Over slapeloosheid en hare behandeling [Reprint 2022 ed.]
 9783112670521, 9783112670514

Table of contents :
AANKONDIGING
INHOUD
EERSTE HOOFDSTÜK. DE SLAAP
TWEEDE HOOFDSTUK. DE SLAPELOOSHEID
1. Het inslapen blijft achterwege
2. De eerste slaap is te licht
3. De slaap wordt te vroeg onderbroken
DERDE HOOFDSTUK. SLAPELOOSHEID BIJ KINDEREN
VIERDE HOOFDSTUK. OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID
VIJFDE HOOFDSTUK. BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID
Behandeliag van de slapeloosheid bij kinderen

Citation preview

OYER

SLAPELOOSHEID EN HARE BEHANDELING DOOR

DR. OTTO DORNBLtTH, ZEKUWAKT3 TE WIESBADEN

V E R T A A L D

D O O R

J.

STARCKE,

AKT3 TE AMSTERDAM.

AMSTERDAM

SCIIELTEMA & HOLKEMA'S B O E K H A N D E L . K. G K O E S B E E K

& PAUL

1913

NIJHOFF.

OYER SLAPELOOSHEID.

OYER

SLAPELOOSHEID EN HARE BEHANDELING DOOR

DB. O T T O

DORNBLUTH,

ZENUWARTS TE WIESBADEN

VERTAALD

DOOR

J. S T A R C K E ,

ARTS TE AMSTERDAM.

AMSTERDAM S C H E L T E M A & HOLKEMA'S BOEKHANDEL. K. GROESBEEK & PAUL NIJHOPF. 1913

AANKONDIGrINGr. In den tegenwoordigen tijd wordt door geestesarbeid en door allerlei aandoeningen bijzonder veel van den mensch gevergd. Te zwaar wordt de last, wanneer de geest niet door voldoenden slaap weer Tan de vermoeienissen kan uitrusten. Daarom is dan ook siecht slapen een der kwalen waarover tegenwoordig het meest geklaagd wordt. Aan het steeds grooter wordende aantal slaapmiddelen schijnt dus wel behoefte te bestaan. In werkelijkheid helpen zij echter slechts schijnbaar, en zijn vooral däärom gevaarlijk, omdat zij de eigenlijke kwaal niet wegnemen, welke daarin bestaat, dat een gezonde slaap niet mogelijk is. Dit boekje wil den lijder werkelijk helpen; daarom behandelt het in de eerste plaats de verschillende soorten en oorzaken van de slapeloosheid, die voornamelgk gelegen zijn eensdeels in een verkeerde levenswijze, en wel vooral in vergrijpen tegen de hygiène van den slaap, voor een ander deel in een bestaande zenuwachtigheid, en verder wordt er in aangegeven, wat men moet doen, om een gezonden slaap te behouden ofterug te krijgen. Daarbij wordt ook de beteekenis der verschillende slaapmiddelen uitvoerig besproken. De schrijver, wiens geneeskundige werken in zijn vaderland zeer veel worden gelezen, heeft als directeur van een sanatorium veel ondervinding van de behandeling der slapeloosheid. Dit boekje verdient dus een ruimen kring van lezers. DE ÜITGEVERS.

INHOUD. Bladz.

1* Hoofdstuk: DE SLÄAP 2'



1

DE SLAPELOOSHEID

16

1. Het inslapen blijft acliterwege. 2. De eerste slaap is te licht .

.

.

17 .26

3. De slaap wordt te Troeg onderbroken

29

3e



SLAPELOOSHEID BIJ KINDEREN

37

4e



OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID

43

5"



BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID Behandeling kinderen

(51 der

slapeloosheid

bij 91

EERSTE HOOFDSTÜK.

DE SLAAP. Over de o n m i s b a a r h e i d v a n d e n s l a a p bestaat geen twijfel. Integendeel is, door waarnemingen bij menschen en door proeven op dieren, met zekerheid vastgesteld, dat belemmering van den slaap eerder ondragelijk wordt dan onthouding van voedsel. Ook zonder dat bepaalde lichamelijke of geestelijke arbeid verricht wordt, doet zieh na zekeren tijd de behoefte aan slaap gevoelen; het wakker zijn op zichzelf is al vermoeiend, zegt men. Zooveel te meer heeft degene, die lichamelijk of geestelijk werken moet, slaap noodig. De veerkracht, die bij het werken en den verrichten arbeid verbruikt is, wordt slechts tijdens den slaap volkomen weer hersteld. W a t de s l a a p e i g e n l i j k is, blijft nog een onopgelost vraagstuk, hoevele waarnemers zieh er ook mee hebben bezig gehouden. Niet heel steekhoudend is de theorie, dat de slaap een soort vergiftiging door vermoeidheidsstoffen zou zijn, iets dergelijks dus als b.v. de verdooving door inademing van Chloroform. Deze opvatting is niet te vereenigen met de herhaalde waarneming, dat o v e r v e r m o e i d h e i d slapeloosheid kan veroorzaken; een chemische stof moet toch des te sterker werken, naar mate er meer van aanwezig is. De aannemelijkheid is echter ook 1

DE SLAAP. 2 uitgesloten in de talrijke gevallen, waarin n i e t v e r m o e i d e menschen naar welgevallen slapen kunnen. Bijna iedereen kan dat 's morgens bij zichzelf constateeren: ook als men geheel uitgerust ontwaakt is, kan men zichzelf door langdurig in bed te blijven weer in slaap doen vallen. Ook menschen die b.v. wegens een beenbreuk of een verlamming geruimen tijd liggen moeten, en op geen enkele wijs vermoeid worden, brengen het gemakkelijk tot heel wat langduriger slaap dan door de vermoeienis van het waken alleen verklaard kan worden. Daarom moet echter nog niet bestreden worden, dat de vermoeiingstoffen, vermoeiingsvergiften die inderdaad bij lichamelijken en geestelijken arbeid aantoonbaar ontstaan, in het algemeen de behoefte aan slaap te voorschijn roepen en zeer versterken. Hoe echter feitelijk de slaap tot stand komt, waarin het lichamelijke gebeuren bestaat dat er aan ten grondslag ligt, dat is nog absoluut onbekend. Tracht men het onderscheid tusschen de toeßtanden van slapen en waken vast te stellen, dan vindt men als kenmerkende eigenschap van den. slaap een a f s l u i t i n g van de z i n n e n tegen niet al te sterke prikkels, en ten tweede een b e p e r k i n g der g e e s t e l i j k e v e r r i c h t i n gen, met inbegrip van de b e w u s t e , w i l l e k e u r i g e w e r k z a a m h e d e n der s p i e r e n . Zoowel de afsluiting der zinnen als die van de geestelijke werkzaamheid en de bewuste willekeurige spierwerkingen zijn in hun graad afhankelijk van de diepte van den slaap. In den diepsten slaap zijn alle geestelijke en alle bewuste lichamelijke verrichtingen opgeheven. De vastslapende is bewusteloos; als wij dezen toe-

3 stand niet uit ervaring als iets normaals, weldadigs en onontbeerlijks kenden, zouden wij hem met bezorgdheid beschouwen. Inderdaad gelijken verscheidene toestanden van ziekelijke bewusteloosheid, veroorzaakt door hersenziekten of vergiftigingen, in hun verschijnselen beslist op den vasten slaap van den gezonden mensch. Het onderscheid bestaat in. de mogelijkheid, den slaper door geschikte prikkels te w e k k e n , en daardoor in den normalen waak-toestand te verplaatsen. De prikkel tot het doen ontwaken moet al naar de diepte van den slaap verschillend van sterkte zijn. Men maakt van dit verschijnsel gebruik, om de diepte van den slaap bij verschillende menschen, of op verschillende tijden bij dezelfde menschen, te bepalen. Verscheidene geleerden hebben zulke proeven gedaan, met geluidprikkels, lichtprikkels, huidprikkels. Daarbij is gebleken, dat bij de meeste menschen de nachtelijke slaap in het eerste uur de grootste diepte bereikt, in het tweede uur veel oppervlakkiger wordt, en dan, tot het ontwaken, met geringe schommelingen op die matige hoogte blijft. Men duidt dien vorm aan als a v o n d t y p e of a v o n d v o r m van den slaap. Bij een tweedenvorm, m o r g e n t y p e of m o r g e n v o r m , wordt de grootste diepte van den slaap eerst in het derde of vierde uur bereikt, en dan treedt weer de periode van den meer oppervlakkigen slaap in. Dikwijls wordt de slaap bij beide vormen tegen den morgen nog eens dieper. De opvattingen verschillen er over, of de avondvorm de eigenlijk normale en de morgenvorm een nerveuse afwijking is, of dat beide evenzeer als normaal te beschouwen zijn. Het schijnt dat bij kleine kinderen zieh altijd de avondvorm voordoet. DE SLAAP.

4

DE SLAAP.

Ik voor mij hei tot de opvatting over, dat de morgenvorm wel geen ziekelijk verschijnsel is, maar toch het gevolg yan een bijzonder aanwendsel. Dat is niet in alle gevallen stellig vol te houden, maar is toch bepaald bij een buitengewoon groot aantal „morgenslapers" uit te maken. Eensdeels kan men door ondervraging vaststellen hoe langzamerhand uit den kinderlijken avondvorm, door de bijzondere inwerkingen van huiselijke gewoonte, de morgenvorm ontstaan is, anderdeels kan men door gepaste regeling in plaats van den morgenvorm weer den avondvorm te voorschijn roepen. Wij moeten dit vraagstuk hier wat uitvoeriger onderzoeken, daar het voor de behandeling en dikwijls ook voor het ontstaan der s l a p e l o o s h e i d van belang is. Bij schoolkinderen is de avondvorm sterk overwegend. Zij slapen 's avonds spoedig vast in, en zyn 's morgens betrekkelijk gemakkelijk te wekken. Uitzonderingen wijzen er bijna altijd op, dat er ergens iets niet in orde is. Of zoo'n kind komt te laat in bed, of wel er is iets dat het belet spoedig in te slapen, hetzij dan een onrustige omgeving, doordat er nog in de slaapkamer of er naast geloopen of ges proken wordt, hetzy dat meerdere kinderen te samen zijn en nog speien of praten, of eindelijk, dat het kind nog alleen speelt, leest, of zijn verbeeldingskracht laat werken. Dat kan vooral veroorzaakt worden door ondoelmatig, al te levendig bezig houden voor het te bed gaan. Zeer dikwijls kan het kind door angst voor het alleen zijn niet tot rust komen. Bijzonder nadeelig is het te laat naar bed gaan, daar oververmoeidheid ten slotte tot opwinding brengt. AI die invloeden hebben dezelfde gevolgen: later

DE SLAAP.

5

inslapen of in ieder geval onrustige, oppervlakkige slaap, later intreden van de grootste slaapdiepte, en daarmee dichter naderen tot den morgenvorm. De kinderen zijn dan 's morgens moeielijk op te krijgen, zijn bij 't aankleeden en bij 't ontbijt nog niet behoorlijk wakker en soms nog letterlijk slaapdronken. Slechts de dwingende reden dat de school gauw begint drijft ze ten slotte uit bed, en maakt in de meeste gevallen ook dat de ouders de oorzaken van het verschynsel naspeuren en 't nadeel zoo goed mogelijk zien te verhelpen. Dikwijls genoeg wordt echter de wäre reden niet ontdekt; men denkt eerder, dat het 's morgens vermoeidzijn een eigenaardigheid van het kind is, en klaagt over de inrichting van de school, die zulke onmeedoogende eischen stelt. Ik heb verscheidene gevallen gezien, waarin men om zulke redenen kinderen van de openbare school genomen heeft, om het gemakkelijker te regelen privaatonderwijs te laten geven. Regelmatig bestaat hier het vooruitzicht, dat men zulke kinderen, zoo gauw de dwang dat het schooltijd is ophoudt, nu de vrijheid geeft, 's morgens te blijven slapen zoolang het hun lust. Hiermee wordt nu de gewoonte van het ochtend-slapen zöö bevestigd, dat ze schijnbaar natuur wordt. Bij mannen zorgt in den regel het leven met zijne eischen er spoedig voor, dat zij vroeg opstaan. Bij jonge meisjes uit den gegoeden stand echter volgen op de schooljaren gewoonlijk jaren met hoofdzakelijk huiselijke bezigheid, die heel dikwijls geheel volgens het gemak ingericht wordt, en meest tamelijk laat op den dag begint. Dezelfde jaren zijn het, die zieh in het algemeen onderßcheiden door een sterke neiging tot lezen, tot

6

DE SLAAP.

verslinden van de nu eindelijk toegestane romans, enz. en vaak geven juist de avonduren in bed de rüstigste, geheel ongestoorde gelegenheid daartoe. Zoo komt het eerst laat tot slapen; bovendien worden de eerste slaapuren door de nawerking van de opwinding van hun grootste diepte beroofd, en zoo wordt de morgenvorm van den slaap meer en meer bevestigd. Bij ouderen komen dezelfde verschijnselen dikwijls door andere oorzaken voor. Yele ouders, die overdag door hun beroep, door de kinderen, enz. in beslag genomen worden, hebben op den laten avond de eenige werkelijk rüstige uren van den dag; ze talmen met het naar bed gaan geruimen tijd, zöo lang soms, dat zij op den tijd waarop zij op moeten staan, nog niet den noodigen slaap gehad hebben. Hier is dus geen sprake van een morgenvorm, maar van een feitelyk te geringe duur van den slaap. Het middagslaapje helpt dan weer wat, en maakt dat de wäre oorzaak van de slaperigheid des morgens dikwijls lang verborgen blijft. Dikwijls echter komt er een werkelijke morgenvorm uit voort, als namelijke de late avonduren in onrust en opwinding doorgebracht worden, als meeningsverschillen, zorgen, enz. de gemoederen in beroering brengen en in den eersten slaap nawerken. Door dergelijke oorzaken komt de morgenvorm niet zelden voor bij g e l e e r d e n , die de rust van de late avonduren en van de eerste nachtelijke uren voor inspannend werk gebruiken. Men ziet, er zijn zooveel invloeden, die den algemeenen regel van den avondvorm tegenwerken, dat men uit de uitzonderingen niet zonder meer tot een even vaak voorkomen van den morgen-

DE SLAAP.

7

vorm mag besluiten. Tegen oorzaken, uit de natuur voortkomende, spreken verder nog de vele gevallen, waarin de duidelijke, sedert jaren bestaande neiging tot den ochtendslaap, langzamerhand onder den dwang van uiterlijke omstandigheden geheel verdween. Juist bij vrouwen, die na iarenlang weinig bezigheid gehad te hebben, voor ernstige plichten gesteld worden, en die door hun beroep of huwelijk voortdurend gedwongen worden, 's morgens vroeg op te staan, en zieh in te spannen, ziet men telkens weer, dat mettertijd een volkomen aanpassing aan den avondvorm van den slaap bereikt wordt. Ook bij hen, die met het hoofd werken, heeft zeer vaak een naar medisch voorschrift geregelde dagverdeeling het gevolg, dat met het wegvallen van laat avondwerk langzamerhand een tijdig inslapen 's avonds, en uitmuntende werkkracht 's morgens verkregen wordt. Een aangeboren aanleg voor den morgenvorm van den slaap zou zieh bezwaarlijk zoo gemakkelijk laten overwinnen. Maar de gewoonte legt vaak den pogingen tot verbetering onoverkomelijke hinderpalen in den weg. Nog iets anders maakt het onwaarschijnlijk dat ieder mensch een van te voren bepaalden slaapvorm zou hebben: het feit, dat men in staat is, zieh aan de meest verschillende eischen van het leven met zijn slaap aan te passen. Wij zien dat op de meest opvallende wijze bij menschen, wier beroep een onregelmatigen slaaptijd met zieh brengt, zooals b.v. bij beambten, die soms om de twee of drie nachten nachtdienst hebben, en dan overdag slapen moeten, terwijl zeindientusschentijd dagdienst hebben en 's nachts slapen, of bij degenen die om hun dienst dän de eerste, dän de tweede

8

DE SLAAP.

helft van den nacht moeten slapen. Als ze gezond zijn, en voornamelijk als ze niet aan een vorm van slapeloosheid lijden, slapen ze gewoonlijk spoedig vast in, onverschillig op welken tijd ze er gelegenheid voor hebben. De d u u r v a n d e n s l a a p verschilt voornamelijk naar den leeftijd. Het pasgeboren kind onderbreekt zijn slaap slechts voor de voeding, en als het door onaangename gewaarwordingen gewekt wordt; eerst in het tweede verreljaar begint het tusschendoor körte poozen wakker te zyn en. waar te nemen. Eerst tegen het einde van het eerste jaar vermindert de slaapduur tot 18 uren. Tot het eind van het zesde levensjaar slaapt een gezond kind 's nachts 12 uur, en bovendien overdag nog 1 tot 2 uur. Yan dan af kan de middagslaap vervallen, en de nachtslaap langzamerhand tot 10 uur verminderen. Eerst de volwassen mensch heeft aan 8—9 uur slaap in de 24 uur genoeg. Vanaf het 693te jaar vermindert het slaapvermogen gewoonlijk nog meer, meestal tot op 1, 6 of nog minder uren. Intusschen zyn de opgaven daarover niet geheel betrouwbaar, voornamelijk daar er vaak niet bij berekend wordt, hoeveel er met af en toe overdag en 's avonds sluimeren nog bij komt. Van verscheidene menschen wordt vermeld, dat zij het jaren lang met drie of vier uur slaap gedaan hebben en zieh er bijzonder goed bij hebben bevonden. Wij kunnen aannemen, dat de slaap zieh in zulke gevallen onderscheidt door buitengewone diepte, want anders zou in zulk een körten tijd de noodige verkwikking niet verkregen kunnen worden. Nauwkeurige onderzoekingen daarover zijn bij mijn weten niet gedaan; bij eenige door mij waargenomen personen, die

DE SLAAP.

9

aan betrekkelijk weinig slaap genoeg hebben, was het opvallend, dat ze reeds enkele minuten na het inslapen zeer vast sliepen, en dat ze gedurende den geheelen slaap ongewoon ongevoelig waren voor geluiden enz. Zeer dikwijls treft men menschen aan, die beweren, dat zij b g z o n d e r v e e l s l a a p n o o d i g h e b b e n , dus langer moeten slapen dan andere menschen. Meestal blijkt bij nadere ondervraging, dat zij deze behoefte eigenlijk alleen 's morgens gevoelen, en daarom 's ochtends niet uit bed kunnen komen; maar dat zij geen lust hebben om 's avonds vroeger te gaan slapen. Hier heeft men dus niet zoozeer te doen met verlangen naar meer slaap, als van een soort ochtend-traagheid. Deze kan daaruit voort komen, dat inderdaad de slaapduur te kort is, dus dat men betrekkelijk te laat naar bed gaat, of daaruit, dat men niet goed genoeg slaapt om in den normalen tijd de noodige verkwikking te krijgen. In vele gevallen heeft men hier overigens niet te doen met werkelijke vermoeidheid des morgens, maar met het misleidend, subjectief, niet werkelyk gegrond vermoeidheidsgevoel der nerveuze personen, dat ook na voldoenden slaap bestaan kan. Er zijn ook menschen, die geregeld meer dan 9 uur slapen, vele zelfs 10 uur en meer. Men moet dat als een v e r k e e r d e g e w o o n t e beschouwen, die niet tot beter uitrusten, maar tot ongezonde verslapping leidt. Meestal is het gevolg, dat langzamerhand de slaap lichter, en meermalen onderbroken wordt, en niet zelden ontwikkelt zieh er een belangrijke slaapstoornis uit. Zoo zegenrgk als vermeerderde slaap tijdelijk ook zijn kan, bv. na overmatige inspanning, tydens de genezing van

10

DK SLAAP.

zware ziekten, zoo zeer moet er voor gewaarschuwd worden als het eenvoudig een gewoonte is. Yooral b l e e k z u c h t i g e eil n e r v e u z e p e r s o n e n komen betrekkelijk vaak op dezen weg, omdat zij zieh altijd mat en onuitgerust voelen. Zij hebben er echter geen voordeel van; hun ziekte wordt nooit beter door meer rust, maar door een gepaste behandeling. Yan groot gewicht bij de beschouwing van den slaap, en tevens voor de behandeling van zijn stoornissen is ook de bij veel menschen voorkomende eigenschap, dat zij i n s t a a t zijn t e n a l l e n t i j d e w i l l e k e u r i g in t e s l a p e n , ook als er geen vermoeidheid toe dringt. Slechts weinigen beschikken over dit vermögen. Iets dergelijks is het met het vermögen, ook bij l i c h t en bij l u i d g e d r u i s c h t e s l a p e n , iets wat de meeste menschen slechts bij groote vermoeidheid kunnen. In het algemeen zorgen wij er voor het inslapen voor, dat alle z i n t u i g e l i j k e p r i k k e l s zooveel mogelijk verwijderd worden. Wij sluiten de oogen en maken bovendien de kamer donker, of bedekken tenminste de oogen, om het licht buiten te sluiten; wij nemen zooveel mogelijk maatregelen tegen gedruisch, en sluiten desnoods de ooren af metgeluiddempendemiddelen; wij maken de kleeding los en zoeken een gemakkelijke ligplaats, om huid en vaat- en zenuwbundels voor hinderlijken druk te vrijwaren. In geval van nood kunnen wij niettemin van een van deze voorwaarden, of zelfs van alle, afstand doen. Vermoeidheid en verveling helpen ons hierbij het beste, zooals men dagelijks bij spoorreizen kan zien. Als de slaap maar eerst is ingetreden en

DE ST,AAP.

11

eenigszins diep geworden, dan beschermt de kenmerkende afsluiting der zintuigsorganen — de blokkade der zintuigen om TROEMNERS' uitdrukking te gebruiken — tegen wekprikkels, zoolang ze niet al te sterk worden. Maar het inslapen gebeurt toch, terwijl licht, gedruisch, het gevoel van ongemakkelijk te liggen enz., nog waargenomen worden. Men kan daaruit besluiten, dat de andere kenmerkende eigenschap van den slaap, de b e p e r k i n g v a n h e t v o o r s t e l l i n g s v e r m o g e n , zijn eerste en gewichtigste deel is. Ook bij de reeds genoemde gevallen van w i l l e k e u r i g inslapen van niet-vermoeide menschen, komt dit aan den dag. Wat hierbij gebeurt is dit: zij dwingen zichzelf door hun wil, op te houden met denken, nergens aan te denken, zooals men dikwijls zegt, en daarbij ook niet op zintuiglijke prikkels te letten, die uit de omgeving inwerken. Zulk een zieh afsluiten is toch ook niet zoo iets buitengewoons; iedereen doet het, (die zijn gedachten op een of anderen hersenarbeid concentreert) die ingespannen met een of andere hersenarbeid bezig is, een kind dat in spei of lezen „verdiept" is, een volwassene, die zoo „in gedachten verzonken" is, dat hij alles om zieh heen vergeet, en niets van zijn omgeving meer waarneemt. Als men zieh nu nog voorstelt, dat bij zulk een „verzonken zijn" het denken ophoudt, dan is hiermee de slaap-toestand aangegeven. Inderdaad gebeurt dat altijd, als men inslaapt, afgezien van de gevallen, dat men letterlijk door vermoeidheid overmand wordt. De menschen die, hun vaste dagverdeeling volgend, op een bepaald uur hun bed opzoeken, zijn natuurlijk niet altijd zoo moe, dat zij zieh volstrekt niet meer ophouden

12

DE SLAAP.

kunnen, en onmiddellijk m o e t e n inslapen. Velen hebben daarom de gewoonte, zieh van te voren door kalmeerende spelletjes, waar zoo goed als niet bij te denken valt, of door onverschillige, of misschien vervelende lectuur, slaperig te maken. Anderen maken geen gebruik van zulke middelen, en begeven zieh ter rüste met de gedachte, dat de slaap wel komen zal. Gelukt het hun zieh geheel bij die gedachte te bepalen, dan is inderdaad de toestand van denk-1 o o s h e i d zeer nabij vooral als duisternis en rust meewerken. Degenen, die op elken tijd willekeurig kunnen inslapen, hebben dit op hun vöor, dat zij ook zonder vermoeidheid, en zonder de hulp van slapenstijd, duisternis en rust, hun denken zoo sterk kunnen beperken, dat spoedig alleen de slaapvoorstelling heerscht, en dadelijk daarop het denken geheel ophoudt. Bij de meeste menschen bestaat er een beletsel voor dit gebeuren: zij kunnen niet te allen tijde willekeurig hun gedachten tot de slaapvoorstelling beperken. De o n v e r s c h i l l i g e voorstellingen hebben hier geen schuld, want die kan een gezond mensch gemakkelijk door zijn wil terugdringen. Slechts bij denkwellendenziektetoestandder dwangvoorstellingen worden op zichzelf onverschillige voorstellingen tot een onverdringbaren inhoud der gedachte. Bij gezonden blijken alleen voorstellingen, die m e t e e n s e n t i m e n t v e r b o n d e n zijn, zoo halsstarrig. De meeste menschen weten, hoe hardnekkig m e l o d i e e n i n ' t geheugen kunnen blijven. Het zijn echter altijd die, welke met een zeker sentiment zijn verbonden, welke in de herinnering opgenomen worden, aangename of opwindende, niet zelden ook wijsjes, die door

DE SLA AP.

18

vervelendheid of wanklank het gevoel geprikkeld hebben. Wie geen muzikaal gevoel heeft, dien blijft ook geen melodie in 't geheugen hangen. Evenzoo kan het met gezichtsindrukken gaan. Veel menschen zyn er in 't bijzonder toe geneigd, die vaet te houden en ze telkens weer in gedachten te zien: af en toe gaat het de meesten menschen wel eens zoo, als ze een schitterend vuurwerk, een brand, een prachtigen optocht of iets dergelijks gezien hebben. Zoo kunnen gehoorsen gezichtsindrukken er schuld aan hebben dat de rust om in te slapen uitblijft. Yeel vaker zijn niet zintuigelijke herinneringen, maar e m o t i o n e e l e g e d a c h t e n ervoor verantwoordelijk. Yoornamelijk zijn het die, waarvoor geen goede oplossing gevonden is, zoodat de geest er nog mee bezig is. Hun inhoud kan in het v e r l e d e n liggen: handelingen, waarover men berouw gevoelt, die men liever nagelaten of anders gedaan zou hebben, die men in zijn gedachten achterna zieh anders laat ontwikkelen, of ook gebeurtenissen die in de herinnering vreugde te weeg brengen. De geest moet dit verwerken, en het in den grooten schat van rüstige herinneringen opnemen, vöör men tot de noodige slaaprust komt. Zoo is het begrijpelijk, dat groote gebeurtenissen gedurende weken en maanden den slaap kunnen stören. Gelukkig kan men ze gewoonlijk tenminste tijdelijk verdringen, of de toenemende vermoeidheid zegeviert er eindelijk over. Vermoedelijk nog vaker zijn er gedachten in het spei, waarvan de vervulling in de t o e k o m s t ligt: besluiten en handelingen voor den körnenden dag of voor den eerstvolgenden tijd, die nog onbeslist zijn of waarvan de uitvoering moeielijk of opwindend is,

14 DE SLAAP. gebeurtenissen die verwacht worden, of ze dan met vreugde doorweven of door zorg en twijfel bezwaard zijn. Kan men zieh bij de dingen uit het verleden daarmee troosten en kalmeeren of zieh er bij neerleggen, dat er niets meer aan te veranderen is, bij wat in de toekomst ligt is men tot zulk een vereffening nog niet in staat, en daardoor is het hier dikwijls bijzonder moeielijk, de zieh daaraan vast knoopende gedachten en gemoedsbewegingen te stillen. Zelfs de verwachting die zieh aan de gewone en onbelangrijke gebeurtenissen van den volgenden dag vastknoopt, aan den last en de moeite van den körnenden dag, kan tot hevige onrust leiden. De gevoeligheid voor opwindende gedachten is bij verschillende menschen ook zeer ongelijk. Den een valt om zoo te zeggen alles zwaar, ook dat, wat de meeste anderen onbeduidend en onbelangrijk toeschijnt. Waar de gevoeligheid boven het gemiddelde uitsteekt, is ze het kenmerk van het n e r v e u z e g e s t e l . De abnormale gevoelsprikkelbaarheid, niet de veelvoudigheid van lichamelijke bezwaren, is het typische van de nervositeit. In mijn boek: „De psychoneurose, neurasthenie, hysterie en psychastenie" (uitgave van Veit & Comp., Leipzig 1911) heb ik dat uitvoerig gemotiveerd. Het zijn dan ook zeer in het bijzonder de n e r v e u z e p e r s o n e n , die zoo dikwijls de voor het inslapen noodige gedachtenrust missen, omdat zij juist bijzonder met sentiment doorweven voorstellingen hebben, die zieh moeielijk tot rust laten brengen. Omgekeerd is het vermögen, zieh ook van opwindende gedachten door den wil te bevrijden, het onrustige leger van voorstellingen rust te

DE SLAAP.

15

gebieden, afhankelijk van een gezonde z e l f b e h e e r s c h i n g . Daar deze het vermögen geeft spraak en bewegingen te beteugelen, onaangename gevoelens en pijn te onderdrukken, zoo geeft zij ook de kracht, de gemoedsaandoeningen, die de voorstellingen vergezellen, te temperen, en ze daardoor te gelegener tijd in het bewustzijn te laten onderduiken. Noch levendige herinneringen, noch verwachting, twijfel, zorg over wat komen kan, zijn hier zoo machtig dat zij den wil tot rüsten kunnen weerstaan. Zoo komt dus uit den krachtigen wil, om störende gedachten te verbannen en störende zintuigprikkels niet waar te nemen, het vermögen voort, naar welgevallen en ook zonder dwingende vermoeidheid in te slapen.

TWEEDE HOOFDSTUK.

DE S L A P E L O O S H E I D . Men verstaät in het algemeen onder s l a p e l o o s h e i d niet slechts eeu volledig uitblijven van den slaap, maar ook de menigvuldige afwijkingen van den gezonden, gelijkmatigen en rüstigen slaap. Yoor de meeste gevallen zouden benamingen als siechte slaap, slaapstoornissen, enz. nauwkeuriger zijn. V o l l e d i g o n t b r e k e n v a n d e n s l a a p gedurende een of meerdere nachten komt zeer zelden voor. Desniettegenstaande zijn de menschen te goeder trouw, als zij vaak verzekeren, in den afgeloopen nacht of in meerdere nachten geen oog toegedaan te hebben. De uren van het kwellende wakker-liggen dringen tot het bewustzijn door, terwijl de körte tijden van slaap die er tusschen door loopen, onbewust blijven. Goede waarnemers verzekeren dan ook niet zelden, dat ze overtuigd zouden zijn, niet geslapen te hebben, als ze niet op het horloge gezien hadden dat de uren ongemerkt voorbijgegaan waren. Algemeen bekend is toch ook immers het verschijnsel, dat de bij het voorlezen induttende toehoorder in den regel meent niet geslapen te hebben, ofschoon hij gewoonlijk slechts de bij 't ontwaken voorgelezen woorden en de geruimen tijd geleden voorgedragen zinnen kan herhalen. Toch zijn door werkelijke

DE SLAPELOOSHEID.

17

waarneming gevallen aangetoond, waarin de slaap in een tijdruimte van 3, 4, 5 dagen geheel uitbleef. De uitwerking van zulk een aanhoudend gebrek aan rust op den algemeenen toestand en de krachten is buitengewoon bedenkelijk, en er is hierbij een spoedig en deskundig ingrijpen noodig, om een ernstige ziekte te verhinderen. Men mag zieh er daarbij niet op verlaten, dat de natuur zichzelf wel te rechter tijd zal helpen. Oververmoeidheid uit zieh dikwijls in toenemende opwinding, alleen bij gezonden komt er dieper slaap uit voort. Bjj de groote meerderheid der aan slapeloosheid lijdenden komen geheel doorwaakte nachten siechte bij uitzondering voor, en hoogstens dan nog als bijzondere opwinding of de een of andere pijn meewerkt. In het grootste deel der gevallen worden slechts gedeelten van den nacht door het wegblijven van den slaap of door onvolkomen slaap gestoord. Men kan daarbij verschillende vormen onderscheiden, al naarmate de stoornis het inslapen en den eersten tijd van de nachtrust betreft, of het verdere verloop. 1. Het inslapen blijft achterwege. De zieke is naar bed gegaan, en wil de oogen sluiten om te slapen. Hij voelt zieh vermoeid, en denkt eens goed te zullen slapen... maar plotseling is de vermoeidheid als 't wäre weggeblazen. Hij voelt tot zijn verrassing, dat hij zijn rust verliest. Dikwijls willen de oogen niet gesloten blijven; de oogleden gaan open, als de wil het ze niet belet. Maar ook bij gesloten oogen is inwendig alles wakker. Vaak begint letterlijk een g e d a c h t e n j a c h t . Bij sommigen zijn het de jongste gebeurte2

18

DE SLAPELOOSHEID.

nissen, die niet tot rust willen korken, al zijn ze ook nog zoo onbelangrijk: de wegen, die overdag afgelegd zijn, worden nog eens längs gegaan; de menschen, met wie men gesproken heeft, trekken weer voorbij, de gesprekken worden herhaald. De herinnering kan verbazingwekkend nauwkeurig zijn, maar waar men er door in den steek wordt gelaten, komt het nadenken er voor in de plaats, om de onbeduidendste woorden terag te vinden, dwars tegen den wil in. Nog levendiger is het gedachtenspel, als het om minder onverschillige dingen gaat, als prettige of onaangename gebeurtenissen opnieuw doorleefd worden. Dan is men achterna heel wijs, men beschikt over een vindingrijk, slagvaardig verstand, dat achteraf alles weet te verbeteren, dat elke moeielijkheid en onduidelijkheid spelenderwijs oplost, het in werkelijkheid gezegde mat en dikwijls dwaas doet schijnen. Bij de verbazing over de grootere gevatheid voegt zieh helaas het bewustzijn dat het nu te laat is, dat men zieh noodeloos inspant omdat alles voorbij is. Maar het nadenken en tobben houdt ondanks dit inzicht niet op; het is, of er een uurwerk opgewonden is, dat nu afloopt, zoolang de veer gespannen is. Daar tusschendoor komen dan weer punten, waar de herinnering faalt, en men niet meer weet of dit zus of zoo gezegd is, of er niet een misverstand in het spei is, of een verzonden brief wel heelemaal goed gesteld was, en de kwellende wensch, de fout te verbeteren. Soms ontkomt men hieraan slechts door te besluiten, den volgenden dag de zaak weer ter hand te nemen; niet zelden wordt er nog 's nachts gewerkt en geschreven om de gedachte te verbannen. In andere gevallen duiken herinneringen uit

DE SLAPELOOSHEID.

19

het verre verleden op, deels van onbelangrijken aard, meestal echter van onaangenamen inhoud, vooral als ze samenhangen met zelfverwijten, met benadeeling van den persoon zelf of zijn nabestaanden, met verliezen, enz. De geheele opwinding, die de gebeurtenis met zieh bracht toen ze zieh afspeelde, kan weer ontwaken en den slapelooze kwellen, als of hij het beleefde nu pas doormaakte. Anderen tobben over den volgenden dag. Elke taak wordt torenhoog. De dagelijksche plichten schijnen oneindig groot; men zou liefst weer dadelijk opstaan, om maar klaar te komen; had men dit of dat gisteren toch ook maar afgedaan! Als men zieh maar niet verslaapt, als de kinderen maar op tijcL naar school gaan, en de dienstboden in de vroegte hun werk maar doen! Hoe zal men de kleine punten van verschil van allen dag met venters en werklieden oplossen, hoe de boodschappen afdoen, de noodige maatregelen nemen! "Welke onverwachte onaangenaamheden zullen zieh voordoen! En daar knoopen zieh dan de overpeinzingen aan vast, hoe men dit en dat anders had kunnen doen, voorzichtiger overleggen of beter voorbereiden. De koopman, de fabrikant beginnen berouw te krijgen dat ze zieh met het een of ander ingelaten hebben, de arts en de advocaat vreezen, in een geval iets belangrijks over het hoofd gezien te hebben, en daarom een verkeerde behandeling begonnen te zijn; de huisvrouw plaagt zichzelf met de gedachte, dat haar kind er den vorigen dag siecht uitzag, zonder dat er reden voor was, misschien heeft het een ernstige ziekte onder de leden. Zoo kunnen alle zorgen des levens zonder oorzaak ontwaken, en onderwijl heerscht de nacht, die werkeloos maakt

20

DE 8LAPELOOSHEID.

i

en de handen bindt! Dikwijlß neemt de kwelling nog toe, doordat de vermoeidheid een logisch overdenken der dingen belet, en tusschen de ernstige gedachte onbeduidende voorstellingen inschuift. Daardoor wordt het natuurlijk geheel onmogelijk, met de verontrustende gedachten tot klaarheid te komen. In vele gevallen beperkt zieh de stoornis tot zulke geesteiyke werkingen. Het begeleidend ä f f e e t kan zeer verschillend van sterkte zijn: dikwijls gebeurt het denken betrekkelijk rüstig, op de manier van gewoon overleggen, in andere gevallen geschiedt het in heftige opwinding. Dan zijn er natuurlijk ook l i c h a m e l i j k e u i t i n g e n v a n h e t a f f e c t in het spei. Het veelvuldigst komen bij de lijders h a r t k l o p p i n g e n voor, vanaf zacht, wakkerhoudend kloppen tot de hevigste graden, waarbij niet alleen de borstkas, maar ook het heele lichaam en zelfs het bed meetrillen. Heel dikwijls worden meer of minder duidelijke a n g s t g e v o e l e n s ondervonden; de patienten omschrijven ze als onrustigheid, beklemming, drukking op de borst, enz., als men echter de uitdrukking angst noemt, wordt die bijna altijd als juist aanvaard. Soms onkent de patient ook, alleen, omdat hij vreest, zieh daardoor belachelijk te maken of lafhartig te schijnen. Aan spot over de ongegronde „ingebeeide angst" heeft het gewoonlijk niet ontbroken, als de patient zieh er over uitgelaten heeft. Een ander veelvoorkomend affeetteeken is de b l o e d s a a n d r a n g n a a r h e t h o o f d (congestie). Meermalen bestaat deze slechts in het gevoel van den zieke, dikwijls echter wordt het hoofd werkelijk rood en heet, en de groote halsslagaderen kloppen heftig. Dikwijls beperkt

DE SLAPELOOSHEID.

21

de roodheid zieh tot enkele deelen van. het hoofd b.v. tot de ooren. Zeer dikwijls zijn er subjectieve z i n t u i g s g e w a a r w o r d i n g e n mee verbonden: flikkeren voor de oogen, vonken zien, kleurverschijnselen, soms mooie kleuren of beeiden, die slechts door hun hardnekkigheid ten slotte hinderlijk worden, vaak ook onaangename persoonsverschijningen of verwrongen gezichtsherinneringen, verder oortuiten of oorsuizen, herhaaldelijk ook sterke geruischen, in andere gevallen muzikale klanken, melodieen en heele muziekstukken. Vele zieken hebben last van knakken in het strottenhoofd of in den nek. Ook de verschillende soorten van nerveuze d r u k k i n g o p h e t h o o f d komen voor: doofheid, gevoel van leegte of volheid, gevoel van een ijzeren band, gevoeligheid van de hoofdhuid voor druk, soms met het gevoel alsof de schedelbeenderen week zijn en meegeven met den druk van wat er onder ligt, enz. De veelvuldigheid der gevoelens is buitengewoon groot en vaak zijn ze zoo eigenaardig dat de zieken zeggen, de gewaarwordingen in het geheel niet te kunnen beschrijven. Ook in het verdere lichaam komen de meest verschillende uitingen van onrust voor. Zeer veelvuldig zijn: kloppingen in de maagstreek, oprispingen, rommelingen en kramp in de ingewanden, opgezetheid, polskloppingen in de beenen, trekking in de spieren, kuitkramp, schietende pijnen, jeuken en branden van de huid over het heele lichaam of enkele deelen, algemeen of tot bepaalde plaatsen beperkt, zweeten, ijskoude voeten en beenen, aandrang tot urineloozing of stoelgang, beide niet zelden zonder gevolg, geslachtelijke opwinding, en nog allerlei meer. AI deze verschijnselen ver-

22

DE SLAPELOOSHEID.

loopen onder algemeene onrust en gejaagdheid en worden daardoor ondragelyk; vaak deelen de zieken uit zichzelf mee, dat de bezwaren op zichzelf beschouwd niet zoo erg zijn, „overdag zou ik het allemaal best kunnen uithouden" en dergelijke uitingen, maar 's nachts windt het ze zoo erg op. Dikwijls beschrijven zij de opwinding als zeer verzwakkend, of geheel als z w a k t e . Vooral het sterk zweeten versterkt deze opvatting, omdat het onder het volk bekend is als teeken van zwakte (bij tering enz). Natuurlijk tracht de zieke zieh van deze pijnlijke gewaarwordingen, of ze dan weinig of veel in getal zijn, op een of andere manier te bevryden. Ook zonder bepaald doel wordt hij reeds door de algemeene onrust uit bed gedreven, minder vaak tracht hij door lezen en andere afleiding er over heen te komen. Yaak strijdt hij er lang tegen, wendt en keert zieh onrustig in bed heen en weer, maar het in wanorde gebrachte bed biedt ook niet veel behagelijkheid meer. Zoo komen de lijders ertoe, in de kamer heen en weer te gaan loopen, het raam open te zetten — in de algemeene beklemdheid voelen ze gebrek aan lucht, of de kamer sehynt hen te warm — koude afwasschingen te probeeren, omslagen om het hoofd te maken, enz. Gewoonlyk vermindert hierdoor, onder den invloed der afleiding, de onrust wafc, maar niet zelden begint in bed alles weer, of de vermoeidheid is door de verschillende maatregelen geheel verjaagd. Het gevoel van zwakte of de onrust in het lichaam brengt velen er toe, wat te eten, vaak met omslachtige bereiding van warme spyzen of dranken, en ook dat schenkt wel eenige verlichting. Bij herhaling echter gaat

DE SLAPELOOSHEID.

23

bij alle middelen gewoonlijk spoedig de werking verloren. In vele gevallen treden de lichamelyke teekenen van onrust zooveel meer op den voorgrond dan de geestelijke, dat de lijders vaak alleen de lichamelijke storingen waarnemen en van beteekenis achten. Het affect knoopt zieh dan niet vast aan bepaalde gedachten, maar Staat op zichzelf en uit zieh slechts door algemeene onrustigheid, en door de velerlei gewaarwordingen en veranderingen, die wij juist als lichamelijke uitdrukking van het affect hebben leeren kennen. De patienten verwonderen zieh er dikwijls over, dat zij ondanks algeheele geestelijke rust en ondanks evenzeer aanwezige vermoeidheid, niet in slaap kunnen komen; zij kunnen ook niet denken dat een door de gedachte verdrongen affect louter in algemeene onrust en in lichamelijke teekenen te voorschijn kan komen. Desondanks kennen zij allen het onderscheid tusschen het e e n v o u d i g n i e t s l a p e n en de s l a p e l o o z e o n r u s t i g h e i d . Yelen verklaren heel beslist, dat ze liever den heelen nacht slapeloos willen doorbrengen, dan een kwartier die kwellende onrust verdragen. ßijzonder nadeelig werkt het dikwijls, dat tijdens deze onrust d e z i n t u i g e l i j k e w a a r n e m i n g e n z e e r l e v e n d i g worden. De h u i d voelt iedere plooi in het laken, iedere onregelmatigheid in het hoofdkussen, den druk of de wärmte van de dekens, enz. alles verwekt onbehagelijkheid. De o o g e n worden door den minsten lichtschijn in de slaapkamer ge'irriteerd; vaak wordt zelfs de duisternis als onaangenaam ondervonden, waarom er steeds een nachtlichtje gebrand wordt; hier is het geesteiyke verband onmiddelijk helder, daar er natuurlijk

24

DE SLAPKLOOSHEID.

geen gevoeligheid voor duisternis bestaat. Het gehoor wordt buitengewoon prikkelbaar. De minste geluiden in de kamer worden vernomen: het boren van een houtworm, het tikken van het ver van het bed liggende, soms in de kast gesloten horloge, de spanning van de matrasveeren, enz. Ook in huis en op straat ontgaat geen geruisch aan de waarneming; zaak wordt er juist met koortsachtige nauwgezetheid op gelet, en er tevens een b e ä n g s t i g e n d e u i t l e g g i n g aan vastgeknoopt. Het angsteffect is dan weer bijzonder geschikt, om den slaap te doen uitblijven en de algemeene geirriteerdheid te verhoogen. Het inslapen blijft in het meerendeel der geyallen achterwege, omdat, zooals hierboven is aangetoond, öf onrustige gedachten öf levendige gemoedsbewegingen, affecten en stemmingen met de daarbij behoorende lichamelijke verschijnselen de rust verstoren; dikwijls komt er een aanzienlijke verhooging van de prikkelbaarheid der zintuigen bij. Het is duidelijk, dat ook dan nog, als de gedachten en de gemoedsbewegingen langzamerhand tot rust gekomen zijn, en den slaap niet meer zouden beletten, de overgroote prikkelbaarheid der zintuigen het inslapen in den weg moet staan. Niet zelden neemt echter ook d e p r i k k e l b a a r h e i d d e r z i n t u i g e n de e e r s t e p l a a t s i n : de persoon in quaestie gaat rüstig naar bed, en voelt zieh heel goed gedisponeerd om te slapen, maar zintuigelijke waarnemingen beletten het hem. De een vindt het bed ongemakkelijk, vooral als het een beetje anders opgemaakt is dan gewoonlijk; anderen moeten integendeel telkens dit of dat er aan veranderen, om gemakkelijk te liggen. Een tweede

DE SLAPELOOSHEID.

25

vindt de kamer te licht of de lucht niet frisch genoeg, ofschoon die voldoet aan alle redeiyke eischen. Hij meent des winters niet meer dan tien of twaalf graden wärmte in de slaapkamer te kunnen verdragen, ofschoon hij in het heete jaargetijde het toch bij veel meer graden uithouden moet. De derde wordt door elk geluid gestoord. Hij tracht er zieh met alle mogelijke kunstmiddelen tegen te beschermen. Hij stopt zijn ooren dicht met watten of met allerlei geluidafsluitende middelen die in den handel zijn, antiphonen, enz. hij laat zijn kamer van dubbele deuren en dubbele of driedubbele vensters en dikke tapijten voorzien, zoekt de rüstigste woningen uit, kiest zijn slaapkamer indien mogelyk zoo, dat er niemand boven hem woont, of dat tenminste de vloer van de bovenliggende kamer genoeg bekleed wordt. Op reis zijn er vaak de grootste moeilijkheden, om een aan al die wenschen voldoende kamer te krijgen; rijke lieden trachten soms de kamers aan weerskanten en boven hun slaapvertrek eveneens te huren, opdat ze van daaruit door niemand gestoord zullen worden. In het bijzonder letten die overgevoeligen er op niet in de buurt te komen van een dienstbodentrap, van een lift, een waterspoeling, enz., daar er van hieruit störende geluiden te verwachten zijn. Bij zulke verwende personen neemt echter gewoonlijk mettertijd de overgevoeligheid zoo toe, dat ze door niets meer tevreden te stellen zijn. De overgevoeligheid voor w a a r n e m i n g e n a a n h e t e i g e n l i c h a a m leiden eveneens tot het nemen van talrijke voorbehoedsmaatregelen. Om het polskloppen in de lichaamsdeelen niet voelbaar te maken, moet het bed uiterst zacht zijn; de linkerzijde ligging wordt zorgvuldig ver-

26

DE SLAPELOOSHEID.

meden, omdat het hart dan duidelijker te voelen is. Onrust en spanning in het lijf tracht men te verminderen, door het avondmaal zeer te beperken, en het vele uren voor het naar bed gaan te gebruiken. Velen nemen 's avonds lavementen, om den darm toch vooral te ledigen, of drinken niets, om de blaas niet te vullen. Ze vermijden verschillende spijzen, en vooral koffle, thee en andere dranken, om hun vermeende opwindende werking te ontgaan; niet zelden denken zij die nog 's nachts te bemerken, als ze de dranken 's morgens gebruikt hebben.') Een genoegzame en vooral een blijvende werking van deze voorzichtigheidsmaatregelen wordt echter waarschijnlijk nooit bereikt. Alleen in 't begin kan het vertrouwen in de aangewende middelen de rust en daarmede het inslapen bewerken. De d u u r v a n h e t w a k k e r l i g g e n kan heel verschillend zijn. Soms strekt zieh de onrust slechts over onderdeelen van een uur uit; dikwijls gaan er uren mee heen. Yele lijders vallen eerst tegen den morgen in slaap, die dan wegens oververmoeidheid gewoonlijk zeer vast is, en na het ontwaken onaangename gewaarwordingen achterlaat. Algemeen is dan de neiging, als niets tot opstaan dwingt, den eindelijk verkregen slaap tot laat in den morgen voort te zetten. 2.

De eerste slaap is te licht.

In een groote groep van gevallen treedt de slaap spoedig na het te bed gaan in, maar blijft M e n m o e t hieruit echter niet besluiten, dat koffie en thee, des a v o n d s gebruikt, zonder invloed op den slaap zijn. A l s m e n 's avonds veel k o f f i e of thee drinkt, k a n dit het inslapen belemmeren, of den slaper 's nachts doen o n t w a k e n m e t heftige hartswerking, en h e m dan g e r u i m e n tijd w a k k e r houden. [S.]

DE SLAPELOOSHEID.

27

oppervlakkig, dikwijls is het meer een h a l f s l a a p . De slaper behoudt daarbij een zeker bewustzijn, weet min of meer dat hij slaapt, maar neemt toch eenigszins waar, wat er om hem heen gebeurt. Hy merkt b.v. als iemand de kamer verlaat, of het licht al of niet nog brandt, en hij wacht soms met eenig ongeduld, of het niet gauw uitgedaan wordt. Somtijds geeft hy nog juiste antwoorden op eenvoudige vragen, terwijl hy op moeielijker dingen, uitvoerige gesprekken of dingen die hem niet schelen kunnen, niet meer ingaat. Deze h a l f s l a a p kan na een poosje in diepen slaap overgaan, en is er wel eens de beste inleiding toe. Niet zelden echter komt er een bepaalde d r o o m s l a a p uit voort. AI houden de uit de buitenwereld körnende prikkels der zintuigen op, als het in de omgeving stil en donker wordt, de gedachten kunnen toch verder gaan; ze spinnen de laatste indrukken uit, of associeeren er andere mee, of er duiken indrukken van kort geleden op, b.v. gebeurtenissen van den afgeloopen dag, of gedachten, die zieh met de naaste toekomst bezighouden. In andere gevallen komen herinneringen uit een vroeger verleden te voorschijn, vooral die, waaraan het een of ander affect verbonden is geweest, en die daardoor bijzonderen indruk gemaakt hebben. Het bewustzijn is in dezen halfslaap niet zoo geheel verdwenen, dat er die onzinnige ') of met angst doorweven droomen uit voortkomen die bij een dieperen slaap behooren; een zekere kritiek is er nog aanwezig, die het ') Er zij terloops op gewezen dat, volgena een nieuwere theorie (n.l. van Prof. Freud) omtrent den droom, de „onzinnige" droomen slechts schijnbaar onzinnig zijn, en begrijpelijk worden als men ze analyseert. [S.]

28

DE SLAPELOOSHEID.

spei der gedachten en der fantasie regelt. Werken in dien toestand uit de omgeving min of meer sterke prikkels der zintuigen in, dan volgt gewoonlijk ontwaken. Geringere prikkels daarentegen worden dikwijls met den droom saamgeweven, of bepalen soms zelfs den inhoud van den droom. Zoo kan b.v. de storm, die de vensters doet rammelen, beeiden van een zeetocht voortooveren, en gehamer in de buurt de gedachten op een veldslag brengen. AI naar den inhoud van den droom en van het daarmee verbonden affect vertoonen zieh onbewuste bewegingen, spreken, lachen, heen en weer wentelen, steunen, zweeten, enz. Bij het ontwaken is er vaak geen herinnering van het in gedachte doorleefde over; af en toe bestaat er een vaag gevoel dat er onrust en opwinding bij te pas kwam. Niet zelden wordt de herinnering weer wakker, als er iemand in de kamer geweest is, die door enkele opgevangen uitingen het gebied der droomen benaderen kan. Als de droomslaap ten slotte in dieper slaap overgaat, kan de slaper later alle herinnering eraan verloren hebben. Ik heb herhaaldelijk menschen gezien, die volgens mededeelingen van personen uit hun omgeving bijna nooit anders sliepen, of tenminste toch het grootste deel van den nacht in droomslaap doorbrachten, zonder dat ze er zelf het flauwste idee van hadden. De toestand is dan hinderlyker voor de slaapgenooten als voor den droomslaper, maar toch ontbreekt gewoonlijk de echte verkwikkende werking van den slaap, en daardoor blijft gewoonlijk op den duur de ongunstige invloed op de energie en frischheid) niet uit. Vaak ontstaat langzamerhand een typisch beeld van n e r v o s i t e i t . Het verband

DE SLAPELOOSHEIÜ.

29

is weliswaar dikwijls moeielijk te beoordeelen, in zooverre, dat de steeds voorkomende droomslaap meestal reeds op een bestaande nervositeit wijst. Dat is wel bijna zeker het geval, als de droomen buitengewoon levendig zyn, en vooral, als ze tot s l a a p w a n d e l e n leiden. Dit is m. i. altijd een teeken van een nerveuze aandoening. In elk apart geval moet er uitgemaakt worden, of men hier te doen heeft met een eenvoudige nervositeit, of dat het verschijnsel zijn oorzaak vindt in hysterie of epilepsie of psychastenie (psychopathische aanleg). Bij al deze vormen komt duidelijk slaapwandelen voor. De slaper verlaat hierbij het bed, loopt in nachtgoed of half aangekleed heen en weer, doet intelligente of onzinnige dingen, schrijft, handwerkt, speelt piano, zingt, enz., gaat ook wel eens de kamer uit en loopt door huis. Somtijds ontwaakt hij toevallig en is dan verbaasd, niet in bed te zijn; dikwijls gaat hij slapend weer naar bed en valt dan in dieperen slaap. De veelbesproken gevallen, dat slaapwandelaars over daken en muren klauterden, zijn zeldzaam, maar altijd een teeken van ernstige neurose. Zooais gezegd, gaan de halfslaap en droomslaap dikwijls in diepen slaap over, zij kunnen echter ook tot wakker worden leiden, en dan het begin zijn van de in het vorige deel beschreven toestanden van niet in slaap kunnen komen. 3. De slaap wordt te vroeg onderbroken. Een andere groote groep van slaapstoornissen onderscheidt zieh daardoor, dat de slaap wel dadelijk intreedt, maar te vroeg onderbroken wordt. Bereikt de persoon in quaestie spoedig de

30

DE SLAPELOOSHEID.

grootste slaapdiepte, zooals bij den a v o n d v o r m van den slaap geschiedt, en ontwaakt hy eerst na verscheidene uren gezonden slaap, dan zal het hem niet veel hinderen. Zijn behoefte aan slaap kan dan voor het grootste deel bevredigd zijn, en hij brengt dan de uren vöör het opstaan door in vrijwel rüstigen toestand, vervuld van zijn gedachten, in herinneringen verdiept of terwijl hij een of ander plan voor den volgenden dag maakt. De bestaande geestelijke rust leidt dan af en toe nog wel minstens tot een halfslaap, waarbij de tijd snel en ongemerkt voorbij gaat. Een ander geval wordt het reeds bij den m o r g e n v o r m van den slaap, waar de vereischte diepte eerst na eenige uren bereikt wordt. Wordt de slaap dan spoedig daarna onderbroken, b.v. een uur na het bereiken van de diepte, dan is de slaper nog niet uitgerust. Inplaats van een duidelijke verkwikking doet zieh vermoeidheid gevoelen; vaak echter treden opwinding en onpleizierigheid nog meer op den voorgrond, te eerder, als de stoornis zieh eenige of vele nachten achter elkaar herhaalt. In de ongunstigste gevallen gelijken de verschijnselen zeer op de hieronder te bespreken te vroege onderbreking van den slaap. Hiermee wordt bedoeld een ontwaken, dat al na körten tijd plaats grijpt, voor zelfs nog het kleinste deel van den benoodigden slaap genoten is. Sommigen zijn dadelijk na het te bed gaan, of na een poosje lezen of zoo, ingeslapen, maar worden reeds na enkele minuten of een kwartier gewekt door een g e v o e l v a n n a a r b e n e d e n v a l l e n , of ze ontwaken door een schok in de hartstreek, met een gevoel of het h a r t s t i l s t a a t of de a d e m u i t b l i j f t . Anderen weer

DE SLAPELOOSHEID.

31

worden wakker door een hevige p i j n in een of ander lichaamsdeel, een nerveuze pijn, een soort psychalgie (psychische pijn), zonder lichamelijke oorzaak, door OPPENHEIM, wegens het ontstaan tijdens den slaap, hypnalgie genoemd. Nog anderen slapen e e n i g e u r e n heel vast, en ontwaken dan, eensdeels met het gevoel uitgeslapen te zijn, en dat het wel ochtend zijn moet, en anderdeels met onaangename lichamelijke gewaarwordingen. Het meest komen ook hier de bovengenoemde stoornissen voor: opschrikken, hartstilstand of hartklopping, benauwdheid, pijn; vaak bestaat een zeer duidelijk a n g s t g e v o e l . Heel dikwijls uit zieh de innerlijke onrust door geeuwhonger, het zuur, aandrang tot blaas- of darmontlediging, of het ontwaken wordt voorafgegaan door zaadloozing. Ook bij vrouwen komt onder deze omstandigheden niet zelden een pollutieachtig verschijnsel voor. Yolstrekt niet altijd zijn er erotische droomen voorafgegaan, die aanleiding gaven tot zulke afscheidingen, heel dikwijls toch ontstaan ze zonder deze natuurlijke oorzaak, als eenvoudige uitdrukking van de algemeene geagiteerdheid, soms begeleid door duidelijke angstgevoelens. Het ontwaken is in den regel ook niet, zooals de patienten ineenen, ontstaan door de loozing, maar eveneens een gevolg van de bestaande algemeene opwinding. Het angstgevoel neemt hier bijzonder vaak den bekenden vorm van n a c h t m e r r i e aan; de benauwdheid geeft den slaper aanleiding tot de droomgewaarwording, dat er een zware lichamelijke druk op hem ligt. In de tijden van het bijgeloof bracht die gewaarwording het sprookje in de wereld van het in levenden lijve aanwezig zijn van den duivel, die op den slaper drukte.

32

DE SLAPELOOSHEID.

De toestand na het ontwaken kan / heel verschillend zijn. Vaak duurt het lang, voor de beängstigende gevoelens wijken voor een rüstig, helder wakker zijn. De lichamelijke gewaarwordingen kunnen urenlang aanhouden. Niet zelden zijn zij zoo kwellend, dat de lijders bang zijn in te slapen, omdat ze zoo tegen het akelige wakker worden opzien. Daarbij kunnen alle verschijnselen aansluiten, die wij vroeger hebben leeren kennen als bezwaren bij het moeielijk in slaap vallen. Zoo kan de slaap een heelen tijd uitblijven. Dan kan zij rüstig tot 's morgens duren, en de herinnering aan het doorgestane vrijwel doen verbleeken. Minder vaak komen er ten tweede male soortgelijke storniBsen voor, en dan meestal in lichteren vorm. Zeer dikwijls is de verdere slaap opvallend diep, evenals de slaap bij uitputting. De slaper heeft naderhand het gevoel, een loodzwaren slaap geslapen te hebben, hij kan nog een heelen tijd niet helder wakker worden, voelt zieh dof en zwaar in het hoofd, en heeft niet zelden ook bepaald hoofdpijn. Een tweede vorm van te vroeg ontwaken is het gevolg van bijzonder lev endige d r o o m e n . Yooral die met beängstigenden inhoud, vervolgingen, in levensgevaar zijn, en kwellingen van allerlei aard leiden ten slotte tot ontwaken, voor een deel doordat de droomer bij de verdediging of vlucht tegen het bed of de er naast staande meubelen stoot, uit bed stapt, enz. en daarbij wakker wordt. Stellig komt deze vorm den hierboven genoemden vorm, waarbij een onbepaalde angst en vage innerlijke onrust voorkomen, zeer nabij; däär het affect zönder voorstellingen, hier voorstellingen, waarbij het affect een groote rol

DK

33

SLAPELOOSHEID.

speelt, al of niet in logisch verband. De invloed op het uitrusten hangt er voor een deel van af, in hoeverre de opwinding den slaper aangegrepen heeft, en hoe lang zy nog nawerkt, anderdeels daarvan, hoe vroeg of laat de slaap erdoor onderbroken iß. Het gunstigste geval is het natuurlijk, als bij den avondvorm van den slaap de stoornis eerst in de morgenuren intreedt, als aan de grootste behoefte aan slaap reeds voldaan is. Bij een derden vorm van vroegtijdig ontwaken ontbreekt zoowel er vöör, als er bij en er na, het affect geheel. De slaper ontwaakt geheel op dezelfde wijs, als anders na normalen slaap, alleen maar te vroeg. Onverschillig of de slaap 5 of 6 uur geduurd heeft, of nog korter, steeds bestaat het gevoel dat de slaap voldoende geweest is. Vaak merkt men pas aan de duisternis, of door een blik op de klok dat er nog veel aan ontbreekt. Soms heeft de voldoende gewaande slaap inderdaad maar een of twee uur of nog korter geduurd. in een klein aantal gevallen Staat het er zoo mee, dat bij spoedig bereikte en groote diepte van den slaap 5 of 6 uur voldoende zijn voor de behoefte. In de meeste gevallen echter blijkt na eenig wachten, dat de vermoeidheid zieh toch weer doet gevoelen, en opnieuw naar slaap doet verlangen. Ook als de personen in quaestie spoedig na het ontwaken opstaan en aan 't werk gaan, voelen zij na hoogstens enkele uren, dat de nachtrust ontoereikend geweest is. Het gevoel bij het ontwaken was dus misleidend. Men kan er deze aannemelijke verklaring voor vinden, dat de feitelijk nog bestaande vermoeidheid door een zekere opwinding verborgen was, of dat niet een normale, maar een subjectief, eigenlyk patho3

34

DE SLAPELOOSHEID.

logisch wakker-voelen in het spei was. Hierbij behooren o.a. de gevallen, waarin d e g e w o o n t e aanleiding wordt tot vroeg ontwaken. Als iemand regelmatig op een vroeg uur opstaat, dan ontwaakt hij meestal ook tegen dien tijd, als hij pas ongewoon laat ter rüste is gegaan, en zijn slaap nog maar 5 of 6 uur, of nog korter, geduurd heeft. Dikwijls is het dan ook wel voldoende, te constateeren, dat het nog zoo vroeg is, om spoedig weer in slaap te raken. In een groot aantal gevallen is de hoofdoorzaak van het te vroeg ontwaken o n r u s t d o o r v e r w a c h t i n g . Na een zeer verschillenden duur van rüstigen slaap wordt deze langzamerhand ondieper, tot eindelijk de voorstelling bewust wordt: dat het opstaanstijd is. Gewoonlijk geeft het binnendringen van het morgenlicht in de kamer, het toenemende gedruisch op straat en in huis, enz. er de uiterlijke aanleiding toe. Maar ook geheel zonder zulke inwerkingen kan stipt op den gewenschten tijd het ontwaken optreden. Men vindt niet zelden menschen, die zieh 's avonds voornemen, op een bepaald, ongewoon vroeg uur, te ontwaken, dan volkomen vast en rüstig slapen, en regelmatig op den bepaald en tijd wakker worden. Een bevredigende verklaring voor dit opvallend verschijnsel is niet bekend; men heeft er de weinig waarschijnlijke uitlegging aan willen geven, dat een onbewust teilen van den hartslag zulk een tijdsbewustzijn bewerkte. Wellicht is in werkelijkheid dit het geval: dat de tijd van het ontwaken meestal valt in den tijd van den lichten slaap, na genoten dieperen slaap, zoodat het bewustzijn langzamerhand ontwaakt en daarmee het voornemen weer doordringt. Yaak zal het toeval wel

DE SLAPELOOSHEID.

35

een rol speien; men wordt ongeveer op den gewenschten tijd wakker, en er wordt niet bij verteld hoe vaak al te voren de slaap onderbroken en het horloge geraadpleegd is, of omgekeerd, hoe vaak men zieh verslapen heeft. Bij het meerendeel der menschen is in ieder geval van zulk een tijdsgevoel in den slaap geen sprake, maar ze worden door de gedachte, dat ze tegen hun gewoonte vroeg moeten opstaan, geplaagd door een zekere onrust, die hun slaap lichter maakt en zeer dikwijls leidt tot te vroeg ontwaken. Vaak schrikken zij reeds uit den eersten diepen slaap op, vreezende dat de bepaalde tijd al voorbij is; ze slapen dan wel weer in, maar komen toch niet meer heelemaal tot rust, dikwijls is het ßlechts een onrustige halfslaap, waaruit zij na eenigen tijd wederom ontwaken, nog steeds lang voor het bedoelde tijdstip. Of zij slapen een poos rüstig, maar worden een of twee uur voor den tijd wakker, en kunnen dan niet meer in slaap komen. AI deze vormen kunnen ook optreden, als de slaper overtuigd is, dat hij op den juisten tijd door een wekker, door kloppen, enz. gewekt zal worden Herhaaldelijk meent hij dan in den droom het verwachte sein te hooren. Terwijl in de hier besproken gevallen het te vroeg ontwaken slechts by een bijzondere gelegenheid voorkomt, vertoont het zieh bij vele menschen ook onder de normale, dagelijksche omstandigheden, en wordt daardoor een onaangename last. Meestal ligt de oorzaak in het gevoel van i n n e r l i j k e o n r u s t over wat de volgende dag eischen zal, en in de vrees, niet klaar te kunnen komen met al wat er te doen is. Bij h u i s v r o u w e n in 't bijzonder heb ik dien vorm dikwijls gevonden,

36

DE SLAPEL00SHE1D.

eensdeels omdat hun krachten of hun bekwaamheid niet op de gewenschte hoogte stonden, anderdeels omdat er door de onbetrouwbaarheid van hun dienstboden, of door onvermijdelijke stoornissen onder hun werk, inderdaad buitengewoon veel van hen gevergd werd. De man is veel meer gewend met rust gelaten te worden tijdens zijn werk, voor onderbrekingen van zijn eigenlijk werk spreekuren vast te stellen, zieh bij onverwachte stoornissen te verontschuldigen met zijn beroep. Yan de vrouw wordt daarentegen meestal geeischt dat ze ten allen tijde midden uit haar werk aan de telefoon geroepen kan worden of bezoekers kan ontvangen. Hierdoor ontstaat in 't algemeen in de werkzaamheden der huisvrouwen een zekere wanorde, of tenminste een niet vaststaande werkverdeeling, zoodat voor den volgenden dag weer een te groote taak overblijft. De vrouwen komen dan eindelijk heelemaal niet meer tot rust, en dat komt duidelijk aan den dag, ook in het te vroeg onderbreken van den slaap.

DERDE HOOFDSTUK.

S L A P E L O O S H E I D BIJ K I N D E R E N . In 't algemeen gelijken de slaapstoornissen bij kinderen op die van volwassenen. Maar er zijn toch een reeks van eigenaardigheden, die een afzonderlijke bespreking noodig maken. Te l a a t i n s l a p e n kan eenvoudig daarop berusten, dat de vermoeidheid nog niet sterk genoeg is, zooals wanneer men de kinderen al te lang wil laten slapen, en ze uit overbezorgdheid te vroeg naar bed brengt, ze een te lang middagslaapje laat doen, enz. De kinderen w e n n e n er daardoor aan, niet dadelijk in te slapen, maar hun fantasie den vrijen teugel te vieren, te speien, enz. en deze gewoonte houden ze dikwijls nog vol, als ze wel vermoeid genoeg zijn om dadelijk in slaap te Valien. Het is duidelijk, dat zulk speien zonder toezicht licht het uitgangspunt voor siechte gewoonten kan worden. In andere gevallen bestaat omgekeerd een zekere o v e r v e r m o e i d h e i d , die, volgens dealgemeene wet, tot uiting komt in een zekere opwinding. Het kind heeft te lang gespeeld, of het kan niet genoeg krijgen van het gesprek met ouderen, en is daardoor over zijn bedgaanstijd heen gekomen, het is misschien ook door wilde spelletjes of door sterke prikkeling van de fantasie, bepaald o p g e -

38

SLAPELOOSHEID BIJ KINDEBEN.

w o n d e n geworden. Daardoor mißt liet de rust, die het inslapen bevordert. Niet zelden w i l het kind ook niet in slaap V a l i e n . Het heeft tegen zijn zin het bevel om naar bed te gaan gehoorzaamd, het zou veel liever tegelijk met de volwassenen gaan slapen, zou nog willen hooren wat ze zeggen, enz.; daardoor houdt het zieh opzettelijk wakker. Sommige schrijvers zoeken hier voor alles een sexueele drijfveer; het kind zou zieh wakker houden, maar doen of het sliep, om ongemerkt het uitkleeden en den omgang van de volwassenen te bespieden. Het is zeker ten onrechte, als men deze oorzaak voor het te laat inslapen generaliseert, maar dat deze voorkomt, en dus de grootste aandacht vereischt, valt niet te ontkennen. Sorna blijkt een dergelijk verband uit onschuldige uitingen van het kind, b.v. dat het zoo graag moeder of de kinderjuffrouw nog laat goedennacht wil zeggen, omdat die dan (in haar nachtjapon) zoo zacht en warm is. Ook hier is een erotische kern niet te miskennen. ') Zeer veel vaker komt het echter bij het kind voor, dat het n i e t i n s l a a p k a n k o m e n v a n a n g s t . Yandaar dat men dezen vorm in 't bijzonder aantreft bij kinderen die alleen slapen, vooral als de slaapkamer ver verwijderd is van het vertrek waar de ouders zitten, achter in een groot huis, of op een andere verdieping is gelegen. Duisternis en vermoeidheid zijn gunstige factoren voor die angst, zooals men bijna by ieder ') Men mag echter wel oppassen, dat men nu weer niet uit overmatige zorg een kind, dat behoefte heeft gekoesterd te worden, te veel afstoot! Men denkt er toch ook niet aan, b. v. een zuigeling het lichamelijk contact met de moeder te verbieden. [S.]

SLAPELOOSHEID BIJ KINDEREN.

39

kind kan zien; de bekende „griezelige" verhalen der dienstboden, het bangmaken met spoken, enz. zyn ook nog een aanleiding; verhalen over ongelukken en zoo meer brengen de verbeeldingskracht 110g sterker dien kant uit. Wy zien by volwassenen nog dikwijls genoeg dergelyke angstgevoelens, en behoeven er ons dus by kinderen stellig niet over te verwonderen. Laat het kind zijn angst merken, dan wordt het maar zelden getroost en gerustgesteld; meestal beknord of uitgelachen, wat weer een nieuw affect in 't leven roept. Nu wordt elk kraken in de meubelen, in de kachel, enz. voor hem een bron van de grootste opwinding. Eerst als het oververmoeid is, valt het kind eindelijk in slaap, dikwijls na urenlange kwellingen, en dat herhaalt zieh avond aan avond. Ook dit kan een aanleiding zyn, dat het kind zieh met opzet wakker houdt, om pas in te slapen, als het gewaande gevaar met het naar bed gaan der ouders is geweken. Is by kinderen d e e e r s t e s l a a p t e l i c h t dan hangt dat meestal ook wel met dergelyke omstandigheden samen, met een zekere angstige onrustigheid, die het kind niet in diepen slaap laat komen, en waardoor het by licht gedruisch, by het plotseling licht worden van de kamer, enz. ontwaakt. De normale slaap van het kind is in de eerste uren altijd zoo diep, dat de ouders zieh in dezelfde kamer ter rüste kunnen begeven, zonder dat het kind wakker wordt. Ook een lichamelijke ziekte brengt hierin gewoonlijk geen verandering, als de slaap maar eenmaal gekomen is. Het t e v r o e g o n d e r b r o k e n w o r d e n v a n d e n s l a a p vindt by kinderen niet zelden

40

SLAPELOOSHEID BIJ RINDEREN,,

zijn oorzaak in b e d w a t e r e n . ') De onwillekeurige blaasontlediging heeft nog in diepen slaap plaats, soms droomt het kind er bij dat het op het bekende meubel zit, maar daarop wordt het wakker door het gevoel in het nat te liggen. Gewoonlijk valt het echter dadelijk weer opnieuw in diepen slaap. De beteekenis van die stoornis ligt daarom ook meer in het feit van het bedwateren dan in de onderbreking van de slaap. Te sterker treedt de slaapstoornis op den voorgrond bij een ander veelvuldig voorkomend verschijnsel: den p a v o r n o c t u r n u s , de nachtelijke angst van kinderen, een verschijnsel dat reeds lang als een van de grootste verschrikkingen van de kinderkamer bekend is. Na verscheidene uren rüstigen of ietwat onrastigen slaap, meest tegen middernacht, vliegt het kind plotseling op; houding en gebaren verraden den grootsten angst, angstig gillen versterkt dezen indruk, en gewoonlijk blijkt uit afgebroken zinnen de oorzaak van de vrees: een wild beest, moordenaars, spoken, enz. Het kind kijkt de omstanders met wijd opengesperde oogen aan, herkent ze echter niet, en weert hun toenadering eveneens met alle teekenen van angst af. Na eenige minuten, soms, hoewel zelden, eerst na een kwartier, komt het kind weer tot rust, herkent zijn omgeving, en slaapt langzamerhand weer in. Dikwijls worden de kinderen niet heelemaal goed wakker, herhaaldelijk echter komen ze geheel tot zichzelf en kunnen ook verteilen waarvoor ze in den droom zoo bang ') Het bedwateren kan veroorzaakt worden door verschillende afwijkingen die voor behandeling vatbaar zijn. Met moet dus niet (zooals wel eens gebeurt) zieh door valsche schaamte laten weerhouden den dokter te raadplegen. [S.]

SLAPELOOSHEID

BIJ

KINDEBEN.

41

geveest zijn. Den volgenden morgen is de herinnering bijna altjjd verdwenen. De aanvallen herhalen zicli meest alle 8—14 dagen, soms vaker en soms ook minder vaak; het meest lijden kinderen van 2—9 jaar er aan, Het is waarschijnlijk, dat de nachtmerrie van volwassenen overeenkomt met den pavor nocturnus der kinderen, en er een verkleind overblijfsel van is. Een andere slaapstoornis bij kinderen is het s l a a p w a n d e l e n . Het kind komt overeind, stapt uit bed en gaat met open of gesloten oogen door de kamer, soms ook naar een andere kamer, en keert na eenige minuten weer van zelf terug in zijn bed, of ontwaakt onderweg. Tot zoover kunnen de verschijnselen gaan, zonder dat eriets anders in het spei is dan bijzonder levendig droomen bij nerveuze kinderen. Als er echter vrij ingewikkelde handelingen verricht worden, zooals deuren open- en dicht sluiten, sleutels zoeken, theatrale voorstellingen geven, enz., dan heeft men altijd te doen met een bepaalde ziekte, die niet meer past in het kader van eenvoudige slapeloosheid. Datzelfde geldt voor o n n a t u u r l i j k e b e w e g i n g e n van slapende kinderen, zooals schudden en heen en weer schüren van het hoofd, heftig tandenknarsen, enz. Te v r o e g o n t w a k e n bij kinderen — d.w.z. vöör een voldoende slaapduur genoten is — is eigenlijk altijd een teeken van innerlyke onrust. Bijzonder vaak ontmoet men dit verschijnsel bij s c h o o l k i n d e r e n , die in spanning verkeeren over den volgenden schooldag. Gewoonlijk vreezen zij, niet op tijd gewekt te zullen worden, en die angst maakt hen dikwijls al uren te vroeg wakker. Ze probeeren dan de o uders of verzorgsters op

42

SLAPELOOSHEID BIJ RINDEREN.

te krijgen, zetten deze vol angst tot opstaan aan, en laten zieh niet meer in bed houden, ook als er nog meer dan tijd genoeg is. Soms klagen de kinderen dadelijk bij liet ontwaken over misselijkheid, of ze kokhalzen en braken zonder voorafgaande klachten slijm uit. Dan denkt men niet zelden aan een maagaandoening, en deze of een verkeerd dieet wordt voor de oorzaak van de slaapstoornis gehouden. Inderdaad is echter in zulke gevallen, zooals in 't algemeen trouwens vaak bij kinderen, het braken slechts een teeken van algemeene opwinding. Nog vaker trouwens blijft het braken uit tot na het te haastig gegeten ontbijt.

YIERDE HOOFDSTUK.

O O R Z A K E N DER S L A P E L O O S H E I D . Yoor de slapeloosheid zijn velerlei oorzaken. In verband met het typische van den slaap, dat bestaat uit de afsluiting der zintuigen tegen prikkels, en uit de beperking van de hersenwerkzaamheid, kan men de oorzaken in twee groote groepen verdeelen: het uitblijven van de afsluiting der zintuigen, en het uitblijven van de geestelijke rust. In zekeren zin vallen die twee afdeelingen samen, maar het is toch gewenscht, ze elk afzonderlgk te beschouwen. De afsluiting der zintuigen blijft uit, zoodra er zulke sterke prikkels inwerken, dat daardoor de vermoeidheid en vooral de individueele g e s c h i k t h e i d om i n t e s l a p e n overwonnen worden. Bij vele menschen is deze geschiktheid niet groot. Zij hebben om te slapen noodig: algeheele rust in de omgeving, duisternis, een gemakkelyk bed, juiste temperatuur, frissche lucht, enz. Als er ook maar een van die voorwaarden niet vervuld is, kunnen ze niet slapen. Een gedruisch, een lichtstraal, een te warme of te koude kamer, een te hard küssen, een beetje ongemakkelijk of zelfs maar ongewoon bed, benauwde kamerlucht, belet hen in te slapen, of onderbreekt den slaap. Bij minder groote overgevoeligheid wordt de slaap niet verjaagd, maar wel lichter en onrustiger, en

44

OORZAKEN DER

SLAPELOOSHEID.

vooral de bovengenoemde en nog andere prikkels der zintuigen doen zeer vaak d r o o m e n ontstaan. Andere slaapstoornissen komen uit het l i c h a a m van den slaper voort, vooral uit storingen van de ademhalings-, bloedsomloop- en spijsverteringsorganen. Kleine belemmeringen in den luchtweg van den neus, b.v. zwelling van het slijmvlies, stukjes slijm of korstjes, vooral echter ingrijpende veranderingen als neuspolypen, adenoide vegetaties enz. beletten dikwijls het inslapen; het moeilijk ademhalen, of ook wel de uit den neus loopende afscheiding, leiden dikwijls tot ontwaken, en bij kinderen in 't bijzonder dikwijls tot pavor nocturnus. Hartkloppingen houden dikwijls den slaap tegen; gebrekkige bloedsomloop bij onvoldoende werkzaamheid van het hart leidt tot onrustige en onderbroken slaap. Een volle maag en een gevulde dikke darm, gasvorming in het lichaam, een volle blaas, brengen eveneens prikkels te weeg, die den slaap verstoren. Jeuken van de huid, allerlei soorten van pynen, nadeelige inwerking op den algemeenen toestand door koorts, vergiftige Stoffen in het bloed zooals bij besmettelijke infectieziekten en verschillende chemische vergiftigingen, overmatig groote afscheiding van schildkliervocht, en evengoed het innemen van te veel schildkliertabletten, dit alles werkt slaapwerend. Tot nu toe is nog niet heel duidelijk verklaard de slapeloosheid van zieken met aderverkalking; waarschijnljjk werken hier verschillende omstandigheden samen: belemmering bij het ademhalen, opzetten van het lichaam, storingen in den bloedsomloop, enz. Uit dergelijke oorzaken komt de veelvuldige slapeloosheid bij chronische voedingsstoornissen voort. AI de tot nu toe genoemde

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

45

oorzaken hebben gemeen: de störende invloeden, vanaf de vage onpleizierigheid die als prikkel voor het gevoel werkt, tot duidelyke prikkels der zintuigen toe. Bij menschen die goed hun zintuigen kunnen afsluiten, kunnen al deze prikkels z o n d e r u i t w e r k i n g blijven; vandaar dat we menschen dikwijls vast zien slapen, hoewel er licht en lawaai om hen heen is, ze hoogst ongemakkelyk liggen, de meest verschillende soorten van lichamelijke stoornissen bestaan, enz. Men kan natuurlijk niet zeggen, dat die menschen de stoornissen niet met hun zintuigen waarnemen; ze verstaan alleen bijzonder goed de kunst, tegenover zulke prikkels hun gemoedsrust te bewaren, zieh er niet door te laten verslaan. In zooverre valt deze groep van slaapwerende oorzaken toch weer met de volgende samen. Slechts wanneer lichamelijke prikkels op het allerhevigst zyn, maken zij den slaap meestal onmogelijk. De tweede groep van oorzaken die den slaap belemmeren is die, waarbij de noodige g e e s t e l y k e rust verjaagd wordt. Hieronder behooren in de eerste plaats de velerlei affecten, (gemoedsbewegingen). Groote vreugde, verdriet, in spanning verkeeren, algemeene opwinding en voornamelijk verschillende vormen van angst, werken den slaap tegen. Bij overgevoelige menschen kunnen reeds zeer lichte graden van onrust het inslapen onmogelijk maken, zooals b.v. de ongewone indrukken van een vreemde kamer, of een ander bed, de tegenwoordigheid van een tweeden persoon in het slaapvertrek, in andere gevallen het alleen slapen zonder dat men het gewend is, enz. Er behoeft daarbij volstrekt niet altijd vrees voor inbrekers enz. bij te pas te komen, waardoor vooral het

46

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

(

vrouwelijk geslacht het alleen slapen in een vreemd vertrek onaangenaam is; velen zijn onrustig bij de gedachte dat ze hardop kunnen droomen of iets anders doen, waarover ze zieh schämen zouden. Van sommige zijden worden op eenzijdige wijze de slaapstoornissen der tijdelijk alleenslapende gehuwde vrouwen nitsluitend aan onbevredigdheid toegeschreven; in het overgroote meerendeel der gevallen is zonder twijfel de hoofdfactor angstigheid om het gemis van de anders aanwezige bescherming. Een bijzonder belangrijke rol speelt de a n g s t v o o r s l a p e l o o s h e i d , die bij vaak terugkeerende slaapstoornissen veel voorkomt, maar overigens niet altijd berust op eigen treurige ervaring, doch dikwijls op de indrukken van steeds terugkeerende verhalen van lijders aan slapeloosheid. Yooral de groote sanatoria, waar de patienten den heelen dag voornamelijk over elkaars toestand spreken, hebben in dit opzicht veel op hun geweten; maar ook in gezinnen, in pensions, enz. vloeit deze bron rijkelyk. Men moet maar eens op de morgengesprekken der aanwezigen letten. Gezonde menschen loopen er onverschillig overheen, maar overgevoelige, nerveuze personen worden ten slotte niet zelden op het idee gebracht, dat het met hen ook nog wel eens zoo kan gaan. Ze beginnen hun eigen inslapen te observeeren, en als ze eens om een of andere reden niet dadelijk in slaap Valien, dan krijgt de vrees voor een afwijking dadelijk vasten grond. Zeer veel nerveuze personen hebben n.l. de eigenaardigheid, dat ze bij zieh zelf voelen, waarover anderen hun gesproken hebben. Te eerder valt te begrijpen dat menschen, die een tydlang werkelijk

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

47

siecht geslapen hebben, op het laatst zonder vertrouwen, dat ze in slaap zullen raken, naar bed gaan. Slapen ze dan inderdaad niet dadelijk, dan ontstaat een opwinding, die nu werkelijk den slaap belemmert. Een bijzonder ongunstigen invloed hebben bij hen alle omstandigheden, die de lichamelijke rust tegenwerken. Vandaar dat ze met overdreven angstvalliglieid zorgen voor duisternis, rust, juiste temperatuur, frissche lucht, zoo min mogelyk gevuld zijn van maag, darm en blaas, voor afsluiting van geluiden, enz. Dikwijls winden zij zieh echter juist door al die voorzorgsmaatregelen op, en worden onrustig, zoodat ze juist het omgekeerde bereiken van w a t ze willen. Ze gaan niet naar bed, voor het heele huis in rust is; electrische bellen, klokken en telefoon worden zoo mogelijk stilgezet of uitgeschakeld. Is een van de huisgenooten uit, dan wachten zij op diens thuiskomst. In hotels en huurwoningen is een van hun eerste vragen, of er 's nachts naast en boven de slaapkamer wel volkomen stilte heerscht; ondanks alle verzekeringen zien zij de gebeurtenissen van den eersten avond in groote spanning en opwinding te gemoet. Zij wachten af, tot de buren hun schoenen voor de deur gezet, en hun deur gesloten hebben, uit vrees dat de daarbij ontstaande geluiden hun in den eersten slaap zouden kunnen stören. Moeten zij op de verwachte geluiden lang of geheel vergeefs wachten, dan stijgt hun opwinding, en dikwijls komt er dan nog de door elke vermoeidheid ontstaande onrust bij. Ook hun eigen gedragslijn bepalen zij angstvallig naar wat zij voor gunstig of belemmerend voor de slaap aanzien. Zij eten vele uren vöör het naar bed gaan, een zoo licht verteerbaar en beperkt avondmaal

48

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

(

als mogelijk is, om toch vooral geen volle maag te hebben, drinken nooit koffie of thee meer, omdat daardoor de slaap geweerd zou kunnen worden, nemen daarentegen bepaalde spijzen, als b.v. appels die den naam hebben bevorderlijk voor den slaap zijn, doen gymnastiek en probeeren allerlei soorten van waterbehandeling, die de een of ander hun als doeltreffend heeft aanbevolen, en vermyden angstvallig elke geestelijke bezigheid om hun gedachten tot rust te brengen. Het omgekeerde wordt echter bereikt: de talrijke pogingen om den slaap op te wekken, brengen den geest in onrust en spanning, de al te geringe vulling van de maag veroorzaakt juist een onpleizierig gevoel, het vermieden van alle geestelijke inspanning maakt dat de gedachten steeds onrustiger dwalen, de gymnastiek en de waterbehandeling leiden ook dikwijls tot lichamelijke onrust. Het gevolg is gewoonlijk, dat men zijn toevlucht neemt tot s l a a p m i d d e l e n , eerst onschuldige huismiddeltjes, zooals valeriaanthee, enz., daarnabroomzouten, ten slotte de eigenlijke slaapmiddelen. De werking van al wat ingenomen is wordt apart zorgvuldig genoteerd, en is de slaap op een keer om een of andere reden minder goed, dan geldt dat als bewijs, dat het tot nu toe goed werkende middel nu te kort schiet, dat men er aan gewend is en daardoor er ongevoelig voor geworden is. De markt is zeer rijk aan slaapmiddelen, om de paar maanden duiken er nieuwe op, en geven gelegenheid tot nieuwe proefnemingen. Ten slotte helpt niets meer, ten deele omdat de middelen op ondoelmatige manier genomen worden, dikwyls ook uit overbevreesdheid in te kleine hoeveelheid, en anderdeels, omdat de angst voor slapeloosheid

OORZAKEN DER

49

SLAPELOOSHEID.

steeds toeneemt, en een onbedwingbare opwinding meebrengt. Yaak vergissen de zieken zieh in den ernst van hun lijden, door steeds alleen de uren te rekenen, dat de gewenschte slaap hen is onthouden, en niet de andere, die ze later nog slapend hebben doorgebracht. De meeste van deze lijders maken er een ruim gebruik van, als ze een gat in den dag kunnen slapen. Als ze om 10 uur naar bed zijn gegaan, vallen ze misschien om 1 uur in slaap, en slapen dan tot 9 of 10 uur, staan zelf's dan soms nog niet op, maar dommelen nog wat voort. Ze hebben dan hun acht ä negen uur slaap gehad, wat echter niet tot hen doordringt: zij denken altijd maar aan die drie uur in het begin van den nacht, die ze slapeloos hebben doorgebracht. In werkelijkheid lijden zij niet aan gebrek aan slaap, maar aan te laat inslapen, en dat komt niet in orde, omdat zij de fout op een verkeerde plaats zoeken. De fout ligt hier dus in een verkeerde opvatting van het lijden, en de stoornis waarover zij klagen is het gevolg van z o n d i g e n t e g e n d e h y g i e n e v a n d e n s l a a p . De lijder verlangt een onmogelijkheid Als de normale duur van den slaap op negen uur bepaald wordt, dan blijkt daaruit, dat tusschen het ontwaken des morgens en het naar bed gaan 's avonds 15 uur moeten liggen. Staat men dus om 10 uur op, dan kan men niet verlangen voor 1 uur in te slapen. Of omgekeerd: wie om 11 uur 's avonds wil inslapen, die moet 's morgens om 8 uur opgehouden hebben met slapen. Deze regel is de gewichtigste Stelling in de behandeling der slapeloosheid; wie die niet eerbiedigt, strijdt met menschelijke middelen tegen de oppermachtige natuur, en kan dus geen succes verwachten. Des4

50

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

ondanks wordt deze waarheid nog algemeen verwaarloosd. Ik lieb ze tot nu toe in geen der talrijke verhandelingen over slapeloosheid en in geen enkel leerboek gevonden, en ook van niemand der vele slapeloozen gehoord, die met de meest verschillende geneeswijzen a l l e s tegen hun lijden beproefd meenden te hebben. Bijna altijd wordt toegestaan en meestal zelfs uitdrukkelijk voorgeschreven, dat de lijder den eenmaal bereikten slaap maar zoo lang mogelijk moet rekken. Door dezen verkeerden maatregel wordt dus juist de voortzetting der slapeloosheid gewaarborgd, en het chronische lijden verklaard. Een verdere fout bestaat daarin, dat de lijder meent dat hij tijdens de behandeling wat hij tot nu te kort gekomen is i n m o e t h a l e n , dus langer slapen dan feitelijk noodig is. Dat is onmogelijk. Wie geruimen tijd werkelijk te weinig uren geslapen heeft, is voorloopig aan een te körte slaapduur gewend en kan niet opeens een abnormaal langen slaaptijd bereiken. Slechts stap voor stap is succes te verkrijgen. Wie te veel verlangt, bereikt in 't geheel niets. Slechts langzamerhand kan men weer tot een gepasten slaapduur komen. Bewerkt men door overvloedige slaapmiddelen, dat de slaap werkelijk langer duurt, dan benadeelt men altijd slechts de volgende nachten, en maakt juist het weglaten der slaapmiddelen moeielijker. De ervaring leert, dat bij het meerendeel der menschen de slaapwerende inwerkingen van lichamelijken en geestelijken aard, die wij tot nu toe beschouwd hebben, slechts t i j d e l i j k den slaap belemmeren. Er moet dus nog iets bizonders in het spei zijn, als zij een voortgezette werking blijken te hebben, zoodat uit een slaapstoornis

OORZAKEN DER

SLAPELOOSHEID.

51

die een enkele maal of af en toe voorkomt, een chronisch, vaak terugkeerend verschijnsel ontstaat. Dat is toch immers, wat men in het algemeen onder slapeloosheid verstaat. Men heeft dat nog door bijvoegingen als habitueele en chronische slapeloosheid nauwkeuriger uitgedrukt, maar ook het woord op zichzelf laat aangaande de bedoeling niet veel twijfel over. Dat uit de af en toe voorkomende slapeloosheid een blijvende afwijking ontstaat, wijst ten duidelijkste op een bijzonderen aanleg, dien de persoon in quaestie steeds of tijdelijk heeft. Beschouwt men dit in verband met het type van den slaap, dan kan men zeggen, dat deze lijders niet in staat zijn tot geestelijke rust, en bijgevolg ook niet tot afsluiting der zintuigen. Dit zijn beide eigenschappen, die men voor alles aan n e r v o S i t e it moet toeschryven. Het typische van nervositeit is z i e k e l i j k v e r m e e r d e r d e g e v o e l i g h e i d , verhoogde ontvankelijkheid voorgemoedsbeweging. Daardoor maken zoowel zintuigelijke prikkels als gedachten, meer indruk op den geest, en komen deze moeielijker tot rust als bij den gezonden mensch. Yandaar dat nervositeit en het vermögen om te slapen een zekere tegenstelling vormen; de nervositeit werkt het vermögen om rüstig te slapen eenigszins tegen. Door de groote gevoeligheid voor zintuigelijke prikkels aan den eenen kant, en de bijzondere neiging tot agitatie anderzijds, werken de vroeger bes proken slaapwerende invloeden bij nerveuze personen veel sterker. Daarbij komt, dat bij hen een groote vrees bestaat voor stoornissen in hun gezondheidstoestand, en dat die bezorgdheid, als het den slaap geldt, door de onrustigheid van den slapelooze evenveel vergroot wordt als door de conversatie over dit lyden, die bij de

52

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

/

dagindeeling behoort. Zoo ontstaat bij nerveuze personen uit een toevallig eens voorkomende slapeloosheid licht een chronisch lijden. Maar ook n i e t - n e r v e u z e p e r s o n e n kunnen zichzelf slapeloosheid op den hals halen, in de eerste plaats door voortdurend f o u t e n t e g e n d e h y g i e n e te begaan. De gezonde mensch is in 't algemeen weinig zorgvuldig ten opzichte van zijn eigen welzyn; hy denkt hier eerst aan, als hy de gevolgen bemerkt. Zoo wennen b.v. tallooze menschen zieh een natuurlijken tijd en regel voor den slaap af: hetzij dan dat ze altijd te laat naar bed gaan, vaak pas uren na het intreden van de slaperigheid, hetzij dat ze heelemaal geen regel er bij hebben, en alleen gehoorzamen aan den inval van het oogenblik. De intredende vermoeidheid wordt dikwijls met geweld onderdrukt, nu eens door levendige gesprekken, door opwindend spei, enz.; dan weer door opwekkende dranken, door het nog laat gebruiken van sterke koffie, enz. Herhaaldelijk wordt de geest, die op zulk een manier is wakker gehouden, veimoeid met zwaar nachtelijk werk, onder voorwendsel dat er overdag niet genoeg tijd of voldoende rust is om te werken. Heeft men zieh eindelijk gewend aan nachtwerk, dan is het moeilijk er weer vanaf te komen, want dan zijn de hersenen overdag vermoeid, en 's nachts bestaat door de gewoonte geen neiging tot slaap. Velen houden dan, hetgeen ze zieh door langdurig misbruik aangewend hebben, voor hun natuurlijken aanleg, en weigeren daarom zooveel te stelliger, tot een verstandiger leefwijze terug te keeren. Er is toch wel haast geen gewoonte zoo onzinnig, of degeen, die er in gevangen zit, weet nog wel tallooze redenen aan te voeren om er niet van af te wijken.

0 ORZ AKEN DER

SLAPELOOSHEID.

53

Een andere veel voorkomende oorzaak voor siechten slaap is g e b r e k a a n l i c h a a m s b e w e g i n g . De „huismusschen" vormen derhalve een groot deel der siechte slapers. Het gebrek aan lichaamsbeweging maakt dikwijls dat ze te dik worden; ook dit werkt ongunstig, want corpulentie op zichzelf maakt het liggen ongemakkelijk, bemoeilykt bij het liggen de ademhaling en de bloedsomloop, en veroorzaakt daardoor allerlei onaangename gevoelens. Nog erger is het, als hij, die zieh lichamelijk niet inspant, zijn vriend ziet in den a l c o h o l . Overvloedig alcoholgebruik doet weliswaar een zekere loomheid ontstaan, juister gezegd, een zware verdoovende slaap, die niet verkwikt zooals een gezonde slaap; mettertyd echter zijn er voor die verdooving steeds grootere hoeveelheden noodig, en wanneer men de hoeveelheid vermindert, of zelfs die gewoonte tijdelijk verlaat, ontstaat een groote onrustigheid, die tot een bijzonder kwellenden vorm van slapeloosheid leidt. Een zeer verbreide meening is die, dat men vooral 's a v o n d s w e i n i g m o e t e t e n , om goed te kunnen slapen. Dit is in den grond een misverstand. Onze voorouders hebben de ervaring opgedaan, dat onmatig eten en drinken des avonds, last veroorzaakt en de nachtrust verstoort. Deze gevolgen van onmatigheid zijn volstrekt niet te ontkennen. Maar tusschen een voldoend avondmaal en onmatigheid is toch nog een zeer groote afstand. Overigens zijn wij heden ten dage op het gebied van eten en drinken weliswaar veel Verwender, maar tegelijkertijd veel matiger geworden; de tien of twintig jaar geleden op partijtjes nog vaak voorkomende o v e r l a d i n g v a n d e m a a g be-

54

OOKZAKKN DER SLAPELOOSHEID.

hoort tegenwoordig, ten minste in beschaafde kringen, tot de groote uitzonderingen. Bovendien zijn onze spijzen veel beter en lichter verteerbaar geworden. De overal ingevoerde koelkamers veroorloven ons het vleesch maisch te laten worden, zonder dat het bederft; de groenten worden door zorgvuldiger kweeken veel zachter; de kookinrichtingen zijn beter geworden; melk, room, boter, worden veel zuiverder bereid, enz.; wij geven ook veel meer geld voor onze maaltijden uit, als men vroeger voor mogelijk gehouden had. Het gevolg hiervan is, dat tegenwoordig vele menschen eerder lijden aan te weinig vulling van hun spijsverteringsorganen, dan aan overvulling ervan, en dat geldt in 't bijzonder voor ons avondmaal, dat in Duitschland slechts bij hooge uitzondering den hoofdmaaltijd vormt. 1 ) Ik kan uit ervaring, in een uitgebreide praktijk opgedaan, verzekeren, dat ik slechts hoogst zelden patienten heb aangetroffen, die hun slaap door al te overvloedig avondeten benadeelden — afgezien dan van alcoholmisbruik — maar zeer veel, die door een al te sterke beperking van het avondmaal te lijden hadden. Men mag aannemen, dat een voorzichtig uitgezocht avondeten, zooals zij die voor slapeloosheid vreezen wenschelijk achten, na vier uur van den maag in den darm is overgegaan. Het gevolg daarvan is, dat de betrokken persoon dikwijls een gevoel van leegte in de maag heeft, dat zelfs in duidelijken honger kan overgaan, zoodat zij dit gevoel trachten kwijt te raken door opnieuw te eten. Soms leggen zij ') De hier genoemde bezwaren komen voor een groot deel te vervallen, wanneer de hoofdmaaltijd om 6 ä 7 uur gebruikt wordt, zooals in ons land althans vele stadsbewoners doen. [S.]

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

55

daarom koekjes, chocolade, beschuitjes, enz. op het nachttafelt je klaar, anderen echter gebruiken nog een meer omvangrijker maaltijd, hetzij dat ze die zelf gereedmaken of het laten doen. Het ligt voor de hand, dat dit onverstandig is ; 's avonds te weinig eten, en dan den slaap onderbreken om opnieuw te eten. Er is bovendien ook nog een bepaald nadeel aan verbonden; heeft men eerst meermalen 's nachts gegeten, dan is men er äan gewend geraakt, zoodat men nu reeds vanzelf, ook na een rijkelijken avondmaaltijd, ontwaakt en naar voedsel verlangt. De patient is dikwijls zoo bang voor het gebruiken van een rijkelijke avondmaaltijd, dat hij er slechts met moeite toe te bewegen is, een normale hoeveelheid te eten, maar het resultaat is altijd uitstekend. Heeft de patient daar veel op tegen, dan schrijf ik hem dikwijls voor eerst b.v. om 7^2 of 8 uur een middelmatigen avondmaaltijd te gebruiken, en om 10 uur onmiddelijk voor het te bed gaan nog een glas melk, een kopje melkchocola, of een boterham. De patiënt is dan minder angstig, en zal dan wel merken dat dit hem goed bekomt. Sommigen meenen dat het bijzonder verkeerd is 'savonds v i e e s c h t e e t e n . Dit is weer een van de vele beweringen, die zonder voldoende bewijsgrond worden geuit en ten slotte ook door geneesheeren worden overgenomen. Die theorie is gebaseerd op de veronderstelling, dat sommige Stoffen uit het vleesch opwekkend werken. Ware dit juist, dan zou men eerder moeten verbieden 's middags vleesch te eten, want als men nauwkeurig den duur der spysvertering nagaat, blijkt het, dat het vleesch dat men 's middags gegeten heeft, eerst kort voor het avondmaal uit de maag in den

56

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

dünnen darm overgaat, en nog eenige uren later in het bloed wordt opgenomen. Maar ook de praktyk is met deze veronderstelling geheel in strijd. Men kan volstrekt niet beweren, dat menschen die 's avonds vleesch eten over 't algemeen slechter slapen dan anderen; ook in Engeland waar de voornaamste maaltijd waarbij veel vleesch genuttigd wordt, 's avonds gebruikt wordt is daarvan niets bekend. Maar ook bij opzettelijke proefnemingen, waarbij ik lijders aan slapeloosheid 's avonds veel vleesch liet gebruiken, zag ik daarvan geen nadeelige gevolgen. Dat onmatig vleeschgebruik nadeelige gevolgen heeft, valt niet te ontkennen, al is men tegenwoordig vaak geneigd die te overschatten, maar dat er juist slapeloosheid door zou ontstaan, is een absoluut onbewezen bewering. Het vegetarisme is opzichzelf zeker geen middel tegen siechten slaap. Het te vroeg ontwaken wordt door vele menschen op rekening geschoven van een t e v o l l e b l a a s . Ze maken dat hieruit op, dat bij het ontwaken gewoonlijk de behoefte aan urineloozing optreedt. Dat is echter geen bewijs. Die behoefte ontstaat n.l. ook bij personen, die door storingen van buitenaf gewekt worden, en anders rüstig verder geslapen zouden hebben. Een geleidelijke toename van urine in de blaas gedurende den nacht is beslist normaal; een zoo sterke drang tot loozing, dat de slaap er door onderbroken wordt, kan men slechts vinden, als de blaas inderdaad zoo vol is, als maar eenigszins mogelijk is. Dringt men echter bij hen, die aan vaak onderbroken slaap lijden, er op aan dat zij er op letten, dan blijkt het bijna altijd, dat ze slechts kleine hoeveelheden urine loozen, die geen aandrang veroorzaken konden.

0 OEZ AKEN DER

SLAPEI,OOSHEID.

57

Groote hoeveelheden komen, afgezien van bepaald pathologische urinetoename, slechts dän voor, als de persoon in quaestie öf voor de nachtrust buitengewoon veel vloeistof gebruikt heeft, öf wanneer hy verzuimd heeft de blaas van te voren behoorlijk te ledigen. De hoeveelheid die zieh vormt is in normale gevallen zoo klein, dat de aandrang tot loozing niets dan een gewoonte is. Ik dring er dus op aan bij die patienten, die bij 't ontwaken gewoonlijk slechts kleine hoeveelheden urine loozen, den aandrang daartoe te onderdrukken. Daarbij blijkt gewoonlijk zeer spoedig, dat de behoefte, die in den beginne vaak vele malen 's nachts optreedt, weer verdwijnt. Dat is des te meer van belang, omdat, volgens de reeds vroeger genoemde wet, het 's nachts urineeren spoedig een gewoonte wordt en deze gewoonte dan leidt tot onderbreking van den slaap. Evenzoo Staat het met het gevuldzijn van den d a r m , waar menige lijder zijn slapeloosheid aan wijt. De geneesheeren hebben er altijd den nadruk op gelegd, dat een geregelde ontlasting bijzonder wenschelijk is, en dat gedurige vertraging van de ontlasting als pathologisch beschonwd en bestreden moet worden. Daaruit is meermalen de conclusie getrokken, dat iedere vertraging van de ontlasting bepaalde bezwaren te weeg moet brengen, en er is feitelijk weihaast geen stoornis in den gezondheidstoestand, die men niet aan verstopping geweten heeft. Men moet maar eens de opsomming van ziekten lezen, die door het gebruik van reclamepurgeermiddelen heeten te kunnen genezen. Veel menschen zijn te dien opzi-chte zeer suggestibel; zij slaan geen acht op de grofste fouten tegen de verzorging van hun gezoDdheid, zoolang

58

OORZAKEN DBB SLAPELOOSHEID.

zy in hun verstopping een verklaring meenen te vinden voor de bezwaren. De lijders aan slapeloosheid vormen hierop geen uitzondering. Bij velen behoort het derhalve tot de gewone middelen, 's avonds door lavementen ontlasting te bewerken, ook als zij overdag voldoende stoelgang gehad hebben. Zij voelen zieh daardoor geruster, hoewel er bijna nooit werkelijk nut van blijkt. Heiaas verzuimen zij ondertusschen gewoonlijk, de wäre fouten te bestrijden, die de schuld dragen van hun siechten slaap. De mensch gelooft altijd het liefst, wat zieh het best vereenigt met zijn gemak, en geen byzondere offers van zijn gewoonten enz. vordert. De o o r z a k e n v a n s l a a p s t o o r n i s s e n bij k i n d e r e n zijn in 't algemeen eenvoudiger en gemakkelijker te herkennen. De kans om tegen de gezondheid te zondigen is hier niet zoo groot als bij het vryere leven van volwassenen, en vooral bestaat hier ook niet zoozeer de mogelijkheid of de wensch, om fouten te verbergen. In de eerste levensjaren leiden vooral grove verzuimen tegen de h y g i e n e v a n d e n z u i g e l i n g e n l e e f t i j d tot onrustigen en onderbroken slaap: eenerzijds worden de zuigelingen overvoed, anderzijds krijgen zij onvoldoend of siecht voedsel, verder worden zy benadeeld door te warme of bedorven lucht in de kamer, te warme baden, of te hevige harding door koud badwater, koude lucht, of te dünne kleeding, opwinding door strenge opvoedmethoden, stormachtige liefkoozingen, enz. AI deze factoren brengen bij het kleine kind onrustigheid en onpleizierigheid te weeg, waarvan allicht neiging tot schreien en onrustige slaap, en spoedig ook vrij lange onderbreking van den slaap de gevolgen zyn.

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

59

T i j d e l i j k werken hier, zoowel als gedurende de speel- en beginnende Bchooljaren l i c h a m e l i j k e z i e k t e n nadeelig op den slaap: stuipen, kramp van de stemspleet, rachitis, pseudocroup en infectieziekten. C h r o n i s c h e s t o o r n i s s e n komen vooral voor bij pathologische b e l e m m e r i n g v a n d e n e u s a d e m h a l i n g , in 't bijzonder door adenoide vegetaties, en eveneens bij bepaalde n e r v o s i t e i t . Deze gaat in de kinderjaren dikwijls gepaard met de hierboven genoemde lichamelijke aandoeningen, maar wordt buitendien ook door p s y c h i s c h n a d e e l i g e n i n v l o e d versterkt of veroorzaakt. Hieronder rekenen wij b.v. den ongunstigen invloed van de d i e n s t b o d e n , die het kind tot gehoorzaamheid trachten te brengen door bedreiging met den boeman, den schoorsteenveger, enz., of uit zucht tot het avontuurlijke alle mogelijke ongeschikte dingen verteilen, en ook vaak door fouten der o u d e r s : aan den eenen kant te groote strengheid, vooral voortdurende onvriendelijke behandeling van vreemde, moeielijk op te voeden kinderen, aan den anderen kant ongezonde verweekelijking, het geven van een siecht voorbeeld door gemis aan zelfbeheersching bij gemoedsaandoening, ziektegevoelens, vrees, enz. Zoo kan het kind natuurlijk geen gezond gemoedsleven krijgen, integendeel wordt het zelf een speelbal van zijn gemoedsaandoeningen. Zeer ongunstig werkt verder overmatige ontwikkeling van fantasie, dagdroomen en dergelijke eigenaardigheden, vooral echter ook de te vroegtijdige opwekking der sexualiteit, waarvan reeds op blz. 38 sprake geweest is. Alles, wat van zulke gemoedsbewegingen in het kind weerklank vindt, is bijzonder geschikt, in den tijd van alleenzijnr

€0

OORZAKEN DER SLAPELOOSHEID.

voor het inslapen, weer levendig te worden, en deels door angst, deels door opwinding, een beletsel voor den slaap te vormen. Ten slotte inoeten wij ook nog onze aandacht wyden aan de veelbesproken s c h o o l o v e r l a d i n g . Wij zien die minder in de feitelijke overlading met leerstof, dan in de tot nu toe, tenminste op de Scholen met meer uitgebreid onderwijs, bestaande vulling van den heelen dag met school- en huiswerkuren, zoodat de scholier nooit het gevoel van in den tredmolen te loopen kwijt raakt. De invoering van kortere uren, en de daardoor mogelijk geworden vrghouding van den namiddag voor lichaamsbeweging en uitspanning, zal hier zeer zegenrijk werken. Is het kind frisscher, omdat het beter uitgerust is, dan zal daarmee ook een groot deel van den tegenzin, en het daaruit voortkomende voor het gemoed nadeelige gevoel van dwang, uit de school verdwijnen.

VIJFDE HOOFDSTUK.

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID. De behandeling der slapeloosheid heeft de meeste kans op succes, als het gelukt, de lijders tot een werkelijk h y g i e n i s c h d a g e l y k s c h l e v e n te brengen. Als daarentegen de voorzorgen voor den slaap eerst in den laten avondstond beginnen, dan is een günstig resultaat uitgesloten De eerste vereischte is een juiste vaststelling van den s l a a p d u u r . Te lange duur van den slaap doet steeds binnenkort afbreuk aan de diepte en daarmee aan de gelijkmatigheid van den slaap. Yoor den z u i g e l i n g bedraagt de normale slaapduur in het begin 20 uur en meer, op het einde van het eerste levensjaar ongeveer 16 uur per dag. In de s p e e l j a r e n wordt de slaapduur langzamerhand beperkt tot 12 uur, in de eerste s c h o o l j a r e n tot 11, in het ontwikkelingstijdperk tot 9 uur. V o l w a s s e n e n hebben 8—9 uur noodig. Tot het einde van het 6de levensjaar is een middagslaapje van 1—2 uur gewenscht; van dan af is het op zijn minst overbodig, en pas weer op lateren leeftijd kan een middagdutje gedaan worden van een uur hoogstens, maar beter is het dit geheel na te laten. Een uitzondering kan natuurlijk gerechtvaardigd zijn voor menschen die bijzonder vroeg op moeten, en inspannend werk te doen hebben, of voor personen

€2

BEHANDELING DER

SLAPELOOSHEID.

met zwakke gezondheid. Het kan hier gunstig werken, om den slaap vöör in plaats na het middageten te houden, vooral daar, waar de ervaring geleerd heeft dat de slaap na 't eten zwaar en onbevredigend is, of waar de eetlust te lijden heeft door oververmoeidheid van den 's morgens verrichten arbeid. Voor het schoolkind volgt hieruit in de eerste jaren de regel, dat het om 9 uur naar bed moet als het om 8 uur 's morgens gewekt moet worden, of om 8 uur 's avonds, als het 's morgens om 7 uur op moet. Ongeveer vanaf het 12de of 18de jaar valt de tijd van naar bed gaan een uur later. Het heeft dus geen zin, het schoolkind misschien al om 7 uur naar bed te sturen, met het idee zijn gezondheid daarmee te bevorderen, want het zou dan al om 6 uur uitgeslapen zijn. Ook bij de volwassenen moet de tijd van het naar bed gaan geregeld worden naar het uur van opstaan. "Wie 's morgens om 7 uur op wil staan, moet om 11 uur in bed liggen, als inj genoeg heeft aan 8 uur slaap. In de meeste gevallen is dat voldoende, vooral als er nog een middagslaapje bij komt. Heeft hij meer slaap noodig, dan moet hij eenvoudig vroeger naar bed gaan. Wie om 8 uur opstaat, behoeft eerst om 12 uur te gaan slapen, enz. Deze regels moet men bij de behandeling van een lijder aan slapeloosheid beslist voorschrijven, en zieh niet van de wijs laten brengen door de bewering, dat de patient toevallig bijzonder veel slaap noodig heeft, veel moet inhalen, enz. Dat zijn de gewone uitvluchten van degenen, die 's morgens hun bed niet uit kunnen komen. Juist bij langdurige en ernstige slapeloosheid heb ik

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

63

het doeltreffend gevonden dat men, van het begin af aan, hoogstens 8 uur bedrust toestaat, en misschien nog 1 of een half uur middagslaap. Hiermee wordt het eerste weer een normale slaap bereikt. Tegelijkertijd moet echter het uur van het opstaan en de daarmee overeenkomende tijd van het in bed liggen precies voorgeschreven worden, daar bij absolute stiptheid de gunstige invloed van de g e w o o n t e er bij komt, om een eind te maken aan den pathologischen regel. Men kan de beteekenis van een pijnlijke nauwgezetheid in deze dingen niet genoeg op prijs stellen. Hoe zeer de zieken ook van den ernst van hun lijden doordrongen zijn, toch kan men hen vaak slechts met groote moeite ertoe brengen de kuur in alle opzichten streng door te voeren. Onvermijdelijk is ook, dat de lijder 's morgens op den vastgestelden tijd o n m i d d e l y k h e t b e d v e r l a a t , onverschillig of hij het gevoel heeft genoeg geslapen te hebben of niet. Ik houd dit punt voor het belangrijkste bij de behandeling der slapeloosheid. Men kan, zonder dit in acht te nemen, er nooit op rekenen, dat de slaperigheid 's avonds op den gewenschten tijd begint. Het mislukken van talrijke kuren is feitelijk te wijten aan de moeielijkheid om volwassenen in dit opzicht voldoende te beinvloeden. Daaruit bestaat werkelijk de waarde van waterbehandelingen, enz., waarmee men den zieke op een bepaald uur zonder uitstel het bed uitdrijft; men bereikt hetzelfde, als hij na behoorlyken tijd zorgvuldig aangekleed aan het gemeenschappelijk ontbijt moet verschonen, of voor een wandeling of sport gereed moet zijn. Herhaaldelijk hebben slapeloozen mij meegedeeld: „Ik heb nooit beter geslapen

64

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

dan in Karlsbad, zonder te weten, dat dit te danken was aan het voorgeschreven uur voor de bron, waar stipt aan gehouden werd. Ik dring er ook bijzonder op aan, den tijd van het aankleeden niet te lang te rekken, om dadelijk vlug in de weer te zijn; voor heeren is een half uur, voor dames drie kwartier gewoonlijk voldoende. Als men niet op dergelijke regels Staat, dan blijkt het vaak, dat het morgentoilet nog eenigszins in halfslaap voltooid wordt. Om dat te belettan, zijn bepaalde waterbehandelingen ook weer van waarde, vooral de natte afwrijving, of natte af'spoeling, of een douche, omdat de prikkel van de koude de slaperigheid verdryft. Ook bij kinderen moest men er van begin af aan op letten, dat ze op e e n b e p a a l d e n tijd o p s t a a n . Schoolkinderen kan men desnoodstoestaan 's Zondags langer te slapen, als zij tenminste werkelijk langer slapen; maar de regel moet zijn, dat zij stipt op tijd gewekt worden, en dan onmiddelijk op moeten staan. Geruimen tijd wakker in bed te liggen is om verschillende redenen af te keuren. Afgezien van het gevaar van erotische opwinding, die door het werkeloos in bed liggen licht ontstaat, begünstigt het ook het willoos overgeven aan droomerij en luiheid, twee zeer leelijke dingen. 1 ) Te vroeg ontwaken, voor den bepaalden tijd van opstaan, komt bij kinderen eigenlijk alleen voor, als ze al te vroeg naar bed ') 's Zondags zou ik de kinderen toch wel een extra half uur gunnen om te luieren, te praten, kussengevecbten te houden, en vooral om het haastige opstaan en naar-schooljachten der weekdagen even te vergeten. Wij hebben dat zelf als kinderen te heerlijk gevonden, dan dat wij het als hoogst verstandige en tyrannieke ouders onze kinderen zouden verbieden. |S.J

65

BEBANDELING DER SLAPELOOSHEID.

gebracht worden; dat is dus door juiste indeeling te vermyden. Niet zelden hoort men de klacht, dat deze of gene er niet tegen kan, na het wekken dadelijk op te staan, en eerst langzamerhand wat bijtrekt. Er is hier eenvoudig een siechte gewoonte in 't spei, die men niet ondersteunen moet, maar bestrijden. Ook dan, als de ochtendvermoeidheid voortkomt uit onvoldoenden slaap, kan men slechts werkelijk helpen, door voor stipt opstaan te zorgen, en daardoor en door andere middelen te trachten, voor de volgende nachten voldoenden slaap te verkrygen. Als ondanks schijnbaar voldoende slaap dikwijls een sterke ochtendvermoeidheid bij de kinderen optreedt, dan bestaat er zonder twijfel een pathologische aandoening, waarvoor medische hulp moet worden ingeroepen. Zoo kan b.v. e p i l e p s i e voorkomen in den vorm van nachtelijke angstdroomen, of angstaanvallen die wakkerschrikken veroorzaken, (b.v. onder het beeld van pavor nocturnus) en 's morgens opvallende vermoeidheid, tot versuftheid toe, achterlaten. Hoe degenen die aan siechten slaap lijden o v e r d a g hun doen en laten regelen moeten, dat hangt voor een groot deel af van algemeene omstandigheden, van den gezondheidstoestand. van den aard der werkzaamheden, of van de levensomstandigheden. Betreft het nagenoeg gezonde menschen, dan moet men de dagverdeeling inrichten volgens •de regelen van de a l g e m e e n e g e z o n d h e i d s l e e r . Een bijzondere levenswijze, die geschikt is voor lijders aan slapeloosheid, bestaat niet. In 't bijzonder moet tegen de verkeerde gewoonte gewaarschuwd worden, om te trachten beteren slaap op te wekken door s t e r k e l i c h a m e l i j k e v e r m o e i e n i s . Deze poging wordt zoo vaak gedaan, 5

66

BEHANDELING DER 8LAPEL00SHEID.

dat iedere arts, die zieh met deze quaestie bezig houdt, over een groot aantal afschrikwekkende voorbeelden beschikt. Inspannende wandelingen, sport, enz., waar soms mee doorgegaan wordt tot er uitputting op volgt, grypen des te meer aan, naarmate men er later op den dag mee begint. Hetzelfde geldt v o o r s t e r k e g e e s t e l i j k e i n s p a n n i n g . Niet zelden trachten de lijders zelf, door inspanning van hun wilskracht tot in den nacht te werken, en pas in oververmoeiden toestand naar bed te gaan; het verlangde resultaat blijft stellig uit. Met geweld is hier nooit iets te bereiken. Een zoo normaal mogelijk doorgebrachte dag is de beste grondslag voor een rüstigen nacht. Naast gepaste geestelijke bezigheden is het voor de meeste gevallen aan te bevelen, b.v. tweemaal per dag een uur, of eenmaal per dag twee uur aan wandelen of sport te besteden. De avonduren, ongeveer van 6 uur af, moeten echter vrij blijven van sterke lichamelijke of geestelijke inspanning, en in gemoedsrust doorgebracht worden. De uiterste grens voor inspannende of byzonder agiteerende bezigheden moet in elk geval de tijd van het avondeten zyn 1). De tijd v a n h e t a v o n d e t e n moet niet te vroeg gesteld worden. Ten eerste is het, zooals we reeds hebben besproken, niet doelmatig, den laatsten maaltijd zoo vroeg te gebruiken, dat reeds na eenige uren nachtrust de maag geheel leeg wordt; ten tweede verlengt een te vroege maal') Natuurlijk geldt dit alleen voor lijders aan slapeloosheid. Een gezond mensch zou voor inspannenden geestesarbeid de avonduren niet gaarne missen. Dan vindt hij daarvoor meestal het beste den tijd, en bovendien is dan vaak de geest gewilliger,, de fantasie werkzamer, dan overdag. [S.]

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

67

tijd den avond zoo zeer, dat men öf tot inspannenden arbeid gedrongen wordt, öf reeds gedurende een kalmeerend en rustgevend tijdverdryf moe en slap wordt, en daarmee den slaap al vöör den tijd neemt en dus versnippert. Als het k i n d om 8 uur naar bed moet, dan geve men het om 7 uur zijn avondeten — bij voorkeur voedzame pap of zooiets, en een boterham, b.v. met honing of jam. Voor v o l w a s s e n e n is in 't algemeen de beste tijd om 7l/2 of 8 uur, ook als men 's avonds een vrij omvangrijk maal gebruikt 1 ). Als het maar niet al te copieus is, dan behoeft men volstrekt geen nadeeligen invloed op de nachtrust te vreezen. Het is dan ook onverschillig, of men een warmen of kouden maaltijd neemt, en ik heb er nooit nadeel van gezien, als volwassen personen bij hun avondmaal een kwart pond vleesch met de bijbehoorende gerechten aten, als zij gedurende den geheelen dag maar niet meer dan een half pond vleesch gebruikten; dit kan als uiterste grens gelden voor de hoeveelheid vleesch die per dag gegeten mag worden 2 ). Het komt volstrekt niet met de ervaring overeen, dat V e g e t a r i e r s over het algemeen beter zouden slapen dan menschen met verstandig beperkt vleeschgebruik. Ook kan men niet zeggen, dat bepaalde soorten van spijzen bijzonder gunsitg op den slaap werken. Hoe vaak dit ook van rauw fruit beweerd wordt, de ervaring leert geheel ') Bij ons zijn deze tijden eenigszins anders. Bij ons wordt de hoofdmaaltijd meestal om 6 of 7 uur gebruikt. [8.] J ) Men mag hierbij wel bedenken, dat Duitschers evenals Engeischen en Amerikanen over het algemeen een neiging hebben, om meer vleesch te eten dan goed voor hen is. Zonder twijfel is het beter, de dagelijkache portie vleesch kleiner te nemen; b.v. voor personen op middelbaren leeftijd höögstens IX ons. [S.]

68

BEHANDELING DER

8LAPEL00SHEID.

anders. Rauw fruit veroorzaakt bij vele menschen een iWging tot vermeerderde gasvorming in maag en ingewanden, en kan daardoor juist zeer rustverstorend werken. Een afzonderlijke bespreking eischt de quaestie van w a t m e n 's a v o n d s m o e t d r i n k e n . Water, melk, limonade, enz. kunnen in matige hoeveelheid geen kwaad. Koffie, tenminste sterke koffie, die 's avonds gebruikt wordt, werkt stellig belemmerend op den slaap; vele menschen ondervinden ook van thee een dergelijke werking, en moeten die dus 's avonds vermijden. Dat de zelfde dranken, als ze 's middags gebruikt worden, de nachtrust in den weg zouden staan, moeten we betwijfelen; opgaven hieromtrent berusten grootendeels op siechte waarnemingen en verkeerde uitlegging, waar de mededeelmgen van lijders aan slapeloosheid töch altijd heel rijk aan zijn. Kenschetsend is het, dat de een voor nadeelig houdt, wat den ander naar zijn meening juist bijzonder goed helpt. De leek doet in ieder geval goed, zieh hierbij aan de a l g e m e e n e ervaringen te houden, en zieh niet onnoodig van een onschuldig genot te berooven. A l c o h o l i s c h e d r a n k e n mögen zieh in een grooten roep als slaapmiddel Verheugen. Zeer ten onrechte. In m a t i g e h o e v e e l h e i d hebben ze geen invloed op den slaap, misschien hoogstens door de verbeelding — dan bereikt men hetzelfde als men ongemerkt een alcoholvrijen drank van ongeveer gelijken smaak er voor in de plaats geeft, b.v. alcoholvrij bier. In eenigszins g r o o t e h o e v e e l h e i d blijkt de verdoovende invloed van den alcohol, waardoor in het begin diepe slaap ontstaat, na enkele uren echter onrustigheid,

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

69

droomen, wakker schrikken, en vooral ontbreekt bij dezen slaap de verfrisschende en versterkende werking. De vrienden van den alcohol doen gewoonlijk ook de ervaring op, dat om de gewenschte „loomheid" te verkrijgen, langzamerhand steeds grootere hoeveelheden alcohol noodig zijn, en ten slotte helpen ook die niet meer. Onder de lyders aan slapeloosheid, die ik raad gegeven heb, waren er dan ook betrekkelijk velen, die uit gewoonte, of ter bevordering van hun slaap, gedurende een heelen tijd vrij groote hoeveelheden alcohol gebruikt hadden. Bij deze gevallen was ook tusschen bier en wyn geen onderscheid te vinden. Om rechtvaardig te zijn, moeten wij toegeven, dat een enkele maal, b.v. na overmatige inspanning, na opwinding enz. een kleine hoeveelheid alcohol de stemming dikwijls verbetert, en daardoor soms rust geeft en den slaap kan bevorderen. Dit midel moet echter altijd tot de uitzonderingen behooren 1 ). Ook als men alcohol als g e n o t m i d d e l in beperkte hoeveelheid toelaat, moet men er toch uiterst voorzichtig mee zijn als slaapmiddel. Yoor b e z i g h e i d n a h e t a v o n d e t e n is alles geschikt, waarbij het lichaam rust en de geest werkzaam is, zonder er te veel door te worden aangegrepen. Een kalme wandeling, vooral in den heeten tijd, als er overdag geen goede gelegenheid voor is, kan men hierbij ook rekenen; in 't algemeen is echter lichamelijke rust meer ') Voor dit doel is alcoholgebruik ten sterkste af te keurenl Men kan den (altijd schadelijken) alcohol hier uitstekend vervangen door de onschadelijke s u i k e r . Een kleine hoeveelheid (een theelepeltje) suiker neemt na inspanning het gevoel van vermoeidheid bijna onmiddellijk weg. Vandaar dat suiker of honing (een paplepel of een eetlepel) bij vermoeidheid bolus een uitstekend middel blijkt om den slaap te bevorderen. [S.]

70

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEip.

aan te bevelen. In ieder geval moet men, in de twee laatste uren voor het naar bed gaan, turnen of gymnastische oefeningen vermieden. Beweringen van het tegendeel, die men af en toe hoort verkündigen, berusten op suggestie. De lijder aan slapeloosheid is geneigd, overal naar raad en hulp te zoeken, en krijgt daardoor, naast enkele goede, ook heel veel siechte raadgevingen. Als de laatste met de noodige overtuiging gegeven worden, dan kan het opvolgen ervan wel tijdelijk helpen. Voor algemeene toepassing zijn ze evenwel geheel ongeschikt. Hier moet men wel aan vasthouden. In 't algemeen hebben een gunstigen invloed: aangename, gezellige conversatie, niet opwindende lectuur, — hierbij is, in den regel, voorlezen of hooren voorlezen meer vermoeiend dan zelf-lezen, — spelletjes als halma, salta, domino, kaartspel enz., als ze niet met hartstocht gespeeld worden, het leggen van patience, luisteren naar kalmeerende muziek, eenvoudige handwerkjes maken, en dergelijke dingen. Maar niets van dit alles moet te lang gerekt worden, daar er dan vermoeidheid en verveling door ontstaat. Men moet het zoo inrichten, dat de slaperigheid ongeveer samenvalt met den tijd van het naar bed gaan. Wordt men al van te voren moe, dan moet men zieh voor het uitkleeden enz. geestelijk zoö inspannen, dat de slaperigheid er door onderbroken wordt, en dat is natuurlijk niet goed. Hoe stipter de grootste slaperigheid samenvalt met het tijdstip van het in bed stappen, des te gunstiger is het voor den slaap. Om dezelfde redenen is een bijzonder ingewikkelde voorbereiding voor den nacht ondoelmatig. Het beste is, eenvoudig de kleeren uit te trekken, alleen het gezicht en de handen te wasschen, de

BEHANDELING DER

SLAPELOOSHEID.

71

tanden te poetsen, en meteen in bed te gaan. Omvangrijke afwasschingen, vooral met koud water, verjagen de slaap. Uitvoerige voorbereidingen, ook te veel treuzelen met de noodige bezigheden, werken eveneens nadeelig. Alles wat grooten omslag met zieh meebrengt, opruimen, bij elkaar zoeken, enz. moet tot den ochtend uitgesteld worden. Men moet er aan denken, dat iemand die vermoeid is liefst zöö maar ineens in bed zou liggen; wat daar nog tusschenbeide komt is uit den booze. Men heeft er over gediscussieerd, of men lijders aan slapeloosheid het geslachtsverkeer in het begin van de nachtrust moet toestaan, zelfs aanbevelen, of moet verbieden. Deze quaestie kan niet in 't algemeen opgelost worden, maar moet voor elk geval afzonderlijk worden uitgemaakt. Lijders aan slapeloosheid, die zeer opgewonden en nerveus zijn, moeten zieh maar liever onthouden; zij zijn voor den nacht bijna altijd onrustig en vervuld van bezorgdheid over hun slaap, en daardoor is hun sexueele bevrediging meestal onvolkomen of blyft geheel uit — in elk geval geen gunstige voorwaarde voor den slaap. Waar daarentegen het geslachtsverkeer werkelijke bevrediging schenkt, is gewoonlijk de er op volgende aangename verslapping een goede inleiding voor den slaap. Toch ontbreekt het ook hier niet aan uitzonderingen, als een wat lang durende opwinding de noodige rust in den weg staat. In ieder geval moet buitensporigheid vermeden worden. Voor het te bed gaan moet de b l a a s zooveel mogelijk ontledigd worden; de d a r m e n slechts ingeval men er behoefte toe gevoelt. Bestaat er verstopping, dan moeten de noodige maatregelen

72

BEHANDELIN6 DER SLAPELOOSHEID.

daartegen 's morgens of op zijn laatst vroeg op den middag genomen worden. Slechts bij uitzondering kan men 's avonds door snel werkende middelen, een glycerinespuitje of een klein lavement van koud water, hinderlijke stof uit den weg ruimen. Naast deze regels die de menschen betreffen, eischen die van de h y g i e n e i n d e s l a a p k a m e r nauwkeurige beschouwing. Het slaapvertrek moet zoo donker mogelijk zijn. Het is aan te bevelen, reeds in de vroegste jeugd de tijden van waken en slapen te kenmerken door een duidelijk onderscheid tusschen licht en donker, om daardoor de voorstellingen te verbinden, en vooral de begrippen donker en slaap ten nauwste te vereenigen. Als er in het slaapvertrek ondoorzichtige luiken ontbreken, kan men door dicht geweven gordijnen het licht toch voldoende buitensluiten. Soms komt bij volwassenen, als overblijfsel van angstgevoelens uit den kindertijd, de gewoonte voor, in een matig verlichte kamer te slapen; in zulke gevallen is tegen een eenvoudig nachtlichtje geen bezwaar. Het schijnsel daarvan is zoo zwak, dat men er geen prikkel van het gezichtsorgaan van te duchten heeft. Niettemin moet men kinderen er met de noodige voorzichtigheid aan wennen, geheel in het donker te slapen. In het algemeen verraadt zieh door het verlangen naar een nachtlicht of een niet geheel donkere kamer, een zekere angst, de vrees, als men 's nachts wakker wordt niet dadelijk t e kunnen zien, geen licht te kunnen maken, enz. "Wie werkelijk gezond van geest is, kent die vrees niet; het is hem genoeg, dat hij weet, dat de

BEHANDELINQ D E S

SLAPELOOSHEID.

73

lucifers, of 't knopje van 't electrisch licht, dicht bij de hand zijn. Waar dus die vrees bestaat is zij een teeken van zenuwachtige angst, en moet zij als zoodanig behandeld worden, omdat zij anders tot angstige droomen en onrustig slapen kan leiden, zelfs wanneer er wel een nachtlichtje brandt. Yerder moet het stil zijn in een slaapkamer; dat tracht men te bereiken d^or voor slaapkamer een kamer te nemen, waar men van geluid in andere kamers, boven of beneden, zoo weinig mogelijk hoort. Ook kan men door dubbele deuren en ramen, desnoods door 2 vensterglazen in een raam, van dik glas, geraas van buiten trachten te dempen. Wanneer dat niet mogelijk is, kan men zieh behelpen door de ooren dicht te stoppen met watten, met watten die met was gedrenkt zijn, met gummi kapjes, met metalen antiphonen, etc. De meeste menschen vinden deze laatste middelen echter niet prettig, omdat men dan ook die geluiden niet kan hooren, die men niet zou willen missen, b.v. het wekken, en ongewone geluiden in huis. Yoor sommige menschen, die zeer gevoelig zyn voor kou, kan het beslist noodig zijn dat de temperatuur in de kamer minstens 15° C. is, en dat daarbij het bed van te voren wat verwarmd wordt. E r zijn n.l. teergevoelige personen, vooral vrouwen, die in een koude kamer, of een koud bed, direkt z.g. kippevel krijgen, d.w.z. kramp van de bloedvaatjes van de huid, waardoor de huid niet warm kan worden, en dus ook het koude bed niet warm wordt. Het duurt dan soms eenige uren, eer zij beginnen warm te worden, en al dien tijd blijven zij ook wakker. In die gevallen moet men zorgen

74

BEHANDELING DER SLAPEL008HEID.

dat het bed, voor dat zij slapen gaan, tot op 40° ä 45° C. verwarmd is. Het b e d moet gemakkelijk zijn, met glad getrokken lakens, en een lichte verhooging voor het hoofd. Het is een quaestie van persoonlijken smaak, of men een wigvormige peluw of een rolkussen wil gebruiken. Als bedekking is een donsdeken het best, omdat zij lichter is dan een wollen deken, in den zomer minder warm is, en 's winters beter tegen afkoeling beschut. Maar ook hier beslist tenslotte de gewoonte. Wanneer de dekens niet voldoende zijn, kan een licht dekbed aanbevelenswaardig zijn. Zware veeren dekbedden leiden evenwel steeds tot overmatige verwarming van de huid en vaak tot zweeten. Yooral bij kinderen moet men er op letten, dat zij noch te warm, noch te koud zijn toegedekt. Warmteverlies maakt den slaap bij kinderen veel minder diep; ook in dit opzicht werkt te ijverig „harden" verkeerd. Over de beste h o u d i n g i n bed is veel gestreden. Een gezond mensch slaapt evengoed wanneer hy op zijn rüg ligt, als op de linker of rechter zijde 1 ). Dat rugligging sexueel prikkelend zou werken is een fabel, die zeer vaak wordt opgedischt doch daarmede nog niet aan juistheid wint 2). Eveneens is het onjuist, dat bij het liggen op de linkerzijde een drukking op het hart zou uitoefenen; de borstwand is stevig genoeg om het hart J ) Dit gaat niet geheel op. Vele gezonde menschen vermijden angstvallig, op den rag te slapen, omdat zij bij rugligging steeds nachtmerrie krijgen. Voor sommige anderen geldt dit Yoor ligging op de linkerzijde. [S.J 2 ) Öok dit kan men niet zoomaar generaliseeren. Sommige vrouwen ondervinden van rugligging een sexueel prikkelenden invloed. [S.]

BEHANDELING DER

SLAPELOOSHEID.

75

daartegen te beschermen. Ik heb in verscheidene gevallen patienten door proefnemingen ervan overtuigd, dat zij, wanneer overigens alle voorwaarden gunstig zijn, in alle houdingen even goed kunnen slapen. Hoe meer men zieh hierover bezorgd maakt, met des te meer waarschijnlykheid zal de slaap gestoord worden. Bij kinderen kan men zieh het gemakkelijkst ervan overtuigen, dat zij in alle mogelijke houdingen in diepen slaap kunnen komen, Kan het slaapvertrek niet donker gemaakt worden (zooals b.v. wanneer men tijdelijk buiten zijn eigen woning vertoeft), dan ligt men het best zöö, dat het gezicht van het licht afgekeerd is. Wanneer men in een geval van slapeloosheid verbetering wil zien optreden, moet men altijd beginnen met de besproken hygienische wenken op te volgen. Dan wordt het tenminste mogelijk dat er een gezondere toestand ontstaat. Heeft de lijder aan slapeloosheid zieh nu te bed begeven, dan moet hij terstond het licht uitdraaien, en op de gemakkelijkste wijze gaan liggen. Wanneer hij bij ondervinding weet, dat het ins l a p e n hem moeite kost, dan moet hij er vooral niet angstig op wachten, want wanneer men met gespannen aandacht ergens op wacht, wordt het inslapen daardoor tegengewerkt. Het kan dus nuttig zijn, door l e z e n i n b e d de gedachten van het verwachte inslapen af te leiden. Dit middel wordt over het algemeen afgekeurd, en het is dan ook inderdaad een tweesnijdend zwaard. Dat men, door in bed te lezen, zijn oogen bederft, was vroeger een gegrond bezwaar, doch tegenwoordig, nu de verlichting zooveel beter is, geldt dit bezwaar niet meer in die mate. Yerder nam men aan, dat bij het lezen in liggende houding een eigenaardige

76

BEHANDELING DER

SLAPELOOSHEID.

richting van de oogen noodzakelijk was, waardoor de oogspieren overspannen werden; dit is echter makkelijk te vermieden, en zou toch wel alleen het geval zijn als men zeer lang achtereen leest, en bij zeer groote boeken, die moeilijk te hanteeren zijn. Meer reden zou men hebben voor de vrees, dat het lezen allicht te lang zou worden voortgezet, en dat daardoor de slaap voorgoed verjaagd zou worden. Men moet daarom voor ieder geval bepalen hoelang het lezen hoogstens mag duren. "Wanneer de patient, na een half uur gelezen te hebben, nog niet kan slapen, is dit middel in dit geval niet bruikbaar, of de lectuur was niet goed gekozen. Het is de kunst, een boek te vinden, dat onder het lezen de gedachten bezighoudt, maar toch niet te opwindend werkt, en dat men na eenigen tijd tevreden neerlegt. Yoor de meeste menschen zijn daartoe het best geschikt körte verhalen of gedichten, voornamelijk die welke de lezer reeds kent en die hem daarom niet in spanning brengen. Ook klassieke werken, of humoristische boeken zooals die van Reuter, Wilhelm Busch, Jerome en anderen gebruikt men gaarne om den geest rüstig te stemmen en het inslapen te bevorderen Men kan hieromtrent echter moeielijk een nauwkeurige aanwijzing geven, aangezien de persoonlijke voorkeur den doorslag geeft. In ernstige gevallen van slapeloosheid ziet men echter gewoonlijk van het lezen niet veel nut, omdat boeiende lectuur den lezer niet tot rust brengt, en andere lectuur weer de gedachten te weinig afleidt. Hier helpt nog het best de een of andere eentonige, en daardoor vermoeiende geestesarbeid. Een zeer bekend hulpmiddel is het t e i l e n , en wel zoo, dat men zieh de getallen een voor

BEHANDELING DER

SLAPELOOSHEID.

77

een geschreven voorstelt, ongeveer zoo, alsof ze langzaam heel groot met krijt op een schoolbord werden geschreven; daarbij moet men diep en gelijkmatig ademhalen. Anderen geraken het makkelijkst tot een toestand van kalme vermoeienis, wanneer zij aardrijkskundige plaatsnamen by de letters van het alphabet zoeken ; b.v. twaalf plaatsnamen die met een A beginnen, dan twaalf met een B enz. Men kan natuurlijk even goed hetzelfde spelletje doen met namen uit de geschiedenis, voornamen, enz. Wanneer er geen bijzondere opwinding bestaat, en geen angst voor slapeloosheid, komt men in het algemeen het verst met het voorschrift, dat de patient, die in een gemakkelijke houding te bed ligt, zieh zoo krachtig mogelijk v o o r s t e l t d a t hij i n s l a a p t , telkens weer tot zichzelf zegt: ik val in slaap, en alle andere gedachten op zij tracht te zetten. Men kan zulke oefeningen ook overdag laten houden : de patient gaat in een gemakkelijke houding op een stoel zitten, doet de oogen dicht, en doet zijn best, lichamelijk en geestelijk volkomen rustig te zijn, elke beweging te onderdrukken, slechts aan een of ander eenvoudig voorwerp te denken, en alle andere voorstellingen te laten varen. Een dergelijke w i l s - g y m n a s t i e k kan uitstekend werken. Men is daardoor ook in staat, aan onaangename gevoelens in het lichaam, zooals die zoo vaak optreden wanneer de slaap uitblijft, geen aandacht te schenken en ze daardoor onschadelijk te maken. Op deze wijze wordt tevens de nerveusiteit, de voornaamste oorzaak der slapeloosheid, krachtig tegengegaan. Om de aanvankelijk bestaande onrust te bestrijden, en ook den toestand van helder-wakker-

78

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

'

zijn die optreedt wanneer de slaap gestoord wordt, worden vaak onschuldige middeltjes toegepast, b.v. het gebruik van kwast, bruispoeder en dergelijke. Daar is niet veel tegen te zeggen, maar in dat geval moet er voor gezorgd worden, dat deze voor het gebruik gereed staan, en niet eerst gehaald of gereed gemaakt behoeven te worden. Anders zouden de bewegingen, die daarvoor noodig zijn, den slaap allicht nog meer verjagen. Wil men 's nachts een van deze middeltjes gebruiken, dan moet daarvoor niet eerst licht worden opgestoken, maar zij moeten binnen het bereik op het nachttafeltje staan. Wanneer de slaap echter onderbroken wordt, moet men van zulke middelen geen gebruik maken, want wat men hiermede bereikt kan men ook bereiken door zieh voor te nemen zeer rüstig te blijven. 's Nachts voedsel te gebruiken moet men prineipieel verbieden; als iemand 's avonds genoeg heeft gegeten, is het niet noodig, en het zou zijn maag er aan wennen op een ongeschikten tijd naar voedsel te verlangen, en dit zou ten gevolge hebben dat hij telkens wakker werd. Geheel verkeerd is het echter, wanneer daarvoor des nachts nog allerlei toebereidselen gemaakt moeten worden; daardoor wordt de slaap nog maar destemeer onderbroken. Yindt men het noodig, bepaalde middelen aan te wenden om het inslapen te bevorderen en den slaap te verbeteren, dan moet men dit tijdig te voren doen, en niet wanneer de patient reeds onrustig is en bevreesd dat hij niet in slaap zal kunnen komen. Als men zieh hieraan houdt, ziet men b.v. goede resultaten van n a t t e o m s l a g e n om d e n b u i k : een handdoek wordt in koud water gedoopt, uitgewrongen en van achter af om den

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

79

buik gelegd, zoo dat de einden van voren over elkaar komen te liggen, daaroverheen wordt op dezelfde wyze een iets grootere droge flanellen doek tamelijk stevig aangelegd en met veiligheidsspelden bevestigd. Dergelijke omslagen met lauw water aan te leggen of met een waterdichte stof er tusschen, is ondoelmatig, omdat dit öf rillingen öf een gevoel van hitte teweegbrengt. Een goed aangelegde vochtige omslag wordt gewoonlijk door den patient gaarne den geheelen nacht omgehouden, anders is er ook geen bezwaar dezen af te leggen. Een ander goed middel ter voorbereiding is een b a d v a n 33° C. g e d u r e n d e e e n h a l f u u r , waarna men zieh zacht afdroogt en terstond daarna naar bed gaat. Wärmere en koudere baden werken prikkelend en gaan daardoor den slaap tegen; bijgieten van warm water gedurende den genoemden tijd is noodig. Het is belang, dat de temperatuur der badkamer tusschen 15° en 18° C. is; in geen geval mag het er warmer zijn. Slechts enkelen geven aan, dat hetzelfde bad, vöör het avondeten genomen, werkzamer zou zijn. Een krachtiger kalmeeringsmiddel, dat echter lang niet iedereen bevalt, is de n a t t e inp a k k i n g . Men legt op het bed eerst een groote flanellen doek, daaroverheen een laken dat in water van 20° C. gedoopt is; dan gaat de patient daarop liggen, en nu slaat men eerst het natte laken tamelijk stevig om zijn lichaam en daarna het flanel. Alleen het hoofd blijft vrij, de armen worden mee ingepakt. Velen verdragen de inpakking slechts dan goed, wanneer de armen vrij blijven, maar de werking wordt daardoor gewoonlijk verzwakt. Na ongeveer een uur ver-

€0

BEHANDELING

DER

SLAPELOOSHEIDi

wijdert men de inpakking, droogt de huid zacht af en laat den patient gaan slapen. De genoemde middelen, met inbegrip van een nauwkeurige toepassing der aangegeven hygienische voorschriften, moeten in elk geval van slapeloosheid worden aangewend, ook al zijn deze middelen alleen niet voldoende. De zieken denken bijna altijd, dat zij reeds alles beproefd hebben, en zij verlangen meestal van den geneesheer dat deze hun een nieuw en onfeilbaar s l a a p m i d d e l zal voorschrijven. Dergelijke middelen voor te schrijven zonder den zieke ook op andere wijze te behandelen is verkeerd. Het nadeel voor den zieke ligt nog niet zoozeer in de c h e m i s c h e s c h a d e l i j k h e i d , in de g i f t i g e w e r k i n g van het middel, die bij zaakkundige toediening vermeden kan worden, als wel in de p s y c h i s c h e s c h a d e l i j k h e i d voor den patient, die daardoor ontstaat, dat hij voor een natuurlyke functie, den slaap, onnatuurlijke middelen noodig heeft. Om deze reden is het ook zeer v e r k e e r d , als men den zieke, zooals vaak gebeurt, onwerkzame middeltjes geeft, b.v. dubbelkoolzure soda, en hem wijs maakt dat het een slaapmiddel is. Het komt er slechts opaan, dat de zieke weder erop leert vertrouwen, dat hij vanzelf, door rüstig te zijn, kan inslapen; inplaats daarvan zou men dengeen die volgens de meening van den geneesheer ook zonder kunstmiddelen kan slapen, tot de overtuiging doen komen, dat hij een slaapmiddel noodig had — dus juist het tegenovergestelde van hetgeen werkelijk noodzakelijk is. Dan zou het nog beter zijn, hem onder den naam bruispoeder een werkelijk slaapmiddel te geven, om hem te doen denken, dat hij slechts een onschuldig middel als bruis-

BBHANDEJJNG DEB SLAPELOOSHEID.

81

poeder noodig heeft. Een ervaren geneesheer zal echter in 't geheel geen gebruik maken van dergelijke misleidingen, omdat elke onwaarheid gpoedig aan het licht zou komen en de zieke daardoor terecht het vertrouwen in den geneesheer zou verliezen. Het minst is het gebruik van slaapmiddelen af te keuren in die gevallen, waarin, na een lichamelijke ziekte, of na overspanning of hevige gemoedsaandoeningen, de voor den slaap benoodigde rust t i j d e l i j k ontbreekt. Wanneer in deze gevallen door passende middelen weer een rüstige slaap wordt teweeggebracht, kan dit binnen enkele dagen leiden tot terugkeer van den natuurlijken slaap en tot volkomen genezing. Zoo is onder bepaalde omstandigheden het slaapmiddel een werkelijk g e n e e s m i d d e l . In gevallen van chronische, lang bestaande slapeloosheid gaat het op deze wijze bijna nooit goed. Slechts bij uitzondering ziet men daarby dat de patient door eenige goede nachten weer vertrouwt dat hij in staat is om te slapen, en daarmee dan genezen is. Over het algemeen zjjn dat die gevallen, waarin de Blapeloosheid vooral werd onderhouden door een ondoelmatige levenswijze, een verkeerde dag- en arbeidsverdeeling en dergelijke, waai men dus door hygienische maatregelen hetzelfde resultaat bereikt zou hebben, al was het dan niet zoo spoedig. De goede werking van het slaapmiddel kan in zulke gevallen zeer veel ertoe bijdragen, dat de zieke zieh werkelijk houdt aan de hygienische voorschriften. Hij zou dikwijls geen geduld hebben om de eerste langzamerhand optredende uitwerking af te wachten. Ook hier kunnen dus de slaapmiddelen de genezing ondersteunen. In alle andere gevallen zrjn zij 6

82

BEHANDELING

DER

SIAPEMOSHEID.

slechts een m i d d e l t e r v e r z a c h t i n ^ van het lijden, dat hoogetens zoo lang helpt als het ingenomen wordt, doch in de meeste gevallen langzamerhand zijn werkzaamheid verliest en daarom vaak in steeds hoogere en overmatig groote doses wordt ingenomen, hetgeen ook lichamelijk nadeel ten gevolge kan hebben. Er moet daarom dringend worden gewaarschuwd, dat men zieh in zulke chronische gevallen niet alleen op slaapmiddelen moet verlaten. Bijna steeds heeft men hier te doen, behalve met een verkeerde levenswijze, met een belangrijke mate van n e r v o s i t e i t in verschillende vormen. Genezing van de slapeloosheid kan daarbij slechts tot stand worden gebracht door genezing der nervositeit, en deze is destemeer noodig, omdat meestal de slapeloosheid niet het eenige verschijnsel ervan is, doch daarnaast nog allerlei andere klachten bestaan. Ook een lichte nervositeit ontneemt het leven veel van zijn waarde; en reeds de middelmatig zware gevallen kunnen den zieke en zijn omgeving veel leed berokkenen, en zijn levensgeluk verwoesten. Daarom is het dringend noodzakelijk, deze ziekte tijdig aan te pakken en alle middelen te baat te nemen om deze geheel tot verdwijnen te brengen, niet om slechts enkele verschijnselen zooals de slapeloosheid te bestrijden. Slechts wanneer men deze gedragslijn volgt kan de onderstaande beoordeeling der chemische slaapmiddelen van nut zjjn. Dit geldt ook vrijwel van eenige andere middelen, die den verloren slaap weer terug kunnen brengen, wanneer zij door bevoegden worden toegepast; ik noem slechts de h y p n o t i s c h e b e h a n d e l i n g , die in sommige gevallen verrassende resultaten kan geven. Evenals

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

83

andere medici heb ik, in daarvoor geschikte gevallen, uitstekend succes daarvan gezien; daarbij werd uitsluitend gebruik gemaakt van de nieuwste methode, waarbij men er van afziet den zieke bepaald in slaap te maken. In gevallen waarin de slaap door een l i c h t e g e e s t e l i j k e of l i c h a m e l y k e o n r u s t achterwege blijft, schrijft men met goed gevolg de V a l e r i a a n p r e p a r a t e n voor, die geheel onschuldig zijn. Men geeft öf valeriaanthee, öf de gewone valeriaantinctuur, 20—50 druppels te gelijk, of Valyl, Bornyval of Gynoval. Bij lichamelijke onrust werkt vaak Broomnatrium zeer goed, en vaak het best als men een gift 's middags ongeveer om 6 uur geeft, een tweede voor het slapengaan, en dit eenige dagen achtereen, of wel Aspirin of Pyramidon. In elk geval kan men met deze middelen beginnen. Een duidelijke kalmeerende werking hebben twee andere, eveneens onschadelijke middelen, Bromural en Adalin. Het Bromural, waarvan de samenstelling is a-broomisovalerylureum, werkt kalmeerend, maar niet slaapverwekkend, en veroorzaakt geen onaangename nevenwerkingen. Het Adalin is chemisch verwant aan Bromural, het is broomdiaethylacetylureum. De werking komt sneller tot stand, wanneer men heet water of heete slappe thee laat nadrinken. Het Adalin werkt zekerder dan Bromural en veroorzaakt eveneens in het geheel geen onaangename nevenwerkingen; de slaap die erdoor ontstaat is volkomen rüstig en gelijk aan den normalen slaap, en na het ontwaken bestaat het gevoel dat men verkwikt en opgefrischt is, evenals na een gezonden slaap. Bromural en Adalin zijn vooral goed in die 6*

84

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

talrijke gevallen, waarin voor het slapen gaan een zekere opwinding, en geestelijke of lichamelijke onruat aanwezig is, zooals dat bij vele nerveuse menschen reeds na een druk gesprek, een schouwburgbezoek etc. optreedt, ook vooral na heftige vreugde of ergernis. Terwijl dergelijke menschen in dien toestand soms uren lang niet kunnen slapen of althans heel licht slapen en onrustig droomen, doen deze middelen die opwinding in körten tijd verdwijnen, en maken dus dat men rüstig slaapt. Nadeelen zyn aan het gebruik van bromural en adalin niet verbonden, behalve wanneer men, tevreden met het bereikte resultaat, nu zou verzuimen, de nervositeit zelf te behandelen. Iets heel anders zijn de eigenlijke s 1 a a pm i d d e l e n . De werking daarvan bestaat in het veroorzaken van een soort verdooving die zeer veel overeenkomst heeft met gewoon slapen, en er ook in kan overgaan. Reeds uit deze definitie volgt, dat men dergelijke middelen slechts in geval van nood mag gebruiken. Het zou overdreven zijn, te beweren, dat ook zelfs een voortdurend gebruik van deze Stoffen de gezondheid reeds ernstig benadeelt. Maar niettemin grijpen zij toch op een zoo hevige manier het lichaam aan, dat men ze net zoo min zonder gegronde reden moet gebruiken, als men het b.v. de verdooving door Chloroform doet bij operaties; ook deze beperkt men tot het hoog noodige en voor kleine ingrepen vervangt men haar door een minder gevaarlijke manier van gevoelloos maken. De meeste leeken denken hierover niet veel n a ; zij vragen, of het bepaald gevaarlijk is, dat middel te gebruiken, en wanneer het dat niet is, nemen

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

85

zij het kalm in. Daarom willen wij er hier nog eens nadrukkelijk op wijzen, welk een groote verantwoordelijkheid men op zieh laadt wanneer men een zoo natuurlijken toestand, die ieder mensch eigen is, de slaap, kunstmatig opwekt; en dat wel niet op de natuurlijke manier, het optreden van algemeene rust, waarin dan ten slotte de slaap tot stand komt, maar op gewelddadige wijs, door chemische verdooving. Ook volgt hieruit, dat de zieke, door deze behandeling, niets dichter tot de beterschap komt, hij wordt niet op den weg geleid waarlangs hij leeren kan, door eigen rust tot slapen te komen, maar hij komt op een heel anderen weg, waar hij ten slotte het zelfstandig gaan geheel verleert. Juist voor de geyallen van langdurige slapeloosheid zijn de slaapmiddelen dus verkeerd, omdat zij de genezing beletten. Wel nuttig kunnen zij werken wanneer de slapeloosheid slechts tijdelijk is, b.v. na ernstige ziekte, of sterke gemoedsbeweging enz. Dan rust de geest tijdens den slaap in ieder geval uit van zyn vermoeienis, ook in den slaap door verdooving, en daardoor komt het vermögen, om vanzeli in te slapen, al gauw weer terug. Maar in veel van die gevallen zou men met adalin ook wel zoover komen. Wanneer wij nu de slaapmiddelen nog even een voor een bespreken, dan beginnen wij met enkele, die, uit oude gewoonte, nog af en toe als slaapmiddel gegeven worden, hoewel zij als zoodanig al lang niet meer in aanmerking behoorden te komen. Daartoe behoort in de eerste plaats de m o r p h i n e . In den tijd, toen men nog geen andere slaapmiddelen, en pijnstillende middelen kende, had het zijn reden, morphine voor te schrijven, maar sedert

86

BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

10 jaar niet meer. Wanneer de slapeloosheid veroorzaakt wordt door pijn, dan moet die behandeld worden; afgezien van eventueel noodige chirurgische ingi epen kan dat geschieden door verschillende omslagen, of baden, of door het voorschrijven van aspirin, pyramidon of dergelijke middelen; het is natuurlijk niet mogelijk die hier allen op te noemen. "Wanneer de pijn berust op psychische oorzaken, dan zullen valeriaan- of broomverbindingen, bromural en adalin er nog meer invloed op hebben; of ook c o d e i n e of p a n t o p o n . Dit zijn beidezeer werkzame middelen die ook bij wat langer gebruik vrij onschadelyk zijn. Codeine is evenals morphine een bestanddeel van opium en heeft niet de ongunstige nevenwerking op het zenuwstelsel, die morphine heeft, pantopon bevat alle alkaloiden van opium, dus ook morphine, maar is toch lang zoo gevaarlijk niet als morphine omdat de wer king voor een deel door de andere alkaloiden wordt opgeheven. Zoo b.v. heeft alleen het morphine zelf de gevaarlijke eigenschap, dat het lichaam er zoodanig aan gewend raakt, dat bij onthouding van het middel zeer onaangename gevoelens, en zelfs vermagering en andere Symptomen optreden, die maken, dat er een groot verlangen ontstaat, het middel weer te gebruiken. Dat is ook de reden, waarom men geen morphine als slaapmiddel moet geven. Een tweede middel, dat niet meer als slaapmiddel behoorde gebruikt te worden, is c h l o r a l hydraat. Er bestaan tegenwoordig zooveel middelen, die zekerder werken, en minder bijwerkingen vertoonen, dat wij het chloralhydraat getroost kunnen ontberen. Goede slaapmiddelen, en daarbij onschadelyk,

BEHANDELINE DER SLAPELOOSHEID.

87

zijn p a r a l d e h y d en d o r m i o l . Een nadeel van paraldehyd is, dat het een eigenaardigen opvallenden reuk heeft, die de eerstvolgende dagen nog in de uitgeademde lucht merkbaar is, en dat het daarom niet altijd bruikbaar is. Dormiol, scheikundig amyleenchloral, smaakt wat scherp, en men neemt het daarom het makkelijkst in capsules. Een derde slaapmiddel, dat dicht bij de vorige Staat, is a m y l e e n h y d r a a t , dat ook vrij zeker werkt, en niet veel onaangename nevenwerking vertoont. Nog een ander goed slaapmiddel is i s o p r a l (trichloorisopropylalcohol). Het smaakt ook weer wat scherp, werkt vrij snel, en veroorzaakt geen onaangename gevolgen. Tot een andere groep behooren de slaapmiddelen sulfonal en trional. Het s u l f o n a l (diaethylsulfondimethylmethaan) werkt betrouwbaar, maar eerst na eenige uren, maar dan houdt de werking zeer lang aan. Het is daarom vooral geschikt voor gevallen waarin de patient in het begin van den nacht goed slaapt, maar dan tegen den morgen wakker wordt. Bij langdurig gebruik van sulfonal treedt soms vergiftiging op, vooral wanneer de nieren niet goed meer werken. Er kan dan een toestand van algemeen onwelzijn optreden, braken, verlamming, haematoporphyrinurie (optreden van bloedkleurstof in de urine, door oplossen der roode bloedlichaampjes). Men mag het middel dus alleen voorschrijven, wanneer men overtuigd is, dat de nieren van den patient gezond zijn, en ook dan maar körten tijd achter een, met lange tusschenpoozen; bovendien doet men goed, den dag na het gebruik wat koolzuurhoudend water te laten drinken.Het trional,(diaethy lsulfonmethylaethylmethaan, dus sulfonal waarin een methylgroep door

88

BEHANDELING DER SLAPEL008HEID.

aethyl vervangen is) werkt vlugger dan sulfonal, eil is dus meer aangewezen voor de gevallen van moeilijk inslapen. Bij siecht werkende nieren en darmen ontstaat ook na langdurig gebruik van trional soms vergiftiging, vooral haematoporphyrinurie. Men moet dus zorgen voor geregelde ontlasting en voor aanzetten der nierwerking door koolzuurhoudend mineraalwater enz. Langen tijd golden de beide zooeven genoemde Stoffen als de beste slaapmiddelen, maar sedert men de veronalgroep kent, gebruikt men ze veel minder. V e r o n a 1 (diaethylbarbituurzuur, diaethylmalonylureum) overtreft de vorige groep in zekerheid van werking en vooral door dat liet veel minder vergiftig is. Het heeft geen duidelijken invloed op bloedsdruk, ademhaling en maag, en zet de nieren aan zonder te prikkelen. Men geeft het bij voorkeur in heete vloeistof opgelost, of met heete vloeistof (thee) toe, omdat de werking dan vlugger optreedt, in Vs—1 uur, terwijl die anders 2— 3 uur op zieh laat wachten. Dit late optreden van den slaap is op zieh zelf al vaak ongewenscht, en heeft bovendien dikwijls tengevolge, dat het slaapmiddel tot in den voormiddag doorwerkt. De patient slaapt dan te lang door en slaapt daardoor den volgenden nacht weer laat in (zie blz. 49); of wel hij staat vroeg op, maar heeft dan den heelen morgen nog last van zwaarte in het hoofd, enz. Door een kleinere dosis veronal te geven en er wat phenacetin bij te voegen, zou men deze bezwaren kunnen ontgaan. Werkelijk wordt soms hier door de werking van het veronal versterkt, terwijl de stoornissen den volgenden morgen wegblijven; maar dikwyls is de slaapverwekkende

89 werking zoodoende toch te gering. Door opzettelijk genomen proeven kon ik mij overtuigen, dat in de gevallen waarin het mengsei hielp, meestal phenacetin alleen ook al voldoende hielp. Sneller werkend dan veronal, maar overigens niet beter, is p r o p o n a l , dipropylbarbituurzuur. Men kan evengoed veronal met heet water geven. Werkelijk beter is daarentegen y e r o n a l n a t r i u m , een natriumzout van veronal, dat ook onder den naam m e d i n a l in den handel gebracht is. Het is, in tegenstelling met veronal, zeer gemakkelijk oplosbaar in water, werkt vlug, en wordt ook vlug weer uitgescheiden, zoodat het maar zelden tot klachten aanleiding geeft. Ook een bijzonder goed slaapmiddel is, naar mij bleek, het c o d e o n a l , een mengsei van 12 deelen Codeinum diaethylbarbituricum en 100 deelen natrium diaethylbarbituricum. Bij de vervaardiging van dit middel ging men uit van de gedachte, dat door het combineeren van verschillende bedwelmende Stoffen uit chemisch niet verwante groepen de werking der afzonderlijke bestanddeelen niet slechts bij elkaar wordt opgeteld, doch dat zij elkaars werking nog versterken. Ehrlich neemt aan, dat de zenuwcellen die al door een narkotisch middel gedeeltelijk bedwelmd zijn, minder weerstand bezitten tegen het tweede. Of deze verklaring de juiste is, moeten wij in het midden laten. Uit mijn proeven bleek, dat een mengsei van 0,04 gr Codeinum diaethylbarbituricnm met 0,3 gr. veronal-natrium, zooals die in het codeonal aanwezig is, sterker werkt dan 0,04 gr. codeinephosphorzuur met 0,3 gr. veronal-natrium. Toch is het niet aan te nemen, dat diaethylbarbituurzure codeine sterker zou werken dan phosphorzure BEHANDELING DER SLAPELOOSHEID.

90

BEHANDELINß DER SLAPELOOSHEID.

code'ine; het schijnt dus dat in eerstgenoemde verbinding de beide zouten bijzonder werkzaam zyn. Het laatste woord is hierin nog niet gesproken, daarvoor weten wij nog te weinig van de slapeloosheid in het algemeen. Maar wel staat vast, dat codeonal een zeer goed slaapmiddel is. Het voordeel, tegenover veronal, of veronal-natrium is, dat men maar ®/5 van de dosis hoeft te geven, en alleen een zeer kleine hoeveelheid van het veel onschadelijker code'ine daarbij. Wanneer wij dus nog eens tezamenvatten, wat wij over de behandeling der slapeloosheid met geneesmiddelen gezegd hebben, dan zien wij dat men eerst valeriaanverbindingen geeft, daarna aspirine, pyramidon of broomzouten, bij zwaardere gevallen adalin of bromural, en wanneer men er daarmee niet komt, in de eerste plaats veronal, veronal-natrium of codeonal geeft. In chronische en hardnekkige gevallen kan men dan ter afwisseling de andere slaapmiddelen ook af en toe geven. Maar het doel moet altijd zyn, door het terugbrengen van den natuurlijken slaap dergelyke hulpmiddelen overbodig te maken. Op nog een belangrijk punt moet gewezen worden: onaangename gevolgen den dag na het gebruik van een slaapmiddel kunnen ook veroorzaakt worden door dat men e r t e w e i n i g van heeft laten nemen, en het dus niet voldoende gewerkt heeft. Dan vereenigen zieh de onaangename uitwerking van den slapeloozen nacht met die van het geneesmiddel en vormen te zamen een heel onaangenamen toestand. Over het algemeen wordt een slaapmiddel, ook het allerbeste, alleen dan goed verdragen, wanneer het slaap Teroorzaakt heeft.

BEHAN'DEIiIKG

DER

SLAPELOOSHEID.

91

Behandeliag van de slapeloosheid bij kinderen. Bij kinderen, die siecht slapen, moet men vooral zorgen voor uitgebreide h y g i e n i s c h e v o o r s c h r i f t e n . Gezonde kinderen slapen altijdgoed, tenzij bepaald grove fouten tegen de hygiene begaan worden. Hieromtrent zij nog eens verwezen naar blz. 4. Een andere oorzaak voor slapeloosheid is a n g s t v o o r a l l e e n s l a p e n . Met strengheid bereikt men hier alleen, dat de zenuwachtigheid nog erger wordt. Men moet beginnen den kinderen het angstgevoel te ontnemen, en ze weer kalm en rüstig te maken, door te zorgen dat er werkelijk iemand in de buurt is zoolang ze slapen. Voor den gek houden werkt in dit opzicht soms zeer nadeelig. Het succes van het kalmeeren der kinderen op die manier is daarentegen meestal zoo groot, dat de opoffering der ouders daardoor wel beloond wordt. Het is intusschen beter, dat men in een zijvertrek blyft dan in de slaapkamer zelf. Wanneer ondanks alles het kind n i e t k a n i n s l a p e n , b.v. door de nawerking van doorgeetane angst, dan kan het soms noodig zijn, het op een andere manier tot rust te brengen. Een suggestieve behandeling kan hierbij soms een zeer goede uitwerking hebben. Dikwyls zag ik van lichte h y p n o s e goed succes, vooral daar waar siechte gewoonten het kind beletten in te slapen. Men kan echter ook broomnatrium, bromural of adalin geven. Bij kinderen beneden de 3 jaar zal men zieh bepalen tot het geven van langdurige baden van 34° C. en psychische behandeling. B i j p a v o r nocturnus(nachtelijkopschrikken) moet het kind nauwkeurig onderzocht worden.

92

BEHANDLUNG DIR SLAPKLOOSHEID.

In de eerste plaats moet men nagaan of het geen epilepsie is. Dan kunnen ook adenoide vegetatiee dergelijke verschynselen veroorzaken. Ook de voeding moet zorgvuldig geregeld worden, vooral met het oog op rachitis en bloedarmoede. Maar altijd zijn het zenuwachtige kinderen, die als zoodanig behandeld moeten worden.

MEDINAL in poedervorm en in tabletten ä 0.5 gr. ::

(Doosjes van 10 stuks.)

::

Werkzaamst, zeer lieht oplosbaar en snel opgenomen wordend Hypnotieum en Sedativnm voor inwendig, rektaal en snbentaan gebrnik. Medinal

verschaft een snellen, aan-

houdenden en verkwikkenden zonder

onaangename

daar het zieh ook Medinal bezit verder

slaap

nawerkingen,

snel

verwijdert.

een duidelijke

sedatieve en pijnstillende werking.

Voortreffeljjk Sedativum b|j kinkhoest. Monsters en literatuur gratis.

Chemische Fabrik auf Actien (vorm. E. Schering), B E R L I N N. Müllerstrasse. 170/171.