacteur van Kedaulatan Rakjat. 157

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

931

Sajoeti, dat waren vonnissen van Nederlandse, Britse en Japanse rechtbanken. Is deze rechtbank een opvolger van die rechtslichamen? Sajoeti Melik kwam ook op voor Tan Malaka – een snelle beslissing was nodig waarbij schuld of onschuld werd vastgesteld. Tot slot vroeg hij niet allereerst vrijspraak, maar ‘helderheid’, zowel bij schuldigverklaring als vrijspraak.159 Moh. Saleh zei in het geheel niet betrokken te zijn geweest bij de 3-julizaak. Hij was slechts gevraagd naar het paleis te komen om met Soekiman te overleggen.160 Op 10 mei mochten de laatste vijf beklaagden hun woord doen. Pandoe Kartawigoena gaf een lang exposé over de gang van zaken sinds de Proclamatie en de rol van Tan Malaka en Soekarni daarin. Hij veroordeelde de arrestaties in Madioen in maart 1946. Hij bestreed de aanklacht en zei op 3 juli niets van een petitie of coup te hebben geweten. Tot slot las hij een eigen gedicht voor waarin de jeugd werd opgeroepen de revolutie voort te zetten; ‘alle aanwezigen waren geroerd’. De andere vier – Soerip Soeprastijo, Soerjodiningrat, Marlan en Djojopranoto – waren korter van stof. Zij ontkenden schuldig te zijn.161 Op 11 mei kregen de drie verdedigers het woord, waarbij mr. Daljono zijn pleidooi liet voorlezen door mr. Gatot. Volgens mr. Soeprapto lag de bron van het conflict in de tegenstelling tussen Partai Sosialis en PP. Het Hof moest onafhankelijk oordelen, los van de partij die de macht had. De aanklacht ten aanzien van ‘aanslag’ en ‘omwenteling’ was onjuist en strijdig met de Grondwet. De opvatting over petitie was ‘verouderd’ (Nederlands). Het requisitoor was onsystematisch en sprak zich tegen. Mr. Daljono vroeg vrijspraak in een korte verklaring en ook mr. Gatot was kort van stof: ‘de beklaagden hebben als helden en zuiver gehandeld, zij hebben hun land verdedigd. Hij zei dat zijn verdediging werd vergemakkelijkt door de uitgebreide verdediging van de beklaagden zelf ‘zowel in juridisch, filosofisch en sociologisch opzicht als uit het gezichtspunt van “common sense”’. De verdediger kwam tot de slotsom dat er geen bewijs in concreto was geleverd dat de beklaagden alle misdaden waarvan zij werden beschuldigd hadden begaan. Tot slot hoopte mr. Gatot dat de Mahkamah Tentara Agung de plicht besefte en kende die de geschiedenis in juridisch opzicht op hem legde, omdat volgens de verdediger het vonnis het bewijs zou verschaffen of de rechtspraak in de Republik vooruitgaat of terugvalt. Op deze zitting had Koesoemaatmadja ook meegedeeld dat zijn Hof op 27 mei vonnis zou wijzen.162 ‘Merdeka’ verschafte op 4 mei achtergronden over het proces en zijn 159

Antara, 5-, 7- en 8-5-1948. Prijadi 1986:84 en Sayuti Melik 1986b:259 citeren kort uit de verdedigingsrede. 160 Antara, 8-5-1958. 161 Antara, 10-5-1948 162 Antara, 11- en 12-5-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

932

Verguisd en vergeten

mogelijke afloop. Uit de omgeving van het MTA waren geluiden vernomen dat vele beklaagden vrij zouden komen of een straf gelijk aan het voorarrest zouden krijgen. Slechts Yamin en Soedarsono zouden waarschijnlijk zwaarder worden gestraft. Uit andere bron was duidelijk dat Tan Malaka tegen de coup was en de plegers hun daden boos had verweten. De regering mocht slechts vallen door massa-actie van het volk.163 Het vonnis Zowel binnen als buiten het gebouw – 75 mensen in de zaal, 200 daarbuiten164 – was het op 27 mei druk – ook minister Soesanto was verschenen – toen Koesoemaatmadja om negen uur begon met de voorlezing van de ‘rechtsoverwegingen’, zoals die in het vonnis, dat in gedrukte vorm honderdvijftien bladzijden besloeg, waren neergelegd. Dat vonnis herhaalde de aanklacht, waarna een aantal algemene overwegingen volgde. Het Hof achtte zich bevoegd, omdat sprake was van een militaire beklaagde en de te berechten feiten plaatsvonden tijdens de staat van beleg, alles dus overeenkomstig de wettige regels. De Proclamatie was aldus het vonnis geen absoluut gegeven met allerlei rechtsgevolgen, maar een verklaring die de wens van het Indonesische volk uitdrukte, maar die verder moest worden ingevuld. Het kabinet-Sjahrir-Amir was een wettig kabinet, waarmee Yamin en zijn medestanders een politiek verschil van mening hadden, die echter nooit een noodtoestand rechtvaardigde met een vrijbrief om onwettige middelen tegen dat kabinet te hanteren. Met aanhalingen uit de Koran werd benadrukt dat slechts langs wettige weg een regering kon worden vervangen. In dat opzicht ook waren de herhaalde klachten over de onwettige aanhouding van de beklaagden strijdig met hun opvatting dat Soedarsono en Joesoef wel het recht hadden Sjahrir aan te houden. Naar het oordeel van het Hof waren een ministerieel kabinet en het instituut onderminister niet strijdig met de Grondwet, zeker niet nadat KNIP en president hiermee instemden. De bewering dat de ontvoering van Sjahrir een reactie van het volk was op de tegenvoorstellen was ongeloofwaardig. Het Hof zag slechts een actie van Joesoef, op bevel van Soedarsono, en van de beweerde overdracht aan justitie was niets gebleken. Deze nuchtere en ontnuchterende inleiding werd besloten met: 163

‘Tan Malaka tak menjetudjui tindakan Sudarsono?; Sebagian besar terdakwa akan bebas’, Merdeka, 4-5-1948. 164 Overzicht, p. 33, no. 16, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 850.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

933

overwegende, dat uit het voorliggende duidelijk blijkt dat alle genoemde gebeurtenissen het gevolg zijn van de tegenstelling tussen de drie beklaagden mr. Moh. Yamin, mr. Soebardjo en mr. Iwa Koesoema Soemantri en hun geestverwanten met de regering toen; dat zij als staatsburgers hun eisen mogen voorbrengen bij de regering, maar dat niet zij het zijn die daarover beslissen, maar de regering zelf gebaseerd op de geldende wetten en het belang en het welzijn van de staat.165

Deze overwegingen beloofden weinig goeds voor de beklaagden. Het vonnis vatte daarna uitvoerig en getrouw de verhoren van beklaagden en getuigen samen.166 In 13 punten werd daarna een verslag van de gebeurtenissen verschaft, te beginnen met Soedirmans ontmoeting in Tawangmangoe met het zestal PP-voorlieden tot Soedarsono’s aankomst in het paleis en Joesoefs ontvoering van Amir. In dit overzicht ontbreekt elke verwijzing naar het bezoek van Soedarsono en Yamin aan Soedirman in Solo. Verder wordt als feit aangenomen dat Soedirman op 29 juni een aantal documenten van Soedarsono kreeg en niet op 22 juni zoals Soedirman getuigde. Het is overigens een feitelijk verslag, per punt voorzien van de namen van beklaagden, getuigen of documenten, die daarover gegevens verschaften.167 Op basis van deze feiten, aldus het vonnis, moest worden bepaald of sprake was van schuld en welk strafrechtartikel van toepassing was. Allereerst weerlegde Koesoemaatmadja de juridische bezwaren tegen het gehanteerde artikel ‘de aanslag ondernomen met het oogmerk om omwenteling teweeg te brengen’ (artikel 107), waarbij hij in serieuze discussie met Yamin en Soeprapto zijn interpretatie stelde, met verwijzing naar vindplaatsen in de literatuur. Het artikel was dus geldig in de Republik.168 Hij wees af dat sprake was van een petitie – daartoe werd niet aan de vereisten voldaan. De aanhef al ‘op aandrang van volk en leger’ schond de vorm. De inhoud vroeg om machtsoverdracht aan Panglima Besar en Dewan Pimpinan Politik – daarmee werd de president van zijn grondwettelijke bevoegdheden ontheven. Was er sprake van dwang of dreiging op 3 juli? Koesoemaatmadja was hierover heel duidelijk. Overwegende dat het verschijnen bij het Staatshoofd op een tijd waarop men pas is ontwaakt, men zich de ogen uitwrijft om de slaap te verdrijven, zonder toestemming vooraf, al een blijk is van geweld, vastbesloten zich van niets of niemand iets aan te trekken en niet afkerig van het gebruik van dwang, wordt ook bewezen door hun beschuldiging dat de president de menselijke waardigheid en fatsoens­ normen schond, in plaats van te denken aan de schending door henzelf van het 165

Putusan 1948:35-41; de aanklacht in Putusan 1948:29-35. Putusan 1948:41-112; de samenvattingen van de verhoren van Sajoeti Melik, Soemantoro, Pandoe Kartawigoena, Soerip Soeprastijo, Marlan, Soerjodiningrat en Djojopranoto ontbreken in deze gedrukte versie; waarschijnlijk, in ieder geval deels, een vergissing. 167 Putusan 1948:112-5. 168 Putusan 1948:115-8. 166

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

934

Verguisd en vergeten bewonersrecht, de democratische fatsoensnormen en dergelijke meer, waarbij deze schending plaatsvond ten opzichte van het Staatshoofd; dat de beklaagden zelf niet in staat zijn een passend en begrijpelijk motief aan te geven, waarom zij voor de duidelijkheid over hun bedoeling geen andere weg konden kiezen dan de slinkse weg, met hun komst op een onverwacht tijdstip om te ‘verrassen en te overrompelen’, in een groep bestaande uit personen die invloedrijk waren in diverse kringen, onder leiding van iemand die toen zeer grote invloed bezat in leger en politie en die bekend stond als een moedig man, om zo druk en dwang uit te oefenen op de President om hun wensen in te willigen; Dat hun bedoeling om druk en dwang uit te oefenen, wat ook inhield dat indien nodig geweld zou worden gebruikt, ook wordt bewezen door hun inzet tot het mobiliseren van de Lasjkar Rakjat; dat ook bewezen de gevangenneming van politiecommandanten om de overheidsorganen op het gebied van veiligheid en bewaking lam te leggen, zodat zij geen belemmeringen zouden ondervinden bij het uitvoeren van hun bovengenoemde daden; dat met deze bedoeling ook getuige 13 Kanapi Tjitrodiningrat het bevel kreeg om voor 6.30 uur in de morgen van 3-7-1946 naar het Presidentiële Paleis te gaan, waarbij hem streng werd bevolen, dat de bewaking in het Paleis niets zou mogen doen bij aankomst van de beklaagden in het Paleis; bewezen ook door de ontvoering van getuige 1 mr. Amir Sjarifoeddin, toen minister van defensie, de belangrijkste autoriteit op het gebied van de veiligheid naast de Panglima Besar, als gevolg van zwakte van de andere ‘machtsapparaten’ van de regering toen; Dat bij hun inzet om druk en dwang uit te oefenen op de President de naam van de Panglima Besar werd gebruikt, alsof de handelingen die zij verrichtten, van de vrijlating van de politieke gevangenen tot het overhandigen van de vier hierboven genoemde maklumat, door de beklaagden werd verricht op bevel van de Panglima Besar, terwijl de Panglima Besar volstrekt niet hierbij was betrokken, geen enkel aandeel hoe klein ook, had in de 3-juli-zaak; dat alles om de indruk te vestigen dat het gehele leger achter hen stond, en zo druk en dwang te versterken; Overwegende dat de inzet van de beklaagden om de Panglima Besar te beïn­ vloeden ook een bewijs vormt dat zij, indien tegengewerkt of in verwarring, geweld zouden gebruiken om hun politieke idealen te bereiken met hulp van Panglima Besar en leger; dat de politieke gevangenen en kabinetswisseling geen zaak van Panglima Besar en leger vormen, zoals verduidelijkt door getuige 2 Soedirman in een zitting van het Hof; in de bewijsstukken wordt het duidelijk dat zij door de Centrale Regering zijn gearresteerd, terwijl een kabinetswisseling een zaak is van de Centrale Regering, maar deze beide aangelegenheden zijn niet besproken met de Centrale Regering, hoewel alle gevangenen in Tawangmangoe de President en de Vice-President zelf goed kenden, maar besproken met de Panglima Besar met geen ander doel dan de Panglima Besar en zijn leger te gebruiken om de Regering te dwingen hun wensen in te willigen, zo nodig met de inzet van gewapende macht; dat met dit inzicht ook moet worden gekeken naar de acties van personen als beklaagde I Soedarsono en getuige 5 A.K. Joesoef; beklaagde I Soedarsono, een man met zo grote invloed dat hij uit de politiegelederen werd gekozen om Panglima van de Divisie in Djokja te worden, een moedig man, bekend als ‘held van Kota Baroe’, zoals beklaagde II mr. Moh. Yamin hem noemt, een man die zich bewust is van zijn openbare kracht, zodat hij niet aarzelt om maatregelen te nemen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

935

die fatsoen en recht schenden; en zo nodig geweld gebruikt zoals wordt bewezen door het optreden van beklaagde I Soedarsono die toen hij werd ondervraagd door de Panglima Besar, daarbij met over elkaar geslagen benen zat, terwijl zijn revolver niet in de foudraal was opgeborgen, maar in de buikriem was gestoken; toen hij voorstellen tot verandering van het kabinet overhandigde hield hij de auto van de Panglima Besar midden op de weg aan en zei: ‘Hier is het dan, het moet maar met geweld’; het is gebruikelijk dat als beklaagde I Soedarsono het niet met iets eens is, zijn wensen worden tegengewerkt, of zijn gevoelens gekwetst, dat hij kwaad zegt dat hij de personen die zijn woede opwekten zal vernietigen, honen, platslaan, opvouwen of opsluiten (getuige 13 Kanapi en getuige 15 Mardjohan), dat het zo maar gevangennemen van een eerste minister, in dit geval Soetan Sjahrir, omdat hij zelf Soetan Sjahrir als een landverrader beschouwt, zonder acht te slaan op de wettelijke regels betreffende aanhoudingen, zonder deze zaak te bespreken met de Centrale Regering of zijn Panglima Besar; dat alles toont dat zoals vaak gebeurt in een situatie, waarin het vuur van de nationale revolutie ons ten heftigste verhit, personen zichzelf snel, gemakkelijk en brutaal beschouwen als oppermachtig, zich zelf vergoddelijken, alsof zij de controle over zichzelf hebben verloren; dat karakter en houding van A.K. Joesoef soortgelijk zijn; dat hij bij de Panglima Besar verscheen met een pistool gericht op het lichaam van de Panglima Besar, dat hij een Eerste Minister en een Minister van Defensie zomaar gevangen nam, omdat hij van oordeel was dat zij landverraders waren, hij plotseling, zoals het in zijn gedachten opkwam, tot bepaalde daden kwam, en hoewel het ging om de gevangenneming van een Eerste Minister en een Minister van Defensie heeft hij daarbij niet nog eens diepgaand en volledig nagedacht en overwogen; dat, hoewel nog niet is bewezen wie de dader is, zij het risico namen geweld te gebruiken en twee bewakers van mr. A. Sjarifoeddin sneuvelden toen getuige 5 A.K. Joesoef de ontvoering van de Minister van Defensie uitvoerde.169

Dat geweld tot de middelen behoorde bleek ook uit de taal en de woorden van Yamins eerdere documenten: ‘bitter, beledigend, vernederend, met een overvloed aan vijandige en wraakgevoelens’, waarbij de regering, en in het bijzonder Hatta, Sjahrir en Amir als verraders en verkopers van hun volk werden beschuldigd.170 Het vonnis verweet Yamin, Iwa en Soebardjo hun instemming met de ontvoering van Sjahrir, zoals zij dat in hun uitlatingen eind juni hadden laten blijken. Het verweer van met name Soebardjo en Iwa dat zij in hun eerste verhoor zich niet vrijuit durfden uit te spreken, en dat zij waren gehandicapt door hun gebrek aan kennis van de Indonesische taal werd afgewezen – voor mannen van hun positie en opleiding was dat ongeloofwaardig.171 Na deze algemene opmerkingen zette het vonnis uiteen welk aandeel elk van de beklaagden had in de loop der gebeurtenissen. Het werd bewe169 170 171

Putusan 1948:120-2 Putusan 1948:118-22. Putusan 1948:122-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

936

Verguisd en vergeten

zen geacht dat Yamins manuscript ‘Pernjataan hak kemerdekaan Republik Indonesia’, door Iwa en Soebardjo was geamendeerd, zodat het tenslotte kon gelden als een gezamenlijk werkstuk. Met andere documenten werd dit stuk op 6 juni 1946 overhandigd aan Soedirman. Deze overdracht onder verantwoordelijkheid van het trio Yamin-Iwa-Soebardjo werd bewezen geacht. De documenten vroegen om hun eigen vrijlating en een vervanging van de regering, waarbij het leger die politieke verandering zou moeten bewerkstelligen. In die zin werd druk uitgeoefend op Soedirman, die ‘hun wens niet volgde en niets deed’.172 Het vonnis schetst de bijeenkomst van 27 juni, en de opgewonden anti-Sjahrir-stemming daar, waaruit Sjahrirs ontvoering direct voortvloeide. In dit verband werd Soedarsono’s bewering dat hij het ontvoeringsbevel onder druk van Joesoef had getekend ongeloofwaardig genoemd: ‘een divisiecommandant van 45 jaar, invloedrijk en machtig, tegenover zijn ondergeschikte, met de rang van majoor, nog maar juist volwassen’. Joesoefs getuigeverklaring, in tegenstelling tot eerdere verhoren, dat hij zelfstandig had besloten tot de ontvoering van Amir, werd niet geloofd. Aan Soeharto’s verklaring, dat hij Soedarsono het bevel hiertoe aan Joesoef hoorde geven, werd meer waarde gehecht. Ook de uitvoering – juist bij de wisseling van de wacht bij Amirs woning – wees op een goede voorbereiding. Het was aldus deel van een plan gebaseerd op ‘Pernjataan hak kemerdekaan Republik Indonesia’.173 De komst van Iwa en Yamin naar Djokja op 28 juni en nieuwe concepten die Yamin opstelde, die weer als basis dienden voor de op 29 juni door Yamin, Iwa, Soebardjo, Boedhiarto en Boentaran opgestelde verklaringen, en die Soedarsono die dag aan Soedirman overhandigde, vormden alle deel van het plan de regering te vervangen.174 Het vonnis ging hier wel in op het bezoek van Soedarsono en Yamin aan Soedirman op 2 juli. Het gaf kort de visie van de eerste twee, en de uitvoerige uitleg van Soedirman in reactie op deze ‘laster’. Het Hof was van oordeel dat Soedirmans versie de juiste was. Hij had verklaard al zijn bevelen schriftelijk vast te leggen. Een zo belangrijk bevel als aan Soedarsono om gevangenen te bevrijden en met hen Soekarno om een nieuw kabinet te vragen zou nooit mondeling zijn gegeven. Soedirmans uitleg over de noodzaak van zijn aanwezigheid in Solo op 3 juli om een broederstrijd te voorkomen was plausibel. Yamins getuigenis over Soedirmans uitlatingen toen Soedarsono afscheid nam kwam pas tijdens het proces – eerder had hij in verhoren daarover niets gezegd, volgens het Hof ‘toonde dit slechts de slimheid van de beklaagde om 172

Putusan 1948:123-7. Putusan 1948:127-9. 174 Putusan 1948:129-32. Het vonnis noemde het verschil in datering van deze overhandiging – Soedirman stelde deze op 22 juni – niet van belang. 173

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

937

de woorden van mensen te verdraaien ten gunste van zijn eigen verdediging in deze zaak’.175 Het vonnis stelde vast dat Soedarsono geen recht had om bevel te geven Sjahrir gevangen te nemen, noch om de gevangenen uit Wirogoenan te bevrijden. Hun arrestatie, werd ook vastgelegd, was niet onrechtmatig gelet op de noodsituatie.176 Tot slot ging het Hof in op de schuld van elke beklaagde aan de tenlastelegging. Bij gebrek aan bewijs van actieve kennis en betrokkenheid bij de gang van zaken in het paleis werden Sajoeti Melik, Pandoe Kartawigoena, Soerip Soeprastijo, Soemantoro, Djojopranoto, Soerjodiningrat en Marlan vrijgesproken. Wat de anderen betreft werd hun aandeel in het ‘complex van handelingen’ met ‘boos opzet’ op basis van Yamins ‘Pernjataan’ voldoende bewezen geacht. Soedarsono en Yamin waren de leiders van het zevental, van wie Moh. Salehs schuld nog apart werd uiteengezet. Er was sprake van een ‘misdrijf met groot gevaar voor veiligheid en welzijn van de staat, en voor haar burgers’. Er dreigde onderlinge gewapende strijd, en de staat van beleg was afgekondigd. Daartegenover stonden als verzachtende omstandigheden dat hun poging faalde, bloedvergieten vrijwel uitbleef en de bedoeling bij de beklaagden voorzat om het lot van land en volk te verbeteren. Gevangenisstraf was daarom op zijn plaats. Soedarsono werd tevens ontslagen uit het leger en kreeg een verbod voor negen jaar om daarin te dienen. De afwezige beklaagden Adam Malik en Ibnu Parna werden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Chaerul Saleh zou later apart moeten worden berecht; zijn aanhouding werd bevolen. En tot slot vielen dan de vonnissen: Soedarsono en Yamin vier jaar, Soebardjo en Iwa drie jaar, Boedhiarto en Moh. Saleh tweeënhalf jaar en Boentaran twee jaar, alles met aftrek van voorarrest.177 Hoger beroep was niet mogelijk, wel kon gratie worden verzocht. Het Hof had heel wat afgedaan van de eis van de procureur-generaal, die voor 17 beklaagden totaal 94 jaar cel vorderde. Nu werden 7 beklaagden tot samen 21 jaar veroordeeld. Het MTA-vonnis was hard, en veegde alle politieke en juridische argumenten van de beklaagden en verdedigers van tafel in een strakke redenering en in harde bewoordingen. Soedirman werd ontzien en op zijn woord geloofd, minder opzichtig dan Tirtawinata deed, maar niettemin onmiskenbaar. En over de rol van Soekiman, minister van binnenlandse zaken, werd geen oordeel gegeven. Met dat al waren de vonnissen, gelet op de zwaarte van de aanklacht, relatief licht.178 Het vonnis was grotendeels het werk 175 176 177 178

Putusan 1948:132-4. Putusan 1948:134-6. Putusan 1948:136-44. Dat vond ook mederechter Wirjono (Wirjono Prodjodikoro 1974:27).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

938

Verguisd en vergeten

van Koesoemaatmadja, zoals ook blijkt uit een aantal passages waarin zijn opmerkingen uit de verhoren vrijwel ongewijzigd terugkeren. De strafmaat was het resultaat van overleg tussen Koesoemaatmadja en Wirjono. De andere rechters kregen het vonnis slechts ter goedkeuring voorgelegd.179 Had Koesoemaatmadja in alle vrijheid de strafmaat kunnen bepalen? Zijn vonnis kon allerlei politieke gevolgen hebben, vooral als het zeer licht of heel zwaar zou uitvallen. Gelet op de overwegingen zouden hogere straffen dan Koesoemaatmadja uitsprak op hun plaats zijn. Was de voorzitter, een toonbeeld van onafhankelijkheid en onkreukbaarheid, bewerkt? Aan zijn ‘beste vriend’ ds. Harahap bekende hij – zelfs zijn echtgenote had hij het niet verteld – in april 1949. Ik kreeg opdracht Yamin en zijn vrienden geen te zware straf te geven, laat staan de doodstraf. Voor de eerste maal in mijn zo fraaie loopbaan moet ik een vonnis ‘tegen beter weten in’ uitspreken. Weet je wat dit alles voor mij betekent? Ik lijd nu aan hoge bloeddruk als gevolg van dit onjuiste vonnis, dat ik naar men zei moest uitspreken in het nationale belang, en voor het evenwicht in de politieke situatie. (Yamin en zijn vrienden waren nodig tegen Amir.) Ik ben er van overtuigd dat ik als gevolg van die hoge bloeddruk zal overlijden.180

Koesoemaatmadja overleed in 1952, 53 jaar oud. Antara leverde een kort verslag van de slotzitting.181 Slechts ‘Kedaulatan Rakjat’ plaatste een commentaar van hoofdredacteur Samawi. Hij loofde de snelle afhandeling en het onafhankelijke, rechtvaardige oordeel. Daarmee was nu een einde gekomen aan een zaak die de Republik voortdurend had beroerd; het laatst nog de BPKNIP toen die op 19 mei om amnestie en abolitie vroeg; een verzoek waarop nog geen antwoord was gegeven. De schuldigen waren gestraft; de onschuldigen vrijgesproken. Die laatsten werden welkom geheten in de strijd. Tot slot wees Samawi op de nog niet berechte politieke gevangenen, onder wie Tan Malaka, Abikoesno en Soekarni. Hij hoopte op hun snelle berechting – ‘zij zijn al lang genoeg gevangen’.182 Soemantoro en Sajoeti Melik lieten hun krant weten verheugd te zijn terug te keren als redacteur van ‘Kedaulatan Rakjat’. Maar zij vroegen tijd van de lezers – twee jaar waren zij gescheiden geweest van de strijd en hadden zij slechts van afstand de gebeurtenissen gevolgd. Twee dagen vrijheid hadden hun geleerd dat er veel was veranderd. En daarom vroegen zij tijd om de nieuwe omstandigheden te bestuderen, om daarna als ‘tolk van het volk’ de 179 180 181 182

Interview Didi Kartasasmita, Djakarta, 28-10-1980. Harahap 1971, II:22-3. Antara, 27-5-1948. Smw. [Samawi], ‘Putusan M.T.A.’, Kedaulatan Rakjat, 28-5-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

939

wensen van het volk weer te vertalen.183 Soemantoro wenste niet terug te keren als hoofdredacteur.184 Adam Malik en Pandoe Kartawigoena verschenen op 28 mei opnieuw op de Antararedactie waar zij met een ‘eenvoudige plechtigheid’ werden verwelkomd.185 Sajoeti Melik en Soemantoro schreven al spoedig weer hun stukken in ‘Kedaulatan Rakjat’. Soemantoro kwam daarbij op voor de vrijlating en rehabilitatie van de 3-juli-verdachten en -veroordeelden. Er was, naar zijn mening, nog steeds sprake van een ernstige schending van de rechtsstaat.186 Op 29 mei bood de Panitia Tahanan Politik Yamins pleidooi te koop aan als Sapta Darmo Patriotisme Indonesia, een folio-uitgave van 208 bladzijden, voor Rp. 200.187 Het voorwoord was gedateerd 14 mei, van voor het vonnis dus. De procesverslagen waren al eerder door de Panitia uitgegeven. Yamins pleidooi moest de eerste zijn van een serie met de verdedigingsredes van alle aangeklaagden en de pleitredes van de advocaten. De standpunten en ideeën daarin verdienden het, in het belang van de Revolutie, te worden verspreid onder het volk.188 Het was een gestencilde uitgave, met inzet van diverse typemachines en gebruik van diverse soorten papier. Op Sumatra werden in een brochure, ook in 1948, de aanklacht en Yamins excepties uitgegeven, op basis van de verslagen van de Panitia Penolong Korban Politik (Comité tot Steun aan Politieke Slachtoffers), blijkbaar een alternatieve naam voor de Panitia Tahanan Politik. In de inleiding werd in positieve toon over Yamin en Tan Malaka geschreven. Een aangekondigd vervolgdeel is niet verschenen, althans niet aangetroffen of vermeld gevonden.189 Het proces-Joesoef Met het vonnis in het monsterproces tegen de 17 beklaagden van de 3-julicoup was de juridische nasleep van de gebeurtenissen nog niet afgerond. A.K. Joesoef was nog niet berecht. Op 15 juni maakte Antara bekend dat hij op 17 en 19 juni voor de MTA zou moeten verschijnen, verdacht van de ontvoering van Sjahrir. Het bericht noemde acht op te roepen getuigen: Sjahrir, Darmawan Mangoenkoesoemo, Soemitro Reksodipoetro, Amir Sjarifoeddin, 183 184 185 186 187 188 189

Sumantoro-Sajuti, ‘Minta tempo’, Kedaulatan Rakjat, 29-5-1948. Interview Wonohito, Djokjakarta, 13-10-1980. Antara, 28-5-1948. Sumantoro, ‘Negara hukum’, Kedaulatan Rakjat, 3-7-1948. Kedaulatan Rakjat, 29-5-1948. De oplage was ‘zeer beperkt’. Yamin 1948:ii. De aangekondigde andere pleidooien zijn niet verschenen. Coup d’etat jang gagal 1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

940

Verguisd en vergeten

de al veroordeelde Soedarsono, Sastrolawoe, Soebagijo en Soeharto. Daarmee zouden de drie eerstgenoemden voor het eerst over hun ontvoering worden gehoord. Het Hof trad aan in geheel andere samenstelling. Van de vijf leden was slechts Sukarnen ook rechter bij het eerdere proces geweest. Koesoemaatmadja was ‘verhinderd’; mr. Husein Tirtaamidjaja verving hem. Procureur-generaal Tirtawinata stuurde zijn adjunct mr. Moeljatno. De verdedigers waren bekenden: mr. Daljono en mr. Gatot.190 Na opening werd de aanklacht voorgelezen. Joesoef zat daarbij: dik en groot van postuur, gekleed als gewoon soldaat, met lichtgeel hemd en broek, een legerpet en korte laarzen. In afwijking van zijn lichaam zien zijn gelaatstrekken er zeer jeugdig uit. Het verloop van de zitting, die op vriendelijke wijze werd geleid door de voorzitter, leek op een gesprek tussen leraar en leerling.

In zijn verhoor zei Joesoef dat hij meende als staatsburger en vrijheidslie­ vende pemuda het recht te hebben Sjahrir aan te houden, toen deze afdeed aan 100% onafhankelijkheid. Hij gaf langs bekende lijnen een overzicht van het verloop van de gebeurtenissen. Moeljatno wond zich hierbij nogal op en viel fel uit tegen Joesoef. Hij verweet hem in het wilde weg arrestaties te verrichten. Joesoef reageerde verward en leek de kluts kwijt. Mr. Gatot nam het in scherpe bewoordingen op voor zijn cliënt en verklaarde diens reactie uit de lange gevangenschap, die zijn gezondheid had geschaad. Moeljatno maakte zich hierover ook boos. Hij verweet Joesoef ongepast gedrag in zijn eerste verhoren, maar zijn eigen kalmte en vriendelijk optreden, met ‘thee en gebakken banaan’ hadden de sfeer verbeterd. Soedarsono werd gehoord. Het enige opmerkelijke in zijn verklaring was dat Sjahrirs aanhouding was geschied om hem te beschermen tegen acties van personen, die het met zijn beleid oneens waren.191 Op 19 juni werd Amir gehoord. Met ‘zeer zachte stem’ vertelde hij weer over zijn mislukte ontvoering op 3 juli, waarbij hij een verband legde met de actie van de PP. Hiertegen protesteerde mr. Gatot. Het was ‘tendentieus, onrechtmatig en buiten de orde’ dit verband te leggen. Helaas waren Sjahrir, Darmawan en Soemitro niet in persoon aanwezig. Hun al veel eerder opgemaakte verklaringen werden voorgelezen.192 Op 24 juni werden nog drie getuigen gehoord.193 Op 28 juni hield mr. Moeljatno zijn requisitoor. De feiten waren duidelijk en hij was kort; zijn eis was zes jaar en ontslag uit militaire dienst. Joesoef zelf zei dat hij ‘niet 190

Antara, 15-6-1948; al eerder zo’n bericht in Kedaulatan Rakjat, 11-6-1948. Antara, 17- en 18-6-1948; Nasional, 18-6-1948 bevat de citaten, en was ook het enige blad dat van een eigen verslaggever berichtgeving opnam. Nasution 1979, II:115-8 bevat een incompleet verslag van het proces-Joesoef, gebaseerd op Antara-verslagen met enkele toevoegingen. 192 Antara, 19-6-1948. 193 Hiervan heb ik geen verslag gevonden; ook Antara liet het hierbij afweten. 191

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

941

bereid was toe te zien hoe zijn land op het spel werd gezet door personen die zich leiders noemden’. De verdedigers vroegen vrijspraak. Joesoef handelde rechtmatig in buitengewone omstandigheden, en voegde Daljono er nog aan toe, de feitelijke ontvoering werd in Solo door Solose eenheden verricht.194 Op 12 juli wees de MTA vonnis. Joesoef kreeg vier jaar met aftrek van voorarrest, en werd ontslagen als TNI-majoor. Hij aanvaardde zijn veroordeling.195 Het proces kreeg weinig aandacht. De kranten volstonden – op een enkele uitzondering na – met overname van de Antara-berichten. Joesoef werd opgesloten. In december 1948, bij het begin van de Tweede Politionele Actie, zat hij vast in Loano (Bagelen). Op bevel van de militaire gouverneur werd hij geëxecuteerd,196 waarschijnlijk om hem niet in Nederlandse handen te laten vallen. Datumlijst en bronnenoverzicht van het 3-juli-proces De belangrijkste bron vormt: Stenografisch verslag sidang Mahkamah Tentara Agung dalam ­pemeriksaan proces Sudarsono cs. [SV]. Dit is een gestencilde uitgave van de Panitya Penolong Tahanan Politik, 323 pp. (incompleet) en bevat een verzameling van door de Panitya uitgebrachte verslagen van verhoren, voorzien van doorlopende paginering. Deze zijn niet in chronologische volgorde opgenomen. Het is in deze vorm in 1949 of later uitgegeven – het bevat namelijk het gratiebesluit van Soekarno van 9-8-1948, met een geleidebrief van 8-10-1949 aan Soedarsono, die om een afschrift hiervan had gevraagd. Het vonnis werd gepubliceerd als een niet als zodanig herkenbare aflevering van het tijdschrift ‘Hukum’, uitgegeven door de Perhimpunan Ahli Hukum Indonesia in 1949: Putusan Mahkamah Tentara Agung Republik Indonesia di Djogjakarta tanggal 27 Mei 1948 dalam perkaranja: terdakwa2 Djendral major Sudarsono, Mr. Muhamad Yamin, Mr. Achmad Subardjo, Mr. Iwa Kusuma Sumantri c.s. Peristiwa 3 Juli 1948, 144 pp. Het vonnis bevat samenvattingen van de verhoren en getuigeverklaringen. De samenvattingen van de verhoren van Sajoeti Melik, Soemantoro en Pandoe Kartawigoena zijn in Putusan niet te vinden, waarschijnlijk het gevolg van een vergissing. (Merdeka, 12-4-1949 meldt het aanstaande verschijnen van deze uitgave, op basis van informatie van Koesoemaatmadja.) Op basis van de verslagen van de Panitya Penolong verscheen: Coup d’Etat jang gagal; Soedarsono - Jamin c.s. dihadapan Mahkamah Agung Tentara Djogjakarta. Sibolga: Gempar, [1948], 44 pp. dat de aanklacht (pp. 6-17), de excepties van Yamin (pp. 17-44) en de strafmaat (p. 44) bevat. Van alle zittingen zijn verslagen gemaakt door Antara. 194

Antara, 28-6-1948. Antara, 12-7-1948. 196 Nasution 1979, VIII:118. B 29 (Codenaam Republikeinse inlichtingenman, waarschijnlijk Sukowinadi), ‘Een beschouwing van de activiteiten der partijen vanaf de aanval der Nederlanders op Jogja tot de sluiting der overeenkomst op 7 mei’, 23-6-1949, vertaald in CMI-doc. 5797, p. 24, in NA, Verspreide Archivalia GG 60-340 meldt, in tegenspraak hiermee, dat Joesoef in de guerrillastrijd na december 1948 met een eigen sectie troepen actief was in de regio Poerworedjo. Iwa Kusuma Sumantri 2002:326-7 noemt Joesoefs dood tijdens de guerrilla na december 1948 het gevolg van politieke verschillen van mening, ‘maar ook van sentimenten, ook als gevolg van vrouwenzaken’. 195

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

942

Verguisd en vergeten

Yamins verdedigingsrede verscheen in druk in 1948, 1950 en 1957 (zie hiervoor de bibliografie). Hieronder volgt een overzicht van zittingsdagen en agenda, gevolgd door een opgave van persverslagen en commentaren (co) daarover Aanklacht 28-1 SV 57-64; voorberichten Antara, 28-1, 30-1 (Kedaulatan Rakjat, Pacific); inleidend artikel: Antara, 19-2 (Sin Po, 20-2, Murba, 21-2); Pacific 16-2; Buruh, 18-2; Buruh, 21-2 (overzicht); co Penghela Rakjat, 19-2, 20-2, 21-2; Kedaulatan Rakjat, 6-2, Merdeka, 20-2; Nasional 19-2 1e zittingsdag 19-2 excepties Yamin SV 65-83; geheel in Murba, 22-2, 23-2, 27-2; co Murba, 23-2; Buruh, 20-2; Kedaulatan Rakjat,19-2; co Suara Publik, 23-2 2 – 23-2 reactie procureur generaal op excepties Yamin SV 84-91; co Murba, 28-2; Nasional, 26-2 3 – 26-2 verdediging Yamin van zijn excepties SV 92-137; deels Murba, 28-2, 1-3; deels Pacific, 27-2, 28-2? 3 – 26-2 wraking rechters SV 138-40; geheel in Murba, 29-2, 1-3; co (algemeen) Murba, 29-2, Merdeka, 4-3 (alge- meen) 4 – 4-3 Reactie rechtbank (interlocutoir vonnis) op excepties Yamin SV 1-16; Putusan 9-27; Bhayangkara, april 48, pp. 3-29 4 – 4-3 Reactie rechtbank op wraking rechters SV 16-7; co algemeen Soeara Rakjat, 6-3 5 – 5-3 verhoor Soedarsono SV 18-43; Putusan 41-7 6 – 6-3 verhoor Soedarsono SV 44-56; Putusan 41-7 7 – 8-3 verhoor Yamin SV 141-68; Putusan 47-57 8 – 9-3 verhoor Yamin SV 169-199; Putusan 47-57 9 – 10-3 verhoor Soebardjo SV 200-15; Putusan 57-62 10 – 11-3 verhoor Iwa Koesoema Soemantri Putusan 62-6 11 – 12-3 verhoor Boedhiarto SV 216-29; Putusan 66-9 12 – 13-3 verhoor Boentaran Putusan 69-70 12 – 13-3 verhoor Sajoeti Melik SV 230-40 13 – 15-3 verhoor Mohamad Saleh Putusan 70-3 13 – 15-3 verhoor Soemantoro SV 241-8 13 – 15-3 verhoor Pandoe Kartawigoena SV 249-56 13 – 15-3 verhoor Soerip Soeprastijo 14 – 16-3 verhoor Marlan 14 – 16-3 verhoor Soerjodiningrat 14 – 16-3 verhoor Djojopranoto

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VII Het 3-juli-proces

943

15 – 17-3 afwijzing verzoek verdediging tot vrijlaten verdachten, met uitzondering van drie zieken: Marlan, Soerip Soeprastijo, Soerjodiningrat; voorlezing processen-verbaal Chaerul Saleh, Adam Malik, Ibnu Parna, allen voortvluchtig algemeen Mashoed, ‘Meski bumi tenggelam; 3 Djuli: perkara terbesar’, Tindjauan 1-11(74-1948):5-6 16 – 22-3 getuigeverklaring Amir Sjarifoeddin Putusan 73-8; Pacific, 23-3; Kedaulatan Rakjat, 22-3; Patriot, 22-3; Merdeka, 23-3 17 – 23-3 getuigeverklaring Soedirman Putusan 78-86; Kedaulatan Rakjat, 24-3; Nasional, 24-3; Patriot, 24-3; Sin Po, 24-3; Merdeka, 25-3 18 – 24-3 getuigeverklaring Wongsowadono Putusan 86-8; Kedaulatan Rakjat, 25-3; Nasional, 25-3; Patriot, 25-3 18 – 24-3 getuigeverklaring Soeharto Putusan 88-9; Kedaulatan Rakjat, 25-3; Nasional, 25-3; Patriot, 25-3 19 – 24-3 getuigeverklaring Abdoel Kadir Joesoef Putusan 89-93; Kedaulatan Rakjat, 25-3; Nasional, 25-3; Patriot, 25-3 20 – 25-3 getuigeverklaring Soekiman Putusan 93-4; Kedaulatan Rakjat, 27-3 20 – 25-3 getuigeverklaring Soemarsono Putusan 94-6; Kedaulatan Rakjat, 27-3 20 – 25-3 getuigeverklaring Darmowardojo Putusan 96-7; Kedaulatan Rakjat, 27-3 co algemeen Suara Publik, 25-3 21 – 27-3 getuigeverklaring Tjokrodiningrat Putusan 97-8; Kedaulatan Rakjat, 30-3; Nasional, 3-3 21 – 27-3 getuigeverklaring Soebekti Putusan 99; Kedaulatan Rakjat, 30-3; Nasional, 30-3 21 – 27-3 getuigeverklaring Djauzzie Putusan 99-100; Kedaulatan Rakjat, 30-3; Nasional, 30-3 21 – 27-3 getuigeverklaring Turmuzi Putusan 100; Kedaulatan Rakjat, 30-3; Nasional, 30-3 22 – 30-3 getuigeverklaring Kanapi Tjitrodiningrat Putusan 100-3; Kedaulatan Rakjat, 31-3 22 – 30-3 getuigeverklaring Pamoerahardjo Putusan 103-4; Kedaulatan Rakjat, 31-3 22 – 30-3 getuigeverklaring Mardjohan Putusan 104-6; Kedaulatan Rakjat, 31-3 22 – 30-3 getuigeverklaring Santoso Putusan 106; Kedaulatan Rakjat, 31-3 23 – 1-4 verzoek verdediging tot horen Soekarno, Abdoelmadjid, Natsir, Djokosoejono, Soedarsono, Martodjoemeno, Soeljoadikoesoemo en Soetarto; verzoek Boedhiarto tot horen Tan Malaka en Soekarni: deels toegestemd (inclusief Domopranoto); verzoek vrijlating op borgtocht afgewezen Kedaulatan Rakjat, 1-4 24 – 5-4 getuigeverklaring Djokosoejono Putusan 106-8; Kedaulatan Rakjat, 6-4; Merdeka, 7-4 24 – 5-4 getuigeverklaring Soedarsono Putusan 108-9; Kedaulatan Rakjat, 6-4; Merdeka, 7-4 24 – 5-4 getuigeverklaring Soeljoadikoesoemo Putusan 109-10; Kedaulatan Rakjat, 6-4; Merdeka, 7-4 24 – 5-4 getuigeverklaring Domopranoto Putusan 110-l; Kedaulatan Rakjat, 6-4; Merdeka, 7-4

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

944 24 – 25 – 26 – 26 – 27 – 28 – 29 – 30 – 30 – 31 – 32 – 32 – 33 – 34 – 34 – 35 – 36 – 36 – 37 – 37 – 37 – 37 – 37 – 38 – 38 – 38 – 39 –

Verguisd en vergeten 5-4 getuigeverklaring Martodjoemeno Putusan 111-2; Kedaulatan Rakjat, 6-4; Merdeka, 7-4 15-4 requisitoor procureur generaal Tirtawinata SV 257-301 algemeen Pacific 24-4 26-4 verdediging Soedarsono 26-4 verdediging Yamin 27-4 verdediging Yamin 28-4 verdediging Yamin 29-4 verdediging Yamin 30-4 verdediging Soedarsono 30-4 verdediging Soebardjo 3-5 verdediging Iwa Koesoema Soemantri 4-5 verdediging Boedhiarto Kedaulatan Rakjat, 5-5 4-5 verdediging Boentaran Kedaulatan Rakjat, 5-5 4-5 verdediging Soemantoro Kedaulatan Rakjat, 5-5 5-5 verdediging Soemantoro 5-5 verdediging Sajoeti Melik 7-5 verdediging Sajoeti Melik 8-5 verdediging Sajoeti Melik 8-5 verdediging Moh. Saleh 10-5 verdediging Pandoe Kartawigoena 10-5 verdediging Soerip Soeprastijo 10-5 verdediging Soerjodiningrat 10-5 verdediging Marlan 10-5 verdediging Djojopranoto 11-5 verdediging mr. Soeprapto 11-5 verdediging mr. Daljono (voorgelezen door mr. Gatot) 11-5 verdediging mr. Gatot 27-5 vonnis Putusan 29-144, SV 305-23 (incompleet; wel op pp. 305-7 de inleiding tot het vonnis met personalia en uitspraken die in Putusan ontbreekt) co Kedaulatan Rakjat, 28-5, 29-5

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk viii

Partai Murba

september-december 1948

De vrijlating Op 9 augustus tekende Soekarno het gratiebesluit, waarmee Yamin, Soebardjo, Iwa, Boedhiarto, Boentaran, Soedarsono en Moh. Saleh de straf werd kwijtgescholden die zij na het op 27 mei 1948 uitgesproken 3-juli-vonnis nog moesten uitzitten. Het besluit werd op 17 augustus, onafhankelijkheidsdag, bekendgemaakt. In de overwegingen werd de rechtsgang die tot de veroordeling had geleid geprezen, en de overtuiging uitgesproken dat de veroordeelden in het vervolg de wettelijke regels in hun politieke actie in acht zouden nemen. Het ging nog verder: ‘De strijd van het Indonesische land en volk zal worden versterkt door waardevolle steun wanneer de veroordeelden hun inzet en denkkracht inzetten in die strijd; het is daarom in het landsbelang om de ver oordeelden zo snel mogelijk in de maatschappij terug te brengen’. De verslaggever van ‘Pacific’ in Djokja noteerde dat bij de viering van de Proclamatie ‘vreugde en ontroering’ heersten over de vrijlating. De in Madioen vastgezette mannen kwamen op 18 en 19 augustus naar Djokja om een vrij bestaan te hervatten. Yamin was snel weer actief. Op 24 augustus werd hij ontvangen door Soekarno en Hatta. Zij spraken een uur lang. Nadien werd hierover slechts meegedeeld dat ook ‘de zaak-Tan Malaka zijn oplossing nadert’. Kort daarna deden geruchten de ronde dat Yamin zou worden toegevoegd aan de Republikeinse delegatie bij de Veiligheidsraad, of zelfs, met Soebardjo, kandidaat-minister was voor de GRR in een nieuw kabinet-Hatta. Het bleef bij geruchten. Iwa werd adviseur van het ministerie van justitie en 

Antara, 17-8-1948, ook in Murba, 19-8-1948; in zijn geheel in SV 1949:303-4 en Iwa Kusuma Sumantri 1963:232-4. A.K. Joesoef viel niet onder het gratiebesluit.  Pacific, 18-8-1948.  Antara, 19-8-1948.  Antara, 25-8-1948; Merdeka, 27-8-1948; Nieuwsgier, 26-8-1948.  Merdeka, 19-8-1948; Merdeka, 27-8-1948; Murba, 29-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Het officiële ontslagbewijs waarmee Soedarsono ontslagen werd uit de gevangenis van Madioen

Kort na de gratieverlening aan de 3-juli-verdachten zitten hier bij elkaar onder anderen Pandoe Kartawigoena, Abikoesno, Adam Malik en Soemantoro

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

947

secretaris van de Gadjah-Mada-universiteit. De gratieverlening werd gevierd met een bijeenkomst van de Panitia Tahanan Politik in Djokja. De vrijgelatenen hadden hun strijdlust niet verloren. Yamin hield een rede waarin hij de FDR-leiders fel aanviel. Zij moesten worden berecht voor de fouten die het land in gevaar brachten. Zij wilden weer aan de macht, maar het volk zou zich niet weer laten bedriegen. Andere sprekers waren Iwa en Moh. Saleh. De bewoordingen van het gratiebesluit maken waarschijnlijker dat op Koesoemaatmadja zachte drang is uitgeoefend om zijn vonnis te matigen (zie p. 938). De regering had de steun van de GRR nodig tegen Amir. De vrijlating van Yamin en zijn vrienden, en van Tan Malaka, zal de door ieder besefte voorwaarde daartoe zijn geweest. De uit de Sovjetunie teruggekeerde Moeso, niet eens twee weken in de Republik, veronderstelde dat al, toen hij op 22 augustus de pers in Djokja toesprak. En ‘Siasat’ in Djakarta schreef over het ‘neutraliseren’ van de FDR-invloeden, en de mogelijke vrijlating van Tan Malaka op korte termijn. ‘Murba’ schreef in zijn herdenkingsnummer van 17 augustus 1948 uitgebreid over de Persatoean Perdjoeangan, waarvan het historische gelijk inmiddels was gebleken. Tan Malaka werd uitvoerig aangehaald.10 Het nummer werd opgedragen aan de voorvechters van de murba die zuchtten in de gevangenis. De leuze ‘Laat Tan Malaka vrij!’ werd apart opgevoerd en de stukjessschrijver Si Godam vond dat deze herdenkingsdag bij uitstek de gelegenheid was om Tan Malaka vrij te laten.11 Si Godam kon een paar dagen later constateren dat zijn actie nog niet was geslaagd, maar bleef zijn oproep herhalen, en koppelde daaraan de eis dat Amir en zijn handlangers zouden worden berecht.12 Aan de leuze werd zelfs toegevoegd: ‘Breng de verraders van de revolutie voor het gerecht!’13 Adam Malik werd in ‘Siasat’ geïnterviewd. De regering moest tot ‘zelfcorrectie’ overgaan. De vrijlating van Yamin en zijn lotgenoten was daarbij een eerste stap. Jammer was dat Tan Malaka en Soekarni nog vastzaten.14 Het congres van de Partai Buruh Merdeka in Solo van 25 tot 28 augustus stelde onder andere vast dat Tan Malaka moest worden vrijgelaten omdat de 

Iwa Kusuma Sumantri 1966:149-50. Merdeka, 27-8-1948; Murba, 29-8-1948. De datum van de bijeenkomst wordt niet vermeld.  Genoemd in een dossier over Yamin in NA, PG 600.  ‘Yamin dan kawan-kawannja’, Siasat 2-78(29-8-1948):11. Deze suggestie ook in Critchley, Kalioerang aan Department of External Affairs, Canberra, 15-9-1948, in Dorling en Lee 1996:283. 10 ‘Tiga tahun Revolusi’, Murba, 17-8-1948. 11 Si Godam, ‘Tikam-pena; Bebaskanlah Tan Malaka!’, Murba, 17-8-1948. 12 Si Godam, ‘Tikam-pena; 4 x 17 Agst’, Murba, 20-8-1948; Si Godam, ‘Tikam-pena; Apa konsekwensinja!’, Murba, 26-8-1948; Si Godam, ‘Tikam-pena; Chalal-bichalal?’, Murba, 29-8-1948; Si Godam, ‘Tikam-pena; Siapa berhak menggantung Amir?’, Murba, 4-9-1948. 13 Murba, 14-9-1948. 14 ‘Menindjau hasil revolusi selama 3 tahun’, Siasat 2-77(22-8-1948):3, 11. 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

948

Verguisd en vergeten

motieven voor zijn aanhouding onvoldoende waren, dat hij nu lang genoeg gevangen was geweest en dat duidelijk was dat de voortgang van de revolutie daardoor was geschaad.15 De Dewan Pusat (Centrale Raad) van de GRR deed in Djokja op 1 september een voorzichtiger oproep tot vrijlating en rehabilitatie van de politieke gevangenen, de slachtoffers van de onderhandelingspolitiek. Tan Malaka werd niet met name genoemd.16 De dag daarop ging GRR-voorzitter Moewardi op bezoek bij Soekarno en Hatta om ‘van gedachten te wisselen over de huidige politieke situatie’. Na het gesprek van een uur wilde Moewardi niet veel zeggen; hij beperkte zich tot dat ‘de GRR een aantal visies had gegeven over de aard van de maatregelen die de positie van ons land in militair en politiek opzicht zouden versterken’.17 Het zal zijn gegaan over de voorwaarden voor de steun van de GRR aan de regering, tegenover een steeds agressiever FDR. De vrijlating van Tan Malaka was daar een essentieel onderdeel van. De GRR nam op een grote openbare vergadering in Djokja op 5 september een motie aan, waarin Tan Malaka’s vrijlating werd geëist bij gebrek aan bewijs van enige schuld.18 ‘Merdeka’ plaatste op 6 september een artikel van zijn Djokjase correspondent, die blijkbaar goed was geïnformeerd. Volgens hem had de officier van justitie problemen met het formuleren van een aanklacht en was daarom nog geen datum voor het proces vastgesteld. Daarbij kwam dat Tan Malaka niet bereid was genoegen te nemen met een vrijlating zonder meer. Hij wilde een proces met een uitspraak volgens juridische maatstaven, of anders een erkenning van overheidswege dat zijn arrestatie juridische grondslag ontbeerde. De correspondent acht Amir verantwoordelijk voor het ‘bevriezen’ van de zaak. Hij was bang voor een Tan Malaka die in vrijheid niet zou zwijgen en zou willen afrekenen. Amir zocht nu steun bij Moeso en PKI om Tan Malaka te weerstaan.19 ‘Sin Po’ had twee maal veel aandacht voor Tan Malaka. Eerst werd hij de drijvende kracht achter de Proclamatie genoemd, die Soekarno en Hatta, door middel van zijn ‘pleegzoon’ Soekarni, dwong de onafhankelijkheid uit te roepen.20 Een tweede artikel stelde vast dat hoewel Tan Malaka ‘in 15

Murba, 31-8-1948. Pacific, 4-9-1948. 17 Antara, 2-9-1948, overgenomen in Murba, 4-9-1948. Merdeka, 3-9-1948 ontleende het bericht aan Radio Djokja; Sin Po, 4-9-1948. Gustima, ‘Peristiwa Madiun’, Mimbar Indonesia 243(21-10-1948:10-1, 25), ook overgenomen in Notosoetardjo 1966:39, duidt op het belang van deze ontmoeting. Volgens CMI-publicatie 93, ‘Gerakan Revolutie Rakjat’, 5-10-1948, in NA, PG 716, besloot de GRR hierna de regering te steunen. 18 Antara, 6-9-1948. De GRR-afdeling Kediri nam op 5 september eveneens een resolutie aan waarin onder andere Tan Malaka’s vrijlating werd gevraagd (Pacific, 10-9-1948; Murba, 11-91948). 19 ‘Amir “serem” pada Tan Malaka’, Merdeka, 6-9-1948, overgenomen in Berita Indonesia, 6-9-1948. 20 Overgenomen als ‘Rond de proclamatie van de republiek’, Het Laatste Nieuws uit Indië 16

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

949

arrest was en streng bewaakt werd, kon hij toch zijn actie uit de gevangenis leiden. Tan Malaka is iemand die anderen sterk kan beïnvloeden. Ook zijn bewakers konden zich niet aan zijn invloed onttrekken; daardoor heeft hij steeds het contact met de buitenwereld kunnen onderhouden.’ Zijn steun vond hij vooral in de LRDB, ‘de enige organisatie die de idealen van Tan Malaka na zijn arrestatie verdedigd heeft’. Zijn opstelling is ongewijzigd en Moeso propageert nu hetzelfde. Hij was tegen de coup van Soedarsono, Yamin en Soebardjo, die slechts op eigen zetelgewin uit waren. Tan Malaka wil massale actie, zijn volksfrontvorming maakt gestadig voortgang. Hij was tegen de rationalisatie, maar wenste integendeel een totale defensie – en in dat opzicht behaalt hij op het ogenblik de overwinning, concludeert ‘Sin Po’.21 In de Badan Pekerdja vroegen Maroeto Nitimihardjo en Rasoena Said in reactie op Hatta’s uiteenzetting over de regeringspolitiek van 2 september om vrijlating van Tan Malaka en andere politieke gevangenen en veroordeelden.22 Het leek op de zoveelste obligate herhaling, waarop een even obligate verwijzing zou volgen naar de juridische procedure die moest worden gevolgd. Het ging anders deze keer. Hatta werkte op 16 september uitvoerig en gedegen alle vragenstellers af. Iets over de helft van zijn betoog zei hij: Wat de politieke gevangenen betreft hebben twee leden, saudara Maroeto Nitimihardjo en saudara Rasoena Said de hoop uitgesproken dat de Regering spoedig de zaak van de saudara Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno zal regelen door hen in vrijheid te stellen. Omdat hun zaak onder de rechter is, wachtte de Regering het gerechtelijk vonnis af. Ook saudara Tan Malaka zelf heeft ooit zijn wens uitgesproken, dat zijn zaak niet zo maar wordt ‘gedeponeerd’, zodat het een raadsel zou blijven of hij wel of niet schuldig is, maar dat hij een duidelijke gerechtelijke uitspraak over schuld of onschuld wenst. Hierin heeft de rechter, het hoofd van het Landgerecht van Soerakarta, gisteren, op 15 september, als vonnis gewezen, dat er onvoldoende redenen zijn om de verdachten Tan Malaka, Soekarni en Abikoesno te vervolgen, en opdracht gegeven hen snel uit hun hechtenis te ontslaan. Dit vonnis is nog niet definitief, maar kan nog worden aangevochten door de procureur-generaal bij het Gerechtshof in Djokja, die dit gerechtelijk vonnis kan bevestigen of vernietigen, maar vast staat wel dat in afwachting van de uitspraak van het Gerechtshof de verdachten buiten hechtenis blijven.23 3-39(2-9-1948):1. 21 Overgenomen als ‘Tan Malaka; In de gevangenis, toch zijn doel bereiken’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-42(13-9-1948):3. 22 Antara, 8-9-1948. Het Antaraverslag maakte geen melding van Rasoena Saids opmerkingen hierover. 23 Antara, 16-9-1948; Hatta 1976:77, 1981b:247-8. De procureur-generaal tekende inderdaad, op 4 oktober, beroep aan. Het Gerechtshof voor Midden-Java bevestigde op 18 december 1948, zonder nadere motivatie, de uitspraak van het Landgerecht in Solo. Deze gang van zaken blijkt

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

950

Verguisd en vergeten

Dit nieuws werd tegelijkertijd ook bekendgemaakt door het kantoor van de procureur-generaal. Daaraan werd toegevoegd dat Tan Malaka en Soekarni in Magelang waren vrijgelaten. Abikoesno was op doktersadvies al enkele maanden buiten hechtenis – een ‘lichte correctie’ van de waarheid om Abikoesno’s ‘zelfbevrijding’, die nogal afweek van een normale rechtsgang, te verhullen.24 In Solo maakte mr.dr. Soeripto het nieuws bekend, dat ‘Pacific’ nog juist op de tweede pagina kon meenemen.25 ‘Pacific’ had het in zijn commentaar over een plotselinge vrijlating op het toppunt van politieke crisis. Al vele malen was zijn onwettige gevangenschap, door toedoen van de FDR-regering, door de krant veroordeeld. Die tragedie, voor volk en revolutie, kwam nu ten einde. Nu ook was Tan Malaka vrij om zich te verweren tegen de stortvloed aan beschuldigingen van FDRzijde. En hij kon hopelijk zijn energie toevoegen aan Hatta’s vastbeslotenheid om de Republik te behoeden voor de ‘onruststokers die met terreur en fascistische methoden de macht willen veroveren’.26 Voor 19 september was de GRR van plan op zoveel mogelijk plaatsen massameetings te organiseren, waarin de GRR-visie op de stand van zaken in de Republik moest worden uiteengezet. De datum was gekozen om te herinneren aan de volksvergadering op 19 september 1945 op het Ikadaplein en het begin van de strijd in Soerabaja.27 Volgens Tan Malaka zouden deze bijeenkomsten een hoogtepunt moeten vormen in de GRR-actie, en mede de eis tot zijn vrijlating met grote kracht naar voren moeten brengen. Hij suggereert dat de aankondiging hiervan zijn vrijlating heeft veroorzaakt of versneld.28 Er zijn geen aanwijzingen hiertoe. Het lijkt er op dat de onrust in Solo de voorbereidingen in de war heeft gestuurd, terwijl de PKI-acties in Madioen in ieder geval in Djokja tot aflasting leidde. De ‘tienduizenden’ mensen die al waren samengestroomd op de aloon-aloon werd gevraagd rustig naar huis te gaan. Dat geschiedde na het zingen van het volkslied.29 In Solo zelf ging de vergadering wel door en trok nog vijftienduizend toehoorders. Sjamsu en Roestam uit een brief van Soeripto van 27 april 1959, in afschrift in Iwa Kusuma Sumantri 1963:235-6 en Sudijono Djojoprajitno 1963a:15. De brief was gericht aan de minister van onderwijs Prijono, die lid was van de Partai Murba, in 1948 door Tan Malaka opgericht. Hij had in maart 1959 Soeripto informatie gevraagd over de procesgang tegen Tan Malaka. De brief ging in afschrift naar de Partijraad van de Partai Murba. 24 Antara, 16-9-1948. 25 Pacific, 16-9-1948. De afleveringen van Murba van 16 en 17 september waren niet meer beschikbaar, en aldus ontbreekt de verslaggeving daarin over Tan Malaka’s vrijlating. 26 ‘Pembebasan Tan Malaka’, Pacific, 17-9-1948. 27 De GRR-annonce, gedateerd 6-9-1948 en ondertekend door secretaris-generaal Chairul Saleh, verscheen in Murba en Pacific, 9-9-1948. De dag tevoren waren de plannen al genoemd op de massameeting die de GRR in Djokja organiseerde (Antara, 6-9-1948). Merdeka, 13-9-1948 noemt de bijeenkomsten ook. Antara, 17-9-1948 kondigde de vergadering in Djokja aan. 28 Pendjara III:v; Jail III:8-9. 29 Murba, 21-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

951

spraken.30 Van bij­eenkomsten elders is geen verslag overgeleverd – waarschijnlijk waren zij niet bijeengeroepen, en indien wel, werden zij afgelast. De actie bleef nu verder beperkt tot een commentaar in ‘Murba’ waarin Tan Malaka’s rol als initiatiefnemer voor de Ikadameeting werd onthuld, tegenover ‘”aarzelende en verwarde” “leiders” van de Revolutie’. Nu na zijn vrijlating kon zijn rol in de leiding van de Revolutie openbaar worden. En tot slot, met veel hoofdletters, Welkom, kameraad Tan Malaka, vader van de Revolutie! Trek nu alle maskers af van de valse leiders die drie jaar lang de Revolutie hebben verraden! En haal het gordijn weg voor het geheim dat drie jaar lang de rol van Tan Malaka in het leiden van de Revolutie afsloot! Leve Tan Malaka! Leve de Revolutie! Vernietig de landverraders! Vernietig de contrarevolutie!31

Tan Malaka’s vrijlating werd verder in eigen kring nauwelijks uitgebuit. Malelo Siregar vatte nog eens zijn consequente en juiste opstelling samen. Zijn vrijlating zonder dat hem een politieke of juridische fout werd aangewreven bewees dat nog eens. Moeso ook bevestigde dit, maar bleef hem trotskist noemen. Tan Malaka en zijn aanhangers hadden aan de murba hun juiste opstelling in de praktijk getoond. De murba zal hen nu volgen, ten koste van de leiders die slechts leuzen en leugens voorbrengen.32 ‘Guntur’ merkte op dat de vrijlating plaatsvond in een Republik in chaos als gevolg van ‘roof, diefstal en eigenmachtig optreden’ van de FDR, aangevuld met acties van Nederlandse spionnen. Tan Malaka, die zich altijd had ingezet voor eenheid in de strijd, kon de Republik nu hopelijk genezen van de ernstige kwaal ‘Renville-Amir-Bankroet’, ook door de krachten van Masjumi, PNI en andere te verenigen.33 Sajoeti Melik schreef in ‘Kawan Rakjat’ een bladzijde vol over Tan Malaka’s vrijlating. Hij was noch juridisch, noch politiek schuldig; hij was nu, veel te laat, weer vrij. Hij was geen communist of trotskist, maar een patriot. Hopelijk zou hij als patriot zich nu inzetten voor eenheid, ten gunste van volk en nationale revolutie.34 De bevriende pers volstond hiermee. Het lijkt een magere reactie op een gebeurtenis waar lang naar was uitgekeken. Tan Malaka’s vrijlating zou toch een uitstekende gelegenheid hebben gevormd om maximale aandacht te vragen voor de eigen politieke lijn door middel van interviews en massavergaderingen. Maar de hoofdfiguur wenste blijkbaar niet mee te werken; hij bleef bewust op de achtergrond. Tan Malaka weigerde een persconferentie

30 31 32 33 34

Murba, 22-9-1948. ‘Hari jang bersedjarah’, Murba, 19-9-1948. Malelo Siregar, ‘Tan Malaka cs. dan rakjat Murba’, Murba, 30-9-1948. Ac., ‘Arti pembebasan Tan Malaka cs.’, Guntur, 18-9-1948. Rakjat [Sajoeti Melik], ‘Pembebasan Tan Malaka cs.’, Kawan Rakjat 1-4(17-9-1948):5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

952

Verguisd en vergeten

te geven; hij wilde eerst lichamelijk en geestelijk uitrusten.35 Illustratief in dit verband is de ‘administratieve’ opheffing van de Panitia Tahanan Politik op 24 september.36 Kort vooraf aan Tan Malaka’s vrijlating was er aandacht buiten eigen kring voor de GRR. ‘Siasat’ gaf een overzicht van daden en politieke opstelling van zijn twee belangrijkste leden: PBM en PR, en de verschillen met de FDR.37 Daarnaast slokten de strijd in Solo en meteen daarop de Madioenopstand vrijwel alle aandacht op, binnen en buiten de aanhang. De pers, buiten de kring van sympathisanten, volstond – en de redenen zijn dezelfde als al vermeld – met het vrijlatingsbericht. Alleen het katholieke ‘Hidup’ schreef een commentaar. De krant vroeg zich af wie verantwoordelijk waren voor zijn lange hechtenis zonder rechtsgrond. Hij noemde regering, openbaar ministerie en rechterlijke macht. Als zij hun fouten erkenden, zouden zij worden vergeven.38 Reacties op Moeso’s komst Voor de links-radicalen waren in augustus en september de reactie op Moeso’s komst, op 11 augustus, en de koerswending van de FDR hoofdpunten van aandacht. Het kostte tijd en mentale moeite om te verwerken dat de eigen radicale koers werd onderschreven door de nieuwe PKI, maar dat een verzoening en bondgenootschap niet in het verlengde daarvan lagen. In het volgende hoofdstuk is dit proces te volgen. De inzet voor de vrijlating van Tan Malaka en Soekarni bleef onverminderd, met een toegenomen hoop op succes. De regering had er belang bij de GRR aan haar kant te krijgen als tegenwicht tegen de FDR-oppositie, en om zo niet tegenover een eensgezinde linkse oppositie te komen te staan. Gaven deze ‘verdeel-en-heers’-overwegingen de doorslag bij de vrijlating? Het verschafte wellicht in de afweging het argument voor het vrijlatingsbesluit.39 35

Aldus een journalist van Buruh in ‘De politieke ontwikkeling even voor en na de komst van Musso’, p. 3, in CMI-doc. 5120, in NA, PG 439. 36 Bekendmaking via een bericht op Radio Djokja, vastgelegd in NA, CMI AA 21. De vrijlating van Yamin en zijn lotgenoten was passender gevierd. 37 Sukrisno, ‘Gerakan Revolusi Rakjat’, Siasat 2-79(5-9-1948):2-3. 38 ‘Tan Malaka merdeka’, Hidup, 18-9-1948. 39 Fischer 1959:109-10 formuleert het gechargeerd: ‘In this tense period Tan Malaka and his motley totalitarian cohorts supported the government against the Sjarifuddin-Communist party alliance. The two Communist groups were competitors for power; ideology played a tertiary role. The government consequently opened the prison gates for Tan Malaka and his lieutenants who, in other circumstances, might happily have attempted to overthrow the government.’ Nugroho Notosusanto 1971:22-3 noemt de vrijlating de eerste stap in het regeringsoffensief tegen de PKI.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

953

In dit krachtenveld, of liever mijnenveld, moest de GRR zijn weg zoeken. In Solo werd op 15 augustus een gezamenlijke openbare vergadering uitgeschreven met PNI en Masjumi – een blijk van erkenning en toenadering van de zijde van de grote regeringspartijen, op een tijdstip dat de gevolgen van Moeso’s komst nog niet waren te bevroeden. De toon was fel anti-Nederlands en ook Amir werd op de korrel genomen.40 In de laatste week van augustus kwamen Partai Rakjat Djelata, Partai Buruh Merdeka en GRR naar buiten met uitvoerige verklaringen over de politieke situatie: de Partijraad van de PRD op 24 augustus, de PBM op een vierdaags congres (25-28 augustus) en de Partijraad van de GRR op 1 september.41 De toon van de verklaringen was militant, de inhoud stemde grotendeels overeen. PBM eiste de vorming van een revolutionair kabinet in een uitvoerige resolutie die vooral van leer trok tegen de FDR – en nog hoop stelde in Moeso’s zuivering. Dat kabinet moest zich baseren op een anti-imperialistisch Program Nasional, in de geest van de Persatoean Perdjoeangan, dat onder leiding van oprechte anti-imperialisten, die in het verleden metterdaad hun overtuiging hadden uitgedragen, consequent zou worden uitgevoerd. Het Program Nasional moest worden uitgevoerd, geamendeerd volgens de GRR-voorstellen (PBM, GRR). De huidige regering werd daartoe niet in staat geacht en moest daarom worden vervangen (GRR). PRD ging nog niet zover: de regering moest zijn reformistische houding verruilen voor een revolutionaire opstelling. Alle verklaringen spraken zich uit voor het staken van de onderhandelingen met Nederland, met alle gevolgen van dien. Een algemene mobilisatie moest worden afgekondigd en de strijd in bezet gebied moest worden gesteund. PBM vroeg om vrijlating van Tan Malaka, de GRR vroeg om vrijlating van de politieke gevangenen en noemde geen namen. PRD wenste consuls uit te wisselen met Rusland en andere landen. PBM was bereid de erkenning van de Republik door welk land dan ook te accepteren. In de strijd ‘op leven en dood van de kapitalistisch-imperialistische wereld met de socialistische wereld mogen wij ons niet aarzelend opstellen, maar moeten wij zeker kiezen voor de progressief-socialistische (progressief-revolutionaire) zijde’. GRR ging dat blijkbaar te ver. Eerst moest de eigen revolutie worden voltooid, en algemene erkenning worden verkregen. Tot dan moest de Republik zich niet mengen in het conflict op wereldschaal dat dreigde uit te lopen op een Derde Wereldoorlog. PRD somde een droevige rij misstanden op – corruptie, diefstal, plundering, hamsteren van kleingeld, smokkel naar vijandelijk gebied, verspreiden van vals geld – waartegen de regering moest optreden. GRR vroeg om betere distributie 40

Aangekondigd in Murba en Pacific, 13-8-1948. Mizan, ‘PNI-Masjumi-GRR satu tekat’, Guntur 16/17-8-1948 levert een verslag. 41 PRD: Murba, 2-9-1948; Antara, 27-8-1948 (beknopt); PBM: Murba, 29- en 31-8-1948; Pacific, 31-8-1948; Antara, 27-8-1948; GRR: Antara, 4-9-1948; Pacific, 4-9-1948. Een vertaling van de GRRverklaring in CMI-publicatie 93, ‘Gerakan Revolutie Rakjat’, 5-10-1948, in NA, PG 716.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

954

Verguisd en vergeten

en optreden tegen economische misstanden. Hij kwam op voor de ‘slachtoffers’ van rationalisatie en reconstructie in het leger en vroeg om heroverweging van de besluiten hierover. Ook vroeg de federatie om benoeming van GRR-leden in de Badan Pekerdja, tot evenredige sterkte van PNI, Masjumi en FDR. GRR uitte zich iets gematigder dan PBM. De wens in gesprek te blijven met de regering zal dit waarschijnlijk hebben ingegeven. Het feit dat voorzitter en vice-voorzitter van PBM en GRR samenvielen wijst er des te meer op dat sprake was van tactiek.42 De Partai Buruh Merdeka hield in Solo zijn eerste congres, dat niet minder dan vier dagen duurde (25-28 augustus). Slechts de besluiten zijn overgeleverd. De lijn die het voorlopig bestuur had uitgezet werd goedgekeurd: er zou verder worden gegaan met de oprichting van afdelingen van Lasjkar Buruh Indonesia en Gasbri. In bedrijven zouden arbeidersraden worden gevormd en het partijblad ‘Sendjata Buruh’ zou weer verschijnen. Als bestuur werd gekozen: dr. Moewardi (voorzitter), Sjamsu Harja Udaja (vice-voorzitter), Sukaton (secretaris-generaal), drs. Danoehoesodo en Soedijono Djojoprajitno (leden).43 Op zondagmorgen 29 augustus werd met een openbare vergadering het congres afgesloten, waar Moewardi, Sjamsu en Roestam Effendi spraken voor een gehoor van zesduizend mensen.44 De vergadering opende met het volkslied en de driemaal herhaalde leuze ‘Laat Tan Malaka vrij!’45 Een paar dagen later openden PBM en Gasbri een kantoor in Solo, onder grote belangstelling en met een openingsrede door Sjamsu.46 Op 15 september al zou PBM verhuizen naar een eigen vestiging in Solo, en het vorige kantoor overlaten aan Gasbri en LBI.47 De GRR kwam in Djokja bijeen op 1 september, en verkoos zo het regeringscentrum boven de oppositiestad Solo.48 De al aangehaalde resolutie werd aangenomen en ook werd een bestuur gekozen: dr. Moewardi (voorzitter), Sjamsu Harja Udaja (vice-voorzitter), Chairul Saleh (algemeen secretaris), Soejono (organisatorisch secretaris) en Soehardjo (politiek secretaris).49 42

De GRR-resolutie diende als model voor de afdeling Kediri die op 5 september soortgelijke eisen stelde, en met name vroeg om de ministersposten van defensie en binnenlandse zaken toe te vertrouwen aan personen die nog geen fouten hadden begaan in de revolutie. De ministers Hatta en Soekiman konden zich aangesproken voelen (Pacific, 10-9-1948; Murba, 11-9-1948). 43 Murba, 31-8-1948; Pacific, 31-8-1948. 44 Pacific, 30-8-1948; Murba, 31-8-1948. Aankondiging in Murba, 29-8-1948, en dankadvertentie in Murba, 31-8-1948. 45 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM, Jogja, ‘Tindjauan-politik dalam periode bulan Augustus 1948’, 10-9-1948, p. 57, in NA, PG 1116. Hier wordt het aantal bezoekers op duizend gesteld. 46 Murba, 4-9-1948. 47 Murba, 8-9-1948. 48 Murba, 20-8-1948 bevatte een oproep voor een pleno-vergadering in Solo op 22 augustus; hierover is verder niets bekend. 49 Antara, 2-9-1948; Merdeka, 3-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

955

De volgende dag ging Moewardi op bezoek bij Soekarno en Hatta – een belangrijk gesprek, zoals reeds vermeld. Op 5 september zette GRR in Djokja het verbaal geweld van Sjamsu en Roestam in tegen de FDR. Twee dagen later in Solo werd dit nog eens overgedaan.50 Voor 12 september werden GRR-leden en -afdelingen opgeroepen in conferentie bijeen te komen in Solo.51 Verder bericht ontbreekt. Hebben de troebelen in Solo de bijeenkomst verhinderd? Die onrust drukte een zwaar stempel op het GRR-functioneren. Op 13 september stuurde Chairul Saleh een verklaring uit, waarin met nadruk ‘ter vermijding van misverstanden en daden van niet gemachtigde personen’ werd gezegd dat slechts personen met een mandaat – stempel en handtekening van het bestuur – namens GRR mochten optreden.52 Diezelfde dag ook werd Moewardi ontvoerd en ontbeerde GRR de voorman, die in het links-radicale netwerk vele sleutelposities innam. In een aantal verklaringen reageerde de GRR op de ontwikkelingen in Solo en op de FDRacties in Madioen, die ‘Murba’ op 14 september aan de kaak stelde, een week voor de FDR daadwerkelijk in Madioen de macht overnam (zie pp. 1169-72, 1199-1200). Op diezelfde 14 september werd de FDR hard aangepakt. ‘In het belang van de Republik, de Revolutie en het Revolutionaire Volk’, stelde de GRR zich achter alle krachten, die deze NICA-handlangers wilden bestrijden. In dezelfde verklaring werd Moewardi’s ontvoering slechts terloops genoemd – om een mogelijke goede afloop niet in de weg te staan?53 Twee dagen later was terughouding niet meer nodig. Alle afdelingen kregen de volgende instructie. 1. Alle GRR-leden moeten aan hun aangesloten organisatie opdracht geven dr. Moewardi te zoeken en te vinden, levend of dood, waar dan ook. 2. Alle GRR-leden moeten op alle mogelijkheden zijn voorbereid omdat het duidelijk is dat de handlangers van de contrarevolutie (Amir-Setiadjit cs) hun terreur zullen richten op alle GRR-leden. 3. Alle regeringsinstanties, het leger, partijen, strijdorganisaties en het volk, die vrede, democratie en de anti-imperialistische onafhankelijkheidsrevolutie liefhebben moeten met alle inzet worden aangespoord hieraan deel te nemen.54

Van de geplande massameetings op 19 september gingen er slechts twee 50

In Kepandjen vergaderde de GRR op 9 september; duizend bezoekers luisterden naar spre­kers over de Proclamatie en tegen het imperialisme (Siaran Daerah, 21-9-1948, in CAD, Verspreide Archivalia GG 59-332 en GG 60-332). De vergadering van 7 september op pp. 1146-7. 51 Pacific, 7-9-1948; Murba, 9-9-1948. 52 Murba, 14-9-1948. 53 ‘Maklumat Dewan Partai G.R.R. no. 2’, Pacific, 16-9-1948. Maklumat no. 1 is niet overgeleverd. 54 ‘Maklumat G.R.R. no. 3’, Murba, 18-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

956

door, zoals vermeld. In Djokja werd de vergadering meteen ontbonden; in Solo werd wel de agenda afgewerkt, en kon Sjamsu als een ‘inslaande bliksem’ het nieuws van de machtsgreep in Madioen naar buiten brengen.55 Reacties op de Madioenaffaire In de GRR-pers nam de polemiek met de FDR een grote plaats in (zie pp. 11026, 1112-3). Een ander thema in de opiniestukken was de algemene politieke koers. In lijn met de GRR-opstelling werd gevraagd om een nieuwe regeringskoers, waarin geen plaats was voor onderhandelingen.56 Hatta’s rede in de BP op 2 september kreeg van Sontolojo slechts een meewarige reactie. De regering staat los van het volk en is blind voor de nieuwe realiteit in de Republik. De geest van 17 augustus 1945 wordt steeds sterker; de leiding van de Republik dient dat te weerspiegelen. Daar moeten mensen zitten met dezelfde geest als de murba en onbesmet door de bankroetpolitiek.57 Niet alleen regering, maar ook partijen hadden nieuw bloed nodig. Ook voor de FDR was er nog hoop als leiders als Aidit, Njoto en Suparna aan de leiding zouden komen. En ook voor PNI en Masjumi had Sontolojo goede raad: Sujono Hadinoto en Sarmidi (PNI) en Abikoesno en Hadikoesoemo (Masjumi) zouden het beter doen dan de zittende leiding. De nieuwe politieke factor kon onbelaste, bekwame leiders leveren als Adam Malik, Chairul Saleh, Moewardi en Sjamsu. Deze voorlieden konden een nieuwe start maken, mits zij de ruimte kregen van de oude leiders, die vrijwillig plaats zouden moeten maken.58 Al deze suggesties en manoeuvres werden van ondergeschikt belang toen de Madioenopstand begon. Roestam Effendi had, al voor Soemarsono het startsein hiertoe gaf, zijn mening bepaald, op basis van het ‘Murba’-artikel van 14 september. De FDR leverde land en strijd over aan het Nederlandse imperialisme. Eerder dwongen zij al Siliwangi West-Java te verlaten. Nu ‘zuivert Siliwangi zijn slechte naam door Solo te zuiveren van het gespuis van politieke bedriegers’. De FDR sprong van ‘rechts opportunisme’ naar ‘links ultraradicalisme’ en wil goede sier maken met grondverdeling. Dat is een loos gebaar; van groter belang is de naasting van buitenlands bezit aan ondernemingen, fabrieken en mijnen. Landverdeling nu is op de onjuiste wijze, tijd en plaats, en dus avonturierpolitiek en anarchistisch. De FDR valt het kabinet-Hatta-Soekiman aan. Iedere ‘revolutionaire antiimperialist’ kan dit kabinet niet steunen, dat overigens zijn wortels heeft in 55 56 57 58

Murba, 22-9-1948. Wandansari, ‘Terus politik damai?’, Murba, 2-9-1948. Sontolojo, ‘Oh, pemerintahku!’, Murba, 9-9-1948. Sontolojo, ‘Menindjau diri sendiri’, Murba, 14-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

957

de politiek van Amirs kabinet, en ook ‘relatief beter’ is dan dat kabinet. In een ‘politiek offensieve’ fase, zou het zittende kabinet worden vervangen. Hatta en Soekiman ‘als Realpolitiker’ zouden het daarmee ook eens zijn. De FDR-eis van een nieuw kabinet, ‘in een oogwenk’, is ‘schaamteloos en onverantwoordelijk’. Verandering van een pro-imperialistisch naar een anti-imperialistisch kabinet is een proces dat tijd neemt. De FDR komt slechts voor het eigenbelang op, en laat via een achterdeur zo Nederland de Republik binnen. De regering moet door snel handelen het ‘uitbreken van de zweer Madioen’ voorkomen. Het volk moet daarbij, wellicht met tegenzin, achter de autoriteiten staan.59 Hij herhaalde deze opvattingen toen hij op 23 september in Solo op een openbare vergadering van de Gasbri sprak.60 De GRR kwam niet met een officiële reactie op ‘Madioen’ in de vorm van een schriftelijke verklaring. Het verlies van voorzitter Moewardi, de nasleep van de onrust in Solo, de vrijlating van Tan Malaka – dat alles zal de federatie zo hevig hebben beroerd dat in dat proces van heroriëntatie zo’n verklaring achterwege bleef. In de Badan Pekerdja liet Maroeto namens de Partai Rakjat – en ook de GRR – weten in te stemmen met het overdragen van de macht aan Soekarno om de PKI-opstand neer te slaan. Hij zei daarbij met nadruk dat dit niet mocht inhouden dat het communisme als ideologie zou worden bestreden of zelfs verboden. Zijn mening werd breed ondersteund. Minister van justitie Soesanto zegde dit toe. Alle politieke stromingen konden zich in de Republik ontplooien, mits zij bleven binnen de wettelijke grenzen.61 ‘Murba’ schreef natuurlijk wel over de opstand. P.W.N. trok alle registers open tegen de samenwerking van de ‘driehoek van vernietigers van de revolutionaire strijd’. Die driehoek bestond uit Amir, de Sibarleden uit Australië en de CPN-leden uit Nederland die allen in dienst van Nederland 59

Rustam Effendi, ‘Politik avonturir jang membahajakan negara kita’, Pacific, 16-9-1948. In algemener getoonzette artikelen benadrukte Roestam een paar dagen later de noodzaak van zuivering van de FDR en het gevaar van afzijdigheid hierbij (Rustam Effendi, ‘Phase pembersihan’, Murba, 19-9-1948; Rustam Effendi, ‘Kesimpulan dan peladjaran dari Peristiwa Solo’, Guntur, 18-9-1948). 60 Pacific, 24-9-1948. Roestam schreef in deze periode een brochure over ‘Madioen’ PeristiwaMadiun suatu tragedi perdjuangan (De Madioenaffaire, een strijdtragedie) waarvan het bestaan slechts bekend is uit verwijzingen ernaar in zijn brochures Demokrasi dan demokrasi (Roestam Effendi 1950e:19) en Strategie dan taktiek (Roestam Effendi 1950g:22), waar als titel Kesesatan dari Peristiwa-Madiun (De dwalingen van de Madioenaffaire) wordt opgevoerd. In een interview met Merdeka (Solo) (deels overgenomen in Pacific, 25-9-1948 en Murba, 26-9-1948), zei hij desgevraagd dat ‘Madioen’ een interne zaak was van de Republik, waarin Nederland zich niet moest mengen. Merdeka verscheen in Solo sinds eind 1946, als een tamelijk kleurloos dagblad. Het was de Midden-Javaanse editie van Merdeka-Djakarta (Soebagijo 1977:84). Dat is niet uit het blad af te leiden. Merdeka-Solo had sympathie voor de GRR. Bij de benoeming van een hoofdredacteur werd overleg met de GRR gepleegd. Niet de verwachte kandidaat Boes Effendi werd uitverkoren, maar Dal Bassa Poeloengan (Kedaulatan Rakjat, 28-9-1948). 61 Antara, 20-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

958

Verguisd en vergeten

handelden. Nadat zij waren verdreven uit de regering deden zij zich voor als radicale communisten. Zij kregen hiertoe het sein van Nederland dat zo Amerika wilde verleiden tot ingrijpen in Indonesië. Nederland alleen achtte zich niet in staat de Republik en zijn aanhang te verslaan. Zij zijn zo verraders; het volk doorziet hen en zal hen berechten. Dit alles was verwoord in felle, onverzoenlijke taal, met de nodige scheldwoorden.62 Prapto was een paar dagen later meer afgewogen. Hij veroordeelde ‘Madioen’ als een actie die slechts Nederland in de kaart speelde en het een voorwendsel voor ingrijpen verschafte. Moeso had, zoals in 1926, een verkeerde inschatting gemaakt, en ontbeerde wederom brede steun van het volk. Het was geen communistische actie. Om die reden ook bleef verbale steun van Moskou aan zijn actie uit. De strijd moest nu aan twee fronten worden gevoerd: tegen Nederland en tegen de Madioenactie.63 ‘Massa’ betreurde de grote schade aan de revolutie die ‘Madioen’ had veroorzaakt en die slechts de vijand in de kaart speelde. Er was geen enkele rechtvaardiging voor deze contrarevolutionaire en anarchistische actie. Moeso, die ‘zo lang wodka dronk in Moskou’ moest dit weten; hij had zelf kort na aankomst immers verklaard dat de revolutie slechts kon slagen als er sprake was van nationale eenheid. De FDR-leiders Amir, Setiadjit en Abdoelmadjid leidden hem af van die koers, door de uitvoering van hun al door ‘Murba’ onthulde plannen tot onrust, staking, terreur, kidnap, moord en tenslotte een coup. De weg terug naar nationale eenheid moest nu worden gevonden.64 Heru schreef in ‘Massa’ twee maal uitgebreid over de vraag of Moeso en Amir op de steun van Moskou konden rekenen. ‘Madioen’ was verraad aan land en volk en geweld tegen het eigen volk. De basis daarvan lag niet in een ideologie, maar in een ‘mata gelap’. Communisme en Moskou werden slechts als dekmantel gebruikt, tot grote schade van beide in de ogen van het volk. Alleen Nederland werd zo in de kaart gespeeld. De regering maakte terecht een onderscheid tussen het FDR-optreden en de communistische ideo­ logie. De echte communisten moeten metterdaad tonen dat de wijdverbreide afkeuring van het communisme misplaatst is.65 Moeso en Amir vestigden de indruk deel uit te maken van de internationale communistische beweging in Azië. Hun daden logenstraffen dat echter. Volgens Lenin vormen coup en opstand, volgens de communistische leer, alleen gerechtvaardigde middelen tegen de kapitalistische, pro-imperialistische staat. De Republik is ontstaan 62

P.W.N., ‘Kerdja-sama segi-tiga penghantjur perdjoangan Revolusi kita’, Murba, 21- en 22-9-1948. Het eerste deel verscheen ook in Pacific, 21-9-1948. Rekso Negoro, ‘Usaha Belanda memetjah kekuatan Rakjat Indonesia’, Murba, 10-10-1948 volgt een zelfde thema, met voorbeelden sinds de PKI-oprichting. 63 Prapto, ‘Putz Madiun bukan aksi komunis’, Murba, 24- en 26-9-1948. 64 ‘Sesudah Madiun’, Massa, 2-10-1948. 65 Heru, ‘Bukan perhitungan komunis’, Massa, 7-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

959

uit een nationale revolutie tegen het imperialisme en verdient daarom communistische steun. Moeso en Amir gingen hiertegen in. Zij pleegden een contrarevolutie, en konden onmogelijk zijn opgetreden als Moskouse agenten; zij handelden tegen de Moskouse belangen in.66 In een ‘Analysis’ verwees ‘Murba’ naar de reactie van het volk op de erkenning van de fouten van de FDR-top. Dat vroeg deze ‘bankroete leiders’ op te hangen. Om deze eis te laten verstommen, toonden zij zich opeens ‘allerlinkst en allerradicaalst’, om hun verantwoordelijkheid voor Linggadjati en Renville te maskeren. En daaruit is dan ook weer ‘Madioen’ voortgevloeid. Zonder de FDR-steun aan de compromispolitiek, die ook door PNI, Masjumi, PSII en PSI werd gesteund, was het volk niet verdeeld geweest. Ook die politieke leiders zullen voor een murba-rechtbank moeten verschijnen. De gevolgen van ‘Madioen’ zijn treurig: de revolutionaire krachten worden verzwakt, Nederland krijgt een motief om in te grijpen tegen het communistische spook, ideologische tegenstellingen in de Republik worden verscherpt en de naam van het communisme wordt besmeurd. Dat laatste gebeurde door een wrede terreur, zoals slechts gold in de ‘Duitse concentratiekampen onder de beul Himmler’. De actie in Madioen was een ‘partijdictatuur door de bankroete leiders van de FDR-Sardjono-Moeso’.67 In de reacties in ‘Murba’ ontbreekt opmerkelijk genoeg elk woord van steun aan de regering, en worden zelfs alle partijen in de beklaagdenbank gezet; alleen de PP, en zijn opvolger GRR, hadden consequent een juiste koers gevolgd. De pijlen van ‘Murba’ richtten zich ook op Moeso persoonlijk. Het begin lag daarbij in een ingezonden brief uit Kediri. De anonieme auteur vroeg zich af waarom Moeso niet, zoals het behoorde, een bezoek had gebracht aan zijn geboortedorp, dichtbij Kediri, om zijn familie te ontmoeten en het graf van zijn ouders eer te bewijzen. Waarom ook kon zijn dochter, met veel moeite, hem slechts vijf minuten spreken? En toen zijn familieleden poogden hem in Kediri te ontmoeten, lukte dat niet. ‘Het leek wel of Moeso FDR-bezit was, zodat de familierechten niet meer golden.’ Zijn familie was over dit alles in verwarring.68 Een maand later opende ‘Murba’ met een artikel van Banteng Ketaton dat een dag eerder in ‘Guntur’ was verschenen.69 Hierin werden de ‘ware feiten’ 66

Heru, ‘Bukan perbuatan agen Moskow’, Murba, 24- en 26-9-1948. ‘Analysis; Sebab dan akibat dari peristiwa Madiun’, Murba, 5- en 10-10-1948. 68 ‘Suara Pembatja; Keluarga Muso ragu2’, Murba, 19-9-1948. 69 Banteng Ketaton, ‘Siapakah Muso pemberontak itu?’, Guntur, 14-10-1948, grotendeels overgenomen in ‘Sudjadi alias Muso bikinan Belanda terbuka kedoknja’, Murba, 15-10-1948. Volgens Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lain-lain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 24-1-1949, in NA, PG 979, was het artikel door Murba overhandigd aan de Guntur-redactie, 67

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

960

Verguisd en vergeten

over Moeso onthuld. Alimin werd door een Nederlandse onderzeeër aan de kust van de Republik afgezet. Bij hem was een dikke man, Sulaiman genaamd. De Moeso die in augustus in de openbaarheid trad ontweek contacten met oude vrienden en familie. Zijn opvattingen en redenaarstalent verschilden zeer van vroeger, volgens zijn oude kennissen. In 1935 bij de oprichting van de PKI-Moeda gaf Soedjadi, parketambtenaar in Nederlandse dienst zich uit voor Moeso. Deed Sulaiman nu niet hetzelfde? En nog meer was er. Op 30 augustus ‘s avonds landde in Djokja een vliegtuig, dat vijf uur later weer vertrok. Aan boord was de Amerikaanse kolonel Frank, die onder vier ogen met Moeso sprak. Waarom gaf Moskou geen steun aan de opstand? En waarom stuurde Nederland na de verovering van Madioen het bericht uit dat Moeso en Amir naar Bangkok waren gevlucht? Was het om de zoektocht naar hen in de Republik te laten stoppen? En toen stuurde Amir een SOS-bericht naar een jacht aan de zuidkust van Java dat hem naar een Nederlands schip kon brengen. De conclusie kan slechts zijn dat ‘Madioen’ een Nederlandse opzet is. Deze publicaties veroorzaakten zoveel opschudding dat van officiële zijde werd meegedeeld dat Moeso ‘echt’ was.70 Banteng Ketaton reageerde hierop. Zijn vragen waren terecht en nu beantwoord. Hij, en ook de familie van Moeso, aarzelde niet meer over de ‘echtheid’ van de persoon. Ook Soekarno had na zijn gesprek met Moeso geen twijfels. De waardering van Moeso’s daden bleef echter dezelfde: tegen het communisme en in Nederlands belang. Vragen bleven er bij de auteur over de rol van Sulaiman en het gesprek met kolonel Frank.71 ‘Massa’ zocht Siti Larang Sosrokardono op om haar te vragen of Moeso inderdaad Moeso was. Zij kende hem nog uit de jaren twintig en herhaalde dat in 1935 niet Moeso illegaal was teruggekeerd, maar dat Soedjadi zich toen voor hem uitgaf – zij zal ook de bron zijn geweest voor de bewering in het artikel van Banteng Ketaton. Nu bevestigde zij dat de Moeso van 1948 geen dubbelganger was. Helaas was het haar niet gelukt hem te spreken te krijgen en onder invloed van de FDR en op basis van zijn eigen oordeel – en hij was ‘geen groot intellect’ – was hij zijn heilloze weg opgegaan.72 dat het een dag eerder plaatste. Ook Guntur pakte Moeso eerder persoonlijk aan. S.I.er Lama, ‘Siapa Muso?’, Guntur, 22-9-1948 noemde hem een lafaard die Tjokroaminoto door een valse getuigenis in 1921 in de gevangenis deed belanden en die in 1926 het land ontvluchtte. Nu wil hij president worden, voor zichzelf, als een soort Al Capone. Een soortgelijke teneur heeft Mr. X., ‘Tragedi Moeso’, Pacific, 30-9-1948. 70 Antara, 27-10-1948, overgenomen in Murba en Pacific, 29-10-1948. 71 Banteng Ketaton, ‘Muso jang sebenarnja’, Murba, 3-11-1948. Soerjono 1980:85 hoorde over de enige ontmoeting van Moeso met vrouw en zoon in het partijbureau in Djokja. Hij schonk zijn zoon zijn horloge. Moeso was een puritan, aldus Soerjono. 72 ‘Muso sebenarnja’, Massa, 29-10-1948. Een ingezonden stuk van Somarso in Massa, 30-101948 haakte hier gretig op in. Een ‘valse’ Moeso in 1935 betekende ook dat de toen opgerichte PKI-Moeda een valse PKI was, een schepping van het Nederlandse bewind. Acties van Amir in dat verband waren daarmee ook verdacht. En dat gold evenzeer voor de pogingen van de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

961

Moeso was toen Banteng Ketatons artikel werd geplaatst al dood. ‘Pacific’ vond het een lang commentaar waard; ‘Murba’ niet. Met zijn dood was wellicht aan de wraakgevoelens van duizenden misleide FDR-aanhangers en familieleden van duizenden slachtoffers ietwat voldaan. Moeso was slachtoffer van zijn idealen, die geen band meer onderhielden met zijn moederland. Bij terugkeer had hij het ongeluk de ongebreidelde machtswellust van Amir te ontmoeten. Samen wilden zij de Republik omverwerpen. Na de val van Madioen moest hij beseffen te hebben gefaald in zijn beoordeling van de politieke situatie. Er was geen weg terug, en hij vond de dood. Het is een droevige tragedie, en een les aan leiders die zich door ervaringen in het buitenland superieur voelen en het volk dom achten. Moeso is aldus slechts een slachtoffer van de revolutie. ‘En wij strijden voort’, besluit ‘Pacific’.73 ‘Massa’ nam de dag na Moeso’s doodsbericht een interview over uit ‘Kedaulatan Rakjat’ met Darsono, PKI-veteraan uit de jaren twintig, die in Nederland was geïnterviewd door Rinto Alwi. Darsono noemde Moeso ‘moedig en twistziek’. Hij had geen interesse in ideologie maar wilde actie. Zijn anarchistische inslag was schadelijk voor de PKI in de koloniale tijd, en was dat nu weer.74 En met dit artikel verdween Moeso uit de publiciteit. Banteng Ketaton koos ook Alimin als doelwit – de pleegzoon van dr. Hazeu en de oorzaak van de verwarring rond de opstand van 1926. Hij werd door Nederland aan de kust afgezet ‘met de instructie de anti-imperialistische beweging te verraden en vernietigen’. Met zijn steun aan Linggadjati en Renville werd hij een ‘politieke corruptor van groot kaliber’. Alimin heeft Moeso veroordeeld ten aanzien van ‘Madioen’, maar hij zet onverminderd zijn woelarbeid voort. Hij moet daarom blijven worden bestreden.75 ‘Pacific’ sprak zich in tegenstelling tot ‘Murba’ wel uit voor steun aan de regering die met ijzeren vuist moest optreden en aller steun verdiende. Het eerste commentaar was zelfs getiteld ‘Trouw aan de regering’.76 Ook de ‘neutrale’ pers kon zich niet meer verschuilen, maar moest partij kiezen voor de regering; anders was er sprake van verraad.77 Masjumi, PNI en GRR en de regering zijn eensgezind, nam ‘Pacific’ aan, en moeten de FDR geen enkele

PKI na 1945 de PKI-Moeda een eervolle plaats te geven in zijn geschiedenis. ‘Soal gelap dalam Pergerakan Kiri’, Merdeka, 11-11-1948 schreef over de verschillende opvattingen over de PKIMoeda en bleef met vele vragen zitten. Onderzoek was nodig, aldus de correspondent, over de verhoudingen in de linkse beweging en rol en achtergrond van allerlei groepen. De artikelen in Massa en Merdeka ook in ‘Duistere punten rond Moeso en Sjarifoeddin: publicaties van repub. pers’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-47(17/23-11-1948):3-4. 73 ‘Nasib Muso’, Pacific, 4-11-1948. 74 Massa, 4- en 5-11-1948, overgenomen uit Kedaulatan Rakjat, 4- en 5-11-1948. 75 Banteng Ketaton, ‘Who is Alimin?’, Pacific, 18-10-1948. 76 Republikein, ‘Taat kepada pemerintah’, Pacific, 20-9-1948. 77 Gvavijaya, ‘Netral ialah chianat’, Pacific, 23-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

962

Verguisd en vergeten

opening tot een compromis bieden.78 De coup is een matagelap-reactie op Hatta’s weerstand tegen de FDR-eisen en tot mislukken gedoemd.79 Ook werd opgemerkt dat Moskou zweeg over ‘Madioen’ – een teken dat er geen steun voor die actie was. Amir leek Moeso voor zijn doeleinden te gebruiken en zou bij een zege gemene zaak met Nederland maken. De Republik kon in de strijd prestige winnen, en zijn onafhankelijke koers, los van de machtsblokken, bevestigen.80 Sudarjo Tjokrosisworo zag in ‘Madioen’ een groot complot van Nederland, Australië, Amerika en de FDR om de Republik te vernietigen, met Amir en Moeso als communisten van Nederlandse makelij.81 Hij interpreteerde ook Moskou’s zwijgen over ’Madioen’ als teken van afkeuring van Moeso’s actie. Of was Moeso niet, zoals hij beweerde, met een Moskous mandaat naar de Republik gekomen? Moskou moest zich daarover uitspreken. Hij voorzag dat Amir en Moeso zouden vluchten naar Nederlands gebied, daar in het geheim zouden worden opgevangen en zouden worden ingezet tegen de Republik.82 Een later commentaar nog nam scherp stelling tegen de willekeur en wreedheden – de ‘jungle justice’ – ‘niet door Nederlanders, niet door Duitsers en ook niet door Japanners, maar door Indonesiërs’, onder aanmoediging van de FDR-leiding. Zo kwam de ideologie in dienst te staan van de wreedheden. De schade is groot, ook in moreel opzicht. De vele misleide FDR-aanhangers zullen moeten worden heropgevoed, om blijvende schade aan de Republik te voorkomen.83 Een militant commentaar constateerde dat snelrecht werd toegepast op militairen en moordenaars, maar dat de politieke leiders van de opstand, die verantwoordelijk waren voor hun optreden, ook door hun acties vóór ‘Madioen’, deze straf ontliepen. Als op hen geen snelrecht werd toegepast, was er een groot gevaar voor herhaling.84 Een week later werd gevraagd om snelle berechting door bijzondere rechtspraak, waarbij ook het volk als jurylid werd betrokken.85 De ongebonden GRR-sympathisant Sajoeti Melik schreef in zijn ‘Kawan Rakjat’ zeer uitgebreid over de Madioenopstand. Hij begint met een scrupuleuze scheiding tussen communisme en communistische organisaties, die niet door de regering worden bestreden, en de FDR en de PKI-Moeso, waar78

‘Djangan berkompromi!’, Pacific, 25-9-1948. ‘F.D.R. ber-hara-kiri’, Pacific, 27-9-1948. 80 ‘Udjian berat’, Pacific, 28-9-1948. 81 S.Tj.S. [Sudarjo Tjokrosisworo], ‘Umpan kepada Belanda; Lingkaran: Madiun, “Batavia”, Den Haag dan Washington’, Pacific, 29-9-1948. 82 S.Tj.S. [Sudarjo Tjokrosisworo], ‘Dari Rusia sunji berita!; Muso-Amir lari kemana?’, Pacific, 2-10-1948. 83 Sikoet, ‘Hukum rimba’, Pacific, 12-10-1948. 84 ‘Hukuman militer’, Pacific, 29-10-1948. 85 Renny D, ‘Rakjat jang mendjadi hakim’, Pacific, 5-11-1948. Juti [Sajoeti Melik], ‘Soal pokok’, Kedaulatan Rakjat, 15-10-1948 vroeg al eerder om snelle berechting. 79

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

963

van de actie strijdig is met leer en strijdwijze van het communisme. Zij geven zich over aan sabotage, brandstichting en massamoord. Hun verraad en wreedheid zijn zo groot dat zij met gezond verstand niet zijn te bevatten. […] Zij gedragen zich als mensen die bezeten en matagelap zijn. Er zit geen logica meer in hun optreden, zowel ten opzichte van de belangen van maatschappij en staat, als van het eigen belang en de eigen groep in de toekomst. Zij verraden zo de communistische ideologie en Moskou, en spelen slechts in de kaart van Nederland. Hun motieven en achtergrond zijn secundair; primair is dat zij zo snel mogelijk worden verslagen. Amir en Moeso zijn geen agenten van Moskou, en wellicht niet van Nederland, maar slechts van henzelf, met een dorst naar macht, gebaseerd op wanhoop over hun foute beleid.

Sajoeti Melik schat dat Amir handig gebruik heeft gemaakt van Moeso’s komst om met behulp van diens reputatie en nieuwe programma, een politieke comeback te maken, nadat zijn rechtse koers failliet was gebleken. Dat na de herovering van Madioen de opstandelingen in guerrillaverzet zijn gegaan toont eens te meer dat hun daden niets met het communisme te maken hebben. Het gevaar voor de ‘echte’ communisten is natuurlijk groot dat zij slachtoffer worden van de opgewekte haat tegen het communisme. Met hun daden moeten zij het weerwoord hiertegen verschaffen. Voor de Republik geldt dat slechts eenheid van nationalisme, Islam en communisme tot een succesvolle voltooiing van de Revolutie kan leiden.86 En wat vond Tan Malaka, wiens gezag in eigen kring ongeëvenaard was, er van? Op 25 september liet hij zich cryptisch en voorzichtig uit: De keten van oorzaken en gevolgen wat de Madioenaffaire betreft moet worden onderzocht. Als er fouten zijn begaan moeten deze worden onderzocht en onderscheid moet worden gemaakt tussen fundamentele fouten en fouten die slechts zijn begaan als gevolg van andere fouten.87

Toen Tan Malaka een paar dagen later door ‘Kawan Rakjat’ werd geïnterviewd, leidde de vraagsteller – wellicht Sajoeti Melik – zijn vraag in met deze

86

Kawan, ‘Bukan perhitungan komunis’, Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober 1948):1-3. In zijn stukken in Kedaulatan Rakjat, die ik overigens voor de periode van 20 tot 27 september niet kon achterhalen, ontbreekt een algemene analyse als in Kawan Rakjat (Juti, ‘Bantuan rakjat’, Kedaulatan Rakjat, 29-9-1948 en Juti, ‘Ke-Madiun!’, Kedaulatan Rakjat, 1-10-1948). 87 Juti, ‘Kawan berfikir; Sebab-akibat’, Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober 1948):2 haalt deze uitspraak aan, gedaan tijdens een ontmoeting van Tan Malaka met de PNI-Partijraad. De uitspraak wordt ook aangehaald in ‘Kawan berkundjung; Sedjenak dengan Pak Tan Malaka’, Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober 1948):5. Ook in Berita Indonesia, 9-10-1948 komt hij voor. Het betreft hier een correspondentie uit Djokja van 29 september. Ook een andere zinsnede komt zowel in dit verslag als in het interview voor. Hier wordt dus ook verslag gedaan van Tan Malaka’s bezoek aan de PNI-Partijraad.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

964

Verguisd en vergeten

aanhaling en vroeg om een meer concrete uitspraak.88 ‘Dat de actie in Madioen onjuist is behoeft denkelijk geen uitleg of verduidelijking meer. Zij zetten een burgeroorlog in gang, in de Revolutietijd, in een tijd dat wij ons land moeten verdedigen tegen de aanval van de echte vijand. Iedere burgeroorlog is schadelijk. Schadelijk voor onze Revolutie en onze strijd naar buiten.’ En hij las de PKI ook de les. Het is duidelijk dat de Madioenactie niet aansluit bij de geest en praktijk van de massa-actie, zowel naar voorbereiding, plaats van handeling als tijdstip van handeling. De Madioenactie is niet anders dan een herhaling van de mentaliteit van 1926 die nu in de praktijk wordt gebracht door de ‘lima serangkai’. Het resultaat is slechts in het voordeel van de vijand, van het imperialisme.

De ‘linkse koers’ in Madioen had volgens Tan Malaka, slechts ‘anarchie en vernieling’ tot gevolg. In het voorwoord bij het derde deel van Dari pendjara ke pendjara, dat hij op oktober 1948 dateerde, werd Tan Malaka nog duidelijker. Geruchten dat hij was vrijgelaten als tegenwicht tegen de PKI-Moeso noemde hij ‘nieuw vergif’. In de twaalf dagen van diens bewind in Madioen noteerde hij zes zwakke punten: 1. [...] zijn [Moeso’s] politieke vrienden (Amir, Setiadjit, Maroeto cs); 2. economisch (Madioen is een minusgebied, wat de voorziening in eigen behoeften betreft, met name voedsel); 3. sociaal (Madioen is een stad met 99% midden- en kleine bourgeoisie); 4. strategisch (Madioen ligt open van alle zijden); 5. partij (de fusie van PKI, PBI en Partai Sosialis was nog niet tot stand gebracht, laat staan geconsolideerd); 6. psychologisch moment; 7. Enzovoorts...

De ‘putsch’ in Madioen is slechts een herhaling van 1926; Moeso beschikte echter in 1948 over ‘100 maal grotere beschikbare en verborgen krachten’. Als Moeso zich tegen Nederland had gekeerd, had hij op steun kunnen rekenen, ongevraagd en zelfs als dit was afgewezen. Maar hij richtte zich tegen de regering van de Republik die als eerste taak heeft haar eigen soevereiniteit te verdedigen. Er kunnen geen twee soevereine machten in één staat bestaan. Meteen na de actie in Madioen was aan Tan Malaka gevraagd zich daarover uit te spreken – in negatieve zin. Hij vond dat op dat tijdstip misplaatst. ‘Bovendien, waarom zouden wij ons laten gebruiken als een instrument om de PKI-Moeso te treffen door een regering die ons gevangen zette en twee88

‘Kawan berkundjung; Sedjenak dengan Pak Tan Malaka’, Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober 1948):4-5. Het interview werd afgenomen voor de val van Madioen op 30 september, zoals een tussenzinnetje erin vermeldde.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

965

ënhalf jaar in allerlei gevangenissen liet zitten.’ En Tan Malaka besloot: ‘Om onze strijd volgens onze koers voort te zetten is het niet nodig dat wij van politieke en morele zaken een handeltje maken’.89 Aan Maroeto vertelde hij dat Moeso’s overspannen verwachtingen en beloften over Sovjetsteun hem niet verbaasden. ‘Hij was altijd al zo. Sinds 1926. Zijn illusies zijn groter dan zijn ratio.’90 Tan Malaka’s opstelling leidde tot enige verontrusting in Djokja: hij leverde geen onvoorwaardelijke kritiek, maar vroeg een ‘diepgaand en eerlijk’ onderzoek. Zag hij de opstand als een logische reactie op Hatta’s onderhandelingspolitiek?91 Gerakan Revolusi Rakjat De GRR leek in deze periode, zonder Moewardi, in een onrustig Solo en met een vrije Tan Malaka die zijn ideeën nog niet had ontvouwd, richting en besluitkracht te ontberen. De groei lijkt te stokken en afdelingsactiviteiten lijken op een laag pitje te zijn gezet.92 Op 20 september vroegen Masjumi en PNI de GRR deel te nemen in een verband dat, als reactie op de opstand in Madioen, eensgezind de Republik zou steunen, en impliciet dan ook de regering.93 Op 21 september al kwamen de drie organisaties bijeen, met een sterke GRR-delegatie: Ch. Saleh, Sjamsu, Kobarsih en Widjaja. Ter discussie stond nauwe samenwerking in een Front Kemerdekaan Nasional (FKN) ter bestrijding van ‘onruststokers en verraders’ met eerbiediging van de ideologische basis van de deelnemende partijen.94 Als gezamenlijke grondslag werd de Proclamatie genoemd. De GRR hapte niet toe en volstond met een verklaring op 2 oktober dat, gelet op de crisis, samenwerking gewenst was, los van organisatorische en politieke zaken, en dat een besluit tot toetreding nog niet was genomen.95 De FKN bestond toen al met als doelstelling ‘steun aan het behoud van de Republik Indonesia’, als een initiatief van PNI en Masjumi, met als voorzitter Sarmidi en verder een gelijk aantal bestuursleden uit beide partijen, met een 89

Pendjara III:vi-vii; Jail III:9-11. De vertaling van de voorlaatste regel met ‘[...] had let us rot in all kinds of jails’ is te sterk. Het Indonesische ‘meringkuk’ betekent ‘gevangen zitten’. In Kedaulatan Rakjat, 27-9-1948, voor mij onvindbaar, vroeg Tan Malaka om een onderzoek om de schuldvraag te beantwoorden (volgens D. Anderson 1976b:36). 90 Hadidjojo Nitimihardjo 1989:51. 91 ‘Kasoelitan pertama di sakiter oesoel baroe’, Sin Po, 11-10-1948. 92 Er is slechts melding van de oprichting van één nieuwe afdeling, in Bantoel (Massa, 16-101948). 93 ‘Maklumat no. 5’, Murba, 5-10-1948. 94 Pacific, 24-9-1948. 95 ‘Maklumat no. 5’, Murba, 5-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

966

Verguisd en vergeten

overwicht van de radicale vleugels. In de hele Republik moesten afdelingen worden gevormd.96 Nadrukkelijk werd vermeld dat in het bijzonder samenwerking met de GRR werd gezocht.97 Beide partijen lanceerden op 14 oktober de afdeling Solo. De FKN, stond open, zo werd daar nadrukkelijk gezegd, voor andere partijen die de doelstelling onderschreven. De GRR was daar dus niet bij. Dit sloot overigens samenwerking niet uit. Op 5 oktober vond in Djokja voor het eerst weer een openbare vergadering plaats, na het verbod daarop van twee weken eerder. De FKN was de officiële organisator, maar met Kobarsih nam de GRR als volwaardig partner deel.98 Sajoeti Melik was een enthousiast voorstander van de FKN – het zal niet verbazen. Naar zijn oordeel was de GRR het eens met de FKN-doelstelling; de GRR had deelgenomen aan de massameeting op 5 oktober. Het was nu nog maar een klein stapje naar toetreding en dan zouden de drie grote partijen – die voor de drie stromingen in de Republik stonden – samenwerken in de FKN. De opstand van Moeso zou dan toch nog tot één goed gevolg leiden.99 Op 17 oktober organiseerden FKN en GRR nog eens gezamenlijk een propagandavergadering over de binnenlandse situatie.100 Met de nederlaag van de PKI nam blijkbaar ook de FKN-activiteit af en zal het PNI-Masjumiverband een zachte dood zijn toegedacht.101 De GRR had alle reden ongerust te zijn in deze periode. Hatta had dan wel beloofd dat zijn maatregelen niet zouden leiden tot een algemene aanval op de communistische aanhang en dat het communisme als ideologie niet zou worden verboden, in de praktijk was het vrijwel onvermijdelijk dat het onderscheid tussen PKI-Moeso, anti-Moeso-PKI’ers en GRR-communisten uit het oog werd verloren. De GRR waarschuwde eerst, op 27 september, tegen provocaties en misverstanden, en legde weer vast dat GRR-documenten slechts geldig waren indien gestempeld en getekend door het hoofdbestuur.102 Een paar dagen later waren harde woorden nodig in een oproep aan de regering.

96

Pacific, 28-9-1948. Dit bericht was gedateerd Solo, 25 september. Sin Po, 1-10-1948. 98 Aangekondigd in Kedaulatan Rakjat, 5-10-1948. Verslagen (van enkele regels) in Antara, 6-10-1948 en Kedaulatan Rakjat, 6-10-1948. Kobarsih waarschuwde tegen elementen die de revolutie van haar koers wilden brengen. 99 Juti, ‘Front Kemerdekaan’, Kedaulatan Rakjat, 9-10-1948. 100 Aangekondigd in Massa, 16-10-1948. Een verslag ontbreekt. 101 In november gaf Masjumi een verklaring uit waarin de samenwerking met de PNI werd bevestigd, waartoe ook de FKN bleef bestaan. Nu de FDR was verslagen was de binnenlandse politieke situatie rustiger geworden (Massa, 22-11-1948). 102 ‘Pengumuman Dewan Pusat Gerakan Revolusi Rakjat’, Murba, 29-9-1948; Pacific, 30-91948. 97

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

967

1. Opheffing in veilige gebieden van de censuur en het verbod tot vergaderingen en demonstreren opdat alle anti-imperialistische krachten, in het bijzonder arbeiders, boeren en jeugd, zich weer kunnen organiseren en zich zuiveren van elementen die de revolutie verraden en kwaaddoen. 2. Beperking van de genoemde democratische rechten, indien nodig, dient met beleid plaats te vinden opdat de acties van strijdorganisaties en partijen die buiten het verband van FDR of PKI-Moeso staan niet worden geraakt of belemmerd. 3. Arrestaties dienen zorgvuldiger te geschieden omdat is gebleken dat duistere elementen de gelegenheid gebruiken om nog meer verwarring te stichten door leden te arresteren van organisaties die zich tegen de opstand in Madioen hebben gekeerd, bijvoorbeeld arrestaties van GRR-leden, slechts gebaseerd op vooroordelen. 4. De regering moet in de praktijk vastberaden staan achter de rede van vice-president Hatta in de Badan Pekerdja KNIP dat de regering elke democratische ideologie respecteert, en niet een of ander isme bestrijdt. Ieder extremisme dat een isme wil bestrijden, welke dan ook, moet zelf worden bestreden!

Na deze eigen zorgen, werd nog opgeroepen tot versterking van de defensie en om maatregelen om een oorlogseconomie in te stellen. De oproep werd door een GRR-delegatie officieel overhandigd aan Soekarno en Hatta, die zich ‘in principe’ akkoord verklaarden. De GRR wachtte nu op de uitwerking.103 Er zijn weinig bronnen die het voor de GRR alarmerende beeld bevestigen.104 Er is echter geen reden te twijfelen aan de zorg van de GRR hierover. Hoe hoog de nood in dit opzicht was gestegen blijkt wel uit het feit dat het de enige politieke verklaring is van de GRR in deze periode en dat Soekarno en Hatta zal zijn gevraagd de GRR-delegatie te ontvangen die dit vraagstuk wilde aansnijden. En het behoeft natuurlijk niet te verbazen dat in de door de regering opgewekte volkswoede tegen de PKI-Moeso de nuances verdwenen tussen communisten die Moeso en Amir steunden, communisten die, hoewel partijgenoot, hen niet wilden volgen in de Madioenaffaire en communisten, die zich communisten noemden, maar volgens de PKI trotskisten waren. Een zeldzaam inzicht in het interne GRR-partijleven verschaft een docu103

‘Maklumat no. 4’, Pacific, 4-10-1948; Murba, 5-10-1948 en via Antara, 5-10-1948 ook in vele andere kranten. 104 Een commentaar in Massa, 5-10-1948 ‘Tahanan politik dan militer’ prijst allereerst de regering voor haar optreden tegen de FDR-opstandelingen. De ‘zuivering’ geschiedt op basis van recht, de arrestanten worden goed behandeld. Wat moet volgen is snel en goed onderzoek, en vrijlating van de onschuldigen. Uit de arrestaties in maart en juli 1946 en de lange hechtenis daarna van onschuldige leiders van de Persatoean Perdjoeangan moet de regering lering trekken – dat is de hoop van Massa. Een ingezonden brief in Massa, 29-10-1948, van Djelata (pseudoniem) uit Keboemen prijst de rol van de GRR in de strijd tegen de FDR, maar noemt ook de laster die over de GRR wordt uitgestort. De GRR wordt gelijkgesteld aan de FDR. Communisme en socialisme in het algemeen worden zo zwartgemaakt in de ogen van het volk.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Soemantoro

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

969

ment, naar het lijkt van omstreeks oktober, over de taken van het GRR-kader, dat in 1949 door Nederlandse troepen in Magelang werd gevonden. Inzet en propaganda waren nodig voor de juistheid en voortreffelijkheid van Tan Malaka en Roestam Effendi, voor een nieuw kabinet onder Tan Malaka met Iwa, Roestam, Soebardjo, Ch. Saleh en Sjamsu Harja Udaja als ministers, voor een goed resultaat in de algemene verkiezingen en voor een groot ledenaantal van de Partai Murba. Een serie actiepunten was op de FDR en de Madioenopstand gericht: deelnemen aan het zuiveren van de FDR, meewerken aan het opsporen van ondergedoken FDR-leiders, voor wie de doodstraf passend was, duidelijk maken dat Moeso ‘vals’ is en de PKI-Moeso een Nederlands maaksel, en versterken van de cellen in de SOBSI. Verder werd gesteld dat de Barisan Banteng de gewapende macht van de GRR was.105 Een politierapport van 18 oktober noteerde de inzet voor opname van GRR-leden in de regering, terwijl opengevallen parlementszetels door de GRR zouden moeten worden gevuld. De GRR kwam op voor vrijlating van de politieke gevangenen om hen in te lijven in de eigen gelederen. Voor de eigen actie was vrijheid van vergadering nodig. Actie op die wijze zou zijn vervolg moeten krijgen met stakingen en sabotage, waarbij de FDR-leden ook zouden worden gebruikt.106 In deze moeilijke periode was een lichtpunt dat de GRR eindelijk de beschikking kreeg over een verwante krant in Djokja. ‘Kedaulatan Rakjat’ kon niet daarvoor doorgaan, ondanks Juti’s de GRR welgezinde commentaren. Op 1 oktober verscheen het eerste nummer van ‘Massa; Harian Rakjat Berdjoang’ (‘Krant van het strijdende volk’). Directeur-hoofdredacteur was Soemantoro, die zich blijkbaar in de ‘Kedaulatan Rakjat’ van 1948 niet meer herkende.107 In het openingswoord schreef hij dat na een voorbereiding van twee tot drie maanden een lang gekoesterde wens werd vervuld, na ‘honderdenéén technische problemen’ te hebben overwonnen. De wereld en de Republik bevinden zich in een crisis; in zijn onvolmaakte vorm heeft ‘Massa’ haast om het volk te informeren over de gevaren die de Republik bedreigen en de massa-actie om Nederland te weerstaan. Dit is een strijd van het proletariaat, van de gewone murba. Zij brengen de offers in de strijd, hun bloed 105

Wekelijks Territoriaal Inlichtingenrapport van de Terr. Tevens Tr. Cmdt. Oost-Java no. 2(173-1949):32-3, in CAD, Verspreide Archivalia GG 34-90, als afschrift in een collectie documenten in CAD, Verspreide Archivalia GG 60-332, ook opgenomen in CMI-doc. 5557, pp. 2-3, in NA, AS 3961. 106 Sosrodanukusumo, Djawatan Kepolisian Negara, Bagian Pengusutan Kedjahatan, Jogja, 18-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1098. 107 Veel publiciteit ging niet aan het eerste nummer van ‘Massa’ vooraf: drie regels van Antara (29-9-1948) en een advertentie in Kedaulatan Rakjat, 29-9-1948. Soemantoro had na zijn vrijlating geweigerd het hoofdredacteurschap van Kedaulatan Rakjat weer op te vatten en over te nemen van Samawi. Samawi was in september 1948 opgevolgd door Wonohito (interview Wonohito, Djokjakarta, 13-10-1980).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

970

vloeit. ‘Massa’ steunt de massa in deze principieel-revolutionaire strijd voor een socialistische maatschappij. De eerste stap hierbij is ‘Kemerdekaan 100%’: de vijand moet worden verdreven. Twee alinea’s benadrukten de persvrijheid als krachtsbasis voor volk en land. ‘Het is nodig te verklaren dat “Massa” geen partijkrant is, geen officiële of halfofficiële krant van de regering, geen bezit van een groep personen met groepsbelangen, maar “Massa” is geboren uit de sterkte van de inspiratie van de strijd van het revolutionaire volk, om het strijdende volk te dienen en voor te gaan in de Revolutie’.108 In de praktijk volgde ‘Massa’ trouw de lijn van GRR en Tan Malaka. Korte tijd daarna kwam met het vijfde nummer van ‘Kawan Rakjat’ een einde aan het bestaan van dit veertiendaagse blad, dat werd gedomineerd door Sajoeti Melik. In de laatste nummers laat het blad zijn sympathie voor Tan Malaka en zijn beweging steeds duidelijker blijken, ook door toegenomen aandacht voor deze communistische stroming, die, aldus het blad, uitdrukkelijk niet mocht worden gelijkgesteld met de PKI-Moeso. Het laatste nummer plaatste zo ook een groot interview met Tan Malaka. In dit nummer was niets te vinden dat wees op een beëindiging van de uitgave – integendeel, aangekondigd werd dat de prijs per nummer werd verhoogd en als verschijningsdata werden midden en eind van de maand vastgelegd.109 Gerpolek Toen Tan Malaka Dari pendjara ke pendjara had voltooid – in maart 1948 in Madioen – moet hij vrijwel meteen zijn begonnen aan een nieuw boek, een strijdschrift in alle opzichten van het woord: Sang Gerilja dan Gerpolek (De Guerrillastrijder en Gerpolek), dat meestal wordt aangehaald als Gerpolek, het acroniem voor Gerilja, Politik en Ekonomi. Sang Gerilja, waarbij Sang een lidwoord is dat eerbied tot uitdrukking brengt, is de voorbeeldige Guerrillastrijder, de leider van een guerrilla-eenheid. Zijn voorwoord schreef hij op 17 mei 1948 in de cel in Madioen. Wij zijn al naar de periferie teruggedrongen! Het is wel heel beperkt wat ons overblijft in politieke, economische, financiële en militaire aangelegenheden. Dat is het gevolg van meer dan twee jaar onderhandelen!

De eenheid is verdwenen, grondgebied in vijandelijke handen, het volk voor een groot deel weer onder koloniale heerschappij, marionettenstaten 108 109

Pemimpin Umum/Redaksi [Soemantoro], ‘Pengantar “Massa”’, Massa, 1-10-1948. ‘Berita Red. Adm.’, Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober 1948):8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

971

opgericht, economie en financiën in de Republiek een chaos. Het leger wordt bedreigd door reorganisatie en rationalisatie, met als gevolg dat het leger van de Republik een koloniaal leger wordt: ‘los van het volk om dat volk te onderdrukken’. Hoe verschilt dit van het eerste half jaar na de Proclamatie. Kan die geest terugkeren? De geschiedenis zal het leren, maar in afwachting daarvan mogen de Indonesiërs niet stilzitten bij het dreigende zinken van het schip van staat. Naar mijn oordeel is de enige weg om de dreiging van het zinken van het schip van staat te voorkomen de vorming van de Lasjkar Gerilja, overal, te land en ter zee. Het besef van de noodzaak tot vorming van deze Lasjkar Gerilja, overal, vormde de sterke aansporing voor mij om ‘Sang Gerilja’ te schrijven.

Tan Malaka zegt geen militair deskundige te zijn, maar wel met vele militairen te hebben gesproken en te zijn geïnteresseerd in de militaire wetenschap. Ook had hij veel daarover gelezen, maar het meeste wel meer dan dertig jaar geleden. In Nederland toen, wilde hij officier worden. Dat was niet mogelijk en hij verlegde toen zijn aandacht naar militaire literatuur. Die kennis heeft hij behouden, en aangevuld met zijn ervaring. Het gebrek aan literatuur over dit onderwerp in zijn gevangenis zal tot fouten en tekortkomingen leiden – hij vraagt verontschuldiging daarvoor. Primair is echter dat het militaire probleem naar voren wordt gebracht. Anderen zullen zijn werk verbeteren en uitbreiden. Militaire oefening en techniek zijn hier niet aan de orde. Het gaat om militaire kennis van politiek en economie voor de guerrilla, als leider of lid van een lasjkar. Napoleon in Spanje, de Britten in de Boerenoorlog, Duitsland in Rusland in de Tweede Wereldoorlog liepen stuk op de guerrillategenstander. De ‘tactiek en strijdmacht van guerrilla zijn het scherpste wapen van het arme onderdrukte volk; met eenvoudige wapens om de moderne bewapende vijand te verdrijven!’ En tot slot: ‘Hopelijk zal deze verhandeling, die haastig en onder moeilijke omstandigheden is geschreven zijn nut bewijzen aan de jongeren, de militaire helden die ons volk verdedigen en de Murba van Indonesië’.110 De opzet van Gerpolek is duidelijk didactisch. Zestien hoofdstukken, weer menigvuldig onderverdeeld, met veel opsommingen, een overvloed aan tussenkopjes en royaal gebruik van woorden, zinsdelen en zinnen in hoofdletters. 110

Gerpolek, pp. 7-9. Ik volg de paginering in de uitgave van 1964, die de grootste verspreiding heeft gekregen. Deze uitgave is gelijk aan de eerste gestencilde versie uit 1948. Zie de bibliografie van Tan Malaka.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Tan Malaka leest Gerpolek

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

973

Het eerste hoofdstuk, ‘De Republik Indonesia naar binnen en buiten’, illustreert dit. De Revolutie wordt ingedeeld in twee fasen: de ‘succesvolle strijdfase’, van 17 augustus 1945 tot 17 maart 1946, de dag van Tan Malaka’s arrestatie, en de ‘rampzalige diplomatieke fase’ sindsdien. Tan Malaka stelt eerst vijf keer de vraag wat de verschillen in politiek, economisch, diplomatiek, militair en psychologisch opzicht inhielden. Het levert dramatische tegenstellingen op: massa-actie met de diplomatie van de bambu runtjing tegenover vrede met opgave van soevereiniteit en vrijheid, strijdgeest tegenover berusting, overgenomen vijandelijke eigendommen worden teruggegeven, guerrilla en ‘mobile warfare’ tegenover wapenstilstand en evacuatie van ‘pockets’. De arrestatie van de PP-voorlieden was het gevolg van een verzoek van Engeland en Nederland en een concessie om de loop van de besprekingen te vergemakkelijken. Zo werd overal ‘initiatief, moed en eenheid’ vervangen door ‘passiviteit, zwakheid, verdeeldheid en wantrouwen’. En Tan Malaka maakte een balans op waarbij in alle opzichten van achteruitgang sprake was: verlies aan grondgebied, inwoners, productie- en verbindingsmiddelen, en de superieure militaire positie was prijsgegeven. De politieke eenheid die de PP tot stand bracht was versplinterd. ‘Nu (mei 1948) horen we de namen Rechtervleugel, Linkervleugel en de stroming “Linkser dan Links”. Bijna alle partijen zijn uiteengevallen. De PKI in drie varianten: de oude PKI, de PKI Merah en de PCI’. En die verdeeldheid verschaft Nederland de kans zijn vijfde kolonne te infiltreren in overheid, leger en partijen.111 Tan Malaka’s antwoord op deze rampzalige situatie is Gerpolek. Wat betekent Gerpolek? Gerpolek is de samenstelling van het eerste deel van drie woorden: Gerilja, Politik en Ekonomi. Wat is het belang van Gerpolek? Gerpolek is het wapen van de guerrillastrijder om de Proclamatie van 17 augustus te verdedigen en de 100% onafhankelijkheid te verwezenlijken, die nu is verminderd tot onder de 10%! Wie zijn dan wel die guerrillastrijders? De guerrillastrijder is een jongen of meisje, een jonge man of vrouw, een man of vrouw uit de Murba die trouw is aan Proclamatie en 100% onafhankelijkheid en iedereen vernietigt die vijandig staat tegenover Proclamatie en 100% onafhankelijkheid. De guerrillastrijder bekommert zich niet om de lengte van de strijd. De strijd kan zelfs een leven lang duren. De guerrillastrijder met zijn moed en enthousiaste wilskracht doet zijn plicht. Een einde aan zijn strijd komt slechts als de 100% onafhankelijkheid is bereikt. De guerrillastrijder is ook niet bang omdat zijn eenvoudige bewapening staat tegenover een volledig toegeruste vijand. Maar met 111

Gerpolek, pp. 10-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

974

Verguisd en vergeten beheersing van de guerrillatactiek, politieke en economische beginselen en het gebruik van Gerpolek voelt de guerrillastrijder zich gelukkig, en strijdt hij voort met een inzet die niet door klimaat, vijand of dood kan worden gebroken. Zoals Hanuman geloofde dat zijn wilskracht en inzicht Dasamuka zouden kunnen vernietigen, zo ook gelooft de guerrillastrijder dat Gerpolek de uiteindelijke zege kan behalen op het kapitalisme en imperialisme.112

Na deze één bladzijde lange beginselverklaring begint Tan Malaka zijn militaire uitleg. Allereerst onderscheidt hij soorten in oorlogen: de onderdrukkende oorlog en de bevrijdingsoorlog. Onder de eerste soort vielen ook de imperialistische oorlogen ter verovering van grondstoffen, markten en investeringsmogelijkheden. Als reactie hierop ontstonden vaak bevrijdingsoorlogen. Daarin zijn twee vormen: de nationale bevrijdingsoorlog, zoals de Verenigde Staten tegen Engeland, en de binnenlandse klassenoorlog, waarbij bourgeoisie (Frankrijk) of proletariaat (Rusland) de macht verovert.113 In Indonesië is sprake van een bevrijdingsoorlog, waarbij een vreemde macht wordt verdreven. Maar nationale onafhankelijkheid op zich betekent niets, als vreemd kapitaal nog de economie beheerst. De uitbuiting moet verdwijnen en in de nieuwe maatschappij, waarvoor wordt gestreden, moeten basisvoorwaarden voor het bestaan worden vervuld. Pas als naast de 100% politieke macht ook 60% van de economische macht in Murbahanden is, heeft de nationale revolutie inhoud gekregen. Toen Nederland weigerde de rechtmatige Proclamatie te erkennen mocht het Indonesische volk zelfs volgens geldend internationaal recht het vijandelijk bezit confisceren. Voor de guerrillastrijder is de confiscatie een geschenk uit de hemel; ‘zo kan hij zijn verheven plicht en schone taak uitvoeren’.114 In een oorlog is een hoofdprobleem de verhouding tussen aanval en verdediging, die in een creatieve wisselwerking moet worden gehanteerd. En Tan Malaka noemt in algemene zin allerlei kenmerken van aanval en verdediging.115 De vier belangrijkste factoren die de loop van een oorlog bepalen zijn geografie, bewapening, mankracht en tijd – en de rol van de laatste illustreerde Tan Malaka uitgebreid aan Hannibals nederlaag.116 Daarnaast speelden volgens Tan Malaka altijd zeven andere factoren een rol, die hij opsomt en toelicht: het voordeel van de aanval, de noodzaak van het uitdelen van een beslissende laatste klap, de krachtsverhouding tussen aanvallende en defensieve kracht, de wijze van concentratie van een strijd112

Gerpolek, pp. 17. De laatste regel bevat een schaarse verwijzing, voor een Javaans publiek, naar de wajangverhalen. 113 Gerpolek, pp. 18-20. 114 Gerpolek, pp. 21-4. 115 Gerpolek, pp. 25-7. 116 Gerpolek, pp. 28-31.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

975

macht, de keuze van een centrum waar de aanvalskracht op wordt gericht, de wil om te winnen en de verhouding tussen oorlogsstrategie en politiek. Over dit laatste zegt Tan Malaka het meest. Oorlog is een voortzetting van de politiek, maar oorlogsstrategie moet worden onderscheiden van politiek. Politieke en militaire zaken zijn in vele landen geheel gescheiden. Maar in een land in revolutie geldt dit niet. Voor ‘een strijdend volk en strijdende klasse’ vormt ideologie ‘het hart en de geest en de overtuigde vaste wil van een Tentara Rakjat, Tentara Murba, Tentara Bambu Runtjing’. De guerrillastrijder moet bij zijn gewapende eenheid en het volk om hem heen al zijn overtuigingskracht inzetten om steun te verkrijgen voor zijn politieke ideeën. Leger en politieke organisaties hebben eigen taken, maar werken nauw samen, waarbij de politiek de ‘supervision’ heeft.117 De aanvalswetten, zoals ontwikkeld door Duitse militaire denkers voor en in de Eerste Wereldoorlog, somt Tan Malaka vervolgens op, waarbij de tijd van Alexander de Grote via Romeinen, Mongolen en Napoleon tot Hindenburg wordt overbrugd.118 De uitvoering van die aanvalswetten wordt vooral geïllustreerd aan voorbeelden uit de beide Wereldoorlogen aan het Frans-Duitse front en de ‘Blitzkrieg’ in Oost-Europa.119 In het tiende hoofdstuk ‘Volksoorlog’ keert Tan Malaka terug naar de vrijheidsoorlog in Indonesië, waar politieke en economische macht moeten worden veroverd. Hij zet de essentiële krachtsverhoudingen naast elkaar. Als eerste het bevolkingstal: Nederland – zeven miljoen, Indonesië – zeventig miljoen inwoners. De Nederlandse soldaten zijn ver van huis, in een onbekend klimaat en omgeving; de Indonesiër strijdt op eigen bodem. Het door de oorlog verarmde Nederland moet enorme uitgaven doen om zijn strijdmacht te handhaven; de Indonesiër kan in zijn directe omgeving, in een oorlogseconomie, voldoende levensonderhoud vinden. Strijdlust en moraal zijn verre in het voordeel van de Indonesiër. Ook in organisatie en training doet de Indonesiër niet onder. Slechts zijn bewapening is minder dan de Nederlander – vooral wat tanks en vliegtuigen betreft. Tanks zijn slechts inzetbaar op de grote wegen, en zodra de tankbestuurder zijn hoofd uit de tank steekt volgt een kogelregen of een bamboepunt. Vliegtuigen zijn meestal hoog in de lucht, en bij lage aanvallen kwetsbaar voor mitrailleurvuur. ‘En vliegtuigen op de grond zijn altijd kwetsbaar door brandstichting of sabotage van het ondergrondse leger.’ Nederland kan nooit met honderdduizend militairen geheel Indonesië onder controle houden. De tijd werkt in Indonesisch voordeel, politieke, militaire en economische eenheid wordt 117 118 119

Gerpolek, pp. 32-7. Gerpolek, pp. 38-40. Gerpolek, pp. 41-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

976

gesmeed voor een totale volksoorlog, waarin de Murba, de boeren, het volk en de arme intellectuelen ‘geen plaats en tijd om op te bouwen en te rusten aan de Nederlanders’ verschaffen.120 Na al deze uitleg over aard, problemen, elementen en wetten van de oorlog wil Tan Malaka analyseren welke wijze van oorlog het beste is voor Indonesië. Niet de stellingoorlog, behalve uit een aantal onaantastbare bases in de bergen; niet mobile warfare, omdat bij gebrek aan transportmiddelen deze sterke strijdwijze slechts incidenteel kan worden ingezet, maar de guerrilla-oorlog. Daarbij zijn aanval en verdediging onverbrekelijk verbonden. Tan Malaka geeft negen tactische richtlijnen: het uitvoeren van schijnaanvallen, het ontwijken van strijd in open terrein, het terugtrekken bij confrontatie met een sterkere vijand, het omsingelen en vernietigen van kleine, vijandelijke eenheden, het leggen van hinderlagen, het plotseling aanvallen, het richten van de energie op het zenuwcentrum van de vijand, het toeslaan als een bliksemstraal en het verdwijnen met de snelheid van een tyfoon. Voor voorbeelden verwijst hij naar de Atjehoorlog en de strijd in China. Een eenheid van vijftig man als voorhoede van de Lasjkar Rakjat van drie- tot zeshonderd man kan al veel resultaat boeken, vooral door zijn mobiliteit. De guerrillastrijder moet als leider van zo’n eenheid over bijzondere eigenschappen beschikken, wat verstand, gevoel, wil, karakter en aanleg betreft. Hij kent ‘geen wanhoop, maar hij is altijd moedig en vol vertrouwen in de overwinning, capitulatie is taboe, zelfs als de dreiging van alle kanten komt’. Hij is als een broer voor zijn soldaten, die zijn superioriteit in intelligentie, karakter en kennis erkennen, en trouw en snel zijn bevelen uitvoeren. De gecombineerde tactiek zal tot de overwinning leiden. In Atjeh slaagden de guerrilla’s er in veertig jaar Nederland te weerstaan. In Indonesië nu, met het gehele volk in verzet, met veel betere bewapening, met een betere strijdwijze, is de uitkomst aan geen twijfel onderhevig.121 In het hoofdstuk ‘De politieke-diplomatieke oorlog’ schetst Tan Malaka weer het verval van de Republik Indonesia, van soevereine staat tot nieuwe koloniale heerschappij onder het etiket van Linggadjati en Renville. Het Nederlandse imperialisme zal nooit een soevereine Republik toestaan. Daartegenover stond de vastberaden opstelling van de Persatoean Perdjoeangan, die een volksregering en volksleger eiste. Maar de stem van de Persatoean Perdjoeangan werd gemuilkorfd; de leiders gevangen genomen. Maar zijn programma is nog steeds geldig. Daarin passen geen Unie, geen plebisciet en geen Nederlandse bemoeienis met militaire, buitenlandse en financiële zaken van Indonesië.122 120 121 122

Gerpolek, pp. 46-50. Gerpolek, pp. 51-8. Gerpolek, pp. 59-65.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

977

‘De economische oorlog’ geeft eerst een somber beeld van de stand van zaken waarbij Nederland uit een zwakke positie er in slaagde de productie in Indonesië weer op gang te brengen, en zo geld te verdienen om het dure leger te betalen. Na de eerste Nederlandse aanval was de Republik teruggedrongen tot economische ‘minusgebieden’, werd een economische blokkade ingesteld en de waarde van het RI-geld ondermijnd. Daartegen helpt geen ‘braintrust’ zoals de regering in Djokja die heeft ingesteld, maar een Economisch Oorlogsplan. In dat plan moeten maatregelen zijn opgenomen op het gebied van productie en distributie die de Nederlandse economische belangen schaden. In eerste aanleg zijn daarbij het weigeren voor Nederland te werken en aan Nederland te verkopen de meest effectieve wapens. Aan eigen zijde moeten bedrijven worden opgericht die aan de eigen behoeften kunnen voldoen. Coöperaties zijn daarbij een belangrijk middel: voor productie, distributie, vervoer, krediet en marktwezen. De guerrillastrijder geeft hierbij leiding, en zoekt nauw contact met het volk. Hij geeft geleende goederen ongeschonden terug! Hij betaalt al zijn schulden! Nalatigheid van anderen bij lening en schuld wordt op vriendelijke wijze vermaand en gecorrigeerd. Voor de zieke vindt hij medicijnen! Hij helpt iemand die een ongeluk is overkomen! Hij is er voortdurend op bedacht in zijn omgeving een besef tot samenwerking levend te houden. In zijn vrije tijd bestrijdt hij analfabetisme en zet hij al zijn energie daarvoor in. Hij weet dat onwetendheid en duisternis de vrienden van kapitalisme en imperialisme zijn. Daartegenover vormt oprecht uitgedragen kennis de kern van de kracht van een volk. De guerrillastrijder mobiliseert zijn strijdmakkers om in hun vrije tijd de boeren bij het werk op hun sawahs en ladangs te helpen en helpt de arbeiders bij hun werk. Hij weet ook dat welvaart de ruggengraat van de strijd vormt. Kortom er is geen deel van het dagelijks leven dat aan zijn oog ontsnapt en zijn aandacht ontgaat. Daarnaast: Hij betaalt al zijn schulden en hij houdt al zijn beloften. [Deze zin in hoofdletters.] In zo’n situatie is het geen probleem dat de guerrillastrijder vertrekt. Het volk zal in zijn geest verder strijden, op eigen initiatief en onder eigen nieuwe leiders.123

Een hoofdstuk ‘UNO’ toetst de artikelen uit het VN-Handvest over een vreedzame wereld en de VN-middelen daartoe aan de realiteit, met tegenstellingen tussen staten: ‘haves’ tegenover ‘have-nots’, de imperialistische staten onderling, socialistische tegenover kapitalistische, waarnaast het conflict tussen arbeiders en kapitalisten, en onderdrukkers en onderdrukten in de VN hun rol spelen. In de VN staan de Verenigde Staten en de Sovjetunie tegenover elkaar; 123

Gerpolek, pp. 66-72.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

978

met hun veto kunnen ze elk hen onwelgevallig besluit tegenhouden en kan het, bij deze VN-onmacht, tot een Derde Wereldoorlog komen. Bij onderdrukkers tegenover onderdrukten speelt blanke ‘hoogmoedswaanzin’ een grote rol. Dat moet verdwijnen, en ook het recht van elk volk op zelfbeschikkingsrecht dient te worden erkend, volgens het VN-Handvest. Maar het gold niet voor Indonesië na 17 augustus 1945. Engeland en Amerika steunden Nederland; alleen de Sovjetunie steunde de Republik. In de VN moet geen hoop worden gesteld; het kan slechts dienen als tribune om de Indonesische mening te laten horen. En Tan Malaka merkt op dat de Republik als niet-lid van de VN ook niet alle VN-besluiten voor lief hoeft te nemen. De Amerikaanse en Britse steun voor Nederland kan eindigen als de Republik zelf de gewenste grondstoffen kan leveren of als de Nederlandse producten in rook en as opgaan. De guerrilla zal uiteindelijk de 100% onafhankelijkheid opleveren, hoe lang deze ook nog zal duren, en hoe moeilijk deze ook zal zijn te bereiken, met of zonder VN.124 Een hoofdstuk ‘Diversen’ besluit Gerpolek. Tan Malaka verduidelijkt de verhouding tussen Tentara Rakjat, het reguliere leger, en het Lasjkar Gerilja, uit het volk zelf, dat de Tentara Rakjat ondersteunt. De Murba zelf vormt de Lasjkar, en onderhoudt het. De Lasjkar kunnen worden gevormd op basis van achtergrond, afkomst of religie, mits maar de 100% uitgangspunt is. Hij noemt Napoleons eisen aan een officier – zeven punten die hij dertig jaar eerder had gememoriseerd – en de eigenschappen van de guerrillastrijder – zoals ook al eerder opgesomd en beschreven. In zijn actie heeft de Guerrillastrijder houvast aan het minimumprogramma van de PP. Met de fabel van de kraai en de jakhals, in Europa met raaf en vos in de hoofdrol, illustreert Tan Malaka hoe de ijdele kraai – de hoge Republikeinse autoriteit – door slimme diplomatie zijn buit kan worden ontfutseld. Een gedicht over Sang Gerilja, de Guerrillastrijder, besluit Gerpolek. Temidden van het Murba-volk werkt hij op sawah, plantage, in fabriek of mijn als hij niet oefent of strijdt! Hij is leraar voor de leerlingen en verpleger voor de zieken Maar plotseling als een bliksemslag zet hij de vijand na, die wordt uiteengejaagd De hemel is zijn dak, gras zijn matras mortier, mitrailleur en karabijn zijn kussen 124

Gerpolek, pp. 73-81.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

979

of met granaat en bamboespies, in regen en zonneschijn, legt hij zich kalm te ruste Tot de vijand is vernietigd of verdreven Dan keert hij terug naar het Murba-volk als de Guerrillastrijder! Jongens en meisjes, oud en jong Tot een vrij Indonesië!125

Tan Malaka had over dit alles al eerder geschreven; nieuw was slechts de nadruk. Hij etaleerde voor het eerst zijn militaire kennis, herhaalde zijn litanie tegen de resultaten van de diplomatieke koers en speculeerde over de rol van de VN. De kern van zijn betoog besloeg slechts enkele hoofdstukken, waarin in kort bestek veel werd aangeraakt, maar weinig werd uitgewerkt. Tijd en omstandigheden lijken daarvoor op voorhand gerechtvaardigde verontschuldigingen. De kern van de guerrilla werd goed aangevoeld door Tan Malaka met zijn goedklinkende acroniem. ‘Sang Gerilja’, de Guerrillastrijder krijgt bij Tan Malaka mythische proporties; in de praktijk zullen daaraan weinigen hebben kunnen voldoen. Tan Malaka had geen geschreven bron voor zijn verhandeling over de guerrilla. Mao Tse-toengs beroemde geschrift kende hij niet; hij verwees slechts terloops naar de strijd in China. Gerpolek had wel onmiddellijk succes – althans vergeleken met het lot van Tan Malaka’s andere geschriften. De toegankelijke vorm en beperkte omvang zullen daartoe naast de actuele inhoud hebben meegewerkt. Gerpolek werd gestencild en was in ieder geval in oktober 1948 beschikbaar.126 Tan Malaka liet zich zelfs fotograferen met een exemplaar in de hand.127 Nasution was vol lof over Gerpolek. Op het achterplat van de uitgave van Gerpolek in 1964 liet hij afdrukken dat het boek ‘historisch materiaal’ bevatte over ‘de ontwikkeling van het concept van onze succesvolle totale volksoorlog’. ‘Daarom, los van persoonlijke politieke opvattingen, moet de leider Tan Malaka ook voor altijd worden opgeschreven als voorman van de Indonesische militaire wetenschap.’128 Gerpolek werd na de Nederlandse aanval in december 1948 op flinke schaal verspreid, blijkens de meldingen van Nederlandse zijde.129 Ook ‘Sin Po’ legde beslag op een gestencild exemplaar. Volgens het blad was op de dag van de Nederlandse aanval Gerpolek gedistribueerd vanuit Wonosobo. 125

Gerpolek, pp. 82-8. Kedaulatan Rakjat, 9-10-1948 bevat een advertentie voor het boek. 127 Opgenomen in Pendjara II:2. 128 Gerpolek, achterplat. 129 Op 18 december 1949, bijvoorbeeld, werden twee versies in beslag genomen (CMI-doc. 5278, in NA, PG 539). 126

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

980

Verguisd en vergeten

Een lang artikel vatte Tan Malaka’s analyse en balans samen.130 Een commentaar de dag daarna prees Tan Malaka’s analytisch vermogen, maar twijfelde aan zijn recept. Guerrilla en verschroeide aarde zouden leiden tot totale vernietiging van de Indonesische infrastructuur. Wederopbouw zou vele offers vereisen en Indonesië afhankelijk maken van buitenlandse hulp. De koers van Soekarno en Hatta was daarom beter, in de hoop dat Nederland inderdaad zijn macht wilde overdragen, dan de koers van Tan Malaka die groot onheil met zich zou meebrengen.131 Tan Malaka in actie Tan Malaka en Soekarni werden in Magelang op 17 september uit de gevangenis opgehaald door een aantal trouwe aanhangers, die met een paar auto’s van Djokja waren gekomen. Onder hen waren Ismail, Pangulu Lubis en Tan Malaka’s vroegere chauffeur Entol Chaerudin. Ook Adam Malik en Yamin meldden zich bij de gevangenispoort. Na de nodige formaliteiten ging het naar Djokja, waar Tan Malaka werd ondergebracht bij Pangulu Lubis (Pakoeningratan 31A), het fungerend hoofd van Antara in Djokja, na een korte periode van onderdak bij Rachmat Nasution. ‘s Avonds ging hij vaak naar Soekarni’s woning (Djalan Merapi 12), waar hij zijn afspraken maakte en besprekingen voerde. Bij Pangulu Lubis vond hij de rust om te lezen en schrijven. Hij schaafde aan Madilog en Gerpolek en maakte het laatste deel van Dari pendjara ke pendjara persklaar. Bezoek werd afgehouden; alleen Maroeto, Jahja Malik Nasoetion, Adam Malik en Soekarni kwamen hem daar wel eens opzoeken. Zo werd Lubis’ huis ruim twee maanden Tan Malaka’s uitvalsbasis.132 Met Maroeto had hij discussies over de koers van de Partai Rakjat. 130

‘Toelisan Tan Malaka dari pendjara Madioen; Repoeblik Indonesia dalam doea djaman’, Sin Po, 24-6-1949. 131 ‘Poesaka Tan Malaka’, Sin Po, 25-6-1949. 132 Interviews Pangulu Lubis, Jakarta, 5-11-1980; ook Pangulu Lubis 1986:237; Hasan Sastraatmadja, Jakarta, 15-11-1980; Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980; Moh. Padang, Djakarta, 27-8-1980. Volgens Darwis Tamin 1986:170 vond Tan Malaka geruime tijd onderdak in zijn huis (Djalan Djoemenahan 44), waar hij geduldig en lang de tijd nam op alle vragen van zijn gastheer te antwoorden. Tamin 1950:20 meldt dat twintig geestverwanten gereed stonden om Tan Malaka te huisvesten. Hasjim Darif (interview Djakarta, 6-10-1980 en Hasyim Darif 1986:117, 1989:3-5, 1997, I:69, 124-5) die voor de PBM naar het aanstaande Partai-Murbacongres was afgevaardigd, vertelt over zijn twee uur lange gesprek in Djalan Merapi, waar Tan Malaka geduldig uitlegde en doceerde hoe hij dacht over PKI, marxisme en trotskisme, en over de Indonesische Revolutie. Hij haalde Thesis aan en noemde de noodzaak een massapartij als de Partai Murba te vormen, als basis voor een volksfront. Het ging ook over het politieke testament, de 3-juli-affaire en ‘Madioen’. De jonge Hasjim voelde zich als ‘gehypnotiseerd’ door Tan Malaka. Over de invloed van Tan Malaka’s geschriften vóór deze ontmoeting: Hasyim Darif 1997, I:83-5. Hasjim Darif was gewonnen voor de PBM door Sjamsu met wie hij in 1948 ken-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

981

Soekarni leest ‘Murba’

nismaakte. In die periode ook bezocht hij een voordracht van Alimin in de Universitas Rakjat (Volksuniversiteit) van Malang, waarin deze uitvoerig inging op zijn relatie met en de politieke opstelling van Tan Malaka. Hasjim was niet overtuigd. Sjamsu bemiddelde om hem in Djokja Tan Malaka te laten ontmoeten. De reis ging via Solo waar hij uitgebreid sprak met Soedijono Djojoprajitno en Roestam Effendi. Sjamsu regelde een afspraak bij Soekarni met Tan Malaka (Hasyim Darif 1997, I:120-4).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

982

Verguisd en vergeten

Hij verweet hem zijn steun aan Hatta en de aanvallen op Amir. Een neutrale opstelling was beter geweest. Maroeto verdedigde zich en wees op de onverzoenlijke opstelling van Amir en zijn partijgenoten, die als zij aan de macht kwamen Tan Malaka en zijn aanhang meteen zouden liquideren. Soekarni was het eens met Maroeto. Wellicht, aldus Maroeto, werd Tan Malaka beïnvloed door zijn afkeer van Hatta – hij kon beter opschieten met Soekarno.133 Dit verblijf werd onderbroken door een actie van pemuda van Akoma en Lasjkar Rakjat Djawa Barat die Tan Malaka kwamen ‘opeisen’ toen hij op een avond bij Soekarni was. Zij zouden hem bewaken en onderdak geven. De druk was zo groot dat ‘wij genoodzaakt waren Tan Malaka aan hen toe te vertrouwen’, aldus Tamin. Een paar weken later – maar wellicht eerder – leverden zij Tan Malaka weer af bij Soekarni. Zij gaven hem weer terug in de zorg van de Partai Rakjat.134 Later vertelde Tamin dat LRDB-strijders, geleid door Ch. Saleh, Soekarni’s huis overvielen en eisten dat Tan Malaka met hen naar West-Java zou gaan. Ook zou hij Akoma en Partij Communist Indonesia moeten gaan leiden. Er werd twee weken onderhandeld; de overvallers kregen niet hun zin.135 De repressieve maatregelen na het begin van de Madioenopstand sloten het optreden van Tan Malaka op een openbare vergadering uit. Zijn eerste verschijning vond plaats in de semi-openbaarheid van een vergadering van de Partijraad van de PNI, mogelijk op 23 of 24 september.136 Bij die gele133

Hadidjojo Nitimihardjo 1989:53. Tamin 1950:20 doet hiervan verslag, in een handgeschreven cahier met artikelen die waren bedoeld voor het blad ‘Obor Murba’, dat nooit is verschenen. Het cahier opent met de datering eerste jaargang, nummer een, 7-11-1948, maar uit de artikelen blijkt dat deze begin 1950 werden geschreven. De zeven artikelen doen uit bekend Murbazicht verslag van de verkwanseling van de Proclamatie door Sjahrir, Amir, Hatta en Soekarno. Daartegenover staat de inzet van Tan Malaka, PP en Partai Murba voor echte onafhankelijkheid. Tamin noemt hier uitgebreid de verdienste van de PKI-veteranen vóór 1926 en de Pari, tegenover de PKI-handlangers van het imperialisme in de PKI-Moeso van 1935 en 1948. Ook laat hij zich negatief uit over Ibnu Parna en de Akoma, die te veel pretenties toonden. Hij komt uitvoerig op tegen de beschuldigingen aan Tan Malaka van trotskisme. In het artikel ‘Tan Malaka – Partai Murba’ is hij in de war met zijn dateringen. Hij laat Tan Malaka op 18 augustus vrijkomen, diezelfde dag in Djokja nog ontvoeren en terugkeren op 15 september. Dat Tamin zich een maand vergist voor wat de data betreft gaat voor de tweede datum niet op. In zijn eerste weken in vrijheid verscheen Tan Malaka een paar maal op politieke bijeenkomsten – hij was dus niet geïsoleerd door de Akoma-pemuda en wellicht kon hij onder hun hoede bezoekers ontvangen en bezoeken afleggen. Het ligt ook niet voor de hand dat Tan Malaka zich liet voorschrijven wat te doen, noch dat de Akoma-pemuda de euvele moed hadden de wensen van de zeer gerespecteerde Tan Malaka af te wijzen. Ik ben geneigd Tamins verslag voor waar te houden, maar dan zal Tan Malaka’s ‘ontvoering’ veel korter hebben geduurd, en zich wellicht pas in oktober hebben afgespeeld (zie p. 991). 135 Interview Helen Jarvis met Djamaloeddin Tamin, Djakarta, 9-10-1972. De rol van Ch. Saleh hierbij lijkt onwaarschijnlijk. 136 Op 24 september gaf de Partijraad een verklaring uit over de Madioenopstand (Antara, 24-9-1948), vandaar de datering. 134

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

983

genheid waren vele Djokjase politieke prominenten verschenen. Sarmidi Mangoensarkoro verwelkomde Tan Malaka en gaf in een betoog van een uur een overzicht van de stand van zaken in de Republik. In antwoord zei Tan Malaka dat hij in de cel veel informatie ontving, en nog meer sinds zijn vrijlating, maar dat hij zich toch eerst ruimer wilde oriënteren voor hij zich uitsprak over het te voeren beleid. Wel moest de strijd in eenheid worden voortgezet. Zijn afhoudende uitspraak over ‘Madioen’ is al aangehaald.137 Op 28 september werden Tan Malaka en Soekarni uitgenodigd op de dinsdagse studiebijeenkomst van de Moehammadijah-Kauman te verschijnen. Het vergaderverbod gold in dit geval blijkbaar niet. Tan Malaka droeg zijn boodschap uit. Uit de ontwikkeling van de Islam was een les met revolutionaire inhoud te trekken: democratische geest, gemeenschappelijke welvaart en streven naar kennis. Islam, nationalisme en communisme zouden in eendracht samen moeten gaan; de onderdrukker vroeger en nu vreest niets meer dan dat. En Tan Malaka kon naar zijn uitspraken op het Kominterncongres van 1922 verwijzen: toen al had hij gezegd dat het Pan-Islamisme anti-imperialistisch en revolutionair was in plaats van reactionair en imperialistisch.138 Op 3 oktober verscheen Tan Malaka op de receptie van de GPII, de linkse jeugdbond van Masjumi, ter gelegenheid van zijn driejarig bestaan. Soekarni, Yamin, Iwa, Abikoesno, GRR- en Masjumileiders waren allen present. Tan Malaka en Yamin spraken vriendelijke woorden over de jarige GPII en lieten zo zien de Islamzuil goedgezind te zijn.139 Yamin stelde op een persconferentie op 30 september voor tot een regering te komen waarin Islam, nationalisme en socialisme zouden samenwerken. Hij sprak hier twee uur lang – na een bezoek aan Soekarno – maar voorzichtig. Algemene verkiezingen waren snel nodig. De vrijlating van Tan Malaka kon leiden tot een terugkeer naar de weg van de revolutie, en vormde ook een uitdaging aan Nederland.140 Deel van het ook noodgedwongen bescheiden propaganda-offensief rond Tan Malaka was een groot interview, afgenomen op 29 of 30 september, wellicht door Sajoeti Melik, dat midden-oktober in ‘Kawan Rakjat’ verscheen. Het is het meest uitgebreide interview dat Tan Malaka ooit gaf en het enige dat ooit zonder directe aanleiding verscheen.141 137

Berita Indonesia, 9-10-1948 bevat een verslag van de correspondent in Djokja van 29-91948, dat over deze Partijraad handelt (zie hierover ook noot 87). Interview Bujung Siregar, Djakarta, 1-9-1980 verschaft de gegevens over de omstandigheden van deze bijeenkomst. Hij noemde hierbij geen datum en ook niet het feit dat het een PNI-vergadering betrof. 138 Kedaulatan Rakjat, 28-9-1948. Juti, ‘Tiga platform’, 28-9-1948 haakte gretig hierop in met een commentaar dat de samenwerking van de drie stromingen essentieel noemde voor het slagen van de revolutie. 139 Antara, 4-10-1948; Kedaulatan Rakjat, 4-10-1948; Massa, 4-10-1948. 140 ‘Mendirikan negara Indonesia berdasar proklamasi’, Merdeka, 30-9-1948. 141 ‘Kawan berkundjung; Sedjenak dengan Pak Tan Malaka’, Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Tan Malaka uit een fotoserie door IPPHOS

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

985

Het interview bracht de verslaggever naar een ‘klein huisje, of beter een hutje, in een kampong ongeveer zes kilometer buiten de hoofdstad’. Tafels en stoelen waren er niet, en beide gespreksdeelnemers zaten op Tan Malaka’s slaapbank. We ontmoeten Pak Tan per toeval in deze hut. We hebben al vaak aan zijn nauwste kameraden gevraagd waar hij verblijft, maar we kregen geen duidelijk antwoord omdat hij nog geen vast verblijf heeft. Niet omdat hij zich verbergt voor de politie zoals vroeger toen hij in het buitenland rondzwierf, maar hij verbergt zich voor zijn kameraden, zodat hij tijd voor rust en nadenken heeft. Als hij zich niet verbergt komen de kameraden in eindeloze rij, en zij allen moeten te woord worden gestaan. En... niet alleen oude kameraden willen hem ontmoeten, maar ook veel nieuwe kameraden! Tan Malaka was gekleed, niet zoals vroeger in hemd en broek, met of zonder helm, maar in sarong, pyjamajas en peci; ‘hij ziet er uit als een kjai’.

De eerste vraag ging over de ruimere oriëntatie, die Tan Malaka wenste, voor hij zich concreet zou uitspreken. Kon hij niet verdergaan? Tan Malaka wenste eerst de omstandigheden beter te leren kennen om dan daarop afgestemd met concrete voorstellen te komen. Hij wilde eerst zijn ‘backing’ kennen en de krachtsverhoudingen in de Revolutie. In zijn lange periode in de cel was hij er van overtuigd geraakt dat de PP-lijn juist was geweest en dat de PP-geest nog leefde. De kern ervan moest herleven, in een concreet programma waar alle revolutionaire stromingen, los van hun ismen, zich in zouden kunnen vinden. Tan Malaka was nog vol hoop voor de goede afloop van de Revolutie. Daarbij volgde hij Hatta in zijn afwijzing van de keuze voor één blok, ondanks alle sympathie voor het socialistische blok. Wel was de socialistische denkwijze aangewezen om de Indonesische Revolutie te analyseren. Over het partijwezen was Tan Malaka van oordeel dat drie grote stromingen – nationalisme, islamisme en socialisme – hun bestaansrecht hadden bewezen. Daaruit zouden drie grote partijen moeten voortkomen die moeten samenwerken om de Revolutie te voltooien, zonder dat een ervan de leiding opeist. In een ‘competitie’ kunnen zij hun verdiensten voor de Revolutie tonen. De geschiedenis zal dan de winnaar uitroepen. Alle drie moeten zich zuiveren van ongewenste elementen en zich discipline opleggen. Na een uitleg over ‘Madioen’ – elders vermeld – kwam de vraag welke plannen Tan Malaka zelf had, en tot welke partij hij wilde toetreden. Hij wenste zich in te spannen voor de eenheid van alle revolutionaire krachten – de drie stromin1948):4-6. Dit nummer dat op 5 oktober zou moeten verschijnen, was door een elektrastoring vertraagd. In het interview wordt verwezen naar de Moehammadijahbijeenkomst, en wordt gezegd dat het werd afgenomen vóór ‘Madioen’ werd heroverd. Dit laat 29 of 30 september open als datum voor het interview. Kahin 2003a:60 vermeldt zijn verzoek, via Soekarni, om een interview. ‘Sukarni reported back that Tan Malaka trusted, and would not meet with no American.’

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

986

gen zouden moeten worden bijeengebracht. Zijn verbanning in 1922 had al als oorzaak zijn inzet hiervoor; een kwart eeuw later was zijn streven onveranderd. Hierom wilde hij buiten een partijverband blijven, hoewel hij met alle partijen nauwe banden wenste. Als de eenheid tot stand was gebracht, dan is daar mijn plaats. De plaats om mijn gedachten en energie in te brengen. Maar, als dat grote verband niet snel kan worden bereikt, zal ik zeker niet heel lang partijloos blijven. Alleenblijven levert geen partijgenoten op. Ik zal straks zeker toetreden tot een partij. Ik zal de partij kiezen die zich geheel en al inzet tegen het imperialisme.

En met een paar woorden en een schouderklopje beëindigde Tan Malaka het interview. Andere kameraden stonden al te wachten om hem te spreken. Naar een nieuwe bundeling Al die oriëntatie en al dat overleg, vooral in eigen geestverwante kring, leverde al heel snel een besluit op. Op 3 oktober werd een bijeenkomst van het GRR-bestuur, met vertegenwoordigers van de aangesloten partijen en strijdorganisaties bijeengeroepen om te overleggen met Tan Malaka en Soekarni. Sjamsu was voorzitter. Roestam, Ibnu Parna, Maroeto, Pandoe Kartawigoena en vele anderen waren present. Tan Malaka was de spreker. Hij leverde kritiek op werkwijze en resultaten van de GRR en zijn partijen. Hij stelde een fusie voor tot een grote partij die de socialistische stroming zou vertegenwoordigen. Daarna zette hij nog eens zijn visie uiteen op de drie grote stromingen en hun samenwerking. Eén partij voor de socialistische stroming was noodzakelijk, om deel te nemen aan het streven naar eenheid van de drie ismen. Tan Malaka zei ook dat hij nog buiten deze partij wilde blijven. Na een levendige discussie werd unaniem besloten tot de vorming van de Partai Murba (PM), op ‘antifascistische, anti-imperialistische en antikapitalistische grondslag’. De GRR zou blijven bestaan, als onderdeel van de Partai Murba, voor de strijdorganisaties van de GRR. Partai Rakjat, Partai Rakjat Djelata en Partai Buruh Merdeka zeiden te willen toetreden. Akoma en Partai Wanita Rakjat stemden in met de fusie, maar hun aansluiting was onderwerp van nader overleg, gezien hun bijzondere positie als jongeren- en vrouwenorganisatie.142 In Djakarta reageerde ‘Merdeka’ op deze ontwikkeling met een lang 142

Massa, 5-10-1948, Antara, 4-10-1948; Kedaulatan Rakjat, 4-10-1948. Het Antarabericht werd breed afgedrukt. Sontolojo, ‘Sentilan “Massa”’, 4-10-1948, de stukjesschrijver van Massa, gaat ook in op de bijeenkomst. ‘Kasoelitan pertama di sakiter oesoel baroe’, Sin Po, 11-10-1948 doet dit ook en stelt dat Tan Malaka een ‘systeem voor een nieuwe revolutie’ opschrijft, waarbij de drie stromingen samengaan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

987

stuk van zijn Djokjase verslaggever. Tot de Madioenopstand waren de fusiepartijen slechts klein, zij voerden een gezonde oppositie en stelden het staatsbelang hoger dan het partijbelang, aldus zijn oordeel. De PR vormt de ruggengraat van de GRR; de PRD is extreem-links, met het merendeel van zijn leden uit de LRDB; de PBM is een reactie op de PBI van Setiadjit; Akoma een revolutionaire jeugdbeweging, die ondergronds actief was. Met de Partai Murba ontstaan drie partijen die elk voor een stroming staan. De PM wil de plaats innemen van de FDR-PKI als vertegenwoordiger van de socialistische en communistische groep. De PM heeft een actief aandeel in de strijd tegen de FDR-PKI, en is invloedrijk. De regering krijgt steun maar dit kan veranderen als de onderhandelingen met Nederland geen voor de Republik gunstig resultaat opleveren. Dan kan, aldus ‘politieke kringen’, de PM in de oppositie belanden met onoverzienbare gevolgen.143 ‘Sin Po’ signaleerde hernieuwde actie van de GRR, straks Partai Murba, op parlementaire grondslag, een ‘gezonde’ linkse stroming. Het doel was wellicht een nieuw links front, in de plaats van de FDR. De GRR bleef tegen onderhandelingen, maar zou in zijn verzet de parlementaire weg volgen.144 ‘Sin Po’ schreef twee dagen later dat de nieuwe partij wel de regering steunde maar tegen onderhandelingen met Nederland was. Er zouden pogingen worden gedaan om ‘acceptabele krachten’ als Tan Malaka, Yamin en Soekarni in te schakelen om een dreigende breuk te vermijden.145 De correspondent van ‘Sin Po’ schreef ook later nog over de ‘nieuwe communistische beweging’ die gestaag groeide en door de regering geen duimbreed in de weg werd gelegd. Tan Malaka steunde de regering tegen Moeso’s PKI – zijn politieke vijanden werden hiermee uitgeschakeld – maar was tegen Hatta’s onderhandelingspolitiek. De regering heeft door het instellen van censuur, de beperking van democratische grondrechten en nog andere maatregelen voldoende macht om haar onwelgevallige politieke ontwikkelingen te breidelen. De kritiek hierop legde de regering naast zich neer.146 Het communisme zal onder nieuwe naam terugkeren, met de ervaren organisator Tan Malaka. Het is duidelijk dat hij twee jaar onterecht gevangen is gehouden. Zijn populariteit onder het volk is groot en hij zal pogen de smet op de naam communisme kwijt te raken, 143

‘Perimbangan partai2 politik di Republik’, Merdeka, 7-10-1948, aangehaald in ‘Partij­ver­ houding en partijvorming in de republiek na de comm. opstand’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-41(6/12-10-1948):8-9; Indische Documentatie A.N.P.-Aneta 3-40(15-10-1948):4201 en Blijf op de Hoogte!, 17-10-1948:10. 144 ‘Tan Malaka cs. moelai actief kembali’, Sin Po, 6-10-1948, ook aangehaald in ‘Partijverhouding en partijvorming in de republiek na de comm. opstand’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-41(6/12-10-1948):6-7. 145 ‘Hatta mendapet kegagalan’, Sin Po, 8-10-1948. 146 ‘Communist baroe moelai bergerak di repoeblik’, Sin Po, 26-10-1948, samengevat in ‘Communisten in republiek worden niet gehinderd’, Indische Courant voor Nederland, 3-111948, en Blijf op de Hoogte!, 6-11-1948:9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

988

Verguisd en vergeten

en de invloed op het volk terug te winnen. Uiteindelijk is het doel onveranderd: de verovering van de regeringsmacht.147 ‘Berita Indonesia’ zag een hergroepering van links, in GRR en PSI. Beide partijen zouden goed kunnen samenwerken met Masjumi en PNI, zodat stabiele steun voor de regering tot stand zou kunnen komen.148 ‘Siasat’ noemde de Partai Murba een nieuwe linkse groepering, na de val van de FDR. Een partij die heel wat bekwamer opereerde dan Moeso, zoals in Solo toen de groepering handig profiteerde van het Siliwangi-optreden. Yamin en Tan Malaka benadrukken de eenheid van de drie grote politieke stromingen en doen hun best de Islampartijen te vleien. De partij vestigt de indruk veel aanhang te hebben, maar de leiders lijken ook te zijn gemotiveerd door onvrede en ‘verdrongen complexen’. Nu steunen zij de regering, maar dat kan veranderen, gezien hun opstelling tegen het onderhandelen met Nederland. Komen zij dan ook in opstand? Oplettendheid is geboden; een brief van Roestam die in Amirs huis werd gevonden, waarin Roestam samenwerking tussen GRR en FDR aanbiedt, bevestigt dat. Willen Roestam en Tan Malaka niet weer in de gunst van Moskou komen? Of is er een geheime afspraak dat de Partai Murba legaal, en de PKI-Moeso illegaal de regering bestrijdt met als gezamenlijk doel een Sovjet-Indonesië?149 Dit artikel bracht in ieder geval Roestam Effendi in actie (zie pp. 1011, 1131-2). ‘Fadjar’ waarschuwde, onder verwijzing naar het artikel in ‘Siasat’, voor de gevolgen van de tegenstand tegen de besprekingen. De partij was nog legaal, maar kwam het later misschien tot een herhaling van Moeso’s actie? Roestam wilde samenwerking met de FDR. De regering moest oppassen, ook voor infiltratie van de Partai Murba in de regering.150 ‘Persatoean’ formuleerde het nog dramatischer: streven Roestam Effendi en Tan Malaka naar wereldrevolutie? Wat gaf Hatta voor de steun van Tan Malaka? Durven Soekarno en Hatta tegen Tan Malaka op te treden?151 ‘Bataviaasch Nieuwsblad’ sluit hierop aan. De zich bedrogen voelende PKI-aanhang loopt over van Pesindo naar Akoma, van SOBSI naar Gasbri en van PBI naar PBM. De GRR en zijn opvolger de Partai Murba, vullen het vacuüm aan linkerzijde. De PM zal sterk worden, met ervaren leiders, en zich waarschijnlijk aan de parlemen147

‘Communisten masi toentoet soepaja pamerentahan di tangannja’, Sin Po, 2-11-1948, ook aangehaald in ‘Het communisme in de republiek; Tan Malaka op het politieke schaakbord’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-45(3/9-11-1948):9. ‘Bintang2 Moscou di Djokja’, Sin Po, 16-9-1948 prees Tan Malaka al als een door Nederland en de imperialistische wereld ­gevreesde organisator. 148 Berita Indonesia, 2-10-1948, in Blijf op de Hoogte!, 17-10-1948:8. 149 ‘Partai Murba kita sinjalir’, Siasat 2-84(10-10-1948):11. Het artikel werd door de Amerikaanse Intelligence Division in Batavia vertaald en naar Washington gestuurd (National Archives, RG 263, Murphy Papers, box 118, 4202 Indonesia). 150 ‘Rintangan2 dalam menghadapi peroendingan baroe’, Fadjar, 16-10-1948. 151 Aangehaald in Bataviaasch Nieuwsblad, 11-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

989

taire regels houden.152 In Nederland schreef P.A. Kerstens dat in Madioen de duivel met Beëlzebub is uitgedreven – een feit dat de pers geheel was ontgaan. Kort voor de opstand verleende Hatta amnestie aan Tan Malaka om zijn ‘al te zwakke hand te versterken tegen de dreigende communisten’. Tan Malaka was ook in gevangenschap een veel machtiger man dan vermoed. Hij heeft inmiddels in een groot deel van de Republik de rol overgenomen van Alimin en Moeso – die van ‘de in de stilte van de achtergrond agerende en organiserende man, die zijn tijd afwacht’. Hatta’s positie wordt evenzeer bedreigd door Tan Malaka als door Moeso, Alimin en Amir.153 De commentator in Blijf op de Hoogte!’ ‘signaleerde na Moeso een ander gevaar: het Tan Malaka-communisme, los van Moskou, dat streeft naar een ‘nationaal onafhankelijke staat op communistische basis’. Zijn aanhang is sterk, met ook leiders als Soetomo en Soengkono. Toenadering tot Soekarno en Hatta is te bespeuren en ‘nog één stap, of Tan Malaka zit mede op de fluwelen kussens van Djokja’ en nog even verder: ‘Dan zouden op een goede dag dus Hatta en zijn goede vriend Tan Malaka ook in de interim-regering’ kunnen worden opgenomen.154 ‘Het Dagblad’ schreef op 23 oktober over het politieke testament, in de korte versie met als vier opvolgers Tan Malaka, Iwa, Soekarni en Sjahrir, dat de krant pas bekend was geworden, dat hiermee de geestverwantschap van Soekarno en Hatta en het trotskisme was aangetoond – slechts nuances verschilden. Tan Malaka en zijn vrienden zijn nog steeds nauw gelieerd met Moskou. ‘Hun opportunisme weerhoudt hen er echter van thans mee te doen met de bende van Moskou.’155 ‘Algemeen Handelsblad’ noemde Tan Malaka, van wie Hatta zich bediende, ‘alleen maar een ander communistisch merk dan het Moskouse’, en was een overeenstemming wel mogelijk?156 Een memorandum dat de Standard Vacuum Petroleum Company in Den Haag opstelde, dat ook qua feiten goed geïnformeerd was, speculeerde over de rol van de vrijgelaten Tan Malaka en de GRR. Tan Malaka streed op twee fronten: tegen de compromispolitiek van de regering-Hatta en tegen de FDR, waarmee onoverbrugbare persoonlijke tegenstellingen bestonden. Hatta zocht de steun van Tan Malaka en zou daartoe concessies moeten doen. Het zou inhouden dat Hatta de onderhandelingen niet kon hervatten. Hatta 152

‘Wat de Partai Moerba is; Vertegenwoordiger der proletariërs in de republiek’, Bataviaasch Nieuwsblad, 12-10-1948. In soortgelijke zin Padjadjaran (Bandoeng), aangehaald in ‘De positie van Hatta; Tracht hij middenweg te volgen?’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 342(13/19-10-1948):3. 153 P.A. Kerstens, ‘Grote beslissingen op komst’, De Linie, 15-10-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 30-10-1948. 154 Spectator, ‘De afgelopen week’, in Blijf op de Hoogte!, 17-10-1948:2-3. 155 Het Dagblad, 23-10-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 6-11-1948:4-5. 156 Algemeen Handelsblad, 27-10-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 13-11-1948:123.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

990

Verguisd en vergeten

‘played a hazardous game’ door steun van Tan Malaka te aanvaarden. Tan Malaka koesterde nog steeds de wens de macht over te nemen – ‘being a very cunning man he is likely to use the opportunity to come to the front’.157 ‘Oriëntatie’, dat de Legervoorlichtingsdienst in Den Haag uitgaf reageerde op de plannen van de trotskistische communist Tan Malaka die de vrijgekomen plaats van Moeso wil innemen. Dat belooft weinig goeds voor de kansen op een akkoord. Hatta zit geklemd tussen de guerrilla van Moeso en het nog legale optreden van de Partai Murba, die voor zijn steun tegenprestaties zal hebben bedongen. En Tan Malaka’s doel is een communistische machtsgreep, die Hatta ten val zal brengen. En dan wordt de Republik ‘de vuurhaard, van waar uit de revolutie met vernietigende kracht zich over geheel Indonesië en vervolgens zo mogelijk over geheel Zuid-Oost-Azië opnieuw zal verspreiden’.158 Op 11 oktober meldde ‘Kedaulatan Rakjat’ dat vaststond dat de Partai Murba er zou komen, waarin PR, PRD en PBM zouden opgaan. Akoma en PWR zouden zelfstandig blijven, en in het federatieve verband van de GRR blijven. Andere partijen waren nog welkom in de PM. Een Panitia Peleburan (Fusiecommissie) was ingesteld en het fusiecongres zou begin november plaatsvinden. De beginselverklaring werd aangevuld. De grondslag vormt anti-fascisme, anti-imperialisme en anti-kapitalisme; de strijdwijze zal zijn gebaseerd op georganiseerde Murba-actie, gericht op het verdedigen en versterken van de volledige 100% onafhankelijkheid voor de Republik Indonesia en zijn volk, in overeenstemming met grondslag en doel van de Proclamatie van 17 augustus 1945, met als doel een socialistische maatschappij. Er zouden een maximumprogramma voor de langere termijn en een mini­ mum­programma voor de huidige fase van de revolutie worden opgesteld.159 157 Memorandum ‘Notes on the Communist coup at Madioen’, 30-9-1948, in National Archives, 856 D.00/10.1948 (RG 59, box 6440). Zelfde redeneringen zijn te vinden in een rapport ‘Political developments after the Communist revolt in Indonesia’, gebaseerd op gegevens van de Nederlandse intelligence, van het Office of Far Eastern Affairs, State Department, 5-11-1948, in National Archives, Murphy Papers, box 118, 1948 II; een ander rapport van de Standard Vacuum Petroleum Company, ‘Partai Moerba (Proletarian Party)’, 20-11-1948, op 3-12-1948 door de ambassadeur in Den Haag aan de Foreign Service gestuurd, in National Archives 856D.00/12.348; en een Intelligence Report ‘Indonesia – the Partai Murba’, 30-11-1948, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, box 1218, 4202 Indonesia, dat was gebaseerd op gegevens van een ‘Dutch political analyst’. 158 ‘Een taak van moeiten zwaar’, Oriëntatie, Algemeen Overzicht voor de Strijdmachten ter Zee, te Land en in de Lucht 1-39(22-10-1948):6-8. Dit werd herhaald in ‘Gewichtige dagen’, Oriëntatie 1-44(26-11-1948):11-4, waarbij de PM ‘des te gevaarlijker’ werd geacht, met een leider die ‘in zich alle eigenschappen van een uitstekend organisator en een volmaakt volksmenner’ verenigt. 159 Kedaulatan Rakjat, 11-10-1948, overgenomen in Massa, 11-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

991

De ‘ontvoering’ van Tan Malaka door Akoma viel wellicht in deze periode. Dit ‘beproefde’ middel werd door deze pemuda weer toegepast om Tan Malaka er van te overtuigen dat hij hun politieke ideeën moest volgen. Wat wilden zij dan anders dan de Partai Murba? Het ligt voor de hand aan te nemen dat de gouvernementele opstelling van de PM hun niet beviel en dat zij oppositie en verzet tegen de regering wensten. In dat opzicht hadden Akoma en de LRDB een militante traditie gemeen. De Akoma was in een illegaal bestaan, dat nog maar ten dele was ingewisseld voor een legaal functioneren, gesterkt in zijn radicale opstelling. In een schemersituatie tussen legaliteit en illegaliteit was ook de Partij Communist Indonesia (PCI)160 gevormd, de gedachte bovenbouw van de Akoma, die in principe een jongerenorganisatie was. Er gingen geruchten dat Tan Malaka de PCI zou gaan leiden, maar het aanbod hiertoe wees hij af. Voor Tamin was duidelijk dat Tan Malaka, als ‘Grote Figuur’ geen splinterpartij wilde aanvoeren, en niet op de wensen van een paar jongeren uit Akoma, PCI en LRDB zou ingaan. Tan Malaka’s keuze voor de PM zette kwaad bloed bij Akoma, en zou leiden tot zijn weigering als jeugdorganisatie van de PM te fungeren, ondanks de toezegging van Ibnu Parna hiertoe.161 Tan Malaka verscheen niet in het openbaar tussen 9 oktober en 5 november. Op die eerste dag was hij gast op de receptie ter gelegenheid van drie jaar KRIS, de organisatie van Molukse jongeren op Java, die ook een eigen strijdgroep onder zich had. Yamin hield de belangrijkste rede. Palenewen, die een KRIS-bestuurslidmaatschap combineerde met een zelfde GRR-functie, bediende zich van de kernwoorden Proclamatie en 100%, en was zo trouw aan de GRR-lijn. Onder de gasten waren ook Ch. Saleh, Soekarni, Abikoesno, en Nasution namens de TNI.162 De aandrang van Akoma/PCI op Tan Malaka, gepaard met een invitatie, zou dus in deze periode kunnen liggen – het is opmerkelijk dat nergens een openbaar verschijnen in deze maand wordt gemeld. Met of zonder Tan Malaka, de voorbereidingen gingen verder. De Partai Rakjat riep zijn tweede congres bijeen voor 3 en 4 november. Dit opheffingscongres zou meteen worden gevolgd door het oprichtingscongres van de PM op 5, 6 en 7 november. Pandoe, secretaris-generaal van de PR, vertelde dit aan 160

De spelling ‘Communist’ diende ter onderscheiding van de K in PKI. Ook Akoma werd vaak aangeduid met Acoma, waarmee het c-gebruik een aanwijzing te meer vormt voor de verwantschap van Akoma en PCI. 161 Tamin 1950:20-1; Hasyim Darif 1997, I:124. Kahin 1953:102, note 8 noemt de PCI als onafhankelijk van de Partai Murba, maar met een nauwe verwantschap. 162 Antara, 9-10-1948, overgenomen in Massa, 11-10-1948. Nasution 1989:101 noemt deze bijeenkomst ook – de enige keer dat hij Tan Malaka ontmoette – als een plechtigheid waarbij verspreide lasjkar met manschappen van de Overwal, vooral Sulawesi, officieel werden samengebracht in de Brigade 16.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

992

Verguisd en vergeten

‘Antara’, waar hij zelf ook werkte, en ook dat zijn partij zich voortdurend aan een groter verband had willen binden. Die nieuwe partij diende minstens de hoofddoeleinden van de PR te belichamen. In een sterke massaorganisatie zouden in deze crisistijd de idealen van Proclamatie en 100% veilig zijn.163 De Partai Rakjat Djelata riep op 25 oktober een conferentie bijeen in Solo, die zich in principe uitsprak voor opgaan in de PM. Tan Malaka zou hiervan de algemeen leider moeten worden. In de Badan Pekerdja zou de PM een zeteltal moeten krijgen dat overeenkwam met zijn sterkte.164 Van Partai Buruh Merdeka is geen bericht over een opheffingscongres overgeleverd. De PBM was wel actief in een toenadering tot de PBI, die zich had ontdaan van zijn in Madioen belaste leiders. Eind september al vormden een aantal leden, dat tegen het opgaan in de PKI was, een comité dat wilde vasthouden aan de oorspronkelijke doeleinden, waarin onder andere steun aan de Republik Indonesia was vastgelegd.165 De voorlopige leiding van de PBI-Djokja ontmoette eind oktober in informeel verband de PBM-leiding, met Sjamsu, Kobarsih, Sjamsuddin en Roestam. Het overleg had als uitkomst dat de eenheid moest worden hersteld. Aan PBI-zijde waren voorzitter Baheramsjah Sutan Indra, vice-voorzitter Inu Perbatasari, secretaris Mustapha, en bestuurslid Dr. Maas aanwezig. In dat bestuur zetelden verder professor S.M. Abidin, Sarosan en Kartoseputro.166 Er was zelfs bericht dat de PBI zich bij PM zou willen aansluiten. Dat wachtte echter op een conferentie- of congresbesluit van de ‘nieuwe’ PBI.167 De Permai die dichtbij de GRR stond liet weten dat de Permai geen partij was en het daarom om praktische en organisatorische redenen onmogelijk was in de Partai Murba op te gaan. De Permaileden stond het overigens vrij lid te worden van de nieuwe partij.168 Akoma was afhoudend over opgaan in de PM; zelfs als jeugdafdeling. Ibnu Parna liet zich hierover niet al te duidelijk uit, of stond wellicht onder druk van zijn achterban, die hem in radicaliteit overtrof. In de aanloop naar de fusie organiseerde Akoma in Solo een openbare bijeenkomst waarvoor in brede kring bezoekers werden geïnviteerd. In de advertentie werden zelfs organisaties waarvan het adres onbekend was – met name PKI, PBI, PS, Pesindo – gevraagd hun komst te melden.169 163

Antara, 27-10-1948, overgenomen in Massa, 28-10-1948. Murba, 25-10- (aankondiging) en 27-10-1948; Pacific, 29-10-1948. 165 Antara, 27-9-1948, ook in Pacific, 28-9-1948. Verder Sutter 1959, II:578-9. 166 Massa, 25-10-1948. Sarosan werd ook voorzitter van de afdeling Djokja (Massa, 27-10-1948). Uit onvrede over de PBI-steun aan ‘Madioen’ hief de PBI-afdeling Poerworedjo zich op (Antara, 26-10-1948). Zie ook Soebagijo 1982a:168. 167 Massa, 28-10-1948. 168 Massa, 28-10-1948. 169 Murba, 29-10-1948. 164

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

993

Ibnu Parna sprak op deze zeldzame openbare vergadering, dat gelet op het tijdstip welhaast een signaal afgaf aan de PM over de eigen onafhankelijke positie. Ibnu Parna vertelde afgezanten van vijfentwintig organisaties dat de regering slechts een instrument was van de staat, dat in zijn voordeel of nadeel kon werken. Dat laatste was nu het geval. Hij liet zich ambivalent uit over ‘Madioen’. Wellicht was dat een provocatie, maar imperialistische handlangers hadden er ook een aandeel in. Akoma wilde overigens samenwerken met anti-imperialistische nationalisten en islamieten.170 Ibnu Parna lijkt zo te werven om de gunst van de dakloze FDR-aanhang en vooral de pemuda daaruit, waarvoor hij veel eerder al een uitweg had geboden. De Partai Wanita Rakjat leek een gerede fusiekandidaat. Bij de conferentie ter viering van het tweejarig bestaan was op 7 september het bestuursbesluit goedgekeurd om toe te treden tot de GRR. Het GRR-beleid werd onderschreven, evenals het Program Nasional, met inbegrip van de minderheidsnota’s.171 Tan Malaka overlegde na zijn vrijlating met mevrouw Mangoensarkoro, getuige de foto daarvan.172 Daarna ontbreken berichten over de plaats van de PWR in de PM. Het enige dat de PWR liet optekenen was een brief aan Soekarno van 28 oktober met een protest tegen de hoge rijstprijzen en ontbrekend regeringsoptreden daartegen.173 De Barisan Banteng werd geen enkele keer genoemd als mogelijke PMpartner. In september was aangekondigd dat de BB zijn vierde congres zou houden in Solo van 2 tot 5 oktober. Op de agenda stond ook de verhouding tot de GRR.174 De onrust in Solo, de ontvoering van Moewardi en de Madioenopstand waren voldoende reden om het congres uit te stellen.175 De BB zegde zijn lidmaatschap van de BKPRI op.176 Soekarno ontving drie BBprominenten om hen te bedanken voor de steun bij de strijd tegen de FDR.177 Op 30 oktober hield de BB in Solo een openbare bijeenkomst, met militante anti-Nederlandse uitspraken.178 Op aanwijzing van de TNI moest het hoofdkwartier (Markas Besar) zijn naam wijzigen in het niet-militaire hoofdbestuur (Pengurus Besar).179 En dat hoofdbestuur gaf een verklaring uit dat het Lasjkar Barisan Banteng onderdeel was van de TNI, waarover de BB niets te 170

Pacific, 1-11-1948. Murba, 4-9-1948 (aankondiging); Antara, 7- en 8-9-1948. 172 Afgedrukt bij het interview van Tan Malaka in Kawan Rakjat 1-5(mid-oktober) dus uiterlijk van begin oktober. De datering in Permingatan sewindu 1957:60 op 1946 is onjuist. 173 Antara, 29-10-1948. 174 Aankondigingen in Pacific, 26-8-1948; Murba, 3-9-1948; Pacific, 4-9-1948; Antara, 7-9-1948. 175 Murba, 24-9-1948; Pacific, 24-9-1948; Antara, 25-9-1948. 176 Antara, 25-9-1948 (kort bericht); Pacific, 27-9-1948; Murba, 29-9-1948 (beide laatste met de volledige brief hierover). 177 Pacific, 11-10-1948. 178 Pacific, 29-11- (uitnodiging) en 1-11-1948. 179 Pacific, 18-10-1948. 171

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Tan Malaka in overleg met Soekarni en mw. Mangoensarkoro Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

995

zeggen had.180 Er was sprake van sympathie en geestverwantschap met de PM, maar ook een verschil in beginsel, dat met Moewardi’s verdwijning niet meer werd overbrugd. Voor de BB woog het nationalisme als beginsel zwaarder dan het socialisme of communisme, en was de stap van een federatief verband naar een partij, van GRR naar PM, te groot. De BB bleef zo voor de PNI een vaak hinderlijke factor op zijn linkervleugel. De activiteiten van de PKI Merah bleven grotendeels achter de coulissen. De partij zweeg tot november over de Madioenopstand. ‘Merdeka’, dat een artikeltje aan de partij wijdde, achtte de partij geestverwant aan de GRR en wees op de herstelde, nauwe banden tussen Yamin en Djoni, die vóór de oorlog al op Sumatra partijgenoten waren. De tweede man van de partij Ali Kasim had zich al voor ‘Madioen’ uit de partij teruggetrokken en zou PSI-lid zijn.181 De partij zou de regering-Hatta als wettig beschouwen.182 Die uitspraak tegen ‘Madioen’ kwam er begin november, gekoppeld aan de verontwaardiging over de arrestatie van drie PKI-bestuursleden, Djoni, Sutedjo en Djajusman. De PKI-Merah had zich, zo luidde de persverklaring, consequent gekeerd tegen de ‘reformistische en opportunistische politiek’ van de FDR van Amir, Setiadjit en de Sibar-leiders. De arrestatie van het drietal PKI-Merah-leiders vestigde de indruk dat de regering een anticommunistische houding innam, overeenkomstig de wens van Nederland, Engeland en Amerika en riep zo bij het ‘democratische volksdeel’ wantrouwen op. Een snelle vrijlating kon die indruk wegnemen.183 Voorzover de PKI Merah al betrokken was bij de PM-vorming – en dat lijkt twijfelachtig – zal de arrestatie van de drie bestuursleden, met daarbij de onbetwiste leider Djoni, tot opschorting van elke mogelijke besluitvorming hebben geleid. Jeugdorganisaties In de jeugdbeweging bestond al langer ontevredenheid over de overheersende rol van de Pesindo in de jongerenfederatie BKPRI. GPII en Pemuda 180

Pacific, 11-11-1948. ‘Positie PKI Merah’, Merdeka, 22-10-1948. 182 ‘Organisatie communist boleh djalan lagi’, Sin Po, 5-11-1948. 183 Murba, 6-11-1948 drukt de volledige verklaring af. In enkele regels ook in Antara, 4-11-1948 en Massa, 5-11-1948. Die vrijlating kwam niet spoedig. Uit een vraag van Rasoena Said in de BP op 12 december aan de minister van justitie, waarin zij vroeg Djoni voorlopig op vrije voeten te stellen, zodat hij zijn vakbondswerk kon verrichten, bleek zijn voortgaande detentie. De minister wees dit af, in het belang het onderzoek (Antara, 13-12-1948). Volgens Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lainlain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 24-1-1949, in NA, PG 979, zouden de arrestaties op 20 september hebben plaatsgevonden, als onderdeel van de golf arrestaties van communisten in Djokja. 181

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

996

Verguisd en vergeten

Demokrat Indonesia hadden zich daarom teruggetrokken daaruit en kondigden in april 1948 aan een nieuwe federatie te vormen. Die kwam er pas officieel op 17 augustus 1948 als Front Nasional Pemuda Republik Indonesia. Naast GPII en PDI waren twee kleinere Islamorganisaties lid: Himpunan Mahasiswa Islam en Peladjar Islam Indonesia. Het was blijkbaar niet gelukt andere ontevreden leden van de BKPRI tot toetreding te bewegen. Het Front fungeerde als overlegorgaan, met minder vergaande bevoegdheden dan het BKPRI-bestuur. In de oprichtingsverklaring zette het Front zich af tegen jongerenorganisaties die ‘hun eigen belang boven het landsbelang’ stelden. De bestaande federatie was niet in staat alle jongeren te verenigen en de eenheid te waarborgen.184 Anwar Harjono (GPII) en D. Soeparto (PDI) werden voorzitter en vice-voorzitter.185 Het ‘strijdprogramma’ was niet zeer concreet, maar in zijn oproep tot het ‘aanwakkeren van de strijdgeest voor de onafhankelijkheid’ en de organisatie van een totale volksdefensie klonken oppositionele geluiden door.186 ‘Pacific’ schreef vriendelijk over het Front, dat zich tegen de compromispolitiek keerde die de BKPRI voorstond. Het was aan die laatste federatie om zijn fout te corrigeren. Dan zou de eenheid terugkeren.187 Op 1 september sloot de Angkatan Muda Katholiek Republik Indonesia (AMKRI) zich bij het Front aan, nadat deze kort tevoren uit de BKPRI was getreden.188 De dominante leden van het Front lieten zich in hun eigen verklaringen veel duidelijker en radicaler uit. Zo vroeg de GPII op 2 september om het annuleren van Renville en terugkeer naar de ‘Proklamasi-grondslag’. De leiding van de staat mocht nooit weer in handen komen van hen die de nationale revolutie tot een bankroet hadden gebracht en principiële politieke fouten hadden gemaakt. Het verzet in door Nederland bezet gebied verdiende steun. De vrijlating van de politieke gevangenen werd geprezen, nu moesten de zaken van Tan Malaka, Abikoesno en Soekarni snel worden geregeld. De Masjumi werd aangespoord zich krachtiger op te stellen; de PSII moest zich weer aansluiten bij de Masjumi.189 Op 9 september vroeg de PDI om hard optreden tegen ‘onruststokende elementen’ in de Republik en een optreden naar buiten op basis van ‘100%’. De foute FDR-leiders dienden te worden bestraft, Tan Malaka en zijn geestverwanten vrijgelaten.190 Op een gezamenlijke vergadering van GPII en PDI in Kepandjen op 184 185 186 187 188 189 190

Antara, 17-8-1948. Antara, 25-8-1948. Antara, 31-8-1948. ‘Front Pemuda’, Pacific, 28-8-1948. Antara, 6-9-1948. Antara, 3-9-1948. Antara, 13-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

997

16 augustus ging het over de terugkeer naar de geest van de Proclamatie en het afbreken van onderhandelingen. Sjamsu die ‘toevallig’ aanwezig was trok van leer tegen de FDR.191 De GPII gunde op zijn viering van het driejarig bestaan aan Tan Malaka en Yamin uitgebreid het woord.192 De GPII vroeg op 23 oktober om alle aandacht te richten op politieke en economische maatregelen om een totale nationale defensie tot stand te brengen en alle onderhandelingen met Nederland af te breken. De dag tevoren had Masjumi zich nog bereid verklaard die onderhandelingen voort te zetten. De GPII zette zich zo duidelijk af tegen de moederpartij.193 De PAM noteerde dat ‘Guntur’, de GPII-krant, steeds meer de GRRlijn volgde.194 De PDI stelde zich achter de regering meteen na het uitbreken van ‘Madioen’ en verplaatste zijn zetel van Madioen naar Djokja.195 Uit dit alles blijkt dat GPII en PDI sympathiseerden met de politieke lijn van de GRR, maar niet tot het links-radicale conglomeraat behoorden. De GPII bleef een luis in de pels van de Masjumi; de PDI meer nationalistisch dan socialistisch. Hun Front Nasional Pemuda stelde zich voorzichtig op, wellicht in de hoop ontevreden BKPRI-leden aan te trekken. Akoma leek de meest aangewezen onderbouw voor de jeugd van de GRR, maar Akoma had moeite zich te schikken in die positie, omdat hij de GRR niet radicaal genoeg vond, naar het schijnt. Daarnaast was Akoma, of vooral Ibnu Parna, actief in het smeden van een eigen jeugdverband. Op 27 augustus kwamen in Djokja zeven jeugdorganisaties bijeen. De enige die eerder enige bekendheid genoot was Akoma; de enige die ook al voor 1948 was opgericht.196 Hun besprekingen leidden tot de oprichting van het Kongres Nasional Indonesia Muda (KNI Muda). Van de voorzichtigheid van het Front Nasional Pemuda was in de eerste KNI-Muda-verklaring geen sprake. De pemuda hadden fouten gemaakt door toe te laten dat de idealen van de Proclamatie waren uitgehold en de agenten van de Nederlandse onderdruk191

Murba, 20- en 22-8-1948. Antara, 4-10-1948. 193 Antara, 23-10-1948; Massa, 23-10-1948. Deze bestuursverklaring kreeg steun op een GPIIconferentie op 6 en 7 november, waar ook om een ‘hecht islamitisch eenheidsbolwerk’ werd gevraagd (Antara, 8-11-1948). 194 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM Jogjakarta, ‘Pemandangan sementara tentang peristiwa Madiun dan lain-lain’, 26-10-1948, door de Algemene Recherche Djokja vertaald, 241-1949, in NA, PG 979. Guntur, 26-8-1948 vond het nodig de ‘praatjes’ te ontkennen dat Guntur als krant was verbonden aan de leider Tan Malaka. 195 Antara, 22-9-1948. Uit dit bericht bleek dat Moh. Isnaeni PDI-voorzitter was. 196 Akoma’s bondgenoten waren: Perdjuangan Pemuda Proletar (opgericht 1-5-1948); Pemuda Peladjar Sosialis Indonesia (1-5-1948); Gerakan Pemuda Indonesia (Gerpindo, 20-5-1948); Api Revolusi Indonesia (Aprindo, 21-7-1948); Pemuda Revolusioner Indonesia (26-7-1948) en Angkatan Pemuda Revolusioner Indonesia (Apre, 17-8-1948). Van de zeven mannen die de verklaring ondertekenden genoot naast Ibnu Parna alleen Abidin Effendi, broer van Roestam, enige bekendheid. 192

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

998

Verguisd en vergeten

ker de kans hadden gekregen om een contrarevolutie op te zetten. De zwakte van Soekarno en Hatta was hiervoor verantwoordelijk, en ook een groot deel van de pemuda begaf zich op de heilloze weg van onderhandelingen. Vele pemuda beseffen dat en keren op hun schreden terug, en wijzen de collaboratiepolitiek van BKPRI en Pesindo af. De BKPRI-steun aan Linggadjati en Renville maakt verdere samenwerking in dat verband onmogelijk. De KNI-Muda wil ‘eenheid om de strijd voor te zetten. Wij wensen geen eenheid om ons over te geven. Wij wensen eenheid om te strijden.’ In zeven punten formuleerde KNI-Muda zijn programma. 1. Het annuleren van Linggadjati en Renville. 2. Het berechten van de promotoren, de ontwerpers en de uitvoerders van Linggadjati en Renville als verraders van land en volk. 3. Het verdrijven van alle promotoren, ontwerpers en uitvoerders van Linggadjati en Renville uit alle posities (regering, partijen, arbeiders-, boeren- en soldatenorganisaties, enzovoorts). 4. Het afbreken van de banden met het imperialistische Nederland en NederlandsIndië. 5. Het terugkeren naar de grondslag en geest van 17 augustus 1945. 6. Het bewapenen van het volk. 7. Het naasten van het bezit van de agressor en zijn handlangers (ondernemingen, fabrieken, mijnen, werkplaatsen, gebouwen, enzovoorts).197

Twee weken later, op 12 september, besloot de KNI-Muda een conferentie met een openbare vergadering in Djokja, die drie- of vijfduizend geïnteresseerden trok. Een deel ervan was er op uit de vergadering te verstoren. De voorzitter moest dreigen zijn aanhang tegen hen te mobiliseren waarna de rust intrad. Heru, Abidin Effendi en Ibnu Parna spraken. Voor deze laatste was dit het eerste openbare optreden na tweeënhalf jaar. Ibnu Parna leverde een doorwrochte bijdrage: een frontale aanval op het marhaenisme, dat hij de oorzaak noemde voor het verzwakken van de revolutie. Marhaen was een mengsel van bankroete bourgeoisie en aristocratie in doodsstrijd; zijn ideeën leverden op: 1. Opportunistische proletariërs die bang zijn voor internationale spoken, 2. Een slaafse bourgeoisie die eerbiedig buigt voor buitenlandse fabrikanten en importeurs, 3. Sektariërs, 4. Voortdurende verwarring en inconsequentie, 5. Een overtuigde slavenmentaliteit, 6. Afwezigheid van originaliteit.

Om de revolutionaire bezieling weer te laten terugkeren moest het marhaen197

‘Tuntutan pemuda terhadap pengchianat2 Revolusi’, in zijn geheel in Murba, 4-9-1948 en Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):31-2, en kort in Antara, 28-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

999

isme worden gezuiverd uit PNI, Masjumi en FDR. Hun opportunisme blijkt uit hun politieke ommezwaaien; hun sektarisme uit hun aanvallen op de eigen landgenoten, ten koste van de strijd tegen Nederland. Na de zuivering zullen dan de drie stromingen nationalisme, islamisme en communisme in eenheid optrekken tegen de onderdrukker. Ibnu Parna, die werd geprezen om zijn scherpzinnigheid en originaliteit door de auteur die deze rede samenvatte, zocht geen compromis. Deze frontale aanval op het marhaenisme, het geesteskind van Soekarno, was zo tegelijkertijd een aanval op de president en de kabinetten die hem hadden gediend. De GRR ging lang niet zo ver in zijn kritiek: Soekarno en Hatta werden ontzien en PNI en Masjumi voorzichtig aangepakt. Voor Ibnu Parna golden de tactische overwegingen die de GRR hierbij bewogen niet.198 Dat bleek toen de KNI-Muda zich op 30 september uitsprak over ‘Madioen’. Het was geen oproep tot steun aan de regering. De regering moest, omdat ‘Madioen’ een uitvloeisel was van de gevoerde compromis­ politiek, Linggadjati/Renville annuleren, de banden met Nederland verbreken, terugkeren naar de geest van 17-8-1945 en een kabinet en parlement vormen uit ‘consequent anti-imperialistische revolutionaire krachten’. De FDR-leden werd gevraagd de voorstanders van Linggadjati uit hun organisatie te verdrijven en de ‘provocatieve opstelling’ van de ‘Madioen’-kameraden, die slechts de contrarevolutie in de kaart speelden, te ‘corrigeren’.199 De KNIMuda riep op 5 november een conferentie bijeen in Djokja, samenvallend met het Partai-Murba-congres. Was dat een demonstratie van onafhankelijkheid?200 De BKPRI werd vanzelfsprekend zeer ernstig getroffen door de Madioenopstand, waarvan zijn voorman Soemarsono de initiatiefnemer was. In Djokja liet de federatie op 21 september weten dat Soemarsono buiten haar kennis en verantwoordelijkheid had gehandeld, en dat de eigen radiozender Radio Gelora Pemuda niet meer namens de BKPRI uitzond.201 Op 24 september kwamen vijf Kongresleden in Djokja bijeen waarbij Soemarsono uit het bestuur werd gezet, ‘met gelegenheid om zich hiertegen te verweren’. De gang van zaken in Madioen werd afgekeurd en de regering in haar optreden gesteund. De bewoordingen waren gematigd en de hoop op een herstel van 198

Antara, 13-9-1948, Murba, 14-9-1948 doen verslag van deze vergadering. Antara noemt het hoogste aantal aanwezigen; Murba de onruststokers. Een ruime samenvatting van Ibnu Parna’s rede in Budiman, ‘Kawan pemuda; Ibnu Parna dan analyse-nja’, Kawan Rakjat 1-4(20-9-1948):4. In een artikel in Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):14-6, 21 was Ibnu Parna in ‘Bahaja marhaenisme’ nog duidelijker geweest over het ‘gevaar van het marhaenisme’, en noemde hij Soekarno bij name (zie p. 803). 199 Antara, 1-10-1948; Kedaulatan Rakjat, 1-10-1948. Antara noemt als datum voor de verklaring abusievelijk 20 september. 200 Antara, 6-11-1948. 201 Antara, 21-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1000

Verguisd en vergeten

de eenheid in het Kongres leek nog niet geheel opgegeven.202 De Pesindo werd niet uit de federatie gezet. Voor de Barisan Banteng was dat de reden zijn lidmaatschap op te zeggen.203 Hetzelfde deed de KRIS.204 Tot de schorsing van Pesindo kwam het pas op 16 oktober. Nog geen uitzetting dus; het Kongres hoopte zelfs dat Pesindo spoedig gelegenheid zou vinden zijn houding in ‘Madioen’ uiteen te zetten.205 Hoe moest het Kongres verder? Maridie Danoekoesoemo, vice-voorzitter van Pemuda Demokrat Indonesia, actief in het Front Nasional Pemuda, wist het al snel. De drie bestaande federaties moesten zich snel aansluiten bij een overlegorgaan, dat de weg zou kunnen bereiden naar een nieuwe eenheid.206 ‘Merdeka’ meldde drie weken later een verwachte reorganisatie van het Kongres, met een terugkeer van de GPII daarin.207 Het ging niet vlot. Pas op 3 november stelden zes Kongresleden een commissie in die het functioneren van het Kongres, ook met het oog op de toekomst, diepgaand moest onderzoeken.208 Vakbeweging In de vakbeweging beschikte de links-radicale stroming in Gasbri-PBM-LBI over een nauw verbonden trits die vakbonds-, politieke en militaire strijd aan elkaar verbond, in goede communistische traditie. De drie organisaties traden ook meestal gezamenlijk op naar buiten. Zij openden een kantoor in Solo209 (Gasbri-PBM) en Gasbri en LBI wilden samen congresseren.210 De trits gaf op 16 september een lange verklaring uit waarin zijn historische 202

Antara, 25-9-1948. Antara, 25-9-1948; Pacific, 27-9-1948; Murba, 29-9-1948 (beide laatste met de volledige brief hierover). 204 Pacific, 24-9-1948. 205 Antara, 18-10-1948. De aarzeling van het Kongres om te handelen bleek ook uit het ontbreken van een reactie op uitspraken van Soegijono, die het Kongres bij de World Federation of Democratic Youth (WFDY) in Praag vertegenwoordigde. Deze had zich negatief over het regeringsoptreden tegen Moeso uitgesproken (Antara, 9-10-1948). De studentenfederatie Perserikatan Perhimpunan2 Mahasiswa Indonesia (PPMI) had hem daarom ‘tijdelijk ontslagen’ (Antara, 18-10-1948). De Ikatan Pemoeda Peladjar Indonesia (IPPI, Vereniging van Indonesische Studenten) schorste hem eveneens (Antara, 11-11-1948). Het Front Nasional Pemuda vroeg het Kongres wat zijn reactie op Soegijono’s optreden was (Antara, 19-10-1948). Het Kongres trok op 12 november zijn mandaat in (Antara, 12-11-1948). Soegijono verdedigde zich uitgebreid tegen de maatregel van PPMI en IPPI in een brief van 5-12-1948 (in NA, PG 532), waarin hij de harde Moesolijn nog geheel aanhield. 206 Maridie Danukusumo, ‘Madjelis Permusjawaratan Pemuda Indonesia’, Murba, 30-9-1948. Maridie’s functie wordt vermeld in Pedoman Pemuda Demokrat Indonesia 1952:38. 207 Merdeka, 22-10-1948. 208 Antara, 3-11-1948. 209 Murba, 4-9-1948. 210 Murba, 19-9-1948. Het congres werd tot twee maal toe uitgesteld (Murba, 30-9-1948). 203

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1001

gelijk werd benadrukt, zoals door Moeso van onverdachte zijde bevestigd. Maar gevolgen bleven uit. De gecompromitteerde FDR-leiders traden niet terug en bleven tweedracht zaaien onder de arbeiders. De drie organisaties riepen de leden van PBI en SOBSI op hun leiders er uit te gooien en een consequent-anti-imperialistische leiding te kiezen – dit alles gelardeerd met de bekende termen ‘opportunisme, bankroet en verraders’.211 Op 20 september verscheen een eerste en snelle reactie op de acties in Madioen, die een ‘contrarevolutionaire’ daad werd genoemd. Soekarno’s oproep tot onderdrukking van de opstand werd in forse termen gesteund. Dit betekende tevens ook de ‘liquidatie’ van PBI en SOBSI, aldus de verklaring. De leden hiervan konden nu de gelederen van PBM-Gasbri-LBI ‘overstromen’. Als meldadres werd ‘Kantoor Hoofdbestuur GRR, Solo’ vermeld.212 De organisaties kregen toestemming – een teken van de goede verhouding tussen GRR en militair bestuur – om op 23 september in Solo een openbare vergadering uit te schrijven. Sjamsu, Roestam en Soedijono Djojoprajitno spraken en hun redes werden zelfs door de Radio GRR uitgezonden – de eerste en enige maal dat deze eigen radiozender wordt genoemd. De FDR-acties werden scherp afgekeurd; Sjamsu illustreerde de omvang van die acties met het verhaal dat hij in een dessa een verscheurd portret van Soekarno had gezien.213 Op 29 september was Gasbri ‘gedwongen’ het initiatief te nemen in de vakbondsreorganisatie en kondigde aan op korte termijn een conferentie bijeen te roepen voor zowel bonden die nog lid waren van SOBSI als voor bonden die waren uitgetreden.214 In nog een verklaring, een paar dagen later, werd ‘Madioen’ veroordeeld als ‘avonturistisch en anarchistisch’; het was nu tijd voor de arbeiders om zo snel mogelijk ‘de proletarische krachten te concentreren in een vakcentrale’. Er zouden zich al 32 organisaties bij de Gasbri hebben gemeld. Het doel was om de versnipperde vakbeweging weer bijeen te brengen. De islamitische vakcentrale Sarekat Buruh Islam Indonesia (SBII), nationalistische bonden en de SOBSI-bonden-in-zuivering zouden alle positief hier tegenover staan.215 211

Murba, 22- en 24-9-1948. De verklaring werd afgedrukt zonder enige verwijzing naar de Madioenopstand, die aan de verklaring extra kracht had kunnen verschaffen. 212 Murba, 29-9-1948. Ook deze verklaring verscheen dus met flinke vertraging. Pacific, 1-101948 en Murba, 5-10-1948 bevatten advertenties van de Gasbri-Solo waarin SOBSI-bonden wordt gevraagd zich bij het GRR-kantoor te melden. 213 Aangekondigd in Pacific, 21-9-1948 en Murba, 22-9-1948; verslag in Pacific, 24-9-1948. 214 Murba, 30-9-1948. Bij dezelfde gelegenheid werd ook een verklaring vastgesteld, waarin het verschil van mening met de FDR nog eens werd uiteengezet langs de bekende lijnen. In Murba, 30-9-1948 verscheen het eerste deel hiervan; het vervolg werd niet afgedrukt. 215 Deze verklaring staat in Massa, 5-10-1948 en uitgebreider in Merdeka (Solo), 6-10-1948. Kedaulatan Rakjat, 5-10-1948 meldt dat overleg had plaatsgevonden tussen Gasbri en SOBSI over een fusie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1002

Verguisd en vergeten

Na de Madioenopstand had meteen een aantal bonden de SOBSI verlaten. Voor de bonden van overheidspersoneel was dat een onvermijdelijke stap. Zo zegden de bonden van onderwijzers, ambtenaren en beambten bij justitie, publieke werken en banken hun lidmaatschap op, na een bijeenkomst in Solo op 24 en 25 september. Het SOBSI-beleid werd afgekeurd, steun aan de regering betuigd en opgeroepen tot vorming van een nieuwe vakcentrale.216 Andere bonden vroegen om reorganisatie van de SOBSI. Het was volgens ‘Pacific’ beter dat alle bonden uit de SOBSI stapten, want deze ‘stonk’.217 Meer dan de mening van ‘Pacific’ deed die van de regering ertoe. Opdat de arbeiders- en boerenbeweging zich in een gezonde richting kan begeven geeft de Regering de gelegenheid aan de hoofdbesturen van vak- en boerenbonden om zo spoedig mogelijk hun organisaties te zuiveren van elementen die de staat willen omverwerpen, en de arbeiders- en boerenbeweging tot constructieve verbeteringen te brengen.

De overheid werd op zijn wenken bediend. De bonden veroordeelden unaniem ‘Madioen’, stelden zich achter de regering en ontdeden zich van belaste bestuursleden. Niet alle verlieten SOBSI; zij wensten ‘reorganisatie, correctie en selectie van een nieuwe leiding’.218 Ook de boerenbond BTI kwam met zo’n verklaring van een nieuwe voorlopige leiding, en zei los te staan van welke politieke partij dan ook.219 De links-radicalen deden hun best om de SOBSI-bonden aan te trekken. ‘Murba’ plaatste een zevendelige serie ‘SOBSI selajang pandang’ (De SOBSI in vogelvlucht) – een lange aanval op de koers van de federatie, die eerst de Partai Sosialis slaafs volgde, en daarna de FDR in zijn ‘verwarde’ opstelling. Daardoor kreeg zijn actie in Madioen ook geen steun van de arbeiders. En met citaten van Stalin werden Moeso en zijn kameraden terechtgewezen. ‘De PKI-Moeso en de SOBSI zullen voor altijd van de aardbodem verdwijnen’, en plaatsmaken voor een revolutionaire vakcentrale en een Partai Murba.220 216 ‘Scheuring in de SOBSI tengevolge van communistische opstand’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-40(29-9-1948):4-5. Merdeka, 28-9-1948 meldt dat acht bonden zijn uitgetreden; Sin Po, 28-9-1948 stelt het aantal op negen. Op basis van radioberichten uit de Republik van 7 en 8 oktober worden in CAD, Verspreide Archivalia GG 60-320 nog acht bonden genoemd. Volgens Sandra 1961:75 traden 19 van de 34 bonden uit. Een handgeschreven lijst in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 569, noemt 22 bonden die zich terugtrokken. 217 Pacific, 2-10-1948, die ook vroeg waarom de Sarekat Postel en de spoorwegbond Sarekat Buruh Kereta Api (SBKA) nog zwegen. 218 Antara meldde zulke verklaringen van Sarbupri (5-10-1948), Sarekat Buruh Minjak (1410-1948) en Sarekat Buruh Tambang (16-10-1948). De SOBSI Banjoemas vroeg tevens om een spoedig SOBSI-congres, en overleg met de Gasbri om tot een nieuwe sterke federatie te komen (Murba, 15-10-1948). De Sarekat Buruh Kereta Api was heel laat in deze rij (Massa, 8-11-1948). 219 Antara, 30-10-1948. 220 ‘SOBSI selajang pandang’, Murba, 15-, 16-, 17-, 20-, 27-, 29- en 31-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1003

De Gasbri zette in een uitvoerige verklaring zijn uitgangspositie uiteen. Slechts het vernietigen van het kapitalisme en de opbouw van een socialistische maatschappij kunnen leiden tot een verbetering van het lot van de arbeider. De arbeidersklasse moet de anti-imperialistische strijd leiden in een nationaal front, waarin een vakbondsfederatie een hoofdrol moet spelen. Die federatie is zelfs van groter gewicht dan een politieke partij. De bourgeoisie poogt de arbeiders te verdelen door ‘syndicalisme’ of ‘trade unionisme’ op te voeren, of door politieke verschillen van nationalisme, Masjumi, socialisme en communisme uit te spelen. Dit alles is contrarevolutionaire actie om meerdere vakcentrales te laten ontstaan. De SOBSI vormt het sterkste strategischorganisatorisch wapen voor de arbeidersbeweging, maar is door de FDR misbruikt. De Gasbri is opgericht om de SOBSI van buitenaf weer op zijn goede koers te brengen. De SOBSI moet blijven als organisatorische koepel en worden gezuiverd, waarna de SOBSI-leiders moeten eisen dat een fusie met de Gasbri plaatsvindt, waarbij naam en vorm van minder belang zijn. Iedere revolutionaire arbeider dient zich hiervoor in te zetten zodat het kapitalisme wordt vernietigd en een socialistische maatschappij opgebouwd.221 Het had allemaal geen direct succes. Ook een geheim politierapport noteerde actie van Kobarsih, Roestam Effendi en Sjamsu Harja Udaja om de SOBSI-aanhang naar de Gasbri te verlokken. De Solose leiders reisden hiertoe naar Djokja. Hun aandrang en zelfs intimidatie maakte de SOBSI-bonden onzeker en nerveus. Overigens waren Roestam en Sjamsu geen populaire figuren, maar het was beter, adviseerde het rapport, het vergaderverbod te handhaven om de Gasbri geen kans te geven.222 Op 29 oktober kwam het tot de vorming van een nieuw voorlopig SentralBiro (Centraal Bureau) van de SOBSI onder leiding van mr. Soeprapto, voorman in de PKI-Joesoef en daarna gevangen gezet, en Bakri Siregar, die tot eerste en tweede algemeen secretaris werden benoemd. Tot de andere zeven bestuursleden behoorde ook Kobarsih, actief in Gasbri en Sarekat Buruh Gas dan Listrik.223 De begeleidende verklaring noemde ‘Madioen’ een schandvlek, die de Republik schaadde en verzwakte, waarbij onverantwoordelijke arbeidersleiders waren betrokken. De SOBSI was in verwarring en kende een leiderschapsvacuüm. De oude leiding werd niet meer erkend, de regering werd gesteund en de nieuwe voorlopige leiding zou de zaken

221

‘Tugas perdjoangan buruh sekarang ini!’, Pacific, 21- en 22-10-1948; Murba, 22- en 25-101948. 222 Sosrodanukusumo, Djawatan Kepolisian Negara, Bagian Pengusutan Kedjahatan, Jogja, 18-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1098. 223 Antara, 1-11-1948. De overige zes waren Suparno, Kartoseputro, Sarli, Supardjan, Munadjad en Sudarsono.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1004

Verguisd en vergeten

waarnemen tot een bijeen te roepen congres.224 Een tweede verklaring kende een andere toon. De regering werd gevraagd ‘Madioen’-arrestanten tegen wie geen bewijs bestond vrij te laten, arrestaties te verhinderen door personen en groepen die waren bedoeld om hun onwelgevallige personen uit te schakelen en de SOBSI een plaats te geven in de ‘screening committee’ die het Hooggerechtshof had ingesteld, met vertegenwoordigers uit allerlei organisaties.225 Van formele toenadering tot de Gasbri was geen sprake. Daarnaast ontplooiden de uit de SOBSI getreden bonden eigen initiatieven om tot bundeling te komen. Op 12 oktober kwamen zij bijeen, met ook de grote Sarekat Postel en Sarekat Buruh Pegadaian (pandhuisbond) erbij en vormden een Panitya Persatuan Organisasi Buruh (Panitya POB, Commissie ter Vereniging van Arbeidersorganisaties), onder leiding van een topambtenaar van justitie, mr.dr. Soeripto, met assistenten uit post- en pandhuisbond. Voor 18 tot 20 oktober werd een conferentie in Solo uitgeschreven.226 ‘Pacific’ wist te melden dat daar door tien bonden een Sarekat Sekerdja Nasional (Nationaal Vakverbond) zou worden opgericht, en dat veertig bonden de conferentie zouden bijwonen.227 Er verschenen er 31 – bonden uitgetreden uit de SOBSI, SOBSI-leden en de Gasbri. De Panitya werd bestendigd maar kreeg nu vijftien leden, waarbij elke bond een afgevaardigde leverde. Deze vijftien waren de uitgetreden SOBSI-leden waaronder nu ook de grote spoorwegbond, Sarekat Buruh Kereta Api,228 en de Sarekat Buruh Gas dan Listrik, die dichtbij de Gasbri stond. De stap naar een eigen bond werd nog niet genomen, maar was niet ver meer.229 De Panitya wilde als ‘good offices committee’ fungeren en de SOBSI-bonden desgewenst helpen om de goede verhoudingen te herstellen. Ook contact met Gasbri behoorde tot de taken. Verder werd een werkcomité ingesteld dat de coördinatie tussen de vijftien POB-bonden verzorgde. De POB wilde zich niet actief in de politiek mengen.230 224

Massa, 4-11-1948. Antara, 1-11-1948. Over de ‘nieuwe’ SOBSI: Sandra 1961:78. 226 Antara, 12-10-1948. 227 Pacific, 15-10-1948. 228 De SBKA was na ‘Madioen’ geleid door een ‘Comité ter uitvoering van de werkzaamheden van het Hoofdbestuur van de SKBA’. Begin november droeg het op een conferentie in Djokja zijn taak over aan een drietal formateurs. Een congres zou zo spoedig mogelijk moeten volgen. De conferentie sprak zich uit voor één vakcentrale die er hoe dan ook moest komen. Een resolutie waarin ‘Madioen’ werd veroordeeld, en steun werd beloofd aan de regering werd – natuurlijk – ook aangenomen (Massa, 8-11-1948). 229 Kedaulatan Rakjat, 22-10-1948, overgenomen door Antara, 22-10-1948, berichtte dat de Persatuan Organisasi Buruh (POB) was gevormd. De POB gaf een verklaring ter correctie uit: er was sprake van een Panitya POB, die zich wilde inzetten voor de eenheid van de vakbeweging (Antara, 30-10-1948). 230 Kedaulatan Rakjat, 22-10-1948, overgenomen door Antara, 22-10-1948, en Antara, 30-101948. Over de Panitya POB: Sandra 1961:77-8. 225

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1005

Voor de Gasbri leek dit alles geen succesverhaal. In de verwante pers werd er nog het beste van gemaakt. In de Panitya zetelden Kobarsih van de SB Gas dan Listrik en ook mr. Soeprapto die een week later, zoals al vermeld, de reorganisatie van de SOBSI ging begeleiden. De Gasbri klampte zich ook vast aan de afspraak dat zou worden bezien of spoedig een ‘Arbeiderscongres’ kon worden bijeengeroepen.231 De Gasbri rekende daarbij op steun van mr. Daljono, inmiddels voorman van de islamitische vakbondsfederatie SBII.232 Ook Danoehoesodo maakte deze overstap – en voor Gasbri en SBG was dit geen goed bericht. Het PSI-weekblad ‘Sikap Kita’ was realistischer, en oordeelde dat de vorming van de POB een tegenslag was voor degenen die de SOBSI wilden reorganiseren en behouden. De kans op opheffing van de SOBSI leek groot.233 Op vakbondsgebied noteerde de Gasbri toch nog enkele succesjes. De Sarekat Buruh Gas dan Listrik hield zijn vijfde congres in Djokja van 1 tot 3 november, waar met het SOBSI-verleden werd afgerekend. Nieuwe voorzitter werd Kobarsih met als plaatsvervangers Sudigdo en Soedijono Djojoprajitno.234 De SBG-Asli bleef trouw aan de Gasbri. Op een conferentie in Solo op 26 augustus werd dit uitdrukkelijk bevestigd. In de zelfkritiek van de FDR werd een mogelijkheid gezien om invloed terug te winnen in de concurrerende SBG-Setiadjit. De werkgever diende de SBG-Asli als enige vakbond te erkennen. In nauwe samenwerking met de PBM diende de SBG-politiek actief en agressief te worden uitgedragen. Ook de steun aan de GRR werd herhaald.235 De oprichting van de Partai Murba Begin november kwam het eerste, oprichtingscongres van de Partai Murba bijeen. De Partai Rakjat had op zijn congres op 3 en 4 november klaarblijkelijk ingestemd met de fusie.236 Op een vergadering van de leiders van de fusiepartijen met Tan Malaka ten huize van Soekarni kort voor het congres kwam het, aldus het aanwe231

Massa, 25-10-1948. Murba, 2-11-1948. Dit bericht meldde ook de vorming van een Panitya POB Solo. Het was dus blijkbaar de bedoeling zulke lokale comités te vormen. Daljono liet zich in Guntur, 1-11-1948 positief uit over samenwerking met de POB, mits ook de Gasbri daarbij werd betrokken. 233 Sikap Kita 1-35(30-10-1948). 234 Massa, 26-10- en 4-11-1948. 235 Pacific, 1-9-1948; Murba, 3-9-1948, en, heel kort, Antara, 2-9-1948. De SBG besloot een nieuw orgaan uit te geven, Suara Buruh Gula, waarvan ik geen exemplaar heb gevonden. 236 Ik heb geen verslag of verwijzing naar dit congres gevonden, na de aankondiging ervan. 232

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1006

Verguisd en vergeten

zige PBI-lid Hasjim Darif, tot een heftig debat tussen vooral Tan Malaka en Soedijono Djojoprajitno. De laatste vroeg zich af waarom niet de naam Partai Komunis Indonesia of Partai Marxis-Leninis werd gekozen in plaats van Partai Murba – en hij was het in dat opzicht eens met Ibnu Parna. Tan Malaka antwoordde dat er geen Komintern meer bestond en dat de PKI in 1926 en 1948 onder een onverantwoordelijke leiding had getoond geen realistische schatting van de objectieve en subjectieve omstandigheden te kunnen maken – en de weg opging van dogmatisme en avonturisme. Het gevolg waren nederlagen en vele slachtoffers. En de naam communisme was besmeurd. Een tweede suggestie betrof de mogelijkheid de PKI te infiltreren en over te nemen. Tan Malaka achtte dit onmogelijk, gelet op de sterke positie van de ‘Nederlandse agenten’ van Sibar en CPN in de PKI. Hij overtuigde alle twijfelaars.237 Een goed geïnformeerde commentator verschafte in ‘Murba’ de achtergrond van de fusie van de drie partijen – de verwezenlijking van een al lang gekoesterde wens, die was opgeschort omdat verweer tegen de FDR voorop stond. Tezamen met Akoma, PWR en ook PKI Merah en Permai waren daarbij successen geboekt, zoals bij de opstelling van het Program Nasional. De wens tot eenheid was in feite sinds het begin van de Revolutie een drijfveer geweest, in Persatoean Perdjoeangan en PBI, tegen de versnippering in een veelheid van partijen. Van de vijf GRR-partijen fuseerden Akoma en PWR niet. Akoma achtte zich te veel een jongerenbeweging en de PWR wilde haar bijzondere positie in de vrouwenbeweging niet opgeven. Beide overigens hoopten dat hun leden zich bij de Partai Murba zouden melden. Dat laatste deed ook Permai, die zich, omdat hij geen partij was, niet kon aansluiten. De hervormde PBI wachtte op een congres om een besluit over aansluiting te nemen. De PSI had zich nog niet uitgesproken, evenmin als Soetomo’s BPRI, waarvan velen zich al bij de Partai Murba hadden gemeld. De GRR bleef overigens bestaan als federatief samenwerkingsorgaan en stond open voor alle nationalistische en religieuze organisaties die zijn doeleinden deelden.238 Ook ‘Massa’ begroette de fusie met vreugde. Er waren nu drie grote partijen die elk voor de drie grote stromingen stonden en die in samenwerking de Revolutie moesten doen zegeveren. De Partai Murba vertegenwoordigde een groot deel van de socialisten in Indonesië, gewapend met een conse237

Hasyim Darif 1989:1-3, 1997, I:69. De laatste bron noemt als deelnemers Maroeto en Pandoe (PR), Soetan Dawanis en Hassan Mangkoeto (PRD), Sjamsu en Soedijono (PBM) en Sri Mangoensarkoro (PWR). Hasyim dateert deze bijeenkomst op november 1948, maar het lijkt meer voor de hand te liggen dat deze principiële discussie eerder werd gevoerd. In die richting wijst ook de discussie over de ‘overname’ van de PKI. Na de Madioenopstand was zo’n optie zinloos. Maar de kritiek op deze PKI-actie valt hiermee moeilijk te rijmen. Wellicht heeft Hasyim Darif de argumenten uit diverse discussies in één verband bijeengebracht. 238 Banteng Ketaton, ‘Menjongsong Kongres “Partai Murba”’, Murba, 4-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1007

quent-revolutionaire tactiek en bekwame leiders als Maroeto, Nitimihardjo, Pandoe, mr. Gatot, Adam Malik, Soekarni, Sajoeti Melik (allen PR), Sjamsu en Soedijono (PBM) en S. Soeprastijo (PRD), die in de strijd hun sporen hadden verdiend en soms zwaar hadden moeten boeten voor hun principes.239 In dit lijstje ontbraken Tan Malaka, Yamin, Chairul Saleh, Roestam Effendi en St. Dawanis – dat kan nauwelijks per ongeluk zijn geweest voor alle vijf. Zoals gebruikelijk werd het congres geopend met een receptie. Soekarni leidde de receptie en opende de bijeenkomst. Hij noemde de fusie de eerste stap naar eenheid, en legde ook uit waarin de term Murba en proletariaat van betekenis verschilden. Drie voormannen van de fusiepartijen, Maroeto, Dawanis en Kobarsih, kregen de kans terug en vooruit te blikken in optimistische toon. Na een pauze zeiden twaalf gasten ongetwijfeld vriendelijke woorden. Onder hen waren BPKNIP-voorzitter mr. Assaat, Ibnu Parna (KNIMuda), Sujono Hadinoto (PNI), Latjuba (Masjumi), en sprekers namens PWR, PBI, Lasjkar Rakjat Djawa Barat, GPII en GRR. Tot slot kreeg Tan Malaka het woord. Soekarno en Hatta stuurden brieven, Soedirman een vertegenwoordiger. Eén minister verscheen, Soepeno, terwijl de aanwezigheid van Koesoemaatmadja er op duidde dat zijn vonnis in de 3-juli-zaak hem niet onmogelijk had gemaakt in Murba-kring.240 St. Dawanis week in zijn bijdrage af van de gebruikelijke vriendelijke clichés. Hij viel de regering aan die al drie jaar om trouw en vertrouwen in onderhandelingen vroeg. Het resultaat was een drastisch gereduceerde Republik. De strijdgeest van 1945 was vrijwel verdwenen, na het afsluiten van Linggadjati en Renville. De laatste vooral was een verraad van de Proclamatie en een vernedering van de revolutionairen. De PRD wilde – en dus ook de Partai Murba – het voortzetten van de strijd in de geest van 1945. Onderhandelen was uit den boze zolang vreemde troepen op Indonesische grond stonden. Nederland diende zich niet te mengen in Indonesische zaken; dat schond de soevereiniteit en het VN-Handvest. Deelname als deelstaat in een federaal Indonesië was onaanvaardbaar en zou inlijving in het kapitalistisch-imperialistische blok betekenen. Hij hoopte dat de nieuwe partijleiders het revolutionaire wiel zouden terugdraaien naar de beginleuze: ‘Merdeka atau mati!’ (vrijheid of dood).241 Het weekblad ‘Merah Poetih’ noemde de sprekers allen agitators die door de slechte akoestiek moeilijk waren te verstaan. Zij haalden de oude geest van 17 augustus weer boven. Alle sprekers kregen vijf minuten, behalve Tan Malaka. Deze werd vergezeld door een lijfwacht van drie personen, die 239

‘Kongres “Partai Murba”’, Massa, 4-11-1948. Massa, 5-11-1948; Murba, 6-11-1948 (Antara); Sutardi, ‘Konggres fusie Murba’, Murba, 711-1948; ‘Tan Malaka ditengah-tengah Murba lagi!’, Pacific, 6-11-1948. Een kort verslag ook in Sin Po, 8-11-1948. 241 St. Dawanis, ‘Sambutan P.R.D. atas lahirnja “Partai Murba”’, Murba, 6-11-1948. 240

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1008

Verguisd en vergeten

scherp op zijn veiligheid letten.242 Tot slot ‘betoverde’ Tan Malaka zijn gehoor.243 De voorzitter vroeg hem ‘als persoon’ zijn advies naar voren te brengen. ‘Nadat hij was opgestaan volgde een luid applaus van de aanwezigen. Hij moest zijn rede langzaam uitspreken omdat elke zin een buitengewoon onthaal kreeg.’244 Hij zette eerst uiteen dat de nieuwe partij moest beschikken over een ideologie, werkwijze en middelen, passend om de strijdgeest weer op te wekken.245 ‘Merah Poetih’ noteerde dat door Tan Malaka’s ‘vurigheid en gesticuleer’ jammer genoeg vele woorden verloren gingen. Als algemene indruk schreef het blad over Tan Malaka: ‘eenvoudig, dynamisch, te vurig en niet beheerst, duidelijk overtuigd en zichtbaar doordrongen van het doel en streven van zijn strijd met een vast vertrouwen in deszelfs analyse en tactiek’.246 Een deel van Tan Malaka’s rede werd in ‘Pacific’ afgedrukt. Tan Malaka verwees naar zijn streven te komen tot een ‘strijdende eenheid’ (persatuan perdjuangan) tegen de onderdrukking. Zijn arrestatie verhinderde de uitvoering hiervan. De idealen werden inmiddels hooggehouden door Lasjkar Rakjat Djakarta Raya en Akoma, die hij speciaal daarvoor prees. Zij bewezen dat een zuiver denkbeeld niet kon worden onderdrukt – een les voor ‘ons’, de regering en de vijand. De Partai Murba verwezenlijkte eenheid, nog klein van omvang gelet op het totale nationale potentieel, maar wel met de juiste grondslag. Dat potentieel moest worden aangesproken om de strijdkoers te verleggen. Niet door een putsch, maar door georganiseerde actie. Daarbij was aansluiting nodig met de andere ismen. Bij zo’n eenheid zijn de moeilijkheden te overwinnen. ‘Aan het firmament zijn de eerste stralen van de ochtendzon al zichtbaar.’ De wereld kent vele conflicten; daaruit moeten wij ons voordeel zoeken, aldus Tan Malaka. Hij prees nog eens Lasjkar Rakjat Djakarta Raya die een guerrilla bleef voeren in West-Java, volgens de strijdwijze die hij Gerpolek noemde. Zo’n Gerpolek moest in alle bezette gebieden Nederland vernietigen. Er is geen weg terug van de Proclamatie; Indonesië zou de risee van de wereld zijn. ‘En kijk naar China’, waar het anti-imperialistische leger zijn strijd ‘met 45 zwaarden’ begon. En tot slot riep hij de Partai Murba op zich intern sterk te maken en naar buiten toe de onafhankelijkheid te handhaven.247 242 Merah Poetih, 13-11-1948, in Logboek A-Divisie 7492, 6-12-1948, in CAD, Verspreide Archivalia GG 59-326. 243 ‘Tan Malaka ditengah-tengah Murba lagi’, Pacific, 6-11-1948. 244 Sutardi, ‘Konggres fusie Murba’, Murba, 7-11-1948. 245 Murba, 6-11-1948 (Antara). Het verslag geeft geen verdere bijzonderheden hierover. 246 Merah Poetih, 13-11-1948, in Logboek A-Divisie 7492, 6-12-1948, in CAD, Verspreide Archivalia GG 59-326. 247 Tan Malaka, ‘Sekali Proklamasi tetap pertahankan! Djaga! Djangan kita djadi tertawa dunia’, Pacific, 8-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1009

Tan Malaka

Juti schreef positief over de fusie na zijn bezoek aan de receptie. Hij herhaalde, onder aanhaling van Tan Malaka, weer zijn wens dat de drie grote stromingen samenwerking zouden zoeken.248 De twee volgende dagen werd in beslotenheid vergaderd. Over de gang van zaken kwam zeer weinig naar buiten.249 Dat gebeurde pas op 8 november toen een openbare vergadering duizenden naar de aloon-aloon lor trok, waar de nieuwe partij zich presenteerde. Met de trotse vermelding van de oprichting op 7 november, precies op de verjaardag van de Russische Revolutie, gaf de PM meteen een ideologische beginselverklaring af. Het centrale thema was dat de weg naar de strijdgeest van de Proclamatie moest worden teruggevonden en dat een algemene mobilisatie en volksbewapening tegen Nederland moest plaatsvinden. Maroeto, Sjamsu en Soekarni spraken. Sjamsu maakte het minimumprogramma openbaar, dat op korte termijn moest worden uitgevoerd. Soekarni kreeg de lachers op zijn hand in zijn betoog waarin hij stelde dat indien de Proclamatie, voldoende rijst en voldoende wapens samenkwamen de zege zeker was. 248

Juti [Sajoeti Melik], ‘Partai Murba’, Kedaulatan Rakjat, 5-11-1948. De aflevering van Massa van 6 november was niet beschikbaar. Hier zou misschien meer informatie hierover te vinden zijn. 249

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1010

Verguisd en vergeten

Soekarni werd de nieuwe voorzitter, met als eerste vervanger Maroeto en tweede St. Dawanis; Sjamsu werd secretaris-generaal. Het dagelijks bestuur bestond uit negen leden, de partijraad uit vijfentwintig. Namen werden niet vermeld. De nieuwe partij zei tachtigduizend leden te tellen.250 Vele jaren later meldde de partijvoorzitter op een congres dat de PM in 1948 omstreeks twintigduizend leden verenigde.251 Tan Malaka sprak niet, en dat was onverwacht. De stukjesschrijver van ‘Massa’ gaf een sfeerbeeld: ‘Links en rechts werd gefluisterd. Waar is Tan Malaka? Wie is hij? Met die zwarte bril en khaki broek? Met een glanzend ‘streamline’ kapsel? Met baret en pijp? Tan Malaka rookt nooit, hij is het niet! Wacht maar af, straks zal hij spreken.’ Maar het wachten was vergeefs. Hij was niet aanwezig. ‘Nog meer verbazing’ was er toen bij de namen van de partijleiders Tan Malaka niet werd genoemd. ‘Is Tan Malaka niet meer politiek actief? Heeft hij zich uit de politiek teruggetrokken? Of wacht hij nog? Is het tactiek?’ En zo waren er vragen van velen die speciaal om Tan Malaka te horen waren gekomen. De schrijver probeerde antwoord te geven. De jonge leiders uit de Partai Murba vertrouwden blijkbaar op eigen kracht, en hadden voldoende aan advies van de oude leiders. Hun ideologie werd uitgevoerd; dat was voldoende eer en beter dan persoonsverheerlijking. Amir Sjarifoeddin was een voorbeeld van de nadelige gevolgen van dat laatste.252 Over het congresverloop is weinig overgeleverd. Vier- tot vijfhonderd afgevaardigden zouden aan het congres hebben deelgenomen.253 Soekarni werd voorzitter van de Partai Murba, maar zijn keuze was niet onomstreden. Gondowardojo (uit Malang) stelde voor Tan Malaka als voorzitter aan te wijzen, omdat Soekarni te jong en te onbezonnen zou zijn. Tan Malaka, die het congres domineerde, kwam op voor Soekarni. Hij had in gevangenschap veel geleerd, en, voor zover nodig, zou Tan Malaka hem begeleiden.254 Soekarni’s reputatie buiten de Partai Murba was ook niet onomstreden. ‘Madjallah Merdeka’ noemde hem ‘kundig’ maar zijn denkwijze verward en vaak innerlijk tegenstrijdig.255 250

Antara, 8-11-1948; Massa, 8-11-1948; Nasional, 8-11-1948; Kedaulatan Rakjat, 8-11-1948. Massa, 7-11-1948 kondigde de massameeting aan. Volgens Tamin werden drieëntwintig Partijraadsleden gekozen (‘Perpustakaan dan partai’, mei 1950, p. 1). 251 Wasid Suwarto, ‘Laporan umum D.P. Partai “Murba” diadjukan oleh Ketua Umum didepan Kongres ke-V tanggal 15-20 Desember 1960 di Bandung’, p. 16. 252 Sontolojo, ‘Sentilan Massa; Mendewakan pemimpin’, Massa, 8-11-1948. 253 ‘Tan Malaka ditengah-tengah Murba lagi’, Pacific, 6-11-1948. Hasjim Darif noemt (interview Djakarta, 6-10-1980) zelfs vijftienhonderd deelnemers, met velen afkomstig uit Sumatra en Borneo. 254 Interview Hasjim Darif, Djakarta, 6-10-1980; Uraian mendadak, p. 31. 255 ‘Dari Partai Komunis Muso ke Partai Murba; Apakah partai ini pengganti komunisme?’, Madjallah Merdeka 1-45(20-11-1948):5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1011

Soekarni werd dus voorzitter; drie voorzitters van de fusiepartijen kregen na hem de hoogste posities in het partijbestuur. Voor Roestam Effendi was slechts een functie als adviseur weggelegd; een niet-officiële functie. Hij stond daarmee op gelijke rang met Tan Malaka. Het verschil was dat Tan Malaka geen bestuursfunctie wenste, en Roestam die ambitie wel had. Roestam werd met enige reserve bekeken in de GRR-kring. Zijn verleden als trouw PKI-CPN-lid in Nederland was verdacht. Roestams aanspraken op een leidende positie, op grond van zijn langjarige ervaring in de linkse beweging, vielen, ook door de vanzelfsprekendheid waarmee hij deze poneerde, niet in goede aarde.256 Zijn redenaarstalent werd wel gretig ingezet door de GRR. Aan Roestams positie en kansen in de Partai Murba deed zijn brief aan Moeso van 31 augustus de nodige afbreuk (zie pp. 1131-2). ‘Siasat’ had het bestaan van de brief onthuld in zijn aflevering van 10 oktober en schreef dat Roestam hierin samenwerking aanbood tussen GRR en FDR. Die conclusie was niet ongerechtvaardigd, maar stond niet met zoveel woorden in de brief. Eerder was sprake in deze vertrouwelijke brief, die Roestam buiten medeweten van de GRR verstuurde, van een poging van Roestam terug te keren in een hervormde PKI. Hij kreeg geen reactie. Zijn brief werd bij huiszoeking in Amirs woning gevonden en ‘lekte uit’ naar ‘Siasat’. Roestam reageerde in ‘Pacific’ in drie afleveringen. Hij trok alle registers open. Hij verdedigde en prees de GRR en zijn vaste koers op basis van anti-imperialistische volksstrijd. Hierbij was geen ruimte voor ‘dualisme’, voor onderonsjes met Nederland. Daarom bond de GRR de strijd aan met Amir en zijn geestverwanten die het socialisme verdraaiden. De opstelling van Soekarno en Hatta die na ‘Madioen’ verklaarden dat zij zich niet tegen een bepaalde ideologie richten wordt door de GRR gewaardeerd en gesteund. Maar in het regeringsapparaat schuilen ook rechtse krachten die de kans willen grijpen om een andere ideologie te bestrijden. ‘Siasat’ past in dit verband. Het blad vervalst Roestams brief en zegt dat GRR samenwerking zoekt met de FDR. Roestam vraagt om integrale publicatie van zijn brief om dat te bewijzen, en noemt de handelwijze van ‘Siasat’ een voorbeeld van ‘junglemoraal’.257 De GRR had in woord en daad voldoende getoond een tegenstander van de FDR te zijn. De dood van Moewardi was een overduidelijk antwoord op alle ‘achterklap’ over de samenwerking tussen GRR en Amir en zijn partijgenoten. Geruchten over een aanstaande GRR-coup in Solo zijn belachelijk – de GRR is tegen coups en individuele terreur. ‘Gezond verstand’ bij de regering zal dit ook beseffen, en een herhaling van de PP-arresten zal uitblijven. De komst van Moeso was een nieuwe factor in de strijd van Indonesië, 256

Over Roestam: interview Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980. Rustam Effendi, ‘Perdjuangan Anti-Imperialis menghendaki sikap tegas!’, Pacific, 30-101948. Siasat 2-88(7-11-1948):10 nam dit over. 257

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1012

Verguisd en vergeten

en een gevaar voor de eenheid in die strijd. Om dat laatste te voorkomen schreef Roestam zijn brief, die hij ook volledig liet afdrukken. Het was geen brief aan Amir en vroeg geen samenwerking GRR-FDR, aldus Roestam. Om de blokkade rond Moeso, die Amir had gelegd, te doorbreken wilde hij Moeso persoonlijk spreken. Als dat was gelukt, en Moeso een oprechte revolutionair was geweest, was ‘Madioen’ wellicht voorkomen. Het onderscheid tussen Roestam en Moeso was geen ‘lood om oud ijzer’ zoals ‘Siasat’ schreef, maar wezenlijk. De slotzin in de brief ‘Leve de Sovjet’ was vals uitgelegd. Discussie was goed, aldus Roestam, maar dan wel op basis van feiten.258 ‘Siasat’ plaatste het eerste deel van Roestams weerwoord. Over de brief zelf beschikte het blad niet, en het vroeg Roestam de brief af te drukken. Het bleef bij zijn conclusie dat Roestam wilde samenwerken met PKI-Moeso; met een motivering die wellicht vooral in het persoonlijke vlak lag.259 Roestam liet nog meer van zich horen in deze dagen vlak voor het Partai Murba-congres. Hij schreef een artikel namens de GRR, Bagian (Afdeling) Agit.Prop. over ‘politieke hyena’s’ die de posities van de PKI-Moeso wilden veroveren. In het belang van de eenheid verzette de GRR zich daartegen. Nu was steun aan de regering nodig, was eenheid nodig – alles in het nationaal belang.260 Roestams brief aan Moeso bleef de GRR achtervolgen. Op 8 november gaf de GRR een verklaring uit. ‘Provocaties’ wilden dat de GRR een brief aan de FDR had gestuurd over samenwerking. Zo’n brief bestond niet; samenwerking met een FDR die een ‘bankroete, verraadspolitiek’ voorstond was onmogelijk. De nieuwe FDR-koers was daartoe geen aanleiding; de belaste leiders bleven zitten. En de slotzin hierna was duidelijk. Roestams brief was geheel zijn eigen verantwoordelijkheid, en buiten weten van de GRR verzonden.261 Een paar dagen later reageerde een volgende verklaring op de geruchten over een GRR-coup in Solo – waar ook Roestam al naar verwees. Het was provocatie en laster, waarbij ‘Siasat’ had gefungeerd als handlanger van de Nederlandse imperialisten. Ook was het onjuist dat Roestam resident en Chairul Saleh burgemeester van Solo wilden worden. De GRR had zich hierover nooit uitgesproken; de personen wisten ook van niets, en hadden geen ambitie hiertoe.262 258

Rustam Effendi, ‘Djagalah supaja djurnalis-kita djangan sampai kemasukan “jungle-moraal”’, Pacific, 1- en 3-11-1948. Murba, 2-11-1948 nam de brief over ‘om provocaties tegen te gaan’. 259 ‘Tjatatan redaksi’ bij het overgenomen artikel van Roestam in Siasat 2-88(7-11-1948):10. 260 Rustam Effendi, ‘Hyena hyena politik’, Murba, 3-11-1948. 261 ‘Maklumat no. 8 GRR’, Murba, 10-11-1948; Pacific, 11-11-1948. 262 ‘Maklumat no. 9 GRR’, Murba, 12-11-1948. De verklaring is gedateerd 2 november, maar dit zal een zetfout zijn. De geruchten vonden wellicht hun oorsprong in een bezoek van Roestam, Ch. Saleh en Sjamsu aan Soekarno en Hatta in september waar zij de vervanging van

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1013

Met dat al was Roestams positie verzwakt. De brief had de twijfels over zijn persoon en de irritaties over zijn optreden alleen maar versterkt. Een hoge functie in de Partai Murba was niet voor hem weggelegd. Ibnu Parna en zijn Akoma moesten zich op het congres uitspreken over hun positie. Ibnu Parna had zich bereid verklaard om Akoma als de jeugdafdeling van de PM te laten fungeren. Maar toen Soekarni Akoma vroeg om als zodanig aan het congres te rapporteren was het antwoord dat Akoma los stond van de Partai Murba. En na het congres bleek dat Akoma zijn kaderleden terugtrok uit de Partai Murba.263 Akoma hield vast aan zijn wens dat een Partij Communist Indonesia moest worden gevormd.264 Tan Malaka was dus adviseur, evenals Roestam. In de berichtgeving van de Partai Murba over het congres werd dit niet vermeld. In de PP had Tan Malaka nog de officiële functie van ‘promotor’; naar zijn rol in de Partai Murba was het raden. De Partai Murba liet zo een belangrijke mogelijkheid om aanhang te trekken liggen en onbegrip en ongeloof daarover waren wijdverbreid. ‘Sin Po’ suggereerde dat Tan Malaka zijn handen wilde vrijhouden om een nieuw Volksfront, een nieuwe PP, te vormen.265 Beginselen Het congres stelde op zijn eerste dag statuten en huishoudelijk reglement vast. De statuten begonnen met de beginselverklaring, die al eerder was vastgesteld en gepubliceerd (zie p. 990). Er werd een strijdprogramma (Minimum Programma) vastgesteld, dat zeven punten telde en niet alleen daarom sterk was geïnspireerd door het PP-Minimum Program. Vijf punten waren letterlijk overgenomen, in de versie zoals zij oorspronkelijk waren vastgesteld. De punten over de ontwapening van het Japanse leger en Europese geïnter­ neerden waren vervangen door ‘algemene mobilisatie en volksbewapening’ (punt 4) en ‘het uitvoeren van een plan voor een oorlogseconomie’ (punt 7). Hieraan werd een Maximum Programma, als partijprogramma, toegevoegd. 1. Regering van, door en voor het Volk (Murba). 2. Leger van, door en voor het Volk (Murba). 3. Vastleggen in de Grondwet van de positie van de Murba in politiek, economie, sociale zaken enzovoorts. Soediro, wellicht – toch – door Ch. Saleh, aan de orde stelden om FDR-opstandplannen het hoofd te bieden (interview Helen Jarvis met Roestam Effendi, Djakarta, 22-11-1972; zie ook p. 1164). 263 Tamin 1950:20-1. 264 Hasyim Darif 1997, I:124. 265 ‘Aliran oppositie mengheibat di repoeblik’, Sin Po, 9-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1014

Verguisd en vergeten

4. Nationalisatie, mechanisatie, rationalisatie en collectivisatie van vitale en belangrijke bedrijven (ondernemingen, mijnen, industrie en transport). 5. Nationalisatie van export en import. 6. Nationalisatie van het bankwezen. 7. Het opbouwen van zware industrie. 8. Opvoeding (scholing en cultuur) op basis van mechanisatie en collectivisme. 9. Het aangaan van handelsbetrekkingen met het buitenland en sociale en politieke betrekkingen met de Murba in het buitenland op basis van gelijke status. 10. Streven naar het lidmaatschap van de Verenigde Naties of andere internationale organisaties op basis van gelijke status, democratie en het streven naar een wereldregering door de Murba.

De statuten regelden verder dat de organisatorische grondslag het democratisch-centralisme zou vormen. Een jaarlijks congres vormde de hoogste macht in de partij, terwijl de Partijraad de hoogste leiding uitmaakte. Leden werden toegelaten door de Partijraad; daarvoor waren zij kandidaat-lid. Het huishoudelijk reglement legde vast dat de Partijraad uit vijfentwintig leden bestond, en uit zijn midden het Dagelijks Bestuur van negen leden koos. Er werden vier ‘bureaus’ ingesteld: organisatie, agitatie/propaganda, financiën en controle, die onder leiding van een DB-lid werden gesteld. Daarnaast werden er acht departementen gevormd – arbeiders, boeren, defensie, pemuda, vrouwen, sociale zaken, economische zaken en vertegenwoordigde lichamen. Voor deze departementen gold dat de leiding bij een PM-lid moest berusten, die aan een DB-lid verantwoording aflegde, maar dat de departementen verder openstonden voor niet-leden. De partij verbood zijn leden het lidmaatschap van andere partijen en datzelfde gold voor schadelijke groepsvorming in de partij.266 Op de tweede dag van zijn congres stelde de Partai Murba een uitleg van de term Murba vast, die was opgesteld door Tan Malaka, en die in alle partijdocumenten terugkeert als een basisverklaring, zonder dat daarbij de auteur wordt genoemd.267 Murba vormt de grootste bevolkingsgroep in Indonesië 266 Minimum- en maximumprogramma in Massa, 19-11-1948. Het minimumprogramma al in Berita Indonesia, 15-11-1948, vertaald in ‘De partijvorming in de Republiek: minimum-programma van “Partai Moerba”’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen, 3-47(17/23-11-1948):2-3. De statuten werden afgedrukt in Murba, 12-11-1948, en met het huishoudelijk reglement, in diverse partijbrochures: Peringatan Kongres Partai Murba ke II 1950:2-6; Partai Murba 1950:3-14. De statuten ook in Kepartaian 1950:178-81. Van het Departement Boeren is een beknopte ‘Peraturan Bekerdja’ (Regeling van het Werk) overgeleverd, en een lijst van zeven stafleden: voorzitter Sujono en secretaris W.S. Mihardjo, en vijf leden met eigen basis: Muhadi (Djokja), Sosroprawoto (Solo), Sastrosoeprapto (Madioen), Taskandar (Kediri) en Wirjosukirno (Keboemen). Drie afdelingen werden ingesteld: secretariaat, planning en scholing/voorlichting. Deze documenten in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1126. 267 Tan Malaka, ‘Tafsiran istilah Murba’, Massa, 8-11-1948 (met auteursnaam). Verder in

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1015

en bezit niets dan zijn geest- en werkkracht, aldus de uitleg. Hij komt min of meer overeen met de term proletariaat, maar voor Murba geldt dat deze zich nog niet heeft losgemaakt van traditionele familiebanden. Wel geldt ook dat zij leven van een loon, en geen andere mensen uitbuiten. De Murba zijn het gevolg van 350 jaar uitbuiting door het Nederlandse kapitalisme en het Japanse Kenpei-systeem. Als meest onderdrukte groep in de Indonesische maatschappij beschikt de Murba – volgens het dialectisch-materialisme – over de sterkst ontwikkelde wens naar echte onafhankelijkheid en gedeelde welvaart. Zij vormen daarbij een ‘motive force’. Een organisatie van de Murba, met ijzeren discipline, met de juiste tactiek en strategie, kan de Murba zijn historische rol laten vervullen: ‘het vernietigen van de kapitalistisch-imperialistische agressie waar dan ook en de eerste fundering leggen voor een socialistische maatschappij op Indonesische bodem’. Met zo’n organisatie kan de Murba de onafhankelijkheidsstrijd leiden, en vooropgaan in die strijd van alle koloniën en halfkoloniën. Het minimumprogramma was aan Tan Malaka ontleend en datzelfde gold voor het maximumprogramma of partijprogramma. Daarop schreef Tan Malaka, ‘op verzoek van een aantal kameraden’, een beknopte toelichting. Hij opende dat met een orthodoxe communistische uitleg over de historischmaterialistische ontwikkeling die via een socialistische maatschappij naar een communistische maatschappij moest leiden. Hij noemde de kenmerken van beide maatschappijvormen. De sociaal-democratische weg naar het communisme – via het parlement en wetgeving – was tot mislukken gedoemd, omdat bourgeoisie en bureaucratie die blokkeerden. De communisten kozen een andere weg en zouden via de dictatuur van het proletariaat de macht overnemen. Slechts binnen de communistische partij golden dan nog de democratische regels, die daarna geleidelijk konden worden uitgebreid, als de communistische maatschappij dichterbij kwam. Het maximumprogramma was gebaseerd op de overgang naar zo’n ideale maatschappij. De precieze uitvoering hing af van het verloop van de strijd van de Murba in Indonesië en het proletariaat elders.268 Hierna volgde een puntsgewijze toelichting. Een regering van, door en voor het volk was een leuze die door de bourgeoisie was gelanceerd, maar misbruikt. Haar macht juist stond de uitvoering van zo’n regering in de weg. In Indonesië was die macht geringer dan elders en wellicht had de Murba daarom kans bij verkiezingen een echte democratische regering aan de macht te helpen. Tan Malaka had zijn ideeën over een volksleger al uiteengezet in Gerpolek, en voor het tweede punt verwees hij hiernaar. De Peringatan Kongres Partai Murba ke II 1950:1-2; Partai Murba 1950:1-3; Partai Murba 1955:4-5; Partai Murba 1961:1-2; Kepartaian 1950:176-8; 1954:545-6. Kort in Sutter 1959, II:576. 268 Keterangan-ringkas tentangan Maximum-Program 1948:1-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1016

Verguisd en vergeten

volgende vijf punten vormden volgens hem een samenhangend complex. De overgang van een landbouwstaat naar een staat met zware en lichte industrie en moderne landbouw kon slechts plaatsvinden als de Murba beschikte over de macht in de vitale bedrijven, het bankwezen en invoer en uitvoer. Het onderwijs moest zich bevrijden van zijn feodale, kapitalistische en koloniale bases en algemeen en gratis worden, gericht op het algemeen belang. In internationaal verband moest Indonesië zijn ‘inferiority complex’ afleggen en de op zijn zeventig miljoen inwoners gebaseerde passende positie opeisen. Een wereldregering, in deze of de volgende eeuw, kon pas tot stand komen, in vrijwillig samengaan, als er eenheid bestond in economisch, sociaal, cultureel en psychologisch opzicht. Maar stelde Tan Malaka vast, Indonesië moest dan nog wel steeds zelf zijn eigen staatshoofd en partijleiders kiezen.269 Deze toelichting werd waarschijnlijk enige tijd na het congres geschreven. Het is bij mijn weten toen niet in druk verschenen, maar wellicht in gestencilde vorm verspreid. Tan Malaka’s congresrede Aan het slot van het congres was het weer Tan Malaka die in een geïmproviseerde rede de Partai Murba voorzag van een grondslag en richtsnoer. ‘Wij zijn al drie dagen bezig met ons congres. Ik ben al tamelijk vermoeid en mijn stem is niet meer zo sterk. Ik vraag jullie om wat dichterbij te komen zitten.’ Zo opende Tan Malaka zijn rede. Hij gaf de stenograaf toestemming zijn ‘illustraties’ in eigen woorden samen te vatten. Hij zou, klaarblijkelijk ongehinderd door vermoeidheid, en met één pauze, vele uren lang spreken.270 Dit is niet slechts een rede, niet slechts een cursus, maar een uiteenzetting die ik van belang acht voor de afgevaardigden die straks zullen terugkeren naar hun eigen regio, en zich inzetten, niet alleen opdat wij één worden in de partij, maar ook één in agitatie en propaganda in afdeling en onderafdeling. Met een zo goed mogelijke propaganda en agitatie kunnen we ook de geestverwantschap van ons en onze Murba vervolmaken en zo de kracht zo groot mogelijk maken om de imperialisten waar zij ook voet op Indonesische bodem hebben gezet er uit 269 Keterangan-ringkas 1948:3-8. Deze gestencilde uitgave verscheen in de jaren vijftig bij Pustaka Murba. Een andere versie bevindt zich in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 1126. Hij werd ook opgenomen, zonder auteursvermelding, in Peringatan Kongres Partai Murba ke II 1950:18-27. In deze laatste uitgave (pp. 28-34) is ook opgenomen een ‘Penerangan tambahan Minimum Program’, dat Tan Malaka in december 1947 schreef als nadere toelichting op het PP-programma. Een stencil getiteld Keterangan Minimum dan Maximum Program ‘Partai Murba’ brengt ook beide stukken samen. Het lijkt er op dat het stuk uit december 1947 tegelijkertijd werd verspreid. 270 De gedrukte versie van zijn rede is blijkbaar flink bekort. Het oplezen ervan zou ruim twee uur kunnen duren. Aanwezige luisteraars noemen een tijdsduur van vier tot zes uur.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1017

te gooien. Zonder deze eensgezinde overtuiging bereiken wij geen eensgezinde daad. Zonder eensgezinde agitatie en propaganda bereiken wij geen eensgezinde overtuiging. Agitatie en propaganda zijn dus scherpe wapens. In China bestaat een gezegde: Agitatie is sterker dan een kogel.271

Tan Malaka deelde zijn rede in drie delen in: internationale, nationale en partijvraagstukken. De eerste twee onderdelen kregen evenveel aandacht, de partij de helft hiervan. Het internationale deel,272 aldus Tan Malaka, leed aan gebrek aan gegevens, maar hopelijk konden de partijgenoten van Antara en Roestam hem aanvullen.273 Daarom ook moest hij zich hierover voorzichtig en terughoudend uitspreken. Geen twijfel was er over de grote tegenstelling in de wereld, ‘acuter en kritieker’ dan ooit, tussen kapitalisme en socialisme. Die tegenstelling is globaal; niet alleen van socialistische staten, maar ook in de ex-koloniën en in de imperialistische staten zelf groeit verzet tegen het kapitalisme. De juiste richting en conclusies zijn pas te bepalen, vergelijkbaar bij de werkwijze van een arts, als de symptomen zijn te herkennen. Wel staat voor ons vast dat het socialisme zal zegevieren. Zal er oorlog komen? En wie zal dan zegevieren? Die vragen moeten met ‘open ogen, praktisch denken en scherpe wapens’ worden geanalyseerd. ‘Revolutionaire actie houdt niet in dat zonder meer in opstand wordt gekomen zonder de eigen kracht, plaats en tijd in aanmerking te nemen, zoals pas geleden in Madioen werd getoond. De gevolgen hebben we gezien!’ De tendens is naar een Derde Wereldoorlog. De Berlijnse blokkade, het vraagstuk-Palestina, Korea en China kunnen alle de aanleiding verschaffen. Ook het kapitalisme zelf leidt tot conflicten. Het zoekt afzet voor zijn producten. De Verenigde Staten gebruiken hun dollars om door leningen andere landen in hun macht te krijgen, en zij zenden hun leger om de rust te verzekeren die nodig is om hun kapitaal te laten gedijen. Daaruit vloeit het Marshallplan voort, dat de opmars van het socialistische blok moet keren. Dat laatste is een illusie; het socialisme zal onvermijdelijk zegevieren. Op korte termijn vult Amerika zijn economische overwicht aan met militaire overheersing, waarvan de pas opgerichte NAVO het middel is. De spanning stijgt naar het hoogste niveau. Wat kan de uitkomst van een oorlog zijn? 1. Het 271

Uraian mendadak, p. 3. Dit deel bestaat uit Uraian mendadak, pp. 3-15. Een verkorte versie hiervan, waarin een aantal zinsneden letterlijk terugkeren, verscheen als serie in Massa, vrijwel meteen na afloop van het congres als ‘Pertentangan internasional’, 8-, 12-, 13-, 15-, 16-, 17-, 18- en 19-11-1948. De afleveringen van 13-, 15-, 16- en 17- (deels) bevatten een uitgebreide uitwerking van de gevolgen van het Marshallplan, die niet in Uraian mendadak is opgenomen. De laatste anderhalve aflevering is niet in Uraian mendadak terug te vinden. Het lijkt niet uitgesloten dat daarin een deel is weggevallen. Uraian mendadak ontbeert een conclusie, die de krantenartikelen wel bevatten. Hier worden beide versies als één uiteenzetting behandeld. De verwijzing is als regel naar Uraian mendadak. 273 In dit deel is dit de enige verwijzing naar een partijgenoot; het toont dat Tan Malaka het gezag van Roestam erkende, en blijkbaar geen reden had hem af te vallen. 272

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Tan Malaka, op een soort staatsieportret

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1019

socialisme zegeviert; 2. Het kapitalisme zegeviert tijdelijk; 3. Een gelijkspel; 4. De totale vernietiging als gevolg van de inzet van atoomwapens. En Tan Malaka verwees naar Thesis waar hij dat ook had behandeld.274 Op een iets andere wijze dan in Gerpolek besprak Tan Malaka vervolgens negen factoren, waarvan de factor geografie nog eens in acht onderdelen was gesplitst, die de uitkomst van het conflict zouden bepalen. Daarbij staat onder het kopje ‘manpower’ een felle aanval op de ‘Third Power Policy’ van Nehru, ‘die ik nooit heb geprezen’, en het rigide kastenstelsel. Het hindoeïsme bestendigde de leidende positie van de Brahmanen, die de andere kasten voorhielden dat een soldatendood hun in de hemel zou brengen. ‘De Brahmanen gaan rechtstreeks naar de hemel, maar, vreemd genoeg, als zij voor de keuze worden gesteld: leven of dood, kiezen zij voor leven.’275 Een afweging voor Indonesië leidt nog niet tot een keuze voor een partij in het conflict, om redenen van ‘practical policy’. Het socialistische blok is nog te zwak om Indonesië steun te geven als die keuze wordt gedaan. Om geografisch-strategische redenen moet de neutraliteit blijven gehandhaafd. Dat houdt niet in dat steun aan het imperialisme, het Marshallplan, moet worden gegeven. De verzwakte positie van het imperialistische blok maakt succesvol verzet mogelijk ‘en als laatste en meest effectieve wapen hebben wij dan nog bewaard: de lucifer. Er is geen land in het Marshallplan-gebied, die de Indonesische rubber, kina en olie tot as wil zien worden. De kern van onze kracht ligt in op ons zelf staan!’ Tot slot benadrukt Tan Malaka dat het Indonesische volk een absoluut recht heeft op onafhankelijkheid en soevereiniteit. De Nederlandse opmars en bezetting van Indonesisch grondgebied doen daaraan niets af. De zege in de verdediging van de 100% onafhankelijkheid is zeker.276 Het tweede deel van de rede ging over nationale vraagstukken. Kapstok vormde hierbij het voorstel-Cochran van 10 september dat de impasse in de onderhandelingen tussen Nederland en de Republiek wilde doorbreken. Zijn voorstel hield in dat in februari 1949 een federale interim-regering werd ingesteld, bestaande uit een Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon (HVK), een kabinet, een federale Raad en een federaal vertegenwoordigend lichaam. De HVK had een vetorecht over de wetgeving, en kon in geval van onrust alle macht aan zich trekken.277 Tan Malaka zag hierin een herleving van de Volksraad en de Nederlandse gouverneur-generaal. De drijvende kracht 274

Uraian mendadak, pp. 3-11. De serie in Massa bevat, als vermeld, een lange uiteenzetting over de gevolgen van het Marshallplan. In Uraian mendadak, p. 11 is door een zetfout de derde mogelijke uitkomst van een conflict weggevallen. In de eerdere manuscripten is deze wel genoemd (zie bibliografie Tan Malaka). 275 Uraian mendadak, pp. 11-5. De serie in Massa gaat slechts in op de zesde (eenheid), achtste (manpower) en negende factor (strijdwijze) (Massa, 17- en 18-11-1948). 276 Massa, 18- en 19-11-1948. Kahin 1953:103-4 citeert de passages over afweging en keuze. 277 Smit 1952:179-80. NIB 15:43-56 verschaft de tekst.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

1020

hierbij was Amerika, dat Nederland als zijn zetbaas naar voren schoof om de kapitalistische economische belangen zeker te stellen. Het was deel van een anticommunistisch plan in Azië, een pendant van het Marshallplan. Onderdeel daarvan vormden steun aan anticommunistische regeringen en partijen en het verdeeldheid zaaien in vakbeweging en linkse partijen. Voor Tan Malaka was Cochrans voorstel niets anders dan wat Linggadjati en Renville al hadden vastgelegd. Wat zou gebeuren met de TNI? Die zou van 350.000 naar 20.000 man worden teruggebracht. En de HVK zou het bevel voeren over deze troepen. Dit zou weer een breekpunt kunnen vormen, zoals na Linggadjati de gemeenschappelijke gendarmerie dat bleek te zijn, aldus Tan Malaka’s inschatting. Nederland had naar zijn oordeel geen soevereine rechten meer in Indonesië – Koningin Wilhelmina had in 1940 in strijd met de Grondwet haar land verlaten, de gouverneur-generaal had in 1942 tegen de grondwettige regels in de oorlog aan Japan verklaard. Het ‘veroveringsrecht’ van Japan werd vervolgens door de Proclamatie, het ‘natuurrecht’ van het Indonesische volk tenietgedaan. Het grondmotief van Nederland om zijn soevereiniteit terug te eisen lag voor Tan Malaka als ‘materialist’ in de economische drijfveer. De Republik had in 1946 al ingestemd met de teruggave van buitenlands bezit; het was onvermijdelijk dat Nederland ook de politieke controle hierover wenste terug te krijgen om de ‘bedrijfszekerheid’ te waarborgen – met lage lonen, lange werktijden, wettelijke bevoordeling van de ondernemingen, lage belastingen, belemmeren van vakbondsactie. De ontwikkeling van zware industrie zou, onder Amerikaanse invloed, onmogelijk worden gemaakt. Dit alles sterkte Tan Malaka slechts in de overtuiging dat moest worden onderhandeld op basis van 100%, en niet om 100% onafhankelijkheid te bereiken. De Proclamatie is een feit, een absoluut recht, dat door ‘ons leger’ wordt verdedigd. Daarbij hoort de beschikking over de vitale bedrijven, die volgens internationaal recht mogen worden genaast, nu Nederland agressie pleegt. Cochrans voorstel is strijdig met het minimumprogramma; aanvaarding is verraad aan de Proclamatie en maakt de Republik de ‘laughing stock of the world’. En ook zouden dan Indonesië en zijn grondstoffen zo worden gebruikt tegen het socialistische blok.278 Tot slot behandelde Tan Malaka vraagstukken rond de nieuwe partij. De partijkaders moeten midden tussen de Murba staan en nauw contact onderhouden met deze arbeiders en boeren. ‘Wij moeten ons onderdompelen. En dan terug naar boven komen om onze ervaringen daar beneden te bespreken.’ Dan kan vertrouwen worden gewonnen, omdat zijn dagelijkse belangen bekend zijn, ook als deze slechts kleine zaken betreffen. De Murba moet 278

Uraian mendadak, pp. 15-26.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1021

worden opgezocht in zijn fabriek of onderneming. Daar moeten propaganda en agitatie plaatsvinden. Zolang democratische rechten worden gewaarborgd moet de partij legaal werken. Als dat slechts op papier is, hangt het van de situatie af of legale of illegale actie wordt ondernomen. In een bourgeois-democratische situatie moeten de voorbereidingen voor een illegaal functioneren zijn getroffen. Illegale actie is echter geen ‘fluisteren in het duister’ of voorbereiden van een putsch, maar blijft nauw verbonden aan de Murba. Illegaal werk vereist ook voorbereiding om onder te duiken, zoals een onderzeeboot, die onder en boven water kan varen. En, illustreerde Tan Malaka, wees voorzichtig met meerdere schuilnamen. Hij vertelde dat hij in Singapore onder Philippijnse kennissen bekend stond als Estaban de la Rosa; onder Chinese kennissen was hij Tan Min Seng. Toen hij met een Chinese vriend een restaurant binnenstapte begroette een Philippijnse vriend hem met: ‘Hé, Esteban de la Rosa’. En zo belandde hij in problemen. In agitatie moet worden uitgegaan van dagelijkse ervaringen. Belangstelling voor en hulp in concrete problemen kan de opstap vormen tot groeiend besef van de grote problemen, en steun aan minimum- en maximumprogramma. Verbetering van het dagelijks lot van de Murba levert vertrouwen op. Lokale comités moeten hiertoe worden gevormd. ‘Wij zijn ook als de zending, de zending van de revolutie.’ De vroegere leden van de drie partijen moeten in de comités samenwerken en één partij worden. De militairen onder hen moeten door hun voorbeeld – ook als kok in de gaarkeuken, als verpleger, als onderwijzer – vertrouwen wekken en autoriteit krijgen. Bij een aanval zal het volk in zijn dessa hem volgen. ‘Er is geen volk dat een gezondere geestesgesteldheid heeft dan de Indonesische dessabewoner.’ En als het dorp wordt veroverd, zullen de dessabewoners uitwijken naar Gerpolekgebied, waar Nederland noch de Republik nog gezag bezit. Nederland kon nooit winnen – en ondanks ‘verschroeide-aarde’-politiek blijft er een grote reserve aan rijkdommen over. Vertrouwen op eigen kracht zal de zege opleveren, met een juiste grondslag, discipline en een nauwe band met het leger. Het streven is naar een massapartij, die zijn kaders gedisciplineerd en consequent onder de massa laat werken. En Tan Malaka had lovende woorden voor de nieuwe leiding, van wie hij Soekarni verdedigde tegen kritiek. En in het volste vertrouwen op hun inzet en deskundigheid wenste hij tenslotte de congresleden een goede thuiskomst.279 Tan Malaka was de drijvende kracht achter de oprichting van de Partai Murba, die hij voorzag van een structuur en programma, en waarvan hij voorzitter Soekarni aanprees. Maar zijn creatie liet hij daarna verweesd ach279

Uraian mendadak, pp. 26-32.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1022

Verguisd en vergeten

ter toen hij niet bereid bleek welke functie dan ook in de Partai Murba te aanvaarden. Hoewel het congres besloten was, kwam als aanvulling op de spoedig gepubliceerde congresbesluiten ook de tekst van Tan Malaka’s rede beschikbaar. In gestencilde vorm circuleerde deze, en ook de regering in Djokja kende die tekst.280 Op basis hiervan kon deze een standpunt bepalen over de benadering van de Partai Murba. Onderhandelingen met Nederland De regering en de GRR hadden stilzwijgend een gelegenheidscoalitie gesloten tegen de FDR. Voor beide partijen had dit kortetermijnvoordelen. De regering bestendigde de verdeling van de linkervleugel en vergrootte haar kans op succes bij de onderdrukking van de opstand in Madioen. De GRR verhinderde een algehele veroordeling van de communistische ideologie en kreeg zijn kans, na de uitschakeling van de FDR, als enige machtsfactor aan de linkerzijde. Voor de gelegenheid werden de meningsverschillen tussen regering en GRR even vergeten. Er gaapte een diepe kloof tussen beide over de fundamentele kwestie van de positie van de Republiek in relatie tot Nederland. De regering was bereid te onderhandelen op basis van Renville; de GRR hanteerde de 100%-leuze. Zolang er sprake was van een impasse in de onderhandelingen – sinds de voorstellen van Dubois en Critchley in juni 1948 – behoefde het niet tot een botsing te komen tussen regering en GRR. Een conflict hierover, zodra de onderhandelingen zouden worden hervat – en dat zou ongetwijfeld op afzienbare termijn geschieden – leek onvermijdelijk. Een compromis bij zo ver uiteenliggende standpunten was onwaarschijnlijk. De GRR bond in ieder geval niet in. ‘Murba’ drukte in augustus een aantal malen commentaren af die zich tegen Linggadjati en Renville keerden, om afbreken van de onderhandelingen vroegen, en zonodig en desnoods vervanging van de zittende regering.281 Het nieuwe Amerikaanse lid van de CvGD, Merle Cochran, kwam op 10 september met zijn ‘informal and strictly confidential oral note’. Hij bouwde voort op voorstellen van Critchley en Dubois, en aan de Nederlandse bezwaren daartegen kwamen Cochrans voorstellen voor een regeling van 280

Het enige mij bekende exemplaar van deze versie bevindt zich in ANRI, Departemen Penerangan, no. 196, en moet zijn verkregen in november of december 1948. 281 Prapto, ‘”Batu lontjatan” jg. berlontjat-lontjat’, Murba, 15-8-1948; Muss., ‘Apakah belum waktunja?’, Murba, 21- en 22-8-1948; ‘Hentikanlah perundingan!’, Murba, 22-8-1948; Sontolojo, ‘Satu-satunja djalan’, Murba, 26-8-1948; Wandansari, ‘Terus politik damai?’, Murba, 2-9-1948; Sontolojo, ‘Oh pemerintahku!!’, Murba, 9-9-1948. In zelfde zin ook ‘S.O.S. Republik!!!’, Pacific, 6-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1023

het conflict nauwelijks tegemoet. Nederland meende dat Cochran hiermee ook afspraken schond, die inhielden dat hij vooraf overleg met Nederland over zijn voorstellen zou voeren, en dat hij deze namens de gehele CvGD zou indienen. De ontstemming over de procedure werd versterkt door de voorstellen zelf, die onaanvaardbaar en onuitvoerbaar werden geacht.282 Tan Malaka was het met dat laatste geheel eens, zoals hij in Uraian mendadak uiteenzette. De Madioenopstand drong zowel aan Nederlandse als Republikeinse zijde het plan-Cochran even naar de achtergrond. Minister Stikker kreeg bij een bezoek aan Washington echter wel te horen dat de Verenigde Staten niets wensten af te doen aan Cochrans voorstel. Hatta’s succesvolle optreden tegen het communisme sterkte het State Department in deze houding. Onder deze druk besloot het Nederlandse kabinet op 29 september de oral note als basis voor discussie te accepteren, zonder zich overigens te binden aan de inhoud of beginselen van Cochrans voorstellen. Op 4 oktober werd de Nederlandse reactie aan Cochran overhandigd, waarin ook een aantal eisen vooraf aan de Republik werden gesteld, en een aantal termijnen werden opgelegd. Washington vond die niet aanvaardbaar en vroeg om een herziene versie. Voorshands werd de Nederlandse nota niet doorgestuurd aan de Republik.283 Als gevolg hiervan werd de toon van de reactie gematigd, maar de Nederlandse eisen bleven in de kern dezelfde. Cochran stuurde de Nederlandse voorstellen van 14 oktober meteen door naar Hatta, die hem op 21 oktober liet weten op basis van Cochrans voorstellen te willen onderhandelen, mits beide partijen de ruimte kregen hierop amendementen in te dienen. Op de eisen-vooraf werd niet ingegaan; voor Nederland leek vooral een breekpunt dat de Republik geen concrete toezegging deed een einde te maken aan de bestandsschendingen. Niettemin besloot het kabinet, op voorstel van minister Stikker, dat hij in Indonesië ‘informatief’ overleg zou voeren met de Republik – allereerst over de nakoming van het bestand, en vervolgens, bij bevredigend resultaat, over de algemene politieke vraagstukken. Als plaats van samenkomst werd Kalioerang, het bergoord bij Djokja, overeengekomen. Stikker overlegde daar van 4 tot 6 november. Het bleek dat Hatta en zijn staf bereid waren voor een flink deel tegemoet te komen aan de Nederlandse wensen. Hatta legde dit op 10 november vast in een aidemémoire. Verschil van mening bleef bestaan over de positie en bevoegdheden van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon en de plaats van de TNI. In een persoonlijke brief aan Stikker ging Hatta in op dat laatste cruciale geschilpunt. Het was hem opgevallen dat

282 283

Jaquet 1982:53-7; Gase 1986:182-9; Smit 1952:179-80. Cochrans voorstellen in NIB 15:43-56. Jaquet 1982:71-6; Gase 1976:202-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1024

Verguisd en vergeten

men van Nederlandse zijde zeer geporteerd is met de gedachte, dat de TNI ontbonden moet zijn om een behoorlijk federaal leger te kunnen vormen. Deze gedachte spruit ongetwijfeld voort uit de zin voor de gelijkheid, welk een der deugden is van de Hollander. Maar de Hollandse degelijkheid kan in bepaalde gevallen een belemmering zijn voor het snel bereiken van een doel. Ik zou U een vraag willen voorleggen, hoe kan men een patriottisch leger als de TNI, dat opgekomen is in de strijd voor de nationale vrijheid en dat gestreden heeft voor die vrijheid, met grote bereidwilligheid zich alle ontberingen getroostend, zo maar ontbinden voor dat het nationale doel bereikt is?

Hatta pleitte er voor de TNI te beschouwen als deel van het federale leger, dat na de vorming van de federatie ‘geruisloos zou verdwijnen’ in het nationale leger van de nieuwe staat. De interpretatie van Hatta’s reactie aan Nederlandse zijde verschilde. Beel, die Van Mook was opgevolgd, en Spoor zagen geen nieuwe perspectieven, Stikker en het Nederlandse kabinet wel – in ieder geval was er onvoldoende rechtvaardiging voor onmiddellijk militair optreden. Internationale druk speelde bij de laatste gevolgtrekking natuurlijk ook een rol. Stikkers missie doorkruiste wel de voortgang die inmiddels met de buiten de Republik gevormde deelstaten was gemaakt op weg naar een federale interim-regering zonder de Republik. De daarbij betrokken Indonesiërs hadden reden tot onvrede en ongerustheid nu Nederland bereid bleek de Republik weer in die vorming te betrekken en de bestaande overeenkomst daarmee op losse schroeven te zetten. Zij vreesden dat de toekomstige federatie zou worden overheerst door de Republik.284 Voor de regering van de Republik vormden de onderhandelingen een uiterst gevoelig onderwerp, zoals het verleden had geleerd. FDR en GRR hadden zich tegen elke onderhandeling gekeerd, en wilden de afspraken van Linggadjati en Renville annuleren. De afkeer van beide akkoorden was wijdverbreid, ook onder de regeringspartijen Masjumi en PNI. Zodra concrete akkoorden op tafel zouden komen, en de Republik concessies moest doen en maatregelen nemen was de kans groot dat massale brede oppositie zou ontstaan, met ongewisse gevolgen voor de regering. Berichtgeving over de stand van zaken in de onderhandelingen was aan Republikeinse zijde dan ook een gevoelig onderwerp. Met de impasse in de onderhandelingen zal de regering enerzijds dan ook niet ongelukkig zijn geweest, anderzijds zag zij met zorg dat Nederland flinke vorderingen maakte bij de vorming van een voorlopige regering met Indonesische politieke leiders uit de inmiddels gevormde deelstaten, ook op 284 Stikkers bezoek aan Indonesië is vastgelegd in zijn eigen verslag en in nota’s en brieven in NIB 15:564-72, 580-6, 588-92, 596-604, 610-1, 614-8, 622-4, 631-5 (Hatta’s aide-mémoire, citaat op p. 635), 639-42. Verder Jaquet 1982:76-98; Gase 1986:220-36.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1025

grondgebied dat voor de Militaire Actie onder Republikeins gezag stond. Djokja hield het bestaan van Cochrans oral note van 10 september zorgvuldig geheim. Antara kreeg op 7 oktober te horen dat er geen enkel teken was dat op hervatting van de besprekingen duidde. Nederland had de voorstellen van Critchley en Dubois afgewezen en sindsdien was er sprake van een impasse.285 Via de Nederlandse pers drong op 7 oktober ook door dat nieuwe Neder­ landse voorstellen in de maak waren. Op 9 oktober kwam uit diezelfde hoek, uit ‘betrouwbare Haagse bron’, meer informatie, waarin Cochrans voorstel werd gedateerd, en de Nederlandse reactie daarop werd ingevuld, met de Nederlandse opvattingen over de bestandsschendingen en te houden verkiezingen.286 Minister Natsir hield zich op 8 oktober nog van den domme. Hij wist niets van Nederlandse voorstellen en zei niets over Cochrans oral note.287 ‘Massa’ reageerde meteen op deze berichten. Het was opmerkelijk dat Cochran en Nederland blijkbaar eerst hadden overlegd over de inhoud van de voorstellen, en daarna pas de Republik werd ingelicht – een imperialistisch onderonsje vooraf. Over de onbekende inhoud behoefden geen illusies te bestaan. Er zou een federale staat moeten komen, met Nederlandse handlangers in de regering. Onderhandelen leverde verdeeldheid op. Met die ervaring zou de regering beter doen eerst het volk te raadplegen en zo zijn positie te versterken. Een conclusie dat afgezien moest worden van onderhandelen stond nog niet in dit commentaar, maar was wel impliciet.288 Soedijono Djojoprajitno schreef het als Sontolojo in zijn dagelijkse stukje duidelijker op: De Republik moest naar Djakarta om de Nederlanders te verdrijven, en niet naar Batavia om te onderhandelen.289 ‘Sin Po’ meldde al meteen dat de GRR tegen nieuwe besprekingen was.290 Pas op 16 oktober, de dag nadat Cochran met de Nederlandse reactie naar Djokja was gekomen, meldde Antara, op gezag van een Nederlandse radiozender, dat hij een zodanig voorstel aan Hatta had overhandigd. De regering in Djokja zei niets; dat deed ook Cochran niet en de inhoud van de voorstellen was onbekend.291 Pas een paar dagen later werd officieel erkend dat Cochran voorstellen had overgebracht, en dat de regering daarop zou 285

Antara, 7-10-1948. Antara, 7-10-1948 (met verwijzing naar een artikel in Trouw over de kabinetszitting van 4 oktober), 8-10-1948 (waarin de Nieuwe Rotterdamsche Courant werd aangehaald, die als grondslag hiervoor een plan van Cochran noemde), 9-10-1948 (overgenomen van het persbureau ANP). 287 Antara, 8-10-1948. 288 ‘Kembalikan kepada rakjat’, Massa, 8-10-1948. 289 Sontolojo, ‘Sentilan Massa; Kembali ke-Djakarta’, Massa, 7-10-1948. 290 ‘Kasoelitan pertama di sakiter oesoel baroe’, Sin Po, 11-10-1948. 291 Antara, 16-10-1948. Zijn komst werd gemeld door Antara, 15-10-1948. 286

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1026

Verguisd en vergeten

reageren. De inhoud ervan bleef onbekend. Wel lichtte Hatta op 22 oktober de Badan Pekerdja in, maar dat zal tot algemene informatie zijn beperkt.292 Het weerhield de PNI er niet van om meteen voorwaarden te stellen aan een hervatting van de besprekingen. Daarvan zou pas sprake mogen zijn als de blokkade werd opgeheven, en de delegatie van de Republik in Djakarta ongestoord zijn werk kon doen – Nederlandse maatregelen hadden inbreuk gemaakt op de door de Republik geëiste diplomatieke rechten.293 De Masjumi gaf ook een verklaring uit, waarin dezelfde punten als eerste onderwerp van onderhandeling werden vastgelegd – een stapje minder streng dan de PNI dus.294 De GPII week af van de moederorganisatie. Hij wenste alle politieke en economische aandacht te richten op het versterken van de nationale defensie en geen onderhandelingen te voeren met Nederland.295 De PSII schreef een brief waarin hij vroeg om informatie en een visie van de regering. De voorstellen zouden moeten worden besproken in de voltallige KNIP.296 Er zou een verzoek circuleren onder KNIP-leden waarin Soekarno werd gevraagd een spoedzitting van de KNIP bijeen te roepen; enkele tientallen leden hadden al getekend.297 KNIP-voorzitter Assaat achtte dat nog lang niet nodig: Cochrans voorstellen hielden niet meer in dan een agenda van te bespreken punten.298 De regering was niet in gevaar, aldus schatte ‘Sin Po’.299 Sajoeti Melik sprak van een nieuwe ‘test’ voor de Republik. De eisen moesten worden gehandhaafd. Revolutionaire maatregelen waren nodig; geen opportunisme. De PNI maakte zich sterk; de Masjumi was iets minder standvastig.300 De inschakeling van de Badan Pekerdja was minimaal nodig bij de goedkeuring van de onderhandelingsresultaten.301 Op 29 oktober meldde Antara Stikkers komst, maar de inhoud van Cochrans voorstellen was nog steeds onduidelijk. De ‘New York Times’ noemde een vijftal punten, die Antara op 30 oktober doorzond, van een voor meerdere uitleg vatbare inhoud. ‘Massa’ was negatief over een hervatting van de onderhandelingen. De 292

Antara, 18-, 20- en 22-10-1948. Antara, 18-10-1948, en herhaald in Antara, 27-10-1948. 294 Antara, 22-10-1948, herhaald in Antara, 27-10-1948. 295 Antara, 23-10-1948. 296 Antara, 26- en 27-10-1948. 297 Antara, 26-10-1948. 298 Antara, 28-10-1948; ‘Sekitar Sidang Pleno KNIP’, Sin Po, 30-10-1948. Ibu Nusantara [mw. Suprapti], ‘Perlu atau tidaklah sidang KNIP Pleno?’, Murba, 6-11-1948 wenste wel een algehele verantwoording gelet op de grote gevolgen die onderhandelingen zouden kunnen hebben. Een weigering hiervan betekende afdoen aan democratische rechten. 299 ‘Kabinet Hatta tida aken dirobah’, Sin Po, 30-10-1948. Sukrisno, ‘PNI dan perundingan’, Siasat 2-87(31-10-1948):2 gaf in zijn overzicht de PNI een centrale rol en achtte een kabinetscrisis niet uitgesloten. 300 Juti, ‘Udjian Republik’, Kedaulatan Rakjat, 22-10-1948. 301 Juti, ‘Azas demokrasi’, Kedaulatan Rakjat’, 29-10-1948. 293

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1027

stukjesschrijver noemde het plan ‘bangmakerij’ en Cochrans voorstel niet anders dan een plan-Beel. De PNI kreeg er van langs omdat hij zou willen onderhandelen om de blokkade op te heffen – waarmee de PNI-verklaring verkeerd werd uitgelegd.302 Een commentaar zag weinig verschil tussen de politiek van Sjahrir en Amir en het huidige beleid. ‘Revolutionaire volksleiders’ werden ‘grote bureaucratische grote heren’ en brachten het volk lijden en vernedering. De imperialistische westerse machten waren eensgezind en wensten een Nederlandse terugkeer. Het was betreurenswaardig dat hiertegenover in de Republik nooit was gezocht naar de eenheid met de Indonesische Murba voor een consequent-revolutionaire strijd.303 Een paar dagen later werd elke onderhandeling afgewezen. ‘Massa’ stond voor 100% onafhankelijkheid. Het strijdende volk is niet bang voor Nederland, en heeft zijn prijs in bloed al betaald.304 Volgens Heru leek de regering een willig oor te hebben voor Cochrans voorstel. Alleen een deel van de Masjumi gaf steun hieraan. PNI, PSII en GPII waren tegen, en ook, naar verluidt, de GRR die zich nog niet hierover had uitgesproken. Helaas was er dus geen eensluidende opvatting. Voor Heru vormden onderhandelingen een doodlopende weg.305 Een paar dagen later stelde Heru nog hoop in een rondetafelconferentie van regering en partijleiders, die voor de hervatting van onderhandelingen zou moeten plaatsvinden.306 Ook Sajoeti Melik omarmde dit idee enthousiast. Overleg tussen volk en regering was nodig; de vorm was daarbij niet belangrijk. Ook Abikoesno en Tan Malaka moesten daarbij worden betrokken, als waarborg voor een eensgezinde reactie.307 Hatta zou zo’n conferentie volgens Abikoesno hebben toegezegd toen hij op 29 oktober een PSII-delegatie ontving.308 Hatta corrigeerde deze mededeling. Hij had niet meer bedoeld dan dat hij bereid was ‘inside information’ te verschaffen aan partijleiders. Een conferentie als waarop Abikoesno doelde zou in de rechten van de BPKNIP treden.309 Op 2 november sprak de GRR zich uit. Met nadruk werd herhaald dat de opvatting van de GRR ongewijzigd en duidelijk was: onderhandelingen slechts na volledige erkenning door de ‘vreemde mogendheid’ van soevereiniteit en onafhankelijkheid. Wellicht om verwijten over de late reactie voor te zijn, werd verwezen naar de gelijksoortige bewoordingen in de uitgebreide GRR-verklaring van 1 september (zie p. 953-4). De GRR vroeg om een zitting 302

Sontolojo, ‘Sentilan Massa; Tamu State Department’, Massa, 18-10-1948; Sontolojo, ‘Sentilan Massa’, Massa, 19-10-1948; Sontolojo, ‘Sentilan Massa’, Murba, 22-10-1948. 303 BAS, ‘Politik sedjoli’, Massa, 19-10-1948. 304 ‘Usul disusul usul’, Massa, 22-10-1948. 305 Heru, ‘Revolusioner dan opportunis’, Massa, 28-10-1948. 306 Heru, ‘Perhitungan kemampuan’, Massa, 30-10-1948. 307 Juti, ‘Medja bundar!’, Kedaulatan Rakjat, 30-10-1948. 308 Antara, 29-10-1948. 309 Antara, 1-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1028

Verguisd en vergeten

van de voltallige KNIP hierover, als uitdrukking van de democratie die moest worden hooggehouden tegenover de ‘duistere reactie en NICA-handlangers die de binnenlandse onrust gebruiken om op te ruien en provocaties te verspreiden tegen alle anti-imperialisten’.310 ‘Pacific’ was in zijn reacties voorzichtiger dan ‘Massa’. Van een resolute afwijzing van mogelijk nieuw overleg met Nederland was geen sprake.311 Stikkers komst naar Indonesië werd via de Nederlandse persbureaus in de Antara-berichtgeving opgenomen.312 ‘Politieke kringen’ lieten Antara weten dat de Nederlandse nadruk op de naleving van het bestand een vertragingstactiek was, bedoeld om onderhandelingen over Cochrans voorstellen te ontlopen.313 Hatta zelf noemde rechtstreeks overleg een goede zaak om misverstanden op te helderen en wederzijds begrip te kweken. Hij wees ook op Nederlandse acties die de verhoudingen hadden verslechterd – in beschaafde bewoordingen – en vergeleek de situatie met die vóór 20 juli 1947 – het begin van Nederlandse militaire actie.314 Van officiële zijde werd over Stikkers bezoek verder niets inhoudelijks bekendgemaakt. Stikker had ook op 5 november een kennismakingsbijeenkomst met leden van de Badan Pekerdja. Sarmidi vertelde aan Antara dat hij nog geen positieve indruk had verkregen over de Nederlandse bereidheid het geschil op te lossen, en dat hij daarom ook pessimistisch was over een hervatting van de onderhandelingen. Een hieropvolgende PNI-bestuursvergadering bleef bij zijn al eerder gestelde harde voorwaarden hierover.315 Minister Natsir vertelde de pers op 11 november iets meer. Er bestond in beginsel de bereidheid de gesprekken te hervatten op basis van het voorstel-Cochran en onder leiding van de CvGD. Het informele overleg zou er toe kunnen bijdragen het formele overleg te bekorten. Desgevraagd zei Natsir ‘nog niet zeer pessimistisch te zijn, maar reden voor teveel optimisme was er ook niet’.316 Hatta’s aide-mémoire bleef geheim; het zou Hatta’s positie in Djokja doen wankelen. Pas bij Nederlandse aanvaarding van dat voorstel zou Hatta, met uitzicht op een akkoord, al zijn gezag in het geding willen brengen om dat akkoord er door te slepen. Bij gebrek aan informatie onthielden de meeste partijen en kranten zich van commentaar. Sarmidi en zijn PNI bevestigden 310

‘Maklumat no. 7’, 2-11-1948, in Murba, 7-11-1948 en Pacific, 8-11-1948; en kort samengevat in Antara, 8-11-1948, die zijn informatie aan Murba ontleende. 311 ‘Apa jang kita hadapi?’, Pacific 20-10-1948; ‘Perundingan jang pahit’, Pacific, 26-10-1948; S.Tj.S. [Sudarjo Tjokrosisworo], ‘Bung Hatta ke Den Haag?’, Pacific, 15-10-1948 was iets afwijzender in zijn commentaar; ‘Berunding atau bertanding?’, Pacific, 28-10-1948. 312 Antara, 1- en 3-11-1948. 313 Antara, 3-11-1948. 314 Antara, 4-11-1948. 315 Antara, 6-11-1948. Stikker zelf noemt in zijn verslag (NIB 15:588-92) deze bijeenkomst niet. 316 Antara, 12-11-1948. In Nederland werd meteen bestreden dat er een bereidheid tot nieuw overleg was uitgesproken (Anetabericht in Antara, 13-11-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1029

hun afwijzende houding ten opzichte van overleg zonder voorafgaande erkenning. Tan Malaka had op het oprichtingscongres van de Partai Murba op 8 november zijn mening overduidelijk geformuleerd. Er was voor hem geen enkele ruimte voor onderhandelingen. Het minimumprogramma legde dat even compromisloos vast.317 De regering weerde ook haar onwelgevallige geluiden uit de pers, op basis van de bevoegdheden die de staat van beleg haar verschafte. Soemantoro kreeg een publicatieverbod. Commentaren, in ‘Massa’ over de LinggadjatiRenville-politiek, en de opstelling van CvGD-leden en Stikker werden niet toegestaan. In een brief aan Natsir, minister verantwoordelijk voor de censuurregels, protesteerde Soemantoro op 5 november tegen deze schending van de persvrijheid en van de democratische grondregels.318 ‘Murba’ kreeg wel de kans zijn negatieve opvatting in druk te verspreiden. Was er in Solo wellicht meer ruimte hiervoor of lette de censor niet op? Het failliet van overleg was allang gebleken, aldus het blad. De oude eis van de Persatoean Perdjoeangan wees nog steeds de beste koers: onderhandelingen na erkenning van 100% onafhankelijkheid.319 Hatta zelf probeerde in zijn radiorede van 17 november, vooral bedoeld om de succesvolle afsluiting van de Madioenopstand te markeren, de geesten rijp te maken voor overleg met en concessies aan Nederland. Onafhankelijkheid voor geheel Indonesië vereiste overleg met Nederland en de bevolking buiten de Republik die onder Nederlandse macht stond. Hij riep op tot samenwerking, los van sentimenten, met de saudara buiten de Republik om een Republik Indonesia Serikat te vormen. Het bezoek van Stikker had de spanning verminderd, maar in Batavia waren ook tegenkrachten. Hatta riep op provocaties te negeren en vast te houden aan de afspraken, die onder toezicht van de Veiligheidsraad waren gemaakt.320 ‘Massa’ oordeelde negatief langs bekende lijnen. Onderhandelingen hadden slechts schade opgeleverd. Hatta’s koers stond tegenover de strijd van volk en pemuda. Een samengaan van de Republik en de Nederlandse deelstaten was onmogelijk. Het stoppen van overleg en het verdrijven van de

317

‘Aliran oppositie mengheibat di repoeblik’, Sin Po, 9-11-1948 merkte op dat Hatta’s positie werd bemoeilijkt door de oppositie van PM en PSII, en de voorwaarden die PNI stelde. Masjumi zou Hatta aanraden deze ‘luizen in de pels’ zijn ‘ijzeren vuist’ te laten voelen. Dit artikel ook uitgebreid in KHA 21/27-11-1948:7837G. Soeloeh Ra’jat (Semarang), in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-303, noemde Hatta een ‘koorddanser’. De PM was tegen een akkoord, ‘de kliek van Tan Malaka’ zou dat nooit erkennen. 318 Massa, 8-11-1948; Murba, 12-11-1948. De brief was waarschijnlijk mede de aanleiding dat overleg plaatsvond tussen de betrokken partijen, met minister Natsir zelf erbij (Massa, 12-111948). 319 Astramat, ‘Menghadapi perundingan’, Murba, 12-11-1948. 320 Antara, 18-11-1948; Hatta 1981b:272-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1030

Verguisd en vergeten

Nederlandse troepen was de aangewezen weg.321 In zijn welwillende reactie op Hatta’s rede repte ‘De Nieuwsgier’ voor het eerst van het bestaan van Hatta’s aide-mémoire, dat Stikker naar Den Haag had meegenomen. Over de inhoud was weinig bekend; verschillen van mening zouden er zijn over de interim-regering.322 De Republik hoorde zo, via Antara, voor het eerst over Hatta’s voorstellen. Djokja zweeg echter en Hatta vertrok op 18 november voor een bezoek aan Sumatra.323 Inmiddels was het Nederlandse kabinet uiterst moeizaam tot een gezamenlijk standpunt over de reactie op Hatta’s aide-mémoire gekomen. Binnen het kabinet botsten vooral Sassen en Stikker en in Batavia zette Beel zich maximaal in om ruimte te krijgen voor militair optreden. Op 19 november werd besloten Sassen, Stikker en Neher, vergezeld van een vijftal prominente Tweede-Kamerleden, naar Batavia te sturen voor een laatste poging tot een akkoord met de Republik te komen, onder door Nederland gestelde strikte voorwaarden.324 De reactie in Djokja op de berichten over de komst van de Nederlandse delegatie was dat hierbij sprake was van informeel overleg, dat vooraf kon gaan aan formeel overleg onder leiding van de CvGD.325 Deze opstelling werd ook verder aangehouden en diende mede om de kritiek voor te zijn. Sarmidi zei op 26 november namens de PNI nog steeds vast te houden aan eerdere – onverzoenlijke – resoluties, maar opende in de praktijk de weg naar overleg en akkoord, mits de Republik zijn ‘attributen’ als buitenlandse betrekkingen en leger kon behouden. De Critchley-Dubois-voorstellen vormden nog steeds een goede basis om te onderhandelen. En, aldus Sarmidi, geruchten over verschillen van mening tussen partijbestuur en PNI-ministers waren ongegrond. De ministers deelden de partijopstelling.326 Namens de PNI-Partijraad verklaarde Sujono Hadinoto op 27 november dat bij gebrek aan informatie geen uitspraak was gedaan over het lopende overleg. Hij vroeg om informatie van Hatta, die deze inderdaad op die dag verschafte aan de BP.327 Masjumi gaf op 27 november een verklaring uit waarin werd gevraagd het overleg te baseren op het behoud van een volwassen staat, zodanig dat een grote meerderheid van het volk dat aanvaardbaar achtte. Het overleg moest ook informeel en beperkt blijven, en overgaan in onderhandelingen onder leiding van de CvGD.328 Abikoesno liet in een interview namens 321 322 323 324 325 326 327 328

‘Kemerdekaan seluruh Indonesia’, Massa, 19-11-1948, ook aangehaald in Antara, 20-11-1948. Antara, 20-11-1948. Antara, 18-11-1948. Jaquet 1982:98-108; Gase 1986:236-46. Antara, 22-11-1948. Antara, 26-11-1948. Antara, 27-11-1948. Antara, 29-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1031

de PSII weten dat de unitaristische Republik, op basis van de Proclamatie, niet ter discussie mocht staan. Het volk moest zeggenschap krijgen over het verloop van de onderhandelingen.329 Sjahrirs PSI was bereid de vorming van een federale regering te steunen mits leger en politie in de overgangsperiode onder de Republik bleven vallen en de buitenlandse betrekkingen werden gehandhaafd.330 De Nederlandse delegatie arriveerde op 24 november in Batavia en voerde van 27 tot 30 november in Kalioerang besprekingen met Hatta, die vervroegd van zijn reis naar Sumatra was teruggekeerd. Hatta kwam, onder zware druk van zijn kabinet, de politieke partijen en het leger, terug op zijn instemming met een militaire bevoegdheid van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon in de overgangstijd. Voor de Nederlandse delegatie was dit een breekpunt. Na terugkeer in Batavia werd geconcludeerd dat militair optreden nu onvermijdelijk was. Hatta bood op 3 december toch weer een opening voor overleg door te verklaren dat hij aan zijn aide-mémoire bleef vasthouden. Cochran bemiddelde en op 4 december kwam Hatta naar Batavia. Uit het gesprek bleek dat Hatta moest vasthouden aan de eis dat in de interim-periode het Republikeinse – en grootste – aandeel in het federale leger niet onder het gezag van de HVK zou vallen en dat de Nederlandse soevereiniteit slechts een symbolisch karakter mocht dragen. Hatta deelde mee dat een aantal politieke leiders en de TNI hiervan niet wilden afwijken.331 Meermalen in het overleg in Kalioerang werd verwezen naar de binnenlandse oppositie tegen Hatta. Dit had een reële basis, maar zal tevens zijn bedoeld om Nederland tot inschikkelijkheid te bewegen. Hatta’s hoge adviseur Soepomo noemde de Masjumi-verklaring een teken van verdeeldheid. De vleugel onder Roem had grote moeite met Hatta’s opstelling.332 Hatta zelf zag de verklaring als ‘ernstig’. Hij had Masjumi en PNI uitgenodigd voor overleg, maar de PNI verscheen niet en de Masjumi slechts met ‘enkele heren’.333 Hatta overlegde op 29 november met zijn kabinet, politieke partijen en de TNI. Op 30 november ontmoette hij de voltallige Nederlandse delegatie. De naleving van het bestand was hierbij het eerste punt van overleg. Hatta deelde mee dat de PNI, een groot deel van de Masjumi, de PSII en de TNI niet aan de Nederlandse verlangens wilden voldoen.334 In een laatste overleg met Sassen zei Hatta tenslotte dat het ‘onverteerbaar’ was dat de 329

Massa, 29-11-1948. Antara, 29-11-1948. 331 Jaquet 1982:108-20; Gase 1986:246-57. De verslagen van gesprekken in NIB 15:770-2, 772-5, 779-85, 790-3, 802-4, 806-10, 810-13; 16:1, 34-8. 332 NIB 15:771 (bespreking van Soepomo met Stikker op 28 november). 333 NIB 15:790 (bespreking Hatta-Stikker op 28 november). Hierover ook NIB 15:802 (bespreking Nederlandse delegatie op 29 november). 334 NIB 15:807. 330

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1032

Verguisd en vergeten

HVK de bevoegdheid kreeg Nederlandse troepen bij binnenlandse onlusten in te zetten. Hatta zei zelf dat hij hiermee afweek van het aide-mémoire. Hij was ‘niet bij machte in dit opzicht tegen de PNI, de TNI, een belangrijk deel van de Masjumi en van de regering zelve in te gaan’.335 Hatta kon niet verdergaan, ook als hij dat zou willen. Een kabinetszitting op 1 december zou anders tot zijn val hebben geleid, door toedoen van de PNI, vertelde minister Djuanda een Nederlandse hoge adviseur op 1 december.336 Beide partijen lieten niets naar buiten komen over verloop en inhoud van het overleg. Hatta lichtte op 29 november de BP-fractieleiders Sarmidi en Samsoedin (Masjumi) in, alsook het BP-presidium. Maroeto werd niet tot dit gezelschap toegelaten. Sarmidi zei na afloop dat de informele fase niet lang meer mocht voortduren, omdat de gevolgen ervan schadelijk waren. Mr. Assaat, BP-voorzitter, zei de volgende ochtend namens de BP dat de informele onderhandelingen moesten worden stopgezet.337 De onrust in Djokja over de gang van zaken nam toe. BKPRI maakte zich daarvan een tolk door te vragen dat het volk zich over een mogelijk akkoord zou kunnen uitspreken, en vooral ook alle informatie daarover te verschaffen.338 Hatta liet aan het slot van het beraad in Kalioerang slechts weten dat alle gesprekken informeel waren geweest en dat beide partijen beschouwingen over het conflict ten beste hadden gegeven. Hatta zou op 1 december in zijn kabinet overleggen en op 2 december de BP vertrouwelijk inlichten.339 Kort voor zijn vertrek naar Batavia riep Hatta de fractieleiders in de BP weer bijeen340 – en kreeg hij blijkbaar geen ruimte om toe te geven. Na terugkeer hield Natsir zich nog altijd op de vlakte. De informele fase was afgesloten, aldus de minister, en onduidelijk was wanneer de formele fase zou beginnen. Hatta vertelde aan United Press dat het voornaamste geschilpunt de positie van de TNI in de interim-periode betrof en hij liet het voorkomen dat de oppositie tegen de Nederlandse voorstellen ook de zijne was. Hij vergat voor het gemak zijn aide-mémoire.341 Volgens bronnen in Nederland was Hatta onder druk van de partijen tot zijn opstelling gekomen – hij stond niet meer boven de partijen. ‘Politieke kringen’ in Djokja lieten weten dat aanvaarding van de Nederlandse eisen ‘liquidatie’ van de Republik 335

NIB 15:811-2. NIB 16:1. 337 Antara, 30-11-1948. 338 Antara, 30-11-1948. In Pacific was al eerder het idee gelanceerd om voor het begin van onderhandelingen een nationaal congres of de KNIP bijeen te roepen (‘Konggres Nasional perlu!’. Pacific, 15-11-1948). Kort voor de aankomst van de Nederlandse delegatie vroeg Pacific om een conferentie van alle partijen om tot een eensgezinde opstelling te komen (‘Perundingan finale’, Pacific, 26-11-1948). 339 Antara, 1-12-1948. Dat vertrouwelijk overleg vond inderdaad plaats (Antara, 2-12-1948). 340 Antara, 4-12-1948. 341 Antara, 6-12-1948. 336

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1033

had betekend.342 Minister Natsir zette dat een paar dagen later nog eens uitgebreid uiteen. De soevereiniteit in de interim-periode was het struikelblok. De Republik wenste een ‘negotiated settlement’, geen ‘negotiated surrender’. Hij voorzag de instelling van een interim-regering zonder de Republik, een ‘koloniaal bestuur onder nieuwe naam’.343 De links-radicale pers volgde de laatste ronde van besprekingen in Kalioerang vol wantrouwen. De vrees voor te veel concessies aan Nederland was groot. Er werd om informatie gevraagd, om overleg in de KNIP, inschakeling van de CvGD en eensgezind vasthouden aan de idealen van de Proclamatie.344 Met opluchting werd het mislukken van het overleg geconstateerd. Het gevaar van een Nederlandse ‘doorstoot’ werd niet groot geacht.345 Het oppositionele geluid kreeg niet de kans om zich op zijn sterkst te laten horen. Het commentaar in ‘Pacific’ van 3 december werd onderbroken door een blokje wit, dat op rekening van de censor zal zijn te schrijven. ‘Murba’ kreeg op 30 november een verschijningsverbod, na drie eerdere waarschuwingen. Het artikel ‘Demokrasi dan sensur’ (Democratie en censuur) en een stukje van Si Godam waarin hij ‘federalisme’ gelijkstelde met ‘marshallisme’ waren hiervoor de reden. Eerder had hij het Linggadjati-akkoord en Sjahrir gekritiseerd. Dat laatste was verboden, aldus de toelichting van de PAM, omdat Sjahrir een hoge regeringsfunctionaris was.346 Ook ‘Massa’ betreurde het dat de oppositie door de censuur niet de kans kreeg zijn stem duidelijk te laten horen. Oppositie was nodig voor een gezonde regering. De eigen visie moest worden hooggehouden; gelijke status moest uitgangspunt zijn, en samen moest tegen Nederland worden opgetrokken.347 Het lijkt er dus op dat de censuurregels kritiek op hoge autoriteiten en concrete beleidsuitgangspunten, zoals Linggadjati en Renville, verbood en de oppositie zich noodgedwongen in algemene termen en gematigde toon moest uitdrukken. Met dat al was er dus sprake van een conflict tussen regering en Partai Murba, dat door het afbreken van het overleg met Nederland niet begin december tot uitbarsting kwam. Maar van een stilzwijgende coalitie tegen de FDR was geen sprake meer. De regering had de Partai Murba niet meer nodig 342

Antara, 6-12-1948. Antara, 8-12-1948, dat een interview in Nasional aanhaalt. 344 ‘Formal atau informil’, Pacific, 28-11-1948; ‘Djangan teperdaja’, Pacific, 1-12-1948; ‘Terus informeel sadja?’, Pacific, 3-12-1948. W.H. [Wonohito?], Batas tertentu’, Kedaulatan Rakjat, 2911-1948 en Juti, ‘Perundingan’, Kedaulatan Rakjat, 2-12-1948 hielden zich meer op de vlakte, bij gebrek aan informatie. 345 ‘Belanda mau “main gorèng”?’, Pacific, 6-12-1948. 346 Massa, 2-12-1948; Kedaulatan Rakjat, 2-12-1948. De afleveringen van Murba na 13 november 1948 waren voor mij onvindbaar. Het is dus niet mogelijk uit directe bron de opinievorming in dat blad te volgen. 347 Bas, ‘Suara opposisi’, Massa, 4-12-1948. 343

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1034

Verguisd en vergeten

toen de Madioenopstand succesvol was onderdrukt, en was deze bondgenoot wellicht zelfs liever kwijt om voor de Verenigde Staten als betrouwbare partner te kunnen poseren. Hatta vertelde op 6 november aan Stikker dat hij Tan Malaka ‘als een gevaarlijk element’ beschouwde, evenals de Partai Murba.348 Tegenover Cochran liet Hatta zich nog duidelijker uit, toen hij werd gewezen op het ‘ominous character’ van de coalitie tussen Hatta en Tan Malaka’s aanhang. Hij zou de ‘Tan Malaka communists if they should follow Muso’s example’ op dezelfde wijze uitschakelen.349 Bij dit alles speelde wellicht ook een rol dat Hatta’s aide-mémoire via dr. Tjoa Sik Ien, lid van de onderhandelingsdelegatie, zou zijn gelekt naar Tan Malaka die het gebruikte, vooral in zijn actie onder legereenheden, om aanhang te winnen voor een onverzoenlijke politiek.350 Dit lijkt inderdaad het geval, maar deed ook als gerucht de ronde. Bovendien hadden Tan Malaka en zijn aanhang uit de diverse aanwijzingen de inhoud van het aide-mémoire kunnen construeren, en daartegen actie voeren.351 Tan Malaka en Sabarudin Na het oprichtingscongres van de Partai Murba moest Tan Malaka een keuze maken over zijn persoonlijke toekomst. Die lag niet in Djokja in het directe bedrijf van de nationale politiek. Als hij dat had gewenst, dan had hij een hoge positie in de Partai Murba aanvaard. Als hij al ambities op nationaal niveau had, lagen die nog hoger: boven de partijen. Djokja werd ook niet veilig geacht. Een Nederlandse bezetting werd gevreesd, en ook zal het gevaar van een arrestatie door de regering-Hatta niet irreëel zijn geacht. De zuivering van de FDR/PKI kon gemakkelijk overvloeien naar de Partai Murba, zeker nu de partij zich vierkant opstelde tegen de regering wat het overleg met Nederland betrof. Voor Tan Malaka gold ook dat hij zich wilde oriënteren over de stemming 348

NIB 15:597 (verslag Stikker). Later, op 27 november, ten overstaan van Sassen, Stikker en Neher, liet Hatta zich voorzichtiger uit. Hij noemde Tan Malaka gematigd, en koesterde nog wel reserves over de Partai Murba. Na een politiek akkoord zou de invloed van die partij dalen (NIB 15:760). Volgens Stikker 1966:115 maakte Hatta zich geen zorgen over de Partai Murba en Tan Malaka. 349 Gouda 2002:288, die Amerikaanse archiefstukken aanhaalt. 350 Brackman 1963:104; Soegiarso Soerojo 1988:44-5. ‘”Banka” sigra ambil poetoesan penting’, Sin Po, 7-2-1949, overgenomen in Bataviaasch Nieuwsblad, 10-2-1949, schrijft dat de Partai Murba het protocol van het overleg Stikker-Hatta in handen had gekregen. 351 In een bundel stukken afkomstig van de Sumatraanse PM-leider Ahmad Sju’eib, in kopie in mijn bezit, is de tekst van het aide-mémoire te vinden, tussen allerlei stukken die betrekking hebben op interne PM-aangelegenheden. Deze doorslag van een getypte tekst is niet van verdere toelichting of een geleidebrief voorzien.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1035

van het volk. Hij wilde pogen verbanden op te zetten die klaar waren om na een verwachte Nederlandse bezetting in guerrillaverzet de vijand te verslaan, en waarvan hij in Gerpolek de blauwdruk had geschetst. Er waren twee mogelijke bestemmingen: West- en Oost-Java. Met West-Java zal het onbezette Banten zijn bedoeld, waar hij onder de hoede van de Lasjkar Rakjat Djawa Barat, waarin Tan Malaka nauwe geestesverwantschap herkende, zou worden gesteld. De LRDB was ook in bezet West-Java actief, maar het ligt niet voor de hand dat zijn bestemming daar zou liggen. Als nadelen van een verblijf in Banten konden gelden dat daar de Darul Islam actief was, die een Islamstaat Indonesië wenste, en niets op had met ‘ongelovige communisten’. Verder was Banten geïsoleerd en moeilijk bereikbaar ten opzichte van de Republikeinse kern op Midden-Java. Voor Tan Malaka zelf gold als voordeel voor een verblijf in Banten dat hij daar wellicht nog bekenden uit Japanse bezetting en de eerste maanden van de Republik kon treffen. Soekarni, Chairul Saleh en Adam Malik waren geporteerd voor een vertrek naar West-Java. Voor Oost-Java pleitte Tan Malaka’s oude aanname – uit Naar de ‘RepubliekIndonesia’ – dat daar de beslissende slag zou worden uitgevochten. Daar ook leek een vruchtbaar terrein open om de grote linkse aanhang, ontheemd na de Madioenopstand, in de Partai Murba een nieuwe opvang te verschaffen. Daarnaast moest vaststaan dat Tan Malaka niet zou worden bedreigd door ingrijpen van het leger. In Kediri leken deze positieve factoren samen te komen. Sabarudin had zijn bataljon aangeboden om Tan Malaka bescherming te verschaffen. De waarde van die directe garantie werd versterkt door de sympathie die divisiecommandant Soengkono, en een groot deel van zijn staf, koesterden voor Tan Malaka. Het was Tan Malaka zelf die besloot te kiezen voor Oost-Java. De afspraak was dat een verblijf in Oost-Java zou worden gevolgd door een bezoek aan West-Java.352 Daarbij werd enige ’aandrang’ van Oost-Javaanse zijde niet geschuwd. De komst van Tan Malaka werd geëist en met machtsvertoon – auto’s en wapens – werd Pangulu Lubis onder druk gezet in te stemmen met zo’n vertrek, of in ieder geval de geheime verblijfplaats van Tan Malaka in Djokja door te geven.353 Tan Malaka’s keuze zou zijn lot, in de drie maanden die hij nog te leven had, 352

Interviews Maroeto Nitimihardjo, Djakarta, 20-8-1980; Adam Malik, Djakarta, 22-8-1980; Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 22-8-1980; Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980; Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980; Hasjim Darif, Djakarta, 6-10-1980; Pangulu Lubis, Djakarta, 5-11-1980; Sumardho, Djakarta, 10-11-1980. Ook in Jarvis 1991:cxvi. Volgens Pangulu Lubis gaf ook Soengkono een garantie voor Tan Malaka’s veiligheid. Djohar Nur (interview Djakarta, 27-8-1980) noemt een taakverdeling waarbij Soekarni in Midden-Java zou blijven en Ch. Saleh naar West-Java zou gaan. Volgens Tjeq Mamad (interview met Helen Jarvis, Djakarta, 4-11-1972) stuurde hij twee afgezanten naar Djokja die Tan Malaka naar West-Java moesten begeleiden, maar zij verloren het pleit. 353 Pangulu Lubis 1986:237-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1036

Verguisd en vergeten

nauw verbinden aan Sabarudin. Zijn verbond met Sabarudin was onwaarschijnlijk en betwistbaar. In de revolutie golden echter andere normen en kon zo’n coalitie totstandkomen, zoals ook de Revolutie de kans bood aan mannen als Sabarudin om tot machtsposities te rijzen. Hun wegen hadden elkaar voor het eerst gekruist in Soerabaja, toen Tan Malaka in november 1945 ternauwernood ontsnapte aan executie. Sabarudin was in 1922 in Kotaradja, Atjeh geboren, maar was geen Atjeher, zoals vaak werd aangenomen. Zijn Batakse vader was daar djaksa (officier van justitie). Zijn volledige naam, die hij zelden gebruikte, was dan ook Zainal Sabarudin Nasution. Zijn moeder hertrouwde na het overlijden van haar echtgenoot met de Nederlander Knoop. Sabarudin en zijn een jaar oudere broer Djalaluddin groeiden op bij deze stiefvader; hij gebruikte zelfs een tijd lang de naam Boudewijn Knoop. Hij doorliep de MULO en werkte als ambtenaar bij het regentschapskantoor in Sidoardjo en als boekhouder op een suikeronderneming. Tijdens de Japanse bezetting nam hij dienst in de Peta, waarin hij compagniescommandant werd, gelegerd in Sidoardjo. Na de Proclamatie sloot hij zich meteen aan bij de Republik, en was betrokken bij de vorming van het leger, waarvan Moestopo in Soerabaja de supervisie had. Soerabaja werd onder militair gezag geplaatst van de Zevende Divisie, waarvan Jonosewojo als commandant werd gekozen, nadat Moestopo was ontheven van zijn commando en ternauwernood zijn bevolen executie ontliep, dankzij Sabarudin die een bevel daartoe niet opvolgde. Tot Jonosewojo’s staf behoorde Soengkono. Sabarudin wist Moestopo en Jonosewojo voor zich in te nemen. Hij werd door generaal-majoor Jonosewojo aangewezen als hoofd van de Polisi Tentara Keamanan Rakjat (Militaire Politie) van de divisie, eerst als kapitein, toen als majoor. In die functie had hij de taak toezicht te houden op Japanse gevangenen, Nederlanders die de kampen hadden verlaten en naar Soerabaja waren gekomen, en de Indonesische bevolking zelf. Zijn taak voerde hij uit met felheid, wreedheid en willekeur, met marteling als regel en veelvuldig executie tot slot. Uit jonge Indo-Europese meisjes vormde hij een harem, waarvan hij zich in zijn hoofdkwartier in Sidoardjo bediende.354 354 Hierover documenten in NA, PG 65 en 290, CAD, Verspreide Archivalia GG 47-148 en GG 59314. Over zijn afkomst, voorgeschiedenis en de PTKR: Frederick 2002:149-50; Meelhuijsen 2000:127. Het woord harem ook in Almanak Kepolisian 1970:997; Hadiman en Suparmin 1985:236 en Frederick 2002:152. Een voorbeeld van Sabarudins optreden ten opzichte van een landgenoot noemt Suhario Padmodiwiryo 1995:160-6, die toen in de Polisi Tentara van een andere divisie, maar in dezelfde regio, actief was. Sabarudin kwam bij de gevangenis die onder toezicht van Suhario Padmodiwiryo stond en eiste op hoge toon Soerjo op, een goede kennis van Suhario, die was opgepakt omdat hij in het bezit was van een foto uit 1937, waarop hij stond afgebeeld met koningin Wilhelmina, toen hij als padvinder deelnam aan de Wereldjamboree in Nederland. Suhario had hem vrijgelaten; Soerjo had als commandant van een Petacompagnie voldoende getoond aan welke zijde hij stond. Hij was toen ook gebotst met Sabarudin. Sabarudin kreeg Soerjo alsnog te pakken en stelde hem als Nederlandse spion eigenhandig in het openbaar terecht in Sidoardjo. Frederick 2002:151 is

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1037

[H]ij vermoordde krijgsgevangenen en mensen van wie de schuld nog niet was vastgesteld. Hij werd nog bekender vanwege de grote wreedheid van de moorden die hij met zijn ondergeschikten pleegde, zoals het levend verbranden van zijn slachtoffers die met benzine waren overgoten of het slepen achter een vrachtauto tot de dood volgde. Al die daden vonden plaats in veilig gebied of achter het front. Het leek er op dat zijn optreden niet door de overheid of zijn superieuren werd gecorrigeerd, omdat zij allen volledig in beslag werden genomen door de slag rond Soerabaja.355

Die laatste reden verschafte niet het complete beeld. Jonosewojo zag in Sabarudin een geschikt instrument om zijn eigen doeleinden te verwezenlijken. In zijn strijd om de hoogste militaire positie werd Sabarudin ingezet om onrust te veroorzaken in de regio Sidoardjo om afbreuk te doen aan de positie van zijn mededinger generaal-majoor Moehamad alias Mangoendiprodjo, leider van de Dewan Perdjoeangan Rakjat Indonesia, het overlegorgaan dat de strijd in Soerabaja coördineerde. Sabarudin Moehamad beval, kort na het afzwakken van de strijd rond Soerabaja, op 17 januari 1946 de arrestatie van Sabarudin en vijf van zijn manschappen. Als reden hiervoor werden de wreedheden tegen gevangenen genoemd en de onrust die dat uitgebreid over deze actie, met Soerjoatmodjo als de volledige naam van het slachtoffer. Ook in interview Suhario Padmodiwiryo, Djakarta, 10-11-1986 en Kelompok Kerja 1986:153-4, 265-6, en uitgebreid in Moehkardi 1993:123-6. Een zelfde beeld in Almanak Kepolisian 1970:997-8; Sejarah perjuangan polisi Surabaya 1983:139-40; Hadiman en Suparmin 1985:236 en Sutjipto Danukusumo 1997:178-9. De Almanak Kepolisian noemt hem een ‘terrorist’. Over de relatie Moestopo-JonosewejoSabarudin: Nugroho Notosusanto 1985:94-7, 125-6; Meelhuijsen 2000:119-20. 355 Suhario Padmodiwiryo 1995:254-5. Frederick 2002:151-2 verschaft exacte gegevens over dit schrikbewind, waarmee Sabarudin de naam ‘Beul van Sidoardjo’ verdiende.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1038

Verguisd en vergeten

algemeen veroorzaakte. Jonosewojo moest de uitvoering op zich nemen. Toen hij Sabarudin het bevel liet zien, wilde deze meteen optrekken om Moehamad te arresteren. Er was ook sprake van oud zeer. Moehamad was in de Peta Sabarudins directe chef geweest, en Sabarudin voelde zich toen slecht behandeld door Moehamad. Jonosewojo wenste eerst nog overleg, dat mislukte, en riep vervolgens de bemiddeling in van het legerhoofdkwartier in Djokja. Chef-staf Oerip Soemohardjo riep de partijen bijeen voor 29 januari in Djokja – Sabarudin en Jonosewojo enerzijds, en Moehamad en zijn plaatsvervanger Koesnandar aan de andere kant, alsook een aantal andere bestuurders uit de regio. Jonosewojo hoorde geruchten over plannen van de linkse ALRI of de Pesindo om Sabarudin aan te houden, en gaf Sabarudin toestemming met zeventig volbewapende manschappen naar Djokja te vertrekken – in een autobus en zes auto’s. Die zeventig man begeleidden Sabarudin ook naar de bijeenkomst op het hoofdkwartier en streken neer op de binnenplaats. Jonosewojo kreeg van Oerip te horen dat geen sprake van een gesprek kon zijn als deze soldaten niet vertrokken. Sabarudin wees dit verzoek af, Oerip gelastte de bijeenkomst af en liet weten dat Sabarudin moest terugkeren naar Soerabaja. Op deze mededeling van Jonosewojo overvielen op Sabarudins bevel zes van zijn manschappen het gezelschap van Moehamad, dat inmiddels door Oerip was verlaten. Sabarudin beweerde dat hij hierover een afspraak had gemaakt met Jonosewojo. Met zeer veel geweld werden Moehamad, Koesnandar en mr. Koesnoen, voorzitter van het Gerechtshof van Oost-Java, uit het gebouw gesleept. De zwaargewonde, vrijwel bewusteloze Moehamad werd in de bus gelegd en de colonne vertrok. Een bevel onderweg van een koerier van het legerhoofdkwartier om Moehamad vrij te laten werd genegeerd. De koerier had de colonne achterhaald toen een lekke band moest worden gerepareerd. Een stopbevel van Pesindo en politie in Ngawi werd met geweld gebroken. Een wegblokkade met zwaar gewapende manschappen van de Vierde Divisie, met commandant Banuredjo erbij, in Kertosono dwong de colonne tot halthouden. Deze commandant eiste overdracht van de drie ontvoerden en overgave van Sabarudin en zijn troep. Dat laatste weigerde Sabarudin. Hij droeg wel Moehamad en zijn lotgenoten over, maar mocht naar zijn thuisbasis in Patjet verderreizen. Daar werden Sabarudin en zijn troepen ontwapend en gearresteerd op 2 februari. Jonosewojo werd geschorst en ontheven van zijn commando.356 356 Deze samenvatting is ontleend aan het vonnis (Poetoesan) van de Mahkamah Tentara Agoeng van 16-5-1947 in de zaak tegen Sabarudin, zijn plaatsvervanger Ali Oemar en Jonosewojo. Een kopie van dit vonnis, 57 bladzijden lang, is aanwezig in ANRI, Mahkamah Agung dan Mahkamah Agung Tentara (1945-1949), no. 28. Moehkardi 1993:128-43 verschilt en is gebaseerd op interviews rond 1990 met betrokkenen, onder wie Moehamads verwanten en ondergeschikten. Hierbij wordt gesteld dat Sabarudins mannen het hoofdkwartier hadden bezet, de bewaking daar ontwapend en Moehamad na zijn aankomst meteen mishandeld en ontvoerd. Oerip

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1039

In april 1947 werden Sabarudin, zijn plaatsvervanger Ali Oemar en Jonosewojo berecht door de Mahkamah Tentara Agung (MTA, Hoog Militair Gerechtshof). Het was de eerste keer in de Republik dat de MTA werd ingeschakeld. Voorzitter was Koesoemaatmadja. Twee van zijn vier rechters zouden ook in het 3-juli-proces in 1948 weer aantreden: Sukarnen en Sukono. Procureur-generaal was Tirtawinata, griffier mr. Subekti, die beiden ook in 1948 die functies vervulden. Het proces begon met drie zittingen in april, waar de drie beklaagden, Moehamad, Koesnoen, een andere getuige van de overval en twee overvallers werden ondervraagd. Een week later hield Tirtawinata zijn requisitoor, waarin Moehamad hij voor Sabarudin en Ali Oemar vijf jaar en voor Jonosewojo acht maanden cel eiste. Koesoemaatmadja zal het vonnis hebben geformuleerd, waarin tenslotte muiterij en onwettige vrijheidsberoving bewezen werden geacht. Ali Oemar werd zwaar aangerekend dat de aanhouding van Moehamad, Koesnandar en Koesnoen met groot en buitensporig geweld was geschied. Jonosewojo had verzuimd van zijn gezag gebruik te maken om Sabarudin te weerhouden van zijn actie in Djokja. Jonosewojo was daarna tezamen met Sabarudin vertrokken, met het ontvoerde trio. Hem werd verweten dat hij niet ingreep toen Sabarudin het bevel, per koerier overgebracht, negeerde van het hoofdkwartier om Moehamad vrij te laten. Hij had ook toen zijn gezag moeten gebruiken. Op de vraag of Jonosewojo en Sabarudin vooraf al een mogelijke ontvoering hadden doorgesproken, zoals Sabarudin beweerde, ging het vonnis niet in. De beklaagden hadden de discipline en eer van het leger geschonden en het hoofdkwartier met hun daden bezoedeld. Als verzachtende omstandigheden konden gelen Soedirman merkten pas iets van de actie toen deze al vrijwel voorbij was en constateerden slechts Sabarudins vertrek. Jonosewojo’s rol blijft ongenoemd. Fredericks weergave (2002:153-4) is onvolledig, bij gebrek aan kennis van de tekst van het vonnis. Verder D. Anderson 1976a:119, 132-4; Hadiman en Suparmin 1985:237, Soejoedi Soerachmad 2004:56-7 en, kort, Nasution 1977, II:353 en Rancangan buku sejarah Mojokerto 1986:25.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1040

Verguisd en vergeten

den dat in die tijd het ‘vuur van de revolutie’ hoog oplaaide, dat regering en maatschappij nog niet naar behoren functioneerden en dat Sabarudin en Jonosewojo (1921) nog zeer jong waren – Ali Oemar (1901) was veel ouder. De MTA vonniste op 16 mei 1947 zwaarder dan was geëist: Sabarudin en Ali Oemar kregen elk zeven jaar, Jonosewojo anderhalf jaar.357 Jonosewojo die tot het vonnis op vrije voeten was gebleven en als instructeur van de ALRI optrad in het legerhoofdkwartier in Djokja, werd ook nu niet vastgezet. Zijn machtige beschermers in de TNI lieten hem niet vallen en onopvallend zijn ‘straftijd’ volmaken.358 Sabarudin en Ali Oemar bleven wel gevangen. Tijdens die detentie ontmoette Sabarudin de arrestanten die na de 3-juli-affaire waren opgepakt. Het lijkt er op dat hij toen ook zelf Tan Malaka ontmoette; in ieder geval was Abdul Djalil Muluk van grote betekenis bij het winnen van Sabarudin voor de persoon en de ideeën van Tan Malaka. Tegen Jonosewojo noemde hij Tan Malaka ‘geweldig en beter dan Soekarno’ – en dat lijkt te wijzen op een directe ontmoeting.359 Sabarudin zat gevangen in Ambarawa toen de Politionele Actie begon. De cipiers vluchtten voor de Nederlandse opmars en de gevangenen konden hun cellen verlaten en trokken te voet naar Djokja. Sabarudin deed pogingen, in gesprekken met onder anderen Tirtawinata en Sukarnen, om gratie te krijgen, maar beiden wezen dit af. Maar tot een hernieuwde detentie kwam het ook niet. Sabarudin vroeg Soengkono of hij zich onder zijn bevel mocht stellen, maar deze weigerde. Een andere oude bekende uit Soerabaja, Moestopo, had geen problemen en nam Sabarudin onder zijn hoede, waarna deze voor kortere perioden in Blitar, Wonosobo, Madioen en Kediri vertoefde. Amir 357

Dit verslag is in hoofdzaak ontleend aan het vonnis van de MTA (ANRI, Mahkamah Agung dan Mahkamah Agung Tentara (1945-1949) no. 28). Antara, 23-, 25-4-, 3-, 8-, 14- en 16-5-1947; Kedaulatan Rakjat, 23-, 24- en 25-4-, 2- en 16-5-1947; Merdeka, 24- en 28-4- en 5-5-1947 doen verslag van het proces. Slechts het artikel van 2-5-1947 is van enige omvang, en vat het requisitoor samen. Jonosewojo (interview Djakarta, 5-11-1986) ontkent dat Sabarudin met zijn instemming in actie kwam. Tijdens het proces was Sabarudin erg bang – angst die hij heel vaak maskeerde, aldus zijn vroegere superieur – en schoof hij de schuld ten onrechte ten dele op Jonosewojo. Jonosewojo was een zoon van de Solose vorst Mangkoenegoro VI, afgetreden in 1916, en behoorde dus tot de hoogste Javaanse adel – en dat werkte niet in zijn nadeel. Voor en tijdens de Revolutie was het Moestopo die als zijn mentor en beschermer optrad. Voor een geflatteerde biografische schets Nurinwa Hendrowinoto 1989:149-61, met een verhullend stukje over het proces (pp. 156-7). 358 Interview Jonosewojo, Djakarta, 5-11-1986. 359 Interview Jonosewojo, Djakarta, 5-11-1986. Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980 en Djakfar, Djakarta, 10-9-1980 menen dat Sabarudin en Tan Malaka elkaar hebben ontmoet, volgens Djakfar in Modjokerto, in de laatste maanden van 1946 dus, of de Wirogoenangevangenis in Djokja, dan omstreeks februari 1947. Volgens Djalaluddin (interview Djakarta, 16-9-1980) hebben beiden elkaar niet ontmoet, en was het Abdul Djalil Muluk, die in een cel naast Sabarudin zat, die Sabarudins sympathie voor Tan Malaka opwekte. ‘Korte biographie van Zainal Sabarudin Nasution’, 25-10-1949, p. 1, opgesteld door F.W.M. Huynen, in NA, Verspreide Archivalia GG 59-314 noemt Sabarudins ontmoeting in gevangenschap met Tan Malaka, Roestam Effendi, Moh. Yamin en A.K. Joesoef.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1041

Sjarifoeddin vroeg hem toen zelfs een missie te vervullen om sabotage te plegen in bezet gebied. Toen Sabarudin ontdekte dat hij was voorzien van ondeugdelijke springstoffen brak hij zijn missie af. In 1948 kon hij zich in de regio Kediri veilig voelen, maar formeel kon hij nog elk ogenblik worden opgepakt om zijn straf uit te zitten. In Moestopo en ook Soengkono had hij echter machtige beschermers, die ook toelieten dat een kring van vertrouwelingen zich weer rond hem verenigde. Zij werden hier onderdeel van het Tjokrobirowo-regiment van Moestopo’s divisie, waarvan Sabarudin in mei 1948 in de rang van majoor al weer commandant was. In Ngantang, ten noorden van Paree, vond hij een veilige basis, waar hij zijn eigengereide bewind vestigde, met de bekende uitwassen.360 Hij zou hier ook plannen hebben gekoesterd tot een ‘sociale revolutie in de geest van de Tan-Malaka-leer’, en daartoe met een aantal legereenheden hebben overlegd, waaronder die geleid door luitenant-kolonel Moenadji en majoor Sumono Mustoffa.361 Soengkono had zich ook ontfermd over Jonosewojo, die hij al heel lang kende. Op 1 januari 1948 was deze instructeur geworden bij zijn staf. Drie maanden later werd Jonosewojo benoemd tot chef-staf van de Brigade Surachmad, in de rang van majoor – na zijn veroordeling was hij van zijn hoge militaire rang vervallen verklaard. Jonosewojo koesterde geen wrok tegen Sabarudin, en liet hem ongemoeid in Ngantang.362 Bij het uitbreken van de Madioenopstand kregen Jonosewojo en Sabarudin de kans op een definitief eerherstel. Jonosewojo betrok Sabarudin in zijn plannen om, in opdracht van Soengkono, de opstand neer te slaan. Sabarudin volgde hierbij ook een eigen plan. Oude bondgenootschappen en vetes uit de strijd rond Soerabaja in 1945 bepaalden in niet geringe mate zijn opstelling. De scheidslijn tussen deze groepen was bepaald niet gelijk aan de verdeling tussen pro- en contra-‘Madioen’. Onder de eenheden die Moeso’s zijde kozen bevonden zich een aantal van Sabarudins kameraden. Hij liet deze niet zo maar in de steek. 360 Interview Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980. F.W.M. Huynen, ‘Korte biographie van Zainal Sabarudin Nasution’, 25-10-1949, p. 1, in NA, Verspreide Archivalia GG 59-314, bevestigt Djalaluddins verslag, en zegt dat hij zich na zijn vlucht uit Ambarawa bij Soedirman meldde en zich als ‘vrij soldaat’ ter beschikking stelde. Dit aanbod zou zijn geaccepteerd. Hier ook wordt het verband met het Tjokrobirowo-regiment genoemd. Uit een proces-verbaal van H. Maladi alias Idrus, 3-1-1950, in Aidit 1964a:68, blijkt dat Sabarudin hiervan commandant was. Frederick 2002:154 zegt dat Soedirman en Amir Sabarudin op een missie naar West-Java wilden sturen. 361 F.W.M. Huynen, ‘Korte biographie van Zainal Sabarudin Nasution’, 25-10-1949, p. 2, in NA, Verspreide Archivalia GG 59-314. Dit op basis van informanten opgestelde verslag is voor uit andere bron controleerbare gegevens zeer nauwkeurig. Dit gegeven maakt ook deze plannen niet onwaarschijnlijk. De namen van mogelijke medestanders behoren tot personen met wie Sabarudin goede relaties onderhield. 362 Interview Jonosewojo, Djakarta, 5-11-1986.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1042

Verguisd en vergeten

Zijn verhouding met luitenant-kolonel Dachlan, de commandant van de Brigade 29, die de sterkste militaire macht van de FDR vormde, was blijkbaar zo redelijk dat Sabarudin hem na arrestatie in zijn eigen huis in Kediri onderbracht. Het was wellicht ook deel van een afspraak waarbij Sabarudin de kans kreeg een flink deel van de wapens van de Brigade 29 over te nemen. Een andere vangst deed Sabarudin met de arrestatie van Atmadji en Koesnandar, die voor overleg met Soengkono naar Kediri waren gekomen. Met beiden had hij nog oude rekeningen te vereffenen uit Soerabaja in 1945-1946. Koesnandar was door Sabarudin met Moehamad ontvoerd in januari 1946; een ontvoering waarvoor hij anderhalf jaar in de cel had gezeten. Sabarudin hield beiden korte tijd vast en liet ze daarna in Ngantang doodschieten. Sabarudins eenheid kreeg de opdracht de FDR- en Pesindoleden in de Brigade 29, de PKI-leden en de actieve leden van de suikervakbond SBG te arresteren. Het bevel hiertoe ging uit van de CPM-sectie in de Brigade Surachmad, die werd geleid door kapitein Soejatmo, jongere broer van Moestopo. De opdracht werd uitgevoerd, maar al na enkele dagen werden de meeste arrestanten vrijgelaten, op eigen gezag, en tegen de wens van de CPM. Op 29 september eiste de CPM dat Sabarudins regiment zes gearresteerde officieren zou executeren. Dit werd geweigerd. Sabarudin had inmiddels op zijn veldtocht naar Madioen veel succes geboekt – en vooral ook een groot aantal wapens buitgemaakt, toen hij in Doengoes beslag legde op een grote voorraad aan FDR-goederen. Tijdens zijn afwezigheid werd zijn huis in Kediri overvallen door CPM-militairen en werden daar Dachlan en Sumono Mustoffa afgetuigd. Beiden werden naar het ziekenhuis gebracht, en later voor verder herstel naar Ngantang, alles naar aan te nemen onder bewaking van Sabarudins manschappen. Daarna keerden zij terug naar Kediri, waar Sabarudins woning veilig genoeg werd geacht.363 De verdiensten van Jonosewojo en Sabarudin werden beloond door de hoogste leiding van de Republik. Op 7 oktober verleende Soekarno gratie aan beide mannen, uit waardering voor hun inzet bij de herovering van Madioen.364 363

Interview Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980; Proces-verbaal H. Maladi alias Idrus, 3-1-1950, in Aidit 1964a:68-71; ‘Surat-pengakuan Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:77-8. De gegevens over Atmadji en Koesnandar uit interview Djalaluddin. Zie hierover ook F.W.M. Huynen, ‘Korte biographie van Zainal Sabarudin Nasution’, 25-10-1949, p. 2, in NA, Verspreide Archivalia GG 59-314. Frederick 2002:155 haalt een Nederlands verslag aan dat een aanval van Sabarudin beschrijft op een PKI-kwartier bij Madioen – waarmee Doengoes zal zijn bedoeld – dat eindigde met executies, het levend villen en vierendelen van PKI-voorlieden. Nugroho Notosusanto 1971:29 noemt de buit in Doengoes. 364 Antara, 8-10-1948. De gebruikelijke procedures werden hierbij in hoog tempo doorlopen – of overgeslagen. De minister van justitie vroeg op 6 oktober aan Soedirman om de verdiensten van Jonosewojo en Sabarudin in de verovering van Madioen aan te geven opdat een mogelijke gratie kon worden beoordeeld (brief in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 244).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1043

Met de eerste trein die sinds de opstand van Kediri naar Djokja reed, kwamen beiden, met hun superieur Soengkono, op 9 oktober naar de hoofdstad. Soekarno had hen uitgenodigd en installeerde Soengkono als militair gouverneur. Sabarudin verklaarde tegen ‘Massa’ dat ondanks de grote schade door de opstand, de troepen zich hadden kunnen versterken met de grote voorraden buitgemaakte wapens, waarmee de eerste taak, het verdrijven van Nederland, beter kon worden aangevat – zoals Soengkono er aan toevoegde.365 Sabarudin kreeg in Djokja te horen dat hij Dachlan moest uitleveren, zowel van de regering als van Nasution. Sabarudin zwichtte niet. Hij antwoordde dat hij hiertoe zou overgaan als Amir Sjarifoeddin werd uitgeleverd aan ‘zijn Oost-Javaanse jongens’. Hij mocht dit ongestraft zeggen.366 Sabarudin overlegde ook met Tan Malaka, of in ieder geval met diens naaste medewerkers. Hij deed het aanbod om Tan Malaka onder zijn hoede te nemen.367 Toen Sabarudin in Kediri terugkeerde bleek dat de CPM de zes officieren had opgehaald en afgevoerd. Onder hen waren Sidik Arslan, Moenadji en een oude strijdmakker van Sabarudin uit Sidoardjo, aan wie hij een paar dierbare passages wijdt in zijn verklaring. Bij deze actie was ook majoor Banuredjo betrokken, commandant van een ander bataljon in Surachmads brigade. Het zestal werd op 11 november, een maand later, na snelrecht, doodgeschoten op bevel van twee CPM-officieren. Deze ‘helden van de Revolutie’ uit Soerabaja vonden hun einde in aanwezigheid van Sabarudin, die niet de macht had in te grijpen. Hij kon slechts achteraf protesteren bij Surachmad en Soejatmo, waarbij hij zijn argumenten ontleende aan geldende rechtsbeginselen. Hij kreeg geen gehoor.368 Sabarudin veroverde niet alleen wapens, maar hij rekruteerde ook manschappen. Hij bood de soldaten uit de Brigade 29 een uitweg voor ontslag, internering of vlucht. Zij konden hun militair bestaan voortzetten; Sabarudin kreeg een groot aantal hem dankbare en toegewijde mannen onder zijn bevel. Sabarudin meende dat de grote meerderheid van de linkse troepen misleid was door ‘avonturiers’ en reactionaire leiders; aan hun oprechte inzet voor de 365

Massa, 11-10-1948. ‘Surat-pengakuan Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:79. Sabarudin schreef deze verklaring toen hij er belang bij had aanhang uit zowel Partai-Murba- als FDR-kring niet van zich te vervreemden. Zijn inzet voor de door ‘Madioen’ belaste militairen en afkeer van Djokja, ‘centrum van bureaucratische leiders en verwesterde politieke opvattingen’, zal hij daarom hebben aangezet. Aan de feiten in deze bijlagen bij Aidits verdedigingsrede behoeft niet te worden getwijfeld. Deze bijlagen zijn ook opgenomen in Aidit 1958, en de herdruk hiervan in 1964. Wel was Sabarudin selectief: de executie van Atmadji en Koesnandar liet hij begrijpelijkerwijs weg. Het bezoek aan Djokja ook in interview Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980. 367 Interview Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980. 368 ‘Pengakuan’ en ‘Surat-pengakuan Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:74-8; Proces-verbaal H. Maladi alias Idrus, 3-1-1950, in Aidit 1964a:69-70. 366

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1044

Verguisd en vergeten

Republik behoefde niet te worden getwijfeld. Zijn mening was in ieder geval niet die van Surachmad, die een onderzoek startte ‘onder het motto: “welke band bestaat er tussen Sabarudin en de FDR”?’369 Sabarudin was zo in korte tijd de leider van een sterke militaire macht geworden. Zijn regiment was direct na het uitbreken van de Madioenopstand door Jonosewojo versterkt met alle manschappen die deze kon verzamelen.370 Daarmee was Sabarudin in actie gekomen. Hij maakte wapens buit en lijfde spijtoptanten uit de Brigade 29 in. Hij kon na enkele weken een bataljon op de been brengen. Na zijn gratie en eerherstel werd hij aangewezen als commandant van Bataljon 38, of Bataljon S, naar zijn voorman. Zijn bataljon was één van de acht bataljons van de Brigade II onder Surachmad, met hoofdkwartier in Kediri, van Divisie I met als Panglima Soengkono. De minister van defensie maakte deze nieuwe organisatie en formatie op 25 oktober openbaar.371 Op 10 november werd in een plechtigheid waar het gehele Bataljon 38 was aangetreden het nieuwe bataljon officieel geïnstalleerd door Soengkono, in aanwezigheid van Surachmad. Soengkono was vol lof en noemde het bataljon de ‘voorhoede’ van de Oost-Javaanse bataljons, die in de geest van 17 augustus 1945 en met de strijdlust van 10 november 1945 de strijd voortzetten.372 Sabarudin was er zo dus in geslaagd eerherstel te verkrijgen en een sterk bataljon te formeren. Hij had daarbij bekwaam gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Madioenopstand hem bood – wapens en manschappen waren het resultaat. Soengkono, zijn divisiecommandant, liet hem begaan, ook uit sympathie voor de radicale politieke denkbeelden die Sabarudin aanhing en die aansloten bij die van Tan Malaka en zijn aanhang. Oude tegenstellingen uit 1945-1946 verhinderden dat Sabarudin de nieuwe FDR-koers omarmde. Ogenschijnlijk leek een verbond van Sabarudin en Tan Malaka voor beide partijen voordelig. Sabarudin kon zich koesteren in het prestige van een legendarisch leider; Tan Malaka kon onder veilige militaire hoede een organisatorisch netwerk opbouwen dat na een verwachte Nederlandse aanval het guerrillaverzet zou vormgeven. Aantrekkelijk hierbij was dat Sabarudin al daadwerkelijk succes had geboekt bij het reorganiseren van de ontheemde FDR-aanhang. De persoon van Sabarudin vormde in dit bondgenootschap een risicofactor. Hij was geen voorbeeld van een slechtgeschoolde leider die in een eigen regio op basis van de persoonlijke loyaliteit van zijn streekgenoten tot een machtspositie kwam – waarvan de Revolutie vele voorbeelden kent –, maar een goedgeschoolde, bekwame militair met politiek inzicht.373 Dat 369 370 371 372 373

‘Surat-pengakuan Sabarudin’, 3-11-1949, in Aidit 1964a:77-8. Interview Jonosewojo, Djakarta, 5-11-1986. Sam karya 1968:159-63. Proces-verbaal H. Maladi alias Idrus, 3-1-1950, in Aidit 1964a:71. Dit blijkt uit ‘Surat-pengakuan Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:76-82, een van de wei-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1045

laatste werd grotendeels tenietgedaan door een aantal persoonlijke eigenschappen. Bij mensen die hem hebben gekend overheersen karakteriseringen als ‘sadistisch, wreedaardig, haatdragend, machtsbelust, emotioneel’ en een aantal noemt hem ‘gek’ of een ‘psychopaat’.374 Hij was ‘moedig, maar wreed’ en had ‘iets maniakaals’ en was een ‘seksmaniak’.375 ’Wreedheid, sadisme, humor en waanzin leverden een “hot-mix” op in zijn karakter.’376 ‘In sommige dingen was hij voor rede vatbaar’,377 en ‘in kleine kring was hij zeer menselijk’.378 Hij werd ‘moedig’, een ‘inspirerend vechter’ en ‘een vurige en harde patriot’ genoemd, maar volgens Surachmad trok hij zich bij echte strijd achter de linies terug.379 ‘Hij was groot, en in zijn optreden huiveringwekkend. ‘Angstwekkend, maar in de strijd voelde hij zich minder op zijn gemak en ging hij er meteen vandoor’, schreef een politiecollega.380 Nasution viel het op dat hij zijn ogen verborg achter een donkere bril en een rechtstreekse blik ontweek. Zijn broer Djalaluddin noemde hem wreed en haatdragend, een man die op allerlei wijzen zijn tegenstanders doodde, en ook het bloed van zijn slachtoffers dronk, waarmee hij een Japanse gewoonte volgde.381 Soedarto, een TRIP-officier die in zijn eenheid diende in de strijd tegen de Madioenrebellen, noemt hem ‘wreed, wild en een psychopaat’ – ‘een moordenaar’. Bij zijn bezoeken aan Soedarto vroeg hij naar het aantal gevangenen. Daarvan liet hij dan elke dag een aantal, bijvoorbeeld tien procent, executeren.382 Doel Arnowo, hoog politicus in Soerabaja, noemde hem ‘zeer angstwekkend’ en in zijn boosheid straalden zijn ogen wreedheid uit. Hij vreesde niemand, zelfs voor Soedirman en Oerip Soemohardjo was hij niet bang. Ondergeschikten noemden hem wreed en grof, ook voor de eigen nige geschriften die van hem is overgeleverd. Volgens Soemono Mustoffa (interview Djakarta, 6-11-1986) gebruikte Sabarudin Nederlands vaak als voertaal en las hij veel. 374 Interviews Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980; Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980; A.H. Nasution, Djakarta, 28-10-1980; Surachmad, Djakarta, 2-11-1980; Kartidjo, Djakarta, 6-11-1980; Isman, Djakarta, 14-11-1980; Suhario Padmodiwiryo, Djakarta, 10-11-1986; Pamoe Rahardjo, Djakarta, 29-8-2002. 375 Interview Saleh Lahade, Djakarta, 7-11-1980. 376 Suhario Padmodiwiryo 1995:278. Suhario vertelt hier ook een anekdote over een toevallige ontmoeting met Sabarudin in 1948. ‘Ik reed in een open jeep en hij in een open auto; toen hij me zag riep hij mij een paar scheldwoorden toe, terwijl hij tegelijkertijd zijn parabellum trok en op de tamarindeboom boven mij begon te schieten. Ik trok meteen mijn Colt 45 en schoot op de tamarindeboom boven Sabarudin. Takken en bladeren vielen overal neer op ons, maar deze gekke man werd er vrolijk van. Hij schaterde en vroeg me om samen te gaan eten.’ 377 Interview Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980. 378 Interview Isman, Djakarta, 14-11-1980. 379 Interviews Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980; Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980; Isman, Djakarta, 14-11-1980; Jonosewojo, Djakarta, 5-11-1986; Soemono Mustoffa, Djakarta, 6-11-1986; en daartegenover Surachmad, Djakarta, 12-11-1980. 380 Sutjipto Danukusumo 1997:178. 381 Interview Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980. 382 Interview Soedarto, Djakarta, 26-11-1986.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1046

Verguisd en vergeten

manschappen, die hij zwaar strafte en zelfs wel executeerde. Maar hij ging ook op gelijke voet om met zijn soldaten, dacht aan hun welzijn en kwam voor hen op. Zij waren loyaal aan hem, maar ook heel bang voor hem.383 Himawan Soetanto noemt hem ‘vervaarlijk’, met het klikken van zijn vingers beschikte hij over leven of dood.384 Zijn persoonlijkheid maakte het onvermijdelijk dat hij moest botsen met zijn militaire superieuren; hij was niet bereid de militaire hiërarchie te eerbiedigen. Bij Tan Malaka’s getrouwen die de afweging maakten waarheen Tan Malaka moest gaan zijn de risico’s van een verbond met Sabarudin niet aan de orde geweest. Kende men de persoon onvoldoende, of werden mogelijke problemen onderschat? Tan Malaka in Oost-Java Tan Malaka nam afscheid van zijn geestverwanten in het huis van Soekarni in Djokja. Waarschijnlijk ontmoette hij hen in diverse groepjes. Aan Boejoeng Siregar, die voor zijn Pari-activiteiten naar Digoel was verbannen, vertelde hij dat zij moesten scheiden, omdat hij een spoedige Nederlandse aanval verwachtte. Met enig ceremonieel liet hij het manuscript van Madilog achter. ‘Jezus Christus liet de Bijbel achter, Mohammed de Koran, en ik laat slechts Madilog achter. Dat is geen propagandaboek, maar het stelt een denkwijze vast en een aanpak en analyse van alle vraagstukken. Madilog is een gids; mijn dood is niet een ernstig feit, want Madilog is er.’385 Op 12 november vertrok Tan Malaka per trein naar Kediri. Sabarudin had een speciale militaire trein, met Djalaluddin en de nodige soldaten, gestuurd om hem op te halen. De locomotief en drie wagons stonden exclusief ter beschikking van Tan Malaka’s gezelschap. Tamin en Abdul Djalil Muluk begeleidden de reis. Een groep van 35 bewakers – 20 man van de LRDB en 15 man van de Barisan Banteng – ging mee, geleid door kapitein Dimin.386 Na aankomst in Kediri logeerde Tan Malaka één nacht bij Sabarudin, en zal hij daar Dachlan en Sumono Mustoffa hebben ontmoet. Sabarudin

383

Moehkardi 1993:126-7. Interview Himawan Soetanto, Djakarta, 15-1-2007. 385 Interview Bujung Siregar, Djakarta, 1-9-1980. Hij nam nog apart afscheid van Hasan Sastraatmadja, diens vrouw en kinderen, die hij met Pangulu Lubis nog opzocht voor een afscheidsmaal (interview Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 15-11-1980). 386 Tamin 1970a, I-II:3, 9; interviews Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980 en Bujung Siregar, Djakarta, 1-9-1980. Djakfar (interview Djakarta, 10-9-1980) dateert Tan Malaka’s vertrek naar Kediri op de tweede week van november. In ‘Verslag van een besloten vergadering’, Kediri, 27-11-1948, vertaald in CMI-doc. 5661, in NA, CMI-AA 16, wordt het GRR-lid (Wasid?) Suwarto aangehaald, die zegt dat Tan Malaka zich al twintig dagen in Kediri bevindt. De datum van zijn aankomst zou dan 7 november zijn – en toen was het Partai-Murba-congres nog in zitting. 384

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1047

bracht hem daarna onder bij zijn inlichtingenofficier Idrus alias H. Maladi.387 Vandaar weer verhuisde hij naar zijn partijgenoot Taskandar, die voor zijn actie in de Pari was gestraft met verbanning naar Digoel en uit Australië was teruggekeerd naar zijn stad van herkomst. Taskandar had in Kediri een afdeling van de Partai Rakjat opgericht, die vijftig leden telde, en opging in de Partai Murba. Met Tan Malaka trokken ook Abdul Djalil Muluk en zijn lijfwacht Dimin in bij Taskandar. Tamin zocht ook onderdak in Kediri.388 Een vertrouwd patroon ontvouwde zich. Tan Malaka zocht politici en officieren op om hen voor zijn denkbeelden te winnen. Hij zocht ook gelegenheid om ‘gewone mensen’ en ‘gewone soldaten’ te spreken en toe te spreken, maar van massale bijeenkomsten was geen sprake; wellicht als gevolg van de staat van beleg na de Madioenopstand. Als hij de kans kreeg en tijd had maakte hij ‘s middags met zijn gastheer Taskandar een wandeling waarbij zij arme kampongbewoners opzochten en hen uitvroegen over hun omstandigheden en ideeën.389 Tan Malaka bracht ook een bezoek aan Soengkono en zijn staf. Hij hield daar een verhaal waarin hij de politieke lijn van Soekarno en Hatta afkeurde. Het werd hem niet kwalijk genomen; hij kreeg alle ruimte om zijn ideeën uit te dragen, onder burgers en militairen.390 Van zijn activiteiten is één verslag overgeleverd. Op 26 november riep de ‘groep Tan Malaka’ in Kediri een besloten vergadering bijeen, waarvoor politieke leiders van PNI, Masjumi en GRR en militairen van de Brigade Damarwulan waren uitgenodigd. De opkomst was gelet op het grote aantal verstuurde uitnodigingen niet indrukwekkend. De TNI had een vergaderruimte ter beschikking gesteld. Tan Malaka hield een rede van bijna twee uur. Hij begon met een beschouwing over de internationale situatie, waarin al bekende thema’s en opvattingen terugkeren. Toen Tan Malaka aan de actuele binnenlandse situatie toekwam kregen zijn uitspraken meer lading. De aanstaande onderhandelingen met Nederland zullen zeker tot een nederlaag leiden; de ‘voze principes van Linggadjati en Renville’ en het ‘oprichten van marionettenstaten’ worden daartoe ingezet. ‘Het is mij persoonlijk bekend dat de Vice-President Hatta buiten medeweten van het volk met vertegenwoordigers van Nederland heeft onderhandeld. Bij deze onderhandelingen verklaarde de Vice-President zich bereid om in samenwerking met de 387

Interviews Djakfar, Djakarta, 10-9-1980 en Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980. Interviews Taskandar, Kediri, 17-10-1980; Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980; Djakfar, Djakarta, 10-9-1980; Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980; Tamin 1970a, I-II:9. Tan Malaka 1949-1956 1956:6 en ‘Hilangnja Tan Malaka’, in Peringatan sewindu 1957:64 noemen als Tan Malaka’s woonplaats de dessa’s Semampir en Potjaran bij of in Kediri. 389 Interview Taskandar, Kediri, 17-10-1980. 390 Interviews Djakfar, Djakarta, 10-9-1980 en Surachmad, Djakarta, 12-11-1980. Het tekent Surachmad dat hij opmerkte verder geen aandacht te hebben geschonken aan alle politieke gepraat tijdens deze bijeenkomst; de enige keer dat hij Tan Malaka ontmoette. 388

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1048

Verguisd en vergeten

Nederlanders zuiveringsacties te houden, gericht tegen de opstandige elementen in de staat.’ Tan Malaka zette ook uiteen wat de interim-regering naar zijn oordeel zou inhouden. De Hoge Commissaris zou de dienst uitmaken. Hij zou ook de instructies op militair gebied uitvaardigen. Alle Nederlandse schulden zouden ten laste van Indonesië komen, alle vroegere Nederlandse bezittingen zouden moeten worden teruggegeven en de buitenlandse betrekkingen zouden worden beperkt. De nieuwe regering zal een ‘algemene zuiveringsactie’ inzetten om ‘onze patriotten, die de Nederlanders bestrijden, weg te werken of te interneren’. ‘Het volk zij op zijn hoede en ik dring er bij alle partijen op aan om eensgezind te zijn en een gemeenschappelijk program op te maken, ten einde stelling te nemen tegen de door onze regering te voeren onderhandelingen. Want ik ken de mentaliteit van de Vice-President Moh. Hatta persoonlijk.’ Tan Malaka verliet als laatste de vergadering met zijn drie bewakers.391 Dit thema zal in zijn gesprekken en toespraken veelvuldig zijn aangeroerd. Een ander onderwerp was een mogelijke en verwachte aanval van het Nederlandse leger. Daarbij kon hij zijn ideeën uit Gerpolek uiteenzetten. Vooral onder een militair gehoor kon hij rekenen op een welwillende ontvangst. In de hele regio verzorgde Tan Malaka ‘briefings’. Een belangrijke bemiddelende rol hierbij vervulde Abidin Effendi, broer van Roestam, die prominent was in de Partai Murba in Kediri en over goede contacten met Soengkono’s divisie beschikte. Djakfar, Sabarudins plaatsvervangend chefstaf en adjudant, begeleidde Tan Malaka op deze bezoeken. Tan Malaka probeerde de in de Divisie opgenomen lasjkar en de TRIP te overtuigen van zijn ideeën, waarbij hij zich onthield van al te rechtstreekse kritiek op Soekarno en Hatta. Ook bij de Brigade 16 van Warouw meldde hij zich. Zijn analyse van militaire strategie en tactiek maakte daarbij grote indruk. Hij had daarbij zoveel succes dat hij op 14 december in Blitar een groot aantal legeronderdelen kon bijeenbrengen. Hij stelde hier voor een coördinatieorgaan te vormen dat zich moest voorbereiden op de Nederlandse aanval, en daarna naar Tan Malaka’s aanwijzingen in Gerpolek moest handelen. Bij deze Gabungan Pembela Proklamasi (GPP, Verbond tot Verdediging van de Proclamatie) sloten zich zeventien of negentien bataljons aan. Tot de leden zouden behoren 391

‘Verslag van een besloten vergadering’, Kediri, 27-11-1948, vertaald in CMI-doc. 5661 in NA, CMI-AA 16. Het verslag werd opgemaakt door Suwignjo, een inlichtingenofficier van Soengkono’s divisie. Dit lijkt dezelfde vergadering te zijn als die genoemd in Tan Malaka 19491956 1956:6 (met datering 24/25-11-1948) en ‘Hilangnja Tan Malaka’, in Peringatan sewindu 1957:64. Dit verslag verschaft ook een voorbeeld waaruit een aanwijzing kan worden afgeleid dat Tan Malaka Hatta’s aide-mémoire kende – maar even zo goed zou van doordachte deductie sprake kunnen zijn geweest (zie p. 1034). Over de Brigade Damarwulan: Sam karya 1968:160, 163, die Tan Malaka volgens deze bron op 24 en 25 november in Kediri bezocht en toesprak (‘Sedjarah hilangnja Pahlawan Murba Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka’, Pacific, 20-11-1950, overgenomen in Tan Malaka 1949-1956 1956:6 en ‘Hilangnja Tan Malaka’, in Peringatan sewindu 1957:64).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1049

het Bataljon S, de compagnie Tjokrobirowo, de Mobiele Brigade van kapitein Djarkasi, Warouws Brigade, deel van de KRU-X (Kesatuan Reserve Umum, Algemene Reserve), Hizbullah onder Umar Maksum, een TRIP-bataljon, de Siliwangibrigade geleid door Sadikin, Bataljon Samodra van Budijono, de Compagnie-Markadi, Bataljon 17 van Abdullah, Bataljon 13 van Djenal Alimin en de BPRI-lasjkar van Kasbullah. De leiding berustte bij voorzitter Abidin Effendi en secretaris-generaal Gondowardojo, beiden prominente Partai-Murbaleden. Tan Malaka werd niet in een bestuursfunctie benoemd, volgens een inmiddels vertrouwd patroon. De GPP benoemde regionale politieke commissarissen; zo werd Wasid Soewarto aangewezen voor Kediri.392 Een uitgewerkte structuur kwam niet tot stand en activiteiten zijn nauwelijks verder ontplooid: minder dan een week na de oprichting van de GPP zette Nederland zijn Tweede Militaire Actie in. De GPP was een groot succes voor de Partai Murba. Zijn invloed werd hiermee uitgebreid naar een veelvoud van de eigen aanhang, en daarbij niet de minst belangrijke. Ongeveer de helft van de bataljons in de regio sloot zich aan. Het is niet duidelijk achter welk programma de GPP-leden zich stelden. Was dat het vage voorbereiden op de mogelijke Nederlandse aanval, of ging het verder en richtte het zich tegen het onderhandelen en het sluiten van een akkoord met Nederland?393 Het eerste lijkt meer waarschijnlijk, en verklaart 392

Interviews Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980; Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980; Djakfar, Djakarta, 10-9-1980. Soedarto (interview Djakarta, 26-11-1986) vermeldt de grote indruk die Tan Malaka op TRIP-strijders maakte. Hij las zelf toen ook Gerpolek. Tamin 1970a, I-II:9 verschaft 14 december als oprichtingsdatum van de GPP, die hij niet bij name noemt maar aanduidt als Badan Pertahanan Rakjat (Volksverdedigingsorganisatie). Tan Malaka 1949-1956 1956:6 en ‘Hilangnja Tan Malaka’, in Peringatan sewindu 1957:64 stellen de GPP-oprichtingsvergadering op 13 en 14 december. ‘Rapport over de Gabungan (Gerilja) Pembela Proklamasi’, 22-10-1949, p. 2, in NA, PG 986, noemt als oprichtingsdatum 12 december, waarbij als bron een radiorede door een GPP-lid in 1949 wordt aangehaald. Een informant meldt 12 december in Logboek ADivisie 11700, 10-6-1949, in CAD, Verspreide Archivalia GG 51-179. Deze bron noemt acht van de aangesloten strijdorganisaties. Radik Djarwadi 1959:68 noemt zeven deelnemers. Een TNIonderofficier vertelt over een bezoek van Tan Malaka en Djalil aan Kepandjen, waar zij geheime besprekingen voerden met Hanafi, leider van het radicale lasjkar Torpedo Berdjiwa (Levende Torpedo). Hanafi was een goede kennis van Sabarudin en deze zal Tan Malaka wellicht hebben geïntroduceerd bij Torpedo Berdjiwa dat zal zijn gewonnen voor de GRR (interview Helen Jarvis met Sidik, Djakarta, 2-12-1972). Torpedo Berdjiwa was formeel onderdeel van Bataljon 33, Vierde Brigade TNI, maar volgde in feite zijn eigen koers (Nur Hadi en Sutopo 1997:303). Contacten met de Brigade van Warouw waren er al in Djokja. De inlichtingenofficier Domingus Nanlohy ontmoette Tan Malaka daar en was onder de indruk. Soekarni vroeg hem op zijn welzijn te letten, toen Nanlohy naar Oost-Java vertrok. Daar sprak hij weer met Tan Malaka over de Molukken en Celebes, en Tan Malaka benadrukte de noodzaak van een volhardende inzet voor de idealen van de revolutie (interview Domingus Nanlohy, Djakarta, 15-9-1980). ‘Hilangnja Tan Malaka’, in Peringatan sewindu 1957:65, noemt de installatie van de GPP-Kediri door Tan Malaka in de dessa Prambon op 23 december. Deze datum lijkt mij onjuist; waarschijnlijk was Tan Malaka toen nog in Kediri. 393 Dit laatste wordt gesteld in ‘Gerilja Pembela Proklamasi’, p. 3, een nota van de Sectie

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1050

Verguisd en vergeten

ook de brede steun voor de GPP. De communistische ideologie van de Partai Murba zal ook niet zijn opgevoerd; dat was na de Madioenopstand niet zinvol. Het lukte zo ‘puur-nationalistische’ aanhang te verenigen in de GPP.394 Met dat al kon Tan Malaka dus ongestoord zijn activiteiten ontplooien in Oost-Java, onder de veilige hoede van Sabarudin, en het welwillend oog van Soengkono. Hij kreeg regelmatig bezoek uit Djokja. Partijgenoten bleven ook voor langere tijd. Zo trok Roestam Effendi in bij Djakfar en kreeg de jonge Wasid Soewarto zelfs een functie binnen de GPP, als commissaris voor Kediri.395 Ook Hasjim Darif kwam naar Kediri. Hij was bataljonscommandant van de Brigade-Warouw, die in deze periode uit Djokja deels naar de regio Kediri werd verplaatst en onder Soengkono’s bevel kwam. Warouw en zijn brigade, met vier bataljons, behoorden hoogstwaarschijnlijk tot de GPP-leden.396 Buiten eigen kring was zijn verblijfplaats onbekend. Half december werd hij, aldus ‘Sin Po’, gemist in zijn huis in Solo. Hij zou zijn ontvoerd door zijn vijanden of, zoals andere geruchten luidden, uit voorzorg door eigen volgelingen zijn weggevoerd naar onbekende bestemming.397 Tamin en Abdul Djalil Muluk waren zeer tevreden over de inzet van Sabarudin. Tamin meende dan ook dat hij Kediri kon verlaten om in Djokja en Solo loodzetsel te verzamelen waarmee in Blitar drukwerk kon worden gemaakt voor de eigen organisaties. Op 16 december vertrok hij per trein, met enig onrustgevoel – een Nederlandse aanval werd nog steeds gevreesd. In Djokja rapporteerde Tamin over de lotgevallen van Tan Malaka. Hij was druk bezig met zijn opdracht en zat in de trein tussen Djokja en Solo toen de Nederlandse aanval werd ingezet. Ook die trein werd aangevallen, door vliegtuigen. Tamin redde zich en dook onder.398 Sabarudins positie was overigens niet onomstreden. Zijn brigadecommandant Surachmad keek met argwaan naar het Bataljon Sabarudin, dat naar een sterkte van vier compagnieën van driehonderdvijftig man399 was gegroeid door inlijving van manschappen uit pro-FDR-eenheden. Sabarudins eigenzinnig optreden moest hem wel in aanvaring brengen met zijn superieuren. Inlichtingen, Territoriaal tevens Troepencommando Oost-Java, 12-10-1949, in NA, AS 2725, maar lijkt op een projectie van latere programmatische uitlatingen. 394 Hierover ook ‘Gerilja Pembela Proklamasi’, p. 3, van de sectie Inlichtingen, Territoriaal tevens Troepencommando Oost-Java, 12-10-1949, NA, AS 2725. 395 Interviews Djakfar, Djakarta, 10-9-1980; Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980. 396 Interview Hasjim Darif, Djakarta, 6-10-1980; Sam karya 1968:167. 397 ‘Solo pada waktoe paling blakang’, Sin Po, 19-12-1948. 398 Tamin 1970a, I-II:9-10 Eerder schreef Tamin (‘Sepatah kata pengantar dan sedjarah-pendek Pustaka-Murba’, Djokjakarta, 30-9-1949, p. 2; ‘Perpustakaan dan partai’, mei 1950, pp. 2-3) dat de uitgave door Pustaka Murba van Madilog en Dari pendjara ke pendjara werd voorbereid. 399 Djakfar (interview Djakarta, 10-9-1980) noemt deze getallen. In Logboek A-Divisie 11700, 10-6-1949, in CAD, Verspreide Archivalia GG 51-179, wordt een totale sterkte van 650 man genoemd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1051

Dat gebeurde niet alleen met Surachmad, de apolitieke, aan hiërarchische verhoudingen gehechte officier, maar ook met Soengkono. De aandrang om Dachlan over te dragen had Sabarudin in eerste instantie weerstaan, zelfs van de hoogste autoriteiten in Djokja. Maar de druk bleef, nu van Soengkono. Dit resulteerde tenslotte op 17 december in zijn schriftelijk bevel om Dachlan uit te leveren. Bij niet-opvolging zouden maatregelen volgen. Sabarudin overlegde met Dachlan, die hem vroeg toe te geven. Hij zou Soengkono ‘oprecht en moedig’ duidelijk maken welke rol hij had gespeeld. Sabarudin stemde in en liet Dachlan vertrekken. Zijn voorgevoel dat het met Dachlan slecht zou aflopen, bedroog hem niet – hij werd geëxecuteerd. Sumono Mustoffa ontliep dit lot. Hij kreeg een hoge functie in Sabarudins staf.400 Tan Malaka boekte dus succes, maar het fundament was onzeker. Kon de GPP worden uitgebouwd en was Sabarudin wel de gedachte veilige beschermheer? Hoever strekte Soengkono’s tolerantie ten opzichte van de politieke activiteiten van Tan Malaka en zijn partijgenoten, die in zijn divisie een eigen organisatie, de GPP, hadden opgezet? Wat er in zijn gezagsgebied zo gebeurde week flink af van wat in Djokja geschiedde. Zouden regering en legerleiding hem zijn gang laten gaan? De afstand tussen Kediri en Djokja was in kilometers niet zo groot, maar de informatie-uitwisseling verliep moeizaam, zodat Soengkono in veel opzichten kon besturen zoals hij dat zelf wilde. Djokja kreeg ook niet de tijd zich te bemoeien met de gang van zaken – op 19 december 1948 zette Nederland voor de tweede maal de aanval in. Partai Murba in actie De aandacht in de pers voor de nieuwe linkse partij was gering. Slechts één groot artikel verscheen: ‘Madjallah Merdeka’ drukte een lang hoofdartikel af waarin de kernvraag was of de PM de communistische vervanger was van de PKI. De anonieme auteur kwam tot een negatief antwoord. De Partai Rakjat, onderdeel van de PM, was bijvoorbeeld gebaseerd op nationalisme en socia­ lisme, en stond dichter bij de PNI dan de PSI; leiders als Soekarni, Chairul Saleh en Maroeto Nitimihardjo konden geen communist worden genoemd. Eerder was de PM een reïncarnatie van de Persatoean Perdjoeangan in een nieuwe situatie, van drie kleine partijen. Tan Malaka, de PM-leider, was intelligent genoeg om zich niet onnodig vijanden te maken, en sprak niet de pretentie uit de Revolutie te willen leiden. De receptie die voorafging aan de PM-oprichting toonde dat de partij niet buiten het Djokjase politieke leven stond. De 100%-eis was overigens onuitvoerbaar. Bij vasthouden daaraan was 400 ‘Surat-pengakuan Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:79; ‘Verslag proces-verbaal H. Maladi alias Idrus’, 3-1-1950, in Aidit 1964a:70-1; interview Djalaluddin, Djakarta, 10-9-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1052

Verguisd en vergeten

regeringsdeelname onmogelijk. Tan Malaka was geen communist meer, aldus het blad, sinds zijn breuk met de Komintern in 1927. Zoals het titoïsme in Joegoslavië is het ‘Tan-Malakaïsme in de Republik niet anders dan een soort nationalisme met socialistische elementen uit de leer van Marx en Engels’. Tan Malaka heeft ook geen leiderspretenties, maar houdt zich op de achtergrond. Soekarni is de officiële leider, een pemuda die zich vaak verstrikt in tegenstrijdige redeneringen, maar de ‘geest van de Partai Murba is de geest van Tan Malaka’. De auteur hoopte dat de partij een ‘Realpolitik’ zou gaan voeren op basis van de bestaande feiten, die om een flexibele opstelling vroegen.401 Volgens ‘Sin Po’ vond de PM een vruchtbare bodem voor de herleving van het communisme. Om begrijpelijke redenen noemde de partij zich niet communistisch, maar zij was het wel.402 Het PM-programma betekende oorlog met Nederland en zou leiden tot meer onrust in de Republik.403 ‘Nasional’ schreef in algemene termen dat de fusie tot vreugde stemde – hoe minder partijen hoe beter.404 ‘Warta Berita’ meende dat de PM de parlementaire weg zou kiezen, en in een verbond met PSII en PNI zou de regering wel gedwongen zijn naar hen te luisteren, met tot gevolg het afbreken van de onderhandelingen.405 In ‘Merdeka’, het blad van de Indonesian Information Service in New Delhi, stond een lang artikel over de Partai Murba, waarschijnlijk van Aboe Bakar Loebis. Hij was in ieder geval tevreden dat met de fusie ‘an infantile disease’ de Republik – het bestaan van vele partijen – werd bestreden. Hij analyseerde de samenstellende delen. De PBM, geleid door Sjamsu, zei zeventienduizend leden te tellen. De PBM wilde alle Nederlandse bezit confisceren, en verschilde in deze compromisloze houding met de Sajap Kiri/ FDR. Met Moeso’s komst werd de FDR-opstelling gelijk aan die van de PBM. Maar de persoon van Tan Malaka stond samenwerking in de weg. Verder volgde de GRR Moeso niet in zijn Moskouse loyaliteit en afwijzing van Hatta’s kabinet. De Partai Rakjat zette de PP voort, maar was niet militant. 401 ‘Dari Partai Komunis Muso ke Partai Murba; Apakah partai ini pengganti komunisme?’, Madjallah Merdeka 1-45(20-11-1948):3-5, ook aangehaald in ‘Partijvorming in de republiek: de rol van de “Partai Moerba”’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-48(24/30-11-1948):11. 402 ‘Perdjoeangan communist dari blakang lajar’, Sin Po, 15-11-1948, ook aangehaald in ‘Partijformatie in de republiek: de rol van de “Partai Moerba”’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-46(10/16-11-1948):4. 403 ‘Partij Moerba mengadjak perang sadja’, Sin Po, 16-11-1948, ook aangehaald in ‘Partijformatie in de republiek: de rol van de “Partai Moerba”’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 346(10/16-11-1948):4. Op basis hiervan: ‘De positie van Hatta’, Indische Courant voor Nederland, 29-11-1948. 404 MS, ‘Kepartaian kita’, Nasional, 8-11-1948. 405 Warta Berita, 10-11-1948, zoals aangehaald in ‘Partijvorming in de republiek: de rol van de “Partai Moerba”’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-48(24/30-11-1948):11.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1053

Voorzover de auteur weet heeft hij in zijn gehele bestaan slechts één massameeting georganiseerd. Het ledental zou 38.000 bedragen. Tot slot wordt de LRDB genoemd als PM-deel. De PM zal succes hebben als Nederland zijn imperialisme voortzet. Maar als Indonesië’s rechten worden erkend, zal de PM weinig aanhang verkrijgen.406 ‘Het Dagblad’ noemde de PM de ‘vergaarbak van de uiterst linkse organisaties’. Zijn grote man, de trotskist Tan Malaka, hanteerde de bekende leuzen voor 100% merdeka – geen nieuws dus. Maar Soekarno en Hatta stuurden wel hun gelukwensen – een teken van sympathie. Wat belooft dat voor de onderhandelingen?407 Volgens ‘Bataviaasch Nieuwsblad’ zou de PM, Tan Malaka’s troetelkind, zich met PSII en PNI verenigen tot een machtige oppositie tegen elk compromis. Tan Malaka werkte blijkbaar ook aan een fusie van alle krachten tegen onderhandelingen met Nederland. Hatta stond tegenover ‘formidabele’ invloeden.408 Minder nuance was er in het rechtse, Nederlandse ‘Elseviers Weekblad’. Moeso was opgeofferd in een slimme zet. Het communisme was in de Partai Murba in nieuwe vorm springlevend en sterker dan ooit. De partij was waarschijnlijk de sterkste in de Republik en was tegen Linggadjati en Renville en elk overleg.409 De Partai Murba kreeg de kans zich in de Badan Pekerdja te laten horen door middel van Maroeto Nitimihardjo. Op de zitting van 12 november verklaarde hij dat hij voortaan als vertegenwoordiger van de PM zou optreden.410 Maroeto behoorde niet tot de spraakmakende leden van de BP en viel ook niet op door afwijkende stellingnames. Hij volgde de BP-meerderheid in de discussies over de buitenlandse betrekkingen van de Republik en in de kritische interpellatie over het regeringsbeleid over de voedselvoorziening.411 In de verhitte discussie over een basiswet voor het onderwijs, waarin voor- en tegenstanders van verplicht godsdienstonderwijs in de overheidsschool botsten, ontliep Maroeto – in de enige standpuntbepaling die uit de periode oktober-december is overgeleverd – een keuze. De vorming van de ‘maatschappelijk zedelijke mens’ zoals dat in de wet – ook in het Nederlands – stond 406

Overgenomen in Indische Documentatiedienst A.N.P.-Aneta, 3-45(19-11-1948):474-7. Het Dagblad, 10-11-1948, in Blijf op de Hoogte!, 20-11-1948:3-4. 408 Bataviaasch Nieuwsblad, 10-11-1948, in Blijf op de Hoogte!, 20-11-1948:3. 409 dK, ‘Indië eerst thans bevrijd; Zo leefde men in het beloofde land der Republiek; De communisten van Djokja’, Elseviers Weekblad 5-1(8-1-1949):5. Een notitie van de Standard Vacuum Petroleum Company, ‘Partai Moerba (Proletarian Party)’, 20-11-1948, op 3-12-1948 door de ambassadeur in Den Haag aan de Foreign Service gestuurd, in National Archives 856D.00/12.348, legt de nadruk op de continuïteit PP-PM, het communistische karakter van de partij en de mogelijke invloed van de PM op het regeringsbeleid. 410 Antara, 12-11-1948. 411 Antara, 19-10-, 22-, 23-, 24-, 29- en 30-11-1948. 407

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1054

Verguisd en vergeten

omschreven leverde, als ook de volwassenen in die zin werden gevormd, een maatschappij op waarin de welvaart werd gedeeld, en waar daarom het vraagstuk van het godsdienstonderwijs niet meer van belang was.412 Dit lijkt wel een heel drastische vereenvoudiging van het discussiepunt, of draagt de Antara-journalist met zijn samenvatting hiervoor de verantwoordelijkheid? De BP discussieerde eveneens over de vervulling van zijn vacatures, mede als gevolg van het verdwijnen van alle FDR-leden. Uit de verslagen hierover is onduidelijk of deze discussie abstract bleef of dat concreet werd gesproken over de lege FDR-zetels, waarnaar de PM begerig zal hebben gekeken. De discussie speelde zich grotendeels in besloten zittingen af – over Maroeto’s inbreng daar ontbreken natuurlijk gegevens.413 Als illustratie van Maroeto’s schijnbaar weinig opvallende optreden kan dienen dat vragen over de censuur en de juridische behandeling van de zaken van de vijfendertigduizend arrestanten, vastgezet vanwege hun betrokkenheid bij de Madioenopstand, niet door Maroeto, maar door Rasoena Said werden gesteld.414 De DPR-Djokjakarta besliste op 17 november zelf over de samenstelling van deze ‘gemeenteraad’ tot de algemene verkiezingen. De FDR-vacatures moesten worden ingevuld. De overeengekomen samenstelling toont de vermoede sterkte van de diverse partijen en weerspiegelt deels ook de sterkte van die partijen in de bestaande politieke verhoudingen. Van de vijftig zetels kregen Masjumi en PNI er elk elf. De katholieke en protestantse partijen werden met zes en vier zetels bedeeld. De Partai Murba werd de vierde partij met vijf afgevaardigden. De Islamzuil werd met GPII (vier) en PSII (één) nog versterkt, en de Partai Wanita Rakjat kreeg één zetel. De commissie die de nieuwe zetelverdeling voorstelde kende aan de nieuwe PBI twee zetels toe, maar dit voorstel werd met krappe meerderheid afgewezen.415 Of en hoe zulke herverdeling van zetels elders plaatsvond is onbekend. Een soortgelijk stramien lijkt waarschijnlijk. De PM kreeg in Djokja erkenning als vierde partij; in andere steden en regio’s zal de PM niet als splinterpartij kunnen zijn afgedaan. Van het interne partijleven van de Partai Murba is uit deze periode vrijwel niets overgeleverd. Het aantal leden, het aantal afdelingen, zelfs de namen van de bestuursleden – het is onbekend, of er zijn slechts uit de tweede hand gegevens beschikbaar. In Madioen werd een afdeling opgericht met als voorzitter Machoedin.416 Van eigen activiteiten, buiten een verband met andere 412

Antara, 26-11-1948. De discussie verder in Antara, 25-, 29- en 30-11-1948. Antara, 11-, 28-10-, 25-11- en 7-12-1948. In een rede bij de herdenking van drie jaar BP zei voorzitter Assaat dat de afwezige, geïnterneerde FDR-leden pas na een rechterlijk vonnis van hun zetel vervallen konden worden verklaard (Antara, 16-10-1948). 414 Antara, 13-12-1948. 415 Antara, 17-11-1948. 416 Volgens Radio Madioen, 16-11-1948 in een RVD-bericht in CAD, Verspreide Archivalia GG 413

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1055

partijen en organisaties is nauwelijks sprake. Als eerste activiteit naar buiten na de oprichting riep de PM 17 november uit tot een ‘dag van vernedering’ – 17 november 1946 had de regering AmirSjahrir het akkoord van Linggadjati ondertekend. Alle afdelingen kregen de opdracht massameetings of openbare vergaderingen te organiseren, en indien dat niet mogelijk bleek, moesten besloten vergaderingen voor leden en gasten worden bijeengeroepen. In het ressort van militair gouverneur Gatot Subroto werd op 10 november hiervoor toestemming gevraagd; deze werd op 15 november geweigerd voor de gehele regio Solo-Madioen-SemarangPati. Een besloten vergadering in Solo leek te kunnen plaatsvinden, maar werd op het laatste ogenblik verboden. De PAM wenste het schrappen van een agendapunt en de PM was daartoe niet bereid.417 Merkwaardig genoeg maken de berichten in ‘Massa’ – een krant waarvan zeker niet mocht worden verwacht dat hij PM-activiteiten zou willen kleineren – geen melding van de rol van de PM in de landelijke actie op 17 november. ‘Massa’ plaatste een verklaring van het Kongres Nasional Indonesia Muda, waarin 17 november werd herdacht als een nationale dag van rouw – Linggadjati bracht onheil over de Republik, aan de eenheid en verdeelde de revolutionaire krachten. De gevolgen waren verlies aan grondgebied, de opkomst van marionettenstaten, economische problemen, toenemende propaganda voor een federale staat en groeiende samenwerking met de kapitalistisch-imperialistische bezetter. 17 november moest worden herdacht met de intentie de revolutionaire krachten weer te verenigen tegen de vijand nummer één: de Nederlandse agressor.418 De openbare vergadering op de aloon-aloon in Djokja mocht doorgaan, en werd door ‘Massa’ ook een activiteit van de KNI-Muda genoemd. Tijdens de bijeenkomst ging de vlag halfstok. Een groot spandoek toonde een banteng die bloedde uit wonden van messen waarop de woorden Linggadjati en Renville waren geschreven. De vergadering werd besloten met het verbranden van dit spandoek. De hoofdspreker was Ibnu Parna. De geest van de Proclamatie moest volgens hem de regering inspireren tot een consequent anti-imperialistische strijd. Een verstandig politiek beleid mocht moed en trouw niet miskennen; diplomatiek overleg mocht niet tot verlies van soevereiniteit leiden. ‘Erkenning of niet-erkenning is niet in het geding, wèl wat wordt erkend.’419 59-326. In deze categorie valt verder slechts een bericht in Massa, 16-12-1948 dat de PM in Djokja op 7 december een nieuw kantoor had geopend aan Purwodiningrat 195. 417 Pacific, 20- en 22-11-1948. In Pacific is geen aankondiging in welke vorm dan ook van de ‘dag van vernedering’ te vinden. Mogelijke berichtgeving hierover in Murba was voor mij niet toegankelijk (de laatste beschikbare krant is van 13 november 1948). 418 Massa, 17-11-1948. 419 Massa, 18-11-1948; een korter verslag in Kedaulatan Rakjat, 18-11-1948, en, éénregelig, in Antara, 18-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1056

Verguisd en vergeten

Ibnu Parna ging in zijn kritiek en demonstratie ver, en na een paar dagen bleek het te ver te zijn geweest. Op 21 november werd hij in het Djokjase kantoor van de KNI-Muda opgepakt. De PAM deelde desgevraagd mee dat zijn toespraak op 17 november de reden voor de aanhouding was; welke passages daarin wilde de PAM niet zeggen.420 Was er sprake van rivaliteit tussen PM en KNI-Muda, gedomineerd door Ibnu Parna’s Akoma, bij de herdenking van 17 november? En slaagde Ibnu Parna er in in Djokja hierbij de PM de loef af te steken? Ibnu Parna moest boeten voor zijn opruiende taal. Al twee weken eerder waren (zie p. 995) drie leiders van de PKI Merah vastgezet. Deze drastische aanpak trof dus organisaties, die zich nog radicaler opstelden dan de PM. De PM bleef voorshands gespaard voor arrestaties, maar met andere buitengewone bevoegdheden die de regering onder de staat van beleg uitoefende kreeg de PM wel te maken. Openbare en zelfs besloten vergaderingen werden verboden, of aan beperkingen onderworpen. Van een propaganda-offensief door de nieuwe PM kon zo niets komen. De verwante pers werd gebreideld, waarbij ook preventief werd ingegrepen. Op 12 oktober om 14 uur kwam een CPM-officier naar het kantoor van ‘Massa’ met het bevel van zijn detachementscommandant om de resterende exemplaren van ‘Massa’ van 11 oktober in beslag te nemen421 en drukkerij en redactieburelen te verzegelen. Soemantoro kreeg bevel mee te gaan naar de CPM-kazerne. Een reden voor het optreden werd niet gegeven, wel kreeg Soemantoro te horen dat hij niet onder arrest was. Pas in de kazerne bleek dat een zesregelig berichtje dat Alimin was gearresteerd de aanleiding voor het optreden vormde.422 Onderzoek en verhoor duurden tweeënhalf uur. Soemantoro kreeg vervolgens toestemming zijn krant weer te laten verschijnen en de driehonderd geconfisceerde exemplaren van ‘Massa’ werden teruggegeven. Het enige gevolg van dit alles was dat de krant van 12 oktober pas op de ochtend van 13 oktober verscheen.423 De reden voor het CPM-optreden, die Soemantoro niet noemt, lag waarschijnlijk in het onbehagen over de publicatie van een bericht over de Madioenopstand dat niet uit officiële legerbron kwam en niet de censor was gepasseerd.424 420 Antara, 23-11-1948, overgenomen in Kedaulatan Rakjat, 24-11-1948; Massa, 24-11-1948; Pacific, 25-11-1948; Merdeka, 30-11-1948, zonder verder commentaar. 421 In de collectie die ik raadpleegde was deze aflevering afwezig. 422 Als bron werd Sabarudins gezelschap genoemd, over wiens bezoek aan Djokja Massa diezelfde dag een verslag plaatste. 423 Massa, 14-10-1948, met een verklaring van Soemantoro. Een korter bericht ook in Antara, 14-10-1948, overgenomen in Pacific, 14-10-1948. 424 Een soortgelijk optreden, dat niet met een sisser afliep, trof het dagblad Suara Rakjat in Kediri op 21 oktober. Het plaatste een ‘nog niet officieel’ bericht over de arrestatie van Amir. De militaire commandant van Kediri legde een verschijningsverbod op, ook omdat de krant al eerder zulke berichten, die ‘verwarring onder het volk’ opwekten had geplaatst (Antara, 22-10-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1057

Na ‘Madioen’ waren het negatieve commentaren op mogelijke onderhandelingen met Nederland die de regering tot optreden brachten. Preventieve censuur maakte het Soemantoro onmogelijk zijn kritiek openbaar te maken. Hij schreef op 5 november een brief hierover aan minister Natsir, in zeer beschaafde bewoordingen, waarin hij vroeg om opheffing van de censuurregels en respect voor de vrijheid van meningsuiting.425 Soemantoro had in zoverre succes met zijn oproep dat een paar dagen later Natsir een vergadering belegde met vertegenwoordigers van defensie en politie, voorzitter Djawoto van de Persatuan Wartawan Indonesia en de hoofdredacteuren van ‘Massa’ en ‘Kedaulatan Rakjat’. De partijen wisselden hun standpunten uit, en Natsir verklaarde tot voor iedereen aanvaardbare regels te willen komen. Er werd besloten een commissie met leden uit de ministeries van voorlichting en defensie, de politie en de PWI in te stellen die de censuurbepalingen aan een kritisch onderzoek moest onderwerpen.426 Soemantoro schreef nog een paar keer over de noodzaak van vrije meningsuiting als waarborg voor een gezonde publieke opinie,427 maar klachten over censuur op ‘Massa’ bleven verder achterwege. ‘Murba’ werd wel aangepakt. Het kreeg vanaf 30 november een verschijningsverbod. De stukjes van Si Godam tegen de compromisbereidheid van de regering waren de aanleiding. Na drie waarschuwingen was op 29 november de maat vol. Volgens de PAM was de geuite kritiek op Soetan Sjahrir, als adviseur in een hoge regeringsfunctie, ontoelaatbaar.428 In een doorwrocht commentaar kwam Soemantoro tegen dat laatste motief op, met een beroep op het recht op kritiek en de persvrijheid.429 De PAM reageerde 1948). Het verbod werd op 15 november opgeheven, maar de krant verscheen niet meer, mede door geldgebrek (Antara, 18-11-1948). Een advertentie in Massa, 20-11-1948 van de directie van Suara Rakjat maakte het staken van de uitgave bekend. 425 Massa, 8-11-1948, aangehaald in Murba, 12-11-1948. Afschriften werden gestuurd aan de BPKNIP, de politieke partijen, andere kranten, Antara en de afdeling censuur van de PAM. Deze brief is al genoemd op p. 1029. 426 Massa, 12-11-1948. Over deze commissie en haar aanbevelingen of besluiten heb ik geen nadere informatie gevonden. Rasoena Said stelde in de BP op 12 december vragen over de opheffing van de censuur. Die vragen werden niet beantwoord, meldt het verslag neutraal, zonder een reden daarvoor te geven (Antara, 13-12-1948). 427 ‘Batu-dasar pemerintah’, Massa, 26-11-1948; ‘Fait accompli’, Massa, 29-11-1948. Ook Bas, ‘Suara opposisi’, Massa, 4-12-1948 noemde het vertekende beeld van de publieke opinie dat de censuur teweegbracht. 428 Antara, 1-12-1948, en uitgebreider, Massa, 2-12-1948. 429 ‘Immuniteit instansi pemerintahan’, Massa, 7-12-1948. Soemantoro zat dit onderwerp hoog. Hij schreef nog twee commentaren over de persvrijheid in Massa: ‘Kemerdekaan mengeluarkan pikiran, pers’ (8-12-1948) en ‘Hak jang didjamin oleh undang2’ (11-12-1948). In 1950 publiceerde Soemantoro een uitgebreide brochure over vrijheid van pers en mening (Soemantoro 1950), waarin de eigen ervaringen en het optreden tegen Tan Malaka meermalen worden genoemd en fundamentele kritiek op de Indonesische situatie wordt geuit. Het militair recht, zoals dat was toegepast op Amir en zijn kameraden, en op Tan Malaka, werd scherp afgekeurd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1058

Verguisd en vergeten

en ontkende categorisch te hebben gerefereerd aan de positie van Sjahrir.430 ‘Murba’ kreeg overigens verlof tot herverschijnen met ingang van 11 december. Hoofdredacteur Soegiono had beloofd voortaan de aanwijzingen van de politie te volgen. Technische problemen veroorzaakten uitstel hiervan – en wellicht werd dit uitstel afstel ten gevolge van de Nederlandse aanval.431 Ook de vergunning voor de radiozender van de GRR zou zijn ingetrokken.432 De journalisten van ‘Massa’, ‘Murba’ en ‘Pacific’ zullen rekening hebben gehouden met de censuurregels en zich daarom al hebben gematigd. Als zij over de schreef gingen volgde meestal preventief optreden – de zetproef van de krant werd voorgelegd aan de censor – en pas als de kranten ‘controversiël­e’ onderwerpen zonder voorafgaande toestemming plaatsten kwam het in enkele gevallen tot maatregelen. Het ging met ‘Pacific’ op 3 december door onvoldoende afstemming tussen censor en krant overduidelijk mis. De krant was al gezet toen de censor blijkbaar een aantal artikelen verbood: een deel van het commentaar over de Nederlands-Republikeinse onderhandelingen, een ingezonden stuk en het dagelijkse stukje van ‘Mr. X’. De krant verscheen met een aantal blanco kolommen. De redactie schreef daarover niets ter toelichting, noch op 3 december, noch later. In oppositionele kring nam de kritiek op de regering toe, meldde ‘Merdeka’, dat in Djakarta onder Nederlands gezag minder last had van persbreidel. Blijkens de arrestatie van Ibnu Parna en het verbod van ‘Murba’ was elke kritiek op de onderhandelingspolitiek uit den boze. Dit werd dictatoriaal genoemd. De rechtvaardiging van de regering was dat zo ongewenste situatie­s als met Moeso werden voorkomen.433 Geruchten dat de regering bezig was maatregelen te nemen tegen de Partai Murba als organisatie werden van officiële zijde overigens ontkend.434 Op 16 december eindigde de staat van beleg die op 15 september voor drie maanden was uitgeroepen. Daarmee vervielen ook de censuur en de vergaderbeperkingen.435 Pers en politiek kregen maar twee dagen om van hun herstelde rechten te genieten. Daarna stelde de Nederlandse bezetter nieuwe regels. 430

Massa, 14-12-1948. Antara, 13-12-1948; Massa, 14-12-1948. Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM, ‘Demon­ strasi’, Jogja, 18-12-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 432 Telegram Livengood, Consulate Batavia aan Secretary of State, 2-12-1948, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, Box 118, Indonesia 4202; Brackman 1963:104. Op 6 december in een rapport ‘Indonesian Communist Party changes’ (no. 471) aan het State Department, in National Archives, RG 59, wees Livengood op de problemen die Tan Malaka ondervond bij de heropbouw van de communistische structuren, nu hij niet meer beschikte over propagandamiddelen. Dit rapport haalt Gunn 1995:24, 2000:51-2 uitvoerig aan. 433 ‘Gerakan pembersihan Republik sudah selesai’, Merdeka, 4-12-1948. 434 ‘Geen maatregelen tegen groep van Tan Malaka’, Indische Courant voor Nederland, 11-121948. 435 Antara, 16-12-1948. 431

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1059

Ibnu Parna’s arrestatie en de censuur waren, volgens een PAM-rapport, reden voor agitatie tegen de overheid. De slechte economische situatie werd daarbij aangegrepen. Een pamflet uit die hoek stelde vast: ‘Wat is het bewijs van het hooghouden van de ideologie – bestrijding van de hongersnood’.436 Jeugdbeweging De Partai Murba had voorshands geen reden tot tevredenheid over zijn invloed in de jeugdbeweging. Akoma had geweigerd de onderbouw voor pemuda in de PM te worden. In het Kongres Nasional Indonesia Muda streefden Akoma en zijn leider Ibnu Parna ambitieuzere doeleinden na – in een compromisloze veroordeling van het regeringsbeleid en de regeringsleiders. Hij tartte de regering op 17 november met zijn ‘dag van nationale rouw’ en werd gearresteerd. Het Front Nasional Pemuda liet weinig van zich horen – de twee voornaamste leden PDI en GPII volhardden in hun kritische opstelling ten opzichte van de regering. De PDI liet op 10 november weten alle verdere onderhandelingen af te wijzen, riep zijn leden op zich voor te bereiden op verdediging tegen een Nederlandse aanval en vroeg de regering de volksdefensie te versterken.437 De GPII vroeg de regering volledig opening van zaken te geven over de stand van het overleg met Nederland.438 De BKPRI had op 3 november een commissie ingesteld die zijn functioneren diepgaand moest onderzoeken. Een verslag was er zeven weken later nog niet, althans niet openbaar. De federatie bestond nog wel. Op 29 november gaf zij een verklaring uit waarin onderhandelingen die aan de soevereiniteit afbreuk deden werden afgewezen. Over een eventueel resultaat moest het hele volk op één of andere wijze zijn mening geven. Verder was opening van zaken nodig.439 Van concrete inzet voor een samengaan van de drie pemudafederaties is weinig te achterhalen. Het PDI-congres vroeg eind november zijn bestuur om informatie over de stand van zaken.440 ‘Massa’ schilderde in donkere tinten 436 Djawatan Kepolisian Negara, Bagian PAM, ‘Demonstrasi’, Jogja, 18-12-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 437 Antara, 13-11-1948, overgenomen in Pacific, 16-11-1948. 438 Antara, 27-11-1948. 439 Antara, 30-11-1948, ook in Massa, 30-11-1948. 440 Antara, 30-11-1948. Aankondiging in Merdeka, 25-11-1948, op basis van Radio Kediri. Eerder was het congres vastgesteld in Kediri voor 10 tot 12 oktober, maar om begrijpelijke redenen uitgesteld, volgens Radio Soerabaja, 7-10-1948, in CAD, Verspreide Archivalia GG 59-318. Het congres vond plaats in Kediri van 27 tot 29 november. De PDI koos hiermee niet voor Djokja of Solo als vergaderoord. Liet Tan Malaka zich de kans ontgaan het congres en zijn deelnemers op te zoeken? Radio Djokja, 30-11-1948, in CAD, Verspreide Archivalia GG 59-318, noemt de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1060

Verguisd en vergeten

de positie van de pemuda. Zij waren verdeeld en inactief. Zij zouden tegen de politici moeten kunnen zeggen: ‘Stop, terug of vooruit’. Een fusie van de drie federaties zou een goede stap zijn tot heractivering van de pemuda.441 Vakbeweging Bij zijn oprichting had de Partai Murba te maken met drie vakbondsfederaties: de nauw verwante Gasbri, de SOBSI, die onder een nieuw voorlopig bestuur, Sentral-Biro, zocht te overleven, en een verband in wording van uitgetreden SOBSI-leden, de Panitya Persatuan Organisasi Buruh. Ondanks de oproepen over de noodzaak van de vorming van één federatie, waarbij vooral Gasbri garen dacht te spinnen, kwamen in de praktijk drie federaties tot stand. Op 21 november overlegde het nieuwe Sentral-Biro SOBSI in Djokja met twintig bonden. De SOBSI herleefde hier met zijn oude statuten, maar met een nieuw voorlopig bestuur. Als symbool van de continuïteit droeg Asraroedin, lid van het vorige bestuur – en wellicht de enige daarvan die nog op vrije voeten en in leven was – de bestuursmacht over aan het nieuwe bestuur. De vergadering vroeg te overleggen met de regering over een spoedige berechting van de vastgezette arbeidersleiders, en sprak de bereidheid uit tot overleg om tot één vakcentrale te komen.442 De regering liet dus het voortbestaan van de SOBSI toe, mits gezuiverd van belaste leiders. ‘Massa’ keurde dit alles niet af, maar zag het als een stap naar de eenheid van de arbeiders.443 Het SOBSI-presidium nam op 5 december een aantal belangrijke besluiten. Een urgentieprogramma stelde de doeleinden vast die de vakactie richting moesten geven. Van algemener belang was de uitspraak dat de SOBSI een akkoord met Nederland dat afbreuk deed aan de soevereiniteit zoals op 17 augustus 1945 geproclameerd zou afwijzen, en de regering in de Republik steunde die imperialisme en kapitalisme bestreed. De inzet voor één federatie liet de SOBSI varen met de uitspraak dat zo spoedig mogelijk een Algemeen Arbeiderscongres bijeen moest komen om tot een eensgezinde opstelling te komen tegen kapitalisme en imperialisme. De SOBSI vroeg ook de beperkingen op vergaderen en demonstreren op te heffen.444 De Panitya POB vroeg op 22 november om een arbeiderscongres in decemvertegenwoordiging van 25 afdelingen van Java en 34 van Sumatra. Volgens Pedoman Pemuda Demokrat Indonesia 1952:40 telde de PDI zestig afdelingen. 441 Bas, ‘Masihkah pemuda dapat diharapkan?’, Massa, 30-11-1948. 442 Antara, 24-11-1948; Massa, 25-11-1948. Massa meldt als enige Asraroeddins symbolische daad. 443 Bakri Siregar, ‘Buruh dipimpin lagi!’, Massa, 20-11-1948. 444 Antara, 6-12-1948, overgenomen in Massa, 6-12-1948. Een commentaar in ‘Boeroeh bantoe politiek Hatta’, Sin Po, 8-12-1948. ‘”SOBSI” jang bersih dari Communisme’, Sin Po, 23-11-1948 en ‘Toch “SOBSI” lama djoega’, Sin Po, 3-12-1948 twijfelden aan de zuivering van SOBSI. Ook in Sutter 1959, II:579 en Sandra 1961:79.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1061

ber om eenheid tot stand te brengen.445 De vorm waarin die eenheid moest worden gegoten bleef in het midden. Zestien POB-bonden gaven na een conferentie in Solo op 5 en 6 december daarop een antwoord. Zij richtten officiee­l de Persatuan Organisasi Buruh op, als federatie van gematigde bonden, vooral van overheidspersoneel. In een motie werd steun uitgesproken aan de regering-Soekarno-Hatta. Wel werd gevraagd om vrijlating van gevangenen en herstel in hun beroep van ontslagen werknemers, tegen wie geen bewijs bestond. In navolging van de SOBSI werd een uitvoerig urgentieprogramma vastgesteld. Mr.dr. Soeripto werd als voorzitter bestendigd, van Panitya naar POB.446 Het leverde een zuur stukje op in ‘Massa’: ‘weer een federatie, die zegt eenheid te wensen, maar zelf de verdeeldheid vorm geeft’.447 In de pers is niets te vinden over de activiteiten van de Gasbri. Een lichtpunt voor deze federatie was de als zodanig omschreven hereniging van de twee suikerarbeidersbonden, Sarekat Buruh Gula. Voor 26 en 27 november werd het vierde congres, een noodcongres, bijeengeroepen om alle arbeiders in de bedrijfstak te verenigen in een bond ‘los van de invloed van politische partijen’.448 Het congres koos een nieuw bestuur waarin de SBG-Asli domineerde, met Danoehoesodo als voorzitter en Sjamsu Harja Udaja als zijn vervanger. De laatste werd ook als SBG-afgevaardigde aangewezen in het overheidslichaam dat de suikerondernemingen bestierde. Het congres deed geen uitspraken over de verhouding met Nederland, maar vroeg voor elke arbeider het recht politiek te bedrijven. Een aantal eisen betrof de lonen, en vroeg om kosteloos onderwijs en gezondheidszorg, regelingen voor invaliditeit en pensioen en verbod op kinderarbeid.449 De SBG lijkt de enige Gasbribond te zijn die direct voordeel trok van het uitvallen van de belaste SOBSIleiding. Dat de bond los stond van de politieke partijen lijkt meer een voor de gelegenheid noodzakelijke formule dan een juiste schets van de stand van zaken. En ook de SOBSI telde nog een SBG, die voorlopig geen activiteiten kon en wilde ontplooien.450 Op 12 december nodigde Panitya POB als zijn laatste activiteit vier vakbondsfederaties uit voor overleg over een algemeen Arbeiders Congres. Gasbri, SOBSI, POB en de Ikatan Central Organisasi Sekerdja (IKCOS, Centraal Verbond van Vakbondsorganisaties), waarvan eerder nog niet melding is 445 446

Antara, 24-11-1948, overgenomen in Massa, 24-11-1948. Antara, 7-12-1948, overgenomen in Kedaulatan Rakjat, 7- en 9-12-1948 en Massa, 8-12-

1948. 447 Sontolojo, ‘Sentilan “Massa”; Petjah untuk persatuan’, Massa, 9-12-1948. 448 Pacific, 20-11-1948, in een advertentie, waarvan de inhoud werd overgenomen door Antara, 24-11-1948, en vervolgens door Massa, 25-11-1948. 449 Antara, 29-11-1948, overgenomen in Massa, 30-11-1948. De overige zes bestuursleden waren Koesnandar, Kustur, Sunarto, S.H. Subroto, Supangkat en Sudibjo. 450 Brown 1994:94-5 noemt dit.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1062

Verguisd en vergeten

gemaakt, kwamen in moeizaam overleg tot de instelling van een ‘Informeel comité’, dat moest pogen voor 1 januari 1949 zo’n congres bijeen te krijgen. Sjamsu (Gasbri), Kobarsih (SOBSI), Soeripto (POB) en Soediro (IKCOS) vormden de sterke bemanning van dit comité.451 Informatie over het programma van zo’n congres werd niet verschaft, maar een soepele opmaat tot de vorming van één vakfederatie mocht niet worden verwacht. De Nederlandse aanval op de Republik kapte ook hier alle ontwikkelingen af. De rest van de linkervleugel De PM beschikte ook nog over de GRR als verbond met gelijkgezinde organisaties. De belangrijkste daarvan was de Barisan Banteng. De GRR liet na de vorming van de PM nauwelijks van zich horen. Het enige dat is overgeleverd is een aankondiging van een GRR-conferentie in Solo op 20 november.452 Een verslag ervan is niet gepubliceerd. Verder heerste er openbare stilte rond de GRR. De GRR bestond echter nog steeds en was blijkbaar actief met de uitvoering van de instructie aan het GRR-kader. Het was voor de PolitieInspectie van Midden-Java in Magelang reden aan de politie in de regio te vragen te rapporteren over de opdrachten aan de GRR, de uitvoering ervan en de infiltraties bij vitale objecten. In de toelichting werd genoemd dat belangrijke bedrijven het doelwit vormden en dat de Barisan Banteng de dessahoofden bewerkte.453 De Barisan Banteng moest zich reorganiseren na de overgang van het militaire deel naar de TNI. Dat gebeurde op het uitgestelde congres, dat van 25 tot 27 november in beslotenheid in Solo bijeenkwam.454 De besluiten werden na afloop bekendgemaakt. De naam werd veranderd van Barisan Banteng Republik Indonesia in Gerakan Banteng Republik Indonesia – Barisan met zijn militaire betekenis werd vervangen door het meer neutrale Gerakan. Als symbolisch eerbewijs en wellicht het benadrukken van de continuïteit werd de nog steeds vermiste Moewardi herkozen als voorzitter. Twee vice-voorzitters kregen de leiding, Imam Soetardjo en Chairul Saleh. De laatste, prominent in de GRR en Partai Murba, verkreeg dus een verrassende dubbelpositie.455 Algemeen secretaris van het hoofdbestuur van acht 451

Antara, 13-12-1948, overgenomen in Massa, 14-12-1948. Massa, 19-11-1948. 453 Brief Kantoor Politie-Inspectie, Magelang, december 1948, in CMI-doc. 5557, pp. 3-4, in NA, AS 3961. 454 Het congres werd aangekondigd in Pacific, 12-, 16- en 22-11-1948 en Antara, 17-11-1948. Als agendapunten werden genoemd de verandering in organisatie en de verkiezingen van besturen. 455 Bij gebrek aan informatie over de complexe bestuurssamenstelling van de PM bestaat er 452

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1063

leden werd Sastronegoro. Een Dewan Organisasi (Organisatieraad) bracht negen regionale leiders bijeen. Deze Dewan zal waarschijnlijk als verlengstuk van het hoofdbestuur hebben gefungeerd. Een Adviesraad voor het Hoofdbestuur van acht leden, met Soediro, Muljadi Djojomartono en Sidik Djojosukarto als bekendsten, voltooide het bestuurlijke tableau. Het congres nam een uitgebreide verklaring aan over de Madioenopstand. De schuld werd gelegd bij de PKI-Moeso-Amir. Die organisatie moest voor zijn misdaden een passende straf krijgen. ‘De communistische ideologie wordt door de Gerakan Banteng RI niet als een ideologie beschouwd die moet worden bestreden, omdat de RI op democratische grondslag staat.’ Zolang de communistische aanhang zich niet tegen de Pantjasila keerde, was er ruimte voor zijn activiteit.456 Het vastgestelde urgentieprogramma bevatte een aantal opmerkelijke punten. De volksdefensie moest ‘op alle mogelijkheden’ zijn voorbereid. Maar de deelnemers eraan moesten zich voorbereiden op een non-coöperatieve houding tegenover de ‘bezetter en buitenlandse imperialisten’ als hun gebied werd aangevallen en bezet. Een jongerencongres moest de eenheid onder de pemuda terugbrengen. Verhoging van de productie, verbetering van de distributie en verlaging van de prijzen – onder het hoofdstuk ‘Economie’ – behoorden tot de obligate, vrome wensen. Onder ‘Politiek’ werd gevraagd om het bijeenroepen van een Kongres Rakjat (Volkscongres) op korte termijn, omdat het technisch niet mogelijk was de volledige KNIP te laten vergaderen. Dit ‘technisch’ zal verwijzen naar de moeilijkheid leden uit Sumatra en door Nederland bezet gebied naar Djokja te laten reizen. De Gerakan Banteng wilde politieke partijen ook aansporen om het initiatief tot een Kongres Rakjat te nemen. Er werd niet gezegd waarover het Kongres Rakjat moest beraadslagen – maar dat laat zich raden: de stand van de onderhandelingen met Nederland.457 De congresuitspraak lag daarmee in het verlengde van de ideeën over een rondetafelconferentie (van de PSII op 29 oktober), een volledige KNIP-zitting (in een GRR-verklaring van 2 november) (zie p. 1027) en commentaren in ‘Pacific’ – de krant van de Gerakan Banteng – die om een nationaal congres vroegen (zie p. 1032, noot 338). De Gerakan Banteng werd na het congres in hoog tempo gereorganiseerd. Het hoofdbestuur ging de afdelingen langs en zette de nieuwe koers uiteen. Er werden nieuwe besturen gekozen en door het hoofdbestuur geïnstal-

geen zekerheid over lidmaatschap van Ch. Saleh van dagelijks bestuur of partijraad. Het zou zeer opmerkelijk zijn als hij hiervan geen lid zou zijn. 456 Pacific, 28-11-1948. Een bekort verslag over verkiezingen en Madioenverklaring in Antara, 27-11-1948, overgenomen in Massa, 29-11-1948. 457 Pacific, 30-11-1948. Het urgentieprogramma in zijn geheel ook in Antara, 27-11-1948, overgenomen in Massa, 29-11-1948. Merdeka, 3-12-1948 plaatst de Anetaberichtgeving.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1064

Verguisd en vergeten

leerd.458 Op 15 december vierde de Gerakan Banteng ‘op eenvoudige wijze’ in Solo zijn driejarig bestaan. Imam Soetardjo schetste de geschiedenis van de BB en zijn verzet tegen Linggadjati en Renville. Soediro herdacht de slachtoffers, onder wie Moewardi, die in de strijd tegen de bezetter en tegen de ‘Amirkliek’ waren gevallen. ‘Moewardi is nog vermist, maar voor de leden van de Gerakan Banteng leeft hij nog’, zei hij tot slot.459 Een verklaring over het Nederlandse afbreken van de onderhandelingen trok onverzoenlijk van leer. Alle vroegere akkoorden waren nu ongeldig geworden en de Republik moest handelen als volledig soevereine natie. De Republik moest zich voorbereiden, in eensgezindheid, op een staat van ‘totale oorlog’ tegen het imperialisme. Hierbij past ook de opheffing van de censuur en het herstel van het recht op vergadering en demonstratie – zo werd expliciet vastgelegd.460 De Partai Sarekat Islam Indonesia was op Java herleefd naast de Masjumi in juli 1947 en gaf toen het kabinet-Amir de noodzakelijke steun uit de Islamzuil, tot grote onvrede van de Masjumi. PSII-voorman Wondoamiseno was zo ook verantwoordelijk voor de Renville-akkoorden. In het kabinetHatta nam de Masjumi weer de plaats in van de PSII, die in de ‘politieke wildernis’ belandde. De kritiek nam toe, evenals de druk om tot hereniging te komen met de Masjumi.461 Daarnaast was er een stroming in de PSII die, in de vooroorlogse traditie van de PSII, uitkeek naar leiding door de broer van oprichter Tjokroaminoto, Abikoesno Tjokrosoejoso, en Tjokroaminoto’s beide zonen, Anwar en Harsono, die in Masjumi en GPII belangrijke posities bezetten. Abikoesno bevond zich in een schemertoestand tussen vrijheid en detentie, was gekozen als tweede vice-voorzitter van Masjumi, en sinds 21 juni 1948 ‘zogenaamd’ onder huisarrest. Op 17 september werd dit opgeheven, tegelijkertijd met de vrijlating van Tan Malaka en Soekarni. Abikoesno’s terugkeer naar de leiding van de PSII verliep snel. De sterke PSII op Sumatra drong daarop aan en de Madioenopstand maakte Wondoamiseno nog kwetsbaarder voor verwijten over zijn steun aan het kabinet-Amir en Renville. Op 13 oktober 1948 gaf Wondoamiseno, namens het voorlopige hoofdbestuur, de centrale leiding van de PSII ‘weer terug’ aan Abikoesno en Harsono Tjokroaminoto. De laatste twee haastten zich afstand 458

Pacific, 10-12-1948 (Sragen en Djebres), 13-12-1948 (Klaten). In Sragen sprak Ch. Saleh over de onderhandelingen met Nederland. Dit is waarschijnlijk geen uitputtende opsomming. De Nederlandse aanval brak dit reorganisatieproces af. 459 Pacific, 16-12-1948. 460 Massa, 16-12-1948. 461 De GPII deed op 2 september een oproep hiertoe (Antara, 3-9-1948), die door de PSII werd afgewezen (Antara, 7-9-1948), die zich hierbij beriep op de steun die een PSII-congres in juli 1948 aan de leiding had gegeven. In een later bericht is sprake van de aandrang van de PSII op Sumatra en Sulawesi op dit congres om Abikoesno de partijleiding te laten overnemen. Ook Kahin 1952:312 noemt dit.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1065

te nemen van het beleid van Wondoamiseno.462 Abikoesno noch Harsono deed afstand van het Masjumilidmaatschap. Overleg over de verhouding met de Masjumi was blijkbaar vergeefs. Abikoesno kreeg een brief van de Masjumi, waarin hem werd gevraagd te kiezen tussen Masjumi en PSII. Hij was niet bereid zijn PSII-positie op te geven.463 Abu Hanifah, prominent Masjumilid, noemde de breuk een gevolg van individuele kwesties; van programmatische verschillen was zijns inziens nauwelijks sprake.464 Een maand later werden Abikoesno, Harsono en Anwar uit de Masjumi gezet.465 Wondoamiseno’s rol was overigens nog niet – of niet meteen – uitgespeeld. Samen met Abikoesno ging hij op 29 oktober op bezoek bij Hatta.466 In een interview in december veroordeelde Abikoesno scherp de daden van het vorige bestuur, vooral die van de PSII-leden in het kabinet-Amir, die Renville goedkeurden – en de voorman hierbij was Wondoamiseno.467 Die uitspraak paste ook in een radicalisering van de PSII, die zich steeds harder opstelde tegen elk mogelijk compromis met Nederland. De Republik op basis van de Proclamatie was onaantastbaar, en moest zich losmaken van de erfenis van Sjahrir en Amir. Abikoesno achtte eind november de kans op een kabinetscrisis in de ‘uiterst kritieke’ omstandigheden ‘zeer groot’, ook door de uitspraken van de politieke partijen die het vasthouden aan de Proclamatie eisten. In zo’n situatie was de vorming wenselijk van een ‘Volkskabinet, dat werkelijk de wens van het Volk vertegenwoordigt en de soevereiniteit zal waarborgen’. Dat kabinet zal ook de democratische rechten moeten hooghouden, en vergaderverbod en censuur moeten opheffen.468 De PSII was in zijn praktische politieke opstelling over het alles overheersende politieke geschilpunt – de relatie met Nederland – dus een bondgenoot van de Partai Murba. Lotgenootschap van Abikoesno en Tan Malaka had hun geestverwantschap wellicht versterkt – zolang als hun ideologische inspiratie buiten discussie bleef. Een andere geestverwant van de PM was de Barisan Pemberontakan Rakjat Indonesia (BPRI) van Soetomo, beter bekend als Bung Tomo. De BPRI was een schepping van Soetomo en voor een groot deel bleef deze organisatie een eenmanspartij, gedomineerd door Soetomo. Hij volgde een nationalistische koers, met eigenzinnige, onvoorspelbare variaties, en een vasthouden 462

Antara, 14-10-1948. In algemene zin: ‘Abikusno dan P.S.I.I.’, Siasat 2-86(24-10-1948):11. Ook in ‘De leiding van de P.S.I.I.; Koerswijziging’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 342(13/19-10-1948):5; Kahin 1953:82. 463 Massa, 29-11-1948 in een interview met Abikoesno. 464 In een interview met Gadis Rasid in Pedoman, 2-12-1948. 465 Pacific, 20-11-1948. 466 Antara, 29-10-1948. 467 Merdeka, 16-12-1948. 468 Massa, 29-11-1948, in een interview met Abikoesno.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1066

Verguisd en vergeten

aan de eigen BPRI-identiteit. Als gevolg van de rationalisatie had de BPRI zijn lasjkar moeten afstoten. Soetomo’s opstelling was anti-kabinet-Hatta en tegen het afdoen aan de soevereiniteit van de Republik. Voor de Madioenopstand drong hij aan op de vorming van een nieuw kabinet, als uitvloeisel van het akkoord over het Program Nasional.469 Zijn eigenzinnigheid bleek uit zijn reactie op ‘Madioen’. Op 23 september zond hij een spoedinstructie aan zijn partij rond. Hij waarschuwde tegen onderlinge geschillen; de organisatie moest sterk blijven om Nederland te weerstaan, en daarop zijn aandacht blijven richten. Eenheid met de politieke leiders, die het welzijn van het land boven hun politieke belangen stellen, moest het doel zijn. Elk woord van steun aan de regering en afkeuring van de opstand ontbrak dus.470 Eind november pas is er weer iets te vinden over Soetomo. In Djokja sprak hij zich uit voor eenheid om de vijand te verdrijven, en het op basis van de Proclamatie en de Grondwet totstandbrengen van 100% onafhankelijkheid.471 Zijn politieke visie schreef Soetomo op in een brochure Manifes politik van de BPRI die hij dateerde op 17 september en die wellicht pas in november verscheen.472 Zijn boekje was een aanklacht tegen de partijen en organisaties die de Proclamatie hadden uitgehold en de Republik in de benarde situatie van september 1948 hadden doen belanden. De inzet was: Met dit politieke manifest klaag ik aan: 1. Mijzelf, 2. President Soekarno, 3. Vicepresident Hatta, 4. Alle leden van de strijdkrachten, 5. Soetan Sjahrir c.s. als voorvechter van Linggadjati, 6. Amir Sjarifoeddin c.s. de schepper van Renville en de oorzaak van de hidjrah van het leger uit de enclaves, 7. Alle ex-ministers en huidige ministers van de regering van de Republik Indonesia, 8. Alle journalisten en zij die bij de algemene voorlichting werken, 9. Alle leiders van partijen en andere organisaties, 10. Alle domme en dwaze mensen die zich voordoen als bekwaam, als navolgers van mensen die als goede sprekers bekend stonden. Ik wens verantwoording af te leggen aan 1. Allen die bij de verdediging van ons geliefde land zijn omgekomen, 2. Het volk dat al zo lang lijdt, omdat het de betekenis beseft van de strijd tegen het Nederlandse imperialisme. Ik wil mijn dankbaarheid tonen aan 1. Mijn volgelingen, 2. Kameraden die hun lichaam en ziel aan mij hebben toevertrouwd en mijn raad zoals ik die gaf via Radio Pemberontakan hebben opgevolgd, 3. Indonesië, mijn vaderland. Ik laat zien 1. De wijze om land en volk te redden, 2. De wijze om zuivere eenheid tot stand te brengen, 3. De wijze om het kolonialisme te weerstaan en te laten verdwijnen.

469

Antara, 16-, 20-, 23-8-, 7- en 9-9-1948. Antara, 29-9-1948. 471 Massa, 22-11-1948. Soetomo sprak bij de installatie van een nieuw afdelingsbestuur. Sontolojo, ‘Sentilan “Massa”; Bung Tomo 3 th. jl’, Massa, 22-11-1948 prees Soetomo. 472 Massa, 23-11-1948 plaatste een lovende recensie. 470

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1067

De politieke partijen waren aan egoïsme en anarchisme ten prooi gevallen; baantjesjagers, avonturiers en verraders maakten er de dienst uit. Soetomo volgt het afglijden van de Republik via Linggadjati, Renville en de laatste CvGD-voorstellen. De BPRI had zich daar vergeefs tegen gekeerd en kreeg geen steun in zijn consequente opstelling. Er was nog een remedie. Met als uitgangspunt de Proclamatie moest op de schreden worden teruggekeerd en Linggadjati en Renville verworpen. Een nieuw breed kabinet van onkreukbare personen moest de leiding nemen. Met een origineel lotingsplan zouden de portefeuilles evenwichtig worden verdeeld. Soekarno en Hatta moesten weer als nationale figuren gaan optreden – niet als tekenen van tegenspraak – en met hun oproepen het hele volk – binnen en buiten de Republik – zich achter de onafhankelijkheidsidealen doen scharen. Zo kan de staat nog worden gered. Tot de nauw verwante organisaties rekende de PM ook de Permai, een grote maar, bij gebrek aan gegevens, moeilijk precies te situeren organisatie. De Permai schreef voor 15 december een noodcongres uit, waar tegelijkertijd het driejarig bestaan kon worden herdacht. Op het laatste ogenblik werd het driedaagse congres verplaatst van Kediri naar Toeloengagoeng. Een reden hiervoor werd niet gegeven; een agenda niet gepubliceerd. De Nederlandse aanval verhinderde vervolgens dat een congresverslag werd afgedrukt.473 Volkscongres De berichtgeving in de pers op 9 december over een Kongres Rakjat (Volkscongres) dat op 24, 25 en 26 december in Djokja zou bijeenkomen viel als het ware uit de lucht. In de reacties op de onderhandelingen en de kritiek op het gebrek aan informatie daarover was een aantal malen gevraagd om een voltallige KNIP-zitting of een volksraadpleging, zonder dat laatste nader in te vullen. Buiten de publiciteit is blijkbaar intensief overlegd. Op uitnodiging kwamen partijen, strijdorganisaties en andere organisaties op 8 december naar Djokja, waar Abikoesno als voorzitter en Soetomo als secretaris hun plan uiteenzetten om een volkscongres te organiseren, waar ‘alle lagen van de bevolking hun mening naar voren kunnen brengen’ en ‘hun wensen over de voltooiing van de huidige onafhankelijkheidsstrijd zullen worden geformuleerd’. Het congres kreeg als thema: ‘De Proclamatie van 17 augustus, zijn inhoud en zijn verwezenlijking’. Als lid van het Kongres Rakjat meldden zich meteen de politieke partijen PNI, BPRI, PSII, Partai Murba, Gerakan Banteng, PKI Merah en de Partai Kemerdekaan Indonesia Seberang (PAKIS, Partij voor de Onafhankelijkheid van de ‘Buitengewesten’ van Indonesië), een weinig bekende organisatie. Als 473

Antara, 8- en 13-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1068

Verguisd en vergeten

strijdorganisaties stonden Lasjkar Rakjat Djawa Barat, LBI en KRIS op de lijst. De vakbondsfederaties Sentral Biro SOBSI en Gasbri, alsmede bonden als SBKA, Buruh Gas dan Listrik, SBG, de boerenbond Petani, de chauffeursbond Sarekat Buruh Mobiel Indonesia (SBMI) en de Ikatan Pelajaran Indonesia meldden zich. De jongerenfederaties BKPRI en KNI-Muda waren deelnemer, alsook de jongerenorganisaties Akoma, Pemuda Rakjat Indonesia en nog enkele. Ook de Partai Wanita Rakjat, Permai en Gerindra – verwant aan de Murba – waren ter plekke. De vergadering koos een voorbereidingscomité van tien leden, waarin de partijleiders Abikoesno, Soekarni, Sarmidi Mangoensarkoro en Soetomo zitting hadden. Gasbri (Ani Slamet) en SOBSI leverden een lid. Chairul Saleh zat er namens de LRDB, mevrouw Mangoensarkoro namens de PWR. Een oproep tot aansluiting werd tot slot gedaan.474 Abikoesno, die het initiatief nam tot de bijeenkomst, vertelde aan Antara dat het Volkscongres moest leiden tot een ‘kristallisatie ten behoeve van een sterke perdjuangan’. Hij vroeg met nadruk ook aan partijen in Nederlands gebied afgezanten te sturen of hun mening te laten weten.475 Het congrescomité koos Chairul Saleh tot secretaris en Soekarni tot zijn plaatsvervanger en noemde op 10 december in een verklaring een ledental van vijfendertig. Die verklaring hield een oproep in aan ‘alle partijen, strijden andere organisaties’ zich als deelnemer te melden.476 Een paar dagen later werden nadere regels over de organisatie publiek gemaakt. Politieke partijen, mits in het bezit van een hoofdbestuur en tenminste drie afdelingen in twee residenties, konden gewoon lid worden. Andere organisaties en politieke partijen die niet aan de gestelde eisen voldeden werden buitengewoon lid. Daarna was er ruimte voor de toelating van waarnemers. De gewone leden konden besluiten nemen, met tweederde meerderheid. De buitengewone leden hadden slechts het recht aan de beraadslagingen deel te nemen.477 Enkele uren voor Abikoesno zijn plannen bekendmaakte, schreef Sajoeti Melik in ‘Kedaulatan Rakjat’ over de aanstaande bijeenkomst – de eerste publieke melding ervan. Hij noemde die op voorhand belangrijk, en een bijdrage aan en ‘synthese’ tussen volk en regering, om tot meer eenheid te komen en het verscherpen van tegenstellingen, in een tijd vol beweging en onrust, te vermijden.478 ‘Massa’ was duidelijker en vertolkte de mening van de Volkscongresleiding. Het bijeenroepen was een reactie op het slechte functioneren van de KNIP, dat in voltallige samenstelling al in geen twee jaar had vergaderd – dat was 474 475 476 477 478

Massa, 9-12-1948; korter in Antara, 9-12-1948. Antara, 9-12-1948. Merdeka, 10-12-1948 noemt Abikoesno als initiatiefnemer. ‘Pengumuman Panitia Konggres Rakjat Indonesia’, Massa, 13-12-1948. Massa, 15-12-1948, in bekorte vorm in Antara, 14-12-1948. Juti, ‘Synthese kedalam’, Kedaulatan Rakjat, 8-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1069

iets te ruim gerekend – en bovendien niet meer kon worden beschouwd als een getrouwe vertegenwoordiging van het volk. Aan de volkswens kon geen uitdrukking worden gegeven, en daarnaar werd ook niet geluisterd. Het Volkscongres als aanzet tot eenheid zal Nederland in actie brengen; tot alle prijs wil Nederland voorkomen dat zo’n eenheid tot stand komt. Maar als de volkswens wordt geformuleerd en als de regering zich daarvan de tolk maakt, dan ontstaat een macht die in staat is alle dreigingen te weerstaan en zijn rechten te handhaven.479 ‘Pacific’ reageerde op 16 december op het afbreken van de onderhandelingen met Nederland. De regering zou er goed aan doen met haar reactie te wachten op het Volkscongres. De besluiten daar zouden de regering als richtsnoer moeten dienen. Hatta zou de ‘besluiten van het Konggres Rakjat, als uitspraak van het hoogste orgaan van het Indonesische volk, dat het vertegenwoordigt, in de openbaarheid moeten brengen. Dan zal zonder twijfel geen enkele Indonesiër niet achter hem staan.’480 De PSII reageerde met een lange verklaring op de diplomatieke crisis tussen de Republik en Nederland. Overleg en samenwerking met Nederland waren uitermate schadelijk geweest voor land en volk, en hadden de Republik aan de ‘rand van het graf’ gebracht. Het was misplaatst te vertrouwen op de bemoeienis van de Verenigde Naties en buitenlandse machten. Heroriëntatie was noodzakelijk. Het Volkscongres moest volk en regering bijeenbrengen. Abikoesno voegde daar nog aan toe, tegen een Antara-journalist, dat de crisis de kans bood tot overeenstemming en samenwerking tussen regering en Volkscongres. Hij verduidelijkte dat het Volkscongres niet tegen de regering was gericht, maar een ‘synthese’ zocht tussen regering en volk tot redding van de Republik.481 Onder de dreiging van buitenaf kwam het tot een ontmoeting tussen Hatta en Abikoesno, Sarmidi en Maroeto, namens het Volkscongres, op 16 december om tot ‘een “understanding” en samenwerking te komen tussen regering en volk over de voortzetting van de onafhankelijkheidsstrijd en het behoud van de Republik’. Het verloop was ‘naar tevredenheid’.482 Op deze zelfde dag kwam ook een einde aan de staat van beleg die drie maanden tevoren was ingesteld – de censuurregels en vergaderbeperkingen werden ingetrokken. De publiciteit voor het Volkscongres zou zich in de week voor de opening dus volledig kunnen ontplooien. ‘Massa’ en ‘Pacific’ drukten opvallend de leuze af: ‘Geen reden tot onzekerheid! Het volk zal zelf het lot van de staat en het eigen lot bepalen op het Kongres Rakjat Indonesia.’ 479 480 481 482

‘Konggres Rakjat’, Massa, 10-12-1948. Erress, ‘Penentuan sikap’, Pacific, 16-12-1948. Antara, 14-12-1948, overgenomen in Massa, 15-12-1948 en Merdeka, 17-12-1948. Antara, 16-12-1948, overgenomen in Massa, 17-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1070

Verguisd en vergeten

De Djokjase krant ‘Nasional’ beschouwde het Volkscongres met de nodige scepsis. Het voorstel was niet nieuw: Persatoean Perdjoeangan, Konsentrasi Nasional, Front Nasional en Front Kemerdekaan Nasional gingen er aan vooraf – en alle hadden gefaald. Dit moest een les zijn. Het kritische volk wilde geen mooie woorden, maar daden. En, aldus ‘Nasional’, het gevaar was groot dat niet de eenheid maar de geschillen werden versterkt.483 Deze scepsis leek maar al te gerechtvaardigd. Het PP-model leek te zijn gevolgd. Een alternatief parlement werd gevormd, dat zich vrijwel meteen de ware vertegenwoordiger van het Indonesische volk noemde, en als zodanig de regering zijn koers wilde laten volgen. Voor de regering was sprake van een serieuze bedreiging. Politieke partijen, vakbonden en jeugdorganisaties verbonden zich in groten getale aan het Volkscongres, waarbij de ondoorzichtige en gewantrouwde onderhandelingen met Nederland het doorslaggevende motief tot aansluiting leken te vormen. De regering hield slechts één politieke bondgenoot over: Masjumi. Los van welke politieke overweging dan ook was voor Masjumi steun aan een initiatief van Abikoesno, die een paar weken eerder uit de partij was gezet een stap te ver. Het gehele aan Masjumi verbonden organisatorische complex volgde deze lijn – zelfs de GPII en het Front Nasional Pemuda bleven afzijdig. De afkeer van de PSII won het daarbij van de gevoelens van geestverwantschap. Verder ontbrak de PBI, die op 9 december liet weten nog in eigen kring te moeten overleggen over deelname.484 Een verklaring van de PBI bij het afbreken van de besprekingen veroordeelde de diplomatie, riep op tot eenheid in de geest van de Proclamatie, en tot steun aan de regering bij het totstandbrengen van die eenheid.485 Het ligt voor de hand dat de PBI zich in tweede instantie als congresdeelnemer heeft gemeld. Verder hield het leger zich blijkbaar afzijdig van tekenen van goed- of afkeuring – een bewijs voor de invloed van Nasution en Siliwangi? Het ging wellicht nog verder. Hatta zou, na de bespreking op 16 december, Nasution opdracht hebben gegeven Tan Malaka’s strijdgroepen te ontwapenen.486 Het mislukken van de onderhandelingen tussen de Republik en Nederland ontdeed het Volkscongres voor een flink deel van zijn explosieve lading. De regeringskoers, waartegen het Volkscongres een massaal nee wilde laten horen, was er niet in geslaagd een akkoord met Nederland te bereiken. Na de Nederlandse afwijzing konden de gelederen zich sluiten – of dat om praktische, opportunistische of principiële redenen geschiedde deed er voorlopig niet toe. 483 484 485 486

MS, ‘Kongres Rakjat Indonesia’, Nasional, 16-12-1948. Massa, 9-12-1948. Massa, 16-12-1948; Merdeka 16-12-1948. Brackman 1963:105.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1071

Mislukte onderhandelingen De besprekingen in Kalioerang en Batavia waren op 4 december in een mislukking geëindigd. Op 7 december keerden de ministers terug in Nederland. In de ministerraden op de twee volgende dagen was de conclusie dat er geen alternatief was dan militaire actie. Het formele besluit tot afbreken van de onderhandelingen werd genomen; een interim-regering zonder de Republik zou per 1 januari gaan fungeren. Deze besluiten kwamen op 11 december ook naar buiten – voor het overige werd gezwegen en moest de pers afgaan op gecontroleerde en ongecontroleerde lekken, en giswerk. Een Amerikaanse nota waarin werd aangedrongen op verdere onderhandelingen kreeg nog een antwoord dat een minieme opening bood.487 De Republik zou dan alsnog moeten instemmen met de Nederlandse eisen. De Verenigde Staten stuurden hierop Cochran naar Djokja, met de opdracht maximale druk uit te oefenen op Soekarno en Hatta. Op 13 december besloot de ministerraad Beel te machtigen op korte termijn een totale gewapende actie in te zetten, die op zijn vroegst op 16 en uiterlijk op 18 december zou mogen beginnen. Beel en Sassen, en de grootste regeringsfractie KVP wensten zo’n actie – in hun vertrouwelijke boodschappen en acties benadrukten zij de noodzaak en onvermijdelijkheid daarvan. Het resultaat van Cochrans missie naar Djokja bereikte Den Haag in de nacht van 13 op 14 december. Hatta – onder Cochrans inspiratie – deed in deze brief, in gematigde toon, een aantal concessies over de geschilpunten, maar perkte deze weer in door er een aantal vaag ingevulde clausuleringen aan toe te voegen. In feite voldeed Hatta niet aan de Nederlandse eisen, maar een afwijzing zonder meer zou de internationale positie van Nederland geen goed doen – en zeker tegen de haren instrijken van de Amerikaanse bondgenoot die zich sterk had gemaakt voor deze laatste bemiddeling en meende dat onderhandelingen moesten worden hervat. De ministerraad was op 14 december over zijn reactie ernstig verdeeld – over het handhaven van het besluit tot militaire actie en de aanvaarding van de brief van Hatta als basis voor verdere onderhandelingen. De PvdAministers stonden hierbij tegenover hun KVP-collega’s en ook Stikker, die wel voor uitstel van militaire actie was, maar in de brief van Hatta geen opening zag. Minister-president Drees verklaarde na de stemming hierover het kabinet demissionair – een besluit dat niet openbaar werd. Op 15 december werd koortsachtig gezocht naar een uitweg ter restauratie van het kabinet. Die werd gevonden in een brief aan Hatta. Een bindende 487

Deze nota van 9 december kwam in de plaats van een nota van 7 december die was ingetrokken na woedende Nederlandse reacties over de toonzetting en het nauwelijks verholen dreigement de Marshallhulp stop te zetten.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1072

Verguisd en vergeten

verklaring namens de Republik waarin met alle Nederlandse eisen werd ingestemd zou tot hervatting van de besprekingen kunnen leiden – ter uitwerking van het Nederlandse federatieve staatsmodel. Ook werd, om Hatta tijd voor een reactie te geven, het begin van de militaire actie met drie dagen opgeschort tot 21 december. De reactie in Batavia hierop was volstrekt afwijzend. Beel meldde dat uitstel militair gezien onmogelijk was. Hij ging zelfs zo ver de brief aan Hatta niet aan Cochran door te geven. Hij deed dit pas op 17 december, en vroeg toen antwoord binnen vierentwintig uur. Ondanks dringende boodschappen van Amerikaanse en Britse zijde tot matiging en uitstel, die van Amerikaanse zijde met steeds meer ergernis werden geformuleerd, legde de ministerraad zich neer bij Beels ultimatum. Hatta reageerde niet binnen de gestelde termijn; Cochran liet blijken het geheel oneens te zijn met de gang van zaken – hij was bitter en woedend. Het hielp niets meer. Op 19 december om 00.00 uur trokken de Nederlandse troepen de Republik binnen.488 Van deze ontwikkelingen in de laatste tien dagen voor de Nederlandse aanval kwam weinig naar buiten. De publieke opinie in Nederland en de Republik kreeg brokstukken aangereikt en verkeerde grotendeels in het ongewisse over de bemiddelingspogingen en over het gevaar van oorlog. Na terugkeer in Nederland vertelde Stikker dat het van het grootste belang was dat per 1 januari 1949 een interim-regering zou gaan fungeren. Hij ging zelfs zo ver te zeggen dat hij de indruk had dat Hatta van een akkoord was afgehouden door tegenkrachten in de Republik. Sassen liet de mogelijkheid open dat de Republik op een later tijdstip en op basis van de gestelde regels zijn plaats in de interim-regering zou kunnen innemen.489 De regering in Djokja reageerde snel met een verklaring dat de eenzijdige vorming van een interim-regering een ‘grote ramp’ zou betekenen die een oplossing van het geschil via de CvGD ernstig zou bemoeilijken, zo niet onmogelijk maken.490 Op Stikkers confidentie over Hatta, die niet zal hebben bijgedragen aan een versterking van diens positie in Djokja, reageerde Hatta door te verwijzen naar het verslag van de CvGD, dat op basis van de documenten zou aantonen wie op zijn schreden terugkeerde. Minister Natsir noemde Stikkers uitlating een psychologische voorbereiding op de instelling van de interim-regering. En hij verweet Stikker dat deze, onder druk van militaire en politieke zijde, was teruggekomen op zijn eerdere opstelling tijdens zijn eerste bezoek aan Indonesië.491 Op zondag 12 december bereikte het officiële Nederlandse besluit tot het stopzetten van alle onderhandelingen en het vormen van de interim-regering 488 489 490 491

Jaquet 1982:126-50; Gase 1986:261-76. Antara, 9-12-1948. Antara, 10-12-1948. Antara, 11-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1073

Djokja. De schendingen van de wapenstilstand, in toenemend aantal, werden opgevoerd als een bewijs dat de Republik onvoldoende in staat was zijn gezag uit te oefenen – en als motief het overleg te beëindigen.492 ‘Politieke kringen’ in Djokja meenden dat de eenzijdige Nederlandse actie betekende dat de Republik niet langer was gebonden aan Renville. Nederland had met de vorming van de ‘marionettenstaten’ in feite al getoond Renville niet te eerbiedigen. Een interim-regering zonder de Republik zou alleen maar leiden tot meer onrust en geweld. Het volk in de gehele archipel zou een interim-regering zonder de Republik niet aanvaarden. Het antwoord van de Republik moest een actieve vredespolitiek en een vastbesloten voorbereiding op de militaire dreiging inhouden. Buitenlandse erkenning moest actief worden gezocht.493 De pers in de Republik schreef in dezelfde geest. De regering werd gesteund en de nieuwe kansen benadrukt. ‘Kedaulatan Rakjat’ noteerde dat de verdeeldheid over de onderhandelingen nu verleden tijd was. Deze krant en ‘Nasional’ wezen op het gevaar van een militaire aanval, wellicht zelfs in opdracht van de interim-regering, waarbij Nederland dan formeel geen partij was.494 Masjumi reageerde met een verklaring, al op 12 december, in relatief gematigde toon, die opriep tot steun aan de regering en Nederland veroordeelde, maar nog vertrouwen leek te stellen in internationale bemiddeling.495 Cochrans aankomst in Djokja op 13 december werd gemeld, alsook zijn vertrek later die dag. Hij weigerde commentaar. Antara nam aan dat hij een Nederlandse nota had overgebracht met het besluit de onderhandelingen stop te zetten. Minister Natsir verweet desgevraagd Nederland telkens nieuwe eisen te stellen, en met een beroep op procedures CvGD-voorstellen af te wijzen. Nederland wilde geen akkoord, maar zijn wil opleggen aan de Republik.496 Cochrans missie werd publiek toen de Republikeinse vertegenwoordiger in Washington, Soemitro Djojohadikoesoemo, de pers daar op 14 december vertelde dat de Republik Nederland ‘een laatste kans’ had verschaft om uit de ‘doodlopende weg’ te komen. De CvGD had het initiatief genomen; de Republik was bereid opnieuw te overleggen. Informeel werden daar ook de eisen genoemd die de Republik aan het functioneren van de interim-regering stelde – en die gingen verder en waren concreter dan Hatta aan Cochran had meegegeven.497 492 493 494 495 496 497

Antara, 13-12-1948. Antara, 13-12-1948. Antara, 13-12-1948, met de commentaren van Hidup, Kedaulatan Rakjat en Nasional. Antara, 13-12-1948, ook in Massa, 14-12-1948. Antara, 13- en 14-12-1948. Antara 15- en 16-12-1948. Soemitro was over Hatta’s brief ingelicht door het State

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1074

Verguisd en vergeten

Op 15 december gaf Djokja zijn officiële publieke reactie op het Nederlandse besluit elk overleg te stoppen. Het was een harde verklaring, bedoeld ook voor binnenlandse consumptie, waarin Nederland de schuld kreeg. Die partij schond Renville en was niet bereid de CvGD een rol te laten spelen. De enige uitweg was arbitrage door een derde partij.498 Natsir vond het nodig in reactie op de berichten over een nieuw voorstel van Hatta te verklaren dat in de positie van de Republik sinds het Nederlandse besluit van 11 december niets was veranderd. De kloof tussen beide partijen was wijd en sinds 11 december ontbrak elk vertrouwen. Voor de wereld lag nog één weg open naar een vreedzame oplossing: arbitrage.499 De Republik putte moed uit verklaringen van Amerikaanse zijde – van overheid, politici en pers – die aandrongen op nieuw overleg en een vreedzame oplossing, en die daarmee kritisch waren ten opzichte van Nederland.500 Het gevaar van een Nederlandse aanval leek te worden onderschat. In Republikeinse kring in Djakarta meende men dat Nederland zou aarzelen in actie te komen: in geheel Java en Sumatra zouden ongeregeldheden volgen en de internationale reactie, vooral in Oost-Azië, zou zeer negatief zijn.501 De commentaren in de Nederlandse pers, die in meerderheid en in versluierde taal militair optreden tegen de Republik niet afwezen, werden niet zo serieus genomen.502 ‘Het Parool’ meldde dat een aanval voor de Kerst zou worden ingezet, maar het Antara-bericht hierover voegde er aan toe dat in Den Haag geen tekenen waren die daarop wezen.503 In Washington schetste Soemitro uitgebreid de gevolgen van een oorlog: een ramp voor Indonesië en voor de gehele wereld. De Republik zou zich tot het uiterste verdedigen en in geheel Indonesië zou het oorlog worden. Zijn dramatische kleuring was ook bedoeld om de Verenigde Staten en de Veiligheidsraad tot ingrijpen te brengen – en zo’n bemoeienis zei hij ook te wensen.504 Department, dat hem op 14 december naar het ministerie liet komen en hem daar de brief voorlas, en de vertrouwelijke aard benadrukte. Soemitro gebruikte de informatie in zijn persconferentie (Memorandum of Conversation by William S.B. Lacy, Assistant Chief of the Division of Southeast Asian Affairs, 14-12-1948, in FRUS 1948, VI:553-5.) 498 Antara, 16-12-1948. Palar, de Republikeinse vertegenwoordiger bij de Veiligheidsraad, had in een interview met Het Parool al op deze uitweg gewezen (Antara, 13-12-1948), waarmee deze krant zelf ook instemde (Antara, 14-12-1948). 499 Antara, 16-12-1948. 500 Zoals in Antara gemeld op 9- (onderminister Lovett van buitenlandse zaken, New York Times), 13- (reacties op een CvGD-verslag in onder andere de New York Times) en 14-12-1948 (New York Times, officiële druk op Nederland volgens United Press) 501 Antara, 13-12-1948. Soekarno vertelde Kahin (2003a:81, ook 86) op 12 december dat hij geen aanval verwachtte, zolang de CvGD in Kalioerang vertoefde, zoals het geval was. 502 Antara, 14- en 16-12-1948. 503 Antara, 14-12-1948. 504 Antara, 15-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1075

Ook ‘Massa’ speculeerde over de toekomstige gang van zaken na het afbreken van de onderhandelingen. De krant voorzag twee mogelijke Nederlandse handelwijzen. De eerste zou een verhevigde isolatie en blokkade van de Republik inhouden, met behulp van de deelstaten, aangevuld met politieke, economische en militaire infiltratie, waaraan de Republik uiteindelijk zou bezwijken. De tweede vormde de ‘doorstoot’. Dat laatste achtte ‘Massa’ onwaarschijnlijk – gelet op de Amerikaanse afkeuring hiervan en het te verwachten guerrillaverzet, niet alleen op Republikeins territorium. Hoe dan ook, de nieuwe situatie verenigde het volk in geheel Indonesië, en die kon dienen om de internationale opinie te overtuigen van kracht en oprechtheid van het onafhankelijkheidsstreven, gebaseerd op Proclamatie en ‘honderd procent’.505 ‘Pacific’ schreef in dezelfde geest – de energie die in diplomatiek overleg was gestoken kon nu worden ingezet voor opbouw en versterking van de defensie.506 Twee dagen later zei ‘Massa’ elk vertrouwen op in de Verenigde Staten en de Verenigde Naties – ‘een instrument van het kapitalisme-imperialisme’ –, die volledig achter Nederland stonden. Alleen geloof in eigen kracht bleef de Republik over – en met die eigen kracht moest de onafhankelijkheid worden afgedwongen.507 ‘Pacific’ legde in een commentaar, al aangehaald, de relatie met het aanstaande Volkscongres dat het nieuwe beleid zou moeten bepalen.508 PSII en Gerakan Banteng gaven militante reacties uit over het afbreken van de onderhandelingen (zie pp. 1064-5). De Partai Murba zweeg over dit onderwerp.509 Tan Malaka en het Volkscongres Het wachten was op het Kongres Rakjat, dat zich wellicht tot een alternatief parlement zou uitroepen en een uitdaging van formaat zou vormen aan de regering-Hatta. Het afbreken van de onderhandelingen haalde overigens de onmiddellijke scherpte van deze tegenstelling weg. De Nederlandse aanval maakte van het Volkscongres daarna een vergeten ongebeuren. De rede die het Congres zou openen is overgeleverd. De organisatie had die taak toebedeeld aan Tan Malaka en hem op 10 december daarvoor gevraagd. De keuze was voor de hand liggend. Tan Malaka antwoordde op 16 december, met als plaatsaanduiding Tempat (Te velde), met ‘gemengde gevoelens van vreugde 505

‘Synthese perdjoangan rakjat’, Massa, 13-12-1948, samengevat in Antara, 14-12-1948. Antara, 14-12-1948, die het commentaar samenvat uit Pacific, 14-12-1948. Deze aflevering was voor mij onvindbaar. 507 ‘Angin internasional’, Massa, 16-12-1948. 508 Erress, ‘Penentuan sikap’, Pacific, 16-12-1948. 509 Een verklaring van de PM zou zeker zijn opgenomen in Massa, die hierover niets meldde (de laatste aflevering van de krant van 18-12-1948 was voor mij onvindbaar). 506

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1076

Verguisd en vergeten

en droefheid’. Vreugde over de komst van het Congres, droefheid omdat ernstige problemen hem beletten te komen. Hij stuurde daarom de tekst in die uit zijn naam als openingsrede kon worden voorgelezen – een tekst van een half uur voorleeslengte.510 Het is niet duidelijk wat Tan Malaka weerhield aanwezig te zijn. Hij geeft dit zelf niet concreet aan, en het is moeilijk een doorslaggevende reden te verzinnen. Er was immers sprake van een ontwikkeling die hij zelf toejuichte – een groter verband van oprechte revolutionairen tegen de compromiskoers van de regering. Juist in afwachting van zo’n verband had hij geweigerd zich formeel te binden aan de Partai Murba. En nu was het zover en hij stuurde bericht van verhindering. Een verklaring ligt wellicht in Tan Malaka zelf, die zoals eerder aarzelde op een beslissend ogenblik en de openbaarheid ontweek. Een waarlijk Volkscongres, aldus Tan Malaka, dat het gehele Indonesische volk zou vertegenwoordigen, zou het revolutionaire parlement van Indonesië vormen, de wetgeving vaststellen en een Volksregering vormen. De korte voorbereidingstijd, de moeizame verbindingen, de beperkingen op pers en vergadering en het gebrek aan steun om dit te overwinnen maakten dit Volkscongres daarom hopelijk tot voorloper van een echt Volkscongres dat zo spoedig mogelijk moest bijeenkomen. De Republik zag zich sinds 11 december, na het Nederlandse afbreken van het overleg, geconfronteerd met de mogelijkheid van een tweede kolonial­e oorlog, met een plotselinge ‘doorstoot’ of met een verscherpte blokkade en infiltratie. Voor Tan Malaka was dit alles de uitkomst van de Nederlandse politiek die voortdurend op tijdwinst had gespeeld, en onderwijl op allerlei wijze de Republik had verzwakt: via economische blokkade, een ‘uithongeringspolitiek, de vorming van marionettenstaten, de zending van troepen, het belemmeren van buitenlandse betrekkingen, en het voeren van een “faitaccompli”-politiek’. Drie jaar overleg was een geschiedenis van vernedering en onheil, met als uiteindelijk doel het herstel van Nederlands-Indië onder andere naam en structuur. De gouverneur-generaal werd Hoge Commissaris van de Kroon – hiermee had Hatta, gelet op zijn aide-mémoire, ingestemd, maar het volk wees dit af. Zo was een trits ontstaan: Sjahrir was verantwoordelijk voor Linggadjati, Amir voor Renville en Hatta voor het laatste, maar afgewezen overlegresultaat. Overleg is zinvol, maar alleen op basis van het absolute soevereine recht van het Indonesische volk op onafhankelijkheid. Onderhandelen met Nederland is zinloos. Het Nederlandse uitgangspunt is ‘Indië verloren, alles verloren’ en ‘Indië is de kurk waarop Nederlands welvaart drijft’. 510

Tan Malaka, Proklamasi tgl. 17 Agustus 1945, p. 1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

VIII Partai Murba

1077

De betekenis van de Proclamatie – het Congresthema – was dat hiermee de 100% onafhankelijkheid was vastgelegd; daaraan kon niets worden afgedaan, zelfs niet voor ‘één minuut’ – deze is ‘unalienable and undivisible’. De reactie op de Nederlandse agressie moest Tan Malaka’s Gerpolek volgen: een guerrilla op militair, politiek en economisch gebied naast georganiseerde actie van de Murba. De les uit al de jaren overleg moest zijn dat slechts na erkenning van de 100% en het vertrek van vreemde troepen kon worden onderhandeld. Het Volkscongres moest zich in dit verband ook richten op het regelen van een algemene mobilisatie en bewapening, de verdeling van voedsel en kleding onder het volk en het ‘totstandbrengen van democratie’. Tan Malaka hoopte tot slot op een eensgezind congres, dat alle provocaties van de vijand – in groten getale aanwezig – zou weerstaan.511 De ‘doorstoot’ kwam er dus – drie dagen nadat Tan Malaka zijn openingsrede had neergeschreven. De richtlijnen in Gerpolek konden nu in de praktijk worden getoetst.

511

Tan Malaka, Proklamasi tgl. 17 Agustus 1945, pp. 1-6. De verwijzing naar het aide-mémoire lijkt het uitlekken ervan naar Tan Malaka te bevestigen. Een flink deel van deze brief werd, als ‘Surat jg. terachir dari almarhum Tan Malaka’, opgenomen in Pacific, 4-, 6- en 7-11-1950.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk ix

De PKI in actie

Opstand of affaire?

Moeso’s komst Soeripno was op 11 augustus 1948 in Djokja gearriveerd om het kabinet tekst en uitleg te geven over het akkoord dat hij had afgesloten met de Sovjetunie over de uitwisseling van consuls. Het kabinet had hem opgedragen hiertoe uit Praag naar de Republik te komen. Het had Soeripno zeven weken, van 21 juni af, gekost om de reis te maken. In zijn gezelschap bevond zich, als zijn secretaris Soeparto, niemand minder dan de PKI-veteraan Moeso, die werd omschreven als klein van postuur, dik en stevig, met de allure van een leider. Hij was een goede spreker en gedroeg zich familiair. In maart 1948 had Soeripno in Praag Moeso voor het eerst ontmoet. Deze volgens Soeripno ‘oude, grote en ervaren’ leider vroeg hulp om naar de Republik terug te keren. Beiden spraken dikwijls over de politieke ontwikkelingen in hun land, en in het bijzonder over PKI en FDR, en in zeer kritische zin. De zwakte van de Republik werd geweten aan het ontbreken van een Front Nasional. De internationale situatie was zodanig dat een compromispolitiek met Nederland niet meer behoefde te worden voortgezet. Deze conclusies legde Moeso vast in een geschrift dat hij waarschijnlijk nog bijschaafde tijdens de lange reis naar Indonesië, tijdens zijn oponthoud in Boekittinggi, waar het gezelschap op 3 augustus landde, en direct na aankomst op Java. Die aankomst per watervliegtuig was op 10 augustus in de buurt van Toeloengagoeng. Van daar ging het naar Solo, waar hij logeerde bij Wikana, militair gouverneur van de stad, en waar hem een optimistisch beeld werd gegeven van de sterkte van de linkse militaire eenheden in de stad. 

Suripno 1949, I:10, ook in Marsudi 1966:81 (Soeripno’s verslag is in zijn geheel overgenomen als ‘Tulisan Suripno dalam pendjara Sala’, in Marsudi 1966:77-94); Soerjono 1980:78-9; ‘De politieke ontwikkeling even voor en na de komst van Musso’, p. 1, CMI-doc. 5120, in NA, PG 439, een vertaald verslag van een ongenaamde journalist van Buruh van omstreeks november 1948. De karakteristiek van Moeso in Pinardi 1967:36, 123. Over de reis ook Swift 1989:52-3;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1080

Verguisd en vergeten

De gesprekken van Moeso en Soeripno waren geen vrijblijvende gedachtewisseling. Moeso’s opinie had de steun van Moskou, en in het stalinistische communisme was daarnaast geen andere mening mogelijk. Moeso was de ideale boodschapper van Moskou. Hij had zich trouw betoond aan Moskou sinds hij in 1926 met Alimin naar de Sovjetunie was vertrokken. In 1935 was hij, in Moskou’s opdracht, de oprichter van de PKI-Moeda, tijdens zijn illegaal verblijf in Indonesië. Ondanks alle Nederlandse inspanningen was die illegale organisatie niet geheel opgerold. Een aantal FDR-leiders had ooit via de PKI-Moeda kennisgemaakt met het communisme. Zijn aureool als opstandsleider in 1926 schitterde nog meer als gevolg van zijn acties in 1935. Moeso Kromorahardjo 1998:190-1; Imam Soedjono 2006:219. Hanna 1959:20 meldt dat Soeripno en Moeso gratis werden vervoerd door de Nederlandse KLM – dat zou dan wel een buitengewone Nederlandse provocatie zijn, in de lijn van Lenins terugkeer naar Rusland door het keizerlijke Duitsland van 1917, maar lijkt buiten de Nederlandse verbeeldingskracht te liggen. Dit gegeven wordt nergens anders genoemd. Op de lange reis naar Djokja werd ook Cairo aangedaan, waar Soeripno en zijn secretaris Soeparto door de Indonesische studentengemeenschap werden ontvangen. Al in de auto die hen van het vliegveld ophaalde beledigde Soeparto Soekarno en Hatta. Soeripno corrigeerde zijn secretaris niet. De meningsverschillen liepen hoog op en Soeparto dreigde een pak slaag te krijgen. Hij werd voorlopig in een hotelkamer opgeborgen. Bij een latere ontmoeting met de Indonesiërs in Egypte hield hij zich gedeisd – en werd glimlachend gefotografeerd (Zein Hassan 1980:281-2). Aboe Bakar Loebis, toegevoegd aan de Indonesische politieke missie in New Delhi, die werd geleid door dr. Soedarsono, ontmoette Soeripno en Soeparto in die stad. Soeparto was daar zwijgzaam, maar liet zich kritisch uit over de Republikeinse politieke koers. Wat Loebis opviel was dat Soeparto niet wilde worden gefotografeerd – hij verschool zich achter krant of boek, of wendde het hoofd af als Loebis zijn camera instelde. Pas na zijn vertrek vertelde Soedarsono wie Soeparto echt was – zoals hij ook Djokja daarover informeerde? (Aboe Bakar Loebis 1995:298). De Nederlandse inlichtingendienst was op de hoogte van Soeripno’s aankomst in Boekittinggi, ‘in gezelschap van een uit Rusland afkomstige Hollander’, met wie Moeso zal zijn bedoeld (L.B. van Straten, resident Padang, aan H.J. van Mook, 12-8-1948, in NIB 14:585). De Australische consul-generaal C. Eaton meldde op 3 september dat Soeripno en Moeso zouden zijn vergezeld door een ‘Russian organizer’, blijkbaar een verkeerde uitleg van deze informatie (Dorling en Lee 1996:272). Later werd bericht dat Soeripno in Boekittinggi met FDR-leden had gesproken, en een rooskleurig beeld had gegeven van de communistische successen in Azië (T. Elink Schuurman, chef Directie Verre Oosten, Batavia, aan minister van Buitenlandse zaken, D.U. Stikker, 18-8-1948, in NIB 14:636). Naar deze rede verwijst ‘Soeripno mag dat wel’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-36(23-8-1948):1, zonder verdere bronvermelding, in samenvatting: ‘Moskou wint aan alle fronten. Binnen een jaar zal Tsjang Kai Shek verslagen zijn door de communistische leiders in China. Siam en Burma zullen eveneens binnen korte tijd communistische zijn.’ Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980), inmiddels PSI-lid, ontmoette Soeripno en Soeparto in Boekittinggi. Soeripno zette daar al zijn programma uiteen: de fusie van linkse partijen in een Front Nasional. Kort na hun vertrek vertelde Nazir Pamontjak, voor de oorlog een prominent lid van de Perhimpoenan Indonesia, wat de ware naam van Soeparto was. Moeso landde in Toeloengagoeng op een door Nederland kort voor de Japanse invasie aangelegd noodvliegveld, dat de Republik gebruikte om de schaarse buitenlandse vliegtuigen te ontvangen. Soemadi Partoredjo, die in Djokja een hoge functie in de Pesindo vervulde, kreeg opdracht zijn auto af te staan om Moeso op te halen – zijn auto was één van de weinige die nog over vier goede banden beschikte (Soemadi Partoredjo 1983:26-7). Amir was, volgens zijn broer Sjarif Bachroem (in Kiessling 1983:146), ingelicht over Moeso’s komst vanuit Boekittinggi.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1081

Moeso en Soeripno, op de voorste rij links, op doorreis in Cairo

had de reputatie autoritair en ongeduldig te zijn. Voor Moskou was dat een aanbeveling; hij zou bij terugkeer kunnen rekenen op weerstand onder zijn geestverwanten. Met dat al leek Moeso uitstekend toegerust voor zijn taak: een trouwe volgeling van Stalin, ingewijd in de politieke koers, een sterke persoonlijkheid en een legendarische reputatie. Moeso was na 1945 werkzaam bij een instelling voor wetenschappelijk onderzoek van de partij. Hij verschafte informatie over de ontwikkelingen in Indonesië, stelde overzichten van persberichten samen en deed meer van dit soort werkzaamheden. Dit werk leed onder het gebrek aan informatie over en direct contact met de PKI in de Republik. De door Indonesische afgevaardigden bezochte jeugd-, studenten- of vakbondsconferenties leverden slechts fragmentarische gegevens op. Een belangrijke bron vormde, zoals al in de Kominternjaren, de informatiestroom die via en door de CPN in Moskou belandde, maar ook die was vertekend en niet actueel. Het gebrek aan direct contact werd door beide – Moskou en de PKI – als een groot probleem ervaren. Een Sovjet-journaliste die begin 1947 met een WFDY-delegatie de Republik bezocht, rapporteerde aan de CPSU dat Alimin haar dringend had verzocht om steun en contact. Hij bekende dat hij het moeilijk vond om zonder advies of contact met Moskou bepaalde problemen op te lossen. En hij vroeg om de spoedige terugkeer van Moeso naar

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1082

Verguisd en vergeten

Indonesië. Moskou vond het nodig een afgezant naar de Republik te sturen om de koers van de Indonesische communisten af te stemmen op de internationale communistische lijn. Moeso zou een mandaat hebben gekregen van de Kominform om de communistische beweging in Indonesië te leiden. Moeso vertelde volgens Soemarsono dat hij door Stalin was geïnstrueerd voor hij naar Indonesië vertrok – een nieuwe PKI-koers moest voorkomen dat Indonesië in de Amerikaanse invloedssfeer belandde, een ontwikkeling die het kabinet-Hatta zou steunen. Moskou had sinds 1945 geen diepgaande belangstelling getoond voor de ontwikkelingen in Indo­ Van links: Nazir Pamontjak, Soeripno en Moeso in Boekittinggi nesië. De eerste belangen lagen in Europa, terwijl een gebrek aan betrouwbare informatie zinvoll­e analyses en beleid ernstig bemoeilijkte. Moskou steunde de Republik, en boekte zo in de Veiligheidsraad goedkope propagandavoordelen. De Soekarnoregering kreeg volop steun. Met de invloed van links in de regering was Indonesië een geslaagd voorbeeld van de samenwerking tussen communistische en bourgeoispartijen, het oude Volksfrontidee, een model dat vooral in Europa werd gezien als de opstap naar een communistische machtsovername. De Republik oogstte nog extra waardering door zijn gewapende verzet tegen het imperialisme, waarbij Nederland werd aangemerkt als slechts de zetbaas van eerst Britse, en later Amerikaanse belangen. In 1947 bleek de Volksfrontpolitiek vastgelopen; de tegenstelling Oost-West werd scherper; de Koude Oorlog kreeg contouren. In september 1947 werd de Kominform gevormd waarin de communistische partijen van de Sovjetunie en Oost-Europa met die van Frankrijk en Italië, hun krachten bundelden tegen het imperialisme. De ‘twee-kampen-theorie’ zoals Andrei Zhdanov die 

Efimova 2003:173-4. Efimova is de eerste auteur die op basis van Sovjetdocumenten schrijft over Moeso’s komst naar Indonesië. Zij verschaft hiermee een zeer waardevolle toevoeging aan de historische kennis.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1083

bij de oprichting uiteenzette, poneerde de onverzoenlijke tegenstelling tussen ‘het imperialistische, anti-democratische kamp’ en ‘het anti-imperialistische en democratische kamp’. De Verenigde Staten waren de ‘drijvende kracht’ van het imperialistische kamp en zij werden gesteund door de ‘rechtse socialisten’ in de Europese landen. ‘De Communistische Partijen moeten zich aan het hoofd stellen van het verzet op elk gebied – in de regering, in de politiek en de economie en op het gebied van de ideologie – tegen de imperialistische plannen van overheersing en agressie.’ Deze confrontatie gold in eerste instantie Europa; in de koloniën werd dit model niet meteen gekopieerd. De rol van de ‘nationale bourgeoisie’ werd genuanceerd beoordeeld. In de Indiase situatie waar de nationalistische leiders met de Britten tot een akkoord over de onafhankelijkheid waren gekomen, had Moskou slechts de zwaarste kritiek voor de Congrespartij over. Maar de Republik werd, met Vietnam, gepresenteerd als een voorbeeld van strijd voor onafhankelijkheid die samenging met radicale hervormingen. Van dat laatste was geen sprake. Maar dit etiket diende wellicht om de steun aan de Republik, met een sterke positie van links in de regering, die daadwerkelijk streed tegen een koloniale macht, te legitimeren. Zulke uitspraken werden met enige regelmaat herhaald, waarbij zelfs Indonesië als voorbeeld werd genoemd van een regering door een anti-imperialistisch front onder leiding van de communistische partij. Het Renville-akkoord werd in dit verband wel negatief beoordeeld, maar de Republik werd niet veroordeeld toen hij dit ondertekende. Het daaropvolgende aftreden van Amirs kabinet, waarbij in één klap de dominante positie van links werd tenietgedaan, moest tot herbezinning in Moskou leiden. De gang van zaken in Indonesië, en de reactie daar op de nieuwe Zhdanovlijn leidde tot gefronste wenkbrauwen in Moskou. Moeso was blijkbaar gevraagd om zijn visie op de stand van zaken. Hij deed op 23 januari verslag, en vergoelijkte het negeren van Zhdanov en de Kominformoprichting als tactiek om de leidende rol in de regering niet te benadrukken, en zo geen 

McVey 1957 analyseert de Sovjetvisie op de Indonesische revolutie. Haar bronnen en conclusies worden hier gevolgd. Voor deze periode McVey 1957:11-37. Bräker 1971:342-54 bevestigt in grote lijnen dit beeld, op basis van een eigen lezing van Sovjetbronnen. Gegevens over de oprichting van de Kominform in KHA 5/11-10-1947:7333A; Brimmell 1959:251-5; McLane 1966:351-4. Zhdanovs rede werd pas in mei 1948 uitgegeven in Djokja door het blad Revolusioner als Situasi politik internasional (Swift 1989:27). In algemene zin over Kominform en koloniën ook Kautsky 1956:24-33; McLane 1966:354-7. Het mandaat wordt genoemd in een interview van de PKI-leider Ngadiman (‘P.K.I. tidak akan berontak’, Sin Po, 14-12-1949). Over Moeso en Stalin: interview Soemarsono, Djakarta, 23-10-1980. Semaoen die in 1950 de Indonesische uitzendingen van Radio Moskou verzorgde zei tegen een diplomatieke missie uit Indonesië dat Moeso vertrok uit Moskou omdat hij daar geen werk had en dat hij niet was voorzien van enige instructie (‘Semaun bekerdja pada Radio Moskow’, Merdeka, 22-5-1950, ook in Wibisono 1953:143-4). Over de relatie Moeso-Moskou ook Swift 1989:57-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1084

Verguisd en vergeten

anticommunistische reactie uit te lokken. De positie van het socialistische blok werd steeds sterker, ook in de strijdkrachten. Een omverwerping van het kabinet-Amir leek onwaarschijnlijk – maar vond plaats op diezelfde 23 januari. Op 24 januari al schreven twee Russische collega’s een weerwoord, dat niets aan duidelijkheid overliet. Comrade Musso explains the reasons for not publishing the materials of the Conference of the nine parties [Kominform] and the absence of propaganda on the questions connected with the resolutions of the Conference of the nine parties on the part of the Indonesian Communist Party, by its special political line, which allegedly aimed at ‘paralysing Truman’s Doctrine as well as anti-Communist propaganda in Indonesia, carried on by the Dutch’, with the help of conscientiously minimizing its actual strength and not exposing its leading role in the Republican government, as well as concealing its links with abroad and so on. In our opinion, if such a course is actually being taken it is a rotten course, and the consequences of this course have already been manifested in that Sjarifuddin was forced to sign an agreement with the Dutch, imposed on him by the American ‘mediation’, just because the Republic and particularly the Indonesian Communist Party up to this time absolutely insufficiently laid bare the aggressive policy of American imperialism and thus contributed to a certain trust among the unsophisticated part of the population in the policy and the ‘mediation’ of the American government. If the Party had published the resolutions of the Conference of the nine parties and Zhdanov’s report in particular, the people would have understood the contemporary arrangement of forces on an international scale. One of two things must be true: either there is no such ‘special course’ of the policy of the Indonesian Communist Party in reality and Com. [Comrade] Musso is under a delusion, or if such a course actually exists, it is a disastrous course and Com. Musso justifies it.

De PKI stelde een misplaatst geloof in de bemiddelaarsrol van de Verenigde Staten, en verzuimde zo ‘the expansionist nature of American imperialism’ te ontmaskeren. Met dat al was de PKI in de situatie beland dat Renville moest worden getekend. Het bleef niet hierbij. Het hoofd van de afdeling buitenlandse zaken van het Centraal Comité stuurde op 18 februari een notitie aan het Politburo in de lijn van de eerdere kritiek en met harde uitspraken tot slot. De PKI had op breed terrein fout geopereerd. The rejection of the armed struggle with the Netherlands and the signing of the Renville agreement on the basis of concessions on the side of the Republican delegation; The surrender of state power and its transfer to the nationalist parties without the struggle and the appeal to the masses; The continuation of co-operation with the rightist parties instead of laying bare their reactionary activity before the masses; Keeping their distance from the USSR and the countries of the new democracy, the rejection of joining openly the Soviet camp in the Cold War in the international arena;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1085

Dispersing of the Communist forces among several parties and organizations, keeping the Communist Party proper in the background in the Socialist Bloc, denigrating the actual image of the CPI [Communist Party of Indonesia] in the eyes of the masses of the people. Insufficient unmasking of the aggressive nature of American imperialism before the Indonesian people.

Het lijkt geen speculatie om het honoreren van deze kritiekpunten te zien als Moskou’s directieven voor een nieuwe PKI-koers. Moeso had niet veel keus dan zich ernaar te voegen – de solidariteit met zijn PKI-makkers in Indonesië moest, zeker ook na Amirs aftreden, wijken voor de nieuwe koers. Voor het leggen van contact en het overbrengen van de boodschap was Moeso de enige beschikbare en geschikte persoon. Documenten waarin hij namens Moskou die opdracht kreeg zijn (nog) niet gevonden, maar dat Moeso deze taak op eigen initiatief op zich nam, zonder uitdrukkelijk mandaat van Moskou, is ongeloofwaardig. Daartegen pleit ook dat hij in Praag, voor zijn vertrek uitvoerig overlegde met Sovjetdiplomaten en CPN-leiders. Moest de Sovjetunie haar steun aan de Republik blijven voortzetten, waarbij vooral haar rol als antikoloniale voorvechter in de Verenigde Naties veel goodwill opleverde? Wat moest de FDR-koers zijn: loyale oppositie of voorbereiding op gewapende strijd? Voorshands bleef de Sovjetunie de Republik steunen, en onthield zij zich van uitspraken over de regering. De FDR hield nog alle opties open, maar de kloof met de regering verwijdde zich, ook onder invloed van de internationale situatie, met zijn Koude Oorlog en ‘twee-kampen-theorie’. Daarbij bracht het consulair verdrag dat Soeripno 

Efimova 2003:175-8 (citaten op pp. 175-6 en 178). Efimova 2003:178 meent dat Moeso ‘apparently had come to the conclusion that it was he who was destined to play the leading role in the CPI revival in all its might and strength’ in wat zij ‘his personal sacred mission’ noemt. Dit lijkt mij een te romantische visie. Bilveer Singh 1994:120-2 ziet Moeso als Moskou’s gezant, die ‘did seem to get out of his way to demonstrate his orthodoxy’. Gouda 2002:276 acht het ‘doubtful that Muso acted on orders from Moscow’, maar voert daarvoor geen redenen aan.  McVey 1957:38-46. McVey gaat hier, en eerder in McVey 1954:52-6, en uitgebreider nog in McVey 1958, kort herhaald in McVey 1964:145-7, ook in op de conferentie van de World Federation of Democratic Youth (WFDY) in Calcutta in februari 1948. De WFDY was een van de weinige kanalen waarlangs de Sajap Kiri contact onderhield met de communistische wereldorganisaties. De conferentie in Calcutta was de eerste waar Zuidoost-Azië was vertegenwoordigd na de ‘tweekampen-theorie’. Diverse auteurs menen dat hier ook een Moskouse instructie werd uitgegeven, waarbij de communistische partijen werd opgedragen in gewapende actie tegen hun regering of koloniale overheerser te komen. Zulke acties later in 1948 in Indonesië, Malakka, Birma, Vietnam en de Philippijnen zouden terug te voeren zijn op deze conferentie in Calcutta. Thompson en Adloff 1950:153-5, 226-7 halen hierover diverse zegslieden aan, maar zijn zelf voorzichtig en sceptisch. Sacks 1950a:231, 1950b:208-9 komt op basis hiervan tot een standpunt dat Moskou’s coördinatie veronderstelt. Voor Indonesië zeker is hiervoor geen aanwijzing. Op de conferentie was veel aandacht voor de ‘twee-kampen-theorie’, waarbij de nieuwe staten uit Brits-Indië ontstaan scherp 

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1086

Verguisd en vergeten

afsloot de regering-Hatta ernstig in verlegenheid. De kloof tussen regering en FDR werd hierdoor vergroot. Hatta speelde op tijdwinst door Soeripno voor overleg terug te roepen. De Sovjetunie, die uiteindelijk zelf het initiatief had genomen het verdrag te ondertekenen, voerde merkwaardigerwijs, in tegenstelling tot de FDR, geen actie tegen Hatta, na diens afhoudende opstelling. Had Moskou wellicht hoop dat Hatta alsnog zou instemmen met de uitwisseling van consuls? werden aangevallen, maar Indonesië lof kreeg wegens zijn gewapend verzet tegen het imperialisme. McVeys opvatting werd eerder opgeschreven door Frankel 1953:209-10, en iets voorzichtiger, Kautsky 1956:33-4, daarna Hartono 1959:72-3; Fain 1971:148-54; Dake 1973:8-9; Reid 1974a:130-1; Short 1975:45-8 (met eigen aanvulling); Colbert 1977:120-2; Corsino 1982:59; Longmire 1989:33-6; Remme 1995:133-5, en, in versterkte mate, door McLane 1966:357-60 en Van den Doel 2001:304-5. Ook Boden 2006:75-6 volgt deze visie, maar wijst er op dat Sovjetdocumenten over de conferentie nog niet voor onderzoek zijn vrijgegeven. Voor een andere opvatting: Lattimore 1949:198-9; Masani 1954:89-90; Cady 1955:507-8, 1974:62-5, 75; King 1956:91-2; Pye 1956:83-4; Swearingen 1956:310-1; Warner 1956:81-3, 1995:128-30; Kennedy 1957:359; Fifield 1958:163; Fischer 1959:112-3; Barnett 1960:90, 152; Buss 1961:240; Clubb 1962:18-9; Nugroho Notosusanto 1971:20; Penders 1974:125; Levine 1995:44; Soetopo Soetanto 1997:185. Warner 1956:81-3, 1995:129-30 noemt de aanwezigheid in Calcutta van Lawrence Sharkey, leider van de Australian Communist Party, die op zijn weg naar huis de radicale boodschap van Calcutta uitdroeg in Indonesië. Zo’n bezoek wordt nergens anders vermeld. Wel bezocht Sharkey op zijn terugreis Singapore (Morrison 1948:282; Pye 1956:84; Kennedy 1957:450; Brimmell 1959:210, 255; McLane 1966:385; Cady 1974:64; Short 1975:52-3; Cheah Boon Kheng 1979:151-2; Stubbs 1989:60). Brimmell 1959:255-63 levert vooral een samenvatting van het conferentieverslag, met als conclusie dat ‘the stage was prepared for the wave of violence which swept through India and South East Asia in the next few months’. Brimmell gaat niet in op McVeys publicaties. Trager 1959:263-8 weegt wel alle argumenten en kiest op basis van ‘conclusions of high probability based on inference from strong circumstantial evidence’ er voor de conferentie te beschouwen als de plaats waar Moskou de communisten instrueerde gewapende actie te beginnen, met als gedeeltelijke uitzondering Indonesië, waar de komst van Moeso interne meningsverschillen over de nieuwe koers beslechtte. Trager 1963:141-3 herhaalt dit beknopter. Brackman 1963:67 kiest de lijn van Trager, zo ook Ray 1967:152. Mintz 1965:92-3, note 15 volgt Trager gemotiveerd. Overzichten ook in Abels 1983:77-80 en Swift 1989:26-8. Jacques Leclerc, ‘Entretien avec Kath Olive’, Parijs, 24-9-1985, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-373, verschaft een uitvoerig verslag van de conferentie door de Australische afgezant Kath Olive, toen Kath Bacon. Van instructies van Moskou heeft zij niets opgemerkt. Francisca Fanggidaej, lid van de Indonesische delegatie in Calcutta, ontkent dat sprake is van enige instructie. Zij was op 20 juli 1947 uit de Republik vertrokken om, samen met Soeripno, de BKPRI te vertegenwoordigen bij het WFDY-congres in Praag (augustus 1947). Van daar ging zij naar Londen, waar zij onderdak vond bij Soebandrio, die daar een voorlichtingskantoor van de Republik leidde. Van Londen vloog zij naar India. Voor haar vertrek was zij actief in de voorlichtingsdienst van Pesindo. Haar uitverkiezing had zij te danken aan haar talenkennis, niet aan een hoge positie in Pesindo. Zij was geen PKI-lid (Francisca Fanggidaej, interview Zeist, 17-3-2000). In oktober 1960 dienden Francisca Fanggidaej en Soepeno, beiden op de Calcuttaconferentie aanwezig, een aanklacht wegens laster in tegen het dagblad Pedoman dat hen beschuldigde van het overbrengen van Kominforminstructies naar Indonesië (Merdeka, 14-10-1960 (Antara, het Pedoman-artikel was van 17-9-1960), ook in Rosihan Anwar 1981:49, 2004:viii-ix). Over de afloop van de aanklacht ontbreken gegevens. Aidit zelf ontkent de invloed van de conferentie in Calcutta, daarnaar gevraagd door Sin Po (‘D.N. Aidit: Omong kosong adanja “Komperensi Nanning” dan “Brigade Sukarela Internasional”’, Sin Po, 14-8-1953).  McVey 1957:47-52. Jeanne Mintz, als adviseur aan de Republikeinse delegatie bij de

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1087

Eind juni 1948 werd Joegoslavië onder Tito uit de Kominform gezet omdat het zich, geïnspireerd door het nationalisme, niet wilde onderschikken aan de Sovjetunie. Dat nationalisme nu werd ten scherpste aangevallen en verdiende de hevigste bestrijding. Dat gold ook voor de bourgeoisie, overal ter wereld die deze ideologie aanhing. En als reactie ook werd onvoorwaardelijke trouw aan de Sovjetunie een absoluut vereiste. Hiermee kon de FDR niet meer uit onder de ‘twee-kampen-theorie’. In zuivere toepassing zou sprake moeten zijn van een totale breuk met de nationale bourgeoisie, en dan was een gewapende confrontatie heel dichtbij. Het Chinese model kon nog enige uitweg bieden hiervoor. Mao Tse-tung had daar een ‘united front’ gevormd, inclusief de bourgeoisie, maar onder vaste leiding van de communistische partij, ook van allerlei massa-organisaties. Zijn succes had een sceptisch Moskou tot een positieve erkenning gebracht van deze weg. Voor de FDR zou ook dit alternatief dramatische gevolgen hebben. Moeso was in maart 1948 in Praag, dat als vertrekpunt voor de reis naar Indonesië kon dienen en waar partijgenoot Soeripno, die de weg kende, was neergestreken. Moeso, volgens Soeripno een ‘oude, grote ervaren leider’ vroeg hem hulp om naar de Republik terug te keren. Moeso ging al meteen door voor Soeripno’s secretaris – de Sovjetambassadeur noemde hem ‘Musin Makar Ivanovich (a Soviet citizen, an official of the Soviet Military Administration in Germany, for the time being staying in Prague)’. In Praag werkte Moeso aan het document dat de nieuwe koers voor de PKI vastlegde. Hij rapporteerde nog regelmatig aan Moskou en leverde zo ook commentaar op een artikel dat het Chinese communistische persbureau verspreidde ‘The new stage of the Indonesian struggle for independence’, waarbij het Chinese model van toepassing werd verklaard in Indonesië. VN verbonden (Coast 1952:221 noemt haar Palar’s ‘invaluable American secretary’ – Palar leidde de delegatie), vertelde dat tot in augustus de relaties van de delegatie met de Sovjet- en Oostblokdiplomaten hartelijk bleven. Maar plotseling, op de gezamenlijke bootreis van New York naar Parijs, waar de Veiligheidsraad zou bijeenkomen ‘they had suddenly become “invisible” to Soviet and other bloc delegates on the same liner. This about-face was carried out so blatantly that not only the Indonesians but other interested delegates on board began haunting the ship’s radio room, seeking news of what they anticipated would be a violent new tack in Communist policy toward the Indonesian government. Somewhat to the astonishment of the newsboys on the pier when the ship reached Cherbourg on September 5, debarking Asian and Western delegates snatched up all available copies of French communist papers. There they read, some two weeks before the outbreak at Madiun, that the Indonesian Government had indeed become “running dogs of the imperialists”’. De conclusie die de Indonesische delegatie trok was dat ‘not only had the Russians participated in the planning of the uprising but that the attack had been scheduled for a date very close to September 1’ (Mintz 1965:95, note 19). Deze conclusie ging te ver.  McVey 1957:52-7.  Efimova 2003:179.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

1088

Moeso toonde zich enthousiast in zijn gevolgtrekkingen uit dit artikel. American and Dutch imperialism have to be exposed, the real fact is that America though appearing outwardly strong, is feeble. The people must struggle against vacillation and betrayal, firmly believing in the sure victory of the great cause of their liberation. They must not fear temporary difficulties and setbacks, but resolutely carry on the struggle into the camp of American and Dutch imperialism and the Hatta government, and lead themselves to victory […] They will discard their illusions and fears of America and cast away the cowardly, incompetent, vacillating and treacherous upper elements of Indonesia and march together, united in the struggle against imperialism. Although their struggle will be prolonged and arduous, the dawn of final victory will be nearer. […] At the same time the national front of Indonesia will still be broadened to include workers, peasants, the middle and petty bourgeoisie, and other patriotic elements. Only the running dogs of America and the Dutch have to be excluded. The Indonesian people must learn that they should never trust in vacillating elements and compromising parties, but only in the people’s revolutionary organizations and especially the INDONESIAN COMMUNIST PARTY. The victory of the Chinese people under the leadership of the Chinese Communist Party over Japanese imperialism … in the past and their present victory over American imperialism and Chiang Kai-shek serve as an example to the Indonesian people.

Zijn enthousiasme vond als een oproep tot een nationaal front onder PKI-leiding zijn neerslag in zijn programma. In dat opzicht amendeerde Moeso zijn ‘instructies’, voordat Moskou ‘officieel’ de Chinese lijn van zijn goedkeuring voorzag.10 Begin mei overlegden Moeso, Soeripno en Paul de Groot in Praag, waar zij een document opstelden: ‘Outlines of the tasks of the Communists in Indonesia’. Hieraan vooraf gingen verhitte discussies. De Groot hield aanvankelijk vast aan een gemenebestverband tussen Nederland en Indonesië – hij vreesde anders verlies aan Nederlandse aanhang, die bang was dat volledige onafhankelijkheid tot werkeloosheid zou leiden. Moeso en ook Soeripno stelden met nadruk dat zo’n verband ernstige nadelen in het mobiliseren van de massa zou opleveren. De Groot maakte Moeso zelfs uit voor een avonturier en trotskist die niet op de hoogte was van de situatie in Indonesië. Tot slot bond De Groot in en nam hij genoegen met een formulering waarin werd gezegd dat Nederland een economische en culturele voorkeurspositie zou verkrijgen – zo rapporteerde Moeso dit aan Moskou. Het document zelf noemde de fusie tot een Verenigde PKI en de vorming van een nationaal front, waarin de PKI partijen, groepen en personen wilde bijeenbrengen met als uitgangspunt het streven naar onafhankelijkheid. De oppositie tegen de regering-Hatta moest op brede en grote schaal worden gevoerd, waarbij als doel werd gesteld de vorming van een regering van nationale eenheid, met passende PKI-vertegenwoordiging daarin. Onderhandelingen met Nederland, 10

Efimova 2003:180-1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1089

na afwijzing van Renville, dienden op gelijkwaardige basis plaats te vinden en tot erkenning van de soevereiniteit voor geheel Indonesië te leiden. Paul de Groot, Soeripno als Politburolid van de PKI en Musinov tekenden. In de brief aan Moskou voegde Moeso hieraan toe dat dit de grote lijnen van zijn taak vastlegde. ‘Undoubtedly it is a great turn. I hope the Indonesian comrades would understand it and would be willing to follow me.’ De Groot zocht ook de Tsjechische partijleider Gottwald op die zijn instemming betuigde. Hij schreef een brief aan Sardjono en Maroeto Daroesman, gedateerd 10 mei 1948, die Moeso meenam. De partijlijn had slechte resultaten tot gevolg gehad. ‘Now it is absolutely necessary that you make a sharp turn and step on a new way. Our old and trusted friend, who brings this letter, will help you much in working out a new line [...].’11 De informatie van Moeso werd door een employé van de afdeling buitenlandse zaken van het Centraal Comité van commentaar voorzien, die hierin de indruk vestigde dat Moeso’s voorstellen nieuw waren en niet door Moskou waren voorgeschreven of gesuggereerd. Moeso’s regels over zijn taak en de bereidheid hem te volgen werden van een afgemeten antwoord voorzien. Judging by the tone of his declaration he intends to assume the leading role in the Communist Party and that may give rise to objections on the side of Indonesian comrades and have much more serious consequences. It would be desirable to point out to comrade Musso before his departure to the country that his task is assistance to the leadership of the Indonesian Communist Party and that Indonesian comrades themselves will define his role in the CPI.

Over verdere actie van het Centraal Comité zijn nog geen documenten aangetroffen. In nog latere toelichting op schriftelijk materiaal dat Moeso op 28 mei en 16 juni naar Moskou stuurde zei hij dat hij hoopte in Indonesië aan te komen voor een nieuw kabinet was gevormd, en dan zijn invloed te gebruiken om ‘a really national government responsible to the people’s parliament’ tot stand te brengen. ‘I hope to fulfil my crucial and interesting task.’ Moeso rapporteerde ook dat De Groot Setiadjit beschuldigde van connecties met trotskisten en de British Intelligence Service – ongetwijfeld ‘oud zeer’ uit de interne partijstrijd van 1945 toen Setiadjit tegenover De Groot stond. Moeso zelf merkte op dat vijf ex-leden van de CPN: Setiadjit, Abdoelmadjid, Maroeto Daroesman, Tamzil en Tan Ling Djie de macht in de PKI hadden overgenomen van de veteranen Alimin en Sardjono.12 Op 4 juli formuleerde 11

Efimova 2003:181-4 (citaten p. 182 en 183). De overeenkomst tussen Moeso, Soeripno en De Groot werd op 8 september 1948 aan de ministers Drees en Sassen, en aan Beel, overgelegd (NA, Archief-Drees 164 en Archief-Beel 25). Frank Lafort, ‘Geheimen uit archief van Drees’, Elseviers Magazine, 23-1-1982:26-7, haalt het document aan, zoals ook Van Oerle 1986:47; Verrips 1995:261, 264 en Stutje 2000:271, 277-8. 12 Efimova 2003:184-5 (citaat p. 184).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

1090

een Sovjetfunctionaris het zo dat Moeso de aanwijzing kreeg de PKI-leiding te ‘helpen’.13 In augustus waren De Groot en Wagenaar in Moskou en traden daar op als woordvoerders en leidslieden van de PKI. Zij gaven steun aan Moeso’s programma. Zij verwachtten ‘a certain resistance’ van ‘some persons’ tegen de nieuwe lijn. Voor verdere steun aan de PKI achtte de CPN betrouwbare verbindingslijnen en de organisatie van wapenleveringen aan Republik nodig. De Nederlanders brachten ook over wat de Indonesische partijgenoten als reactie verwachtten op hun nieuwe politiek. Het zou tot einer neuen Terrorwelle und neuen kriegerischen Handlungen der niederländische Machthaber gegen Djogdjakarta führen können. Es müssen unbedingt alle Mittel ergriffen werden, um die Existenz der Partei unter allen Umständen zu schützen und zu gewährleisten. Es ist unwahrscheinlich, dass die Hatta-Regierung repressive Massnahmen gegen die Kommunistische Partei in der Republik ergreifen könnte, wenn man die Instabilität ebendieser Regierung und die Macht der linken Parteien bedenkt, ebenso die grosse Sympathie der Massen für den Kommunismus.

De verwachting over een Nederlandse aanval kwam niet uit en Hatta’s verwachte inactiviteit bleek te berusten op een fatale misvatting. De Russische partij stemde dus in met de grote rol voor de CPN, die daarmee ook de kans aangreep om meer te zijn dan een kleine communistische partij in een klein land.14 Moeso dus was uitgekozen door Moskou om de verre kameraden op het goede, nieuwste ideologische spoor te zetten. Hij was uit Praag vertrokken vóór de breuk met Joegoslavië, maar op de langdurige reis zal hij wel zijn ingelicht over de nieuwste ontwikkelingen. Zijn incognito duurde niet heel lang. Na aankomst in Djokja gaf hij namens Soeripno, en nog als Soeparto, nog enige toelichting op het consulair verdrag, en zei hij niet te weten hoe lang hun verblijf in de Republik zou duren.15 De eerste berichten over zijn terugkeer verschenen in Solo. ‘Merdeka’ meldde onder de kop ‘Soeparto al. Moeso’ dat er vermoedens bestonden dat de aan ‘oldtimers’ bekende Moeso terug was. Rondom zijn persoon werd zeer geheimzinnig gedaan, en hij werd geïsoleerd gehouden om zijn identiteit te verhullen.16 ‘Murba’ plaatste in een kader, met grote letters, het volgende korte bericht: ‘Muso komt aan in Indonesië. Solo, 12-8. Volgens betrouwbare berichten is 13 14 15 16

Boden 2006:77, noot 60. Efimova 2003:185-6; Boden 2006:77(citaat), 78-9. Antara, 12-8-1948. Merdeka (Solo), 13-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1091

samen met Soeripno ook Moeso gearriveerd, van wie de naam niet onbekend is aan de Murba.’17 Deze berichten werden diezelfde dag al achterhaald in de linkse pers in Djokja. ‘Buruh’ meldde Moeso’s aankomst en ‘Revolusioner’ drukte een lang interview af, dat door ‘Suara Ibu Kota’ in drie afleveringen werd overgenomen.18 En ook nog diezelfde dag werd Moeso met Soeripno ontvangen door Soekarno. Om tien uur in de morgen wachtte de president op de voorgalerij zijn gasten op. Soepeno, hoofdredacteur van ‘Revolusioner’, deed verslag: Ik had al eerder Bung Karno vaak horen vertellen over Moeso. Uit die verhalen leidde ik af dat Bung Karno oprecht genegenheid koesterde voor Moeso, ja, zelfs nog sterker. Hij vereerde Moeso. Ik vroeg mij af wat er nu zou gebeuren? Zou Bung Karno nog steeds die genegenheid en bewondering hebben voor deze communistische leider van internationaal kaliber? Een communist die nu niet alleen wordt gevreesd door Amerika, maar ook door onze eigen regering? Na deze begroeting kon Bung Karno pas zeggen: ‘Tjonge, hoe zie je er nog zo jong uit?’ En het antwoord van Pak Moeso: ‘O, ja, zeker. Dat is de Moskouse inspiratie, de altijd jeugdige inspiratie uit Moskou.’ Na deze korte ceremonie werd de gasten gevraagd naar Bung Karno’s vertrek te gaan. Pak Moeso zat daar eerst in een ongemakkelijke stoel. Hij werd toen uitgenodigd om in een fauteuil naast Bung Karno te komen zitten. Hun gesprek verliep vlot. Vol trots vertelde Bung Karno aan Soeripno over zijn relaties met Pak Moeso in het verleden. Hij vertelde onder meer: ‘Moeso was toen al haantje de voorste. Hij hield erg van vechten. Hij was een pentjak-ster. En ook iemand die graag musiceerde. Als hij een rede hield stroopte hij zijn mouwen op.’ En uitvoerig zette hij zijn ervaringen met Pak Moeso uiteen. Naast dit gepraat over andere zaken dan de staatspolitiek, was Bung Karno blijkbaar geïnteresseerd in het vraagstuk-Joegoslavië met Tito dat kort geleden de aandacht van de hele wereld had. Waarom werd Tito uitgescholden door de Kominform? Waarom werd de Communistische Partij van Joegoslavië gekritiseerd door de Kominform? Pak Moeso beantwoordde deze vraag zo goed en duidelijk als hij kon. Hij zei onder meer dat de Joegoslavische Communistische Partij zijn plicht in de strijd van het volk daar veronachtzaamde. Bung Karno vroeg: ‘Daarmee wordt bedoeld dat de Communistische Partij daar niet zijn rol vervult als avant-garde van de strijd van het Joegoslavische volk?’ Bij deze vraag van Bung Karno valt Pak Moeso’s mond open van verbazing en daaruit komen de woorden: ‘Tjonge, hoe weet je dat?’ Daarop verdedigt Bung Karno zich met de woorden: ‘Ik ben hier nog steeds de leerling van Marx, Pak Tjokroaminoto en Pak Moeso!’ En om dit te bewijzen pakt hij het boek dat hij heeft geschreven: Sarinah. Hij 17

Murba, 13-8-1948. Buruh, 13-8-1948; Revolusioner, 13-8-1948; Suara Ibu Kota, 13-, 14- en 15-8-1948. Derita 1949:27-32 neemt de eerste twee stukken in Suara Ibu Kota over, waarbij op p. 29 14 augustus moet worden gelezen als 13 augustus. 18

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1092

Verguisd en vergeten

Van links: Moeso, Soekarno, Soeripno toont de bladzijden waarop hij Lenin, Stalin en anderen aanhaalt. Daarna schenkt hij dit boek aan Pak Moeso als herinnering en op de eerste bladzijde schrijft hij: ‘Voor Bung Moeso van de schrijver, Djokjakarta 13-8-1948’. Dan komt mevrouw Soekarno het vertrek binnen en zij stelt aan Pak Moeso de vraag of hij al getrouwd is, en zo ja, waar zijn vrouw woont en zulke zaken meer. Dan vraagt Bung Karno ook: ‘Ontvangt Stalin iedere gast die hem wil ontmoeten? Ik weigerde een aantal bezoekers, en dat leverde eindeloze kritiek op.’ Het antwoord van Pak Moeso was: ‘Dat hangt er van af’. Nadat er zo heel wat scherts was uitgewisseld vroegen Pak Moeso en Soeripno verlof te vertrekken. Voor het afscheid vroeg Bung Karno of Pak Moeso zijn steun wilde geven om de staat te versterken en de revolutie te bevorderen. Het antwoord van Pak Moeso was niet uitgebreid: ‘Dat is natuurlijk mijn plicht. Ik kom hier om orde te scheppen!’19

En die laatste zin, met zijn omineuze inhoud, sprak Moeso in het Nederlands uit. Het zou bij deze ene ontmoeting tussen beide politici blijven. Hierna bracht Moeso een bezoek aan Hatta. Het bezoek van drie kwartier 19

Revolusioner, 19-8-1948, ook in Derita 1949:16-8 en deels Nasution 1979, VIII:214. Dit blad plaatste dit stuk dus pas zes dagen na de ontmoeting. Daarvoor is geen directe verklaring, of was het de overvloed aan andere kopij over Moeso en zijn activiteiten? Antara maakte geen melding van deze ontmoeting; wellicht omdat deze geheel tot de privésfeer werd gerekend? De ontmoeting ook in Pinardi 1967:40-1; Soerjono 1980:80; Soe Hok Gie 1997:211-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1093

werd grotendeels gevuld door een pleidooi van Moeso tegen Renville. Hatta luisterde vooral, en zei dat de geschillen over de uitvoering van het akkoord tot een nieuwe Nederlandse militaire actie zouden kunnen leiden. Dat zou uiteindelijk de positie van de Republik kunnen versterken.20 Voor Soeripno was onderdak verzorgd in hetzelfde huis als de Engelsman John Coast, die zich als piloot inzette voor de Republik. Soeripno en Coast kenden elkaar goed van de maanden in 1946 in Londen waar zij beiden in particulier initiatief voorlichting verzorgden voor de prille Republik. Soeripno liet zich weinig gelegen liggen aan zijn diplomatieke functie. Een afspraak met zijn minister, Agoes Salim, zei hij af om een vergadering bij Amir te bezoeken; hij hield redes op FDR-meetings, waar de regeringspolitiek werd afgekeurd. Soeripno, was aldus Coast, een innemende persoonlijkheid: ‘slight and quickwitted, ready to laugh, packed with almost irresistable charm’.21 Antara bracht het nieuws van Moeso’s terugkeer pas op 14 augustus en plaatste hem in de rij van de eerste linkse leiders, met Alimin, Sardjono, Darsono, Semaoen, Aliarcham, Marco en Tan Malaka. ‘Moeso, Alimin en Sardjono zijn nu in Indonesië, Semaoen is in Moskou, Darsono nog in het buitenland, Aliarcham en Marco zijn in Digoel overleden en Tan Malaka zit gevangen.’22 ‘Sin Po’ in Djakarta berichtte Moeso’s komst op 16 augustus. De correspondent in Djokja vermeldde de grote aandacht die zijn komst had getrokken. ‘Welingelichte kringen’ suggereerden dat hij een ‘belangrijk plan’ uit Moskou had meegenomen om de communistische invloed in de Republik uit te breiden. Ook was ‘niet onmogelijk’ dat Moskou, door middel van Moeso en Soeripno, ‘nuttige suggesties’ wilde geven over de loop van de revolutie – bij het gebrek aan mogelijkheden directe invloed uit te oefenen in Indonesië. Moeso zou samen optrekken met Alimin, en was het oneens met de lijn van Tan Malaka. Renville werd afgewezen.23 ‘Star Weekly’ suggereerde dat de 20

Hatta 1979a:528, 530, 1981a:282-3. Hatta’s memoires zijn over deze periode zeer beknopt en onnauwkeurig, naar het lijkt een gevolg van een falend geheugen. Hatta vermeldt bijvoorbeeld dat Moeso in mei 1948 terugkeerde. De enige die verder over deze ontmoeting schrijft is Hatta’s secretaris I Wangsa Widjaja (1988:63-4), maar hij vertelt slechts Hatta’s memoires na in eigen woorden. In de eigentijdse pers werd dit bezoek niet vermeld. 21 Coast 1952:158-9. Coast, in brief aan Jacques Leclerc, London, 24-1-1982, in KITLV, CollectieLeclerc H 1327-294, merkt op dat na terugkeer ‘a little iron curtain had come down between Suripno and me, so that I realised that my Socialist friend from the London days had moved far more left’. 22 Antara, 14-8-1948. 23 ‘Pengaroeh Communist direpoeblik aken bertambah heibat’, Sin Po, 16-8-1948, deels overgenomen als ‘De communistische invloed in de republiek’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-39(29-1948). Sin Po’s correspondent in Djokja belichtte regelmatig de achtergronden van de interne politieke verwikkelingen in de Republik. Hij was goedingelicht, en werd niet geremd door de (zelf)censuur die de Djokjase pers zich oplegde of werd opgelegd. Sin Po was het grootste Chinees-Maleise dagblad in deze periode. De oplage werd geschat op tienduizend; die van con-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1094

Verguisd en vergeten

communisten wellicht ook in Indonesië op aandrang van Moskou in actie zouden komen, dat wanorde op wereldschaal in zijn voordeel zag werken. De verharde toon uit die hoek wees daarop. ‘Keng Po’ noemde Moeso’s plan in de praktijk een poging tot omverwerpen van het kabinet-Hatta.24 ‘Het Dagblad’ trok ook zijn conclusies: Moeso was ‘plotseling uit de lucht [...] neergedaald op zijn geboortegrond’. Waar Moeso al dien tijd gezeten heeft? Het is niet precies na te gaan, maar ook hij verrijkte zijn kennis van theorie en practijk van het agressieve bolsjewisme in vele landen. Ook hij bezocht de hogeschool voor politieke wetenschappen te Moskou. En nu zit hij weer hier, in ons midden. Hij voegde zich bij Tan Malakka en diens aanhang op het moment, dat deze op het punt staat weder in genade door Soekarno te worden aangenomen, op het ogenblik, dat de communistische invloed in de republiek hand over hand toeneemt en doordringt tot in het fijnste raderwerk, van het regeerapparaat. Moeso’s komst heeft zijn betekenis. [...] Er behoeft geen twijfel aan te bestaan; Moeso is hier gekomen om met Tan Malakka, om met Soeripno en alle andere communistische leiders onder het teken van hamer en sikkel den verbeten en onafgebroken strijd aan te binden, niet voor de emancipatie van de eigen natie, maar voor en in dienst van Moskou.25

Djalan baru Moeso was meteen al volop bezig zijn politieke denkbeelden op te leggen aan zijn partijgenoten. Op 13 en 14 augustus kwam het Politburo van de PKI bijeen. Moeso hield een uiteenzetting over het ‘werk en de fouten van de Partij op organisatorisch en politiek gebied’ en na ‘diepgaande discussie’ werd een resolutie aangenomen die als Djalan baru untuk Republik Indonesia (Een nieuwe weg voor de Republik Indonesia) bekend zou worden.26 Tot goed begrip van de fouten op organisatorisch gebied begon Djalan baru met enige uitleg daarover. De illegale PKI, zoals door Moeso in 1935 gevormd, leidde de antifascistische strijd tegen de Japanse bezetter, maar maakte de fout zijn illegaal bestaan na de Proclamatie voort te zetten. Dat gaf de kans aan ‘imperialistische agenten om een valse PKI op te richten (de PKIcurrent Keng Po op zesenhalfduizend (W.B., ‘Doenia soerat kabar di Indonesia sehabis perang’, Java Critic 1-3(10-12-1948):17, 4). 24 Star Weekly, 15-8-1948 en Keng Po, 16-8-1948, beide zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 28-8-1948:10. 25 Het Dagblad, 17-8-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 28-8-1948:7. 26 Van Djalan baru zijn vele drukken verschenen. Ik heb de vijfde druk van 1951 gebruikt. Deze zou volgens het voorwoord (p. 3) niet afwijken van de originele versie. Er bestaan geen aanwijzingen dat de herdruk gewijzigd is (McVey 1957:58, note 113). Een concept van deze resolutie (‘Rantjangan resolusi’) is als kopie in mijn bezit, en waarschijnlijk afkomstig uit het archief van het ministerie van buitenlandse zaken. Het lijkt er op dat dit stuk het concept was dat Moeso aan de PKI-leiding voorlegde. Djalan baru is dan het resultaat van de discussie, of confrontatie, tussen Moeso en het PKI-Politburo.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1095

mr. Joesoef) en aan avonturierselementen met trotskistische opvatting om de PBI op te richten’. De PKI moest toen onnodig energie besteden om beide partijen te bestrijden en over te nemen. De door de PKI gevormde Partai Sosialis Indonesia maakte de grote fout te fuseren met de socialisten van Sjahrir tot de Partai Sosialis, die hij voor zijn eigen doeleinden inzette. Ook liet het PKIkader zich afleiden door zijn werk in regering of BPKNIP.27 Aldus werd de rol en positie van de PKI steeds geringer – de goede naam en populariteit, opgebouwd voor 1945, werden zo verspeeld. Dit alles werd versterkt door de onderschatting van de kracht van de arbeidersklasse en het volk als geheel, de overschatting van de kracht van het Amerikaanse imperialisme en gebrek aan vertrouwen in de door de Sovjetunie geleide anti-imperialistische krachten. Vele concessies aan imperialisme en bourgeoisie waren het gevolg. ‘Het bestaan van drie arbeiderspartijen tot op heden (legale PKI, PBI en Partai Sosialis), alle geleid door de illegale PKI [...] leidt tot verwarring in de arbeidersbeweging als geheel.’ Groei en ontwikkeling werden zo belemmerd en ‘vijanden van de arbeidersklasse kregen kansen langs de weg van de oprichting van allerlei valse linkse partijen en door het gebruik van leuzen die door de PKI zouden moeten zijn gebruikt (waaronder: “onderhandelingen op basis van 100% onafhankelijkheid”).’ Het vakbondswerk was verwaarloosd en de invloed onder de boeren te gering. De sterke positie in de jeugdbeweging was door de PKI niet gebruikt. In de vrouwenbeweging had de PKI weinig te betekenen. De belangrijke invloed op de soldaten was niet consequent uitgebouwd. Gelet hierop en ‘lering trekkend uit de gang van zaken in Joegoslavië’ besloot het Politburo tot een radicale verandering, die tot doel had: 1. zo spoedig mogelijk moet de PKI zijn positie als voorhoede van de arbeidersklasse terugkrijgen; 2. zo spoedig mogelijk moet de PKI zijn goede naam van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog terugkrijgen; 3. de PKI moet de hegemonie [in hoofdletters] (de grootste macht) in de leiding van de Nationale Revolutie verkrijgen.

De zelfkritiek van Centraal Comité en Politburo in juni en juli 1948 was een begin van de uitweg uit ‘het ravijn van het reformisme’, maar het juiste besef van de fouten in strategisch, organisatorisch en politiek opzicht ontbrak daarbij. ‘Tijdens de gedachtewisseling met kameraad Moeso in het Politburo vond kritiek en zelfkritiek vrijuit plaats. Alle leden van het Politburo erkenden openlijk en eensgezind hun fouten en waren bereid deze zo snel mogelijk goed te maken.’ Een radicale oplossing voor een hoofdfout is de vorming van één legale arbeiderspartij. De illegale PKI die de linkse beweging nog steeds 27

Djalan baru 1951:5-6. Deze inleiding/verklaring staat niet in de concept-resolutie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1096

Verguisd en vergeten

leidt moet worden ontbonden. ‘De illegale PKI is tot nu toe het doelwit van trotskisten, die direct of indirect zijn georganiseerd in de Pari’, en die de PKI zwartmaken als PKI-Van der Plas. Die illegale PKI is opgericht door Moeso met steun van acht partijgenoten – allen genoemd – en voortgezet door ‘Amir Sjarifoeddin, Wikana, Soedisman, Sardjono, wijlen Soebianto, Sutrisno, Aidit en anderen’.28 De fusie van de drie FDR-partijen moet zo spoedig mogelijk leiden tot ‘één arbeiderspartij met de historische naam PKI’. De procedure hierbij was dat de PKI van ongewenste elementen moest worden gezuiverd. PBI- en PS-leden moest worden gevraagd PKI-lid te worden, terwijl andere leden moesten worden geschoold. Daarna moest de fusie plaatsvinden. Uit deze formulering kon worden afgeleid dat dit proces nog wel enige tijd kon duren. In Indonesië was sprake van een nationale of bourgeois-democratische revolutie die moest worden geleid door de arbeidersklasse. In de PKI moest, zowel onder leiding als leden, het proletarisch element overheersen. Tot dan toe hadden in die leiding ten onrechte intellectuelen de overhand.29 De vorming van een Vriendschapsvereniging Indonesia-Sovjetunie werd noodzakelijk geacht, om de sympathie voor de Sovjetunie buiten directe PKIkring te bundelen, en informatie over de Sovjetunie te verspreiden.30 Het tweede deel van Djalan baru ging over de politieke fouten, waarvan de wortels lagen in de Japanse bezetting en de foute opvattingen in WestEuropese zusterpartijen.31 Deze begrepen niet dat na de fascistische nederlaag de samenwerking met de imperialistische grootmachten, zeker in de koloniën, moest worden beëindigd. Om die reden ging de CPN niet verder dan een unieverband in een Nederlands commonwealth. Door de ex-CPN-leden die naar Indonesië kwamen werd automatisch, zonder serieus nadenken, zonder ook afstemming op de objectieve situatie (de Proclamatie), deze reformistische politiek in praktijk gebracht, met tot gevolg dat de voortgang van onze Nationale Revolutie ernstig in gevaar werd gebracht.

Zo kregen de rechtse socialisten van Sjahrir hun kans, en deden de commu28

Djalan baru 1951:6-10. In het concept werd slechts Moeso’s naam genoemd als oprichter van de illegale PKI. In de toegevoegde namen vonden een aantal PKI-leiders mogelijk een schrale troost. Concept en definitieve versie verschillen verder niet in betekenende mate. De passage over de zelfkritiek was al in het concept opgenomen; de betrokkenen wisten daarmee wat hun te doen stond. 29 Djalan baru 1951:10-1. In vergelijking met het concept is de tekst ingrijpend gewijzigd. De fusie wordt veel ‘wervender’ gepresenteerd. De nadruk op de rol van de arbeiders ontbreekt in het concept, waar juist het werk onder de boeren, ‘de belangrijkste reserve in de revolutie’, werd benadrukt. 30 Djalan baru 1951:11. 31 In het concept werd hier alleen de CPN als verantwoordelijke genoemd, in het bijzonder de CPN-leider Paul de Groot, beïnvloed door Jacques Duclos.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1097

nisten mee aan het overleg met de imperialistische machten, en lag de nadruk op politieke in plaats van gewapende strijd. Zo werd vergeten dat de Nationale Revolutie deel was van de Proletarische Wereldrevolutie; daarmee moest nauw contact bestaan. De Sovjetunie was daarbij ‘de basis, het sterkste bolwerk, als leider en voorvechter van alle anti-imperialistische strijd in de gehele wereld. De oorzaak hiervan is dat er slechts twee kampen in de wereld zijn die tegenover elkaar staan en elkaar bestrijden, het imperialistische en het anti-imperialistische kamp. Voor de Indonesische Nationale Revolutie is er geen andere plaats dan in het antiimperialistische kamp!’ Ook werd niet begrepen dat er machtsevenwicht bestond tussen de Sovjetunie en het Brits-Amerikaanse imperialisme, zeker na de Sovjetbezetting van Mandsjoerije. De kansen die dit in Indonesïe bood zijn niet benut. Integendeel, Linggadjati werd getekend en dat gaf Nederland de kans tot zijn koloniale oorlog van juli 1947. En het ging nog verder. Renville werd getekend. ‘De verantwoordelijkheid hiervan rust geheel op de schouders van de communisten.’ De grote fout daarna was dat het kabinet-Amir Sjarifoeddin vrijwillig en zonder enig verzet terugtrad. De communisten dachten toen niet aan Lenins raad: ‘Hoofdvraagstuk in iedere revolutie is het vraagstuk van de staatsmacht’. Met het aftreden van het kabinet-Amir Sjarifoeddin lag de weg open voor bourgeoiselementen om de leiding van de regering en zo ook de leiding van onze Nationale Revolutie in handen te nemen, terwijl de communisten zich in de oppositie isoleerden.

De daaropvolgende ‘zeer reactionaire compromispolitiek’ bracht de Republik dichtbij capitulatie voor het Nederlandse imperialisme.32 Sindsdien hadden de communisten lofwaardige pogingen gedaan hun invloed uit te breiden, maar de organisatie van het werkende volk (arbeiders, boeren en andere werkenden) liet nog veel te wensen over. Daarbij stonden zij ook tegenover een regering die steeds meer reactionaire maatregelen nam, waarbij recht op demonstratie en staking werd beperkt of verboden, economische en agrarische hervormingen werden tegengehouden en arbeidersleiders geïntimideerd.33 De PKI wees Linggadjati en Renville af; deze moesten worden opgezegd. Het gevolg was dat het Nederlandse leger moest worden verdreven. Daarmee was de Republik vrij buitenlandse betrekkingen aan te gaan naar eigen verkiezen. De afwijzing was principieel, omdat het resultaat anders een staat zou 32

Djalan baru 1951:12-6. Het concept is veel beknopter, maar in de kern niet anders. De regels over het aftreden van Amir ontbreken in het concept. 33 Djalan baru 1951:16-8. Deze uiteenzetting over de repressie door het kabinet-Hatta stond niet in het concept.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1098

Verguisd en vergeten

opleveren die in feite een kolonie was; ‘slechts in naam was er dan verschil met India, Birma, de Philippijnen en andere koloniën’. En de afwijzing hield ook harde zelfkritiek in van de PKI. Op alle gebieden moesten rechtstreekse betrekkingen met de Sovjetunie worden aangegaan, als tegenwicht tegen het Amerikaanse imperialisme. Ook elders, in de imperialistische staten zelf, moesten bondgenoten worden gezocht. Een bijzondere plaats was er daarbij voor de CPN, van oudsher een bondgenoot, die zijn opstelling pro-unieverband wel moest veranderen naar steun aan volledige onafhankelijkheid.34 Deze uitgangspunten kregen hun uitwerking in een programma voor het binnenland. Hoofdzaak hierbij was dat de regering moest worden weerhouden van verdere concessies aan het imperialisme. Daartoe moesten de zwakheden van de Revolutie worden aangepakt. Als eerste diende de arbeidersklasse en zijn voorhoede, de PKI, de leiding van de Revolutie op zich te nemen. Een sterke en hechte partij was daartoe noodzaak, met vertakkingen in alle dorpen, fabrieken, bedrijven en ondernemingen. Die PKI-leiding moest worden verwezenlijkt samen met andere progressieve partijen of personen op basis van een door een meerderheid van de bevolking gesteund nationaal programma. Van het grootste belang was de zuivering van ‘reactionaire en contrarevolutionaire elementen’ uit het regeringsapparaat. En met name werden hierbij genoemd het binnenlands bestuur, vooral op dorpsniveau, de politie, de rechtspraak en het leger. Verder vroeg de PKI democratische rechten voor de arbeiders en landhervorming voor de boeren – bij gebrek aan grond zonodig door de dessa de grond toe te wijzen. Het tekortschieten van de regering op velerlei gebied werd gelaakt: productie, distributie, monetaire politiek, coöperaties, sociale zorg. Dat alles moet snel anders en beter. De PKI zette zich zo in voor de voltooiing van de Nationale Revolutie, als voorloper van de Socialistische Revolutie. Daartoe was eenheid nodig, door een ‘Front Nasional dat van onderen tot stand moest komen en werd gesteund door alle progressieve partijen, groepen en personen’.35 De PKI had verzuimd zo’n front eerder op te richten. De zin in het concept dat ‘het initiatief voor het oprichten van een Front Nasional (Persatuan Perdjoangan) vanaf het begin in trotskistische handen viel’ werd – als te pijnlijk? – weggelaten in de vastgestelde tekst. De PKI-inzet voor zo’n front in het verleden was gebaseerd op verkeerde veronderstellingen en leidde dan ook slechts tot constructies op papier. Een Front Nasional moest nu op PKI-initiatief tot stand komen en de PKI moest dat Front leiden. Andere partijen en personen moesten worden overtuigd dat zo’n Front van alle progressieve en 34

Djalan baru 1951:18-20, waarbij het concept wordt gevolgd. Djalan baru 1951:21-6. Het concept was hier veel korter; uitwerking in concrete actiepunten ontbrak daarin. 35

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1099

anti-imperialistische krachten een absolute voorwaarde was voor de zege in de strijd. Het bestaande Program Nasional kon dienen als basis voor comités van het Front Nasional, die op lokaal niveau zouden worden gevormd door individuele personen, partijleden en partijlozen. Zo’n solide basis zou het Front op nationaal niveau sterk maken en de kans op politieke geschillen en oppositie daar verkleinen. Het gevolg hierna moest de vorming van een regering van het Front Nasional zijn, dat parlementaire verantwoording aflegde.36 Tot slot constateerde Djalan baru in een hoofdstukje over ideologie dat systematische studie van het marxisme-leninisme de ideologische tekortkomingen moest bestrijden. En de laatste alinea sloot af: ‘Kameraad Stalin zegt dat er geen enkel bolwerk is dat niet door de bolsjewieken kan worden veroverd. Daarom zijn wij er van overtuigd, dat de Indonesische bolsjewieken hun zwaar bedreigde bolwerk, het bolwerk Indonesia Merdeka, zullen veroveren.’37 Djalan baru is een opzienbarend, openhartig document, waarmee Moeso in ieder geval in de FDR meteen orde op zaken stelde. De kritiek op de FDRleiders was vernietigend; met moeite is hier en daar een enkele opmerking niet negatief uit te leggen. Maar in organisatorisch en politiek opzicht was vrijwel alles fout gedaan en gegaan. Moeso spaarde niemand en hardhandig werd de PKI-top in het Moskouse gareel gebracht. De verplichte verwijzingen naar de confrontatie van de twee-kampen-theorie ontbraken natuurlijk niet, evenmin als de onwankelbare steun aan de Sovjetunie. De PKI-leiders slikten dit alles in goede stalinistische traditie. Of zij daarna zeker waren de aangekondigde zuivering van de PKI-gelederen te ontlopen, zal Moeso wel niet hebben uitgesproken. Of was hun handhaving het wisselgeld voor hun steun aan Moeso’s kritiek? Amir, de FDR-leider tot dan toe, had weinig weerwerk te bieden. Zijn aftreden na het Renville-akkoord was een politieke doodzonde – en hij voelde zich schuldig. Moeso wreef zijn partijgenoten ook nog in dat de executie van Widarta, de PKI-leider die zich in 1947 keerde tegen Linggadjati, een misplaatste actie was. Een communistische partij mocht geen verdergaande maatregel dan een royement hanteren. Bij zulke verwijten was Moeso ‘ruw en angstwekkend’.38 Volgens Siauw Giok Tjhan was Moeso hier de ‘dominerende figuur, een zeer goed spreker, een magnetische persoonlijkheid, die op ruwe wijze’ zon36

Djalan baru 1951:27-8. Concept en tekst volgen elkaar, met de gesignaleerde uitzonderingen. 37 Djalan baru 1951:30. Een samenvatting van Djalan baru in nota ‘Het communisme in Indonesië’, 23-11-1949, bijlage Ic, in NA, AS 2740 en SMG 048-4a; McVey 1954:60-2, 1957:60-9; Sutter 1959, II:563-5; Brackman 1963:82-3; Nugroho Notosusanto 1971:20-2; Abels 1983:115-21; Swift 1989:53-6; Soe Hok Gie 1997:214-8; Kromorahardjo 1998:192-4; Imam Soedjono 2006:220-2. 38 Interview Soemarsono, Djakarta, 23-10-1980. Amirs fout werd nog ernstiger omdat hij voor zijn aftreden verzuimde overleg te plegen daarover met het bestuur van de illegale PKI (interview Achmad Sumadhi, Djakarta, 13-11-1980). Hierover ook Siauw Giok Tjhan 1981:134.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1100

Verguisd en vergeten

der enige tegenspraak zijn nieuwe lijn oplegde. Hij sprak zich hier ook uit voor een federale opzet van Indonesië om etnische problemen te voorkomen.39 Uit een aantal verwijzingen naar de trotskisten en hun organisatie, de Pari, bleek dat Moeso de voorgeschreven onverzoenlijke opstelling tegenover de trotskisten zich liet uitstrekken tot de Pari, tot Tan Malaka dus, en ook het gehele links-radicale blok dat zich door Tan Malaka liet inspireren. Het oude zeer van 1926-1927 was nog niet genezen, zoals Moeso zelf nog overduidelijk zou laten blijken. Los van dat oude zeer was sprake van een programmatische toenadering. Moeso’s kritiek op de linkse politiek sinds 1945 kwam overeen met die uit de hoek van Tan Malaka. Zijn politiek program lag dichtbij dat van de GRR; vooral de radicale afwijzing van Linggadjati en Renville met alle consequenties van dien bracht FDR en GRR schijnbaar in hetzelfde kamp. De FDR passeerde de GRR hierbij zelfs links; in zijn officiële uitlatingen over de koers ten opzichte van Nederland had de GRR zich gematigd, om een respectabele positie in het politieke spectrum te veroveren. Moeso matigde zich niet, en liet over zijn doelstellingen geen enkele onduidelijkheid bestaan. Hij eiste geen solorol voor de PKI op, maar zijn Front Nasional, gemodelleerd naar Mao’s Chinese voorbeeld, was een nauwelijks verhulde aanspraak op een leidende rol voor de PKI, met enige kruimels voor andere partijen. Het was, zoals Moeso het noemde, zijn Gottwaldplan, naar de communistische leider die in februari-maart 1948 in Tsjechoslowakije de macht in handen had genomen – een coalitiekabinet met communisten was omgevormd in een door communisten gedomineerd kabinet, met enige snippers voor niet-communisten.40 Djalan baru was bedoeld als een openbaar stuk, en het vergde voor buitenstaanders geen diepgaande kennis van de communistische ideologie om de bedoelingen te doorgronden. Moeso’s programma paste in de ontwikkeling die de FDR doormaakte sinds het kabinet-Hatta was aangetreden. Geleidelijk was de FDR opgeschoven naar oppositie tegen Renville, ook gekoppeld aan de oppositie tegen het kabinet-Hatta. Maar daarnaast werd ook weer gezocht naar een terugkeer in het kabinet – de vele maanden van overleg over het Program Nasional getuigen daarvan. Toen dat overleg eindelijk was afgerond, was de FDR-leiding al zo ver geradicaliseerd dat zij geen genoegen meer nam met een minder dan overheersende positie in een mogelijk nieuw kabinet. En ook was al besloten op eigen initiatief lokale Front-Nasional-organisaties te vormen – FDR en Moeso stonden dus hierbij niet al te ver van elkaar. Amir kon dan ook opmer39

Interview Siauw Giok Tjhan, Amsterdam, 19-11-1981. De federale opzet ook in Siauw Giok Tjhan 1981:134-5. 40 Kahin 1952:275 haalt dit aan. Volgens McVey 1957:60 verwees ook Soeripno naar dit voorbeeld, toen hij op 14 augustus de jongerenfederatie BKPRI toesprak. Deze rede ook in telegram Livengood, consul-generaal in Batavia, aan Secretary of State, 16-8-1948, in FRUS 1948, VI:302-3. Verdere verwijzingen naar Gottwald in Swift 1989:53, note 15.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1101

ken dat ‘de komst van oude heer [Nederlands] Moeso leidt tot een versnelling [Nederlands] van een proces dat al op gang was’.41 En er werd actie gevoerd die via stakingen en demonstraties tot desnoods gewapende druk kon leiden. De harde, nieuwe koers in Moskou zal op de opstelling van de FDR-leiding ook al zijn invloed hebben uitgeoefend. Bij dat alles bleef echter de belasting van meer dan twee jaar regeringsverantwoordelijkheid en inzet voor een diplomatieke koers de FDR-leiders remmen in een radicale breuk met hun verleden. Dit legde een zware hypotheek op hun geloofwaardigheid. De nieuwe koers in de publiciteit Djalan baru stond al op 14 augustus op papier. Het werd echter in zijn geheel pas openbaar op 21 augustus.42 Tot dan toe moest de openbaarheid afgaan op interviews en artikelen in vooral de FDR-pers – en die waren ook duidelijk genoeg. Op 13 augustus plaatsten ‘Revolusioner’, het Pesindodagblad, en ‘Suara Ibu Kota’ interviews met Moeso.43 Hij noemde in die laatste krant als doel van zijn komst het versterken van de eenheid in de Republik, en als communist, het versterken van de PKI. De partijenstrijd, waaraan ook de PKI zich schuldig maakte, keurde hij af; zo ook stakingen. Hij had over het Program Nasional gehoord, en het leek hem een goede zaak dit uit te voeren door een Front-Nasional-kabinet dat als zijn eerste plicht zag het bereiken van de zege in de oorlog tegen Nederland. Hij loofde uitgebreid de kracht van de Sovjetunie, die een tegenwicht tegenover het Amerikaanse imperialisme kon vormen. Hij veroordeelde Tito die voor de communisten geen hoofdrol in een nationaal front opeiste, ‘ook de PKI-leiders in Indonesië hebben deze fout gemaakt’. De krant vroeg zich af waar dit alles toe moest leiden. Moeso was een man van ‘gezag’; gevolgen zouden er dus zijn. ‘Revolusioner’ meldde soortgelijke opvattingen, maar vroeg Moeso ook naar zijn opinie over Tan Malaka. Moeso noemde hem een bekend trotskist, die het belang van de boeren in de revolutie niet erkende. Om aanhang te trekken had hij de naam Komintern en linkse leuzen gebruikt, maar hij behoorde tot de reactie. In 1926 al had hij de PKI geliquideerd en de 41

De FDR-journalist Soerjono noteerde dit op een FDR-vergadering (Soerjono 1980:61). Bintang Merah van september 1948 drukte de resolutie in zijn geheel af (McVey 1957:58). Deze aflevering was voor mij onvindbaar. Antara, 1-9-1948 citeert in zijn verslag van de PKIconferentie van 26 en 27 augustus dat de resolutie van het Politburo werd goedgekeurd, die was gepubliceerd op 21 augustus. Antara, 23-8-1948 vat de resolutie samen, waarmee de kernpunten een breed publiek bereikten. 43 Revolusioner, 13-8-1948; Suara Ibu Kota plaatste het interview in drie afleveringen, op 13-, 14- en 15-8-1948. Ook deels in Derita 1949:27-32. 42

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1102

Verguisd en vergeten

Pari gesticht. Hij was sindsdien geen communist meer. En Moeso haalde nog op dat hij in 1926 de PKI-delegatie naar Moskou tegenhield, met de uitspraak dat in Moskou geen programma voor Indonesië werd opgesteld. Zo miskende hij de Komintern als internationaal lichaam. Tot slot voegde hij nog toe dat het trotskisme geen politieke afwijking was, maar een contrarevolutionaire stroming tegen de Sovjetunie en de proletarische revolutie. Moeso kon over Tan Malaka niet duidelijker zijn, en hij zei het meteen na aankomst.44 Op 14 augustus liet Moeso zijn voorstellen over het Front Nasional afdrukken. De ideeën daarover waren al neergelegd in Djalan baru, maar in dit overzicht werd niet verwezen naar de leidende rol die de PKI zou moeten spelen. Hij vroeg om overal lokale voorbereidingscomités te vormen, uit partijleden en ongebonden progressieven, die een centraal comité zouden kiezen. De voornaamste leuze van het Front moest zijn: ‘Wij moeten zegevieren in de oorlog!’ Een Front-Nasional-kabinet was in zo’n structuur natuurlijk een vereiste.45 Soeripno leverde ook zijn aandeel. In een verslag aan de BKPRI, waarvan hij de buitenlandse vertegenwoordiger was, op 13 augustus hekelde hij de verdeeldheid en de steun aan Renville. In het buitenland vroeg men zich af of de Republik ‘a fighting nation or a surrender one’ was. Een Front Nasional was de remedie.46 In drie dagen dus was het politieke landschap in Djokja drastisch gewijzigd. Moeso had duidelijk gemaakt aan vriend en vijand dat hij diepgaande wijzigingen wenste. De uitwerking van zijn directieven en voorstellen was nu aan de orde. In Solo kon ‘Murba’ dit tempo niet bijhouden. Op 14 augustus werd een lang commentaar geplaatst. ‘Wat kunnen wij verwachten van Muso?’ Zijn komst was laat, maar niet te laat. ‘Wij kennen hem van nabij. Hij bezit een scherpe geest, een overvloed aan moed en een vastberadenheid zonder gelijke, hij is de beschermer van de zwakke.’ Zijn komst stemde hoopvol, zoals die van Alimin. Maar deze beschaamde de verwachtingen en koos voor de Sajap-Kiri-leiders, en verdiepte zo de kloof in linkse gelederen. ‘Murba’ verwacht van Moeso ‘de visie van een communist van groot 44

Buruh, 16-9-1948 bood voor Rp. 10 ter verkoop aan de brochure Trotzkisme – kompradornja Fascisme, voor mij onvindbaar. 45 Muso, ‘Usul untuk mengatur National Front’, Revolusioner, 14-8-1948, samengevat in Antara, 14-8-1948 en in Buruh, 16-8-1948, herdrukt in Derita 1949:25-7. Ook in ´Fusie tussen socialisten en communisten in de republiek, overzicht´, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-35(25/31-8-1948):3 (Aneta, Reuter). Aangehaald in Indische Documentatiedienst 3-32(208-1948):343-4; ‘Moeso pleit voor Nationaal Front’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-37(26-8-1948):1 en, uit Nieuwsgier, 16-8-1948, in ‘Communistische agitatie in de republiek, voorloper van staatsgreep’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-39(23/28-9-1948):7-8. Ook hier­over Rise of communism 1948:26-7; Brackman 1963:82 (met foutieve datering op 23 augustus); Soerjono 1980:80; Nasution 1979, VIII:120-2; Abels 1983:114-5; Kromorahardjo 1998:191; Imam Soedjono 2006:219. 46 Antara, 14-8-1948, ook in Nasution 1979, VIII:122.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1103

formaat op de huidige problemen in Indonesië’. De Sajap Kiri onder Alimin wenst een compromis met het imperialisme, onder het mom van een adempauze, de ‘linksradicalisten’ onder Tan Malaka wensen geen compromis en willen slechts onderhandelen op basis van de erkenning van 100% onafhankelijkheid. De schuldigen aan de ‘bankroetpolitiek’ moeten hun fouten erkennen en goedmaken. Moeso moet ‘als een echte marxist-leninist’ kiezen voor de juiste opstelling; tegen Linggadjati en Renville, zoals ook Gromyko deed, en in lijn met de links-radicalen. Dan toont hij zich een echte communist met een scherpe geest. Maar als hij slechts als Alimin uit een koud land komt om de revolutionaire inzet van de Murba te bekoelen, dan zal ook hij tot het einde worden bestreden. In een naschrift werd gemeld dat na dit commentaar het eerste deel van het interview met Moeso in ‘Suara Ibu Kota’ werd ontvangen. Daaruit kreeg ‘Murba’ een goede indruk van Moeso. En daarom: ‘Hartelijk welkom, kameraad Moeso! Leve Moeso! Leve de revolutie!’47 ‘Murba’ zweeg voorlopig even. Het Antarastuk met Moeso’s voorstellen over het Front Nasional werd overgenomen. De redactie voegde alleen bij Moeso’s bewering dat er nog nooit een nationaal front had bestaan tussen haakjes toe: ‘En was de Persatuan Perdjoangan dan geen National Front?’48 Voor ‘Keng Po’ was Moeso’s nationaal front in de praktijk een poging tot omverwerping van het kabinet-Hatta. ‘Sin Po’ meende dat het communisme goede vooruitzichten had in de arme streken van de Republik. Door haar voorbereidingen staat de partij er veel beter voor dan in 1926.49 Moeso kreeg een groot forum toen Antara hem interviewde ter gelegenheid van de derde verjaardag van de Proclamatie. Op de vraag naar zijn balans van de revolutie, haalde hij een Russisch spreekwoord aan: er is niets dat absoluut slecht is; er zijn altijd positieve punten, hoe gering ook, te constateren. En hij noemde daarbij het feit dat de Republik nog bestond. De fouten lagen in de defensieve opstelling, terwijl de revolutie zou moeten zijn geleid door de arbeidersklasse, en niet door burgerlijke elementen. Hij ging in op het Front Nasional, en de noodzaak het huidige abnormale kabinet te vervangen door een oorlogskabinet. Hij leverde kritiek op corruptie, inflatie, de slechte geest in het leger en de materiële tekorten. De onderhandelingen moesten worden afgebroken; een Nederlandse aanval vreesde hij niet. In Europa en in Indonesië stond Nederland zwak; bij een aanval zou het worden 47

‘Apa jang kita harapkan dari Muso?’, Murba, 14-8-1948. In zijn interview in Suara Ibu Kota werd pas op 15 augustus een korte verwijzing naar Tan Malaka als trotskist afgedrukt. Het interview in Revolusioner van 13 augustus kwam voor Murba te laat. Mizan, ‘PNI-Masjumi-GRR satu tekat’, Guntur, 16/17-8-1948 meldt in een verslag van een gezamenlijke politieke vergadering op 15 augustus in Solo dat de sprekers Moeso en Soeripno steunden in hun kritiek op het handelen van Sajap Kiri en FDR. 48 Murba, 17-8-1948. 49 Sin Po en Keng Po, aangehaald in ‘De terugkeer van de communistenleider Moeso’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-34(18/24-8-1948):6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1104

Verguisd en vergeten

verslagen. Hij pleitte voor betrekkingen met de Sovjetunie als tegenwicht. Sovjetschepen zouden de Nederlandse blokkade kunnen doorbreken. Een Derde Wereldoorlog zou de Republik zelfs voordeel kunnen brengen. Ook Amir Sjarifoeddin mocht zijn mening geven. En hij had zijn les al geleerd. Hij weet de tekortkomingen aan de onzekerheid na de Proclamatie, waardoor werd gekozen voor samenwerking met Nederland. Die onzekerheid leidde tot ernstige fouten: de arbeidersklasse kreeg niet de leiding van de revolutie; koloniaal-bureaucratische elementen werden gehandhaafd in het bestuur; feodalisme en kolonialisme werden niet uitgeschakeld en de buitenlandse politiek negeerde zijn ‘natuurlijke bondgenoten’: de socialistische staten. Deze fouten konden worden goedgemaakt in een Front-Nasionalregering, na ‘scherpe zelfkritiek’, waarna op basis van de erkenning van ‘onze’ fouten verder kon worden gegaan.50 De derde verjaardag van de Republik leverde meer herdenkingsartikelen op. Moeso bespeelde in ‘Buruh’ zijn bekende thema’s, met veel nadruk op agrarische hervormingen ten behoeve van de boeren. Ondanks alle minpunten was de Republik nog niet ‘hopeless’. ‘Moed, moed en nog eens moed’ was nodig, zo haalde Moeso Dantons woorden aan.51 Moeso’s Antara-interview werd ook afgedrukt in ‘Murba’, waarbij als kop: ‘Moeso van dezelfde opvatting als de GRR?; “Renville moet niet meer worden erkend”, zegt Moeso’.52 In zijn eerste openbare optreden, voor een gehoor van vijftigduizend op de noordelijke aloon-aloon in Djokja op 20 augustus, zei Moeso dit alles nog eens, waarbij hij zich in woordkeus en gevolgtrekkingen nog inhield, althans volgens de samenvatting van Antara. Een verslag van ‘Berita Indonesia’ noemt de Nederlanders als ‘thieves and pirates; their blows must be returned with blows because “with imperialism it is impossible to compromise”’. Tot slot werden resoluties aangenomen waarin van de regering werd geëist dat de onderhandelingen met Nederland zouden worden afgebroken, consuls met de Sovjetunie uitgewisseld en een Front Nasional gevormd, als massabeweging en ook als basis voor een nieuw kabinet. Tan Malaka werd in het Antaraverslag niet genoemd.53 50

Antara, 16-8-1948, ook in Nasution 1979, VIII:122-6 (die dit ten onrechte een toespraak van Moeso noemt). Abels 1983:115 en Soe Hok Gie 1997:218-20 volgen Nasutions weergave. Kort ook in Brackman 1963:81. Moeso’s bijdrage ook in Rise of communism 1948:29-30. 51 Muso, ‘Untuk zelfkritik dalam Revolusi Nasional’, Buruh, 16-8-1948, in Derita 1949:23-5. Een artikel van Harjono, SOBSI-voorzitter, ‘3 tahun merdeka’, in ditzelfde nummer van Buruh, in Derita 1949:44-8, is kenmerkend voor de verharde opstelling van de FDR. 52 ‘Muso sepemandangan dengan G.R.R.?’, Murba, 19- en 20-8-1948. 53 Antara, 21-8-1948, overgenomen in Murba, 22-8-1948; Pacific, 23-8-1948; Merdeka, 25-8-1948. Murba opende met dit verslag, dat het ondertitelde als ‘Moeso met dezelfde opvatting als de PP’. Verder ´Fusie tussen socialisten en communisten in de republiek, overzicht´, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-35(25/31-8-1948):3-4 (Aneta, Reuter). Hierin ook de reactie van

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1105

Moeso

Met al deze informatie konden de links-radicalen hun positie bepalen. In ‘Pacific’, overgenomen in ‘Murba’, werd daartoe een eerste poging gedaan. Moeso’s veroordeling van de diplomatie moest gevolgen hebben voor de verKeng Po (23-8-1948) op Moeso’s rede. Hij kondigt de klassenstrijd en sociale revolutie aan. Maar wanneer begint zijn actie? Hij zal sneller in actie komen dan de geduldige Alimin. Kort hierover ook Brackman 1963:82; Soerjono 1980:81 en Swift 1989:53-4, 56, volgens Berita Indonesia. Swift dateert deze vergadering ten onrechte op 22 augustus, wellicht in navolging van haar bron Berita Indonesia. ‘Plan F.D.R. aken diover oleh Front Nasional’, Sin Po, 26-8-1948 bevat een eigen verslag en noemt het Front Nasional een ‘herleving’ van Tan Malaka’s PP en zinspeelde ook op een herhaling van de 3-juli-coup.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1106

Verguisd en vergeten

antwoordelijke leiders. Zij dienden te worden gestraft en in ieder geval vervangen door bekwame en eerlijke leiders. Moeso vergiste zich toen hij zei dat er in de Republik nog nooit een Front Nasional had bestaan. Als een objectief, eerlijk en sportief leider zal hij zijn fout willen erkennen. De PP was zo’n front en de geest daarvan leeft nog voort onder de Murba. De revolutie heeft sterke, consequente leiders nodig. ‘Het doet er niet toe of hij een echte communist is, een trotskist, een nationalist, een Islamtheoloog of een arme proletariër.’ Persoonlijke tegenstellingen mogen niet van invloed zijn; ‘trotskisme, stalinisme en titoïsme spelen geen rol in onze revolutie’.54 Murba’s stukjesschrijver vroeg zich af wat Moeso wilde met zijn beschuldiging tegen Tan Malaka, in navolging van Alimin. Zijn uitspraak kon worden uitgebuit door Tan Malaka’s tegenstanders, en zijn zo gewenste eenheid bracht hij in gevaar.55 Een tweedelig commentaar in ‘Murba’ ging hierop verder. De PP werd zwartgemaakt als instrument van trotskistische leiders. Maar 90% van de PP-aanhang wist niet wat dat inhield. Bij eerlijke beschouwing van het PPprogram blijkt dat leninistisch te zijn, zoals ook Moeso erkende. De bankroete FDR-leiders slaan nu wild om zich heen en leggen alle fouten bij Sjahrir, en zelfs bij Roestam Effendi en Tan Malaka, alsof deze laatste in de cel met de imperialisten onderhandelde. Na een lange apologie voor de PP, wijst de auteur er op dat Moeso de politiek van PP toen en GRR nu onderschrijft. Maar Moeso zit nu in ‘isolatie’ en wordt bewerkt met valse documenten en informatie. Via zo’n ‘gangster’-methode wordt zijn mening nu veranderd.56 ‘Pacific’ noemde Moeso’s komst precies op tijd, en zijn politieke analyse helder en juist. Hij is tegen de politieke samenwerking van de ‘pseudo-leninisten’ van de FDR met het imperialisme. Zij ook dempten het anti-imperialisme door de PP te vergiftigen via het trotskisme, en door eigen organisaties. De enige consequente anti-imperialistische organisatie is nu de GRR, dat objectief aan Moeso’s eis om een nationaal front te vormen voldoet. Alle gelijkgezinden in GRR en FDR moeten nu samengaan in naam van de eenheid, waarbij Moeso de FDR moet zuiveren van de opportunisten. En met de noot dat Moeso hopelijk niet het slachtoffer van valse voorlichting zou worden sloot het commentaar af.57 Moeso had zich overduidelijk uitgelaten, maar voor de GRR was het blijkbaar moeilijk te aanvaarden dat hij weigerde de consequenties te trekken uit zijn politieke opstelling. Na zuivering van de FDR zou hij dan gezamenlijk moeten optrekken met de GRR. Maar de GRR onderschatte daarbij de stalinistische partijdiscipline, het ‘oude zeer’ tussen Moeso en Tan Malaka en het 54

S.M., ‘Konsepsi Muso’, Pacific, 18-8-1948 en Murba, 19-8-1948. Si Godam, ‘Tikampena; Persatuan atau persatean’, Murba, 19-8-1948. 56 B.M., ‘Politik “gangster”’, Murba, 19- en 20-8-1948. 57 Alvarus, ‘Kedatangan Muso dan kemungkinan-kemungkinan jang akan kita hadapi’, Pacific, 21-8-1948. In zelfde zin: ‘Politik bambu runtjing’, Pacific, 23-8-1948. 55

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1107

etiket trotskisme dat Tan Malaka en alles waarmee hij in verband stond in Moskou’s visie tot een pariaschap veroordeelde. ‘Siasat’ analyseerde de verschillen tussen FDR en GRR, na Moeso’s komst. De ogenschijnlijke programmatische overeenkomsten werden tenietgedaan door de persoonlijke tegenstellingen, terwijl de GRR ook niet zonder meer de Sovjetpolitiek wilde volgen. Tenslotte was de GRR bereid het kabinet-Hatta te laten zitten.58 Voorzover dit alles nog niet duidelijk genoeg was, herhaalde Moeso dit uitvoerig voor een gehoor van journalisten in hun clubgebouw, de Gedong Wartawan, in Djokja op 22 augustus. Het was de eerste keer dat Moeso verscheen bij niet-FDR-journalisten. De Djokjase pers – overigens niet meer dan vijfentwintig man sterk – was dan ook voltallig verschenen. Moeso kwam anderhalf uur te laat, begeleid door een truck volledig bewapende Pesindomilitairen.59 De PAM maakte een verslag: Op een bijzondere bijeenkomst met (vertegenwoordigers van de) ‘pers’ dd. 22-8 te Jogja, met het doel ‘inside information’ te verstrekken, heeft Musso ondervolgende verklaring afgelegd: Tussen mij ‘persoonlijk’ en Soekarno en Hatta bestaan bijzonder hartelijke vriendschapsbanden. Dit blijkt wel hieruit, dat zij, toen ik hen opzocht, mij omhelsden en wij verder een zeer gezellig onderhoud met elkaar hadden. Toen ik naar huis wilde, voorzagen zij mij van geld. Wij zijn inderdaad bevriend met elkaar, ja, er bestaan zelfs bijzonder hartelijke vriendschapsbanden tussen ons. Maar in de politiek ben ik het niet eens met hetgeen zij uitvoeren. Zij zijn kleine’bourgeois’. Dit is het resultaat van hun nationalistische instelling. Zij hebben geen positief standpunt, hetwelk overeenstemt met de nationaal- en sociaal-revolutionnaire stroming. Dit blijkt uit het feit, dat zij het politiek ‘manifest’ van 1-11-1945 hebben willen opmaken, bereid zijn met de imperialisten in onderhandeling te treden en de Sultan, wiens gezag reeds had moeten verdwijnen, in zijn gezag hebben hersteld. Dit alles laat zien, dat zij niet begrijpen hoe de revolutionnaire stroming te moeten volgen. Hierin moet spoedigst verandering komen. Wat Tan Malaka betreft, deze is een Trotskyist, een aanhanger (van een stroming, welke) door de internationale wereld, door de communisten in de eerste plaats, wordt vervloekt. Als ik de macht in handen heb, dan laat ik hem op staande voet doodschieten. Hij is inderdaad een vernieler en een ordeverstoorder, dergelijke mensen kunnen nergens de ‘massa’ achter zich krijgen. Om kort te gaan, zij allen moeten uit de samenleving worden verwijderd. Hun geestverwanten (Yamin cs) zijn op 13-8 (bekendgemaakt dd. 17-8) op grond van de door de President verleende gratie, op vrije voeten gesteld. Een dergelijke politiek is onbegrijpelijk voor mij. Waarschijnlijk ligt het in de bedoeling van de regering om evenwicht te scheppen, daar er thans toenadering is ontstaan tussen haar en het ‘front’ Masjumi/PNI (waarbij wordt bedoeld de revolutionnaire volksbeweging). Want de regering heeft gezien en gehoord dat ik aangekomen ben 58 59

Sukrisno, ‘Gerakan Revolusi Rakjat’, Siasat 2-79(5-9-1948):2-3. Soebagijo 1982b:49-50. De auteur was oog- en oorgetuige.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1108

Verguisd en vergeten

en de arbeidersgroep (bedoeld wordt het FDR) heb versterkt. Maar hoe dan ook, ik ben niet bevreesd. Ik vrees niemand. Bestaat de mogelijkheid dat er in de toekomst een burgeroorlog uitbreekt? Dit hangt van de omstandigheden af. Maar ik hoop ‘dat het niet zal gebeuren’ (zeide hij met een spotlach). Indien de arbeiders daartoe worden gedwongen, zullen zij zeker de overwinning behalen, omdat zij ‘backing’ hebben van de proletarische arbeiders en landbouwers, ‘dus’ de ‘massa’. Daar komt nog dit bij, dat de rode troepen van de Sovjet Unie elk ogenblik snel hierheen kunnen worden gedirigeerd. In het kort, het zal vechten worden. Koloniale elementen, dat zijn zij, die indertijd met de overheersers hebben samengewerkt, moeten worden geëlimineerd. Gebeurt dit niet, dan zal de revolutie onherroepelijk stranden. De bewindhebbers behoren progressieve personen te zijn. Indien dit niet langs vredelievende weg kan worden verkregen, ja, dan zal alles later van de geest van het volk afhangen. (Hiermede bedoelt hij ‘dus’, dat er dan gebruik zal worden gemaakt van geweld, zoals dat het geval is in Burma en Malaya.) In verband met vorenbedoelde doelstellingen stellen Musso cs thans alles in het werk, dat het F(ront) D(emokrasi) R(akjat) in den vervolge slechts een grote partij (een ‘fusie’) zal vormen. Toen Musso vorenstaande verklaring aflegde, waren de van automatische wapens voorziene wachten op dermate ordelijke wijze opgesteld, dat men zich zelfs bij het naar de wc gaan niet op zijn gemak voelde.60

Dit verslag vat een bijeenkomst samen die vier uur duurde. Moeso zei dus nog veel meer, en even duidelijk. Hij zei dat het geld van Soekarno zijn strijdlust niet zou verslappen, alsof zoals ‘Guntur’ schreef, dit iets anders was dan een geste van Soekarno naar zijn kamergenoot van vroeger.61 De uithaal naar de sultan is nergens anders te vinden. Het Sovjetleger zou na de zege op het China van Chiang Kai-shek moeiteloos Java overspoelen.62 60

Het verslag is van de politiecommissaris Moch. Oemargatab, dat hij op 23 augustus samenstelde. Het werd aan Hatta en de procureur-generaal gestuurd. Alleen de Nederlandse vertaling is bewaard in CMI-doc. 5727, pp. 7-8, in CAD, Verspreide Archivalia GG 60-340. Een bericht van persbureau Brata News in Sin Po, 7-9-1948 doelt waarschijnlijk op deze bijeenkomst. Moeso zou hebben gezegd dat binnen zes maanden de Derde Wereldoorlog zou uitbreken. Drie maanden later zou het Russische leger Indonesië ‘overstromen en bevrijden’. Hieraan werd toegevoegd dat uit een PKI-document zou blijken dat Moeso zelf hierin niet geloofde en zijn uitspraak slechts deed voor propagandadoeleinden 61 ‘Soal perobahan kabinet, IV (Habis)’, Guntur, 30-8-1948. In ‘De politieke ontwikkeling even voor en na de komst van Musso’, p. 2, in CMI-doc. 5120, in NA, PG 439, meldt de auteur, een journalist van Buruh, dat Moeso ‘een groot bedrag geld en kleren’ van Soekarno kreeg. Ook werd hem een villa in Tawangmangoe aangeboden, die hij weigerde. 62 ‘Soal perobahan kabinet, I’, Guntur, 25-8-1948. Deze opvatting leefde wijdverbreid, wellicht door Moeso’s toespelingen hierop. Soedjadi, de PKI-voorzitter in Magelang, werd door een PAM-medewerker geïnterviewd en vertelde: ‘Sovjet-Rusland staat thans gereed om elk ogenblik oorlog te voeren tegen Amerika en Engeland, daar het zich reeds voldoende heeft voorbereid. [...] Wanneer straks de oorlog zal zijn uitgebroken, zullen de zich in Siberië schuilhoudende Russische troepen snel Noord-Korea, Noord-China, Japan, de Philippijnen, Indo-China, Siam, Burma en India doortrekken tot zij in Indonesië zijn. In genoemde landen zullen de aangeko-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1109

Hij liet zijn afkeuring van het zittende Masjumi-PNI-kabinet duidelijk blijken. Deze zwakke regering moest worden vervangen door een sterke communistische regering onder zijn leiding.63 Kenmerkend voor zijn stijl was dat hij zijn prominente partijgenoot Soeripno een ‘klein kind’ noemde in de denigrerende betekenis van het woord.64 Een vraag over Tan Malaka leidde tot een monoloog van een uur lang. Het verslag in de FDR-pers liet de uitspraak over diens executie weg, maar de lezers van deze kranten zullen over het Tan Malaka toegedachte lot geen optimistisch denkbeeld hebben opgedaan. Moeso ging uitvoerig terug naar het voorspel van de opstand van 1926, toen Tan Malaka zich verzette tegen de reis van Moeso en Alimin naar Moskou. Deze zou ook partijgeld hebben verduisterd om de Pari op te richten. Hij zei wapens voor de opstand in de Philippijnen beschikbaar te hebben, maar toen Alimin naar Manila kwam bleken het geweren uit de vorige eeuw te zijn. Hij zei niet naar Singapore te kunnen komen bij gebrek aan een paspoort – een reden die een communist niet mocht aanvoeren. De arrestatie van Moeso en Alimin in Singapore in 1927 weet Moeso aan Tan Malaka. Hij zou Kominternvertegenwoordiger zijn, maar Moeso was zijn naam nooit tegengekomen in de tien jaar van zijn Kominternwerk. Tan Malaka was een trotskist; het trotskisme was geen ‘kinderziekte’, maar een contrarevolutionaire stroming. Tegen de ‘bewuste’ trotskisten moesten ‘passende maatregelen’ worden genomen. Met Roestam Effendi was Moeso snel klaar. Hij was geroyeerd als CPN-lid; daarmee was duidelijk dat hij de partij had verraden.65 men troepen met de aldaar gereedstaande communisten een anti-imperialistisch “front” vormen tegen Engeland en Amerika. Want de bezetting kan snel worden uitgevoerd met gebruikmaking van grote vliegtuigen.’ Soedjadi zei ook dat als de oppositie geen resultaat opleverde desnoods ‘tot in de bergen de guerrillakrijg’ zal worden gevoerd. De communisten ’moeten strijden voor onze “ideologie”, tot de a.s. wereldoorlog, welke hoogstens 3 jaar zal duren, zal zijn afgelopen’. Dit interview van 17-9-1948 is opgenomen in CMI-doc. 5727, p. 3, in CAD, Verspreide Archivalia GG 60-340. 63 ‘Soal perobahan kabinet, I’, Guntur, 25-8-1948. 64 Gustima, ‘Peristiwa Madiun’, Mimbar Indonesia, 23-10-1948:10-1, 25, ook overgenomen in Notosoetardjo 1966:38. 65 Suara Ibu Kota, 24-8-1948; ook in Buruh, 23-8-1948. In de actie tegen Tan Malaka werd ook de brochure die Moeso in 1935, tijdens zijn illegaal verblijf in Nederlands-Indië, schreef, weer ingezet. Hariandja, een Pesindolid uit het hogere kader, las hem, en verwees er naar onder de titel ‘Gagak Solo’ – de misleidende titel op het omslag, toen bedoeld om de koloniale politie te misleiden. Had de brochure meer dan tien turbulente jaren overleefd of bracht Moeso zijn werkstuk mee uit Europa? (Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 5, in KITLV, CollectieLeclerc, H 1327-286). In BZ, NEFIS-dossier Tan Malaka bevindt zich een anoniem, ongedateerd stuk ‘Penjelidikan langsoeng tentang dirinja Tan Malaka’, 4 pp., dat uitvoerig ingaat op de vooroorlogse acties van Tan Malaka en slechts op informatie van Alimin en/of Moeso kan berusten. Moeso is de meest waarschijnlijke bron – Alimin had immers al eerder hierover geschreven. Moeso verwijst ook naar de brief die Tamin schreef uit de Bataviase gevangenis en die via Roestam Effendi in Moskou belandde en uitvoerig inging op de Pari-acties. De Komintern werd zo geïnformeerd over de verraderlijke handelingen van de renegaat Tan Malaka. Zo’n optreden verdiende een zware straf. Een royement of verwijdering uit de beweging was niet voldoende.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1110

Verguisd en vergeten

Soebagijo bevestigt in zijn verslag in grote lijnen dit beeld. Moeso was cynisch, spotte en grijnsde, terwijl hij van leer trok tegen de regering. Hij raakte in verwarring toen hem werd gevraagd: ‘Wil saudara Moeso met dit alles zeggen dat hij de plaats van Bung Karno wil innemen?’ ‘Jjjj...jaaa; als het volk dat wil. Maar..., maar..., jaa, zo zit dat.’ En verder: ‘Nog iets saudara Moeso. Wij willen dat graag weten! Saudara Moeso komt naar een persconferentie, waarom moet hij dan worden bewaakt door een truck vol volledig bewapende militairen?’ ‘Ooo..., dat komt omdat... dat komt omdat... ja, wij moeten waakzaam zijn ten opzichte van imperialistische agenten die overal hun handlangers hebben...’

Soebagijo’s indruk was: ‘totaal zonder manieren. Niet erg intelligent. Zijn kennis was niet groot. Natuurlijk een ruziemaker, een worstelaar. Of een vechtersbaas. Zijn woordkeus was niet diplomatiek en, zoals ik al zei, ongemanierd.’ Hij wekte geen sympathie op; vooral toen hij op cynische toon zijn visie op het financieel beleid gaf en over zijn plan het staatshoofd te vervangen (en dat terwijl de revolutionaire strijd volop woedde).66 Van deze opzienbarende persconferentie is opmerkelijk weinig terug te vinden in de pers. De FDR-pers deed verslag, waarbij de scherpste uitspraken werden weggelaten of afgezwakt. Antara zweeg, zoals de meeste Djokjase kranten – om de spanning niet verder op te drijven?67 ‘Murba’ en ‘Pacific’ waren blijkbaar afwezig op de persconferentie: was Djokja te ver of waren zij niet welkom? ‘Guntur’, een krant uit de linkervleugel van de Masjumi, die sinds 3 augustus 1948 in Solo verscheen was aldus een van de weinige die uitvoerig inging op Moeso’s openhartigheid. De conclusie, aldus ‘Guntur’, was duidelijk. Moeso was gekomen om van Indonesië een communistische staat te maken. ‘Was dat alleen maar een wensdroom? Zeker niet.’ Hij wilde het kabinet omverwerpen, en Masjumi en PNI eruit werken. Hij ging zo voorbij aan de Islammeerderheid in het land, en vergat dat de ellendige situatie in de Republik was te wijten aan de daden ‘Bij aanhouding in een proletarisch land was slechts de kogel passend om een einde te maken aan zulk een groot verraad.’ Dit stuk was bedoeld om PKI-leden en ex-Pari-leden in te lichten over deze renegaat en de goede keuze te laten maken. 66 Soebagijo 1982b:50, 52. Sin Po, 14-9-1948 noemde de voortdurende bewaking van alle PKIleiders, die uit vrees voor ontvoering zich niet alleen op straat waagden. 67 Antara berichtte in deze periode slechts éénmaal negatief over Moeso. Op 28 augustus vatte het kort een Nieuwsgier-artikel samen, waarin werd vermeld dat Moeso met instructies van Moskou naar de Republik kwam, en dat zij bij de huidige onrust ‘gemakkelijk in troebel water konden vissen’. Van Kedaulatan Rakjat heb ik uit de maanden augustus en september 1948 slechts enkele afleveringen gevonden; een eventueel verslag daarin heb ik niet kunnen raadplegen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1111

van door FDR gedomineerde kabinetten. De leiders die toen de grote fouten maakten, willen nu weer de regeringsmacht. Moet dat zo maar worden aanvaard, moeten zij zo maar worden vergeven?68 Moeso’s uitspraken over Tan Malaka gaven ‘Guntur’ een laatste commentaar in de pen. Tan Malaka verkocht volgens Moeso de Republik aan het kapitalisme-imperialisme. Moeso vermoedde ook dat de regering, mede op aandrang van de Masjumi, hem zou vrijlaten. Zo werd, aldus ‘Guntur’, de Masjumi ook ingedeeld bij de verkopers van de Republik. Dit alles kwam voort uit Moeso’s overtuiging, dat ‘hij de grote leider van Indonesië moet worden wat genoegzaam wordt gerechtvaardigd door zijn twintigjarig verblijf in Rusland’. Maar was hij in die jaren niet vervreemd van zijn land? Hij had bijvoorbeeld vaak moeite de goede bewoordingen te vinden. En tot slot noemde ‘Guntur’ hem een lasteraar van de Masjumi.69 In een interview met een journalist van ‘Buruh’, dat niet werd gepubliceerd, vertelde Moeso dat de Sovjetunie het Marshallplan wilde torpederen. De Sovjetunie was sterker dan de Verenigde Staten en zou in de aanstaande wereldoorlog zegevieren; binnen twee weken na uitbreken zouden Sovjettroepen in Indonesië marcheren. De onderhandelingspolitiek van de regering was een blunder en mede het gevolg van de opstelling van de WestEuropese communisten. Voor zijn vertrek uit Oost-Europa had Moeso een lang onderhoud met Paul de Groot, de CPN-leider, en Maurice Thorez, de leider van de Franse communisten, waarin deze communisten hun fouten erkenden en beterschap beloofden.70 De uitvoering van de nieuwe koers De kernpunten van Djalan baru werden op 23 augustus openbaar. Het SOBSIbestuur vergaderde op 22 augustus met afgezanten van 32 aangesloten bonden. De resolutie na afloop voegde zich naadloos in Moeso’s concept. De politieke fouten werden erkend en de militante nieuwe koers uitgezet. Daaronder vielen ook naasting van vijandelijk bezit, landhervormingen en algemene volksbewapening.71 68

‘Soal perobahan Kabinet’, Guntur, 25-, 26-, 28- en 30-8-1948. In zelfde zin Md.D., ‘Sedikit analyse’, Guntur, 1-9-1948. 69 ‘Tuduhan Muso terhadap: Masjumi dan Tan Malaka’, Guntur, 31-8-1948. 70 ‘De politieke ontwikkeling even voor en na de komst van Muso’, p. 3, in CMI-doc. 5120, in NA, PG 439. 71 Antara, 23-8-1948, overgenomen in Murba en Pacific, 24-8-1948 (alleen over de PKI waarbij in de onderkop wederom de parallel met de PP werd genoemd), vertaald in de nota ‘Het communisme in Indonesië’, 23-11-1949, bijlage Id, in NA, AS 2740 en SMG 048-4a. Een Engelse vertaling in Rise of communism 1948:32-4. De SOBSI-resolutie in Buruh, 23-8-1948 en Dimyati

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1112

Verguisd en vergeten

De gevolgen van dit alles drongen maar langzaam door in GRR-kring. Op 24 augustus nog werd Moeso’s komst belangrijk genoemd om de scheiding van geesten onder de marxisten – het revolutionisme van de GRR en het opportunisme van de FDR – te beëindigen. De FDR was bankroet, zijn leiders gecompromitteerd. Moeso diende nu de consequenties te aanvaarden van zijn theorie en de FDR te zuiveren van belaste elementen. ‘Wij zijn ons er zeer van bewust, dat dit een buitengewoon groot probleem is voor kameraad Moeso. Maar in dit probleem zal ook de bijzondere positie en het grote kaliber van kameraad Moeso in de klassenstrijd liggen.’ Hopelijk treedt hij niet in de voetstappen van Alimin. ‘Het verleden heeft geen betekenis in onze revolutionaire strijd. [...] De opportunisten proberen Moeso te isoleren en te beïnvloeden met al hun listen en technische middelen.’72 Ook in ‘Pacific’ werd nog hoop uitgesproken dat Moeso en Soeripno kritisch en objectief een nieuwe ordening van krachten zouden kunnen totstandbrengen, met eerherstel voor Roestam Effendi en andere PP-leiders.73 De hoop Moeso nog te bewegen de GRR te betrekken bij zijn vereniging van de Indonesische marxisten verdween geleidelijk. De GRR kreeg geen eerherstel, maar werd als trotskistisch gediskwalificeerd. Tot ergernis en verbittering van de GRR kregen de ‘gecompromitteerde leiders van de bankroete FDR-politiek’ de kans terug te keren. Het was heel moeilijk te begrijpen en te aanvaarden. Tot heel lang bleef de hoop doorklinken dat Moeso de GRR eerherstel zou verschaffen, mits hij bijvoorbeeld maar eens in open discussie met de GRR zou kunnen gaan. Het was een illusie. Met een FDR/PKI die hetzelfde programma als de GRR voorstond, kreeg de GRR last van het probleem hoe de eigen identiteit te accentueren in concurrentie met de veel grotere en machtiger FDR/PKI. Het offensief werd daarbij gericht op de FDR-leiders, verantwoordelijk voor de politieke fouten 1951:175-6, volledig vertaald in Kahin 1952:277-8, en terugvertaald in Pinardi 1967:45-6. Ook in ´Fusie tussen socialisten en communisten in de republiek, overzicht´, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-35(25/31-8-1948):5-6 (Aneta, Reuter). Ook in telegram Livengood aan Secretary of State, 26-8-1948, in FRUS 1948, VI:307; Nota C. Eaton, ‘The political crisis in the Republic’, Batavia, 15-9-1948, in Dorling en Lee 1996:288-9, en, samengevat, in een telegram van de Nederlandse onderhandelingsdelegatie, Batavia aan minister Sassen, 24-8-1948, in NIB 14:673. Een verwijzing naar Djalan baru in een lang voorpaginastuk ‘Document politiek dari Rusland oentoek Indonesia’, Sin Po, 2-9-1948, wees op de Sovjetinvloed op de nieuwe FDR-lijn. De PKI was ook bereid Sovjethulp te aanvaarden. De sterke FDR zou zo in conflict met de regering-Hatta komen, die zich, gesteund door Masjumi, zou verzetten. Een grote propaganda-actie van de FDR zou olie op het vuur gooien. ‘Communisten aken tjoba pengaroehi T.N.I.’, Sin Po, 3-9-1948 signaleerde FDR-pogingen invloed te winnen in het leger, voorshands zonder succes. Over de SOBSI-resolutie ook ‘P.K.I. desak partij communist Nederland’, Sin Po, 7-9-1948. 72 B.M., ‘Menindjau posisi Musso!’, Murba, 24-8-1948; ook Si Godam, ‘Tikam pena; Hendak dibawa kemana?’, Murba, 24-8-1948. 73 Alvarus, ‘Suripno sekarang mendapat kesempatan untuk menundjukkan ketjakapannja’, Pacific, 25-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1113

in het verleden. De trefwoorden hierbij waren ‘bankroet’ en ‘gecompromitteerd’. De voormannen moesten worden gestraft of minstens worden uitgesloten van hoge overheidsfuncties. Als dat niet gebeurde, was de PKI niet geloofwaardig.74 De Partai Buruh Merdeka, in congres bijeen in Solo op 25 en 26 augustus, nam een uitvoerige resolutie aan over de actuele situatie in de linkse beweging. De PP-GRR-lijn werd goedgekeurd, de FDR-lijn was bankroet, zoals ook Moeso erkende. De FDR-politiek, met zijn beschuldigingen van ‘trotskisme, anarcho-syndicalisme en links-radicalisme’ had geleid tot rampzalige gevolgen voor land en volk. Zulke grote fouten kunnen ‘niet door kameraad Moeso of wie dan ook worden vergeven en verontschuldigd, maar moeten worden berecht volgens revolutionair recht’, als afschrikwekkend voorbeeld, of minstens moesten de daders toch uit elke verantwoordelijke functie worden geweerd.75 Het trotskistische stempel dat Moeso op de GRR en Tan Malaka drukte, sloot elk overleg, laat staan overeenstemming, uit. Dat besefte uiteindelijk ook ‘Murba’, dat op bittere toon Moeso verweet zo de linkse eenheid onmogelijk te hebben gemaakt. En de FDR-pers gebruikte het trotskisme gretig om de aandacht af te leiden van de eigen fouten. Maar wie waren echt trotskist? Niet Tan Malaka die opkwam voor de Revolutie, maar de FDR-leiders die een ‘liquidatiepolitiek’ volgden.76 Inmiddels verliep de uitvoering van de Djalan baru-voorstellen voorspoedig. Een PKI-conferentie op 26 en 27 augustus keurde Moeso’s plannen goed en koos hem tot algemeen secretaris. In het nieuwe Politburo keerden alle FDR-prominenten terug. Van zuivering op het hoogste niveau was geen sprake. In het algemeen secretariaat werd Moeso bijgestaan door Maroeto Daroesman, Tan Ling Djie en Ngadiman. Het arbeiderssecretariaat was kwalitatief en kwantitatief sterk bezet met Harjono, Setiadjit, Djokosudjono, Abdoelmadjid en Achmad Sumadhi. Amir was als enige verantwoordelijk voor defensiezaken; Soeripno voor buitenlandse zaken. Soeripno werd met Wikana ook benoemd voor jeugdzaken. Aidit was een van de drie secretarissen voor boerenzaken. Een andere jongere, Lukman, werd met Alimin en Sardjono verantwoordelijk voor agitatie en propaganda. Zo werden negen 74

Over de bestraffing: S., ‘Kesalahan dan kesalahan’, Pacific, 24-8-1948; Si Godam, ‘Tikam pena; Apa konsekwensinja?’, Murba, 26-8-1948; Si Godam, ‘Tikam pena; Chalal-bichalal’, Murba, 29-8-1948; Prapto, ‘Mengakui kesalahan setjara ksatrya’, Murba, 31-8-1948; Kepek Boset, ‘Hukuman berat dan saksi diachorat!’, Murba, 2-9-1948; Si Godam, ‘Tikam pena; Siapa berhak menggantung Amir?’, Murba, 4-9-1948. Ook Yamin, inmiddels gegratieerd, in een rede voor de Panitia Tahanan Politik in Djokja, vroeg hun berechting (Murba, 29-8-1948). 75 Murba, 29-8-1948; Pacific, 31-8-1948; ruim samengevat in Antara, 27-8-1948. 76 ‘Siapa sesungguhnja “Trotskyst”’, Murba, 29-8-1948; Si Godam, ‘Tikam pena; Dialektika F.D.R.’, Murba, 31-8-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

1114

Tan Ling Djie

Sardjono

secretariaten bemand. Vacatures bleven er voor vrouwenzaken en aangelegenheden van de bezette gebieden.77 De top van de illegale PKI keerde terug in het algemeen secretariaat. De PKI-leiders Alimin en Sardjono werden verwezen naar de afdeling agitprop, wat lijkt op een zijspoor. Oude geschillen tussen Moeso en Alimin uit hun Moskouse jaren waren blijkbaar niet vergeten en Alimin – en Sardjono – werd wellicht de gematigde koers aangewreven; Amir en Setiadjit droegen daarvoor overigens evenveel verantwoordelijkheid. Mogelijk werd hun bereidheid Moeso te volgen gewaardeerd met een zwaardere Politburofunctie. Voor Amir gold dat hij een sleutelpositie innam in de relatie met de procommunistische legeronderdelen. Alimin stond voor een gematigde koers, die hij in een interview met Daniel Schorr nog in juni 1948 had uiteengezet: steun aan de Republik en economische wederopbouw met Amerikaanse kredieten. Voor Alimin was Indonesië ‘nog heel ver van het soci77

Antara, 30-, 31-8- en 1-9-1948; ‘De “Partai Kommunis Indonesia” in haar nieuwe formatie’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-36(1/7-9-1948):1-2. Kahin 1952:276 geeft een incomplete lijst van de Politburoleden, overgenomen door Alers 1956:185; Pinardi 1967:44; Swift 1989:57 en Soe Hok Gie 1997:221. De lijst ook in Nasution 1979, VIII:131 (bijna compleet) en Abels 1983:123.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1115

alisme verwijderd’.78 ‘Sin Po’ schreef al kort na Moeso’s komst over Alimins positie. Alimin werd als ‘minder revolutionair’ gezien en bezat daardoor geen grote invloed meer onder de jonge radicalen. Zijn houding in de Delanggoestaking was afwachtend. Moeso moest hem vervangen.79 Later noemde deze krant Alimin meer een ‘filosoof’ dan een communistische leider. Voor de organisatie van de massa was hij niet de geschikte persoon.80 Alimin zou tegen het politieke gebruik van de staking in Delanggoe zijn geweest en de regering Soekarno-Hatta willen handhaven. Hij keerde zich tegen de corrupte pseudo-radicalen in zijn partij. De FDR-leiding deed hem af Maroeto Daroesman als conservatief en zette hem op een zijspoor.81 Moeso deed een scherpe persoonlijke aanval op Alimin, toen hij de PKI-leiding ter verantwoording riep over haar veroordeling van Widarta.

78

Alers 1956:184 noemt deze aspecten. Van der Kroef 1965a:33 schrijft, zonder bronvermelding, dat Moeso aan Alimin ‘earlier party failures’ verweet en hem op een zijspoor zette. In zelfde zin: Reid 1974a:138. Abels 1983:130-3 weegt de argumenten en citeert het interview uit De Locomotief, 10-6-1948 (uit De Nieuwsgier, 8-6-1948, overgenomen in ‘Communisme in de republiek, interview met Alimin’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-25(16/22-61948):13-4)) van Schorr (niet Daniël Short, zoals Abels aanhaalt). Dit interview, oorspronkelijk verschenen in The Christian Science Monitor, 1-6-1948 (NIB 14:522, noot 4), ook in Schorr 2001:2930; Gase 1986:190 en Swift 1989:27-8. Het werd vertaald in Berita Indonesia, 9-7-1948. Swifts analyse (1989:58-60) van de nieuwe verhoudingen in de PKI-top lijdt onder haar incomplete informatie over de Politburosamenstelling. Brackman 1963:84-5 bespreekt de nieuwe samenstelling. 79 ‘Moeso aken soembangken tenaga actief dalam revolutie’, Sin Po, 19-8-1948. ‘SOBSI siapken pemogokan di peroesahan vital’, Sin Po, 17-7-1948 sprak al zijn verbazing uit over Alimins afzijdige houding. Hij was blijkbaar tegen een uitbreiding van de staking, maar wilde ook niet de strijd voor de rechtmatige stakingseisen nadelig beïnvloeden. 80 ‘Bintang2 Moscou di Djokja’, Sin Po, 16-9-1948. 81 Brief Mantoro Tirtonegoro aan Soekarno, 13-11-1948, in CMI-doc. 5541, pp. 2-3, in NA, AS 3960. De brief was bedoeld om de gearresteerde Alimin de doodstraf te besparen.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1116

Verguisd en vergeten

Alimin Moeso werd heel grof als hij boos was. ‘Het is omdat je alleen maar aan vrouwen denkt’, ging hij tekeer tegen Alimin. ‘Overal zijn het alleen maar vrouwen in je kop. Dat de syfilis nog niet in je hersenen is gaan zitten! Kom op, geef antwoord! Ik sla je op je neus..!’ Zijn woorden zijn grof. Hij kijkt woedend. Hij schreeuwt. Alimin vraagt bevend om vergeving. Hij valt op zijn knieën. Hij is bang voor Moeso.82

In de praktijk werd begonnen met de vorming van lokale Front-Nasionalcomités, zoals de welingelichte ‘Sin-Po’-correspondent in Djokja van officiële zijde te horen kreeg. De comités werden in dessa’s, kampongs en ook steden gevormd, met Moeso’s programma als richtsnoer. Het comité stond open 82

Soemarsono in Hersri Setiawan 2002:115. Deze zelfde ‘anekdote’ vertelde Soemarsono (interview Djakarta, 22-8-1980) mij ook. Soemarsono zag geen drukproeven van Hersri’s boek – in dat geval had hij de aangehaalde passage over Moeso en Alimin geschrapt (interview Soemarsono, Amsterdam, 11-11-2002). Trimurti (interview Djakarta, 25-8-1980) noemt Alimin in vrouwenzaken ‘geen purist’, maar prijst hem verder als een ‘gewoon, goed, praktisch mens’. Soebadio Sastrosatomo (interview Djakarta, 27-10-1980) noemt het wijdverbreide neerkijken op Alimin onder communisten. Het gerucht dat hij aan syfilis leed was algemeen bekend. Moeso kleineerde hem omdat hij Linggadjati en Renville had gesteund. Soebadio noemt hem verder ‘sympathiek’ en een ‘avontuurlijke socialist’. Van der Kroef 1965a:36 merkt op dat Alimins vernedering Moeso vervreemdde van een aantal hoge partijfunctionarissen, en zo de PKI verzwakte. De vraag om vergiffenis ook in interview Achmad Sumadhi, Djakarta, 13-11-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1117

voor personen; deze leden kozen het bestuur. Van onderop kon zo een Front Nasional ontstaan. Dit zou het voornaamste middel vormen waarmee de ‘linkse beweging de massa in beweging wil brengen om het kabinet-Hatta nu omver te werpen’.83 Dit is een van de weinige verwijzingen naar de vorming van een schaduwbestuur en een sterke aanwijzing dat naast de breed in de pers verslagen redevoeringen en verklaringen ook daadwerkelijk aan de basis werd gewerkt – ook een voortbouwen op de comités die waren gevormd om de uitvoering van het Program Nasional te waarborgen. SOBSI zou zich ook voorbereiden op een confrontatie. In de bedrijven waar SOBSI de meerderheid van de arbeiders organiseerde, bereidden de afdelingen zich voor op verzet tegen maatregelen van Hatta. Stakingen, ook in alle vitale bedrijfstakken, en vernielingen zouden onderdeel vormen hiervan.84

De onthulling van Amir Sjarifoeddin Amir zorgde voor veel ophef door op 29 augustus in een persinterview te onthullen dat hij al sinds 1935 lid was van de illegale PKI; de Gerindo die hij leidde was slechts een dekmantel voor de communistische inzet. In zijn ‘biecht’ werd hij gevolgd door Setiadjit, Abdoelmadjid en Tan Ling Djie.85 Zijn verklaring werd ontvangen met scepsis en ongeloof. De hoge Siliwangi-officier Simatupang, die hem goed dacht te kennen, schreef dat zo op. Was hij een nationalist in de zin van iemand die, bezield van het vurige ideaal een sterk, rechtvaardig en welvarend Indonesië op te bouwen, bereid is voor dat ideaal het hoogste offer te brengen? Daaraan kan niemand twijfelen. Was hij een christen? Voor zover een mens dat kan vaststellen, was hij een gelovig christen. Was hij een communist? Hoe deze vraag te beantwoorden? Was hij een communist in formele zin, met andere woorden, was hij lid van de PKI? Volgens zijn eigen verklaring was hij al lid van de PKI toen deze nog een illegale organisatie was. Sommigen geloven dat niet en menen dat deze verklaring slechts een tactische zet van Amir is geweest om te voorkomen, dat Muso en anderen zijn invloed in de linkse beweging in Indonesië geheel teniet zouden doen. De juistheid van 83

‘Andjoeran Moeso didjalankan’, Sin Po, 7-9-1948. ‘SOBSI siapken lagi pemogokan di peroesahan2’, Sin Po, 14-9-1948. 85 Notosoetardjo 1966:38. Het interview verscheen in Kedaulatan Rakjat, 30-8-1948 (voor mij onvindbaar), aangehaald in Kahin 1952:273; Nasution 1979, VIII:130. ´Fusie tussen socialisten en communisten in de republiek, overzicht´, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-35(25/31-8-1948):1-2, (Aneta, Reuter). De feiten ook in ‘Pernjatahan Mr. Sjarifoeddin’, Sin Po, 2-9-1948 met daarna een commentaar dat voorspelt dat het Indonesische communisme zich actiever zal manifesteren en de confrontatie zal zoeken. Over Tan Ling Djie: Djoeir Moehamad 1997:151-2. 84

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Spotprent Ramelan: ‘Tijd voor berouw’, bekentenis aan Stalin. Amir: ‘Ik erken mijn fouten… Ik vraag niet te worden gestraft.’ Setiadjit: ‘Ik vraag vergeving… Ik was fout.’

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1119

deze opvatting kunnen we bevestigen noch ontkennen. Was hij een communist in die zin, dat hij gefascineerd was door de elementen van menselijkheid en gelijkheid die in de geschriften van Marx te vinden zijn? Was hij een communist in de betekenis die Lenin en na hem Stalin aan het begrip gegeven hebben? Of was hij misschien een communist in zoverre dat hij zich in hoogste en laatste instantie solidair voelde met het wereldcommunisme? Had hij wellicht voor zichzelf nog geen synthese kunnen bereiken tussen de drie genoemde elementen: nationalisme, christelijk geloof en communisme, zodat hij naar buiten soms een onrustige en onstabiele indruk maakte? Deze vragen zullen waarschijnlijk nooit beantwoord worden. Hoe de historici uiteindelijk ook over Bung Amir als politieke figuur zullen oordelen, ieder die hem van nabij heeft gekend, zal de herinnering bewaren aan een goed en innemend mens, een snel en soms briljant denker, een orator wiens voortreffelijke redevoeringen slechts voor die van Bung Karno onderdeden, een volhardend strijder en werker die niet op eigen voordeel uit was.86

Masjumivoorman Abu Hanifah hoorde dit nieuws toen hij op bezoek was bij Hatta. ‘The statement shocked us, and especially me’ en: ‘I was confused, perplexed and shocked. I really couldn’t believe it.’ De enige verklaring waar Abu op kon komen: ‘I was only afraid that because of his ambition he was prepared to compromise even with the devil’. En de duivel was dan het stalinisme of, minder abstract, Moeso.87 Het ongeloof overheerste ook bij Ali Sastroamidjojo. Amir had acted in this way because being a very ambitious man he was extremely disappointed in not having been able to achieve his quest for power. In such a state of mind he had easily fallen victim to the political tactics of Muso, who wanted to use him because of his very great influence in the FDR.

Zijn houding ten opzichte van Ali veranderde op slag. ‘He became hostile and did not want to talk to me.’ Amirs echtgenote, een goede vriendin van Ali’s eega, klaagde over de omslag in Amirs gedrag. ‘He was often angry with her and had even threatened to beat her.’88 Ook Didi Kartasasmita ziet in Amir vooral de ‘grote Streber’, aan wie Moeso’s komst hoop gaf de verloren machtspositie te heroveren.89 Zijn echtgenote noemde zijn verwarring en onzekerheid over zijn toekomst. Moest hij zich uit de politiek terugtrekken? Hij had het over plannen tot theologiestudie in het buitenland. Het was maar een voorbijgaand idee.90 Al die verbazing gaat uit van een onverenigbaarheid van communisme en 86

Simatupang 1960:97-8, 1980:84-5, 1985:96-7. De Nederlandse vertaling is overgenomen. Abu Hanifah 1972:278-9, 1977:96-7, 1978a:211-2. 88 Ali Sastroamijoyo 1979:162, vertaald uit Ali Sastroamidjojo 1974:231-2. 89 CMI, ‘Interrogatie-rapport van de ex-Gen.Maj. D. Kartasasmita’, Batavia, 30-10-1948, p. 18, in NA, HKGS GG 38-6165. 90 Wellem 1984:233, die een interview met Amirs eega aanhaalt. 87

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1120

Verguisd en vergeten

religie – curieus genoeg in sterkere mate voor christendom dan islam – die op persoonlijk vlak zeker niet gold. Amirs eigen openlijke activiteiten in het kerkelijk leven, en het bekende feit dat hij altijd een Bijbel onder handbereik had, zullen wel tot al die opschudding hebben bijgedragen.91 Kahin noemt Amirs onstandvastige karakter en zijn politieke ambitie als bepalend voor zijn aansluiting bij de stalinisten. [T]he belief is widespread that Musso’s dramatic arrival must have somewhat panicked Sjarifuddin. They believe that he felt it necessary to co-operate with Musso or else become politically isolated and lose control over many of the FDR elements. On the other hand, he probably believed that Musso’s arrival strengthened the public appeal of the FDR. Undoubtely both Musso and Sjarifuddin felt that they could use each other to wrest governmental power from the incumbent regime. Had they succeeded in doing so, it would seem almost inevitable that a struggle for power between the two of them would have ensued.92

Er zijn aanwijzingen dat Amir zich niet zo maar bij de nieuwe koers aansloot. Abu Hanifah draagt daarvoor materiaal aan. Zijn goede kennis Amir vroeg hem eind augustus langs te komen, onder het voorwendsel dat de arts Abu dan ook zijn verkouden dochtertje zou kunnen onderzoeken. I promised to come because I was curious to know what he really had in mind. We were friends, surely, but we were political opponents also. The time was not right to have chats for old times sake. I went to his house at midday and was let through without any fuss by his bodyguards, Pesindo youngsters, heavily armed. They were told in advance of my arrival. I saw the curiosity on their faces because they knew who I was. And they probably thought it strange to see me there in Amir’s house. When I entered the living room I saw another man sitting there. A big man, swarthy, with glittering eyes. He smiled at me and said ‘How nice to make your acquaintance, doctor’. He shook hands. Amir Sjarifuddin introduced him as Musso. I was very surprised. So it was true Amir had something on his mind. [...] Amir, Musso and I talked about almost everything, also about the situation in the Republic. Musso told some stories about Russia and the people there. Then we talked about Socialism and Communism. Musso was obviously an orthodox Stalinist Communist. We talked about the Linggadjati 91

Hierover ook Alers 1956:185 en Abels 1983:126-7. Kahin 1952:274-5. Kahin baseert zich hierbij op interviews met Sjahrir (Djokja, 30-9-1948), Hatta (Djokja, 9-10-1948) en Soekarno (Moentok, 3-5-1949), alle in KITLV, Collectie-Kahin. In andere bewoording in Kahin 2003a:48. Soortgelijk in Reid 1974a:137-8. Nederlandse waarnemers kwamen meteen al tot deze conclusie: de journalist J.H. Ritman (NIB 15:9, noot 4) en L. Neher, gedelegeerde van het opperbestuur, Batavia, in een brief aan W. Drees, 4-9-1948, in NIB 15:101. Zo ook de Australische consul-generaal in Batavia, C. Eaton, in een nota ‘The political crisis in the Republic’, 15-9-1948, in Dorling en Lee 1996:293-4. Abels 1983:128-9 haalt een anonieme zegsman aan volgens wie Amir Soeripno de opdracht had gegeven om Moeso naar Indonesië te halen. Dit kan, als het al waar is, niet gelden als bewijs voor de afwezigheid van rivaliteit tussen beide leiders. Toen Amir dat Soeripno vroeg was hij immers nog premier. 92

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1121

and Renville Agreements. Amir said he felt responsible for the failure of the Linggadjati and Renville Agreements because he was tricked into believing that the United States would ensure their honest implementation. Instead the United States backed the Dutch. He did not believe that the USA would change its policy towards the Dutch or any colonial power. Amir’s opinion was that it seemed there would be a tug of war in a short time, a trial of strength between the USA and Russia everywhere in the world. There might be a third World War which probably would begin in the East. Musso emphasised that Russia was the friend of the suppressed peoples, and especially of the colonised peoples of Asia and Africa. There was no sense in looking for help to the USA or the West. He was interested in me because Amir had told him a great deal about me and that I was a religious socialist. We had an animated debate about Socialism but we ended in a kind of deadlock. Musso tried to convince me that Indonesia had to choose between the USA and Russia. Indonesia had to fight for her life against the imperialists of the West, and it would be ridiculous if the same Indonesia should side with the USA against her friend Russia. Indonesia could not stay neutral. The ‘positive neutrality’ of Sjahrir was just nonsense and the people who looked to Nehru for a ‘third force’ were dreaming. There was no such thing as a ‘third force’. This kind of force would always be just ‘wishful thinking’ for dreamers like Tito and his friends. He was quite violent about Tito whom he called ‘the worst example of a revisionist’. I must say I learned a lot in a short time about the way Communist leaders were reasoning and of the strong way they felt about Stalinism. It looked to me as if Musso was defending a religion. He could be a priest of a new religion, only without a God. Or perhaps the man Lenin was to him like a God. Musso then said: ‘Bung Abu, you are a progressive thinker. You are not an old fashioned Moslem leader as Tjokroaminoto and his kind once were. I believe you know quite a lot about Communism and in a sense you agree with us Communists. We want an honest and strong Government of the people for the people. So you and I have the same aims. We could co-operate, you see, to obtain all our ideals. What do you say?’ He was a good talker, this Musso, and he could be nice also, if he wanted to. He had brains and guts. I saw on the face of my friend Amir that he was following our debate very carefully and with interest. I answered Musso very carefully because I was aware that I must not commit either myself or my party. I said: ‘Bung Musso, probably we may seem to have the same aim, the same goal, but I believe our way of thinking is different, and our motives may be different also. However, I would like to think these things over.’ Musso was a little annoyed. I saw it on his face when he said: ‘How different for instance?’ ‘Well, suppose we are two travellers going to the same place from two different cities, and following different routes. You follow for instance the northern route and I the southern. You would like to be at your destination as quickly as possible and would set aside, forcefully if necessary, every obstacle on your way. While I would like to reach my destination without too much trouble and sacrifice, God willing that is.’ I said, ‘I don’t want to go over dead bodies for instance’. He looked at me with a grim smile on his face and said: ‘The trouble with you so-called religious people is that you think God is so powerful, and you take God into account in

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1122

Verguisd en vergeten

everything you want to do. Well I can tell you confidentially that in a short time in Russia they will search the sky for such a God people have been talking about so much. But let us eat lunch Mrs Amir prepared for us. And you will think about my proposal, won’t you?’ After lunch he left with a firm handshake and a smile. I asked Amir why for heaven’s sake he confronted me with Musso, of all people. He was quite honest about it: ‘Look, Abu, I don’t know very much about Musso and I wanted to hear him talk in a debate with a man who was his equal but not his follower. I thought you would be the sort of person who could handle him in a debate, so that he had to do his best to convince you. I told him for my own ends that you are the brains of Masjumi and that it would be interesting to hear your opinion. So I cheated you a little and obtained what I wanted. I know now more about Musso’s ideas without compromising myself. Thank you so much, Abu.’ Well what else could I say than that I considered him a rascal. He just ­laughed.93

Moeso en Amir dronken samen tijdens het gesprek een halve fles whiskey op. Abu Hanifah vond Amir nerveus. Zijn innerlijk evenwicht leek verstoord; de komst van Moeso zette hem onder hoge druk. Het paste bij zijn persoon: briljant en zeer eerzuchtig, maar ook emotioneel, ongeduldig en onevenwichtig.94 John Coast was op verzoek van Soeripno omstreeks 20 augustus bij Amir op bezoek gegaan. Amir Sjarifuddin was a thick-set, powerful-looking man of approaching forty, with curly and thick, but carefully dressed hair, a square face and strong jaw, and with his short-sighted eyes hidden behind thick, tortoise-shell-rimmed spectacles. [...] Bung Amir was too easily influenced. When I saw Suripno with him, I might have imagined that Suripno was the veteran, not Sjarifuddin; and he was also overpowered by the boisterous Muso, while the cunning, clever Setiadjit, keeping carefully in the background, could also pull him here and there at will. A good man, he listened to too many people, too trustingly, so that his judgments were not always sound. Very popular with the people, with a finely developed sense of publicity, his vanity sometimes ran away with him. Suripno would frequently complain to me that Amir was too nice, too simple, and even that he was quite stupid. As fast as Suripno would pull him one way, Muso or Setiadjit would drag him another. And since I still had the greatest regard for Suripno’s intelligence, as well as an appreciation of his moderate tactical ideas, I wished that he could have remained the main influence in Sjarifuddin’s house. On this occasion of my meeting Sjarifuddin I had asked him plainly whether he was a Communist. Sjarifuddin replied that I could write him down as a Left Wing Socialist; for how, he asked, producing his Bible and holding it up like a conjuror, could I call him a Communist? 93 94

Abu Hanifah 1972:280-2; korter in 1977:97-8, 1978a:212-5. Abu Hanifah 1977:98, 100, 1978a:215, 217.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1123

Just over a week later his party joined the United Communist Party. When, later on, I asked him about his seeming volte face, he replied that he had merely gone with the majority vote of his party. And a week or two after that, he made the widely publicized statement – or perhaps the Dutch Information Service invented it for him – declaring that he had been a secret Communist since 1936. It is my conviction that Sjarifuddin, like Suripno, Maruto Darusman, and many other sincere persons in the Communists’ ranks, became Communist because they lost faith in Western help in the Indonesian dispute. Feeling that the encircling military ring was being drawn tighter and tighter round the Republic’s throat, they saw some hope in the Communist challenge to end the negotiations with the Dutch and to open relations with the Russians at once.95

Kahin zelf werd op 27 augustus ingeschakeld om Amir van de kracht van het anti-imperialistische sentiment in de Verenigde Staten te overtuigen; dit op instigatie van een ‘influential non-communist leader’. ‘I’d never before met Sjarifuddin and was surprised at the warmth of the reception he gave me. He was relaxed and friendly. [O]n his initiative we immediately began a most intense discussion about American politics.’ Hij was ernstig teleurgesteld in de Amerikaanse rol bij de uitvoering van het Renville-akkoord. ‘He gave me the impression of hoping against hope that the United States would shift its position back to the one more supportive of the Republic that he had counted upon, but he didn’t regard this as likely.’ Kahins schatting dat de progressieve krachten in Amerika pas na vier jaar weer de overhand zouden krijgen ontlokte Amir, met een ‘drawn look on his face and the helpless gesture […] with his hands’, als reactie: ‘That will be too long’.96 Ali Boediardjo herinnert zich Amir in 1948 ‘as restless and anxious or onthe-edge and explosive (gelisah), which prompted him to be “unpleasant to his wife and family and to imbibe too much alcohol, producing many drunken outbursts” and erratic decisions’.97 95

Coast 1952:161-3. Coast liet zich al eerder in deze zin uit op een persconferentie in Singapore in september 1948. De Amerikaanse politiek is vrijwel de voornaamste reden voor de opleving van het communisme in de Republik. Amir had de avond voor de aansluiting van de PS bij de PKI gezegd: ‘Ik geloof niet, dat de Amerikanen van plan zijn een rechtvaardige oplossing te steunen. De Russen zijn onze enige hoop.’ (Associated Press, aangehaald in ‘”Rusland onze enige hoop”, verklaart Sjarifoeddin’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-43(16-9-1948):1.) 96 Kahin 1952:274, 1995:8, 1997:18-9, 2003a:49-50. Deze leider was Ali Boediardjo, zoals blijkt uit Kahins ‘Memorandum to Passport Division’, 17-8-1950 uit US National Archives, aanwezig in KITLV, Collectie-Kahin. In Kahin 2003a:49 noemt hij ook nog Soebadio Sastrosatomo. Soebadio zelf hierover in Rosihan Anwar 1995:140-1. Kahins opvatting ook in Ketut Tantri 1949. Desillusie met het westen vond een dramatische uitweg: ‘Joining the Communist uprising was the means he took’. Ketut Tantri gaat er van uit, kort na de Nederlandse aanval in december 1948, dat Amir nog in leven is en in guerrilla, hoe ook ‘Every few days he is reported killed, captured or about to be tried for treason’. 97 Gouda 2002:277, die een ANRI-interview aanhaalt, en ook enkele andere opvattingen noteert.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1124

Verguisd en vergeten

Soeripno speelde een belangrijke rol in deze contacten – hij woonde in hetzelfde huis als Coast en Kahin.98 Hij ook benaderde ds. F.K.N. Harahap, een vriend van Amir, van dezelfde achtergrond qua geloof en afkomst, en vroeg hem zijn invloed op Amir te gebruiken, opdat deze zich niet zo zou laten domineren door Moeso. Soeripno had geconstateerd dat Amir geen weerwoord meer leverde aan Moeso, en hij vond dat zeer onwenselijk.99 Het lukte Harahap niet om Amir ongestoord te spreken; Moeso was voortdurend in zijn nabijheid. Harahap geloofde niet dat Amir al in 1935 communist was. Toen hij dit in de krant had gelezen spoedde hij zich naar Amirs huis. ‘Hoe zit het met de verklaring in de krant?’ Amir antwoordde: ‘Wat is er mis mee?’ Toen liet hij mij een boek zien van een bisschop uit Canterbury. ‘Volgens deze bisschop is dit heel normaal in de Sovjetunie, er is vrijheid van godsdienst. Het is geen beletsel om communist te worden. De Sovjetunie toont toch feitelijk de grootste inzet bij de strijd voor de vrijheid van de volkeren? Lees dit boek.’

Harahap concludeerde dat Amir nu ‘officieel’ communist was, maar niet een echte communist mocht worden genoemd, en dat eerder ook niet was.100 De gereformeerde predikant J. Verkuyl, die veel sympathie koesterde voor het Indonesische nationalisme en Amir goed kende, beschouwde Amirs bekentenis als een ‘gelegenheidsuitspraak’. Ik heb niet lang vóór de Madiun-affaire mr. Amir Sjarifudin gesproken. Hij was diep teleurgesteld over het feit, dat de Renville-overeenkomst mislukt was. […] Hij was toen van mening, dat de enige wereldmacht, die de republiek werkelijk wilde helpen Rusland was. […] Gekwetste trots was niet vreemd aan deze ‘move’. De zwakke plek van deze briljante man was zijn grote ijdelheid en de neiging om coûte que coûte een leidende rol te blijven spelen. Ik zei hem, dat ik vreesde, dat hij te weinig de achtergrond van het communisme had bestudeerd en veel te naïef over de communistische wereldbeweging oordeelde. […] Verder zei ik hem, dat ik vreesde, dat Muso op geraffineerde wijze zijn drang om weer aan de macht te komen exploiteerde in dienst van een vreemde mogendheid. […] Ik ben van mening, dat hij zich politiek door Muso op een dwaalweg heeft laten lokken, maar dat hij niet het geloof heeft losgelaten.101

‘Madjallah Merdeka’, het weekblad dat ‘Merdeka’ in Djakarta uitgaf, poogde in lange artikelen Amirs politieke en persoonlijke drijfveren te doorgronden. 98

Coast 1952:157; Kahin 2003a:41-2. F.K.N. Harahap 1971, II:23. 100 F.K.N. Harahap 1979:161-3, ook, korter, in F.K.N. Harahap z.j.:237. Het genoemde boek is waarschijnlijk Hewlett Johnson, The socialist sixth of the world, dat in veel drukken en vertalingen werd verspreid. 101 Verkuyl 1966:78; in iets andere versie ook in Verkuyl 1983:176-7 (hierin ook een korte karakterschets van Amir (pp. 180-3)). 99

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1125

Hij bleef voor het blad als persoon een mysterie. De anonieme auteur was verder zeer negatief over Amir: de leider van een destructieve oppositie tegen Hatta, die zelf de grootste verantwoordelijkheid droeg voor de peni­ bele positie van de Republik. In de oppositie daalde zijn populariteit. Hij werd vooral gedreven door machtslust – als minister had hij met royale middelen, ten koste van de staatskas, een machtsbasis gevestigd, vooral via Pesindo. Met Moeso samen zag deze sluwe politicus een kans die macht te heroveren. Amir wilde de Indonesische Tito worden.102 ‘Sin Po’ had geen antwoord gereed. Hoewel er veel over Boeng Amir is gepubliceerd, wordt hij nog steeds als een mysterie beschouwd. Zijn opstelling is onvoldoende duidelijk. Hij vormt een instabiele factor. Vol van tegenstrijdigheden. Hij is christen, maar bekent een communist te zijn. Hij tekent het Renville-akkoord, maar verzet zich tegen het kabinet-Hatta dat het akkoord uitvoert. Zonder de hulp van Soekarno en Hatta was hij al lang geleden door de Japanners vermoord; nu bemoeilijkt hij het werk van zijn strijdmakkers. Hij erkent ƒ 25.000 van Nederland te hebben ontvangen voor ondergrondse actie, maar nu staat hij tegenover Nederland. Verbaast het, dat vele geruchten de ronde doen over Amirs verborgen agenda? Republikeinse kringen zeggen dat hij zich bij de PKI aansloot met het doel tweedracht te zaaien in Nederlands belang. Nederland daarentegen beschuldigt hem er van slechts in schijn communist te zijn en als spion voor de socialistische Republik te fungeren.103

Het gematigde blad ‘Sedar’ had weinig goede woorden over voor Amir. ‘Het is verbijsterend om te zien hoe Mr. Amir zijn verleden verloochende.’ Is dit nu werkelijk Mr. Amir’s ‘ware gelaat’? Wij menen het te moeten betwijfelen. Inderdaad heeft hij ‘zijn masker afgeworpen’, maar hij heeft tegelijk een nieuw masker opgezet. Mr. Amir’s ‘ware gelaat’ zal men nooit te zien krijgen, daarvoor is hij te veel opportunist. Men zal zich nog wel herinneren, hoe hij zijn baas Sjahrir op allesbehalve elegante wijze beentje heeft gelicht, waarna hij… diens politiek voortzette, of er geen vuiltje aan de lucht was. Men behoeft niet te twijfelen aan zijn vaderlandsliefde, maar Mr. Amir behoort tot die patriotten, die te allen tijde 102

‘Sebuah dongeng tentang “seorang bernama tuan Amir sadja”’, Madjallah Merdeka 122(12-6-1948):6-8; ‘”Saja datang, saja lihat, dan...?”’, Madjallah Merdeka 1-35(11-9-1948):6-8, ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 18-9-1948:8-9; ‘Pengakuan “pemimpin ra’jat”’, Madjallah Merdeka 1-36(18-9-1948):3-4; ‘Muso berontak: Madiun dikuasainja’, Madjallah Merdeka 1-37 (25-9-1948):3-5. Ook Adi Negoro, een journalist met grote staat van dienst, halfbroer van Yamin, ‘Dalam negara; Tindakan salah besar dari Muso, Suripno dan Amir Sjarifuddin’, Mimbar Indonesia, 2-10-1948:7-8, ook opgenomen in Notosoetardjo 1966:31, noemt Amir ‘een leider vol tegenstellingen, van wie niemand meer de daden kan volgen of begrijpen’. Amir vernoemde één van zijn kinderen naar Tito; het kind was – drie dagen oud – kort geleden overleden, meldde het Merdeka-artikel van 12-6-1948 – een toeval vol symboliek. Ook NS, ‘Tito kontra Kominform’, Kawan Rakjat 1-3(5-9-1948):4 en F.K.N. Harahap z.j.:232 verwijzen naar Amirs wens Tito na te volgen en de naamgeving van zijn zoontje. 103 ‘Bintang2 Moscou di Djokja’, Sin Po, 16-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1126

Verguisd en vergeten

bereid zijn om voor hun land te vechten ‘tot de laatste druppel bloed’, maar er niets voor voelen om ter wille van dit land ook maar een greintje van hun ijdelheid op te offeren. Mr. Amir’s probleem is niet enkel de onafhankelijkheid van Indonesië, maar hoe deze onafhankelijkheid te verbinden met de grootheid van zijn naam. Hij meent, althans voor het ogenblik, de juiste oplossing gevonden te hebben: hij zet het masker op van Paatje Stalin. Men behoeft zich echter niet te verwonderen, als hij vandaag of morgen ook dit masker weer afwerpt.104

‘Sikap’ schreef over het ‘nieuwe lied’ dat Amir ‘onder leiding van Moeso en Stalin overal rondbazuint en waarmede hij vele mensen heeft doen schrikken’. Het communistische gevaar moest overigens niet worden overschat: wat tot nu toe in het geheim gebeurde, wordt nu openbaar: de FDR als communistische federatie, en als kaderpartij zal de PKI nooit veel leden tellen, zeker bij het lage kennisniveau van de leden. De PKI is niet sterker geworden door Moeso’s komst, maar kan wel gerichter inzetten op een machtsovername. Zal hij daarbij steun zoeken bij Tan Malaka? Waarschijnlijk niet. De afkeer van de PKI zal Tan Malaka’s GRR waarschijnlijk de koers van de PNI en Masjumi doen steunen. Het gevaar van een burgeroorlog is niet denkbeeldig; Nederland zou dat graag zien en dan ingrijpen.105 Volgens de Nederlandse pers in Indonesië lagen de kaarten nu op tafel. ‘Nieuws­gier’ noemde Amir ´onwaarachtig’, ‘zeer oneerlijk, en min of meer ver­bijs­terend. Maar het is nauwelijks verrassend.’ Waarom ont­hulde Amir dit? Is de chaos in Djokja groot genoeg om ‘een kans te wagen’? Heeft Moskou hem effectieve steun toegezegd? ‘Bataviaasch Nieuwsblad’ meent dat het communistisch blok aan macht en invloed heeft gewonnen. Zal een machtsgreep volgen? ‘Maar ook zonder dat is het duidelijk, dat een krachtige wind uit Moskou in de oude sultansstad opgestoken is, hetgeen door alle windvanen geregistreerd zal moeten worden.’ ‘Het Dagblad’ ziet een angstwekkend snelle voortzetting van de radicalisering. Amirs beeld als ‘gematigd man en vroom Christen’ is in trieste tegenspraak met zijn jarenlange leugens en geheime inzet voor Stalin.106 Volgens ‘De Locomotief’ moest Amir zijn masker afleggen omdat Moeso hem dreigde te verdringen. Hij bekende schuld om zich te handhaven, ‘wat hem toch niet zal gelukken. Want de communisten erkennen wel de schuldbelijdenis maar niet de vergeving die daarbij zou kunnen behoren...’107 Voor deze krant kon een staatsgreep ‘ieder ogenblik worden verwacht en bij een

104

‘Binnenlands politiek overzicht’, Sedar no. 2(30-9-1948):24. Het Sikap-artikel (voor mij onvindbaar) werd vertaald als ‘Front Demokrasi Rakjat en P.K.I.’ in Kritiek en Opbouw 5-22(1-10-1948):123-4 en 5-23(16-10-1948):133-4. 106 Nieuwsgier, Bataviaasch Nieuwsblad, Het Dagblad, alle van 2-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 11-9-1948:3-5. 107 De Locomotief, 2-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 25-9-1948:5. 105

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1127

botsing der krachten is de uitslag niet twijfelachtig: de communisten zullen winnen’.108 ‘Nieuwe Rotterdamse Cou­ rant’ noemde Amirs uitspraken een zware morele klap voor de Republik. Amir heeft ‘jaren lang buitenwacht en eigen volk om de tuin geleid’. Zijn daden als minister en premier komen zo in een heel ander licht te staan. Het is ‘het demasqué van de ex-premier van Djokja, het demasqué van het communisme in Indonesië’. Met Moeso’s komst is zo sprake van een nieuwe koers, ‘een felle actie’ om de macht te grijpen.109 ‘Trouw’ schreef dat het beeld Spotprent bij het artikel in ‘Sedar´ van Amir van zogenaamde Indië­ kenners als ‘goedwillend man’ en ‘oprecht Christen’ de voosheid van hun oordeel bewijst.110 Een memorandum van de Stand­ard Vacuum Petroleum Company noemde nog een reden voor Amirs capitulatie voor Moeso’s lijn. Uit vrees voor Tan Malaka en een pact tussen Moeso en Tan Malaka had hij zich neergelegd bij de nieuwe koers en zich tot bondgenoot van Moeso bekeerd.111 Van Mook vatte zijn opinie in één regel samen. Amir ‘unbalanced and insanely ambitious who now declared himself a communist of old standing – which he was not’.112 108

De Locomotief, 3-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 25-9-1948:7. Al eerder voorspelde de krant zo’n afloop ‘in een verbitterde strijd om de macht’. ‘Djokja zakt af in communistische richting; De schaduw van het Kremlin valt over de republikeinse gebieden’ (overgenomen als ‘Achter de façade is het rood’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-38(30-8-1948):3). 109 ‘Démasqué’, Nieuwe Rotterdamse Courant, 2-9-1948, ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 25-9-1948:13 en uitgebreid in KHA 29-8/4-9-1948:7732B. 110 Trouw, 3-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 25-9-1948:13. 111 Memorandum ‘Notes on the communist coup at Madioen’, 30-9-1948, p. 6, in National Archives 856D.00/10-1948 (RG 59, box 6440). 112 Van Mook 1950:287. Nieuwsgier, 12-6-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 19-6-1948:6-7 en Indische Documentatiedienst A.N.P.-Aneta 3-26(2-7-1948):281, noemde al de ‘eerzucht’ die Amir parten speelde; hij neemt geen genoegen met de ‘vierde plaats’ na Soekarno, Hatta en Sjahrir; ‘mr. Amir wil zichzelve als de Leider zien erkend. Waarheen hij leidt, komt

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1128

Verguisd en vergeten

Spotprent Ramelan. Amir als communistische dominee. ‘Hé, mijn Indonesisch volk, ik breng de Waarheid voor jullie allen, zoals opgeschreven in de Bijbel en in ‘Das Kapital’, dus volg mij naar het Koninkrijk Gods op Russische bodem… Amen… Amen…’ Om schouders en armen draagt hij een aantal maskers, om zich als communist, socialist, christen en islamiet voor te doen.

Aanloop naar de fusie De Partijraad van de Partai Sosialis besloot tot de fusie op 30 augustus; een partijcongres zou dit eind september nog moeten bekrachtigen. Een uitvoerige zelfkritiek werd gepubliceerd.113 Ook het PBI-bestuur ging akkoord met de fusie,114 maar niet zonder weerstand. Bij de ontmoeting van Moeso met het PBI-bestuur vroeg Trimurti zich af of de PKI, gelet op de vele in het verleden gemaakte fouten, wel de leidende rol verdiende, en werkelijk het vertrouwen van het volk kon winnen. Volgens Moeso was dit een trotskistische vraag, die verder geen antwoord behoefde.115 De mate en omvang van het verzet in de PBI is onduidelijk. S.K. er voor hem wellicht minder op aan.’ Over Amirs ‘omslag’ ook Swift 1989:8, note 16 en Djoeir Moehamad 1997:161-4. 113 Antara, 30-8-1948. Een vertaling in Kahin 1952:279, uit Buruh, 31-8-1948, terugvertaald in Pinardi 1967:46. Ook in ´Fusie tussen socialisten en communisten in de republiek, overzicht´, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-35(25/31-8-1948):1-5 (Aneta, Reuter). 114 Antara, 30-8-1948. Ook in ´Fusie tussen socialisten en communisten in de republiek, overzicht´, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-35(25/31-8-1948):1-2 (Aneta, Reuter). 115 Soerjono 1980:81-2. Soerjono kritiseert Moeso vanwege dit antwoord. Met zijn beschuldigingen van trotskisme vervreemdde hij revolutionaire krachten uit GRR en Akoma. Volgens brief Mantoro Tirtonegoro aan Soekarno, 13-11-1948 in CMI-doc. 5541, p. 4, in NA AS 3960, kwam Trimurti ‘heftig in oppositie tegen Moeso’. Trimurti (interview Djakarta, 25-8-1980) herin-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1129

Trimurti en Asraroedin werden ook de kern van krachtig verzet genoemd.116 Ook Siauw Giok Tjhan had zijn twijfels, maar trok daaruit geen consequenties.117 Het resultaat was dat, op aandrang van Trimurti, niet het PBI-bestuur maar een PBI-congres zich zou uitspreken over de fusie. Het congres werd vastgesteld in Kediri voor 18 en 19 september.118 Trimurti’s oordeel over Moeso was na deze en andere ervaringen negatief: ‘onsympathiek, erg ruw, geen kennis van de Indonesische verhoudingen, maar wel overal redes. Waarom werd hij als gezaghebbend erkend?’119 Het Pesindobestuur sprak zijn volledige steun uit aan de fusie.120 Tot de volgende fase behoorde ook de doorlichting van de leden van PKI, PS en PBI. De drieduizend PKI-leden zouden grotendeels mogen toetreden; van de dertigduizend van de PS en van de veel kleinere PBI zouden slechts de helft de toets doorstaan.121 Het voorbereiden van de fusie vereiste veel overleg, waarbij Moeso de leiding nam en zonodig zijn gehoor overdonderde. Het was overleg in eigen kring, met één uitzondering. Akoma had om een ontmoeting gevraagd – 28 augustus, negen uur in de ochtend vond een ‘persoonlijke en informele’ bijeenkomst plaats tussen Moeso, bijgestaan door Djokosoedjono en Aidit, en de Akoma-leiders Ibnu Parna en Juliarso. Het is het enig bekende contact van Moeso met een GRR-organisatie. Er werd ‘vriendschappelijk’ geconverseerd. nert zich haar vraag aan Moeso over zijn verhouding tot Alimin en hoe zijn politiek zich verhield tot die van Alimin. Moeso reageerde boos, weigerde te antwoorden en zelfs met Trimurti verder te spreken. Een interventie van Setiadjit bracht uitkomst, waarmee Moeso Trimurti thuis opzocht en zijn excuses aanbood. In iets andere versie ook in Soebagijo 1982a:167. In dit verband past ook een brief van Trimurti aan Setiadjit, 3-9-1948, die in Nederlandse handen belandde, en is opgeborgen in NA, PG 590, waarin Trimurti haar communistische contacten noemt. Zij had aanvankelijk filosofische bezwaren tegen een PKI-lidmaatschap en om zich een eigen objectief oordeel te vormen voerde zij ook gesprekken met Tan Malaka, Chairul Saleh en Armoenanto. In een gesprek met Moeso bij Setiadjit op 24 augustus was dit alles opgehelderd. Ook had Trimurti daar moeten antwoorden op kritische vragen over de opstelling van haar echtgenoot Sajoeti Melik, die als Parilid verdacht was en was aangevallen door Wikana en Sakirman. Trimurti vroeg een kans voor haar man zich te verdedigen en merkte tot slot op dat onderscheid moest worden gemaakt tussen de politieke opstelling van man en vrouw. 116 Kromorahardjo 1998:194; Imam Soedjono 2006:222-3. 117 Siauw Tiong Djin 1999:124-5. 118 Soebagijo 1982a:167-8; Antara, 30-8-1948. 119 Interview Trimurti, Djakarta, 25-8-1980. Volgens Berita Indonesia, 9-9-1948 bestond er ook in PS en zelfs PKI weerstand tegen Moeso en zijn plannen. 120 Antara, 3-9-1948. 121 Kahin 1952:277, die dit ontleent aan een interview met Soeripno. Pinardi 1967:27 noemt een aantal van circa drieduizend PKI-leden, van wie vijfhonderd op Sumatra. Hatta (interview met Kahin, Djokja, 9-10-1948, in KITLV, Collectie-Kahin) noemt tweeduizend PKI-leden die enig benul van het marxisme zouden hebben; ook in Kahin 1952:257. Alimin in Berita Indonesia, 8-61948, in Swift 1989:6, note 5, stelt het aantal PKI-leden op tweeduizend. Roth 1948, ook in Swift 1989:6, noemt in zijn artikel uit juni als ledentallen: PS 30.000, PKI 3.000, PBI 1.000 en Pesindo 100.000.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1130

Verguisd en vergeten

Ibnu Parna gaf een exposé over zijn activiteiten in de jongerenbeweging en Akoma, over de PP en over Tan Malaka. Akoma had zich altijd ingezet voor een consequente anti-imperialistische politiek en wilde met elke geestverwante organisatie daartoe samenwerken. Moeso’s antwoord was compromisloos. Geen communist kan buiten de Communistische Partij actief zijn, of zelfs een organisatie opzetten tegen de Partij. Kritiek is slechts binnen de Partij geoorloofd, maar voor de partijdiscipline dient elk lid te buigen. Tan Malaka is een ‘bewust trotskist’, hij is geen vijand van het imperialisme, maar een agent daarvan. De PKI stond open voor allen die programma en discipline van de partij wilden aanvaarden. De trotskisten kennen vele meelopers, die goede communisten kunnen worden. Wat betreft Akomaleden gold dat ook en zonodig wilde Moeso wel voor een Akomagehoor verschijnen. Na ruim twee uur was het gesprek voorbij.122 Moeso had Akoma dus geen enkele ruimte geboden om zich met ere aan te sluiten bij zijn Front Nasional. Moeso vond op 31 augustus tijd om naar Solo te gaan, waar hij samen met Alimin sprak op een openbare PKI-meeting. Zijn aanhang, maar ook de links-radicalen, waaronder ‘Murba’, waren met tussen zeven- en tienduizend man opgekomen. Alimin vroeg, voor het eerst aldus ‘Murba’, om agrarische hervormingen, en Moeso zette de fouten uit het verleden op een rij, het gevolg van ‘domheid en politieke onkunde, maar niet van bewust verraad aan de Sovjetunie’. Volgens Moeso verdienden de verantwoordelijke leiders een zware straf. Zijn gehoor reageerde instemmend; er werd geroepen ‘Hang ze op!’ De verbazing was groot toen Moeso antwoordde dat zij al zwaar waren gestraft door de publieke erkenning van hun fouten. ‘Murba’ vroeg zich hierbij af, tussen haakjes, of dit wel een zware straf was. Gold het revolutionair recht hier niet? De huidige regeringsploeg bestond volgens Moeso uit feodale en kleine-bourgeoisie-elementen, met koloniale achtergrond, die zo snel mogelijk door arbeiders en communisten moest worden vervangen. Het 122

Buruh, 11-9-1948, overgenomen in Derita 1949:42-4. Akoma publiceerde op 17 september een ‘koreksi’ op dit verslag. De PKI werd verweten het verslag niet vooraf te hebben voorgelegd aan Akoma. Nu werd hierdoor de goede naam van Akoma besmeurd. Aan het verslag zelf werd overigens niet getornd. Wel werd toegevoegd dat Akoma zou hebben gezegd dat zolang ‘de contra­revolutionaire en trotskistische leiders’ niet uit de PKI waren verwijderd, of tenminste ontslagen uit leidende posities, de PKI voor Akoma besmet was. Ook de ‘dieven’, die al hadden bekend moesten een passende straf krijgen (Murba, 18-9-1948; Pacific, 18-9-1948). Ibnu Parna in ‘Bahaja marhaenisme’, Madjallah 17 Agustus 1-2(augustus-september 1948):21, een artikel dat hij afsloot op 24 augustus, prijst Moeso, maar eist berechting van de FDR-’verraders’. Als dat niet gebeurt, zal Moeso falen. Swift 1989:67 vermeldt de ontmoeting kort. Hadidjojo Nitimihardjo (interview Djakarta, 2-1-2007) zei dat zijn vader, toen hij diens herinneringen optekende, hem vertelde dat Moeso hem vroeg naar de PKI over te gaan. Hij oefende daartoe zware druk uit en kondigde de komst van het Rode Leger aan. Maroeto vond Moeso irrationeel, maar zijn partijgenoten bogen voor hem: omdat hij uit Moskou kwam?

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1131

leger was nu ‘een fascistisch leger, dat het volk onderdrukte en beroofde’.123 Moeso bleek zich hier niets aan te trekken van kritiek, en gaf antwoord op de roep om zuivering van de ‘gecompromitteerde’ FDR-leiders – en hier ontbrak zijn gebruikelijke militantie. De GRR en Moeso Roestam Effendi liet bij Moeso tijdens zijn verblijf in Solo op 31 augustus een brief bezorgen: Kameraad Moeso, Al verschillende malen heb ik geprobeerd om de blokkade te doorbreken, die rondom je is gelegd, maar zonder resultaat. Ik hoop zeer je te kunnen ontmoeten om je onder vier ogen te spreken zodat wij zo uitgebreid en vrij als mogelijk van gedachten kunnen wisselen om aan de verwarring en onrust in de klassenstrijd in ons Indonesië een einde te maken. Er zijn vele zaken die je moet weten zodat je niet overijld een conclusie trekt of een tactiek bepaalt. Ofschoon ik ben geroyeerd door de CPN betekent dit niet dat ik ons strijdprogramma heb verlaten. Daarom hoop ik zeer als strijdmakker en op basis van onze lange vriendschap dat je een gelegenheid wilt zoeken om elkaar te ontmoeten om de belangrijke en actuele problemen van nu onder ons volk te bespreken. Aldus mijn verzoek aan je, in alle eerlijkheid en oprechtheid gedaan. Met kameraadschappelijke groeten, Leve de Sovjet! Roestam Effendi124 123

Murba, 2-9-1948; een korter verslag in Pacific, 1-9-1948; Boset, ‘Kepek Boset; Hukuman berat dan saksi diachorat!’, Murba, 2-9-1948. Murba noemt zeven-, Pacific tienduizend bezoekers. 124 Deze brief in Pacific, 1-11-1948 en Murba, 2-11-1948. Het bestaan van deze brief werd onthuld door Siasat, dat schreef dat bij een huiszoeking in Amirs woning een brief was gevonden van Roestam aan Amir waarin de eerste samenwerking aanbood tussen GRR en FDR (‘Partai Murba kita sinjalir’, Siasat 2-84(10-10-1948):11). Roestam schreef een weerwoord dat in drie Pacific-nummers werd afgedrukt: Rustam Effendi, ‘Perdjuangan Anti-Imperialis menghendaki sikap tegas!’, Pacific, 30-10-1948, ‘Djagalah supaja djurnalis-kita djangan sampai kemasukan “jungle-moraal”’, Pacific, 1- en 3-11-1948. Siasat nam Roestams eerste artikel over en liet dat volgen door een commentaar in Siasat 2-88(7-11-1948):10. Kroniek (Djakarta), 21-11-1948, schreef hierover onder het opschrift: ‘Standpunt Rustam blijft raadsel’, in NA, PG 617. Was de brief een vervalsing? Of was Roestam nog steeds PKI-aanhanger, maar tegen leiders als Amir daarin, vroeg het blad zich af. Roestams brief werd in december 1948 door Nederlandse troepen bij procureurgeneraal Tirtawinata gevonden en vertaald als CMI-doc. 5488, NA, HKGS GG 44. Vergelijking van vertaling en Roestams eigen versie in Pacific en Murba toont dat Roestam zijn brief ongewijzigd overnam. Tegen Helen Jarvis (interview Djakarta, 22-11-1972) vertelde Roestam ongevraagd dat hij een brief aan Moeso had geschreven, zijn kameraad uit Moskou, maar dat Amir een ontmoeting had tegengehouden – de inhoud noemde Roestam niet. Brackman 1963:81 verwijst ook naar de brief, maar onnauwkeurig. Ook Soedijono Djojoprajitno probeerde contact te leggen met Moeso, die immers dezelfde koers voorstond als Tan Malaka. Hij faalde; Moeso was onbena-

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1132

Verguisd en vergeten

Met deze brief negeerde Roestam alle toch overduidelijke berichten waarin Moeso ten strijde trok tegen trotskisten en renegaten, waartoe Roestam zich ook mocht rekenen. Mits slechts de ‘blokkade’ werd doorbroken, zou Moeso ‘onder vier ogen’ kunnen worden overtuigd van de oprechte inzet voor het communisme van Roestam en zijn GRR-kameraden. Het lijkt naïef, maar wellicht is sprake van een onvermogen de nieuwe feiten te aanvaarden. Heel lang hadden de PP en zijn opvolgers ten koste van minachting en vervolging een impopulaire politiek verdedigd. Eindelijk kregen zij gelijk en in plaats van welverdiend eerherstel werden zij opnieuw verketterd. De tegenstanders van weleer maakten een hele ommezwaai, kwamen straffeloos weg en verdedigden nu de politieke lijn die de PP en GRR hadden gevolgd. Hoe kon Moeso dit accepteren? Hij moest wel zijn gemanipuleerd om daarmee in te stemmen. Voor Roestam gold dat hun ‘lange vriendschap’ het des te moeilijker maakte te aanvaarden dat geen samenwerking mogelijk was. Roestams brief was persoonlijk en vroeg om een vertrouwelijke ontmoeting om als ‘leiders onder elkaar’ een einde te maken aan de ‘verwarring en onrust’. Elke verwijzing naar de GRR ontbrak, en die was ook niet op de hoogte van Roestams actie.125 Roestam zei nog steeds te behoren tot ons ‘strijdprogramma’. Het lijkt er op dat Roestam bereid was terug te keren in de PKI-gelederen. Daar dan zouden zijn leiderscapaciteiten tot hun recht kunnen komen – eerder dan in de kleine GRR, waar Roestam ook nog eens te maken had met wantrouwen in zijn ambities en twijfel over zijn daden in zijn CPNverleden. Roestam kreeg geen antwoord. De brief werd opgeborgen en kon mogelijk nog eens worden gebruikt om Roestam bij de eigen aanhang zwart te maken. De PKI kreeg daartoe de tijd niet; de regering op haar beurt deed dat wel. Dialoog met de GRR en zijn voormannen was uit den boze. Moeso’s ontmoeting met Ibnu Parna was eerder een monoloog dan een discussie. De enige uitzondering vormde een serie van vier artikelen in ‘Revolusioner’, waarin Sukotjo de Moesolijn verdedigde, afgewisseld door antwoorden van Sajoeti Melik. In ‘Kedaulatan Rakjat’ had Juti op 21 augustus een commentaar ‘Konsepsi Musso’ geschreven, waarin hij Moeso’s plannen niet nieuw noemde, maar een herhaling van Tan Malaka’s PP-programma. En met beide was hij het eens. De persoon deed er daarbij niet toe; het ging om een concept derbaar en weigerde Soedijono te ontvangen (Sudijono Djojoprajitno 1962:213). Buiten de eigen kring ontmoette Moeso nog wel Harsono Tjokroaminoto, zoon van H.O.S. Tjokrominoto, bij wie Moeso bijna dertig jaar eerder in de kost was. Het werd een prettige ontmoeting (Harsono Tjokroaminoto 1983:42). Ook Berita Indonesia, 9-9-1948 noemt de ‘blokkade’, opgelegd door de FDR, als een feit. 125 Als dat zo zou zijn geweest had Roestam dat zonder twijfel vermeld in zijn in de vorige noot genoemde weerwoord.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1133

dat de steun van alle revolutionairen verdiende.126 Sukotjo waarschuwde niet in deze ‘valstrik te trappen’. In het concept van Tan Malaka ontbrak een sterke arbeiderspartij, waardoor, zoals in Joegoslavië, de macht toeviel aan de kleine bourgeoisie en feodale elementen. Tan Malaka was daarom slechts een reactionaire nationalist. Was ook anders te verwachten van Tan Malaka en zijn volgelingen, die enthousiast met het Japanse fascisme samenwerkten? En zo werkte de Pari ook ‘tactisch’ samen met Amerika. De Pari was de grootste vijand van het communisme. Er was dus een groot principieel verschil tussen beide concepten – dat van Tan Malaka was zeer reactionair. En met enkele schimpscheuten tegen Juti, die zich als marxist-leninist voordeed om het volk te misleiden, maar met een beperkte visie slechts aan de zijlijn van de revolutie stond, besloot Sukotjo.127 Juti’s weerwoord stond twee dagen later al in de krant. Hij beperkte zich tot antwoorden op de persoonlijke aantijgingen, in een nogal vage en vruchteloze discussie. Tot slot zei hij het eens te zijn met de bewering dat Tan Malaka fouten had gemaakt ten opzichte van de Komintern, maar hij was geen trotskist of verrader van de resolutie; Juti eerde hem als een held van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.128 Sukotjo kwam in zijn repliek met een flink aantal voorbeelden, die zijn verwijten aan Juti documenteerden. Diens politieke lijn was even kronkelig als die van de trotskisten – soms zeer links en radicaal, dan rechtser dan rechts. En daarna deed Sukotjo een serieuze poging het onderscheid tussen Moeso’s en Tan Malaka’s programma uiteen te zetten. Moeso’s concept, gebaseerd op Stalins theorie, bevatte vijf elementen: 1. de vorming van een sterke PKI; 2. een nationaal front; 3. onder leiding van de PKI; 4. waarin de kleine bourgeoisie moest worden betrokken en dat alles 5. in internationale proletarische samenwerking. Tan Malaka en zijn PP ‘vergaten’ het eerste, derde en vijfde punt – het resultaat was contrarevolutionair. De PP-opzet was ‘dualistisch’, bij gebrek aan leiding door een sterke partij. De feiten bewezen de theorie. De PP was een mislukking bij gebrek aan volkssteun. ‘Burgerlijke’ verklaringen hiervoor als ‘omdat wij werden gearresteerd of hier- of daarom’ sneden geen hout.129 Rond 1 september was het iedereen wel duidelijk dat het fusieplan doorging; de GRR werd er geheel buiten gehouden. ‘Kedaulatan Rakjat’ sprak daarover nog eens zijn verwondering uit. Waarom niet ook andere marxis126

Dit commentaar heb ik niet gevonden. Zijn kern werd in de polemiek aangehaald. In Kawan [Sajoeti Melik], ‘Kemenangan konsepsi revolusioner’, Kawan Rakjat 1-3(5-9-1948):1-2 zette hij dezelfde ideeën uiteen, blijkbaar niet ontmoedigd door de polemiek met Sukotjo. 127 Sukotjo, ‘Djangan masuk perangkap Juti’, Revolusioner, 24-8-1948. 128 Juti, ‘Perangkap Juti?’, Revolusioner, 26-8-1948. 129 Sukotjo, ‘Sekali lagi: djangan masuk perangkap Juti’, Revolusioner, 31-8-1948. Juti weerlegde tot slot nog eens alle persoonlijke verwijten tegen hem – uitvoerig en overtuigend. Juti, ‘Djuga sekali lagi: djangan takut perangkap Juti’, Revolusioner, 10- en 11-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1134

Verguisd en vergeten

tisch-leninistische partijen gevraagd, die bovendien niet de politieke fouten hadden begaan, die de FDR had erkend? Overigens waardeerde de krant de zelfcorrectie en reorganisatie positief, en stelde het deze ten voorbeeld aan andere organisaties.130 Ook ‘Siasat’ noemde het gelet op de politieke overeenkomst tussen PKI en PP-GRR ‘logisch’ dat beide partijen zouden samengaan. Maar de politieke gang van zaken in Indonesië volgde zoals zo dikwijls niet de logica. De onderlinge geschillen uit 1926 werkten door, en Moeso verketterde Tan Malaka.131 Sajoeti Melik verwoordde deze opvatting ook uitvoerig in zijn blad ‘Kawan Rakjat’: brede samenwerking van alle revolutionaire krachten. Daarin paste geen veroordeling van Tan Malaka door Moeso; die leidde slechts tot verwarring en onbegrip onder het volk. Zijn verwijten aan Tan Malaka over diens trotskisme waren niet onderbouwd en voor het volk niet te volgen. Het volk wenste een eensgezind optrekken van Tan Malaka, Alimin en Moeso.132 De Dewan Pusat van de GRR kwam op 1 september bijeen in Djokja en gaf een radicale verklaring uit waarvan één punt reageerde op Moeso’s plannen: ‘het elimineren van alle elementen die zich in het verleden inzetten voor Linggadjati en Renville uit alle partijleidingen, de badan perdjuangan, het kabinet, leger, politie en organisaties van arbeiders, boeren en jongeren’.133 Moeso bleef nog even buiten schot. ‘Pacific’ prees de fusie en de zelfkritiek, maar twijfelde aan de kwaliteit van het leiderschap. Leiders die zich tot communist proclameren zijn dat daarmee nog niet. En ook is er nog niet één communistische partij, want organisaties buiten de FDR, maar wel trouw aan Marx, Lenin en Stalin zijn gepasseerd. Moeso heeft dus slechts de eerste fase afgerond. Kristallisatie zal hopelijk opleveren dat PKI-meelopers verdwijnen en communisten buiten de PKI toetreden.134 Murba’s stukjesschrijver suggereerde dat de FDR Moeso gebruikte om zijn bankroet te overleven. Bij succes zou de GRR worden verslagen, Moeso opzijgezet en de compromispolitiek weer van stal gehaald.135 Prapto ging verder. Moeso had zich laten meeslepen in de waanideeën van de FDR-leiders die het afschrikwekkende trotskisme nodig hadden om de eigen positie te handhaven. Moeso werd afgeschermd van de feiten en ging mee in het levend houden van deze oude conflicten, die verre stonden van de belangen van het Indonesische volk. Hij besloot met de suggestie, serieus gemeend, om alle leiders die de oude conflicten levend wilden hou130

Antara, 31-8-1948, overgenomen in Murba, 2-9-1948. G.R. [Gadis Rasid], ‘P.K.I.-Baru’, Siasat 2-80(12-9-1948):2. 132 Kawan [Sajoeti Melik], ‘Kemenangan konsepsi revolusioner’, Kawan Rakjat 1-3(5-9-1948):12; Rakjat [Sajoeti Melik], ‘Muso, Alimin, Tan Malaka’, Kawan Rakjat 1-3(5-9-1948):2-3. Hierover ook Sambut, ‘Kawan bersambut; Gara2 Pak Muso’, Kawan Rakjat 1-3(5-9-1948):8. 133 Antara, 4-9-1948; Pacific, 4-9-1948. In Murba is hierover niets te vinden. 134 ‘P.K.I. Baru’, Pacific, 2-9-1948. 135 Si Godam, ‘Tikam pena; Memperalat atau diperalat?’, Murba, 3-9-1948. 131

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1135

den naar Moskou te sturen, opdat daar snel een gezaghebbende uitspraak zou worden gedaan.136 Malelo Siregar zag een nieuwe PKI-politiek, maar de oude leiders keerden allen terug in hoge posities. Het volk gelooft zo niet in de nieuwe PKI. De PKI isoleert zich op deze wijze.137 Bij ‘Pacific’ was Moeso’s krediet op. De politieke tegenstellingen waren sinds zijn komst verscherpt, omdat hij meteen voor de PKI had gekozen. Een open gesprek met alle linkse krachten en ook PNI en Masjumi over zijn programma en het eenheidsfront was hij uit de weg gegaan. Hij werd door de FDR ‘opgesloten, bewaakt en zijn oren en ogen dichtgehouden’ voor de volksafkeer van de FDR-politiek. De FDR-misdadigers dicteren zo Moeso’s plannen. Moeso’s keuze voor Moskou miskent de wijdverbreide steun voor een onafhankelijke buitenlandse koers. Zo staan nu Masjumi en GRR tegenover Moeso. De PKI verenigt slechts de politieke misdadigers die de Revolutie naar de rand van de afgrond voerden. Voor de PKI zal deze koers tot het bankroet leiden.138 Een commentaar, waarin Alimin en Moeso werden vergeleken, sloot de meningsvorming in ‘Pacific’ af. Voor Alimin, door Moskou gestuurd, was overleg met Nederland een tactisch middel; hij werd daarin van harte ondersteund door ‘half-socialisten’ en pseudo-communisten als Setiadjit, Amir en Sardjono. Toch had Alimin betere en sympathiekere eigenschappen dan Moeso: hij was open, beleefd en beschaafd, zocht contact en steunde de regering. Maar dit was tactiek in eigen partijbelang, en werd langzamerhand doorzien. Moeso’s tactiek is anders: hij zoekt het conflict en is hooghartig. Hij is de ‘grote leider’ die ‘altijd gelijk heeft’ (Nederlands), en ‘meent alle wijsheid in pacht te hebben’ (Nederlands), omdat hij door Stalin is onderricht en toegesproken. Moeso zaait verdeeldheid, zijn front is ‘made in Kremlin’, zijn religie kent Marx als god en Lenin als diens profeet. Hij kleineert de ambtenaren, de adel scheldt hij uit, de kjai minacht hij. Moeso roept op de regering omver te werpen. Zijn methode is ‘agressie’, terwijl Alimin voor ‘infiltratie’ koos. En Amir probeert zich schoon te wassen door iedereen die niet pro-Russisch is een imperialist te noemen. Hij en de Chinees Tan Ling Djie houden ogen en oren van Moeso dicht. Maar die moet toch hun relatie tot de Nederlandse 136

Prapto, ‘Hendak dibandingkan sampai kemana?’, Murba, 4-9-1948. Malelo Siregar, ‘Reformisme dan radikalisme dalam perobahan P.K.I.’, Murba, 8-9-1948. Van de tien tussen 4 en 18 september verschenen Murba-kranten waren vier onvindbaar, met mogelijke reacties op Moeso en de fusieplannen. Een curieus commentaar (‘Jang harus kita usahakan’, Murba, 11-9-1948), dat aansloot bij Prapto’s suggestie een week eerder, vroeg om alle documenten over de communistische beweging sinds 1926 naar Moskou te sturen opdat daar een uitspraak kon worden gedaan over wie werkelijk trotskist was: de FDR- of de Tan-Malakaaanhang. Voor Si Godam, ‘Tikam pena; Tiga serangkai’, Murba, 11-9-1948 waren Amir, Alimin en Moeso één pot nat en alle drie leugenaars. 138 ‘Kesalahan Muso’, Pacific, 7-9-1948. 137

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

1136

imperialisten kennen – en vreemd genoeg werkt hij toch met hen samen.139 Het had een maand gekost voor de links-radicalen alle hoop en illusies over Moeso hadden laten varen; een pijnlijk proces, dat hen ook opscheepte met vele vragen over strategie en tactiek. Hatta spreekt zich uit De regering kreeg op 2 september de kans haar positie te bepalen in het nieuwe politieke krachtenveld. Hatta legde voor de Badan Pekerdja verantwoording af over het kabinetsbeleid. In een rede van anderhalf uur verdedigde hij zijn beleid en stippelde hij zijn beleidsvoornemens uit. Hij hield daarbij de weg naar een overeenkomst met Nederland open, op basis van de Dubois-Critchley-voorstellen. Daarmee, aldus Hatta, kweekte de Republik ook veel internationale goodwill en versterkte hij zijn positie. Maar die positie werd verzwakt door de binnenlandse verwarring, door de steeds heviger politieke tegenstellingen, waarbij ‘strijdmakkers met een verschillende mening als grotere vijand worden beschouwd dan de Nederlanders’. Dit alles was versterkt door de meningsomslag van de FDR: van verdediger van Linggadjati en Renville naar bestrijder ervan. De FDR wenste ook een duidelijke keuze voor het anti-imperialistische front onder leiding van de Sovjetunie. Het was merkwaardig, verzuchtte Hatta, ‘De partijen die verantwoordelijk waren voor Renville, willen dat nu opzeggen. En de partijen die Renville aanvankelijk bestreden doen nu hun best het uit te voeren omdat het door de staat is aanvaard.’ Het was alles een uitvloeisel van het internationale conflict tussen Amerika en Rusland. Die keuze voor een van beide machten wilde Hatta niet doen: ‘wij willen geen object worden in de internationale politieke strijd, maar wij willen een subject blijven dat het recht heeft zijn eigen positie te kiezen, het recht heeft voor zijn eigen doeleinden te strijden, en dat is voor een volledig onafhankelijk Indonesië’. En Hatta wees er op dat de Sovjetunie hetzelfde deed – met de dramatische omslagen in 1935 naar de Volksfrontpolitiek en in 1939 met het pact met Hitler. Aan het Sovjetbelang zijn alle belangen daarbuiten ondergeschikt. In het verlengde hiervan merkte Hatta nog op dat de binnenlandse problemen waren vergroot omdat een aantal groepen de nationale revolutie niet scheidde van de sociale revolutie.140 In zijn verdere betoog sprak Hatta vooral uitvoerig over de rationalisatie in het leger, die door ‘diverse groepen met zeer grote agitatie’ werd bestreden.141 Hij ging in op de verwijten dat de regering te weinig krachtdadig reageerde 139 140 141

Guvavijaja, ‘Taktik dua agen Moskou: Mussouwinof-Aliminosky’, Pacific, 11-9-1948. Antara, 2-9-1948; Hatta 1976:16-20, 1981b:200-3. Antara, 2-9-1948; Hatta 1976:21-8, 1981b:204-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1137

op onruststokerij. De zorg voor rust en orde en de democratische grondbeginselen waren soms moeilijk in evenwicht te brengen. Het hooghouden van de prille democratie was voor de regering van het grootste belang. Een prille democratie overschrijdt dikwijls grenzen en leidt tot excessen. Tijdens deze excessen, die de Kinderkrankheit des Radikalismus vormen zal de regering geduldig zijn, en deze opstelling zal dikwijls op zwakheid lijken. Maar als deze Kinderkrankheit de grenzen ernstig overschrijdt, door intimidatie en het veroorzaken van anarchie, zodat het welzijn van de staat wordt bedreigd, dan zal de regering corrigerend optreden. En indien nodig zal die correctie met ijzeren vuist geschieden.142

Tot slot herinnerde Hatta er aan dat het de bedoeling was geweest dat zijn kabinet snel zou worden vervangen door een parlementair kabinet. Ondanks het Program Nasional bleek dat door de scherpe partijtegenstellingen en het onderlinge wantrouwen onmogelijk. Zelfs een ‘reshuffle’ bleek niet binnen de mogelijkheden te liggen. Er was daarom geen andere keus dan voort te gaan en de uitslag van de algemene verkiezingen af te wachten. Tot die tijd bleef het Program Nasional richtsnoer van het kabinet.143 De pers reageerde voorspelbaar. De FDR-kranten beschuldigden Hatta er van de levensduur van zijn kabinet te willen verlengen en van intimidatie van de FDR. Een kabinet van het Front Nasional was nodig. En waarom zweeg Hatta over het consulair akkoord met de Sovjetunie?144 De helft van de BP-leden liet zich op de sprekerslijst zetten, en zo reageerden dertig mannen en vrouwen op 6, 7, 8 en 9 september op Hatta’s rede. Dat verliep grotendeels langs voorspelbare lijnen. De FDR-leden lieten hun kritiek steevast eindigen met de wens een Front-Nasional-kabinet te vormen. Njoto, PKI-Politburo-lid, leverde de meest fundamentele kritiek.145 Een keuze voor het communisme was ook een keuze voor het patriottisme, en dus niet strijdig met het nationalisme van Hatta. Het niet-kiezen tussen Rusland en Amerika betekende in feite het volgen van Amerika. Het afwijzen van het consulair akkoord was uit angst voor Amerika, en maakte de regering blind voor de voordelen, zoals het doorbreken van de Nederlandse blokkade. Slechts met een Front Nasional aan de basis en aan de regering was de zege tegen Nederland te bereiken. 142

Antara, 3-9-1948; Hatta 1976:42-3, 1981b:221-2. Antara, 3-9-1948; Hatta 1976:44-5, 1981b:222-3. Hatta’s rede in zijn geheel ook in Nasution 1979, VIII:78-104 en uitgebreid samengevat in Marsudi 1966:20-5; kort in Sutter 1959, II:567-9 en Swift 1989:64-5. 144 Antara, 4-9-1948. 145 Antara, 8-9-1948. Andere FDR-sprekers: Luat Siregar (Antara, 6-9-1948), Sundjoto, Asraroedin, Sadjarwo, Suwarti (Antara, 8-9-1948), Werdojo (Antara, 9-9-1948), Tjugito en Tan Ling Djie (Antara, 10-9-1948). 143

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Spotprent Ramelan. De PKI en Pesindo zoeken het conflict met alle andere partijen. Zij staan tegenover Masjumi, PNI, GRR, Hizbullah, Sabilillah, GPII, Pemuda Demokrat en het volk, terwijl stuurman Hatta het schommelende bootje Republik Indonesia voor ondergang probeert te behoeden.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1139

De andere sprekers steunden, met de nodige kritiek, in grote lijnen het kabinet. Sommigen vroegen nog om een ‘reshuffle’ en Sartono (PNI) had nog enig vertrouwen in de goede bedoelingen van de FDR. Anderen zetten zich juist af tegen de FDR. Manai Sophiaan (Celebes) vond een ‘excuus en zelfcorrectie’ ten opzichte van politieke fouten onvoldoende; er dienden ‘politieke consequenties’ te worden getrokken. Sjamsoedin Soetan Makmoer (PNI) deed een uitgebreide aanval op de ‘capitulatiepolitiek’ van Amirs kabinet. Sarmidi Mangoensarkoro (PNI) weet de huidige problemen aan de erfenis van de bankroetpolitiek van de FDR, die nu door agitatie tegen de regering die hoopte te doen vergeten. Hij was overigens wel voor uitwisseling van consuls met de Sovjetunie. Kasman Singodimedjo (Masjumi) vroeg de FDR, onder verwijzing naar de Lima-serangkai-serie in ‘Murba’ om opheldering over deze PKI-leiders.146 Maroeto Nitimihardjo moest namens zijn Partai Rakjat en de GRR zijn mening geven. Hij was voorzichtig. Het speet hem dat de tegenstellingen tussen partijen de voortgang van de revolutie belemmerden. Naar zijn oordeel diende elke revolutietheorie in het verband van zijn omstandigheden, tijd en plaats te worden gezien, niet als een concept of recept voor de uitvoering van de revolutie, maar slechts als een richtsnoer. Om die reden was het naar zijn oordeel niet nodig om zich al te zeer bezig te houden met het verschil tussen een nationale en sociale revolutie of de benoeming van de Indonesische revolutie als een anti-imperialistische revolutie.

Vervolgens stelde de spreker voor tot een wedstrijd te komen ter voltooiing van de revolutie, maar niet in de zin van concurrentie tussen partijen en groepen. Het Program Nasional achtte hij goed genoeg om te dienen als grondslag voor de voltooiing van de revolutie. In dat verband herinnerde hij er aan dat opportunistische elementen moesten worden verwijderd. Overtreders van de wetten van de revolutie moesten een passende straf ontvangen. Daartoe stelde hij een revolutionair orgaan voor dat de antirevolutionaire elementen zou wegzuiveren. Wat de onderhandelingen betreft diende eerst de soevereiniteit van de Republik te worden erkend, alvorens deze te hervatten. De buitenlandse betrekkingen dienden te worden uitgebreid, en daarbij noemde Maroeto niet de Sovjetunie, maar Vietnam. Hij waarschuwde tegen een buitenlandse politiek die de Republik in de valstrik van het Marshallplan zou doen lopen. En tot slot ‘eiste hij de spoedige vrijlating van politieke gevangenen en veroordeelden als Tan Malaka, Abikoesno, Soekarni en anderen, die het slachtoffer 146

Antara, 6- (Sarmidi), 7- (Manai Sophiaan), 8- (Makmur) en 9-9-1948 (Sartono, Kasman). Kasmans vragen leidden tot rumoer in de vergadering, zodat hij zijn betoog hierover afbrak (‘Setiadjit c.s. harus diperiksa’, Murba, 13-9-1948). Guntur zette Kasmans bijdrage onder een grote kop: ‘Setiadjid dan Maruto Darusman akan diperiksa?’, Guntur, 11-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1140

Verguisd en vergeten

waren van de zogenoemde bankroetpolitiek van de FDR’.147 Deze BP-zittingen werden voor het eerst militair bewaakt. Luat Siregar (FDR) protesteerde hiertegen, tevergeefs. Manai Sophiaan was het eens met de maatregel. Een BP-commissie, zonder FDR-leden, was niet veel eerder verstoord door demonstranten die het parlementsgebouw binnendrongen.148 Op 16 september antwoordde Hatta. De belangstelling was groot. Het publiek was vijfhonderd personen groot en de radio verzorgde een rechtstreekse uitzending. Er waren echter maar 31 van de circa 50 leden aanwezig. Waren de FDR-leden weggebleven? Twee uur lang zette Hatta, beleefd en geduldig, zijn opvattingen nogmaals uiteen. Maar hij week niet af van zijn op 2 september verkondigde opvattingen. De FDR-critici kregen uitgebreid antwoord, maar Hatta gaf hun niets toe. De beginselverklaring over het buitenlands beleid werd uitvoerig verdedigd. De anti-imperialistische koers van de Republik wilde hij niet verbinden aan de ‘zigzagkoers’ van de Sovjetunie, die, somde hij op, sinds 1918 zeven keer fundamenteel van koers was veranderd. De Republik kon de internationale situatie niet miskennen door het roepen van leuzen of de keuze voor de Sovjetunie. Daarom werd geen keuze gedaan. Dat was geen ‘third weakness’ zoals Njoto dat noemde, maar een reële schatting van de internationale positie. Een andere weg was ‘politieke zelfmoord’. En ook in reactie op Njoto zei hij niet te willen ontkennen dat communisten geen patriot zouden kunnen zijn. Maar dat kan slechts zolang die idealen overeenstemmen met de Sovjetpolitiek. ‘Voor een communist moet de Sovjetunie op de eerste plaats staan, en staat zijn vaderland buiten de Sovjetunie op de tweede plaats.’ Gesteld dat het nodig is om overal chaos te veroorzaken om de positie van de Sovjetunie te versterken, ook in het eigen vaderland, zodat de imperialistische en kapitalistische staten hun aandacht in alle richtingen moeten spreiden en daardoor niet al hun macht op louter de Sovjetunie kunnen richten, dan heeft een communist de plicht zo zonder tegenspraak te handelen.

Overigens was samenwerking tussen communisten en nationalisten goed mogelijk – als de Sovjetkoers overeenstemde met de nationale Indonesische politiek, zoals bij Linggadjati. De nieuwe FDR-opstelling betreurde Hatta. De eenheid werd verbroken tot schade van de Republik. En besefte de FDR wel dat hun afwijzing van Renville zonder meer oorlog betekende?149 In een paar regels, welhaast terloops, deelde Hatta ook mee dat Tan 147

Antara, 8-9-1948. Een samenvattend overzicht in Nasution 1979, VIII:104-7. Antara, 6- en 7-9-1948. Doelde hij hierbij op de enquêtecommissie-Delanggoe, waarin overigens wel FDR-leden zitting hadden? Bahaya laten 1992:10 vermeldt een soortgelijk incident, dat zou hebben plaatsgevonden toen de BP over Delanggoe discussieerde. 149 Antara, 16-9-1948; Hatta 1976:48-59, 1981b:225-33. 148

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1141

Malaka, Soekarni en Abikoesno waren vrijgelaten.150 Tot slot toonde Hatta een vuist bij een vraag van een PSI-lid, die vreesde dat de regering in haar optreden het onderscheid tussen onruststokers en de linkse beweging of ideologie uit het oog zou verliezen. Hatta stelde hem gerust. In een democratie als de Republik was er ruimte voor alle politieke stromingen. Een ideologie, van welke aard ook, zal niet worden onderdrukt door de regering. Maar alle anarchistische daden – van welke zijde dan ook – en onruststokers die de staat in gevaar brengen en de openbare rust en orde verstoren zullen worden geëlimineerd. De regering weet dat de onrust ten top is gestegen in de allerlaatste tijd. De regering zal weer al haar middelen inzetten om de rust in het binnenland terug te brengen! Het volk roepen wij op: steun de regering, met uw kracht, uw inzet en uw vertrouwen.151

De PKI-leden konden zich deze woorden aantrekken. Tussen Hatta’s regeringsverklaring van 2 september en dit antwoord lagen twee weken. Buiten de BP was er het nodige voorgevallen als uitvloeisel van Moeso’s komst en de nieuwe FDR-koers. De regering was daarover geïnformeerd, bijvoorbeeld in het PAM-verslag van Moeso’s persconferentie op 22 augustus. Ook de legertop beraadde zich op 31 augustus, in afwezigheid van Soedirman. Kolonel Nasution bracht hier de gespannen binnenlandse situatie ter sprake. Hij stelde dat a. Moeso cs. trachten ‘systematisch’ de Republikeinse Regering omver te werpen, teneinde zich t.z.t. van de macht meester te maken; b. Indien de regering niet bij machte is om de activiteiten van Moeso cs. te beteugelen, dient het leger maatregelen te treffen; c. Derhalve dienen ten spoedigste voorbereidingen te worden getroffen voor b.g. [bovengenoemde] taak.

Soedirman was het hiermee eens; ook Hatta was hierover ingelicht. Kolonel Simatupang zei in een algemene beschouwing dat Moeso’s optreden de spanning in de Republik sterk had opgedreven, ten koste van het binnen- en buitenlands prestige van de regering. Uitzicht op een politieke overeenkomst door Amerikaanse druk wordt zo minder. Moeso is er slechts op uit de positie van de Republik te benadelen om de weg naar een eigen machtsovername te vergemakkelijken. Hij speculeert op ongezonde wijze op verschillen van mening tussen regering en leger. Hij voedt Nederlandse propaganda dat de 150

Antara, 16-9-1948; Hatta 1976:77, 1981b:247-8. Antara, 16-9-1948; Hatta 1976:95-6, 1981b:263. Voor een positief commentaar op Hatta’s opstelling ten opzichte van de Sovjetunie: Kawan [Sajuti Melik], ‘Amerika, Rusia… atau kemana?’, Kawan Rakjat 1-4(20-9-1948):1-2. 151

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1142

Verguisd en vergeten

Republik het communisme niet kan beheersen en dat een communistische machtsovername mogelijk is. Moeso is in zijn optreden aldus slechts een afgezant van Moskou. Het ‘wegvagen’ van de Moeso-oppositie werd als optie verworpen. Dat zou in militair opzicht Nederland te veel in de kaart spelen. Een keuze voor het beperken van de oppositie binnen gezonde grenzen leek meer aangewezen. Daartoe was nodig een sterke regering, gesteund door een sterk leger, dat de regering gehoorzaamt. In dat verband was het voortzetten van de reorganisatie, ‘grondig en snel’, hoogste noodzaak. Het leger moest aan zijn leiding gehoorzamen, geen infiltraties in zijn organisatie toestaan en geen gewapende troepen buiten zijn organisatie tolereren.152 De druk wordt opgevoerd Moeso zette inmiddels zijn actie voort. Op 3 september sprak hij op de openingsreceptie van het congres van de boerenbond Barisan Tani Indonesia (BTI). Hij nam zijn kans waar te reageren op Hatta’s regeringsverklaring van de dag tevoren. Volgens Moeso was geen neutraliteit mogelijk in de internationale tegenstelling en de Republik moest kiezen voor Rusland. De hoofdzaak van zijn betoog ging over agrarische zaken: grondverdeling, naasting van buitenlands bezit, democratische verkiezing van dorpsfunctionarissen en afschaffing van alle feodale regelingen.153 Op uitnodiging van een Djokjase studentenvereniging hield hij op 5 sep152

‘Kort verslag van de informele vergadering inzake organisatiewijzigingen, gehouden te Tjode 4, ddo. 31-8-’48 te 14.30 uur’, CMI-doc. 5328, in NIB 16:712-5. Ook in D. Anderson 1976b:16; Oey Hong Lee 1981:185-6: Abels 1983:170-1. Over de status van deze ontmoeting, in vage termen, Nasution 1979, VIII:74. D. Anderson 1976b is een licht gewijzigde versie van een hoofdstuk (pp. 223-309) in D. Anderson 1976a. 153 Antara, 4-9-1948. Het congres dat van 4 tot 6 september duurde werd aangekondigd in Antara, 21-8-1948. De besluiten volgden de nieuwe koers. De regering werd ook bericht dat de BTI agrarische hervormingen zou gaan uitvoeren, en deze vroeg daarbij regeringsteun (Antara, 7-9-1948). De BTI nam hierbij dus zelf initiatief, en volstond niet met een resolutie waarin tot deze hervormingen werd opgeroepen. Overigens was de BTI nog geen mantelorganisatie. Een aantal principiële punten ging in tegen de PKI-lijn. Soeripno vertelde Kahin (1952:284) dat de BTI, hoewel onder sterke PKI-invloed, nog eigen vrijheid van handelen wenste te behouden; hierover ook Sutter 1959, II:567 en Swift 1989:60-1, 31, note 73. Met name de PSI had nog invloed in de BTI (Soe Hok Gie 1997:170-1, noot 16). Dat was voor een deel infiltratie. BTI-voorman Tauchid wilde zich na de vorming van de PSI bij die partij aansluiten, maar kreeg van Djohan Sjahroezah opdracht in de PS te blijven. In de BTI moest hij heimelijk tegenwicht bieden aan de FDR-acties. Na de Madioenopstand werd Tauchid opgepakt. Een brief van PSI-voorman Mantoro Tirtonegoro aan Soekarno, 13-11-1948 in CMI-doc. 5541, p. 3, in NA, AS 3960, noemt dit alles en vraagt om vrijlating van Tauchid. In een artikel over de kenmerken van de revolutie (‘Sifat revolusi kita’, Revolusioner, 5-9-1948, in Derita 1949:19-22) schonk Moeso veel aandacht aan de boeren. Het artikel vatte verder bekende denkbeelden samen. Over de boerenpolitiek ook Reid 1974b.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1143

tember een lezing aan de Gadjah-Mada-universiteit over de ‘plaats van de student in de anti-imperialistische strijd’. Een onafhankelijk Indonesië vereiste strijd, met onderhandelingen was dat onbereikbaar.154 Kahin, die onder Moeso’s gehoor was, maakte een verslag. He spoke with a strong voice and exuded a warm and avuncular personality. But he was no Sukarno. And though he had serious things to say, most of his speech struck the students as rather pedestrian. And from time to time he was discomfited by the subdued laughter of a few of them, for the Indonesian he spoke was well out of date and flawed by a number of expressions that betrayed his vintage.

Moeso prees de Sovjetunie die steeds sterker werd en de VS zonder moeite zou verslaan. Het afsluiten van Soeripno’s consulair verdrag zou de Republik voordeel opleveren. Belangrijke materiële hulp zou daarna volgen. De Republik, die tegen het imperialisme strijdt, kon slechts de zijde van de Sovjetunie kiezen. Een neutrale positie was onmogelijk. De PKI heeft geen staatsgreep in gedachten en zal niet de eerste zijn die geweld gebruikt. Slechts de communisten kunnen de revolutionaire strijd winnen.155 Op een sceptische vraag over de sterkte van de Republik tegenover de Nederlanders reageerde Moeso op zijn eigen wijze. ‘Musso rolled up his sleeves and answered: “Why not? Here is Musso, my friend, who once joined the International Brigade to fight against fascism in Madrid”...’156 Op een vraag over Tan Malaka antwoordde hij dat Tan Malaka de PKI liquideerde en de Pari oprichtte. Hij behoorde tot de trotskisten, die overal de communistische partijen dwarszaten, onder meer via putschplannen. In de Sovjetunie werkten zij samen met Hitler.157 Kahin noteerde dat Moeso het nodige prestige verloor toen hij niet in staat bleek vragen over Tito, de Kominform, Gottwalds acties en de positie van de godsdienst in de Sovjetunie bevredigend te beantwoorden.158 Een aanwezige journalist noteerde eveneens dat Moeso geen weerklank vond bij de studenten, die dat duidelijk maakten door in groten getale de zaal te verlaten.159 Buiten de zaal scholden zij Moeso uit en riepen leuzen. Het kwam bijna tot een handgemeen met Moeso’s bewakers.160 154

Antara, 6-9-1948. Dit verslag ‘Muso, Sec’t of PKI, Speech before Indonesian Student Federation Jogjakarta, September 5’, 1948, in KITLV, Collectie-Kahin. Ook in Kahin 2003a:52-3, en deels overgenomen in Fischer 1959:110. 156 Soerjono 1980:80-1. Moeso’s deelname aan de Spaanse Burgeroorlog is nergens gedocumenteerd. Dit wapenfeit zou zeker zijn vermeld in Manovar Musso 1966:231-2, dat zijn omzwervingen in de late jaren dertig beschrijft. 157 Buruh, 6-9-1948. 158 Kahin 1995:4, 1997:13, 2003a:53. 159 Soebagijo 1982b:52-3. 160 Syamsuar Said en Supriyo Priyanto 1985:29. 155

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1144

Verguisd en vergeten

Moeso had meer succes als agitator op massameetings, aldus ‘Sin Po’. Hij was compromisloos, uitte zich in begrijpelijke taal en speelde in op het volkssentiment. Van bestaande verhoudingen trok hij zich niets aan. Vandaar ook zijn uitspraken over militaire hulp uit de Sovjetunie. Hij pakte zo het ‘domme, analfabete volk; ze vonden elkaar zo. Moeso was eigenlijk een Boeng Tomo met ideologie.’161 De volgende dag vertrok Moeso per auto, met Amir, Wikana en SOBSIvoorzitter Harjono – het begin van een rondreis door de Republik, met een vol programma aan massameetings.162 De eerste stop was Solo, waar de SBGSetiadjit een spoedcongres over de ‘actuele situatie’ had bijeengeroepen.163 Dit congres paste in een hele reeks vakbondscongressen en -conferenties, waar de SOBSI-resolutie van 22 augustus werd besproken. Die resolutie was toen wel ondersteund door 32 aangesloten bonden, maar die bonden moesten zelf ook in eigen verband zich daarover uitspreken. Het SOBSI-bestuur vroeg een besluit hierover per uiterlijk 30 september.164 Antara berichtte over zeven bonden die zich geheel achter de SOBSI-resolutie stelden.165 De Sarekat Buruh Gas dan Listrik, afdeling Djokja, onderschreef de resolutie, maar vroeg deze niet te laten uitvoeren door personen van wie de daden in ideologisch opzicht tegen de resolutie waren ingegaan. Deze personen moesten aftreden en op een congres moest een nieuwe leiding worden gekozen.166 De Sarekat Buruh Kementerian Perhubungan, de bond van werknemers bij het ministerie van verbindingen, wees de resolutie af en trad uit de SOBSI.167 De Sarekat Buruh Postel onderschreef de SOBSI-resolutie, benoemde Moeso tot adviseur, maar vroeg tegelijkertijd om duidelijk optreden tegen leiders die hun fouten hadden erkend. Bovendien diende de SOBSI een beleid te voeren, los van de politiek. Zodra de SOBSI een politieke partij zou worden, of duidelijk een politieke partij zou volgen, zou de Sarekat Postel uit de SOBSI treden.168 In de besluiten werden zo voorlopig onverenigbare 161

‘Bintang2 Moscou di Djokja’, Sin Po, 16-9-1948. Syamsuar Said en Supriyo Priyanto 1985:27 noemen Moeso een erkend bekwaam leider en redenaar, met heldere, vaste en daverende stem, waarmee hij de gevoelens van de luisteraar aansprak. Hij straalde gezag uit, en kreeg zo vertrouwen. 162 Antara, 8-10-1948, dat een verslag bevat van de Antara-fotograaf, die als enige journalist de tournee meemaakte. De rondreis werd al aangekondigd in Antara, 4-9-1948. 163 Antara, 3-9-1948. Alimin en Sardjono ontbraken; het had voor de hand gelegen deze hoogste verantwoordelijken voor de agitprop op zo’n belangrijke tournee mee te nemen. 164 Antara, 4-9-1948. 165 Antara, 30-8- (Sarekat Buruh (SB) Tambang Indonesia), 4-9- (Sarbupri), 6-9- (SB Minjak), 11-9- (SB Gula), 13-9- (SB Mobil Indonesia, SB Damri) en 15-9-1948 (SB Pertjetakan Indonesia). In Djokja verklaarden alle SOBSI-bonden zich akkoord (Antara, 30-8-1948). 166 Murba, 11-9-1948. 167 Antara, 13-9-1948. Dit uittreden werd in ‘Front Communist di repoeblik petjah’, Sin Po, 15-9-1948 uitgelegd als de eerste breuk in de SOBSI-eensgezindheid. 168 Antara, 14-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1145

standpunten van een verdeelde achterban verenigd. Volgens ‘Guntur’ was de onrust wijdverbreider en wilde ook de Sarekat Buruh Pegadaian, de bond van pandhuiswerkers, uittreden.169 Het SBG-congres volgde de SOBSI in zijn nieuwe koers,170 maar ging niet louter over de suikerarbeiders. Op de openingsavond, 7 september, oefende Amir zelfkritiek uit. De kernfout was in zijn visie het politieke manifest van 1 november 1945, waaruit Linggadjati en Renville voortvloeiden. De communisten miskenden daarmee de bijzondere aard van de Indonesische revolutie, waarbij het staatsapparaat en de economische middelen al in revolutionaire handen waren, en stemden er in toe deze terug te geven aan de imperialistische machten. Geloof in de kracht van de arbeiders ontbrak; er was geen PKI. ‘Als communist erken ik politieke fouten te hebben begaan en ik beloof deze politieke fouten niet meer te maken, en ik zal deze in de toekomst corrigeren.’ Zijn fouten waren ook gemaakt door de communisten in West-Europa, voegde Amir hier aan toe. En ook zij, onder wie Paul de Groot en zijn CPN, hadden hun fouten erkend. En vervolgens richtte hij zijn pijlen op Roestam Effendi, die ook zijn fouten zou moeten erkennen. Hij had zich tijdens de Duitse bezetting buiten het communistisch verzet gehouden, en weigerde na 1945 zijn parlementszetel op te geven, toen de CPN hem schuldig bevond aan fractievorming. Men zegt dat ik moet worden opgehangen. Ik ben niet bang, ik heb al voldoende lijden en marteling ondergaan. Als ik moet worden opgehangen als gevolg van mijn fouten in de Republik, dan vraag ik: welke straf moet worden gegeven aan de collaborateurs tijdens de Japanse bezetting? Aan de verkoper van honderden romusha, zoals Sjamsu Harja Udaja?

Amir erkende de ontvangst van vijfentwintigduizend gulden van Van der Plas; dat paste in de Volksfrontpolitiek van de Komintern. Dat was nu verleden tijd; PKI en SOBSI voerden nu een offensieve politiek.171 Setiadjit erkende dat hij verantwoordelijk was voor de idee van het ‘Unieverband’.172 Ook dat was verleden tijd; alle compromissen werden afgewezen. ‘Dit betekent oorlog’ en strijd ‘als de Griekse en Chinese communisten, in consequent anti-imperialistische geest. Wij willen geen onafhankelijkheid als Nehru’s land.’ Hij liet zijn zelfkritiek volgen door een scherpe aanval op het trotskisme, geen politieke stroming, maar een misdaad. De 169

E. Mizan, ‘SOBSI petjah’, Guntur, 7-9-1948. Pacific, 14-9-1948 suggereerde dit ook over de Sarekat Buruh Radio Republik Indonesia. 170 Antara, 11-9-1948; Suara Ibu Kota, 14-9-1948; Derita 1949:39-40. 171 Buruh, 9-9-1948, ook in Derita 1949:35-9, en deels Pinardi 1967:57 en Nasution 1966:126-7, 1979, VIII:210-2. 172 Merdeka, 13-9-1948, ook in Nasution 1979, VIII:134-5; Abels 1983:124-5; Soe Hok Gie 1997:223-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1146

Verguisd en vergeten

trotskisten pleegden politieke moorden en werkten samen met de fascisten, zoals mr. Soebardjo met de Japanse bezetter. Gebrek aan kennis onder pemuda en arbeiders geeft hun de kans invloed te verwerven. In dat opzicht moet goed worden onderscheiden tussen Tan Malaka, en zijn aanhang, die deels onwetend is hierover.173 Setiadjits aanval was mede gericht op de SBG-Asli; trotskistische elementen zorgden met hun anarchistische daden voor onrust op de ondernemingen.174 Deze zelfkritiek lijkt een reactie op acties van de GRR. Dat zou verklaren waarom Amir juist het SBG-congres, niet het meest voor de hand liggende forum, als plaats voor zijn zelfkritiek koos. En ook de uithalen naar Roestam en Sjamsu worden zo verklaarbaar.175 Op 5 september hield de GRR voor het eerst een massavergadering in Djokja. Op de noordelijke aloon-aloon waren vijftienduizend mensen verschenen die naar Sjamsu, Roestam en Kobarsih luisterden. Sjamsu vroeg om de zuivering van de ‘politiek bankroete’ FDR-leiders. Hun excuus was onvoldoende; Moeso moest hen verwijderen, anders was zijn Front Nasional kansloos. Roestam beschuldigde Setiadjit en Maroeto Daroesman van samenwerking met Logemann en Schermerhorn bij het opstellen van het Linggadjatiakkoord. Setiadjit had een kwalijke rol gespeeld op de Hoge-Veluwe-conferentie. En ook Amir werd niet ontzien in Roestams verbaal ‘bombardement’. Het waren de oude beschuldigingen over de ‘lima serangkai’, die Roestam liet herleven.176 Roestam zei ook nog dat het hem speet dat Moeso de PKI niet met de GRR had hervormd.177 Moeso werd afgehouden van contact met de echte volksleiders. Roestam deed een oproep aan Moeso zich op zijn positie te bezinnen.178 Als Moeso dat niet deed, zou Roestam met ‘interessante’ (Nederlands) feiten over Moeso in de openbaarheid komen.179 Een motie eiste Tan Malaka’s vrijlating, bij gebrek aan bewijs van enige schuld.180 Een reprise van dit optreden vond op 7 september plaats in Solo, enkele uren voor de opening van het SBG-congres. De PRD organiseerde de bijeenkomst ditmaal. Als sprekers werden Sjamsu, Roestam en Djamaloeddin 173

Buruh, 11-9-1948, ook in Derita 1949:40-2 en, deels, Nasution 1979, VIII:209-10. Suara Ibu Kota, 14-9-1948; Derita 1949:40 (punt 9 van de besluitenlijst), ook in Brown 1994:93-4. 175 Soe Hok Gie 1997:222-3 legt dit verband ook. 176 Antara, 6-9-1948; Merdeka, 9-9-1948; Berita Indonesia, 9-9-1948; Sin Po, 11-9-1948, aangehaald in Annex to ‘Developments after the communist revolt in Indonesia’, October 1948, pp. 6-7, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, box 118, 1948 II. 177 Suara Ibu Kota, 6-9-1948. Deze krant noemt een bezoekersaantal van zevenduizend. 178 Memorandum ‘Notes on the communist coup at Madioen’, 30-9-1948, p. 6, in National Archives 856D.00/10.1948. 179 Berita Indonesia, 9-9-1948. 180 Merdeka, 9-9-1948. 174

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1147

Tamin aangekondigd, die Moeso en Alimin antwoord zouden geven.181 Volgens het verslag trok de vergadering vijftigduizend bezoekers; heel wat meer dan de PKI-voormannen een week eerder. Moeso was als spreker gevraagd, maar verscheen niet. Wel stuurde de FDR vijf à zeshonderd ‘onruststokers’ die er niet in slaagden de vergadering te verstoren. De valse plakkaten uit FDR-hoek die een verkeerde plaats van handeling aangaven hadden ook geen effect. De sprekers trokken keihard ten strijde tegen de ‘politieke schurken’ (Sjamsu). Roestam noemde zijn royement het gevolg van zijn keuze voor het nationalisme, en veroordeelde de Nederlandse handlangers. Hij vroeg om zuivering van de ‘verraders van de revolutie’. ‘En wat is daarop het antwoord van het volk: “Akooooooor!!!”’182 Tot slot, na tweeënhalf uur agitatie, werd een resolutie aangenomen, uit naam van de aanwezigen, hierin geschat op honderdtwintigduizend. Het was duidelijk dat de FDR-leiders fouten hadden begaan, aldus de resolutie, daarom werden de PKI-kameraden opgeroepen deze ‘verraders van land en volk’ uit hun partij te gooien. Het misleide Indonesische volk moest hen isoleren.183 Roestams rede had zo veel indruk gemaakt dat hij een paar dagen later al als brochure beschikbaar was.184 De druk lag op Amir, Setiadjit en hun collega’s. Daarbij kwam nog dat ‘Guntur’ op 6 september vroeg om de berechting van Amir. In de revolutie is de straf voor verraad, en daarvan was ongetwijfeld sprake, executie. Zo ver ging ‘Guntur’ nog niet; het blad vroeg om onderzoek en berechting.185 Met 181

Advertenties in Murba, 3-9-1948; Pacific, 4- en 6-9-1948. Pacific, 8-9-1948 en Murba, 9-9-1948 met gelijkluidende verslagen; Sikoet, ‘Solo rame-2 lagi’, Pacific, 8-9-1948; Boset, ‘Kapek Boset; Kagak sudi bersatu sama pengchianat’, Murba, 99-1948. Kromorahardjo 1998:195; Imam Soedjono 2006:223 noemt Roestam ‘de waakhond’ van Hatta. 183 Pacific, 10-9-1948; Murba, 11-9-1948. In een van de twee voor mij onvindbare afleveringen van Murba, die op 15, 16 of 17 september verschenen, schreef Roestam over Moeso en borduurde hij voort op zijn redevoeringen. Zijn toenaderingspoging was een gepasseerd station. Moeso veroordeelde Tan Malaka als trotskist, ondanks diens verdienste voor de revolutie. Setiadjit, Amir en hun kameraden waren nog steeds communisten, hoewel zij hun vaderland hadden verraden. Hij vergeeft hun hun zonden. Hij doet er beter aan met Tan Malaka een Front Nasional te vormen; de PKI verdient geen hoofdrol. Maar Moeso – verwaand, roekeloos – overschat zichzelf en kiest de verkeerde weg. Deze samenvatting in Sin Po, 22-9-1948. 184 Pacific, 10-9-1948; Murba, 11-9-1948. De brochure was onvindbaar. 185 ‘Amir Sjarifudin harus dituntut’, Guntur, 6-9-1948. Ook Merdeka in Djakarta viel op dat Roestam Effendi zich in het debat had gemengd. Hij viel Moeso scherp aan, en kende Moeso, Setiadjit en andere PKI-leiders persoonlijk goed. Van hem zijn nog andere onthullingen te verwachten, voorspelde de krant (‘Muso dalam “blokade” FDR’, Merdeka, 9-9-1948). Setiadjits zelfkritiek op het SBG-congres plaatste Merdeka als openingsbericht onder de kop dat Roestams verwijten doel hadden getroffen (‘Tembakan Roestam Effendie mengenai sasarannja’, Merdeka, 13-9-1948). In een commentaar vroeg Merdeka om Setiadjits berechting (‘Setiadjit c.s. harus diperiksa!’, Merdeka, 13-9-1948); de stukjesschrijver deed dat diezelfde dag nog eens dunnetjes over. De laatste berichten ook in Nasution 1979, VIII:135-7 en deels in 182

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1148

Verguisd en vergeten

dit al is plaats en tijd van Amirs zelfkritiek verklaarbaar. De polarisatie in de Republik ging natuurlijk verder dan tussen FDR en GRR. De Partijraad van de Masjumi sprak op 6 september uit dat de ideologieën van Islam en communisme tegenover elkaar stonden. De regering werd gesteund, ook in de ‘ijzeren vuist’ tegen de ‘onruststokers in het land’.186 Masjumi en PNI trokken op 11 september vijftigduizend bezoekers op de aloon-aloon in Djokja. Hatta en zijn regering kregen alle steun. De handlangers van Van Mook en Van der Plas kregen er van langs. Amir zou moeten worden berecht. De spandoeken waren duidelijk: ‘We buigen niet naar Washington en niet naar Moskou’ en ‘Bung Hatta, toon je ijzeren vuist’.187 In deze situatie kwam de PKI-uitnodiging van 8 september aan Masjumi en PNI om te overleggen over ‘nationale eenheid’ rijkelijk laat. De beide geadresseerden reageerden eerst voorzichtig, maar een dag later wees Masjumi de invitatie af, gelet op ‘de ervaringen van Masjumi en het volk over de standpunten en daden van de PKI-FDR’.188 Dat werd nader uiteengezet in de verklaring van 14 september. In een lange opsomming werd de FDR verweten dat deze Linggadjati en Renville had goedgekeurd, de PP had verraden en zijn leiders gearresteerd, eenzijdig het Front Nasional had opgericht, ondemocratisch oppositie voerde tegen Hatta, Tan Malaka een trotskist noemde, niet met de GRR wilde samenwerken, en de PNI en Masjumi capitulatiepolitiek verweet. De conclusie moest dan ook negatief zijn: bittere ervaringen met de FDR, zijn opstelling en het uitblijven van zuivering in de PKI-gelederen maakten overleg bij voorbaat zinloos.189 De negatieve reactie van de PNI werd op 13 september gemeld.190 De PKI sloot de weg naar samenwerking niet af. De voorzichtige Soeripno, die eerder al over de nieuwe koers had gesproken met vooraanstaande politici uit Masjumi en PNI, zei in een radiorede op 14 of 15 september dat hij hoopte dat nadere toelichting en verder overleg de Masjumi en PNI nog tot aansluiting bij het Front Nasional zouden brengen.191 Soe Hok Gie 1997:223-4. 186 Antara, 6-9-1948, vertaald in nota Eaton, ‘The political crisis in the Republic’, 15-9-1948, in Dorling en Lee 1996:291-2. 187 Antara, 11-9-1948, ook Nasution 1979, VIII:137-8, Swift 1989:65-6; Soe Hok Gie 1997:220. Guntur, 13-9-1948 plaatste een eigen verslag en noemde hierbij als organisator het Front AntiImperialis, dat zijn slapend bestaan hiermee dan zou hebben onderbroken. 188 Antara, 9- en 10-9-1948; Sin Po, 11-9-1948; ook Nasution 1979, VIII:137; Kromorahardjo 1998:195; Imam Soedjono 2006:223. 189 Guntur, 16-9-1948, ook in Swift 1989:65. De Masjumi-reactie ook in Abu Hanifah 1972:282, 1977:98, 1978a:215. Een commentaar in Murba was soortgelijk getoonzet: Musdy, ‘Adjakan PKI kepada Masjumi-PNI’, Murba, 18-9-1948. 190 Antara, 13-9-1948. 191 Suripno 1949, I:9, ook in Marsudi 1966:79. Op 13 september hield Soeripno een rede voor Radio-Djokja over de fusie tot de PKI – langs bekende lijnen, met kritiek op de gevoerde koers en oproep tot een Front Nasional. Dit moet dan een eerder radio-optreden betreffen. Een ruim

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1149

‘Sin Po’ maakte een balans op. De partijen tegenover Moeso zijn verdeeld. Masjumi kent diverse stromingen. De GRR wil de onderhandelingen afbreken en hulp van Moskou aannemen. De GRR-leiders blijven communist, hoewel anti-Moeso. Daartegenover staat de sterkere eenheid van Moeso en zijn volgelingen. De tegenstellingen tussen voor en tegen diplomatie, tussen pro- en anticommunist leiden tot verwarrende scheidslijnen. Een grote burgeroorlog lijkt onwaarschijnlijk, tenzij Moeso een gewapend offensief inzet.192 Volgens ‘Bataviaasch Nieuwsblad’ rekende men in Djokja ‘vrij algemeen met een spoedige dramatische ontknoping’. De uitkomst van die ernstige botsingen was onvoorspelbaar.193 Tegenstellingen in Solo In Solo lag conflictstof voor het oprapen. FDR en GRR hadden er hun hoofdkwartier. De Barisan Banteng had er een strijdmacht van twee- tot drieduizend man onder zijn bevel.194 De FDR kon rekenen op een aanzienlijke macht van Pesindo en de ALRI (Angkatan Laut Republik Indonesia, Marine), met daarnaast een aantal eenheden, verenigd in de TNI-Masjarakat. De vierde divisie van de TNI ter plekke, met een radicale reputatie, stond onder leiding, nog steeds, van Soetarto. De vierde divisie telde circa vijfduizend man, onder de voorgeschreven sterkte voor een divisie.195 Een min of meer neutrale factor in de krachtsverhoudingen was de Tentara Peladjar. Met de overgang van de FDR naar de oppositie, werd de positie van de regering in Solo zwakker. Als compensatie stond hiertegenover dat als uitvloeisel van het Renville-akkoord vijfendertigduizend man Republikeinse troepen zich uit West-Java moest terugtrekken naar het resterende territorium van de Republik.196 De evacuatie van de ‘pockets’ door de Siliwangidivisie was omstreden – ideale guerrillabases werden opgegeven – maar werd loyaal uitgevoerd. De Siliwangi-eenheden belandden in en rond Djokja en Solo. De regering-Hatta kon op deze troepen rekenen, die bovendien relatief goed bewapend, getraind en gedisciplineerd waren. A.H. Nasution was de leider van deze troepen, en groot voorstander van een modern, slagvaardig, niet door partijpolitiek beïnvloed leger. De rationalisatieplannen van Hatta konverslag in ‘De fusie met de P.K.I.; Rede van Soeripno’, Overzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/22-9-1948). 192 Sin Po, 11-9-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 18-9-1948:10. 193 Bataviaasch Nieuwsblad, 14-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 18-9-1948:5. 194 Kahin 1952:267 (3000), 287 (2000 à 2500); Pinardi 1967:56, 64 (3000). 195 Kahin 1952:287; Pinardi 1967:64; Himawan Soetanto 1994:116. 196 Nasution 1968, II:123, 1989:5; hierbij waren 22.000 man van de Siliwangi (Nasution 1968, II:125).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1150

Verguisd en vergeten

den dan ook op zijn warme steun rekenen.197 Het ging er daarbij om 350.000 man troepen op Java en Sumatra en 470.000 man lasjkar op Java terug te brengen tot in eerste instantie 160.000 man.198 Nasution had grote inbreng in deze plannen als tweede man na Soedirman; hij werd op 27 februari 1948 in die functie benoemd.199 Hij werd zelfs betiteld als de ‘baas van de ontwapening’, negatief bedoeld.200 Het plan riep vanzelfsprekend groot verzet op, vooral bij de potentiële slachtoffers. De geboden alternatieven waren minder aantrekkelijk dan een eervol en verzekerd militair bestaan, terwijl veel scepsis over de mogelijkheden de alternatieven daadwerkelijk in te vullen op zijn plaats was. Daarnaast waren de lasjkar verlengstukken van politieke organisaties, die er weinig voor voelden macht en invloed in te leveren als gevolg van de ontbinding van de lasjkar. De FDR zou heel veel verliezen in de rationalisatie; hij verzette zich er dan ook fel tegen, en deed zijn best op die manier ook niet-FDR-lasjkar en TNI-eenheden in zijn invloedssfeer te trekken. Voor de regering-Hatta was de rationalisatie ook een middel om de FDR-invloed in leger en lasjkar te breken. In het leger zelf was ook de nodige twijfel aan de rationalisatieplannen, tot op het hoogste niveau. Was het niet de bedoeling zo de basis te leggen voor de overgang van de TNI naar een federaal leger, dat tezamen met en mede onder Nederlands bevel zou opereren? Op het hoogste niveau werden verklaringen van het tegendeel uitgegeven. Soedirman sprak zich ten stelligste uit tegen zo’n verloop van zaken, en hij vroeg Hatta de verzekering dat dit niet in de bedoeling lag.201 De ontwapening van de lasjkar verliep niet geruisloos. In Solo waren er in maart 1948 de nodige problemen toen de BPRI-lasjkar werd ontwapend (zie pp. 732-4). De problemen hier beloofden weinig goeds voor de aanpak van de grote lasjkar, van Pesindo of Hizbullah. Nasution was de voornaamste ontwerper van een reorganisatieplan voor de TNI, waartoe op 8 maart een commissie van vier onder leiding van Soedirman was ingesteld.202 Die reorganisatie hield in dat drie soorten eenheden werden gevormd: mobiele bataljons, met bewapening 1:1, territoriale bataljons met bewapening 1:3 en territoriale ondersteuningseenheden. De bestaande zeven divisies werden tot drie teruggebracht, met westelijk en oostelijk Midden-Java en Oost-Java als basis. Daarnaast werd de Siliwangi 197

De rationalisatieplannen waren overigens al door het kabinet-Amir opgesteld, en in december 1947 door de BP goedgekeurd (Nasution 1968, II:128-30, 1989:9-10). 198 Nasution 1968, II:130, 1989:10; Kahin 1952:262. Kahin noemt zelfs een uiteindelijk streefgetal van 57.000. 199 Nasution 1968, II:144-7 drukt het besluit hiertoe af. 200 Coen Husain Pontoh 2005:74-5. 201 Nasution 1968, II:154-6, 1989:18, ook Swift 1989:44-5. 202 Nasution 1968, II:156.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1151

gehandhaafd als Kesatuan Reserve Umum (KRU, Algemene Reserve), met Solo als hoofdkwartier.203 De TNI-Masjarakat werd per 15 mei opgeheven. Het veroorzaakte geen groot verzet.204 Deze voorstellen van eind maart werden op 4 mei door Soekarno getekend. Daarmee was tegelijkertijd de staf van de opgeheven divisies van zijn taak ontheven. De nieuwe divisietop werd vervolgens geïnstalleerd. Dit ging enkele keren zonder problemen, maar problemen rezen in Oost-Java waar de oude zesde divisie onder Soengkono elke medewerking weigerde. Soedirman stelde vervolgens, onder verwijzing naar de kritieke militaire verhouding met Nederland, de hele reorganisatie uit. Daarvan profiteerde ook de oude vierde divisie onder Soetarto in Solo, die zo een confrontatie ontliep.205 Een parade op 20 mei waar Soetarto’s gehele divisie door de stad trok, gevolgd door de lasjkar, was bedoeld als demonstratie en ‘show of forces’ tegen de plannen van het opperbevel. ‘Pacific’ sprak van een ‘geweldige parade’ die de grote hoeveelheid zware en lichte wapens toonde, en de ‘stralende gezichten van onze soldaten en hun officieren die bereid en in staat zijn tot strijd waar dan ook voor land en volk’. Moties tegen de rationalisatieplannen en voor het handhaven van Soetarto werden aangenomen.206 Een ‘heftige’ discussie in het paleis tussen Soekarno, Hatta en Soedirman, leidde tot een akkoord, waarbij het reorganisatieplan werd ingetrokken. Soedirman kreeg volmacht zijn eigen koers te volgen in de reorganisatie. Zo keerden de ‘oude’ divisies terug onder de ‘oude’ bevelhebbers. De naam divisie werd vervangen door Komando Pertempuran (Strijdcommando). Voor Nasution was dit alles een bittere pil – zijn plannen werden opzijgeschoven; hij voelde zich door Soedirman gebruikt.207 Voor Soetarto en Soengkono gold waarschijnlijk dat zij in hun verzet eerder werden gemotiveerd door de wens hun eigen regionale positie te behouden en de eigen troepen te behoeden voor afvloeiing dan door een politieke keuze voor de FDR. Er was sprake van linkse sympathie bij de Solose divisie – in het hoofdkwartier hingen grote 203

Nasution 1968, II:160-1, 166-7, 1989:16, 20, 23-4. Enkele divisiecommandanten wensten de Siliwangi op te delen tussen de divisies met eigen territoir. Dit werd afgewezen; het algemeen verwijt was dat de regering zo een reserve tot zijn beschikking hield die kon worden ingezet tegen de oppositie. 204 Soe Hok Gie 1997:194, 196; Swift 1989:45. 205 Nasution 1968, II:177-8, 183-4, 1989:42-3, 46-9 (met de brief van Soedirman over het uitstel (pp. 47-8)), 284-5 (andere documenten over Soengkono’s verzet); Himawan Soetanto 1994:74-9. Soetarto was in zijn kolonelsrang aan de reserve toegevoegd. Ook hierover Swift 1989:45-7. Over Soengkono: Frederick 1989:44-5. 206 Nasution 1968, II:184, 1989:49; Sedjarah Diponegoro 1968:136; Sejarah Diponegoro 1977:3045; Pacific, 21-5-1948; D. Anderson 1976b:3; Soetanto 1994:122. Alimin was aanwezig in Solo. Mirajadi 1951:41 noemt vijfduizend paradedeelnemers. Verder ook in Kromorahardjo 1998:1867; Imam Soedjono 2006:214-5. 207 Nasution 1968, II:184-7, 1989:49-50; D. Anderson 1976b:7-9; ook in Coen Husain Pontoh 2005:75-8. Een algemeen overzicht ook in Bouman 1995:279-86.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1152

Verguisd en vergeten

portretten van Marx en Lenin en over de garuda op de divisievlag was een rode ster gedrukt208 – maar die sympathie ging in 1946 uit naar Tan Malaka. Toen was het de linkse regering in Djokja die Soetarto wilde disciplineren, en volgde ook verzet. Didi Kartasasmita liet zich zeer negatief uit over Soetarto’s divisie. Deze divisie is een ‘politieke’ divisie; aan de wanden van het divisie-kantoor prijken grote schilderijen van Marx, Lenin e.a. communistische grootheden, alsmede communistische spreuken. De voormalige Div. C. [Commandant] wijlen Soetarto was m.i. een pemoeda van minder hoge ontwikkeling en zonder persoonlijke mening; hij was min of meer een ledepop. Men vertelde dat hij samen woonde met Alimin, zodat aan te nemen is, dat hij volkomen onder diens invloed stond, dus Moskou-communistisch geïnfecteerd. Een grote handicap voor de Republikeinse regering was het feit dat de IV Divisie in zekere zin self-supporting was (vermoedelijk vanwege de grote sommen gelds, die Amir haar fourneerde), zodat de regering weinig invloed kon uitoefenen op de verpleging van deze divisie, waardoor deze divisie kon doen en laten wat zij wilde. De ‘Pepolit’ was een zeer belangrijke afdeling, zo niet de belangrijkste van de Divisie-staf. Aan deze Pepolit waren over het algemeen ex-Digoelisten verbonden […]. Het Divisie-kantoor leek meer op een communistisch propaganda-bureau dan op een militair Stafkwartier. De TNI Masjarakat was op dit kantoor zeer goed vertegenwoordigd. Aldus was de IV Divisie een bewapend, communistisch propaganda-lichaam. […] De bewapening van de IV Divisie was vrij behoorlijk, naar schatting 15%. Indien deze divisie beter bewapend was geweest, had zij zeker alle andere gewapende eenheden in Solo en omgeving, die een andere politiek belijden, ontwapend, teneinde zich zo sterk mogelijk te maken. Een eigenaardigheid is, dat alle gewapende organisaties in Solo volkomen op zichzelf stonden. Zo stond de IV Divisie geheel op zichzelf en kon niet met de Staatspolitie opschieten (de Staatspolitie is vrij sterk vertegenwoordigd door de Mobiele Brigade van Midden-Java). De Banteng, Hizboellah, B.P.R.I. etc. stonden als onafhankelijke groepen naast elkaar en wensten niets met elkaar te maken te hebben.209

208

Merdeka, 4-7-1948, in D. Anderson 1976b:8. In kratonkringen in Solo werd de naam ‘Divisi Komoenis’ gebruikt, maar die kringen waren verre van onpartijdige waarnemers. Dit aangehaald in NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:180. 209 CMI, ‘Interrogatie-rapport van de ex-Gen.Maj. D. Kartasasmita’, Batavia, 30-10-1948, p. 17, in NA, HKGS GG 38-6165. Tijdens zijn verblijf in Solo woonde Alimin in bij Soetarto. De militaire gouverneur van Solo, Wikana, prominent PKI-lid, woonde naast Soetarto (Brief Mantoro Tirtonegoro aan Soekarno, 23-11-1948, in CMI-doc. 5541, p. 2, in NA, AS 3960). D. Anderson 1976b:2, note 1 verschaft een biografie van Soetarto. Een overzicht van zijn levensloop, na zijn dood door de PAM Solo opgesteld, noemt zijn zeer nauwe relatie met Alimin (‘Riwajat pendek terhadap almarhum bekas Divisi Commandan Divisi IV Soetarto’, Surakarta, 23-7-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 243).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1153

In juni werd Soetarto’s divisie, in overeenstemming met Soedirmans regels, omgedoopt tot de Pertempuran Panembahan Senopati (PPS), naar de stichter van het zestiende-eeuwse Mataram. De PPS telde vijf brigades; twee werden bezet door ex-marinetroepen (Tentara Laut Republik Indonesia, TLRI, onder Jadau en Soejoto), en één brigade bracht vroegere lasjkar van BPRI, Hizbullah en Pesindo tezamen.210 Van de Siliwangi was de tweede brigade onder luitenant-kolonel Sadikin gelegerd in en rond Solo. Slechts het hoofdkwartier was in Solo zelf, bewaakt door één compagnie. De vier bataljons waren gelegerd in Sragen en op suikerondernemingen in Tasikmadoe, Delanggoe en Tjolomadoe. Ook het divisiehoofdkwartier was in Solo zelf, bewaakt door een compagnie van Sadikins brigade. De Tentara Peladjar, geleid door majoor Achmadi, vormde een brigade in de Kesatuan Reserve Umum. Uit waardering voor zijn optreden in maart 1948 tegen de BPRI-lasjkar en niet minder om zijn neutrale positie in de onderlinge militaire geschillen was Achmadi hoofd gemaakt van het Komando Militer Kota, de militaire pendant van het burgerlijk bestuur.211 De Siliwangitroepen waren niet welkom in Solo. The Siliwangi forces soon became the object of much discontent in the Surakarta residency, since they were quartered in areas which had barely begun to recover from the sudden influx of war refugees from Semarang and East Java and were being further pressed by the effects of the Dutch economic blockade. The burden of the Siliwangi’s weighty presence communicated itself directly to the Senopati units because they had homes and families in the areas most affected. In addition, an undisguised ethnic and cultural friction existed between the local ‘pure’ Javanese forces and the mainly Sundanese and outer Island Siliwangi troops. This tended to be aggravated by striking differences of style and temperament between the two army units: the Senopati was a heterogeneous collection of Peta and irregular elements which shared a radical populist outlook and attached great importance to their close ties with the local communities in the Surakarta area; the Siliwangi, on the other side, was inclined to be elitist, authoritarian, and conservative, largely because it had many more officers with upper class, cosmopolitan backgrounds and a far higher concentration of educated personnel within its ranks. So well did cultural and ethnic differences and economic difficulties reinforce each other that the local Javanese communities and units looked upon the Siliwangi as something of a foreign occupation force in the region – an impression that gained further credibility when the West Javanese troops were assigned to guard key industries in order to prevent petty pilfering and to be on general stand-by in case of labor unrest.212

210

Sedjarah Diponegoro 1968:135, overgenomen in D. Anderson 1976b:8-9, met een uitgebreid troepentableau. Over Jadau’s troepen: Sejarah Angkatan Laut 1973:254-7. 211 Himawan Soetanto 1994:121-2; Nasution 1989:100. 212 D. Anderson 1976b:12. Soortgelijk in Swift 1989:68-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1154

Verguisd en vergeten

De concurrentie om voor het eigen onderdeel beslag te leggen op de schaarse huisvesting en middelen, met name voedsel, verscherpte de tegenstellingen. Siliwangi-eenheden waren voor een deel tijdelijk ondergebracht in noodvoorzieningen, zoals markthallen. Met het voortduren daarvan kwamen gezondheid en moreel in het gedrang. Het verzoek van de minister van welvaart om te verhuizen naar een aantal suikerfabrieken werd dan ook dankbaar aanvaard.213 Maar die legering werd door de Siliwangi-tegenstanders uitgebuit in een lastercampagne. Die campagne begon, aldus Nasution, toen enkele pogingen van FDR-leiders om hem aan hun zijde te krijgen mislukten.214 De Siliwangi werd er van beschuldigd zo als beschermer van het Nederlandse kapitalisme op te treden; zij werden de ‘gendarmerie’ genoemd – een belaste term na Nederlandse voorstellen om een gezamenlijke gendarmerie te vormen – of wel ‘agenten van het imperialisme’, en ‘de vechtersbazen van Hatta’.215 Wijdverbreid werd de afkorting SLW, zoals die op de Siliwangivoertuigen stond, gelezen als ‘Stoot Leger Wilhelmina’.216 Een hoge militaire collega werd overstroomd met berichten dat Nasution een NICA-agent was; hij ging zodanig twijfelen dat hij aan Hatta vroeg of dit waar was.217 De gevolgen waren dramatisch voor Siliwangi in Solo. De bevolking weigerde hun voedsel te verkopen, de paardenkoetsiers reden hun voorbij. Met een jacht op herten moest het rantsoen worden aangevuld. Al deze laster en opruiing met zijn gevolgen had natuurlijk zijn weerslag op het moreel en het optreden van de troepen.218 In deze periode vond er een ontmoeting plaats van Siliwangi en Senopati om de geschillen uit te spreken en op te lossen, maar ondanks de aangename sfeer leidde dit verder tot niets. Een van de deelnemers was Alimin, die ook daarna contact zocht met Siliwangi-officieren om goodwill te kweken voor de FDR.219 213

Nasution 1968, II:161-2, 1989:21. Nasution 1968, II:165-6, 1989:22-3. 215 Nasution 1968, II:161-2, 1989:21; Himawan Soetanto 1994:120-1. 216 Marsudi 1966:2; Pinardi 1967:65; Radik Utoyo Sudirjo 1983:56, 1985:97; Omon Abdurrachman 1972:82, ook in Hidayat et al. 1983:39; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:9, 137; Himawan Soetanto 1994:123. 217 Nasution 1968, II:165, 1989:22. 218 Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:10-1, 137-8; Himawan Soetanto 1994:123. Een rapport van de politie in Tjolomadoe (‘Tentara hidjrah di Tjolomadoe’, 10-8-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1012) geeft een negatief beeld van het Siliwangi-optreden. Zijn militairen deden op de markt aankopen met valse bonnen en eisten voedsel op. Het maakte hen gehaat bij het volk. Maar daartegenover stond dat hun rijstrantsoen niet of onregelmatig werd verstrekt en hun kleding ondermaats was. Daarnaast voelden zij zich superieur, en waren zij er van overtuigd dat zij de Republik moesten redden. In Solo waren ze zeer ongelukkig en wilden zij heel graag terug naar West-Java. 219 Omon Abdurrachman 1972:82-3, ook in Hidayat et al. 1983:39-40; Syamsuar Said en Supriyo 214

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1155

De moord op Soetarto De spanning steeg toen op 2 juli kolonel Soetarto werd vermoord. In de vroege avond wandelde hij van zijn auto naar zijn huis. Vlak voor zijn voordeur werd hij van achteren met een revolver beschoten. Hij was onmiddellijk dood.220 Het Antarabericht was uiterst beknopt – acht regels feitelijke informatie. De pers volstond hiermee; alleen ‘Murba’ voegde er een paar regels aan toe. Met enkele advertenties met rouwbeklag vormde dit alle berichtgeving over toch niets minder dan de moord op een divisiecommandant.221 Deze uiterste terughouding zal tot doel hebben gehad onrust te bezweren, in afwachting van nadere informatie over dader of daders. Op 3 juli kwam Achmadi, de stadscommandant, naar het Sili­wangi­ hoofdkwartier. Hij liet een zwarte bivakmuts zien met Siliwangi-badge die was gevonden dicht bij de plek van de moord. Omon Abdurrachman kon Achmadi er van overtuigen dat een moordenaar niet zo stom zou zijn om zulke bewijsstukken achter te laten. Dat moest bewust zijn geschied om de verdenking naar de Siliwangi te leiden. Achmadi stemde in met deze redenering en vertrok.222 Uit FDR-hoek werd natuurlijk gewezen in de richting van de regering en de Siliwangi. Soetarto moest verdwijnen omdat hij zich verzette tegen de rationalisatie, en zo de regeringsplannen blokkeerde. Alimin was echter voorzichtig en waarschuwde zich niet te laten provoceren door een uitwas van de revolutie. Het CPN-dagblad ‘De Waarheid’ noemde de daders ‘vermoedelijk Trotzkistische benden’, en voegde daaraan toe: ‘Hatta onderzocht Priyanto 1985:20. Omon Abdurrachman was toen de tweede man van de Siliwangibrigade. Volgens Bahaya laten 1992:7-8 werd Alimin door de PKI in Solo ingezet om sympathie in TNIkringen te verwerven. Dit ook in NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:179-80. 220 Sedjarah Diponegoro 1968:136; Sejarah Diponegoro 1977:305; Siliwangi 1968:234; Kromorahardjo 1998:186; Imam Soedjono 2006:214, met ook een korte biografie van Soetarto. Een uitgebreider levensloop, ‘Riwajat pendek terhadap almarhum bekas Divisi Commandan Divisi IV Soetarto’, Surakarta, 23-7-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 243. Hij was bij zijn dood 31 jaar en werd ‘persoonlijk goed en eenvoudig van karakter’ en ‘in zichzelf gekeerd’ (Nederlands) genoemd. Een PAM-rapport ‘Pelaporan pendek tentang kedjadian2 penting dalam Karesidenan Suarakarta’, in Armas, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 243, noemt de feiten en het ingezette onderzoek, met een situatieschets erbij. 221 Antara, 3-7-1948; Murba, 4- en 6-7-1948; Pacific, 5- en 6-7-1948. Brata News, in Sin Po, 10-71948, was even beknopt. 222 Omon Abdurrachman 1972:86, ook in Hidayat et al. 1983:44; Himawan Soetanto 1994:122-3; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:11, 137; Syamsuar Said en Supriyo Priyanto 1985:17, 19. Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:11-2 voegt hieraan toe dat bij een latere arrestatie van een Senopati-officier diverse Siliwangi-attributen werden gevonden die, naar hij bekende, werden gebruikt om de Siliwangi te compromitteren. Een variant op deze versie bevat Nasution 1979, VIII:174, waarin de muts behoort tot de Tentara Peladjar. Nasution vroeg hierover Achmadi om toelichting. Deze achtte TP-schuld uitgesloten; er was sprake van een provocatie.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1156

Verguisd en vergeten

deze moordzaak niet, er kwam geen deelneming van de regering over deze moord en bij de begrafenis van deze officiële commandant van het leger zond Hatta geen vertegenwoordiger’. Een PKI-verslag in 1951 meldde dat de moordenaar was aangehouden, maar niet werd vervolgd, omdat dit ‘juridisch-staatsrechtelijk’ niet mogelijk was. De moord op kolonel Soetarto was aldus ‘rationalisatie op andere wijze’.223 De FDR zou ook in de richting van de Barisan Banteng hebben gewezen.224 Anderzijds werd er ook gewezen naar de FDR. Soetarto moest weg omdat hij niet wenste mee te gaan met de FDR-koers, en zich trouw betoonde aan Soedirman.225 Specifieker hierover is Soetarto’s bataljonscommandant Soeadi in een interview in 1976. Op de dag dat hij werd vermoord had Soetarto hem en zijn andere commandant Slamet Rijadi gevraagd om hun oordeel over het verzoek van Amir Sjarifoeddin onrust te veroorzaken in Solo, waartoe Amir hem vijf miljoen Roepiah toezegde. Soeadi en Slamet verklaarden zich tegen en zouden hem daarbij niet volgen. Soetarto ging naar huis, waar hij een andere commandant wilde ontvangen. Was de PKI ontstemd dat Soetarto over Amirs aanbod had gesproken? En was dat uitgelekt via Soetarto’s adjudant, die een trouw PKI-aanhanger was? En werd hij daarom vermoord? Zo werd gesuggereerd.226 De PAM Madioen meldde op 31 juli aan de PAM Djokja dat de FDR op een vergadering in Tawangmangoe had besloten tot liquidatie van Soetarto. De ‘intellectuele’ dader was luitenant-kolonel Sukono Djojopratiknjo, die weer op hoger bevel handelde. De uitvoering geschiedde door luitenant Latiman die daartoe enkele duizenden Roepiah ontving. Er stonden nog vier personen op een dodenlijst; hun namen waren

223

Mirajadi 1951:42; Aidit 1964a:17-8; Kusalah Subagyo Tur 2001:93. De FDR-leider Soemarsono beweerde op 19 september 1948 in Madioen dat hij de moordenaars van Soetarto in handen had: personen die zich achter de regering verschuilden (NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:184). Sunito 1983:1 vermeldt als Amirs reactie op de moord: ‘Nu wordt het oorlog’. Amir en Maroeto Daroesman zouden hierna tijdelijk, om veiligheidsredenen, naar Madioen zijn verhuisd. Sunito tekent dit op uit de tweede hand. D. Anderson 1976b:12-3 verwijst naar een uitlating van Achmadi in Merdeka (Solo), 5-7-1948, dat het overheidsgeduld met de oppositie tegen de legerreorganisatie was uitgeput en dat actie zou worden ondernomen. Anderson suggereert een verband met de gelijktijdige moord op Soetarto. D. Anderson 1976b:12, note 16 haalt Alimin aan uit Merdeka (Solo), 4-7-1948. Verder ‘De geschiedenis van Hatta’s verraad (III); De ontbinding van de democratische legerdelen’, De Waarheid, 28-9-1948. 224 Kahin 1952:288; Pinardi 1967:64. 225 Tjokropranolo 1992:107; Gerakan 30 September 1994:21; Hadidjojo Nitimihardjo 1989:50. Bahaya laten 1991:105 haalt een interview aan, waarbij als uitkomst van het onderzoek van de Polisi Militer wordt gemeld dat de FDR achter de aanslag zat, omdat Soetarto’s opstelling te weifelend werd geacht. Bahaya laten is niet op voorhand de meest betrouwbare bron – in vijf delen werd het ‘latente gevaar’ van het communisme in Indonesië uiteengezet. 226 Bahaya laten 1992:10-1, gevolgd in Sedjarah TNI 2000, I:257.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1157

niet bekend.227 Soedirman legde in oktober de blaam op de FDR.228 De FDR wilde zo onrust veroorzaken, en daarvan ten behoeve van eigen doeleinden gebruikmaken.229 De regering wilde de moord graag ophelderen. Tirtawinata werd op 13 juli tot leider van het onderzoek benoemd. Hatta en andere leiders vroegen regelmatig en met aandrang naar de voortgang van het onderzoek.230 Officieel is de moord onopgehelderd, tot op heden; Nasution voelde zich daardoor beschaamd.231 De vondst van de Siliwangimuts wijst naar een dader uit de Siliwangi, of, bij provocatie, naar de FDR. Beide partijen hadden een aanleiding. De Siliwangi werd geblokkeerd en tegengewerkt door een machtige, lokale militair. Zijn verdwijning verwijderde een belangrijk obstakel op weg naar de rationalisatie. Het ligt daarbij voor de hand dat niet de Siliwangitop voor zo’n daad verantwoordelijk was, maar dat lagere officieren, mede uit frustratie over hun behandeling in de Solose regio, in actie kwamen.232 De FDR hoopte wellicht dat Soetarto’s dood de weg zou vrijmaken voor een hen meer gunstig gezinde commandant. Soetarto stond in zijn denktrant dichtbij Soedirman en ook persoonlijk waren de banden nauw. Verder kon de moord passen in een plan tot het opjagen van de spanning in de regio, mede door het zwartmaken van de Siliwangi en de regering. Nog een andere theorie laat de moord wellicht de wraak zijn voor de executie van Mardjuki enkele maanden eerder. Soetarto moest zo mede boeten voor zijn pro-FDR-opstelling.233 Hoe dan ook, die spanning steeg. Pesindotroepen die kort na Soetarto’s dood Solo binnentrokken en een eigen hoofdkwartier vestigden droegen daar ook toe bij.234 Tot Soetarto’s opvolger werd Soeadi benoemd, één van de brigadecommandanten, zonder uitgesproken politieke richting, en een geestverwant van Soedirman. De blijvende verdenking in Senopati-gelederen dat de Siliwangi bij de moord was betrokken vergiftigde de verhoudingen verder.

227

Kepolisian Karesidenan Madioen bg. PAM, ‘Sekitar pemboenoehan Luit. Kol Soetarto’, Madioen, 31-7-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 892. 228 Hidup, 7-10-1948. 229 Penumpasan Madiun 1985:30; Bahaya laten 1992:11. Soegiarso Soerojo 1988:36 noemt, zonder bronvermelding, de moord een PKI-opdracht, uitgevoerd door een pemuda genaamd Pirono. 230 Brieven hierover van 30-8-, 6-10-, 23-11- en 7-12-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1792. 231 Nasution 1979, VIII:175; Soeharto 1989:49, 1991:49. 232 Aidit 1964a:17-8, gevolgd door Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 21 noemen Soetarto’s moord het gevolg van zijn verzet tegen de rationalisatie. In algemene zin ook Brackman 1963:80, Abels 1983:136-7; Swift 1989:47; Julianto Ibrahim 2004:173, 208-9, noot 83. 233 Reid 1974a:136. 234 Bahaya laten 1992:12.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1158

Verguisd en vergeten

Confrontatie in Solo In juli en de eerste helft van augustus vonden diverse malen incidenten plaats. Positief leek de opening op 17 augustus van een grote ‘expositie over de nationale opbouw’, waarvoor vrijwel alle ministeries een paviljoen hadden laten opbouwen. Soekarno en Hatta, vergezeld van vele ministers, de sultan van Djokja, Soedirman en een groot aantal andere autoriteiten, onder wie de Amerikaanse consul-generaal, kwamen met een speciale trein uit Djokja voor de opening.235 Dit feestelijk gebeuren werd verstoord toen op de avond van 18 augustus brand uitbrak, die een aantal paviljoens van de overheid in de as legde. In de paniek onder de zestigduizend bezoekers om het vuur te ontvluchten raakten zeventien mensen zwaar- en veertien lichtgewond. Antara meldde dat de oorzaak in onderzoek was. ‘Murba’ kon in detail aangeven waar en hoe de brand was gesticht, en vroeg zich ook meteen af of hier ‘sabotage van de vijand’ in het spel was.236 Si Godam legde in zijn dagelijkse stukje de schuld bij Nederland of bij de FDR, die dezelfde doeleinden nastreefden.237 Na twee dagen heropende de expositie.238 Over de oorzaak van de brand werd in de pers niets meer geschreven, maar de geruchten over FDR-betrokkenheid zullen met graagte zijn verspreid.239 Een officieel onderzoek, waarvan de getuigenverhoren bewaard zijn gebleven, kwam niet tot een eindconclusie. Van een ongeluk of nalatigheid kon geen sprake zijn, werd wèl verklaard.240 In de volgende fase kwamen de troepen zelf in actie. Enkele tientallen kilometers ten noorden van Solo, in Gemolong, ontwapenden TLRI-eenheden onderdelen van de Mobiele Brigade (Mobrig) van de politie. Hatta wenste tegenmaatregelen; de politie zelf en Nasution waren bereid in actie te komen, maar Soedirman gaf geen toestemming. Er gebeurde dientengevolge niets.241 De volgende crisis deed zich voor in Tasikmadoe. De aanleiding vormden misdragingen van soldaten van Rukmans Siliwangibataljon dat hier was gelegerd. Zij maakten zich schuldig aan het niet-betalen van maaltijden in 235

Antara, 17-8-1948; FRUS 1948, VI:303. Antara, 19-8-1948; Murba, 19-8-1948. Gegevens over gewonden in processen-verbaal in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1051. 237 Si Godam, ‘Tikam pena; Sabotage?’, Murba 21-8-1948. 238 Pacific, 19- en 23-8-1948. 239 In latere verslagen wordt een relatie tussen de FDR en de brand gesuggereerd (een artikel in Hikmah, 12-9-1956, overgenomen in Notosoetardjo 1966:69). Sedjarah Diponegoro 1968:137 noemt de brand een mysterie; in de herdruk als Sejarah Diponegoro 1977:306 is toegevoegd dat ‘onverantwoordelijke elementen’ in actie waren gekomen. Soediro (in Soebagijo 1981a:185) zegt dat de PKI een Pesindolid opdracht gaf brand te stichten, dit ook in Soebagijo 1985:116. Soediro was toen resident. Voor Tjokropranolo 1992:108 was sprake van een PKI-provocatie. 240 Deze processen-verbaal in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1051. Hierover ook Julianto Ibrahim 2004:193-4. 241 Nasution 1979, VIII:74-5, 217, 1989:78-9; Himawan Soetanto 1994:125; Soe Hok Gie 1997:228. 236

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1159

restaurants, roof en de inbeslagname van een grote hoeveelheid regeringsgoederen, die ter gelegenheid van lebaran zou worden verdeeld. De daders gaven de spullen aan hun strijdmakkers en hun gezinnen. TP- en Senopatistrijders gingen verhaal halen, de situatie escaleerde en op 20 augustus werd Rukmans basis omsingeld. In overleg van Rukman met de militaire commandant van Karanganjar werd overeenstemming bereikt over de bestraffing van de daders, maar niet over door wie dat moest geschieden – door Siliwangi zelf, door andere autoriteiten of door de belegeraars die uitlevering vroegen.242 Deze spontane actie werd onderdeel van een groter plan tegen Siliwangi, toen het bataljon in Delanggoe te maken kreeg met een door de SOBSI uitgeroepen staking, en demonstraties met een overvloed aan vlaggen met hamer en sikkel. In Tjolomadoe werden de Senopati-eenheden in staat van paraatheid gebracht; het Siliwangibataljon deed hetzelfde. In Solo werden op het brigadehoofdkwartier mortieren en machinegeweren gericht. De brigadeleiding meende dat hier vooral sprake was van machtsvertoon en afleidingsmanoeuvres; een eventuele aanval zou op Rukman zijn gericht. Hij kreeg de opdracht zich tot het uiterste te verdedigen; de andere eenheden dienden paraat te zijn en vooral niet op provocaties in te gaan.243 Op 23 augustus werd op het brigadehoofdkwartier in Solo overlegd tussen de partijen. De sfeer was vijandig. De Siliwangi moest onmiddellijk de daders uitleveren en de geroofde goederen teruggeven, terwijl de Siliwangi de daders intern wenste te berechten en een einde vroeg aan de belegering. De vergadering ging zonder resultaat uiteen. Het vervolg was een ultimatum aan Rukman om per 19 uur de daders uit te leveren. Rukman weigerde. De bataljonsleiding vroeg Soedirman in te grijpen. Deze vaardigde een dagorder uit waarin hij alle troepen bevel gaf zich naar hun bases terug te trekken. Het bevel werd genegeerd. De volgende ochtend vielen de belegeraars aan. Rukman sloeg de aanval af; bij TP en Senopati sneuvelden zeven man.244 Diezelfde dag werd de gevangenis van Sragen overvallen; veertien verdachten, die door de TP waren vastgezet na de zuiveringen van 27 maart 1948,

242

Siliwangi 1968:227-8; Nasution 1979, VIII:217-8, 1989:79, 1966:128; Himawan Soetanto 1994:125; Omon Abdurrachman 1972:83, ook in Hidayat et al. 1983:40; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:130; Soe Hok Gie 1997:226-7. 243 Himawan Soetanto 1994:126-7; Omon Abdurrachman 1972:83-4, ook in Hidayat et al. 1983:40, 43. Voor een kortere versie: Nasution 1968, II:233, 1979, VIII:218, 1989:81. 244 Siliwangi 1968:228; Nasution 1979, VIII:220-1; Himawan Soetanto 1994:125-6; Soe Hok Gie 1997:227-8 en Julianto Ibrahim 2004:174, 210, noot 89. ‘Pelaporan singkat’, 26-8-1948 van agent B-SP 29, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1060, geeft ook een verslag en noemt Jadau’s troepen onder de belegeraars, die mede zo hoopten op de wapens van Siliwangi beslag te leggen. In Sedjarah Diponegoro 1968:137 wordt zeer kort verslag gedaan van deze onderlinge strijd; in de herdruk van 1977 is dit weggelaten. Hier – en elders – werden meldingen over onderlinge TNI-strijd blijkbaar niet meer opportuun geacht.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1160

Verguisd en vergeten

werden vrijgelaten. Wie de bevrijders waren bleef onbekend.245 In deze impasse, met onrust en spanning en een bevolking van Tasikmadoe die op de vlucht sloeg, werd verder overlegd. De Siliwangi kon blijkbaar geen weerstand bieden aan de unanieme eis dat Rukmans bataljon moest verdwijnen uit de regio. Daarin werd toegestemd mits de belegering werd opgeheven en de aftocht goed kon worden voorbereid.246 Op 30 augustus werd per trein uit Solo vertrokken. Het werd niet dienstig geacht Rukman elders in de Republik te legeren, uit vrees voor nieuwe incidenten. Zijn bataljon kreeg het bevel, niet tot het eigen verdriet, om terug te keren naar hun oorspronkelijke bases bij Cheribon, in Nederlands gebied; zij vochten liever tegen Nederland ‘op eigen verantwoordelijkheid’ dan in een burgeroorlog. Terugkeer naar bezet gebied hield overigens in dat zij ‘officieel’ als Siliwangieenheid werden geschrapt. Om Nederlandse protesten – en die van de Commissie van Goede Diensten – voor te zijn werd in radio en pers bekendgemaakt dat Rukmans eenheid was gedeserteerd en over de statusquolijn was getrokken.247 De Siliwangi had hiermee een slag verloren. Zijn sterkte in en rond Solo was van vier naar drie bataljons teruggebracht. Het was niet te verwachten dat de brigade zich daar zonder meer bij zou neerleggen. Op 31 augustus spraken Moeso en Alimin in Solo. De volgende ochtend vroeg lokte de PAM-beambte Alip Hartojo twee prominente Solose PKI-voorlieden, Slamet Widjaja en Pardijo, naar een ontmoetingspunt, waar zij in een militaire truck werden afgevoerd naar de suikerfabriek in Tasikmadoe. Zij werden mishandeld en verhoord, en op 8 september verhuisd naar een andere gevangenis. Op 24 september werden ze door de militaire commandant van Solo overgedragen aan zijn collega in Djokja. Zij werden opgesloten tezamen 245

Nasution 1979, VIII:221; Soe Hok Gie 1997:228. Omon Abdurrachman 1972:84, ook in Hidayat et al. 1983:43; Himawan Soetanto 1994:127. 247 Siliwangi 1968:229; Omon Abdurrachman 1972:84-5, ook in Hidayat et al. 1983:43; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:130; Himawan Soetanto 1994:127-8; Soe Hok Gie 1997:226; Sayidiman Suryohadiprojo 1996:75-7; Herman Saren Soediro 1998:118. In al deze bronnen is sprake van een bevel tot terugkeer. Nasution 1968, II:127, 234, 1989:79, 81-2 noemt de terugkeer een eigen initiatief. Nasution werd door de Commissie nadien nog in verlegenheid gebracht, toen hij een radiogram van Rukman aan Sadikin als vervalsing moest afdoen – en erg geloofwaardig was dat niet, naar eigen oordeel (Nasution 1989:79). Hatta noemde op 21 oktober 1948 in een brief aan Cochran (in FRUS 1948, VI:433) de ‘desertie’ van de Siliwangicompagnieën naar West-Java het gevolg van opruiing door communisten – ‘by whispering that here in free territory of the Republik they were disliked by population and that government planned to use them in a civil war. And did they want to shoot their brothers?’ Dit was overigens gemeld bij de militaire waarnemers. De Nederlandse Militaire Inlichtingendienst was ook op de hoogte van Rukmans terugkeer, maar schakelde de Brigade Tjitarum en de Siliwangi ten onrechte gelijk en deelde beide in bij de Tan-Malaka-aanhang (NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:179). In de pers is van de strijd in Tasikmadoe en zijn gevolgen niets te vinden. Siliwangi 1968:287-92 doet verslag van de omzwervingen van het bataljon in bezet gebied tot december. Willekeur en dwang ten opzichte van de bevolking leidden ook daar tot problemen. 246

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1161

met andere PKI-leiders die na de PKI-machtsovername in Madioen waren opgepakt. Deze gang van zaken, in 1955 door Aidit beschreven,248 bewijst aldus de auteur dat de regering-Hatta achter deze ontvoeringen zat. Het is wel duidelijk dat zij te eniger tijd onder de hoede kwamen van de militaire commandant van Solo – was dat al op 8 september, of op een tijdstip tussen 8 en 24 september? Hun transport naar Tasikmadoe op 1 september ging niet naar Rukmans bataljon, dat op 30 augustus was vertrokken. Wie had zijn plaats ingenomen? Of waren er nog Siliwangi-achterblijvers, die de tijd kregen om hun basis ordelijk te ontruimen? En gingen met de definitieve ontruiming, op 8 september dan, ook de twee PKI’ers naar een andere Siliwangibasis? Of vergist Aidit zich, en werden beiden naar Srambatan – de wijk vlakbij het station Balapan – gebracht, waar de Siliwangibrigade zijn hoofdkwartier had? Luitenant-kolonel Soejoto, commandant van de achtste brigade van Senopati, een FDR-sympathisant, stuurde op 7 september vijf officieren, onder wie de bataljonscommandant Esmara Sugeng, er op uit om de verdwenen PKI-leiders op te sporen. Ze verdwenen; hun fietsen werden teruggevonden in Srambatan, bij het brigadehoofdkwartier van de Siliwangi in Solo.249 Zij hadden blijkbaar aanwijzingen dat beiden daar vertoefden, of dat de Siliwangi meer wist. De verdenkingen wezen naar de Siliwangi. Bij brigadecommandant Sadikin meldden zich dan ook niet lang daarna stadscommandant Achmadi en burgemeester Sjamsuridjal. Zij vroegen namens de TLRI om de terugkeer van Esmara Sugeng. Sadikin en Omon Abdurrachman zeiden van niets te weten, en beloofden een onderzoek, met nadere informatie binnen een dag. Zij vonden al heel snel uit dat een drietal van hun officieren, onder wie Lukas Kustarjo, verantwoordelijk waren. Deze erkenden de ontvoering; Esmara Sugeng had de vrouw van een soldaat ontvoerd en misbruikt. De uitbarsting van woede van hun manschappen had daarna geleid

248

Aidit 1964a:18-21, gevolgd door Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 21-3, geeft de gang van zaken uitgebreid weer. Een verslag ook in rapport van Srt., ‘Pentjulikan di Solo’, 15-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1763. Aidit noemde de rol van de overheid al in 1953 in ‘D.N. Aidit; Omong kosong adanja “Konperensi Nanning” dan “Brigade Sukarela Internasional”’, Sin Po, 14-8-1953. Pinardi 1967:66-7 volgt zijn lezing. Ook Jusuf Adjitorop, ‘Alternatif baru tak terbending’, pp. II-104-11 (manuscript in IISG, Collectie Indonesian Exiles of the Left, no. 34) doet dit. Mirajadi 1951:42-3 noemt vijf ‘daders op de achtergrond’, onder wie Alip Hartojo, Achmadi en de Siliwangimajoor Lukas Kustarjo. Volgens Mirajadi werden beide ontvoerden op 19 september overgebracht van Tasikmadoe naar het divisiehoofdkwartier van de Siliwangi. Antara, 18- en 20-9-1948 meldt slechts hun ontvoering en dateert deze op 2 september. Nasution 1979, VIII:218 haalt een Siliwangirapport van 26 augustus (moet zijn: september) aan dat de ontvoering toeschrijft aan ongeregelde troepen. 249 Nasution 1979, VIII:218, die een rapport van 26 augustus (moet zijn: september) aanhaalt, en verder niet ingaat op deze ontvoering; ook in Buku putih 1953:10, gevolgd door Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 23. Mirajadi 1951:42 verschaft dezelfde gegevens, maar laat de zoekactie geschieden op bevel van Soeadi.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1162

Verguisd en vergeten

tot de dood van Esmara Sugeng250 – en, naar kon worden aangenomen, van zijn lotgenoten, van wie eveneens nooit meer iets is gehoord. Toen Achmadi de volgende dag zijn antwoord kwam halen, kreeg hij te horen dat Sadikin en Omon nog twee tot drie dagen nodig hadden om hun onderzoek af te ronden.251 Inmiddels was het volgende slachtoffer gevallen. Soeadi had op 8 september zijn luitenant-kolonel Suharman er op uit gestuurd om uit te vinden waar zijn vijf officieren waren. En ook hij verdween. De verdenkingen ging weer in de richting van de Siliwangi in Srambatan.252 Voor de burgers van Solo en de Republik bleef dit alles lang onbekend nieuws. ‘Murba’ meldde pas op 14 september dat van 8 op 9 september 250

Omon Abdurrachman 1972:87, ook in Hidayat et al. 1983:44, 46. Himawan Soetanto 1994:1289 bevestigt dat Esmara Sugeng met zes andere militairen naar Srambatan werd gebracht. Over hun verdere lot zwijgt hij. Siliwangi 1968:235-6 ontkent verontwaardigd elke betrokkenheid van de divisie bij de ontvoeringen. Nasution 1979, VIII:222, 224 onthoudt zich van een oordeel. Sedjarah Diponegoro 1968:137 noemt de verdenking dat het hoofdkwartier in Srambatan, of in ieder geval Siliwangi-militairen, bij de ontvoering waren betrokken. Aidit 1964a:21, gevolgd door Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 23, zegt dat Alip Hartojo met de legereenheid in Srambatan de ontvoering organiseerde. Een rapportage door H., van 29-9-1948, uit de Siliwangi-hoek, ‘Keadaan Kota Solo panas’, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798, stelt dat de ‘ontvoering’ begon in Alips woning in Srambatan en noemt de namen van zes ontvoerden met als zevende de later ontvoerde Suharman. Alip Hartojo is met raadsels omringd. Hij organiseerde ook de ontvoering, in november 1946, van Iskaq en Soediro, resident en vice-resident van Solo. Volgens Soediro (in Soebagijo 1981a:174-5) stond hij bekend als BPRI-aanhanger, maar de ontvoerders kwamen uit FDR-hoek. Srt., ‘Pentjulikan di Solo’, 15-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 1763, noemt hem BPRI-lid, die ook was opgenomen in Siliwangi. Deze rol van Alip ook in Staf Kwartier, Kesatuan Reserve Umum, Bag. I, ‘Analyse ke-2; Detailering analyse ke-1’, z.p., 13-9-1948, pp. 1, 3, in BZ, Nefis-dossier Tan Malaka. In een memorandum ‘Notes on the communist coup at Madioen’, 30-9-1948, pp. 1-2, door H.A. van Karnebeek, directeur van de Standard Vacuum Petroleum Company aan de Amerikaanse ambassadeur in Den Haag overhandigd, wordt Alip, lid van de BPRI, genoemd als ontvoerder. Van Karnebeek wilde niet worden genoemd als bron van het memorandum. Hij leverde regelmatig zulke informatie aan de ambassade. Dit memorandum in National Archives 856D.00/10.1948 (RG 54, box 6440). 251 Omon Abdurrachman 1972:88, ook in Hidayat et al. 1983:48. 252 Nasution 1979, VIII:218; Antara, 14- en 20-9-1948. Volgens Aidit 1964a:22, die als ontvoeringsdatum 9 september noemt, had Suharman de opdracht Alip Hartojo te ondervragen over de ontvoering. Mirajadi 1951:42-3 zegt dat Suharman op de dag van zijn ontvoering naar Tasikmadoe werd gebracht en opgesloten met Slamet Widjaja en Pardijo. Dit ook in Buku putih 1953:10. Hij deelde hun lot en werd op 24 september naar de gevangenis in Djokja overgebracht. Een politierapport (Sosrodanukusumo, Djawatan Kepolisian Negara, Bagian Pengusutan Kedjahatan, Jogja, 28-10-1948, in ANRI, Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1098) vat een aantal brieven samen die Suharman aan ‘zijn vriend’ Alip richtte, waaruit beider linkse sympathie en inzet tegen Siliwangi bleek – of speelde Alip ook hier zijn dubbelrol? Swift 1989:68, gebaseerd op ‘interview notes’ van Kahin in 1948, noemt inderdaad Alip als eerste doel van het onderzoek van Suharman en anderen. In Alips huis namen ze enkele Siliwangi-officieren in hechtenis, die later door de Siliwangi werden bevrijd uit het TLRI-hoofdkwartier. Zo’n gang van zaken lijkt onwaarschijnlijk; de verslagen uit Siliwangihoek zouden hiervan zeker melding hebben gemaakt. Of was dit aan Kahin verteld om het Siliwangi-optreden te rechtvaardigen?

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1163

twaalf personen waren ontvoerd, van wie zes met name werden genoemd. Antara haalde, ook op 14 september, een Senopatibericht aan dat zijn officieren op 7 september uit een ‘huis in Srambatan’ waren ontvoerd, gevolgd door Suharmans verdwijning op 8 september.253 Een uitbarsting tussen Senopati en Siliwangi leek nu onvermijdelijk. De Siliwangi kon de ontvoerde Senopati-officieren niet meer terugsturen, nu zij waren gedood. De Senopati zou ongetwijfeld met de eis komen dat zijn officieren zouden worden vrijgelaten. Een ontwijkende reactie zou al voldoende reden zijn voor wapengekletter, laat staan de erkenning dat de vijf mannen dood waren. De Siliwangitop besloot, nadat duidelijk was dat de Senopati-officieren dood waren, zich voor te bereiden op de in zijn ogen onvermijdelijke afrekening. Niet het minst zal hierbij ook de in de afgelopen maanden opgebouwde ergernis en frustratie een rol hebben gespeeld. Groeiende afkeer van de FDR was daarbij ook van invloed: de FDR probeerde sympathie en invloed in de Siliwangi te verwerven, en provoceerde daarnaast kleinere op buitenposten gelegerde of vermeend minder gedisciplineerde eenheden tot actie. De brigade werd in hoge staat van paraatheid gebracht, de buiten de stad gelegen bataljons moesten infiltreren naar Solo, versterking uit Djokja werd aangevraagd en de bezetting van het brigadehoofdkwartier werd verdubbeld.254 Inmiddels was de politieke temperatuur in Solo ook gestegen. Op 7 september was Roestam Effendi in Solo ten strijde getrokken tegen de FDR en had zijn giftige pijlen gericht op Amir en Setiadjit. En ook deze waren in de stad, samen met Moeso, om het SBG-congres op te luisteren. Roestams aanval noodzaakte hen tot zelfkritiek en verdediging. De FDR had zijn best gedaan, maar vergeefs, om Roestams meeting te verstoren. In de stad woedde een ‘pamflettenoorlog’. De PKI viel het kabinet-Hatta aan en vroeg om een Front-Nasionalkabinet. Masjumi riep het volk op achter de regering te staan.255 Moeso zal niet louter ter opluistering in Solo zijn geweest. Hij zou hebben gesproken met de Senopatileiding.256 Hij zal waarschijnlijk op matiging hebben aangedrongen. 253

Murba, 14-9-1948; Antara, 14-9-1948. Antara, 20-9-1948 dateert de ontvoering op 6 september – als enige van de aangehaalde bronnen. Dat huis was dus van Alip, volgens H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798. 254 Omon Abdurrachman 1972:88, ook in Hidayat et al. 1983:46, 48; Himawan Soetanto 1994:128-9. Umar Wirahadikusumah, bataljonscommandant in Tjolomadoe, later vice-president van Indonesië (1983-1988), die bekend stond als een bezonnen man, verloor niettemin zijn geduld en vroeg zijn superieuren om de ongeregelde troepen in zijn omgeving te vernietigen. Hij kreeg die toestemming niet. Dit feit wordt aangehaald als illustratie van de ernst van de provocaties (Radik Utoyo Sudirjo 1983:59). In een andere versie zouden Ch. Saleh en Adam Malik er bij Lukas Kustarjo op hebben aangedrongen op te treden tegen de FDR (interview Djohar Nur, Djakarta, 27-8-1980). 255 Antara, 14-9-1948. 256 Himawan Soetanto 1994:117.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1164

Verguisd en vergeten

Hij wilde in ieder geval geen uitbreiding van het conflict tot buiten Solo. Steun uit Madioen werd door hem nadrukkelijk verboden.257 Het Pesindobestuur legde hij zijn ideeën voor over de Pesindorol in de nieuwe partijstructuur – als massaorganisatie van jongeren, niet als PKI-onderbouw.258 In deze omstandigheden volgde in de nacht van 8 op 9 september een overval van ‘gewapende legereenheden’ op het Pesindohoofdkwartier. Zij vertrokken met stapels documenten. De Pesindo gaf een verklaring hierover uit, ook verspreid via de eigen radiozender, Radio Gelora Pemuda in Madioen, met deze feiten en een oproep om niet in te gaan op provocaties, en imperialistische en antidemocratische elementen uit te roeien.259 De schuldigen aan deze overval met politieke doeleinden moeten wel in de GRR-hoek worden gezocht. De opgelopen emoties na de uitspraken van Roestam, Amir en Setiadjit vonden zo een uitweg. De Barisan Banteng was sterk genoeg om zo’n verrassende actie uit te voeren. De Siliwangi kan steun hebben verleend, maar lijkt niet de initiatiefnemer. Hij had teveel eigen zorgen om in actie te komen om politieke documenten in beslag te nemen. Volgens Djohar Nur bestudeerden Ch. Saleh, Adam Malik, Koesnandar en hijzelf de in beslag genomen documenten. Daaruit zou blijken dat de FDR een zuivering in Solo wilde uitvoeren en in november in Madioen een Sovjetrepubliek wilde stichten.260 Roestam Effendi vertelt dit in iets andere variant. Hij kreeg FDR-documenten in handen met plannen om Solo over te nemen en een dodenlijst waarop Moewardi en ook hijzelf stonden. Met deze gegevens trokken Roestam, Ch. Saleh en Sjamsu naar Djokja. Een bezoek aan Soekarno leverde niets op. Hij wilde resident Soediro, die gebrek aan doortastendheid werd verweten, niet laten opvolgen door Ch. Saleh. Oude vriendschapsbanden waren hiervoor de reden, aldus Roestam. Een afspraak met Hatta leidde evenmin tot daadkracht.261 Een verslag in ‘Sin Po’ laat Moewardi, de BB-leider een geheim bezoek brengen aan Soekarno en Hatta waarbij hij een bundel documenten overhandigt, waarin de communistische opstandplannen staan beschreven. Hatta hechtte er geen geloof aan. Moewardi werd een paar dagen later het slachtof-

257

Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 6, in KITLV, Collectie-Leclerc, H 1327-286; Kusalah Subagyo Tur 2001:83-4, 94. Volgens Srt., ‘Pentjulikan di Solo’, 15-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1763, was Moeso sinds 4 september in Solo. Hij was zeer boos over de ontvoering van Slamet Widjaja en Pardijo en het gebrek aan inzet om hen op te sporen. 258 Soerjono 1980:83. 259 Murba, 13-9-1948; Antara 14-9-1948; Nasution 1979, VIII:222. De Pesindoverklaring ook in ‘De uitbarsting te Soerakarta’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-37(8/15-91948):2-3 en in Swift 1989:67. Kromorahardjo 1998:197; Imam Soedjono 2006:226 noemt de Barisan Banteng als dader. “Di atas tiang penggantoengan “Alimin”’, Sin Po, 6-11-1948 bevestigt dit. 260 Interview Djohar Nur, Djakarta, 27-8-1980. 261 Interview Helen Jarvis met Roestam Effendi, Djakarta, 22-11-1972.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1165

fer van een vergeldingsactie van de Pesindo.262 Met dat al waren de militaire en politieke partijen op weg naar confrontatie. De ‘rust’ diende echter nog een paar dagen te worden bewaard. Op 9 september opende Soekarno de eerste Pekan Olahraga Nasional (PON, Nationale Sportweek), in aanwezigheid van Hatta, Soedirman, de sultan van Djokja en de Solose vorsten, vele ministers en diplomaten.263 Het was een groots gebeuren voor de Republik, en het zou een affront zijn als de sportieve gang van zaken zou zijn verstoord – en die dreiging was in Solo levensgroot. De Siliwangi was belast met de zorg voor de veiligheid van het evenement dat tot 12 september duurde. Stadscommandant Achmadi consigneerde alle troepen in hun kazernes en hij verbood ook wapenbezit aan de PON-bezoekers, maar de controle was niet afdoende. Zijn eigen TP-manschappen veroorzaakten paniek in het stadion door in de lucht te schieten. Soedirman moest zelf in actie komen om de opgewonden TP’ers tot bedaren te brengen.264 Bij dit incident bleef het; en in de stad zelf zwegen de wapens – voorlopig. Openlijke strijd Een ongetwijfeld buitengewoon boze Soeadi, die successievelijk zijn officieren zag verdwijnen, was inmiddels druk bezig zo veel mogelijk steun te verwerven om tegen de vermeende ontvoerders op te treden. Achmadi en Sjamsuridjal gingen namens hem naar de Siliwangitop, en kregen ontwijkende antwoorden. Zelf ging Soeadi naar Djokja, waar men zich in regeringskring van de domme hield.265 Bij Soedirman vond Soeadi meer weerklank. Hij kreeg van hem op 9 september toestemming om de Siliwangi aan te pakken. Op 10 september stelde Soeadi vervolgens een ultimatum aan de Siliwangi. De verdwenen mannen moesten uiterlijk op 13 september om 14 uur zijn vrijgelaten. Zo niet, zou worden aangevallen; Srambatan werd daarbij als doelwit omschreven. De datum was bewust gekozen: de dag na de sluiting van de sportweek. De druk op de Siliwangi werd opgevoerd: het ultimatum werd overal in de stad aangeplakt, en majoor Slamet Rijadi mobiliseerde zijn eigen Senopatibrigade en twee TLRI-bataljons die met het nodige machtsvertoon de consignatie-orders van Achmadi negeerden.266 In een uiterste poging 262

‘Di atas tiang penggantoengan “Alimin”’, Sin Po, 6-11-1948. De juistheid van dit bericht is niet na te gaan, maar onwaarschijnlijk is het niet. Een herhaling hiervan in ‘Dr. Moewardi betoel mati’, Sin Po, 6-12-1948. 263 Antara, 9-9-1948; Pacific, 9-9-1948. 264 Siliwangi 1968:235. Achmadi’s besluiten in Pacific, 9-9-1948 en Nasution 1979, VIII:244. Verder Sedjarah Diponegoro 1968:137; Sejarah Diponegoro 1977:307. 265 Mirajadi 1951:43. 266 Nasution 1979, VIII:224; Mirajadi 1951:43; Aidit 1964a:22-3. Antara, 14- en 20-9-1948 meldt de ontvoering op 10 september van de politie-officier Soemarto. In latere bronnen is hiervan geen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Verguisd en vergeten

1166

onderlinge strijd te voorkomen riep Soedirman in de ochtend van 13 september Sadikin bij zich.

Slamet Rijadi

De opperbevelhebber zei: ‘Het allereerste waar we aan moeten denken is eenheid. Hoe voelt een legeronderdeel zich als zijn offi­cieren verdwijnen?’ Brigadier Sadikin antwoordde: ‘Onbe­haag­lijk!’ Daarna drong de opperbevelhebber er op aan dat alle ontvoerde offi­cieren zouden worden vrijgelaten. Maar Sadikin zei dat hij niets wist van de ontvoerde of verdwenen officieren. Hij zei ook dat hij zich beschuldigd voelde van verantwoordelijkheid voor hun verdwijning. Omdat het gesprek op dood spoor raakte schetste de opperbevelhebber het gevaar van bloedvergieten. ‘Slamet Rijadi is mijn man’, zei generaal Soedirman. Deze woorden leiden tot een spontane reactie van luitenant-kolonel Sadikin die de vraag eruitgooide: ‘En van wie ben ik de man?’

Sadikin ging terug naar zijn hoofdkwartier waar hij werd begroet met een demonstratie voor de vrijlating van de verdwenen personen.267 Het gesprek is illustratief. Soedirman krijgt geen greep op de gebeurtenissen, ziet onderlinge strijd onvermijdelijk naderbij komen en valt uit zijn rol als arbiter door de zijde van de Senopati te kiezen. Sadikin toont zijn opgekropte frustratie in zijn laatste vraag, maar liegt ook zijn hoogste superieur voor, een wel heel zware zonde voor een militair, die nog in de militaire traditie van het KNIL was gevormd. Omstreeks 12.30 uur268 reed majoor Soetarno, bataljonscommandant in sprake. Er is denkelijk sprake van een verkeerde melding. Soemarto lijkt ook niet te behoren tot de medestanders van de Senopati. Volgens Antara, 20-9-1948 gaf Soeadi op 13 september een verklaring uit waarin Alip Hartojo werd aangemerkt als het brein achter de ontvoeringen, tegen wie ‘militaire maatregelen’ moesten worden genomen. Dit lijkt een aanvulling op het eerdere ultimatum, dat door Antara niet wordt genoemd. D. Anderson 1976b:13 baseert zijn verslag op deze Antara-berichten. 267 Nasution 1979, VIII:224. Over Soedirmans sympathie voor de Senopati: D. Anderson 1976b:14, note 21. 268 Antara, 15-9-1948 noemt dit tijdstip; Antara, 14-9-1948 vermeldt 13 uur. De andere verslagen zijn het hiermee eens, en ook Herman Saren Soediro 1998:113-4, behalve Siliwangi 1968:230

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1167

de TLRI-brigade van de Senopati met een truck voor in Srambatan om de Siliwangi-eenheid daar opheldering te vragen over het ultimatum. Toen hij uitstapte werd hij beschoten. Hij en enkele van zijn bewakers sneuvelden ter plekke.269 In een andere versie werd een grootscheepse TLRI-oefening omgezet in een omsingeling van de Siliwangipost. Soetarno meldde zich, richtte zijn pistool en beval met ‘handen omhoog’ de troepen naar buiten te komen. Het antwoord was een dodelijk salvo.270 Was er sprake van een bewuste aanslag van de Siliwangi op deze afgezanten, of een overreactie uit vrees voor een aanval? Het was in ieder geval het begin van de onderlinge gewapende strijd, waarbij de TLRI aanviel.271 De Siliwangicompagnie, tachtig man sterk, handhaafde zich, en sloeg de aanvallers terug, maar bleef omsingeld. Waarschijnlijk nam ook Slamet Rijadi’s brigade aan de aanval deel.272 Tjokropranolo, Soedirmans adjudant, die toevallig in de buurt was toen de strijd begon, zegt TP-troepen en eenheden van Slamet Rijadi te hebben weerhouden van (verdere) deelname aan de strijd. Hij wist hen te overtuigen te wachten op een uitspraak van Soedirman, die hij meteen per telefoon had ingelicht over de gang van zaken.273 Het strijdrumoer was ook gehoord in Siliwangi’s divisiehoofdkwartier in Kletjo, aan de weg van Djokja naar Solo, vlak voor de stadsgrens, waar ook een koerier niet veel later arriveerde met nadere informatie. Sadikin zou ook (10 uur), Omon Abdurrachman 1972:89, ook in Hidayat et al. 1983:50 (12 uur), en Mirajadi 1951:43 (14 uur). 269 Sedjarah Diponegoro 1968:137-8 (in de herdruk Sejarah Diponegoro 1977:306 wordt het verslag bekort tot de vermelding dat Siliwangi- en Senopati-eenheden slaags raakten); Mirajadi 1951:43; Aidit 1964a:23, gevolgd door Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 23. Nasution 1979, VIII:225 is zeer omzichtig. Hij schrijft slechts dat volgens een Senopati-rapport afgezanten naar Srambatan werden gestuurd om informatie over de ontvoerden te verkrijgen en dat deze werden beschoten. De verslagen uit de Siliwangihoek zwijgen over Soetarno’s lot. 270 H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 1798. 271 Volgens Omon Abdurrachman 1972:90, ook in Hidayat et al. 1983:50, voegden drie bataljons van Slamet Rijadi zich bij de aanvallers; Himawan Soetanto 1994:118 noemt TLRI, Senopati en Pesindo als belegeraars. Bahaya laten 1992:12 laat Slamet Rijadi aanvallen, ‘meegesleept door zijn emotie’. 272 In de Siliwangiverslagen wordt benadrukt dat de aanval plotseling plaatsvond (Siliwangi 1968:230; Himawan Soetanto 1994:129; dit ook op basis van een zegsman van Siliwangi in ‘Perang soedara di daerah repoeblik I’, Sin Po, 30-9-1948); dat de Siliwangi deels van zijn middagrust genoot (Nasution 1979, VIII:225; Soebagijo 1981a:186-7); en dat Senopatitroepen die bij Srambatan posten hadden ingenomen plotseling en ‘achterbaks’ aanvielen (Omon Abdurrachman 1972:90, ook in Hidayat et al. 1983:50; Tjokropranolo 1992:108). Dit lijkt een overdreven weergave, tenzij de komst van Soetarno als plotseling wordt aangemerkt. Van het ultimatum kon inmiddels iedereen op de hoogte zijn. 273 Tjokropranolo 1992:108. Soedirman was volgens Tjokropranolo in Djokja. Dit zou betekenen dat hij meteen na het gesprek met Sadikin was afgereisd. Of vond Sadikins gesprek eerder plaats? Mengenang Slamet Rijadi 1996:54-5 laat Slamet Rijadi een rol als bemiddelaar en vredestichter vervullen tussen beide partijen. Dat lijkt onjuist.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1168

Verguisd en vergeten

een brief van Slamet Rijadi hebben ontvangen, kort na de aanval, waarin deze schreef dat in de actie slechts Srambatan was betrokken en dat andere Siliwangi-eenheden passief moesten blijven. Sadikin wilde niet meteen versterking sturen. Hij besloot naar Soeadi’s hoofdkwartier te gaan in een poging de strijd te beëindigen. Hij was spoedig terug met een gezamenlijke order dat alle troepen zich in hun kazernes moesten terugtrekken. Dit bevel werd afgeleverd bij Slamet Rijadi en bij de Siliwangicompagnie in Srambatan, en opgevolgd.274 Sadikins staf was niet erg gelukkig met zijn matigende optreden. Zij wensten een offensieve reactie. Een plan daartoe werd uitgewerkt tijdens zijn afwezigheid. Sadikin wenste hierin niet mee te gaan. Toen bataljonscommandant Umar Wirahadikusumah voorstelde dat Sadikins plaatsvervanger Omon Abdurrachman dat bevel dan maar moest tekenen, en de hele staf dat ondersteunde, geschiedde dat. Hoe Sadikin reageerde is niet opgetekend.275 Uit Kletjo werden Siliwangi­troepen gezonden om Srambatan te ontzetten. Zij rukten op via de spoorlijn naar Solo’s hoofdstation, vlakbij Srambatan. Zij leverden strijd met TLRI-eenheden van Jadau, die zij verdreven. Deze zouden zijn gevlucht of verjaagd naar de buitenwijken van Solo. Om 18.20 uur werd Srambatan bereikt.276 Senopati telde veertien, Siliwangi twee doden. Eén burger kwam om; 27 gewonden werden gemeld.277 Rond die tijd ook werd opnieuw een wapenstilstand van kracht als uitvloeisel van het akkoord tussen Sadikin en Soeadi, dat werd gevolgd door een bevel van Soedirman om per 18 uur de strijd te staken.278 Of was na 274

Omon Abdurrachman 1972:90-1, ook in Hidayat et al. 1983:50-1. Dit is de enige bron die deze gezamenlijke order noemt. Was dit een variatie op Tjokropranolo’s succesvolle aandrang op Slamet Rijadi? Nasution 1979, VIII:225 is de enige die Slamet Rijadi’s brief noemt. 275 Omon Abdurrachman 1972:91, ook in Hidayat et al. 1983:51. Hier wordt niet beschreven wat de offensieve actie moest inhouden. Dat is wel te vinden in andere bronnen. 276 Siliwangi 1968:231; Himawan Soetanto 1994:129-30. 277 Volgens Antara, 20-9-1948; andere gegevens in Antara, 15-9-1948; Murba, 17-9-1948; H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798; Nasution 1979, VIII:225; Siliwangi 1968:231; Himawan Soetanto 1994:130. De aanvallers trokken zich overhaast terug en lieten zes doden achter. Op 15 september waren zij nog naamloos en riep Achmadi in een verklaring personen op die hen zouden kunnen identificeren (Pacific, 16-9-1948). Op 17 september waren van hen foto’s beschikbaar tot dit doel (Murba, 18-9-1948). Nasional, 16-9-1948 (in Reid 1974a:141) meldde een dodental van minstens dertig. Nederlandse bronnen noemen minstens veertien doden bij Pesindo en Senopati, twintig bij Siliwangi en vier onder burgers (NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:182). ‘Perang soedara di daerah repoeblik I’, Sin Po, 30-9-1948 noemt als verliezen twee bij Siliwangi en dertig bij de opponent. Er waren vele burgerslachtoffers, vooral onder hen die in paniek hun huizen ontvluchtten. ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 13, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961, haalt een rapport van het Solose ziekenhuis aan dat een dertigtal doden noemt: drie bij Siliwangi, vierentwintig van de aanvallers en vier burgers. Voor een impressie van de strijd door een ooggetuige, een veertienjarige scholier: Purnawan Tjondronegoro 1982:21-5. 278 Dit bevel van Soedirman in Nasution 1979, VIII:225; Mirajadi 1951:43; Aidit 1964a:23;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1169

het ontzet van Srambatan geen aanleiding meer tot voortgaande strijd? Het trein- en andere verkeer dat sinds twaalf uur stillag, werd hervat. Om 17 uur was op initiatief van procureur-generaal Tirtawinata, van wie niet duidelijk is of hij al in Solo was of met spoed daarheen afreisde, in het gemeentehuis een overleg begonnen tussen alle stedelijke autoriteiten, militair zowel als civiel. Soeadi en Sadikin ontmoetten elkaar weer; Achmadi, burgemeester Sjamsuridjal, resident Soediro en hoge politiemensen completeerden het gezelschap.279 Sadikin legde de schuld bij de aanvallende partij, die ook maar voor een oplossing moest zorgen. Een boze Soeadi zei dat bij gebrek aan een oplossing – en hij zal hebben gedoeld op de terugkeer van de ontvoerde officieren Soeadi – ‘Solo zal branden’. Sadikin antwoordde dat hij zeker niet tot zulke daden zou overgaan. Het conflict kwam zo niet dichterbij een oplossing. Wel ondertekenden alle aanwezigen een verklaring, uitgegeven om 19 uur, die alle troepen in hun kazernes consigneerde. Slechts het stadscommando, de politie en de militaire politie mochten patrouilleren.280 Op de ochtend van deze 13 september werd de crisis nog verder verscherpt. GRR- en BB-voorman Moewardi was die morgen naar het ziekenhuis in Djebres gegaan, waar hij als chirurg in dienst was. Hij was bezig een kind te opereren. Maar, plotseling werd op de deur van het vertrek geklopt. Toen hij de deur opende, stonden er vier pemuda die naar binnen kwamen. Een van hen zei: ‘Pak, buiten is een zwaargewonde die hulp nodig heeft’. Zonder enige argwaan verliet Pinardi 1967:68. 279 D. Anderson 1976b:14 laat Soedirman en Nasution aanwezig zijn, ten onrechte; Swift 1989:70 noemt Soedirman. 280 Pacific, 14-9-1948; de tekst ook in Sedjarah Diponegoro 1968:138 en Sejarah Diponegoro 1977:307. Nasution 1979, VIII:266 geeft de uitspraken van Sadikin en Soeadi weer, overgenomen in Soe Hok Gie 1997:229.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1170

Verguisd en vergeten

dr. Moewardi zijn operatiekamer en volgde de pemuda. Buiten werd hij blijkbaar daarna door hen bedreigd en met onbekende bestemming afgevoerd in een groene auto met open kap.281

Moewardi verdween spoorloos, en zijn verdwijning is nooit opgehelderd. Hij zal zijn vermoord maar zijn graf werd nooit gevonden. Soediro, Moewardi’s geestverwant en resident van Solo, die snel werd ingelicht, alarmeerde nog de wachtposten op Solo’s uitvalswegen, maar de groene auto werd niet gezien.282 De daders werden meteen in de FDR-hoek gezocht, en de meeste vingers wezen naar de Pesindo. Deze had reden de overval op zijn hoofdkwartier te wreken en kon wellicht Moewardi als ruilobject inzetten om de FDR-ontvoerden terug te krijgen. Maar even zo goed kan sprake zijn geweest van een individuele actie.283 281

Mulyono en Sutrisno Kutoyo 1980:67-8. Moewardi was in de dagen tevoren enkele malen gewaarschuwd, en aangeraden zich te laten bewaken en een veilige verblijfplaats te kiezen, maar hij wees dit af (Mulyono en Sutrisno Kutoyo 1980:65-6). Een ander verslag noemt de komst van drie gemaskerde pemuda, die Moewardi opdracht gaven hen te volgen. Moewardi vroeg de operatie te mogen afmaken, maar onder bedreiging van een pistool werd hij weggevoerd in een auto, waarvan bekend was dat deze Pesindobezit was (‘Sabelonnja Dr. Moewardi diboenoe’, Sin Po, 21-10-1948). De Pesindo-auto wordt ook genoemd in H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-91948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798. 282 Mulyono en Sutrisno Kutoyo 1980:68; interview Soediro, Djakarta, 1-9-1980. Soediro liet slechts letten op de oostelijke uitgangswegen, in welke richting de auto was vertrokken. Hij verweet zichzelf later voor de andere wegen niet zo’n consigne te hebben gegeven. Volgens Merdeka, 11-10-1948 en ‘Pemboenoehan2 politiek jang bertambah kedjem’, Sin Po, 12-10-1948 werd buiten de stad Moewardi’s in stukken gehakte lichaam gevonden, waarvan het gezicht met zoutzuur was bewerkt. Nasution 1979, VIII:310 bevat dezelfde informatie, zonder bronvermelding. Iwa Kusuma Sumantri 1963:193 vermeldt dat het lijk een paar weken later niet ver buiten Solo werd gevonden. De melding wordt bevestigd door een telegram van Critchley, Batavia aan Department of External Affairs, Canberra, 14-10-1948, in Dorling en Lee 1996:325, die zegt dat zijn verminkte lichaam buiten Solo werd gevonden. Volgens Critchley hield de regering dit nieuws achter, wellicht uit vrees voor onlusten. Andere publicaties over Moewardi gaan aan de mogelijke vondst van zijn lijk voorbij. Op een herdenkingsbijeenkomst in Semarang op 26 november 1955 werd zijn dood nog steeds onzeker genoemd, ook door Soekarno die hier een korte rede hield (‘Penghormatan terhadap alm. Dr. Muwardi’, Sin Po, 28-11-1955; ‘Pemasangan gambar Dr. Moewardi’, Merdeka, 15-10-1955). Abu Hanifah 1972:289 noemt geruchten dat Moewardi’s tong werd afgesneden en zijn gezicht met zoutzuur bewerkt, waardoor hij onherkenbaar werd. ‘He became sick and lost his memory. So he might still be prowling around in the southern villages without being recognized. So the story goes.’ Andere details in Pahlawan Pergerakan Nasional 1976:203, Wajah Pahlawan Nasional 1989:81; Dr. Muwardi 1989:48-9 en Julianto Ibrahim 2004:211-2, noot 97. 283 D. Anderson 1976b:18 laat Moewardi ontvoeren door Pesindogroepen uit Poerwodadi, zestig kilometer noordelijk van Solo waarbij hij Merdeka (Solo), 15-9-1948 aanhaalt. De overige auteurs die de schuld bij de Pesindo leggen geven geen toelichting op hun bewering. ‘Siapa itoe Dr. Moewardi?’, Sin Po, 18-9-1948, dat een uitgebreide biografie van Moewardi verschaft, noemt als meest waarschijnlijk dat de daders uit de PKI-hoek komen, maar ook de regering zou hem

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1171

Er verdwenen nog drie BB-leden, van wie er één na enkele dagen weer vrijkwam. Over diens ervaringen, en het lot van het tweetal vermisten ontbreken eenduidige gegevens.284 Op zijn beurt ontvoerde de BB drie tegenstanders.285 Met deze ontvoering waren nu ook Barisan Banteng en GRR volop in het conflict betrokken. Een politieke en militaire broederstrijd was zeer nabij gekomen. De militaire geschillen waren lang buiten de publiciteit gehouden. De strijd op 13 september maakte de Solose bevolking wel heel drastisch duidelijk dat er ernstige problemen waren. Op die dag ook verschenen in de stad pamfletten waarin de PKI en de Sarekat Rakjat – een FDR-organisatie – vroegen om vrijlating van de ontvoerde TNI-officieren.286 Op 14 september ook kwam de pers voor het eerst met berichten over de onrust in Solo. Antara gaf een kort overzicht, en meldde ook Moewardi’s ontvoering, ‘Murba’ liet dit laatste nog achterwege, ‘Pacific’ zweeg geheel over de onrust.287 De pers was verder in grote verwarring over de gang van zaken. ‘Sin Po’ noemde op 15 september de berichten over Moewardi’s ontvoering en de eerdere overval op het Pesindohoofdkwartier. Er was blijkbaar sprake van hevige strijd; de trein tussen Solo en Djokja reed niet meer. Was de regering er bij betrokken? De berichten daarover waren tegenstrijdig. Was Moewardi ‘officieel’ gearresteerd? In ieder geval liepen de spanningen hoog op. Was een burgeroorlog aanstaande?288 Een dag later noemde het blad de informatie uit Djokja zeer beperkt; de ware gang van zaken werd meestal geheimgehouden.289 ‘Merdeka’ vroeg de regering op te treden tegen de binnenlandse wetsschendingen. Een herhaling van juli 1946 moest worden voorkomen. Overigens

hebben kunnen arresteren, uit wantrouwen over de acties van Tan Malaka van wie hij een geestverwant was. ‘Pemboenoehan2 politiek jang bertambah kedjem’, Sin Po, 12-10-1948 noemt twee mogelijke daders: communisten of Masjumileden. ‘Pemimpin pembrontak aken manjerah?’, Sin Po, 13-10-1948 schrijft dat Pesindo schuld draagt. ‘Dr. Moewardi korban kaoem pembrontak’, Sin Po, 18-10-1948 meldt de officiële bevestiging in Djakarta van zijn dood door ‘rebellen’ buiten de stad, als gevolg van martelingen. In maart 1949 werd zijn dood weer een mysterie genoemd. De Republikeinse autoriteiten zouden er van overtuigd zijn dat hij nog leefde, maar verbaasden zich over zijn verdwijnen (Sin Po, 18-3-1949). 284 Antara, 16- en 17-9-1948. Kahin 1952:288-9 zegt dat zij alle drie (en Moewardi) werden gedood. Eén overleefde echter zijn ontvoering, volgens Antara. Julianto Ibrahim 2004:176 noemt hem bij naam. Eén wist te vluchten, de andere twee werden gedood. Volgens ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 13, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961, werden zij alle drie – met name genoemd – vrijgelaten. ‘Dr. Muwardi (III)’, Pacific, 18-12-1950 noemt twee van hen. Murba en Pacific schrijven niets over hen. 285 H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 1798, noemt de namen. Verdere informatie wordt niet verschaft. 286 Antara, 15-9-1948. 287 Antara, 14-9-1948; Murba, 14-9-1948; Pacific, 14-9-1948. 288 ‘Keadahan dalem di Repoeblik’, Sin Po, 15-9-1948. 289 ‘Tentara koeasai saloeroeh keadahan’, Sin Po, 16-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1172

Verguisd en vergeten

ontbrak het de krant aan informatie.290 De GRR gaf op 14 september een verklaring uit, met als tijdstip 12 uur, waarin, op basis van berichten in ‘Murba’ van die dag, over een FDR-coup in Madioen, een felle aanval werd gedaan op de FDR, en daarna werd – als het ware terloops – ook de ontvoering van Moewardi door ‘avonturiers-onruststokers’ veroordeeld. In zijn conclusie stelde de GRR zich achter elke macht die de NICA-handlangers – de FDR – wilde bestrijden.291 Siliwangi krijgt de overhand Op de avond van 13 september was dus een wapenstilstand ingegaan en waren de troepen geconsigneerd. De Siliwangibrigade beraadde zich over nadere actie. Een deel wilde de stad verlaten, omdat de kazernes daar te kwetsbaar waren. Sadikin wilde blijven; hij had naar zijn zeggen geen schuld aan de onderlinge strijd. Om middernacht gaf hij bevel tot uitvoering van de eerdere ‘offensieve’ plannen. De bataljons uit Delanggoe en Tjolomadoe infiltreerden de stad in groepjes van drie of vier, via kleine wegen en kampongs. Onderweg ontwapenden zij de wachtposten, ruimden ze wegversperringen op en namen zij Senopativoertuigen in beslag. Wikana’s auto werd geconfisceerd en de vervanger van Sadikins oude, sputterende auto. Deze ‘gangstermethode’, zoals Omon Abdurrachman het noemde, was succesvol. Twee bataljons uit Djokja zouden posities innemen vlak ten zuiden van Solo.292 Achmadi kwam om zes uur ‘s ochtends Siliwangi vragen om deze acties te staken. Van die zijde werd om overleg gevraagd met Slamet Rijadi hierover. Deze in juli 21 jaar geworden officier verscheen ‘in donkerbruin uniform, met baret, hoge laarzen, een pistool op zijn heup, een tommygun tegen zich aangedrukt, zijn zakken vol met kogels, die rinkelden als hij liep’. Hij zei dat zijn geduld op was en dat hij majoor Sugengs vrijlating wilde en de Siliwangi terug in zijn kazernes. De Siliwangi speelde op tijdwinst en beloofde wat Slamet Rijadi eiste. Demonstratief werden meteen enkele stafofficieren er op uit gestuurd om de infiltraties een halt toe te roepen. Verder vroeg de Siliwangistaf om de afspraken schriftelijk vast te leggen in een overeenkomst tussen Siliwangi en Senopati. De ondertekening werd voor 10 uur vastgesteld in Achmadi’s hoofdkwartier. Inmiddels hadden de infiltranten hun doel bereikt en waren Senopati en TLRI de stad uitgetrokken. Het kostte daarom 290

‘Djangan sampai terlambat…’, Merdeka, 16-9-1948, ook aangehaald in Nasution 1966:129. Pacific, 16-9-1948. Twee nummers van Murba tussen 14 en 18 september waren onvindbaar. De GRR-verklaring, ‘Maklumat Dewan Pusat G.R.R. no. 2’, zal ook daar zijn afgedrukt, en veel meer over de ontvoering en situatie in Solo. 292 Nasution 1979, VIII:226; Omon Abdurrachman 1972:92, ook in Hidayat et al. 1983:52; Himawan Soetanto 1994:131; Soe Hok Gie 1997:229-30. 291

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1173

moeite een hoge Senopati-officier te vinden. Tenslotte verscheen bataljonscommandant Soejoto van de TLRI. Er werd een akkoord getekend, waarin een wapenstilstand, consignatie en de terugkeer van de ontvoerde officieren werd opgeschreven. Siliwangi kon noch wilde het akkoord naleven; dat was al zijn officieren ongezegd duidelijk, maar de schijn moest worden opgehouden – en Senopati zou zich hopelijk houden aan de wapenstilstand. In dat kader gingen Omon Abdurrachman en Achmadi ook op zoek naar Jadau, die zeer boos was en zei door te zullen strijden tot de ‘Siliwangiboeven’ uit Solo waren verdwenen. Om 15 uur had Omon zijn ronde gemaakt, en waren inmiddels ook de twee bataljons uit Djokja gearriveerd. Hun treinreis was vertraagd omdat onderweg de rails was opgeblazen. Met dat al kon Siliwangi nu in een comfortabele positie zijn strijdplan opstellen tegen de Senopatitroepen die zich buiten Solo hergroepeerden.293 Soedirman werd ingelicht, ook op 14 september, over deze machtsovername in Solo op een bijeenkomst van legercommandanten in Magelang. Hij gaf opnieuw bevel tot troepenconsignatie, nu voor geheel Midden-Java. Nasution stuurde hier achteraan een telegram aan Sadikin dat deze de eer van de Siliwangi hoe dan ook moest hooghouden. Soedirman reisde af naar Solo en werd door Soeadi geïnformeerd over de gang van zaken; hij ging niet naar Sadikin. Soedirman werd blijkbaar door Soeadi, met wie hij een goede relatie onderhield, overtuigd van de perfide rol van Siliwangi. Op 15 september riep hij in het TNI-hoofdkwartier in Djokja Nasution en luitenant-kolonel Abimanju, brigadecommandant van Siliwangi, bij zich. Hij wilde een order uitgeven waarbij de Siliwangi moest vertrekken uit de regio Solo-Semarang, waarna de Senopati het gebied onder eigen ongedeeld beheer kreeg. Met dit paardenmiddel werden verdere botsingen, die hij blijkbaar onvermijdelijk achtte bij legering in dezelfde regio, uitgesloten. De Siliwangi kon elders en aan het front worden gelegerd. Het is onduidelijk of Nasution door dit voorstel werd verrast, of dat hij al eerder zijn tegenargumenten had verzameld, wellicht in overleg met de regering. Als Soedirman zijn zin kreeg, werden Solo en Semarang overgeleverd aan de Senopati, die zich had verzet tegen de rationalisatie en die voor een flink deel onder FDR-invloed stond – een weinig aanlokkelijk vooruitzicht voor regering en Siliwangi. Nasution voerde als bezwaar tegen Soedirmans voorstel aan dat de Siliwangi dit als een belediging zou ervaren en zich niets meer van welke order dan ook zou aantrekken en zou teruggaan naar WestJava. Zij waren op bevel uit West-Java naar de Republik gekomen, maar waren daar slecht gehuisvest en behandeld en werden door agitatie en provo293

Omon Abdurrachman 1972:92-6, ook in Hidayat et al. 1983:52-5. Antara, 20-9-1948 constateerde op 14 september dat vele troepen de stad verlieten en Siliwangi de lege plaatsen overnam.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1174

Verguisd en vergeten

caties van de oppositie bestookt. Hun terugkeer over de bestandslijnen zou een grove schending van Renville vormen en Nederland het motief verschaffen om aan te vallen. Djokja zou verloren gaan; de defensie van de Republiek was nog niet gereed, mede door de onderlinge geschillen. Soedirman deed geen uitspraak, maar vertrok naar Solo. Hij ging naar Sadikin en vroeg hem te voldoen aan Senopati’s ultimatum van 10 september. Deze ontweek een antwoord, en vroeg of hij werd beschouwd als een opstandeling of een trouw militair. Als dat eerste het geval was, kon het hem niets meer schelen en ging hij terug naar West-Java. Van Solo ging Soedirman weer naar de bijeenkomst in Magelang, die nog voortduurde.294 Soedirman durfde zijn aanvankelijke plan niet door te zetten. De Siliwangitop had hem de dramatische gevolgen van zijn besluit geschetst, en had daarbij niets gezegd over het eigen gezag dat zij zou laten gelden om de eigen troepen, geroemd om hun discipline, te laten gehoorzamen aan de order van de opperbevelhebber. Soedirman zal die onuitgesproken boodschap hebben begrepen, zoals hij ook de reactie van de regering zal moeten hebben getaxeerd. Soedirman zou overigens bij uitvoering van zijn voorstel ook zijn eigen positie hebben versterkt. De Siliwangi zou verdwijnen uit een aantal kernregio’s van de Republik, en daarmee zou Soedirmans invloed, gebaseerd op de Midden-Javaanse troepen, daar weer groeien.295 Nasution kreeg opdracht een dagorder op te stellen die op 15 september werd uitgegeven in naam van Soedirman. Hij wees op de gevaarlijke conflicten in de Republik, waartegenover het leger zich als eenheid onder één leiding en als instrument van de staat opstelde. In Solo was sprake van aantasting van het leger, als gevolg van ontvoeringen, die weer leidden tot aanvallen, die doden tot gevolg hadden. Het leger was eensgezind tegen deze aanslagen, en moest verwarring en onderling wantrouwen vermijden. Slechts bevelen van militair bevoegden mochten worden opgevolgd. Soedirmans bevelen over de consignatie dienden te worden opgevolgd. Regering en opperbevel waren eensgezind over spoedige, harde militaire maatregelen om het welzijn van de staat, en in het bijzonder Solo, te verzekeren. De bevelen hieromtrent zouden spoedig volgen. Het leger moest kalm en gedisciplineerd blijven. ‘De ogen van het gehele volk, land en regering zijn vol hoopvol vertrouwen op hem gericht.’296 Dit was dus een verklaring die 294

Nasution 1979, VIII:227-9, 1968, II:128, 234-5, 1989:80-2, 1966:129, overgenomen in Soe Hok Gie 1997:230. 295 D. Anderson 1976b:14-5, 17 en Abels 1983:138-40, 172 komen tot soortgelijke afwegingen. 296 Deze dagorder volledig in Tjokropranolo 1992:108-9, en bijna volledig in Sedjarah Diponegoro 1968:138; Sejarah Diponegoro 1977:307. Hierover ook Nasution 1979, VIII:229, 1989:83; Pinardi 1967:70. D. Anderson 1976b:15-6 noemt deze dagorder ten onrechte een radiorede (ook Swift 1989:71), en verwart zich in de chronologie. De order werd voorgelezen op de radio (Sin Po, 169-1948) – vandaar wellicht het misverstand.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1175

met mooie frasen weinig zei; de statusquo werd echter wel bestendigd, en de Siliwangi kon zijn posities behouden. In Solo verliep 15 september in gespannen rust. Een ‘Pacific’-journalist schreef om 19.30 uur: Solo is verlaten. [...] Zo ver als het oog reikt, zijn de gewoonlijk drukke wegen, waar vele auto’s rijden, betjaks in rijen voorbijkomen, paardenkoetsen achter elkaar volgen en dames- en herenfietsen naast elkaar passeren, nu, vanavond verlaten. Zo ver als het oog reikt, zo ver ook komt het dit gebruikelijke, aantrekkelijke beeld niet tegen. Intussen moeten wandelaars achterom lopen, en omwegen maken. Ook worden zij soms op vriendelijke wijze gefouilleerd. Daarbij laten soms onze pemuda zich iets ontvallen als: ‘Excuus, bung, wij zijn nog maar pas op deze post om de onderlinge strijd van onze kameraden te beëindigen’. Het is daarentegen erg jammer dat het volk soms plakkaten moet lezen, of opgekalkte leuzen, van provocerende aard. Zoals: Steun dit of dat leger, vernietig dit of dat leger, onruststoker! Enzovoorts. Het volk is kalm. Zelfs zo kalm dat als het wordt gevraagd om paraat te staan om een of andere groep of strijdende macht zwart te maken of aan te vallen, het antwoord zal zijn: ‘Wie is onze vijand, bung? Is dat niet de Nederlandse schurk?’ Tijdelijk waren mitrailleurschoten in de stad te horen, maar naar verluidt eiste dat geluid (om 17.30 uur) geen menselijke slachtoffers. Het zou goed zijn als deze schoten inderdaad maar één duidelijk doelwit kenden: de leiders van de onruststokers. Solo is kalm, de kampongbewoners letten louter op hun eigen veiligheid. Zij – voorzover wij weten – zullen niet of niet gemakkelijk de speelbal worden van een of andere groep, en zeker niet van de onruststokers. Pas op voor paniek onder hen, want dat leidt zeker tot veel meer slachtoffers. Terwijl zonder paniek er zeker geen slachtoffers zullen zijn.297

Het mitrailleurvuur dat deze journalist hoorde kwam van het Pesindo­ hoofdkwartier. De Barisan Banteng kwam daar verhaal halen. Een ultimatum van de BB eiste van de Pesindo dat op 15 september ‘s middags Moewardi moest zijn vrijgelaten. Hij verscheen niet, en de BB, begeleid door Siliwangi, ‘om eventuele anti-Pesindo-emoties van de BB in te tomen’, bezette het gebouw, waarop de BB-vlag werd gehesen. Na de eerste schoten waren de aanwezige Pesindoleden overigens hals over kop gevlucht. Moewardi werd niet gevonden, wel een grote Nederlandse vlag, vele Nederlandse en Indonesische vlaggetjes, en een Nederlands modelvliegtuigje. De BB stelde de volgende morgen het gebouw open om deze bewijzen van landverraad aan het publiek te tonen. De Pesindo had een plausibele verklaring voor de vlaggen: de grote was gebruikt in een toneelstuk, de kleine om tijdens de Nederlandse aanval in juli 1947 op een kaart de diverse posities te markeren.298 297 298

Pacific, 16-9-1948. Pacific, 17-9-1948; Murba, 18-9-1948; Antara, 20-9-1948; H., ‘Keadaan Kota Solo panas’,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1176

Verguisd en vergeten

Op dezelfde dag, vroeg in de morgen, werd ook Wikana’s huis in Solo overvallen. Wikana was niet ter plekke; hij was op tournee. Wel werd meegenomen Soekarno (S. Karno), een prominent Pesindolid die op 30 juni 1948 met Francisca Fanggidaej was getrouwd. Zij bleef ongemoeid. Een paar dagen later kwam Soekarno weer vrij en vertrok naar Madioen. Het ligt voor de hand dat de daders in de BB-hoek moeten worden gezocht. Werd Soekarno weer losgelaten als te weinig belangrijk?299 Rond middernacht werd de strijd hervat, die tot de ochtend zou duren. Eenheden van het TLRI-bataljon van Jadau hadden hun posities aan de statusquolijn ten noorden van Solo verlaten om hun strijdmakkers in Solo te hulp te komen. In de buitenwijken raakten zij slaags met de Siliwangi, die er uiteindelijk in slaagde hen terug te drijven. In de nacht van 16 op 17 september, na een gevechtspauze overdag, werd die operatie voltooid. Op 16 september werden het SOBSI-kantoor en het huis van een Pesindolid doorzocht, mogelijk als onderdeel van de speurtocht naar Moewardi. Het lijkt er op dat sprake was van een spontane TLRI-actie. De Senopati­ troepen ten zuiden van Solo kwamen niet in actie, waardoor de Siliwangi niet aan meerdere fronten behoefde te strijden.300 Via ‘Pacific’ liet de Siliwangi op 16 september weten dat het helaas was mislukt om contact te leggen met Soeadi om te overleggen over een oplossing van de geschillen. De bereidheid daartoe was nog volop aanwezig.301 Bij Soeadi was de maat echter vol. Zijn aanval begon op 17 september in de ochtend. De eerste verdedigingslinie van BB-troepen werd snel genomen. In de stad zelf hield de Siliwangi stand en kreeg uiteindelijk de overhand.302 Om 19 uur hield het vuren op. Er werden 4 doden en 32 gewonden geteld; Siliwangi, Barisan Banteng en politie patrouilleerden in de stad.303 Op 18 september was er nog sprake van strijd 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798. Mirajadi 1951:43 dateert de bezetting op 15 september. Volgens ‘Sabelonnja Dr. Moewardi diboenoe’, Sin Po, 21-10-1948 had Pesindo zijn hoofdkwartier ontruimd; de aanval werd verwacht. 299 Interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000. Over Karno ook Sin Po, 2- en 4-10-1948. 300 Antara, 16- en 17-9-1948; Kahin 1952:289; Alers 1956:187; Pinardi 1967:68, 70; Sedjarah Diponogoro 1968:140; Sejarah Diponegoro 1977:308. 301 Pacific, 17-9-1948. 302 Antara, 17-9-1948; Kahin 1952:289; Alers 1956:187. Tijdens de strijd meldde een Siliwangiofficier zich bij Omon Abdurrachman met het bericht dat hij een PKI-overste had gevangen genomen, en of hij dat verder kon afhandelen – een eufemisme voor executeren. Omon, indachtig de problemen met Sugeng, wilde deze man eerst echter wel ondervragen. Het bleek overste Soeharto te zijn, regimentscommandant in Djokja, die op bevel van Soedirman in Madioen een bijeenkomst met generaal-majoor Djokosoejono had bezocht en op zijn terugreis in Solo was opgepakt. Soeharto mocht zijn reis vervolgen en tot het presidentschap rijzen. Hierover Omon Abdurrachman 1972:97-9, ook in Hidayat et al. 1983:56-7, en, iets minder dramatisch, in Soeharto 1989:51, 1991:50-1. De passages van Omon ook in Nasution 1979, VIII:571-2. Elson 2001:26, 2004:57 verwijst naar deze aanhouding, zonder verdere achtergrond. 303 Murba, 19-9-1948; hierin ook een rouwbericht van de BB over twee strijders, gesneuveld

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1177

Het verlaten Solo

in de stad, die verschoof naar het zuiden. ‘s Avonds keerde de rust definitief weer.304 Soeadi’s troepen waren verjaagd en trokken weg in zuidelijke richting. Niet de gehele Senopati nam aan de strijd deel; twee bataljons verklaarden zich neutraal, tot grote ingenomenheid van Siliwangi. Het lijkt er op dat Slamet Rijadi zich afzijdig hield.305 Soeadi deed op 18 september nog een oproep aan zijn troepen en de massa­ organisaties, boeren, arbeiders en pemuda van Solo om ‘samen het koloniale leger dat opereert onder het masker van Siliwangi, dat onze stad en regio door bedrog half heeft bezet weer buiten de stadsmuren en de regio Solo weg te slaan’. Siliwangi gebruikte de wapenstilstand, die mede op aandrang van autoriteiten van regio en staat tot stand kwam om de stad te bezetten. bij hun zoektocht naar Moewardi. Dit laatste ook in Antara, 23-9-1948. Ook in H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798. Deze bron meldt ook de aanhouding van vier FDR-‘spionnen’. Zij droegen instructies om in Djokja steun te zoeken. Eén van hen zou in Solo brand willen stichten en had materiaal hiertoe bij zich. 304 Antara, 20-9-1948; H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798. 305 Omon Abdurrachman 1972:96, ook in Hidayat et al. 1983:55; Himawan Soetanto 1994:133. Als ‘beloning’ gaf Siliwangi de in beslag genomen voertuigen terug.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1178

Verguisd en vergeten

Controlepost Solo

Senopati vertrouwde op hun militaire eer, maar werd bedrogen door de intocht van het koloniale leger, dat ook buitenlanders in Solo meenam. En Soeadi riep op tot herovering van Solo, met inzet van de benodigde strijdmacht tot het doel is bereikt. En dat doel is het uitschakelen van ‘koloniale elementen die zijn binnengedrongen in onze strijdkrachten onder het masker van Siliwangi en consorten. Daartegen moet eensgezind worden opgetreden en zij moeten worden vernietigd om de zege van de revolutie te verzekeren.’ Soeadi’s verbittering krijgt hier vorm in een oproep tot een oorlog in de TNI. Radio Gelora Pemoeda in Madioen zond zijn boodschap uit – in Madioen was die dag de macht door FDR-troepen overgenomen.306 De gewapende strijd ging samen met een ‘plakkatenoorlog’, waarbij op muren en bomen, vaak naast elkaar, door Wong tjilik (kleine man) of Rakjat (volk) ondertekend, teksten verschenen als: ‘Vertrouw het hidjrah-leger niet, het zijn onruststokers’, ‘De GRR-leiders zijn trotskisten en verraders’, ‘Vernietig de hidjrahtroepen’, en daartegenover, ‘De FDR-leiders moeten worden opgehangen’, ‘De hidjrahtroepen zullen Amir c.s. uitroeien’, ‘Zuiver de onruststokers, de NICA-helpers, weg uit onze maatschappij – Setiadjit 306

Monitoring RRI, 18-9-1948, in CAD, NEFIS AA 21.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1179

c.s. uit Nederland, Sardjono c.s. uit Australië; Amir c.s. uit Indonesië’. En een fluistercampagne noemde de Pesindo handlangers van de NICA, omdat zij een Nederlandse vlag in hun hoofdkwartier bewaarden.307 BB en GRR plakten ook zelf plakkaten op: ‘Wie zijn de terroristen? Dat zijn de ontvoerders van dr. Moewardi’ en ‘Pas op! Wees voorzichtig! De kameraden van de hidjrah staan niet vijandig tegenover het volk. De kameraden van de hidjrah roeien de verraders en verkopers van hun land uit (Amir, Setiadjit en hun consorten)’.308 In zijn officiële uitingen sprak de GRR zich even hard uit. Op 16 september werden alle leden opgeroepen om Moewardi ‘waar dan ook, dood of levend’ te zoeken. Daarbij moesten zij rekening houden met de ‘terreur’ die de ‘handlangers van de contrarevolutie (Amir-Setiadjit cs.)’ tegen hen in stelling brachten.309 ‘Murba’ had geen twijfel over de schuldigen voor de ontvoering: het was een ‘fascistische daad’ van de Pesindo. Het was tevens een onderdeel van een FDR-plan om meer GRR-leiders te ontvoeren, onder wie Roestam Effendi. Tot bewijs daarvan werd een brief van ‘een FDR-leider’ aangehaald. De regering moest tegen de daders – de FDR – optreden. Zo niet, dan stond ‘Murba’ – of de GRR – niet in voor de gevolgen.310 Op 17 september gaf de GRR-afdeling Solo, toen de strijd nog volop woedde, een verklaring uit als reactie op Soedirmans dagorder, die volgens de GRR de mogelijkheid opende dat het hidjrahleger uit Solo zou vertrekken. Dat laatste stond niet in de dagorder te lezen, die alle mogelijkheden openliet, maar de GRR zal zijn ingelicht over Soedirmans plannen en wilde zijn stem laten horen. De verklaring eiste van Soekarno dat de brigade-Sadikin in Solo zou blijven totdat veiligheid, rust en democratie zouden zijn hersteld, en aan de ‘willekeurige terreur ten opzichte van alle groepen in de maatschappij door de handlangers van Amir-Setiadjit c.s.’ een einde zou zijn gekomen.311 Soedirman zag inmiddels dat zijn dagorder geen positieve uitwerking had. Laat in de avond van 15 september was hij aanwezig op een kabinetszitting waar hij over de onrust in Solo rapporteerde. De onderlinge gevechten van legeronderdelen waren zijns inziens het gevolg van provocaties, bedoeld om onrust te scheppen. Er was geen enkele instantie die zijn verantwoordelijkheid durfde te nemen. Krachtige maatregelen waren nodig om rust en orde te herstellen. Hij stelde voor een militair bewind in te stellen. Dat werd overgenomen; een militair gouverneur zou door Soekarno worden benoemd. De sultan van Djokja vroeg om een man die ‘door de troepen gehoorzaamd wordt’, en om duidelijke instructies en een beleidsplan. Soedirman stelde voor om 307 308 309 310 311

Antara, 18- en 20-9-1948. Lukisan revolusi 1949 (ongepagineerd), overgenomen in Pinardi 1967:69. ‘Maklumat G.R.R. no. 3’, in Murba, 18-9-1948. Murba, 18-9-1948. Murba, 18-9-1948; Pacific, 18-9-1948; aangehaald in D. Anderson 1976b:18-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1180

Verguisd en vergeten

GRR-pamflet (vertaling in de tekst)

al op 16 september deze gouverneur te benoemen.312 Op die dag voerde hij in zijn ambtswoning in Djokja overleg met Nasution, kolonel Gatot Subroto, en luitenant-kolonel Abimanju, die over de situatie in Solo rapporteerde. Gatot Subroto, die zijn loopbaan als marechaussee in de koloniale politie was begonnen, was een streekgenoot van Soedirman, met wie hij gezamenlijk was opgetrokken, en sinds kort hoofd van het in maart 1948 gevormde Corps Polisi Militer (CPM), die de Polisi Tentara, Polisi Tentara Laut en Polisi Kelasjkaran verenigde. Hij had een reputatie op het gebied van rust en orde en was anti-links. Het kwartet werd het eens dat slechts met ‘ijzeren vuist’ een einde aan de onderlinge strijd kon komen. Daartoe zou Gatot Subroto tot militair gouverneur van de stad moeten worden benoemd met alle bevoegdheden om ‘ongeregeldheden te onderdrukken, schuldigen voor de rechter te brengen, en alle ongeregelde troepen te zuiveren en te reorganiseren’. Tot die benoeming moest Soekarno besluiten. Om die reden gingen Soedirman, Nasution en Gatot Subroto om elf uur ‘s avonds naar Soekarno’s paleis om van hem goedkeuring te vragen. Soekarno lag al in bed, maar in pijama en voor zijn slaapkamerdeur werd overlegd. Soekarno stemde in. De 312

Vergadering ministerraad Republik, 15-9-1948, in NIB 16:719-20.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1181

Pamflet van Barisan Banteng (vertaling in de tekst)

volgende dag werd het besluit openbaar, nog gedateerd op 16 september. De residenties Surakarta en Semarang werden aangewezen als Daerah Militer Istimewa (Bij­zonder Militair Gebied) om op korte termijn de terugkeer van rust en orde te verzekeren en de machtsmiddelen van de overheid beter te laten fungeren. Gatot werd militair gouverneur; Abimanju zijn chef-staf.313 Soedirman was aldus in ruim een dag totaal van opvatting veranderd. Wilde hij eerst nog de Siliwangi uit Solo laten vertrekken, nu kon hij vermoeden dat de Senopati zware klappen zou krijgen. Wat veroorzaakte zijn ommezwaai? Het kan een toegenomen inzicht zijn geweest in het gevaar van de FDR-invloed in de Senopati, dat Abimanju en Nasution gaarne zullen hebben benadrukt. Het gevaar van die invloed op de eenheid van zijn strijdkrachten zag hij wellicht als groter dan dat van de Siliwangi – en omdat de strijd al was uitgebroken had het geen zin meer naar een geweldloos compromis te zoeken. In de gegeven situatie, nu een verplaatsing van de Siliwangi op een 313

Nasution 1968, II:237-8; 1979, VIII:233, 1989:83; Soe Hok Gie 1997:230-1; Himawan Soetanto 1994:162. Het besluit in Antara, 17-9-1948, en, in bekorte vorm, Sedjarah Diponegoro 1968:139; Sejarah Diponegoro 1977:308. Nasution noemt hiermee Solo in staat van beleg. Gatot was, met veel uitgebreider bevoegdheden, de opvolger van Wikana, die voor Solo tot dan toe de functie van militair gouverneur vervulde. De vorming van de CPM in 50 Tahun Corps Polisi Militer 1996:15, 17.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1182

Verguisd en vergeten

beleefde weigering was gestuit, was de gecombineerde macht van Siliwangi en regering voorbestemd om te winnen, en had het geen zin meer zich tegen die realiteit te verzetten en de eigen positie in gevaar te brengen. Met de benoeming van zijn strijdmakker Gatot werd een gebaar gemaakt, maar de ‘ijzeren vuist’ zou Senopati treffen, zoveel kon ook Soedirman weten. Op 18 september om drie uur kwam Gatot naar Solo en hij gaf meteen een verklaring uit. Hij schreef per 20 september twaalf uur een staakt-het-vuren voor, met consignatie van alle troepen op dat tijdstip. Tegen troepen die nog in actie kwamen, zou de CPM optreden. Vierentwintig uur later moesten alle bataljonscommandanten zich melden op het residentiekantoor in Solo. Wie hieraan niet zou voldoen, zou worden beschouwd als een opstandeling, tegen wie snel en passend zou worden opgetreden.314

Tezelfdertijd verscheen een toelichting hierop. Gatot wees op de onderlinge strijd van TNI-eenheden. Een aantal van hen hebben na het verlaten van de stad de vijandelijkheden van buiten de stad voortgezet. Dit brengt de veiligheid van de staat in gevaar. Vandaar het staakt-het-vuren en de oproep aan de commandanten naar Gatot te komen ‘om hun trouw aan de regering te tonen en vervolgens bevelen en instructies te ontvangen om naar een normale situatie terug te keren’. Deze opdracht geldt ook voor de commandanten buiten de stad. En tot slot wordt de passage over de opstandeling herhaald.315 Tezamen waren Gatots uitspraken duidelijk. De schuld werd gelegd bij de Senopati en de Siliwangi werd in zijn posities gehandhaafd. De Senopaticommandanten zouden met de komst naar Solo zich onvoorwaardelijk overleveren aan Gatot met alle risico op ontheffing uit het commando of erger. Maar niet komen maakte hen vogelvrij als opstandeling. Soedirman zette zich in om met zachtere drang de Senopati te behoeden voor een broederstrijd. Met medeweten en instemming van Gatot stuurde hij zijn adjudant Tjokropranolo naar Slamet Rijadi’s hoofdkwartier in Bojolali met als missie Slamet over te halen trouw te blijven aan leger en regering. Slamet liet zich overtuigen, ging naar Soedirman en meldde zich bij Gatot. Gatot boekte zo een belangrijk succes.316 Tjokropranolo kreeg van Soedirman ook opdracht Soeadi op te zoeken en hem hetzelfde te vragen. Slamet Rijadi ging op 21 september met hem mee naar Wonogiri waar hij zou vertoeven, en waar de PKI de dienst uitmaakte. Zij zagen daar Alimin en vonden Soeadi bij Tjokropranolo’s oom. Soeadi zei niet de zijde van de PKI te willen kiezen, maar ging niet mee terug 314

Pacific, 20-9-1948; Antara, 20-9-1948; Cuplikan sejarah 1972:151; Nasution 1979, VIII:233, 1966:130; Himawan Soetanto 1994:134. 315 Pacific, 20-9-1948. Deze tekst ook in Nasution 1989:84, die deze toelichting ten onrechte als de tekst van de verklaring presenteert. 316 Tjokropranolo 1992:110-1; Mengenang Slamet Rijadi 1996:57.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1183

naar Solo. Hij zou zich pas daar eind september melden toen de PKI-opstand, die op 18 september was begonnen tot mislukken leek gedoemd.317 President Soekarno stelde zich in een radiorede op 18 september, speciaal gericht op alle inwoners van Solo, geheel achter Gatot. De regering had een aantal zorgvuldige maatregelen getroffen om de geschillen snel op te lossen, zodat zij zich niet konden uitbreiden. De uitvoering was in handen van Gatot, voor wie Soekarno aan iedereen de sterkst mogelijke steun verzocht. Soekarno vroeg een einde aan onderling wantrouwen, de verspreiding van geruchten en valse berichten; dat alles bevoordeelde slechts de vijand. Het speet hem dat niet eerder een oplossing was gevonden.318 De GRR bestendigde zijn steun aan de regering in een meeting met de GPII in het Sriwedaristadion op 19 september, waarbij ook al de acties in Madioen werden veroordeeld.319 Gatot Subroto In Solo riep een nieuw overkoepelend pemuda-comité Kesatuan Aksi Pemuda Solo op 19 september op tot een demonstratie van steun aan Gatot en de regering op 20 september.320 Die betoging trok tienduizenden deelnemers die van het station naar Gatots kantoor liepen, met leuzen als ‘Soekarno/Hatta, onze presidenten’ 317

Tjokropranolo 1992:111-2, 1995:419; Bahaya laten 1992:15-6, 53-4; Soetanto Wiryoprasonto 1991:451-2. 318 Antara, 20-9-1948; Nasution 1979, VIII:234; Himawan Soetanto 1994:134. De rede werd als pamflet verspreid en is in die vorm overgenomen in 40 Tahun Angkatan Bersenjata 1985:86. 319 Een datumoverzicht van de ontwikkelingen in Solo in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542, noemt deze nergens elders genoemde ochtendvergadering. 320 Antara, 20-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1184

Verguisd en vergeten

en ‘wij erkennen alleen maar de regering Soekarno/Hatta’. De resolutie die Gatot kreeg aangeboden beloofde onvoorwaardelijke steun aan Soekarno en Hatta, sprak zich uit tegen de door de FDR beheerste pemudafederatie (BKPRI) en vroeg erkenning van de Kesatuan als enige pemudafederatie in Solo. In Sragen vond een soortgelijke demonstratie plaats, met vijfduizend deelnemers. In Solo waren de kantoren, winkels en scholen weer open; de markten weer even druk bezocht als normaal.321 Dit laatste verschaft wellicht een te optimistisch, politiek gewenst beeld van de situatie. Een verslaggever van ‘Sin Po’ die op 19 september per trein in Solo arriveerde, noteerde zeer stille straten, met slechts een enkele andong en betjak. De bevolking bleef in huis; de winkels en markten waren grotendeels nog gesloten.322 De GRR spon garen bij de ontwikkeling. In Toeban, nabij Solo, sprak Roestam Effendi op een massameeting – tegen de FDR en vóór steun aan de regering. Het vergaderverbod gold in dit geval niet.323 De leuzen in Solo legden niet zonder reden zo’n nadruk op de steun aan Soekarno en Hatta. In het verlengde van de onrust in Solo hadden proFDR-troepen de macht overgenomen in Madioen. En op 19 september had Soekarno dit veroordeeld als een welbewuste greep naar de macht. Het Indonesische volk moest nu kiezen tussen een regering Soekarno-Hatta en een PKI-regering-Moeso. In Solo waren de krachtsverhoudingen inmiddels duidelijk – Soekarno en Hatta kregen daar alle steun. Het belang van Solo De gebeurtenissen in Solo waren, in terugblik, van groot belang in de krachtmeting tussen regering en FDR. Beide partijen verweten elkaar ook bewust de confrontatie in Solo te hebben gezocht, maar het lijkt er echter op dat lokale ontwikkelingen hun eigen gang volgden, en dat regering en FDR slechts reageerden. De Siliwangi-eenheden in de regio voelden zich miskend, gefrustreerd en kwaad door de ontvangst die hun na hun hidjrah ten deel was gevallen. Zij richtten hun onmin op de linkse Senopati, en diens FDR-supporters. Het was ook niet de leiding van de Siliwangibrigade die in actie kwam, maar officieren van het tweede echelon. Dat liep onherstelbaar uit de hand toen ontvoerde Senopati-officieren werden vermoord. Een minnelijke oplossing van het geschil met de Senopati werd toen onmogelijk. De Siliwangitop in Solo, wellicht ondersteund door de divisieleiding, besloot dat de maat vol 321

Antara, 21-9-1948. De Kesatuan Aksi Pemuda Solo overhandigde zijn resolutie op 21 september officieel aan Gatot Subroto in het residentiekantoor (Murba, 22-9-1948). 322 ‘Perang soedara di daerah repoeblik I’, Sin Po, 30-9-1948. 323 ‘Perang soedara di daerah repoeblik II’, Sin Po, 1-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1185

was, en dat het maar op vechten moest aankomen. Alle middelen om daaraan vooraf in een gunstige uitgangspositie te geraken waren geoorloofd, met inbegrip van gebroken beloften en leugens tegen Soedirman. De Senopati, gesteund door Soedirman, en met een restant aan vertrouwen in de beloften van de Siliwangi, verloor kostbare tijd met zijn ultimatum; tijd waarin de Siliwangi zich versterkte. Zelfs na de eerste slag in Srambatan was de Senopati nog sterk in Solo. Soedirman steunde Senopati’s oppositie in Solo en wenste de Siliwangi terug te trekken. Hij zette zijn mening niet door, toen de Siliwangitop zich hiertegen verzette en beleefd liet blijken zijn orders niet te zullen opvolgen. In het verloop van een dag veranderde hij geheel van mening en stemde in met Gatot Subroto’s benoeming tot militair gouverneur, een bezegeling van de Siliwangiwinst. Inmiddels had de ontvoering van Moewardi Barisan Banteng/GRR en Siliwangi bijeengebracht. De gemeenschappelijke vijand werd nu gezamenlijk aangepakt in een niet zo voor de hand liggende alliantie, die militair en politiek sterk genoeg was om de FDR-eenheden in de Senopati de stad uit te drijven. De FDR wilde het geschil ‘lokaliseren’. Muso zou op 14 september een rede houden in Solo, maar deze werd, op advies van de PKI in Solo, afgelast.324 Op 16 september adviseerden Moeso en Amir desgevraagd pro-FDR-officieren in Solo om het conflict beperkt te houden.325 In Djokja besloot de FDR-top op 17 september alle inspanningen er op te richten de gevechten tot Solo te beperken. Soeripno, die voor matiging pleitte, werd afgevaardigd om met de leiders op tournee te overleggen. Een dag eerder was de FDR-pers al door Soeripno geïnstrueerd om terughoudend te berichten.326 Dit lijkt plausibel. Zo ook zal de ontvoering van Moewardi zijn toe te schrijven aan lokale Pesindo-actie. De FDR had geen belang bij een confrontatie in deze periode. De nieuwe fusiepartij was in opbouw en de eigen krachten in de Republik moesten nog worden hervormd en gereorganiseerd. In Solo was de FDR-positie sterk. Het behoud van die positie in de tweede stad van de Republik, die de doorgang van Midden- naar Oost-Java beheerste, was van groot belang. De overheersende positie in Madioen, de derde stad van de Republik, werd zo beschermd. Bij een huiszoeking in Amirs woning in Djokja werd een document gevonden, waarin het behoud van Solo voor de FDR als van groot belang werd 324

Buku putih 1953:11, dateert deze afzegging op 13 september, toen Moeso in Poerwodadi vertoefde. Op die dag echter sprak hij in Djombang. 325 Mirajadi 1951:43. De datum wordt hier niet gegeven, wel de plaats – Tjepoe – waar beiden vertoefden. Zij waren op 16 september daar. Ook in Swift 1989:72. De FDR-leiders baseerden zich bij hun schatting van de krachtsverhoudingen op informatie van Wikana, die als militair gouverneur van Solo bij uitstek deskundig hierover moest zijn. Wikana bleek de eigen krachten te overschatten (Soemadi Partoredjo 1983:29). 326 Buku putih 1953:14. In ditzelfde verband Soerjono 1980:83; Suripno 1949, I:10, ook in Marsudi 1966:79-80; Sunito 1983:2. Soeripno laat het overleg plaatsvinden in de FDR-fractie van de Badan Pekerdja; Buku putih in het PKI-Politburo.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1186

Verguisd en vergeten

aangemerkt; eventueel moest de stad daartoe in een ‘Wild West’ worden veranderd. Die term ‘Wild West’ werd later vaak gebruikt om de gang van zaken in Solo begin september aan te duiden.327 Voor die ‘Wild West’ was de tijd in september nog niet rijp – en de beschuldiging van de regering dat de strijd in Solo onderdeel was van een PKI-plan tot overname van de macht was niet terecht. Daartegenover stelde de PKI later dat de gebeurtenissen in Solo een bewuste provocatie van de regering waren om af te rekenen met de PKI.328 De gang van zaken wijst daar niet op. Pas in een heel laat stadium kreeg de regering door de benoeming van Gatot Subroto genoeg greep op de ontwikkelingen. Toen werd de kans benut om Solo te zuiveren, en een belangrijke politiek-militaire zege te behalen. Daarmee ook werd de druk opgevoerd op de PKI/FDR, die zich kon afvragen of de regering verder zou gaan, en of daarop moest worden geanticipeerd of gereageerd.329 ‘Sin Po’ speculeerde op 16 september over de achtergronden. Was in Solo sprake van de toepassing van Hatta’s ‘ijzeren vuist’? Er was ernstige polarisatie tussen regering en communisten. De laatsten wensten Hatta ten val te brengen en mobiliseerden de massa daartoe. Acties van Hatta zouden op fel verzet stuiten. Het leger wenste een zuivering; de FDR wist dat. Diens wapenvoorraden werden verspreid verborgen; de aanhang werd geoefend in guerrillatactieken. De crisis verdiepte zich; de TNI bewaakte overal overheidsgebouwen en ondernemingen.330 Dit verslag bevestigt dat in een vrijwel onomkeerbaar proces van actie en reactie, van verwachting en wantrouwen, van onzekerheid over de plannen van de tegenstander, de weg naar confrontatie werd ingeslagen. Maar officieel werd het communisme niet in de ban gedaan, zoals Hatta op 16 september nog in de BPKNIP verklaarde. De PKI-verslagen leggen de aanleiding voor de ‘provocatie’ overigens eerder. De eerste bron daarvoor is een serie artikelen in ‘De Waarheid’.

327

Nasution 1968, II:236, 1989:80. De term ook in Nasution 1966:131, 1979, VIII:222; Sejarah Diponegoro 1977:306; Himawan Soetanto 1994:135. 328 Mirajadi 1951, Buku putih 1953 en Aidit 1964a gaan van deze vooronderstelling uit. Curieus genoeg is in een overzicht van de Dienst voor Legercontacten, ‘De T.N.I. “de facto”’, Batavia, 2310-1948, pp. 3-4, in CAD, Ministerie van Defensie, GG 44, een zelfde visie te vinden. Na een heel kort overzicht van de gang van zaken in Solo is de conclusie: ‘een provocatief optreden al of niet op last van de regering te Djokja, met de bedoeling om de Moskou-aanhangers van Moeso uit Solo te gooien. Daarvoor waren regering en GRR kennelijk het reeds eens geworden.’ Zo ook in NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:183. 329 Kahin 1952:288, 290 noemt arrestaties van FDR-leden in Blitar en zuiveringsoperaties in Ngan­ djoek tegen waarschijnlijk Pesindotroepen als medebepalend voor de opstelling van de FDR na de Solostrijd. Hierover ook D. Anderson 1976b:35-6. De latere PKI-verslagen gaan hieraan voorbij. 330 ‘Tentara koeasai saloeroeh keadahan’, Sin Po, 16-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1187

Gatot Subroto en zijn commandanten. Van links: Slamet Rijadi, Soeharto, Soeadi, Sarbini, Gatot Subroto, Bachrum, A. Yani.

Ergens in de bergen van Java op een ‘tea-party’ met de Amerikanen [hebben] Soekarno, Hatta en Roem zich in principe akkoord verklaard met de door de Amerikanen geëiste jacht op de communisten. De Amerikanen zouden voor dit doel militaire uitrusting aan de Hatta-kliek leveren. Daarnaast zal met behulp van de beruchte Amerikaanse inlichtingendienst – de FBI, Federal Bureau of Investigation – de geheime politie van Hatta opgeleid worden die tegen het ‘communisme’ zal opereren.331

CPN-leider Paul de Groot borduurde hierop voort. Hij verwees in de Tweede Kamer op 25 oktober 1948 naar een afspraak tussen Charlton Ogburn, adviseur van de Amerikaanse delegatie in de Commissie van Goede Diensten, en Soekarno en Hatta in het vakantieoord Sarangan in juli 1948, waar de Commissie en de Republikleiders van 18 tot 21 juli overlegden. Ogburn zou hier wapens en technische hulp hebben beloofd mits de Republik zou optreden tegen de communisten.332 Natsir reageerde snel en scherp en ontkende dat er sprake was van Amerikaanse wapenleveranties. De Groot was bondgenoot geworden van

331 332

‘De geschiedenis van Hatta’s verraad’, De Waarheid, 4-10-1948. Handelingen Tweede Kamer 1948-1949:121. Swift 1989:82 verwijst ook hiernaar.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1188

Verguisd en vergeten

de rechtse Nederlandse oppositie van Welter en Gerbrandy die de Republik wilde onderdrukken.333 De Groots versie belandde via een reisverslag van de Franse communistische schrijver-journalist Roger Vailland, in ‘verminkte’ vorm, in de PKI-historieschrijving. Vailland meldde, volgens de informatie die hem was verteld, een bijeenkomst op 21 juli tussen de Republikeinse top – Soekarno, Hatta, Soekiman, Natsir, Roem en politiechef Soekanto – en de Amerikaanse delegatieleider Merle Cochran en Gerard Hopkins, adviseur van president Truman. Cochran kwam echter pas op 9 augustus aan in Indonesië, en Harry (niet Gerard) Hopkins was nooit daar. Het overleg zou, volgens de PKI-bronnen, hebben geleid tot de ‘Red Drive Proposals’, waarbij de Verenigde Staten 56 miljoen dollar beloofde mits de PKI werd uitgeschakeld. Een hele serie provocaties volgde hierna: FDR-gebouwen werden bezet, de staking in Delanggoe onderdrukt, in de vakbonden werd verdeeldheid gezaaid en geruchten over een aanstaande zuivering van ‘rode’ elementen verspreid. Ook de moord op Soetarto viel in dit kader. Op 5 augustus werd Moewardi bij Soekarno uitgenodigd en werd met hem over de FDR gesproken. Hij zou daarbij drie miljoen Roepiah hebben ontvangen om gewapende incidenten uit te lokken, die daarna de regering het excuus zouden verschaffen in te grijpen.334 333

´Communisten in republiek worden niet gehinderd´, Indische Courant voor Nederland, 3-11-1948. 334 Vailland 1951:73, 154, 156-9; Mirajadi 1951:40-2; Buku putih 1953:6; ‘PKI 33 tahun: Berdjuang menudju Indonesia Baru’, Sin Po, 23-5-1953 (verslag van Aidits lange rede bij de herdenking in Djakarta van 33 jaar PKI), ook in Aidit 1959:105. Het bedrag van 56 miljoen wordt niet door Vailland genoemd, maar is een inbreng van Mirajadi. Het bedrag ontleent hij wellicht aan een artikel in de Pravda, waarin op 19 september 1949 werd beweerd dat Hatta 65 miljoen dollar had ontvangen (McLane 1966:411-2); ook opgevoerd door de Indonesische spreker op de Asian Trade Union Conference in Peking (16 november-2 december 1949) (Sacks 1950a:235). De bijeenkomst in Sarangan en de 56 miljoen dollar werden snel gemeengoed in communistische kring. Soegijono, de BKPRI-vertegenwoordiger in Praag, noemde ze beide in een brief van 3 december 1948 (aanwezig in NA, PG 532), waarin hij zich verdedigde tegen de kritiek door BKPRI-leden op zijn procommunistische opstelling. De lange weg die deze bewering moest afleggen van Moskou naar Indonesië zal de cijferwisseling verklaren. Vailland 1951:158-60 noemt kolonel Soetarto als de waarschijnlijke toekomstige PKI-leider; voor de Amerikanen was deze vijand nummer één. In de nasleep van de communistische opstand zou hij zijn geëxecuteerd. Soetarto was echter al begin juli vermoord. Vailland ziet voor Tan Malaka een rol als agent-provocateur. De ontmoeting Soekarno-Moewardi op 5 augustus wordt nergens anders vermeld. Wel was er een gesprek op 3 augustus tussen Hatta en de GRR-top over de eventuele vorming van een nieuw kabinet (Antara, 3-8-1948). Ook was er op 2 september een gesprek tussen Soekarno, Hatta en Moewardi. Er werden hierover geen mededelingen gedaan; wel was het, aldus gezaghebbende bronnen, een belangrijk onderhoud over manieren om de positie van de Republik in militair en politiek opzicht te versterken (Antara, 2-9-1948; Merdeka, 3-9-1948; Murba, 4-9-1948; Sin Po, 4-9-1948; Gustima, ‘Peristiwa Madiun’, Mimbar Indonesia no. 43(21-10-1948):10-1, 25, ook overgenomen in Notosoetardjo 1966:39). Het ligt voor de hand dat de PKI-bronnen hierop doelden – en dat samenwerking tussen regering en GRR en de voorwaarden daarvoor werden besproken. Hierover ook Swift 1989:66. De ‘Red Drive’ wordt voor het eerst gebruikt in de vijfdelige serie ‘De geschiedenis van Hatta’s verraad’ in De

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1189

Cochran overigens maakte zich zeker zorgen over een mogelijke linkse machtsovername en wees Washington op dat gevaar. Van materiële steun aan de Republik was echter geen sprake. Pas na een overeenkomst met Nederland kon die steun aan de nieuwe federale staat worden versterkt. In zijn intensieve contacten met Soekarno en Hatta in augustus-september 1948 zal Cochran de Amerikaanse anticommunistische opvattingen hebben uitgedragen.335 Moeso spreekt de massa’s toe Tijdens de onrust in Solo was Moeso met Amir, Wikana en Harjono bezig aan een rondreis om voor zijn nieuwe politiek en zijn persoon op grote massavergaderingen steun te winnen. Uit Solo ging de groep naar Madioen, de derde stad van de Republik, waar de FDR een sterke positie innam. Op 8 september sprak hij hier enkele tienduizenden toe. Volgens Piet van Staveren waren de opgekomen ‘arbeiders uit Madiun en ook landarbeiders uit de omgeving met kapmessen uitgerust, waarmee zij tijdens de demonstratie heftig zwaaiden’. Voor Moeso spraken Amir, Wikana en Harjono. Zij dienden in feite als inleiding tot Moeso. Allen erkenden hun fouten; vooral Amir ging door het stof. Nu werd als één partij actie ondernomen en de PKI zou de leiding op zich nemen in de nationale strijd. De uitspraken waren militant. De strijd met Nederland moest weer worden opgenomen. In Indonesië zelf was agrarische actie nodig. Achter het spreekgestoelte hingen drie grote spandoeken met de leuzen: ‘Vorm een Front Nasional, op basis van het Program Nasional met een Kabinet Nasional (anti-imperialistisch)’, ‘De Nationale revolutie moet door de arbeidersklasse worden geleid’ en ‘De arbeiders zijn communisten’. Moeso’s rede werd ook via de radio uitgezonden. De transcriptie van het radioverslag volgt hieronder. Waarheid (in de afleveringen van 25-9- en 4-10-1948). Achmadi Moestahal 2002:222 zegt dat de term ‘Red Drive’ al in PKI-guerrillakringen in Midden-Java in 1949 werd gebruikt. De PKI verwees er naar in Mirajadi 1951 en Buku putih 1953. Toen de secretaris-generaal van de PKI-sectie Malang in een rede in Toeren op 25 oktober 1953 hierop inging, leverde het hem een vervolging op wegens belediging van Hatta. Hij verscheen voor de rechter in Soerabaja in januari 1955 en verdedigde zich door te verwijzen naar de onweersproken PKI-publicaties. Zijn advocaat vroeg vrijspraak: hij had zich gericht tegen de politicus Hatta, niet tegen de vice-president. De officier van justitie eiste twee maanden cel. Een uitspraak heb ik niet gevonden (Sin Po, 19-, 28-1- en 4-21955). Het overleg in Sarangan en de ‘Red Drive Proposals’ keren ook daarna en recent nog terug: Werdojo 1965:47; Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, pp. 1, 5, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; Sunito 1983:1; Kromorahardjo 1998:188; Imam Soedjono 2006:216-7, die het overleg in Hotel ‘Huisje Hansje’ situeert; Soemarsono in Hersri Setiawan 2002:98-9 en in een lezing voor de Dialog Antar Generasi in Oegstgeest, 27-10-2002; in westerse literatuur: Southwood en Flanagan 1983:25-6. Over Vailland en zijn reisverslag: Flower 1975:72-4. 335 Swift 1989:83-5.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1190

Verguisd en vergeten

On ascending the platform Muso was cheered. After that the Internationale was sung by the whole meeting. Muso spoke as follows: Brothers, I originally intended to make this speech in Javanese, but owing to my 20 years’ absence I have forgotten much of this language. But presently I shall repeat some passages in Javanese by way of elucidation (Cheers). Our revolution has now been going on for three years and yet the workmen, peasants, pemudas and women have not benefited by these results. On the contrary, they have suffered badly. The fault lies in the beginning of the revolution, but we have to admit that this has been the fault of the PKI itself. Do you realize how, brothers, that the PKI has the courage to admit its mistakes? The proclamation of freedom has taken the wrong turning, and now the leadership of the revolution is in the hands of the bourgeoisie and the landed gentry, the proletariat being excluded altogether. Concerning the character of this revolution I want to make the following remarks: It is only the beginning of a national revolution, not a social, and not yet in the least a communist revolution. Externally it takes a stand against imperialism, but internally part of the ancient regulations and remmants of feudalism are being maintained; therefore there is no question of a new democracy. If this were the case the government, management of industries and factories would be in the hands of the proletariat. I admit that it has been the fault of the PKI that management has fallen into the hands of the bourgeoisie. If the proletariat takes over the management, the picture will be entirely different. All the bendoros (masters) will be expelled and Pah Kromo will take their place. Is Pah Kromo able to do so, you will wonder. The reply is undoubtedly; yes. For in the Soviet Union too labourers and peasants take part in the government, as is the case in the new East-European democracies, and this they have been doing for more than 30 years. The management of our country must be given to progressive labourers, as the PKI e.g. has amongst its members. Only then the revolution can have satisfactory results. All ancient regulations have to be replaced by new ones, the feudal system has to disappear, for at present people like Wiranata Kusuma still hold high posts. Only under the PKI normal circumstances can be expected. Then the labourers will be managers of the factories, estates, etc. This is not an exaggeration; for it has come true in factories in Czecho-Slovakia, where large factories are managed by persons from the proletariat and even more so in the Soviet Union. There are for example, factories with from 6 to 10.000 workmen, which are managed by one woman. Consequently there is no need for the workmen to go on strike, since the leaders themselves are from the proletariat and it goes without saying that special attention is given to the lives and conditions of the workmen, which is not being done by the present government. Why were there strikes in Delanggu and other places? For no other reason than that the management was not in the hands of persons from the proletariat. Neither should the tanis (peasants) forget that they too will reap the fruits of the revolution. The land will be divided amongst them and the system of appointing lurahs (village-heads) with large bengkoks (sawahs) as their remuneration will be abolished. Lurahs will be elected from the poor peasantry so that the salaries need not be high.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1191

As regards women: they must be protected by special laws; the woman may, for instance, be given pregnancy-leave for one and a half months before the birth of a child and this leave is prolonged for one and a half months after the birth of the child. The woman has the same rights as the man. There will be no discriminations as regards the wages for the same work. Now about the youth. So far it has been able to enjoy the revolution. Compulsory education had not yet been introduced and many children are wasting their time. An ordinance must be enacted which grants scholarships to young people during their university education. This too has never been done so far. Brothers, let us go back to the PKI. The PKI which has existed since 1920 has always been prosecuted by the Netherlanders. Many of the members were exiled to Digul and many died on the gallows. Now Muso has come back to you. I am Muso, who was exiled in 1926, who has come to re-establish the PKI, continued by Sjarifuddin and his friends. During the Japanese occupation they were imprisoned by the Japanese, but the PKI will live on forever. And the fact that the PKI is highly favoured by the people is proved by the presence of the thousands of people at this meeting. Why can other parties hold no such mass-meetings? Because with the PKI the interests of the workers, tanis, women and pemudas come first. For the aim of the PKI is to have a party of the proletariat and the tanis. As I have already admitted the PKI has made a mistake and now the PKI has to correct itself and take a different road, which will certainly lead to victory. Brothers, you will remember the fights in Surabaya, Magelang, etc. Our object is the establishment of a regularisation as mentioned in the Constitution, in article 33. This article reads as follows: 1. the economy is organized cooperatively, based on the principles of the familystate. 2. branches of production, which are of importance to the state and rule the lives of the majority of the people, are managed by the state. 3. land and water and the natural riches belonging to them are managed by the state and shall be used to raise the people’s welfare as much as possible. In this revolution the Netherlander is our enemy, but if there are amongst our people persons, who oppose the realization of the revolution, we shall put them on a level with the Netherlanders (Cheers). It is said that, if we entertain relations with the Soviet Union, we are fighting for the Soviets. This is nonsense. For, has the PKI fought for Moscow in 1926 when we were exiled to Digul? Did we then too fight for Moscow? No, brothers, what Mr. Hatta has said in this declaration is not true. At present there are only two camps; The Soviet Union with the newer democratic states and those who formerly possessed colonies. The imperialists have been joined by the Netherlands and the English, who in this respect are nothing but small mandurs. Can we maintain our neutrality in this controversy? Certainly not, brothers, just look at India, which remains neutral. Instead of peace and prosperity war breaks out there. We have to choose the side of the Soviet Union and the exchange of consuls has to take place as soon as possible. The Russian consul will go directly to Djocja, for the Russians only recognize the republican authority for Indonesia.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1192

Verguisd en vergeten

A few days ago new troops arrived here, Muso went on. At present the Netherlands have an army of 130.000 men. But what does that mean to the 70 millions from amongst which our soldiers come (loud cheers). Therefore the workman must every day train himself in a guerilla-warfare, after his work, and must be ready for the scorched-earth policy. In front of the railway-stations and other important buildings wood has to be piled up already at present. For the Netherlanders are afraid of this policy, as this gives them a direct kick in the imperialistic stomach. Brothers, we do not demand much; we do not need expensive cars, no beautiful houses, we only demand that our stomachs be filled and therefore demand a reasonable distribution of food. We further must have a strong organization, and closely cooperate with the population of the occupied territories. We do not recognize the truce, or Linggadjati, or the Renville. We are free and our opponents are, of course, free too. With the assistance and the cooperation of the population in the occupied territories we shall drive away the Netherlanders. But we must take care not to look only in front of us. We also have to take care not to be attacked from behind, because a stab in the back is even more dangerous. But at present we carry on a policy of offense. And for us the status quo lines do no longer exist. In this national revolution we are willing to cooperate with the other parties, provided they have the courage to fight against the Netherlanders. We do not understand that the present government accepted the compromiseproposal. Mr. Hatta as premier thinks that the compromise-proposals, made by America, point the road towards the freedom of Indonesia, but this is not true. By accepting these proposals he leads our country towards a new colonialism, but in a different form. If America did not back the Netherlanders, the Netherlander would have disappeared a long time ago. But now they are the tools of the Americans. Brothers, there must be no misunderstanding amongst us. If we entertain relations with the Soviet Union, it does not imply that we are selling our country to the Soviets or anything like that. Neither will, if consular relations are entertained, the Russian consul make propaganda for communism. For without the consuls the red flag has been flying in Indonesia for a long time already. The victories in Burma, China and other countries prove that this is the road to true freedom, and I believe, that some time this will happen in Indonesia too (Cheers). A second point is that, if we maintian relations with the Soviets, we can also carry on trade. If there should come a Russian ship here, the Netherlanders would never dare to seize it, for the Netherlands are a small, insignificant country, which will take to its heels before the Russians. Furthermore we have to point out that, if at Djocja a Soviet consulate were established, an American will undoubtedly always be on the prowl at Djocja, as the Soviets are the worst enemy of the Americans (Cheers). The Soviet Union is a proletarian country; since we too have become a prole­ tarian country it is only natural that we accept the guidance of the Soviet. There are people who put the question, what will be the direct advantage of cooperation with the Soviets? Before consuls had been exchanged we had already been aided by the Soviet Union. Has on the other hand any support been received by licking the boots of the Americans? (Cheers). For three years our

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Moeso

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1194

Verguisd en vergeten

government has licked the Americans; the result is that the Americans support the Netherlanders (Cheers). Up to this moment this policy goes on. There is at present a new compromise-proposal which is once more highly recommended. We have to fight it. Consequently we have to carry a resolution not to conclude a compromise with the Netherlanders and not to carry on further negotiations. Of late they are becoming more and more insolent. At Djakarta we are fired at, the hospital had to be vacated etc., and yet the government turns a deaf ear to these complaints (Cheers). This is not the right policy. Many parties protest against these incidents, even the Masjumi and the PNI, but here the matter rests (Cheers). If they are not willing to avenge the insolent behaviour of the Netherlanders we shall do so (Cheers). The fault of the revolution rests with ourselves, we now have to correct this. The PKI is not sufficiently resolute, that is why it has not been able to influence the workmen and the peasants, that is why it is not backed by the people. The first step now to be taken is to reinforce the PKI. When once strong again we will mobilize the people to march against the Netherlanders. Are we able to oppose the Netherlanders? Just look at the Greek guerillas, who have held out for years against their government, which uses American armament, even American officers are on the side of the government. They have even started to attack and 70 percent of the country is in their hands. If this small country is able to fight America, why should we, a people of 70 million heads, be unable to march against the Netherlanders? (Cheers). We have no proper arms, neither have the Greeks. They have captured their weapons – even their cigarettes – from the Americans. If we want, we too can apply these tactics. The people of Indo-China have held out against France which is three times as strong as the Netherlands. The armies of France, consisting of former SS-Germans, are stronger than the Netherlands ones. Why then are we not able to do the same? This is all our own fault and it is caused by our lack of organisation. Our strategy has in the first place to be to kill as many Netherlanders as possible and to seize their weapons (Cheers). In the occupied territories too we shall have to attack. The contention that we are against religion is wrong. In the Soviet Union revolution and religion have been cooperating for 30 years. I know this from personal experience. We too respect religion and we use it against the Netherlanders. If the Mohammedans really want not to be suppressed by the infidels, the time has now come for a holy war (Applause). They say we destroy religion, but we want to destroy the Netherlanders, not religion (Applause). I will now conclude (the people keep on requesting continuation of the speech). Very well, comrades, I shall go on a little longer. It is said that I am an agent from Moscow and that I have received instructions. These are lies. Our policy is not an instruction from Moscow, but it is a natural consequence of the nature of our revolution. Experiences in Burma, China, etc. have convinced me that our revolution must be in the hands of the proletariat. This is the age of the working classes. Why has the system of capitalism come to an end? By the Russian revolution, which has been going on for 30 years, by the existence of the new EastEuropean democracies, by the labour-movements in Europe and America and by the nationalist movements in Asia. In the Soviet there is already socialism. And what does that mean? It means that all means of production are in the hands of the

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1195

workers, and all trade as well. Collective agriculture made the use of aeroplanes for sowing possible, a thing which could never be done by a private person. In the Soviet Union atom-energy is used for agriculture, in America for making bombs. The Soviet Union is the leader of the world-revolution, of which our revolution forms a part, consequently we are led by the Soviet Union. If we choose the side of the Soviet Union we are right. Comrades, I am tired. Other speakers are waiting. Merdeka!

De toon was heftig en onverzoenlijk. Moeso stelde zich voor als: ‘Nu is Moeso weer temidden van jullie. Ik ben Moeso, die in 1926 is verbannen.’ De leiding van de Republik moest in handen komen van de arbeiders, zoals verenigd in de PKI. De vruchten van de revolutie kwamen nog niet ten goede aan arbeiders, boeren, vrouwen en jeugd als gevolg van fouten in het begin van de revolutie, ‘ook door de communisten’. Slechts dan kon de revolutie zijn succesvolle voltooiing krijgen. De adel zou zijn voorrechten verliezen; de arbeider kon directeur worden. De grond zal worden verdeeld onder de boeren, de lurah zullen worden gekozen uit de arme boeren. De Nederlandse vijand moest worden bestreden; elke arbeider moest na zijn werk worden geoefend in guerrillatechnieken en worden voorbereid op het toepassen van verschroeide-aarde-tactiek. Linggadjati en Renville erkende hij niet; de statusquolijn had geen enkele betekenis. En Moeso liet zich denigrerend uit over Hatta’s compromispolitiek. Deel van de tactiek moest zijn zoveel mogelijk Nederlanders te doden en van hun wapens te ontdoen, ook in de bezette gebieden. Islamieten zouden hieraan moeten deelnemen als een ‘heilige oorlog’. Hij ontkende Moskou’s instructies te volgen, maar riep wel op tot samenwerking met de Sovjetunie.336 336

De volledige versie, in het Engels vertaald, is aanwezig in John Hamlin, American Consul to Secretary of State, ‘English translation of speech made by Muso at mass meeting’, Singapore, 309-1948, in National Archives 856D.00B09.3048. De consul kreeg de vertaling van zijn Nederlandse collega. De rede ook in Rise of communism 1948:90-6. De tikfouten in het stuk zijn verbeterd. In Nederlandse archieven heb ik deze transcriptie niet gevonden. ‘Rapat raksasa di Madioen pada tgl. 8-9-’48 diselenggarakan oleh P.K.I. dan bertempat di aloon2’, 6 pp., neemt Moeso’s rede op in bekorte versie, en is de enige bron die ook de toespraken van Amir, Moesirin, Wikana, Harjono en Soemarsono samenvat. Het meest uitgebreide verslag, slechts in geringe mate bekort in vergelijking met de Engelse versie: ‘De terugkeer van Moeso’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-37(8/15-9-1948):3-6. Verslagen in Sin Po, 14-9-1948; Merdeka, 15-9-1948; Antara, 8-10-1948; Rise of communism 1948:41-5; Nasution 1979, VIII:138-40; Swift 1989:61-2. De Waarheid, 15-9-1948 bevat een eigen verslag met vele citaten uit Moeso’s rede, overigens niet die over het doden van Nederlanders. Soegiarso Soerojo 1988:39-40 citeert een deel uit de rede, evenals Himawan Soetanto 1994:117-8. Citaten uit de rede in KHA 3/9-10-1948:7777C, overgenomen in Tobing 1986b:106-7. ‘Communistische agitatie verscherpt’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-43(16-9-1948):4 noemt, met als bron Aneta, het doden van Nederlanders en de heilige oorlog als Moeso’s uitspraken. Een ruimere samenvatting volgde in ‘Wij staan onder leiding van de Sovjet-Unie!’, Het Laatste Nieuws uit Indië 3-44(20-9-1948):3. Ook De Maasbode – in ‘Maasbode over het communisme’, Het Laatste

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1196

Verguisd en vergeten

De reis werd vervolgd naar Kediri (10-11 september), waar Setiadjit zich aansloot bij de groep. Meetings werden gehouden in Djombang (13 september), Bodjonegoro (14 september), Tjepoe (16 september) en Poerwodadi (17 september). Een bijeenkomst voor de regio Zuid-Malang, waarschijnlijk in Blitar, werd afgelast. De lokale FDR durfde de organisatie niet aan. In elke stad werd met de kaders uit de regio in besloten kring overlegd. De opkomst van het publiek was groot; alle leiders spraken over een Front-Nasional-kabinet, over de Sovjetunie, verbetering van distributie en landhervorming. Rode vlaggen en vaandels met hamer en sikkel werden uitbundig gezwaaid. De rondreis zou nog zeker een week duren – met optredens in Koetoardjo en Magelang en tot slot, op 24 september in Wonosobo – maar die plannen werden verstoord.337 In Poerwodadi werd beraadslaagd over de gang van zaken in Solo, nadat een koerier verslag had gedaan van het verlies van de machtsposities daar. Een vermoeide Moeso vroeg Amir toen hoe de gerapporteerde gunstige troepenallocatie toch tot een nederlaag had kunnen leiden. Amir verwees naar Wikana, die slechts kon bekennen dat zijn verslag onjuist was gebleken. Het gezelschap zweeg, en besloot vervolgens dat van een terugreis naar Djokja via Solo, om het ‘westelijke’ deel van de tournee te beginnen, geen sprake kon zijn. De route werd verlegd naar het oosten – in de richting van Bodjonegoro.338 Nieuws uit Indië 3-45(23-9-1948):4 – haalt de ‘brallende redevoering’ aan van ‘deze zwetsende Moscoviet, die bij Stalin zweert geen instructies uit Moskou te ontvangen, maar in één adem erkent onder de leiding van de Sovjet-Unie te staan’. Nota ‘Het communisme in Indonesië, 23-11-1949, pp. 52-3, in NA, AS 2740 en SMG 048-4a, bevat een ruime samenvatting van de rede, waarnaar vijftigduizend mensen zouden hebben geluisterd. ‘Pelaporan perebutan pemerintahan pada tanggal 18-9-1948 di Madiun’, Madiun, 3-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara 1947-1949, no. 542, noemt zestigduizend, Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 3, in NA, PG 979, driehonderd-, de lokale krant Api Rakjat zelfs driehonderdvijftigduizend toehoorders. Volgens Sejarah Madiun 1980:306-7 waren vele bezoekers onder enige dwang naar de bijeenkomst gelokt. Usman Sjarif, in Bahaja-merah di Indonesia 1954:37, haalde Moeso’s slotwoorden aan. Brackmans ruime weergave bevat ook deze laatste passage; als bron verwijst hij naar de hier opgenomen transcriptie van de radio-uitzending (Brackman 1963:89-90).Van Staverens impressie in Van Esterik en Van Twist 1980:19. In het pamflet waarin de vergadering werd aangekondigd werd Moeso gepresenteerd als ‘a. PKI-voorman in 1924-1926, b. een wereldbekende communist, c. een communist die de gehele wereld heeft omzworven, d. een communist die 23 jaar in Moskou woonde, en e. die zijn indrukken zal overbrengen van de Sovjetunie, het vaderland van de proletariërs’; Amirs aanprijzing luidde: ‘a. een antifascistische held die door Japan tot levenslang werd veroordeeld, b. een communist die altijd illegaal actief was, en c. die voor de eerste keer openlijk als communist naar buiten treedt’ (Spectator, ‘Hendak kemana kamu, Muso?’, Madjallah Merdeka 1-38(2-10-1948):6, ook aangehaald in ‘De situatie in de republiek i.v.m. de comm. opstand, republ. Meningen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-41(6/12-10-1948):6). Als anekdote kan nog worden toegevoegd dat naast Moeso op zijn podium altijd een lege stoel stond, waarop Moeso wees in het begin van zijn rede met de uitroep: ‘De hoogverheven kameraad Stalin’ (Wibisono 1953:103-4). Gouda 2002:276 bevestigt dit, op basis van Britse intelligence. 337 Antara, 8-10-1948; Kahin 1952:286; Nita 2002:191; Soemadi Partoredjo 1983:28. Soemadi was verantwoordelijk voor de logistiek van de tournee en de veiligheid van de PKI-leiders. 338 Soemadi Partoredjo 1983:28-9, 38.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1197

De krachtmeting in Madioen In Madioen, de derde stad van de Republik, na Djokja en Solo, strategisch gelegen op een kruispunt van verkeerswegen, vormden de FDR-partijen vrijwel sinds het begin van de Revolutie de sterkste macht. Zij steunden op sterke vakbonden, maar hadden ook ruimschoots aanhang onder de dorpsbevolking, die gevoelig was voor de beloften van agrarische hervorming. De Pesindo was sterk in de regio, en had daar ook omvangrijke gewapende eenheden. Het door Pesindo gedomineerde Badan Kongres Pemuda Republik Indonesia had zijn hoofdkwartier in Madioen. Die dominerende positie werd na het aantreden van het kabinet-Hatta onder vuur genomen door Masjumi, die daarbij het meeste succes boekte, PNI en GRR. In deze competitie kreeg de FDR ook te maken met de rationalisatieplannen. Madioen zou daarbij de basis worden van een TNI-divisie. Zijn gevolgtrekking was simpel. De sterke positie van de FDR-lasjkar zou zo worden gebroken, als opmaat tot hun algehele uitschakeling. Er werd dan ook, in mei 1948, heftig geprotesteerd tegen de plannen.339 In juli werden al botsingen gemeld tussen de pro-linkse Brigade 29 en de Mobiele Brigade van de CPM. De Brigade 29 had recent in de gehele residentie kwartieren ingericht en stuurde patrouilles uit, die zich ook vertoonden in de buurt van de kazernes van CPM, Siliwangi en Polisi Negara. De CPM verbood deze activiteit; beide betrokken stellingen en beschoten elkaar. Brigade 29 en FDR vreesden arrestaties van hun militairen; de CPM verdacht de FDR van plannen tot machtsovername. Een overleg van alle partijen op 30 juli bracht de rust terug. Delen van Brigade 29 vetrokken naar andere plaatsen.340 De FDR in Madioen werd geleid door Soemarsono, Pesindovoorman en BKPRI-voorzitter. Hij was door de FDR aangewezen als hoofd van het Comité van Actie in Madioen dat tot taak had het Program Nasional uit te voeren, en in het bijzonder agrarische hervormingen concreet in te vullen. De BKPRI-radiozender Gelora Pemuda, onder controle van Pesindo, liet steeds radicaler geluiden horen. Volgens Soemarsono leidden deze acties ‘al spoedig tot botsingen met de regeringsapparaten’. De bevolking koos haar eigen dessahoofden. Lokale FDR-leiders die hiervoor verantwoordelijk werden gehouden werden vervolgens gearresteerd. Soms was sprake van gewapende botsingen. Naar Soemarsono’s oordeel had de FDR in vergelijking met de andere partijen in Madioen, en in vergelijking met de FDR in andere regio’s, 339

D. Anderson 1976b:19-22. R.S. Tirtodiprodjo, Kepala Kepolisian Karesidenan Madiun, ‘Tindakan kesatuan2 jang bersendjata dalam daerah’, Madiun, 11-8-1948, en Kantor Kepala Karesidenan Madiun, ‘Laporan mingguan ke IV, bulan Djuli 1948’, Madiun, 4-8-1948, beide in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 340

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1198

Verguisd en vergeten

‘een geweldige invloed’. Daarom had het FDR-bestuur in Djokja ook besloten om ‘Madioen als zijn basis te gebruiken, mocht er eventueel wat gebeuren. In verband daarmee moest de FDR Madioen nog versterkt worden met gewapende troepen, die de FDR sterk zouden aanhangen’.341 Dat was te meer nodig omdat regeringsgezinde Siliwangi-eenheden de regio binnentrokken. De ontwapening van een pro-FDR-marinebataljon in Ngandjoek op 13 september verscherpte de toestand. Pesindotroepen werden van hun posities aan het front naar Madioen, en omliggende plaatsen als Magetan en Ponorogo, verplaatst op bevel van hun politieke leiders. Zij bleven daar, ondanks TNI-aandrang terug te keren naar hun posities tegenover de Nederlanders. Zij betrokken stellingen in en rond Madioen.342 De totale sterkte van deze troepen werd van Republikeinse zijde geschat op drie- tot vierduizend goed bewapende manschappen.343 Een compagnie van kadetten van de Militaire Akademie in Djokja belandde rond 14 september in Madioen op doorreis naar de Akademievestiging in Sarangan en werd verlokt over te lopen naar linkse troepen. Zij konden hun opleiding afbreken en meteen luitenant worden als zij zich maar aansloten. En toen van Madioen Sarangan was bereikt volgde druk tot aansluiting bij de PKI-troepen die die plaats beheersten. De kadetten hielden zich gedeisd.344 Omstreeks 10 september kwam het tot een incident tussen een CPM-lid en een ambtenaar van het stedelijk bestuur, waarbij de laatste een klap opliep. De lokale ambtenarenbond riep uit protest op 11 september een staking uit, waarbij excuses werden geëist van de CPM. Er werd onderhandeld en op 16 september leek een akkoord nabij. Dit werd getorpedeerd door uitspraken van de PKI of SOBSI die de CPM beschuldigde van ontvoeringsplannen van prominente linkse leiders. De staking werd voortgezet, nu onder SOBSIvaandel. De CPM was boos en vuurde in de lucht, en inspireerde anti-linkse pamfletten. Daarnaast trokken nieuwe linkse versterkingen Madioen binnen; 341

Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 2, 4, in NA, PG 979. Soemarsono’s verslag is in matig Nederlands gesteld en zeer slordig overgetikt. Bij aanhalingen is de tekst ontdaan van tikfouten en stilistisch ietwat verbeterd. Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 5, in KITLV, CollectieLeclerc H 1327-286 bevestigt de verhevigde agrarische actie en noemt de radiopropaganda. 342 Samadikoen, ‘Pelaporan singkat’, Madiun, 3-10-1948, en ‘Pelaporan perebutan pemerintahan pada tanggal 18-9-1948 di Madiun’, Madiun, 3-10-1948, beide in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542; D. Anderson 1976b:23-4; Sejarah Madiun 1980:308; Swift 1989:72; Himawan Soetanto 1994:140-1; Kromorahardjo 1998:200-1; Imam Soedjono 2006:228-9. De diverse verslagen verschillen in de details. Volgens Mirajadi 1951:44-5 trokken Siliwangisecties met veel machtsvertoon door de straten, intimideerden zij de bevolking en maakten zij zich schuldig aan mishandelingen. Ook werden suikerfabrieken bezet. 343 NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:185. Van Nederlandse zijde werd vijfduizend man reëler geacht, nog exclusief de strijdkorpsen. ‘De aanval tegen de communisten bij Madioen begonnen’, Nieuwe Rotterdamse Courant, 23-9-1948 noemt eveneens drie- tot vierduizend. 344 Daud Sinjal 1996:76.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1199

het waren warok, ongeregelde troepen, die ook een criminele reputatie met zich meedroegen.345 De ontwikkelingen in Solo misten hun weerslag niet. De stemming in Madioen werd ‘bijna ontembaar’, en toen de FDR-Solo hulp vroeg aan Madioen, overstroomden de felste pamfletten uit Solo de stad. Slamet Rijadi, Soeadi en Jadau zouden tijdens de onrust in Solo naar Madioen zijn gekomen om Soemarsono om hulp te vragen.346 Het was vergeefs. Soemarsono had strikte orders van de PKI-leiding om het conflict gelokaliseerd te houden. Madioen moest neutraal blijven.347 In Madioen was met verbazing gereageerd op het eerste staakt-het-vuren in Solo van 13 september; men meende dat de linkse troepen aan de winnende hand waren. Waarom hadden zij dat bevel gevolgd? De Siliwangi had de gelegenheid benut om zich te versterken en viel aan, in weerwil van de wapenstilstand. Tot drie keer toe werden koeriers naar Solo gestuurd om informatie ter plekke te verzamelen. De derde kwam op 17 september terug met het bericht dat de bevriende Senopatieenheden uit Solo waren verdreven.348 Soemarsono kreeg rapporten onder ogen waaruit bleek dat de Siliwangi de FDR-troepen in Madioen wilde ontwapenen en de FDR-leiders arresteren. Dit sloot aan bij de vele geruchten die daarover rondgingen, en verklaarde ook de ‘strenge en voortdurende’ patrouilles van CPM en Siliwangi in de stad.349 Buiten de stad was inmiddels al een machtsovername in volle gang. ‘Murba’ plaatste een verslag van zijn correspondent, gedateerd 12 september, onder de kop: ‘Machtsovername door de FDR is in Madioen begonnen’. Onder bescherming van FDR-troepen trokken FDR-activisten naar de dorpen. De regering-Hatta was, volgens hen, bankroet en machteloos, Tan Malaka en Masjumi waren landverraders, die spelletjes speelden met de Republik. Slechts de FDR kon land en volk redden. De lurah werden gedwongen af te treden; lokale bestuursorganen onder druk gezet. Verzet werd met de dood gestraft. Hele dorpen werden onder druk gezet om FDR-lid te worden. Op weigering volgde beschieting en executie. Door verdeling van sawahs en andere eigendommen werden talloze dorpsbewoners verleid tot aansluiting 345

D. Anderson 1976b:24-5; Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 4, in NA, PG 979. Over de incidenten ook Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, pp. 6-7 in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. 346 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 4, in NA, PG 979. Soerjono 1980:83 noemt Slamet Rijadi’s bezoek. Kusalah Subagyo Tur 2001:95 voegt hieraan Soeadi en Jadau toe, op basis van Soemarsono’s informatie. Soemarsono zegt hetzelfde in een handgeschreven verklaring 14-21994, p. 9, en ‘Hasil wawancara khusus dengan Bung Soemarsono […]’, Bintara Jaya, 26-10-1994, p. 4 (interviewer ongenoemd), in IISG, Collectie-Soerjono, no. 31. 347 Kusalah Subagyo Tur 2001:83-4, 94 (interview met Soemarsono). 348 Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, pp. 6-7, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. 349 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 4, in NA, PG 979. Mirajadi 1951:45 ziet hierin de hand van Gatot, maar die was toen nog niet tot militair gouverneur van Solo benoemd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1200

Verguisd en vergeten

bij de FDR.350 Amir vertelde op 8 september op de massameeting in Madioen dat al in 260 dessa’s landhervormingen waren uitgevoerd.351 De GRR reageerde snel en gaf nog op de dag dat ‘Murba’ dit verslag bevatte een verklaring uit waarin alle ‘avontuurlijk-onrustverwekkende en anarchistische’ daden werden veroordeeld. Het optreden van Amir-Setiadjit en hun aanhang in Madioen was ‘fascistisch en antidemocratisch’. Zij waren handlangers van het Nederlandse imperialisme. De GRR distantieerde zich volledig van de gang van zaken in Madioen.352 ‘Murba’ toonde hier over voorspellend inzicht te beschikken. De datum van verschijnen laat weinig ruimte voor twijfel aan de waarheidsgetrouwheid van het verslag, dat wellicht slechts de accenten te zwaar aanzette.353 Soemarsono bevestigt deze aandacht voor actie in de dorpen. Op speciale instructie van de FDR-leiding moest het agrarisch program snel worden uitgevoerd. Zo zou de FDR-positie in de Madioenregio worden versterkt. Het gevolg was ‘soms overmatige activiteit’, met ‘botsingen en conflicten’ in het verlengde.354 ‘De Waarheid’ noemt deze activiteiten ook in een ‘Bijzondere correspondentie’. Ook op het platteland neemt de invloed van de P.K.I. toe en geniet zij een groot aanzien. Dit komt vooral door het feit, dat onder leiding en op initiatief van de P.K.I. de landhervormingen op verscheidene plaatsen in practijk zijn gebracht, o.m. door de verdeling van allerlei soorten grond onder de boeren en opheffing van de resten van de feodale structuur op het land. Wij krijgen hier dus ook Bevrijde Gebieden zoals in China en hoogstwaarschijnlijk het meest in de door de Nederlandse troepen bezette gebieden! Het is jammer en treurig, dat deze landhervormingen op vele plaatsen juist worden tegengewerkt door de regering-Hatta.

In dit zelfde verslag werd gemeld dat:

350

Murba, 14-9-1948, ruimschoots aangehaald in Sin Po, 22-9-1948. Een commentaar in Guntur, 10-9-1948, ‘Gerakan Setiadjid cs di Madiun Quo Vadis?’, waarschuwde al eerder in algemene termen tegen de FDR-actie in Madioen. 351 ‘Rapat raksasa di Madioen pada tgl. 8-9-’48 diselenggarakan oleh P.K.I. dan bertempat di aloon2’, 6 pp. 352 ‘Maklumat Dewan Pusat G.R.R. no. 2’, Pacific, 16-9-1948. De twee afleveringen van Murba na die van 14 september waren niet te vinden. Hierin is waarschijnlijk deze verklaring ook afgedrukt, en wellicht een vervolgreportage die de correspondent in zijn verslag aankondigde. 353 Kahin 1952:291 noemt het verslag ‘closely in accord with fact’. Swift 1989:72, note 114 noemt Murba ‘hardly a reliable source’, maar heeft het originele artikel niet gezien en verwart zich in de datering. 354 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 4, in NA, PG 979; interview Soemarsono, Djakarta, 23-10-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1201

De nieuwe politiek en de fusie hebben een onbeschrijflijke weerklank gevonden onder het volk. De P.K.I. wordt de leidende kracht onder de massa. Verscheidene mensen hebben hier te kennen gegeven, dat de situatie door de nieuwe politiek van de P.K.I. en de fusie nimmer zo hoopvol is geweest als nu en deze nieuwe wind is bezig zich uit te breiden tot een orkaan, die de vrijheidsstrijd machtig vooruit zal duwen.355

Volgens Soemarsono werd hij door zijn medebestuurders in Madioen naar Kediri gestuurd om te overleggen met de FDR-leiding die daar op tournee was. Dat moet dus op 10 of 11 september zijn geweest. Ik moest verslag uitbrengen over de zeer kritieke toestand in Madioen en nadere instructies van het Hoofdbestuur vragen, hoe de FDR Madioen de dingen moest aanpakken. Nadat het tournerende Hoofdbestuur FDR (Moeso, Amir, Setiadjit, Wikana, Harjono) de zaak uitvoerig onderhandeld had, kwam zij tot het besluit om de FDR Madioen te instrueren de Corps Polisi Militer, de politie en de Siliwangieenheden, die gewelddadig tegen de stakende arbeiders optraden en die van plan waren ‘FDR’-troepen te ontwapenen, eerder aan te vallen en hun de wapens te ontrukken. Het Komite van Aksi FDR Madioen moest deze ontwapeningsactie leiden teneinde het volk achter de FDR-troepen zich te doen scharen. De gewone TNI-eenheden zo mogelijk ‘neutraal’ houden. Politieke instructies tot overname van regeringsapparaten enz. werden inderdaad niet verstrekt, doch het Komite FDR Madioen moest voortdurend met het tournerende Hoofdbestuur in contact komen om verslagen uit te brengen en nadere instructies te ontvangen. Nadat ik terug was uit Kediri met de instructie van het Hoofdbestuur, kwamen direct de bestuursleden van de FDR Madioen en Komite van Aksi bijeen en werd besloten om de instructie strikt uit te voeren. Het militair comité FDR Madioen besprak de technische uitvoering en de tijd van actie werd bepaald. De middag van de avond van de actie [17 september], kwamen Setiadjit en Wikana als leden van het Hoofdbestuur FDR in Madioen en ging de actie voort in aanwezigheid van deze Hoofdbestuursleden.356

355

‘Brief uit de Republiek; P.K.I. maakt diepe indruk op bevolking’, De Waarheid, 16-9-1948. Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 4-5, in NA, PG 979. Op basis van Soemarsono’s verhoren werd vóór zijn eigen verslag door de Dienst der Algemeene Recherche opgesteld ‘Geheimrapport over Madiun-affaire, opgemaakt door berichtgever (o.m. betreffende Sumarsono)’, Batavia, 3-11-1949, in NA, PG 979. In dit beknopte verslag (3 pp.) wordt vermeld dat Soemarsono het Politburo vroeg in te stemmen met actie in Madioen voordat de verwachte regeringsactie zou worden ingezet. De hiertoe uitgestuurde koerier kreeg in Tjepoe instemming hiervoor. In Kusalah Subagyo Tur 2001:84-5, 95 en Hersri Setiawan 2002:91-3 bevestigt Soemarsono dat hij een mandaat van Moeso en Amir kreeg om op te treden. In beide publicaties blijft de komst van Setiadjit en Wikana ongenoemd. Desgevraagd zei Soemarsono (interview Amsterdam, 11-112002) dat beiden ter plekke waren, maar geen directe rol speelden. Ze werden slechts geïnformeerd over de gang van zaken. Op nadere vragen over de verklaring van dit geringe aandeel van beide Politburoleden in de besluitvorming over de ingrijpende acties – onwaarschijnlijk binnen de strikt hiërarchische PKI-structuur, waaraan ook Soemarsono zelf zegt zich te hebben onderworpen – kwam geen antwoord. 356

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1202

Verguisd en vergeten

Setiadjit en Wikana begonnen overleg met Soemarsono, vice-admiraal Atmadji, de vier FDR-bataljonscommandanten en de lokale inlichtingenchef. Er werd besloten de Siliwangi en Mobrig te ontwapenen; de politie-eenheid in de stad zou ongemoeid worden gelaten – zijn afzijdigheid was al verzekerd – een nieuwe resident werd aangewezen en een koerier werd naar Moeso gestuurd met het verzoek naar Madioen te komen. Het gezelschap vertrok vervolgens naar het radiostation, dat het hoofdkwartier zou vormen.357 Soemarsono’s verslag legt de betrokkenheid van de FDR-leiding bij de ontwikkelingen vast. In de latere PKI-verslagen is sprake van lokale ontwikkelingen, die door de regering-Hatta werden uitgebuit om de PKI uit te schakelen. Volgens Kahin (1952), Pinardi (1967) en Swift (1989) werd de FDRleiding voor een voldongen feit geplaatst, waarna zij geen andere keuze had dan te volgen. Geen van hen kende Soemarsono’s verslag dat hij in november 1949 opstelde voor de Inlichtingen- en Veiligheidsgroep (IVG) van het Nederlandse leger. Soemarsono was na het neerslaan van de Madioenopstand op de vlucht geslagen en tenslotte eind november 1948 er in geslaagd Nederlands gebied te bereiken. Hij werd hier gearresteerd. Hij verzweeg een groot deel van zijn activiteiten. Ook zei hij Soedardjo te heten – geen onwaarheid want Soemarsono was een samentrekking van Soedardjo Marsono. Hij bleef tot 30 juli 1949 in hechtenis, vertrok toen als vrij man naar Djakarta, waar hij op 29 oktober weer werd gearresteerd. Op 11 november ondertekende hij zijn verslag ‘De Madioen-affair’, dat veertien getypte foliovellen vult. Over de controleerbare feiten is het een getrouw verslag, waarin Soemarsono ook zijn eigen rol niet kleiner voorstelt dan hij was. Kan hij dan bewust onwaarheid hebben gesproken over de instructies van de FDR-leiding die hij in Kediri kreeg en de komst van Wikana en Setiadjit naar Madioen voor het tot gewapende actie kwam? Dat zou dan moeten zijn om zijn eigen rol als initiatiefnemer tot de actie naar de achtergrond te dringen. Het lijkt onwaarschijnlijk. Die subtiliteit zou de Nederlandse inlichtingendienst zeker ontgaan. Voor die dienst ging het er slechts om – zo vlak voor de soevereiniteitsoverdracht – gegevens te verzamelen, die misschien ooit in de nieuwe constellatie van nut zouden kunnen zijn. En de details van de Madioenopstand waren vrijwel vergeten, achterhaald door een tweede militaire actie en een jaar van guerrilla en onderhandeling. De opstand zou pas in het onafhankelijke Indonesië weer onderwerp van discussie worden – een discussie die direct raakte aan het bestaansrecht en nationaal karakter van de PKI. Dat was voor Soemarsono niet aan de orde. Hij wilde schoon schip maken, zijn vrijheid herkrijgen in ruil voor het verslag over de FDR, ‘Madioen’ en zijn rol daarin, breken met zijn verleden 357

Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 7, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; interview Soemarsono, Djakarta, 23-10-1980. Soemarsono noemt ook regelmatig telefooncontact met de PKI-leiders (Kusalah Subagyo Tur 2001:97; Hersri Setiawan 2002:94).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1203

en ‘weer het vrije en normale leven van staatsburger leiden, met haar rechten en verplichtingen, en als goed Christen aan mijn godsdienstige gevoelens gevolg geven’.358 Het ligt niet voor de hand dat de FDR-leiding de ontwikkelingen in een links bolwerk als Madioen aan lokale leiders zou overlaten; te minder na de terugkeer van Moeso die aan partijdiscipline hoge waarde toekende. Het maakt Soemarsono’s verslag geloofwaardiger. Soemarsono’s verslag wordt onderschreven door zijn goede vriend Hariandja, die zijn herinneringen dertig jaar later, in ballingschap, optekende. Deze was toen nog een getrouw communist.359 Van de FDR-top heeft verder slechts Soeripno over Madioen geschreven. Hij deed dat in de cel in december 1948, nadat hij was Wikana gevangengenomen op zijn ver­ geefse vlucht voor de TNI. Het is de analyse van de nederlaag – openhartig maar met als grote lijn dat de FDR tegen zijn wil in een conflict met de regering terechtkwam, en met de herhaalde ontkenning dat er een plan bestond om tot gewapende actie of een coup over te gaan. De actie in 358

Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 13-4, in NA, PG 979. Een bekorte versie van ‘De Madioen-affair’ is als bijlage 1e opgenomen in de nota ‘Het communisme in Indonesië’, 23-111949, in NA, AS 2740 en SMG 048-4a. De predikant Verkuyl zocht Soemarsono regelmatig op. Hij had zich ‘kritiekloos en naïef evenals mr. Amir Sjarifudin en onder Amir’s invloed door Muso als een pion laten hanteren’. Hij noemde ‘Madioen’ ‘een locale coup, omdat de Pesindo-jongeren voor hun leven en vrijheid vreesden na wat gebeurd was in Solo. Vermoedelijk was hij echter zelf naïef in de beoordeling van de situatie.’ (Verkuyl 1966:79-80, herhaald in Verkuyl 1983:178.) Verkuyl nam in 1966 aan dat Soemarsono in 1949 was omgekomen. Soemarsono gaat in een interview in juli 1992 met Siauw Tiong Djin 1999:126 zo ver dat hij zijn actie in Madioen slechts omschrijft als het ontwapenen van de Barisan Banteng. Hij ontkent dat sprake was van een radioverklaring en de overname van overheidskantoren, waarop Djokja zijn reactie zei te baseren. 359 Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 7, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. Soemar­ sono (interview Amsterdam, 11-11-2002) noemt Hariandja ‘zijn goede vriend’. Volgens hem was Hariandja toentertijd geen PKI-lid.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1204

Verguisd en vergeten

Madioen was een preventieve reactie van lokale FDR-leiders. Soeripno had alle belang om zo’n beeld te schetsen – om zijn partij te redden, en zichzelf. Dit beeld paste ook bij de opstelling die de FDR al kort na het begin van ‘Madioen’ innam. Het is onvoldoende om Soemarsono’s verslag van de gang van zaken te ontkrachten.360 Soemarsono’s verslag wordt, uit geheel onverdachte bron, ook bevestigd door de Antara-fotograaf die de rondreis van Moeso volgde. In een tussenzinnetje merkt hij op dat ‘na aankomst in Tjepoe [16 september] Wikana en Setiadjit vervroegd naar Madioen gingen’.361 In de vroege morgen van zaterdag 18 september kwamen de FDR-troepen in Madioen – vijftienhonderd man sterk – in actie. Zij verrasten de CPM- en Siliwangi-eenheden, waarvan het verzet slechts een paar uur duurde. Ook de Pesindo in de plaatsen rond Madioen nam de macht over. Kort na het aanbreken van de dag was Madioen stevig in handen van de FDR. Ongeveer 350 tegenstanders waren gevangen genomen.362 De ‘Murba’-correspondent ter plekke, die zijn verslag nog de stad uit kon zenden, schrijft dat de aanvallers een embleem met hamer en sikkel en de letters WFDY-IUS droegen. Hun aanval was succesvol, waarna plunderingen, paniek onder de bevolking, willekeurige arrestaties en schietpartijen, en ‘fascistische afranselingen’ volgden. De roodwitte vlag werd verscheurd en vervangen door de vlag met hamer en sikkel; de portretten van Soekarno door die van Moeso.363 360

Suripno 1949, ook in Marsudi 1966:77-94. Antara, 8-10-1948. Wellicht vergist de zegsman zich hier. Wikana en Setiadjit kwamen op 17 september aan in Madioen. In dat geval zou hun vertrek na aankomst in Poerwodadi hebben plaatsgevonden. Dat past beter bij informatie over de gang van zaken van Nita (2002:190-1) en Soemadi Partoredjo (1983:29). Nita vermeldt ook het eerdere vertrek van Wikana naar Madioen (en vergeet Setiadjit te noemen). 362 D. Anderson 1976b:25-6; Nasution 1979, VIII:237-8; Kahin 1952:291; Pinardi 1967:79; Swift 1989:73; Himawan Soetanto 1994:144-5, 164-5. Mirajadi 1951:45 laat de acties beginnen om één uur. Om acht uur waren zij, zonder veel strijd, voltooid. Er vielen drie doden. Soemarsono (in Kusalah Subagyo Tur 2001:100; Hersri Setiawan 2002:95) noemt vijf doden, drie bij politie en CPM, en twee bij de FDR-troepen. Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 8, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286 laat de acties van één tot half drie duren. Sejarah Madiun 1980:309 noemt drie tot zeven uur. Kahin en Pinardi houden het op drie, Nasution 1979 op twee uur als aanvang van de actie. Brackman 1963:93 en Nasution 1966:132 laten de actie om drie uur beginnen met drie pistoolschoten. Volgens Komunisme dan kegiatannya 1976:83 begon de actie om twee uur met het afgesproken signaal: pistoolschoten in de lucht. 28 Tahun 1976:10 noemt dit laatste feit ook, en laat de actie van 2.30 tot 6.30 uur duren. Soemarsono (in Hersri Setiawan 2002:94) legt als tijd twee tot half zes vast, dat doet ook een Djokjaas rapport van het defensieministerie, 1-11-1948, vertaald in CMI-doc. 5580, pp. 6, 16, in NA, AS 3961. ‘Pelaporan perebutan pemerintahan pada tanggal 18-9-1948 di Madiun’, Madiun, 3-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara 1947-1949, no. 542, stelt de acties op half drie tot half zes. Het aantal gevangenen in een datumoverzicht van de Madioenopstand in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 363 Murba, 21-9-1948. WFDY-IUS verwijst naar de communistische mantelorganisatie World Federation of Democratic Youth-International Union of Students waarbij de BKPRI sinds februari 1947 was aangesloten (Hardjito 1952:69, 107-8, 228). Het verslag was gedateerd op 18 september; 361

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1205

Een anonieme ooggetuige zag na de strijd pemuda in zwart uniform, met rode zakdoek om de hals, plakkaten aanbrengen uit naam van de Front-Nasional-regering. Later gingen zij rond met aanmeldingsformulieren voor lidmaatschap van het Front Nasional.364 Het nieuwe bestuur stelde een avondklok in. Het verbood ook de bevolking naar de Radio Republik Indonesia te luisteren – alleen Radio Gelora Pemuda mocht worden beluisterd, in een poging de voorlichting te monopoliseren.365 Op 20 september verscheen het eerste nummer van ‘Front Nasional’ als spreekbuis van het nieuwe bewind, in een ‘omgeving vrij van reactionaire en contrarevolutionaire elementen’ ‘in proletarische geest, voor volledige onafhankelijkheid van volk en proletarische republiek’.366 Wikana en Setiadjit wensten de militaire zege ‘te doen verankeren in een politieke overwinning om het nationaal program van de FDR, in het bijzonder het agrarisch program, legaal te kunnen handhaven’. Er werd een Pemerintah Front Nasional Daerah Madiun (Front-Nasional-bestuur voor de regio Madioen) ingesteld. Soepardi, eerder locoburgemeester van Madioen en lid van het Pesindohoofdbestuur, werd op Wikana’s instigatie en met instemming van het Komite van Aksi, tot hoofd van dit bestuur aangewezen. Ook de lokale militaire commandant en de fungerend burgemeester stemden hiermee in – onder druk van de overmacht. De nieuwe lokale leiders stuurden een telegram naar Djokja, waarin zij de ‘ontwapening’ meldden en het aftreden ‘wegens ziekte’ van hun voorgangers. De rust was, volgens hen, weergekeerd. Zij vroegen om nadere instructies. Wellicht was Soepardi de de kop luidde: ‘Coup d’etat jang mengganas!’ [Een gevaarlijke coup] ‘For Dutch Return (F.D.R.)’. Een Siliwangirapport van 19 september, dat in Nederlandse handen viel, vermeldt: ‘De kaderleden van de PKI zwermen uit om propaganda te maken’, en ‘Evenals te Solo voeren de communisten propaganda voor de eis dat Soendanees sprekende mensen moeten worden gedood, daar zij als handlangers van de Nederlanders worden beschouwd’. De West-Javaanse Siliwangimilitairen en hun verwanten waren hier dus het doelwit (NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:184). Deze oproep tot het doden van sprekers van het Soendanees is ook te vinden in een datumoverzicht van de Madioenopstand in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. Een ander verslag meldt dat de rode vlag met sikkel en hamer de roodwitte vlag verving, de vlag van de Republik Indonesia van Masjumi en de bourgeoisie (Sejarah Revolusi Jawa Timur 1984:175). 364 Marsudi 1966:26-9; ook in Soe Hok Gie 1997:235-6. Een ooggetuigeverslag ook in Komunisme dan kegiatannya 1976:82-4. 365 ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, pp. 6, 17, opgemaakt op 1-11-1948 door het Djokjase ministerie van defensie, vertaald als CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. Front Nasional, 20-9-1948 meldt de avondklok, niet het radioverbod. Overtreders van de avondklok en plunderaars werden met zware straffen bedreigd. ‘Pelaporan perebutan pemerintahan pada tanggal 18-9-1948 di Madiun’, Madiun, 3-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara 1947-1949, no. 542; Soe Hok Gie 1997:237 (ontleend aan Nasional, 23-9-1948) en Brackman 1963:93 noemen de avondklok. Soemarsono (interview Amsterdam, 11-11-2002) ontkent stellig dat de aangehaalde ooggetuigen ook maar in enig opzicht een juist beeld verschaffen. 366 Front Nasional, 20-9-1948 (in Engelse vertaling in KITLV, Collectie-Kahin).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1206

Verguisd en vergeten

enige ondertekenaar van dit telegram.367 Er was dus hier sprake van een bestuur voor de regio Madioen, schijnbaar loyaal aan Djokja – geen nationale tegenregering. De naam en de leiders zouden dan anders hebben geluid. De machtsovername werd door Soemarsono in een radiorede bekendgemaakt, op de zaterdagmorgen om tien uur. Van zijn rede is het slot overgeleverd: ‘From Madiun victory begins’. Wellicht maakten ook de volgende zinnen onderdeel uit van de rede. De regering bestaat geheel uit verraders. Madioen is in actie gekomen. De revolutie is uitgebroken. De arbeiders hebben politie en leger van de Republik ontwapend. Een nieuw bestuur van arbeiders en boeren is gevormd. Vanaf nu zullen onze wapens hun kogelregens blijven afvuren tot vrijheid, veiligheid en rust zijn hersteld in ons geliefde Indonesia.368 367

Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 5, 7, in NA, PG 979; Front Nasional, 20-9-1948; Nasution 1979, VIII:238; Mirajadi 1951:47; Buku putih 1953:17; Aidit 1964a:26; Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 8, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; Kromorahardjo 1998:202-3; Imam Soedjono 2006:230-1; Soemarsono in Kusalah Subagyo Tur 2001:87, 97 en Hersri Setiawan 2002:96-7. Ook in Swift 1989:74; Soe Hok Gie 1997:236-7. Volgens Soemarsono stuurde Soepardi dit bericht aan Djokja, nadat militaire commandant Soemantri en de bupati hadden geweigerd zo’n bericht te ondertekenen. Burgemeester Samadikoen was afwezig. Hij had vergaderd in Djokja en was op de terugreis blijven steken (Samadikoen, ‘Pelaporan singkat’, Madiun, 3-101948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542; Hersri Setiawan 2002:96-7). Nita 2002:193 noemt het telegram een aanwijzing dat de uitvoerders van de actie in Madioen in twijfel verkeerden over de draagwijdte van hun daden. 368 Kahin 1952:291 meldt de slotzin, zo ook ‘Tindakan tentara’, Menara-Merdeka, 1-12-1948, overgenomen in Notosoetardjo 1966:49. Het tijdstip van de rede staat in Djawa Timur 1953:53 (Hadi Soewito 1994, I:230 noemt negen uur). Himawan Soetanto 1994:145 haalt een radiobericht aan, met de hier vertaalde zinnen, dat om tien uur werd uitgezonden, zonder de spreker te noemen. Himawan Soetanto 1994:145 noemt de uitspraak ‘Van Madioen begint de victorie’ onderdeel van een rede die Soemarsono ’s middags hield bij de begrafenis van een gesneuvelde FDR-strijder. KHA 19/25-9-1948:7759D haalt deze rede grotendeels aan en noemt het een proclamatie van het nieuwe bestuur. Radio Gelora Pemuda – na enkele dagen herdoopt tot Radio Pemerintah Front Nasional (Sin Po, 25-9-1948) – zond elke avond uit van 19 tot 23 uur, met programmadelen in het Indonesisch, Javaans, Soendanees, Chinees, Nederlands en Engels. De Nederlandse uitzendingen werden verzorgd door Piet van Staveren, een dienstplichtig soldaat die in juni 1947 naar de Republik was overgelopen. In het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetting had hij de Indonesische student Moorianto Koesoemo Oetojo leren kennen. In Djokja ontmoetten zij elkaar weer en Moorianto zorgde dat Van Staveren een plaats kreeg bij Radio Gelora Pemuda (interview P. van Staveren, Assen, 19-5-2000). Volgens Hardjito 1952:137 zond Radio Gelora Pemuda dagelijks uit van 6.30 tot 8 en van 18 tot 22 uur. Het Nederlandstalige commentaar van 18 september, de dag van de machtsovername in Madioen, is vastgelegd. Het is een oproep aan de Nederlandse soldaten de aanstaande orders om aan te vallen niet op te volgen. ‘Velen van jullie zullen hierbij sneuvelen en waarvoor? Het zijn niet eens de Nederlandse belangen die jullie behartigen […]. Is het misschien in het belang van het Koninklijk Huis? […] Vindt u het waard voor hen te sterven? Nederlandse kerels, jullie bloed wordt vergooid namens een familie die meer Duits dan Nederlands bloed bezit. […] Nederlandse jongens, jullie strijden tegen jullie eigen belang. Jullie gaan een zeer zware tijd tegemoet. Geen georganiseerd leger zullen jullie moeten bevechten doch een partisanenleger,

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1207

De Nederlandse inlichtingendienst ving op 18 september ‘s avonds een uitzending op van Radio Gelora Pemuda. Om 19.30 uur werd een verklaring in het Nederlands uitgezonden: Wij weten thans dat Hatta in het geheim met de Nederlanders en het imperialisme samenwerkt om het volk te onderdrukken. De fascist Hatta die tijdens de Japanse bezetting met de Jappen collaboreerde probeert thans de Republiek te gebruiken om de arbeiders en landbouwers te onderdrukken. Maar thans is de kruik al gebarsten. Het volk van de residentie Madioen is opgestaan om alle vijanden der revolutie te vernietigen. Vandaag is de revolutie uitgebroken. Hedenochtend werden alle mannen van de politie, de militaire politie en het leger die achter Hatta staan door het volk ontwapend. In Madioen is hedenochtend de nieuwe democratie ingesteld. Arbeiders en landbouwers hebben een nieuwe regering gevormd die consequent anti-imperialistisch zal zijn. Wij hebben de wapens opgenomen en zullen deze niet neerleggen voordat het gehele volk van alle binnen- en buitenlandse vijanden is bevrijd. Pas in Madioen heeft het volk overwonnen doch de wapens die wij hebben opgenomen laten wij niet eerder rusten voor geheel Indonesië is bevrijd en een nieuwe democratie is ingesteld. Het uur der revolutie is geslagen. Arbeiders van alle landen verenigt u. Merdeka.369

Om 20.10 uur werd een nieuwe verklaring opgenomen, waarvan het begin werd gemist. [...] wij zijn bezorgd, dat onze regering fascisten en militaristen wordt, want het gehele gezag van de regering is als onschendbaar recht gecombineerd in een persoon die tegelijk de functies bekleedt van vice-president, premier en minister van defensie. Wij kunnen niet dulden dat dergelijke toestanden die het welzijn van ons land en van het volk ondermijnen aan het bewind blijven. Groepen die het volk domineren zullen door het volk worden verafschuwd. Landverraders die tientallen miljoenen van hun eigen rasgenoten aan de wrede Japanners overleveren om als romusha geprest te worden te arbeiden, zullen straks aan hun eigen volk rekening en verantwoording moeten afleggen. Deze landverraders zijn blind voor het lijden van hun eigen volk. Coûte que coûte zetten zij hun ideologie voort. Zij hameren er op dat er discipline moet zijn. Goed, discipline moet er zijn, broeders, maar deze discipline moet niet aangewend worden teneinde de mens te veranderen in een machine. Een machine die draaien moet. Broeders, de mens mag geen instrument worden. Eenheid is steeds ons aller ideologie geweest, doch de eenheid moet niet als werktuig, als slaven worden misbruikt. ieder ogenblik loert de dood, achter iedere boom schuilt een geweerloop. […] Nederlandse soldaten, pleegt geen verraad tegen jullie eigen ouders, weet gij niet dat u ook zonen bent van boeren en arbeiders? […] Kameraden, het uur der revolutie heeft geslagen!’ (Monitoring RRI, 18-9-1948, in CAD, NEFIS AA 21.) Radio Gelora Pemuda was op 1 maart 1946 zijn uitzendingen begonnen als spreekbuis van de BKPRI (Antara, 2-2-1946; Kisah perdjalanan BKPRI 1948:17). 369 Monitoring RRI, 18-9-1948, in CAD, NEFIS AA 21. KHA 19/25-9-1948:7759D haalt enkele regels hiervan aan als onderdeel van een proclamatie, waartoe ook het citaat van Soemarsono zou behoren. In iets andere versie ook in ‘De communistische kijk op het gebeurde’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/22-9-1948):7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1208

Verguisd en vergeten

Broeders, de Hollanders zullen vast en zeker hun handen in elkaar wrijven in verband met de huidige toestanden. Wij vragen ons af of er geen ruggespraak was geweest tussen de regering van Djokja enerzijds en de Hollanders anderzijds om de linkervleugels te elimineren. Geruchten doen immers overal de ronde dat de revolutionairen uiterlijk op 1 oktober a.s. gevangen genomen moeten worden. Het ultimatum van generaal Baay ligt nog vers in ons geheugen.370 Dit ultimatum kunnen wij als volgt uitleggen: naar het schijnt is de Djokjase regering maar niet opgeschoten met de zuivering van ons revolutionairen. Vandaar het ultimatum en vandaar het krasse optreden van de Djokjase regering, teneinde te voorkomen dat de Hollanders door zouden stoten. Indien dit het geval mocht zijn, kunnen de Djokjase mensen op hun vingers gaan zuigen, want hun beloning zou dan verkeken zijn. Broeders van het volk, wees gewaarschuwd voor de landverraders. Wij hopen en vertrouwen er op dat u onze revolutie getrouw blijft. Eert degenen die voor uw voedsel en eten gezorgd hebben. Eert de arbeiders en kleine landbouwers. Geeft aan deze kleine landbouwers stukken grond, opdat zij die kunnen bewerken, en wij zijn er van overtuigd dat wij straks meer voedsel zullen binnen krijgen. Door land aan deze kleine landbouwers te geven zal de voedselproductie stijgen. Derhalve moeten wij land afnemen van de grote landbouwers. Zij zullen er toch nooit toe overgaan om het land zelf te bewerken. Zij spelen maar de kapitalisten uit. Broeders, het spijt ons ten zeerste dat duisternis ons land omhult. De schuld moeten wij zoeken bij de elementen die eenmaal een gevaar voor onze samenleving vormen. Elementen die voor geld hun land en volk verkopen en verraden. Ziedaar broeders, tot zover deze avond, doch blijft consequent, anti-imperialist en anti-kapitalist. Merdeka!371

Het ligt voor de hand dat beide verklaringen varianten – vertalingen of herhalingen – waren van ‘s ochtends uitgezonden berichten. Was hierbij ook Soemarsono’s rede, die door een omroeper werd herhaald en ietwat aangepast (‘tot zover deze avond’)? Die avond ook nog werd een oproep van Soeadi uitgezonden om Solo te heroveren.372 370

Op 8 september stuurde generaal-majoor W.J. Baay, legercommandant in Oost-Java, een brief aan de CvGD, waarin hij vroeg om binnen 48 uur alle militaire acties van het gebied van de Republik over de statusquolijn heen in Nederlands gebied te laten stoppen. Als de Republik hieraan niet zou voldoen, zou hij de legerleiding vragen passende maatregelen te mogen nemen – en dat zou inhouden dat zijn troepen de statusquolijn zouden overtrekken om Republikeinse troepen te vervolgen of uit te schakelen (Nasution 1979, VIII:179-80; ook vermeld in Swift 1989:62-3). 371 Monitoring RRI, 18-9-1948, in CAD, NEFIS AA 21. De vertaling lijkt gebrekkig. Beide verklaringen werden bekort en samengevoegd opgenomen in Nasution 1979, VIII:235, overgenomen in Soe Hok Gie 1997:233-4, die de uitzending correct dateert op de avond van 18 september. Himawan Soetanto 1994:163 bevat hetzelfde citaat, maar dateert het op de ochtend, en voegt er aan toe dat de rede telkens werd herhaald. Brackman 1963:93 citeert delen uit de rede, in iets andere versie dan Nasution. Merdeka, 21-9-1948, in Swift 1989:72, note 113, haalt zinsneden aan uit beide verklaringen, waarbij als tijdstip eveneens 19.30 en 20.10 uur wordt genoemd. Deze tijdstippen ook in 28 Tahun 1976:10. Ook Sin Po, 21-9-1948 citeert letterlijk uit deze uitzendingen. 372 Monitoring RRI, 18-9-1948, in CAD, NEFIS AA 21.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1209

Het lijkt onmogelijk dat dit alles kon worden gezegd zonder medeweten van Wikana en Setiadjit. De uitspraken passen grotendeels bij Moeso’s militante redevoeringen, maar de laatste regels gaan een stapje verder. Deze uitspraken en het telegram van de nieuwe lokale leiders aan Djokja laten zich moeilijk rijmen. Wellicht was sprake van een gebrek aan coördinatie van het nieuwe bestuur. Of was Soepardi voorstander van een gematigde koers? Moeso’s gezelschap was op 17 september in Poerwodadi gearriveerd. De Antara-fotograaf zag bij de massabijeenkomst veranderingen in het verloop. Voor het eerst waren er vele rode vlaggen en vaandels met sikkel en hamer te zien. De groep werd ook voor het eerst begeleid door een truck met zwaarbewapende soldaten bij het vertrek de volgende dag.373 In Bodjonegoro, dat rond het middaguur werd bereikt, was een bericht binnengekomen dat moest worden gewacht op een koerier uit Madioen, die drie uur later zijn rapport uitbracht. Er zou naar Madioen worden gereden. Om de veiligheid te verzekeren werd een groep militairen uit Bodjonegoro vooruitgestuurd. De colonne zelf legde met lage snelheid en zo dicht mogelijk op elkaar de route af.374 Na Ngawi, waar laat in de avond nog een volksontvangst was georganiseerd, merkte de Antarafotograaf verhoogde militaire paraatheid op. Velen liepen rond met bamboesperen, onder leiding van mannen met vuurwapens. Het gezelschap kwam na middernacht aan in Madioen, waar in Soemarsono’s huis werd overlegd. De vermoeide fotograaf genoot zijn nachtrust en meldde zich de volgende dag bij het lokale Antara-kantoor. Pas daar hoorde hij dat de FDR de macht in Madioen had overgenomen.375 De FDR-leiders gingen meteen in conclaaf. Er heerste een opgewekte stemming. Het gezelschap omhelsde elkaar, blij met de goede afloop in Madioen. Soemarsono legde verantwoording af over de militaire gang van zaken, Wikana en Setiadjit over de politieke maatregelen. Zij kregen het fiat. De FDR-top nam als geheel de leiding op zich. Het belangrijkste was nu om het voorbeeld van Madioen te doen volgen. Wikana werd naar Solo gestuurd om de strijd daar te leiden. Setiadjit en Atmadji gingen naar de regio Kediri. De pro-FDR-legeraanvoerder Soediarto in Pati kreeg tot taak de noordelijke steden te veroveren. Ook naar Djokja en Magelang gingen instructies. Deze hielden in dat de FDR-partijen ‘aan de algemene opstand moesten meedoen, een Komite Front Nasional en een Front-Nasional-regering ter plaatse moes373

Antara, 8-10-1948. Uit Adaby Darban 1995:238 kan worden afgeleid dat hier al een machtsovername in gang was of al had plaatsgevonden, als de aangehaalde informant hierover goede dateringen verschaft. 374 Soemadi Partoredjo 1983:29. Nita 2002:191 laat de ontmoeting met de koerier zich afspelen in Tjepoe. 375 Antara, 8-10-1948. Al zijn filmrolletjes werden in beslag genomen. Verder Soemadi Partoredjo 1983:29.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1210

Verguisd en vergeten

ten uitroepen en het Nationaal Program van de FDR in het bijzonder het agrarisch program legaal moesten verwezenlijken’. Het Komite Front Nasional waarvan iedereen lid kon worden die het Program Nasional steunde, diende als voorlopig parlement van het Front-Nasional-bestuur. Het stelde het lokale programma vast, nam besluiten en koos de lokale bestuurders. In Madioen werd Harjono tot voorzitter van het Komite Front Nasional gekozen. Soemarsono werd militair gouverneur belast met de coördinatie van militaire en civiele zaken. Djokosoejono, die met Soemarsono de militaire machtsovername had geleid, werd militair commandant van het nieuwe bestuur. Soepardi werd vervangen door Abdoel Moentalip, en op een zijspoor gezet als adviseur van Soemarsono. Was hij te gematigd en werd hem zijn telegram aan Djokja verweten?376 Bij deze gelegenheid hield Soemarsono een rede. De ontwapening was nodig, nadat de stakingen als waarschuwing aan de Republikeinse regering niet bleken te werken. De koloniale en fascistische neigingen moesten uit het machtsapparaat verdwijnen. De ontwapende militairen zouden een cursus hiertoe moeten volgen. De regering-Hatta werd weer aangevallen en, deelde Soemarsono ook mee, ‘De moordenaars van Soetarto bevinden zich thans in onze handen. Deze moord werd georganiseerd door personen die zich achter de huidige Rep[ublikeinse] regering verschuilen.’377 De FDR-top werd, op Harjono na, niet in openbare functies benoemd. Er kwam ook geen overkoepeling tot stand, noch werd uitzicht daarop geopend, van alle Front-Nasional-besturen. Was het plan daarmee te wachten tot de lokale besturen zouden zijn gevormd, en een beweging van onderop daartoe zou leiden? Of werd zo nog een opening voor een compromis met de regering gelaten?378

376

Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 5-8, in NA, PG 979; Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 8, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, p. 6, in CMIdoc. 5510, in NA, AS 3960; Front Nasional, 21-9-1948. Soemarsono (in Kusalah Subagyo Tur 2001:98 en Hersri Setiawan 2002:95) vermeldt de opgewekte sfeer. Soemadi Partoredjo (1983:30-1) kreeg opdracht terug te keren naar Djokja, langs de zuidelijke route via Poerwantoro en Wonogiri. 377 NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:183-4. Hadi Soewito 1994, I:231 laat hier ook Moeso en Amir spreken ter ondersteuning van de nieuwe Sovjetregering. Zij geeft geen bron hiervoor en is de enige die dit vermeldt. 378 Alers 1956:189 noemt zo’n poging, waarbij Amir en Moeso de ontwikkelingen in Madioen als drukmiddel gebruikten om deelname aan het kabinet af te dwingen (ook aangehaald in Van der Kroef 1965a:35 en D. Anderson 1976b:26-7). De aanwijzingen hiervoor zijn dus zeer mager. Hierover ook Abels 1983:150-1, noot 269; Bahaya laten 1992:134-5. Volgens Suripno (1949, II:10, ook in Marsudi 1966:86) vertelde Soemarsono hem op 18 september, na zijn aankomst in Madioen, dat het plan bestond een afvaardiging naar Djokja te sturen met een schriftelijke toelichting, die ook een ‘loyaliteitsverklaring’ (Nederlands) aan de Republik en de president zou bevatten. Het was ‘heel jammer’ dat dit niet is gebeurd, aldus Soeripno.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1211

Nederlandse reacties De eerste reactie van Nederlandse zijde op Amirs bekentenis liet al doorschemeren dat hieruit politieke consequenties konden volgen, ook met invloed op de onderhandelingen. De komst van Moeso en Soeripno, met instructies uit Moskou, zou leiden tot een wegzuiveren van de meer nationalistische FDR-leiders. De vraag was nu of Hatta zou kunnen standhouden tegen de PKI, nu de grootste partij in de Republik. En zou een nieuw te vormen kabinet, waarvan sprake was, communisten tellen?379 De Republik vreesde dat Nederland de toegenomen communistische activiteiten als aanleiding zou gebruiken om op te trekken tegen de Republik. Die vrees was geen hersenschim. Op 5 september gaf legercommandant S.H. Spoor bevel tot een ‘niet naar buiten tredende vorm van grotere paraatheid’, met het oog op een mogelijke communistische greep naar de macht of bloedige onderlinge botsingen.380 Spoor was al langer voorstander van een militaire actie tot uitschakeling van de Republik. De steun daarvoor in Batavia nam toe, uit frustratie over de als onwil van de Republik ervaren weerstand om de Renville-akkoorden uit te voeren, zoals Nederland die uitlegde. In Nederland zelf was middenaugustus een nieuw kabinet aangetreden, waarin het KVP-aandeel voor hard optreden was, met E.M.J.A. Sassen, de nieuwe minister van overzeese gebiedsdelen, als uitgesproken exponent daarvan. In de formatiebesprekingen was ook overeengekomen dat Van Mook zou worden vervangen door ex-minister L.J. Beel, die zich tot havik had bekeerd. Beel vertrok daaraan vooraf in midden-september als gedelegeerde van de regering naar Batavia. De matigende krachten werden door de PvdA gevormd, ondersteund door de VVD-minister van buitenlandse zaken D.U. Stikker. Hij moest functioneel gevoelig zijn voor de internationale dimensie van het conflict, en vooral de mening van de grote Amerikaanse bondgenoot over de gang van zaken. Minister Stikker had oog voor de politieke verscheidenheid in de Republik. Hij meende dat een ‘felle propaganda’ tegen het communisme moest worden gevoerd. Hij voorzag als mogelijk resultaat dat Hatta steun bij en toenadering tot Nederland zou zoeken, dat Nederland internationaal steun zou kunnen winnen en dat de Nederlandse oppositie minder reden tot kritiek zou hebben. Die internationale steun moest vooral uit de Verenigde Staten komen.381 379

Sin Po, 3-9-1948, die een Nederlandse woordvoerder aanhaalt. S.H. Spoor aan plaatsvervangend chef van de generale staf, A.A.J.J. Thomson, 5-9-1948, in NIB 15:16-7. 381 Brief D.U. Stikker aan E.N. van Kleffens, ambassadeur in Washington, 8-9-1948, in NIB 15:28-9. Er was zelfs een bedrag van driehonderdduizend dollar uitgetrokken om een particulier 380

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1212

Verguisd en vergeten

Australië verdacht Nederland er van een aanleiding te zoeken voor militair ingrijpen. De hoogste ambtenaar op buitenlandse zaken, J.W. Burton, meende dat Nederland uitzag naar een linkse machtsgroei, ‘as it will give them the opportunity to renew “police action” they think would not be resisted by U.S. and U.K.’382 Ali Boediardjo zei tegen het Australische CvGD-lid Critchley, dat hij en zijn geestverwanten uit de PSI-hoek zeer bezorgd waren over de stijgende spanning tussen Masjumi en de communisten. Nederland zou bewust de Hatta-regering willen verzwakken ‘in the expectation that the advent of a Communist Government would lead to a defection of large sections of Masjumi to the Dutch’. Masjumi achtte zo’n gang van zaken overigens niet mogelijk. Ali Boediardjo was in het geheim bezig FDR-socialisten te organiseren die niet gelukkig waren met de voorgestelde fusie.383 De ongerustheid in Washington over de opmars van het communisme nam toe. Nederland voedde dit gaarne, via de ambassadeur in Den Haag en door bezoeken van ambassadeur E.N. van Kleffens en zijn staf aan het State Department.384 Hatta speculeerde hier op toen hij op 7 september liet weten aan consulgeneraal C.A. Livengood dat ‘lines now clearly drawn and are general noncommunist versus communist’, en dat hij hulp nodig had om een politiek akkoord uit te voeren. Nederlandse troepen waren daarbij onaanvaardbaar; wellicht zou de inzet van ‘purely Indo[nesian] troops’ kunnen plaatsvinden. Hij vroeg naar de officiële Amerikaanse opvatting over steun aan de Republik tegen de communisten.385 Secretary of State George C. Marshall antwoordde snel. Hij was ‘deeply concerned communist threat to present moderate Repub[lican] regime’ en bereid ‘in every practical way’ Hatta te ondersteunen ‘to resist Communist tyranny’. Maar die steun ging in de praktijk niet verder dan een oproep bureau een propagandacampagne te laten voeren, waarbij de bemoeienis van de Nederlandse regering ongenoemd bleef. 382 Brief Burton, Canberra, aan F.K. Officer, ambassadeur Den Haag, 27-8-1948, in Dorling en Lee 1996:270. Op 7 september herhaalde hij, in nog dramatischer termen, zijn vrees in een telegram aan zijn minister H.V. Evatt, in Dorling en Lee 1996:278. Hatta uitte deze zelfde opvatting tegen Kahin, na het uitbreken van ‘Madioen’ (Kahin 1995:3, note 5). 383 Verslag van Critchley aan minister Evatt, Kalioerang, 5-9-1948, in Dorling en Lee 1996:2734. 384 Zie bijvoorbeeld telegram ambassadeur Den Haag, H.B. Baruch, aan State Department, 39-1948, in FRUS 1948, VI:316-7, en telegram C.A. Livengood, consul-generaal Batavia, aan State Department, 7-9-1948, in FRUS 1948, VI:323 en berichten Van Kleffens aan Den Haag op 9-, 10-, 11- en 14-9-1948, in NIB 15:34, 61-2, 64-6, 84. Ook in Memorandum of Conversation, 2-9-1948, waarbij H.A. Helb het hoofd van de Zuidoost-Azië-afdeling van het State Department Charles S. Reed opzocht (in National Archives 856D00/9-248), die als conclusie formuleerde: ‘All in all, Mr. Helb gave the impression that Communism is the present theme of the Netherlands Government and that it is to be the excuse for that Government’s actions which are anti-Republican [...]’. 385 Telegram Livengood aan Secretary of State, 9-9-1948, in FRUS 1948, VI:325.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1213

Spotprent Ramelan. Van Mook bezet de stoel van Indonesia. Voor de Republik laat hij geen ruimte, maar Moeso biedt de Republik een eigen stoel aan: het communisme.

een akkoord te sluiten met Nederland volgens een nieuw plan van het Amerikaanse CvGD-lid Merle Cochran, waarna financiële hulp zou volgen aan alle staten van het nieuwe federatieve Indonesië.386 Bij aankomst in Batavia had Beel zijn mening al bepaald. Hij liet aan Sassen weten dat het Amerikaanse idee ‘to strengthen the moderates’ ‘volkomen illusoir’ was. Hatta was ‘in zijn hart reeds gezwicht [...] voor de extreme richting’.

386

Secretary of State aan Livengood, 9-9-1948, in FRUS 1948, VI:327-8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1214

Verguisd en vergeten

Een ‘onverbiddelijk standpunt’ was nodig; ‘tijd vermorsen’ kon niet meer.387 Zijn verwachtingen werden bevestigd met de Madioenopstand. Op maandagmorgen 20 september kwam de politieke en militaire top in Batavia bijeen voor crisisberaad. De algemene opinie was voor ingrijpen. Een enkele stem maande tot voorzichtigheid en afwachten; bij ingrijpen zouden de strijdende partijen in de Republik zich gezamenlijk kunnen keren tegen de indringer. De harde lijn overwon. In een telegram aan Den Haag werd de discussie samengevat: ‘Een consolidatie van een communistische staat ook in een deel van de Republik is niet toelaatbaar’, scepsis over het vermogen van de Republik de situatie meester te worden, dat een actie zal zich moeten uitstrekken tot Djokja (‘dit alles behoudens de theoretische mogelijkheid, dat Djokja onze hulp inroept ter bestrijding van het communisme’), dat blijvend zal moeten worden bezet en dat het besluit tot ingrijpen moest worden bepaald in Batavia, waarmee dan beide gedelegeerden – Beel en Neher – moesten instemmen.388 Beel schreef die avond ook Sassen persoonlijk. ‘Te duchten is elk ogenblik de erkenning van de volksrep. in Madioen door de Sovjet, waardoor de quaestie vanuit het militaire sterk in de internationale sfeer getrokken wordt. Wie nu niet inziet, dat dit spel volgens systeem gespeeld wordt en een nieuwe zet elk ogenblik te wachten is, is stekeblind.’ Nooit was de siuatie ernstiger dan nu, maar nooit was een optreden meer verantwoord en internationaal beter verdedigbaar dan nu. [...] Het is nu of nooit. Zodra blijkt, dat de Republiek onmachtig is om Madioen ongedaan te maken, dan wel gaat heulen met deze Moskovieten, moeten wij handelen. Hier is geen twijfel bestaanbaar. Het zou fataal zijn, indien deze unieke ons van Hoger af gegeven kans niet werd benut.

Beel deed een dringend beroep op Sassen Batavia te machtigen in actie te komen. ‘Het is duidelijk dat wij hier tegenover niet enkel ons volk en de volkeren van Indonesië een taak hebben te vervullen, maar ook tegenover de wereld.’ Met ‘Ziezoo, ik heb mijn hart uitgestort’, besloot Beel zijn oproep.389 Abdulkadirs telegram arriveerde in Den Haag terwijl de ministerraad in zitting was, in bijzijn van Van Mook, die voor overleg in Nederland vertoefde. Hier was de stemming gematigder. Actie moest wachten op Van Mooks terugkeer, voorzien voor de volgende dag. Ondershands moest Hatta ‘hulp en actie tot herstel en handhaving [dit betekende dus blijvende aanwezigheid] van orde en veiligheid, alsmede tegen communistische en daaraan gelijk te stellen acties’ worden aangeboden. Optrekken naar Djokja mocht niet 387

Beel aan Sassen, 17-9-1948, in NIB 15:114-5. Notulen in NIB 15:132-8, en telegram waarnemend luitenant-generaal Abdulkadir Widjojoatmodjo aan minister Sassen, 20-9-1948, in NIB 15:138-9. 389 Beel aan Sassen, 20-9-1948, in NIB 15:141-2, ook in Gase 1986:192-3. 388

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1215

dan met toestemming van de regering.390 Beel was ontgoocheld. ‘Reeds is naar ik vrees een unieke kans verspeeld.’ De opstelling van het kabinet was ‘irreëel en gevaarlijk’. Bij volharding in die houding zou hij ontheffing uit zijn ambt vragen.391 Neher schreef een brief aan minister-president en partijgenoot W. Drees waarin hij Beels optreden en ideeën analyseerde – en niet in diens voordeel. Hij suggereerde daarnaast dat Madioen ‘doorgestoken kaart’ was. Met het neerslaan van een opstand kon de Republik zijn internationaal prestige aanzienlijk vergroten – ‘het verleden van Hatta c.s.’ maakten dit alles ‘niet zo onwaarschijnlijk’. Neher wilde Hatta de kans geven de opstand neer te slaan; zo niet moest Den Haag bevel tot opmars in de Republik geven.392 Het hulpaanbod aan Hatta leed meteen schipbreuk. Stikker, die in Washington verbleef, had in een persconferentie op 20 september een algemeen geformuleerd steunaanbod aan de Republik gedaan, dat Hatta van tafel veegde.393 In Djokja vertelde Cochran Hatta op 20 september dat de ‘crisis gives Republican Government opportunity show determination suppress Com­ munism’. Hatta vroeg om munitie en wapens, en sprak zijn vrees uit over een Nederlandse actie. In dat geval zou de brede volkssteun voor zijn regering weer verdwijnen. Cochrans toezeggingen gingen niet verder dan Marshalls uitspraken op 9 september.394 De druk op Nederland voorshands afzijdig te blijven werd vooral van Amerikaanse zijde uitgeoefend. Stikker werd dat duidelijk gemaakt tijdens zijn bezoek, en Den Haag werd geïnformeerd over de militaire successen van Djokja tegen Madioen.395 Die druk en Hatta’s daadwerkelijke strijd tegen de communisten misten hun uitwerking niet. Van Mook en na hem het gehele kabinet, op 27 september, lieten aanvalsplannen voorlopig vallen.396 Beel, die twee dagen later op een kabinetsberaad aanwezig was, sprak zich uit voor een laatste poging om tot overeenstemming te komen. Bij het mislukken 390

Notulen ministerraad, 20-9-1948, in NIB 15:150-7; het besluit in telegram Sassen aan Abdulkadir, 20-9-1948, in NIB 15:160-1. 391 Beel aan Sassen, 22-9-1948, in NIB 15:170. 392 Neher aan Drees, 22-9-1948, in NIB 15:171-6. 393 Telegram Abdulkadir aan Sassen, 21-9-1948, in NIB 15:163; telegram Van Kleffens aan Stikker, 21-9-1948, in NIB 15:165. Neher aan Drees, 22-9-1948, in NIB 15:173, noemde het ‘een nummertje voor de Pers’. In telegram Sassen aan Van Mook, 22-9-1948, in NIB 15:176, werd het aanbod ingetrokken. 394 Telegram Livengood aan Secretary of State, 20-9-1948, in FRUS 1948, VI:357-8. 395 Drees aan Neher, 23-9-1948, in NIB 15:196-7; bezoek van een Amerikaanse ambassaderaad aan secretaris-generaal van buitenlandse zaken, A.H.J. Lovink, in notitie Lovink aan Stikker, 239-1948, in NIB 15:197-8. 396 Van Mook aan Sassen, 25-9-1948, in NIB 15:203-4; notulen ministerraad, 27-9-1948, in NIB 15:235-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1216

Verguisd en vergeten

hiervan was actie nodig – tegen de gehele Republik, die ‘niet meer in staat is orde op eigen zaken te stellen’. Het verwijt Hatta in de rug aan te vallen en in de kaart te spelen van het communisme, en alle internationale ophef, moesten maar voor lief worden genomen.397 Nederland poogde bij de Verenigde Staten twijfel te wekken aan de oprechte anticommunistische gezindheid van Hatta. Een bezoek van Stikker en Lovink aan de ambassadeur in Den Haag op 26 september werd door de laatste getrouw gerapporteerd.398 De volgende dag al stuurde Robert A. Lovett, de waarnemend Secretary of State, een telegram naar Batavia. Als de Nederlandse beweringen enige grond van waarheid bevatten, moest aan de Republik duidelijk worden gemaakt dat de breuk tussen nationalisten en communisten ‘could only have been most welcome development to US govt [government] and US public opinion, affording prospect communist threat Indonesia would be isolated and disposed of at favorable stage in process creation sovereign Indonesia’, de reputatie van de Republik als ‘representative and effective govt’ zou stijgen, terwijl met elk compromis met communisten alle sympathie en steun uit de democratische wereld zou worden verspeeld.399 Livengood kon Washington geruststellen. Een compromis was ‘extremely unlikely’.400 Amerika was bereid, op Hatta’s verzoek, tot levering van medische goederen en textiel. Maar hij moest na zijn militaire successen niet de indruk krijgen ‘that US backing so complete that he can (a) get tough in negotiating, or (b) hope to bleed the US’.401 Inmiddels bleef Van Kleffens Den Haag informeren over de gunstige opvatting die de Verenigde Staten over Hatta koesterde. Hem was wel verteld dat ook Hatta wist dat zijn optreden tegen de communisten de toetssteen was voor de Amerikaanse opstelling: ‘he knows he is on test’.402 Zijn succes hierbij werkte te zijnen gunste en ten nadele van Nederland.403

397

Notulen ministerraad, 29-9-1948, in NIB 15:253-4. Telegram ambassadeur Baruch aan Secretary of State, 26-9-1948, in FRUS 1948, VI:376. 399 Telegram Lovett aan Livengood, 27-9-1948, in FRUS 1948, VI:378. 400 Telegram Livengood aan Secretary of State, 28-9-1948, in FRUS 1948, VI:379. 401 Lovett aan Livengood, 1-10-1948, in FRUS 1948, VI:381-2. 402 Van Kleffens aan Stikker, 29-9-1948, in NIB 15:262; Van Kleffens aan Stikker, 30-9-1948, in NIB 15:270-1. 403 Van Kleffens aan Stikker, 16-10-1948, in NIB 15:353, 354. McMahon 1981:237-44 gaat in op de wisselwerking tussen Nederland, de Republik en de Verenigde Staten onder invloed van de communistische acties in de Republik. Oey Hong Lee 1981:186-92 geeft een verslag gebaseerd op de documenten in FRUS 1948, VI. 398

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1217

De harde reactie van Djokja Het nieuws van de machtsovername bereikte Djokja ‘s middags. Chef-staf Nasution kwam, bij uitstedigheid van Soedirman, in actie. Hij zocht bij het vallen van de avond Soekarno op. Deze stelde een concrete reactie uit tot de ministerraad, die met spoed was bijeengeroepen. Nasution wilde zo lang niet wachten, en vreesde FDR-actie in Djokja. Hij stelde daarom een plan op voor militaire actie, dat hij aan Soekarno voorlegde. Deze stemde er mee in, maar stelde uitvoering afhankelijk van goedkeuring door het kabinet, dat rond middernacht zou bijeenkomen. Nasution mobiliseerde inmiddels de militaire eenheden op wie hij kon rekenen, en verdeelde de taken. Het kabinet had maar een paar minuten nodig om Nasutions voorstel goed te keuren. Soedirman, ter zitting aanwezig, kreeg volmacht tot uitvoering. Daarna werd nog tot vijf uur overlegd. Simatupang, Nasutions plaatsvervanger, aanwezig ter vergadering, noteerde verbazing en vastbeslotenheid. Soekarno vroeg hem: ‘Wat wil die Amir toch?’ En Hatta zei: ‘Het is nu een zaak van leven of dood. Er op of er onder.’ Salim vertelde Kahin heet van de naald: ‘Glad that Communists have now shown their colors – for now the Government can take firm action against them. [...] Salim sure that the test to which the people are now being put will demonstrate how shallow hold of Communists.’ De waarnemend secretaris van de CvGD, de Australiër H.J. Timperley, was in Djokja en ontmoette Soekarno op zondagmorgen 19 september om 11 uur. [H]e told me that he had been up the previous night till 5.30 a.m. He mentioned there had been ‘trouble’ with the Communists at Madiun but I assumed at the time, it was merely a localized clash such as the one which occurred at Solo the other day. He seemed frightfully worried and I can now understand why. We talked for two hours.

Timperley raadde aan de Amerikaanse voorstellen, bedoeld om de impasse in de onderhandelingen tussen Nederland en de Republik te doorbreken, meteen te aanvaarden en zo de Verenigde Staten aan de Republikzijde te krijgen. [Hatta] seemed somewhat less perturbed about the Madiun coup d’etat than Sukarno, though he admitted its seriousness. I told them both that it seemed to be it was now the question of who was going to run the show – themselves or the Communists – and if they had to start shooting it could not be helped. [...] I think Sukarno and Hatta realise the need for strong action, the question is whether they have the necessary military resources for the job. They seemed to fear that arms might be sent to the Communists by plane from abroad – apparently there is an airfield near Madiun.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1218

Verguisd en vergeten

Voor het daglicht was de zuiveringsoperatie in Djokja voltooid. De FDR-troepen werden ontwapend, de SOBSI-voormannen die in Djokja voor een conferentie van de spoorwegbond SBKA waren, werden opgepakt, zoals ook de FDR-leiders Abdoelmadjid, Djokosudjono, Sakirman en Tan Ling Djie. Van de actie in Madioen wisten zij niets. In totaal werden een tweehonderd man opgepakt. Soeripno ontsprong de dans omdat hij op 18 september per trein naar Madioen was vertrokken om daar te overleggen met zijn medeleiders en een spreekbeurt te vervullen. Ook hij was onkundig van wat in Madioen was gebeurd. De FDR-pers (‘Buruh’, ‘Revolusioner’, ‘Suara Ibu Kota’, ‘Patriot’ en ‘Bintang Merah’) werd verboden; de drukkerijen gesloten en vele journalisten opgepakt. De gebouwen van de FDR en zijn pers werden onder bewaking gesteld. De affiches en spandoeken van de FDR werden verwijderd. In plaats daarvan verschenen leuzen als ‘Wij erkennen slechts de regering SoekarnoHatta’. Een avondklok werd ingesteld van 22 tot 5 uur. Nasution had de ‘race met de tijd’ gewonnen. Met luitenant-kolonel Soeharto, lokaal commandant in Djokja, kon hij dit succes vroeg in de morgen van 19 september aan Soedirman rapporteren.404 Soeharto had volgens Nasution een groot aandeel in deze operatie. Hij was een paar dagen tevoren benaderd door een hoge militair uit Solo, aanhanger van de PKI-Moeso, die zijn divisiegenoot wilde overhalen om met zijn Brigade 10 in Djokja op te treden tegen de Siliwangi daar, die hij denigrerend betitelde als Stoot Leger Wilhelmina. Soeharto weigerde.405 In Kediri werd het PBI-congres, dat op 18 september om zeven uur 404

Nasution 1979, VIII:239-41, 1981:103-4; Kahin 1952:294-5; Brackman 1963:94; Soe Hok Gie 1997:237-8; D. Anderson 1976b:31; Abels 1983:151-2; Swift 1989:75-6; Simatupang 1960:95, 1980:83, 1985:94-5; Himawan Soetanto 1994:166-7; telegram Livengood, Batavia aan Secretary of State, 20-9-1948, in FRUS 1948, VI:356; Critchley, Kalioerang aan Department of External Affairs, Canberra, 20-9-1948, in Dorling en Lee 1996:299-300; Tim PDAT 2002:61; Salim in interview met Kahin, Kalioerang, 19-9-1948, in KITLV, Collectie-Kahin. Timperleys brief van 19-9-1948 aan T.G. Narayanan, secretaris CvGD, te New York, in NIB 15:127-8, noot 4. Over Timperley: Coast 1952:140-1. Murba, 20-9-1948 geeft een impressie van de acties. Brief Suparna aan Jacques Leclerc, 16-12-1978, p. 4, vertelt over zijn ervaringen in de Djokjase gevangenis en noteert de onwetendheid over ‘Madioen’ van de arrestanten. Suripno 1949, II:10, ook in Marsudi 1966:86, over het eigen reisplan. Volgens een persoonsschets van Tjiptoning [M. Wonohito], ‘Ir. Sakirman; Anak hartawan djadi komunis; Pendiam & “droog”’, Minggu Pagi 6-30(25-10-1953):3-4, 30, werd Sakirman niet opgepakt en verborg hij zich in of bij Djokja. Volgens H., ‘Keadaan Kota Solo panas’, 19-9-1948, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1798, gingen arrestaties en huiszoekingen gepaard met uitwassen, waarbij allerlei zaken werden geroofd, zoals kleren, schoenen en schrijfmachines. 405 Nasution 1966:134 vermeldt dit, maar noemt de naam Soeharto niet, maar omschrijft slechts “Komando Brigade 10’. Waarom? Toen hij dit in 1964 opschreef was Soeharto een relatief onbekende, maar hoge legerleider. Bij verschijnen in 1966 was Soeharto op weg naar de hoogste rang in de Republik en zou het hem goed doen in de door Nasution omschreven rol te zijn vermeld. Dit duidt er op dat het in 1964 samengestelde manuscript in 1966 ongewijzigd verscheen (zie p. 1361).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1219

’s avonds was geopend, al na een half uur weer gesloten, toen het nieuws over de machtsgreep in Madioen bekend werd. Het besluit tot fusie werd nog wel spoedshalve goedgekeurd. De leden werd de keuze gelaten naar de PKI over te gaan, in een ‘nieuwe’ PBI te blijven of partijloos te worden. Trimurti koos voor het laatste. De afgevaardigden wisten niet wat hen overkwam en wat te doen. De congresleiding maakte later op de avond bekend dat de regering alle FDR-leden oppakte. De congresgangers werd aangeraden zich in veiligheid te stellen, maar de wijze waarop moesten zij zelf verzinnen.406 Soedirman benoemde kolonel Soengkono, de divisiebevelhebber in OostJava, tot commandant voor de defensie van Oost-Java; Gatot Subroto werd dat voor de regio Solo-Semarang, waar Siliwangi de opdracht kreeg Madioen te heroveren. De zieke Soedirman vertrouwde de uitvoering van de actie toe aan Nasution.407 Was hij echt ziek of dwong Nasution dit af – met steun van bijvoorbeeld minister van defensie Hatta – zoals hij enkele dagen eerder ook Soedirman succesvol onder druk had gezet om de positie van de Siliwangi in Solo te waarborgen? Maar welke drukmiddelen had hij dan nu?408 De eerste publieke reactie van de regering kwam op 19 september met een korte verklaring dat onder PKI-leiding, met de inzet van een Oost-Javaanse legerbrigade overheidsdiensten waren aangevallen en sprake was van een onwettige machtsovername. ‘De regering neemt op het ogenblik met al haar middelen maatregelen om de macht en het wettig bestuur in deze regio te herstellen.’ Het volk werd hierbij om volledige steun gevraagd.409 Na de eerste ‘great excitement’ merkte een Amerikaanse diplomaat in Djokja op dat: There appears to be almost sensation of relief now that the atmosphere is clear and pattern against Communism in sharp outline. If govt can quell this uprising, it will be in much stronger position internally and for negotiations. [...] Degree of loyalty of army not yet clear but probably large majority will remain loyal to govt and this is no more likely with general populace. If govt had struck first, percentage of both army and populace probably would have become disaffected but now likely that swing will be the other way.410

Een uitvoerige reactie werd inmiddels voorbereid. Voor Hatta en de partijen 406

Soebagijo 1982a:168, 170-1; Trimurti 1998:442. Antara, 20-9-1948; Nasution 1968, II:239, 1979, VIII:241; Himawan Soetanto 1994:167-8. 408 D. Anderson 1976b:31-2 en Abels 1983:150-2, 173 suggereren Nasutions aandrang zonder overigens de drukmiddelen te noemen. Nasution 1968, II:239 voegt aan het bericht van Soedirmans ziekte toe dat hij kort daarna in het ziekenhuis werd opgenomen. Soedirman leed aan tuberculose. Wantrouwen zou in dit geval dus misplaatst kunnen zijn. De slopende weken eisten dan hun begrijpelijke tol van een verzwakte opperbevelhebber. 409 Antara, 20-9-1948; Nasution 1979, VIII:242. In vertaling in telegram Livengood, Batavia aan Secretary of State, 20-9-1948, in FRUS 1948, VI:354-5 en Swift 1989:73. 410 Telegram Livengood, Batavia aan Secretary of State, 20-9-1948, in FRUS 1948, VI:356. 407

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1220

Verguisd en vergeten

in zijn kabinet, PNI en Masjumi, was het duidelijk dat er geen compromis mogelijk was. Moeso’s optreden, de koerswijziging van de FDR, de onverzoenlijke taal tijdens de tournee en de radiorede van Soemarsono: de conclusie kon slechts zijn dat de FDR de macht voor zich opeiste. Voor andere partijen bleef slechts een ondergeschikte positie over. En de zittende machthebbers konden vrezen voor een bijltjesdag. Soekarno aarzelde wellicht nog even, gezien zijn reactie op Nasutions voorstellen. Maar ook hij wist dat zijn rol zou zijn uitgespeeld bij een FDR-machtsovername. De koers van de regering naar een diplomatiek akkoord, met de hoop op steun van de Verenigde Staten, was niet het minst in het geding. In de afrekening kon de regering steunen op Siliwangi met zijn alerte voorman Nasution. Hij was de FDR in Djokja een slag voor; de FDR maakte een kernfout door zijn aanhang in de hoofdstad niet tijdig te mobiliseren en te waarschuwen. De regering had in Solo op het nippertje een eerste slag gewonnen. Soedirman had zich daar laten overtuigen – met veel moeite – dat Siliwangi de vrije hand moest krijgen. In Madioen lagen de verhoudingen voor hem duidelijker: hier vielen FDR-eenheden zijn leger aan, en zij deden dat onder een politiek vaandel. De eenheid van de TNI was in het geding, en over een leger onder FDR-supervisie, en zijn eigen rol daarin, hoefde hij geen illusies te koesteren. Zijn langdurige strijd met Amir Sjarifoeddin, toen deze nog minister van defensie was, om de macht in het leger, hoefde hij slechts in herinnering te roepen. Maar toch bleven twijfels knagen bij Soedirman en hoopte hij nog op een compromis. Over de militaire krachtsverhoudingen tussen regering en FDR bestond geen zekerheid in Djokja toen Nasution zijn plannen opstelde. Hij kon rekenen op zijn Siliwangi die in Solo zijn kracht had getoond. In Djokja waren in een bliksemoperatie de pro-FDR-eenheden uitgeschakeld. Maar hij kon op voorhand niet rekenen op de steun van Soengkono, die zich met succes had verzet tegen de rationalisatieplannen.411 Soemarsono meende te kunnen rekenen op minstens de neutraliteit van Soengkono. Deze had hem in een gesprek verzekerd tegen de rationalisatieplannen te zijn. Hij zou zeker eventuele actie 411

D. Anderson 1976b:28 meent dat de regering haar militaire positie ‘far superior to that of their rivals’ achtte. Dat zou de reden zijn dat zij een compromisvoorstel afwees van FDR-zijde, dat er mijns inziens nooit is geweest. Een keuze tussen strijd of compromis was er dus niet. Hoe dan ook is het twijfelachtig of de regering inderdaad haar positie als veel sterker beoordeelde. Andersons argumenten daarvoor zijn gebaseerd op informatie over de FDR-sterkte, die in Djokja toen nog niet beschikbaar was, terwijl hij zelf uitgebreid ingaat op de positie van Soengkono, van wie de loyaliteit aan het centraal gezag onduidelijk was. D. Anderson 1976b:33, note 75 noemt Soengkono’s degradatie tot luitenant-kolonel en non-actiefstelling in juli 1948, die door Soengkono’s troepen werd beantwoord met succesvol, massaal protest. Over Soengkono’s positie ook Soejoedi Soerachmad 2004:76-80. ‘Tentara koeasai saloeroeh keadahan’, Sin Po, 16-9-1948 noemt het wapenbezit van de communisten groter dan van het leger. De Pesindo Oost-Java is ‘verre superieur’ aan het leger.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1221

van Djokja tegen de pro-linkse Brigade 29 van Dachlan, onderdeel van zijn divisie, niet ondersteunen.412 Een krachtenschatting van NEFIS-zijde achtte het mogelijk dat Soengkono’s keuze voor Djokja niet duurzaam zou zijn, als gevolg van de onheuse behandeling van die zijde en zijn goede relatie met procommunistische troepen in zijn regio. Hij zou te maken krijgen met strijd aan twee fronten (PKI en Nederland), waardoor zijn eventuele daadwerkelijke inbreng in de strijd tegen de opstand beperkt zou zijn. De conclusie was dat beide partijen ongeveer even sterk zijn, waarbij de Republik als nadeel heeft dat het met vier fronten (twee statusquolijnen en twee ‘rode’) te maken heeft, terwijl ook de verbinding tussen Djokja en Kediri verbroken is. ‘De communisten daarentegen vormen een hecht blok.’413 Didi Kartasasmita noemt de keuze van Soengkono doorslaggevend: Amir speculeerde erop, dat Soengkono in Oost-Java aan zijn zijde zou staan of minstens neutraal zou blijven. Deze mening meende Amir te moeten baseren op het feit, dat Soengkono zo sterk gekant was tegen de Pengoemoenan nr. 14 [de reorganisatie van de TNI-leiding in mei 1948] […]. Voor het geval Soengkono zich inderdaad aan de zijde van de communisten had geschaard, of maar neutraal stond, zouden de communisten een zeer grote kans van slagen hebben gehad. Toen bleek dat Soengkono met zijn groepen trouw bleef aan de regeringSoekarno/Hatta, was het pleit beslecht.414

Soengkono was waarschijnlijk niet op de hoogte van het verzoek, eind augustus, van procureur-generaal Tirtawinata om een onderzoek in te stellen naar Soengkono’s niet-opvolgen van de order van de legercommandant om plaats te maken voor een andere divisiecommandant; een volgens het Wetboek van Militair Strafrecht niet gering vergrijp. Inwilliging van dit verzoek en Soengkono’s wetenschap ervan zou zijn opstelling kunnen hebben beïnvloed.415 Op 19 september ‘s avonds om acht uur416 richtte Soekarno zich via de 412

Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 6, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. Volgens Soemarsono (interview Amsterdam, 11-11-2002) had Soengkono per telefoon kort voor 18 september zijn steun uitgesproken aan Soemarsono tegen de Siliwangi. Zijn benoeming tot Oost-Javacommandant deed hem overlopen. Dit telefoongesprek ook in Soemadi Partoredjo 1983:30. 413 NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:188-90. 414 CMI, ‘Interrogatie-rapport van de ex-Gen.Maj. D. Kartasasmita, Batavia’, 30-10-1948, p. 17, in NA, HKGS GG 38-6165. 415 De brief van 25-8-1948 vertaald in CMI-doc. 5703, in CAD, Verspreide Archivalia GG 58311. 416 Djawa Timur 1953:53. Het tijdstip van acht uur garandeerde een groot bereik aan luisteraars. Kahin 1952:292 noemt als tijdstip van uitzending 22 uur. De tekst van de rede waarin Moeso op Soekarno reageerde is afgedrukt in Front Nasional, 20-9-1948, de krant van de FDR

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1222

Verguisd en vergeten

radio tot het Indonesische volk. Hij sprak van een ‘zware beproeving’ voor de Republik in zijn strijd tegen Nederland, waarbij de vereiste eenheid werd verstoord door oproerkraaiers. Hij herhaalde Hatta’s uitspraak in de BP van 16 september dat de regering elke ideologie respecteerde, maar tegen anarchie en onruststokers zou optreden. Die onrust was zeker opgewekt, door diverse regisseurs, die zich allen tot doel hadden gesteld op te hitsen tegen de regering en deze omver te werpen. Er werd tweedracht gezaaid in het leger, tussen al langer gelegerde troepen en de geëvacueerde Siliwangi. Zo kwam het tot strijd in Solo, die in de politieke sfeer werd getrokken, onder leiding van Jadau en Soejoto. Beide officieren kregen in Soekarno’s rede ontslag aangezegd. Nu is het nodig aan jullie een nog belangrijker gebeurtenis mee te delen. De PKI-Moeso heeft een coup gepleegd. Gistermorgen heeft de PKI-Moeso een coup gepleegd, de macht gegrepen in Madioen en daar een Sovjetregering gevormd, onder leiding van Moeso. Deze machtsgreep beschouwen zij als het begin van de overname van de gehele regering van de Republik. Duidelijk wordt zo dat de gebeurtenissen in Solo en Madioen niet op zichzelf staan, maar passen in een keten van acties om de regering van de Republik omver te werpen.

Eenheden van de 29e brigade van luitenant-kolonel Dachlan waren hiertoe ingezet. En ook Dachlan kreeg zijn ontslag aangezegd. Saudara-saudara, besef goed wat de betekenis is van wat is gebeurd! De PKI-Moeso wil onze staat Republik Indonesia veroveren. Mijn geliefde volk, uit naam van de strijd voor een onafhankelijk Indonesië roep ik jullie op: In deze zo kritieke periode, waarin jij en wij allen de zwaarste beproeving doorstaan bij het bepalen van ons lot, moeten wij kiezen uit twee: het volgen van Moeso en zijn PKI dat het bankroet van de idealen van een onafhankelijk Indonesië zal brengen, of het volgen van Soekarno-Hatta die met Gods hulp een onafhankelijk Indonesië zullen leiden, dat door geen enkel ander land zal worden overheerst. Ik vertrouw er op dat het Indonesische volk dat al zo lang strijdt voor zijn onafhankelijkheid, niet zal aarzelen bij het bepalen van zijn houding. En als er geen aarzeling is, sta dan achter onze oude wettige regering en kom dan zonder aarzeling ook in actie. Steun de regering en zijn organen met alle inzet om alle verzet uit te roeien en de wettige regering te herstellen in de betrokken regio’s. Herover Madioen! Madioen moet snel in onze handen terugkeren!

Soekarno kondigde aan dat alle vitale diensten waren gemilitariseerd, en de werknemers onder militair gezag geplaatst. Hij noemde de geestelijke in Madioen, en noemt daar als tijdstip van uitzending van Soekarno’s rede 21.30 uur. Een kopie van de krant is afgedrukt in Marsudi 1966:83 en Pinardi 1967:91. De rede werd telkens herhaald volgens Soejoedi Soerachmad 2004:82.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1223

terreurcampagne van de FDR, met intimidatie en dreiging, tegen arbeiders, boeren, jeugd en employés, en riep op tot weerbaarheid hiertegen, om met de regering te strijden voor een echte democratie. Jullie, eerlijke arbeiders, eerlijke boeren, eerlijke jeugd, eerlijk volk, geef geen steun aan deze opstandelingen. Laat jullie niet verleiden door hun zoet gefluit! Met de ontvoeringen in de laatste tijd en met de coup in Madioen valt het masker van het Front Demokrasi Rakjat-PKI dat al lang systematische actie had beraamd om de regering omver te werpen. Luister hoe misdadig hun plan is.

En Soekarno citeerde vervolgens uit het door de GRR gepubliceerde FDRplan de passages over illegale actie. De FDR-leiders hebben toen snel bekendgemaakt dat hun programma was vervalst door hun tegenstanders. Maar de recente gebeurtenissen bewijzen overduidelijk dat het program waarheidsgetrouw is. Wat is gebeurd zoals ontvoeringen enzovoorts past precies bij dat programma. Daarom, mijn landgenoten, kom in actie. Opstandelingen die niet het geduld opbrengen om de volksuitspraak in algemene verkiezingen af te wachten willen de regering omverwerpen. Zij willen onze staat vernietigen. Laten wij samen deze opstandelingen bestrijden. Laten wij terugkomen naar de rust onder leiding van de regering. Laten wij niet aarzelen! Als God het wil zullen wij zegevieren! Eens vrij, altijd vrij!417

Soekarno’s oproep werd gevolgd door een rede van minister Hamengkoe­ boewono. Hij gaf een lesje in democratie. Partijstrijd moest correctief en constructief zijn, en geen onderlinge twist oproepen.418 Ook minister Soekiman en Soedirman spraken. Soekiman waarschuwde dat ‘in een communistische staat geen godsdienst zal bestaan en dat er een dictator aan het bewind zal komen’. Soedirman beperkte zich tot het voorlezen van het benoemingsbesluit van Soengkono.419 417

Antara, 20-9-1948 (niet compleet); in zijn geheel in Jogjakarta 1953:284-6; Djawa Timur 1953:53-6; Marsudi 1966:6-9; Pinardi 1967:85-8; Notosoetardjo 1966:128-30; Nasution 1979, VIII:243-6; Tobing 1986b:117-20; vertaald in ‘Soekarno spreekt’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/22-9-1948):3-5 (in zijn geheel); Kahin 1952:292-3 (deels), Abels 1983:152-3 (deels) en Swift 1989:97-9 (in zijn geheel). 418 Jogjakarta 1953:286-7, overgenomen in Notosoetardjo 1966:131-2; veel korter in Antara, 209-1948; Marsudi 1966:13-4; Slametmuljana 1969:266-7; vertaald in zijn geheel in ‘De sultan van Djokja’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/22-9-1948):5-6. 419 Nasution 1979, VIII:243. Soekimans rede in Nieuwe Rotterdamse Courant, 20-9-1948 en KHA 19/25-9-1948:7759D, aangehaald in Buku putih 1953:17 en Pinardi 1967:106, wordt genoemd als oproep tot een ‘heilige oorlog’ tegen de PKI. Dit is een onjuiste samenvatting. Soekiman sprak als minister, niet als partijman, en de term ‘heilige oorlog’ zal in deze fase nog niet zijn gehanteerd. De redes ook in Brackman 1963:94. Verder ‘De republikeinse legercommandant’ en ‘Soekiman, de Masjoemi-leider’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/229-1948):6-7; NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:187 en noot 18.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1224

Verguisd en vergeten

De regering had hiermee zijn belangrijkste wapen ingezet: Soekarno’s prestige en magie. Hij had ondanks zijn verwijzing naar Hatta’s uitspraak over zijn respecteren van elke ideologie de PKI-Moeso en later de FDR-PKI als geheel in het opstandige kamp geplaatst420 – op basis van de beschikbare gegevens en uit het oogpunt van politiek of zelfs fysiek zelfbehoud was dat een logische keuze. Moeso reageerde om 21.30 uur via Radio Gelora Pemuda in Madioen.421 Op 18 september heeft het volk van Madioen de staatsmacht in eigen handen genomen. Daarmee heeft het volk van Madioen zijn plicht uitgevoerd in onze nationale revolutie, namelijk dat deze moet worden geleid door het volk zelf en niet door een andere klasse! Al drie jaar staat onze nationale revolutie onder leiding van de nationale bourgeoisie die een weifelende houding inneemt tegenover het imperialisme in het algemeen en tegenover Amerika in het bijzonder. Dat is de uiteindelijke reden dat de economische en politieke situatie in de Republik als geheel steeds verder verslechtert. Op die wijze kan het volk als geheel, en arbeiders en boeren in het bijzonder, volstrekt geen onderscheid maken tussen de huidige situatie en die in de Nederlandse en Japanse tijd. Integendeel, elementen die nu regeren gebruiken onze revolutie als een opstap om zich te bevoordelen. Zij waren in de Japanse tijd als Quislings, Japanse knechten, romushaverkopers en Heiho-propagandisten actief. Meer dan twee miljoen Indonesische vrouwen zijn weduwe nadat hun echtgenoten romusha werden. Nu zullen ze Indonesië en tegelijk zijn volk verkopen aan het Amerikaanse imperialisme! Soekarno beschuldigt de FDR en PKI onder valse voorwendselen als opstandelingen en dergelijke. Is Soekarno vergeten dat hij in Solo trotskistische verraders heeft gebruikt om communisten te ontvoeren en te terroriseren? Zijn Soekarno cum suis vergeten dat hij de misdaden van Siliwangi en die terroristen steunde en wettigde? Wat is de bedoeling van Soekarno cum suis, ex-romusha-handelaren, met de vrijlating van de trotskistische bandieten Tan Malaka cum suis die hebben gepoogd zijn presidentschap ten val te brengen? 420

Alers 1956:189, 195-6 ziet in het gebruik van de term PKI-Moeso een bewuste tactiek om de PKI/FDR te verdelen in een pro- en anti-Moesodeel. Dit lijkt mij onjuist; in zijn rede spreekt Soekarno ook over de FDR als geheel. Eerder is sprake van een manier om zijn betoog te versterken door een reëel doelwit te kiezen. 421 Brackman 1963:95 noemt 23.30 uur. Soemarsono (in Kusalah Subagyo Tur 2001:97-8 en Hersri Setiawan 2002:97-8) vertelt dat de berichten over het optreden tegen de FDR in Djokja al tot Madioen waren doorgedrongen. De beschuldigende vinger werd op Hatta gericht. Moeso was in dat opzicht al vóór Soekarno’s rede ‘prepared’, maar die rede maakte hem niettemin woedend. Soemarsono’s verslag wordt gekleurd door zijn opvatting dat sprake was van een complot en provocatie tegen de FDR. Volgens Soemadi Partoredjo 1983:29 was de rede Moeso’s eigen reactie, waarover hij geen overleg pleegde.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1225

In die drie jaar is duidelijk geworden dat Soekarno en Hatta, ex-romusha-verkopers, Quislings, een capitulatiepolitiek ten opzichte van Nederland en Engeland hebben gevoerd en nu ook Indonesië en zijn volk willen verkopen aan het Amerikaanse imperialisme. Kunnen zulke mensen zeggen dat zij een wettig recht bezitten om onze Republik te regeren? Het Indonesische volk is niet blind. Het volk is de leuzen van Soekarno nog niet vergeten. Zij begrijpen dat de romushahandelaren niet bekwaam zijn om de staat te regeren. Daarom heeft het volk in Madioen en ook andere regio’s zich nu vrijgemaakt van deze knechten van het imperialisme. Toen Soekarno diensten bewees aan Japan zei hij: ‘Engeland zullen we breken; Amerika zullen we platslaan’. Niet Soekarno, niet Hatta bestrijdt nu Nederland, Engeland en Amerika, maar het Indonesische volk zelf. In dit verband zijn de gebeurtenissen in Madioen en elders een signaal voor het gehele Indonesische volk om de staatsmacht met eigen handen te veroveren. Dat is de enige waarborg dat onze Republik echt soeverein zal zijn, en in staat alle aanvallen van buitenaf te weerstaan en zich voor altijd vrij te maken van die dienaren van het imperialisme. Het Indonesische volk is door Soekarno gevraagd te kiezen: ‘Soekarno of Moeso!’ Het volk moet hierop antwoorden: ‘Soekarno en Hatta zijn knechten van Japan en Amerika! Verraders verdienen de dood!’ Het volk zal zeker antwoorden: ‘Moeso heeft het Indonesische volk altijd gediend’. Leve de vrijheid! De oorlog zal worden gewonnen!422

De teerling was geworpen. Het conflict zou moeten worden uitgevochten.423 422

Moeso’s rede in zijn geheel in de kopie van Front Nasional, 20-9-1948, in Marsudi 1966:83 en Pinardi 1967:91, eveneens in Nasution 1979, VIII:246-7 (met kleine omissies), overgenomen in Soe Hok Gie 1997:240-1 en deels in Nasution 1966:133-4. In het Engels in Kahin 1952:293-4 (met kleine omissies), overgenomen in Swift 1989:101-2. Recent in Hersri Setiawan 2002:177-80. Abels 1983:154-5 vertaalt de versie van Nasution in het Nederlands. Pinardi 1967:88, 90, 92 vertaalt Kahins vertaling terug in het Indonesisch – de kopie op p. 91 werd blijkbaar pas later ingevoegd. Deels in ‘Een verklaring van Moeso’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/229-1948):8. Moeso gebruikt voor ‘Verraders verdienen de dood’ de Javaanse woorden: ‘Memang tjiri wantji lali ginowo mati’. Deze zin zou hem zijn aangereikt door Soemadi Partoredjo (1983:29) toen hij vroeg hoe Soekarno’s verraad te karakteriseren. Hadi Soewito 1994, I:231 laat Moeso in een radiorede, waarmee niet een andere dan deze lijkt te kunnen zijn bedoeld, de wereld oproepen zijn Sovjetrepubliek Indonesia te erkennen. Zij zit er daarmee naast. Alers 1956:190 noemt deze ‘felle, vitrioolachtige scheldpartij’ ‘een ernstige en onberaden stap’ en het ‘slechtste brokje politieke psychologie, dat de Indonesische geschiedenis kent’. Maar was er een andere keuze mogelijk? 423 De kranten in de Republik volgden de Antaraberichtgeving en steunden de regering. Commentaren verschenen nauwelijks – als gevolg van de censuur? Kedaulatan Rakjat, 20-91948, in ‘Republikeinse persreacties betr. de staatsgreep te Madioen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-39(23/28-9-1948):11-2 noemt de steun aan Moskou’s politiek tegenover het verzwakken van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Ook Kawan Rakjat gaf commentaar (zie noot 425). In Djakarta was er meer ruimte voor opinie. ‘Coup d’etat di Madioen’, Sin Po, 20-91948, ook aangehaald in ‘Chinese meningen over de communistische staatsgreep’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-39(23/28-9-1948):15 stelde zich vierkant achter de Republik en volgde Soekarno’s argumentatie. Wellicht was sprake van een ‘crisis in een ziekte’, die mogelijk tot verheldering van het politieke klimaat kon leiden. ‘Pembrontakan Madioen termasoek dalam

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1226

Verguisd en vergeten

In Djokja riep Hatta op 20 september de BP bijeen. Hij verwees naar de coup van Moeso en de vorming van een nieuw bestuur als opmaat tot omverwerping van de Republik. Soemarsono had al verklaard dat in Madioen de overwinning begon. En, zei Hatta, er circuleerden al berichten – waar of onwaar – dat Moeso president en Amir premier van de Republik zou worden. Hatta haalde weer het FDR-plan van februari aan. De FDR wenste een dictatuur te vestigen; het geduld ontbrak om verkiezingen af te wachten. Hatta zette nog eens zijn pogingen uiteen om tot een kabinet met de FDR te komen; de overtrokken FDR-eisen hadden dat onmogelijk gemaakt. De machtsovername door Moeso bedreigde het voortbestaan van de Republik. Als Moeso zou slagen had Nederland, met hulp van de Verenigde Staten, een gerede aanleiding om aan te vallen. Moeso heeft al eens het bankroet van de volksbeweging veroorzaakt, toen hij de opstand van 1926 in gang zette, met onvoldoende voorbereiding en middelen in ongunstige omstandigheden zodat een algehele mislukking volgde, en daarna honderden volksleiders werden verbannen naar Boven-Digoel. Laat hem niet voor de tweede maal de oorzaak zijn van het bankroet van de Indonesische idealen. Wij moeten hem bestrijden.

Hatta stelde voor de president voor drie maanden onbeperkte macht te geven, om met voorbijgaan van grondwet en wetten alle maatregelen te trefRentjana pembrontakan di Asia Tenggara’, Sin Po, 21-9-1948 plaatste de opstand in groter verband, als onderdeel van een Kominformplan om Zuidoost-Azië te veroveren, waartoe een Kominformbureau in Bangkok de coördinatie verzorgde. Voor zijn aankomst in Indonesië had Moeso daar uitvoerig overlegd. De Djokjacorrespondent van Sin Po verspreidde zo geruchten die van officiële zijde stamden. De onjuiste geruchten over het bureau in Bangkok stamden van de correspondent in New Delhi van de de New York Times, die via Reuter in New York, in Indonesië belandden (Sin Po, 19-7-1948). Merdeka, 22-5-1948, in Swift 1989:29, behoorde bij de eerste meldingen over deze plannen. Later ook Het Dagblad, 28-8-1948, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 11-9-1948:7-8. ‘Sukarno-Hatta pasti menang’, Merdeka, 21-9-1948 noemde de opstand een bewijs dat de Republik niet communistisch was en dat zou internationaal voordelig kunnen werken. Twee dagen later werd aan de zege van de Republik niet getwijfeld – kritiek was er op het late regeringsingrijpen; eerdere actie had de ernst van de huidige situatie kunnen voorkomen. De PKI kon wel Madioen veroveren, maar zich daar handhaven was niet zo gemakkelijk. Een belangrijke factor in de snelheid van de afloop was de opstelling van Soengkono (‘Akibat lambat bertindak!’, Merdeka, 23-9-1948, ook aangehaald in ‘Republikeinse persreacties betr. staatsgreep in Madioen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-39(23/28-91948):11-2). Keng Po, 20-9-1948, zoals aangehaald in ‘Chinese meningen over de communistische staatsgreep’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 39(23/28-9-1948):14-5, is pessimistischer over de afloop en voorziet verschroeide-aarde en sabotage op grote schaal. Soekarno en Hatta moeten kiezen voor communisme of federatie, maar hebben te lang gewacht zodat zij de omstandigheden niet meer in de hand hebben, maar in handen zijn van de omstandigheden. Sin Min (Semarang), 21-9-1948, in ‘De communistische staatsgreep; Chinese persstemmen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (BVD) 3-39(23/28-9-1948):2 heeft een andere visie: Moeso kan door zijn beroep op leuzen als 100% merdeka het volk winnen, terwijl Soekarno juist steun moet zoeken bij het westen, inclusief Nederland, waartegen hij zolang heeft geageerd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1227

fen om het welzijn van de staat in de hoogste noodtoestand te verzekeren. En hij motiveerde dit met het nodige cynisme nog: als er dan toch een dictatuur moest komen, dan beter niet van één partij, maar van een president die voor alle groepen opkomt.424 Twaalf BP-leden namen deel aan het debat; zeven FDR-leden waren afwezig. Maroeto toonde zich akkoord, maar benadrukte dat in een vrij land geen enkele stroming mocht worden verboden, ook niet het communisme. De te nemen maatregelen mochten geen bestrijding van het communisme inhouden. Zes sprekers sloten zich in die wens bij hem aan. Sarmidi Mangoensarkoro zei in dit verband graag te willen samenwerken met het ‘gezonde communisme’. Een verbod van de PKI van Amir-Setiadjit-Abdoelmadjid vond hij wel op zijn plaats. De enige tegenstander was K. Werdojo (namens de arbeidersfractie). Hij twijfelde of er sprake was van een opstand. Hij vroeg om onderzoek naar de oorzaak van de onrust en hij stelde de vraag of alleen de FDR schuld droeg. Minister van justitie Soesanto stelde Maroeto gerust. Het was in het geheel niet de bedoeling de democratie op te heffen. Alle politieke stromingen mochten zich binnen de regels ontplooien in de Republik. Werdojo stond tenslotte alleen. Hatta’s voorstel werd met 25 tegen 1 aangenomen.425 424

Antara, 20-9-1948; Jogjakarta 1953:287-8; Nasution 1979, VIII:247-52; Marsudi 1966:10-2; Notosoetardjo 1966:132-4 (alle vier met Hatta’s volledige tekst); Pinardi 1967:105-6, 172-4 (volledige tekst); ‘Hatta in het voorlopig Parlement’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-38(15/22-9-1948):7; Kahin 1952:295; Abels 1983:155-6. Een boze reactie hierop van Soemarsono in Hersri Setiawan 2002:97. 425 Antara, 20-9-1948, ook Marsudi 1966:30-1. De tekst van het besluit in Marsudi 1966:15. Volgens Buku putih 1953:17 was ook het PKI-lid Luat Siregar aanwezig. Hij zou dan hebben gezwegen en voorgestemd. Dat lijkt twijfelachtig. Sin Po, 27-8-1948 meldde de arrestatie van Luat Siregar. H. Baskoro, ‘Menghadapi kegentingan negara’, Kawan Rakjat 1-4(20-9-1948):3-4, gedateerd op 20 september, volgde de lijn van Maroeto. Democratische rechten moesten worden hooggehouden, de regering mocht zich niet tegen het communisme als ideologie keren en steun van Nederland bij de onderdrukking van de opstand was uit den boze. De ‘ijzeren vuist’ was terecht; steun aan de regering nodig, zonder haar fouten in het verleden daarmee te vergeten of te vergoelijken. Dit commentaar is daarmee een van de weinige dat heet van de naald in Djokja verscheen – of verscheen het blad later dan de aangegeven datum 20 september? Baskoro’s datering wijst in die richting. De opstelling van Soesanto kreeg ook steun in W.H. [Wonohito?], ‘Hati panas, kepala dingin’, Kedaulatan Rakjat, 30-9-1948. Niet iedere communist steunde Madioen, en mocht over één kam worden geschoren. Er waren vele meelopers; bij de oplossing van het conflict moest op zulke zaken worden gelet. Hatta’s vertegenwoordiger in Djakarta, dr. Darmasetiawan, maakte in ‘Merdeka’, 3-10-1948, in ‘De communistische staatsgreep: republikeinse persstemmen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-40(29-9/5-10-1948):4, nadrukkelijk het onderscheid tussen communisme als ideologie (ziuver en rechtvaardig) en in de praktijk zoals door de PKI-Moeso toegepast. De Nederlandse pers greep dit aan om de Republik negatief te blijven beoordelen. Zolang Djokja zich niet tegen het Sovjetsysteem als geheel richt, blijft er sprake van een crypto-communistische regering, waarmee niet zou moeten worden onderhandeld (Bataviaasch Nieuwsblad, 2-10-1948, zoals aangehaald in Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-40(29-9/5-10-1948):2. De Nieuwsgier, 29-9-1948, zoals aangehaald in Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-40(29-9/5-10-1948):1-2, meende dat in de strijd het de beide partijen aan animo ontbrak om te vechten, waarschijnlijk in de hoop op een compromis.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1228

Verguisd en vergeten

Het woord was voor Djokja nu aan de wapens. Er leek sprake van eensgezind optreden. Soekarno en Hatta ontvingen de volgende dagen vele politieke leiders, onder wie Soetomo en Roestam Effendi. Dissidente geluiden werden – en konden – niet worden gehoord.426 De geheime politie vroeg een aantal prominenten naar hun mening, die aan de regering werd gerapporteerd. Koesoemaatmadja zei dat hij de regering al had gewaarschuwd, maar dat hij als antwoord kreeg dat actie pas over drie maanden werd verwacht. De opstand moest worden neergeslagen; oorlogsrecht toegepast. De taalkundige prof.dr. Prijono, die sympathie koesterde voor Tan Malaka, had niet vermoed dat actie zo snel zou komen. Het was een overhaaste daad, wellicht uit het gevoel in een dwangpositie te verkeren.427 De drukte om rust terug te brengen in de Republik concentreert zich geheel in het presidentieel paleis. Dag en nacht is het daar druk met allerlei besprekingen van belangrijke personen, en leiders komen voortdurend uit het paleis naar buiten. Rondom het paleis is een zeer sterke bewaking, door gewapende legereenheden.428

Abu Hanifah was in Djokja toen het nieuws bekend werd. Important buildings were guarded more thoroughly and there was heavy patrolling in the city streets and suburbs. The Police also suspected that the Communists would try to kidnap important persons, so their houses were specially guarded by plain clothes men. Also many Communist leaders were picked up from their houses and brought to live in camps.

Ook Abu werd bewaakt, maar toen hij bleek voor te komen op een communistische zwarte lijst van te vermoorden leiders verhuisde hij zelfs tijdelijk naar de politiekazerne. Abu had voortdurend twee Luger-pistolen bij zich, in de dunne, oude regenjas die hij altijd droeg.429 Persstemmen De Republikeinse pers stond achter Soekarno en Hatta in hun bestrijding van het communistische ‘verraad’. De Chinese pers was geschakeerder. ‘Sin Min’ (Semarang) zag elke uitkomst als in Nederlands voordeel. Bij Moeso’s zege kon Nederland ongehinderd militair optrekken; bij Soekarno’s zege was diens positie zo verzwakt dat hij zou moeten instemmen met 426

Sin Po, 24-9-1948. Laporan Djawatan Kepolisian Negara, Bagian Pengusutan Kedjahatan, Jogja, 21-9-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI, no. 542. 428 ‘Saloeroeh daerah repoeblik dalam kegelisahan’, Sin Po, 27-9-1948. 429 Abu Hanifah 1972:287-9 (citaat op p. 287). 427

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1229

de Nederlandse voorstellen. En wellicht moest hij zelfs Nederlandse hulp inroepen om te overleven.430 ‘Star Weekly’ wilde de strijd geen botsing tussen communisten en anticommunisten noemen, maar eerder van stalinisten tegen alle andere partijen. De Tan-Malaka-communisten stonden aan de zijde van Djokja.431 ‘Min Pao’ zag geen snelle uitbreiding van de opstand, noch een serieuze bestrijding. Er was het vermoeden dat er slechts sprake was van komedie, de opstand is ‘slechts de enscenering [...] van een nieuwe taktiek van de Republiek om aan de situatie het hoofd te bieden’.432 ‘Keng Po’, wees er op dat de Republiek zijn neutrale positie tussen Rusland en Amerika handhaaft. De PKI is nog niet verboden en met Tan Malaka wordt samengewerkt.433 De Nederlandse pers in Indonesië twijfelde aan het weerstandsvermogen van de Republik – bij de eensgezindheid van de islamitische organisaties en het leger werden vraagtekens gezet. En breed werd tot Nederlands ingrijpen opgeroepen.434 ‘Bataviaasch Nieuwsblad’ was eerder dan ‘Min Pao’ al van oordeel dat van een communistische valstrik sprake was, met willens en wetens de Republikeinse regering daarbij betrokken. Hatta en Soekarno worden als bestrijders van het communisme gepresenteerd, die met de verkregen westerse sympathie meer concessies van Nederland kunnen afdwingen.435 ‘Nieuwsgier’ vond deze theorie al te gezocht. Soekarno en Hatta lijden hoe dan ook gezichtsverlies omdat zij de opstand niet snel konden onderdrukken, laat staan voorkomen. En zonder zware straffen voor de opstandelingen zou het einde van de opstand ongeloofwaardig zijn. Het geconstateerde gebrek aan strijdlust heeft andere oorzaken. De communisten hopen op machtsovernames elders in de Republik, Djokja wil niet door hardhandig optreden steun verliezen.436 In Nederland riepen ‘Trouw ‘en ‘Elsevier’ op tot Nederlands ingrijpen. Voor de gehele pers, uitgezonderd ‘De Waarheid’, gold dat een communistisch Java onaanvaardbaar was. ‘Het Vrije Volk’ noemde de gang van zaken een ‘proces van zuivering en scheiding’ – ‘roekeloos en onoordeelkundig ingrijpen’ zou averechts werken.437 ‘Het Parool’ volgde de lijn van ‘Het Vrije 430

Sin Min, 21- en 22-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:9. Star Weekly, 26-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:10. 432 Min Pao, 27-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:9. 433 Keng Po, 28-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:10. 434 Nieuwsgier, Het Dagblad, Bataviaasch Nieuwsblad, Algemeen Indisch Dagblad, alle van 20-9-1948, Nieuwsblad voor Sumatra, 20- en 21-9-1948, De Locomotief, 21-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:3-4. 435 Bataviaasch Nieuwsblad, 23-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:4. 436 Nieuwsgier, 29-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:4-5. Hierover ook in KHA 3/9-101948:7778C. 437 Trouw en Het Vrije Volk, 22-9-1948; Algemeen Handelsblad, 23-9-1948, in Blijf op de 431

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1230

Verguisd en vergeten

Volk’, wat de krant een scheldkanonnade opleverde van ‘De Waarheid’, waarin ‘trotskistische demagogie’ vraagt om het Indonesische nationalisme te redden door samen met Hatta de communisten uit te roeien. De kranten vallen om van schreeuw-artikelen tegen Moeso, omdat hij de vrijheidskrachten van het volk tot volle ontplooing brengt, omdat de Communistische Partij dezer dagen gelouterd, verfrist, vernieuwd is geworden door de brede fusie met de socialistische partij, met de arbeiderspartij en met de jeugdbeweging, terwijl de Sobsi, de grote eenheidsvakbeweging, zich ten volle met deze fusie heeft gesolidariseerd. Wat Goedhart tot hun geblaas en oorlogshetze brengt is, dat Moeso het communisme tot een bron van kracht maakt in elke dessa, is, dat hij P.K.I. van onder tot boven verbindt met de massa´s van arbeiders en boeren. De massa van arbeiders en boeren, dat is de nationale beweging en haar spits is de P.K.I.438

De internationale pers had oog voor het wijdere verband, met communistische acties in de gehele regio onder Moskou´s regie. ´The Straits Times´ verwees naar Soeripno en ´an old-time Indonesian Communist and exile named Muso´; ´The Times´ naar de ‘formidable Mr. Musso, fresh from long residence in Moscow´, wiens opstand ´this latest manifestation of the whole sinister Communist plan for revolution in Southeast Asia´ vormde. Volgens de ´Washington Post´ was de opstand geen ´incident distant, isolated and unimportant´, maar: ´It is only the latest aspect of an intensified Communist drive to capture and pervert the nationalist movements in Burma, IndoChina, and Malaya as well as in the Netherlands East Indies´.439 Volgens ‘Newsweek’ was de opstand tot mislukken gedoemd. Als de Republik niet in staat was geweest deze te beeïndigen was Nederland in actie gekomen. En dat was Moskou’s doel: het uitlokken van die interventie.440 Na de herovering van Madioen wezen ‘Het Dagblad’ en ‘Bataviaasch Nieuwsblad’ er op dat de opstand nog lang niet was onderdrukt, en dat de Republik nog steeds weigerde zich uit te spreken tegen het communisme, en zelfs het communisme als basis voor partijvorming bleef toestaan.441

Hoogte!, 10-10-1948:12-3. 438 Het Parool, 21-9-1948, De Waarheid, 22-9-1948, Elsevier, 25-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:13-4. 439 The Straits Times, The Times, Washington Post, alle van 22-9-1948, in Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:22-5. 440 Newsweek wordt aangehaald in Nieuwsgier, 14-10-1948, in Blijf op de Hoogte!, 24-101948:4. 441 Het Dagblad en Bataviaasch Nieuwsblad, beide van 2-10-1948, in Blijf op de Hoogte!, 1710-1948:3-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1231

De PKI in woordenstrijd Moeso kwam in ‘Front Nasional’ nog eens terug op Soekarno’s rede. Hij verweet hem de Madioenacties ten onrechte als een sovjetregering te benoemen – een voorbeeld van ‘the stupidity of Sukarno, who never likes te learn’. Soekarno behoorde naar afkomst niet tot de bourgeoisie; zijn hoge positie tijdens de Japanse bezetting verschafte hem ‘bourgeois and aristocratic tendencies. Therefore Sukarno has no proletarian feelings or faith, and is the Chiang Kai-shek of Indonesia.’ En dan zet Moeso uiteen dat in Indonesië sprake is van een nationale revolutie – geen socialistische revolutie en dus geen sovjetregering. Voor de PKI was in deze fase nog ruimte voor progressieve bourgeois in het democratische bestuur van Madioen. Dat gold niet voor de nationale bourgeoisie – met Soekarno en Hatta – die in open strijd zijn verwikkeld met de massa’s.442 In de woordenstrijd gaf het PKI-Politburo op 21 september een lange verklaring uit onder het opschrift: Kom in verzet tegen de romushaverkopers Soekarno en Hatta. In verband met de algemene aanval die door de regering van de romushaverkopers Soekarno en Hatta is uitgevoerd tegen de progressieve beweging, spoort het Politburo van de PKI hierbij al zijn afdelingen in de Republik op Java en Sumatra aan actief leiding te geven aan alle volksverzet tegen deze aanvallen. De arbeiders moeten worden aangespoord tot een algemene staking en arbeiders, jeugd, vrouwen en progressieve en anti-imperialistische soldaten moeten met de wapens in de hand de strijd aangaan met de regering Soekarno-Hatta die openlijk volksverraders en agenten van het imperialisme als Chiang Kai-shek en anderen zijn geworden. Soekarno en Hatta zijn op bevel van hun ‘imperialistische bazen’ Nederland, Engeland en Amerika bezig met een ‘zuivering’ van het volksverzet. Daarin passen de arrestaties van communisten in Djokja en elders, zodat zij zich straks kunnen aansluiten bij de federale regering van Van Mook. Zij verschillen in niets van de verraders van land en volk als Chiang Kai-shek, Quirino en Nehru, die met inschakeling van de meest reactionaire en gewelddadige krachten (godsdienstfanatici en trotskisten) de door de PKI geleide volksbeweging onderdrukken. Zij vertellen de imperialistische machten dat communisten plunderaars en opstandelingen zijn en verbinden zich zo aan die machten. Zij waren Japanse knechten en veroorzaakten dood en ellende voor miljoenen mensen. Deze verkopers van hun volk storten Indonesië nu weer in de hel van het kolonialisme. Laat het gehele volk zich tegen dit verraad verenigen. Onze zaak is een zuivere en rechtvaardige zaak. Daarom moet het volk zegevieren. Vernietig Soekarno-Hatta en hun knechten. Dat alleen is de waarborg om ons land en volk te bevrijden en te redden. Voor het gehele

442

Front Nasional, 21-9-1948 (in vertaling). Het artikel was ondertekend met ‘Pak Besar’ (Grote Vader); de enige die zich zo zou mogen noemen was Moeso. Ook in Kahin 1952:298.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1232

Verguisd en vergeten

Indonesische volk geldt: volg en verwezenlijk het voorbeeld dat het strijdende volk in Madioen heeft gesteld. Leve onze Volksrepubliek.443

De tekst past als vervolg op Moeso’s rede. Hij past evenzeer bij het programma dat de Front-Nasional-regering in Madioen vaststelde. Naast deze verklaring publiceerde op 20 september het Komite Front Nasional Indonesia – dus niet slechts voor Madioen, maar voor de gehele Republik – zijn programma dat in eerste instantie gold voor Madioen, maar dat in alle andere regio’s evenzeer toepasbaar was. Owing to the state of affairs in Madiun, we, the people of Indonesia, must now undertake to execute the duties of our National Revolution, not only in Madiun, but also in the whole of Indonesia. [...] Only when the people have the leadership of the revolution and consequently of the government will the Republic pay attention to the whole need of the people [...].

Een zeven-punten-programma werd uiteengezet. 1. Het gehele regeringsapparaat moet worden vervangen; de feodale bourgeoisieregering ‘must be thoroughly annihilated with all speed’. Alle functionarissen moeten door het volk worden gekozen. 2. Het leger moet een volksleger worden. Zijn structuur moet worden gereorganiseerd, zodat het dichtbij de arbeiders en boeren staat en gebaseerd is op ‘proletarianism’.444 3. Alle bedrijven, fabrieken, banken, enzovoorts worden staatsbezit en komen onder leiding van de arbeiders. 4. De revolutie moet worden geleid door arbeiders en boeren. Deze laatsten krijgen het land dat kan worden verdeeld. 5. Alle Nederlandse bezittingen worden genaast; distributie en prijzen worden onder staatscontrole gebracht. 6. De Volksregering moet dichtbij het volk staan opdat de vijanden in binnen- en buitenland kunnen worden verslagen. 443

Front Nasional, 21-9-1948, zoals in kopie afgedrukt in Marsudi 1966:85, overgenomen in Nasution 1979, VIII:252-4. Deels aangehaald in Sin Po, 30-9-1948. Ook in Bahaja-merah 1954:545, in zijn geheel. Deels overgenomen in Soe Hok Gie 1997:242. In andere bronnen is deze verklaring niet te vinden. Kahin die Front Nasional, de FDR-krant in Madioen, als belangrijke bron gebruikt, noemt deze verklaring niet. Nasution 1979, VIII:259 vat deze verklaring nog eens samen, waarbij hij verwijst naar Radio Gelora Pemuda van 23 september. Monitoring 219-1948, in CAD, NEFIS AA 21, legt de uitzending deels vast. Nasutions datering lijkt dus fout. In Front Nasional stond op 21-9-1948 nog een artikel van soortgelijke inhoud – het bankroete leiderschap van Soekarno, Hatta en Soekiman wordt door het volk steeds meer doorzien en afgewezen. Met fascistische methoden proberen zij de PKI te stoppen – in Solo met trotskistische hulp en in Madioen met geheime militaire actie. Tevergeefs, de massa kwam in verzet en steunde de vorming van een progressief bestuur. Die beweging in Madioen en elders is onstuitbaar. 444 Deze term moet een vertaling zijn van ‘kerakjatan’ die ook in de Politburo-verklaring wordt gebruikt.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1233

7. Een Veiligheidsdienst moet worden ingesteld die agenten en spionnen arresteert. In alle bedrijven moeten actiecomités waken tegen antinationale elementen. Arbeiders en boeren worden bewapend om de binnenlandse veiligheid te waarborgen.

Met een ‘lang leve onze Volksrepubliek’ eindigde dit programma – een onversneden blauwdruk voor een communistische Republik Indonesia.445 Harjono sprak op 21 september voor de radio tot de SOBSI-leden – en de toon was even hard. Wij bevinden ons thans in een politieke crisis. De regering-Hatta als nationale-bourgeoisie-regering is niet in staat om het volk goed te regeren. Het volk dat gedurende de Nederlandse en Japanse overheersing ernstig geleden heeft, moet thans in ellende leven onder het juk van de nationale-bourgeoisie-regering. Daarom heeft het volk zijn wil kenbaar gemaakt om een volksregering ingesteld te zien. Overal zijn de arbeiders, landbouwers en alle progressieven doende de macht te veroveren. In Madioen is een Nationale-Front-regering ingesteld. Wij leerden van Marx dat geen klasse ooit vrijwillig afstand deed van haar macht. De bankroete capitulatiepolitiek van de regering-Hatta wordt door hem met terreur gehandhaafd. De nationale bourgeoisie is nog meer bevreesd voor het volk dan voor het vreemde imperialisme.

In zes punten somde hij vervolgens de feilen van Hatta’s regering op in binnen- en buitenlands beleid. Het volk kende gedurende het Nederlandse kolonialisme, het Japanse fascisme en de nationale-bourgeoisie-overheersing slechts één ervaring: onderdrukking. Verschillende regeringen mogen elkander opvolgen, er is geen verandering gekomen in het regeringssysteem. Terreurmiddelen werden aangewend om de bankroete politiek te ondersteunen. Solo is hiervan het overtuigend voorbeeld. Leiders der vakverenigingen werden ontvoerd en misschien vermoord. Deze politiek vindt zijn culminatiepunt in de rede van Soekarno die zonder meer de communisten brandmerkte als opruiers. [...] Soekarno heeft zich in zijn rede overduidelijk geschaard aan de zijde van het imperialisme. De strijd van 1926-1927 is niet een beweging van opruiers doch een vrijheidsbeweging tegen het Nederlandse juk, onder leiding van de communisten uitgevoerd. De communisten hebben thans de macht veroverd teneinde deze wederom aan het volk over te dragen. [...] De regering van de nationale bourgeoisie kent slechts één programma, dat der onderdrukking. De weerstand van het volk tegen de Nederlanders is geïntensi445

Front Nasional, 20-9-1948 (vertaald), grotendeels overgenomen in Kahin 1952:296-7. Pinardi 1967:94-6 en Soe Hok Gie 1997:243 vertalen Kahins vertaling terug in het Indonesisch. Verder in Abels 1983:159-60. Een uitwerking hiervan is te vinden als ‘Executing our national revolutionary ideals is our duty’, Front Nasional, 22-9-1948 (vertaald), met de oproep overal een Front Nasional te vormen. In dit programma was veel aandacht voor scholing en propaganda, met als laatste van de veertien punten, die vooral variaties vormen op de zeven punten: ‘Diligently studying the theory of Marx-Lenin, so as to be capable to lead this revolution properly’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1234

Verguisd en vergeten

veerd, blijkens berichten uit Poerbolinggo, Malang, Tasikmalaja en Soekaboemi. Zo ook is de weerstand die het volk biedt tegen de regering-Soekarno geïntensiveerd. Voor de arbeider is slechts één weg open, de verdediging van de nationale revolutie tegen de contra-revolutie van binnen en de agressie van buiten. In Madioen functioneert thans een Republikeinse Volksregering. Zij is het werkkapitaal voor de strijd tegen de Nederlanders en de regering Soekarno-Hatta.

Harjono besloot met het voorlezen van de pas vastgestelde radicale SOBSIprogrampunten, ‘als enige weg’ om ‘onze rechten te veroveren op de bourgeois-nationale terreur’ en een: ‘Leve de strijd tegen de Nederlanders en de regering-Soekarno-Hatta’.446 ‘Front Nasional’ liet zich in dezelfde geest horen. Een commentaar op de arrestaties in Djokja sprak van ‘the reactionary government’ van Soekarno en Hatta die door middel van politie en leger, ‘tools originating from the Dutch colonial era and the Japanese tyrannic regime, and whose leadership has colonial and anti-independence tendencies’ – allen ‘working hand in glove with Holland, England and America’.447 Harjono ook tekende op 21 september de richtlijnen voor het opzetten van het Front Nasional in de residentie Madioen. De comités moesten tot in elke dessa en kampong worden gevormd. De leiding werd gekozen, en via getrapte verkiezingen werden de besturen van telkens hogere niveaus gekozen. Besluitvorming volgde de regels van het democratisch centralisme. Het lidmaatschap stond open voor ieder boven vijftien jaar die tien cent contributie per maand wilde betalen. Tot de taken behoorden: democratisering van het bestuur door wegzuivering van reactionaire elementen; voorlichting over het Front Nasional; de arrestatie van spionnen; de afschaffing van alle feodale en koloniale regels over oogstverdeling en landbewerking, en de verdeling van grond; verbetering van de distributie, vergroten van de produktie, de rapportage van hamsterpraktijken en de voorbereiding van de volksdefensie. Tot het comité behoorden Comités van Actie die in de bedrijven werkten, met tot taken contraspionage, het tegengaan van sabotage en het uitschakelen van antinationale elementen onder de arbeiders.448 De stukjesschrijver van ‘Front Nasional’ leverde dit af: As a reward for selling out his people, and sacrificing the romusha and our beautiful, charming maidens, Sukarno received the Star of Honour from Japan. If they do not change their treacherous attitude towards the popular Independence movement, Sukarno-Hatta have a big chance, today or tomorrow, of becoming Knights in the Order of Orange Nassau. It is not difficult to twist the tongue from 446

Monitoring RRI, 21-9-1948, in CAD, NEFIS AA 21, ook afgedrukt in Front Nasional, 22- en 23-9-1948. 447 Front Nasional, 20-9-1948 (in vertaling). 448 ‘Petundjuk pembentukan Front Nasional’, in KITLV, Collectie-Kahin.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1235

‘arigato gozaimashu’ to the Dutch ‘dank je wel’ or to the ‘Thank you’ of England and America! Freedom loving Indonesia, resist the enemies of Independence! Victory will be ours!449

Een dag later ging het verder: ‘We shall wipe out the British and Americans’, said Sukarno-Hatta, while they licked the boots of the Japanese, and sacrificed the common people as romusha etc. Today, Sukarno-Hatta licked the boots of the British and Americans by throwing orgies, giving serimpi exhibitions, and arranging tours to Dieng, Sarangan, etc. Oh, you slave-souled traitors! How can we expect the people to like the leadership which never pays attention tot the condition of the workers, farmers, and the little people who are three-quarters hungry and half naked. The popular leaders in Jogja were arrested by Sukarno-Hatta. The champions of the workers, farmers, and little people were fettered and thrown into the state hotels (prisons). Ex-members of the Public Intelligence Department and former stool-pigeons of the Dutch were asked to join in the suppression of the popular Independence Movement. Friends, in the area of Sukarno-Hatta and the occupied territories, wake up and stage general strikes! Arise, you humiliated people, arise, you hungry people!450

Djokja mobiliseert zijn militairen Hatta vertelde Cochran op 20 september dat hij hoopte de opstand in twee weken te onderdrukken: Situation is serious since Communists under Moeso control the two seaports on which Jogja area depends and also oil refinery. Half company Republican troops defending airport near Madiun with instructions destroy if overcome. Government fears Communists might land arms there from Malaya or elsewhere. Hatta said that Moeso pledged support from Moscow. Said coup Madiun means loss troops plus important supply Republican weapons. Said Republic seriously needs police force material discussed with US attaché and now ammunition and weapons for use against Communists. Said Dutch should not worry over Republic receiving such material for use against common Communist enemy. Hatta expressed fear however that military might move into Republican territory as Republican forces move on Madiun. Said Republican government now has strong support of population against Communists but this would fade if Dutch crossed SQL (status quo line).451 449

Front Nasional, 20-9-1948 (in vertaling). Beide stukjes in Front Nasional, 21-9-1948 (in vertaling). 451 Telegram Livengood, Batavia aan Secretary of State, 20-9-1948, in FRUS 1948, VI:358. Timperley tekende dezelfde vrees op over wapenzendingen door de lucht (zie p. 1217) (NIB 15:127-8, noot 4). Hierover ook Gouda 2002:278, 283. 450

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1236

Verguisd en vergeten

Sjahrir gaf in Djakarta zijn commentaar op de ontwikkelingen. Als de TNI in Oost-Java loyaal was aan de regering zou de regering de overhand kunnen krijgen; zo niet was er kans op een burgeroorlog op grote schaal.452 Soengkono was door Soedirman tot defensiecommandant van Oost-Java benoemd, met grote bevoegdheden. Soengkono nam deze taak op zich – na een pauze van bijna een dag – en plaatste de regio onder militair bestuur. Van een opmars naar Madioen was echter nog geen sprake.453 De verbindingen over land tussen Djokja en Kediri waren verbroken. De TNI vloog elf parachutisten naar Blitar waar zij werden neergelaten. Zij hadden de opdracht Soengkono de geschreven orders over te brengen tot neerslaan van de opstand, terwijl ook de benoeming tot militair gouverneur werd overhandigd. De groep bereikte veilig Soengkono’s hoofdkwartier.454 Soengkono, als beoogd slachtoffer van de rationalisatiemaatregelen, had weinig reden de legerleiding in Djokja diensten te bewijzen. En nu zou hij moeten samenwerken met Nasution en zijn Siliwangi – die hem een paar maanden eerder kwijt wilden. Daarbij kwam dat Soengkono in zijn gebied te maken had met zeer diverse militaire eenheden, die in een gespannen verhouding tot elkaar stonden, en waarvan de opstelling op voorhand niet te bepalen was. Er waren al botsingen geweest. FDR- en Pesindotroepen stonden tegenover Hizbullah-eenheden. Soengkono en zijn divisieleiding meenden dat de lasjkar een belangrijk onderdeel vormden van de TNI, in tegenstelling tot Nasution. Op basis van hun populistische ideeën over de rol van het leger waren de contacten met de lasjkarleiders nauw en vriendschappelijk, en vaak versterkt door de gemeenschappelijke ervaringen in de Revolutie. Zij vreesden dat hun optrekken tegen hun strijdmakkers van weleer, die opeens tot opstandelingen waren verklaard, uiteindelijk ook nog zou bijdragen tot de uitvoering van de rationalisatie.455 In Kediri en omgeving lagen nog sterke eenheden van de Brigade 29, de TNI-eenheid die de mili452

Antara, 21-9-1948. Voor andere reacties van Sjahrir: Mrázek 1994a:376-9. Een door Nederland onderschept telegram uit Djokja naar de onderhandelingsdelegatie in Batavia meldt zelfs: ‘Sungkono, aan wie in het begin getwijfeld werd, verzocht telegrafisch om instructies. Onmiddellijk werd hij tot bevelhebber van Oost-Java benoemd. Hij heeft geseind de benoeming te aanvaarden, en dat hij de instructies heeft ontvangen en op zou treden.’ (Telegram waarnemend luitenant-gouverneur-generaal Abdulkadir Widjojoatmodjo, Batavia aan minister Sassen, Den Haag, 22-9-1948, in NIB 15:167-8.) De volgorde van gebeurtenissen, zoals hier geschetst, wijkt af van die in andere bronnen. 454 Sjamsul Islam 1986:289, 291. 455 D. Anderson 1976b:32-8 zet dit uitvoerig en afgewogen uiteen. De persoonlijkheid van Soengkono speelde hierbij ook een rol – officieren onder hem noemen hem ‘betrouwbaar, koel, koppig, een goede soldaat, een bapak’, maar ook ‘niet helder, eigenlijk dom en lethargisch’ (interviews Jonosewojo, Djakarta, 5-11-1986, Soehario Padmodiwiryo, Djakarta, 10-11-1986 en Soedarto, Djakarta, 26-11-1986). M.M., ‘Bertemu dengan Kolonel Sungkono’, Madjalah Merdeka 2-44(29-10-1949):5-6 noemt hem ‘zwijgzaam’, ‘met een streng gezicht’, die zich nooit liet verleiden tot het schreeuwen van bevelen, zijn manschappen met respect benaderde en zo zeer geliefd bij hen was. 453

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1237

taire ruggengraat van de machtsovername in Madioen vormde. De commandant, luitenant-kolonel Dachlan, had zijn hoofdkwartier in Kediri, terwijl het elitebataljon van Maladi Jusuf ten zuiden van Kediri was gelegerd. Dachlan kwam meteen na Soemarsono’s actie naar Jonosewojo, lid van de staf van de Brigade-Surachmad, trouw aan Soengkono, om deze gerust te stellen. Naar zijn zeggen was sprake van een zaak die Kediri niet aanging. De politici in Djokja moesten het maar oplossen. Die afwachtende houding veranderde bij Jonosewojo in boosheid toen bleek dat in Madioen diverse officieren uit Soengkono’s divisie waren gevangengezet en een deel van diens Mobiele Brigade ontwapend. Volgens Jonosewojo was er echter nog voldoende ruimte voor overleg. Op 19 september kwamen de divisietop, de resident en Dachlan met zijn staf bijeen. Er werd van zes uur ‘s avonds tot drie uur ‘s nachts onderhandeld, waarbij boosheid en kalmte elkaar afwisselden. Van een breuk was nog geen sprake. Maar toen Dachlan de volgende dag zich meldde voor nieuw overleg, had Soengkono voor Djokja gekozen. Hij had Soekarno’s rede beluisterd, en zijn benoeming tot militair gouverneur door Soedirman ontvangen. Jonosewojo was vervolgens betrokken bij de arrestatie van Dachlan, die werd uitgevoerd door Sabarudin, aanvoerder van zijn eigen lasjkar. Maar Dachlans driehonderd manschappen waren toen nog in hoogste staat van paraatheid ter plekke. Jonosewojo wist hen, naar zijn zeggen, met een list te ontwapenen.456 Deze gang van zaken wordt ontkend door Surachmad en zijn vijftienjarige zoon. Na zonsondergang 19 september was Surachmad thuis; bij gebrek aan informatie was voor hem de situatie rond Madioen geheel onduidelijk. Hij kreeg onverwacht bezoek van kolonel Dachlan, vergezeld van twee stafleden. Dachlan trok van leer tegen de regering in Djokja; Surachmad hoorde hem aan. Tezelfdertijd hoorde de echtgenote van Surachmad in de keuken de herhaalde rede van Soekarno waarin hij ook de arrestatie van Dachlan beval. Zij gaf haar zoon bevel een zwaard te halen, ter mogelijke verdediging tegen de bewapende bezoekers. Zij wekte ook Jonowesojo die in een paviljoen van het huis sliep. Deze alarmeerde de vier bewakers van het huis, en vier andere soldaten werden ook paraat gehouden. Mevrouw Surachmad wenkte vervolgens haar man en trok een ernstig gezicht. Hij kwam en beluisterde 456

Jonosewojo (interview Djakarta, 5-11-1986) vertelde Dachlans soldaten dat er een akkoord was bereikt en dat Dachlans troepen naar de westkant van de Brantasrivier moesten komen. Dit ging via een kleine brug die slechts twintig mensen tegelijk kon dragen. De dertig man die Jonosewojo tot zijn beschikking had, wachtten deze groepen op en ontwapenden hen. Zo werd de FDR-dreiging in Kediri afgewend. Soejoedi Soerachmad 2004:86 noemt dit een onzinverhaal. De Brantasbrug was breed en kon een ruime tank dragen – en van arrestatie van Dachlans manschappen was geen sprake. Soejoedi Soerachmad schrijft dit alles toe aan Jonosewojo’s wens een grote rol te spelen, en zijn afgunst op Surachmad die met een hogere rang de positie bekleedde die Jonosewojo wilde innemen (ook in interview Soejoedi Soerachmad, Djakarta, 6-1-2005).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1238

Verguisd en vergeten

Soekarno. Met de militairen keerde hij terug en Dachlan werd ontwapend en gearresteerd. Deze was verbaasd, maar kreeg toen de rede van Soekarno, die telkens werd herhaald, te horen.457 Andere informatie legt vast dat Sabarudin al op 19 september de opdracht kreeg Dachlan, en zijn manschappen, en alle leden van de PKI en de Sarekat Buruh (vakbonden), te arresteren. Sabarudin arresteerde ook vice-admiraal Atmadji en Koesnandar, die naar Kediri waren gekomen om Soengkono aan de zijde van de opstand te krijgen. Dit was al op 20 september. Sabarudin liet Atmadji en Koesnandar korte tijd later doodschieten.458 Soengkono werkte loyaal mee aan de maatregelen tegen de FDR. De ontwapening van Dachlans troepen in Kediri was al op 22 september een feit, zo meldde Antara. Soengkono kondigde ook meteen een verbod op vergaderingen en samenscholingen af. De PKI- en FDR-leiders moesten zich voor 22 september 22 uur melden op zijn hoofdkwartier; hun welzijn was anders niet gegarandeerd. Alle vitale bedrijven werden gemilitariseerd, in vervolg op Soekarno’s decreet daarover. Op 27 september was Kediri weer ‘geheel onder regeringsgezag’. De kans op een Nederlandse inval in Oost-Java werd groot geacht, waardoor Soengkono zich niet volledig kon concentreren op het uitschakelen van de PKI-troepen.459 Soengkono’s keuze voor Djokja – hoe ook bepaald – was van essentieel belang in de krachtsbalans. Hierdoor werd de militaire macht van de FDR 457

Voor Jonosewojo’s versie: Nasution 1979, VIII:316-8; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:100-6; Hadi Soewito 1994, I:236-7. Deze bronnen baseren zich op informatie van Jonosewojo. Deze had er belang bij Soengkono – en zichzelf – als trouwe volgelingen van het gezag in Djokja voor te stellen. Een iets andere lezing van Dachlans arrestatie, gebaseerd op interviews van Surachmad en Jonosewojo, in Bahaya laten 1992:73-4. Ook in interview Jonosewojo, Djakarta, 511-1986. De versie van Surachmad in ‘Kolonel Surachmat; Di manakah dia sekarang?’, Kompas, 20-7-1980; Mudjijono 1985:33-4, en via zijn zoon in Soejoedi Soerachmad 2004:82-4. Verder ook hierover Samadikoen, ‘Pelaporan singkat’, Madiun, 3-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542; Himawan Soetanto 1994:181. 458 De opdracht aan Sabarudin in een proces-verbaal van 3-1-1950 van H. Maladi alias Idrus, inlichtingenofficier in Sabarudins bataljon, in Aidit 1964a:68. De datum van de arrestatie van Atmadji en Koesnandar in Radiogram Kepolisian Negara, 22-9-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 344. Atmadji’s arrestatie in Bahaya laten 1992:77. Over Atmadji: Lucas 1986:95, note 34; Sin Po, 2-10-1948. Hun executie in interviews Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980 en Hasan Sastraatmadja, Djakarta, 16-9-1980. 459 Volgens D. Anderson 1976b:41 werkte Soengkono maar halfhartig en met de nodige vertraging mee aan de heroveringsplannen van Madioen. Hij lijkt zich hier te vergissen. Ditzelfde geldt voor Nederlandse bronnen, zoals Dienst voor Legercontacten, ‘De T.N.I. “de facto”’, Batavia, 23-10-1949, pp. 5-6, in CAD, Ministerie van Defensie GG 44. Volgens Pinardi 1967:137 koos Soengkono na 24 uur aarzelen voor Djokja. Volgens Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 9, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286, werd Soengkono met zijn benoeming tot militair gouverneur verleid tot steun aan Djokja. Antara meldde al op 22 september de ontwapening van Dachlans troepen; de militarisering op 22- en 29-9-1948. ‘Bahaja communist masi besar’, Sin Po, 4-10-1948 wees op het gevaar van een Nederlandse aanval.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

inferieur aan de TNI-troepen: de opvatting ook van Sjahrir en Didi Kartasasmita.460 Maladi Jusuf kon niet worden ontwapend. Hij leverde ten zuiden van Kediri de nodige problemen op. Uit Blitar, waar slechts van schermutselingen sprake was geweest, trok een bataljon van de brigade-Surachmad naar het westen, maar die tocht ging te voet en dus langzaam (het bataljon beschikte over één ‘sedan’ en één ‘truck’). Bij Toeloengagoeng werd slag geleverd. Maladi Jusuf trok zich terug naar Trenggalek, gevolgd door het Blitarse bataljon. Met dat al had Soengkono zijn handen vol om in de eigen regio zijn positie te consolideren. Hij moest bovendien de statusquolijn bemannen; de kans dat Nederland zou aanvallen was, naar Republikeinse gedachte, door de Madioenopstand vergroot.461

1239

Maladi Jusuf

De PKI verandert zijn tactiek Voor de FDR-leiders in Madioen was na een paar dagen al duidelijk dat van algemene steun aan hun revolutie geen sprake was. Buiten Madioen was alleen in Noord-Java weerklank te bespeuren voor hun oproep tot een communistische machtsovername, maar een juist inzicht in de omvang ontbrak waarschijnlijk. De regering in Djokja had onverwacht hard en alert gereageerd en de FDR in de hoofdstad uitgeschakeld. In de gegeven omstandigheden was steun of op zijn minst neutraliteit van Soengkono’s divisie van groot belang. En matiging in de openbare uitingen kon wellicht ook in het gesloten regeringsfront twijfel zaaien aan de zin van de harde reactie. 460

‘Pengidoepan di tengah2 sasaran pelor III; Kekatjauan politiek warisan repoeblik’, Sin Po, 3-2-1949 wijst hier ook op. 461 Bahaya laten 1992:78-9, 139-41; Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, pp. 9-10, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; Soejoedi Soerachmad 2004:89-92, 96; Samadikoen, ‘Pelaporan singkat’, Madiun, 3-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1240

Verguisd en vergeten

Op 20 september ‘s avonds spraken Soeripno en Djokosoejono voor de radio. Soeripno vertelde dat hij bij toeval in de gebeurtenissen was verzeild geraakt, en er tevoren niet van wist. De ontwikkelingen in Solo dwongen de bevolking van Madioen tot actie om een soortgelijk lot te vermijden. Er is geen sprake van een staatsgreep of de vorming van een nieuwe republiek. Het volk wenste slechts eenheid, en verzette zich tegen het anticommunisme van Soekarno en Hatta. Soekarno’s rede ontmaskert hem – en de regering wil de PKI uitroeien en het echte revolutionaire volk onderdrukken. Het volk moest geen keuze maken tussen Soekarno-Hatta en Moeso, maar had slechts de plicht de strijd voort te zetten.462 Djokosoejono richtte zijn pijlen op de rationalisatie, die jonge revolutionaire militairen uitschakelde ten gunste van reactionaire en bourgeoiselementen als Nasution en Simatupang, die West-Java cadeau hadden gedaan aan Nederland. Zij voerden die revolutionaire militairen af naar hulptroepen of ontvoerden hen. De actie in Madioen was geen opstand, ‘omdat zij geen nieuw leger vormden’, maar was ‘louter een correctie van jonge revolutionairen op Soekarno en Hatta die in hun leiding van de regering al drie jaar de verkeerde weg volgden’. Soekarno’s beschuldiging dat zij verraders waren, deed Djokosoejono af als ‘gebruikelijk’ in dit verband. Hij verwees naar Tan Malaka die ook zo was afgeschilderd in de 3-juli-zaak, maar die zonder veroordeling was vrijgelaten. Hij riep tot slot de jonge revolutionaire garde in het leger op de revolutionaire actie te steunen en de koloniaal-reactionaire elementen in het leger te vernietigen.463 Djokosoejono vaardigde ook orders uit, waarbij alle militaire eenheden onder zijn commando werden gesteld. Alle banden met militaire autoriteiten buiten de regio moesten worden verbroken.464 Deze woorden klonken gematigder, maar de kern bleef hetzelfde: onder de naam van Front Nasional nam de FDR/PKI de macht over en Soekarno en Hatta moesten verdwijnen. De harde verklaring van het Politburo, die op 20 september in ‘Front Nasional’ stond, legde dat overduidelijk vast. Wellicht 462

Antara, 21-9-1948; Nasution 1979, VIII:256; ‘Summary of the speech of Suripno broadcasted on 20 September at Madiun’, in KITLV, Collectie-Kahin. Front Nasional, 22-9-1948 vatte Soeripno’s rede samen, maar liet de slotpassages over eenheid en keuzes weg. 463 ‘Summary of the speech of Djokosujono, Military Commandant at Madiun, broadcasted on 20 September’, in KITLV, Collectie-Kahin; Nasution 1979, VIII:256-7; Kahin 1952:298; Pinardi 1967:124-5 (vertaling uit Kahin); D. Anderson 1976b:38; Swift 1989:76-7. 464 Front Nasional, 22-9-1948. De order (‘Penetapan Commandant Militer Daerah Madiun’, no. 2, Madiun, 20-9-1948, in ANRI, Arsip Sekretariat Negara, no. 942) was van 20 september en werd op 23 september opnieuw afgedrukt. Ook in ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, pp. 6-7, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. Deze elementen keren alle weer in een Pengumuman van 21-9-1948, een verslag van een overleg van het Comando Militer Daerah Madiun, geleid door Djokosoejono (in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542). Abdoel Moentalip tekende een soortgelijke verklaring voor burgerlijke diensten, ‘Penetapan Pemerintah Front Nasional’, no. 1, Madiun, 23-9-1948, in ANRI, Arsip Sekretariat Negara, no. 942.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1241

week Soeripno hiervan ietwat af in gematigder zin.465 Voorshands bleef de toon hard en onverzoenlijk, met Soekarno en Hatta als mikpunt. Hatta zocht in het geheim Nederlandse steun; Soekarno, ‘this small-souled person’ kreeg dictatoriale bevoegdheden. Het volk zal deze ‘romusha dealers’ weten te vinden. Where will Sukarno-Hatta escape to in the end? They can’t escape anywhere because in all corners and nooks there are popular movements led by the Communists. [...]. Now, where will these Japanese collaborationists escape? If they could serve the Japanese, why isn’t it possible for them to serve the Dutch again? Where to? Quo vadis? To… Batavia?466

De vergelijking tussen Soekarno-Hatta en Moeso werd ook nog eens opgepakt. How did this couple [Sukarno-Hatta] behave during the Japanese colonization? Very cowardly! They yapped and licked just like dogs. How did Musso carry himself? Let Sukarno-Hatta answer this themselves. Musso was accused as the agent of Moscow. But an agent of Moscow could not be likened to the agent of fascistic Japan! Besides, Musso never capitulated!! He was jailed more than eight times in the Netherlands East Indies, followed by once in Singapore, China, Belgium, and France respectively. Now Sukarno-Hatta have the moral courage and brutality to ask the people of Indonesia to choose: Sukarno-Hatta or Musso’s PKI. Musso always acted precisely as did the PKI. The PKI too has never capitulated. In 1926 and 1927 it opposed the Dutch. In 1935 Musso returned. The PKI was resurrected, and once again opposed the Dutch. That is briefly the history of the PKI and Musso. Indonesians! Where is your place? On the side of the romusha dealers, or side by side with the PKI-Musso?467

Het vervolg verscheen een dag later, voornamelijk een aanhaling van Hatta’s kritische woorden over Soekarno in 1933, toen deze de Nederlandse overheid in ruil voor zijn vrijlating zijn politieke zwijgen aanbood. Het blad voegde 465

Suripno 1949, II:10, ook in Marsudi 1966:86, 88, laat eveneens dit gematigde geluid horen, dat overigens een paar dagen later gemeengoed werd in de berichten uit Madioen. Soeripno’s opstelling wordt bevestigd in F.K.N. Harahap 1971, II:24-5, 1979:171-9, z.j.:233-6. Harahap arriveerde, bij toeval, in Madioen op de ochtend na de machtsovername, met dezelfde trein als Soeripno. Tijdens zijn gedwongen verblijf in Madioen sprak hij elke dag met Soeripno. Hij twijfelde niet aan Soeripno’s bewering dat hij vooraf van niets wist. De dag voor de PKI-top Madioen verliet, vroeg Soeripno Harahap naar Hatta toe te gaan – om deze een juist beeld van de gang van zaken te verschaffen. Harahap deed dat en kreeg van Hatta te horen dat hij geen invloed meer kon doen gelden; de militairen handelden Madioen af. 466 ‘The Dutch will aid Hatta’, Front Nasional, 22-9-1948 (in vertaling). 467 ‘The brenggala mirror’, Front Nasional, 22-9-1948 (in vertaling). Brenggala-spiegel is de Indonesische naam voor een toverspiegel die de waarheid laat zien.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1242

Verguisd en vergeten

nog enkele regels hier aan toe. ‘Sukarno, the master of empty agitation and demagoguery that can only be compared to the experienced rendering of a theatre player, a person acrimonious, weak and thoroughly characterless, a betrayer of his own People and Country during the Japanese regime’ vroeg het volk te kiezen tussen hem en Moeso. De vrijheidslievende Indonesiër werd gevraagd een duidelijk antwoord te geven.468 Tegenover Soekarno-Hatta stond een algemene volksbeweging, in geheel Indonesië, als een nieuwe fase in de strijd voor onafhankelijkheid, waarbij de PKI-Moeso het voortouw zou nemen.469 Djokosoejono’s rede kreeg een vervolg in zijn oproep van 21 september aan alle Oost-Javaanse legerleiders, met Soengkono voorop, om op 24 september te overleggen over de actuele situatie. Als zij zouden verschijnen, zou de FDR een soort erkenning winnen van Soengkono, en diens neutraliteit of zelfs steun.470 Djokja reageerde snel. Djokosoejono en zeven medestanders werden uit het leger ontslagen en zouden zo spoedig mogelijk voor de krijgsraad worden gebracht. Iedere militair die zou ingaan op Djokosoejono’s invitatie zou, evenals hij, als opstandeling worden aangemerkt.471 Soengkono bleef weg; hij had zijn keuze al gemaakt. Djokosoejono’s oproep kwam te laat. Hij wist waarschijnlijk nog niet dat Dachlan en zijn manschappen in Kediri waren ontwapend. Wel verscheen in Madioen op 24 of 25 september luitenant-kolonel Soeharto. Deze was in opdracht van Soedirman op zoek gegaan naar Soeadi om deze te weerhouden van aansluiting bij de FDR. Dit was dan Soedirmans tweede poging om Soeadi binnen de TNI-gelederen te houden, na Slamet Rijadi’s bezoek op 21 september. Soeharto trof hem in Wonogiri. Soeadi vroeg hem mee te gaan naar Madioen om ter plekke de stand van zaken zelf te bezien. Soeharto ontmoette hier Moeso – voor de eerste maal. Zij ‘kletsten’ wat. Soeharto vond het jammer dat er onderlinge twist bestond, terwijl één front tegen Nederland zou moeten worden gevormd. Moeso onderstreepte dat. Hij wilde niet meer onderhandelen met Nederland; Soekarno en Hatta wel. Zij wilden hem zelfs uitschakelen. Dat zou hij zich niet zomaar laten geworden; hij zou zich verzetten. Op Soeharto’s vraag zei Moeso bereid te zijn tot overleg om gezamenlijk tegen de Nederlanders op te trekken.472 Volgens Soemarsono werd Soeharto er van overtuigd dat in Madioen 468

‘The brenggala mirror’, Front Nasional, 23-9-1948 (in vertaling). ‘A new phase’, Front Nasional, 23-9-1948. 470 De oproep is van 21 september en werd op 22 september afgedrukt in Front Nasional. Dat is wellicht de reden dat D. Anderson 1976b:39 hem dateert op 22 september. Anderson meent dat hun mogelijke komst zou leiden ‘into a one-sided Siliwangi campaign, which would almost certainly provoke civil war, or to call the operation off and negotiate terms with the FDR-PKI leaders’. Die laatste mogelijkheid was mijns inziens hoe dan ook niet reëel meer. Verder Nasution 1979, VIII:257. 471 Antara, 24-9-1948; Nasution 1979, VIII:258; D. Anderson 1976b:39-40. 472 Soeharto 1989:52-4, 1991:51-3. In dezelfde zin Salim Said 1992:77, op basis van een geschre469

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1243

geen sprake was van ‘onuitstaanbare en wreedste voorvallen’. Soeharto en Soemarsono kenden elkaar van de 3-juli-affaire, toen zij op die spannende ochtend samen optrokken. Soemarsono leidde Soeharto rond door Madioen om te laten zien dat de situatie rustig was: geen rode vlaggen, geen bloedbad, geen volle gevangenis, geen sovjetregering. Soeharto zou een verklaring van deze inhoud hebben getekend, die in de krant werd afgedrukt – deze informatie van Soemarsono is onjuist – en op de radio voorgelezen. Met de nodige brieven was hij teruggekeerd.473 Op de terugweg vermeed Soeharto zorgvuldig een mogelijke ontmoeting met Siliwangitroepen. In Djokja rapporteerde hij aan Soedirman.474 Toen de rapportage bij Hatta belandde zou deze naar verluidt zeer boos op Soedirman zijn geworden.475 Soeharto’s bemoeienis eindigde hier nog niet. Hij schreef een brief aan Djokosoejono, die hij formeel en beleefd aansprak als ‘Paduka Tuan’ en met zijn rang kolonel, en de aanhef ‘Merdeka’. Ik ben weer op mijn plek terug en ondervond geen enkel probleem daarbij. Alles wat ik te weten ben gekomen over de toestand in Madioen heb ik overgebracht aan de Panglima Besar en is verder overgebracht aan de regering. Omdat de situatie moeilijk is geworden zullen wij als er niet snel een oplossing komt schade lijden en Nederland zal voordeel genieten. Om dit alles op te lossen is het nodig weer een verklaring te sturen dat u onverminderd trouw bent aan de ven antwoord van Soeharto (12-11-1984) op een vraag van Salim. Mirajadi 1951:47-8 zegt dat Moeso via Soeharto aan Djokja voorstelde gezamenlijk tegen Nederland te strijden en het kabinetHatta te vervangen door een Front-Nasional-kabinet dat het Program Nasional als richtsnoer zou hanteren. Soeharto kreeg dit mondeling mee. Als bewijs van Moeso’s vredelievendheid overtuigt noch de procedure, noch de inhoud. Dat laatste was voor Djokja onaanvaardbaar en dat wist Moeso ook. Ook in Buku putih 1953:18, dat het bezoek dateert op 22 september. Soeadi was, volgens Antara, 25-9-1948, als brigadecommandant ontslagen, omdat hij in opstand was gekomen, of een opstand steunde. 473 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 9, in NA, PG 979. Over dit bezoek is Soemarsono uitvoerig in een handgeschreven verklaring, 14-2-1994, pp. 5-6, Kusalah Subagyo Tur 2001:82, 86-7, 99-103, en kort in Hersri Setiawan 2002:96, waar de lokale rondrit en de verklaring worden genoemd. Dit alles ook in Elson 2001:27, 319, note 4; 2004:59, 458, noot 46, op basis van een interview met Soemarsono in 1999, waarin deze ook vertelt dat Soeharto’s bezoek drie dagen duurde. In dezelfde zin Siauw Tiong Djin 1999:126-7 (op basis van een interview met Soemarsono in juli 1992). Een brief van Amir aan Soekarno met verzoek tot bemiddeling zou Soeharto ook hebben meegenomen. Op de terugweg zou Soeharto zijn ‘opgehouden’ door Siliwangitroepen. 474 Soeharto 1989:54, 1991:53. Nasution 1979, VIII:257 verwart zich in de twee bezoeken van Soeharto aan Madioen. Zie ook Swift 1989:75. Hierover schreef een anoniem auteur ‘Membandingkan data dari dua buku: Penulisan sejarah dan kecermatan waktu’, Jakarta, 207-1994, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-503. Deze gaat er van uit dat van één bezoek sprake was, ten onrechte dus. Salim Said 2001:47-8 laat Soeharto en Soeadi in opdracht van Soedirman, gemotiveerd door zijn inzet voor de eenheid van TNI en lasjkar, naar Madioen reizen met een ‘vredesboodschap’ en een vraag naar de voorwaarden voor een wapenstilstand – dit lijkt mij geen reële veronderstelling. Soeharto’s voorstelling van zaken is natuurlijk niet op voorhand betrouwbaar, maar lijkt hier waarschijnlijker. Elson 2001:25-7, 2004:57-60 vat de gegevens samen. 475 Salim Said 1992:77, overgenomen in Elson 2001:27, 2004:59.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1244

Verguisd en vergeten

regering. Die verklaring kan zijn van Pak Djoko, de Resident, de Bupati of anderen. En het is nodig spoedig naar Djokja te komen om zelf toelichting te verschaffen aan de Resident. Ik garandeer de veiligheid. Aldus, ik wacht. De zege staat vast.476

Wat betekent deze actie? Het lijkt Soeharto’s eigen initiatief te verwijzen naar de goede relatie tussen hem en Djokosoejono, die wellicht bereid was zijn trouw te betonen aan de regering, in afwijking van zijn geestverwanten daar. Het past niet in de onverzoenlijke opstelling van de regering, die aan de inmiddels uit het leger ontslagen militaire commandant van het Front Nasional geen opening zal hebben willen bieden. Soeharto geloofde daar blijkbaar wel in, met Soedirman ongenoemd achter zich? Het lijkt zo meer dan een bizar incident. Inmiddels kwamen uit Madioen geluiden die zich in toon matigden en die voor meerdere uitleg vatbaar waren. Amir sprak voor de radio op 23 september. The struggle we are now carrying on here is no more and no less than a movement to correct the evolution of our revolution. Therefore the basis remains the same and never changing. The revolution according to our considerations remains one which is national in character, which can be called a revolution of bourgeois democrats. Our constitution remains the same one; our flag is the same red and white; while our national anthem is none other than the ‘Indonesia Raya’.

De correctie was nodig omdat de koers van de revolutie afweek van de wensen van het volk en de grondwettelijke regels. Een politieke crisis was onvermijdelijk. En Amir wees op de inschakeling van het leger als Nederlands instrument en de blijvende legering van Nederlandse troepen, als gevolg van de vorming van een federale staat. Vervolgens noemde hij de weigering diplomatieke relaties aan te gaan met de Sovjetunie en de uitblijvende landhervormingen.477 Amirs rede betekende een grote omslag in de opstelling van de PKI. Op slag veranderde ook de toon. De persoonlijke en scherpe aanvallen op Soekarno en Hatta namen in aantal en intensiteit af, zonder overigens geheel achterwege te blijven; een redelijke betoogtrant werd gehanteerd.478 Zo noemde de stukjesschrijver in ‘Front Nasional’ op 24 september nog de Japanse marionetten Soekarno en Hatta, die zich in Japanse weelde koester476

Deze ongedateerde brief werd omstreeks 26 september in beslag genomen bij Soeharto’s koerier die op weg van Djokja naar Madioen in Wonogiri werd aangehouden toen die plaats werd heroverd op PKI-troepen. Het is deel van een rapportage van Sosrodanukusumo, Djawatan Kepolisian Negara, Bagian Pengusutan Kedjahatan, Jogja, 18-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 1098. Deze brief is niet eerder opgemerkt. 477 Kahin 1952:298, uit Front Nasional, 24-9-1948. Ook in KHA 3/9-10-1948:7778C. 478 The, ‘Sekarang bagimana?’, Sin Po, 6-10-1948 wees al op de omslag in Amirs opstelling, waarbij hij de roodwitte vlag terughaalde om zijn aanhang te vergroten. Ook Nugroho Notosusanto 1971:27 wijst op de verandering.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1245

den, en de geallieerde laarzen likten. Hij voegde er aan toe dat hij niet bang was voor de regeringsacties om de ‘strijd van het volk te onderdrukken’ en ‘de regering verwijdert zich steeds verder van het volk’. Hij riep zijn aanhang op, ook buiten Madioen, om de ‘volksstrijd’ te ondersteunen.479 Op 24 september werd in Madioen een grote demonstratie georganiseerd. Twintigduizend arbeiders en boeren trokken door de stad met spandoeken, waarop leuzen als ‘Leve de nieuwe democratie’, ‘Schop de nationale bourgeoisie eruit’ en ‘Arbeiders en boeren zijn trouw aan het Front-Nasionalbestuur’. De nodige sprekers zwoeren trouw aan het bestuur. Soemarsono sprak ook en zei that the objective of the National Front is the defense of the Indonesian Republic, with the Red and White as national flag, that the Republican Constitution will be treasured and ‘Indonesia Raya’ will be the national anthem. Sumarsono further stated that the action taken by the National Front in Madiun is a corrective step directed towards the evolution of the National Revolution which has been misled by the national bourgeoisie, who indulged in compromise with the Imperialists.480

Een officiële verklaring van het Front Nasional Madioen, door Soemarsono getekend, legde dit dezelfde dag ook vast. We herewith officially announce that our government had never harbored any intention of creating a Soviet or a Communist government, as has often been stated by our Enemy. The government in Madiun is a regional popular administration, and was established as a part of the democratic Republic of Indonesia. The accusation that the objective of our movement begun in Madiun is to abolish the Republic is hereby rendered false. This movement is only an endeavor to make a proper correction of the political aims of the Hatta government and of other leaders who intended to bow to the Dutch. The whole people of Indonesia and the soldiers must support this movement if they really do not wish to be the slaves of the imperialists again.481

Abdoel Moentalip hield ook een rede die op 25 september een groot deel van ‘Front Nasional’ vulde. Hij noemde de ‘corrective mass-action’ tegen de nationale bourgeoisie die zich overgaf aan Amerikaanse, Britse en Nederlandse 479

‘A democratic Republic; Red and white forever’, Front Nasional, 24-9-1948 (in vertaling), overgenomen in Kahin 1952:298; Pinardi 1967:125; Antara, 24-9-1948; Nasution 1979, VIII:258. 480 Front Nasional, 24-9-1948 (in vertaling). Sin Po, 25-9-1948 haalt, naar het schijnt, dit artikel aan. De erkenning van Grondwet, vlag en volkslied werd vastgelegd in een Keterangan Resmi – Officiële Verklaring – van 24 september (in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542). 481 Front Nasional, 25-9-1948 (in vertaling), geheel overgenomen in Kahin 1952:299; Pinardi 1967:126 (vertaald uit Kahin); ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 7, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. In het kort ook al afgedrukt in Front Nasional, 24-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1246

Verguisd en vergeten

imperialisten. De terreur in Solo zette de actie in Madioen in gang. De economische ellende, de rationalisatie in het leger, de arrestatie van progressieve vakbondsleiders, de aanwijzing van Soekarno als dictator zijn alle tekenen van de verwording van de revolutie, waartegen de correctie was gericht. Het bestuur in Madioen wordt communistisch genoemd en verder zwartgemaakt. Ten onrechte; Soekarno en Hatta zelf zijn hielenlikkers van de Amerikanen nu, zoals zij onder Japan Quislings waren, die de romusha verkochten. Er komt in Madioen geen nieuwe Republik, laat staan een communistische regering. Niet de vlag met hamer en sikkel en ‘De Internationale’ gelden, maar de roodwitte vlag en het ‘Indonesia Raya’. Madioens correctie staat voor uitvoering van het Program Nasional. De PKI speelt daarin een rol als de ‘guardian and promoter of the progressive masses towards a triumphant conclusion of this revolution’. Moentalip riep op tot organisatie van de verdediging en waakzaamheid tegen verraad door reactionairen. De actie in Madioen moest daarbuiten worden herhaald. ‘Save our Revolution! Progressive workers everywhere, form a general resistance against the terror ordered by Sukarno, the Dictator! [...] Stage general strikes! Act, and do not hesitate! The mission of our people is sacred and shall triumph!482 De teksten werden dus ietwat aangepast om breder steun te verwerven, maar van concessies was geen sprake: de verpakking werd veranderd, en een aantal thema’s bleef onaangeroerd. Dit duurde ook maar een paar dagen. Een antwoord van Djokja bleef uit; slechts de TNI rukte op en bleek niet tegen te houden. De reactie was bitter en hard. Hatta’s oordeel over Soekarno in 1933: ‘The cheated people will not easily put their faith in him again’, werd herhaald en gevolgd door: That is quite right, Mr. Hatta! The People cheated by you together with Sukarno and those other Japanese dogs, or better still the People you cheated and sacrificed to your ‘Elder Brothers’ believe no more in you. Withdrawing while on trial is a sin, but betraying your country and People to the clutches of the Japanese fascists as done by you, Mr. Sukarno-Hatta, is a traitorous act for which even the highest tree is not high enough from which to hang you. Remember, both of you, how you sold out the fair maidens of Indonesia, workers, farmers and others into humiliation. The souls of those sacrificed by you demand a vengeance. The intentional and planned murders of your political opponents cry for retribution. Annihilate our enemy, Sukarno-Hatta.483

De ‘”iron hand” suppression, terror, kidnapping and arrests have been answered by general resistance. The People’s vengeance was not long in 482 483

‘We are not creating a new state’, Front Nasional, 25-9-1948 (in vertaling). ‘The brenggala mosion’, Front Nasional, 26-9-1948 (in vertaling).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1247

coming.’484 ‘Front Nasional’ van 27 september, het laatste nummer dat verscheen, deed verslag van de strijd. De communiqués van de Tentara Rakjat gaven een optimistisch beeld. De tegenstander werd verketterd. De militaire opponenten waren het ‘fascistische leger van Soekarno-Hatta’, ’reactionaire eenheden’ of het ‘volksonderdrukkingsleger’.485 It seems that Sukarno-Hatta are intending to send all their armed strength against Madiun. Troops of the Siliwangi, trained along the Dutch system, have been gathered from every nook and corner and ordered to attack Madiun. Our soldiers and People fought like tigers facing an enemy greater in number. In Walikukun, Magetan and Sarangan, our forces together with the People gave a last-ditch ­battle. The Siliwangi attacked drunkenly. Innocent villagers, who only aided us, were accused of being Communists, and were killed remorselessly. In a certain village near Walikukun, the peasants were shot down by the Siliwangi, who shouted: ‘You are Communists!’ Such is the inhumanity of the Sukarno-Hatta forces, an inhumanity greater than that of the Dutch. But even so, the spirits of our troops and the People have never declined. They came to hate the Siliwangi more and more. Their courage is without equal. Never before have the People of Indonesia fought so fiercely. Peasants, men and women, old and young stood shoulder to shoulder facing the forces of Sukarno-Hatta. Sukarno-Hatta felt uneasy and bewildered seeing the array of the People of Madiun. That is only a beginning. What Sukarno-Hatta will do if the same kind of resistance flares up in other areas, God only knows. A fiercer and wider resistance will not only occur here, but in the whole of our motherland.486

Daartegenover somde het Front Nasional zijn verdiensten op: afschaffing van inkomstenbelasting, een eerlijke distributie van goederen, landverdeling, afschaffing van schoolgelden, uitbreiding van het onderwijs – dat alles ‘without any fanfare’ en in schrille tegenstelling tot Soekarno, Hatta en ‘the orthodox feudal clique’.487 In zijn laatste ‘stukjes’ was er voor ‘Front Nasional’ geen reden tot matiging.

484

‘What caused the people to oppose the government of Sukarno-Hatta?’, Front Nasional, 26-9-1948 (in vertaling). 485 Kominike Tentara Rakjat, no. 1, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1436. 486 ‘The enemy’s inhumanity and the People’s valour’, Front Nasional, 27-9-1948 (in vertaling). 487 ‘For the interest of People’s Country’, Front Nasional, 27-9-1948 (in vertaling). De maatregelen werden vastgelegd in Penetapan Pemerintahan Front Nasional, no. 3 (27-9-1948) (landverdeling), no. 4 (27-9-1948) (schoolgeld), no. 6 (28-9-1948) (inkomstenbelasting). Opmerkelijk was no. 7 die de aanspreekvorm Tuan verbood en verving door saudara, terwijl in informele omgang ook Bung en Pak waren toegestaan. De maatregel paste in de ‘democratisering op alle terreinen van bestuur’ (ANRI, Arsip Sekretariat Negara, no. 942 en Arsip Kementerian Pertahanan 19451949, no. 241). De begroeting met ‘Merdeka’ moest worden vervangen door ‘Menang Perang’ (Wij winnen de oorlog) (Sejarah Revolusi Jawa Timur 1984:177).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1248

Verguisd en vergeten

The RRI [Radio Republik Indonesia] in Jogja everyday crows and blows out false news, precisely like the Japanese Sendenbu and the Nazi-propaganda of Herr Goebbels. In connection with the raids and terror of the fascist tools of SukarnoHatta against the Communists, especially in Jogja, the RRI without any shame announced: ‘Musso was captured’. What is the aim of this false news? Is it to render the People nervous and afraid? Maybe it was thought that if Musso were captured the People’s resistance would end, and Sukarno-Hatta’s Republic would be strongly established. As if everything depends on Musso. Sukarno-Hatta Ltd. must realize that no matter how courageous Musso is, he can never make a move if he has no foundation. But because an objective foundation is present, a month is sufficient for him in which to cause an upheaval. Apropos of Musso, he is still safe and sound, and free! This can be personally proved. Just come to Madiun!488

Zelfs Tan Malaka werd hier opgevoerd. It is reported that in this time of tension, our dear Hatta has changed and strengthened his ‘braintrust’. But wonder of wonders, in his nervousness he has befriended the ‘Trotskyist’ criminal, Tan Malaka. Not long ago, this agent of the Kempeitai tried to overthrow the crown of Sukarno-Hatta. But now, this international criminal, Tan Malaka, is freed from arrest to become advisor to little Sukarno-Hatta. Naturally ‘Birds of the same feathers flock together’. What a sensation is it to see: ‘Kenpeitai’s Agent joins Japanese War Criminals to overrun the Communists’. In the Dutch time, the Communists were hunted. In the Japanese regime, the Communists were murdered. In Sukarno-Hatta’s time, the Communists are butchered and crucified. Dutch-Japanese-Sukarno-Hatta-Tan Malaka! Forward march! Unite, you monsters, unite!489

De militaire campagne Inmiddels was op 21 september een strijdplan gereed, in Djokja opgesteld, dat tot herovering van de communistische gebieden moest leiden. Siliwangi nam gaarne de taak op zich Madioen te heroveren. De termijn hiervoor gesteld was twee weken. Als de operatie langer zou duren, werd een Nederlands ingrijpen gevreesd. De hoofdmacht trok in een tangbeweging naar Madioen – een deel over de Lawoe, via Sarangan en Magetan, het andere deel via Sragen en Ngawi. Secundaire doelen van aparte onderdelen waren het noordelijke Poerwodadi en de zuidelijke kustplaats Patjitan. Sadikin, zelf afkomstig uit Madioen, nam met vreugde het veldcommando op zich. De gezagsgetrouwe Senopati-troepen voegden zich hierbij; zij waren onder bevel gesteld van 488 489

‘Tidbits’, Front Nasional, 27-9-1948 (in vertaling). ‘Tidbits’, Front Nasional, 27-9-1948 (in vertaling).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1249

Slamet Rijadi, als opvolger van Soeadi. Op 22 september begon de opmars, na een inspectie door Soedirman op het Siliwangihoofdkwartier in Solo. Het uitgeleide was hartelijk; het volk langs de weg juichte de Siliwangi toe en wenste de militairen succes toe in de strijd, en schold de FDR uit voor ‘Front Demoralisasi Rakjat’ en ‘For Dutch Return’. Het kon snel verkeren. Niet de gehele regio Madioen was overigens stevig in FDR-handen. Het vliegveld Maospati bij Madioen bleef in regeringsbezit, en in Ngandjoek werd een machtsovername verhinderd. Hier en elders handhaafden regeringsgetrouwe troepen zich, maar tot actie buiten hun standplaats waren zij niet in staat.490 De situatie was vooral onoverzichtelijk, zoals het verslag van een ‘SinPo’-journalist, op rondreis sinds 19 september, aantoonde. Zijn treinreis van Tjepoe naar Solo, rond 22 september, werd afgebroken in Goendih, even ten noorden van Poerwodadi. Links noch rechts beheerste de plaats, maar wel een bende die voor eigen gewin kleren en fietsbanden van handelaren confisceerde of zich liet afkopen. Na een overstap werd de reis vervolgd tot Kalioso, twaalf kilometer ten noorden van Solo, waar de FDR heerste. Ook hier werden geld en goederen geroofd. Een door de FDR opgeblazen brug maakte verder treinverkeer onmogelijk. De reizigers wandelden vervolgens naar Solo.491 Na zijn terugkeer in Djokja noteerde hij dat elk verkeer met noordelijke steden als Tjepoe, Rembang en Koedoes en oostelijke steden als Kediri, Djombang en Blitar was verbroken. Treinen reden niet meer. De PKIinvloed op het licht beïnvloedbare volk was groot; vele arbeiders steunden de PKI – het zou niet makkelijk zijn de opstand op korte termijn neer te slaan.492 De TNI-opmars naar Madioen verliep voorspoedig. Pas bij Ngawi en 490

Nasution 1979, VIII:259-61; Pinardi 1967:118-21; Himawan Soetanto 1984:170-4, 184-5; Sedjarah Diponegoro 1968:145; Sejarah Diponegoro 1977:553; Siliwangi 1968:259-61, 1979:154-5. De tweede druk van dit laatste boek is uitgebreider dan de eerste, maar biedt geen andere visie. Moehkardi 1977:126-32, 135-8 geeft een gedetailleerd overzicht van de deelname van een regiment kadetten aan deze opmars. Aan de troepen was een Senopatibataljon toegevoegd, terwijl één Siliwangicompagnie was versterkt met Hizbullah- en Bantengmanschappen. Slamet Rijadi trok naar het zuiden over Wonogiri en Woerjantoro richting Patjitan. Hij bewees zo, aldus zijn biografie, dat hij niet links georiënteerd was; ook door tien PKI-gevangenen, schuldig aan wreedheden en moorden, te laten executeren (Mengenang Slamet Rijadi 1996:60). Volgens Bahaya laten 1992:27-8 werden Slamets troepen teruggestuurd naar Bojolali. De TNI-troepen in Maospati handhaafden zich door in onderhandelingen met Djokosoejono slim op tijdwinst te spelen. Zij rekten dit tot Siliwangitroepen Maospati bereikten (Bahaya laten 1992:36-42). Een pemuda leverde een originele afscheidsleuze met ‘Up to Moscow’ (Spectator, ‘Hendak kemana kamu, Muso?’, Madjallah Merdeka, 2-10-1948:5). De nieuwe betekenis van de afkorting FDR noemde Siasat 2-67(13-6-1948), aangehaald in Soe Hok Gie 1997:192, die abusievelijk 11-6-1948 als verschijningsdatum vermeldt. 491 ‘Perang soedara di daerah repoeblik III’, Sin Po, 2-10-1948. 492 ‘Perang soedara di daerah repoeblik IV’, Sin Po, 4-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1250

Verguisd en vergeten

Magetan werd serieus strijd geleverd, maar Siliwangi was te sterk. Een defensieverslag noemt dit ‘een verwarde strijd in de omgeving van Madioen, waarbij gebruik werd gemaakt van mortieren en kanonnen’. Op 30 september laat in de middag werd Madioen heroverd. De stad was de dag tevoren al verlaten door de FDR-top en zijn gewapende aanhang. De expeditie eiste aan TNI-zijde 159 slachtoffers, 114 doden en 45 gewonden, bij een troepeninzet van vijfduizend man. Deze beperkte inzet werd gemaskeerd door de soldaten in een lange rij met flinke tussenruimte te laten optrekken. Meer dan door de tegenstander werd de opmars, twaalf tot twintig kilometer per dag, vertraagd door het tekort aan gemotoriseerde voertuigen – de hele afstand, na een eerste stuk per trein uit Solo, moest worden gelopen –, het ontbreken van draadloze verbindingsmiddelen, het gebrek aan kennis van terrein en inzicht in sterkte en opstelling van de tegenstander.493 De journaliste Gadis Rasid, die de opmars meemaakte, schreef daarover. In die tijd was er geen echt uniform. De beschikbare uniformen waren buitgemaakt op de Nederlanders. Vele soldaten hadden geen schoenen. Een hoofdbedekking werd ook maar geïmproviseerd. Het ergste was dat er bijna geen communicatiemiddelen waren; radiotoestellen waren er zeer weinig. En er was bijna geen vervoer. Dat betekende: lopen. Dat leidde er toe dat de operatie vijf dagen kostte, gerekend vanaf Solo.494

Op 27 september liet de situatie in Kediri het toe een expeditiemacht uit te zenden naar Madioen. Soengkono verdeelde zijn troepen in drieën. De eerste groep volgde de route via Trenggalek, maar maakte weinig voortgang richting Ponorogo. De tweede colonne koos voor een moeilijke tocht via Sawahan over de noordelijke uitlopers van de Wilis. De derde tenslotte trok op langs Ngandjoek. Bij aankomst in Tjaroeban, zonder veel problemen, stond Madioen op het punt te worden heroverd door de Siliwangi. Een deel werd naar Ngawi gestuurd. Twee dagen na Siliwangi trokken Soengkono’s troepen Madioen binnen. De operatie stond onder leiding van Jonosewojo. Deze was in 1947 tot anderhalf jaar cel veroordeeld door de krijgsraad, maar was inmiddels een nieuwe militaire loopbaan begonnen. De tweede colonne 493

Antaraberichten van 23 september tot 2 oktober volgen de opmars. Een samenvattend overzicht in Antara, 4-10-1948, dat incompleet is overgenomen in Nasution 1979, VIII:339-40. Verder in Nasution 1979, VIII:307-10, 315-6, 320-6 (verslag majoor Sambas, die als eerste in Madioen aankwam, over de veldtocht, via de zuidelijke route, van zijn bataljon, dat geen tegenstand van naam ontmoette); Soe Hok Gie 1997:252-3; Himawan Soetanto 1994:186-96; Bahaya laten 1992:2835, 42-7; ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, pp. 17-8, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. Soediro verklaarde in een kabinetsberaad op 6 oktober dat ‘het tekort aan voertuigen de oorzaak is van het veel te laat in actie komen van het leger’ (NIB 16:720, noot 8). Voor een impressie Amirmachmud 1987:67-9. Over de verliescijfers ook Swift 1989:80, note 144. Sjahrir (Sin Po, 4-10-1948) noemt het aantal ingezette TNI-militairen. 494 28 Tahun 1976:12.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1251

werd aangevoerd door Sabarudin, die in hetzelfde proces zeven jaar had gekregen, en nu met zijn lasjkar eerherstel zocht. Hij werd ondersteund door twee compagnieën TNI, waarbij de Matjan Kerah (Waakzame Tijger) van kapitein Sampoerno. Door een kapotte radio had Jonosewojo geen inzicht in Sabarudins vorderingen. De totale sterkte was vijf bataljons, tegenover acht uit het westen. Soengkono’s keuze voor de inzet van deze twee mannen is wellicht een teken in de richting van Djokja waarmee hij zijn eigen zelfstandigheid benadrukte.495 Madioen onder FDR-bestuur De Front-Nasional-besturen kregen niet de tijd om zich te vestigen. Wel werden op 27 september in de residentie Madioen nieuwe bupati en hoofden van dienst benoemd, van ‘anti-imperialistische’ reputatie.496 Vrijwel meteen was er de druk van de TNI-opmars, waartegen front moest worden gemaakt. Zo was het ook in Madioen. Na de PKI-machtsovername hernam het dagelijks leven zijn gang, of niet? Er was sprake van arrestaties van militairen en politie, regeringsgetrouwe ambtenaren en politieke voormannen van Masjumi, PNI en GRR. Volgens Soemarsono werden zij goed behandeld. Er waren geen moordpartijen in de stad. Ook had er geen enkele executie plaats.497 Dit voorzichtige optreden blijkt ook uit de houding die werd ingenomen tegen de Tentara Republik Indonesia Peladjar (TRIP, Studentenleger van de Republik Indonesia), vooral bestaande uit middelbare scholieren, dat in Madioen was gelegerd. Bij de FDR-machtsgreep sneuvelde de TRIP-soldaat Muljadi. De eenheid werd ontwapend. Zijn begrafenis liep uit op een spontane demonstratie tegen het nieuwe bewind. De nieuwe resident Abdoel Moentalip riep vervolgens een vergadering bijeen voor deze studenten. Zijn poging sympathie te winnen 495

Nasution 1979, VIII:318-9; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:110; D. Anderson 1976b:41-2; Moehkardi 1977:95-6; Rakyat Jawa Timur 1981:210-1 (met Jonosewojo’s verslag van de acties); Mudjijono 1985:34-5; Soe Hok Gie 1997:254-5; Himawan Soetanto 1994:181, 198-9; Soejoedi Soerachmad 2004:93-4. De laatste auteur merkt op dat Jonosewojo zijn rol in deze antiPKI-acties vergrootte ten koste van Surachmad. Andersons opmerking dat slechts van een ‘token expeditionary force’ sprake was, die te laat in actie kwam, doet de feiten waarschijnlijk geen recht. Soediro zei in het kabinet op 6 oktober dat Sabarudin en Jonosewojo met ‘voortvarendheid’ te werk gingen (NIB 16:720, noot 8). Hadiman en Suparmin 1985:362-3 dateren de herovering, door de Mobiele Brigade Kepolisian, van Ngandjoek op 23 september en die van Tjaroeban op 27 september. Ditzelfde doet Sutjipto Danukusumo 1997:213-4 in een uitgebreider verslag. Over de veroordeling van Jonosewojo en Sabarudin, pp. 1039-41. 496 Sin Po, 30-9-1948 noemt veertien namen, ontleend aan Radio Gelora Pemuda. ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 9, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961 somt de zestien benoemingen op. 497 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 9, in NA, PG 797.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1252

Verguisd en vergeten

– door de belofte schoolgeld af te schaffen – werd weggehoond. Vijf minuten lang deden de studenten het geluid van een stoomlocomotief na. Moentalip werd belachelijk gemaakt toen de studenten hem voorin de zaal lieten nadoen door een geestelijk gestoorde jongen. Ook Soeripno kreeg het publiek vervolgens niet tot rust; evenmin als Soemarsono, die zijn ‘glans’ verloor. De studenten liepen weg onder het roepen van ‘Muljadi roept om wraak’. Zij gingen naar Muljadi’s graf en zongen daar het strijdlied ‘Temanku Pahlawan’ (Mijn kameraad is een held). Auto’s met rode vlaggen werden met stenen bekogeld; FDR-troepen uitgescholden en ‘s nachts werden leuzen gekalkt als ‘Vernietig het Moesobewind’ en ‘Wij zijn trouw aan Soekarno en Hatta’; pamfletten werden verspreid. Zij opereerden als Peladjar Merdeka (Vrije Studenten) en Patriot Anti-Moeso. Per telegraaf stuurden zij zelfs berichten naar de TNI met militaire informatie over de FDR-troepen. Tien TRIP-leden werden hierna opgepakt, van wie negen werden omgebracht. Vlak voor de herovering van Madioen voorkwam de TRIP nog het opblazen van het telefoonkantoor van de stad.498 Uit de gevangenis van Madioen zouden duizenden mensen zijn bevrijd; een trekbom die het gebouw had moeten opblazen werd onschadelijk gemaakt.499 498

Djawa Timur 1953:71-3; Pinardi 1967:96-100; Siliwangi 1968:256-9; Cuplikan sejarah 1972:1534; Sejarah Revolusi Jawa Timur 1984:178-80; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:82-6; Himawan Soetanto 1994:176-8; Soe Hok Gie 1997:245-6; Abdul Firman en Arismunandar 1997:534; 28 Tahun 1976:11; Radik Utojo Sudirjo 1985:101; Swift 1989:80, note 147; Gouda 2002:280; ‘Kekedjeman kaoem communist’, Sin Po, 24-10-1948. Moehkardi 1983:156-60 legt mede de betrokkenheid bij deze acties vast van de Tentara Genie Peladjar. Sedjarah TNI 1965:80-2, 1966:889, gevolgd door Soe Hok Gie 1997:245 en Sagimun 1989:241-4, geeft over de TRIP-acties een andere lezing. Het TRIP-hoofdkwartier werd op 22 september door de Pesindo bezet, waarbij Muljadi sneuvelde. De vergadering met Moentalip, met zesduizend bezoekers, wordt op 27 september gedateerd. Volgens Sagimun 1989:242-3 kwam TRIP-commandant Soedarto op 23 september naar Madioen om het TRIP-verzet daar te coördineren, met succes. ‘Pelaporan perebutan pemerintahan pada tanggal 18-9-1948 di Madiun’, Madiun, 3-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara 1947-1949, no. 542 noemt als verzetsorganisatie Barisan Setan (Duivelstroep), die sluipmoorden pleegde op FDR-leden. Een datumoverzicht van de Madioenopstand in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542 registreert voor 20 september al het gooien van twee handgranaten naar het PKI-hoofdkwartier. Nasution 1979, VIII:327-31 drukt alle TRIPintelligence af. Soemarsono (interview Amsterdam, 11-11-2002) bevestigt de TRIP-acties. ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, pp. 7-9, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961, verzamelt uit Front Nasional de besluiten van het Front-Nasional-bestuur. 499 Marsudi 1966:55-7; Pinardi 1967:130; Nasution 1979, VIII:315; Himawan Soetanto 1994:194. Radio Djokja meldde op 7 oktober dat in Madioen tijdens het PKI-bewind meer dan duizend mensen de hals was afgesneden (Sin Po, 8-10-1948). Sejarah Madiun 1980:312-4 noemt een aantal van minstens tienduizend slachtoffers van het PKI-bewind in Madioen. En verder werden in een gebouw in Madioen ‘in stukken gehakte lijken gevonden; de vloer was bedekt met twee centimeter bloed’. Hier lijkt sprake van anti-FDR-propaganda, waarmee de publieke opinie werd gemobiliseerd tegen de FDR, die toen nog steeds niet geheel was verslagen. Soemarsono (‘De Madioen-affair’, p. 9, in NA, PG 979) noemt hierover ‘de propaganda uit Djokja ten sterkste overdreven’ en bedoeld om ‘de mensen op te hitsen om de leiders/volgelingen van de Madiunaffair uit te roeien’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1253

Wreedheden Een journalist van ‘Sin Po’ kreeg de kans Madioen te bezoeken met de eerste trein die van Solo weer daarheen vertrok. Hij schreef een vierdelig verslag ‘Kekedjeman kaoem communist; Golongan Masjoemi menderita paling heibat; Bangsa Tionghoa “katjipratan” djoega’ (De wreedheid van de communisten; Masjoemi leed het ernstigst; De Chinezen kregen ook hun ‘deel’). Hij schreef over zijn ervaringen onderweg, waarbij in Ngrambe en Ngawi op Masjumien PNI-voorlieden jacht was gemaakt en zij waren vermoord. De gevangenis van Ngawi zou in brand worden gestoken, met driehonderd mensen erin, maar Siliwangi wist dit te voorkomen. Drie gearresteerde communisten – de rest was gevlucht – werden naar de aloon-aloon gebracht en zonder vorm van proces doodgeschoten.500 In Madioen tekende ‘Sin Po’ het verslag van een ooggetuige op. Na de machtsovername volgde een zuivering. Alle Masjumi- en PNI-leden werden gevangengezet of vermoord zonder vorm van proces. De wreedheid in Madioen steeg ten top toen een bende uit Ponorogo de stad binnenkwam, gewapend met revolver en klewang. Waar zij Masjumi- of PNI-leden vonden of dachten te vinden werd zonder veel omhaal meteen geschoten. Hiermee waren zij nog niet tevreden. De slachtoffers werden daarna niet met rust gelaten; de klewang werd ingezet om het hoofd van de romp te scheiden. Zulke moorden vonden in diverse delen van de stad en daarbuiten plaats, zodat na maar een paar dagen menselijk bloed Madioen overstroomde. De situatie was echt gruwelijk, vooral als mensen met eigen ogen zagen hoe vermoorde personen zomaar waren neergegooid langs de weg en daar een paar dagen bleven liggen omdat niemand hen weghaalde.

Valse beschuldigingen werden gebruikt om vijanden in het gevang te krijgen of erger lot te laten ondergaan – zoals bij de aanwijzing als Masjumi- of PNI-lid. Elke dag waren er demonstraties. De rode vlag werd gezwaaid; de berichten over de roodwitte vlag, die zou blijven waaien, waren onjuist. Bij het verlaten van Madioen voerden de communisten een aantal gevangenen mee, die in Doengoes werden gedood, onthalsd en onherkenbaar verminkt; vijfenveertig lijken waren al gevonden.501 Buiten Madioen, erkent Soemarsono, vielen meer slachtoffers. Zijn bestuur had daar geen controle en de ‘massa was woest en sloeg er op los’.502 De slachtoffers waren lokale bestuurders, politiemensen, religieuze voormannen en Masjumi- en PNI-leiders. Lokale omstandigheden en personen 500

‘Kekedjeman kaoem communist I’, Sin Po, 20-10-1948. ‘Kekedjeman kaoem communist III’, Sin Po, 24-10-1948. Nasution 1979, VIII:335-6 haalt deze reportage deels aan, en verwijst daarbij ten onrechte naar Sin Po, 22-10-1948. ‘Communisme is Repoeblik’, Op Wacht, 5-259(14-10-1948) haalt Radio Djokja aan die meldde dat in Madioen in tien dagen duizend mensen waren onthoofd. 502 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 9, in NA, PG 979. 501

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1254

Verguisd en vergeten

ter plekke speelden een grote rol. In een aantal gevallen vereffenden FDR-troepen, kort voor hun vlucht voor de oprukkende TNI, op bloedige wijze hun rekening met hun tegenstanders.503 Soediro vertelde in een kabinetszitting op 6 oktober dat ‘de wreedheid van de opstandelingen werkelijk van onmenselijke proporties is. Dit blijkt wel duidelijk uit de omstandigheid, dat er lijken gevonden worden die niet of nauwelijks kunnen worden geïdentificeerd.’504 ‘Sin Po’ zag al heel spoedig dat de strijd werd verhevigd door de onverzoenlijke tegenstelling tussen Islam en communisme, waarbij in een eindeloos proces van actie en reactie beide partijen hun tegenstanders afslachtten. Voor Masjumi en PSII was sprake van een heilige oorlog; de communisten betaalden in gelijke munt.505 Een latere beschouwing benadrukte dit nog eens. De officiële berichtgeving

Van PKI-wreedheden zijn weinig foto’s overgeleverd. Deze is vaak overgenomen.

503

Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:15-81 doet, mede op basis van interviews, verslag van de gang van zaken rond een aantal lokale bloedbaden. Pinardi 1967:145-7 neemt een verslag over van de journaliste Gadis Rasid over een bloedbad in Gorang Gareng, waarbij zij ter plekke was. Een verslag van een overlevende: ‘Ooggetuigeverslag pembunuhan terhadap orang CPM di Gorang Gareng’, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542 en Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1796. Hierover ook Moehkardi 1977:135-7, overgenomen in Siliwangi 1979:161-2 en Bahaya laten 1992:32, die een aantal van 160 slachtoffers noemt. Van PKI-zijde werd de Siliwangi er van beschuldigd in Gorang Gareng – als reactie op het bloedbad? – alle jongens en mannen boven de tien jaar te hebben gedood (Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 9, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286). Over een massamoord in Tirtomojo met 56 slachtoffers: Moehkardi 1977:121; Daud Sinjal 1996:84; Julianto Ibrahim 2004:181, 189. Verdere verslagen in Nasution 1979, VIII:312-3; Siliwangi 1979:164; Adaby Darban 1995:244-6 en ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 17, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 2725. Deze ‘Nota’ bevat op pp. 25-8 een incomplete lijst van ontvoerde en vermoorde personen. ‘Penganiajahan di daerah Communist’, Sin Po, 1-10-1948 noemt de systematische marteling van PKI-tegenstanders. 504 NIB 16:720, noot 8. 505 ‘Di repoeblik timboel doea aliran jang aken bermoesoehan teroes’, Sin Po, 2-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1255

noemde slechts de moorden van de opstandelingen; over ‘de moorden van de zijde van Masjumi, die in aantal niet gering mogen worden genoemd, wordt nooit bericht’.506 In een officiële bekendmaking noemde het Front Nasional de vijandelijke bewering dat het Front actie tegen de godsdienst ondernam geheel onjuist. Volledige vrijheid van godsdienst was gewaarborgd en de moskeeën en kerken konden ongestoord functioneren. Ieder die hierop inbreuk maakte zou worden gestraft.507 ‘Guntur’ liet zich nog redelijk afgewogen uit in een overzicht van de communistische beweging in Indonesië die onder valse leuzen zijn aanhang had gewonnen, maar spoedig was doorzien. Na 1945 was van Islamzijde het antireligieuze karakter onderkend. Het masker was in Madioen afgeworpen; de communistische wreedheid werd veroorzaakt door de afwijzing van godsdienst en nationalisme; de eerste loyaliteit lag in Moskou. De PKI-Moeso zal ten onder gaan bij gebrek aan steun van het volk. De nuance was er tot slot: voor progressieve communisten, die de PKI-Moeso niet erkennen en niet blindelings de leninistische theorie volgen, zal er plaats blijven in Indonesië.508 Ook ‘Merdeka’ noemde de wreedheid en plunderingen die veel haat tegen het communisme hadden opgewekt.509 Door zulk optreden was volkssteun aan de communistische guerrillastrijd sterk afgenomen en een herleving van het communisme was daardoor onwaarschijnlijk.510 De Amerikaanse antropoloog Robert Jay, die in 1953 veldwerk begon in Midden-Java, bevestigt dit beeld. Hij tekende op dat in PKI-gebied ‘armed bands of irregulars sprang into being in large numbers’. [They] used their power to exterminate not only the central government officials but also those ordinary citizens against whom they bore ill will. They especially singled out orthodox Moslem teachers, students, and others known for their Islamic piety; these were shot, burned to death, or hacked to pieces, sometimes all three. Mosques and religious schools were burned and their adherents’ houses sacked and destroyed. As these areas were reoccupied by loyalist Republican troops, those suspected of leftwing or anti-Moslem sentiments as well as the actual rebels were shot out of hand and otherwise subjected to mob wrath.511

Een van zijn informanten deed hem verslag: 506

‘Pemboenoehan2 politiek jang bertambah kedjem’, Sin Po, 12-10-1948, ook aangehaald in ‘Partijverhouding in de republiek; De positie van Masjoemi’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (BVD) 3-42(13/19-10-1948):4-5. 507 Pengumuman no. 9 (28-9-1948), in ANRI, Arsip Sekretariat Negara, no. 942. Dit afschrift vermeldt ten onrechte als datum van uitgifte 21-9-1948. 508 Md.O., ‘Tragedi komunis di Indonesia’, Guntur, 1-10-1948. 509 ‘Akibat pemberontakan Madiun’, Merdeka, 16-10-1948. 510 ‘Pembunuhan, perampokan dan penangkapan?’, Merdeka, 1-11-1948. 511 Jay 1963:28. Hierover ook D. Anderson 1976b:45-6, note 113.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1256

Verguisd en vergeten

It was like this, Mas. We began hearing the news from Madiun. Religious teachers and their students were shut up in their schools and their buildings burnt down. They had done nothing, these were old men with gray hair, good men and boys. It was just because they were Muslims. People were taken out into the city square, in front of the mosque, and their heads were cut off. The gutters of the streets there were three centimeters deep with blood, Mas. When we heard these things here, we could not bear it, we had to do something.512

De beide partijen verschillen bijna als dag en nacht in hun verslagen van de begane wreedheden. De communisten benadrukken de vreedzame machtsovername, zeker in Madioen, tot op de dag van heden. De regering maakte de PKI-wandaden tot een hoofdpunt in haar propaganda-offensief – maar kon geen massamoorden uit het niets creëren. Voor haar waren deze acties deel van een systeem, terwijl de PKI slechts tot de erkenning van excessen bereid was. De al maanden opgebouwde spanning tussen Masjumi en FDR zocht een gewelddadige uitweg, waarbij Masjumi zich niet onbetuigd liet – en daarover mocht de Djokjase pers niets schrijven – en dat bleef ook bij de PKI-verslagen onderbelicht. ‘Sin Po’ en Jay’s observaties, drie jaar later, komen denkelijk dichtbij de juiste verhoudingen. En wat gebeurde er in Madioen tijdens Moeso’s bewind? ‘Sin Po’ baseert zich op één zegsman, die wellicht overdreef, en het verslag in ‘Murba’ van het begin van de opstand zal zijn gekleurd door PKI-antipathie. Maar hun algemene beeld zal met enige retouches dichter bij de waarheid liggen dan het PKI-beeld waarbij het leven vrijwel zijn normale gang hernam. De opstand in de regio Van de machtsovername in Wonogiri, dertig kilometer ten zuiden van Solo, op 21 september is een verslag overgeleverd. De politie werd ontwapend door een groep met bamboesperen gewapende mannen. Haar leiders meldden zich bij de bupati en deelden hem mee dat de regering van de Republik was vervangen door een regering van leger en volk. De bupati mocht in functie blijven en kreeg een controleur naast zich. Bij leden van Masjumi, PNI en GRR werd huiszoeking verricht. Op een massavergadering kregen de aanwezigen te horen dat de ambtsvelden, de grond waarop de bupati recht had uit hoofde van zijn functie, konden worden verdeeld.513 Het Front Nasional werd hierbij ingevuld als ‘regering van leger en volk’ – duidelijk was wel dat de Republik had opgehouden te bestaan. De ‘regering’ in Wonogiri was 512 513

Jay 1971:155. Antara, 24-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1257

slechts een paar dagen beschoren.514 In Wonogiri vertoefden Aidit en Alimin, van Solo uitgeweken. Uit Madioen kwamen Wikana en Soemadi Partoredjo. Er werd overlegd over de verdere gang van zaken; Aidit was toen al weer vertrokken. Na een paar dagen verhuisden de FDR-leiders naar Batoeretno, een veiliger oord bij het opdringen van de TNI uit Solo naar het zuiden. Na breed overleg daar, ook met deelname van de Senopatileiders Jadau en Soeadi, werd besloten dat Alimin naar Madioen, toen nog een betrouwbare basis gedacht, zou vertrekken. Soemadi werd met het transport belast. Waarschijnlijk was Madioen toen al gevallen.515 Kuslan Budiman doet in zijn autobiografische roman, Bendera itu masih berkibar (Die vlag wappert nog) verslag van zijn ervaringen als vijftienjarige tijdens de opstand, toen hij woonde in Maospati, tien kilometer van Madioen. Het eerste dat hij bemerkt is een stroom militairen die langstrekt op weg naar Madioen, in zwarte kledij, met een wijde broek tot onder de knie, en ook een zwarte hoofdband. Een aantal zwaaide met rode vlaggen. Zij gebruikten een brede riem waaraan een beurs was bevestigd. De meesten waren blootsvoets. Zij leken geen vermoeidheid te kennen, en riepen ‘Moeso teke, Moeso teke!’ (Moeso, welkom), terwijl zij dansten en met hun hemd zwaaiden. Het waren warok, soortgelijk aan de Bantense djawara, die zich onkwetsbaar waanden en in de revolutie een semilegale status konden verwerven.516 Kuslan werd vervolgens naar een grote meeting in Madioen gebracht, waar ook een vurige rede werd gehouden door ‘iemand met een groot lichaam als King Kong’ – het lijkt op Moeso’s optreden in Madioen op 8 september. In Maospati werd een bekende melodie van nieuwe tekst voorzien: ‘Moeso, Moeso, Gede lemu diperkosa! Jarene Demokrasi, Gede lemu kok dikerasi’ (Musso, Musso, de grote dikkerd is verkracht! Democratie zegt men, waarom dan is die grote dikkerd streng aangepakt!) Een crissisfeer groeide; vele warok sloegen hun bivak op in Maospati. Maar op een avond vertrokken zij allen – deels in de richting van Madioen, deels in de richting van Ngawi. Het stadje was verlaten, tot in de nacht geweervuur werd gehoord. Er werd gevochten en het kwam dichterbij. Het was het geluid van automatische wapens, die niet ter beschikking stonden van de in de regio gelegerde TNI. Was het een Nederlandse aanval? De volgende dag bleken het langharige militairen te zijn, in gestreepte 514

Het ministerie van defensie maakte op 28 september bekend dat de FDR Wonogiri had verlaten (Antara, 28-9-1949). ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 14, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961, dateert de herovering op 26 september. Volgens Bahaya laten 1992:50 werd Wonogiri op 21 september heroverd. Dit is een vergissing. 515 Soemadi Partoredjo 1983:31. 516 De rol van de warok werd ook opgemerkt in ‘Pelaporan perebutan pemerintahan pada tanggal 18-9-1948 di Madiun’, Madiun, 3-10-1948, en ‘Keterangan tentang peristiwa di Karesidenan Madiun’, z.p., z.d., beide in ANRI, Arsip Kepolisian Negara 1947-1949, no. 542. Hierover ook Gouda 2002:122-3, 279, 363, note 51.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1258

Verguisd en vergeten

groene uniformen met als embleem een tijger. Waar kwam dat ‘vreemde leger’ vandaan? De meesten spraken geen Javaans. Vele inwoners waren bang en durfden hun huis niet te verlaten. Een aantal meende dat het Hollandse troepen waren. Het duurde even voor duidelijkheid ontstond, waarna een goede verhouding tot stand kwam. Deze Siliwangi-eenheden vertrokken weer en werden vervangen door de ‘tentara burung’, het ‘vogelleger’, zo genoemd omdat het werd aangeduid met namen van vogels. Zij zuiverden het stadje en pakten velen op, verdacht van sympathie en samenwerking met het verdreven PKI-bewind. Ook van buiten werden gevangenen aangevoerd – zonder hemd, met slechts een korte broek boven de knie. Een aantal wankelde van vermoeidheid, van sommigen was het gezicht bont en blauw, en ook waren er die mank liepen. Enkelen trokken veel aandacht. Er was er een waarbij met zwarte letters ‘Musso’ op het voorhoofd was geschreven. En dat had hij zeker niet zelf gedaan.

Zij waren met lange touwen aan elkaar gebonden en op weg van Magetan naar Madioen. In de gevangenis van Maospati werd systematisch en zwaar gemarteld. Kuslan en zijn vrienden konden dit uit een hoge boom zien en horen. Kuslan doet ook uitvoerig verslag, uit eigen waarneming, van de executie van zeven mannen. Zij moesten eerst hun eigen graf graven, in een veld vijfhonderd meter van de gevangenis. Na terugkeer kregen zij een maaltijd en werd hun hun doodvonnis verteld. Kort daarna werden zij doodgeschoten.517 Tegen de opmars uit Solo leverden de FDR-troepen slechts op een aantal plaatsen flinke weerstand. Wel werd de tactiek van de verschroeide aarde toegepast, waarbij wegen werden versperd en bruggen en rails vernield. De FDR poogde volkssteun te winnen door op massabijeenkomsten te vertellen dat Soekarno en Hatta waren gevangengenomen door Nederland, en dat de oprukkende legers, hoewel in TNI-uniformen, in feite vochten voor Nederland. Het volksleger werd uitgerust met bamboestokken. Ook werden vuurwapens uitgedeeld, die bij de machtsovername in Madioen waren buitgemaakt.518 De verwarring was groot aan PKI-zijde. Bij een aantal confronta517

Kuslan Budiman 2005:215-62. Citaat op p. 248. Kuslan (1933) schreef dit boek in 1978. Hij was journalist en had sympathie voor de PKI. Zo was hij voorzitter van de Lekra, het communistische culturele verbond, in Djokja. In 1965 vertoefde hij voor studie in Peking. Na de omwenteling in september 1965 was terugkeer onmogelijk. Hij woonde als balling in Peking, Moskou en Woerden, tot op heden. Kuslan (telefoongesprek, 8-1-2006) noemt zijn boek een zo getrouw mogelijk verslag van zijn ervaringen. 518 Antara, 4- en 11-10-1948; Nasution 1979, VIII:310-1 (een artikel in Merdeka, 19-10-1948); voorbeelden in Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:74, 77, 79 en Pinardi 1967:108, 115. De wapenuitdeling in Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 9, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. Toen Siliwangi Plaosan heroverde werd hij begroet door mensen die met een Nederlandse vlag zwaaiden – de PKI-propaganda was daar dus effectief (Moehkardi 1977:131).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1259

ties werd niet eerst geschoten, maar geroepen: ‘Waar zijn de Hollanders?’519 De regering beschuldigde de FDR er van zich te verschuilen achter een levend schild van volk en kinderen.520 Vlucht uit Madioen In Madioen leverde de FDR geen slag. In eerste instantie bestond het plan Madioen op leven en dood te verdedigen. De leuze was dat Madioen een tweede Stalingrad zou worden. Maar dat plan verdampte toen Dachlans Brigade 29 bleek te zijn uitgeschakeld.521 Al de dag voor de Siliwangi Madioen innam, op 29 september, hadden leger – drie bataljons sterk, tezamen drieduizend man – en politici de stad in een lange colonne verlaten. Voor deze evacuatie werden personen- en vrachtauto’s ingezet. Radiozenders gingen mee, drukpersen en ook miljoenen aan Republikeins geld, uit de drukkerij in Madioen die dat geld vervaardigde.522 De gewapende onderdelen waren georganiseerd tot de Barisan Tentara Rakjat (Volksleger) met Djokosoejono als leider. De FDR-top ging mee als politieke commissaris: Moeso, Amir, Maroeto, Soeripno, Harjono en Sardjono. Zij namen de besluiten.523 In eerste instantie ging de FDR in de richting van Doengoes, op de helling van de Wilis, negen kilometer van Madioen, waar een sterke positie te verdedigen was, met een achterland ideaal voor guerrilla. Van daar kon worden verder getrokken naar Kandangan, zestien kilometer van Madioen, waar Amir, als voorbereiding op een Nederlandse aanval, de nodige munitie en wapens had laten opslaan. Nu kon dit arsenaal dienen om de FDR een veilige basis te verzekeren, in afwachting van ‘betere tijden’, zoals een Nederlandse aanval, die de FDR wellicht de steun die ontbrak zou opleveren.524 Na zijn aftreden werd De dessabevolking was ook verder verward en bang. Toen Siliwangi een dorpje bij Ngawi binnentrok en vroeg: ‘Zijn jullie voor Soekarno of Moeso?’ kwam er haperend en angstig ‘Soekarso’ uit. Bij gebrek aan inzicht in de herkomst van de troepen werd gehoopt met de combinatie van namen een noodlottig antwoord te ontlopen. De Siliwangitroepen moesten hierover hard lachen en lieten de dessa verder ongemoeid (Patria Kelana 1985:208). 519 Nasution 1966:136. 520 Antara, 24-9-1948. 521 Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 9, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. 522 Volgens P. van Staveren (interview Assen, 19-5-2000) ging 21 miljoen Roepiah mee, in coupures van 50 Rp, in 21 pakketten. Volgens hem was er sprake van biljetten van een nieuw ontwerp, die nog niet circuleerden. In feite waren zij dus niets waard. Het bedrag wordt ook genoemd in Sin Po, 19-10-1948. ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 22, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961, noemt een bedrag van in totaal 61,5 miljoen. Pinardi 1967:130 noemt het aantal militairen. 523 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 9-10, in NA, PG 979; Nasution 1979, VIII:313, 315; Sutopo 1979:289; interview P. van Staveren, Assen, 19-5-2000. 524 Antara, 1-10-1948; Kahin 1952:299-300; Nasution 1979, VIII:313; Bahaya laten 1992:88-9;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1260

Verguisd en vergeten

Spotprent Ramelan. Siliwangi jaagt Moeso en Amir de Gunung Wilis op.

deze basis (Soemberagoeng) nog uitgebreid, nu voor eigen partijdoeleinden, met een radiozender en voorraden voedsel en textiel.525 Doengoes werd door Sabarudins eenheden overvallen; de verrassing was groot. De FDR-troepen, met daarbij Moeso, Amir, Djokosoejono en Soemarsono, trokken zich overhaast terug, met achterlating van wapens en voorraden (‘documenten, een groot aantal zware wapens met munitie, 20 militaire voertuigen, 9 karren munitie, 500 geiten, 100 paarden, 20 zenders en ontvangers, voorraden kleren Nita 2002:184, 196. In gesprekken met Kahin had Soeripno laten blijken een Nederlandse aanval niet te vrezen, ja zelfs te verwelkomen. In de daaropvolgende guerrillastrijd zouden de communisten dankzij hun voortreffelijke organisatie de kans krijgen de militaire en politieke macht op Java over te nemen. De huidige regering zou, naar verwachting, uitwijken naar Sumatra (‘Conversations with Suripno, September 6 and 7, 1948, Jogjakarta’, in KITLV, Collectie-Kahin). 525 Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 5, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1261

en rijst, typemachines, stencils, papier enz.’). Als represaille executeerde de FDR enkele tientallen uit Madioen meegevoerde TNI-militairen en politieke leiders.526 De FDR trok zich terug op het zuidelijker Ngebel, strategisch gelegen op de Wilishellingen. Bij een appèl hield Djokosoejono een rede waarin hij zijn strategische richtsnoer uiteenzette. Als ‘Benteng Mobil’, een mobiel fort, zouden de FDR-troepen zich verweren tegen de TNI. De vier dagen in Ngebel werden benut om de organisatie te vervolmaken, met de benoeming van politieke commissarissen en vorming van agitpropafdelingen per bataljon.527 De gang van zaken vormde het zoveelste debacle voor de FDR sinds de machtsovername in Madioen. De weerklank was uitgebleven. Ten zuiden van Madioen was nog sprake van FDR-eenheden van betekenis, deels op de vlucht. De situatie in het noorden was onoverzichtelijk, maar verspreid was sprake van FDR-machtsovernames. Regeringstroepen waren nog niet serieus opgetrokken in die richting. De duurzaamheid van de FDR daar was nog niet op de proef gesteld, maar was twijfelachtig. In de regio rond Magelang was sprake geweest van veel onrust, met overvallen en bezettingen van dorpen door een aantal honderden FDR-soldaten. Van een serieuze dreiging voor het gezag was daar geen sprake.528 Al meteen kon de FDR in eigen politieke gelederen uitvallers noteren. De FDR in Banten keurde de actie in Madioen af, bestempelde deze als verraad 526

Antara, 4-10-1948; Moehkardi 1977:98; ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, pp. 18-9, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961; Nasution 1979, VIII:349; Rakyat Jawa Timur 1981:215; Soe Hok Gie 1997:255-6; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:110-2; Himawan Soetanto 1994:201, 204; Bahaya laten 1992:89-90; Hadi Soewito 1994, I:245; Soejoedi Soerachmad 2004:95. Nugroho Notosusanto 1971:29 noemt de buit die in handen viel van Sabarudin. Radio Djokja noemde op 7 oktober een getal van zestig slachtoffers in Doengoes (Sin Po, 8-10-1948). Dit getal ook in ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 17, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. ‘Kekedjeman kaoem communist III’, Sin Po, 24-10-1948 noemt minstens vijfenveertig doden. Volgens Dimyati 1951:191 en 28 Tahun 1976:12 werden duizend personen omgebracht – een fout gegeven. In de tweede bron ook (p. 13) de herinnering van Kartidjo aan de door hem overleefde executie; deze ook in Kartidjo 1999:186. Volgens Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 10, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286, waren de executies een reactie van lager kader op de berichten over Siliwangiwreedheden. De PKI-leiding had hier niets mee te maken. P. van Staveren (interview Assen, 19-5-2000) bevestigt de ontreddering na deze tegenslag. Hij zelf vluchtte de bergen in. Een beenwond dwong hem tot het zoeken van herstel in een bergdessa. Daar werd hij op 10 oktober door de TNI gevonden, en naar Madioen overgebracht, waar hij in de gevangenis verdween. Zie over Van Staveren ook Mol 1951. 527 Nita 2002:196-7. De naam Benteng Mobil ook in Sunito 1983:3-4. 528 Antara, 21-, 25-, 27-, 28- en 30-9-, 2-, 6- en 7-10-1948; Nasution 1979, VIII:277-8. Sin Po, 28-9-1948 noemde het feit dat Sakirmans Lasjkar Rakjat zijn hoofdkwartier in Magelang had als verklaring voor de FDR-actie daar. Over Magelang: Bahaya laten 1992:135-8; ‘Sekitar coup di Madiun’, z.p., z.d., p. 5, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1121. Vijftig (volgens de TNI zelfs driehonderd) man vluchtten met hun wapens op 6 oktober ten noorden van Magelang de statusquolijn over. De TNI-commandant vroeg Nederland vergeefs de vluchtelingen aan hem uit te leveren (Antara, 11-, 12- en 16-10-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1262

Verguisd en vergeten

en brak met het FDR-bestuur. De PKI-afdeling Bodjonegoro deed hetzelfde op 21 september. Er was sprake van ‘trotskistische daden’.529 De BKPRI distantieerde zich van Soemarsono, en ontsloeg hem een paar dagen later als voorzitter. De Republik werd trouw betuigd.530 De gevolgen buiten Madioen In Djokja werden de teugels hard aangetrokken. De pers werd onder censuur gesteld, terwijl ook redevoeringen aan de censor moesten worden voorgelegd. Alle demonstraties, vergaderingen, pamfletten en spandoeken waren verboden.531 Op 23 september werden in een grootscheepse TNI-actie hele wijken huis aan huis doorzocht.532 Het aantal arrestanten liep volgens Sjahrir op tot tweeduizend, onder wie ook PSI-leden en andere niet-communisten, die het slachtoffer waren van de anti-linkse acties, zoals Masjumi die naar zijn zeggen opstookte.533 Na een week werden besloten vergaderingen, mits aangemeld, weer toegestaan.534 Belangrijke diensten werden gemilitariseerd.535 Gatot Subroto nam iets mildere maatregelen in zijn gezagsgebied op 25 september. Censuur werd ook hier ingesteld, maar openbare en besloten vergaderingen waren toegestaan, na verkregen toestemming.536 Minister van godsdienst Masjkoer hield op 23 september een radiorede waarin hij de machtsgreep strijdig met de godsdienst noemde, en gelijk aan een vijandige, pro-Nederlandse actie. Met valse beloften werd het volk ‘beïnvloed, verleid, opgeruid, gedwongen en als schild gebruikt door de PKIMoeso’.537 De Partijraad van de PNI stelde zich volledig achter de regering in zijn strijd tegen de ‘landverraders’.538 Het onderscheid dat de PNI-leden in de BP een paar dagen eerder maakten tussen de PKI als partij en het communisme als politieke 529

Antara, 23-9-1948; ook in ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 11, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. 530 Antara, 21- en 25-9-1948; Sin Po, 28-9-1948. 531 Antara, 21-9-1948. 532 Bahaya laten 1992:133-4. 533 Sin Po, 4-10-1948. ‘Perkembangan demokrasi tetap dipelihara’, Merdeka, 5-10-1948, ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 17-10-1948:9 schreef zorgelijk over de aantasting van de democratische rechten. Krissubanu, BP-lid, werd pas half oktober opgepakt (Sin Po, 16-10-1948). 534 Antara, 27-9-1948. 535 Antara, 25-9- (spoorwegen, posterijen) en 1-10-1948 (wegbeheer). Dat gold ook voor gas en elektra, en motorvoertuigen, volgens minister van justitie Soesanto in de BP op 18 oktober (Antara, 18-10-1948). Verder vielen de staatsbedrijven voor olie, textiel en suiker onder de regeling (‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 10, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. Een overzicht ook in Nasution 1968, II:240-2. 536 Pacific, 28-9-1948; Nasution 1979, VIII:303. 537 Antara, 24-9-1948, ook in Swift 1989:76, note 130. 538 Antara, 24-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1263

stroming werd niet meer gemaakt. Sjahrirs PSI maakte dat onderscheid duidelijk wel in een officiële reactie op 20 september. De regering moest de opstand bestrijden, niet een politieke stroming. Als de officiële informatie juist was, was sprake van een ‘reactionaire en contra-revolutionaire’ actie.539 ‘Kedaulatan Rakjat’ vroeg om ‘duidelijk en zakelijk’ optreden tegen de opstand dat niet tegen socialisme of communisme op zich mocht zijn gericht.540 Masjumi, PNI en GRR vonden elkaar in gezamenlijke massavergaderingen waar de regering steun werd betuigd en de FDR fel aangevallen.541 Een zeldzaam geluid tegen de regeringsmaatregelen kwam van de Persatuan Wartawan Indonesia. De journalistenbond stuurde een motie naar Soekarno waarin werd geprotesteerd tegen de censuur en de krantenverboden. De regering had voldoende wettelijke mogelijkheden om repressief op te treden.542 De zakelijke leiding van de verboden ‘Buruh’ onderschreef een paar dagen later deze motie.543 De PKI slaagde er in een ondergronds blad uit te geven ‘Suara Negara dan Rakjat’ (De stem van land en volk) dat op 27 september uitkwam. Het blad trok ten strijde tegen de bankroete regering van Hatta en Soekiman. Het signaleerde de aankomst van diverse Amerikaanse diplomaten die in feite de koers van het kabinet in Djokja bepaalden. Ook George Kahin werd genoemd als geheim agent van het State Department, ‘allegedly collecting materials for writing a thesis’.544 Een pamflet, ondertekend door het Centraal Comité van de PKI werd op 15 oktober uitgegeven. De kern ervan richtte zich tegen de Amerikaanse dominantie van Hatta’s regering, met militaire waarnemers, wapenleveranciers en de toevoeging van Kahin als adviseur aan het ministerie van buitenlandse zaken. Het resultaat waren moorden en ontvoeringen tegen de volksdefensie en de massa-organisaties – ‘hundreds of communists have been shot and tens of thousands are detained’. Maar de communisten zijn niet verslagen. En er werd nadrukkelijk verklaard: ‘the Madiun Affair is no insurrection against the Republic; the Madiun Affair is an heroical measure to save the sovereignty of the Republic; the Madiun Affair is a purge against elements, which are steering the National Revolution back to a colony again’.545 539

Antara, 21-9-1948; ook in Mrázek 1994a:378. Antara, 22-9-1948. 541 Korte verslagen in Antara, 5- (Djombang) en 6-10-1948 (Djokja). 542 Antara, 23-9-1948. 543 Antara, 27-9-1948. De PWI-Solo liet op 6 oktober weten de motie niet te steunen (Antara, 6-10-1948). 544 Een Engelse vertaling in KITLV, Collectie-Kahin. Kahin dateert het blad op 29 september; een verwijzing erin naar de huiszoeking in Djokja vier dagen eerder levert 27 september op. 545 Een Engelse vertaling in KITLV, Collectie-Kahin. ‘Perang soedara di daerah repoeblik III’, Sin Po, 2-10-1948 noemt het opplakken door communisten in Djokja van biljetten waarin tot omverwerping van de regering-Soekarno-Hatta werd opgeroepen. De beschuldiging tegen 540

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1264

Verguisd en vergeten

De SOBSI slaagde er in zijn verboden orgaan ‘Suara SOBSI’ nog minstens twee maal te laten verschijnen. Er werd front gemaakt tegen de plannen voor een nieuwe vakcentrale, waarin de arbeiders tot slaven van de bourgeoisie werden gemaakt. De actie in Madioen werd verdedigd als een daad van het volk om de Republik te redden. Actie moest worden gevoerd voor terugkeer van democratische rechten en de vrijlating van de politieke gevangenen.546 Op 28 oktober stuurde een Djokjase burger een brief aan de politie waarin hij meldde dat was opgeplakt een pamflet met de tekst: ‘1 Muso mati, 100 Muso timbul lagi’ (Eén Moeso dood, honderd Moeso’s komen weer).547 Meer protesten zijn er wellicht geweest, maar de censuur heeft deze dan onderdrukt. Het was wel duidelijk dat alle FDR-partijen tot de opstandigen werden gerekend. In de lokale Djokjase volksvertegenwoordiging die op 30 september bijeenkwam, bleken de FDR-leden niet te zijn uitgenodigd. Toen een afgevaardigde opmerkte dat haars inziens niet de FDR in opstand was gekomen, maar leden ervan, stond zij alleen in die mening.548 De BP-leden Rasuna Said en mr. Tambunan stelden de regering vragen die op 18 oktober werden beantwoord. Minister Soesanto zei dat de actieve FDRleden werden gearresteerd; van de niet-actieve leden werd de betrokkenheid onderzocht. De leden die tot aansluiting waren gedwongen en de oppositionelen in de FDR moesten snel vrijkomen. De berechting zou versneld plaatsvinden. De strafmaat voor opstandige acties was verzwaard tot doodstraf voor ontvoering, plundering en sabotage, het bestuur was gemilitariseerd en steunbetuiging aan de opstand was op straffe van maximaal tien jaar cel verboden. Tot dan waren in Djokja negenhonderd en in Solo veertienhonderd mensen vastgezet; verdere gegevens waren onbekend. Op de vraag, waarin twijfel doorklonk, of wel louter betrokkenen bij de opstand waren opgepakt, ontkende Soesanto zelfs dat dit mogelijk was.549 Kahin was niet geheel zonder grond. Kahin overhandigde afschriften van zijn interviewverslagen met PKI-leiders aan de Amerikaanse autoriteiten in Indonesië, zoals hij ook andere informatie verstrekte. Zijn doel hierbij was de Amerikaanse politiek te beïnvloeden in pro-Republikeinse zin. De Amerikaanse steun aan Nederland verzwakte naar zijn oordeel de binnenlandse positie van het zittende Republikeinse bestuur en speelde in de kaart van de communisten, van wie de positie steeds sterker werd. In 1950 weigerde de Amerikaanse regering Kahin een paspoort voor een bezoek aan Indonesië, onder andere vanwege vermeende communistische sympathieën – passend in de anti-linkse fobie die de Verenigde Staten toen teisterde. Kahin schreef een uitvoerig ‘Memorandum to Passport Division’, 17-8-1950, in KITLV, Collectie-Kahin, uit de US National Archives, waarin hij in zeventien bladzijden zijn activiteiten in Indonesië in 1948 en 1949 documenteerde. In zijn autobiografie noemt hij deze informatie-activiteiten niet, en slechts kort de communistische verdachtmakingen (Kahin 2003a:77, eerder in 1997:21). 546 Suara SOBSI van 10- en 12-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 569. 547 Brief Soestiwi aan Polisi Jogja, 28-10-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 548 Antara, 30-9-1948. 549 Antara, 18-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1265

Persstemmen ‘Siasat’ analyseerde op 12 september de nieuwe verhoudingen. Moeso was de fanatiek-dogmatische, blinde volgeling van het Sovjetcommunisme, maar konden ook Amir en vele PKI-leden succesvol een examen afleggen om dat niveau te bereiken? De tweedeling was wel een feit: PKI tegenover Masjumi en PNI, met daartussen nog de GRR op zoek naar zijn identiteit. Soetomo’s BPRI had geen betekenis meer, en was naar inhoud onduidelijk. Hatta had de steun van al deze partijen.550 Kort voor de opstand plaatste ‘Merdeka’ een beschouwing over het communisme in Indonesië dat alleen steun kreeg vanwege zijn inzet voor de onafhankelijkheid. Zo was het in 1926 en zo was het ook met Tan Malaka’s Persatoean Perdjoeangan. SOBSI, PS en Pesindo tellen weinig echte communisten. Die anderen zullen zich niet thuisvoelen in de PKI. Daarnaast waren de communisten verdeeld – Setiadjit en Maroeto Daroesman, en de Sibar waren besmet met Nederlandse coöperatie. Daartegenover ontstonden PKI Merah en Akoma en kozen Tan Malaka en Yamin voor steun aan de regering. In feite is de communistische invloed miniem, en als de Verenigde Staten van Indonesië tot stand komt zal dat nog minder worden.551 ‘Madjallah Merdeka’ had in Djakarta een cynische kijk op de gang van zaken en noemde de actie het begin van de burgeroorlog, gestart in het rode bolwerk Madioen. Hoe sterk zijn zij? Krijgen zij steun uit Moskou? Is de actie niet schadelijk voor de Republik en zo tot steun van het imperialisme? Wat willen zij? Soeripno en Djokosoejono zeggen dat het geen opstand is, maar een zuivering. ‘Zullen Soekarno en Hatta – die zo vaak van verwarring en zwakheid in hun politiek ten opzichte van deze groep blijk gaven – nu in staat zijn nee te zeggen? Wij zullen zien.’ De FDR beheerst Madioen, is sterk in Solo en van weinig belang in Magelang en Kediri en heeft in Djokja vrijwel niets te betekenen. Via SOBSI strekt de invloed zich buiten de eigen kring uit. Maar de combinatie SoekarnoHatta, Masjumi, PNI en GRR kan op veel meer volkssteun rekenen dan de 550

‘”Gembong-isme” didalam Republik’, Siasat 2-80(12-9-1948):3; in dezelfde zin ‘Solo-matjam’, Siasat 2-81(19-9-1948):3. Mochtar Lubis schreef in Siasat een eerste reactie op de opstand onder de titel ‘Politieke corruptie’. De PKI-leiders wezen hun geesteskind Renville nu af. Zij laten via een achterdeur Moskou binnen, terwijl zij zich als nationalisten voordoen (aangehaald in ‘Republikeinse persreacties betr. Staatsgreep te Madioen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (BVD) 3-39(23/28-9-1948):12-3. 551 Merdeka, vertaald als ‘Een republikeinse persstem onder invloed van het communisme in de republiek’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-39(23/28-9-10-1948):8-10. Een commentaar in Berita Indonesia, 21-9-1948, zoals aangehaald in ‘Republikeinse persreacties betr. staatsgreep te Madioen’. Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-39(23/28-9-101948):10 noemt eveneens de communistische invloed gering. De PKI verenigt meelopers en teleurgestelden. Met de actie in Madioen is een scherpe scheidslijn getrokken.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1266

Verguisd en vergeten

FDR. Van al de geschillen is slechts het volk slachtoffer: Amir en Moeso zijn geen haar beter dan Soekarno en Hatta. Deze laatsten worden nu afgedaan als bourgeoisie en imperialistische agenten, maar niet zo lang geleden was de FDR deel van deze groep. Wie tekenden Renville? Wie verdedigden Linggadjati...? Wie sloot een wapenstilstandsakkoord? Wie leidde toen de ministeries van defensie, financiën, enzovoorts, waarvan het slechte functioneren nu door anderen wordt voortgezet? Het is duidelijk: het volk wordt slachtoffer van de machtslust van die leiders...552

Een week later zocht het blad naar Moeso’s drijfveren. Was hij door Moskou gestuurd? En hoe kon hij ongestoord naar Indonesië reizen, zonder door de geheime diensten van Engeland, Amerika, Frankrijk en Nederland te worden opgepakt? Werd hij evenals Lenin in 1917, die door het Duitse leger naar Rusland werd gebracht, ‘als een dolle hond’ losgelaten om de Republik te schaden? Hij had succes met de FDR-fusie, maar hoe sterk staan zijn leden in hun schoenen? En waarom bestreed hij Tan Malaka en diens aanhang? Zijn Front Nasional verhulde slechts een PKI-bewind.553 Adinegoro meende in het weekblad ‘Mimbar Indonesia’ dat Nederland zich moest afvragen waarom mensen als Amir, die in een compromis met Nederland geloofden, zich afwendden van Nederland en ook het vertrouwen in Amerika verloren. Zij verlegden hun hoop naar het communistische blok.554 In zijn eerste reacties op de acties in Madioen stelde het blad zich vierkant achter de regering, die haar nationale en nationalistische koers moest voortzetten, los van imperialisme en communisme. Moeso legde de Moskouse idealen met geweld op. Een gewapende reactie was onvermijdelijk, het was een strijd van goed tegen kwaad, zo schreef Sukardjo Wirjopranoto.555 Met een versterkte positie kon deze crisis worden overwonnen.556 Adinegoro verweet een week later de PKI-top drie fouten: zij meenden ten onrechte dat Indonesië de zwakste schakel was in de keten van imperialistische staten, zij verzwakten de Republik in zijn strijd en deden afbreuk aan het nationalisme. Moeso kon kritiek hebben op Soekarno en Hatta, maar wat betekende Moeso zelf? In verkiezingen zou hij niet eens een tiende van de stemmen voor Soekarno en Hatta halen.557 Drie weken later trok Adinegoro 552

‘Muso berontak: Madiun dikuasainja’, Madjallah Merdeka 1-37(25-9-1948):3-5. Spectator, ‘Hendak kemana kamu, Muso?’, Madjallah Merdeka 1-38(2-10-1948):3-6, ook aangehaald in ‘De situatie in de republiek i.v.m. de comm. opstand, republ. meningen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-41(6/12-10-1948):5-6. 554 Adi Negoro, ‘Dalam negara; Bergeser kekiri’, Mimbar Indonesia 2-39(25-9-1948):7-8. 555 Sukardjo Wirjopranoto, ‘Kemerdekaan kebangsaan kita dalam bahaja’, Mimbar Indonesia 2-40(2-10-1948):5, 23-4. 556 Prof.mr.dr. Supomo, ‘Situasi baru’, Mimbar Indonesia 2-40(2-10-1948):6. 557 Adi Negoro, ‘Dalam negara; Tindakan salah besar dari Muso, Suripno dan Amir Sjarifuddin’, Mimbar Indonesia 2-40(2-10-1948):7-8, ook overgenomen in Notosoetardjo 1966:32. 553

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1267

zijn lessen. De Republik was gezuiverd en had internationaal zijn ware gezicht getoond. De communisten waren verslagen en op de vlucht. Zij roofden en moordden daarbij; zelfs ongewapende tegenstanders en gevangenen werden gedood.558 Gustima noemde in hetzelfde blad de opstand de vervroegde uitvoering (‘abortus or forced abort’) van het plan om in november in actie te komen. Dat werd veroorzaakt door de druk op Amir en de vrijlating van Tan Malaka, de plannen van Moeso tot een ‘Blitzkrieg’, invloeden van buitenaf, uit op overname van de Republik, en de misleiding van het volk, dat werd verteld dat het Nederlandse leger aanviel en Soekarno en Hatta waren gevangen genomen.559 ‘Sin Po’ voorspelde al op 22 september dat de coup zou mislukken als gevolg van slechte voorbereiding en overhaaste, vervroegde uitvoering. De loyaliteit van het leger bleef bij Hatta. Soekarno’s greep op de massa leverde hem grote steun op. Tan Malaka beschikte over een beter plan tot machtsovername, merkte het blad op, waarbij een massaal gesteunde beweging tot het doel moest leiden.560 Bijna een week later was ‘Sin Po’ minder optimistisch. Het neerslaan van de opstand was minder gemakkelijk dan gedacht. Nederland kon van de gelegenheid gebruikmaken om aan te vallen. Hoe langer de opstand duurde, hoe meer schade de naam van de Republik leed. Het was een diepe crisis; een ramp dreigde. Het overlopen van gemotiveerde strijders naar de PKI-zijde was een reële mogelijkheid.561 Van de strijdlust en motivatie van de jonge communistische strijders gaf ‘Sin Po’ hoog op. Zij zouden zich niet overgeven, maar bij verdrijving uit de steden een guerrillastrijd gaan voeren.562 Weer een week later corrigeerde ‘Sin Po’ zich opnieuw. De kracht van de Moesotroepen was overschat; de Pesindo bood nauwelijks verzet. Moeso kende Indonesië nog te weinig en hij had zich zonder plan in een opstand gestort. Alimins afzijdigheid was veelbetekenend in dat opzicht. Moeso’s grondverdeelplannen waren in de Republik nauwelijks zinvol. Zijn koers zwalkte en voor Amir gold hetzelfde. Na twee-drie dagen opstand keerde hij terug van de rode naar de roodwitte vlag. Konden beiden een guerrilla leiden? Moeso wist niets hiervan, en Amirs capaciteiten werden twijfelachtig geacht. Met dat al kreeg Hatta de kans met Nasutions Siliwangi om het leger

558

Adi Negoro, ‘Dalam negara; Tariklah peladjaran dari Madiun coup’, Mimbar Indonesia 2-43(23-10-1948):6-7. 559 Gustima, ‘Peristiwa Madiun’, Mimbar Indonesia 2-43(23-10-1948):10-1, 25, ook over­ genomen in Notosoetardjo 1966:42-3. 560 ‘Di blakang tabir pembrontakan Madioen’, Sin Po, 22-9-1948. 561 ‘Kadoedoekan repoeblik gontjang ka dalem dan ka loear’, Sin Po, 28-9-1948. 562 ‘Lasjkar Communist jalah lasjkar jang dojan bertempoer’, Sin Po, 30-9-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1268

Verguisd en vergeten

naar zijn hand te zetten en Soedirmans invloed terug te dringen.563 Moeso kwam met een plan naar Indonesië om de macht te grijpen, maar de opstand in Madioen kwam te vroeg. De voorbereidingen waren nog niet voltooid; het plan kon niet volledig worden uitgevoerd.564 ‘Merdeka’ stelde op 25 september dat de FDR de keuze had tussen een machtsgreep of zelfmoord. Persoonlijke geschillen brachten de FDR ‘als een kat in het nauw’ (Nederlands). De aanvallen op het vroegere FDR-beleid dwongen tot het redden van de geschonden naam door actie in Madioen. De GRR dwong Amir en Setiadjit tot hun zelfkritiek. Moeso werd door Amir ‘geblokkeerd’ en zo tot diens koers bepaald. Ontevredenheid onder militairen en arbeiders werd uitgebuit. De vrijlating van Tan Malaka was olie op het vuur en stimuleerde de FDR tot actie, uit vrees voor vergelding door Tan Malaka en zijn aanhang.565 ‘Sikap’ giste naar de motieven van Amir en Moeso. Amir was al sinds februari geobsedeerd door de wens Hatta’s regering ten val te brengen, op alle mogelijke manieren. Het was een nationale kwestie; Amir was niet geïnteresseerd in mogelijke buitenlandse repercussies. Moeso leverde de inbreng uit Moskou; hij wilde de Gottwald of Mao Tse-toeng van Indonesië worden. Maar hij hield geen rekening met lokale toestanden, zoals in Solo en Madioen. Hij moest deze wel steunen en constateerde vervolgens het falen van de Pesindo- en ALRI-troepen. Het blad concludeert dat streven naar macht en positie een grote rol speelde en dat oppervlakkige kennis gepaard ging met een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel.566 Geheime communistische plannen Bij huiszoeking in Amirs woning werd op 20 september een document gevonden ‘Mengindjak tingkatan perdjuangan militer baru’ (Naar een nieuwe fase in de militaire strijd). Het rapport van zeven bladzijden dateert van middenjuli en zal, gezien de explosieve inhoud, een zeer beperkte verspreiding hebben gekend. De status van het document is onbekend.567 563

The, ‘Sekarang bagimana?’, Sin Po, 6-10-1948. ‘Bagimana Moeso mengatoer rentjananja?’, Sin Po, 13-10-1948. 565 ‘Bagi FDR ambil kekuasaan atau bunuh diri’, Merdeka, 25-9-1948. 566 Sikap, zoals aangehaald in ‘Waarom Sjarifoeddin aan Moeso steun verleende, een rep. mening’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-43(20/26-10-1948):1-2. 567 Kahin 1952:269-71 is de enige die uitvoerig citeert uit dit rapport. Brackman 1963:86-7 haalt hem uitgebreid aan. Pinardi 1967:33-5 vertaalt dit grotendeels en Himawan Soetanto 1994:137-9 kopieert Pinardi weer. Ook Soe Hok Gie 1997:189-91 citeert Kahin uitgebreid. Zo ook Julianto Ibrahim 2004:168-71 en, deels, Sedjarah Diponegoro 1968:142 en Sejarah Diponegoro 1977:548. Verder in Nugroho Notosusanto 1971:20, 23; Cuplikan sejarah 1972:150; Radik Utoyo Sudirjo 1984:21, 23; Bahaya laten 1992:104-6; Sejarah TNI 2000, I:255. Nasution, in een artikel in Merah Putih, 27-11564

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1269

Het rapport constateerde dat de positie van de FDR als gevolg van de rationalisatie was verzwakt. Van de twintig topposities in de TNI werden er slechts twee bezet door FDR-aanhangers. De positie van de TNI Masjarakat was sterk aangetast. Niettemin werd nog vijfendertig procent beschouwd als onder FDR-controle. Een ander deel zou wellicht de FDR steunen of zich neutraal opstellen bij een mogelijk conflict. 1948, aangehaald in Swift 1989:77, note 132, vermeldt gegevens uit dit document; dit ook in Nasution 1966:127-9, 131, 1968, II:236. Dimyati 1951:202 haalt het document deels aan, uit eigen bezit of nog onbekende bron. Marboen 1965:4 noemt vijf kernpunten van het document, zonder bronvermelding. Nasution 1979, VIII:273-4 beschikte langs andere weg over deze bron, maar gaat er niet diep op in. Antara, 29-9-1948 haalt een aantal elementen uit het rapport aan. In algemene zin ook in ‘Madiun djatuh, Muso c.s. lari...’, Madjallah Merdeka 1-39(9-10-1948):4. Het Kantor Berita KNI verspreidde een persbericht dat uitgebreider dan Antara op het document inging (in zijn geheel opgenomen in Sayuti Melik 1986b:287) en Kahins weergave volgt. Als bron van informatie wordt hier de Siliwangi-kapitein Maulana genoemd, die het in een kast bij Amir vond; de vinder ook in Nasution 1979, VIII:273. Het document wordt ruimschoots samengevat in een ambtelijk overzicht van ‘Madioen’: ‘Sekitar coup di Madiun’, z.p., z.d., p. 4, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1121. De Djokjase correspondent van Persatoean (Bandoeng) deed begin oktober 1948 moeite om het origineel te bekijken, maar kreeg het bij de ministeries van defensie en voorlichting niet te zien. Hij vroeg zich af of het wel bestond (Persatoean, 6-10-1948, in Swift 1989:89). De Djokjase medewerker van Nieuwe Courant, 16-101948, aangehaald in ‘De voorlichting in de republiek; Brief uit Djokja’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-43(20/26-10-1948):4 ging ook op zoek naar dit en andere FDR-documenten, maar ving bot bij de ministeries van defensie en voorlichting – en vroeg zich ook af of ze wel bestonden. Kahin kreeg het wel ter inzage. Tijdens de Tweede Politionele Actie is het document waarschijnlijk verloren gegaan; het is niet opgedoken tussen de talloze documenten die de Nederlandse bezetter in Djokja in beslag nam en die later in Nederlandse archieven werden opgeslagen. Swift 1989:88-9 twijfelt aan de authenticiteit van het stuk. Het document ‘follow[s] closely, almost too closely, the actual events of September 13-18’. Dat kan overigens worden bestreden, waarmee de verdenking van vervalsing weer vermindert. Soe Hok Gie 1997:191, noot 35, wijst slechts op een mogelijke vervalsing, maar gaat daar niet verder op in en behandelt het document als authentiek. Sjahrir twijfelde niet aan het bestaan van zo’n plan de campagne, dat hij aan Amir toeschreef. Hij had tijdens zijn ambtsperiode geld en wapens toebedeeld aan Pesindo en andere lasjkar, ten koste van de TNI (Sin Po, 4-10-1948). Hatta vertelde op 25-9-1967 aan Soe Hok Gie (1997:192) dat de regering al op de hoogte was van de PKI-plannen door een officier die het document had doorgegeven. De militaire actie van de PKI zou op 1 november beginnen. Hatta waarschuwde het leger in algemene zin waakzaam te zijn en deed verder niets met de informatie. Reid 1974a:140-1 heeft twijfels over de echtheid van zo’n gedetailleerd ‘plan which so conveniently laid all the difficulties of the Republic at the door of a scheming PKI’. Abels 1983:110-3 noemt de mogelijkheid van vervalsing. Wellicht was het een discussiestuk of een concept. D. Anderson 1976b:40, note 98, verwijst naar Keng Po, 28-9-1948 (voor mij ontoegankelijk) als zijn bron – in dit geval dus niet als Antarabericht. maar wellicht het KNI-bericht. Hij doet het af als een herhaling van het geruchtmakende artikel in Murba van 1 april 1948. Dat is onjuist. Anderson acht het document ongeloofwaardig, omdat de kracht van de FDR-troepen ‘after the Senopati’s defeat in Solo had never been weaker’, terwijl de voorgestelde fusie in de betrokken partijen tot veel onrust en conflict leidde. Over de militaire positie was een andere perceptie mogelijk, en het document dateerde van juli, vóór de fusieplannen. Dat sprake is van een vervalsing lijkt mij vrijwel uitgesloten. Aan Republikeinse zijde ontbraken kennis en capaciteit om zo’n vervalst rapport te produceren.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1270

Verguisd en vergeten

In de eerste actiefase zouden parlementaire middelen worden ingezet. Druk op de BP moest leiden tot aanvaarding van het Program Nasional en de vorming van een nieuw, parlementair kabinet. Front-Nasional-afdelingen moesten worden gevormd en vooropgaan in de campagne voor een nieuw kabinet. Bij het mislukken hiervan moesten demonstraties volgen van arbeiders, boeren en militairen, gevolgd door een algemene staking. Als dit geen resultaat opleverde ging de ‘non-parlementaire’ fase in. ‘We will cut off all relations with the government and continue our struggle under our own leadership either as a rebellion or as separate government.’ De plannen voor deze fase waren al in detail uitgewerkt. FDR-troepen moesten van de fronten worden verplaatst om in de Republik inzetbaar te zijn. Removal of our troops to areas which we consider as being strategic and abandonment of those areas which can no longer be defended. a. The Madiun area will be made the strongest guerrilla stronghold for the longterm struggle. b. We must station at least five battalions in Madiun, which should already be there this month or in August. c. We will make Solo a ‘Wild West’ in order to attract attention there; but we must have the strongest troops in Solo, so that the de facto authority is always in our hands.

Verder werd de vorming van een illegaal Volksleger voorzien in elk onderdistrict van strategische ligging. Zestig man werden daar gelegerd. Een comité van arbeiders, boeren en de volkslegercommandant gaf leiding aan de gang van zaken. In die tweede fase moest het Program Nasional centraal staan, met de nadruk op ‘agrarian reform, people’s defense, and the struggle of the workers’. De FDR had zich getrouw aan dit rapport gehouden. De geheime inhoud was deels met Moeso’s Djalan baru openbaar geworden. De details bleken in overeenstemming met de werkelijke gang van zaken. Voor de regering was het een reden te meer om elke toenaderingspoging te wantrouwen en een compromis uit te sluiten. Antara meldde op 29 september de inbeslagname van het document. Daarover werd gezegd dat de PKI-Moeso personen in hoge posities illegaal inzette om de strijdkrachten te beïnvloeden door op gevoelens van onvrede en de slechte economische situatie in te spelen. FDR-troepen moesten van het front worden verplaatst naar strategische lokaties in het binnenland. Madioen was ‘op lange termijn’ de sterkste guerrillasector; Solo moest een ‘Wild West’ worden. Ook zouden illegale legereenheden worden gevormd.568 568

Antara, 29-9-1948; ook in Sin Po, 2-10-1948. Deze gegevens keren terug in ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, p. 5, opgemaakt op 1-11-1948 door het Djokjase ministerie van defensie, vertaald als

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1271

Het stuk werd, hoewel niet op grote schaal, dankbaar benut in de anti-FDRcampagne.569 Met de herovering van Madioen had de regering een grote overwinning behaald, die haar prestige in binnen- en buitenland zeer veel goed deed. Een grote slag was gewonnen, maar de te verwachten eindzege was nog niet binnen, zolang FDR-troepen en hun leiders nog vrij rondliepen. In dagorders van 30 september en 1 oktober was Gatot daarover duidelijk: de opstandelingen moeten verder worden achtervolgd; alleen onvoorwaardelijke overgave kan worden aanvaard; daden van verraad, sluipschutterij en aanvallen in de rug moeten zwaar worden bestraft; sabotage en verschroeide aarde moeten volgens oorlogsrecht worden bestraft. Poerwodadi, Patjitan en Ponorogo noemde hij als de volgende TNI-doelen. Hij verwees naar de bij Amir gevonden documenten: de plannen voor de opstand waren al lang geleden gemaakt, en overheidsgeld was door Amir voor zijn partij en lasjkar gebruikt ten koste van de TNI-soldaat. ‘Pas op voor Moeso’s troepen die zich verschuilen, die niet openlijk maar slechts achterbaks in actie durven komen. Zij verdienen geen genade. Denk er aan dat velen van je strijdmakkers van achteren zijn neergeschoten.’570 Soekarno hield op 1 oktober een radiorede. Hij was verheugd over de herovering van Madioen, maar de strijd was nog niet ten einde. Het ‘PKIMoeso-gezwel’ moet uit het ‘volkslichaam’ verdwijnen. De eenheid was verraden door de PKI-Moeso, de naam van de Republik besmeurd. De PKIopstand was een ‘tragedie in onze strijd’, in een tijd dat een vijand van buiten moest worden weerstaan, en allerlei andere problemen aan de orde waren. ‘Onverantwoordelijke personen staken ons land in de rug, om eigen machtslust te bevredigen.’ Hun daden waren verraad aan de nationale strijd en revolutie, en moesten worden berecht en tot het uiterste bestreden. De PKIMoeso misbruikte de leuze ‘vrijheid’ om een ‘dictatuur te vestigen, moorden te plegen, in een wrede terreur tekeer te gaan, en aard, cultuur en traditie van ons volk te vertrappen.’571 Soekarno zette de toon, minister van voorlichting Natsir borduurde daarop voort toen hij op 5 oktober voor de radio van zijn indrukken uit het heroverde Madioen verslag deed. De twaalf dagen PKI-bewind waren ‘één CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. 569 In ‘Madiun djatuh, Muso c.s. lari...’, Madjallah Merdeka 1-39(9-10-1948):3-4 wordt ook op de persoon gespeeld. De huiszoeking bij Amir, Setiadjit en anderen leidde tot verbazing bij de betrokken politiemensen over de luxe die zij aantroffen – ‘deze proletariërs woonden “meer bourgeois” dan de meerderheid van hen die zij als “bourgeoisie” beschuldigden’. 570 Antara, 1-10-1948; Himawan Soetanto 1994:195. 571 Antara, 2-10-1948. In iets gematigder bewoordingen zei Soekarno hetzelfde in zijn rede op 16 oktober bij de herdenking van drie jaar Badan Pekerdja (Antara, 16-10-1948).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Pati Koedoes Klamboe Semarang

Rembang

Soekolilo Grobogan Poerwodadi

Blora Wirosari

Randoeblatoeng

Delanggoe Klaten

Bodjonegoro

Ngawi

Sragen Bojolali

Tjepoe

Walikoekoen Gorang Gareng Magetan Tjaroeban Ngrambe Soerakarta Maospati Sarangan Tjemarasewoe Ngandjoek Plaosan Madioen Tawangmangoe Lawoe Doengoes Kandangan

Manjaran

Djokjakarta

Ngebel Wonogiri Soemoroto Wilis Poerwantoro Woerjantoro Ponorogo Kismantoro Balong Poeloeng Tirtomojo Gembes Eremoko Bandar Slaoeng Toeloengagoeng Batoeretno Pratjimantoro Tegalombo Trenggalek Patjitan

Tasikmadoe

statusquolijn

Op deze kaart is de route aangegeven van de ‘Lange Mars’ die de PKI-aanhang aflegde na de herovering van Madioen

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1273

allerduisterste nacht, een ramp, de zwartste bladzijde in de Indonesische geschiedenis’. Wat hij had gezien was veel erger dan wat hij al tevoren daarover had gehoord. ‘De wreedheden van lieden zonder morele waarden waren wezensvreemd aan het Indonesische volk dat bekend staat om zijn nobele aard.’572 De Australische vertegenwoordiger in de CvGD, Critchley, analyseerde de situatie in heldere termen: een psychologische zege van groot gewicht, maar geen einde aan de coup. ‘Militarily several strong points as Patjitan, Poerwodadi and Ponorogo are still in the hands of the insurgents and much isolated resistance still has to be quelled. Because of the transport shortage it may take the Government as long as two months to clear up thoroughly all remnants of the insurrection.’ De communisten hadden Soekarno’s populariteit en Hatta’s daadkracht onderschat. On the other hand the delay in reaching a settlement with the Dutch and the continuation of the blockade are felt in the Republic to be a greater menace than the Communists. Had the Communists waited until November as originally planned before attempting their coup the increased economic pressure and social disintegration might by that time have made the position of the Hatta government untenable.573

De Lange Mars Madioen was heroverd, maar de strijd ging verder. Militair gezien was het verrassende afsnijden van de PKI-troepen van hun bases op de Gunung Wilis zelfs van groter belang. Troepen uit Kediri – de Mobiele Brigade Djawa Timur van de politie en Sabarudins compagnie – heroverden op 2 oktober Ponorogo. Hiermee werd de bewegingsruimte van de PKI in het zuiden sterk ingeperkt. Dat werd aan die zijde zeer goed beseft. Een tegenaanval op 3 oktober werd tenauwernood afgeslagen. De PKI-troepen hadden in Ngebel vier dagen de kans hun wonden te likken. De veilige basis werd verlaten en er werd opgetrokken naar Poeloeng. De troepen van Maladi Jusuf sloten zich bij de colonne aan. Na hergroepering uit diverse richtingen zetten de PKI-eenheden op 8 oktober een omvangrijke actie in om Ponorogo in hun macht te krijgen. Hun aanvalsplan was echter in handen van de regering gevallen. Mede dankzij die kennis werden de linkse troepen, waarvan ook de coördinatie veel te wensen overliet, verslagen, met zware verliezen tot gevolg. Maladi liep een beenschot op. De kans om in de regio-Madioen terug te komen was hiermee verkeken.574 572

Antara, 5-10-1948. Telegram Critchley, Batavia aan Department of External Affairs, Canberra, 3-10-1948, in Dorling en Lee 1996:311. 574 Antara, 6-10-1948; Pinardi 1967:110, 134-5; Nasution 1979, VIII:350; Sutopo 1979:289-90; 573

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1274

Verguisd en vergeten

De linkse troepen trokken terug naar Balong, in de richting van Patjitan, dat nog in hun handen was. Een nieuwe basis zou kunnen worden gevonden rond de ruim duizend meter hoge Goenoeng Gembes, ten noorden van Tegalombo, dat halfweg tussen Ponorogo en Patjitan ligt. De PKI handhaafde zich een week lang in het gebied Slaoeng-Tegalombo-Patjitan. Op deze terugtocht vond een onverwachte hereniging plaats. Alimin was met vier begeleiders uit Batoeretno via Patjitan op weg gegaan naar Madioen. In Patjitan was de PKI heer en meester; de politie had zich onderworpen aan het nieuwe bewind. Alimin verweet de lokale PKI-leider wel dat hij de politie in het bezit van zijn wapens had gelaten; dat was dom en een groot risico. De reis werd voortgezet, met de nodige keren panne. Een paar kilometer voorbij Slaoeng volgden hachelijke ogenblikken. In de verte zag ik een colonne auto’s aankomen. Ik moest mijn auto stilzetten. Ik zei tegen Alimin, dat van voren een colonne auto’s naderde, hopelijk geen auto’s met de vijand. Maar als de vijand naderde, wat moesten we dan doen? Ik durfde de auto niet te keren; op die wijze zouden zij wantrouwend worden. Ik wist nog niet wie zij waren, maar ik zag hun duidelijk als tegenstander. En een beschieting van achter zou de moeilijkheden slechts vergroten. Hun voorste bewaker was al dichtbij; wij konden elkaar zien. Nu werd duidelijk dat het onze eigen kameraden waren. En nog dichterbij zag ik duidelijk Moeso met zijn hoofddoek, naar Ponorogo-model. Wij stopten allen. Ik vroeg Alimin uit te stappen en daarna stapten Moeso en Amir ook uit hun auto’s. Aan de rand van de weg was een kleine warong, waar zij enige tijd overlegden. Daarna keerden wij om en gingen weer naar Slaoeng. In het huis van een lokale ambtenaar, aan de grote weg, hielden we halt en overnachtten we; het was al na vijf uur.

Moeso en Amir waren somber en moe. Amir vertelde te worden opgejaagd en liever het gevecht te zoeken. Het plan was naar het zuiden te trekken. Soemadi suggereerde Trenggalek om niet in Patjitan te worden ingesloten. Alimin zelf wilde terug naar Solo. Toen hij dat op een vraag van Moeso antwoordde, zei deze dat hij mee wilde gaan. Alimin reageerde, in het Javaans: ‘Vroeger wilde je niet mee, nu opeens wel, maar mijn auto kan niet zes passagiers vervoeren’. Moeso zweeg, naar het scheen gekwetst. Alimin wekte zijn reisgezellen heel vroeg in de morgen. Zonder de slapende Moeso en Amir gedag te zeggen vertrok hun auto – zo snel als mogeRakyat Jawa Timur 1981:218; Abels 1983:161; Hadiman en Suparmin 1985:363-6; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:113-4; Bahaya laten 1992:80-3; Himawan Soetanto 1994:201, 204-5; Sutjipto Danukusumo 1997:227-32; Nita 2002:198; Soejoedi Soerachmad 2004:96-9. De slag om Ponorogo in ‘Tjatatan-2 Pondok Modern dalam peristiwa kekatjauan jang ditimbulkan oleh P.K.I. Muso cs.’, Guntor Ponorogo, 21-11-1948, 14 pp. (kopie in mijn bezit), waarin de lotgevallen van de pesantren en zijn bewoners worden beschreven – vooral een verhaal van vlucht voor, aanhouding door, intimidatie van en beroving door de ‘rode’ troepen. De strijd op pp. 9-10, 14.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1275

lijk terug naar Batoeretno. Het gezelschap splitste zich daar en zocht te voet een toevluchtsoord. Alimin zou daarbij niet ver komen.575 Inmiddels trokken regeringstroepen langs twee wegen op naar Patjitan – uit Ponorogo en langs de westelijke weg over Wonogiri en Batoeretno. De hoofdmacht van de PKI mocht niet de kans krijgen via de haven van Patjitan de Republik te ontvluchten. Na een geforceerde opmars werd op 15 oktober Patjitan bereikt. ‘Intussen trachtten verscheidene opstandelingen naar Singapore te vluchten hetgeen hun echter niet lukte. De boot waarin ze zaten, kon door een motorboot van ons achterhaald worden, waarna de inzittenden weer naar het strand gebracht werden’, meldde een verslag van het defensieministerie. De wegen die de driehoek Wonogiri-Patjitan-Ponorogo verbonden waren dus hiermee in regeringshanden. Het plan was de PKI-troepen binnen die driehoek, die werd aangeduid als de ‘killing ground’, uit te schakelen.576 In het noorden van de Republik had de regering ook nog de nodige zorgen. Daar was Poerwodadi op 19 september door de PKI overgenomen, en alle steden in de regio (Koedoes, Pati, Blora, Rembang, Tjepoe) kenden een week later een Front-Nasional-bestuur. De zorg hierover kwam tot uiting in een oproep van Gatot Subroto van 22 september waarin hij de ‘misleide’ manschappen van Jadau en Soejoto opriep hun ‘valse’ leiders te verlaten. De staatsgelden die zij hadden ontvangen hadden zij voor de eigen partijdoeleinden gebruikt, terwijl de soldaten al maanden geen soldij hadden ontvangen. Met hun kameraden hadden zij een communistische regering in Madioen gevormd. ‘Verlaat jullie valse leiders en wij zullen jullie ontvangen als verloren zonen.’ De harde lijn moest hier dus wijken voor een zoete toon. Poerwodadi, de toegangspoort tot de noordelijke regio, dat bovendien vlakbij de statusquolijn lag, en Tjepoe, waar de nabij gewonnen aardolie werd 575

Soemadi Partoredjo 1983:32-3. Antara, 19- en 20-10-1948; Siliwangi 1979:157-60; Nasution 1979, VIII:351; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:150-1; Himawan Soetanto 1994:205, 207-8; Bahaya laten 1992:60; Nita 2002:199. Nita noemt ook het verlies van Poerwantoro en Bandar, en de opmars langs de zuidelijke kustweg in westelijke richting die de TNI al in Tarokan had gebracht. Moehkardi 1977:99126 doet gedetailleerd verslag van de ervaringen van twee regimenten kadetten die deelnamen aan de opmars naar Patjitan. ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 19, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961, verschaft de gegevens over de vlucht naar Singapore. Sin Po, 11-10-1948 meldde dat Moeso, Amir en Setiadjit met een Philippijns watervliegtuig Java hadden verlaten en naar Bangkok, het communistische centrum voor Zuidoost-Azië, waren uitgeweken. Volgens Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 9, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286, was Patjitan al meteen na de nederlaag in Doengoes door Amir en Moeso aangewezen als bestemming. In Djokja bestond nog vrees voor een belegering, aanval en verovering van de stad, waarbij de Moesotroepen langs het zuiden via Goenoeng Kidoel en daarna Imogiri en Bantoel, en uit het noorden van de Merapihellingen, zouden oprukken. De Djokjase bevolking discussieerde heftig over deze mogelijkheden (‘Dari mana Moeso menggerakken tentaranja kaloe maoe mereboet Djokja?’, Sin Po, 11-10-1948). 576

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1276

Verguisd en vergeten

Pamfletten die in Tjepoe werden opgehangen tijdens het PKI-bewind. De teksten luiden, van linksboven naar rechtsonder: ‘De regering-Soekarno-Hatta verkoopt het volk’, ‘Soekarno-Hatta vormen een regering die land en volk verkoopt! Vernietig hen’, ‘Het volk is klaar om Nederland en zijn handlangers te vernietigen’, ‘Twee miljoen kameraden zijn als romusha door Soekarno en Hatta verkocht. Klaag hun aan!’. Het laatste pamflet is deels onleesbaar, maar gaat over de vorming van een Front-Nasionalregering in Tjepoe.

geraffineerd, waren de eerste doelen voor herovering. Poerwodadi werd op 5 oktober bezet, na een opmars uit Solo die op 25 september begon. Tjepoe werd op 27 september aangevallen, ook door troepen die na de verovering van Madioen voor andere taken waren vrijgekomen. De stad wisselde vier keer van bezetter en pas op 8 oktober bleek de stad definitief in regeringshanden te zijn overgegaan. De olieinstallaties waren slechts licht beschadigd, waarmee de toch al beperkte mechanische-transportcapaciteit van het leger niet verder werd aangetast. Blora (13 oktober), Pati (21 oktober) en Koedoes (23 oktober) volgden zonder veel strijd. De TLRI-brigade-Soejoto van Senopati gaf zich op 13 oktober grotendeels over. Tegelijkertijd werd daarbij S.K. Trimurti, in

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1277

Djoewana, opgepakt. De brigade-Soediarto was vanaf het begin van de acties in Solo qua loyaliteit verdeeld. Er werd in eerste instantie in meerderheid gekozen voor de PKI, met een weifelende commandant, die meer door afkeer van Siliwangi dan door linkse sympathie lijkt te zijn bewogen. PKI-leiders in de regio deden hun best hem, en zijn troepen, aan hun kant te houden. Soedirman stuurde zijn adjudant Tjokropranolo op een gevaarlijke missie naar Soediarto om hem over te halen terug te keren naar de TNI-rijen. Hij vond hem in Blora, maar kon hem niet overtuigen. Tjokropranolo werd daarna opgepakt en wist door te ontvluchten zijn executie te ontlopen. Een dagorder van Soedirmans hoofdkwartier van 7 oktober deed een dringend beroep op de brigadeleden zich trouw aan het opperbevel te betonen. Op basis daarvan werden ook pamfletten verspreid om in het bijzonder Soediarto’s troepen terug te brengen naar hun regeringsgetrouwe divisiegenoten in Senopati. Soediarto werd op 8 oktober uit het leger ontslagen. Hij verliet kort daarna het PKI-gebied, zonder medeweten van de communistische leiders daar, en meldde zich berouwvol in Solo. Na bezoeken aan Gatot en Soedirman werd hij opgesloten in Djokja. Zeven officieren van zijn brigade werden na snelrecht doodgeschoten; een lot dat hun commandant ontliep, dankzij zijn hoge beschermers. De resterende PKI-troepen trokken zich terug en poogden in de heuvels en bossen guerrillabases te vestigen.577 577

Antara, 8-, 9-, 11-, 12-, 14-, 18-, 19-, 23-, 26-, 27-, 28-, 30-10-, 1- en 4-11-1948; Djawa Tengah 1953:44-7, ook in Notosoetardjo 1966:19-22; ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, pp. 15-6, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961; D. Anderson 1976b:42-3; Nasution 1979, VIII:378-9, 382-4; Pinardi 1967:112-7 (voor het grootste deel een verslag van Siliwangicommandant Kemal Idris); Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:160-4, 168-9; Bahaya laten 1992:104-23; Himawan Soetanto 1994:221-48; Kemal Idris 1996:91-6; Soe Hok Gie 1997:149; Brigade Ronggolawe 1985:1657. De oproep van Gatot Subroto in Himawan Soetanto 1994:178-9 en Sejarah Corps Polisi Militer 1981:67. Over Poerwodadi, vooral het lot van de Chinese bevolking daar: ‘Kekedjeman kaoem communist IV’, Sin Po, 26-10-1948. Over de situatie in Pati en Tjepoe: Soe Hok Gie 1997:247-9, 251-2; Sin Po, 2-10-1948; ‘Sekitar coup di Madiun’, z.p., z.d., pp. 4-5, in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1121; Sejarah TNI 2000, I:264. De sterke positie van de FDR ook beschreven in ‘Biar Madioen antjoer toch aken direboet’, Sin Po, 24-9-1948 en ‘Perang soedara di daerah repoeblik II’, Sin Po, 1-10-1948. De strijd was zo hevig dat een zwarte rookpluim van tweeduizend meter hoogte in Soerabaja zichtbaar was (Sin Po, 7-10-1948). Verder nog ‘Tjepoe soeda direntjanakan oentoek dibakar’, Sin Po, 8-10-1948. Hierover ook telegram Critchley, Batavia aan Department of External Affairs, Canberra, 9-10-1948 in Dorling en Lee 1996:319-20, en NIB 15:383-4, noot 4. Soekarno ondertekende op 6 oktober een pamflet waarin hij de oliewerkers van Tjepoe opriep de regering te steunen en te verhinderen dat de olieinstallaties werden vernield. Dit pamflet in 40 Tahun Angkatan Bersenjata 1985:88. Soediarto’s ontslag in Antara, 9-101948. Zijn brigade zou zich eind oktober weer onder Djokja’s gezag hebben gesteld (Sin Po, 27- en 29-10-1948). Tot eerherstel van Soediarto verscheen Kegoncangan 1989. Gegevens over Soediarto en zijn brigade zijn mede aan dit chaotische boekje ontleend. Soediarto rehabiliteerde zich in de strijd tegen de Nederlanders vanaf december 1948. Hij was vrijgelaten uit Wirogoenan bij de Nederlandse aanval en zocht de restanten van zijn brigade op die hem weer als commandant aanvaardden. Als Brigade SS (Stoottroep Semarang) voerde hij actie tegen Nederlandse troepen in de regio-Poerwodadi. Zijn verdiensten hierbij werden erkend toen Gatot Subroto hem opzocht

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1278

Verguisd en vergeten

Op 22 oktober gaf Soekarno een dagorder uit waarin hij verklaarde dat met de herovering van Patjitan en Pati de militaire opstand in feite was onderdrukt. Wat overbleef was de zuivering van kleine, lokale eenheden oproerlingen. De Republik had aan de gehele wereld getoond op eigen kracht veiligheid en welzijn van het volk te kunnen verzekeren, ook onder de moeilijkste omstandigheden. Hij prees het leger voor zijn trouw aan het gezag en het volk voor de steun daaraan.578 Soekarno gaf hier een rooskleurig beeld van de situatie, zoals ook al eerder het was voorgesteld dat met de herovering van Madioen de opstand was neergeslagen. Toen stond de hele noordkust nog onder PKI-gezag, evenals de regio-Patjitan. De PKI-troepen hadden de strijd ontlopen. Tussen de val van Madioen en Soekarno’s dagorder hadden de regeringstroepen grote voortgang gemaakt, maar de laatste slag was nog niet gestreden. In binnenen buitenland had de Republik echter dringend behoefte aan positief nieuws – een duwtje in de goede richting bij het omzetten van feiten naar berichten was dan geoorloofd. Alle PKI-leiders waren nog op vrije voeten en de hoofdmacht had zich verzameld rond de Goenoeng Gembes. De sterkte werd geschat op drieduizend goed gewapende manschappen, in vier bataljons georganiseerd. Enkele elite-eenheden waren zelfs nog gemotoriseerd. Maladi Jusufs troepen vormden de kern hiervan. Jadau’s eenheid had zich bij hen gevoegd, na zijn terugtocht van Solo naar het zuiden.579 De structuur was ook nog intact. en zo weer toeliet tot de TNI (Napak tilas Gatot Subroto 1978:21-3, 29-35). Hij sneuvelde in 1950 op Ambon, bij de strijd tegen de Zuid-Molukse Republiek. Over zijn sneuvelen: Merdeka, 1210-1950, waarbij zijn steun aan de Madioenopstand onvermeld bleef. Dagorder Soedirman in Marsudi 1966:16-7; Nasution 1979, VIII:379; Dimyati 1951:198. Het pamflet in KITLV Or. 663. De omzwervingen en gevangeniservaringen van Trimurti in Soebagijo 1982a:171-7, 181-2; Trimurti 1998:442-3. Zij kwam vrij in Djokja op 19 december, toen Nederland aanviel. Tjokropranolo’s missie in Tjokropranolo 1992:112-5, 1995:419-20. Kromorahardjo/Imam Soedjono noemt een infiltratie van linkse troepen uit de sector Poerwodadi in de richting van Madioen. Deze duizend man zouden begin november Doengoes, op de Wilishelling, bedreigen. Het kwam daarbij tot gevechten in diverse plaatsen in deze regio. De FDR-eenheden verdwenen hierna blijkbaar. Van deze opmerkelijke expeditie is in eigentijdse bronnen geen melding gemaakt. Kromorahardjo 1998:209-10; Imam Soedjono 2006:237-8 is de enige bron hiervoor. 578 Antara, 23-10-1948. Vertaald in telegram Livengood, Batavia aan Secretary of State, 23-101948, in FRUS 1948, VI:429-30 en telegram Nederlandse onderhandelingsdelegatie, Batavia aan minister Sassen, Den Haag, 22-10-1948, in NIB 15:490-1. Een andere toon klonk door in een communiqué dat Soengkono een paar dagen later uitgaf: ‘Opnieuw geven wij het volk de verzekering, dat deze strijd niet tegen een bepaalde groep of een bepaalde ideologie is gericht. Aangezien wij een apparaat van de Regering zijn hebben wij haar onze steun moeten geven en zijn wij ingezet om de opstandelingen te onderdrukken. Wij hebben er niets op tegen, dat de linkse groep aan de regering komt, mits dit op een wettige manier gebeurt.’ (Sin Po, 29-10-1948, aangehaald in telegram Chef directie Verre Oosten T. Elink Schuurman aan minister Stikker, Den Haag, 29-10-1948, in NIB 15:535-6.) Een Anetabericht van dezelfde strekking plaatste Sin Po, 13-10-1948. 579 Himawan Soetanto 1994:209-13; Bahaya laten 1992:84.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1279

Djokosoejono leidde de Barisan Tentara Rakjat (Volksleger). Vijf politieke commissarissen – Amir, Maroeto, Soeripno, Harjono en Sardjono – namen in de praktijk de besluiten. Zij werden naast de militairen bijgestaan door een civiele groep, met Soemarsono en Moentalip. Haar taken lagen bij het onderhouden van het contact met het volk en het uitvoeren van de radicale programpunten in de dessa’s. Bij gebrek aan een duurzame basis kwam van dat laatste weinig terecht.580 Het einde van Moeso Moeso was niet meer bij de PKI-troepen. Hij had de hoofdmacht verlaten en was naar Patjitan gegaan. Hij had het contact verloren in de buurt van Patjitan, onder onduidelijke omstandigheden. Eén bataljon zou zich bij hem bevinden. De Siliwangi-opmars had hem daar op 15 oktober verrast en hij was naar het noorden gevlucht, terug in de richting van Ponorogo. Van zijn strijdmacht, als die al van enige omvang was geweest, bleef niets over. Op die vlucht werd hij vergezeld door enkele bewakers. Het kostte hem twee weken om van Patjitan naar Balong, niet zo ver ten zuiden van Ponorogo, te komen. Hij sloot zich niet weer aan bij de PKI-hoofdmacht, die hij met enige moeite in zijn buurt had moeten kunnen terugvinden.581 Dit zou kunnen duiden op 580

Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 9-10, in NA, PG 979. Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 10, in NA, PG 979 meldt neutraal dat Moeso was achtergebleven in Nglorog (Patjitan). Zijn mededeling sluit ook uit dat Moeso in Balong was op een missie van de PKI-hoofdmacht. Pinardi 1967:139 zegt dat de PKI-troepen zich na vertrek uit Madioen in twee grote delen splitsten: de groep-Moeso ging naar het zuiden, de groep-Amir zocht zijn weg naar de Goenoeng Wilis. Dit stelt een splitsing te vroeg. Abdoel Moentalip, verhoord na zijn aanhouding op 4 november, vertelde dat de PKI-troepen zich verdeelden na aankomst in Tegalombo, na 11 oktober. Amir trok naar het noorden, de bergen in. Een deel – met Moeso dus – ging naar Patjitan (Antara, 9-11-1948). Sutopo 1979:290 bevestigt dat Moeso met één bataljon vertrok. Sutopo noemt het motief hiervoor ‘tot op heden’ onduidelijk. Kromorahardjo 1998:209; Imam Soedjono 2006:236-7 volgt deze versie, waarbij een bataljon met Moeso en Jadau zich afsplitste. In de dessa Soemanding kwam Moeso, inmiddels geheel alleen, om in een vuurgevecht. Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, pp. 10-1, in KITLV, CollectieLeclerc, H 1327-286 geeft een ander gedetailleerd verslag. De auteur was met Soemarsono in Patjitan, waar Amirs aanwezigheid nodig was om een aantal militaire zaken te regelen. Amir werd per auto opgehaald uit zijn verblijfplaats, 24 km ten oosten van Patjitan, waar ook Moeso vertoefde. De terugtocht bleek onmogelijk door de oprukkende TNI. Verkenningsgroepen slaagden er ook niet in het contact te herstellen met Moeso, die met één bataljon was achtergebleven. De toenemende militaire druk leidde tot het besluit van de overgebleven leiders een uitweg naar het noorden te zoeken. Dit moet zich dus kort voor 15 oktober hebben afgespeeld. Soemarsono (interview Amsterdam, 11-11-2002 en in Hersri Setiawan 2002:103-4) geeft een soortgelijke lezing. Amir en Soeripno gingen uit Patjitan naar Moeso ten behoeve van overleg. Zij keerden terug en zouden worden gevolgd door Moeso. De TNI-opmars verhinderde dat en de PKI-hoofdmacht moest zijn basis Patjitan verlaten. Een koerier te paard werd naar Moeso gestuurd om hem op te halen. Met het vertrek uit Patjitan werd zes uur gewacht om Moeso de 581

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1280

Verguisd en vergeten

een scheiding van wegen tussen Moeso en de rest van de PKI-leiding. De aanleiding ligt voor de hand: de schuldvraag naar het ongunstige verloop van de PKI-actie.582 Op 31 oktober vond Moeso zijn einde op zijn vlucht. De precieze lezing van de gang van zaken verschilt in details maar de kern is dezelfde. Het kortste en wellicht meest betrouwbare verslag bevatte een telegram van 2 november van Soengkono aan Soekarno dat Moeso op 31 oktober rond 11 uur was gedood in Soemanding, Soemoroto.583 Antara, die het bericht over Moeso’s dood wereldkundig maakte, meldde dat op die ochtend tussen 10 kans te geven zich aan te sluiten – de rit heen en terug duurde zes uur. Die termijn werd nog eens met zes uur verlengd, maar Moeso verscheen niet en de colonne vertrok. Verder Bahaya laten 1992:84-5. Nasution is de zegsman in Antara, 3-11-1948 die meedeelt dat Moeso Patjitan ontvluchtte kort voor de herovering en daarna voortdurend werd opgejaagd – dat laatste lijkt ietwat overdreven. Volgens Marboen 1965:9 werden Moeso’s bewakers uit elkaar gejaagd door de TNI, met een geïsoleerde Moeso tot gevolg. Tot Moeso’s gezelschap behoorde ook Soekarno (S. Karno) die, nadat hij aan een been was gewond geraakt, werd opgepakt (interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000). 582 In de literatuur wordt hier niet op ingegaan. In de latere PKI-geschiedschrijving paste zo’n mededeling niet, en voor een eigen samenhangende visie op de gebeurtenissen in Madioen was het onnodig. Radio Djokja had al op 30 september een visie hierop. Moeso vluchtte al eerder – in 1926 – en liet zijn kameraden alleen achter. De geschiedenis herhaalt zich. Hij wil zijn vrienden van de PKI en FDR verlaten en de verantwoordelijkheid op hen schuiven. Hun lot kan hem niet schelen als hij zelf maar in veiligheid is (Radio Djokja, zoals aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 17-10-1948:9). Een Sin-Po-journalist (‘Pengidoepan di tengah2 sasaran pelor VI; Moeso dan Amir ada pertentangan’, Sin Po, 5-2-1949) construeert een conflict tussen Amir en Moeso. De machtsovername in Madioen was het werk van Amir, Setiadjit en Wikana; Moeso werd voor een voldongen feit gesteld. Toen Amir hem de steun van het leger voorspiegelde, ging hij akkoord. Moeso wilde een communistische staat met hamer en sikkel. Toen Amir na enkele dagen eigenmachtig de koers verlegde en de roodwitte vlag weer als staatssymbool hooghield, was Moeso boos. De PKI in Madioen raakte verdeeld en verzwakte zichzelf op die manier. Moeso raakte gedesillusioneerd en wilde naar het buitenland. Toen hij in de slag raakte met de TNI, koos hij voor de dood in plaats van overgave. Dit verhaal is ‘te mooi om waar te zijn’, maar bevat een kern van waarheid, die door een bekwame journalist tot een primeur is samengesteld. Hadidjojo Nitimihardjo 1989:51 noemt een verschil van mening over de nieuwe uitvalsbasis na het verlies van Madioen. Moeso wilde zuid-, Amir noordwaarts. Moeso werden te snelle conclusies verweten en loze beloften over steun uit de Sovjetunie. 28 Tahun 1976:14 zegt dat een conflict tussen Moeso en Amir tot scheiding der wegen leidde – meer niet. Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:122 zegt dat Moeso, ook door zijn lichaamsomvang, niet in staat was een guerrillabestaan te leiden en daarom door zijn troepen werd achtergelaten. Dit is wel een heel simpele verklaring. Bahaya laten 1992:84, gevolgd door Sejarah TNI 2000, I:262-3, schrijft dat de TNI-eenheid in Ponorogo informatie ontving dat een verschil van mening tussen Amir en Moeso had geleid tot een – letterlijke – scheiding van wegen. Dimyati 1951:194 stelt de voor de hand liggende vragen. Waarom was Moeso alleen? Waarom had hij geen gewapend geleide? Er waren nog duizenden soldaten in het rode leger actief – waarom lieten die Moeso onbeschermd? Wie had er de macht in de PKI – Moeso of Amir? Waarom scheidden hun wegen? ‘Dit is een duister vraagstuk, dat niet gemakkelijk kan worden opgehelderd.’ De verslagen van Hariandja en Soemarsono (interview Amsterdam, 11-11-2002) geven een ander beeld. Soemarsono ontkent een verschil van mening met klem. 583 ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 166.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1281

en 11 uur een klein gevecht plaats vond tussen de TNI en twee opstandelingen bewapend met revolvers, en hun drie volledig bewapende bewakers. Zij negeerden het bevel hun handen op te steken; een schietpartij volgde. Een TNI-soldaat werd in zijn kin geschoten, een bewaker van Moeso werd doodgeschoten. De andere twee bewakers vluchtten. De opstandelingenleider werd geraakt, viel ter aarde en stierf. Het lijk werd naar het ziekenhuis van Ponorogo gebracht. Het vermoeden bestond dat van een belangrijk man sprake was. Voor identificatie opgeroepen TNI-officieren bevestigden daar de dood van Moeso.584 Aan dit verslag mankeerde veel; het enige dat juist was, was de melding van Moeso’s dood. Een op 31 oktober opgestelde officiële verklaring van Soewarno, ambtenaar in dienst van het district Djebeg, legt het begin van de gang van zaken vast. Soewarno was in gesprek met de politieman Redjosudarma, om acht uur ‘s ochtends, voor de gezondheidspost van Balong. Zij zagen komen aanlopen ‘een nogal dikke man, in zwarte broek, hemd, met zonnehoed en een zak met inhoud over de schouder’. Hij viel op door zijn lichte huidskleur en verzorgde uiterlijk. Soewarno riep hem toe te wachten. Zijn bagage werd onderzocht: een hoofddoek en regenjas, en hij moest zijn reispas laten zien. Terwijl Soewarno de pas bekeek, pakte de man zijn bagagezak terug, en schoot hij op Soewarno. Hij miste maar raakte Redjosudarma daarna twee keer. Soewarno vluchtte en riep: ‘Pas op, spionnen’. Een aantal pemuda dat een nabije kruising bewaakte, kwam snel. Enkelen brachten Redjosudarma naar de medische post, anderen gingen op zoek naar de schutter, lopend, per fiets, of per dokar. Soewarno lichtte ook de politieleiding in en meldde het voorval in Ponorogo. Soewarno regelde dat de ernstig gewonde Redjosudarma naar het ziekenhuis in Ponorogo werd gebracht, waar hij die avond overleed. De verdere gang van zaken hoorde hij uit de tweede hand. De vluchteling was in het zicht gebleven. Hij kaapte een dokar en werd per fiets achtervolgd. Legerassistentie werd ingeroepen. Om twaalf uur hoorde hij dat de vluchteling was gepakt en erkende Moeso te zijn. Toen hij even later vluchtte, was hij door het leger doodgeschoten.585 De verklaring van Benu, lid van de Dewan Pertahanan (Defensieraad) Masjumi (DPM) Ponorogo, die in Balong vertoefde vervolgt het verhaal. Hij kreeg te horen dat drie spionnen waren gesignaleerd in de dessa, en dat één van hen had geschoten op een politieman, waarna ze in verschillende richtingen waren gevlucht. Deze bewakers van Moeso worden in Soewarno’s 584

Antara, 1- en (uitgebreider) 3-11-1948. Het bericht verklaart niet wat er gebeurde met de tweede ‘opstandeling’, van wie in latere verslagen nergens sprake is. 585 Soewarno, ‘Verslag tentang penangkapan Muso pemimpin PKI’, Balong, 31-8-1948, 2 pp. Het lot van Redjosudarma in Laporan Aris, Kepala Polisi Ponorogo, z.d., 1 p. en Proces-verbaal [I] Pietojo Mangkusubroto, Madiun, 31-10-1948, 1 p. Soewarno’s verslag ook letterlijk in Marsudi 1966:102, 104, 106.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1282

Verguisd en vergeten

verslag niet genoemd. Benu spoedde zich naar de plek des onheils en hoorde daar dat vlak daarbij iemand een dokar met paard had gekaapt, onder bedreiging van de eigenaar met een pistool. Benu ging er in een dokar achteraan. Zijn dokar begaf het in de dessa Goempoel, en met andere leden van de DPM zette hij te voet en per fiets de achtervolging voort, in de richting van Soemoroto. Benu achterhaalde de dokar en riep dat deze moest stoppen. Het antwoord was een pistoolschot. Benu vuurde terug en een schotenwisseling volgde. In de dessa Soemanding kwam uit tegenovergestelde richting een auto aan, die door Benu werd aangehouden. De inzittenden waren vijf TNI-officieren. Uit de dokar werd vervolgens op de auto geschoten, waarop de officieren de auto verlieten en het vuur beantwoorden. Daarbij werd het paard van de dokar dodelijk geraakt.586 In het verslag van Soemadi, één van de officieren, vertelt hij dat hij in Soemanding een dokar zag, met als koetsier een dikke man, gevolgd door twee fietsers. Zij vroegen de auto te stoppen, en na uitstappen werden zij beschoten. Met een tommygun werd teruggeschoten. Het paard werd gedood; de koetsier viel op straat. De tommygun weigerde verdere dienst. De officieren trokken zich terug, onder het vijandelijke vuur en gingen op weg om de TNI-sectie in Soemoroto te alarmeren. Moeso rende naar de auto, waarvan de motor nog draaide, maar deze sloeg af en Moeso kon deze niet weer aan de gang krijgen.587 Volgens Benu vluchtten de officieren en een verzoek om hulp bij de vervolging van de dokar werd genegeerd. Toen Moeso in de auto stapte stonden Benu en zijn strijdmakker op twintig meter afstand, klaar om de banden kapot te schieten als de auto zou wegrijden. Dat gebeurde niet en Moeso liep een warong in, waar hij iets te drinken pakte en verder ging. De DPM-mannen zochten dekking achter een tamarinde; de afstand tussen hen en Moeso was tien meter. Daar daagde die man mij en de DPM-leden uit: ‘Je kunt schieten, ik ben echt Moeso’. Ik vroeg hem nog nader of hij echt Moeso was. Zijn antwoord was: ‘Ja, ik ben Moeso die vroeger uit dit land is verbannen’. Ik vroeg nog: ‘Als u echt Moeso bent geef u dan over’. De reactie: ‘Ik sterf liever dan mijn handen omhoog te steken, schiet Moeso dood.’ Ik antwoordde: ‘Ik zal u niet doodschieten’. Ik was er toen van overtuigd dat deze man echt Moeso was, die werd gezocht door de overheid. Maar ik en mijn DPM-strijders wilden hem aanhouden en hem zover krijgen dat hij levend kon worden gevangengenomen. Ik en mijn DPM-manschappen trokken daarom het DPM-embleem van hun overhemd en staken dat in hun broekzak. Daarna gaven ik en de DPM-mannen twee mango’s aan Moeso met hulp van 586

‘Verslag ringkas tentang penangkapan Muso cs dari Sdr Benu, anggauta D.P.M. Tjb. Ponorogo’, Ponorogo, 31-10-1948, p. 1. 587 Soemadi, ‘Kisah laporan hal pemegangan dan pembunuhan Musso’, Ponorogo, z.d., p. 1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1283

een jongetje dat daar koeien hoedde. De man pakte de mango’s aan en at ze meteen op. Tegelijkertijd bleven ik en de DPM-mannen vragen stellen aan Moeso, zoals: ‘Pak, wij zijn volgelingen van u en hebben geluisterd naar uw rede in Madioen’. Het antwoord: ‘Ja, en daarom schieten jullie mij dood? Ja, schiet Bapak maar dood!’ Ik zei: ‘Ik wil Bapak niet doodschieten, echt niet’. Vervolgens zei ik: ‘Het is nu toch duidelijk, ik wil dat u uw wapen neerlegt, dat doe ik ook. Kom naar ons toe; dit zijn allen uw eigen volgelingen.’ Voordat ik mijn doel om Moeso levend in handen te krijgen had verwezenlijkt kwamen uit het noorden de strijdmakkers van de Brigade-S, met de sterkte van een sectie, onder leiding van Soemadi met drie zware, en verder lichte wapens. Zij gingen op weg naar Moeso’s plek. Daar vroeg een DPM-strijder aan de Brigade-S om niet te schieten. Een aantal van de DPM had posities aan de zuidzijde [en kon in het schootsveld raken] en omdat de man die Moeso zei te zijn slechts een revolver bezat, hoopten de meesten van de DPM-makkers dat Moeso levend kon worden opgepakt en niet zou worden gedood. Maar dit advies werd niet gevolgd. Daarna vroeg de commandant van de Brigade-S waar zijn gezochte man was. De DPM-mannen wezen aan dat Moeso aan de oostkant van een huis was, in de badkamer. Het schieten begon, ongeveer tien minuten lang. Ik riep dat de collega’s van Brigade-S het vuren moesten staken, omdat Moeso uit zijn schuilplaats, de badkamer, waar een muur hem dekking verschafte, kwam en zich naar het noorden keerde. Er werd toen twee keer geschoten, het eerste schot trof zijn linkerbovenarm, de tweede zijn borst links. Nadat Moeso was getroffen liepen ik en de DPM-mannen snel naar het lijk; het was toen omstreeks elf uur. Ik pakte Moeso’s pistool, dat daarna werd opgevraagd door de Brigade-S. We voelden ook in zijn zakken omdat ik meende dat daar documenten zouden zijn. Maar het bleek dat hij slechts enig geld en een al bebloede zakdoek bij zich droeg. Wij bewaren dit als bewijsstukken. Daarna werd door de DPM-mannen naar lichamelijke kenmerken van Moeso gezocht en ik herinnerde mij toen de littekens op zijn arm. Toen we dit nader onderzochten vonden wij op zijn arm drie littekens. Met deze littekens op het lijk groeide bij mij en de DPM-mannen de overtuiging dat dit echt Moeso was. Nadat Moeso was geraakt en gedood vonden ik en de DPM-mannen dat Moeso’s lijk naar Balong moest worden gebracht. De Brigade-S keurde dit niet goed, waarna het lijk naar Soemoroto werd gebracht en gefotografeerd.588

Soemadi’s verslag vult dit aan en legt accenten anders. Bij aankomst bleek Moeso in de dessa gevlucht, volgens de dessabewoners. Soemadi zelf vond hem daar. Wij vroegen Moeso naar zijn naam en hij zei ronduit dat hij Moeso was. Wij vroegen hem zich over te geven, maar hij antwoordde dat hij liever stierf dan zich over te geven. Tegelijkertijd vuurde hij met zijn pistool. De gehele sectie werd ingezet om hem te omsingelen. De afstand was maar dertien meter, maar hij wilde zich niet overgeven. We vroegen hem beleefd zich over te geven, maar hij bleef bij zijn 588

‘Verslag ringkas tentang penangkapan Muso cs dari Sdr Benu, anggauta D.P.M. Tjb. Ponorogo’, Ponorogo, 31-10-1948, p. 1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1284

Verguisd en vergeten

opvatting. Hij verborg zich achter een waterbak. Hij zei in het Javaans dat hij achter het roodwit stond en aan zijn denkbeelden vasthield. Er was niemand die dichterbij hem durfde te komen. De sectie ging vooruit tot de afstand zeven meter was, maar hij bleef overgave weigeren. Hoewel al tientallen kogels waren afgeschoten, was er geen enkele die zijn lichaam had getroffen. Hij bleef terugschieten met zijn pistool. Een kogel uit een Australische karabijn trof hem links in de borst en hij zakte kreunend in elkaar. Hij werd ook nog getroffen door enkele kogels uit een Leeuwys en Watermantel. Hij had geld en een pistool bij zich. Het bedrag aan geld is onbekend, omdat de DPM-Balong dit meenam. Papieren had hij niet bij zich. Onderzoek en fotografie zijn uitgevoerd door de militaire commandant van Ponorogo, Majoor Moedjajin. Aldus het einde van het verhaal over Moeso.589

Verslagen uit de tweede hand van 31 oktober en 1 november bevestigen deze gang van zaken, waarbij beide Moeso laten begeleiden door twee bewakers.590 Aspirant-commissaris van politie Pietojo Mangkusubroto werd uit Madioen naar Ponorogo gestuurd om het lichaam te identificeren. Hij herkende het gezicht van Moeso, die hij had horen spreken. Siti Larang Sosrokardono, die Moeso kende uit de jaren twintig, werd opgeroepen. Tevoren werd haar gevraagd naar lichamelijke kenmerken van Moeso waarbij zij drie littekens op zijn arm noemde – en die werden inderdaad geconstateerd.591 Het lijkt erop dat deze verslagen, meteen opgemaakt, het dichtst bij de werkelijke gang van zaken komen. Latere versies zijn uitgebreider, bloemrijker en spreken elkaar tegen. Hieronder volgen varianten op het verhaal. In Balong zagen een politieman en een lokale ambtenaar een persoon lopen die hun verdenking opwekte. Op hun vraag naar zijn papieren, trok deze zijn pistool, riep: ‘weet je niet dat ik Moeso ben?’ en schoot de politieman in het hoofd. De ambtenaar vluchtte maar zag nog dat Moeso er vandoor ging in een dokar, die toevallig langskwam, en waarvan hij de koetsier uit het rijtuigje had gesmeten. Volgens één lezing werd Moeso op zijn vlucht vergezeld door twee bewakers, die hem op de fiets volgden. Deze duiken dan plotseling op – bij de eerdere schietpartij en de kaping van de dokar was er voor hen geen rol weggelegd. In een andere lezing volgt een TNIsergeant – buiten dienst en ongewapend – op een geleende fiets de dokar. Moeso wil zijn achtervolger neerschieten, maar deze verstopt zich telkens achter geboomte, als hij Moeso aanstalten tot schieten ziet maken. De dokar gevolgd door twee fietsende bewakers – of de ene achtervolger – komen bij toeval een auto tegen met daarin drie hoge TNI-officieren en twee soldaten. De onbegrepen gebaren van de fietser(s) doen hen stoppen. Moeso opent het 589

Soemadi, ‘Kisah laporan hal pemegangan dan pembunuhan Musso’, Ponorogo, z.d., p. 1. Proces-verbaal [I] Pietojo Mangkusubroto, Madiun, 31-10-1948, 1 p. en Laporan S. Soerjobroto, Madiun, 1-11-1948, 1 p. 591 Proces-verbaal [II] Rd.Ms Pietojo Mangkusubroto, Madiun, 31-10-1948; Siti Larang Sosrokardono 1984:30. Ook vermeld in Niken Setiasih 1992:49. 590

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1285

vuur, dat wordt beantwoord door de uitgestapte militairen. Het paard voor de dokar wordt dodelijk getroffen. De militairen zoeken dekking, omdat hun wapens verdere dienst weigeren of vanwege de overmacht. Moeso springt in de auto, waarvan de motor nog loopt, maar krijgt deze niet aan het rijden. De motor sloeg zelfs af. Moeso zag niet dat de handrem was aangetrokken. Minder dramatisch verloopt deze ontmoeting tussen Moeso en de officieren in een andere versie. Moeso dwingt hen hun auto aan hem af te staan. Moeso waarschuwt hierbij de beide militairen, die geen vermoeden hadden met Moeso van doen te hebben, hem niet te volgen. Maar de auto weigert dienst, wellicht omdat Moeso niet over de contactsleutel beschikt. Moeso vlucht de dessa in; zijn bewakers kiezen het hazenpad. Moeso vlucht dus de dessa in, in de laatste versie als gevolg van het verschijnen van een TNI-sectie, die de auto volgde. Moeso wordt snel gevonden, alleen, bij de plaatselijke wasplaats of een fruitstalletje, waar hij zich als fruitverkoper voordoet. Hij verschanst zich daarna in de badruimte van een dessawoning. Als hij naar zijn naam wordt gevraagd, zegt hij luid ‘Moeso’. Hij weigert zich over te geven: ‘Liever dood dan overgave’, en zet dit met pistoolschoten kracht bij. Hij is kansloos en wordt dodelijk getroffen. Geen van de bij deze actie betrokkenen kent Moeso en kan hem met zekerheid identificeren. Zijn lijk wordt daarom naar het ziekenhuis van Ponorogo gebracht, in dezelfde auto die Moeso vergeefs had proberen te kapen of in een dokar. Berichten gingen uit naar Kediri en Djokja, om mensen te sturen die Moeso konden identificeren, onder wie vrouwelijke familieleden die vastzaten. In afwachting daarvan werd zijn lijk geconserveerd, een procedure die mislukte. Ook werd de dode Moeso gefotografeerd. Niet door de daarvoor opgeroepen fotograaf, die wraak van de PKI vreesde, maar op zijn aanwijzing door TNI-militairen. Jonosewojo bevestigde als eerste Moeso’s dood, gevolgd door afgezanten uit Djokja. Na drie dagen was langer behoud van het lijk onmogelijk. Het werd in het geheim verbrand – en niet in het openbaar in Madioen met duizenden toeschouwers.592 592

Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:122-9 geeft vier versies, drie van militairen die kort na Moeso’s dood ter plekke waren. Onder hen is Jonosewojo, wiens verhaal ook in Nasution 1979, VIII:319-20 is opgenomen. Sunandar Priyosudarmo, toen majoor, inzittende van de auto, liet zijn verhaal afdrukken in Jawa Pos, 28-1-1966, overgenomen in Hadi Soewito 1994, I:246-7. Hij deed dit nog een keer in 28 Tahun 1976:12-3 en Emmud 1993:264-5. De versie van Moenadi, ook inzittende van de auto, in Bahaya laten 1992:85-7. Deze versie ook, in een onopgesmukte variant, in ‘Nota opstand P.K.I.-Muso’, Djokja, 1-11-1948, p. 19, in CMI-doc. 5580, in NA, AS 3961. De meeste elementen komen ook voor in S.P., ‘Bagimana Moeso katemoeken adjalnja’, Sin Po, 11-11-1948, ook aangehaald in ‘Duistere punten rond Moeso en Sjarifoeddin’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-47(17/23-11-1948):4, en Soejoedi Soerachmad 2004:99-101. Omon Abdurrachman die kort na Moeso’s dood ter plekke was, zegt dat een soldaat die een controlepost bemande, een dokar staande hield. Een man die Moeso zei te zijn stapte uit en daagde de soldaat uit hem dood te schieten. Toen deze zelf door Moeso werd bedreigd met een pistool, schoot hij. De stervende Moeso dankte hem voor zijn daad en riep hem op de strijd voor

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1286

Verguisd en vergeten

De opgebaarde Moeso

De PKI gaf zijn eigen versie, waarbij de dood van Redjosudarma niet wordt genoemd. Het vuurgevecht met de politie – zes mannen uit een auto – wordt uitgebreid verhaald. Zij roepen: ‘Moeso, Moeso’. Moeso schreeuwt terug: ‘Ik ben Moeso’. Hij beschikt over een FN-32-pistool en blijft koel. In een gevechtspauze drinkt hij siroop in een warong, en eet even later een mango. Een groep militairen verschijnt die Moeso omsingelt, en hem met automatische wapens beschiet. Moeso beantwoordt het vuur, tot drie kogels in de borst hem vellen.593 De Lange Mars gaat verder De PKI-troepen zaten opgesloten in de driehoek Ponorogo-Patjitan-Wonogiri, maar van een ijzeren cordon was geen sprake. Daarvoor waren de TNI-troede bevrijding van Indonesië voort te zetten. Omon Abdurrachman 1972:110-1, ook in Hidayat et al. 1983:77, 79. Nasution 1979, VIII:354-7 geeft nog een versie. Verder in Pinardi 1967:149-50 en kort in Himawan Soetanto 1994:213. Nasution 1979, VIII:357 vermeldt de openbare crematie, op basis van een Antarabericht van 1-12-1948 hierover. Dimyati 1951:192 combineert delen van diverse versies; Brackman 1963:98 bevat een aantal onjuistheden. 593 Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 26-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1287

pen te gering in aantal, en ontbrak het hun aan snelheid en goede informatie. Tegalombo bijvoorbeeld was tot 25 oktober in handen van de PKI-macht. Deze werd versterkt door troepen van Jadau die zich terugtrokken uit de richting Wonogiri. Zowel van zuidelijke als noordelijke zijde werd de TNI-druk steeds sterker, en de basis op Goenoeng Gembes onhoudbaar. Een uitbraak naar het noorden, via Bandar en Kismantoro, slaagde, maar ging ten koste van aanzienlijke verliezen, vooral in een treffen bij Poerwantoro. Een deel van de PKI-macht verloor het contact. Onder hen was Abdoel Moentalip, die op 23 oktober moest vluchten en op 4 november, in gezelschap van zijn secretaresse Sriatin, een jeugdig, vrouwelijk Pesindolid, door dorpsbewoners werd opgepakt. Hij werd de volgende dag standrechtelijk geëxecuteerd. Zijn militaire rechters vertelde hij het nodige over de PKI-macht en zijn organisatie. Volgens hem was het plan om langs de oosthelling van de Goenoeng Lawoe naar Ngawi te trekken. Men kon aannemen dat vandaar de weg open lag naar de steden in het noorden, die de PKI nog beheerste. Hij zei ook dat hij, als leider van de voorlichting, natuurlijk de hoop op een overwinning vol overtuiging uitdroeg, maar dat die hoop elke dag kleiner werd. De vrees te verliezen groeide en velen vluchtten omdat ze hongerig, ziek of angstig waren.594 Nog andere PKI-leiders werden opgepakt. In Ngredjo werden dertien PKIleden gevangen genomen. Onder hen waren twee ‘grote vissen’: Jusuf Bakri en Amat Gudang. Beiden, met Amats echtgenote, kregen uitstel van executie om elders te worden verhoord. Hun tien partijgenoten werden als schuldigen aan het bloedbad in Tirtomojo doodgeschoten. Amat trof kort daarop datzelfde lot in Tirtomojo. Zijn echtgenote werd tewerkgesteld in de keuken van de Siliwangi-compagnie. Jusuf Bakri, luitenant-kolonel bij de PKI-troepen, was ook ter dood veroordeeld en op de aloon-aloon in Patjitan geëxecuteerd, met duizenden toeschouwers. In 1951 werd van PKI-zijde verslag gedaan van zijn laatste dagen. Hij was veroordeeld tot de dood door onthoofding, maar vroeg om als militair te worden doodgeschoten. Zijn tegenstander – van wie de oudere broer een goede vriend van Bakri was – willigde dat verzoek in. Vóór de executie werd zijn graf gegraven. Hij vroeg om nog vijf minuten voor een laatste boodschap. ‘Broeders. Over vijf minuten zal ik deze drukke wereld voor altijd hebben verlaten. Ik zal mijn strijdmakkers niet weerzien. Ik word als volksverrader beschouwd, ik zou de staat hebben willen omverwerpen. Die beschuldiging kan ik eerlijk en oprecht aanvaarden. Vandaag is de opvatting die ons beschuldigt wellicht juist. Maar wacht een maand, een jaar… in de toekomst zal er een ogenblik komen… de geschiedenis 594

Himawan Soetanto 1994:213-4; Nasution 1979, VIII:353; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:151; Soe Hok Gie 1997:260; Antara, 9-11-1948 (verhoor Moentalip); Dimyati 1951:197; 28 Tahun 1976:14; Nita 2002:199-201. De weduwe van Moentalip hertrouwde met Jonosewojo (Soe Hok Gie 1997:260).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1288

Verguisd en vergeten

zal de acties van de Indonesische communisten rechtvaardigen. Ik zal met mijn kameraden jullie verlaten als gevolg van het uitvoeren van de doodstraf. Wij kunnen niet meer verantwoordelijkheid dragen voor het welzijn van het vaderland. Daartegenover dragen jullie, broeders, die verantwoordelijkheid. Jullie geloven nu niet dat Nederland de Republik Indonesia zal aanvallen, maar wacht maar een week, een maand of een jaar. Jullie zullen getuige zijn van de droevige omstandigheden van het lot van ons vaderland. Dus bewaak de goede en sterke grenzen van Indonesië. Als Indonesië straks in Nederlandse handen valt, ligt de fout niet bij ons, maar bij jullie die zullen worden veroordeeld door de geschiedenis. Jullie moeten die volledige verantwoordelijkheid dragen. De regering gelooft nog in onderhandelingen, maar de geschiedenis zal getuigen wie verraad pleegde. Dit is mijn boodschap, tot weerziens! Leve de Partai Komunis Indonesia! Leve de Sovjetunie ! Leve kameraad Moeso ! Vuur…’ Kameraad Jusuf Bakri gaf zelf het commando. Met gebalde linkerhand en de glimlach van een partisaan viel de bolsjewiek Jusuf in zijn graf.

In een andere versie zei Jusuf Bakri, die een blinddoek afwees, tot slot: ‘In iedere revolutie vallen er slachtoffers, en in deze revolutie word ik het slachtoffer. Ik geef als laatste boodschap aan jullie hier geen papieren vlag, maar een vlag uit één stuk! Leve de PKI!’ of: ‘Ik ben trots op de inzet van de Indonesische pemuda, ik ben trots op de zege van de Indonesische pemuda. Dit is zoals een revolutie verloopt. Leve de PKI!’ In Wonogiri trof dit zelfde lot rond 1 november luitenant-generaal Sukono Djojopratiknjo, een paar maanden eerder rechter in het 3-juli-proces. Sukono vroeg na zijn veroordeling door een krijgsraad te velde, die bijeenkwam in het kabupaten-kantoor, om aan Soedirman te worden voorgeleid. Hij deed dat verzoek gezamenlijk met Alimin, die vrijwel tegelijkertijd was opgepakt en die eveneens ter dood was veroordeeld. Hun verzoek werd afgewezen. Sukono smeekte om genade. Hij werd doodgeschoten op de Brantas-oever. Alimin werd gered door de komst van een commandant van de Polisi Militer, die Alimin ‘leende’ om te worden verhoord in Solo. Hij handelde op uitdrukkelijk bevel van Hatta die Alimin voor de rechtbank wilde brengen. Aan de wereld zou zo worden getoond dat de Republik een rechtsstaat was. Antara had toen al gemeld dat Alimin op 2 november in Wonogiri was geëxecuteerd. Bron hiervoor was Gatots voorlichtingsstaf. Het ministerie van defensie ontkende dit bericht op 9 november en omschreef het als een ‘misverstand’.595 Setiadjit en Wikana werden ook in 595

Moehkardi 1977:122-4; Bahaya laten 1992:51; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:149; Nasution 1979, VIII:353-4. Nasution noemt alleen Sukono’s arrestatie, niet zijn executie. Sukono’s lot in Daud Sinjal 1996:83, 85. Het zegt veel over de houding tegenover de PKI tijdens de Orde Baru van Soeharto dat hij neutraal vermeldt dat Sukono voor de executie zijn water liet lopen. Het verslag van Jusuf Bakri’s executie: ‘Pahlawan Sawangan’, Bintang Merah 7-12/13(augustus/september 1951):73-5 (Sawangan in de titel moet Sarangan zijn); Soehardiman

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1289

de omgeving gesignaleerd. Zij ontsnapten; slechts hun auto werd in beslag genomen.596 Dit bericht is twijfelachtig. Jadau zou eind oktober in deze omgeving zijn opgepakt en zijn doodgeschoten.597 In Pati werd afgerekend met de lokale FDR-leider Wiroreno. Zijn laatste gang en executie zijn in beeld vastgelegd.598 In Batoeretno had Alimin zijn eigen weg gekozen. Soemadi, Wikana en zes kameraden trokken oostwaarts, de bergen in tussen Eremoko en Pratjimantoro. Zij wisten zich daar een dag of drie te verbergen voor TNItroepen die op zoek waren naar Alimin. Zij besloten daarna de groep in drieën te splitsen en zo te pogen Djokja te bereiken waar ze dachten onderduikadressen te vinden. Wikana schoor zijn baard af, liet zijn kunstgebit uit en wist veilig, over Wonosari, Djokja te bereiken. Naar eigen zeggen was zijn gedaanteverwisseling zo effectief, dat zelfs zijn vrouw hem aanvankelijk niet herkende. Soemadi’s groepje volgde een route langs Manjaran en Bajat. Soemadi vond onderdak in de dessa Klentengan, in de buurt van Prambanan. Tot de Nederlandse aanval verstopte hij zich hier. Contact met partijgenoten in Djokja en de regio kon hij niet tot stand brengen.599 Senopati-eenheden en -militairen gaven zich ook over. Zij kregen op hoog 1993:57; Sayidiman Suryohadiprojo 1996:197 en Daud Sinjal 1996:84-5. Over Hatta’s ingrijpen: Hatta 1978:21-2, 1979b:32, 38. De Antaraberichten zijn van 4- en 13-11-1948. Sin Po, 30-9-1948 berichtte al, onterecht, Alimins aanhouding. Rectificatie volgde in Sin Po, 4-10-1948, waarbij werd gemeld dat Alimin geen grote rol speelde in de opstand en het oneens was was met de radicale actie. Hij was gesignaleerd bij Wonogiri, en maakte geen deel uit van Moeso’s colonne. Alimins executie werd beschreven (‘Di atas tiang penggantoengan “Alimin”’, Sin Po, 6-11-1948) – in algemene termen – en gevolgd door zijn biografie. De regering durfde dus ook de zwaarste straf te voltrekken aan de gevangen opstandleiders. Het was ‘zeer tragisch’. Sin Po, 10-11-1948 schreef over de tegenstrijdige berichten over Alimins lot. Een dag later nam S.P., ‘Bagimana Moeso katemoeken adjalnja’, Sin Po, 11-11-1948 Alimins executie als feit aan. Sin Po, 12-11-1948 achtte zijn executie waarschijnlijk; de ontkenning van officiële zijde was slechts bedoeld om verdere onrust te voorkomen. Een officieel bericht van 18 november meldde dat Alimin in leven was, gevangen zat en dat zijn zaak werd onderzocht (Sin Po, 22-11-1948). Ook Antara meldde eerder op 12 (eigen informatie) en 14 oktober (een zegsman van defensie) dat Alimin, met vier partijgenoten op 10 oktober bij Delanggoe, was gearresteerd. Dit lijkt op een vergissing. Telegram Critchley aan Department of External Affairs, 14-10-1948, in Dorling en Lee 1996:325 noemt deze arrestatie ook. PSI-voorlieden zetten zich in om Alimin voor executie te behoeden. Zo schreef Mantoro Tirtonegoro een brief aan Soekarno, 13-11-1948, in CMI-doc. 5541, p. 2, in NA, AS 3960, en deed ook Soebadio zijn best hem te redden (interview Djakarta, 27-10-1980). 596 Bahaya laten 1992:54. 597 Julianto Ibrahim 2004:189 noemt dit. Hij zou met acht anderen als schuldig aan het bloedbad zijn geëxecuteerd in Batoeretno. Julianto verwijst als bron hiervoor naar Nasution 1979, VIII:351-5, maar deze vermeldt niets hierover. Achmadi (brief aan Jacques Leclerc, Djakarta, december 1976, en Suparna (brief aan Jacques Leclerc, Amsterdam, 23-6-1980, noemen hem beiden in de jaren vijftig als nog in leven en volgens Suparna actief als handelaar/ondernemer. 598 De beide foto’s zijn opgenomen in Buku Putih 1953:26-7; Djamal Marsudi 1966:90 neemt er één over en spelt de naam als Wiroretno. 599 Soemadi Partoredjo 1983:33-6, met een uitgebreid verslag van de moeizame tocht, en de grote problemen uit handen van de TNI te blijven.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1290

Verguisd en vergeten

De arts Wiroreno, leider van de FDR/PKI in Pati op weg naar zijn executie

bevel een speciale behandeling en werden overgedragen aan Slamet Rijadi, die zich eveneens in de streek bevond. Slamet Rijadi zou hun betrokkenheid onderzoeken en maatregelen nemen. Zij waren, aldus Slamet, door de PKI ‘op een dwaalspoor’ gebracht en moesten weer op het juiste pad worden gezet. Zo slaagde ook Soeadi er in zich weer bij zijn divisiegenoten te voegen. Al eerder was bericht dat hij bij arrestatie niet mocht worden geëxecuteerd. Siliwangi moest met spijt zijn opponenten in Solo laten gaan. Het ligt voor de hand dat Slamet Rijadi, Soedirman en de Siliwangileiding tot een afspraak hierover waren gekomen. Soeadi werd aan Soedirmans staf toegevoegd en vervolgde zijn loopbaan in het leger, tot zijn pensionering als generaalmajoor.600 De uitbraak was dus gelukt en op 5 november werden de bergoorden Sarangan, Plaosan en Tjemarasewoe bezet. De kleine TNI-garnizoenen werden verrast en overweldigd. De colonne maakte hier ook proviand buit, waarmee de benarde voedselsituatie tijdelijk verbeterde. Het tekort aan medicijnen bleef, en de enige arts in de groep opereerde met een scheermesje. Even tevoren was Pranoto, verantwoordelijk voor het vervoer, met een aantal 600

Bahaya laten 1992:53-5; Napak tilas Gatot Subroto 1978:28-9; Soebagijo, ‘Apa dan siapa; Overste Suadi’, Minggu Pagi 11-8-1957:3-4, 30.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1291

De executie van Wiroreno

medestanders gedeserteerd. Hij nam een flink aantal paarden mee, en een aanzienlijke voorraad goud en zilver. De PKI kreeg geen kans tot consolidatie van zijn posities. De TNI viel na een dag van diverse zijden aan en er werd hevig gevochten. Aan PKI-zijde sneuvelde hierbij Banumahdi, waarmee een belangrijk verlies werd geleden. De koers van de colonne en de troepenopstelling werden voor een groot deel door hem bepaald. Er volgde een ordelijke aftocht van de PKI-troepen naar het noorden: een afdaling naar de Solovallei. Het doel werd Ngawi, nadat een voorstel om naar het berggebied van Merapi en Merbaboe uit te wijken was verworpen.601 De colonne telde gewapende PKI-aanhang, PKI-kaders en hun gezinnen, maar ook een groeiend aantal gedwongen meelopers, die uit de dessa’s werden meegenomen. Zij zouden kunnen dienen als gijzelaars, of als levend schild, of moest worden vermeden dat informatie over de koers van de colonne via hen uitlekte? De PKI-leiders hoefden niet te lopen; zij reden op 601

Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:151-3; Himawan Soetanto 1994:214-5; Sutopo 1979:290-1: Amirmachmud 1987:70-4; Moehkardi 1977:133-4, 139-40; Hariandja, ‘Pokok2 Peristiwa Madiun’, p. 12, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. Nita 2002:201-2. Nita vermeldt het sneuvelen van Banumahdi. Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 9-10, in NA, PG 979 noemt hem als prominente militaire leider.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1292

Verguisd en vergeten

paarden. Ook koeien, schapen, karbouwen en huisdieren werden meegedreven.602 De colonne was wel vijf of zes kilometer lang.603 De militairen zouden vijftienhonderd man sterk zijn, bewapend met 500 karabijnen, 15 lichte en 5 zware machinegeweren en 50 stenguns.604 Een districtshoofd dat werd gedwongen zich in de colonne te voegen, vertelde: Wij liepen de hele dag, bijna zonder halt te houden. Meestal liepen we over dorpsweggetjes, en als die wegen slechts een smal voetpad vormden dan werd het één lange rij. In bergachtig terrein zag ik het voorste deel van de colonne pas heel in de verte, terwijl als ik op de top aankwam het einde van de colonne nog niet was tevoorschijn gekomen van onder de begroeiing van de bomen van de laatste dessa die we waren doorgetrokken.

Over doel en richting van de tocht bleef hij in het ongewisse. Vluchtpogingen werden bestraft met executie ter plekke. De voedselvoorziening was ontoereikend. Na een paar dagen waren tallozen uitgeput, geblesseerd of ziek. ‘Maar de bewakers van de colonne, die er wreedaardig uitzagen, aarzelden niet om iedereen in de colonne die afviel door vermoeidheid of ziekte of die probeerde te vluchten te vermoorden. En iedere kilometer waren er die achterop raakten... en die als lijk eindigden.’ Deze getuige ontsnapte toen de colonne de Solovallei bereikte.605 Soeripno sprak zijn spijt uit over de executies en wreedheden, die echter alle buiten de verantwoordelijkheid van de leiding hadden plaatsgevonden; er was geen enkele instructie of aanmoediging van die zijde uitgegaan. Er was een Dewan Kehakiman (Rechtbank) ingesteld, onder Soeripno’s leiding, bevoegd om de manschappen van de Barisan Tentara Rakjat te berechten en het lot van de gevangenen te bepalen. Deze laatsten werden als regel vrijgelaten, na uitleg over de PKI-doelstellingen.606 Enkele eigen soldaten werden ter dood veroordeeld voor ernstige misdrijven. Soeripno besloot: Over de moordpartijen en wreedheden kan ik opschrijven dat vaak niet leger tegen leger streed, maar volk contra volk. Dit is een ‘verklaring’ (geen vergoelijking) [Nederlands] voor de excessen die in elke revolutie geschieden, te meer omdat deze excessen niet slechts van één zijde kwamen, maar van beide zijden en 602

Bahaya laten 1992:64. Nita 2002:202. 604 Kromorahardjo 1998:209; Imam Soedjono 2006:237, die Nasution als bron noemt, zonder verdere verwijzing. Dimyati 1951:197 noemt tweeduizend man. 605 Pinardi 1967:139-44. 606 Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 11, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286 volgt Soeripno’s lezing. De vrijgelaten gevangenen kregen zelfs een geldbedrag mee – aan geld ontbrak het niet. 603

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1293

Amir Sjarifoedin wordt opgebracht berichten over wreedheden en excessen van de ene zijde reacties uitlokten van de andere zijde.607

Een andere deelnemer aan de tocht zei dat vooraf strenge instructies waren uitgevaardigd dat in de dorpen die werden bezet de bewoners met respect moesten worden bejegend, dat de eventuele schade van inkwartiering moest worden vergoed, ja zelfs dat bij vertrek het tijdelijke onderkomen moest worden schoongeveegd, en dat voor alle voeding moest worden betaald.608 Amir dreigde zijn manschappen die in een dessa kokosnoten plukten uit de bomen te laten schieten als zij niet onmiddellijk naar beneden kwamen.609 Meestal verplaatste de groep zich ‘s nachts. Er mocht niet worden gesproken, er mocht niet worden gerookt, en ook mocht geen lamp of zaklantaarn worden gebruikt. Dit ging ook voort als het regende. En als op deze mars een dessa moest worden doorgetrokken, hield de colonne daarvoor halt, in afwachting van het bevel van de verkenners dat kon worden 607 608

Suripno 1949, II:10-1, ook in Marsudi 1966:88-91. Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 11, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-

286. 609 Interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1294

Verguisd en vergeten

verdergegaan. Dit was meestal diep in de nacht en soms ging de route steil berg op en berg af, en volgde niet een bestaande route door de bossen. Alle kameraden zonder uitzondering raakten op deze wijze uitgeput. Maar al eerder was besloten dat als kameraden te uitgeput waren en wilden rusten dat dit was toegestaan maar slechts op de pleisterplaats. Het kwam voor dat wij tijdens de regen op de natte aarde gingen liggen, zonder te letten op de modder, en weer op weg gingen als het bevel daartoe van de voorhoede werd doorgegeven. Niettemin, ondanks dit alles, en ondanks het feit dat er soms een dag geen rijst kon worden gegeten, werden er naar mijn weten bijna geen kameraden ziek, en bleven zij actief en gingen voort. Er waren echter ook kameraden die zich niet aan de regels hielden en niet op de pleisterplaats uitrustten, maar die ‘s nachts een aangenamer plek zochten langs de route. Omdat zij sliepen, werden zij niet opgemerkt door hun kameraden in de colonne en bleven zij achter, en vielen meestal in handen van de vijand.610

De achtervolgers waren het spoor blijkbaar bijster. De colonne kon op 9 november ongestoord de spoorlijn en hoofdweg tussen Solo en Madioen, in de djatibossen bij Walikoekoen, oversteken. Dessabewoners zagen tot hun verbazing duizenden mensen opduiken: soldaten, burgers, maar ook vrouwen met kinderen op de heup. De weg was stampvol mensen.611 Het gebrek aan goede communicatie aan regeringszijde wreekte zich. Niets­vermoedend stuitte een aantal auto’s uit beide richtingen op de PKI-troepen. De inzittenden waren hoog in functie en rang. Onder hen was ex-gouverneur Soerjo, die een inspectiereis in Oost-Java ging uitvoeren. Hun auto’s werden verbrand, en zij werden afgevoerd en vermoord.612 610

Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 12, KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; een zelfde beeld in interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000. 611 Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:156. Volgens Nita 2002:203 kwam uit oostelijke richting een trein (volgens Kromorahardjo 1998:210; Imam Soedjono 2006:239 een goederentrein). Deze werd tot stilstand gedwongen, en mocht na de oversteek van de colonne zijn reis vervolgen. 612 Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:156-7 geeft het meest uitgebreide verslag, dat in details afwijkt van het veel kortere verslag dat Antara op 15-11-1948 uitgaf en dat Nasution 1979, VIII:364 en Himawan Soetanto 1994:215, 217 overnemen. Volgens Pinardi 1967:150 had Amir nog voor de dood van de vijf betrokkenen met hen gesproken. Amir bevestigt dit in een interview in Hidup, 18-12-1948. Sutjiatiningsih 1982:160-3 en Wajah Pahlawan Nasional 1991, II:65-6 zijn in overeenstemming met Maksums versie, maar dateren de gebeurtenis op 10 of 11 november. Dat doet ook Bahaya laten 1992:65-6. Dimyati 1951:198 noemt vijf slachtoffers bij naam en zegt dat nog meer werden gedood. Verder een verslag in Pahlawan Pembela Kemerdekaan 1972:56-7 en Sudarno 1993:187. Volgens Nita 2002:203 werd bij de aanhouding van Soerjo’s auto de chauffeur dodelijk getroffen. De gang van zaken werd in het ‘mobiele fort’ als een zege begroet. Het is niet geheel duidelijk of er drie of vijf slachtoffers vielen. Op de plaats waar dit alles zich afspeelde is een groot monument opgericht, met het standbeeld van drie mannen. Over andere betrokkenen (bijvoorbeeld Soerjo’s chauffeur) wordt in de uitgebreide toelichting op de bijbehorende plaquette niet geschreven. Curieus genoeg ontbreekt hierop elke aanduiding van datum of jaar (observaties ter plekke, 20-8-2002). Was dat tijdstip onbekend of werd zo het tijdloze van deze communistische wandaad benadrukt? Een verslag van de eerste-steenlegging van het monument op 14 juli 1973 stelt de dag op 10 november en noemt Maladi Jusuf als aanvoerder van de PKIgroep die Soerjo en zijn gezelschap – in twee auto’s – aanhield (“Peletakan batu pertama untuk

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1295

Gevangen PKI-leiders. Van links: Soeripno, onbekend (Harjono?), Amir Sjarifoedin, onbekend

De colonne trok verder door een kaal landschap, waar de deelnemers zich met bladeren voedden. Ten zuiden van Randoeblatoeng kwam het weer tot strijd. De aanvallen leidden tot een tijdelijke splitsing van de colonne en tot flinke verliezen. Een legermacht uit Pati, onder commando van Soejoto, die zich wilde aansluiten bij de PKI-hoofdmacht, werd door de TNI tegengehouden en gaf zich over.613 Het plan aansluiting te zoeken bij de PKI-troepen in het noorden liep zo spaak.614 Amirs troep boog naar het westen. Een paar dagen later, ten oosten van pembangunan: “Monumen Suryo” di Ngawi’, Liberty no. 1040(11-8-1973):29-30). Soeripno schreef kort na deze confrontatie dat het niet de bedoeling was Soerjo om te brengen; er was een uitdrukkelijk bevel hem goed te behandelen. De PKI-leiders wilden van Soerjo informatie over actuele ontwikkelingen, waarover zij geheel in het ongewisse verkeerden. In de paniek die op een TNI-aanval volgde, werden de gevangenen gedood zonder medeweten van de PKI-top (Suripno 1949, II:11, ook in Marsudi 1966:91; Amir in interview Hidup, 18-12-1948). Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 11, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286, voegt hieraan nog toe dat de PKI-leiding Soerjo wilde terugsturen met een brief aan Soekarno, waarin werd voorgesteld gezamenlijk op te trekken tegen Nederland. Dat lijkt haast te naïef om juist te zijn. De twee voor de dood van Soerjo verantwoordelijk militairen werden, volgens Hariandja, in het openbaar berecht door Soeripno’s rechtbank. Er waren blijkbaar geen verzachtende omstandigheden; zij werden ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Op de residenties van Soekarno en Hatta werd de vlag halfstok gehesen toen Soerjo’s dood bekend werd (Antara, 15-11-1948). Een in memoriam in Sin Po, 16-11-1948 (‘Soerjo korban dendam’), en, in algemene zin, ook Soebagijo 1981a:189-92. 613 Antara, 15-11-1948; 28 Tahun 1976:14; Sutopo 1979:291. 614 Nita 2002:203.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1296

Verguisd en vergeten

Wirosari, zou de colonne nog achthonderd bewapende manschappen en duizend familieleden hebben geteld, zo vertelden krijgsgevangen PKI-militairen. Amir trok verder noordwest, naar de heuvels daar, en leek op weg naar de statusquolijn. In Nederlands gebied leken zijn overlevings-, of zelfs levenskansen, groter dan in de Republik. Zijn hoofdmacht dunde snel uit, onder de voortdurende aanvallen van de TNI-eenheden, tot wellicht vijfhonderd man. Losgeraakte eenheden zetten op eigen initiatief hun tocht voort naar het westen, langs Grobogan, ten noorden van Poerwodadi, richting Klamboe.615 Er werden zelfs nog successen geboekt. Een gevecht van man tot man bij Soekolilo werd zegevierend besloten en leverde twintig gevangenen op. De gevangenen werden ‘geïndoctrineerd’ en vervolgens vrijgelaten. Zij kregen een brief aan de regering mee, met een oproep de broederstrijd te staken en samen op te trekken tegen Nederland. Bij de strijd op een andere vleugel werd de eenheid van Maladi Jusuf, de belangrijkste militaire steunpilaar van de colonne, uit elkaar geslagen. Het contact kon niet meer worden hersteld. Maladi’s herdershond die jankend langs rende was het enige dat van zijn eenheid nog werd gezien en gehoord.616 Hatta vertelde Stikker op 6 november dat Amir zijn strijd buiten Republikeins gebied wilde voortzetten. ‘Hatta hoopte hem binnenkort te pakken te kunnen krijgen, en ziet er kans toe omdat hij thans met een kleine groep fanatieke volgelingen op een bergplateau is ingesloten.’ Die laatste opmerking was te optimistisch.617 Op 27 november stelde Hatta in een gesprek met Neher, Sassen en Stikker de vraag wat Nederland zou doen als de groep-Amir naar Nederlands gebied overstak, omdat zij zich liever aan Nederland dan aan de Republik overgaf. ‘De groep is ongeveer tweeduizend zielen groot, mannen en vrouwen en kinderen. Zij beweegt zich te voet door de bossen en wordt door de Republikeinse troepen eveneens te voet gevolgd. De afstand tussen beide groepen blijft ongeveer even groot, d.w.z. dat de Sjarifoeddingroep niet ver615

Antara, 22- en 23-11-1948; Himawan Soetanto 1994:250-1; ook hierover Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 13, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286; Nita 2002:203. 616 Nita 2002:204-5; Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, pp. 13-4, in KITLV, CollectieLeclerc H 1327-286; Edi Mochamad Achir 1995:211-3. Volgens Hariandja (p. 14) werd Maladi Jusuf gevangengenomen in dat gevecht, maar als gewoon soldaat beschouwd en als zodanig opgesloten. 28 Tahun 1976:14 noemt zijn aanhouding door de TNI. Uit Bahaya laten 1992:125 is te lezen dat hij Nederlands gebied bereikte, zo ook in Soejoedi Soerachmad 2004:99. Hij overleefde in ieder geval. In 1949 was hij al weer actief in TNI-verband in Midden-Java (Nota ‘De PKI-infiltratie in de republikeinse strijdkrachten’, p. 11, in ‘Rapport over het communisme ’, 10-9-1949, p. 145, in NA, PG 974; Napak tilas Gatot Subroto 1978:34). Volgens Himawan Soetanto (interview Djakarta, 15-1-2007) kwam Maladi vrij bij de Nederlandse aanval. Hij sloot zich aan bij de guerrilla en verdiende zo zijn rehabilitatie. Himawan noemt hem de ‘taaiste en felste tegenstander’ aan PKI-zijde, maar geen ‘diehard-communist’. Hij werd in 1976 geïnterviewd door de Pusat Sejarah (Historisch Centrum) van het leger over zijn ervaringen. 617 Verslag D.U. Stikker van zijn reis naar Indonesië, 6-11-1948, in NIB 15:597.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1297

nietigd of verslagen wordt.’ Het antwoord op de vraag was dat zij gevangen genomen en gehouden zouden worden – een antwoord dat Hatta tevreden stelde.618 De colonne bereikte inderdaad het moerasterrein bij Klamboe, op enkele kilometers van de statusquolijn, maar de vijfhonderd kilometer lange mars van Madioen, twee maanden lang, eindigde niet in een massaal oversteken naar Nederlandse kant. TNI-troepen hadden die vluchtweg zoveel mogelijk afgegrendeld. Met het Nederlandse leger was overleg geweest, waarbij op de mogelijke vlucht werd gewezen, op mogelijke provocaties van PKI-troepen en bij voorbaat begrip werd gevraagd voor afzwaaiers naar Nederlands territorium in de strijd, die werd verwacht.619 Ook speelde een rol dat de Lusirivier, die de statusquolijn vormde, sterk was gezwollen. Bij een vergeefse poging tot oversteken zouden meer dan twintig PKI-strijders zijn verdronken.620 De eindslag begon op 24 november. De aftocht naar Nederlands gebied was afgesneden, en de TNI poogde de colonne-Amir, die daar nog met omstreeks 650 man, met 500 wapens, naar op weg was, te omsingelen. Op 26 november gaf de hoofdmacht zich grotendeels over, toen tegen de avond twee Siliwangi-compagnieën aanvielen. De PKI-strijders hadden hun vechtlust verloren, en werden geplaagd door honger en dorst. De meeste leiders wisten in het duister te ontsnappen. Alleen Francisca Fanggidaej werd gepakt.621 Op 27 november vonden zuiveringsoperaties plaats in de Godangmoe­ ras­sen. Een TNI-sectie voerde aldus een patrouille uit, zonder de vijand te ontdekken. Toen een soldaat bleek te ontbreken, werd teruggekeerd. De man werd gevonden, dood, met afgesneden keel. In de buurt zag men in het struikgewas een aantal mensen. Toen ze werden aangeroepen, hielden ze zich dood. Toen de sectie dreigde te schieten, staken zij hun handen omhoog. Zij zeiden uit de buurt te komen en gevangen te zijn door de PKI. ‘Maar als zij dorpsbewoners waren, was het vreemd dat zij pistolen droegen en hun gelaatstrekken verrieden hun scholing.’ De zes gevangenen werden niet geëxecuteerd, zoals de bron voor dit verslag het nodig vond op te merken, maar afgevoerd. Het was een goede vangst: Djokosoejono, Maroeto 618

Verslag gesprek Hatta, Neher, Sassen en Stikker, 27-11-1948, in NIB 15:760. Himawan Soetanto 1994:248-9; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:169-70. Hierover ook telegram legercommandant S.H. Spoor aan chef generale staf Koninklijke Landmacht, H.J. Kruls, 12-10-1948, in NIB 15:429 en noot 5. 620 Sunito 1983:4; Nita 2002:205-6. 621 Himawan Soetanto 1994:267-76. Een beknopt verslag in Siliwangi 1968:267-9, 1979:165. In Dienst der Algemene Recherche, ‘Geheim-rapport over Madiun-affaire’, opgemaakt door berichtgever (o.m. betreffende Sumarsono)’, Batavia, 3-11-1949, in NA, PG 979, wordt op informatie van Soemarsono vermeld dat het Politburo besloot dat, door het gebrek aan voedsel en munitie, verdere strijd geen zin had. Een impressie ook in Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 14, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286, die de goede behandeling van de gevangenen noemt. 619

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Spotprent Ramelan. De dood grijpt Moeso en strekt zijn andere hand uit naar de gevangen PKI-leiders Amir, Setiadjit, Soemarsono, Maroeto Daroesman en Soeripno.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1299

Daroesman en Sardjono. Bij eerste verhoor zei Djokosoejono dat Amir zich een paar honderd meter van hem vandaan had bevonden. Hun doel was niet het oversteken naar Nederlands gebied, maar zij wilden zich voegen bij de eenheden van Soediarto en Soejoto die nog actief werden gedacht.622 Als prooi bleven nog Amir, Soeripno en Soemarsono over. Amirs paard was al eerder achtergebleven en zijn lievelingshond Sora – ook wel Zero genoemd – was op 26 november opgepakt. Op 29 november kwam voor Amir, Soeripno en hun vier bewakers een einde aan hun lange tocht. Zij werden omsingeld door een Senopati-eenheid. Toen Amir werd toegeroepen dat hij zich moest overgeven zei hij dat hij dat slechts wilde doen aan de Senopati. Had hij zo weinig illusies over de gevolgen van een overgave aan de Siliwangi dat hij zich dan liever doodvocht? Aan zijn wens kon worden voldaan. De voormalige minister en premier was gekleed in pijama en sarong, en had geen schoenen meer. Hij had een baard en lang haar. Zijn bril was nog intact; de onafscheidelijke pijp was verdwenen. Hij liep mank en was mager en bleek, na vijf dagen dysenterie. Zijn bewapening bestond uit een pistool. Soeripno leed eveneens aan dysenterie, maar was verder kalm en lachte veel, zoals hij altijd deed. In een eerste verklaring zei Amir dat hij onder het mom van handelaar wilde teruggaan naar Solo en Djokja.623 Soemarsono wist als enige van de hoogste leiding zijn aanhouding te ontlopen. Met acht medestanders overschreed hij de statusquolijn en gaf zich aan bij de dessapolitie.624 Van 26 tot 29 november gaven zich 1200 man PKI-troepen over. Dat aantal liep nog op tot 1500. De actie kostte aan TNI-zijde twee doden en tien gewonden.625 De PKI-leiders werden overgebracht naar Koedoes en Solo. Het was voor hen spitsroeden lopen. Het volk langs de weg schold hen uit en slechts dank622

Himawan Soetanto 1994:277-8; Antara, 30-11-1948; Soe Hok Gie 1997:261. Soejoto had zich op 25 november overgegeven (Antara, 26-11-1948). Sardjono werd met hartklachten in het ziekenhuis opgenomen (Antara, 1-12-1948). 623 Antara, 1-12-1948, overgenomen in Nasution 1979, VIII:370-1; Soe Hok Gie 1997:261; Himawan Soetanto 1994:279; Bahaya laten 1992:125-7. Pinardi 1967:116-7, 152-3 noemt ook Harjono als onderdeel van Amirs groep. Hij laat hem zelfs vergezeld gaan van achthonderd bewapende aanhangers, maar zit er daarmee naast. 28 Tahun 1976:14-5 doet ook verslag van Amirs laatste omzwervingen. Dit artikel noemt ook Harjono en Jadau als onderdeel van Amirs groepje. Volgens ‘Pengidoepan di tengah2 sasaran pelor VI; Moeso dan Amir ada pertentangan’, Sin Po, 5-2-1949, dat legerkringen aanhaalde, leed Amir niet aan dysenterie, maar kon hij uit doodsangst zijn blaas niet meer controleren – zo’n informatie past in de anticommunistische propagandaslag. Een andere, onnauwkeurige lezing in Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:170, die Amir nog in het bezit stelt van een Bijbel. 624 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, pp. 13-4 en Dienst der Algemene Recherche, ‘Geheimrapport over Madiun-affaire’, opgemaakt door berichtgever (o.m. betreffende Sumarsono)’, Batavia, 3-11-1949, beide in NA, PG 979. Soemarsono doet in Kusalah Subagyo Tur 2001:87-8 en Hersri Setiawan 2002:104-5 hiervan eveneens kort verslag. 625 Antara, 30-11- en 1-12-1948. Een kort verslag van Siliwangi-zijde van 29 november is opgenomen in NIB 15:760, noot 8.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1300

Verguisd en vergeten

zij de bewaking werden lynchacties verhinderd.626 In Solo werden ze naar Gatot Subroto gebracht, die hen koffie liet schenken en ‘de les las’. Vandaar ging het naar de gevangenis.627 Nasution ontmoette hen ook en moest zich vermannen toen hij Amir en andere ministers zag, slechts gekleed in onderbroek en zichtbaar verfomfaaid, zittend op de vloer.628 Op 5 december arriveerden Amir, Soeripno en Harjono per trein in Djokja. Hun aankomst werd door duizenden afgewacht. De Antara-verslaggever mocht het drietal in de trein interviewen. Amir zweeg en las in Shakespeare. De beide anderen zeiden de hoop op succes al te hebben opgegeven na het vertrek uit Madioen. Hun lange tocht was om zich te verenigen met Soejoto. Zij hadden ‘spijt’, zoals iedereen dat voelt die gevangen is genomen. Het lot van Soemarsono was hun onbekend. Fort Vredeburg was hun volgende bestemming.629 Dagelijks vonden buiten het fort demonstraties plaats waarbij luidruchtig werd betoogd tegen de PKI-leiders, die werden uitgescholden. Voor Amir, de ‘beul’, was slechts de zwaarste straf passend. Amir zelf bleef kalm en gelaten hieronder en bracht zijn tijd lezend door.630 Het katholieke dagblad ‘Hidup’ interviewde Amir in Koedoes op 2 december. Op de vraag waarom hij de opstand begon, was het antwoord: ‘I never started a rebellion’. Het was geen coup; we dachten te worden gearresteerd en deelden de eerst klap uit, aldus Amir. En hij vulde aan: Even if it is assumed that there were preparations made for a coup, the time for such an action was still premature, because it would not be possible to start the action with any chance of success if there were as yet no political unity, and our policy was to bring about this political unity first.

Op de vraag waarom hij toeliet dat de actie zich uitbreidde tot Poerwodadi, Blora en Pati zei hij dat het volk daar zelf in actie kwam uit zelfverdediging. De gang van zaken was onstuitbaar, ‘because we had gone too far already. 626

Siliwangi 1968:269, 1979:165; 28 Tahun 1976:15; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:170-1. In Delanggoe werden ze bekogeld met eieren en manggaschillen (interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000). Hun oponthoud op het station van Solo, met scheldwoorden en stenen uit het publiek, wordt verslagen in Purnawan Tjondronegoro 1982:56-8. 627 Interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000. 628 Tim PDAT 2002:61. 629 Antara, 6-12-1948; Soe Hok Gie 1997:261-2; Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:171. Majoor Kemal Idris, als bataljonscommandant voor Siliwangi actief in de slotslag, zocht Amir in Fort Vredeburg op. Hij vroeg hem hoe een oprecht christen zich kon inzetten voor de PKI-revolte. Amir zei slechts: ‘Tja, wat zal ik zeggen’ (Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:171-2). Een andere bron (‘Pengidoepan di tengah2 sasaran pelor VI; Moeso dan Alimin pertentangan’, Sin Po, 5-2-1949) laat hem slechts reageren met: ‘Het was een natuurkracht’. Iwa Kusuma Sumantri 2002:313 vermeldt dat Amir en partijgenoten werden voorgeleid aan Soekarno – een ontmoeting waarbij Soekarno tranen vergoot: het lot bracht hun nu als tegenstanders bijeen. Deze ontmoeting wordt nergens anders vermeld. 630 ‘Nasibnja Boeng Amir’, Sin Po, 10-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1301

Nothing could stop it anymore. The stone kept on rolling.’631 Sajoeti Melik noemde de arrestaties van Amir en Djokosoejono het einde van de opstand. Niet de TNI, maar het gebrek aan volkssteun had de opstand doen mislukken. De elementen van onvrede bestonden echter nog – die moesten geen kans krijgen, ten eerste door een nauwe band tussen volk en regering.632 De balans De balans kon worden opgemaakt. Het aantal slachtoffers is onbekend. Eind oktober schatte een Republikeinse zegsman in Djokja het aantal doden onder TNI, opstandelingen en volk op meer dan tweeduizend.633 Het lijkt een onderschatting. Alimin noemde eind 1949 een aantal van twee- tot drieduizend omgekomen en vermiste FDR-leden.634 In 1953 voerde Aidit dit aantal op tot ongeveer tienduizend, aan de zijde van ’arbeiders en boeren’.635 In Oost-Java zouden door toedoen van de PKI vijftienhonderd slachtoffers zijn gevallen.636 Een getal van totaal achtduizend doden wordt ook genoemd.637 Vijfendertigduizend PKI-aanhangers waren vastgezet, voor het overgrote deel militairen uit TNI of lasjkar. Van hun wapens was de helft in TNI-handen gevallen, en de rest beschadigd, weggegooid of verborgen.638 Van de leiders was het lot van Setiadjit, Wikana en Soemarsono onbekend. Setiadjit was volgens een mededeling van Critchley van 14 oktober vier dagen eerder gedood. Het nieuws van zijn dood bleef in regeringsopdracht geheim om ‘a rising tide of dissension’ rond de ‘killings and counter killings’ te voorkomen.639 Over Setiadjits lot is niets bekend. Hij zal zijn omgekomen, en 631

Interview door Tjempaka in Hidup, 18-12-1948, zoals vertaald in Kahin 1952:285, note 53, en in zijn geheel in KITLV, Collectie-Kahin. Het origineel was voor mij onvindbaar. 632 Juti, ‘Menjehatkan diri’, Kedaulatan Rakjat, 3-12-1948. 633 Sin Po, 26-10-1948. 634 ‘Teka-teki Alimin: Ia masih seger boeger’, Sin Po, 17-9-1949; Brackman 1963:125. 635 ‘PKI 33 tahun: Berdjuang menudju Indonesia Baru’, Sin Po, 23-5-1953 (verslag van Aidits rede in Djakarta bij de herdenking van 33 jaar PKI), ook in Aidit 1959:107. 636 Hadi Soewito 1994, I:250. 637 Ricklefs 2001:281, overgenomen door Soebadio Sastrosatomo in Rosihan Anwar 1995:145 (uit een eerdere druk van Ricklefs’ boek). 638 Antara, 7-12-1948. Voor Oost-Java geeft Hadi Soewito 1994, I:251 een aantal van dertienduizend arrestanten. Eerder gaf Sin Po, 5-11-1948 al een getal van vijfentwintigduizend. 639 Telegram Critchley, Batavia aan Department of External Affairs, 14-10-1948 in Dorling en Lee 1996:325. De tegelijkertijd gemelde arrestatie van Alimin is onjuist, maar volgde Antara. Sin Po, 15-10-1948 plaatst een niet te verifiëren bericht dat Setiadjit is gedood. De plaats van handeling is onbekend. Putten Critchley en Sin Po uit dezelfde bron? Sin Po, 18-10-1948 meldt nader over Setiadjits dood dat hij op de Goenoeng Wilis het contact met zijn troepen kwijtraakte en in handen van een groep personen viel die hem doodde. ‘Drs. Setadjid tiwas berdjoeang’, Sin Po, 16-10-1948, ook aangehaald in ‘De dood van Mr. Amir Sjarifoeddin en Setiadjid’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (BVD) 3-44(27-10/2-11-1948):6-7, is een uitgebreid in memoriam over een man die

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1302

wellicht gebeurde dat op 10 oktober.640 Reuter en Aneta meldden op 18 oktober, met als bron Antara, dat Amir, door zijn eigen troepen, en Setiadjit waren gedood. Antara ontkende met kracht; zo’n bericht was nooit verspreid.641 Het bleek dat het Antarakantoor in Djakarta dit bericht had verspreid, op basis van een dubieuze informant. Deze primeur was niet gemeld aan het hoofdkantoor in Djokja.642 Het bericht over Amir bleek onjuist. Wikana wist te vluchten, zoals ook Aidit en Lukman.643 Soemarsono redde het vege lijf op Nederlands gebied. Er dienden nog laatste zuiveringsacties plaats te vinden. In het noorden was nog sprake van enkele tientallen rondzwervende opstandelingen.644 Van meer betekenis waren de groepen die stand hielden op de hellingen van de Goenoeng Wilis. Op 26 oktober al was een regeling vastgesteld, waarbij de militaire gouverneurs de bevoegdheid kregen de politieke/militaire gevangenen bijeen te eens ‘vol verdienste was, maar nu wordt beschouwd als een grote verrader’. Kahin 1949:188 noemt Setadjit met Abdoelmadjid en Tan Ling Djie als leiders van de PKI in midden-1949. In november 1950 deden geruchten de ronde dat Setiadjit incognito met Aidit een bezoek aan Soerabaja had gebracht. De PKI ontkende en meende dat een spookbeeld was gezien. Setiadjit was volgens het boekje Detik dan peristiwa, uitgegeven door het ministerie van voorlichting, op 13 oktober 1948 doodgeschoten, aldus de PKI-woordvoerder. Dit boekje (1950:48) zegt overigens dat Setiadjit ‘naar verluidt’ was doodgeschoten. Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 4, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286, noemt de dood van Setiadjit, tezamen met Atmadji, na hun vertrek naar Kediri, in de dessa Perak nabij Kediri, vlak na de machtsovername in Madioen. Atmadji werd opgepakt en geëxecuteerd door Sabarudin; over Setiadjit worden geen details verschaft. 640 Volgens Bräker 1971:359 overleed Setiadjit aan tuberculose. Hij noemt geen bron. Soegiarso Soerojo 1988:42 meldt dat Setiadjit aan zware tbc leed, en lijkt te suggereren dat hij hieraan overleed. Morriën 1982:153-4, noot 15 vermeldt dat Setadjit en Atmadji samen werden vastgehouden, kort na het begin van de acties in Madioen, en spoorloos verdwenen. Antara berichtte in 1950 dat Setiadjit onder schuilnaam in Peking vertoefde. Zijn familie zou een brief van hem hebben ontvangen (Merdeka, 30-6-1950). 641 Antara, 18-10-1948. Sin Po, 18-10-1948 plaatste dit bericht, en een levensbericht: ‘Apa artinja kematian Amir Sjarifoeddin’, Sin Po, 20-10-1948, ook aangehaald in ‘De dood van Mr. Amir Sjarifoeddin en Setiadjid’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-44(27-10/2-111948):6-7. Zijn dood was door de Masjumi met grote vreugde begroet – een sterke tegenstander was uitgeschakeld. Suara Rakjat (Kediri) die een bericht over Amirs arrestatie een paar dagen later plaatste, met een toevoeging door de correspondent in Madioen, werd hiervoor met een verschijningsverbod gestraft. Het bericht, waarin ook Wikana’s arrestatie werd vermeld, was ‘nog niet officieel’ (Antara, 22-10-1948). 642 ‘Amir Sjarifoeddin sebenernja’, Sin Po, 10-11-1948. 643 Wikana’s vlucht naar Nederlands gebied werd gemeld in Sin Po, 3-12-1948. Wikana vertelde zelf dat hij in Djokja onderdook en zich succesvol verborg, ook in de periode van de Nederlandse bezetting (december 1948-juli 1949) (Tjiptoning [M. Wonohito], ‘Bung Wikana; Pernah menteri & gubernur militer; Wartawan jang stijl-nja beeldend’, Minggu Pagi 6-20(16-8-1953):3-4. Over Lukman: Bambang Sindhu, ‘M.H. Lukman; Wakil Sekdjen I – C.C. P.K.I.’, Minggu Pagi 7-41(91-1955):3-4, 30. Aidit werd volgens zijn broer Murad in Solo gearresteerd, maar weer vrijgelaten omdat hij niet werd herkend (Murad Aidit 2005:115, 121; Budi Andriansyah 2005:86). 644 Antara, 2-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1303

De volgende tien foto’s vertellen het verhaal van het verhoor, het transport, het delven van het massagraf en tot slot de executie met de bajonet van PKI-leden in Magetan

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1304

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1305

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1306

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1307

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1308

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1309

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1310

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1311

brengen in daartoe aangewezen kampen of gevangenissen.645 De pers bezocht op 15 november zo’n kamp bij Djokja, waar 560 man werden vastgehouden onder militaire discipline. Voedsel en gezondheidszorg werden goed genoemd. Voorlichting werd gegeven om hen weer ‘op de goede weg te brengen’. Het onderzoek naar hun daden werd voortvarend aangepakt. De Antara-journalist kreeg uit gesprekken met geïnterneerden de indruk dat velen waren ‘gebruikt door onverantwoordelijke leiders voor politieke belangen’.646 Berechting zou snel plaatsvinden. Daarbij zouden de gevangenen in drie categorieën worden verdeeld: de meelopers, de actief betrokkenen en de leiders. De verwachting was dat zeer velen, na intensieve voorlichting over de door hen gemaakte fouten, konden worden vrijgelaten als loyale onderdanen van de Republik.647 Als reactie op de PKI-wreedheden, kende de TNI, en in het bijzonder de Siliwangi, weinig mededogen met tegenstanders die tot de PKI-leiding behoorden of verantwoordelijk werden geacht voor moorden. Zij werden standrechtelijk ter dood veroordeeld en vervolgens vaak publiekelijk terechtgesteld. In nog meer gevallen zullen TNI-commandanten zelfs niet de moeite hebben genomen van een militair proces. Amirs wens zich over te geven aan de Senopati had in dat verband een reële achtergrond.648 Hatta zei later dat de TNI iedere PKI’er die op zijn weg kwam meteen afmaakte.649 Moestopo, tweede man na Gatot in de actie tegen de PKI, werd zo boos over de PKIwreedheden dat hij persoonlijk vele gevangen PKI-aanhangers met een nekschot doodde.650 Marteling was blijkbaar gebruikelijk om informatie te verkrijgen.651

645

Antara, 28-10-1948. Antara, 16-11-1948. 647 Sin Po, 3-12-1948. 648 Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:135 (plunderaars en moordenaars werden zonder verder proces meteen doodgeschoten), 143-6 (een plastisch verslag van de publieke executie van de ‘PKI-beul’ Sipong, en nog meer dan vier anderen in Magetan, waarbij ook wordt opgemerkt dat het volk vele PKI-beulen zelf executeerde), 163 (twee man in Blora), 165 (vijf man in Pati); Nasution 1979, VIII:353 (alle PKI-leiders in Patjitan); Bahaya laten 1992:54 (Patjitan en een door het volk gelynchte PKI-leider); Wiratno Ramelan 2002:463-4 (in Pati en Koedoes). De executie van Sipong ook in Solichin Salam 1994:54 en 56 en Umar Wirahadikusumah 1995:437-8. De foto’s van de executie van Sipong zijn hier opgenomen. Purnawan Tjondronegoro 1982:49-50 verschaft de ervaringen van een TNI-soldaat. Hadi Soewito 1994, I:250 noemt voor Oost-Java een aantal van vijftienhonderd slachtoffers door toedoen van de PKI. 649 Hatta 1978:19, 1979b:30. 650 Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:162; Kemal Idris 1996:94, 1998:236. De laatste bron situeert Moestopo’s acties in Blora. Kemal Idris is in alle gevallen de zegsman, en wist Moestopo tot rede te brengen. Over Moestopo: Frederick 1989:133-4. 651 Soehardiman 1993:55-7 schrijft hierover als hij het lot van de PKI-lurah van Pratjimantoro vastlegt. 646

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1312

De ‘PKI-beul’ Sipong werd publiek geëxecuteerd op de aloon-aloon van Magetan op een verhoogd bouwsel. Het lichaam werd van de trap gegooid, waarna de bevolking hem een genadesteek toebracht.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1313

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1314

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1315

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1316

Verguisd en vergeten

Het officiële propagandaoffensief De regering mobiliseerde de bevolking tegen de communisten. De communistische wreedheden werden in de dagelijkse perscommuniqués vermeld. Als slachtoffers van de massamoorden werden genoemd bestuursambtenaren, politie en islamitische voorlieden. Zij werden in massagraven gegooid, vaak na marteling. Hun lichamen waren zo verminkt dat identificatie moeilijk of onmogelijk was. Verder was er wijdverbreid sprake van vernielingen, brandstichting en ontvoering.652 Het volk werd misleid – van de Siliwangi werd gezegd dat hij in Nederlandse dienst stond.653 Soms werd het volk als levend schild gebruikt.654 De begrafenis van vermoorde slachtoffers werd soms een grote demonstratie voor de regering en tegen de opstand. De 56 doden van Tirtomojo werden per trein naar Solo gebracht, waar alle militaire en civiele autoriteiten – Gatot en Soediro voorop – en duizenden stedelingen de laatste eer bewezen. Langs de route naar de begraafplaats stond het volk rijen dik; overal hingen de vlaggen halfstok.655 Voor de 51 doden in Doengoes werd een heldenkerkhof geopend.656 In Madioen werden op 25 november de politiedoden herdacht met een grote parade en een taptoe.657 In de pers verscheen op 20 oktober voor het eerst de term hukuman militer (militair vonnis), waarmee standrechtelijke executie werd bedoeld – de straf voor de ‘PKI-beulen’ en andere FDR-prominenten. Antara vermeldt in totaal omstreeks vijfendertig van zulke berechtingen.658 Deze executies namen in oktober en november in aantal toe en werden bijna standaardprocedure bij gevangen tegenstanders. De regering liet richtlijnen uitgaan om dit willekeurig optreden in te perken, om onrust en verdeeldheid niet verder te doen groeien.659 Koesoemaatmadja, voorzitter van het Hoog Militair Gerechtshof, speelde hierbij waarschijnlijk ook een rol. 652

Antara, 4- (Gorang Gareng), 6- (Ponorogo, 15 doden), 18- (Tirtomojo, 56), 20- (Madioen 8, Magetan tientallen, Ponorogo, Ngawi), 21- (Slaoeng, 128), 23- (Koendoeran, 47), 26- (Patjitan), 27-10- (Tegalombo, 12) en 11-11-1948 (Poerwodadi-Grobogan, 81); Sin Po, 1-10-1948 (Gorang Gareng). 653 Antara, 4- en 11-10-1948. 654 Antara, 12-10-1948. In Tjepoe vonden zo, volgens dit bericht, tweehonderd mensen de dood. 655 Antara, 18- en 21-10-1948. In Poerwodadi en Tjepoe vonden, op kleinere schaal, soortgelijke ceremonies plaats (Antara, 11-10- en 9-11-1948). 656 Antara, 22- en 26-10-1948. 657 Antara, 26-11-1948. 658 Antara, 20-, 21-, 22-, 26-, 27-10-, 4-, 9-, 12-, 19-, 20- en 23-11-1948. Niet altijd werd het aantal exact aangegeven; datzelfde geldt voor de namen. Roeslan Abdulgani beschrijft uit eigen ervaring een zitting met militair snelrecht waarbij van 43 communisten 15 ter dood werden veroordeeld ‘en vijf daadwerkelijk geëxecuteerd bij een open graf’ (Schuring 1995:48, 2003:40-1). 659 ‘Pembrontak menoedjoe ke Malaya’, Sin Po, 8-11-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1317

Hij weigerde, naar hij later verklaarde, een verzoek van militaire zijde om alle gevangen PKI-leiders te mogen executeren. Hij wenste een nauwkeurig onderzoek en een wettig vonnis.660 Hij kreeg deels zijn zin en matigde zo de militaire wraakneming. Al meteen na Soemarsono’s proclamatie begon de strijd om de gunst van de massa. De hogeschool in Klaten, waar de hogere medische en landbouwopleidingen van de Republik waren gevestigd, werd tijdelijk gesloten en de studenten kregen de raad het leger te steunen tegen de PKI-Moeso. Zij werden bijeengebracht in een Brigade Penerangan (Bripen, Voorlichtingsbrigade). Na een paar dagen scholing door het opperbevel in thema’s, omgang en gesprekstechniek werden ze er op uit gestuurd – alleen of in kleine groepen, en zonder zakgeld, afhankelijk van de dessabewoners, om tegenwicht te bieden aan de PKI-propaganda.661 Natsir vertelde op 18 oktober in de BP dat al voor Madioen de regering radio, toneel, wajang, plakkaten en kranten gebruikte om tegenwicht tegen de ‘agitatie en demagogie’ van de FDR te bieden. Na de opstand werd op diverse niveaus gewerkt. Met de TNI gingen voorlichters mee die het vertrouwen moesten wekken in de oprukkende TNI en die ook medicijnen, voedsel en sigaretten uitdeelden. Vervolgens werd in openbare vergaderingen uiteengezet wat werkelijk was gebeurd in Madioen. In de niet-bezette gebieden moest de voorlichting begrip kweken voor de regering en de bevolking ‘immuniseren’ tegen de FDR. Als middel werden vooral associaties en analogieën met de oude, bekende wajangverhalen gebruikt. De radio was van groot nut hierbij. Natsir zei tot slot dat de voorlichting was gericht tegen de opstandelingen en niet tegen een bepaalde ideologie.662 Dit was niet altijd een onmiddellijk succes. De communisten hadden veel goodwill gewonnen door hun landverdeling en kledingdistributie. Boeren in dessa’s wapenden zich met bamboestokken om hun verworven bezit te behouden en bereidden geen hartelijk welkom aan de TNI en Djokjase ambtenaren.663 De regering verspreidde op grote schaal pamfletten. Soekarno’s rede van 19 september werd in vele edities uitgegeven, ook in het Javaans. Een ander pamflet voor een algemeen publiek zette de portretten van negen PKI-leiders op een rij onder het opschrift: ‘Moeso cs verstoren het welzijn van ons land! Leer hen kennen!’ En daaronder: ‘Hoe slecht zijn hun daden!’ In 1926 faalde 660

‘Mr. Dr. Koesoemah Atmadja: Repoeblik belon pernah memberi ampoen kepada 35.000 tawanan pembrontak Communist’, Sin Po, 25-5-1949. 661 Soetomo Soerohaldoko 2002:75-6. 662 Antara, 18-10-1948; Sin Po, 22-10-1948. ‘Bahaja Communist masi besar’, Sin Po, 4-10-1948 beschrijft eveneens deze propaganda-inzet. 663 ‘Bahaja Communist masi besar’, Sin Po, 4-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Het in de tekst aangehaalde regeringspamflet Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1319

de opstand door gebrek aan voorbereiding, waarvoor Moeso verantwoordelijk was. In 1948 keerde hij terug en met zijn trawanten wilde hij de Republik ten val brengen door het volk met loze beloftes op te ruien. Zij bezetten Madioen dat na een week werd heroverd. Moeso moest vluchten; het volk gaf hem geen steun. Moeso speelde in de kaart van Nederland. Hij en zijn medeleiders zijn ‘Agenten van vreemde mogendheden! Landverraders! Hun masker is gevallen!’ Een ander pamflet somde alle organisaties uit de FDRhoek op die zich hadden gedistantieerd van Moeso’s acties.664 Andere oproepen richtten zich op de medestanders van Moeso, vooral zijn troepen. Soekarno en Hatta, met portret erbij, tekenden een oproep waarin zij de kans kregen de schuld die zij droegen ten opzichte van land en volk te verminderen door hun opstand te staken, hun wapens neer te leggen en zich over te geven aan de TNI.665 Op 14 oktober verspreidde het ministerie van voorlichting nog eens een pamflet waarin telkens de band tussen PKI en Nederland bij het uitschakelen van de Republik werd benadrukt: de Nederlandse vlaggen in het Pesindohoofdkwartier in Solo, PKI’ers die naar Nederlands gebied waren gevlucht en daar werden beschermd, NICA-agenten die de PKI-troepen hadden geïnfiltreerd. Bij terugkeer onder de vleugels van de Republik zou amnestie worden verleend, anders was totale vernietiging het gevolg.666 Al heel snel werden regeringsdelegaties naar de door de TNI heroverde streken gestuurd, waar op massabijeenkomsten tegengif werd verschaft aan de communistische propaganda. Zo trok minister van voorlichting Natsir rond in de regio rond Madioen, al een paar dagen na de herovering. Minister Soekiman en Sultan Hamengkoeboewono volgden later. De gouverneurs van Oost- en Midden-Java deden daarna hetzelfde in hun provincie.667 Natsir verklaarde na zijn reis dat de opstand alle mogelijke toekomstige betrekkingen met de Sovjetunie had geblokkeerd. Indonesië moet zich voortaan richten op het westen, vooral de Verenigde Staten, mits deze Indonesië steunde.668 De aanvallen richtten zich vooral op de eens populaire Amir, die immers nog op vrije voeten was en zo een groter gevaar was dan de dode Moeso. De regeringsaanpak werd niet algemeen gewaardeerd. De voorlichting zou prioriteit hebben boven hulp aan de dorpsbevolking in de vorm van textiel en medicij664

Deze pamfletten in origineel in KITLV, Or. 663. Dit pamflet in origineel in ANRI, Arsip Kementerian Pertahanan 1945-1949, no. 1146, KITLV, Or. 663 en in 40 Tahun Angkatan Bersenjata 1985:87 666 Dit pamflet in origineel in KITLV, Or. 663 en in kopie in 40 Tahun Angkatan Bersenjata 1985:88. 667 Antara, 15- (Natsir), 26- (gouverneur Oost-Java), 28-10- (Soekiman, sultan) en 1-11-1948 (gouverneur Midden-Java). 668 Keng Po, zoals aangehaald in ‘De positie van Hatta; tracht hij middenweg te volgen’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-42(13/19-10-1948):2. 665

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1320

Verguisd en vergeten

Amir Sjarifoedin komt aan in Djokja

nen. Zelfs het Rode Kruis deed zijn hulp vergezeld gaan van een brochure, waarin de voordelen van de steun aan Soekarno en Hatta werden uiteengezet. Sigaren werden uitgedeeld met een bandje: ‘Voor altijd Soekarno en Hatta’.669 Een zo groot mogelijk publiek moest over de wandaden van de PKI worden geïnformeerd. De scholieren in Solo werden onder schooltijd naar de bioscoop begeleid waar op het witte doek lichtbeelden werden geprojecteerd. Zeer realistische beelden van massaslachtingen en vernielingen werden voorzien van een passend commentaar. Ook de dode Moeso, gevangen genomen PKI-leiders en hun aanhangers werden getoond. Moeso’s dood op een kakus, afgeleid van het Nederlandse ‘kakhuis’, werd met geestdrift begroet – een passende plek voor een verrader om te worden gedood. De kinderen waren diep onder de indruk en het communisme was hun vijand.670 Gatots voorlichtingsstaf ging op 30 oktober op tournee, met luidsprekers en lichtbeelden om in Noord-Java dezelfde boodschap uit te dragen. 669

‘Fadjar’, aangehaald in ‘De situatie in de republiek: enkele aspecten’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 3-42(13/19-10-1948):3-4. 670 Purnawan Tjondronegoro 1982:51-4.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1321

Soekarno’s rede – op grammofoonplaat – werd gedraaid. De TNI-soldaten kregen een pakje sigaretten, waarop Soekarno hen als ‘helden bij de verdediging van de staat’ bedankte.671 De voorlichtingsdienst van Wonosobo stelde op 1 december 1948 een rapport op dat werd uitgebracht aan de secretaris-generaal van het ministerie van voorlichting tijdens zijn bezoek aan het stadje. Het biedt een goed inzicht in het lokale verloop van de strijd om de gunst van de massa’s. Voor 20 september was de FDR zeer actief in de regio: propagandameetings, rondreizend toneel, het opzetten van fabrieken en het openleggen van woeste grond. Ook grootscheepse voorbereiding op de komst van Moeso, voorzien voor 24 september, was hiervan onderdeel. Een groot spreekgestoelte was al op de aloon-aloon geconstrueerd. Na Soekarno’s rede veranderde dit alles. Op 20 september werden 27 arrestaties verricht. Het bleef rustig. Politie en leger vormden op 13 oktober een overlegorgaan, dat veiligheid en voorlichting tot zijn taken rekende. Op 21 oktober begon een voorlichtingscampagne in stad, dessa’s en bedrijven. Op 26 september was al een grote solidariteitsmeeting gehouden, gevolgd door een optocht, met in totaal vijftigduizend aanwezigen. Gewapende strijd was van beperkte omvang – en leidde tot twee doden, drie gewonden en vier vermisten. Al meteen na Soekarno’s rede was de overheid in actie gekomen met uitgebreide voorlichting, bijeenkomsten voor bestuurders en oproepen aan het volk de regering te steunen tegen de vijand van binnen en buiten. Pamfletten en posters waren ook overal verspreid.672 De afrekening Het grootste gedeelte van de gevangen PKI-top werd bijeengebracht in Solo. Ook Amir, Soeripno en Harjono werden na een kort verblijf in Djokja weer daarheen gebracht.673 Amir had een invloedrijke pleitbezorger in ds. Harahap, die Soekarno en Hatta had benaderd. Hij kreeg geen duidelijk antwoord, en Amir zelf liet Harahap weten verdere pogingen niet op prijs te stellen. Soekarno en Hatta hadden hem gered tijdens de Japanse bezetting; die schuld had hij ingelost door hen tijdens de 3-juli-opstand te beschermen. Hoe zij nu over hem dachten was gebleken toen zij hem spitsroeden lieten lopen na aankomst in Djokja.674 Volgens ‘Sin Po’ was de verwachting in 671

Antara, 1-11-1948. Oemarsaid, Djapen kbt Wonosobo, ‘Laporan pada waktu P.T.-Sekretaris Djenderal Kempen datang di Wonosobo pada 2/12-48’, Wonosobo, 1-12-1948, 4 pp, in kopie in mijn bezit. 673 Soe Hok Gie 1997:262. 674 Dit volgens de verklaring van Harahap aan Wellem, in Wellem 1984:245-6. Harahap had overigens geen persoonlijk contact met Amir na diens arrestatie (F.K.N. Harahap 1971, II:23). In F.K.N. Harahap 1979:182 laat hij Soekarno Amir naar zich toe brengen, waar Amir hulp van 672

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1322

Verguisd en vergeten

Djokja dat Amir ter dood zou worden veroordeeld.675 Een comité van weduwen van tijdens de opstand in Madioen vermoorde mannen stuurde middendecember een motie naar Djokja waarin de ‘gemene en wrede moorden, die de grenzen van de menselijkheid overschreden’, werden veroordeeld. Amir en andere verantwoordelijke leiders moesten naar revolutionair recht worden veroordeeld. Amirs echtgenote vroeg om snelle berechting en om verbanning. Dat laatste leek ‘Sin Po’ onhaalbaar; het volk eiste de doodstraf voor Amir en zijn medeleiders.676 Het zou alles anders verlopen. De behandeling in de Solose gevangenis was redelijk – op een rantsoen van rijst en kangkoeng. Onderlinge contacten waren grotendeels onmogelijk – wel brachten cipiers briefjes over – en er werd uitgebreid verhoord. De zwangere Francisca Fanggidaej was daar opgesloten in een aparte cel. Zij kreeg een berichtje dat haar echtgenoot Soekarno ook daar was. Contact was onmogelijk. Bij het luchten kon Soekarno Francisca zien. Hij wilde graag naar haar buik kijken, waar zijn kind groeide, liet hij via een briefje weten.677 Als gemene deler van de verhoren werd gemeld dat de communistische verwachting was dat Hatta de FDR- en PKI-leiders wilde arresteren. Om die actie voor te zijn werd de opstand gestart – strijd met Hatta’s bewind zou er hoe dan ook toch komen.678 Op 2 en 3 december sprak Soerjobroto, waarschijnlijk een hoge ambtenaar, met Djokosoejono en Maroeto Daroesman. De eerste – gezond maar mager – vertelde dat hij voor een compromisoplossing met Soekarno en Hatta was, maar dat dit na de rede van Soekarno onmogelijk was. Hij ontkende verantwoordelijk te zijn voor de bloedbaden onder tegenstanders. Maroeto, die pas op 27 september in Madioen was gearriveerd noemde de coup geheel en al een opzet van Soemarsono.679 Volgens Hatta was het de bedoeling dat de PKI-leiders zouden worden berecht, waarna een verbod van de partij voor de hand lag.680 PKI-leden die Soekarno afwijst in de al aangehaalde bewoordingen. Hatta had later weinig goede woorden over voor Amir, wellicht ook omdat de vader van zijn schoonzoon door de PKI was omgebracht (Hatta 1978:19, 1979b:30). De combinatie van intellectueel, communist en christen stelde hem voor raadsels. Verder werd Amir gauw boos, en in zo’n bui sloeg hij zelfs zijn vrouw, vond Hatta het nodig op te merken (Hatta 1978:23, 1979b:39). 675 ‘Amir maoe dihoekoem mati’, Sin Po, 3-12-1948. 676 ‘Solo pada waktoe paling blakang’, Sin Po, 19-12-1948. 677 Interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000; Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, p. 14, in KITLV, Collectie-Leclerc H 1327-286. 678 ‘Amir maoe dihoekoem mati’, Sin Po, 3-12-1948. 679 Verslag S. Soerjobroto, Jogja, 4-12-1948, in ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542. 680 Hatta 1978:21-2, 24, 1979b:32, 38, 40. Ali Sastroamidjojo 1974:236-7, 1979:166 noemt het verschil van mening tussen Hatta, die een civiel proces wenste, en Gatot Subroto die een militaire rechtbank wilden laten oordelen. Gatot moest, met veel tegenzin, buigen en de prominente gevangenen werden naar Djokja gebracht, om vrijwel meteen, gelet op de aanvalsdreiging, weer

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1323

het oneens waren met Moeso’s koers, of in een eerdere of latere fase afstand namen van de opstand, hadden een tijdelijk bestuur van de PKI gevormd, dat zich akkoord verklaarde met onderhandelingen met Nederland – blijkbaar volgens de regeringsopstelling. Als voorwaarde voor steun gold dat de PKI als organisatie niet zou worden aangepakt. Deze verklaring, waarvan tijd en plaats niet worden verschaft, was getekend door de onbekende Mustofa.681 Van dit bestuur is verder niets vernomen. Hatta en zijn regering kregen geen tijd om een verbod of andere maatregelen te nemen. De crisis met Nederland liep zo hoog op dat een nieuwe aanval bijna onvermijdelijk leek. Op 18 december kwam het kabinet-Hatta onder hoogspanning bijeen. Het lot van de PKI-leiders bij een mogelijke aanval kwam ook aan de orde. Van de twaalf ministers waren vier voor executie, vier voor vrijlating en vier onthielden zich van een oordeel. Soekarno sprak vervolgens zijn veto uit over executie.682 Op 19 december trok Nederland de Republik binnen. In een geregelde strijd was de TNI geen partij voor de Nederlandse strijdkrachten. De TNI zou dan ook een guerrillaoorlog beginnen. De grotere plaatsen werden ontruimd. Wat moest er met de duizenden PKI-gevangenen gebeuren? Francisca Fanggidaej kreeg ‘s morgens een briefje van haar man dat hij met een aantal anderen die avond zou vertrekken. Zijzelf werd ‘s middags, met alle andere PKI-gevangenen, uit de cel gehaald. Een lange stoet, meer dan honderd man sterk, werd geformeerd. Onder de hoede van slechts enkele ongewapende cipiers werd een voettocht met onbekende bestemming begonnen. Francisca werd uit de groep ontvoerd door enkele Pesindojongeren, die haar lieten onderduiken. De overigen kwamen later vrij, naar het lijkt bij gebrek aan doel en bevelen.683 Dat gold niet voor de groep waarvan Soekarno deel uitmaakte. Deze elf mannen – Amir Sjarifoeddin, Soeripno, Maroeto Daroesman, Sardjono, Oei Gee Hwiat, Harjono, Djokosoejono, Soekarno, Katamhadi, Ronomarsono en D. Mangkoe – werden naar de dessa Ngalihan, ten oosten van Solo, gebracht. Gatot Subroto had besloten dat de elf ‘beter konden worden afgemaakt’. Als militair gouverneur had hij, zeker met de ingezette Nederlandse aanval, volgens Hatta, de bevoegdheid zo’n besluit te nemen.684 naar Solo te worden teruggebracht. 681 Merdeka, 16-11-1948 is de enige bron voor dit bericht. 682 F.K.N. Harahap 1971, II:26, 1979:183; ook samengevat in Wellem 1984:246. 683 Interview Francisca Fanggidaej, Zeist, 17-3-2000. 684 Hatta 1978:22-3, 1979b:38-9. D. Anderson 1976b:48, note 123 schrijft dat Gatot ‘on orders of Hatta’ de executies liet uitvoeren. Hij geeft geen bron hiervoor. Naar informatie van Achmadi Moestahal 2002:115-6 trok Hatta zich niets aan van Soekarno’s veto en gaf hij Gatot bevel tot executie. Kahin 1949:188 noemt de executie als uitvoering van Gatots bevel. Volgens Kahin 1995:9 vertelde Hatta hem dat ‘he was furious that Sjarifuddin had been shot without a trial and in defiance of what he said were his orders that the army evacuate him and other captured rebel leaders in the case of a Dutch attack’. Volgens Sjarif Bachroem, Amirs broer (in Kiessling

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1324

Verguisd en vergeten

Toen het elftal laat in de avond in Ngalihan aankwam waren een twintigtal dorpelingen nog bezig een massagraf te delven. Tijdens het wachten vroeg Amir een TNI-officier wat er stond te gebeuren. Het antwoord luidde: ‘Ik ben militair, en volg bevelen en discipline’. Toen de grafkuil gereed was, werden de dorpelingen weggestuurd. Vier bleven om de kuil weer te vullen. Daarna verklaarde een luitenant dat er een schriftelijk bevel van Gatot Subroto was tot executie van deze elf mannen. Amir vroeg vervolgens onder meer: ‘Wilt u dit echt mij en mijn kameraden aandoen?’ De luitenant antwoordde: ‘Ik volg slechts een bevel’. Amir vroeg opnieuw: ‘Hebt u hier wel grondig over nagedacht?’ De luitenant: ‘Het is onnodig hier nog over te discussiëren’. Kameraad Djokosoejono kwam er tussen: ‘Ik wil je niet de schuld geven, maar ons land zal hiervan schade ondervinden’. De luitenant gaf zijn manschappen bevel de geweren te laden. Kameraad Amir liep naar de luitenant, hij gleed daarbij lichtelijk uit, hij klopte de luitenant op de rug en zei: ‘Geef ons tijd om even te zingen’. De luitenant antwoordde: ‘Goed, maar schiet op’. Kameraad Soeripno vroeg toen: ‘Mag ik een brief sturen aan mijn vrouw, zodat zij op de hoogte is’. De luitenant: ‘Ja, geen bezwaar’. Daarna schreven de kameraden brieven. Hierna werden deze één voor één toevertrouwd aan de luitenant. Vervolgens zongen de elf mannen samen ‘Indonesia Raya’ en ‘De Internationale’. Na het zingen riep kameraad Amir: ‘Arbeiders van de hele wereld, verenigt u! Ik sterf voor jullie!’ Kameraad Soeripno: ‘Ik verdedig jullie met mijn lichaam; ik ben er voor jullie’. Daarna werden deze elf heldhaftige mannen één voor één doodgeschoten, eerst kameraad Amir Sjarifoeddin, toen kameraad Maroeto Daroesman, Oei Gee Hwat, Djokosoejono en zo verder.685

Geruchten over de dood van Amir deden al een paar dagen later de ronde in Djakarta, maar kregen van officiële zijde bevestiging noch ontkenning. Zijn cel was leeg gevonden; zijn verblijfplaats onbekend.686 Een ‘Sin-Po’-journalist die in januari Djokja bezocht wist meer te melden. De vijfendertigduizend arrestanten waren vrijgelaten en bewapend om tegen 1983:151-2) weigerde de gevangenisleiding eerst de elf man over te dragen aan het leger, bij gebrek aan een bevel van de procureur-generaal. Het duurde uren, waarna met het bevel van de procureur-generaal de elf konden worden meegenomen. 685 Aidit 1964a:33-5, overgenomen in Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 27-8. Aidit is de enige die zo’n verslag geeft. Hij geeft geen bron aan, maar dat kan niemand anders dan een betrokken militair zijn geweest. Aangehaald in Soe Hok Gie 1997:264-7. Volgens F.K.N. Harahap 1979:184-5 werd de groep gevraagd te vluchten, maar weigerde Amir. Dat zou slechts het motief vormen om hem te kunnen neerschieten – en hoe konden zij vluchten met de handen gebonden op de rug? 686 Sin Po, 24-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1325

Nederland te strijden; hun leiders werden in hun gezag hersteld. Slechts twintig leiders van de communistische opstand, onder wie ook de namen van Amir Sjarifoeddin een Maroeto Daroesman te vinden waren, zijn op die dag [van de Nederlandse aanval] van Djokja naar Solo gebracht en kregen daar de doodstraf opgelegd, in overeenstemming met de wrede misdrijven die zij hadden begaan.

Verdere namen waren nog niet bekend, maar vermoedelijk was ook Alimin daarbij.687 Een paar maanden later werden ook Soeripno en Harjono tot de slachtoffers gerekend en werd Alimins executie bevestigd.688 Een interview van ‘Sin Po’ met Koesoemaatmadja bracht meer helderheid. Eenentwintig PKI-leiders waren op de dag van de Nederlandse aanval door het leger van Djokja naar Solo gebracht en overgedragen aan de militaire gouverneur daar, Gatot Subroto. Het besluit hen ter dood te brengen was door Gatot genomen op basis van de gevaarlijke situatie waarin hij zich bevond. Het Hoog Militair Gerechtshof had hier niets mee te maken. Koesoemaatmadja verklaarde dat Alimin niet tot deze groep behoorde, en nog leefde.689 Geruchten bleven de ronde doen. Een kennis van Soeripno vertelde dat hij Setiadjit had ontmoet en dat Soeripno nog leefde en bij de Goenoeng Wilis de strijd voortzette. Er was een bevel van Gatot tot executie geweest, maar Soeripo was ontsnapt.690 Een maand later nam Alimin de onzekerheid weg. In een interview met ‘Sin Po’ noemde hij de elf namen van de doodgeschoten PKI-leiders, die in een massagraf, dat ‘Kominformgraf’ werd genoemd, waren neergelegd. Alle geruchten dat zij nog in leven waren waren hiermee ontzenuwd, aldus Alimin. Hij vertelde ook dat het onjuist was dat Amir voor zijn dood om een Bijbel had gevraagd.691 Pas in 1950, na de soevereiniteitsoverdracht, werden er weer vragen gesteld over deze executie. In januari kregen de weduwen van Harjono en Djokosoejono bericht dat hun echtgenoten waren geëxecuteerd op 19 december 1948 om 23.40 uur. Vragen hierover in de KNIP waren echter nog niet beantwoord.692 In juni 1950 verzamelde een journalist van ‘Kedaulatan Rakjat’ informatie in Ngalihan. Hij vertelde dat de dorpelingen een graf 687

‘Satoe minggoe idoep di tengah sarang guerilla V; Doea poeloeh Pemimpin Communist telah diboenoeh’, Sin Po, 22-1-1949. 688 ‘Pembentoekan kabinet communist di repoeblik tida moengkin’, Sin Po, 29-3-1949. 689 ‘Mr. Dr. Koesoemah Atmadja: Repoeblik belon pernah memberi ampoen kepada 35.000 tawanan pembrontak Communist’, Sin Po, 25-5-1949. 690 Sin Po, 26-8-1949. 691 ‘Teka-teki Alimin: Ia masih seger boeger’, Sin Po, 17-9-1949. Maar Verkuyl 1983:179 zegt dat in de kist met het lichaam van Amir bij de opgraving in 1950 een gebedenboek door Hans Lilje werd gevonden. Verkuyl vergist zich als hij schrijft dat Amir in een kist werd begraven. 692 Merdeka, 26-1-1950 (Antara).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1326

Verguisd en vergeten

moesten graven en daarna allen werden weggestuurd. Om één uur ’s nachts hoorden zij schoten. Daarvoor vingen zij het zingen van ‘Indonesia Raya’ en de ‘Internationale’ op. De geruchten waren dat belangrijke leiders waren doodgeschoten; het zouden verraders zijn.693 De nabestaanden kregen in september toestemming, om op aanwijzing van de overheid, de elf lichamen op te graven. In Solo werd hiertoe een Panitia Penjelenggara Pembongkaran dan Penamanan Djinazah2 (Uitvoerend Comité tot Opgraving en Begrafenis van de Stoffelijke Overschotten) gevormd.694 Er kwam op 20 september een brief van het politiehoofd in de residentie Solo dat op 19 december om 23.30 uur op de elf met name genoemde mannen op bevel van de regering militair recht was toegepast.695 De weduwen van de slachtoffers gingen met het parlementslid mevrouw Mudigdo op 26 september 1950 op bezoek bij premier Natsir en vroegen hem om informatie over de gang van zaken en de procesgang. Wie waren verantwoordelijk? Natsir beloofde een onderzoek.696 Dit antwoord bleef uit. De voorbereidingen voor een herbegrafenis op 19 november werden getroffen.697 De weer actieve SOBSI besloot de regering juridisch aan te spreken op haar verantwoordelijkheid voor de dood van de elf. Zij werden uitgeroepen tot ‘helden van de Indonesische arbeidersklasse’, hun weduwen tot ereleden van de SOBSI.698 SOBSI was van plan 19 november overal massameetings te organiseren en de Indonesische en rode vlag halfstok te hangen. De regering verbood deze acties. De overwegingen werden overduidelijk geformuleerd. Amir en zijn geestverwanten hadden in Madioen een opstand georganiseerd, die tienduizenden slachtoffers tot gevolg had en de nationale strijd op een kritiek tijdstip verzwakte. Acties om hen te eren zouden instemming betekenen met die actie tot omverwerping van de staat en zo rust en orde in gevaar brengen.699 SOBSI ging twee keer op bezoek bij de regering, maar slaagde er niet in het verbod ongedaan te krijgen, en legde zich neer bij de maatregel.700 De lijken werden van 15 tot 18 november opgegraven en geïdentificeerd.701 Tienduizend bezoekers waren bij de herbegrafenis op 19 november opgekomen. 693

Dit verslag in Soemantoro 1950:30-1. Merdeka, 15-9-1950 (Antara). 695 Antara, 24-9-1950; ‘Surat keterangan’, Bintang Merah 5-4/5(1/15-10-1950):151 (in afschrift); Buku putih 1953:21-2; Aidit 1964a:35. Ook vermeld in ‘Amir Sjarifudin c.s. dikubur di Ngalian’, Bintang Merah 6-1(15-8-1950):33-4. 696 ‘Pembunuhan pemimpin-pemimpin FDR digugat’, Sin Po, 27-9-1950; ‘Hukuman mati Amir Sjarifudin cs minta di djelaskan’, Pedoman, 27-9-1950. 697 ‘Djenazah Amir cs. tidak hilang’, Sin Po, 16-10-1950. 698 ‘Sobsi akan menggugat pembunuhan Amir c.s.’, Sin Po, 22-10-1950. 699 ‘Demonstrasi SOBSI dilarang’, Sin Po, 3-11-1950. 700 Sin Po, 14-, 17- en 18-11-1950; Merdeka, 14-, 17- en 18-11-1950. 701 Een uitvoerig verslag van deze opgraving in Merdeka, 20- en 22-11-1950 en Marsudi 1966:95-101; ook in Wellem 1984:248-50. 694

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1327

Alle weduwen waren aanwezig, behalve mw. Luti Soeripno die nog niet in Indonesië is teruggekeerd. Zij allen vergoten omophoudelijk hun tranen tijdens de plechtigheid. Njonja D. Mangkoe viel flauw toen de kist met het gebeente van haar echtgenoot in de grafkuil zou worden geplaatst en kwam toen niet meer tot bewustzijn.

De vrouwen eisten dat uit naam van de menselijkheid alsnog recht zou worden gedaan. In Solo en Ngalihan en op de weg ertussen was sprake van zware militaire bewaking; de centrale overheid was afwezig. Alimin en Tjugito spraken passende woorden.702 Voor de begrafenis waren de elf kisten naast elkaar opgesteld, met grote portretten ervoor.703 Op deze 19 november trad de regering-Natsir met groot machtsvertoon op tegen de PKI en zijn sympathisanten. Heel Djakarta werd urenlang platgelegd en honderden communisten kort opgepakt.704 Het samenvallen van beide gebeurtenissen is wel een heel bijzonder toeval, en was volgens de Amerikaanse ambassade een antwoord op en waarschuwing aan de SOBSI van vice-premier Sultan Hamengkoeboewono – ‘his own show of force’ – in direct verband met de begrafenis in Ngalihan.705 In december 1950 stelden mr. Tambunan en mw. Mudigdo parlementaire vragen over de brief van 20 september. Welke rechtbank had de elf gevonnist? Hoe luidde het vonnis? Wat was de aanklacht? Wie werd bedoeld met ‘regering’ in de brief? Was de regering bevoegd militair recht toe te passen? Antwoord kwam er niet.706 Ook in andere steden werd afgerekend met gevangen PKI-leiders. Terwijl Nederlandse troepen al in Magelang waren, werden veertig PKI’ers in de avond van 19 december doodgeschoten. Onder hen was Soeprodjo.707 702

‘“Atas nama peri kemanusiaan, kami menuntut keadilan”’, Sin Po, 21-11-1950; ‘Penghormatan terachir kepada sebelas kawan jang ditembak Reaksi di Ngalihan’, Bintang Merah 6-8(15-12-1950):277-8. Ook in Lembaga Sedjarah PKI 1965:V, 2. 703 Dit toont een foto in Sin Po, 24-11-1950, ook in Bintang Merah 6-8(15-12-1950):277 – beide foto’s zijn te slecht van kwaliteit om over te nemen. 704 ‘Djakarta disaring’, Sin Po, 20-11-1950. 705 Jacob D. Beam, Charge d’Affaires ad interim, Djakarta, ‘Events of November 19, 1950’, 24-11-1950, in National Archives, RG 263, Murphy Papers, Box 119, 4202 Indonesia 1950. Ook in Brackman 1963:145-6. Mr. Jusuf Wibisono, ‘Sobsi dan perkara Madiun’, Mimbar Indonesia 4-49(9-12-1950):3, 26-7 komt in gematigde bewoordingen, maar niet minder scherp op tegen de ‘verdraaiing van de historie’ door SOBSI. Moeso en zijn kameraden zijn wellicht marxistische helden, maar geen nationale helden, maar opstandelingen. 706 Sin Po, 28-12-1950; Aidit 1964a:35-6. 707 Aidit 1964a:36-9 verschaft een uitgebreid verslag. Ook elders zouden volgens Aidit (1964a:33, 40), overgenomen in Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 28-9, zulke executies hebben plaatsgevonden. Hij noemt nog acht plaatsen. Brackman 1963:109 noemt 41 slachtoffers in Magelang, van wie de lijken door de Nederlandse bezetter in de gevangenis werden gevonden. Een verslag van de herbegrafenis van deze slachtoffers (Antara in ‘Pemindahan makam pahlawan korban2 Madiun Affaire’, Merdeka, 1-8-1950; ‘Pemindahan makam korban Madiun affaire’, Sin Po, 18-5-1950) stelt het aantal doden op dertig. Zij werden met officieel eerbetoon, van civiele

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1328

Verguisd en vergeten

In Kediri werden op 20 of 21 december honderddertig PKI-arrestanten door de CPM geëxecuteerd.708 Een paar dagen voor de Nederlandse aanval moest Sabarudin de door hem in hechtenis genomen Dachlan overdragen aan Soengkono. Hij werd ter dood gebracht.709 Een ander bericht noemt de vrijlating, een uur voor de Nederlandse komst, van tweeduizend PKI-gevangenen in Djokja.710 In Djokja, waarschijnlijk in de paniek na de Nederlandse luchtlanding, ontvluchtten Alimin, Abdoelmadjid en Tan Ling Djie, met vele anderen, de gevangenis.711 In Madioen werd de gevangenis door Nederlandse vliegtuigbommen getroffen. De gevangenisleiding opende de deuren en liet alle gevangenen, onder wie vele communisten, vertrekken, keurig voorzien nog van een ontslagbewijs.712 Een aantal van vijfendertigduizend gevangenen werd zo vrijgelaten, waarbij de gevangenisleiding op eigen gezag handelde. De regering had geen kans om een algemene richtlijn te formuleren en te verspreiden.713 De visie van Soekarno en Hatta Soekarno reageerde op ‘Madioen’ in meer algemene zin met de herdruk van het hoofdstuk uit zijn in 1947 verschenen Sarinah; Kewabjiban wanita dalam perdjoangan Republik Indonesia (Sarinah; De taak van de vrouw in de strijd van de Republik Indonesia), waarin hij zijn visie op de Indonesische revolutie uiteenzet, met veel nadruk op de fasering van nationale en sociale revolutie, de Pantjasila en nationale eenheid. Dit alles werd verpakt in marxistisch jargon. en militaire zijde, met tweeduizend officiële genodigden, en veel publieke belangstelling, van hun graf op het gevangenisterrein naar de begraafplaats gebracht. Het ministerie van justitie betaalde de kosten – de gevangenis was niet bedoeld als begraafplaats. Vanwaar dit eerbewijs? Was in Magelang het historisch inzicht en besef al na anderhalf jaar verward? Of meenden de autoriteiten slachtoffers van Nederlands optreden te begraven? 708 ‘Surat pengakuan Z. Sabarudin, 4-11-1949’ (Lampiran VI), in Aidit 1964a:80. In april 1950 kreeg Soengkono bezoek van een delegatie van vrouwen van omgebrachte PKI-leiders die hem vroegen naar de feiten over berechting, dood en begrafenis. Soengkono’s reactie ging niet verder dan dat opheldering hierover was vertraagd door de Nederlandse aanval in december 1948 (‘Korban “Peristiwa Madiun”’, Merdeka, 15-4-1950 (Antara)). 709 ‘Surat pengakuan Z. Sabarudin, 4-11-1949’ (Lampiran VI), in Aidit 1964a:79. Mudjijono 1985:34 meldt de executie. 710 ‘Menindjau ka Djokja’, Sin Po, 30-12-1948. Achmadi Moestahal 2002:91-2 doet verslag van zijn eigen vrijlating. 711 Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:149. Naar informatie van een PKI’er aan de CPN was dit het gevolg van een Nederlandse vliegtuigbom die de gevangenismuren slechtte. Volgens hem had Gatot van Hatta de opdracht gekregen de communisten in Djokja te liquideren (Stutje 2000:282). Volgens Siauw Giok Tjhan 1981:143-4 ontvluchtten de bewaarders Wirogoenan en konden de gevangenen hun cellen verlaten en hun eigen weg zoeken. 712 Interview P. van Staveren, Assen, 19-5-2000. 713 ‘Mr. Dr. Koesoemah Atmadja: Repoeblik belon pernah memberi ampoen kepada 35.000 tawanan pembrontak Communist’, Sin Po, 25-5-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1329

De brochure verscheen als Kepada bangsaku (Aan mijn volk). Aan die herdruk, met nauwelijks enige wijziging, voegde Soekarno vier bladzijden toe en een kort voorwoord, waarin hij zegt te willen duidelijk maken dat de nationale revolutie niet mag worden verzwakt door klassenstrijd. Hij noemt ‘Madioen’ daar een geprovoceerde sociale revolutie, opgelegd ‘jaren, misschien wel tientallen jaren’ te vroeg, door ‘onruststokers’, die de sociale revolutie wilden leiden, en die ‘de mensen die hen niet wilden volgen uit de weg ruimden, door hen te mishandelen, hen te doden, hen af te slachten zoals een slager dieren slacht’. Hun revolutie faalde; ‘slechts hun wrede daden zullen worden geschreven in het boek over het verleden’. ‘Madioen’ was een keuze op subjectieve gronden, van ‘verblind revolutionarisme’ – het was een ‘putsch’, in bloed gedrenkt. De daders kwamen in actie zonder de revolutionaire theorie te kennen. Zij lieten de Pantjasila in de steek, vooral het geloof in God. Zij waren ongelovig, en daardoor ‘wreder dan de wildste beesten’. ‘Zij brandden, zij martelden, zij slachtten. Zij dorstten naar bloed. Zij werden de vijand van God, van hun Staat, hun Vaderland, hun Volk’. De woorden communisme, PKI en FDR kwamen in de hele toevoeging niet voor.714 Roeslan Abdulgani, secretaris-generaal van het ministerie van voorlichting noemde in een rondschrijven van 23 november 1948 deze uitgave van groot belang als informatiemateriaal.715 Hatta hield op 17 november een radiotoespraak over de toestand in de Republik, ‘zwaar beproefd ten dienste van de vrijheid’, met grote tekorten aan eerste behoeften en met interne geschillen. ‘De Madioen-affaire is een droevige nationale tragedie.’ De maatschappij raakte verdeeld, buren keerden zich tegen elkaar, de oogst werd vernietigd, arbeiders en boeren opgehitst. De opstandelingen in Madioen waren niet alleen uit op macht, maar brachten ook op wrede wijze hun tegenstanders om. En dat terwijl het socia­ lisme als ideologie toch op menselijkheid was gebaseerd. Door hun terreur wilden zij hun minderheidsbewind steviger vestigen; een terreur waarin een mensenleven niet telde. En die terreur riep contraterreur op, die de regering, aldus Hatta, met moeite in toom kon houden. De regering van de Republik stelt hiertegenover de democratie en democratische rechten. Democratie vereist de ‘sportiviteit’ om de meerderheid te laten beslissen – de FDR stond voor dreiging en intimidatie. Nu is herstel nodig; vakbonden, boeren, jonge714

Soekarno 1947:385-483, overgenomen in Soekarno 1948:5-67. In zijn geheel is Kepada bangsaku overgenomen in Notosoetardjo 1966:75-117. Het is apart en in verzamelbundels van Soekarno diverse malen herdrukt. De vier nieuwe bladzijden staan in hun geheel ook in Djawa Timur 1953:82-5 en Nasution 1966:138-41. De brochure was begin november al verschenen getuige de datering op de omslag door de eerste bezitter op mijn eigen exemplaar. De uitgever hoopte dat vooral de FDR-aanhang lering zou trekken uit het boekje. Penders 1974:127-8 haalt de nieuwe bladzijden uitvoerig aan. 715 Deze brief in ANRI, Arsip Departemen Penerangan, no. 241.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1330

Verguisd en vergeten

ren moeten nieuwe verbanden vormen. De Republik zal moeten overleggen met Nederland om voor de gehele archipel de onafhankelijkheid te bereiken. Leger en politie zullen moeten waken om de Nederlandse troepen geen aanleiding tot oprukken te verschaffen.716 Hatta’s toon was eerder bedroefd dan agressief; Soekarno was veel feller. De interpretatie van de CPN In Nederland begon ‘De Waarheid’ al op 20 september een vijfdelige serie ‘De geschiedenis van Hatta’s verraad’, waarin het beginpunt van de ontwikkelingen die tot Madioen leidden wordt gelegd bij het aftreden van Amirs kabinet na Renville, waarna Hatta, de Verenigde Staten en Masjumivoorman Soekiman hun kans grepen de communisten uit te schakelen. Hatta negeerde alle aandrang tot herstel van een breed kabinet met de FDR. Masjumi en PNI maakten gemene zaak met de Amerikanen om de ‘democratische en anti-imperialistische krachten’ uit te schakelen en werkten van harte mee aan de economische infiltratie door de Verenigde Staten. Hatta kreeg daarbij de steun van de trotskisten – ‘De vrijlating van Tan Malakka juist op dit moment valt wel bijzonder op. Het zou niet te verwonderen zijn wanneer de regering van deze Tan Malakka gebruik heeft willen maken om hem tegenover de legendarische figuur van Moeso te plaatsen.’ Hatta’s greep op het ministerie van justitie leidde ook tot lichte straffen voor de ‘trotskistische samenzweerders’ van 3 juli 1946, en hun vrijlating. Wat heeft Hatta met deze mensen voor? Welke rol spelen de Indonesische trotskisten onder leiding van lieden als Tan Malakka, Dr. Moewardi en de uit de C.P.N. geroyeerde Roestam Effendi? […] Het is deze groep, die de hand in een mislukte moordaanslag op Setyadjit, een der voormannen van de Vakcentrale SOBSI, heeft gehad, zij pleegde gewapende overvallen op de P.K.I. en de Pesindo te Solo en Madioen. Zij wordt door Hatta voor provocatorische doeleinden bij zijn ‘jacht op roden’ gebruikt.

In deze serie worden ook voor het eerst de woorden ‘Red Drive’ gebruikt, en verwezen naar een overleg in de bergen tussen Republikleiding en Amerikanen over de bestrijding van het communisme.717 ‘De Waarheid’ koos zonder voorbehoud de zijde van de PKI. Op 20 september luidt de kop: ‘ Stad en provincie Madioen in handen der arbeiders’. 716

Antara, 18-11-1948. De volledige rede in Hatta 1981b:268-75 en Djawa Timur 1953:85-90 (met datering op 11 november). Grote delen in Pinardi 1967:159-62 en Notosoetardjo 1966:172-4 (overgenomen uit Djawa Timur, met de foute datering). 717 ‘De geschiedenis van Hatta’s verraad’, De Waarheid, 20-, 25-, 28-, 29-9- en 4-10-1948. Citaten uit aflevering 1 en 3. De moordaanslag verwijst naar een incident in Kediri in mei 1948, tijdens het SBG-congres (zie p. 712, noot 264).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1331

Die arbeiders hadden onder leiding van de PKI en in samenwerking met het leger de macht overgenomen.718 Naast de serie over ‘Hatta’s verraad’ wordt de schaarse, summiere informatie van de internationale persbureaus gepresenteerd en in pro-PKI-zin geïnterpreteerd. Na de herovering van Madioen wordt hoopvol genoteerd dat oorlogsmaterieel en levensmiddelen naar de bergen zijn overgebracht. De meegenomen radiozender was al weer in gebruik. De ervaringen in Griekenland, China en Birma deden verwachten dat ook ‘de Soekarno-Hatta-regering niet in staat zal zijn de volkslegers te vernietigen. Ook verwacht men dat de volkslegers in de bergen hun basis zullen consolideren en van daaruit de strijd tegen de Hatta-Soekarno-regering zullen voortzetten.’719 Een optimistische kop meldde op 7 oktober: ‘Guerilla in volle ontplooiing; Bevolking sympathiseert met volksleger en P.K.I.’. Op 15 oktober pas kwam ‘De Waarheid’ weer met een commentaar. In Nederland wil de groep-Sassen-Beel de Republik opruimen; de groep rond Van Mook stelt zijn hoop op Hatta en Sjahrir en ‘misdadigers als Tan Malakka en Roestam Effendi’ om orde op zaken te stellen. Tegenover beide groepen staan de echte progressieven, de communisten. De macht in de Republik berust weliswaar tijdelijk bij ‘verraders’, maar de nationale beweging, waarvan de Republik het symbool is, blijft de steun verdienen. En de krant brengt hulde aan Setiadjit, die mee in het verzet tegen de Duitsers streed, en nu door ‘Roestam Effendi en zijn moordenaarskliek is afgemaakt’. De nationale beweging kan niet worden gekeerd. De democratische krachten moeten worden gesteund, het recht op 100% merdeka erkend. In dit commentaar, dat de verwarring in CPN-kring duidelijk weerspiegelt, is onder druk van de feiten, van een communistische machtsovername dus geen sprake meer.720 Paul de Groot, de CPN-leider, zette in de Tweede Kamer op 25 oktober de nieuwe CPN-visie uiteen. Hatta vertegenwoordigde nog slechts een kleine terreur-bende, die met geweld naar de macht gegrepen heeft. Om deze staatsgreep te camoufleren verzon men een Communistische opstand. Deze woorden werden ontvangen met een luid gejoel. De Groot zette echter kalm zijn betoog voort: ‘Hatta heeft als leerling van het Japanse en Duitse fascisme de instelling van zijn persoonlijke dictatuur met een Rijksdagbrand aan de aandacht pogen te onttrekken. Er is – en ik tart een ieder het tegendeel te bewijzen – geen enkel feit bekend gemaakt, waaruit zou blijken dat in Madioen of elders een opstand onder leiding van de P.K.I. uitgebroken is.’

De Groot noemt hier voor het eerst de bijeenkomst in Sarangan, waar 718

Volgens Stutje 2000:279 luidde de kop in ‘De Waarheid’: ‘Sovjet uitgeroepen in Indonesië’. Hij verwijst hierbij naar 20- en 21-9-1948. Op die dagen was noch in de koppen noch in de tekst zo’n uitspraak te vinden. 719 ‘Madioen-volkslegers vormen basis in bergen’, De Waarheid, 2-10-1948. 720 ‘Onze commentaar; Indonesië’, De Waarheid, 15-10-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1332

Verguisd en vergeten

Amerika zijn wil dicteerde aan de Republik.721 ‘Siasat’ werd in november aangehaald als bewijs dat sprake was van een provocatie door Hatta en trotskisten – met de ‘trotskistische divisie Siliwangi als ruggegraat van Hatta’ – met als bewijs de niet-aanwezigheid van Moeso in Madioen bij het begin van de ‘opstand’ en de arrestatie van onvoorbereide PKI-leiders in Djokja.722 Termen als ‘de moordenaarskliek van Hatta’ bleven in gebruik.723 Bij berichten over het lot van Moeso en Amir Sjarifoeddin werd geopend met ‘De Hatta-kliek blijft voortgaan met de gewelddadige vervolging van de Indonesische communisten en leiders van het volk’.724 In december gaf de CPN een resolutie uit ‘Over de strijd tegen opportunisme en burgerlijk nationalisme en de naaste taken der Partij’ – in het teken van de onverzoenbare strijd tussen twee kampen. Wat Indonesië betreft werd het boetekleed aangetrokken. De Gemenebestpolitiek van kort na het oorlogseinde heeft een schadelijke invloed op de strijd voor de zelfstandigheid van Indonesië uitgeoefend. In Indonesië leidde zij tot zeer ernstige fouten der communisten, o.a. het principieel aanvaarden van de Linggadjati-politiek en het ‘Renville’-dictaat, waardoor de Indonesische revolutie in groot gevaar werd gebracht.

Ook de CPN zelf heeft hiermee niet consequent genoeg gebroken en te lang vastgehouden aan een ‘Unie’ tussen beide landen. Dit was niet in overeenstemming met het zelfbeschikkingsrecht van het Indonesische volk. ‘Het Partijbestuur herstelde deze fout in haar zitting van mei 1948 en besloot onvoorwaardelijk voor de volledige zelfstandigheid van Indonesië op te komen.’ In de huidige situatie is er sprake van een ‘verraderlijke rol van Hatta’, die ‘nog slechts een vazal van Amerika is’. De PKI heeft onder leiding van Moeso haar fouten herzien en werd de leidende kracht in de nationale strijd, die nu ‘enorme moeilijkheden moet overwinnen’. De CPN had tot taak op te komen ‘voor de redding van de gevangen Indonesische vrijheidsstrijders van de beulshanden, voor de stopzetting van de fascistische terreur’ en voor het terugtrekken van alle Nederlandse troepen. De resolutie waarschuwde ook tegen het onderschatten van het trotskisme. De reactie gebruikt de trotskisten, en er wordt gewezen ‘op de rol van de 721

‘Paul de Groot in Tweede Kamer; Hatta-groep zette staatsgreep op touw’, De Waarheid, 26-10-1948. De bewoordingen wijken soms enigszins af van de Handelingen Tweede Kamer 19481949:120-2, 136. Ook in Stutje 2000:282. 722 ‘Het raadsel van Madioen; Sjahrir-blad bevestigt: Provocatie!’, De Waarheid, 17-11-1948, ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 11-12-1948:12. Deze aflevering van Siasat was voor mij onvindbaar. 723 ‘Het moord-regime van Hatta; Soebandrio poogt het te verdedigen’, De Waarheid, 19-111948. 724 ‘Het lot van Moeso en Sjarifoedin’, De Waarheid, 2-12-1948.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1333

trotskistische verraders in Indonesië, zoals Tan Malakka en Roestam Effendi, als gehuurde moordenaars van Amerika tegen de nationale vrijheidsstrijders van de P.K.I.’.725 ‘De Waarheid’ meldde op 18 augustus 1949: ‘Drs Mohamed Hatta bekent: Amir Sjarifuddin vermoord’. Hatta had op vragen van een PI-leider geantwoord dat elf PKI-leiders in december 1948 waren doodgeschoten. Vier werden genoemd: Amir, Maroeto Daroesman, Soeripno en Harjono. Het was een ‘moordpartij’ door ‘mannen van Hatta’. De krant plaatste een necrologie van Amir en een rouwadvertentie.726 In februari 1950 hield Annie Averink op het CPN-congres een lange rede over Indonesië, om ‘leringen te trekken uit de bittere ervaringen en fouten van onze zusterpartij van de laatste jaren’. De communisten hebben verzuimd meteen in 1945 de leiding van de revolutie in handen te nemen ‘met een zelfstandig programma voor de massa’s van arbeiders en boeren‘. ‘Haar politiek was er een van voortdurend terugwijken voor de eis van de Hattakliek.’ Na Renville gaven zij de macht weg. ‘Ongeschooldheid en onervarenheid in de strijdtactiek van Lenin en Stalin van de jonge P.K.I. deed hen deze fouten maken. Met Moeso’s resolutie kwam er een omslag, ‘maar het was reeds vrij laat geworden. Veel kostbare tijd was voorbijgegaan.’ ‘The Red Drive’ begon, de zogenaamde opstanden in Solo en Madioen waren provocaties. En daarna geeft de CPN de raad aan de PKI een breed nationaal antiimperialistisch eenheidsfront te vormen. En waakzaamheid moest blijven tegen de agenten van het imperialisme Tan Malaka ‘en zijn jongste loot Roestam Effendi’.727 Op hetzelfde congres noemde Paul de Groot Hatta en Soekarno ‘openlijke lakeien van het Amerikaanse en Nederlandse imperialisme’. De ‘sluipmoordenaarshand van Hatta en de zijnen’ vermoordde ‘verscheidene van de edelste strijders van het Indonesische volk’.728 In 1954, in een lang hoofdstuk van het Leerboek voor de Arbeidersbeweging over ‘Het Indonesische vraagstuk’ werd de visie nog eens vastgelegd. ‘Schijnmanoeuvres’ hadden de communisten na Renville uit de regering verwijderd. De druk van de Amerikaanse imperialisten kreeg met de terugkeer van Moeso weerwerk en ‘wekte nieuwe revolutionnaire strijdwil’. Compromis werd afgewezen, één gecentraliseerde communistische partij moest worden gevormd en agrarische hervormingen moesten worden doorgevoerd. ‘De invloed van de P.K.I. nam zienderogen toe.’ De Amerikaanse en Nederlandse ‘imperialisten vonden een aantal Indonesische Quislings 725

De Waarheid, 17- en 18-12-1948. De Waarheid, 18-8-1949. KHA 29-10/4-11-1948:9054G verwijst naar dit interview als verschenen in Het Vrije Volk, 19-8-1949. 727 Averink 1950:30-3. 728 De Groot 1950:27. 726

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1334

Verguisd en vergeten

bereid de verradersrol te spelen’. Zij boekten succes ten gevolge van geringe waakzaamheid en ‘het feit, dat de nieuwe weg nog niet geconsolideerd was’. De provocaties van ‘reactionnaire klieken [...] ingeblazen en gesteund door trotskisten’ begonnen in Djokja waar de trotskist Moewardi drie miljoen ontving om incidenten uit te lokken. De trotskistische GRR, geleid door Roestam Effendi, lokte gevechten uit. Op 19 september blies de regering deze incidenten op tot een staatsgreep van communisten. ‘De revolutionnaire strijdkrachten waren gedwongen zich te verdedigen.’ Behalve in de kop ‘Provocatie Madiun’ bleef Madioen ongenoemd.729 De CPN had kritiek op de opstelling van de PKI voor Moeso’s komst, langs bekende lijnen. ‘Tot op zekere hoogte’ lag de verantwoordelijkheid daarvoor ook bij de politiek van ‘De Waarheid’, die begin 1945 steun gaf aan een gemenebest als relatie tussen Nederland en Indonesië. Setiadjit volgde na zijn terugkeer deze foute oriëntatie, en koos voor overleg en compromis. Binnenlands was de verwaarlozing van het agrarische vraagsstuk een ernstige fout – het lot van arme boeren en arbeiders kreeg geen aandacht. Na Moeso’s komst zagen de communisten hun fouten in en ‘zette de partij alle zeilen bij om ze te verbeteren’. ‘Overal op Java stroomden de massa’s naar de meetings en demonstraties’ van de PKI. ‘Voor de massa’s [opende zich] een nieuw perspectief in de revolutie.’ De Madioen-provocatie maakte aan dit alles een eind.730 In de CPN-geschiedschrijving kwam Setiadjit er dus slecht af. In 1954 werd hem verweten de ‘foutieve oriëntatie’ – op de gemenebestpolitiek – te hebben overgedragen aan de PKI. In 1958 was het nog erger: na terugkeer naar Indonesië verwierf hij ten onrechte vertrouwen op basis van zijn vroegere CPN-lidmaatschap. ‘Hiervan maakte hij misbruik. Hij behoorde tot diegenen die in 1948 in Madioen op Oost-Java een opstand in een verkeerde richting stuurde, hetgeen tot gevolg had dat bijna het gehele politieke bureau van de P.K.I. om het leven kwam.’731 Morriën herhaalde deze visie in 1982.732 De CPN had hiermee zijn visie vastgelegd. Volgens een brochure uit 1955 werd in 1948 een woeste terreur tegen de arbeidersbeweging begonnen. Het sein daarvoor werd gegeven in de vorm van de bekende Madiun-provocatie. Door buitenlandse geldmachten werden in samenwerking met Indonesische reactionnaire 729

Leerboek arbeidersbeweging 1954:188-90. Het gehele hoofdstuk werd vertaald en afgedrukt in Bintang Merah: ‘Masaalah Indonesia’, Bintang Merah 10-9/10(september/oktober 1954):323-79. De auteur ervan was Joop Morriën (Morriën 1995:85, 90-2). 730 Leerboek arbeidersbeweging 1954:235-9. 731 Leerboek arbeidersbeweging 1954:236; Communistische Partij in de oorlog 1958:23. Volgens Morriën 1982:153-4, noot 15 werd in een latere versie van het rapport van 1958, op verzoek van de PKI, de passage over Setiadjit weggelaten. 732 Morriën 1982:142-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1335

klieken in en rondom de stad Madiun onlusten verwekt, die als een poging tot een communistische staatsgreep werden voorgesteld. Vijf en dertig duizend mensen, voor het merendeel actieve krachten in de arbeidersbeweging, werden in koelen bloede vermoord. Met kogels, bommen en beestachtige terreur had de koloniale reactie zich voorgesteld de Republiek te overweldigen en de arbeidersbeweging een onherstelbare slag toe te brengen.733

De krant van de Amerikaanse Communist Party ‘Daily Worker’ schreef meteen in dezelfde geest als ‘De Waarheid’. Een ‘onafhankelijke’ volksregering was gevormd, waartegen de fascistische en dictatoriale Republik optrok. Op grote schaal werden communisten en arbeidersleiders gezuiverd.734 Terughouding in de Sovjetunie De reacties in de Sovjetunie op ‘Madioen’ waren ‘short, confused, and for Soviet journalistic standards, remarkably cautious, it being constantly reminded that they were second-hand reports and that the situation was too confused for any concrete conclusions to be drawn’.735 Dit was te meer opmerkelijk omdat de Nederlandse CPN-pers wel partij koos voor de partijgenoten in Indonesië. De informatie over de gang van zaken in de Republik in Nederland bereikte Moskou, maar de CPN-opstelling werd pas met vertraging nagevolgd. Sinds midden-oktober werd de gang van zaken gevat in een complot van de Hatta-Soekarno-kliek met de Verenigde Staten, die de communisten hadden geprovoceerd tot gewapend verzet.736 In juni 1949 kwamen de Russische Azië-experts bijeen om de nationale bevrijdingsbewegingen in de koloniën te bespreken. Het Chinese model werd daarbij als volgenswaardig vastgelegd. De Indonesiëspecialist A.A. Guber analyseerde de Indonesische ontwikkelingen. Zijn oordeel over de PKI was vrijwel identiek met Djalan baru. De correcties kwamen echter te laat: 733

Brandsen 1955:12. Antara, 22-9-1948. 735 McVey 1957:72. Frankel 1953:217-8 noemt deze ‘extremely hesitant’. Kahin 1952:294, overgenomen in Brackman 1963:95, haalt een bericht van Radio Moskou aan van 20 september, dat in Djokja de ronde deed, waarin de opstand wordt gemeld tegen de ‘fascist Japanese Quislings, Soekarno and Hatta’. Dit lijkt een vervalsing; een gerucht dat wellicht werd verspreid om de communisten zwart te maken. McLane 1966:410 voert hiervoor de nodige argumenten aan; zie ook Swift 1989:87. Bräker 1971:361 acht het bericht authentiek; verder Bilveer Singh 1994:126-7. Andere Sovjetreacties in Bilveer Singh 1994:127-33; ook in Boden 2006:79-80. 736 McVey 1957:72-5; Colbert 1977:83; Boden 2006:80-1. Volgens Bräker 1971:361-3 werd in de Sovjetpers in de eerste maanden na ‘Madioen’ de opstand in het geheel niet genoemd. Pas daarna werd Hatta als schuldige aangewezen; na nog weer vele maanden gevolgd door Soekarno als medeverantwoordelijke. McLane 1966:409-15 in zijn overzicht van de Sovjetreacties op Madioen legt de omslag naar een anti-Hatta-houding pas in begin 1949. De terughouding daarvóór schrijft hij toe aan de wens de goede relaties met de Republik in stand te houden. 734

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1336

Verguisd en vergeten

the Hatta government responded with police measures which could only be answered by revolt. Since the previous weak policy of the Communists had left the populace unprepared to take arms against the government, and since the uprising was badly organized, the revolt was easily crushed by the forces of reaction.737

Guber noemde Moeso niet; het had voor de hand gelegen deze martelaar voor de communistische zaak te eren.738 Eerste PKI-analyses De regering in Djokja was er snel bij om de PKI-actie in Madioen tot een opstand tegen het wettig gezag te proclameren. Moeso nam de handschoen op die Soekarno hem toewierp – hij kon niet anders. Maar had hij ook anders gewild? En waarom werd de PKI verslagen? De eerste en enige uit de PKI-top die zich hierover uitgebreid uitliet was Soeripno. Op 15 maart 1949 kreeg Mochtar Lubis een verfrommeld document toegespeeld, waarin Soeripno met potlood zijn verslag en analyse had neergeschreven van de nederlaag: ‘Mengapa kami kalah’ (Waarom wij werden verslagen). Hij schreef het in de cel in Solo, maar de argumenten waren al verzameld, in discussies met partijgenoten, tijdens de lange vlucht uit Madioen. Het geschrift lijkt op een openbare verdediging, en zou als basis hebben kunnen dienen voor een pleitrede. Soeripno kreeg daartoe geen kans. Hij ontkende dat er ooit plannen waren tot gewapend verzet; ook Moeso had in zijn vele gesprekken, op de lange reis van Praag naar Djokja, nooit hierop geduid. Terwijl de FDR zich reorganiseerde en propaganda maakte voor zijn Front-Nasional-regering, constateerde Soeripno op grote schaal agitatie tegen de FDR: vervalsingen, provocaties, de ‘ijzeren vuist’ van Hatta. De FDR voelde zich bedreigd, en partijgenoten lieten zich verleiden tot ontactische uitlatingen. Soeripno zei geen goed inzicht te hebben in de gang van zaken in Solo. Het kon het begin zijn van een grootscheepse zuivering van linkse krachten. Bij aankomst in Madioen werd hem verteld dat de actie in Madioen was begonnen om een zuivering in de stad voor te zijn, en om de gevraagde steun aan Solo te verlenen. Moeso en andere leiders wisten niets af van de actie in Madioen. Het was hierbij nooit de bedoeling om een eigen regering te vormen; de actie was een ‘correctie’ op de nationale revolutie. Soeripno doet de waarheid geweld aan als hij ontkent dat er plannen 737

McVey 1957:75-81 (citaat op pp. 80-1); zo ook beknopt Bilveer Singh 1994:122-4. Frankel 1953:217 merkt dit op. Moeso kreeg zijn plaats in het internationale communistische pantheon in 1964 met een biografie in een bundel die in vertaling Lives given to freedom (1966) werd getiteld. Ook Amir kreeg hierin een hoofdstuk, naast eenendertig andere martelaren. 738

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1337

voor gewapend verzet bestonden. Hij vergeet dat in de eerste dagen van ‘Madioen’ de PKI opriep tot een algehele machtsovername, die al snel verwaterde tot een ‘correctie’. Zijn analyse van de nederlaag wijst als hoofdoorzaak naar het gebrek aan steun van het volk. Die was gering, en zelfs was er brede weerstand. Dat lag niet aan een verkeerde politiek en programma. Het fusieproces was onvoltooid; het programma onvoldoende bekend en uitgedragen. De partij raakte toch onvermijdelijk verzeild in het conflict. ‘We zagen de gebeurtenissen als voldongen feit, we stonden allen onder druk, zodat we ons solidair verklaarden met de kameraden in Madioen.’ En Soeripno somde verdere minpunten op: 1. Het niet tot stand brengen van het fusieplan op de vastgestelde tijd. 2. Het niet-vervangen van leiders die politieke fouten hadden begaan. Op die manier verschaften wij agitatiemiddelen om onze partij in een kwaad daglicht te stellen en aan te vallen. 3. De korte tijd was onvoldoende om voorlichting en propaganda over ons politiek program aan het volk te verschaffen, terwijl onder het partijkader velen hiervan nog onvoldoende kennis hadden. 4. Organisatie, leiding, overtuiging en ideologie van de Barisan Tentara Rakjat waren zeer onvoldoende. 5. De excessen die plaatsvonden vervreemdden ons ernstig van de volkssympathie. 6. De overmacht die we moesten weerstaan. De lering, de zeer waardevolle, maar pijnlijke voor ons en onze partij, is dat er geen steun van het volk kwam omdat wij afweken van onze eigen plannen. Als wij kalm onze plannen hadden voortgezet, onze voorlichting aan het volk, ons politiek program, en dergelijke, ben ik er van overtuigd dat onze politiek zou zijn aanvaard en de politiek van onze staat zou zijn geworden, zonder het vergieten van bloed.

Soeripno is hier openhartig – de belaste FDR-leiders krijgen er alsnog van langs, terwijl de punten 4 en 5 er op duiden dat er meer mis ging in de mars door Midden-Java dan hij zelf eerder in zijn pleitrede had willen toegeven.739 Amir werd door het katholieke dagblad ‘Hidup’ geïnterviewd. Het verslag verscheen op 18 december 1948. Amir ontkende een revolutie te zijn begonnen en zei dat in zo’n geval de actie voortijdig zou zijn, omdat de 739

Suripno 1949, ook in Marsudi 1966:77-91. Brackman 1963:200-1 citeert Soeripno uitgebreid. Over dit document ook Soerjono 1980:88. De Press Section of the Delegation of the Republic Indonesia nam in zijn Press Review, 15-6-1949, een Engelse vertaling op, die het Amerikaanse consulaat naar Washington stuurde (National Archives 856D.00/6-1749 (RG 59, box 6441)). Een samenvatting in ‘Delegatie Roem koeat kedoedoekannja kedalem’, Sin Po, 16-5-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1338

Verguisd en vergeten

betrokken partijen nog bezig waren tot eenheid te komen.740 Volgens Soemarsono in zijn verslag, waarvan de totstandkoming al eerder is beschreven (pp. 1202-4) waren er geen ‘voorplannen van de FDR om de coup d’état te beginnen, doch gebeurtenis na gebeurtenis leidden tot onvermijdelijke stappen van de FDR naar de “Madiun-affaire” en de opstand’. De strijd in Madioen brak echter wel uit op instructie van het FDR-hoofdbestuur – Wikana en Setiadjit waren ter plekke en gemachtigd op te treden.741 Een eerste, nadere reactie uit PKI-hoek op ‘Madioen’ werd vastgelegd in een brochure die in West-Java werd verspreid, gedateerd op 1 april 1949 en van de hand van Hasrad, pseudoniem van Hasan Raid, KNIP-lid voor de PKI. Hij schrijft kritisch over Amirs aftreden na Renville. Amir had er beter aan gedaan de afgetreden kabinetsleden te vervangen door revolutionairen, zoals Gottwald in Tsjechoslowakije had gedaan – en waarmee die de communisten aan de macht bracht. Na de komst van Moeso zette Hatta uit vrees voor de fusie van de FDR-partijen tot een sterke PKI, de zelfcorrectie, acties in gang om de sterke linkse positie in Solo te vernietigen. In Madioen was ingrijpen nodig om een herhaling van Solo te voorkomen. Het was geen actie van de PKI als geheel. Als Amir al verantwoordelijk hiervoor was, dan was dat zijn individuele actie. Hoe konden anders Politburoleden als Tan Ling Djie en Abdoelmadjid nietsvernoedend in Djokja worden opgepakt? Na de arrestaties op grote schaal sloten de PKI-gelederen zich eensgezind tegen Hatta.742 Alimin sprak zich in september 1949 uit over Madioen. PKI-leden waren daar in opstand gekomen, niet de PKI als organisatie. De regering had overhaast en onverstandig gereageerd en zo de opstand geprovoceerd. De PKI kreeg daarop de schuld toebedeeld. Alimin nam op deze wijze afstand tot Moeso, zonder zijn naam te noemen.743 Ngadiman noemde in februari 1950 in een interview de voorlichting en propaganda van de overheid over ‘Madioen’ voor een groot deel onjuist. ‘Madioen’ was een vervolg op de ontwikkelingen in Solo. Van een sovjetbewind was geen sprake; dat paste niet in de fasering van de revoluties die het marxisme-leninisme voorschreef, en die het richtsnoer van de PKI/FDR vormde.744

740

Kahin 1952:285, note 53 haalt dit interview door Tjempaka aan. Pinardi 1967:75, 169 vertaalt de door Kahin aangehaalde passages terug in het Indonesisch. 741 Soemarsono, ‘De Madioen-affair’, p. 6, in NA, PG 979. 742 Een afschrift van de brochure Sumbangan darurat (Noodbijdrage) en een bekorte Nederlandse vertaling zijn aanwezig in NA, PG 989. Zie over de brochure ook pp. 1579-80. 743 ‘Teka-teki Alimin: Ia masih seger boeger’, Sin Po, 16- en 17-9-1949. 744 ‘Ngadiman: Hatta mendjalankan politiek “ragu-ragu”’, Sin Po, 28-2-1950.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1339

De PKI-herschrijving van ‘Madioen’ In de tweede helft van 1950 begon onder impuls van het driemanschap AiditLukman-Njoto het herstel van het PKI-trauma. Het trio was verantwoordelijk voor het herverschijnen van ‘Bintang Merah’ en nam in januari 1951 de macht over in de partij.745 Voor de terugkeer van de PKI als respectabele partij was het nodig de schandvlek van Madioen uit te wissen – daar immers was de PKI het odium opgedrukt een antinationale actie te voeren. De derde aflevering van de nieuwe ‘Bintang Merah’ opende met een redactionele bijdrage ter herdenking van de tweede verjaardag van het begin van het Madioenconflict. De PKI en zijn leider Moeso hadden geen plan tot opstand; integendeel Moeso maande tot matiging, riep op geen aanleiding tot ingrijpen te verschaffen en alle aandacht te richten op de partijreorganisatie en de vorming van een Front Nasional. Hiertegenover stond een vijandige voorlichting van de regering en acties in Solo tegen de FDR, die begon met de moord op de ‘trouwe FDR-volgeling’ Soetarto, en uitliep op een grootscheepse aanval tegen linkse troepen. De actie in Madioen reageerde hierop, maar had niet tot doel een aparte, Sovjetregering te vestigen. De moeiteloze arrestatie van de vele FDR-voorlieden in Djokja, die zich van geen opstand bewust waren, kon als bewijs hiervoor dienen. Soekarno’s rede veroorzaakte de bloedige strijd; de PKI moest zich wel verdedigen tegen de regeringsterreur. Het verzet tegen deze ‘witte terreur’ was heldhaftig. Daarmee past ‘19 september’ in de rij van ‘12 november’ (het begin van de PKI-opstand van 1926) en ‘17 augustus’ (de Proclamatie van 1945). ‘Madioen’ was nodig om de weg te bereiden tot overleg met Nederland, dat op de Ronde-Tafel-Conferentie van 1949 zijn voor het Indonesische volk schadelijke uitkomst verkreeg. Een saluut aan de slachtoffers van ‘Madioen’ besloot het artikel.746 Na het regeringsverbod van SOBSI-acties bij de herbegrafenis van Amir en zijn kameraden en de aanwijzing van de acties in Madioen als een communistische opstand gaf het Centraal Comité van de PKI een verklaring uit, waarin dit laatste werd ontkend. Wie was verantwoordelijk voor Soekarno’s harde rede? En waarom gaf minister van voorlichting Natsir – inmiddels 745

Hindley 1966:23-6. ‘19 September; Suatu tragedi nasional, tetapi djuga kebulatan tekad rakjat tertindas dalam melawan teror putih’, Bintang Merah 6-3(15-9-1950):3-5. De titel 19 september is een vergissing – de actie begon op 18 september – of een bewuste keuze, die de affaire laat beginnen met Soekarno’s rede. ‘PKI pentang sajap di seluruh Indonesia’, Sin Po, 26-9-1950 vat de resolutie samen. Dit beeld ook in ‘Lahirnja PKI dan perkembangannja’, Bintang Merah 6-7(1511-1950):202. Dit is een anoniem artikel en niet identiek aan de gelijknamige brochure van Aidit uit 1955 (Aidit 1955c). Aidit is overigens wel een gerede kandidaat-auteur voor ook dit artikel. Een artikel dat zich baseerde op deze resolutie, in de Medanse krant Rakjat was grond voor een vervolging als persdelict, met een veroordeling tot een half jaar voorwaardelijke celstraf (Sin Po, 5- en 7-1-1952). 746

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1340

Verguisd en vergeten

premier – de verklaring van Moeso niet door waarin deze de gang van zaken verklaarde en om instructies vroeg? Hierna was slechts sprake van zelfverdediging, aldus de verklaring.747 Een interpellatie van parlementsleden uit diverse partijen, onder wie Daljono en Iwa, vroeg in oktober 1950 aan de regering om met feiten te komen over slachtoffers, schade en arrestaties aan beide zijden en over het regeringsbeleid.748 In januari 1951 stemde PKI-parlementslid Sakirman van harte in met deze aanvraag, die hopelijk tot een objectieve beoordeling van de gebeurtenissen zou leiden, waarbij de regering zijn verantwoordelijkheid zou nemen.749 In februari 1951 nam het Centraal Comité van de PKI een resolutie aan, waarin de ‘Provocatie van Madioen’ door de regering Soekarno-Hatta een actie werd genoemd die het imperialisme in de kaart speelde, en de antiimperialistische eenheid verbrak, zoals door de PKI gesmeed. Soekarno en Hatta maakten gebruik van de zwakheden van de partijen-in-reorganisatie, die daardoor de provocatie geen weerstand konden bieden. De verklaring noemde de opstandbeschuldiging strijdig met de feiten en ongerijmd. In dit verband werd gewezen op het toen aanstaande PKI-congres, het PBI-congres dat in Kediri aan de gang was, de rondreis van Moeso en zijn medeleiders, de aanwezigheid van de rest van de partijleiding en de FDR-leden van de KNIP in Djokja, terwijl de vakbondsleiding zich meldde voor het congres van de spoorwegbond in Djokja. Dit alles maakte duidelijk dat er geen opstandplan bestond. Het gevolg van dit alles was het verbreken van de nationale anti-imperialistische eenheid, op de grondslag van het Front Nasional. De dood en arrestatie van zesendertigduizend mannen vergemakkelijkte de Nederlandse opmars. Het succes van de provocatie was ook gevolg van de ‘opportunistische fouten in organisatorisch en politiek opzicht’ die in augustus 1948 waren gecorrigeerd, maar nog niet waren overwonnen.750 Bij de herdenking van drie jaar Madioen drukte ‘Bintang Merah’ een lang artikel af dat het meest uitgebreid de PKI-visie op de opstand vastlegde: ‘Tiga tahun provokasi Madiun’ (Drie jaar provocatie van Madioen) door Mirajadi, pseudoniem van Soedisman.751 747

‘Pengumuman CC. PKI; Menteri manakah bertanggung djawab atas pidato Presiden Soekarno tgl. 19 September 1948?’’, Bintang Merah 6-8(1-12-1950):243-4; ‘Siapa jang bertanggung djawab?; Pengumuman CC PKI’, Sin Po, 18-11-1950; Antara, 17-11-1950. Njoto verschafte dezelfde toelichting bij een spreekbeurt voor studenten, en noemde daar ook de bijeenkomst in Sarangan (‘Peristiwa Madiun belum ada putusannja’, Sin Po, 27-11-1950). 748 ‘Interpelasi Mr. Daljono cs.’, Sin Po, 24-10-1950. 749 ‘PKI setudju interpelasi Madiun’, Sin Po, 23-1-1951. 750 In zijn geheel in Bintang Merah 7-4(15-2-1951), voor mij niet beschikbaar, en Sin Po, 11-21951, aangehaald in Mirajadi 1951:44, 51-2 en Buku putih 1953:29-30. De resolutie was voor de politieke veiligheidsdienst reden om de redacteur van Bintang Merah op te roepen voor verhoor (‘PKI dituntut?’, Sin Po, 7-6-1951). 751 Morriën 1982:152, noot 7 lost dit pseudoniem op.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1341

‘De provocatie van Madioen is het hoogtepunt van de imperialistische provocaties om de democratische Republik te vernietigen. Het is het moment van het begin van een nationale tragedie, maar ook het moment van eensgezindheid van het onderdrukte volk tegen de witte terreur.’752 Met deze opvatting opende het artikel, dat daarna een hele reeks provocaties opsomde – te beginnen met de val van het kabinet-Amir in januari 1948 – het resultaat van samenwerking van reactionaire krachten in binnen- en buitenland. De maanden daarna werd de FDR in toenemende mate het slachtoffer van repressie. Vailland werd aangehaald, en aangevuld met de ‘Red Drive Proposals’ (zie p. 1188). Op de gang van zaken in Solo werd zeer uitvoerig ingegaan; Madioen lag in het verlengde hiervan. Daar reageerde de PKI op de provocaties van Siliwangi. Die was door de reactie opgevoerd uit vrees voor de fusie van de FDR-partijen en het nieuwe program Djalan baru. De actie in Madioen hield geen afscheiding in van de Republik en de vorming van een Sovjetregering. De Republik, de Grondwet, Soekarno en Hatta, vlag en volkslied bleven alle erkend. De rede van Soekarno, met al zijn laster ontleend aan vervalste documenten, zoals gepubliceerd door ‘Murba’, zette de verhoudingen op scherp. De PKI moest zich toen wel verdedigen om zijn idealen hoog te houden.753 Tot slot werden alle verwijten aan Moeso afgewezen. Hij was een ‘revolutionair genie’, een ‘eerlijke, oprechte, scherpzinnige en moedige kameraad’, die zich tijdens de onrust in Solo en in zijn gesprek met Soeharto verzoenend opstelde. In ballingschap zette hij zich in voor de erkenning van de Republik, en na terugkeer had hij geen plan om de Republik omver te werpen. ‘Hij zette zich op zijn eigen wijze in tegen het imperialisme en de vijanden van het volk, hard en genadeloos, de Moeso-manier. Met de dood van kameraad Moeso hebben wij een grote, echte patriot verloren.’754 ‘Madioen’ wordt nog steeds als schrikbeeld door de reactie gebruikt om de PKI zwart te maken. Mirajadi noemde trots de pluspunten van het kortstondige bewind in Madioen: hervormingen in landbouw, bedrijven, onderwijs en voedseldistributie. Tegenover de aanvallen moesten – en er werd verwezen naar de resolutie van februari 1951 – eenheid en kracht van de partij staan.755 Buku putih tentang Peristiwa Madiun (Witboek over de Madioen-affaire) werd in 1953 uitgegeven door het secretariaat Agitasi-Propaganda van de PKI. Aidit schreef een voorwoord. Het doel van de uitgave was het verschaffen van de feiten over de politieke ontwikkelingen rond ‘Madioen’. Daarmee moest weerwerk worden geleverd aan de partijen die het ‘schrikbeeld Madioen’ opriepen, met zijn PKI-wreedheden, zonder de eigen wreed752 753 754 755

Mirajadi 1951:39. Mirajadi 1951:45-8. Mirajadi 1951:48-50. Mirajadi 1951:50-2. Mirajadi’s artikel wordt samengevat in Mintz 1965:146-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1342

Verguisd en vergeten

heden te noemen. Het boekje somde voor vele datums in kort bestek feiten op, met bronvermelding, uit kranten, boeken en eigen documentatie. Aan Mirajadi’s verhaal voegt het weinig toe. Het begin van de actie in Madioen, de ontwapening van de regeringsgetrouwe troepen, wordt hier ‘een incident’ genoemd, zoals al herhaaldelijk was voorgevallen in de geschiedenis van de Republik.756 Veel aandacht, met ook fotomateriaal daarbij, was er voor de executie van de PKI-voormannen in december 1948.757 Op 14 oktober 1954 verscheen Aidit voor de rechtbank. Hij moest zich verantwoorden voor de resolutie van het PKI-Politburo van september 1953, waarin ‘Madioen’ werd herdacht. Het openbaar ministerie zag daarin een belediging van vice-president Hatta. De resolutie noemde de daden van het Hatta-Soekarno-Natsir-kabinet rond ‘Madioen’ provocatief en wreed. Vóór het proces was er al een Panitia Pembelaan Kawan Aidit (Comité tot Verdediging van Partijgenoot Aidit) gevormd, dat actie voerde en geld inzamelde. De zitting werd na korte tijd verdaagd.758 De tweede zitting op 27 januari 1955 was even kort. Advocaat Soeprapto noemde de zaak verjaard. Het was vreemd te constateren dat koloniale wetgeving werd ingezet tegen een onafhankelijkheidsstrijder. Aidit zei hier dat hij slechts de feiten had weergegeven. Na een half uur werd de zaak verdaagd – de belangstelling was groot en in een ongetwijfeld van PKI-zijde georganiseerde actie werden vierduizend brieven en telegrammen naar de rechtbank gestuurd.759 Op 24 februari 1955 gaf Aidit twee uur lang zijn versie van en visie op de gebeurtenissen. Het kabinet ontketende een burgeroorlog en aan de handen van de kabinetsleden kleefde bloed. Zij maakten jacht op communisten en zij vermoordden communisten. Aidit noemde de verklaring weerwerk tegen de anti-PKI-propaganda door Masjumi en zijn pers. En nu hij daartoe werd gedwongen wilde hij uiteenzetten waarom hij de gekozen bewoordingen terecht achtte. Dat was in het algemeen belang en om de eigen partij te verdedigen.760 756

Buku putih 1953:15. Buku putih 1953:20-8. De foto´s zijn van onvoldoende kwaliteit om te reproduceren. Lokale autoriteiten in Soerabaja namen 63 exemplaren van Buku putih in beslag bij boekhandels (Sin Po, 20-10-1953; Merdeka, 4-10-1954). Volgens Brackman 1963:151 werd Buku putih in opdracht van de overheid uit de circulatie genomen. 758 Merdeka, 15-10-1954. 759 ‘Perkara Aidit: Apa jang disebutkan dalam statement PKI adalah jang benar’, Sin Po, 27-11955; ‘Aidit dimuka pengadilan’, Merdeka 28-1-1955. 760 Aidit 1964a:7-16. Deze vierde druk verschilt niet van de eerste druk uit 1955 (Aidit 1955a). Hij bevat een aantal bijlagen die in eerdere drukken ontbreken. De rede werd gebundeld in Aidit 1959:367-99, 520-32. Een Engelse vertaling verscheen in 1955 (Aidit 1955b), en werd gebundeld in Aidit 1961, I:254-75 en 1963:103-35. In de vertalingen zijn de bijlagen niet opgenomen. De bijlagen bevatten de bezwaren tegen de dagvaarding en de verdedigingsrede van Aidits advocaat. In een uitvoerige rede op 22 mei 1953 bij de herdenking van 33 jaar PKI was Aidit al ingegaan op aanloop naar en verloop van ‘Madioen’, waarbij hij Amir kritiseerde die Renville ondertekende en daarna aftrad – als gevolg van onvoldoende waakzaamheid en gebrek aan begrip van het belang van het 757

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1343

Uitvoerig zette hij vervolgens de gang van zaken in Solo uiteen, langs bekende lijnen.761 In de gespannen situatie in Madioen vond toen de ontwapeningsactie plaats. Het nieuwe burgerlijk gezag verklaarde zich loyaal aan de regering, maar kreeg als antwoord een rede van Soekarno waarin het als opstandeling werd gebrandmerkt. Moeso en zijn gezelschap waren op rondreis. Op verzoek van de lokale FDR kwamen zij naar Madioen. Van een machtsovername en een sovjetregering was geen sprake; dat waren valse berichten en lasterpraat. In Madioen was slechts sprake van ‘een constructief optreden van de linkerzijde om een oplossing te vinden voor de situatie daar’.762 Maar de troepen van Hatta, Soekiman en Natsir rukten op. Moeso riep op tot heldhaftig verzet en dat volgde. Kameraad Moeso zal daarbij voor ons een bron van blijvende trots worden. Als deel van het Maleise volk en als echte zoon van Indonesië buig ik eerbiedig mijn hoofd voor deze zoon van het Javaanse volk, deze moedige held van het Indonesische volk. Moeso is een voorbeeld voor iedere communist en iedere patriot hoe een communist en een volkszoon zich moet opofferen om de idealen van het volk en de waarheid te verdedigen. Gelukkig zijn zij die een grote geestkracht en moed als Moeso bezitten; zij zijn de bergarenden die recht hebben op de hoogste posities. Zij zijn de mensen die voor altijd zullen leven in de harten van het Indonesische volk en aan wie het Indonesische volk zijn lot kan toevertrouwen.763

Tot slot deed Aidit in detail verslag van de executies van twee groepen PKIleiders op 19 december 1948, ter illustratie van ‘het bloed dat aan de handen van de kabinetsleden kleefde’. Hij eindigde met het ondersteunen van de Masjumi-oproep om 18 september jaarlijks te herdenken als een dag van rouw, maar dan voor de slachtoffers aan linkse zijde, om waakzaam te blij­ ven tegen elke nieuwe provocatie en om de noodzaak van het bewaren van eenheid te benadrukken. Dat mocht een officiële dag van rouw worden, met de vlag halfstok op alle overheidsgebouwen.764 De rechter moest diverse malen hameren om het publiek dat Aidit steunde tot rust te brengen. De officier van justitie vroeg drie maanden hechtenis.765 Het Panitia Pembelaan Kawan Aidit riep op tot massale verzoeken om bezit van de staatsmacht in de revolutie. Aidit noemde hier ook de ‘Red Drive Proposals’ (‘PKI 33 tahun: Berdjuang menudju Indonesia Baru’, Sin Po, 23-5-1953). Ook in ‘Menudju Indonesia baru’, in Aidit 1959:104-7. 761 Aidit 1964a:16-22. 762 Aidit 1964a:23-7. 763 Aidit 1964a:30-1. 764 Aidit 1964a:41-2. 765 ‘”Proses Aidit” berbalik mendjadi “Aidit menggugat”’, Sin Po, 25-2-1955; ‘Aidit dimintakan hukuman 3 bln. pendjara’, Merdeka, 25-2-1955.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1344

Verguisd en vergeten

zijn vrijspraak – en dat geschiedde.766 De rechtbank kreeg tot de dag van de uitspraak 8.979 verzoeken om Aidit vrij te spreken. Dat gebeurde niet; Aidit kreeg drie maanden voorwaardelijk en een proeftijd van een half jaar. In zijn toespraakje tot de aanhang die zich bij de rechtszaal had verzameld bedankte hij voor de massale steun die hem een gang naar de cel had bespaard. Maar hij ging wel in hoger beroep, want hij meende onschuldig te zijn.767 Over het hoger beroep ontbreken mij gegevens.768 In 1965 werden dit proces, Aidits rede en het vrijsprekende vonnis van groot belang genoemd. Het politieke prestige steeg en de legale positie werd versterkt. Het ‘naïeve geloof en de misplaatste illusies in de deskundigheid van drs. Moh. Hatta konden verdwijnen. En het belangrijkste was dat de verantwoordelijkheden van Hatta en Soekarno werden gescheiden en het scherpe verschil tussen Soekarno en Hatta werd getoond.’769 Aidits rede verscheen in druk en werd op diverse plaatsen in beslag genomen.770 Een herdenking op grote schaal van de Madioenopstand die de PKI in september 1955 van plan was te organiseren werd op last van de procureur-generaal afgeblazen. De procureur-generaal verwees mede naar het gevaar van onrust in relatie tot de algemene verkiezingen die op 29 september zouden plaatsvinden. De PKI legde zich hierbij neer.771 In februari 1957 moest Aidit zich in het parlement nog eens verdedigen, toen ‘Madioen’ werd veroordeeld als voorganger van de afscheidingsbeweging in Sumatra, die in 1956 de eenheid van de staat bedreigde. Hij zei niet veel nieuws – wel werd Hatta, inmiddels afgetreden als vice-president, nog harder aangevallen en Soekarno ontzien.772 De PKI-visie op ‘Madioen’ was hiermee vastgelegd: het sluitstuk van een lange reeks provocaties, waarbij de PKI werd gedwongen de handschoen op te nemen. Alle matiging aan PKI-zijde stuitte af op de door Hatta en Masjumi gedomineerde regering, die als verlengstuk van de imperialistische machten wenste af te rekenen met het linkse blok. Van opstandplannen aan PKI-kant was geen sprake; Moeso was niet op de hoogte van de actie in Madioen op 18 september. De militante uitspraken en verklaringen in Madioen werden ‘vergeten’. Zo ook kreeg de lange tocht naar Noord-Java van de PKI-colonne 766

‘Aidit diminta dibebaskan!’, Sin Po, 7-3-1955. Een voorbeeld van zo’n motie in ‘Tuntut pembebasan Aidit’, Sin Po, 17-3-1955. 767 ‘Aidit didjatuhi hukuman 3 bulan pendjara dengan pertjobaan 6 bulan’, Sin Po, 31-3-1955; Merdeka, 1-4-1955. 768 Lembaga Sedjarah PKI 1965:V, 16 noemt zijn vrijspraak. 769 Lembaga Sedjarah PKI 1965:V, 15-6. 770 Sin Po, 14- (Semarang, Soerabaja), 15-6- (Bandoeng) en 11-7-1955 (Boekittinggi). Sin Po, 25-, 26-, 28-2-, 1-, 2-, 3- en 5-3-1955 drukte de rede volledig af, op enkele alinea’s na. 771 ‘Dj. Agung akan melarang’, Sin Po, 5-9-1955. 772 Aidit 1958. Dit is de tweede druk van deze brochure, waarvan de eerste druk in 1957 verscheen. De rede is ook opgenomen in Aidit 1960:123-42.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1345

geen enkele aandacht. Moeso werd een heldenrol toegedacht – wellicht ook als onschadelijk, want dood, en aansprekend symbool tegen het PKI-leiderschap van Alimin en Tan Ling Djie, van wie Aidit, Lukman en Njoto in 1951 de macht overnamen.773 Met het terugtreden van Hatta als vice-president was er meer ruimte om hem straffeloos aan te vallen, waarbij Soekarno buiten schot bleef. In een geschiedenis van de vakbeweging schreef SOBSI zo in 1958 dat ‘Madioen’ inhield ‘een contrarevolutionaire terreur onder leiding van de regering Hatta-Natsir, al lang voorbereid door de Amerikaanse imperialisten met hun agenten als Hatta, Soekiman, Natsir en anderen in een “red-drive”-plan. De wreedheid van deze contrarevolutionaire terreur eiste duizenden progressieve en democratische slachtoffers’. Het verlies van deze revolutionaire krachten en de gebroken nationale eenheid leidde tot een moeiteloze Nederlandse opmars – de schuld hiervoor lag bij de regering Hatta.774 Op 17 maart 1964 zei Aidit dat als de Grondwet van 1945 goed was toegepast en als Soekarno zijn bevoegdheden had kunnen uitoefenen er nooit een affaire-Madioen zou zijn geweest.775 Bij het vijfenveertigjarig bestaan van de PKI was de uitgave van een omvangrijk gedenkboek voorzien, dat werd samengesteld door de Lembaga Sedjarah PKI (Historisch Instituut van de PKI), maar niet tot publicatie kwam door de gebeurtenissen van 30 september 1965. Het concept van mei 1965 noemt de terugkeer van Moeso, waarna onder zijn ‘zware druk’ en de bereidheid van een groot deel van het partijkader Djalan baru werd goedgekeurd. Fouten werden benoemd en hersteld. Met Djalan baru maakte de PKI als het ware de stap van kindheid naar volwassenheid. Als zwak punt van Djalan baru werd het onuitgewerkte agrarische programma aangeduid. De opkomst van de PKI was voor het Nederlandse en Amerikaanse imperialisme en hun Indonesische handlangers aanleiding plannen te maken om de PKI te vernietigen. In Sarangan werd de ‘Red Drive’ opgezet. Provocaties 773

Deze visie is ook te vinden in het Oost-Duitse boek van Thürk en Weidemann 1975:828. Weidemann 1969:301-2 schrijft in dezelfde zin, maar zeer beknopt. Tot de Oost-Europese literatuur over ‘Madioen’ behoort ook Ciechanowska 1962:289-309, waarvan de visie door de taalbarrière ik hier niet kan samenvatten. Dit is overigens een omvangrijke, serieuze studie over de Revolutie, gebaseerd op het proefschrift van de auteur die van 1956 tot 1958 Pools cultureel attaché in Djakarta was en in 1962 overleed. Hierover in Merdeka, 8-7-1963 en ‘Ny. St. Avé tentang: Buku sejarah Indonesia dalam bahasa Polandia’’, in ‘Ibrahim Isa dari Bijlmer’, email [email protected], 9-8-2005. Een overzicht van de PKI-historiografie over ‘Madioen’ ook in Van der Kroef 1965a:37-42 en Hindley 1966:121-2. Dake 1973:229, 238, note 58 noteert dat Njoto in zijn herdenkingsrede over de opstand van 1926 in november 1963 opmerkte dat de Sovjetunie door middel van Moeso een directe invloed had op de gang van zaken in 1948, met inbegrip van de Madioenopstand. Zijn opmerking paste in de anti-Sovjetkoers die de PKI toen insloeg, maar week ook af van de algemene PKI-lijn over ‘Madioen’. 774 Sedjarah pergerakan buruh 1958:81-2. 775 Aidit 1964c:15.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1346

Verguisd en vergeten

begonnen in Solo en breidden zich uit naar Madioen. Kantoren van vakbonden en Pesindo werden bezet. Rechtse socialisten, trotskisten en Masjumi steunden de imperialisten. Hatta’s witte terreur in Madioen effende de weg voor de nieuwe Nederlandse agressie. Beide nationale tragedies zijn zwarte bladzijden in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd; de revolutionaire krachten werden verlamd, de capitulatie voor het imperialisme werd vergemakkelijkt.776 Het verslag van de gang van zaken in Madioen volgt vrijwel letterlijk Aidits verdedigingsrede.777 PKI-informatie over Moeso’s daden in 1948 zal de basis hebben gevormd van het artikel over Moeso in een in Moskou verschenen bundel over communistische martelaren. In zijn actie tegen de ‘extremist Right-wing government of Hatta’ was zijn Djalan baru ‘a turning point in the history of the Communist Party of Indonesia’, dat met groot succes tot uitvoering kwam. Hatta begon ‘a ramified program of provocation’ en greep de gang van zaken in Madioen aan voor een ‘undisguised civil war against the progressive forces led by the Communist Party’. Moeso’s einde werd in passende bewoordingen beschreven. Musso had gone from detachment to detachment organising resistance to the reactionary gangs and, by his fearless and dauntless example, sowing confidence in the hearts of his compatriots. While on that errand, he and his two lieutenants were surrounded by a unit of Hatta soldiers. ‘Surrender, Musso!’ they shouted and fired. They knew Musso would never surrender... Several bullets struck him. He raised his hand in the gesture familiar to the workers of Djokjakarta and dockers of Surabaya, the metallists of Moscow and students of Brussels. Turning to the soldiers who had fired at him and mustering all his spiritual power he cried. ‘Long live communism!’ These were his last words.778

Amir Sjarifoeddin kreeg ook een plaats in dit boek, waarbij zijn ondertekening van Renville noodzaakte tot een verklaring met de woorden ‘blackmail, intimidation and backstage conspiring’. Met Moeso stond hij ‘side by side’ tegenover de vijand in Madioen. De lof voor Amir is niet zo groot als voor Moeso; zijn einde leverde hem een plaats op in het martelarenboek. En ook hier voegt het slot drama toe. It is told that after Amir Sjarifuddin and his comrades were shot, the officer in charge of the execution went up to the bodies and emptied several bullets into each as if scared that they might rise from the dead. And the reaction was indeed afraid of them, even dead. It was fear of the people’s wrath that made the Indonesian 776 777 778

Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 18-21. Lembaga Sedjarah PKI 1965:IV, 24-6. Manovar Musso 1966:236-41 (citaat pp. 240-1).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1347

reaction try to cover up the crime by spreading the rumour that Sjarifuddin was hiding in the jungles of Java and pressing the fight against the government. Then the vicious lie was circulated that Amir had been killed by his own comrades. Not until six months later did the Indonesian government admit, in reply to the insistent inquiries of people in many countries, that Amir Sjarifuddin, distinguished leader of the national liberation revolution, a man acclaimed by the whole world, had been executed. Amir Sjarifuddin, Communist, patriot and fighter, lives in the hearts of the world proletariat.779

De linkse versie na 1965 Aidit kreeg voorlopig geen weerwerk. Pas in 1965, na de staatsgreep van 30 september, liet Hasjim Darif, aanhanger van Tan Malaka en actief in de Partai Murba, een kritisch geluid horen in een overigens beperkt verspreide gestencilde uitgave Komunisme kekiri-kirian di Indonesia (Het linkse communisme in Indonesië). Als marxist buiten de PKI beklaagde hij zich bitter over de bezoedeling van het communisme door de PKI – tot driemaal toe: 1926, 1948 en 1965. Aan de hand van Lenins De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme veroordeelt hij het PKI-optreden in 1948. Aidits verdediging haalt hij uitgebreid aan, maar breekt hij af als eenzijdig, incompleet en kritiekloos. ‘Madioen’ was vooral oproer met wederzijdse slachtpartijen, moorden en terreur. Daarover was bij Aidit geen woord te vinden. Een analyse op basis van het marxisme-leninisme ontbrak. De objectieve en subjectieve situatie waren niet rijp voor een greep naar de macht; het volk volgde de PKI niet. De PKI verliet de weg van de massa-actie en leed aan de ‘linkse ziekte’.780 Twintig jaar later in een niet-gepubliceerd manuscript over de Indonesische Revolutie Menoleh kebelakang (Terugblik) blijft de kritiek op de reactionaire politiek van de FDR. Moeso zette de goede koers weer in, maar kreeg onvoldoende tijd. Hij verzuimde ook de partij te zuiveren. Hij liet zich na de lokale omwenteling in Madioen provoceren tot een onverzoenlijke reactie – in dat opzicht volgde hij een ‘avonturierspolitiek’ en een dogmatische lijn. Moeso had de ontwikkelingen in Madioen moeten terugdraaien.781 In ballingschap hadden de PKI-overlevenden alle tijd om de ontwikkelingen te analyseren en te bespreken. De maoïsten in Peking en Tirana gaven in september 1966 een zelfkritiek uit, waarbij Moeso’s Djalan baru als model werd opgevoerd. Ook Hatta’s ‘witte terreur’ werd meermalen genoemd. 779 780 781

Amir Sjarifuddin 1966:257-62 (citaat pp. 261-2); Manovar Musso 1966:235. Hasjim Darif 1965:10-6. Patria Kelana 1985:217-26.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1348

Verguisd en vergeten

Moeso’s koers werd ook nog geprezen, maar de uitvoering ervan door Aidit en zijn kameraden na 1951 was onjuist. Dat leidde tot rechts opportunisme en revisionisme, en in de periode voor 1965 ook tot overschatting van de eigen mogelijkheden – een ‘”leftist” tendency’, onder invloed van successen als het verbod van de Partai Murba, ‘a miniscule reactionary party with Trotskyite tendencies’.782 ‘Indonesian Tribune’ werd in 1966 het maandblad van de ballingen in Tirana. ‘Madioen’ werd niet besproken; de aandacht voor Tan Malaka en Partai Murba was nauwelijks groter. Een artikel van M. Alamsjah over de opstand van 1926 vormde een uitzondering. Tan Malaka, ‘who had wormed his way into the leading body of the PKI’ was tegen de opstand en op die manier ‘betrayed the revolutionary ranks’. Na 1945 verdeelde hij op verraderlijke wijze de volksbeweging, en tot op heden zette zijn partij die lijn voort. ‘[T]he members of the Murba party blatantly flirt with the modern revisionist leading clique of the CPSU’. Adam Malik, ‘the chieftain of the trotskyites’, bewijst hoe nauw de relatie is tussen Murba-trotskisten en Sovjet-revisionisten.783 In het Indiase trotskistische maandblad ‘Marxist Outlook’ schreef Fernand Charlier een weerwoord. Hij zette uiteen waarom Tan Malaka de opstandplannen afkeurde, en legde het verband met de opstand van 1965, waar weer avonturisme en opportunisme de PKI parten speelden. Ook deze keer was het verstandig geweest de koers van Tan Malaka te volgen. Overigens noemde hij Tan Malaka geen trotskist, maar wel waren zijn politieke denken en handelen sterk verwant aan die van de Vierde Internationale.784 In 1969 legde, waarschijnlijk in Chinese ballingschap, Kawan Ananta zijn visie vast over de Indonesische Revolutie. Hij behoorde tot de critici van Aidits koers. Moeso’s komst in 1948, in Moskou’s opdracht, had de communisten op een andere koers gezet, maar de breuk met het verleden was onvolledig. Moeso had met zijn nationaal front geen radicale omslag bewerkstelligd met het verleden. Hij redde de bourgeois-republiek, niet de revolutie. Hij had sovjets moeten vormen, zoals Tan Malaka die een paar maanden later opzette, en een volksoorlog moeten ontketenen.785 Soerjono, journalist bij de FDR-pers, veroorlooft zich milde kritiek op Moeso, die van het trotskisme een geschilpunt maakte en zo potentiële 782

Build the PKI 1971:90-1, 93-4, 142, 159-60; dit document ook in Tegakkan PKI 1971. Een analyse van de reacties in diaspora, zowel van pro-Peking als van pro-Moskouzijde: Mortimer 1968 en Van der Kroef 1977a. 783 Alamsjah 1967. Citaten op pp. 11 en 12. De schuld voor het mislukken van de opstand werd mede gelegd bij Tan Malaka in ‘Inherit the flames of the November 1926 uprising!; In commemoration of the 45th anniversary of the November 1926 national uprising’, Indonesian Tribune 54(1971):20-2. 784 Charlier 1967. 785 Kawan Ananta 1969:157-60.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1349

aanhang afstootte.786 Maar ook voor hem werd ‘Madioen’ uitgelokt door Soekarno en Hatta toen zij hun redes hielden. ‘From that moment on a communistophobic hysteria was whipped up, on the pretext of what was termed “the Communist rebellion” or the “savagery of the Communists”.’787 Maar een bewijs voor een opstandplan is nooit geleverd. En Soerjono verwijst met instemming naar wat Soeripno en Aidit over ‘Madioen’ schreven.788 In fotokopie circuleerde sinds 1979 het hoofdstuk over ‘Madioen’ uit een manuscript over de PKI-historie van Sutopo, een pseudoniem van de journalist Soepeno. Hij volgt getrouw de PKI-literatuur over ‘Madioen’. Hij benadrukt de coalitie tussen Hatta en de Verenigde Staten om de PKI uit te schakelen, liefst voor deze door de fusie van PKI, PS en PBI zou zijn versterkt. Moeso daarentegen wenste eerst de fusie om in versterkte formatie actie te voeren. Daarna wilde hij met linksgezinde troepen de wapenstilstand met Nederland verbreken. De revolutie zou dan een nieuwe impuls krijgen en de PKI zou meer steun verwerven. De regering zou of wel haar pro-imperialistische inslag tonen, of wel moeten volgen – in beide gevallen was dat winst voor de PKI. Over deze militaire actie had Moeso al in Djokja overlegd met de linkse commandanten.789 Moeso was, aldus Sutopo, verrast door de machtsovername in Madioen, en haastte zich daarheen. In eerste instantie had hij daar scherpe kritiek op de lokale FDR-leiding die op de provocatie was ingegaan.790 Dit laatste gegeven wordt niet elders vermeld – en klinkt niet geloofwaardig. Ook meldt Sutopo in een noot dat de actie in Madioen op 18 september volgde op de komst van een motorkoerier uit Djokja op 17 september met instructies aan de CPM om de volgende dag de linkse troepen te ontwapenen en de FDR-leiding te arresteren.791 Zo’n belangrijk gegeven zou ongetwijfeld 786

Soerjono 1980:82, 89-90. Soerjono 1980:83. 788 Soerjono 1980:84, 88. Soerjono schreef kort na ‘Madioen’ een brochure, onder de schuilnaam Jusuf Bakri, The Solo and Madiun affairs, die onvindbaar bleek (Soerjono 1980:84). 789 Sutopo 1979:283. Het lijkt er op dat dit hoofdstuk deel uitmaakt van een manuscript dat in 1982 en 1983 in drie deeltjes verscheen als ‘een geschiedenis van de volksbevrijdingsbeweging’. Het derde deel eindigt met een hoofdstuk over de politieke verhoudingen aan het begin van de Revolutie. Het voorwoord kondigt de spoedige verschijning van deel vier aan. In dat of een vijfde deel zal zijn Madioenhoofdstuk een plaats hebben gekregen of zou het een plaats hebben moeten krijgen. 790 Sutopo 1979:286. 791 Sutopo 1979:295. Van Esterik en Van Twist 1980:19 vermelden dit ook in een anoniem ‘ooggetuigeverslag’. Die ooggetuige is P. van Staveren. Van Staveren noemde deze motorkoerier ook tegenover mij (interview Assen, 19-5-2000). Als bron hiervoor noemde hij Moorianto Koesoemo Oetojo. Deze zal dit waarschijnlijk ook aan Soepeno hebben verteld. In ander verband vertelde Moorianto dat de actie in Madioen in gang was gezet toen een bevel van Gatot Subroto van 18 september om Soemarsono te arresteren in Pesindohanden viel (Pelapor PAM, 22-11-1948, in 787

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1350

Verguisd en vergeten

zijn vermeld door eerdere pro-PKI-bronnen; het maakt Sutopo’s bewering heel discutabel. Zijn manuscript is interessant omdat het beknopt de tocht van de PKI-colonne beschrijft na de val van Madioen. Het lijkt er op dat hij zelf deel was van de colonne. Hariandja, goede vriend van Soemarsono, schreef zijn herinneringen aan ‘Madioen’ in ballingschap op. Zijn verslag – vijftien dichtbetikte foliovellen – is van belang door zijn inkijk van zeer nabij op de gang van zaken in Madioen en op de lange mars daarna.792 Sunito, de voorman van de linkse Indonesische studenten in Nederland na 1945, die pas in 1952 naar Indonesië terugkeerde, legde in 1983 zijn visie neer op ‘Madioen’, op basis van de informatie van betrokken partijgenoten. Hij volgt de PKI-visie. In zijn analyse wijst hij als fout aan dat de ontwikkelingen in Solo niet bleven ‘gelokaliseerd’. Moeso had, hoewel Sunito dit niet rechtstreeks schrijft, niet de leiding van ‘Madioen’ op zich moeten nemen. Na het verlaten van Madioen faalde de strijd als ‘Mobiel Fort’. Het ontbrak aan volkssteun en, als gevolg daarvan, proviand. De propaganda ten behoeve van de volksgunst ontbrak het aan middelen (radio) en mankracht. In militair opzicht werd de mobiliteit sterk belemmerd door de vele burgers in de colonne. Een goed militair concept was er niet: snelheid en concentratie schoten te kort. Ook opereerden de PKI-troepen, vooral afkomstig uit Oost-Java, op voor hen vreemd terrein, met onder andere tot gevolg dat een goed contact met de bevolking niet tot stand kwam. Het resultaat was een ‘waardige nederlaag, die eervol was voor de communisten, die trouw aan hun historische beloften en missie bleven’.793 De PKI-visie wordt gedeeld door Harahap, die tijdens de opstand in Madioen vertoefde en op zeer goede voet stond met Amir en Soeripno. In 1971 schreef hij zijn opinie neer in het blad van de protestantse partij Parkindo, waarmee hij de officiële anticommunistische visie trotseerde. Voor hem is Soemarsono de pion die wordt gebruikt om de PKI tot opstand te provoceren, met als voornaamste dalang Gatot Subroto. Al voor de opstand had Harahap van hoge bestuurders over Gatots plannen gehoord. De niet-berechting van Soemarsono bevestigde Harahap achteraf in zijn vermoedens. Zijn overtuiging dat Soeripno en Amir van niets wisten versterkte zijn mening. De regering wenste een afrekening om de vijand in eigen kring te verslaan, en die strijd moest zo spoedig mogelijk worden aangegaan, omdat de PKI alleen maar sterker kon worden. Wachten op het tijdstip dat de PKI zelf de confrontatie wilde aangaan, wellicht in november, hield een

ANRI, Arsip Kepolisian Negara RI 1947-1949, no. 542). 792 Hariandja, ‘Pokok2 tentang Peristiwa Madiun’, in KITLV, Collectie-Leclerc, H 1327-286. 793 Sunito 1983.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1351

groter risico in.794 Harahaps theorie gaat niet op; Soemarsono is niet de agent-provocateur die Harahap in hem ziet. Het eigen geloof in de theorie werd flink gestimuleerd door het verlangen Amirs historische rol in positieve termen vast te leggen. Deel daarvan was ook zijn communistische overtuiging zo weinig mogelijk nadruk te verschaffen, en zijn christelijke geloof sterk op de voorgrond te stellen. Informatie van Soemarsono in het verslag uit 1949 en in een interview uit 1980 vormen belangrijke bronnen voor inzicht in de gang van zaken. Soemarsono (1922), die na lange gevangenschap tijdens het Soehartobewind in ballingschap ging in Australië, is de enige prominente deelnemer die nog over Madioen uit eigen overlevering kan vertellen – het lot was hem gunstig gezind. In het post-Soehartotijdperk met zijn honger naar informatie over communisme en andere radicale bewegingen en hun rol in de Indonesische geschiedenis is Soemarsono een aansprekende persoon, die ondanks zijn hoge leeftijd nog vol vuur zijn idealen uitdraagt. Hij noemt zich daarbij ook nog communist. In een lang interview met Kusalah Subagyo Tur (2001), in twee delen in januari 1998 en januari 2000, en een door Hersri Setiawan (2002) opgetekende autobiografie verschaft Soemarsono voor een groter publiek feiten en visie over Madioen. Dat verslag volgt nauwkeurig de PKI-visie: de lokale actie om te verhinderen dat de eigen positie in Madioen werd aangetast, na goedkeuring van het Politburo. Als bewijs voor de ‘lokalisering’ van deze actie verwijst Soemarsono naar het telegram aan Djokja waarin om instructies wordt gevraagd. De arrestaties in Djokja en vervolgens de rede van Soekarno, met Hatta als kwade genius op de achtergrond, dwongen Moeso tot zijn reactie. Hij had geen keuze dan de verdediging. Zelfs toen was er in Madioen geen sprake van een sovjetregering, zoals Soeharto met eigen ogen had waargenomen. Moeso wordt hooggeprezen; de PKI-leiding was eensgezind, voor, tijdens en in de nasleep van de Madioenaffaire. Soemarsono beschikte zelf niet over het verslag uit 1949, dat ik hem heb overhandigd en waarvan ik een aantal kernpunten met hem heb besproken tijdens zijn bezoek aan Nederland in 2002. De communistische acties in de dessa’s, de rol van Setiadjit en Wikana in de voorfase van de machtsovername in Madioen, de militante uitlatingen zoals vastgelegd in radiotransscripties en ‘Front Nasional’ kort na 18 september, de geweldsuitbarstingen – dat alles past niet in het beeld zoals Soemarsono dat nu heeft van de gang van zaken. Een politiek gewenst beeld heeft de daarvan afwijkende feiten, naar het lijkt, weggedrukt. Interessant is dat Hersri Setiawan in zijn inleiding bij Soemarsono’s 794

F.K.N. Harahap 1971, II:24, 1979:171-9, z.j.:234.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1352

Verguisd en vergeten

levensverhaal wel de rol van Setiadjit en Wikana noemt. Ook Soemarsono’s radiorede – met zijn vergaande uitspraken – haalt hij aan, maar hij trekt niet de conclusie dat van een staatsgreep sprake is. Het blijft voor hem een ‘coup de la ville’, begonnen uit een ‘dwangpositie’. Zijn verslag van de gang van zaken in de aanloop naar ‘Madioen’ volgt bekende lijnen, waarbij Amirs aftreden in januari 1948, gemanipuleerd door Soekarno en Hatta, de aanzet geeft die tot ‘Madioen’ leidde.795 Kromorahardjo (pseudoniem van Imam Soedjono) schreef een lang verslag van de lotgevallen van de linkse beweging, geconcentreerd op driemaal ‘witte terreur’ in 1926, 1948 en 1965. Zijn werk is bedoeld om de geschiedvervalsing onder het Soehartobewind te compenseren en de vergeten PKI-rol in de Indonesische historie recht te doen. In 2006 verscheen het onder zijn eigen naam in Djokja. De literatuurlijst is lang en met vrucht benut voor een helder, samenhangend verhaal. Het ontbreken van verwijzingen in de tekst maakt het moeilijk de literatuurontleningen te scheiden van de eigen ervaringen van deze banneling. In zijn verslag wijst hij naar Hatta als de kwade genius, die met Nasution samenspande tegen de PKI, met steun van de GRR. Soekarno wordt hierbij ontzien. De provocatietheorie, inclusief Sarangan, wordt onderschreven. Maar Kromorahardjo heeft ook oog voor de fouten aan PKI-zijde. Moeso werd onvoldoende en onjuist geïnformeerd over de krachtsverhoudingen, bijvoorbeeld in Solo. Op basis daarvan nam hij verkeerde besluiten, met dramatische gevolgen. De verwachting van een spoedige Nederlandse aanval, waarna een guerrilla kon worden gevoerd, en de druk van de TNI zou verdwijnen, kwam niet uit. In zijn strijdwijze koos de FDR te veel voor een statische opstelling en te weinig voor guerrillatactieken. ‘Het sneuvelen van Moeso is onbegrijpelijk. Hoe kon een partijleider losraken van zijn eenheid, een man alleen zonder bewapening. Moeso kwam de vijand tegen, werd omsingeld, gaf zich niet over, streed en sneuvelde. Moeso is een heroïsch man.’ Zo ook zijn de deelnemers aan de ‘Lange Mars’ helden, die te maken kregen met een wrede vijand die zonder vorm van proces zijn tegenstanders vermoordde.796 Hersri voegde aan zijn boek de herinneringen toe van Nita alias Sunarso, gebaseerd op interviews en een briefwisseling in de periode 1994-1996 met deze in China wonende banneling, die zelf als officier deelnam aan de ‘Lange Mars’. Over die rampzalige expeditie verschaft hij waardevolle informatie. Nita is ook kritisch. Hij verwijt de PKI-leiding onderschatting van het gewicht van de strijd in Solo. De passieve opstelling gaf de tegenstander de kans het initiatief over te nemen. De revolutie is geen spel, maar kan zich tot 795

Hersri Setiawan 2002:18-9. Soemarsono heeft geen drukproeven gezien van Hersri’s boek en was weinig gelukkig met de verwijzingen naar Setiadjit, Wikana en de radiorede (interview Amsterdam, 11-11-2002). 796 Kromorahardjo 1998:211-2, ook 307-8; Imam Soedjono 2006:239-40, ook 349-51.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1353

een zeer felle en zeer wrede klassenstrijd ontwikkelen, aldus Nita.797 Ook overigens is Nita kritisch: geen duidelijke relatie tussen politieke en militaire planning, en verwarring in het beleid. Bijzonder hard oordeelt hij over het ‘Mobiele Fort’. In militair-strategisch opzicht werden grote fouten gemaakt; de beginselen van de guerrilla werden niet gevolgd. Het gebrek aan een vaste basis, waartoe Ngebel had kunnen dienen, wreekte zich. Het verwaarlozen van de mobilisatie van de dorpsbevolking had tot gevolg dat niet kon worden gerekend op de dessa’s als basis.798 Suroso’s visie op Madioen is veel beknopter dan die van Kromorahardjo, en volgt de bekende PKI-lijnen. Feiten worden geplaatst in dat kader, met nadruk op de rol die de Verenigde Staten speelden; zij schakelden met succes anticommunistische krachten in de Republik in – Hatta, Masjumi, de trotskisten van Tan Malaka – in hun ‘containment’ van het communisme.799 Het einde van het Soehartobewind verschafte ruimte voor de publicatie van lang verboden linkse literatuur, waaraan een gretige behoefte bestond. Over ‘Madioen’ verschenen in 2001 twee bundels: Berbagai fakta dan kesaksian sekitar ‘Peristiwa Madiun’ (Verschillende feiten en getuigenissen over de ‘Madioen-affaire’) en PKI, korban perang dingin (Sejarah peristiwa Madiun 1948) (PKI, slachtoffer van de koude oorlog (Geschiedenis van de Madioenaffaire)). Suroso’s verslag alsook Aidits rede voor het parlement uit 1957 staan in beide bundels. Moeso’s Djalan baru en Jacques Leclercs artikel over Amir Sjarifoeddin completeren het tweede boek. In het eerste zijn ook het Buku putih uit 1953 en Aidits verdedigingsrede uit 1955 opgenomen. Naast deze bronnen zijn hier Sutopo’s verslag en een interview met Soemarsono afgedrukt. Murad Aidit (2005) nam in zijn herinneringen aan zijn broer diens beide redes op – voor de rechtbank (1955) en in het parlement (1957).800 Soekarno en Hatta blikken terug Op 22 juni 1949 werd Soekarno op Bangka geïnterviewd door Amerikaanse journalisten. Over het communisme zei hij dat dit in de koloniale periode parallel liep met het nationalisme; de communistische leerstellingen hadden slechts postgevat bij enkele leiders. De keuze van de christelijke Amir 797

Nita 2002:189-90. In Hersri’s verslag wordt geen concrete informatie verschaft over Nita’s rang. Hersri vertelde op 15-2-2003 per telefoon dat Nita eerste luitenant was in de TNIMasjarakat. 798 Nita 2002:207-11 in een slotparagraaf ‘Lering uit de Madioenaffaire’. In IISG, Collectie Indonesian Exiles of the Left, no. 76 is aanwezig een typescript (10 pp.) van Nita, ‘Menarik peladjaran dari provokasi Madiun; Sebuah lintasan studi’, dat dezelfde informatie bevat. 799 Suroso’s bijdragen verschenen in twee bundels, beide in 2001 (Suroso 2001a en 2001b). 800 Murad Aidit 2005:137-90 (1955) en 191-222 (1957).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1354

Verguisd en vergeten

Spotprent Ramelan. De algemene beschuldiging verbeeld: de Republik, als banteng verwikkeld in de strijd met de Nederlandse leeuw, wordt van achteren aangevallen door de beer Moeso-Madioen.

Sjarifoeddin voor Moskou bewees dat hij volkomen wanhoopte aan de mogelijkheid tot overeenstemming met Nederland te komen. Dat en de economische noodtoestand veroorzaakte de groei van het communisme. Na de onafhankelijkheid zou het nationalisme tonen het communisme aan te kunnen.801 Soekarno blikte in zijn rede ter gelegenheid van vier jaar onafhankelijkheid op 17 augustus 1949 terug op het afgelopen jaar – naar een ‘droevige bladzijde’ voor de Republik. De economische crisis en de impasse in de onderhandelingen met Nederland vormden een vruchtbare bodem voor het ontstaan van twijfel en onvrede. Toen Moeso terugkwam, met een geringe kennis van de omstandigheden in de Republik, kon hij met succes zijn agitatie ontplooien. ‘Despair helps totalitarians’, aldus Soekarno. De broederoorlog die volgde leverde de zwaarste crisis op in de geschiedenis van de Republik. Het was een ‘testcase’, een zaak van ‘to be or not to be’, die de Republik op eigen kracht doorstond ten koste van honderden miljoenen aan schade en duizenden slachtoffers.802 In zijn verhaal wordt slechts de naam Moeso genoemd – communisme, PKI en FDR bleven ongenoemd. In zijn autobiografie, opgetekend tijdens de laatste 801

‘Soekarno door Amerikaanse journalisten geinterviewd’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen (RVD) 4-22(16/22-6-1949):7-8. 802 Soekarno 1985:72-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1355

jaren van zijn bewind, geeft Soekarno een zeer persoonlijk getint beeld van zijn leven. De politieke verhoudingen in die periode, met een sterke PKI die door Soekarno in een ingewikkeld machtsevenwicht werd bespeeld, kleurden zijn uitspraken in niet geringe mate. Voor de Madioenopstand was geen plaats als aparte episode. Slechts twee maal, indirect, komt de opstand aan de orde. Hij heeft het over zijn politieke leermeesters Alimin en Moeso, die in 1948 ‘staged a Communist revolt and an attempted take-over. They plotted my downfall.’803 En verder is de emotie af te lezen van de volgende passage: [I]t was Sukarno who squashed the Communists in 1948. Indonesia’s first Communist uprising was incited by my political teachers from Surabaya, Alimin and Muso, and the man whose life I saved during the occupation, Amir Sjarifudin. I was not about to let them or anyone else throw God out of my beloved country. I went on radio to stop the bloody battle and, borrowing from Lincoln, pleaded: ‘The Republic cannot stand against itself. Choose between Sukarno-Hatta and the Communist Party, which is forming a Soviet government under Alimin and Muso. With the Allmighty’s help, Sukarno will lead an independent Indonesia subject to no country whatsoever.’ Within hours my people withdrew their support. I sent in our crash Siliwangi army division. They did the rest. Within days the back of the rebellion was broken. Let nobody say Sukarno flinched in crushing the Communist uprising.804

Hatta heeft zich over zijn ervaringen en opvattingen nadien niet uitgebreid uitgelaten. In zijn memoires, verschenen in 1979, is hij hierover zeer beknopt en slordig. Het lijkt er op dat een falend geheugen hem hierbij parten speelde. In een serie interviews uit 1978, in boekvorm vastgelegd, was hij uitgesprokener. Hij toont zich een overtuigd anticommunist en wijt de opstand aan het agressief PKI-optreden onder Moeso. Het plan tot opstand in november 1948 werd ontijdig uitgevoerd – van een Sovjet-Madioen moest het komen tot een Sovjet-Indonesia. Hatta wilde een berechting van de vastgezette PKI-top, waarna de partij zou kunnen worden verboden. Na de Nederlandse aanval liet Gatot Subroto, op eigen initiatief, de PKI-leiders executeren.805 Indonesische auteurs tot 1965 In het onafhankelijke Indonesië was er weinig aandacht voor ‘Madioen’. Roestam Effendi schreef kort voor de soevereiniteitsoverdracht Demokrasi dan demokrasi (Democratie en democratie), waarin hij een zwaai maakt van 803 804 805

Adams 1965:74, 1967:90. Adams 1965:269-70, 1967:306-7. Hatta 1978:4-25, 1979b:15-41.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1356

Verguisd en vergeten

radicaal naar gematigd communist en ook in een flink aantal bladzijden zijn visie geeft op ‘Madioen’. Roestam scheidt Moeso van Amir, Setiadjit en hun geestverwanten. Moeso’s uitgangspositie was juist, maar hij liet zich door Amir en Setiadjit meeslepen. Moeso voerde een ‘opportunistische’ en ‘formalistische’ politiek, met handhaving van ‘foute’ leiders, het ‘avonturisme’ van Madioen en het niet-herenigen van alle revolutionaire krachten. PKI-uitspraken die Moeso en Alimin kritiekloos prijzen zijn onjuist, ‘sentimentalisme, hoe vergeeflijk ook, is ook een vorm van onvergeeflijk opportunisme’ (in het Nederlands). De nederlaag in Madioen was voorspelbaar, en leidde tot zeer nadelige gevolgen voor het communisme. Amir en Setiadjit – Moeso wordt hier niet genoemd – dragen de verantwoordelijkheid hiervoor. De neiging een discussie hierover te ontlopen, of alles te wijten aan provocaties van de vijand is verkeerd. Fouten moeten worden erkend en lering brengen. ‘Madioen’ leidde tot de Tweede Politionele Actie en tenslotte tot de Ronde-Tafel-Conferentie en de uitkomst daarvan. ‘Madioen’ maakte nationale eenheid tegen Nederland onmogelijk en speelde zo in de kaart van het imperialisme. In feite was ‘Madioen’ schadelijker dan Linggadjati – de communisten vervreemdden zich van het volk.806 Roestam herhaalde deze zware beschuldigingen in de brochure Strategie dan taktiek. Kortzichtige leiders van kleine-bourgeoisie-achtergrond hadden de PKI op een dwaalweg geleid en hun provocatie had het volk opgeofferd aan eigen belangen. Het was een ‘experiment’ zonder kansoverweging vooraf. De goede naam van communisten werd geschaad, de ‘invloed en autoriteit van kameraad Moeso onder het strijdende Indonesische volk ver teruggebracht’.807 De literaire neerslag van ‘Madioen’ is beperkt, zowel van rechtse als van linkse zijde. Pramoedya Ananta Toers ‘Dia jang menjerah’ (Wie zich erbij neerlegt) dat in 1950 als speciale aflevering van ‘Pudjangga Baru’ verscheen en in 1952 werd gebundeld in Tjerita dari Blora (Verhalen uit Blora) is het enige bekende verhaal in dit genre. Het speelt in Blora, het stadje waar Pramoedya werd geboren en opgroeide, in de jaren 1942-1950 waarin Japanse bezetting, onafhankelijkheid, ‘Rode’ verovering en Nederlandse herbezetting elkaar opvolgden. De gevolgen voor één gezin, dat vele trekken van Pramoedya’s ouderlijk milieu vertoont, worden verhaald, met als hoofdmoot de korte episode van ‘Rood’ bestuur. Daarvoor is het gezin – moeder is overleden – al uiteengevallen. Twee zoons worden door Japan geronseld en vechten in Birma. Zij worden als gesneuveld gemeld aan de vader, die zich als onderwijzer volop inzet voor nationalistische idealen. De oudste dochter Is sluit zich aan bij Pesindo. ‘Zij was werkelijk heel iemand anders geworden.’ ‘Een rood-stralend gezicht had ze. Uit haar mond klonk voortdurend de “Internationale”. 806

Roestam Effendi 1950e:17-36. In 1948 al schreef Roestam een brochure over Madioen, waarvan slechts verwijzingen in Demokrasi dan demokrasi (p. 19) en Strategie dan taktiek (Roestam Effendi 1950g:22) zijn overgeleverd, waarbij Roestam twee verschillende titels noemt. 807 Roestam Effendi 1950g:21-2.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1357

Zij was een revolutionaire jongere.’ De Roden bezetten Blora en de vader draagt zijn kinderen op trouw te blijven aan het roodwit. De aansluiting van Is bij Pesindo doet hem instorten; hij wordt opgehaald en opgesloten. Is komt op bezoek, met rode haarband, en lid van de bereden ordonnansen. Zij uit zich in communistische clichés: de opmars van het proletariaat, het Amerikaanse dollarimperialisme, de opbouw van een wereldstaat. En ze wordt concreet. ‘Weet je? De Rode troepen hebben hier een slachthuis ingericht – hier in Blora. Een mensenabattoir. Dat was als eerste stap van het grootste belang. Heb je het al van de kippen gehoord?’ ‘Ja’, antwoordde Sri [jongere zus van Is]. ‘Dan begrijp je het een beetje. Kippen die alleen maar in de grond kunnen wroeten om hun eigen buik te vullen, moeten meteen uit de weg worden geruimd. We hebben alleen bewuste mensen nodig, die werken voor het algemene welzijn en belang. Wie alleen maar oog heeft voor zijn eigenbelang kunnen we niet gebruiken. Die jagen alleen maar onze bodemschatten er doorheen. Die zijn volslagen nutteloos.’ En als haar wordt gevraagd naar de betekenis van de rode hoofdband. Zij is een Rode – en rood betekent ‘Bloed! Vuur! Vlees! Oorlog en brand!’

Eén van de twee zusjes die nog thuis woont wordt geronseld, onder dwang van Is. Bezwaren worden beantwoord: ‘We moeten ons eigen belang ondergeschikt weten te maken aan het algemeen belang. [...] Eén individu heeft voor zoveel miljoen mensen geen enkele betekenis. Bovendien, wie geen oog heeft voor het algemeen belang, dat is een kip.’ Familiebanden gelden niet meer. Elke dag vinden arrestaties en moordpartijen plaats; roof en plunder zijn wijdverbreid. Na de nederlaag in Tjepoe volgt de aftocht en de komst van Siliwangi. Voor het vertrek steken de Roden de gevangenis in brand. Tientallen gevangenen komen om; van de vader wordt slechts een been gevonden. Op het terrein staat een put. ‘Onderin dreven verschillende lijken. Het roodgekleurde water was nog voortdurend in beweging – er lagen nog levende mensen tussen.’ Siliwangi rekent af met Rode aanhangers op aanwijzing van inwoners. Het aantal executies is veel geringer en de willekeur van de Roden ontbreekt. Maar tot slot komt dan de Nederlandse aanval en wordt Blora en omgeving onderdeel van de guerrillastrijd. En weer lijdt het gezin dat tot slot niets meer bezit dan de eigen lompen – getekend door de gevolgen van de onafwendbare rampen die van buiten af hen teisterden en waarop slechts berusting een antwoord vormde. Pramoedya’s sympathie ligt zoals altijd bij de gewone mensen die slachtoffer worden en tenondergaan in de confrontatie met machtige, onweerstaanbare krachten. In dit verhaal zijn dat vooral de ‘Roden’, die hun terreur

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1358

Verguisd en vergeten

en ideologie, waarin het individu niet telt, loslaten op Blora. Dit verhaal is in het licht van Pramoedya’s latere inzet voor en betrokkenheid bij de communistische zuil op zijn minst opmerkelijk.808 Mr. Sudarisman Purwokusumo gaf in 1951 een brochure uit, die hij al in oktober-november 1948 had geschreven, waarin hij ‘Madioen’ uit staatsrechtelijk oogpunt aan een oordeel onderwerpt. De PKI had de parlementaire weg moeten volgen om zijn doeleinden te bereiken, maar het middel van de opstand werd gekozen om Soekarno en het kabinet te vervangen en de Grondwet te wijzigen. Hij zette uitvoerig uiteen dat de Republik sinds 1945 op staatsrechtelijk wettige wijze had gefunctioneerd, zoals vooral de jurist mr. Amir Sjarifoeddin, die bovendien tweeënhalf jaar ervaring als minister had, moest weten. Dat had hij aan zijn partijgenoot Moeso ook moeten vertellen. En Sudarisman verwees naar Amirs getuigeverklaring in het 3-juli-proces, waar hij die actie had afgekeurd als een schending van de parlementaire weg. En nu deed hij hetzelfde, en zelfs erger, want waar op 3 juli 1946 werd gevraagd om een nieuw kabinet, wenste de PKI ook nog een nieuwe president en Grondwet. De bestraffing moest dan ook zwaarder zijn dan die voor Soedarsono, Yamin en hun medeplichtigen.809 Muhammad Dimyati, romanschrijver en journalist, sympathisant van Tan Malaka, legde in 1951 in Sedjarah perdjuangan Indonesia (Geschiedenis van de Indonesische strijd) zijn verslag en visie vast, met veel aandacht voor de Madioenopstand. Hij is kritisch, maar afgewogen. Hij ziet ‘Madioen’ als deel van een vooropgezet communistisch plan, met vooral Amir als kwade genius. Moeso wordt door hem ietwat ontzien. Door zijn ‘afscherming’ kreeg hij de kans niet een goed zicht te verkrijgen in de verhoudingen. Hij suggereert ook dat na de val van Madioen de wegen van Amir en Moeso uiteengingen, met tot gevolg Moeso’s dood. De wreedheden van de PKI krijgen ruim aandacht, zoals ook de Lange Mars. Hij sluit zijn verslag af met een aantal visies op de oorzaken van het mislukken van de opstand. Naast ‘slechte voorbereiding’, ‘gebrek aan discipline in het leger’ en de schending van de Pantjasila haalt hij ook uitgebreid de mening aan dat het doel van Madioen – het opkomen voor het onderdrukte volk – op zich goed was. Die sociale revolutie tegen het Indonesische feodalisme en de nationale bourgeoisie faalde door de opportu808

Voor deze samenvatting heb ik gebruikt Pramoedya Ananta Toer 1991b:221-92. Citaten van pp. 238, 251, 254, 259 en 275-6. Eerder in Pramoedya Ananta Toer 1951 en 1979. In het Engels in Pramoedya Ananta Toer 1975:45-106 en 1983. Over het verhaal Jean S. Taylor 1968:213-9 en Teeuw 1993:100-23. 809 Sudarisman Purwokusumo 1951. MHL [M.H. Lukman], ‘Pemalsuan dan fitnahan tentang “Peristiwa Madiun”’, Bintang Merah 8-3/4(oktober/november 1952):141-3 noemt de brochure partijdig. De PKI werd op voorhand als schuldige aangewezen en het plan tot uitroepen van een Sovjetstaat klakkeloos aanvaard. Lukman stelt hiertegenover de ‘provocatietheorie’ van de PKI.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1359

nistische inmenging van personen die slechts op eigen gewin uit waren. Zij weken van de juiste ideologische koers af en lieten ‘Madioen’ ontaarden in ‘politiek terrorisme en wreedheden’. En met instemming haalde Dimyati ook Roestam Effendi’s opvatting aan in Demokrasi dan demokrasi.810 Aidit richtte zich in zijn verdedigingsrede in 1955 tegen de Masjumi, waarmee de PKI ook toen weer in conflict was gekomen. De Masjumi bestreed de PKI als de vertegenwoordiger van een ideologie die tegen godsdienst, democratie en nationalisme was, en terreur, klassenstrijd en een nieuw imperialisme bracht. De Masjumi in West-Java ging zo ver in 1954 een Front Anti Kommunis op te richten dat drie prominente voormannen een brochure liet schrijven onder de titel Bahaja merah di Indonesia (Het rode gevaar in Indonesië). Isa Anshary brak de communistische ideologie af en Jusuf Wibisono deed hetzelfde aangevuld met de geheime FDR-plannen die al lang voor ‘Madioen’ de slechte bedoelingen vastlegden. Usman Sjarif had maar acht bladzijden nodig om concreet op ‘Madioen’ in te gaan. De Republik werd een mes in de rug gestoken door Moeso’s actie, die Indonesië in het Sovjetblok wilde doen opgaan, en daartoe de beproefde communistische opruiings- en infiltratiemethoden volgde. Na de machtsovername in Madioen volgde een bloedige zuivering, met wreedaardige moordpartijen. De daders hiervan lopen grotendeels nog vrij rond, en vervalsen de geschiedenis door hun bestrijders zwart te maken. Usman roept op hen alsnog te berechten; anders heerst het anarchisme.811 Een serie artikelen in ‘Hikmah’ van Aburidjal ademde dezelfde geest. Het ging over een goddeloze contrarevolutie, verraad en massamoorden om Indonesië tot een Sovjetsatelliet te maken. ‘Madioen’ moest worden herdacht als een zwarte bladzijde; de communisten zijn laf – ze verguisden Moeso na ‘Madioen’, maar prijzen hem nu weer.812 In 1953 verscheen voor elke Indonesische provincie een omvangrijk boek dat een overzicht gaf van historie, politiek, economie en cultuur van het gebiedsdeel. Het ministerie van voorlichting was opdrachtgever en uitgever. De drie provincies die in 1948 op Java de Republik uitmaakten gaven alle aandacht aan ‘Madioen’ – Midden-Java en Djokjakarta in beknopte feitenrelazen; Oost-Java in een langer overzicht.813 Deze laatste verschaft naast perscommentaren, reacties van Soekarno en Hatta en twee in hun geheel afgedrukte instructies die de volksvoorlichters in Oost-Java tot leidraad 810

Dimyati 1951:166-207, met de diverse visies op pp. 202-7. Over Dimyati: Soebagijo 1981b:329, 1989:357. 811 Isa Anshary (pp. 3-25), Jusuf Wibisono (pp. 26-34) en Usman Sjarif (pp. 35-42) in Bahajamerah di Indonesia (1954). 812 Aburidjal 1955 bundelt deze artikelen. Het hoofdstuk ‘Dialektika Madiun affair’ op pp. 68-78. De bundel werd van 1997 tot 2001 vier maal heruitgegeven. 813 Djawa Tengah 1953:43-7; Jogjakarta 1953:278-89; Djawa Timur 1953:51-91.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1360

Verguisd en vergeten

dienden,814 ook een eigen visie: een ‘nationale ramp’, een ‘zwarte bladzijde’, een ‘bittere les’. De oorzaken lagen mede in het gebrek aan ervaring met de democratie, waardoor het gevaar van anarchie dreigde, waarvan Oost-Java meermalen het slachtoffer werd. De concrete oorzaken lagen in de politieke, economische, sociale en militaire omstandigheden, waarin Moeso’s komst als katalysator fungeerde. De ‘imperialistische provocatie’, door de PKI nadien opgevoerd, toont slechts de eigen zwakheid en ontwijkt de eigen schuld. De schade was groot, in vele opzichten; de wreedheden ontstegen de menselijke maat.815 Als geheel was hier sprake van een afgewogen oordeel in vooral een verzameling documenten, die niet uitgroeit tot een doorlopend overzicht. Iwa Kusuma Sumantri geeft in zijn eigenzinnige geschiedenis van de revolutie feiten en argumenten van beide partijen in het conflict, maar geen eigen oordeel.816 Volgens Oejeng Soewargana werd een schoolboek geschiedenis van hem in de jaren zestig verboden, toen hij weigerde de benaming van de Madioenopstand als ‘een opstand tegen de wettige regering’ te veranderen. Het woord ‘opstand’ was niet toegestaan.817 Dat woord (pemberontakan) moest worden vervangen door affaire (peristiwa).818 Een gangbaar geschiedenisboek in deze jaren schreef slechts over de strijd tegen het kolonialisme – met aandacht voor de PKI en portretten van Alimin, Semaoen en Tan Malaka – de Japanse bezetting en de Proclamatie. Het verloop van de Revolutie werd geheel weggelaten, waarna de draad weer werd opgepakt in de jaren zestig.819 Dit was geen uitzondering. Een team dat de geschiedenis van de nationale beweging moest vastleggen, onder auspiciën van het Front Nasional en geleid door de PKI-prominent A. Anwar Sanusi, produceerde een soortgelijk overzicht. De namen van Alimin, Semaoen en Tan Malaka waren verdwenen. Er was veel aandacht voor de opstand van 1926 en 1927, en de PKI-rol daarbij, en natuurlijk Soekarno’s daden en ideeën. Amir Sjarifoeddin werd wèl genoemd als de belangrijkste leider van de illegale beweging tegen Japan. En na de Proclamatie was er over de Revolutie niets te melden.820 Nasution was met zijn prestige en in het legernetwerk wel in staat verder te gaan in zijn verslag van de inzet van de strijdkrachten in de ‘nationale strijd’, 814

Djawa Timur 1953:60-7. Djawa Timur 1953:51-2, 56-7, 68-71. 816 Iwa Kusuma Sumantri 1963:192-5. 817 Oejeng Soewargana 1974:9-10. De gewraakte omschrijving is te vinden in Kasim en Oejeng S. Gana 1957:146. 818 Nugroho Notosusanto en Oejeng Soewargana 1967:4. 819 Sumardjo dkk 1963, 1964, 1965. 820 Sedjarah pergerakan nasional 1964. Over Amir op p. 82. 815

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1361

gebaseerd op colleges die hij in 1964 voor kaders van Front Nasional gaf. Of stuitte hij ook op problemen? Hij voltooide dit boek, blijkens het voorwoord in december 1964, maar het verscheen pas in februari 1966. Een verklaring voor deze vertraging wordt niet verschaft, maar kan heel goed in de politiek onwenselijke inhoud liggen. Ook werd niet vermeld dat het manuscript na 30 september 1965 was aangepast – en daarvan was blijkbaar ook geen sprake. Roeslan Abdulgani schreef een nietszeggend voorwoordje, gedateerd 9 december 1965, als coördinerend minister voor de ‘verbindingen met het volk’ en als voorzitter van de raad voor de ‘verwezenlijking van de geest van de revolutie’, waarin zelfs geen toespeling op 30 september was te bespeuren. Nasution besteedde een hoofdstuk van achttien bladzijden aan de peristiwa ‘Madioen’, waarin hij de komst en activiteiten van Saudara Moeso noemt en Bung Amir Sjarifoeddins verweer tegen de aanvallen van GRR-zijde op hem. De situatie in Solo wordt beschreven, met zorgvuldige vermijding van waardeoordelen, die uitmondt in de benoeming van Gatot Subroto, van wie zijn dagorder wordt overgeschreven. Ook het PKI-plan wordt aangehaald, zoals in het ten huize van Bung Amir in beslag genomen document neergelegd. De acties in Madioen zijn vervolgens een opstand tegen de regering van de PKI-Moeso, waartegen Soekarno zich keert – en zijn rede wordt uitgebreid geciteerd. En in zijn verhaal hierna worden Moeso en Amir nog een paar keer genoemd, maar nu zonder gemeenzame aanspreektitel. Het neerslaan van de opstand wordt beschreven met evenwichtige aandacht voor de rol van Siliwangi en Soengkono’s eenheden hierbij. Nasution concludeert dat de opstand als negatief effect de verzwakking van de Republik op een kritiek tijdstip veroorzaakte, maar als positief effect dat Pantjasila en Grondwet 1945 een zware krachtproef glansrijk doorstonden. Ook de strijdkrachten toonden hun trouw aan Revolutie en volk. En Nasution besloot met Soekarno’s toevoeging aan Kepada bangsaku; slechts met deze woorden van de in 1964 onaantastbare leider kon de PKI ongestraft worden aangepakt – en Nasution verzuimde niet die kans te benutten.821 De ‘officiële’ geschiedschrijving na 1965 Na de staatsgreep van 1965 was in Indonesië ruimte voor nieuwe publicaties over ‘Madioen’, gekleurd door het Soehartobewind en zijn anticommunisme. In opdracht van de door Soeharto geleide Kostrad, de militaire reserve, stelde Marsudi, werkzaam op het ministerie van voorlichting, in 1966 een boekje samen met vooral documenten over ‘Madioen’, die hij in de loop der jaren had verzameld. In zijn analyse van de oorzaken is Marsudi overigens 821

Nasution 1966:124-41.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1362

Verguisd en vergeten

redelijk afgewogen. Politieke, militaire en economische geschillen brachten FDR/PKI tegenover de regering-Hatta en zijn coalitiepartijen. De komst van Moeso en zijn streven naar hegemonie voor de PKI verscherpte de tegenstellingen. ‘Madioen’ vormde de eerste stap; de dictatuur en terreur van de PKI werden beantwoord met contraterreur. ‘Madioen’ als ‘imperialistische provocatie’ afschilderen was naar Marsudi’s oordeel een zwaktebod om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen.822 Begin 1967 verscheen Pinardi’s boek over de ‘bloedige PKI-coup’, voorzien van voorwoorden van Soeharto en Nasution, gebaseerd op de bestaande literatuur, vooral Kahin, de PKI-publicaties, Djawa Timur en Nasution. Zijn monografie komt tot dezelfde conclusie als Marsudi en hij volgt de gang van zaken zoals Kahin die schetst, waarbij Moeso en zijn medeleiders totaal verrast werden door de actie in Madioen en zich moesten neerleggen bij een voldongen feit. Het is een evenwichtig verhaal, ondanks de anticommunistische teneur. Pinardi noteert de gevolgen als schadelijk voor de economische en militaire positie van de Republik, en een ernstige slag voor de eensgezindheid in de Republik, alles ten koste van de weerstand tegen de Nederlandse agressie.823 Pinardi noemt ook redenen voor het falen van ‘Madioen’. De tijd was voor de PKI ongunstig; het uitbreken kwam te vroeg. De partij was nog niet geconsolideerd en zelfs verwante organisaties volgden de oproep tot actie niet. Soekarno en Hatta waren te populair en de communistische ideologie was onvoldoende aangeslagen. Goodwill werd verspeeld door terreur en gebrek aan discipline; los daarvan waren de loyale troepen sterker dan de opstandige strijdmacht.824 Notosoetardjo, de exegeet van Soekarno in de jaren zestig in vele bundels, bracht een verzameling documenten samen over ‘Madioen’: rijp en groen met krantenberichten, redes, Soekarno’s Kepada bangsaku, foto’s en spotprenten. In zijn proloog was sprake van de grote fout die de PKI in Madioen maakte; een ‘verraad’ dat zich in 1965 herhaalde.825 In dezelfde zin schreef A.D. Sidin over de opstand in zijn boek over de staatsgreep van 1965.826 Het Pusat Sedjarah Militer Angkatan Darat (Centrum voor Militaire Geschiedenis van de Landmacht) publiceerde in 1966 een omvangrijke, gestencilde geschiedenis van de landmacht van 1945 tot 1965. De vraag wie schuld had aan ‘Madioen’ kreeg een duidelijk antwoord: de PKI. Deze maakte gebruik van zijn sterke financiële positie om wapens te kopen en tot in de uithoeken van de Republik propaganda te maken. In Solo viel de 822 823 824 825 826

Marsudi 1966:50-2. Pinardi 1967:163-7. Pinardi 1967:167-71. Notosoetardjo 1966. Sidin 1966:14-27.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1363

Pesindo plotseling de Barisan Banteng aan. Toen Moewardi werd ontvoerd greep de TNI in. Soemarsono riep vervolgens in Madioen de Sovjetrepubliek Indonesia uit. Deze ‘nationale tragedie in onze onafhankelijkheidsstrijd’ was het werk van onverantwoordelijke leiders, die leuzen en fraaie beloften gebruikten, maar op onmenselijke wijze hun eigen belang najoegen. De TNI was trouw aan zijn eed en nam passende maatregelen.827 Als ‘soldatenlectuur’ gaf het Historisch Centrum van de Strijdkrachten in 1965 een kleine brochure uit over ‘Madioen’. De nuance was hier niet aanwezig. Met uitgebreide aanhaling van het geheime FDR-plan, zoals bij Amir in beslag genomen, werd de opzet tot opstand beschreven. De wrede, willekeurige bloedbaden, aangericht door de FDR, werden benadrukt. De eigen strijdmacht, en het volk in hun gebied, werd gezegd dat zij paraat moesten zijn tegen een Nederlandse aanval. Deze misleiding faalde. Regering en leger waren eensgezind en versloegen deze aanval op de Pantjasila en de revolutie; het was een ‘dure en bittere les’.828 Van legerzijde werd hierna nog een flink aantal malen over ‘Madioen’ geschreven. In de geschiedenis van de Diponegorodivisie, de opvolger van de Senopati, kost het vanzelfsprekend moeite het uit het zicht van het Soehartoregime weinig glorieuze optreden met de mantel der liefde te bedekken. Een niet ingewijde lezer krijgt dan ook geen afgerond beeld van de gang van zaken bij lezing van deze Diponegorohistorie, verschenen in 1968 en in herziene versie herdrukt in 1977. In de herdruk zijn de verwijzingen naar de onderlinge TNI-strijd in Solo verdwenen en wordt de communistische rol negatiever aangezet.829 De Siliwangidivisie had minder moeite met zijn daden rond ‘Madioen’. Hij kon zich in een slachtofferrol plaatsen in de troebelen in Solo. De weinig vriendelijke ontvangst van zijn eenheden werd geweten aan een lastercampagne van de PKI-Moeso, die de Siliwangi zijn doeleinden zag dwarsbomen. Dankzij de Siliwangi bleef Solo behouden voor de Republik. De strijd in Solo was listig opgestookt door de PKI, die van onvrede in de TNI gebruikmaakte om Senopatitroepen aan zijn zijde te krijgen. Het Senopati-ultimatum aan Siliwangi om zeven ontvoerde officieren vrij te laten was slechts een voorwendsel om de Siliwangi aan te vallen en Solo in een ‘Wild West’ te veranderen – van die ontvoering wist de Siliwangi immers niets af.830 De succesvolle hoofdrol in de onderdrukking van ‘Madioen’ kreeg vanzelfsprekend veel accent. De Siliwangi ‘was door God voorbestemd om de ruggengraat van de staat te vormen en deze te beschermen tegen vijanden van binnen en buiten’. 827

Sedjarah TNI 1966:86-91. Marboen 1965. 829 Sedjarah Diponegoro 1968; Sejarah Diponegoro 1977. In de noten waarin naar deze publicaties wordt verwezen is aangegeven waar van verschil sprake is. 830 Siliwangi 1968:227-36, ongewijzigd herdrukt in Siliwangi 1979:139-44. 828

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1364

Verguisd en vergeten

‘Madioen’ was een ‘nationale tragedie’, waarbij de PKI alle beginselen van de Pantjasila schond.831 In de jaren negentig legde Siliwangi nogmaals zijn geschiedenis vast. Van dat vierdelige werk verscheen het deel over ‘Madioen’ als handelsuitgave. Auteur ervan was de gepensioneerde Siliwangi-brigadecommandant Himawan Soetanto. Hij verschaft een helder overzicht, vooral van de militaire ontwikkelingen, maar vat deze wel in het politieke kader. In een slot­ evaluatie wijt hij de communistische nederlaag aan een aantal misrekeningen aan PKI-zijde. Zij rekenden vergeefs op steun, of minstens neutraliteit, van Soengkono’s divisie. De nederlaag in Solo leidde tot actie in Madioen op een tijdstip dat de PKI nog niet gereed was om de macht te grijpen. Het is voor Himawan Soetanto onduidelijk of de PKI-top vooraf wist van de actie. De snelle, alerte reactie in Djokja verraste de PKI. De populariteit van Soekarno en Hatta kon Moeso niet evenaren, en mede daardoor bleef volkssteun uit. De inzet van Soengkono’s eenheden sneed de PKI-troepen af van hun bases in de bergen. Hun tocht vervolgens door Midden-Java als één colonne maakte het de TNI makkelijker hen te verslaan. Dat was moeilijker geweest als zij zich hadden gesplitst en guerrillatactiek waren gaan volgen. Maar dat laatste was wellicht minder haalbaar, bij gebrek aan steun van de bevolking – steun die mede verloren was gegaan door het wrede communistische optreden.832 Sayidiman Suryohadiprojo, in 1948 als kadet pelotonscommandant en later hoog officier in Siliwangi, legde in zijn analyse de schuld geheel bij de FDR, waarbij Moeso de leiding nam met de opdracht uit Moskou om in opstand te komen. Amir bewapende Pesindo, zocht steun bij TNI-eenheden, met succes bij Senopati, en agiteerde tegen Siliwangi. De opstand werd snel neergeslagen en Sayidiman geeft over de redenen daarvoor met instemming weer wat de door hem opgepakte PKI-leider Jusuf Bakri hem daarover vertelde. Het volk steunde de opstand niet en koos voor de Republik – het Chinese model dat de PKI van toepassing achtte ging niet op. Op militair gebied werd de eigen kracht overschat en van het verwachte overlopen van de TNI kwam weinig terecht. Integendeel, de TNI was bereid te vechten, in het bijzonder ook de Siliwangi.833 Opmerkelijk is uit Siliwangihoek het verslag van Omon Abdurrachman, 831

Siliwangi 1968:261, 270, 1979:155, 166. De tweede druk uit 1979 is uitgebreider dan de eerste, vooral in het verslag van de militaire ontwikkelingen, maar verschilt niet in interpretatie. 832 Himawan Soetanto 1994:290-8. Himawan schreef in 2006 nogmaals over ‘Madioen’ – een solide werkstuk (Himawan Soetanto 2006a). De kern hiervan werd ook onderdeel van een ander omvangrijk boek dat de militair-diplomatieke verwikkelingen tijdens de Revolutie behandelt (Himawan Soetanto 2006b). De tijd ontbrak om de gegevens uit deze titels in de tekst te verwerken. 833 Sayidiman Suryohadiprojo 1996:191-9.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1365

waaruit de schuld blijkt aan de ontvoering en moord op de Senopati-officieren – waarover de andere Siliwangiverslagen omzichtige bewoordingen kiezen.834 De divisiehistorie uit 1968 over Soengkono’s divisie, die uiteindelijk Brawijaya ging heten, volstaat met een beknopt, feitelijk, bijna neutraal overzicht van de gang van zaken. De divisie deed zich hiermee tekort; onder het Soehartobewind kon het met trots zijn militaire prestaties presenteren.835 Tanu Suherly schreef een leerboek over de jaren 1945-1949 voor de officiersopleidingen, dat redelijk afgewogen de feiten presenteert, binnen natuurlijk de geldende visie en ideologie.836 Saleh As’ad Djamhari’s leerboek over de geschiedenis van de strijdkrachten van 1945 tot heden doet hetzelfde in kort bestek, maar laat wel de onderlinge TNI-strijd onderbelicht.837 Cuplikan sejarah perjuangan TNI-AD (Fragmenten uit de geschiedenis van de strijd van TNI-AD), samengesteld door de Dinas Sejarah Militer (Dienst voor Militaire Geschiedenis) van de landmacht en met een voorwoord van president Soeharto, legde in 1972 voor een breed publiek de grote lijnen van de legerhistorie vast. Verschijning was al voorzien in 1969, maar een uitgebreide herziening leidde tot drie jaar uitstel. De nadruk lag op verslagen van militaire operaties, in de strijd tegen Nederland en de vele binnenlandse acties daarna, maar er was ook aandacht voor interne legerzaken. Moeso’s komst luidde zijn ‘correctie’ in waarbij Indonesië zich zou moeten aansluiten bij het Sovjetblok. Soemarsono gebruikte de onrust om de Sovjetrepubliek Indonesia uit te roepen, waarna Moeso en Amir naar Madioen kwamen. Maar dankzij Gods bescherming konden volk en leger schouder aan schouder deze beproeving doorstaan. De TNI was trouw aan zijn eed, en handelde snel, doeltreffend en beslist. Het verslag over de gang van zaken is overigens nogal onevenwichtig.838 Het tweede deel van een vijfdelige serie over Bahaya laten kommunisme di Indonesia (Het latente gevaar van het Indonesische communisme), dat in 1992 verscheen gaat over ‘Madioen’ en verschaft een goed samenhangend overzicht van vooral de militaire gang van zaken, mede dankzij een groot aantal interviews met betrokkenen die in 1976 werden afgenomen. De samenstellers laten de feiten voor zich spreken; die worden blijkbaar voldoende geacht om het latente gevaar te illustreren. In de inleiding werd opgemerkt dat de TNI trots kan zijn op de onderdrukking van de opstand.839 834

Omon Abdurrachman 1972, grotendeels herdrukt in Hidayat et al. 1983:33-82. Sam karya 1968:149-56. 836 Tanu Suherly 1971:48-65. 837 Saleh As’ad Djamhari 1971:30-5, 1979:30-4. De herdrukken van 1979, 1995 en 1998 zijn vrijwel ongewijzigd. 838 Cuplikan sejarah 1972:xvii-xviii (inleiding), 148-57 (verslag). 839 Bahaya laten 1992:3. 835

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1366

Verguisd en vergeten

Dit boek was grotendeels een uitgebreide versie van deel 19 uit een serie van 22 ‘strijdverslagen’ over de TNI-acties van 1945 tot 1950 van een ‘werkcomité tot standaardisering van de strijdverslagen’, dat van 1982 tot 1985 activiteiten ontplooide. In de inleiding werd gezegd dat Moeso met een ‘mission’ uit Moskou in Indonesië terugkeerde om een sovjetstaat te vestigen. Daartoe werd een terreurcampagne in gang gezet, zoals al gepland in het document dat bij Amir in beslag was genomen nadat de Madioenopstand was begonnen. Helaas waren na de onderdrukking van de opstand maatregelen uitgebleven om het communisme voorgoed uit te schakelen – en kon het in 1965 opnieuw in actie komen. Het verslag was mede bedoeld als een herinnering aan de gevaren van het communisme.840 De vijf delen Bahaya laten komunisme di Indonesia kenden een voorganger in het rapport Komunisme dan kegiatannya di Indonesia (Het communisme en zijn activiteiten in Indonesië) dat in 1972 werd samengesteld en in 1976 in beperkte kring werd verspreid. Het is een in zwarte kleuren aangezette historie van de PKI-rol in Indonesië, als knecht van het internationale communisme. Het optreden in Madioen wordt in te verwachten termen beschreven, met veel aandacht voor het gebrek aan volkssteun en de bedreven wreedheden. Aan de PKI-plannen om de macht over te nemen wordt niet getwijfeld – Moeso’s openhartige persconferentie in Djokja kort na zijn terugkeer wordt uitgebreid aangehaald – maar wel wordt aangenomen dat Moeso was verrast door de ontijdige actie in Madioen, die Soemarsono op eigen initiatief inzette omdat de militaire situatie hem succes beloofde.841 Van Nugroho Notosusanto verscheen in 1971 een leerboek voor officieren over de geschiedenis van de Republik sinds 1945, met onevenredig veel aandacht voor ‘Madioen’ en de aanloop daartoe – een kwart van het deel over de Revolutie werd daaraan besteed. Het was een redelijk afgewogen verslag, gelet op de bron, dat geselecteerde feiten rangschikte en van te verwachten uitleg voorzag.842 In 2000 verscheen een vijfdelige TNI-geschiedenis waarin slechts twaalf bladzijden werden besteed aan ‘Madioen’. In gematigde bewoording waren het vooral de militaire operaties die aandacht kregen. Een curieuze draai is de verklaring voor de vermeende niet-aanwezigheid van de PKI-leiders in Madioen bij het begin van de opstand. Dat was opzet, zodat het zou lijken dat de PKI hierbij niet was betrokken.843 De ‘officiële’ geschiedschrijving, de zesdelige Sejarah Nasional Indonesia (Indonesische nationale geschiedenis), door het ministerie van onderwijs en 840

Penumpasan Madiun 1984:i-iii. Komunisme dan kegiatannya 1976:80, 82, 85-6. Het hoofdstuk over ‘Madioen’ beslaat pp. 57117, waarvan pp. 102-15 over de militaire acties. 842 Nugroho Notosusanto 1971:19-30. 843 Sejarah TNI 2000, I:254-66. 841

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1367

cultuur uitgegeven, en samengesteld door vooraanstaande historici, houdt het bij een beknopt, feitelijk overzicht van enkele bladzijden, dat als bronnen slechts verwees naar krantenberichten.844 Een oordeel, in een algemene beschouwing, wordt terloops gegeven: ‘In de onafhankelijkheidsoorlog streden de politieke partijen tegen Nederland, behalve de PKI die in september 1948 verraad pleegde door in Madioen een opstand te beginnen tegen de regering’.845 Mujanto in zijn leerboek voor de middelbare school deed het heel wat beter: afgewogen en zonder obligate waardeoordelen.846 Ook de uitgave over de revolutie in Oost-Java van het ministerie van onderwijs en cultuur is redelijk afstandelijk, met de grote lijn volgens Kahin.847 Gerakan 30 September (De 30-september-beweging) (1994) was het officiële witboek dat de rechtvaardiging verschafte van het verbod van het marxismeleninisme en de PKI. De samenstelling had veel tijd vereist: voor verzameling van feiten, het verdiepen van analyses en de nodige afstand voor een optimale objectiviteit. Het boek opent met een geschiedenis van de PKI die teruggaat tot Sneevliets oprichting van de Indische Sociaal-Democratische Vereeniging in 1913. Het beeld is gekleurd, natuurlijk. Bij de Proclamatie was de PKI niet betrokken en in de onafhankelijkheidsstrijd waren zijn acties alleen maar schadelijk. Na de val van Amirs kabinet en de komst van Moeso voerde de PKI zijn agitatie op. Op 18 september riep Soemarsono de Sovjetrepubliek Indonesia uit, en de dag daarna vormde Moeso zijn FrontNasional-regering. Een schrikbewind volgde. De orde werd snel hersteld – maar de Nederlandse aanval verhinderde juridisch optreden tegen de PKIleiders en -leden en tegen de PKI als partij.848 Een min of meer officieel stempel kregen ook de elf delen die Nasution samenstelde onder de titel Sekitar perang kemerdekaan Indonesia (Over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog). Het negende deel, bijna zeshonderd pagina’s dik, behandelde de Madioenopstand. De delen verschenen in de jaren 1977 tot 1979; hun ontstaan lag echter veel eerder. Toen Nasution in 1952 op non-actief werd gesteld na een conflict in leger en regering, had hij zich gezet aan het verzamelen van gegevens over de jaren 1945-1949. Dit mammoetwerk hield in het bijeenbrengen van zoveel mogelijk relevant materiaal, aangevuld met interviews of de neergeschreven herinneringen van zeer velen, die een rol speelden, vooral militairen. Toen Nasution in 1955 weer in hoge legerfunctie werd hersteld, was het ruwe manuscript gereed. Uit het materiaal putte hij gegevens voor onder andere zijn Tentara Nasional Indonesia, waarin hij zijn opvattingen over legerorganisatie en -ideologie 844 845 846 847 848

Nugroho Notosusanto 1977:57-9. Nugroho Notosusanto 1977:251. Mujanto 1975b:125-35. Sejarah Revolusi Jawa Timur 1984:168-84. Gerakan 30 September 1994:v-vi (inleiding), 20-3 (Madioen).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1368

Verguisd en vergeten

uitvoerig illustreerde aan de gang van zaken in de TNI tijdens de revolutie.849 En ook de gedrukte colleges in Sedjarah perdjuangan nasional dibidang Angkatan Bersendjata (De geschiedenis van de nationale strijd ter zake van de Strijdkrachten) (1966) putten uit deze bron. Voor een verslag over historische gebeurtenissen zijn deze uitgaven niet de meest toegankelijke en overzichtelijke bronnen. Met het aantreden van het Soehartobewind maakten de economische omstandigheden het verschijnen van Nasutions veeldelige werk mogelijk, terwijl de auteur zelf in een invloedrijke politieke positie daartoe de nodige hulpbronnen kon mobiliseren. Zijn manuscript werd door de Dinas Sejarah Angkatan Darat persklaar gemaakt. Een nauw aan het leger gelieerde uitgever nam het project op zich.850 Het geheel is een zeer belangrijke uitgave, uniek naar inhoud en omvang, over de Indonesische kant van de revolutie. Het is soms bijna een bronnenpublicatie, met uitvoerige aanhaling van, of zelfs het volledig opnemen van documenten, verslagen en persberichten. Daarbij kiest Nasution nauwelijks partij; hij rangschikt de feiten en laat deze voor zich spreken. In het Madioendeel zijn zo ook uitvoerige citaten uit de PKI-hoek te vinden. De serie is ook veel meer dan een legerhistorie. Politiek en strijd krijgen aandacht in hun samenhang, en ook de internationale dimensie wordt ingevuld. De serie kent zijn zwakheden: een gebrek aan verwijzingen, een soms onduidelijke ordening en volgorde, slordigheden en een hoog gehalte aan ‘rijp en groen’ – voor een flink deel te verklaren uit de ontstaansgeschiedenis van de serie. Het afbreken van Nasutions loopbaan in 1952 heeft aldus gelukkige gevolgen gekregen. Kort na de afloop van de onafhankelijkheidsstrijd heeft hij zijn gegevens verzameld, in een open, liberaal klimaat. Onder Soeharto’s bewind was hij in staat zijn boeken te publiceren, zonder de obligate anticommunistische formules die verplichte kost waren geworden. Voor het ministerie van onderwijs en cultuur schreven Syamsuar Said en Supriyo Priyanto in 1983 een boekje over ‘Madioen’ dat in het hoger middelbaar onderwijs zal zijn benut. Het is, gelet op de tijd, een bruikbaar overzicht met veel aandacht voor Moeso’s rol, de aanloop in Solo en het militaire verloop. De PKI-wreedheden worden genoemd, maar niet aangezet. De conclusie is dat ‘Madioen’ een bittere ervaring voor het Indonesische volk vormde, maar ook een zeer waardevolle historische les: elke aanval op Pantjasila en Grondwet 1945 zal stuklopen op de kracht van de eenheid TNI-volk. De auteurs benadrukken dat er in de PKI verschil van mening bestond tussen de politici en de militairen. De eersten achtten de PKI nog niet sterk genoeg 849

Dit driedelige werk verscheen pas compleet in 1965. Daarvoor werd deel I gedrukt in 1956 en 1962. 850 Over de geschiedenis van de serie: Nasution 1978.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1369

voor de machtsgreep; de tweeden meenden anders en bereidden zich hierop voor. Soemarsono en zijn vrienden overschatten hun kracht op basis van hun posities in Madioen en omgeving. Ook speelde een rol dat een herhaling van de gang van zaken in Solo moest worden voorkomen. Soemarsono kwam in actie; Moeso’s gezelschap was totaal verrast en haastte zich naar Madioen.851 Een semi-officiële publicatie in 1984 Kesaktian Pancasila di bumi pertiwa (De buitengewone kracht van de Pantjasila in het moederland) over de staatsgreep van 1965 opende met een terugblik naar 1948, met de PKI-bloedbaden, waarbij in alle steden onder PKI-bewind de straten waren bezaaid met lijken. Het verraad van de PKI eiste talloze slachtoffers. Het patriottisme van de TNI, gesteund door andere organisaties en het volk, leidde tot het snelle neerslaan van de opstand.852 Een zeer bijzondere vermelding in dit overzicht zou de film ‘Madiun 48’ hebben verkregen, maar die film is nooit gemaakt. Wel is het script overgeleverd, gedateerd op 1 december 1981, dat werd geschreven door Arto Hady, die ook als regisseur zou optreden, en waarbij als ‘adviseur voor het verhaal’ de Pusat Sejarah ABRI wordt vermeld. Arto Hady was al langer actief in de Indonesische filmwereld, maar pas met de megaproductie ‘Janur kuning’ (Jong kokosblad) uit 1979 over de TNI-aanval op Djokja op 1 maart 1949, waarbij Soeharto een heldenrol werd toebedeeld, en waarvoor Arto Hady mede het scenario schreef, werd hij actief in een historische film.853 ‘Madiun 48’ zou een even spectaculaire film zijn geworden, met talloze wisselingen van scènes en veel actie. Soekarno en Hatta, de militaire leiders en alle FDR-voormannen spelen hun rol, waarnaast voor een verhaallijn een aantal jonge communistische aanhangers wordt opgevoerd. De film verschaft een fascinerend beeld van het historische stramien dat de Orde Baru aan een groot publiek wilde overbrengen. De film begint in januari 1948 met Amir Sjarifoeddin die zijn ontslagbrief aan Soekarno overhandigt. Hij krijgt die dag bezoek van een Nederlandse agent die hem dankt voor zijn ondertekening van de Renville-overeenkomst en hem bij vertrek een enveloppe overhandigt. Ook elders wordt een paar maal verwezen naar het geld dat hij van Van der Plas voor de oorlog kreeg om anti-Japanse acties te organiseren. Maar hij hield zijn belofte niet, zoals hij ook daarna principeloos van opvatting veranderde. En Van der Plas wordt in persoon in de film opgevoerd om zich boos te maken over Amirs onbetrouw851

Syamsuar Said en Supriyo Priyanto 1985, met de tegenstelling Soemarsono-Moeso op pp. 30-6. 852 Radik Utoyo Sudirjo 1984:19-41. 853 Over Arto Hady’s filmloopbaan Kristanto 2005, en over ‘Janur kuning’ Kristanto 2005:189.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1370

Verguisd en vergeten

baarheid. Een volgende scène toont Amir in vergadering met FDR-leiders waar wordt besloten tegen het nieuwe kabinet-Hatta te ageren. Die leiders worden met name genoemd, en zoals ook bij volgende meetings, zijn daar Aidit, Njoto en Soedisman present. Het verhaal introduceert dan Wiro, de jonge, fanatieke communist, en zijn geliefde Tini, aan wie hij vertelt dat zijn politieke overtuiging en de strijd voor een communistisch Indonesië boven zijn liefde voor Tini gaan. Daarna wordt de actie in de dessa getoond, waar overheid en FDR werven om de gunst van lokale bestuurders, en de FDR ook laster verspreidt over de Siliwangitroepen die pas zijn aangekomen uit West-Java. De staking in Delanggoe krijgt aandacht: agitatie van Maroeto Daroesman, de ellende die de kleine boer als gevolg hiervan ondervindt en die uitloopt op mishandeling door Wiro en zijn kameraden. En tot slot worden de nadelige gevolgen van de staking getoond, met als geluid daarbij Soekarno’s rede over Delanggoe. Een intermezzo toont Tini bij een bezoek aan haar ouderlijk huis, waar haar vader het communisme verwijt tegen God en de menselijke waardigheid te zijn, de Pantjasila te miskennen, te moorden en te martelen, en zijn volgelingen tot robot en marionet te reduceren. Tini vertrekt. De actie verschuift naar een communistisch kantoor in het buitenland waar een Oost-Europeaan Moeso en Soeripno opdracht geeft een sovjetstaat te vormen en diplomatieke betrekkingen ‘met ons’ aan te gaan. Vervolgens gaat het naar Solo, met de ontwapening van Mardjuki door Achmadi’s studentenleger met ook het vuurgevecht dat voorafging aan Mardjuki’s overgave. En ook Moewardi treedt op als spreker met een antiFDR-boodschap. Moeso landt en licht de FDR-leiding in over zijn plannen. Hij bezoekt Soekarno en Hatta en probeert vergeefs hen over te halen voor de Sovjetunie te kiezen. Tot slot zegt hij orde te zullen scheppen. In Solo brandt de pasar malam en Wiro en zijn geestverwant Mahar kijken tevreden toe. Ontvoeringen en moorden volgen; Moeso roept op tot een wildwest in Solo en het vestigen van een PKI-basis in Madioen. In een tussenscène treedt Soeharto voor het eerst op. Een collega-militair probeert hem over te halen de PKI-zijde te kiezen. Soeharto wijst dit resoluut af – het leger staat boven de partijen en steunt de wettige overheid. Het is zijn enige actieve optreden in de film; in een latere episode is hij slechts aanwezig bij een bespreking met Soedirman. Zijn reis naar Madioen wordt niet vertoond. De moord op Soetarto wordt gevolgd door de benoeming van Gatot Subroto tot militair gouverneur van Solo. Het beeld verschuift naar de ontvoerde Moewardi, die wordt aangesproken door Moeso, in aanwezigheid van een zwijgende Amir, die vraagt zijn Barisan Banteng op te roepen zich aan te sluiten bij de PKI. Moewardi weigert; ‘Ik ben een nationalist en opgevoed in

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1371

eerbied voor God’. Moeso lacht: ‘Goed. Boeng zal spoedig voor Hem staan.’ Wiro krijgt opdracht het vonnis te voltrekken. Tini kent Moewardi uit de tijd dat zij als verpleegster werkte. En vol emotie probeert zij Wiro te weerhouden. In een lange dramatische scène smeekt ze hem geen moordenaar te worden, en hun ongeboren kind – haar zwangerschap wordt hier voor het eerst genoemd – wordt ook als argument gebruikt. Wiro is onwrikbaar: Moewardi is een vijand; de partij kent geen medelijden. Tini omklemt Moewardi en Wiro schiet. Hij raakt eerst Tini, daarna Moewardi die in de al gegraven kuil valt. Wiro vertrekt en laat een zwaargewonde Tini achter. Mahar vindt haar, zij sterft en hij begraaft haar. Het begin van de actie in Madioen wordt getoond: het overleg, de voorbereiding en de pistoolschoten van Soemarsono waarmee de actie begint. Kort daaraan vooraf is er overleg tussen Moeso, Amir en Aidit, die hier voor het eerst actief optreedt. Moeso kondigt de actie aan, waarna Aidit vraagt wat er moet gebeuren als deze niet slaagt. En dan zegt Moeso: ‘Bij elke generatiewisseling in welk land dan ook, vooral in de opkomende staten, zal er een nieuwe revolutionaire of communistische beweging opkomen’. ‘In 1926 faalde ik met de communistische beweging in Nederlands-Indië, nu ben ik na 22 jaar studie van communistische tactiek en strategie terug. Als het nu misgaat moet kameraad Aidit hetzelfde doen als ik.’ En Aidit begreep dit. Als de situatie penibel is herhaalt Moeso nog eens zijn mening. Voor hem was het een strijd op leven en dood, en hij kijkt naar Aidit, als hij hem de taak toevertrouwt de strijd opnieuw op te nemen. En Aidit noemt de Pantjasila als groot beletsel voor communistisch succes. Moeso beveelt een nieuwe tactiek aan. Omarm nationalisten en islamieten en na de machtsovername kun je je van hen ontdoen. Aidit krijgt de opdracht te vluchten. Vanaf hier is er veel aandacht voor mishandeling, sadisme, moord en executies door de linkse troepen. De massamoord in Doengoes wordt verbeeld. Daarnaast wordt overleg in Djokja getoond en de opmars van Siliwangi. Mahar wordt gewaarschuwd door een eenheid-op-de-fiets dat ‘Nederlandse soldaten’ in de buurt zijn – een verwijzing naar de Siliwangi, waarmee ook de bevolking angst wordt aangejaagd, zoals in een latere scène blijkt. Gevechtshandelingen worden onderbroken door nieuw drama. Wiro’s nieuwe vriendin Fatma ontdekt in een groep te executeren gevangenen haar vader. Wiro beveelt haar hem dood te schieten. ‘Trouw aan de partij gaat boven alles!’ Mahar verlaat in Ponorogo de linkse troepen, uit afkeer van het bloeddorstige optreden. Bij zijn ouderlijk huis treft hij opnieuw Wiro die zijn ouders en zuster vermoordt. Mahar doodt Wiro en sneuvelt daarna. Moeso’s einde wordt verbeeld, zowel als de jacht op en arrestatie van Amir. En tot slot: Amir is aan een executiepaal gebonden met een zwarte blinddoek. Het is een stille

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1372

Verguisd en vergeten

ochtend, met dikke ochtendnevel. Een militair leest het vonnis van de militaire rechtbank voor. Hierna geeft hij het teken aan de commandant van het vuurpeloton om zijn plicht te vervullen. Er zijn nog enkele mannen die op hun executie wachten. Het vuurpeloton laadt zijn wapens. De commandant: Klaar! Neem het geweer! Richt! Amir mompelt, wellicht bidt hij. De commandant: Vuur!

En het beeld loopt over naar een strijdterrein in de ochtend, waar de TNI Nederlands vuur beantwoordt en Nederlandse vliegtuigen hun bommen laten vallen. En dit is het einde van de film. Waarom is de film niet gemaakt? Te veel aandacht voor het linkse ideeëngoed? De ongeloofwaardigheid van een figuur als Wiro? Te veel overdrijving in de slechtheid van de PKI? Wellicht zijn dit overwegingen die een afstandelijke beoordelaar kan verzinnen, maar die bij de totale verkettering van de PKI in de Orde Baru niet opgaan. Maar het kan ook zijn dat het script, met zijn talloze overgangen en gebeurtenissen, voor de doorsnee-kijker niet goed te volgen was. En hoe acteurs te vinden die de vele historische figuren geloofwaardig konden spelen? En wie kon de ongetwijfeld hoge kosten opbrengen? ‘Janur kuning’ was eerder bijna onafgemaakt gebleven door de oplopende kosten. Het historische beeld is duidelijk. Een aan Indonesië wezensvreemde ideo­ logie werd opgelegd, die God noch gebod erkende. Moeso bracht een plan uit Moskou mee, dat na zijn mislukking weer werd opgevat door Aidit. Amir werd verdacht gemaakt als Nederlands agent. Aidit was volop betrokken en moest het vaandel overnemen. Moewardi werd ter dood veroordeeld door Moeso, met stilzwijgende instemming van Amir. De machtsovername in Madioen was natuurlijk geen plaatselijke aangelegenheid. Moeso’s dood wordt getrouw verbeeld, maar waarop is het verloop van Amirs executie gebaseerd?854 Soe Hok Gie schreef in 1969 zijn doctoraalscriptie geschiedenis aan de Universitas Indonesia over ‘Madioen’ en zijn lange aanloop. Het is een afgewogen verslag, dat naast de bestaande literatuur een aantal interviews en de pers in Djokja, ook van de FDR, als bronnen benut. Dat zelfde jaar vond Soe de dood bij een bergtocht, de dag voor zijn tweeëntwintigste verjaardag. Hij kiest geen partij. De verklaringen voor ‘Madioen’ als provocatie, als voldongen feit, als deel van een communistische strategie vindt hij onbevredigend. De oorzaken zijn fundamenteler en liggen besloten in de maatschappelijke spanningen van een staat in revolutie: onvervulde verwachtingen en economische druk leidden tot groeiende radicalisering. Een conflict was zo onvermijdelijk. Slechts studie van alle sociale, economische, culturele en politieke

854

Arto Hady 1981.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1373

aspecten kan een verklaring verschaffen.855 Dat is natuurlijk terecht, maar ook ietwat gemakzuchtig, en Soe ontloopt zo een oordeel – begrijpelijk voor een scriptie in Indonesië in die tijd. Slametmuljana verschafte in zijn tweedelige geschiedenis van het Indonesische nationalisme vooral feiten en onthield zich in de toonzetting van een scherpe partijkeuze. Hij noemt tot slot de grote morele en materiële schade voor volk en staat. Wraakgevoelens werden opgewekt, die lang zouden voortwoekeren. Hij wijst op de moordpartijen van beide zijden, en noemt de honderden slachtoffers van de PKI in Doengoes. Madioen was een ‘nationale ramp, veroorzaakt door het Indonesische volk zelf’ – een droevig verhaal en een bittere les.856 Onghokham schreef in ‘Prisma’ in augustus 1978 een artikel over ‘Madioen’ dat zocht naar de basisoorzaken. Hij ziet die in de revolutie van onderaf, in het ‘lokalisme’ en de uitoefening van de volkssoevereiniteit op dat niveau. Een belangrijk aspect hiervan was de totstandkoming van de gewapende macht. Deze was niet ingesteld door de centrale regering, maar ontstond van onderop in menigvuldige vorm. Centrale controle op het functioneren was moeilijk op te leggen. Ook lokaal – in stad en dessa – gingen ontwikkelingen een eigen gang. De regering in Djokja kwam met reorganisatieplannen, maar de economische-crissisituatie en de internationale onderhandelingen die matiging vereisten maakten uitvoering zeer moeilijk. Hatta moest in 1948 zijn plannen uitvoeren en in Solo kwam het tot een eerste botsing, waarbij Siliwangi en Senopati tegenover elkaar kwamen te staan. De FDR-acties, Amirs agitatie, de staking in Delanggoe, Moeso’s komst en zijn Djalan baru – de conflictstof hoopte zich op. Pesindo in Madioen kwam in actie en meende uit een machtspositie te kunnen onderhandelen met Djokja, maar kreeg als antwoord een onverzoenlijke rede van Soekarno. Voor Moeso en Amir, die in Onghokhams weergave niet van de Pesindo-actie wisten, was er daarna weinig keus. Moeso’s antwoord was overigens wel een grote politieke fout: op dit niveau was hij kansloos. Soekarno en Hatta kozen consequent voor de nationale revolutie en faalden zo bij het bereiken van hun sociale idealen. Het alternatief was een strijd zoals in Vietnam geweest, die dertig jaar duurde. De Indonesische onafhankelijkheid, bereikt na ruim vier jaar, is daarom een historische verdienste, aldus Onghokham. Zijn analyse is interessant, en verfrissend in een verstikkend klimaat, maar overschat de lokale sociale revolutie, ook die in Madioen, waar de ‘nationale’ inbreng eveneens groter 855

Soe Hok Gie 1969, 1997. De scriptie is pas in 1997 in druk verschenen; er was geen uitgever die dat eerder aandurfde. De scriptie zelf circuleerde in diverse getypte/gefotokopieerde versies, en kreeg zo zijn verdiende faam. Ik gebruik de gedrukte versie, die getrouw de scriptie volgt. Zijn slotanalyse in Soe Hok Gie 1997:267-74. Een tweede en derde druk verschenen in 2005. 856 Slametmuljana 1969:256-69.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1374

Verguisd en vergeten

was dan hij beschreef.857 De Lembaga Studi Ilmu-ilmu Kemasyarakatan (Institute of Social Studies) gaf in 1983 een boekje uit over de drie communistische opstanden in Indonesië, dat relatief afgewogen verslag deed – en met een herdruk in 1988 aan een behoefte bleek te voldoen.858 Frederiek Djara Wellem schreef een biografie over Amir Sjarifoeddin die in 1984 in vijfduizend exemplaren klaar lag voor verspreiding, maar na een aanwijzing van hogerhand zag de uitgever Sinar Harapan af van uitgave. Aan ds. Harahap vertelde de officier van justitie dat de godsdienstige activiteiten van Amir te geflatteerd waren geschilderd. Dat is juist, en de politieke rol van Amir krreg onevenredig weinig aandacht – een bewuste keuze van de auteur, een jong theoloog.859 In de serie ‘Cerita sejarah’ (Geschiedenisverhalen) voor de oudere jeugd kreeg Amir in 1986 een eigen deeltje dat redelijk afgewogen stukjes biografie verschafte en waarin Moeso tot slot Amir overhaalde mee te doen bij het omverwerpen van Soekarno en Hatta.860 Sayuti Melik bundelde in 1986 zijn krantenserie met een persoonlijke visie op de historie van het communisme in Indonesië waarin hij de blaam voor Madioen geheel bij Moeso legde. Zijn persoonlijkheid was op strijd gericht en zonder kennis van zaken, met de machtsovername in Tsjechoslowakije als voorbeeld, deed hij een alles-of-niets-poging de macht over te nemen voor een Negara Republik Demokrasi Rakjat Indonesia (Democratische Volksrepubliek Indonesië) onder president Moeso en eerste minister Amir. Het was een ‘idiote’ opstand van een ‘idiote’ Moeso, van wie Sayuti overigens de moed en volharding bewonderde.861 Het dagblad ‘Jawa Pos’ plaatste van 18 september tot 18 oktober 1989 26 artikelen over ‘Madioen’, die in 1990 werden gebundeld als Lubang-lubang pembantaian (Slachtplaatsen). Zoals de titel al voorspelt, is er veel aandacht voor de PKI-wreedheden. Als bron daarvoor gelden vooral vraaggesprekken met ooggetuigen in het PKI-gebied rond Madioen. Dit lijkt de betrouwbaarheid wel eens aan te tasten, zodat eerder impressies dan feitelijke verslagen resulteren – met veel interessante informatie overigens. In een toegevoegd slothoofdstuk wijzen de samenstellers bekende factoren aan voor de PKInederlaag: de foute taxatie van de politieke verhoudingen, het gebrek aan volkssteun, de steun voor Soekarno, de ontijdige en onvoorbereide uitvoering, en, uit militair zicht, de actie van Soengkono’s troepen die de PKI-macht 857 858 859 860 861

Onghokham 1983. Lembaga Studi Ilmu-ilmu Kemasyarakatan 1983:23-34. F.K.N. Harahap z.j.:238; Wellem 1984. Miharja 1986. Sayuti Melik 1986b:277-301.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1375

Spotprent Wim van Wieringen in ‘De Vlam’, 25-9-1948. Het jonge Indonesia wordt bedreigd door de Amerikaanse leeuw en de Russische beer.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1376

Verguisd en vergeten

van zijn bases op de Goenoeng Wilis afsneed.862 In de grote Ensiklopedi nasional Indonesia wordt afgewogen verslag gedaan van de ‘Peristiwa Madiun’. Een uitspraak over de aanzet – lokaal of centraal – wordt ontlopen. De executies door de PKI van ambtenaren en gevangenen worden gemeld.863 In de geschiedschrijving na de val van Soeharto zijn geen nieuwe visies te ontdekken. Atmadji Sumarkidjo volgt Kahin en Himawan Soetanto in afgewogen bewoordingen.864 Imam Yudotomo, in een pamflet over de toekomst van links in Indonesië, levert harde kritiek op de PKI, ook over 1948. Moeso kwam met een plan uit Moskou voor gewapende opstand en viel de Republik in de rug aan. De PKI kwam ontijdig in actie, de voorbereidingen waren nog niet afgerond. De psychologische fouten maakten dat het volk voor Soekarno en Hatta koos.865 Westerse visies De Legervoorlichtingsdienst in Den Haag schreef in zijn weekblad ‘Oriëntatie’ al op 24 september 1948 over ‘De rode machtsgreep’. Het zag een zorgvuldig beraamde strategie van communistische zijde, ingezet met Soeripno’s consulair verdrag, waarmee de regering Hatta nogal in haar maag zat. Het verdrag stelde Soeripno ook in staat Moeso terug te brengen naar Djokja – deel van de opzet. Hatta verlegde zijn koers, maar hij weifelde eerst. Hij liet wel Tan Malaka vrij, als versterking van het anticommunistische front. Maar Tan Malaka wenste evenzeer een politieke machtsgreep – deze tegenweer lijkt op het ‘uitdrijven van de duivel door Beëlzebub’. Maar het besef daagde dat in Madioen een onverbloemde aanval op het gezag was ondernomen, en resoluut werd hiertegen gehandeld.866 Twee weken later werd geconcludeerd dat het communisme in ZuidoostAzië zijn eerste nederlaag had geleden. Opvallend was Moeso’s keuze voor de bezetting van Madioen, en niet zoals zijn partijgenoten in de regio voor het vestigen van guerrillabases. Dat kan nu volgen, maar het gebrek aan volkssteun voorspelt geen succes. Internationaal is Hatta’s positie versterkt, vooral door de verworven Amerikaanse goodwill. Er is zo ook weer zicht op het hervatten van de onderhandelingen.867 862

Maksum, Agus Sunyoto en Zainuddin 1990:173-8. Dwi Purwoko 1990a. Ditzelfde ook in het trefwoord Muso (Soebagijo en Danan P. 1990). 864 Atmadji Sumarkidjo 2000:31-8. 865 Imam Yudotomo 2001:20-3. 866 ‘De rode machtsgreep’, Oriëntatie, Algemeen Overzicht voor de Strijdmachten ter zee, te land en in de lucht 1-35(24-9-1948):1-4. 867 ‘Na de herovering van Madioen’, Oriëntatie 1-38(15-10-1948):5-8. 863

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1377

Voor het rechtse Haagse weekblad ‘Op Wacht’ was er geen reden de Republiek vriendelijker te benaderen nu deze optrok tegen de communisten. De Republiek blijft schuldig aan terreur, roof, omkoperij en bedrog. De strijd moest Nederland de aanleiding verschaffen op te treden en zijn verantwoordelijkheid voor rust en orde in geheel Indonesië te nemen.868 De juichtonen over Hatta’s zege waren misplaatst, volgens het blad. Hij boekte slechts een plaatselijk succes. Grote delen van de Republik zijn in communistische handen. Hatta’s soldaten lopen met bataljons tegelijk over naar de communisten. De gevechtswaarde van de TNI is gering; de strijd wordt maar ‘slapjes’ gevoerd. Tan Malaka, een van de gevaarlijkste figuren van het communisme is niet uitgerangeerd.869 Een vertrouwelijk rapport van de Dienst voor Legercontacten in Batavia van 23 oktober reageerde al heel snel op de nieuwste ontwikkelingen. Het signaleerde de communistische infiltratie van de TNI, waarbij Tan Malaka’s invloed in West-Java groot was – en zijn invloed in de Brigade Tjitarum strekte zich evenzeer uit tot de Siliwangidivisie. Het zwaartepunt van de PKI-Moskou lag in Midden-Java bij de vierde divisie. De gebeurtenissen in Solo in september 1948 worden verklaard als ‘een provocatief optreden al of niet op last van de regering’ – door middel van GRR en Siliwangi – ‘met de bedoeling om de Moskou-aanhangers van Moeso uit Solo te gooien. In dit doel is men geslaagd.’ De opstelling van Soengkono wordt van beslissend belang geacht voor de uitkomst van het conflict. Hij heeft weliswaar zijn trouw aan de regering betuigd maar vrijwel geen actie ondernomen. Hij wil wellicht de eigen positie als onafhankelijk machthebber in Oost-Java versterken.870 Van die zijde is in een geheim rapport ‘De P.K.I. en de voormalige T.N.I.’ van 29 maart 1949 een trefzekere opsomming te vinden van de redenen voor het falen van de opstand – een positieve uitzondering in de vaak dubieuze uitleg die de Nederlandse intelligence verschafte. De uitblijvende steun van Soengkono, de snelle inzet van Siliwangi, de slechte materiële voorbereiding van de PKI-troepen en ‘het niets ontziende optreden van de PKI-rebellen’ nam de bevolking tegen hen in ‘als gevolg van de rampok en terreur, tot welke toevluchten de voedselnood de opstandelingen had genoopt’.871 868

‘Geen vriendschap geen samenwerking; Niet met de communisten maar ook niet met Djocja’, Op Wacht 5-256(23-9-1948). Soortgelijk in ‘De Islam vormt geen barrière’, Op Wacht 5258(7-10-1948). 869 ‘Commentaar van de week; Ten zoveelste male voorbarig gejuich’, Op Wacht 5-259(14-101948). 870 Dienst voor Legercontacten, ‘De T.N.I. “de facto”’, Batavia, 23-10-1948, in CAD, GG 44. Deze provocatietheorie komt al in het kort voor in NEFIS-publicatie 90, ‘De Republikeinse weermacht en de communistische ongeregeldheden op Java’, 23-9-1948, in NIB 15:183. 871 Deze nota in NA, AS 3979. Deze analyse lijkt schatplichtig aan de informatie in CMI, ’Interrogatie-raport van de ex-Gen.Maj. D. Kartasasmita’, Batavia, 30-10-1948, in NA, HKGS GG

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1378

Verguisd en vergeten

Een voorbeeld van de gekleurde informatie verschaft een lange nota over Tan Malaka, waarin over de opstand wordt geschreven: Moeso beging de grootste fout van zijn leven door gehoor te geven aan de influis­ teringen van Amir Sjarifoeddin. Laatstgenoemde, vervuld van wraakgevoelens jegens de laatste Hatta-Masjoemi-regering, waarvoor hij het veld had moeten ruimen, moet Moeso de indruk hebben gegeven, dat de omstandigheden gunstig waren voor de ‘sociale revolutie’. Onbewust van het feit, dat hij zich hiermede aan Amir uitleverde, stemde Moeso met deze zienswijze in, zonder acht te slaan op Alimin’s tegenwerpingen. Amir maakte van deze meevaller gretig gebruik en liet onverwijld de actie (Sept. 1948) inzetten, zonder zich er van te overtuigen, of men met de voorbereidingen te Madioen, de toekomstige hoofdstad van de ‘Sovjetrepubliek Indonesië’, gereed was gekomen.872

Voor ‘De Ronde Tafel’ is bij de ‘communistische brand’ de voornaamste vraag of sprake is van ‘een binnenbrandje’ dan wel ‘the real thing’. Het lijkt op een ‘aardig opgezette sandiwara [toneelstuk], waarin bijna alles voorkomt wat den indruk van echt toneel kan wekken’. Het is een ‘knap geënsceneerde, hoewel misschien ietwat uit de hand gelopen, vertoning’. Soekarno en Hatta willen zich presenteren als nationalisten, die het communisme bestrijden. ‘En straks zullen dan ook de “communistenbestrijders” van de republiek naar voren worden geschoven als de “redders van Indonesië”of zo iets.’ ‘De vrees dat we deze humbug zullen moeten beleven, is geenszins ongegrond. Er zijn al tekenen, die er op wijzen. Maar hoe dubbel bedrogen, zal men dan ditmaal uitkomen.’873 Twee weken later constateerde het blad ‘Wat verwacht werd, is gebeurd’. Washington juicht en wil dat Nederland gaat onderhandelen met medestanders in den strijd tegen het rode gevaar in Zuidoost-Azië. Fataler misvatting is nauwelijks denkbaar. Men durft zelfs te wedden op Tan Malakka, blind als men is voor het feit, dat ook deze “Trotskyistische” adviseur en medestander van Soekarno slechts één eindstreep voor zich ziet: de wereldoverheersing door zijn vrienden in Moskou [...].874

In de openbare sfeer ook leverde ‘De Vlam’, een onafhankelijk radicaalsocialistisch weekblad snel commentaar en analyse. Het is te gemakkelijk de opstand af te doen als een door Moskou’s agent Moeso geïnspireerde actie. Deze heeft een basis in de Indonesische realiteit en in de verstrengeling van nationale en sociale onafhankelijkheidsstrijd. De mogelijkheden tot geleide­ lij­ke sociale hervorming zijn door het Nederlandse optreden afgesloten. De 38-6165. 872 CMI-publicatie ‘Tan Malakka’, 26-2-1949, p. 6, in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-294. 873 ‘Wiens brand’, De Ronde Tafel 3-52(1-10-1948):1. 874 ‘Wie regeert?’, De Ronde Tafel 3-53(15-10-1948):1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1379

Indonesische linkerzijde is nu in de armen van Moeso gedreven – zijn te verwachten nederlaag is een verzwakking van de vooruitstrevende krachten.875 Darsono, de PKI-veteraan uit de jaren twintig, schreef in ‘De Vlam’ over Indonesië. Hij kende Moeso – zijn aanwijzing zal, vreesde hij, de PKI naar de ondergang leiden. Hij is iemand wiens moed boven alle twijfel staat. Waar gevochten wordt, daar voelt hij zich in zijn element en daar is hij de ideale figuur van een leider. […] Niet de theorie, maar de daad verandert de wereld, dit was zijn lijfspreuk. Voor een Indonesiër is hij groot en heel breed van lichaamsbouw, wat zijn optreden op vergaderingen indrukwekkend maakt.

De PKI is bezig zijn goede naam te verspelen. De brede massa zal de Republik volgen. ’De actie in Madioen zal tot de isolering van de PKI leiden. Het verwijt van verraad treft niet de Republiek, maar de PKI zelf.’ De actie is onbegrijpelijk. Na een onwaarschijnlijke zege op de Republik, zal Nederland aanvallen en daarna ook het Amerikaanse leger.876 De PKI had in Nederlands gebied moeten aanvallen. ‘Dit heeft zij niet gedaan, haar daad is daarom contra-revolutionnair en geen zinnig mens kan haar politiek verdedigen.’877 ‘Blijf op de Hoogte!’, ter informatie van Nederlandse officieren door de Legervoorlichtingsdienst in Batavia samengesteld, gaf al in oktober 1948 redenen voor de mislukking: Verder kan men de vraag stellen, waarom Madioen zo spoedig is prijs gegeven. Hierop zijn naar het ons voorkomt, twee antwoorden: In de eerste plaats is de opstand onder leiding van Madioen en Alimin, gelijk in 1926, in Solo en Madioen te vroeg losgebroken. Vele potentiele medestanders in andere plaatsen waren daardoor nog niet klaar met hun voorbereidingen. In de tweede plaats bleken, zooals bij alles wat men aan republikeinse zijde te zien heeft gegeven, totaal onvoldoende verbindingen te bestaan, waardoor ieder maar zoo’n beetje op zichzelf en vaak tegen uitdrukkelijke orders van de leiding in werkte. En in de derde en zeker niet de minste plaats zijn maar zeer weinigen bereid, werkelijk te vechten.878

In een vroege analyse noemde J. de Kadt de ‘commune van Madioen’ een ‘voorbarige actie van al te radicale Moeso-communisten, doch toen deze actie er eenmaal was, konden Moeso en de zijnen zich niet afzijdig houden en toe­zien dat de republikeinse regering deze groep communisten gewa­ penderhand zou bedwingen’. Zij begonnen de strijd met de regering-Hatta, 875

‘Het einde van een illusie’’, De Vlam 4-39(25-9-1948):3. Darsono, ‘Wat nu?; Toenemende verwarring in Indonesië’, De Vlam 4-41(9-10-1948):4. Deze opvattingen herhaalt hij in Darsono, ‘Bij Moeso’s dood’, De Vlam 4-47(20-11-1948):8-9. 877 Darsono, ‘Strijd voor de democratie in Indonesië’, De Vlam 4-45(6-11-1948):4. 878 Spectator, ‘De afgelopen week’, Blijf op de Hoogte!, 10-10-1948:2. 876

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1380

Verguisd en vergeten

die voldoende troepen kon mobiliseren om de opstand neer te slaan. In de strijd om de gunst der volksmassa’s had de regering een bondgenoot in Tan Malaka ‘en de zijnen die hun radicaal-socialistische propaganda regelrecht tegen de communistische opstandelingen richtten’.879 Paul Kattenburg constateert een versterking van de PKI na Renville. De opposite daartegen verschafte ‘sudden respectability, effective leadership, strong support from organized labor and youth groups’. Amir Sjarifoeddin nam de leiding van de partij. Zijn motieven waren onduidelijk – en hij werd ook gezien als een agent-provocateur. Met Moeso kwam de ontwikkeling tot een climax. ‘The obviously premature and ill-staged armed attempts’ werden snel onderdrukt.880 Andrew Roth weerlegt de Franse en Nederlandse propaganda over een Kominform voor Zuidoost-Azië en Bangkok als centrum van Sovjetacties in de regio. Het was propaganda en ondermaats journalistiek werk. Wel ziet hij Madioen als passend in Moskou’s time-table, die waarschijnlijk in Calcutta was vastgesteld. Maar het resultaat ‘has been to splinter the left and discredit and isolate the Communist sector of it’.881 ‘Far Eastern Survey’ publiceerde in november 1948 twee artikelen over de opstand. Virginia Thompson en Richard Adloff verschaffen de feiten over achtergrond en aanloop, waarin over ‘Tanmalaka’ wordt gemeld dat hij evenals Alimin in november 1945 terugkeerde en dat zij samen de PKI reactiveerden. Tan Malaka zette met zijn Volksfront in op een compromisloze koers, waarin de socialisten en Masjumi niet meegingen. In maart en juli 1946 werden hij en zijn aanhangers vastgezet. Hun overzicht is verder correct. Zij noemen ook al twee oorzaken voor de opstand: de economische blokkade en de toegenomen Sovjetbetrokkenheid bij Indonesië. Kahin vulde dit aan.882 Ronald Stuart Kain schreef in 1949 een artikel dat ‘Madioen’ een ‘first-class disaster to the orthodox communist movement in the East Indies’ was. ‘Bent on transforming the archipelago into a Soviet paradise, they found themselves ruthlessly sacrificed on the altar of Moscow’s cold war against the West’. Hij volgt de communistische beweging, waarbij Tan Malaka het onderspit dolf tegen de stalinisten uit Australië, Nederland en Moskou. Met Moeso’s komst werd koers op een machtsgreep gezet; deze wilde een Nederlandse aanval provoceren. Met dat laatste wilde Moskou het succes van het Marshallplan tegengaan. Door Zuidoost-Azië in chaos te storten zou de export van grondstoffen tot stilstand komen. Een Nederlandse aanval zou Moeso de kans verschaffen in een illegale strijd de macht van de nationalisten over te nemen. Het 879

De Kadt 1949:154-6, 1989:135-7. Kattenburg 1948. 881 Roth 1948, in dezelfde geest Briggs 1948. 882 Thompson en Adloff 1948. Hun monografie (1950) verschaft spaarzame feiten en volgt verder Kahin 1948. 880

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1381

werd een fiasco – Nederland trapte niet in de val, en Moeso stak de Republik in de rug. Moeso en Alimin werden gedood. Setiadjit en Maroeto Daroesman waren nog in de bergen; na de Nederlandse aanval konden zij zich handhaven en met TNI en trotskistische troepen van Tan Malaka om de macht strijden. Zolang de economische situatie zo slecht bleef en Nederland en de Republik blijven oorlogvoeren had het communisme een kans terug te keren.883 George McTurnan Kahin leverde in ‘Far Eastern Survey’ in november 1948 al het verslag van de Madioencrisis en zijn nasleep, waarmee hij vooruitliep op zijn in 1952 verschenen Nationalism and revolution in Indonesia dat tot op heden als overzichtswerk zijn gelijke niet heeft. Hij was zelf in de periode van de Madioenopstand in de Republik, en combineert eigen ervaringen, interviews en primaire bronnen tot een verslag en analyse. Hij is de belangrijkste bron voor het PKI-document dat in Amirs huis in Djokja was gevonden en dat in zijn originele versie niet is overgeleverd. Mede op basis hiervan concludeert hij. In general by mid-September 1948, the leaders of the new PKI had only begun to reorganize and strengthen their organization. They did not expect to be able to act with anything approaching their full effectiveness for at least another six weeks. They still had not given up the idea of winning power through legal or quasi-legal political pressure. There is no doubt that concurrent with these plans for winning power short of force they were also making preparations to seize power by violence if that should prove necessary.884

Naar Kahins oordeel liepen de ontwikkelingen tijdens Moeso’s propagandatournee uit de hand in Solo en Madioen. De pro-PKI-militairen namen het initiatief, met als gevolg een ‘ill co-ordinated and poorly executed revolt against the Republican government’. Moeso en zijn gezelschap konden slechts haastig afreizen naar Madioen en zich neerleggen bij een voldongen feit.885 Met de nodige nadruk herhaalt Kahin dat de Pesindo ‘on their own, without the consent or knowledge of the top leadership of the PKI’ in actie kwam.886 De PKI-leiding had geen keuze dan mee te gaan, op hoop van zegen.887 Het is Kahin ontgaan dat Setiadjit en Wikana in Madioen ter plekke waren en het besluit tot actie ondersteunden, zo niet namen.888 Zij droegen 883

Kain 1949. Kahin 1952:284. 885 Kahin 1952:286-7. 886 Kahin 1952:290. 887 Kahin 1952:291-2. 888 Kahin 1952:286 verwijst wel naar het verslag van de Antara-fotograaf over de PKI-rondreis, maar het zinnetje over het vroegtijdige vertrek van Setiadjit en Wikana naar Madioen heeft hij niet opgemerkt. 884

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1382

Verguisd en vergeten

ook verantwoordelijkheid voor Soemarsono’s radiorede op 18 september, waarin hij zijn actie wereldkundig maakte. Soekarno nam de handschoen op, en Moeso antwoordde – daarmee stond het conflict op scherp; de wapens zouden de uitkomst bepalen. Moeso werd dus niet tegen zijn zin, na Soemarsono’s eigenmachtig optreden, in een duel met Soekarno betrokken. Kahins verslag van de strijd tussen TNI en PKI is beknopt, en laat die strijd zich bijna geheel afspelen in en rond Madioen.889 De executie van de PKI-leiders op 19 december werd niet eens vermeld.890 Als oorzaken voor de PKI-nederlaag noemt Kahin allereerst dat ‘its leaders had been prematurely stampeded into action for which they were not prepared’. Het fusieproces was nog onvoltooid, de reorganisatie nog in volle gang. Maar zelfs een sterkere PKI zou, volgens Kahin, niet zijn geslaagd. De Republik en zijn president Soekarno genoten veel steun, waartegen Moeso niet opkon. De aanhang onder boeren, arbeiders en militairen was aanzienlijk, maar toen deze werd gevraagd om de PKI te volgen in een opstand, haakte een flink deel af. De stap van protest naar opstand zetten zij niet, met noodlottige gevolgen voor de partij.891 Kahin zette voorlopig de norm. De westerse auteurs voegden voorshands weinig aan zijn analyse toe.892 889

Kahin 1952:299-300. Hij vermeldt dat de PKI zich bij zijn aanval op Ponorogo op 4 oktober achter een levend schild van tweeduizend burgers verschool, van wie vijfhonderd omkwamen. Dit gegeven is nergens anders te vinden. In Kahin 1948:261 heeft hij meer aandacht voor de guerrillastrijd. 890 Kahin 1949 meldt dit wel, evenals de dood van Tan Malaka, die in 1952 ongenoemd blijft. De aandacht voor de guerrilla in 1949 is gering. Anderson 2003:xv merkt dit ook op en wijt dit, ten onrechte, aan Kahins onwetendheid over hun lot. 891 Kahin 1952:301-3, eerder al in Kahin 1948 en daarna in Kahin 1953:97-9. 892 McVey 1954:63-5, 1957:70, 1964:178; Alers 1956:188-97; Kennedy 1957:464-5; Brimmell 1959:232-6; Fischer 1959:113-4; Sutter 1959, II:563-70; Alistair M. Taylor 1960:144-6; Brackman 1963:80-101, die uit zijn journalistieke ervaringen in die tijd wel een aantal details invoegt; Van der Kroef 1965a:33-7; Hindley 1966:20-1; McLane 1966:403-8; Verkuyl 1966:77-81, 1983:17480, met persoonlijke ervaringen; Ray 1967:153-5; Dahm 1971:132-6; Legge 1973:229-32; Dake 1973:10-2; Palmier 1973:133-7; Tas 1973:191-3, 1974:202-4; Pluvier 1974:479-81; Mortimer 1974:38; Penders 1974:125-7; Reid 1974a:140-7; Pluvier 1978:96-8; Van der Kroef 1981:33; Oey Hong Lee 1981:190-1; McMahon 1981:242-4; Corsino 1982:59-61; Bank 1983:380-8; Penders en Sundhaussen 1985:40-1; Rose 1987:149-50; Levine 1995:44-5; Giebels 1999:453-6; Ricklefs 2001:280-1; Gouda 2002:279-80; Vickers 2005:109-10. Tot deze school behoort ook Van den Doel 2001:307-9 die iets te lichtvaardig concludeert dat de opstand ‘voorbij [was] voordat zij goed en wel begonnen was’. De latere auteurs benutten ook D. Anderson 1976b. Critchley 1997:66-8 onderschrijft Kahins visie uit eigen ervaring. Hij laat Amir bij het begin van de opstand in Djokja vertoeven en noteert uit eigen waarneming ‘his surprised concern’… Afwijkend zijn Macmahon Ball 1952:159-60; Trager 1959:263-8; Mintz 1959:212-4, 1965:92-5. De Indonesiër Hartono schreef in 1959 in de Verenigde Staten zijn Master’s Thesis en verschaft een goed overzicht. Naar zijn oordeel (pp. 106-8) ontbrak het aan volkssteun voor de revolte, de organisatie was zwak, de programmapunten negatief. De zwakke leiding faalde en kwam te laat in actie. Te veel buitenlandse ideeën werden toegepast. Zijn landgenoot Sinaga 1960:30-48 volgt in zijn Amerikaanse Master’s Thesis vooral Kahin, zoals ook Dorodjatun Kuntjoro-Jakti 1984:5-6, 10-3 (met enige diepere oorzaken).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1383

De Duitser Hans Bräker, kenner van Islam en Ruslanddeskundige, verschafte in 1971 een eigen visie die de sturende hand van Moskou in sterkere mate ziet dan zijn collega-auteurs. Amir is voor hem een ‘ausgeprägter Opportunist’, geleid door persoonlijke ambities; de man achter het plan zonodig met geweld de macht te heroveren. Moeso zette in op een andere koers. Hij wenste een vreedzame machtsovername, via een Front Nasional. Ook zijn rede in Madioen was in die toon gezet. Na de onrust in Solo was de geest uit de fles en kon hij de radicale actie in Madioen niet meer tegenhouden – hij zag nog slechts kans in een vlucht naar voren. De opstand was van begin af aan tot mislukken gedoemd; alleen Madioen en omgeving werd beheerst. Soekarno’s regering werd gesteund door het volk. Bräker haalt de feiten uit Kahin en Brackman en dit beperkt zijn mogelijkheden tot een afgewogen analyse – maar hij waagt wel een eigen poging.893 David Anderson was de eerste na Kahin die uitgebreid inging op de Madioenopstand in zijn dissertatie over de rol van de militaire organisaties in Oost-Java tussen 1945 en 1948. Hij voegt waardevolle visies en details toe, die de feiten en de analyse van de beweging verhelderen, maar in zijn slotsom zit hij er mijns inziens naast. Ook hij ziet de opstand als een lokale zaak, die het bekende voldongen feit opleverde.894 Hij hecht geloof aan Alers’ bewering dat de PKI-top een verzoenende boodschap naar Djokja had gezonden, die de weg naar een compromis leek te openen.895 Dit zijn voor hem mede redenen de opstand niet te zien als een ‘unsuccessful leftist bid for allout revolution in Indonesia’, maar als ‘an internal crisis of military politics’. Hierbij stonden ‘hinterland Javanese units, determined to preserve a mass populist army, and a high command no less determined to bring the field units under greater central control’ tegenover elkaar. De politieke partijen stonden aan de zijlijn.896 Natuurlijk speelden de interne militaire verhoudingen een rol, maar de nieuwe PKI-koers onder Moeso bracht het conflict op een ander niveau. Anderson gaat er overigens ten onrechte van uit dat de regering in Djokja zich militair superieur achtte aan de opstandige strijdmacht. Dit is des te opmerkelijker waar hij de loyaliteit aan het centrale gezag van de Oost-Javaanse divisie van Soengkono veel dubieuzer suggereert dan deze in werkelijkheid was. Al kort na het begin van de opstand werd met de ontwapening van FDR-eenheden en de arrestatie van hun leiders door Soengkono het perspectief voor een succesvolle opstand aanzienlijk geringer. Ook de militaire bijdrage van Soengkono’s troepen aan de onderdrukking 893

Bräker 1971:354-61. Het hoofdstuk over ‘Madioen’ uit D. Andersons dissertatie is als artikel verschenen. Ook Anderson (1976:26) heeft het verslag van de Antara-fotograaf gelezen, zoals afgedrukt in Pacific, 9-10-1948. De regel over het voortijdige vertrek van Setiadjit en Wikana staat ook hier in. 895 D. Anderson 1976b:27. 896 D. Anderson 1976b:53. 894

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1384

Verguisd en vergeten

van de opstand was niet louter symbolisch.897 Een te verwachten ander geluid kwam uit Oost-Duitsland. In een met romanelementen opgefleurd verslag is Hatta de kwade genius die na de komst van Moeso en lezing van diens programma, zo suggereren de auteurs, in Solo met kidnaps door Siliwangi de keten van gebeurtenissen in gang zet, die naar ‘Madioen’ leidt. In Madioen werd spontaan gerageerd en kon Soekarno, onder Hatta’s invloed, de verhouding op scherp zetten. Nederland hield zich afzijdig, waardoor de Republik zijn troepen kon inzetten tegen de PKI. ‘Tausende starben unter den Kugeln der Exekutionskommandos. Indonesien wurde in der kritischen Phase seiner treuesten und opferwilligsten Kämpfer beraubt.’898 Rudi Kreutzer schreef in 1980 een doctoraalscriptie, die ook werd gepubliceerd als Nederlandstalig artikel en als Engelstalig paper in beperkte oplaag. Hij is de eerste die stukken uit Nederlandse archieven gebruikt, hij interviewt enkele PKI-bannelingen in Nederland, die bij ‘Madioen’ waren betrokken, en kent ook Soemarsono’s verslag. Kreutzer rangschikt zijn beknopte verslag rond een aantal kernpunten als de rol van Amirs kabinet, Hatta’s rationalisatiepolitiek, Soeripno’s consulair verdrag, Moeso’s terugkeer en de gang van zaken in Solo en Madioen. Kreutzer kiest duidelijk partij: tegen de ‘sluwe’, ‘anti-kommunistische’ en ‘volkomen onbetrouwbare’ Hatta, die bezig was met ‘een plan om de nog jonge Indonesische staat aan het Amerikaanse imperialisme uit te leveren’. Zonder voorbehoud neemt Kreutzer bijvoorbeeld ook Vaillands verslag over. Hatta werkte samen met de ‘westers-georiënteerde beroepsofficieren onder leiding van Simatupang en Nasution’ in de rationalisatieplannen. Deze samenspanning tegen de communisten kreeg steun van de ‘Tan Malaka Trotskisten’ – ‘deze lieden koesterden een blinde haat tegen de FDR’. Na de terugkeer van Moeso leek de PKI een grote toekomst tegemoet te gaan; Hatta’s anticampagne werd dan ook steeds feller. De strijd in Solo werd door Hatta en de Siliwangi geprovoceerd, en de FDR teruggeworpen op zijn laatste sterke basis Madioen. Kreutzer noemt Soemarsono’s ontmoeting met de tournerende PKI-top en de instructies die hij dan krijgt, zo ook de aanwezigheid van Setiadjit en Wikana in Madioen. Hij concludeert niettemin dat de plaatselijke leiders in hun radioboodschap op eigen initiatief tot revolutie in de gehele Republik hadden opgeroepen. De inderhaast gearriveerde PKI-top kreeg te maken met een onverwachte situatie. Voor zij kon reageren had Soekarno zijn rede al uitgesproken en was er geen weg terug. Het compromisaanbod dat Kreutzer als feit aanneemt was hiermee afgewezen. Moeso’s harde reactie leidde volgens Kreutzer tot onderling meningsver897

Anderson wordt nauwgezet gevolgd door Dwi Pratomo Yulianti 2005:126-45. Deze auteur vertaalde Andersons ‘Indonesia’-artikel ter Indonesische publicatie (Anderson 2003). Ook Coen Husain Pontoh 2005:82-3, 93 volgt Anderson. 898 Thürk en Weidemann 1975:82-8 (citaat p. 88).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1385

schil. Moeso werd min of meer opzijgezet. Als bewijs hiervoor noemt hij dat andere officiële verklaringen van Moeso niet bekend zijn en andere leiders zich verder gematigd uitlieten – waarbij Kreutzer het een en ander over het hoofd ziet. Voor hem is het duidelijk dat er in Madioen geen staatsgreep heeft plaatsgevonden. ‘Hoogstens mag men spreken van een “stadsgreep”.’ De FDR/PKI wilde slechts ‘het offensief van het door Hatta, Nasution en de Masjumi-leiders gevormde reaktionaire en kontra-revolutionaire blok stoppen’. En het slot was dat ‘Indonesië een aantal van zijn beste revolutionairen [verloor], werkelijke strijders voor de belangen van de bevolking, en kwam Indonesië [...] onder het juk van het Amerikaanse imperialisme’.899 In de lijn van Kreutzer schrijven Julie Southwood en Patrick Flanagan, die op basis van Vaillands verslag en andere gegevens concluderen dat ‘Madiun was a deliberate attempt to crush the PKI’. Verder is ‘indirect evidence in support of American involvement’, ‘not least because of its compatibility with the guiding aims of American policy in Indonesia’. Hatta zette de zaak op scherp – en de ‘provocatie’ was daar. In het Amerikaanse optreden na de Madioenaffaire, met de ruimhartige steun aan Hatta, wordt een aanwijzing gevonden dat al daarvoor zo’n scenario in de maak was. Dit lijkt niet het geval.900 Törnquist in zijn neo-marxistische analyse van de ondergang van de PKI ziet de militante Moeso-aanpak ook vertaald in de praktijk met landbezetting en stakingen, en pogingen een nationaal front te vormen. Ondanks de overeenstemming in politieke denkbeelden met Tan Malaka kwam er geen samenwerking tot stand – als ‘old main opponent’ van 1926 was dat onmogelijk. Tan Malaka werd afgedaan als trotskist. ‘A somewhat more apt name would have been Titoist’. ‘The Hatta government used the new PKI strategy as an excuse for an open counter-attack’. Een lokale actie in Madioen liep uit de hand, en de PKI-leiders moesten volgen.901 Van een ander niveau is de nauwelijks bekende doctoraalscriptie van Herman Abels, die een gedegen overzicht produceerde, de bestaande literatuur zorgvuldig rangschikte en dat aanvulde met een beperkte hoeveelheid archivalia en enkele interviews. De pers in de Republik gebruikte hij niet; alleen de neerslag daarvan in ‘De Locomotief’ en ‘Het Dagblad’. Soemarsono’s 899

Kreutzer 1980, 1981, 1984. Een Indonesische vertaling verscheen in 1988 onder het pseudoniem John Easton, buiten medeweten van Kreutzer. De uitgave van 1984 wijkt af van de andere. Kreutzer schrijft hierin dat door ‘unauthorized re-editing and reformulating of the conclusions’ ‘some unwarranted bias to the text’ was ontstaan. Een flink deel van de hier aangehaalde adjectieven en een aantal waardeoordelen is weggelaten. De algemene conclusie blijft wel overeind. Volgens Kreutzer (telefonische mededeling) was Ernst Utrecht verantwoordelijk voor de ‘aanpassingen’. 900 Southwood en Flanagan 1983:25-30. 901 Törnquist 1984:61-3.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1386

Verguisd en vergeten

verslag haalt hij uitgebreid aan. Hij begint zijn overzicht bij de Proclamatie en volgt de linkse lotgevallen tot het debacle in Madioen. Zijn conclusies zijn voorzichtig, zoals een doctoraalstudent betaamt. Abels vindt geen redenen om te twijfelen aan Soemarsono’s verklaring – met deze zin volstaat hij – en dus volgt hij diens weergave dat de PKI-leiding op de hoogte was van de plannen, daarmee instemde en deze via Setiadjit en Wikana ter plekke zelfs in gang zette op 18 september.902 De consequenties hiervan ontgaan Abels echter: later spreekt hij van ‘wat in eerste instantie niet meer was dan een lokale machtsovername’.903 In zijn conclusies ziet Abels de Madioenopstand als een wisselwerking van provocaties – van de regering-Hatta, en een PKI die zich liet provoceren.904 The road to Madiun van Ann Swift werd in 1989 uitgegeven – een vrijwel ongewijzigde herdruk van haar MA thesis uit 1972, die in de tussentijd niet werd gebruikt door andere auteurs over ‘Madioen’. Zij baseert zich vooral op de in Djakarta verschenen kranten en op door Kahin verzameld materiaal. Archiefmateriaal is niet benut, interviews zijn niet afgenomen, terwijl de pers in de Republik slechts minimaal werd geraadpleegd. Curieus is dat nergens wordt vermeld of verantwoord dat sprake is van een uitgave van een manu­script dat meer dan vijftien jaar op de plank had gelegen. Met zijn tekortkomingen is het een verdienstelijk overzicht van de FDR-lotgevallen in 1948, na de val van Amirs kabinet, die tenslotte leidden tot de confrontatie in Madioen. Swift begint haar ‘Epilogue and Conclusion’ met ‘Who was responsible for Madiun? So many myths have grown up and so many problems remain unsolved that the question will probably remain to puzzle historians for years to come.’ Moeso’s komst had in elk geval dramatische gevolgen. Hij bracht de PKI in stalinistisch gareel, en riep daarmee een tegenreactie op bij de regering. Een wisselwerking van beeldvorming en acties bracht beide partijen steeds dichter bij een conflict. Onder de subtitels ‘American Provocation’, ‘The Moscow Plot’ en ‘The Misfire Theory’ rangschikt zij de theorieën over de aanleiding tot ‘Madioen’. De eerste wijst zij van de hand. Over ‘Madioen’ als vroegtijdige actie, die de PKI voor een aantal maanden later had voorzien, is Swift minder uitgesproken. Zij heeft haar twijfels over de echtheid van het bij Amir op 20 september 1948 inbeslaggenomen document dat de FDR-koers uitstippelde, en dat een blauwdruk leek te zijn voor de Madioenopstand. Wel leek het voor de hand liggend dat zowel regering als PKI met de mogelijkheid van een gewapend conflict rekening hielden en daarover min of meer uitgewerkte gedachten hadden. Soemarsono kwam waarschijnlijk in actie 902 903 904

Abels 1983:147-9. Abels 1983:165. Abels 1983:174-6.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1387

without prior permission of the PKI leaders, but no one will ever know if he was moving only prematurely along lines already discussed with Musso and Amir, just ten days before, during Musso’s Madiun visit on the 8th, or whether he was simply responding to events in Solo which he interpreted as forerunners of an allout government attack on the PKI.

Met ‘no one will ever know’ is zij daarmee te pessimistisch. Geen coup en geen provocatie dus, maar ‘a revolt by lower echelon PKI leaders who took over the legitimate government in a provincial capital and set up a revolutionary government, hoping to rally support from Yogyakarta to their banners’. Met de komst van Moeso ‘the revolt then became a fullscale rebellion against the central government’. En zij besluit met: ‘One of the main puzzles which will remain unanswerable is whether or not Madiun would have occurred without Musso’. ‘Would Amir have led his FDR on so clearly divisive a path?’905 Besluit Over ‘Madioen’ zijn in dit hoofdstuk meer gegevens dan ooit bijeengebracht. Op basis daarvan is het ook mogelijk meer gefundeerd uitspraken te doen over de achtergronden en interpretaties van de ‘affaire’. In een situatie waarin sprake was van toenemende agitatie van de FDR tegen de regering, werkte de komst van Moeso als katalysator. Voordien zocht de FDR nog naar een terugkeer naar de macht langs parlementaire weg, waartoe buitenparlementaire drukmiddelen als de staking in Delanggoe een bijdrage moesten leveren. Een bezinning op militaire actie als de vorming van een Front-Nasional-regering zou mislukken, was klaarblijkelijk aan de gang, met inbegrip van het opstellen van de dan te volgen scenario’s. Het was voor vriend en vijand duidelijk dat Moeso was gekomen ‘om orde te scheppen’. Dat gold allereerst zijn eigen partij. Zijn nieuwe programma, Djalan baru, werd geslikt door de FDR-top. Meer dan Moeso’s gezag als PKIveteraan zal daarbij de doorslag hebben gegeven dat hij werd beschouwd als afgezant van het stalinistische Moskou, waaraan onvoorwaardelijk trouw moest worden betoond. Met zijn komst kwam een einde aan voorzichtigheid, diplomatie en het geheimhouden van illegale plannen. Djalan baru was duidelijk en Moeso in woord en geschrift nog meer. Zijn doel was een communistische Republik, kosmetisch opgetuigd als Front-Nasional-regering. Zijn gesprek met de pers op 22 augustus was daarover het meest openhartig. De regering wist wat haar te wachten stond – voor Soekarno en Hatta zou 905

Swift 1989:81-91 bevat ‘Epilogue and Conclusion’. Citaten op pp. 90 en 91. Poeze 1991 verschaft een recensie van Swift.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1388

Verguisd en vergeten

geen plaats meer zijn, de sultan van Djokja moest verdwijnen en het leger was ‘fascistisch’. Hij sneed met zijn uitspraken de weg af naar elk compromis met de zittende machthebbers. Hij bruuskeerde ook een potentiële bondgenoot: de GRR. Oude geschillen uit 1926 tussen Moeso en Tan Malaka bleken nog onverminderd werkzaam. De bondgenoot werd een verbitterde tegenstander. De GRR agiteerde gretig tegen de politieke fouten van de FDR-voormannen in de jaren dat deze regeringsmacht uitoefenden. Dat was een effectieve actie, waartegen de FDR geen weerwoord had. De PKI kon onmogelijk sancties treffen tegen zijn leiders. Het zou inhouden dat de gehele top moest worden aangepakt. Het bleef daarom bij persoonlijk pijnlijke, maar vrijblijvende zelfkritiek. De reacties van de regering op dit alles waren terughoudend. Er werden geen omlijnde plannen gemaakt om de PKI-dreiging te weerstaan. Het leger liet het eveneens bij waarschuwende woorden en waakzaamheid. Het lijkt er zo op dat de PKI de tijd werd gegund om zich te consolideren en – als een machtsovername op vreedzame wijze niet zou lukken – op een zelf gekozen tijdstip in militaire actie te komen. Het kruitvat Solo verstoorde dit scenario. Tegenstellingen tussen Siliwangi en Senopati, en vooral frustraties aan Siliwangizijde, vonden een uitweg in ontvoeringsacties, waarin lagere officieren hun onlustgevoelens tot uitdrukking brachten. Toen zij Senopati-officieren ombrachten was de weg naar een conflict onomkeerbaar. De Siliwangileiding ging na enige aarzeling achter de daders staan. Senopati, dat dacht de steun van Soedirman te hebben, kon niet anders dan opkomen voor zijn verdwenen officieren. Het lot van Senopati was onverbrekelijk verbonden aan de positie van de FDR in Solo – de FDR moest zijn machtspositie daar handhaven om zijn aanspraken op de staatsmacht niet ernstig te verzwakken. Voor een strijd in Solo was de PKI echter nog niet klaar – vandaar de oproepen tot matiging van Moeso. Siliwangi wist dat strijd met Senopati onvermijdelijk was en bereidde zich daarop voor. Hij sloot een coalitie met de GRR. De GRR ging hier graag op in, vooral toen zijn voorman Moewardi werd ontvoerd, een daad naar het lijkt van Pesindo-aanhangers, buiten de FDR-leiding om. De onvoorbereide, naïeve Senopati bleek geen partij voor Siliwangi, die daarna de militaire zege kon verzilveren met de benoeming van Gatot Subroto tot militair gouverneur van Solo. Soedirman moest hierbij toegeven en verloor zijn greep op de gebeurtenissen. De gang van zaken in Solo is een opeenvolging van incidenten, waarvan de uitkomst heel lang onzeker was. Dankzij Nasution en de houwdegen Gatot Subroto nam tenslotte Siliwangi de macht over in de stad, en herstelde de regering haar gezag, en verloor de FDR zijn sterke positie. Voor de PKI was dit een zware slag. Nu nog vormden slechts Madioen en zijn omgeving een solide machtsbasis. Daar voerde sinds begin september de PKI een radicaal programma uit en stelde hij op zijn manier ingevulde

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1389

Front-Nasional-besturen in. In de regio waren naast de pro-FDR-troepen ook pro-Djokja-troepen actief, die door de FDR als een bedreiging – en als een aanzet tot optreden tegen de eigen machtspositie? – werden beschouwd. De linkse nederlaag in Solo werd ook gezien als een voorbode van soortgelijk optreden in Madioen. Moest daarop worden gewacht of kon men zo’n aanval beter vóór zijn? Over zulk een noodsituatie had de PKI-top blijkbaar overlegd met de lokale leider Soemarsono. Toen de spanning steeg werden Setiadjit en Wikana naar Madioen afgevaardigd om ter plekke de besluiten te nemen. Zij gaven het groene licht voor de machtsovername in de stad. Vrijwel alle auteurs over ‘Madioen’ noemen dit een lokale zaak – een visie die gretig door de PKI-geschiedschrijvers is overgenomen – maar zij zitten er naast. Er is niet sprake van een ‘voldongen feit’, maar de PKI-leiders namen zelf het besluit in actie te komen. In de opgewonden sfeer na de ‘Wild West’ in Solo, voelden zij zich wellicht geprovoceerd; de feiten wezen echter niet naar een opmars van Djokja naar Madioen. Soemarsono maakte de machtsovername in Madioen bekend. Reeds op die eerste dag waren er geluiden uit Madioen te horen die de weg naar een compromis met Djokja afsloten. In Djokja zelf heerste eerst verwarring over de reactie. Nasution nam praktische maatregelen, die de FDR in Djokja uitschakelden. Zijn daadkracht had blijkbaar zijn uitwerking op de regering. Deze kon slechts concluderen dat Moeso’s uitspraken in de voorgaande weken nu waren ingevuld – en dat dus pas na het passeren van fases van ongeloof en verwarring. Soekarno’s rede zei de FDR de wacht aan. Een compromis was niet meer mogelijk. Het volk moest kiezen: Soekarno of Moeso. Moeso betaalde in gelijke munt. Was Soekarno’s rede de provocatie waarmee de regering de strijd uitlokte? Het was zeker niet zo bedoeld. De regering kon in alle redelijkheid concluderen dat in Madioen een sovjetregering was gevestigd, en dat de zittende regering voor zijn overleving moest vechten. De uitkomst van dat gevecht was voor haar overigens onzeker – over de loyaliteit van de troepen, vooral die in Oost-Java, bestond de nodige onzekerheid. In die omstandigheid was militaire actie dan ook een laatste optie, en die was dan nu aan de orde. De verklaringen uit Madioen bevestigden de regering in haar conclusie: onverzoenlijke taal over een Sovjetrepubliek Indonesia, en de allerscherpste aanvallen op Soekarno en Hatta. De toon werd na een paar dagen gematigder – om meer aanhang te trekken of minder aanhang te vervreemden – maar de inhoud bleef hetzelfde: een communistische Republik, dun gevernist als Front-Nasional-regering. De opstand werd een debacle. Over de voornaamste oorzaak daarvan zijn de meningen unaniem: volkssteun ontbrak. De keuze voor Soekarno of

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1390

Verguisd en vergeten

Moeso viel in overgrote mate op de eerste. Moeso had met zijn harde uitspraken de islamieten van zich vervreemd en de GRR van zich afgestoten. Op hun neutraliteit hoefde hij niet te rekenen. De traditionele bestuurders had hij de wacht aangezegd; het leger was ‘fascistisch’. De nieuwe communistische heersers vereffenden, vooral buiten Madioen, op bloedige wijze oude rekeningen. Het einde van hun kortstondig bewind ging vaak gepaard met bloedbaden, met bestuurders, politie en Islamleiders als meest gerede slachtoffers. Als represaille werden vervolgens vele in de strijd opgepakte FDR-leden geëxecuteerd. De uitkomst van het conflict was echter al beslist voor deze bloedbaden. Militaire superioriteit had al de PKI-nadelen kunnen opheffen, maar die bleek er niet te zijn toen Soengkono’s divisie voor Djokja koos. De militaire positie werd toen penibel. Voor een statische veldslag waren de PKI-troepen te zwak. De voorbereide guerrillabases in Oost-Java werden onbereikbaar door acties van Soengkono’s troepen. De linkse troepen splitsten zich daarna niet in kleine, mobiele guerrilla-eenheden, maar werden bijeengebracht in een lange colonne die in een ‘Lange Mars’ zijn Chinese partijgenoten navolgde. Het leverde geen heldhaftig einde op, maar een overgave van een uitgedunde, uitgeputte groep. Dat die colonne zich in het dichtbevolkte Java toch nog twee maanden kon handhaven, wijst er op dat ook de tegenstander militair niet sterk was. Een ander militair concept, en betere leiding, had de overlevingskansen van de PKI-troepen vergroot. Niet alleen militaire tekortkomingen kleefden aan de PKI-actie. Ook organisatorisch werden grote fouten gemaakt. De aanhang – leiders en leden en de pro-FDR-troepen – in Djokja werd niet tijdig ingelicht, en kon zo worden uitgeschakeld door een wèl alerte Nasution. Het is een onbegrijpelijk verzuim – zelfs zo, dat een auteur uit de PKI-hoek hieruit later een argument destilleerde ter ondersteuning van de provocatietheorie. Het lijkt op een onderschatting van de slagvaardigheid van de regering – met dramatische gevolgen. Het is naïef te noemen dat na alle verbale geweld van Moeso, zijn collega’s en in de FDR-pers, uitmondend in de machtsgreep in Madioen, een verbaasde reactie volgt, als de regering haar tanden laat zien. Ook in de communicatie met andere steden en regio’s werd tijd verloren. De informatie over ontwikkelingen elders was ondermaats – een juist inzicht in de machtsovernames in Noord-Java ontbrak bijvoorbeeld. De PKI werd ontijdig in een actie betrokken, op een tijdstip dat hij nog volop in een fusieproces was verwikkeld, en kwetsbaar was. De partij kon alleen maar sterker worden, en zou dan met meer kans op succes een greep naar de macht hebben kunnen doen. Dat lijkt plausibel. De PKI stak zelf de lont in het kruitvat door de macht in Madioen over te nemen. Dat was geen onbezonnen stap, maar uitvoerig vooraf besproken in de PKI-top. Het lijkt er op dat bij het startsein van de actie mogelijk verkeerde

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

IX De PKI in actie

1391

opvattingen over de gang van zaken in Solo een rol speelden. Het gaat echter veel te ver de actie te bestempelen als een onvermijdelijke reactie op een provocatie van Djokja, die met de PKI wilde afrekenen op een tijdstip dat deze nog in opbouw was. De PKI-leiders hadden andere opties, maar kozen voor de confrontatie – en die kregen zij. Moeso koerste aan op die confrontatie. Het was zijn fout dat hij door zijn ontactische optreden het tijdstip daarvoor vervroegde. Met meer voorzichtigheid had hij de confrontatie kunnen uitstellen tot een tijdstip dat zijn partij beter zou zijn voorbereid. Djokja had dan wellicht niet zoals op 19 september gereageerd met ‘Soekarno of Moeso’. Nu was hij de buitenstaander die als een olifant in een porseleinkast de coterie van de Djokjase politieke elite, waarvan de FDR-leiders volop deel uitmaakten, uit elkaar haalde. De nieuwe koers uit Moskou zou hoe dan ook tot een breuk en confrontatie hebben geleid, maar met Amir, Soeripno, Setiadjit en Alimin zou dat later hebben plaatsgevonden. De kans op succes was dan groter geweest: de PKI zou sterker zijn, de economische ellende in de Republik groter en de impasse in het overleg met Nederland dieper.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

hoofdstuk x

De laatste maanden

december 1948-februari 1949

De Nederlandse aanval Op 18 december te middernacht vielen de Nederlandse troepen aan. De regering van de Republik in Djokja was verrast. De CvGD vertoefde in Kalioerang, met uitzondering van Cochran die bezig was met zijn poging een gewapend conflict af te wenden. De Republik verwachtte niet dat Nederland Cochran en de CvGD zou durven schofferen. Ook meende men dat Nederland vooraf aan militaire actie de Federale Interim Regering zou willen instellen en vervolgens uit diens naam zou optrekken. Vroeg in de morgen werd het Djokjase vliegveld Magoewo gebombardeerd, waarna een luchtlanding van parachutisten volgde. Het vliegveld werd snel veroverd. Mensen en materieel werden nu aangevoerd en de opmars naar de stad begon. Zo’n actie was door de Republik in het geheel niet voorzien. Chef-staf Nasution was op 17 december naar Oost-Java vertrokken om troepen te inspecteren en het verloop van een grootscheepse, nationale legeroefening te volgen. Belangrijk was vooral het informele doel – het wegnemen van wederzijdse ongemakkelijke gevoelens tussen hoofdkwartier en Soengkono’s divisie. In dat opzicht was het een geslaagde expeditie. De regering had verzuimd Nasution van de laatste politieke ontwikkelingen op de hoogte te stellen, noteerde hij – verbaasd en ontstemd. Zijn overhaaste terugkeer naar Djokja eindigde tussen Solo en Djokja, toen zijn trein stopte en terugkeerde. Nasution was de ontwerper van de plannen voor de reactie op een mogelijke Nederlandse aanval. De TNI zou zich terugtrekken uit de steden en zich verspreiden op het platteland en van daaruit de tegenstander in een guerrillastrijd uitputten. De civiele en militaire leiders zouden meegaan. 

Kahin 1952:336-7. Verslag J.M. Somer, directeur CMI, 22-12-1948, in NIB 16:277, haalt hierover Hatta aan.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1394

Verguisd en vergeten

Voor de regering was een basis op Java ingericht en stonden vliegtuigen klaar op geheime bases voor evacuatie naar Sumatra of, verder, Thailand of Birma. Het kabinet kwam bijeen en besloot zich over te geven, in afwijking van de vastgestelde plannen. Zoals Hatta aan Nasution later vertelde, werd een evacuatie uit Djokja te gevaarlijk geacht – de Nederlandse troepen waren al te ver opgerukt. De ernstig zieke Soedirman had die morgen nog overlegd met Soekarno, maar behoorde niet tot het gezelschap dat zich liet interneren. Hij vertrok naar Oost-Java, per auto en per draagstoel, daar waar berijdbare wegen ontbraken. Het aanvalstijdstip bleek goed A.H. Nasution gekozen. Een snelle reactie van de regering werd belemmerd door een samenloop van omstandigheden – Hatta was in Kalioerang bij de CvGD en moest zich haasten naar Djokja. Hij was bovendien ziek. Soekarno stond klaar om die dag naar een PanAziatische Conferentie in India te vertrekken, waarvoor premier Nehru hem had uitgenodigd. Het vliegtuig dat Nehru had gestuurd om de Indonesische delegatie op te halen, landde, niets vermoedend, tussen de Nederlandse vliegtuigen in en werd keurig geparkeerd. Soekarno en Hatta kregen niet de kans per radio nog een oproep te doen – voordien was de zender al uitgeschakeld. Beiden riepen in hun niet uitgezonden verklaring op de strijd voort te zetten. De Indonesische onafhankelijkheid was een feit en kon niet worden uitgewist. De Republik was niet afhankelijk van de personen van staatshoofd of ministers. Nederland nam Soekarno, Hatta en zeven ministers gevangen. Ook 

Nasution 1979, IX:168-84; Tim PDAT 2002:63-4. Volgens Hatta leverde de TNI geen weerstand omdat het ‘elders op oefening was’, in Verslag J.M. Somer, directeur CMI, 22-12-1948, in NIB 16:277. Ook Kahin 2003a:88. Soekarno stuurde Pamoerahardjo vooruit naar Soengkono om voor de betere verstandhouding een grondslag te leggen (Tim PDAT 2002:63; interview Pamoe Rahardjo, Djakarta, 29-8-2002). Nasution 1989:119-22 doet verslag van het bezoek.  Nasution 1979, IX:184-90.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1395

Sjahrir, Assaat en andere hoge functionarissen gaven zich over. Sultan Hamengkoeboewono trok zich terug in zijn kratoncomplex, dat hij niet zou verlaten voordat het Republikeinse gezag werd hersteld. Hij weigerde elke samenwerking en overleg met Nederland, dat hem niet durfde aan te pakken. In eerste instantie voerde hij ziekte aan bij zijn afwijzing van contact. Het kabinet had nog wel besloten Sjafruddin Prawiranegara, de minister van economische zaken, die op Sumatra vertoefde, te machtigen een noodregering te vormen. Die machtiging bereikte Sjafruddin niet, maar zo’n regering stelde hij wel samen. De vier ministers die op Java aan arrestatie ontsnapten, onder wie Soekiman, vormden daar ook een noodregering. Minister Maramis, die in Parijs de Indonesische delegatie bij de Veiligheidsraad bezocht, ontliep zo zijn hechtenis. De hoge militairen verlieten Djokja. Alleen luchtmachtcommandant Soeriadarma viel in Nederlandse handen. Van westelijke zijde trokken uit Nederlands gebied diverse colonnes de Republik binnen. Zij ondervonden weinig tegenstand. De TNI ontweek het gevecht en verdween in het achterland, na de vernieling van wegen en bruggen, en van belangrijke voorzieningen in de steden en op ondernemingen. Steden als Solo en Magelang en alle hoofdwegen waren op 21 december in Nederlandse handen. Van de voorgenomen uitschakeling van de TNI was geen sprake. De hier gelegerde Siliwangi begon meteen met aanvallen op kleine posten en patrouilles en het saboteren van verbindingen, terwijl een deel volgens een vooropgezet plan het gebied infiltreerde, dat na de eerste militaire actie was verlaten in de hidjrahoperatie. De opmars uit Oost-Java van Mariniersbrigade en X-Brigade verliep moeizamer. Na een landing op de noordkust bij Toeban was het beoogde doel Madioen dat al dezelfde dag zou moeten worden bereikt. Dat bleek te veel gevraagd. Het vernielde oliecentrum Tjepoe werd op 21 december bezet en op weg naar Madioen was sprake van ernstig oponthoud, als gevolg van verzet, vernielingen, slechte wegen en onvoldoende geniemateriaal. Pas op 27 december werd Madioen bereikt. Dat was toen al twee dagen eerder vanuit Solo bezet. Een oostelijke route voerde de mariniers via Babat naar Ploso (25 december), Modjokerto (28 december), Djombang (28 december), Kertosono (29 december) en Ngandjoek dat op 31 december werd bezet. De X-brigade trok op uit Malang en bereikte op 21 december Blitar. Hier werd halt gemaakt, in afwachting van de Mariniersbrigade. In een gezamenlijke operatie zou Kediri worden bezet, maar de mariniers waren nog ver weg. Op 23 december kreeg de X-Brigade de opdracht geheel op eigen kracht Kediri te veroveren. Een trage opmars leverde op 25 december een vrijwel 

Een paar dagen later werden zeven leiders, onder wie Soekarno, Hatta, Sjahrir, Agoes Salim en Assaat naar Brastagi (Oost-Sumatra) en Bangka overgebracht.  Nasution 1979, IX:197-216. Simatupang was in het paleis en doet verslag in 1960:15-8, 1980:8-11, 1985:31-3.  Groen 1991:180-1.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

Soengkono

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1397

onbeschadigd Kediri op. De beoogde tangbeweging die de TNI-eenheden had moeten omsingelen was dus niet uitgevoerd. De Nederlandse opperbevelhebber Spoor zei tevreden te zijn over het verloop van de actie. Toch waren niet alle doelen bereikt. Het uitschakelen van de politieke en militaire leiding van de Republik was maar ten dele geslaagd. De legerleiding was ‘gedesorganiseerd en van het gros van haar verbindingsmiddelen beroofd, maar nog niet uitgeschakeld. Zij was druk doende de verbindingen en aldus ook de coördinatie te herstellen en het politieke gezagsvacuüm met behulp van de resterende politici zelf op te vullen.’ Het tweede doel, het bezetten van de belangrijkste politieke en militaire centra, was bereikt. Het derde en laatste, het uitschakelen van de TNI-concentraties rond Magelang en Kediri, was niet gelukt. Wat Kediri betreft werd het uitstel van de actie als oorzaak genoemd en ook werden leidende officieren fouten verweten. Maar onmogelijke eisen aan de Mariniersbrigade over de snelheid van haar opmars waren hiervoor niet het minst verantwoordelijk. Aan TNI-zijde was er meer reden tot ontevredenheid. In de eerste dagen na de aanval ontbeerde het verzet alle coördinatie. De val van Djokja en de overgave van de regering waren een zware klap voor het moreel. De TNI-leiding – met name Soedirman en Nasution – oordeelde bitter over de weigering van de regering naar haar guerrillabasis te vertrekken. Nasution nam het initiatief over en vestigde op 22 december zijn hoofdkwartier op de helling van de Merapi bij Prambanan. Hij stelde Java onder militair gezag. De TNI-commandanten stonden boven de civiele bestuurders, de politieke partijen en andere groepen. Lasjkar moesten zich aan de TNI onderschikken. De strijd moest worden voortgezet. De strijd rond Kediri In Kediri was het hoofdkwartier van de Eerste Divisie gevestigd, onder Soengkono. Zijn divisie bestond uit vijf brigades, met twintig bataljons. Al die bataljons waren met een peloton vertegenwoordigd toen op 17 december officieel de vorming van de divisie, die op 25 oktober had plaatsgevonden, werd gevierd. Bij de parade van al die onderdelen leidde Nasution de delegatie uit Djokja, die door Soengkono – officieel benoemd tot divisiecommandant – en zijn staf werd ontvangen. Alle brigade- en bataljonscommandanten waren aanwezig, begeleid door velen van hun stafleden. De bijeenkomst had mede ten doel de contacten van het hoofdkwartier met Soengkono en zijn   

Groen 1991:181-4; Soejoedi Soerachmad 2004:122-5. Groen 1991:191-4. Citaat p. 192. Groen 1991:189-91.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1398

Verguisd en vergeten

commandanten te verstevigen.10 Zij zullen deels nauwelijks op hun standplaats zijn teruggekeerd toen Nederland zijn aanval inzette. De tweede brigade, onder leiding van Surachmad, had als standplaats Kediri. Surachmad had acht bataljons onder zich. Hij was tevens hoofd van het Sub. Territorium Militer Kediri; in die functie had hij drie bataljons onder zich, die nog niet de stap van lasjkar naar TNI-onderdeel of afvloeiing hadden gemaakt.11 Aan Surachmads positie werd met zijn benoeming tot commandant van het Komando Militer Karesidenan Kediri, waarmee hij de supervisie kreeg over alle overheidsinstanties in de residentie, nog de nodige macht toegevoegd. In zijn regio had hij verder te maken met een TRIP-bataljon onder majoor Isman, dat hoorde bij Brigade 17, en eenheden van de Brigade 16 onder luitenant-kolonel Warouw. Zij vielen formeel rechtstreeks onder de divisieleiding; in de praktijk waren zij in hoge mate zelfstandig. Zij waren niet onderworpen aan Surachmads richtlijnen. Isman was gelegerd in Blitar, Warouw in Kalitapak op de zuidflanken van de Goenoeng Kawi.12 De verhouding tussen Surachmad en Warouw was zeer slecht; ze ontweken elkaar.13 Van de acht bataljons van de Brigade II of Brigade S (naar zijn leider Surachmad) waren twee gedetacheerd naar de status-quo-lijn bij Soerabaja.14 In zijn regio had Surachmad volgens Nederlandse informatie de beschikking over vijfentachtighonderd manschappen, van wie drieduizend waren bewapend.15 De TNI had plannen ontwikkeld met het oog op een Nederlandse aanval, waarin het ontwijken van een frontale confrontatie, sabotage, ver­schroeideaarde-acties en het terugtrekken naar strategische basis in de bergen centraal stonden. Voor de eerste divisie gold dat het commando in drieën werd gesplitst, onder leiding van de divisiecommandant, zijn chef-staf en een hoge stafofficier, die ieder de leiding kregen over een guerrillahoofdkwartier. Soengkono’s commando, dat op de noordelijke uitlopers van de Goenoeng Wilis moest worden gevestigd had de directe supervisie over drie brigades, waaronder de Brigade Surachmad. Deze brigade had als taak, als de Nederlandse opmars tot het bezetten van grotere plaatsen en 10

Nasution 1968, II:251-2, 1979, IX:237, 240, 1998:275; Mohamad Noeh 1998:270-1. Nasution 1979, IX:236-7; Sam karya 1968:159-63; Hadi Soewito 1994, I:266-76 (met een overzicht van de divisie-opbouw) en II:312-4 (met dislokatie). Sam karya is voor deze periode voor een flink deel gebaseerd op ‘Consept: Riwajat Divisi I’, in Arsip ABRI, Buku 22, Dokumen Kol. Sungkono. Slechts daar waar het ‘Consept’ andere of ruimere informatie verschaft, wordt er naar verwezen. Over de organisatie ook Soejoedi Soerachmad 2004:114-9. 12 Sam karya 1968:167-8; Rakyat Jawa Timur 1981:238-49. 13 Interview Domingus Nanlohy, Djakarta, 15-9-1980. Kartidjo (interview Djakarta, 6-11-1980) en Saleh Lahade (interview Djakarta, 7-11-1980) bevestigen de afwezigheid van rechtstreeks contact. 14 Nasution 1979, IX:256. 15 NIB 16: kaart I, na p. 769. 11

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1399

hoofdwegen had geleid, zich te verspreiden en Wehrkreise te vormen.16 In de Wehrkreise, een term van Nasution, werkten leger, bestuur en bevolking samen. Deze ‘volksdefensie’ gaf de guerrilla de noodzakelijke steun in de vorm van inlichtingen, voedsel, onderdak en rekruten.17 Soengkono werkte deze algemene instructies uit tot orders, waarin hij vastlegde dat de guerrilla in kleine eenheden, niet groter dan een sectie, moest worden gevoerd. Strijd in de stad had ‘volgens de ervaringen’ weinig kans op succes; daar moest de verschroeide-aarde-tactiek worden toegepast. Op 19 december om 20 uur gaf Soengkono over Radio Republik Indonesia in Kediri opdracht om de plannen en orders uit te voeren.18 De zes bataljons van Surachmads brigade waren alle oostelijk van Kediri opgesteld om de Nederlandse opmars te vertragen. In de sector Blitar waren Bataljon 20 en Ismans TRIP gelegerd; achter hen in Toeloengagoeng Bataljon 21. Een Nederlands oprukken van Malang door de bergen naar het westen moest worden tegengehouden door drie bataljons – de Bataljons 119, 131 en 38 van Sabarudin. In de hoofdstad zelf was nog slechts een compagnie aanwezig van Banuredjo’s Bataljon 22 en een detachement CPM. Deze opstelling was onder de gewenste sterkte – de gevolgen van ‘Madioen’ speelden de Brigade nog parten.19 Sabarudins troepen waren gelegerd in en bij Mendalan, een dessa op de noordhelling van de Keloed, waar een grote elektriciteitscentrale in rustiger tijden de residenties Soerabaja, Malang en Kediri van stroom voorzag. Na de eerste Nederlandse aanval werkte de centrale slechts op een kwart van zijn capaciteit, en leverde slechts stroom aan Kediri. De centrale, veertig kilometer van de bestandslijn, was vanzelfsprekend een belangrijk doelwit van de Nederlandse troepen. De TNI had de centrale al lang ondermijnd, en was ook voorbereid op een bezettingspoging door parachutisten. De Nederlandse opmars verliep over de weg, waarbij TNI-pogingen om tijd te winnen door afleidingsgevechten werden genegeerd. Volgens Nederlandse bron werden hierbij ‘de onderlinge contacten verbroken, met gevolg dat Bat “S” volkomen uiteen werd geslagen’. Vóór Mendalan kwam het tot een hevige strijd, waarbij Nederlandse vliegtuigen bommen wierpen en beschietingen uitvoerden. Op 21 december werd de centrale opgeblazen en totaal vernield. Bij deze acties was Sabarudins bataljon betrokken, naast Bataljon 119, dat de strijd coördineerde. Sabarudins manschappen trokken zich hierna blijkbaar terug. Bataljon 119 zette op 25 december een tegenaanval in, waarna een hevige slag volgde om het verwoeste en verlaten Mendalan, met zware verliezen aan TNI-zijde tot gevolg. Twee compagnieën van Sabarudins brigade namen 16 17 18 19

Nasution 1979, IX:240-1. Groen 1991:117, 144-5, 175-6. Nasution 1979, IX:242-4, met de letterlijke tekst van twee instructies van Soengkono. Nasution 1979, IX:256-7.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1400

Verguisd en vergeten

Surachmad

deel aan deze acties, aldus Nederlandse intelligence. Pas op 21 januari 1949 slaagde Nederland er in Bataljon 119 definitief uit de regio te verdrijven.20 In Kediri zelf, waar Sabarudin waarschijnlijk vertoefde, steeg de spanning tussen Surachmad en gelijkgezinde officieren, en Sabarudin, die voormalige communisten inlijfde in zijn bataljon. Sabarudin gaf Mustoffa, die officier was in de Brigade 29 die de zijde van Moeso had gekozen, en die hij, door hem in zijn woning op te nemen voor arrestatie had behoed, op 19 december de opdracht alle oud-leden van de Brigade 29 te ‘consolideren’ en onder de wapens te brengen. Die wapens moest hij verkrijgen door ze af te nemen van 20

Sam karya 1968:215-25; Emmud 1993:279-317. De Nederlandse bron is F.W.M. Huynen, ‘Korte biographie van Zainal Sabarudin Nasution’, 25-10-1949, pp. 2-3, in CAD, Verspreide Archivalia GG 59-314.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1401

militairen die de frontlinie waren ontvlucht of hun frontdienst ontliepen. Surachmad, met steun van het lasjkarbataljon van Hadji Machfoed, de CPM en de politie verzette zich hiertegen. Het is onduidelijk wat deze botsing in de praktijk voor gevolgen had. Sabarudin had in ieder geval als belangrijk doel om een zo sterk mogelijke eigen positie in en rond Kediri in te nemen. Daarin paste blijkbaar ook de benoeming van Mustoffa tot hoofd van de operatieve staf van zijn bataljon.21 De CPM koos duidelijk positie, toen na het inzetten van de Nederlandse aanval moest worden besloten wat te doen met de vastgezette communisten. Volgens Sabarudin werd een aantal vrijgelaten, omdat ze onschuldig waren, er geen tijd voor onderzoek was of ‘als gevolg van de paniek’. De overgebleven honderddertig ‘kameraden’ werden op 20 december geëxecuteerd.22 Als deze informatie juist is, was hier sprake van de naar getal grootste massa-executie van ‘Madioen’-gevangenen. Het is daarmee tekenend voor de anti-linkse gezindheid van de CPM in Kediri, die steun kreeg van Surachmad, en die wellicht werd versterkt door de afkeer van Sabarudin en de linkse invloed op TNI-eenheden van Tan Malaka en zijn geestverwanten. Een Nederlands intelligencebericht meldde dat na een rede van Sabarudin, kort voor 19 december, deze, samen met Tan Malaka, door Banuredjo was gearresteerd en naar Toeloengagoeng gebracht.23 Het bericht was onjuist, maar de onderlinge tegenstelling was wel reëel. Tan Malaka verwijst naar een incident tussen Surachmad en Sabarudin, zonder dat precies duidelijk is wat er is gebeurd. Surachmad vaardigde waarschijnlijk op 19 december een vergaderverbod uit, maar Sabarudin stelde op 20 december het volk in staat zijn democratische rechten uit te oefenen.24 Organiseerde Sabarudin een betoging? In ieder geval, hoe dan ook, negeerde hij een order van zijn superieur. De rede van Tan Malaka Tan Malaka was op 19 december in Kediri en genoot de nodige bewegingsvrijheid. Hij kreeg zelfs de kans, dankzij een goede relatie met Soengkono, om een radiorede uit te spreken. Op 20 december was deze rede, ook via Radio 21

‘Surat-pengakuan Zainal Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:79. ‘Surat-pengakuan Zainal Sabarudin’, 4-11-1949, in Aidit 1964a:80. 23 Logboek A-Divisie 12320, 30-6-1949, in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-293, GG 59-314 en GG 51-180, overgenomen in Dagrapport Sectie Inlichtingen, 12-7-1949, in NA, PG 581 en 1258. Dit bericht wordt gecodeerd B0: van een doorgaans betrouwbare informant en niet te beoordelen waarschijnlijkheid. 24 Markas Murba Terpendam IV-2, 30-1-1949. Voor meer informatie over deze door Tan Malaka geschreven pamfletten zie de bibliografie van Tan Malaka. 22

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1402

Verguisd en vergeten

Republik Djawa Timur, al aangekondigd. Hij zou ‘het gehele Indonesische volk en het buitenland’ toespreken.25 Dat gebeurde de volgende avond om 19.45 uur. ‘Volk, landbouwers, jongeren van Indonesië lotgenoten en strijdmakkers, merdeka. Thans, 75 dagen na mijn invrijheidsstelling, heb ik pas de gelegenheid tot u te spreken. Met droefheid in mijn hart heb ik van geruchten uit Djokja vernomen, dat het volk teleurgesteld is, daar het mij steeds verwacht heeft. Broeders, voorvechters in de strijd; weet dan dat het mijn bedoeling is datgene uiteen te zetten wat u allen, die in verband met verschillende gebeurtenissen rondom de vrijheid teleurgesteld zijt, misnoegd maakt. Thans, nu het volk op leven en dood in de strijd tegen de vijand gewikkeld is, richt ik mij tot u allen. Zoals bij de aanvang van de revolutie, tonen ook thans het gewone volk en de jongeren, dat zij de vrijheid lief hebben op het oorlogsveld in Oost- en West-Java. Laten wij even de nagedachtenis herdenken van onze strijders die in de oorlog zijn gesneuveld. Met het uitbreken van de strijd op 18 december, die is begonnen met het doel de Republiek te vernietigen en ons te overheersen, strandden wederom de pogingen om met besprekingen een 100% onafhankelijk Indonesië te bereiken. Soetan Sjahrir, de kleine Boeng, die nog slimmer wilde zijn dan Van Mook, Beel, Schermerhorn, … (?) ondertekende de Linggadjati-overeenkomst.’ De spreker zette vervolgens uiteen, hoe de Nederlanders, nadat zij zich voldoende sterk bevonden en de geestkracht van het volk en de jeugd hadden verzwakt, en daarbij de wereld in slaap hadden gesust, er toe over gingen de Linggadjati-overeenkomst te verbreken en de eerste militaire actie begonnen. West-Java en een groot deel van Oost-Java vielen in hun handen. De diplomatie van Sjahrir, de kleine Boeng, had gefaald. Daarna behandelde spreker de totstandbrenging van de Renville-overeenkomst en het aandeel dat Sjarifoeddin daarin heeft gehad, alsmede de verdere ontwikkelingen onder Mohammad Hatta. Hij zei verder o.m., dat de Nederlanders, ondanks het bestaan van het nieuwe accoord, rustig voortgingen met de blokkade en de omsingelingspolitiek, de oprichting van marionettenstaten en politieke infiltratie en intimidatie, en dat Moh. Hatta ‘dient te beseffen dat het de bedoeling is … niet te spelen met de 100% merdeka welke reeds op 17 augustus 1945 is geproclameerd en die reeds door het volk en de jongeren met grote offers is verdedigd’. Hij wees er op, dat de Nederlanders van deze beide overeenkomsten een nuttig gebruik gemaakt hebben. Met deze beide overeenkomsten als garantie werden in 25

‘Tan Malaka pimpin perlawanan rakjat’, Sin Po, 21-12-1948. De krant voegde hieraan toe dat Tan Malaka uit Djokja oostwaarts was gevlucht en in Kediri of Madioen zou vertoeven. Ook zou hij hebben verklaard de strijd van het volk tegen de Nederlanders tot het eind toe te zullen leiden. Een bron voor deze laatste verklaring werd niet gegeven. Brackman 1963:109 noemt hiervoor Radio Kediri die hem bij zijn aankomst noemde ‘the father of the republic, who will lead the people to complete independence’.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1403

Amerika leningen los gekregen. ‘Het zijn de Nederlanders die springen en … van Nederland naar Batavia, van Batavia naar Semarang, Soerabaja, Palembang, Medan, Bandjermasin, Makassar en naar bijna het gehele gebied van de Republik Indonesia die reeds op 17 augustus is geproclameerd. Het zijn de Nederlanders die … nadat zij uitgeput waren geraakt, omdat zij gedurende bijna vijf jaar door het fascistische Duitsland zijn vertrapt. Het zijn de Nederlanders die met de Japanners de olie, rubber en landbouwproducten van Indonesië hebben … Dat alles is het resultaat van een besprekingen-diplomatie, en om een dergelijke diplomatie te voeren … de Persatoean Perdjoeangan Amir Sjarifoeddin als minister van defensie … op 17 maart 1946 …’ Spreker zette uiteen, dat hij op 16 september in vrijheid werd gesteld, zonder dat het hem ten laste gelegde met betrekking tot de Juli-affaire werd ingetrokken. ‘Maar voor mij was het duidelijk dat die vrijlating van mij was bedoeld om mij opnieuw te arresteren …’ Daarna had hij een aanvang gemaakt met de opbouw van de revolutionaire krachten, die tot verdeeldheid waren geraakt. De 100% merdeka werd sedert de ondertekening van het Linggadjati-accoord en de Renville-overeenkomst geleidelijk aan tenietgedaan door de Soetan Sjahrirpolitiek. ‘Reeds drie jaren is de strijd gevoerd. De diplomatieke politiek heeft onze strijd echter weer teruggebracht op het niveau van de aanvang van onze revolutie. Zullen wij strijden met al hetgeen ons ten dienste staat of zullen wij de Nederlanders over ons lot laten beschikken? Indien wij getrouw willen blijven aan de proclamatie en geen verraad willen plegen ten opzichte van de helden, die bij de verdediging hun leven hebben gegeven, dienen wij weder terug te keren tot de geest van die proclamatie, tot de bamboe roentjing. Thans hebben wij bittere ervaringen van de politiek der diplomatie; laten wij overgaan tot de strijd met de bamboe roentjing. Drie jaar lang heeft onze strijd geduurd, de ervaring, die wij in die tijd hebben opgedaan, in de politiek, de economie, in militaire aangelegenheden, vormen voor ons een belangrijke basis voor de voortzetting van de strijd. Lasjkar van West-Java, op u rust de plicht de overheersers en hun handlangers te vernietigen. Lasjkar van Oost-Java, doe niet onder voor uw broeders in West-Java en herover elk duimbreeds grond op de vijand.’ Soortgelijke aansporingen richt spreker ook tot het verdere deel van Indonesië. ‘Al die gebieden moeten geschapen worden op strategische plaatsen, plaatsen welke uit militair oogpunt beschouwd gemakkelijk te verdedigen en uit te breiden zijn, dat zijn plaatsen waar een zo nauw mogelijke band met het proletariaat, dat zich in de omgeving bevindt, geschapen kan worden ter waarborging van de veiligheid en de economie en de overwinning van het volk en het volksleger. Wij geloven, dat weldra het tijdstip zal aanbreken dat al die verspreide guerrillagebieden weer zullen kunnen worden verenigd tot één Indonesië, dat 100% onafhankelijk is.’

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1404

Verguisd en vergeten

Voorts spoorde Tan Malaka het Indonesische volk aan om de marionettenregeringen en de imperialistische handlangers te vernietigen. Hij wijst er op, dat de Nederlanders zelve een vrijheidsstrijd van tachtig jaar hebben gevoerd tegen het toen overmachtige Spanje en betoogt, dat het Indonesische volk dat tien keer zoveel zielen telt als het Nederlandse, stellig ook een strijd kan voeren van tien, achttien of zonodig tachtig jaar. ‘Van hieruit doe ik een beroep op allen in Indonesië, in het bijzonder in de bezette gebieden, om een guerrillastrijd te voeren, vrij van koloniale orders en invloeden en los van een diplomatie van besprekingen. Maak elk gebied tot een strategisch geheel, dat makkelijk te verdedigen is. Dan zal, daar ben ik van overtuigd, de 100% merdeka worden bereikt.’ Tot besluit gaf de spreker de volgende adviezen: 1. Krab grondig uit, zoals men een onreinheid uitkrabt, alle gif van de Lingga­ djati-, Renville en Aide-Mémoire-geest en zet alle besprekingen-voerders op elk gebied van onze strijd opzij. 2. Roei tot de wortels toe uit alle marionettenstaten, opgericht door de Nederlanders tijdens en na de besprekingen, vernietig al hun handlangers als verraders van de proclamatie. 3. Herover iedere duimbreeds grond, die door de vijand bezet is en jaag hem in zee en naar zijn eigen land terug. 4. Leg beslag op alle vijandelijke bezittingen, regel de economie duidelijk en vernietig alle vijandelijke economie, die hij zal gebruiken om ons weer in de boeien te slaan. 5. Wek de geest van zelfvertrouwen als van 17 augustus 1945 weer op en vernietig alle vijandelijke infiltranten, corrupteurs en de vijandelijke vijfde colonne. 6. Wijs af alle cease-fire-bevelen … van wie die ook komen, voordat de Nederlanders Indonesië verlaten hebben. 7. Geef de gehele jeugdbeweging tot fundament het begrip van de 100% merdeka. 8. Bundel samen de standpunten der partijen, lichamen, militaire en volkslegerorganisaties onder het islamietisch, nationaal en proletarisch begrip in alle strijdeenheden. Hier eindig ik. Zelfs een minuut mag de soevereiniteit van het Indonesische volk niet uitgesteld worden en de volledigheid (eenheid) van onze onafhankelijkheid mag niet verminderd worden. Eens onafhankelijk, voor immer onafhankelijk!26 26

Deze weergave, deels in complete vertaling, deels samengevat, in Paleisrapport, 22-121948, in NA, PG 581. Een incomplete weergave, als gevolg van storingen, als bijlage 1 in ‘Rapport over de Gabungan (Gerilja) Pembela Proklamasi’, samengesteld ingevolge opdracht van Zijne Excellentie de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon door Vertegenwoordigers van het Kabinet van de HVK, de Centrale Militaire Inlichtingendienst en de Dienst der Algemene Recherche bij het Hoofdparket, 22-10-1949, in NA, PG 986, ook in NA, Kabinet Legercommandant Indonesië, bundel 29. Hier wordt het tijdstip verschaft. De eerste versie is hier overgenomen, met aanpassingen en aanvullingen op basis van de tweede versie. Drie punten duiden een weglating aan in de originele bronnen. De vertalingen lijken verre van vlekkeloos. Een samenvatting zoals opgenomen door de ‘Republican delegation’ in Djakarta in zijn Press Review werd door de Amerikaanse consul-generaal op 23-12-1948 naar Washington gestuurd (National Archives

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1405

Ook Soengkono en Sabarudin zouden, na Tan Malaka, hebben gesproken.27 In Tan Malaka’s rede valt allereerst op dat hij vele malen in de ik-vorm oproept tot voortgezette weerstand. Zonder zich met zoveel woorden als nieuwe leider op te werpen,28 biedt hij zich wel aan als alternatief voor de uitgeschakelde regering – in zijn bewoordingen in het begin van zijn rede annexeert hij als het ware die autoriteit. Maar hij onthoudt zich van kritiek op de overgave van de regering en zegt niet dat er geen regering meer bestaat. Soekarno’s naam blijft ongenoemd. Slechts drie politici worden genoemd: Sjahrir, Amir en Hatta. De eerste twee krijgen de volle laag voor hun verantwoordelijkheid voor Linggadjati en Renville. Hatta leed slechts aan een gebrek aan begrip voor de kracht van het streven naar 100% merdeka – een ernstig verwijt, maar Tan Malaka zette dit niet scherp aan. Hij verweet Hatta ook – zonder hem te noemen – plannen om hem opnieuw te arresteren. De rede bevat verder een analyse van het verloop van de revolutie, langs bekende lijnen. Zijn Gerpolek-ideëen kan hij nu als acht concrete richtlijnen voor de guerrillastrijd naar voren brengen.29 Tan Malaka’s terughoudendheid hier, die hij in de komende weken geheel zou laten varen, kan slechts het gevolg zijn van een matigend optreden door Soengkono. Deze had Tan Malaka toegestaan, of misschien zelfs gevraagd, de rede uit te spreken. Censuur of, eerder nog, zelfcensuur zal tot Tan Malaka’s matiging hebben geleid, waarmee Soengkono zich niet buiten het TNI-verband plaatste. Voor zover zicht op het TNI-beleid ontbrak, had Soengkono in de verhoudingen in zijn eigen divisie een andere reden om Tan Malaka te weerhouden van een radicale oproep, inclusief veroordeling van Soekarno en Hatta.30 De uitzending werd opgevangen en vastgelegd door de Nederlandse inlichtingendienst. Ook ‘Sin Po’ luisterde naar Radio Kediri,31 en zelfs in Singapore en Saigon werd hij opgevangen, of volgde een reactie uit tweede hand. Ook op Sumatra werd hij gehoord, door zijn aanhang in Boekittinggi.32 In Oost-Java hoorde Tan Malaka dat Radio Singapore op 25 december meldde dat hij naar 856D.00/12-2348 (RG 59, Box 6440). Brackman 1963:110 noemt 19.30 uur als begin van de uitzending. 27 Interviews Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980 en Djakfar, Djakarta, 10-9-1980. 28 Brackman 1963:110 citeert Tan Malaka als: ‘I shall lead the fight against the Dutch to the bitter end’. Zo’n zinsnede ontbreekt, heel doelbewust. 29 Brackman 1963:110 noemt deze acht punten in bekorte versie, waarbij hij er twee weglaat en de slotoproep als zevende punt opvoert. 30 Kahin 1949 schrijft dat Tan Malaka zijn rede uitsprak zonder toestemming van Soengkono. De rede was een felle aanval op Soekarno en Hatta wat hem de woede van Soengkono opleverde en tot onderlinge verwijdering leidde. Kahin baseert zich hier op onjuiste informatie. 31 De uitzending leed onder vele storingen, maar Sin Po, 22-12-1948 vatte de kern van de ‘vurige’ rede kort samen. 32 Interview Anwar Bey, Djakarta, 28-11-2004 en 12-4-2005; Sultani St. Malako 1951:75.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1406

Verguisd en vergeten

voren was gekomen om het Indonesische volk te leiden en Radio Saigon, op dezelfde dag, dat hij het gehele volk had opgeroepen tot de strijd.33 De ‘speciale correspondent’ van ‘Sin Po’ schreef op 22 december, de dag na Tan Malaka’s rede, een artikel, waarin hij een aantal veronderstellingen liet resulteren in een mandaat aan Tan Malaka van Soekarno om de strijd voort te zetten. Tan Malaka was de enige leider met grote invloed, die nog op vrije voeten was. Al kort na de Proclamatie was hij door Soekarno als zijn opvolger aangewezen, waarmee het Politieke Testament een nieuwe rol kreeg te spelen. Tan Malaka had Soekarno gesteund en gezegd diens positie niet te ambiëren. Nu was dan zijn tijd gekomen.34 Dit bericht werd zes dagen later ontkend, op gezag van ‘republikeinse parlementaire kringen’, die verwezen naar Sjafruddins noodregering op Sumatra als opvolger van de regering-Hatta.35 Een dag eerder speculeerde ‘Warta Indonesia’ over wie Soekarno had gemachtigd: Tan Malaka of Sjafruddin, of waren beide laatsten een taakverdeling overeengekomen?36 Het pro-Nederlandse ‘Warta Indonesia’ schreef dat Tan Malaka zichzelf gebombardeerd had tot leider van het Indonesische volk. Daartegenover was het nodig de federale opbouw te voltooien en de opmars voort te zetten, zodat niet voor Tan Malaka de weg werd gebaand en Indonesië in het verderf gestort.37 De vastgezette Republikleiders kregen op 15 januari bezoek van de CvGD. Zij verklaarden daarbij dat geen bevoegdheden waren overgedragen aan Tan Malaka.38 De geruchten waren dus blijkbaar zo wijdverbreid dat de CvGD er naar vroeg of dat de gevangen leiders ze uit zichzelf ontzenuwden.39 Hiermee was het mandaatverhaal niet de wereld uit. De Nederlanders werden over deze uitspraken niet geïnformeerd of verkozen er geen geloof 33

Markas Murba Terpendam III-5, 23-1-1949. ‘Mandaat dari pres. Soekarno pada Tan Malaka’, Sin Po, 22-12-1948, ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 1-1-1949:11. Nieuwsgier, 23-12-1948 nam dit over en meldde dat waarschijnlijk een mandaat aan Tan Malaka was verstrekt. Ook vertaald in ‘De rol van Tan Malaka’, Indische Courant voor Nederland, 5-1-1949, dat ook berichtgeving in Keng Po aanhaalt. 35 Sin Po, 28-12-1948. 36 Warta Indonesia, 27-12-1948, ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 8-1-1949:9. 37 Warta Indonesia, 25-12-1948, vertaald in ‘Wat Indië denkt en schrijft’, Indische Courant voor Nederland, 5-1-1949. Warta Indonesia wordt ook aangehaald in ‘De val van Tan Malaka’, Weekoverzicht Overzeese Gebiedsdelen 3-52(23/31-12-1948):18, met een samenvatting van Tan Malaka’s rede. 38 Critchley, Batavia aan J.W. Burton, hoogste ambtenaar op het Department of External Affairs, Canberra, 17-1-1949, in Lee 1998:97. 39 Oosters 2000:105 haalt een verslag over de situatie in de Priangan aan over januari 1949 waarin een dorpshoofd op 16 januari vertelt dat hij bericht had ontvangen dat Tan Malaka Soekarno had vervangen. Een Australische ambtelijke ‘minute’ stelde eind maart 1949 dat ‘Tan Malaka is stated to have set up a government of the Unitarian Republic of Indonesia’ (D. Dexter aan L.R. McIntyre, Canberra, 29-3-1949, in Lee 1998:331). 34

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1407

aan te hechten. Het verhaal kreeg, voor de Nederlandse beleidsmakers, een sterke impuls door een verslag van de Indiase consul in Djokja, Moh. Junus, over de kabinetszitting van 19 december 1948, dat in Nederlandse handen belandde. Volgens Junus was besloten dat TNI en lasjkar de strijd als guerrilla zouden voortzetten, onder leiding van Tan Malaka. Hij zou hierbij samenwerken met politici als Soekiman, Ali Boediardjo, Soetomo, Aidit, Wikana, Chairul Saleh en Ibnu Parna. Voor de strijd werden goudstaven en een miljoen gulden beschikbaar gemaakt.40 In een lange eindejaarsbeschouwing over het communisme schreef ‘Sin Po’ over Tan Malaka die de steun van het volk moest terugwinnen na het Madioendrama. Hij zocht daarbij ook aanhang onder de Islam. De jarenlange propaganda van de PKI, die zelf maar enkele duizenden echte communisten verenigde, had succes geboekt, vooral onder de jeugd. Met de massale vrijlating van de gearresteerde communisten kregen deze in de nieuwe situatie de kans zich in het verzet tegen Nederland te hergroeperen. Hun guerrilla zou zeer moeilijk te onderdrukken zijn.41 Volgens ‘Sin Po’ had Tan Malaka zich aangesloten bij de noodregering op Oost-Java en deze onder zijn invloed gebracht. Zij zagen slechts heil in een guerrilla en waren tegen elk overleg met Nederland, ook zoals dit werd gevoerd met de geïnteresseerde Republikeinen.42 Tan Malaka’s invloed op de TNI groeide volgens ‘Sin Po’, waarmee een compromisoplossing voor het geschil met Nederland steeds moeilijker werd. Ook Soengkono zou aan Tan Malaka’s kant staan. In de Masjumi was een sterke stroming, vooral ook in de GPII, die Tan Malaka steunde. Onder de troepen werd zijn nieuwe brochure Gerpolek verspreid. 43 Nog andere berichten bereikten de Nederlandse inlichtingendiensten, waarin Tan Malaka werd verbonden aan een noodregering.44 Aan Nederlandse 40

Dit verslag werd het eerst verspreid via CMI, Buitenkantoor Batavia, ZG rapport 34, 171-1949, in NA, PG 770. Het werd daarna opgenomen in het wijder verspreide CMI, Verkort Politieke Weekrapport no. 2, 29-1-1949, p. 3, in NA, PG 974 en AS VIII-39. Het belandde zo ook als feit in de CMI-publicatie ‘Tan Malakka’, Batavia, 26-2-1949, p. 7, in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-294. Over Junus: Coast 1952:131, 133; Kahin 2003a:78. 41 ‘Pelaporan tentang kagiatan communist di Indonesia’, Sin Po, 31-12-1948. De directeur van de Standard Vacuum Petroleum Company, H.A. van Karnebeek, overhandigde een vertaling van dit artikel aan de Amerikaanse ambassade in Den Haag, als bewijs van de invloed van Tan Malaka (National Archives 856D.00/1-3149 (RG 59, Box 6440)). 42 ‘“Banka” sigra ambil poetoesan penting’, Sin Po, 7-2-1949; ‘Pengaroeh Communisme meloeas di Djawa Timoer dan Djawa Tengah’, Sin Po, 8-2-1949, beide ook aangehaald in Blijf op de Hoogte!, 19-2-1949:10-1. 43 ‘Pengaroeh Communisme meloeas di Djawa Timoer dan Djawa Tengah’, Sin Po, 8-2-1949. 44 Een C3-bericht (van een ‘tamelijk betrouwbare’ informant, ‘mogelijk juist’) meldde de vorming in Kediri op 27-12-1948 van een Republikeins bestuur door Soekiman, Soetomo en Tan Malaka, dat zich de regering van de Republik noemde. Opgenomen in Dagrapport Sectie Inlichtingen, 29-1-1949, in NA, PG 581, en overgenomen in CMI, Verkort Politieke Weekrapport

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1408

Verguisd en vergeten

zijde werd op deze gegevens voortgeborduurd. Een Oost-Javaans inlichtingenrapport kwam in maart 1949 met een ingewikkelde complottheorie. Op 19 december had het Republikeinse kabinet besloten op Java twee politieke leidingen aan te wijzen, een gematigde en een radicale, om zo een maximale aanhang te behouden. De noodregering op Sumatra was te zwak om serieus te nemen. Op Oost-Java leidde Tan Malaka de noodregering, met Soekiman, Soepeno, Soesanto, Ali Boediardjo uit het kabinet-Hatta, zijn eigen staf met Soekarni, Roestam Effendi, Ibnu Parna, Soemarsono en TNI-leiders als Soedirman en Soengkono. Tan Malaka’s rede in Kediri, die fel tegen Soekarno en Hatta was, was niet serieus te nemen, maar bedoeld om destructieve elementen te trekken: Soekarno en Tan Malaka zijn in het geheim bondgenoten. Pas na de onafhankelijkheid zal hun machtsstrijd uitbreken. En hieraan werd nog toegevoegd dat de Madioenopstand door Moskou was bevolen om de groei van de Amerikaanse invloed tot stand te brengen. Die opstand moest een Nederlandse aanval forceren. Moskou offerde hiertoe een deel van zijn aanhang in Indonesië bewust op; het andere deel onder Tan Malaka, trouw aan Moskou, werd in reserve gehouden. En tot slot werd nog gesuggereerd dat Hatta, gelet op zijn verleden, een ingeschoven pion van Tan Malaka bij Soekarno was. Met deze beschouwingen vulde de militaire commandant van Oost-Java de eerste vier bladzijden van zijn wekelijkse inlichtingenrapport.45 De wegens communistische activiteiten in april 1949 opgepakte Fatkur vertelde zijn ondervragers dat hij in december 1948 en januari 1949 van enkele Tan-Malaka-aanhangers had gehoord dat Tan Malaka een mandaat van Soekarno had ontvangen en dat op 19 december in Djokja, met Tan Malaka, Roestam Effendi, Abikoesno, Soekiman, Soekarni en Soebardjo aanwezig, was besloten op politiek, militair en economisch gebied harde anti-Nederlandse actie te voeren. Tan Malaka zou met Roestam in Kediri een hoofdkwartier inrichten.46 Was hier sprake van een poging het Pesindokaderlid Fatkur over te halen Tan Malaka’s zijde te kiezen met bewuste desno. 3, 5-2-1949, in NA, AS 3898. Een C0-bericht (van ‘niet te beoordelen waarschijnlijkheid’) noemde de onvoorwaardelijke regeringsoverdracht van Soekarno en Hatta aan Tan Malaka (Politiek Dagrapport no. 19, 28-4-1949, in NA, PG 581). The Times (Londen), 9-3-1949 borduurde hierop voort. Tan Malaka werkte samen met Soekiman en Soetomo, in een programma gebaseerd op ‘Islam, proletarianism and nationalism’, waarmee hij de Masjumi onder zijn invloed probeerde te brengen. 45 Wekelijks Territoriaal Inlichtingenrapport van de Terr. tevens Tr. Cmdt Oost-Java no. 1(43-1949), pp. 1-4, in CAD, Verspreide Archivalia GG 34-90. Ook weer herhaald in CMI-publicatie ‘Tan Malakka’, Batavia, 26-2-1949, pp. 7-8, in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-294. Soortgelijke samenzweringstheorieën in allerlei varianten vulden zestien bladzijden in CMI-publicatie 2494, 14-3-1949, ‘Tan Malakka en de huidige Republikeinse politiek’, in CAD, Verspreide Archivalia GG 58-294. 46 J.I.M. Silooy, ‘Geheim-rapport Algemene Politie Soerabaia’, Soerabaja, 8-6-1949, pp. 5-6, als afschrift in rapport Territoriaal Commando Midden-Java, Sectie Inlichtingen, ‘Communistische activiteit’, Semarang, 18-7-1949, in CAD, Verspreide Archivalia GG 45-135 en NA, PG 352.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1409

informatie of meenden Fatkurs informanten de waarheid te spreken? De alomtegenwoordige hand van Moskou zag ook de hoofdambtenaar op de Algemene Secretarie F. Tieleman die in oktober 1949 een nota schreef onder de titel ‘De RTC (Ronde-Tafel-Conferentie) onder Moskou’s zweep’. Voor hem stond vast dat Tan Malaka op 19 december de leiding van het verzet kreeg toegewezen. Hij werkte samen met PKI-leiders die Madioen hadden overleefd, zoals Wikana. Met deze was hij in mei 1949 in de ‘algemene verzetsleiding’ gekozen.47 Tan Malaka was niet de enige die snel een antwoord op de Nederlandse aanval gaf. Zijn geestverwant Moerbantoko, voorman van de Partai Murba in Malang, gaf op 25 december een pamflet uit. De leuze ‘Wij zullen zeker overwinnen’ is door de buiten verwachting grote successen van de Nederlandse aanvaller niet een holle leus geworden, maar nog altijd van gelding. Daarna plaatste Moerbantoko de strijd in Indonesië in een internationaal kader. De jongeren van de hele wereld worden tegen elkaar in de strijd gebracht – het was doden of gedood worden, terwijl zij allen droomden van vrede. Hun inzet is slechts het gevolg van het drijven van de internationale kapitalisten. Dat kan niet voortduren. De jeugd zal zich verenigen tegen hen en de oude structuren vernietigen in een wereldrevolutie die vrede zal brengen. Het was wel heel abstract wat Moerbantoko hier zei – maar hij liet zich in ieder geval horen.48 Eén dag na Tan Malaka sprak in de Veiligheidsraad de Nederlandse vertegenwoordiger dr. J.H. van Roijen een zeer lange rede uit die als rechtvaardiging moest dienen voor het Nederlandse militaire optreden. Over de rol van het communisme bestond, naar zijn oordeel, veel misverstand. Nederland beweert niet dat het communisme de Republik beheerst; wel dat de Republik voor een belangrijk deel afhankelijk is van communistische leiders, die zo invloed uitoefenen en de macht zullen kunnen grijpen. De regering gaf het communisme kans zich te organiseren en te infiltreren in regering, leger, vakbonden en jeugdorganisaties. De regering-Hatta slaagde er in de opstand van Moeso neer te slaan, maar dit betekende niet dat het communistische gevaar was verdwenen en de Republik een bondgenoot was tegen extremistische actie. This is an understandable but nonetheless dangerous misconception, for I must point out that – and this is a matter of very serious concern to my Government – that the Republican Government, in order to reach this result, found it necessary to invoke the aid of a rival communist group under the leadership of Tan Malaka, who, just like Mr. Moeso, is a communist agitator with a long and very thorough 47

Deze nota van 3-10-1949 in NA, AS 2721). Het pamflet ‘Optimisme; Tendenz overwinning’, in CAD, Verspreide Archivalia GG 54-224 en 59-326. 48

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1410

Verguisd en vergeten

training abroad, although his followers profess a more national communism less dependent on the Cominform. In 1945, Tan Malaka took a very active part in the creation of the Republic, and was appointed successor to Mr Soekarno and Mr Hatta in a political testament signed by the latter two on 1 October 1945. A year later, Tan Malaka’s role was temporarily finished because of an insuccessful attempt to overthrow the Republican Government by force. For this act of treason, he was still in prison when the communist uprising of Moeso started to take shape, but immediately Tan Malaka was released from prison and organized a new party which encompassed several smaller organiszations with communist leanings. It is pertinent to note that Tan Malaka’s new party comprises several of the same organizations which were part of the Moeso Communist Front. Thus, the so-called suppression of the communist uprising by the Republic involved in reality only a switch in the dependence of the Republican Government from one communist group to another and entailed the rise among Republican followers of a strong new Communist Party under the leadership of Tan Malaka; this Party, in its turn, threatened to become an independent power within the State. The city of Soerakarta, the second largest in Central Java, at a distance of about sixty kilometres from Jogjakarta, was practically in the power of the new Party. It has an important following in the Republican army, in the labour movement and in the youth movement. Tan Malaka’s Party holds a sizeable number of seats in the reorganized Republican parliament. Although perhaps less vocal than before, the communist leaders could still continue their nefarious activities. The facilities of the Republican press and radio appeared to be always at their disposal. The aims of the new Communist Party, called the Partai Murba, allow of no illusion. Like the former Communist Party, its purpose is to turn Indonesia into a communist State. It will, at any price, oppose every attempt to create in Indonesia a situation of democratic order and peace. Internationally, it is hostile towards the Western democracies. Altogether the key position which Tan Malaka and his Party have now acquired would in the long run have proved more dangerous to the Hatta Government than the open revolt of Moeso and his group. The person of Tan Malaka is also proof of the close links which exist between his Party and the communist movements in China, Malaya and elsewhere in Asia. During the Second World War, the main scene of Tan Malaka’s activities was Malaya, whence he escaped to China in 1942. There he worked in close collaboration with the well-known communist leader Chou En-lai. The links between Chinese and Indonesian communists have always been strong, apart from their revolutionary activities directed against the Netherlands.49

Tan Malaka was populair in de Nederlandse politiek. KVP-leider Romme trok in zijn ‘Volkskrant’ op 20 december, in zijn eerste hoofdartikel na het begin van de actie, van leer tegen Hatta die dubbelspel had gespeeld door 49

Indonesië in de Veiligheidsraad 1949:525-6. De rede op pp. 513-37. Verwijzingen naar de rede op p. 29 en in Alistair M. Taylor 1960:180. In de laatste alinea van het citaat worden Tan Malaka en Alimin met elkaar verward.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1411

Tan Malaka tegen de communisten in Madioen te gebruiken.50 In de zelfde geest als Van Roijen sprak de Amerikaanse econoom Harry D. Gideonse zich uit in februari 1949 tegen de Amerikaanse opstelling. Hij noemde het neerslaan van de Madioenopstand, maar ook de vrijlating van Tan Malaka, ‘another kind of Communist’. Hij had invloed in de Philippijnen, Kanton en allerlei andere plaatsen in het Verre Oosten. Hij ontvoerde Sjahrir en werd daarna vastgezet ‘in a kind of token restraint. Then he was released so that he could fight these other Communists.’51 Aftocht uit Kediri Kediri kreeg op 22 december voor het eerst te maken met de oorlog. Om vijf uur ‘s middags verschenen vier vliegtuigen boven Kediri, die hun bommen en mitrailleurvuur richtten op het divisiehoofdkwartier, dat juist tevoren was verplaatst. Het doelwit werd gemist maar wel werden andere gebouwen in het centrum verwoest of beschadigd en er vielen ‘tientallen’ burgerslachtoffers.52 Ook werd Radio Kediri aangevallen.53 De zender, met een bewezen internationaal bereik, stond in Sendang, zeven kilometer ten noorden van Kediri, op de westoever van de Brantas. Hij werd bewaakt en dus gecontroleerd door een klein contingent Molukse militairen, die hadden behoord tot het Lasjkar Pattimura, dat in 1948 was opgenomen in de TNI. Hun oudchef-staf Moh. Padang was daar commandant, ondersteund door Domingus Nanlohy. Roestam Effendi had hierbij ook zeggenschap. Zijn broers Abidin en Deibel waren tevens in de buurt. De zender was tot eind februari in bedrijf en werd toen door de CPM veroverd en vernietigd.54 Niet alleen bommen wer50

Zoals vermeld in Bank 1983:407. Gideonse 1949:8. 52 Nasution 1979, IX:250, 257; ‘Consept: Riwajat Divisi I’, pp. 14, 21, in Arsip ABRI, Buku 22, Dokumen Kol. Sungkono. Nasution noemt het aantal slachtoffers ‘tamelijk veel’, Tan Malaka, in Markas Murba Terpendam I-2, 5-1-1949 schrijft ‘tientallen’. Een kort verslag ook in ‘Sepandjang Sungai Brantas’, Madjalah Merdeka 2-24(11-6-1949):7. 53 Markas Murba Terpendam III-4, 22-1-1949. 54 Interviews Moh. Padang, Djakarta, 27-8-1980 en Domingus Nanlohy, Djakarta, 15-9-1980. ‘Hilangnja Pahlawan Murba Ibrahim gelar Datuk Tan Malaka III’, Pacific, 20-11-1950 noemt als datum 18 februari, en de dader, overgenomen in Tan Malaka 1949-1956 1956:6; in minder exacte bewoordingen ook in ‘Hilangnja Tan Malaka’ in Peringatan sewindu 1957:64-5. De datum 18 februari is onjuist en moet op enkele dagen later worden gesteld. Volgens Moh. Padang werd de zender na de Nederlandse bezetting van Kediri opgeblazen, waarbij voor mij onduidelijk is onder welke omstandigheden. Daarna slaagde hij er in een andere zender nog een maand lang elke avond in de lucht te houden, ondanks vrijwel dagelijkse bombardementen. Die zender opereerde in het gebied van de Goenoeng Kelotok, een heuvel van 472 meter, vijf kilometer ten westen van Kediri (op een hoogte van 64 meter), waarachter een zeer heuvelachtig gebied begon dat opliep naar de top van de Wilis. 51

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1412

Verguisd en vergeten

den gegooid; ook pamfletten werden gestrooid met de foto van Soekarno’s gevangenneming en de tekst dat de Republik zich had overgegeven.55 In Tan Malaka’s woorden begon na de luchtaanval de ‘georganiseerde terugtocht’. ’s Avonds op 22, 23 en 24 december was het geluid te horen van karren en auto’s in de richting van de Wilis die tafels, stoelen, papier, matrassen, kussens en koelkasten – allemaal zaken die door de vrouw belangrijk werden gevonden wegbrachten. Er werd ook gefluisterd dat met het leger en zijn gezinnen, naast de wapens en het huisraad ook rijst, suiker en opium meegingen die tot dan toe onder de veilige hoede van de officieren van onze TNI waren bewaard.

Het volk kon toekijken hoe de officieren zich in veiligheid brachten, terwijl geen enkele voorbereiding werd getroffen om Kediri te verdedigen – geen wegversperring, geen patrouilles en bewakingsposten. Zo kon de vijand zonder enige weerstand de stad bezetten.56 Het vertrek ging ook gepaard met ‘verzoeken’ aan het volk om rijst, karren, fietsen, wapens en andere goederen af te staan – weigeren was niet mogelijk.57 Op 25 december verschenen plotseling de Nederlandse troepen in Kediri. Zonder enig verzet sloegen de TNI-eenheden op een chaotische vlucht, aldus Tan Malaka.58 Tan Malaka was toen hij dit schreef verwikkeld in een conflict met Surachmad en hem getrouwe eenheden. Dat zal zijn verslag een donkere kleuring hebben verschaft. Nasutions oordeel komt, hoewel meer versluierd, dichtbij dat van Tan Malaka. De Nederlandse bezetter verscheen plotseling, vroeg in de ochtend, uit een onverwachte richting. Hij verbindt hieraan niet het verwijt dat Kediri niet zoveel toegangswegen telde dat deze niet alle van wachtposten konden worden voorzien. Het TNI-verzet was ‘zeer beperkt’ door gebrek aan mankracht – slechts één compagnie en het CPMdetachement onder leiding van de commandant van de CPM-Oost-Java, majoor Soejatmo. Vernielingen in de stad vonden niet plaats; de brug over de Brantas werd niet opgeblazen. Een aantal officieren gaf zich over zonder verzet te plegen.59 De dag voor de Nederlandse aanval traden TNI-eenheden 55

Nasution 1979, IX:259; Markas Murba Terpendam II-3, 16-1-1949; ‘Consept: Riwajat Divisi I’, p. 22, in Arsip ABRI, Buku 22, Dokumen Kol. Sungkono. 56 Markas Murba Terpendam III-4, 22-1-1949. 57 Markas Murba Terpendam II-2, 16-1-1949. 58 Markas Murba Terpendam I-2, 5-1-1949. 59 Nasution 1979, IX:258; Rakyat Jawa Timur 1981:288, 300-1; Sejarah Kediri 1985:48-53; Hadi Soewito 1994, II:320-4, 335-6, 338, 408-10. Ook in ‘Tjatatan dari lembah Brantas’, Madjallah Merdeka 2-20(14-5-1949):7 wordt verwezen naar de overhaaste vlucht van TNI-officieren bij Nederlandse aanvallen. ‘Consept: Riwajat Divisi I’, pp. 21-2, in Arsip ABRI, Buku 22, Dokumen Kol. Sungkono, bevestigt dit beeld, ondanks vergoelijking en verontschuldiging. Verslagen van Nederlandse zijde in het gedenkboek van de 4e Infanteriebrigade, die Kediri bezette, zijn hiermee

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1413

in Kediri – het ligt voor de hand dat dit CPM-manschappen waren – op tegen radicale elementen, als uitvloeisel van de gespannen situatie die blijkbaar was verscherpt na de Nederlandse aanval: de massa-executie van communistische gevangenen, Surachmads vergaderverbod, Sabarudins schending daarvan, of minstens zijn protest daartegen, de redes van Tan Malaka en Sabarudin.60 Een aantal van hen werd opgesloten, onder wie Nanlohy, Moh. Padang, Abidin en Deibel Effendi. Toen Nederlandse troepen Kediri bezetten konden zij de gevangenis ontvluchten.61 De leiders – Tan Malaka, Sabarudin, Roestam Effendi – ontsnapten aan arrestatie, wellicht omdat ze onder gewapend geleide stonden of omdat hun relatie tot Soengkono hen vrijwaarde. Sabarudins stafofficier Idrus schreef de snelle val van Kediri toe aan het geschil tussen Surachmad en Sabarudin.62 Volgens Surachmad was een vergadering vastgesteld in Kediri waar Tan Malaka zich wilde laten uitroepen tot president, waar ministers zouden worden benoemd en waar Sabarudin zou worden aangewezen als Panglima Besar. De Nederlandse bezetting verhinderde het doorgaan van deze bijeenkomst.63 Hoewel Surachmad zich waarschijnlijk in de details vergist, en van een noodregering, met een nieuwe legerbevelhebber, geen sprake zal zijn geweest, is het heel goed denkbaar dat Tan Malaka en Sabarudin met de GPP als kernorganisatie de aanzet tot een nieuwe bestuursstructuur wilden geven. Al de spaarzame gegevens over de tegenstelling tussen Surachmad en Sabarudin rond 20 december, zoals ook al eerder genoemd, passen in een patroon dat begin 1949 duidelijker te onderscheiden werd. Hierin past ook dat volgens Moh. Padang, tijdens een ontmoeting met Tan Malaka, Roestam Effendi en Abdul Djalil Muluk, vlak voor hun vertrek uit Kediri, Roestam voorstelde dat Tan Malaka president zou worden, nu Soekarno en Hatta zich hadden overgegeven. Aan zichzelf in overeenstemming. De opmars uit Blitar werd eerst vertraagd door talloze boomversperringen, maar verliep daarna zeer snel. In Kediri was er nauwelijks sprake van tegenstand. De brug viel onbeschadigd in Nederlandse handen. Hij was ondermijnd, maar de genie maakte de bommen onschadelijk. Bij het vestigen van een bruggenhoofd op de westoever van de Brantas was sprake van een kort, fel vuurgevecht (Oost-Java 1950:27, 98, 138, 175, 245, 271, 283). Zelfde impressies in Van de Kamp 2001:87 en Schaafsma 2002:145-6. Soejatmo was een jongere broer van Moestopo. 60 Volgens zowel Surachmad (interview Djakarta, 12-11-1980) als zijn chef-staf Kartidjo (interview Djakarta, 6-11-1980) riep Tan Malaka zich in zijn radiorede uit tot president en verklaarde hij dat de Republik Indonesia niet meer bestond. Dit is duidelijk in strijd met de feiten. Speelt hier hun geheugen hun parten of is de inhoud van de rede toen aan hen in die zin overgebracht? 61 Interview Domingus Nanlohy, Djakarta, 15-9-1980. Een Situatierapport over Java en Sumatra van 19-12-1948 tot 31-5-1949 van luitenant-kolonel Z. Loebis, hoofd van de Inlichtingendienst van het Hoofdkwartier Java Commando, 7-6-1949, vertaald als CMI-doc. 5278 (6-8-1949), in NA 3955, noemt de arrestatie van de broers Effendi, Sabarudin en Sjamsu Harja Udaja en hun ontvluchting. De arrestatie van Roestam en Sabarudin lijkt onwaarschijnlijk; die van Sjamsu heeft wellicht plaatsgevonden. Dit rapport bevestigt dat arrestaties waren uitgevoerd. 62 H. Maladi alias Idrus, ‘Proces-verbaal’, 3-1-1950, in Aidit 1964a:72. 63 Interview Surachmad, Djakarta, 12-11-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1414

Verguisd en vergeten

had hij de rol van vice-president toegedacht. Tan Malaka wees dit af, omdat het volk hem niet kende, en zo’n daad daarom reactionair zou zijn.64 Soengkono vestigde zijn hoofdkwartier in de dessa Gendjeng (ZuidNgandjoek) dat al daartoe was ingericht.65 Surachmad verdeelde zijn staf over Broemboen, Tempoeredjo en Petok, ten zuiden en oosten van Kediri, om deze al spoedig te verplaatsen naar de westoever van de Brantas. Hij verhuisde zijn hoofdkwartier vele malen, gemiddeld elke vijf dagen, en beperkte zijn staf tot het minimum. De bewakingscompagnie onder Soekadji Hendrotomo kon daarom ook grotendeels elders worden ingezet.66 Tan Malaka bleef tot het laatst in Kediri. Kort voor hij vertrok instrueerde hij daar M.Ng. Supandi Martosentono en Suwarno om het guerrillaverzet in Java’s Oosthoek op te zetten. Hij verklaarde hoofd te zijn van de Pemerintah Republik Darurat (Noodregering van de Republik). Aan de hand van een schema zette hij uiteen hoe deze organisatie moest functioneren en welke uitgangspunten moeten worden gehanteerd. In nauwe samenwerking met de TNI in de regio, met de TNI-commandant als opperste leiding, moesten zij de volksdefensie organiseren, alle krachten die tegen 100% merdeka waren bestrijden, eenheid en geloof in eigen kracht bevorderen en sabotagedaden plegen. Martosentono vormde in Djember hiertoe de Barisan Rakjat Revolusi Indonesia. Ondanks het gehanteerde driemanssysteem werd deze Barisan in april 1949 opgerold en zijn leider gearresteerd.67 Het ligt voor de hand dat Tan Malaka meer van soortgelijke contacten heeft onderhouden en instructies verstrekt. Of hij zich toen al hoofd van de noodregering noemde is nog aan twijfel onderhevig, ook omdat hij de politieke organisatie van de guerrilla heel duidelijk onderschikte aan de TNI. 64

Interview Moh. Padang, Djakarta, 27-8-1980. Nasution 1979, IX:251. Ook Soedirman belandde hier op zijn vlucht. Van Trenggalek, waar hij op 23 december aankwam, bleek Kediri niet meer bereikbaar. Op 27 december voerde hij in Goliwan overleg met Soengkono en zijn staf (Nasution 1979, IX:250-1). De omzwervingen van mw. Soengkono en haar gezin, die enkele malen werden aangehouden door Nederlandse militairen in haar eigen verslag in Isbandijah Sungkono 1995. 66 Nasution 1979, IX:259; ‘Consept: Riwajat Divisi I’, p. 22, in Arsip ABRI, Buku 22, Dokumen Kol. Sungkono; Soejoedi Soerachmad 2004:129; interview Soejoedi Soerachmad, Djakarta, 6-12005. 67 Logboek A-Divisie 10710, 11-4-1949, in CAD, Verspreide Archivalia GG 50-177 en 58-293. Kort ook in Dagrapport Sectie Inlichtingen 18-5-1949, in NA, PG 1256. Deze gegevens, gebaseerd op een verhoor van Martosentono (gewaardeerd als C2 (tamelijk betrouwbare informant met waarschijnlijk juiste informatie), lijken in zijn kern juist. Suwarno was in februari gesneuveld. De instructie zou zijn geschied op 25 december ten huize van Surachmad – en hier lijken zowel tijd als plaats onjuist. De Barisan verspreidde vier pamfletten onder het creatieve opschrift Reicomba (Republik Indonesia Comes Back), als variatie op Recomba (Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden), in wiens naam de Nederlandse bestuursmaatregelen werden uitgevaardigd. In Politiek verslag Algemene Politie Soerabaja over april 1949, 14-5-1949, in NA, PG 984, wordt de organisatie Barisan Revolusi Republik Indonesia genoemd. 65

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1415

Tan Malaka vertrok per auto uit Kediri, begeleid door Sabarudin en Abdul Djalil Muluk en wellicht een paar bewakers. De route was noordwest, naar Patje. In deze omgeving had Sabarudins bataljon zijn basis al ingericht. Tan Malaka logeerde een week bij een vriend van Taskandar die met hem uit Australië was teruggekeerd. Daarna verhuisde hij naar Blimbing, waar Sabarudin zijn guerrillahoofdkwartier had ingericht. Hij voerde twee of drie compagnieën aan van in totaal drie- of vijfhonderd man. Het zal begin januari 1949 zijn geweest.68 Blimbing als basis Blimbing was een flinke dessa van een paar honderd huizen die nog geheel in het vlakke oeverlandschap van de Brantas lag, tussen Patje en Prambon, centraal in de driehoek Kediri-Ngandjoek-Kertosono. Van deze beide plaatsen, aan doorgaande wegen van goede tot redelijke kwaliteit, was het hemelsbreed maar vijf kilometer naar Blimbing. De dessa leek kwetsbaar en open voor een Nederlandse aanval. De enige bescherming was het ontbreken van een voor auto’s berijdbare toegang tot het dorp. Een Nederlandse aanval zou door voetvolk moeten geschieden. In het vlakke terrein rond Blimbing, met vele dessa’s en open sawahvelden was een ongemerkte benadering van Blimbing onwaarschijnlijk. Er was dan tijd voldoende om te vluchten.69 In feite was Blimbing omsingeld, en vormde het binnen de driehoek KediriNgandjoek-Kertosono een enclave. In Blimbing was er dan ook discussie over Tan Malaka’s veiligheid en aandrang te vertrekken naar de zuidhelling van de Kawi, waar hij bij Warouws Brigade 16 een veiliger onderkomen zou kunnen vinden. Tan Malaka weigerde, en zei dat in de omsingeling genoeg gaten zaten, waarlangs hij zou kunnen ontsnappen. Hij wenste dicht bij het front te blijven, en met dat ‘front’ bedoelde hij de Brantasoever tussen Kediri en Kertosono, waar Sabarudins troepen in meerderheid waren gelegerd.70 68

Interview Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980. Deze noemt Gringging als de dessa waar Tan Malaka logeerde. Dit is een vergissing; Gringging is de naam van het onderdistrict waarin Patje en Blimbing liggen. In meer gevallen zijn de namen Gringging en Blimbing door elkaar gehaald. Sin Po, 28-12-1949 meldde dat vrijwel zeker was dat Tan Malaka en Soetomo zich in de Oost-Javaanse bergen in veiligheid hadden gebracht. Djalil noemt het hogere aantal troepen; Wasid Soewarto (interview Djakarta, 3-10-1980) het lagere. 69 Eigen observaties, 23-5-1996. 70 Interviews Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980 en Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980. Soengkono stelde na de Nederlandse aanval het Komando Hayam Wuruk in dat in de regio direct ten zuiden van Soerabaja het verzet tegen Nederland moest leiden. Dit was geen succes en het Komando leed zware verliezen. De commandant, Pamoerahardjo, verweet dit mede aan Soengkono’s chef-staf Kadim Prawirodirdjo, toen toegezegde steun van onder andere Sabarudins bataljon uitbleef (Hadi Soewito 1994, II:434-42; Pamoe Rahardjo 1996:4, 71, 167, 170;

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1416

Verguisd en vergeten

In Blimbing zelf waren niet meer dan enkele tientallen soldaten gelegerd. Sabarudin vorderde vier bijeengelegen huizen, waarin Tan Malaka en zijn geestverwanten, hijzelf en zijn echtgenote en een aantal bewakers werden gehuisvest. Het vierde huis was in gebruik als stal voor een vijftal paarden. Sabarudin bereed een gestippelde schimmel; de andere, zwarte paarden stonden aan zijn officieren ter beschikking. Elders in de dessa waren nog een paar huizen in gebruik bij wisselende groepen van Sabarudins manschappen. Aan de gewenste eenheid tussen dorpsbevolking en TNI-strijders ontbrak in Blimbing het een en ander. Sabarudin nam zonder uitleg en zonder betaling koeien, geiten en kippen in beslag voor zijn troepen. ‘Hij vocht niet, maar at alles op’, was de indruk van de dorpsbewoners. De bewoners bogen voor de overmacht en bleven afzijdig. Een achttal jonge mannen werd onder zachte aandrang ingelijfd bij Sabarudins brigade. Tan Malaka woonde in het huis van Sastropodo en zijn vrouw Ibu Sukinem. Die laatste verzorgde zijn eten en drinken. Hij was vrijwel voortdurend in dat huis, waar hij altijd bezig was met schrijven. Het huis telde een ‘kantoor-kamer’ met schrijfmachines. Ibu Sukinem noemde hem ‘net en kalm’, en verbaasde zich erover dat hij geen vrouw had.71 Een jonge aanhanger, Wasid Soewarto, die in Blimbing bij Tan Malaka in huis woonde, vertelde over zijn ascetische gewoonten. Hij rookte niet, gebruikte geen alcohol, dronk geen koffie, maar alleen slappe thee. Hij at slechts zoveel als nodig was om de nodige calorieën en vitaminen binnen te krijgen. Zelfs een bijzonder smakelijk gerecht kon hem niet tot afwijking van deze regel brengen. Chinese kruiden, waarvan hij een voorraad bezat, hielpen hem om gezond te blijven. Een strak schema regelde zijn dag: hij stond om zes uur op, om zeven uur zat hij achter zijn schrijfmachine en hij ging nooit later dan tien uur ‘s avonds naar bed. Hij schaamde zich voor een incidentele boosheid – hij verontschuldigde zich daarna en hield een verhaaltje over zijn foute eigenschappen. Als een koerier arriveerde die rapport moest uitbrengen liet hij deze altijd eerst de tijd om te eten en te drinken.72 Blimbing werd spoedig een verzamelpunt van Tan Malaka’s aanhangers. Na de verwarring van de Nederlandse aanval vonden zij hun weg naar zijn Soejoedi Soerachmad 2004:130-1). Kadim zou zijn gemotiveerd door jaloezie op Pamoerahardjo’s benoeming (interview Pamoe Rahardjo, Djakarta, 29-8-2002). Dit zou er ook op kunnen duiden dat Sabarudins eenheden in deze regio zich een eigen opstelling veroorloofden. 71 Interviews met dorpelingen van Blimbing, onder wie Ibu Sukinem, Blimbing, 23-5-1996. Interview Djakfar, Djakarta, 10-9-1980 noemt hetzelfde aantal soldaten en omstreeks twintig ‘burgers’ als tijdelijke inwoners van Blimbing. 72 Interview Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980; ook in interview Djakfar, Djakarta, 10-91980. De toen zeventienjarige Soemono Mustoffa bevestigt dit beeld. Tan Malaka merkte hem op en nam de moeite hem een half uur lang te instrueren, waarna hij ten afscheid geld en sigaretten overhandigde (interview Soemono Mustoffa, Djakarta, 6-11-1986).

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1417

basis. Abdul Djalil Muluk was Tan Malaka’s trouwe metgezel, terwijl Teguh als zijn persoonlijke bewaker optrad. Pandoe Kartawigoena, Sjamsu Harja Udaja en later Roestam Effendi verschenen. Ook Hamid Lubis, Arif Siregar, Sidik Djojosukarto, Abidin Effendi, Wasid Soewarto, Taskandar en Boedi, rechterhand van Moewardi, voegden zich bij de entourage. Sabarudin, die onregelmatig in Blimbing vertoefde, had Idrus en een aantal van zijn manschappen als vaste bezetting aangewezen. Ook Djalaluddin en zijn vrouw, en chef-staf Djakfar, na zijn terugkeer van de gevechten bij Mendalan, waren vaste bewoners van Blimbing. Djakfar kreeg van Sabarudin de opdracht Tan Malaka’s veiligheid te waarborgen.73 Markas Murba Terpendam Tan Malaka schreef dus. Wat daarvan is overgeleverd en wat ook in de actuele situatie het belangrijkst was, levert een serie op van vijfentwintig pamfletten, die hij tussen 5 januari en 7 februari schreef.74 Ze bestaan uit één vel papier, met aan beide zijden een getikte tekst. De vermenigvuldiging vond plaats door middel van doorslagen. Van geitenvet en roet werd carbonpapier gemaakt. Zelfs met een grote inzet van de typisten kon de oplage van de pamfletten op deze manier nauwelijks meer dan tot tientallen stijgen. Alle pamfletten kregen een titel en werden ondertekend met de datum van verschijnen en Markas Murba Terpendam (Verborgen Murba-Hoofdkwartier). Tan Malaka ondertekende dus niet. Was dat om geen extra-aandacht te trekken van vijanden in het Republikeinse kamp en de Nederlandse bezetter? De meeste ingewijden in de regio wisten wel dat Tan Malaka achter deze pamfletten zat.75 Door zijn eigen naam achterwege te laten liet hij de kans lopen om met de glans van zijn naam een groter en aandachtiger lezerskring te trekken. Maar wellicht ook past dit in Tan Malaka’s afkeer om naar buiten te treden. Slechts in twee pamfletten noemt hij zichzelf – in de derde persoon. In de vijftiende aflevering somt hij de buitenlandse reacties op zijn radiorede van 21 december op. Het laatste pamflet heeft Soekarno’s politieke testament tot onderwerp en drukt ook die tekst af. Nummer zestien bevatte een voorwoord voor de tweede druk van Gerpolek, waarin de naam Tan Malaka niet 73

Interviews Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980; Djakfar, Djakarta, 10-9-1980; Djalaluddin, Djakarta, 16-9-1980; Wasid Soewarto, Djakarta, 3-10-1980; Taskandar, Kediri, 17-101980. Matu Mona (interview Djakarta, 2-9-1980) kwam hier ook Tan Malaka opzoeken. Hij was sinds september 1948 in Kediri en kende Sabarudin. Zijn fascinatie voor de persoon van Tan Malaka bracht hem in Blimbing, waar hij diens schrifturen las. 74 Twee pamfletten zijn niet exact gedateerd, maar op ‘januari’ en ‘februari’ 1949. De serie kan dus een enkele dag eerder zijn begonnen of geëindigd. 75 Interviews Bujung Saleh, Djakarta, 30-8-1980 en Abdul Djalil Muluk, Djakarta, 30-8-1980.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1418

Verguisd en vergeten

voorkomt, maar voor de ietwat ingewijde lezer zal de verbinding van de ‘wij’ van dit voorwoord naar de auteur van Gerpolek geen moeite hebben gekost. De pamfletten verschenen in vijf series van vijf afleveringen. De originelen bevatten in het opschrift een verwijzing naar het serienummer, maar geen nummering binnen de serie. De series verschenen binnen het bestek van drie of vier dagen, met meerdere afleveringen per dag. Drie van de vier tussenperioden duurden een week; tussen serie vier en vijf verstreken slechts drie dagen.76 Elk pamflet stond op zichzelf. In kort bestek en op pakkende wijze moest Tan Malaka zijn boodschap uitdragen. Zijn thema’s komen dan ook vele malen terug. Het eerste pamflet vormt een goed voorbeeld, zowel in stijl als naar inhoud. Bezet wat bezet is Wat is beter, stil blijven zitten in het gebied van de Republik of in de aanval gaan naar het door de vijand bezette gebied als straks weer een wapenstilstand wordt afgekondigd? 76

Zie hiervoor de bibliografie van Markas Murba Terpendam. In Pacific, 7-12-1950 laat de uitgeverij Pustaka Murba, een onderneming van Tamin, weten dat het plan bestaat de verzamelde pamfletten te bundelen. Daarbij wordt een lijst verschaft van 21 titels die bij elkaar zijn gebracht. Het eerste en de laatste drie pamfletten ontbreken. Die publicatie is niet doorgegaan. Op initiatief, naar verluidt, van Soekarni is een complete set pamfletten gevormd, die uiteindelijk belandde in het Gedung Joang ‘45, waar ik deze in 1980 aantrof; inmiddels is de verzameling daar zoekgeraakt. Hieraan ontbrak nog één aflevering (serie III-1), zoals later zou blijken. In het Arsip ABRI in Bandoeng (Divisi III – Jawa Tengah, tahun 1949 s/d 1951, Buku 16, en als bijlagen in Gunawi Kartosapoetro, ‘Peristiwa Pemberontakan PKI Muso-Madiun; Buku Sejarah Dokumenter; Buku induk ke II’, Jilid II, Bandung, 1976) bleken totaal vijftien pamfletten aanwezig, waarvan één incompleet. Vier afleveringen waren dubbel, maar in afwijkende versie. Het betrof hier zowel originelen als afschriften. De collectie-Soekarni bestond geheel uit afschriften – hier en daar had de kopiist ook een vraagteken met daarbij ‘Penj.’ (Penjusun – samensteller) ingevoegd. Uit vergelijking van de diverse versies blijkt dat deze samensteller zeer slordig te werk is gegaan. Zinnen en woorden ontbreken, woorden zijn verkeerd overgetikt, interpunctie is veranderd, hoofdletters (aan begin van woorden en voor gehele woorden) en onderstreping – de wijze waarop de pamfletten nadruk tot uiting brachten – worden naar willekeur veranderd. Ook past de samensteller de grammaticale ordening aan, wijzigt hij spelling en vervangt hij woorden door een naar zijn oordeel meer passend equivalent. De kern van het betoog wordt overigens niet aangetast. De collectie in het Arsip ABRI leverde één pamflet op dat in Djakarta ontbrak. De wijze van vermenigvuldiging leidde tot verschillende, originele versies van een pamflet, met verschillen, vooral in nadruk, interpunctie en spelling – en een enkele keer een inhoudelijke wijziging. Het lijkt er op dat Tan Malaka in een later getikte versie zo’n verandering aanbracht, waarbij het natuurlijk heel goed mogelijk is dat het tikken en verspreiden van een bepaald pamflet later plaatsvond dan de datum die er onder stond. Pamfletten van Markas Murba Terpendam zijn niet in Nederlandse archieven te vinden, en wellicht ook nooit in Nederlandse handen beland. In Nederlandse rapportage is slechts éénmaal verwezen naar Markas Murba Terpendam. Een C3-bericht in Wekelijks Territoriaal Inlichtingenrapport van de Terr. tevens Tr. Cmdt Oost-Java no. 14(10-6-1949), pp. 1, 3, in CAD, Verspreide Archivalia GG 34-90, meldt dat brochures, pamfletten en plakkaten met deze ondertekening circuleerden en legde het verband met de GRR en Tan Malaka. De kerninhoud was dat de regering-Soekarno-Hatta niet meer werd erkend. Deze informatie werd verder genegeerd.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1419

Dit is het belangrijkste vraagstuk waar wij nu of straks voor staan en dat met spoed moet worden opgelost door iedere militair die nu ook de 100% onafhankelijkheid verdedigt. Alle militairen moeten dit probleem eerst diepgaand bestuderen. Voor de militairen die hebben geleerd loyaal te zijn aan de leiders uit de kleine bourgeoisie, met zijn grote en kleine leiders, en zo de aanvaarding van Linggadjati, Renville en het Aide-Mémoire vergemakkelijkten, is dit al geen vraagstuk meer. Zij zijn bereid te aanvaarden wat al door de leiders van de kleine bourgeoisie is aanvaard, tot zelfs de terugkeer van Nederlands-Indië. Maar voor de militairen die hun basis hebben in de Rakjat Murba Pemuda en zich inzetten voor 100% onafhankelijkheid is het aanvaarden van een wapenstilstand en stil blijven zitten in het gebied van de Republik het vraagstuk dat straks zal bepalen of er wel of niet sprake is van verraad aan de Proclamatie en of de strijd wel of niet wordt voortgezet. Dat is om de volgende redenen: 1. Blijven in de Republik betekent passief wachten op het resultaat van ­ nieuwe onderhandelingen tussen de kleine bourgeoisie die wij al kennen met de Nederlandse delegatie of in opdracht van de Verenigde Naties met ‘good offices’ en arbitrage van de VN-vertegenwoordigers, of, wat heel goed mogelijk is, weer met vertegenwoordigers van de imperialistische staten. 2. Blijven in de Republik betekent passief wachten op maatregelen van de kleine bourgeoisie om nieuwe voorwaarden te scheppen voor een wapenstilstand: besluiten tot rationalisatie die het leger van de Republik verlamden, zoals bleek in de twee koloniale oorlogen en andere maatregelen die de kleine bourgeoisie beter in staat stelde een overeenkomst te sluiten, die haar posities beschermt en haar in de toekomst vrijwaart van de beschuldiging van verraad aan de Proclamatie. 3. Blijven in de Republik betekent dat actie wordt bemoeilijkt tegen de regering van de kleine bourgeoisie die klaarstaat voor en met gejuich actie van de verdedigers van 100% onafhankelijkheid tegen de posities van de kleine bourgeoisie zal begroeten. Zulke acties zal zij afschilderen als contrarevolutionaire acties die de eenheid aantasten en de vijand steunen. Maar: In de aanval en bezetten wat door Nederland is bezet, betekent dat alle bovengenoemde bezwaren niet gelden. In de aanval en bezetten wat door Nederland is bezet, betekent dat alle bevelen van wie dan ook niet gelden, zoals bevelen tot wapenstilstand, het ontruimen van ‘pockets’ en ontwapening. In de aanval en bezetten wat door Nederland is bezet, betekent tegenover een duidelijke vijand staan, en alle bevelen en besluiten van de Nederlandse handlangers in de Republik gelden dan niet. In de aanval en bezetten wat door Nederland is bezet, betekent het behoud van de bestaande eenheid in de leiding, de wapens en strijdgeest, en alle pogingen en kunstgrepen van de kleine bourgeoisie om verdeeldheid te brengen in de eensgezindheid van de legereenheden en van zijn militairen, om ontwapening te laten plaatsvinden en de strijdgeest te verzwakken zullen falen. In de aanval en bezetten wat door Nederland is bezet, betekent tenslotte het

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1420

Verguisd en vergeten

behouden en vergroten van het hoofdkapitaal in de strijd en bevat de sleutel tot de overwinning: het in zee drijven van de vijand, en de zege op basis van de erkenning van 100% onafhankelijkheid.77

In dit pamflet worden nog geen namen ingevuld bij de ‘kleine bourgeoisie’ die de revolutie heeft verkwanseld.78 Later gebeurt dit wel en wordt het kwartet Soekarno-Hatta-Amir Sjarifoeddin-Sjahrir opgevoerd als voormannen van deze klasse en verantwoordelijk gesteld voor het gevoerde politieke beleid. Het akkoord van Linggadjati werd afgesloten door een delegatie onder leiding van Sutan Sjahrir. Die delegatie werd aangewezen door de regering Soekarno-Hatta die nooit wettig is gekozen door het daartoe aangewezen parlementaire orgaan. Het akkoord van Linggadjati werd goedgekeurd door een ‘parlement’ waarvan een groot deel van de leden door president Soekarno volgens Presidentieel Besluit no. 6 werd benoemd. Dit wil zeggen dat het akkoord van Linggadjati werd afgesloten door een ­groepje kleine bourgeoisie, in het klassenbelang van de kleine bourgeoisie en slechts met instemming van de vertegenwoordigers van de kleine bourgeoisie en haar volgelingen. Het is duidelijk dat het akkoord van Linggadjati grote schade heeft berokkend aan het volk dat opkwam voor de anti-imperialistische revolutie. Het akkoord van Renville werd afgesloten door een delegatie onder leiding van Amir Sjarifoeddin. Ook deze delegatie werd aangewezen door de regering Soekarno-Hatta. Het akkoord van Renville werd slechts ondertekend door Amir Sjarifoeddin en niet door het parlement goedgekeurd, waaraan Amir ook geen goedkeuring had gevraagd. Dit wil zeggen dat het akkoord van Renville werd afgesloten door vertegenwoordigers van de kleine bourgeoisie, nog geringer in aantal dan deze klasse zelf en alleen door Amir goedgekeurd en ondertekend. Het is duidelijk dat het akkoord van Renville Rakjat Murba nog meer schade berokkende. Het Aide-Mémoire, dat vrijwel alle eisen van het koloniale Nederland aanvaardde, werd door Drs. Moh. Hatta alleen opgesteld, uit eigen naam van Drs. Moh. Hatta, voor de eigen behoeften van Drs. Moh. Hatta in een bespreking onder vier ogen tussen Drs. Moh. Hatta en Stikker. Het Aide-Mémoire van Drs. Moh. Hatta vergemakkelijkte in grote mate de weg naar de tweede Nederlandse koloniale oorlog.79

De kleine bourgeoisie meende dat Nederland oprecht wilde samenwerken om een federale republiek te vormen. Velen van haar leiders werden verraders die meewerkten aan de vorming van marionettenstaten op Republikeins grondgebied. Met die federale republiek hoopten zij dat hun verraad zou 77

Markas Murba Terpendam I-1, januari 1949. De eerste serie pamfletten is gematigder van toon dan de drie volgende, terwijl, opmerkelijk genoeg, maar wellicht toevallig, ook in de laatste serie weer enige matiging van toon is op te merken. 79 Markas Murba Terpendam III-1, 21-1-1949. 78

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1421

worden uitgewist. Maar voor hen die inzicht hebben in het Nederlandse imperialisme is het duidelijk dat het niet in staat en ook niet bereid is tot zo’n federale staat tenzij onder dwang. Al het Nederlandse onderhandelen heeft slechts tot doel om na teruggave van Nederlandse eigendommen ook de politieke macht te heroveren, om tijd te winnen om zichzelf te versterken en de Republik te verzwakken, om de internationale wereld een rad voor ogen te draaien zodat deze gelooft dat Nederland zijn ‘binnenlandse aangelegenheden’ vreedzaam regelt. De bourgeoisieleiders geloven in de Nederlandse beloften.80 Hoop op de Verenigde Naties was vergeefs gebleken. De grote imperialistische machten beheersen de Verenigde Naties, en zullen nooit tegen hun eigen belangen ingaan.81 Het minderwaardigheidscomplex van de regering en Republikeinse delegatie leidde Sutan Sjahrir ertoe te onderhandelen over de Indonesische onafhankelijkheid en hij verkreeg de belofte van ‘samenwerking’ met Nederland ten behoeve van een ‘mooie vooruitgang’ van het Indonesische volk, zoals vastgelegd in het akkoord van Linggadjati. Met het slaapmiddel Linggadjati kon hij de regering en een deel van het Indonesische volk in slaap brengen en de internationale wereld in slaap sussen, tot Nederland de ‘mooie vooruitgang’ benutte voor de ‘doorstoot’ of de eerste koloniale oorlog. Het minderwaardigheidscomplex van de regering en Republikeinse delegatie bracht tenslotte Moh. Hatta op de achtersteven van de halfgezonken Renville […]. Het Aide-Mémoire dat Hatta produceerde hielp slechts Nederland bij de invasie van zijn parachutistenleger en hielp Bung Karno, Bung Hatta, Hadji Agus Salim en de neefjes en nichtjes van Sutan Sjahrir om de revolutionaire arena te verlaten en naar federaal gebied onder soevereiniteit van ‘Juliana’s Kroon’ te verhuizen.82

Soekarno en Hatta werden het mikpunt van bittere kritiek. Soekarno en Hatta die zich ‘nationalist’ noemen waren altijd bereid om op Japans bevel propaganda te maken voor de ‘trouw’ aan het Japanse leger, met de inzet van romusha en heiho, en propaganda te maken voor het zenden van rijst, goud, diamanten, briljanten en jonge vrouwen naar ‘Tokio’. Rakjat Murba Pemuda weet dat Soekarno en Hatta nog rekening hielden met de Japanse bevelen rond en na de Proclamatie van 17 augustus 1945, zodat de Rakjat Murba Pemuda van Djakarta was genoodzaakt Soekarno en Hatta naar Rengasdengklok over te brengen. Zij zouden zeker geheel opzij gezet zijn, indien zij de onafhankelijkheid niet zouden hebben willen proclameren. Rakjat Murba Pemuda moet ook weten dat Soekarno en Hatta Britse bevelen accepteerden om de vernietiging van de Britse Gurkhatroepen in Soerabaja, Magelang en Soekaboemi stop te zetten.83 80 81 82 83

Markas Murba Terpendam I-4, 6-1-1949. Markas Murba Terpendam I-5, 7-1-1949. Markas Murba Terpendam II-4, 16-1-1949. Markas Murba Terpendam II-3, 16-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1422

Verguisd en vergeten

Andere giftige pijlen werden gericht op de overgave van Soekarno en Hatta. In zijn pamflet moest Tan Malaka eerst nog duidelijk maken dat beiden zich echt hadden overgegeven – wellicht waren de Nederlandse pamfletten daarover vals. Maar bij gebrek aan een ontkenning na 25 dagen en berichten van afgezanten uit Djokja concludeerde hij dat de berichten juist waren. Hij verzuimde niet te noteren dat mensen die Soekarno’s paleis wilden ontvluchten door de paleiswacht werden beschoten. De overgave, suggereerde Tan Malaka, was deel van een vooropgezet plan.84 Het was nu oppassen voor een akkoord tussen Nederland en de gevangen leiders. ‘Indien Soekarno en Hatta in vrijheid zich willen binden aan allerlei vernederende akkoorden met Japanse militairen en Kempeitai, hoe zal dat dan zijn met Soekarno en Hatta, die zich hebben overgegeven en gevangen zijn en wie het pistool op de borst wordt gezet!’85 Slechts ‘fanatici’ en ‘politieke analfabeten’ waren nog trouw aan Soekarno en Hatta, en Tan Malaka somde nog eens hun staat van dienst op, inclusief de hoge Japanse titel, hun hoge onderscheiding uit handen van de Japanse keizer, hun verkiezing als president en vice-president door een door Japan ingesteld comité, die daarna nooit is goedgekeurd door het Indonesische volk, en het verraad aan de Proclamatie door hun akkoorden met Nederland. Met de arrestatie en overgave van Soekarno en Hatta zal de revolutie niet eindigen, integendeel ‘de strijd voor 100% onafhankelijkheid zal beter verlopen als die niet vertraagd, belemmerd of tenietgedaan wordt door bevelen van de regering-Soekarno-Hatta’.86 Hun overgave was voor Tan Malaka een noodzakelijkheid en zekerheid. ‘Een gevolg van hun verwarring ten aanzien van de kracht van Rakjat Murba Pemuda en twijfel ten aanzien van de Proclamatie.’ Al hun daden daarna waren slechts een vervolg daarop: van hun dreiging met aftreden vóór de massameeting op 19 september 1945 tot de erkenning van de Nederlandse Kroon als hoogste macht in het federale Indonesië. ‘Ja, zij gaven toe in alles wat Nederland hun wilde opleggen.’ ‘”Eens een marionet, altijd een marionet”, zo is de opstelling van dat soort mensen.’ Hun mooie uitspraken over voortzetting van de strijd zijn waardeloos gebleken. Maar dat verbaast niet: ‘Als Soekarno en Hatta de soevereiniteit van de Tenno Heiko op Indonesië willen erkennen, waarom zouden zij de Nederlandse soevereiniteit in plaats daarvan niet willen erkennen?’ ‘Nederland kent de persoonlijkheden van Soekarno en Hatta, die zich zonder enig verzet overgaven en zal nog meer dan in het verleden een goed resultaat verwachten van zijn “besprekingen” met Soekarno en Hatta.’ Dat moet een akkoord opleveren in Nederlands voordeel, waarmee het Indonesische 84 85 86

Markas Murba Terpendam II-3, 16-1-1949. Markas Murba Terpendam III-2, 21-1-1949. Markas Murba Terpendam III-2, 21-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1423

volk en de internationale opinie voor de gek kunnen worden gehouden.87 In een uiteenzetting over de term Republik stelde Tan Malaka de legitimiteit van Soekarno’s regering ter discussie. De na de Proclamatie volgens de Grondwet voorgeschreven parlementaire organen zijn nooit gekozen; zijn werden gevuld met ‘yesmen’. Zo was er geen sprake van een regering van, door en voor het volk, maar van een bewind beheerst door de kleine bourgeoisie.88 Die legitimiteit was van belang voor het gezag van een noodregering, waarover Tan Malaka in Blimbing eind januari voor het eerst hoorde. Het was een bewijs ten overvloede dat Soekarno’s regering zich had overgegeven. Maar had deze het recht een noodregering in te stellen? Soekarno en Hatta waren op ‘Japanse wijze’ aangewezen als president en vice-president. Hun positie was nooit door het volk bevestigd; ze waren nooit beëdigd. Zij hebben het volksvertrouwen beschaamd door met hun opstelling twee koloniale oorlogen te bevorderen en na drieënhalf jaar ‘is 99% van het Indonesische grondgebied en van de rechten en kracht op politiek, militair en economisch gebied verloren’. Maar de Rakjat Murba Pemuda zet de strijd voort. Een noodregering uit de hoek van Soekarno en Hatta die wellicht onder dwang een wapenstilstand of akkoord met Nederland zal sluiten is een uiterst gevaarlijke noodregering.89 De afrekening met de bewindslieden van 1945 tot 1948 ging nog verder. In een pamflet over de regering van Rakjat Murba wordt een theoretische uitleg verschaft over in de plicht van zo’n regering de Proclamatie hoog te houden door het imperialisme van de Indonesische stranden te verdrijven. Als zo’n regering faalde dan had Rakjat Murba het recht vreedzaam of met geweld een nieuwe regering aan de macht te brengen. ‘De Indonesische regering die een akkoord afsloot met de dief in zijn eigen huis was een regering die de wil en de belangen van de Indonesische Rakjat Murba schond.’ Na het voltooien van de revolutie ‘zullen volgens de gebruikelijke regels alle leden van de regering-Soekarno-Hatta-Amir-Sjahrir voor een Revolutionaire Rechtbank worden gebracht om verantwoording af te leggen voor al hun opvattingen en daden bij het ten uitvoer brengen van vorm en inhoud van de Proclamatie’. ‘De Revolutionaire Rechtbank van de regering van Rakjat Murba zal in de toekomst de offers van Rakjat Murba in de revolutie afmeten tegen de resultaten die de kleine bourgeoisie en haar regering hebben bereikt tijdens haar bewind, en een passend vonnis vellen over hen die verraad hebben gepleegd aan de Proclamatie van 17 augustus.’90 87 88 89 90

Markas Murba Terpendam IV-1, 28-1-1949. Markas Murba Terpendam IV-4, 31-1-1949. Markas Murba Terpendam IV-3, 30-1-1949. Markas Murba Terpendam II-1, 15-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1424

Verguisd en vergeten

En elders schreef Tan Malaka dat de kleine bourgeoisie angst had voor een echt parlement: dat zou de Proclamatie hooghouden, de bankroete politiek van de regering-Soekarno-Hatta-Amir-Sjahrir teniet doen en alle verraders van de revolutie met revolutionair recht berechten’ – waarbij het laatste deel van de zin in hoofdletters werd afgedrukt.91 Het zal duidelijk zijn dat Tan Malaka geen enkele opening liet tot de verantwoordelijke leiders sinds augustus 1945. Voor hun verraad lijkt slechts een passend vonnis mogelijk. Maar wat was zijn alternatief? Dat vormde de Rakjat Murba Pemuda, de Murba en Pemuda, die zich op basis van de Proclamatie consequent en vol zelfvertrouwen inzetten voor de 100% onafhankelijkheid en niet zouden rusten voor de Nederlandse bezetter was verdreven. Met de Nederlandse aanval lagen er nieuwe kansen voor hen open, om hun guerrilla te ontplooien op geheel Java. Een ‘centrale regering’ kon hun niet meer tegenhouden overal de ‘Republik Merdeka 100%’ te vestigen.92 Rakjat Murba Pemuda gelooft in de bambu-runtjing-diplomatie en de politiek van de ‘Pacific’: Amerika geeft de voorkeur aan een onafhankelijk Indonesië met al zijn grondstoffen boven steun aan Nederland, als daarbij al deze goederen in rook en as opgaan.93 In militair opzicht was Rakjat Murba Pemuda succesvol. De Nederlandse ‘doorstoot’ werd beantwoord met ‘contra-stoten’ en de consolidatie van diverse guerrillagebieden. Nederland is superieur in bewapening, maar heeft een ‘tekort aan manschappen, tekort aan volkssteun en tekort aan strijdgeest’. Indonesië heeft inderdaad een tekort in technisch opzicht, en een tekort of algeheel gebrek aan officiële leiding door leger en regering, maar het Lasjkar Revolusi en de Rakjat Murba Pemuda, gesteund door ‘Generaal Natuur’, kunnen het Nederlandse overwicht te boven komen. Nederland beheerst slechts de hoofdwegen en steden ‘met hulp van Indonesische verraders en vrijwel de gehele Chinese bevolkingsgroep’, maar zijn bezetting zal hij niet lang kunnen volhouden. De ‘stoot’ naar voren zal dan weer moeten volgen, ‘maar Nederland zal dan zijn vleugels en staart niet kunnen handhaven, zodat als een vogel zonder vleugels en staart hij tenslotte niet meer ver of snel kan vliegen’.94 Voor Nederland, dat hoopte dat met de overgave van Soekarno en Hatta ook het Indonesische volk en de TNI zich zouden neerleggen bij de nieuwe situatie, is dit een tegenslag. Rakjat Murba Pemuda boekt militaire successen, zonder regering en TNI, in een ‘verstoppertje-oorlog’. Voor Nederland 91

Markas Murba Terpendam IV-4, 31-1-1949. Een verwijzing naar de revolutionaire rechtbank ook nog in Markas Murba Terpendam V-2, 5-2-1949. 92 Markas Murba Terpendam I-1, begin januari 1949; I-3, 6-1-1949; I-4, 6-1-1949; I-V, 6-1-1949; II-3, 16-1-1949; III-1, 21-1-1949 met alle soortgelijke (slot)formuleringen. 93 Markas Murba Terpendam III-3, 22-1-1949. 94 Markas Murba Terpendam II-5, 17-1-1949; in dezelfde zin IV-1, 28-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1425

en Soekarno-Hatta is de noodzaak er nu om een akkoord te presenteren, dat zal worden voorafgegaan door een oproep tot wapenstilstand. Dat is problematisch omdat de TNI steeds meer de zijde kiest van Rakjat Murba Pemuda. Verzet is daarom nodig tegen elk akkoord en elke wapenstilstand. Daartegenover moet de bekende eis staan, gebaseerd op eenheid in politiek, economisch en militair opzicht, en bereidheid tot een langdurige guerrillastrijd.95 Nederland oefende zijn soevereiniteit vóór 1942 uit krachtens een ‘veroverings- en historisch recht’. De Japanse invasie deed dat in acht dagen teniet. De Proclamatie legde in 1945 het onvervreemdbare recht van het Indonesische volk op eigen soevereiniteit vast, dat ‘niet een minuut en niet voor één procent’ kan worden overgedragen aan een ander volk. Voor dat beginsel streed Rakjat Murba Pemuda.96 De geest van heldhaftigheid die Rakjat Murba Pemuda kort na de Proclamatie bezielde, was, zoals nu bleek, verborgen geraakt, maar nog niet verdwenen. Mits geleid in de goede richting was de weg naar 100% onafhankelijkheid begaanbaar.97 Als voldoende gebieden op alle Indonesische eilanden waren bevrijd, dan was de tijd rijp voor een congres van Rakjat Murba Pemuda Revolusioner dat een grondwet op basis van het Murbaïsme zou opstellen en een regering op die basis zou wettigen.98 Hoe die regering er zou uitzien bleef vaag. Een pamflet over ‘De regering van de Rakjat Murba’ somde algemene beginselen op en schreef slechts neer dat deze ook de weg naar het ontstaan en groei van socialisme-communisme moest openen.99 Eén pamflet ging bij uitzondering vrijwel geheel over het communisme: ‘Momok kominis’ (Het communistische schrikbeeld). Tan Malaka reageerde daarin op radioberichten uit Australië en Amerika waarin zijn rede van 21 december als ‘communistisch’ werd afgeschilderd. Dat was in zoverre opmerkelijk omdat de band met de Sovjetunie daarbij niet direct werd gelegd. En dat was, aldus Tan Malaka, toch niet onjuist omdat de communistische beweging niet identiek was met de Sovjetpolitiek. Het imperialisme ging overigens niet in op zulke nuances. Het schrikbeeld communisme was verbonden aan de Sovjetunie, en in Azië aan de angst zijn markten en winstmogelijkheden te verliezen. Maar hij riep zelf het communisme op: de opkomst en groei van het kapitalisme-imperialisme was onlosmakelijk verbonden aan de opkomst en groei van het communisme. En met dit besluit 95

Markas Murba Terpendam IV-5, 1-2-1949. Markas Murba Terpendam V-2, 5-2-1949. 97 Markas Murba Terpendam V-4, 7-2-1949. 98 Markas Murba Terpendam I-3, 6-1-1949; II-5, 17-1-1949; IV-1, 21-1-1949. In het laatste pamflet worden deze bevrijde streken ‘Gerpolek-gebieden’ genoemd. 99 Markas Murba Terpendam II-1, 15-1-1949. 96

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1426

Verguisd en vergeten

bleef Tan Malaka voorzichtig en abstract over dit beladen onderwerp.100 De Madioenopstand bleef ongenoemd. Amir kwam slechts voor als leider van de kleine bourgeoisie en verantwoordelijk voor Renville. Moeso werd éénmaal genoemd als voorbeeld van een Indonesisch leider die op buitenlandse hulp vertrouwde – in dit geval Russische hulp – en geen geloof had in eigen kracht.101 Al de kritiek was gericht op de regering die de Republik sinds augustus 1945 had bestuurd, op het kwartet Soekarno-Hatta-SjahrirAmir, dat meedogenloos en in bittere bewoordingen verantwoordelijk werd gesteld voor de teloorgang van de Republik. De algemene teneur van die kritiek – niet in de extreme formuleringen van Tan Malaka – kon rekenen op sympathie in brede kringen, ook in het leger, tot in zijn hoogste leiding. Hiermee had hij dan ook aanhang kunnen winnen bij de TNI-eenheden van de Divisie Soengkono die zich op hun guerrillabases hadden teruggetrokken, maar deze tactiek koos Tan Malaka niet. Hij koos compromisloos voor een frontale aanval op de TNI-leiding in de Kediriregio. Het eerste doelwit daarbij was Surachmad, met wie al voor de Nederlandse aanval de verhouding uiterst gespannen was. Het tweede pamflet zette al de toon. Voor de tweede koloniale oorlog voelde het volk van Kediri zich beschermd door een verdedigingsmacht, in de vorm van TNI, CPM en CMK3. Het volk voelde zich veilig onder hun bescherming. Het volk was trots op het leger met zijn volledige bewapening en organisatie in overeenstemming met de internationale standaard. Het volk voelde zich niet jaloers op de legerofficieren die de mooiste gebouwen betrokken, zich tot in de puntjes kleedden en vrijwel alle economische bestuursbronnen en voertuigen in hun bezit hadden.

Maar op 25 december was plotseling de vijand in Kediri. ‘Het volk constateerde bedroefd en teleurgesteld dat het officiële leger dat zij zo lang betaald, vertrouwd en bewonderd had in totale verwarring vluchtte zonder ook maar enige tegenstand te bieden.’ Wie moest nu Kediri heroveren: het officiële leger of het volk zelf? Het antwoord was de Rakjat Murba Pemuda, dat ‘alle wapens moest terugvragen van hen die niet bekwaam en niet bereid waren de strijd voort te zetten, en de militairen moest opnemen die hun leiders hadden verlaten en zich wilden aansluiten bij Rakjat Murba Pemuda.’102 Een later pamflet had als titel een lange lijst van afkortingen van allerlei leger- en politieorganen die in Kediri fungeerden, met onduidelijke en strijdige bevoegdheden. Zij waren druk bezig hun eigen belangen te behartigen en beheerden voorraden rijst, suiker en opium en inden beschermingsgeld 100 101 102

Markas Murba Terpendam III-5, 23-1-1949. Markas Murba Terpendam II-4, 16-1-1949. Markas Murba Terpendam I-2, 5-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1427

van Chinezen. Van de verdediging van Kediri en zijn inwoners op 21 december was daarentegen niets te bemerken. Zij vluchtten halsoverkop tot bijna de top van de Wilis. Daartoe vorderden zij van het volk nog zijn rijst, karren, fietsen en wapens.103 Een week later pakte Tan Malaka in ‘Larilah dari pelarian’ (Ontvlucht de ontvluchting) nog eens uit. Hij beschreef de roemloze uittocht uit Kediri na het Nederlandse bombardement (al aangehaald op p. 1412). Zo kon één Nederlands bataljon, terwijl luitenant-kolonel Surachmad over zeven volledig bewapende bataljons beschikte, zonder verzet te ondervinden Kediri bezetten. Een maand later is er van enige actie van Surachmad om Kediri te heroveren niets te bespeuren. De acties van majoor Banuredjo, hoofd van de defensie van Kediri, zijn zelfs schadelijk voor die terugkeer, beweert Tan Malaka, zonder dit nader toe te lichten. En hij vervolgt: Rakjat Murba Pemuda vraagt zich openlijk af: Waar is, en leeft hij nog, de vroegere ‘leeuw’ van het front in Soerabaja, kolonel Soengkono, bevelhebber van Oost-Java, die voor de tweede koloniale oorlog het bevel gaf de wapens op te nemen. Is ‘leeuw’ ook naar de Wilis gevlucht met de officieren van het nationale leger, die volgens Rakjat Murba Pemuda even snel vluchtten als de Nederlandse vliegtuigen vlogen! Drie mogelijkheden doen zich in dit verband voor. Ten eerste: De TNI-officieren zijn hals over kop gevlucht uit doodsangst om zich in veiligheid te stellen. In dit geval heeft de Revolutionaire Rechtbank, nadat de revolutie heeft gezegevierd, de plicht een passend vonnis uit te spreken, in overeenstemming met het revolutionaire recht zoals dat in de gehele wereld geldt. Ten tweede: De TNI-officieren hebben zich tijdelijk teruggetrokken om straks, nadat Rakjat Murba Pemuda zich heeft overgegeven, onderdeel te worden van het federale Nederlands-Indische leger. Ook in dit geval zal het revolutionaire recht en de revolutionaire rechter een passend en rechtvaardig vonnis brengen, nadat Rakjat Murba Pemuda de revolutie heeft voltooid. Ten derde: De TNI-officieren (in Kediri is dit al een feit!) hebben zich teruggetrokken om straks het volksleger en de volksguerrilla, die de Nederlanders al hebben teruggedreven, te ontwapenen in het belang van de TNI-officieren en de opium van de CPM, de CMK, de CMK3 tot en met de CMK-13! In dit geval moet Rakjat Murba Pemuda paraat staan om alle toekomstige mogelijkheden het hoofd te bieden, al van nu af aan. Rakjat Murba Pemuda rond Kediri! Met de aanwezigheid van het Bataljon S (die al een maand op leven en dood strijdt in de omgeving van Ngantang en rond Kediri, en nu in de hele stad Kediri) beschikt Rakjat Murba Pemuda over een strijdmakker met veel ervaring, die te allen tijde bereid is zich volledig in te zetten tot de laatste Nederlandse soldaat land, zee en luchtruim van Indonesië heeft verlaten. 103

Markas Murba Terpendam II-2, 16-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1428

Verguisd en vergeten

Kom tot een zo nauw mogelijke band met Bataljon S! Militairen op de Wilis! Keer terug naar het Volk en het slagveld, in overeenstemming met de plicht van een militair om zijn land en volk te verdedigen. Maak je los van je fouten en slecht gedrag in de afgelopen maand sinds je het Volk verliet dat werd bedreigd door het Nederlandse leger. Ontvlucht de ontvluchting van de officieren met een koloniale geest, straks van federale rang, die hun eigen ongewapende volk durven aan te pakken maar halsoverkop er vandoor gaan als ze tegenover slechts een paar Nederlanders staan.104

Op 30 januari gaf een oproep van Surachmad aan de pemuda Tan Malaka de kans al zijn onverzoenlijke bitterheid neer te schrijven. Hij haalde allereerst een zinsnede aan van Surachmad, waarna hij zijn commentaar liet volgen, waarbij Surachmad persoonlijk zijn eerste doelwit was. Surachmad riep op tot een ‘totalitaire’ oorlog, van volk, regering en leger tegen de vijand. Maar waarom, aldus Tan Malaka, ontzegde Surachmad het volk zijn democratische rechten na de Nederlandse aanval. ‘Kan een totalitaire oorlog worden ingezet door initiatieven en daden van het Volk te verlammen?’ Als Sabarudin die rechten niet had hersteld, dan zou Surachmad zijn ‘contrarevolutionaire en fascistische’ besluit hebben gehandhaafd. ‘Een totalitaire oorlog betekent niet, dat het Volk, dat ontwapend is, moet strijden zonder een leger dat volledig is bewapend. Een totalitaire oorlog betekent een volksoorlog waarbij leger en regering vooropgaan.’ Surachmad: Wij moeten strijden op rationele basis. Dat betekent geen over- of onderschatting van de kracht en intelligentie van de vijand. Commentaar Markas Murba Terpendam: Het schatten van de kracht van de vijand betekent niet halsoverkop vluchten naar de bergtop met gezin, wapens, koelkast en radio, en het volk dwingen rijst, fietsen, geiten en kippen af te staan. Het schatten van de kracht van de vijand betekent niet het uitgeven van een verklaring nadat het Volk veertig dagen strijd heeft geleverd, maar samen met het Volk, vóór het Volk de vijand vernietigen als deze aanvalt.

Surachmad wees ook op de Nederlandse provocaties en spionnen in de ‘zenuwoorlog’. Tan Malaka merkte giftig op dat Surachmad als ‘vroegere assistent-wedana van de Nederlandse PID [Politieke Inlichtingendienst] moet beter dan andere burgers weten hoe de werkwijze van de Nederlandse spionnen is. De plicht van lt-kol Surachmad is het om alle Nederlandse acties af te weren.’ Surachmad prees het volk dat werd geïnspireerd door een strijdgeest, die een nieuwe koloniale overheersing nooit zou aanvaarden. Tan Malaka constateerde dat het volk al veertig dagen op leven en dood streed, maar dat 104

Markas Murba Terpendam III-4, 22-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1429

Surachmads leger in zijn daden niets daarvan liet zien. Surachmad formuleerde taken voor ambtenaren, handelaren, boeren en pemuda in de gewapende strijd van het leger. Tan Malaka zette vraagtekens hierbij. Hoe kon dat – en hij haalde zichzelf aan – ‘als het leger halsoverkop naar de bergtop vluchtte bijna zo snel als de Nederlandse vliegtuigen’. En Tan Malaka ging verder: Nederland had, terwijl Surachmad de kracht van de vijand schatte, de tijd benut om zijn macht uit te breiden tot alle steden en hoofdwegen en zogenaamde ‘onruststokers, extremisten, plunderaars en moordenaars’ uit te schakelen. Tot slot riep Surachmad op tot eenheid en het vermijden van tweedracht, die in de kaart van de vijand speelde. En Tan Malaka kon besluiten. Het is de plicht van het volk om scherp op te letten en zonodig kritiek te leveren op ambtenaren en hen te ontslaan en te berechten, een mantri maar zelfs ook de president of officieren, tot zelfs de opperbevelhebber, die onbekwaam zijn of verraad plegen. Als lt-kol Surachmad angst heeft voor kritiek, had hij geen officier moeten worden die Kediri moest verdedigen. Maar in feite zou lt-kol Surachmad dankbaar moeten zijn, dat het volk alleen nog maar kritiek levert, en dat Bataljon S de stad Kediri herovert, die door lt-kol Surachmad is verlaten, terwijl hij het bevel voerde over ongeveer zeven volledig bewapende bataljons die ook verder buitengewoon goed waren toegerust (rijst, suiker, opium). Lt-kol Surachmad, de vroegere assistent-wedana van de Nederlandse PID weet natuurlijk hoe het Volk in andere landen het revolutionaire recht toepast op een officier die zijn post verlaat.105

Tan Malaka ging hiermee dus heel ver. Overspeelde hij zijn hand of leefde hij in de verwachting dat zijn Rakjat Murba Pemuda met versterking van overlopers uit Surachmads gelederen sterk genoeg was om een conflict met Surachmad – en daarmee moest hij als reactie op zijn pamfletten toch rekening houden – zegevierend af te sluiten? Reacties op de ontwikkelingen buiten Blimbing kon Tan Malaka slechts geven op basis van de radioberichten die hij beluisterde. Dat waren niet alleen zenders in Indonesië, maar ook in Australië en Singapore. Eenmaal citeerde Tan Malaka uitgebreid uit de ‘Nieuwe Courant’ (Soerabaja), die zijn basis had bereikt. In het blad stonden de voorstellen van de Veiligheidsraad afgedrukt die tot een oplossing van het Indonesische vraagstuk moesten leiden – in Tan Malaka’s samenvatting: een wapenstilstand, terugkeer van Soekarno en Hatta naar Djokja en onderhandelingen onder toezicht van de VN. En voegde hij er aan toe: dit had ik alles al voorspeld. De VN werd gebruikt door de Verenigde Staten. Dat gold ook voor Engeland, Frankrijk en Nederland, dat 105

Markas Murba Terpendam IV-2, 30-1-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

1430

Verguisd en vergeten

eerder al Soekarno, Hatta en Sjahrir voor zijn karretje had gespannen. Een wapenstilstand was onaanvaardbaar zolang nog Nederlandse militairen in Indonesië aanwezig waren. ‘De terugkeer van de regering-Soekarno-Hatta die zich al heeft overgegeven betekent dat de vijand zijn wil kan dicteren aan Rakjat Murba Pemuda dat zich nog niet heeft overgegeven en zal in de toekomst tot een ramp leiden.’ Onderhandelingen onder VN-toezicht vormden opnieuw bedrog van Rakjat Murba Pemuda en zouden Nederlands positie als Amerikaans instrument versterken. Tan Malaka riep als alternatief op tot voortzetting van de guerrilla, het vormen van guerrillabases en vertrouwen in eigen kracht.106 Twee bijzondere pamfletten zijn de laatste twee. De voorlaatste is de enige waarin Tan Malaka concreet ingaat op gebeurtenissen in de regio na de Nederlandse aanval. Onder de titel ‘Kesatriaan’ (Heldhaftigheid) looft hij de opofferingsgezindheid, totterdood soms, die in de Indonesische geschiedenis – vroeger en in de Revolutie – vaak is voorgekomen. Hij vult dit aan met een voorbeeld van heel dichtbij en heel recent uit het door Nederland bezette Wates. De plaats was door alle mannen verlaten. De Nederlandse troepen dwongen vervolgens de aanwezige vrouwen tot het schoonmaken van de dorpswegen. Daarbij kwam het tot ‘beestachtige verkrachtingen … gesteld al dat mannetjesbeesten hun vrouwtjes verkrachten’. Spontaan trok een menigte van vierduizend op tegen de Nederlandse legerpost. Het leverde vijfenzeventig doden op, maar de Nederlanders vluchtten – om nadien weer terug te keren. Voor Tan Malaka was dit een bewijs van de strijdgeest van het volk – ‘slechts voor de eer van de vrouw en nog niet eens voor de eer van de gehele Indonesische maatschappij’. Het ging er om die strijdgeest weer op te wekken. Het laatste pamflet ging over Soekarno’s Testament. Tan Malaka zette eerst uiteen dat het proces-Soedarsono had duidelijk gemaakt dat hij niets te maken had met de 3-juli-zaak. Zijn arrest in maart 1946 was een actie van Amir en Sjahrir. Het Testament was echt en Tan Malaka beschrijft de totstandkoming ervan. Hij drukt het ook af – waarschijnlijk ontleend aan Yamins Sapta Dharma. In zijn verslag gebruikt hij de vriendelijke benaming ‘Bung Karno’, en in een paar slotvragen maakt hij een opmerkelijke opening. 1. Hoe zou wellicht het verloop van de Revolutie zijn geweest als Bung Karno had moeten samenwerken met Tan Malaka, in overeenstemming met de geest van Bung Karno’s Testament? 2. In hoeverre was Bung Karno verantwoordelijk voor de intrekking van het Testament en de gevangenneming van Tan Malaka? 3. Wie en hoevelen hebben een slechte invloed op Bung Karno uitgeoefend en verhinderden contact tussen Bung Karno en Tan Malaka? 106

Markas Murba Terpendam V-1, 4-2-1949.

Harry A. Poeze - 978-90-04-25403-9 Downloaded from Brill.com05/09/2023 11:55:03AM via Leiden University

X De laatste maanden

1431

4. In hoeverre is het gerucht juist dat na Tan Malaka’s ontslag uit de gevangenis van Magelang op 16 september 1948 Bung Karno hem wilde ontmoeten? 5. In hoeverre is het bericht, dat in Solo is verspreid, juist dat Bung Karno voor zijn overgave aan Nederland op 19 december 1948 voorstelde dat Tan Malaka de strijd zou voortzetten, maar dat dit werd afgewezen door de medeondertekenaar van het Testament, Drs. M. Hatta?107

Dit week wel sterk af van de eerdere veroordeling van Soekarno. Was het tactiek of opportunisme, of koesterde Tan Malaka reële hoop dat hij met Soekarno tot een akkoord zou kunnen komen of zou hebben kunnen komen? Dat laatste zou verloochenen wat hij al sinds lang van oordeel was, en wat hij steeds duidelijker was gaan opschrijven. Wellicht was dit pamflet bedoeld om zijn benarde positie tussen een overmacht aan hem niet-welgezinde TNI-troepen, onder bevel van Surachmad, ietwat te verlichten. Daarbij past dan ook dat in de laatste serie pamfletten harde aanvallen op de TNI uitbleven en de dreiging van de revolutionaire rechtbank niet werd herhaald. Maar wat was geschreven kon niet worden uitgewist – en de TNI bezon zich op passende maatregelen tegen de politieke acties van Tan Malaka en de als niet minder hinderlijk ervaren weigering van Sabarudin zich te voegen in de Brigade Surachmad.108 De weerklank De circulatie van Tan Malaka’s pamfletten beïnvloedde natuurlijk de inhoud van de reactie. Verspreiding onder Sabarudins bataljon zal geen problemen hebben veroorzaakt, maar buiten die kring waren er meteen problemen. Afstand en transport waren daarbij remmende factoren, en waarschijnlijk ook namen aan Surachmad trouwe (onder)officieren de pamfletten liever in beslag dan ze uit te delen aan hun manschappen. 107

Markas Murba Terpendam V-5, februari 1949. Brackman 1963:118 citeert een ‘Tan Malaka leaflet dated February, 1949’. Dit is niet uit een pamflet van Markas Murba Terpendam – in ieder geval niet van een bewaard gebleven exemplaar. Qua inhoud lijkt het er wel op. Vermeld wordt dat de legerstaf, geleid door Nasution, Djatikoesoemo en Bambang Soegeng, de ontwapening van het volk heeft hervat en opdracht heeft gegeven op te treden tegen groepen die de Veiligheidsraadresolutie van 28 januari bestrijden. ‘The demise of the Republic will be aggravated if Hatta and Nas