Frappant Nederlands basisboek/bronnenboek 5/6 9789028957909

2,550 256 51MB

Nederlands Pages [592]

Report DMCA / Copyright

DOWNLOAD FILE

Polecaj historie

Frappant Nederlands basisboek/bronnenboek 5/6
 9789028957909

Citation preview

Frappant Nederlands 5|6 Basisboek

Voor wie kopiëren wil. U vindt dit boek goed en wenst er kopieën van te maken. Besef dan: • dat dit boek de vrucht is van intense arbeid: auteurs en uitgever hebben er heel wat geld en energie in gestoken; • dat de auteurs en uitgeverij van dit werk moeten bestaan; • dat kopiëren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming onwettig is.

Met dank aan de auteurs van Markant Nederlands 3de graad en Markant Nederlands vademecum.

Voor meer info: www.pelckmans.be © 2012, Uitgeverij Pelckmans, Brasschaatsteenweg 308, 2920 Kalmthout Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever, behalve in geval van wettelijke uitzondering. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in writing from the publisher. Omslag en lay-outontwerp: Studio Uitgeverij Pelckmans Lay-outuitvoering: Axenza D/2012/0055/167 ISBN 978 90 289 5790 9 NUR 116

Frappant N e d e r l a N d s

Basisboek • José Vandekerckhove • Bert Dussenbroek • Bert Cruysweegs • Patrick Vanhaelemeesch EINDREDACTIE • José Vandekerckhove IN SAMENWERKING MET • Patrick Vanhaelemeesch • Tom De Ryck Met dank aan • Bea Claeys • Charlotte Hardeman • Leen Lenaerts • Hanna Vandercammen

5|6

Inhoudstafel

A Literaire communicatie Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

11 12

1 De middeleeuwen 500-1500 1.1 Tijdsbeeld 1.2 Literair leven Epiek – Nederlandstalig Lyriek – Nederlandstalig Dramatiek – Nederlandstalig Epiek en lyriek – Internationaal 1.3 Teksten Epiek

14 14 14 14 16 17 18 19 19 Penninc en Pieter Vostaert – Walewein 19 Anoniem – Karel ende Elegast 21 Diederik van Assenede – Floris ende Blancefloer 24 Anoniem – Beatrijs 26 Willem die Madocke maecte – Vanden vos 29 Reynaerde Lyriek 34 Jan Moritoen – Egidius 34 Anthonis de Roovere – Van der mollenfeeste 35 Anthonis de Roovere – Sotte Amoureusheyt 37 Anoniem – Ghequetst ben ic van binnen 38 Hertog Jan I van Brabant – Eens meienmorgens 39 (Harba lori fa) Anoniem – Het waren twee coninckskinderen 40 Anoniem – Het daghet in den oosten 42 Anoniem – Lied van Heer Halewijn 43 Hadewijch – Alle dinghe 45 Jacob van Maerlant – Der Naturen bloeme 46 Dramatiek 47 Anoniem – Elckerlyc 47 Anoniem – Mariken van Nieumeghen 50 Anoniem – Lanseloet van Denemerken 55

2 De renaissance 1500-1700 2.1 Tijdsbeeld 2.2 Literair leven Epiek en lyriek – Nederlandstalig / internationaal Dramatiek – Nederlandstalig / internationaal 2.3 Teksten Epiek

60 60 61 61 61

63 63 Desiderius Erasmus – Lof der zotheid 63 Miguel de Cervantes – Don Quichot 64 Lyriek 65 Pieter Corneliszoon Hooft – Geswinde grijsaert 65 Pieter Corneliszoon Hooft – Nydighe tijt 65 Joost van den Vondel – Kinder-lijck 66 Joost van den Vondel – Uitvaert van mijn 66 dochterken

4

Inhoudstafel

Gerbrand Adriaenszoon Bredero – Boerengeselschap

67

Dramatiek

69

William Shakespeare – De lijkrede van Marcus Antonius

69

3 De verlichting 1700-1800 3.1 Tijdsbeeld 3.2 Literair leven Epiek en lyriek – Nederlandstalig / internationaal 3.3 Teksten Epiek Betje Wolff en Aagje Deken – Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart

Lyriek Hiëronymus van Alphen – De pruimenboom

4 De romantiek 1800-1850 4.1 Tijdsbeeld 4.2 Literair leven Epiek – Nederlandstalig Lyriek – Nederlandstalig Epiek en lyriek – Internationaal 4.3 Teksten Epiek Multatuli – Max Havelaar Multatuli – De rede tot de hoofden van Lebak Hendrik Conscience – De leeuw van Vlaanderen

Lyriek Guido Gezelle – Een bonke keerzen kind Guido Gezelle – Dien avond en die rooze Piet Paaltjens – Aan Rika

5 Van realisme tot de Eerste Wereldoorlog 1850-1914 5.1 Tijdsbeeld 5.2 Literair leven Epiek en lyriek – Nederlandstalig Epiek en lyriek – Internationaal Dramatiek – Nederlandstalig / internationaal 5.3 Teksten Epiek

72 72 73 73 74 74 74 75 75 76 76 77 77 77 77 78 78 78 79 82 83 83 84 85 86 86 87 87 88 88

90 90 Cyriel Buysse – Het recht van de sterkste 90 Cyriel Buysse – De biezenstekker 91 Frederik van Eeden – De kleine Johannes 93 Stijn Streuvels – De Vlaschaard 94 Lyriek 95 J.H. Leopold – O, als ik dood zal, dood zal zijn 95 Willem Kloos – Avond 96 Willem Kloos – Ik ben een god 96 Herman Gorter – Mei 97 Karel van de Woestijne – Wijding aan mijn vader 98

Karel van de Woestijne – De rozen domen en daauwen Rainer Maria Rilke – De Panter Rainer Maria Rilke – Herfstdag

Dramatiek Cyriel Buysse – Het gezin Van Paemel

5.4 Film De pioniersjaren 6 Het interbellum 1918-1940 6.1 Tijdsbeeld 6.2 Literair leven Epiek en lyriek – Nederlandstalig Epiek en lyriek – Internationaal Dramatiek – Internationaal 6.3 Teksten Epiek Willem Elsschot – Kaas Franz Kafka – De gedaanteverwisseling Franz Kafka – Voor de Wet Felix Timmermans – Pallieter Felix Timmermans – Boerenpsalm Gerard Walschap – Houtekiet Ferdinand Bordewijk – Karakter

Lyriek Paul van Ostaijen – Belgiese zondag Paul van Ostaijen – Voetbalmatch Paul van Ostaijen – Bedreigde stad Paul van Ostaijen – Alpejagerslied Jan Jacob Slauerhoff – Woningloze Jan Jacob Slauerhoff – Zeemans herfstlied Hendrik Marsman – De overtocht Hendrik Marsman – Paradise regained Martinus Nijhoff – Het kind en ik Martinus Nijhoff – Impasse Jan Engelman – Vera Janacopoulos Jan Engelman – En rade Willem Elsschot – De Bult spreekt Willem Elsschot – Moeder Fernando Pessoa – Er zijn ziekten erger dan ziekten Fernando Pessoa – Heb niets in je handen, noch … Federico García Lorca – Struikje Struikje Federico García Lorca – De Profundis

Dramatiek Bertolt Brecht – Wat kost het ijzer?

6.4 Film De klankfilm en de rol van Hollywood

98 99 99 100 100 103 103 104 104 105 105 105 106 108 108 108 110 112 113 114 115 116 118 118 118 119 120 121 121 122 122 123 123 124 124 125 125 126 126 127 127 128 128 135 135

7 Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties 1945-1970 7.1 Tijdsbeeld 7.2 Literair leven Epiek en lyriek – Nederlandstalig Epiek en lyriek – Internationaal Dramatiek – Nederlandstalig / internationaal 7.3 Teksten Epiek Willem Elsschot – Het dwaallicht Louis Paul Boon – De Kapellekensbaan Louis Paul Boon – Wapenbroeders Harry Mulisch – Het stenen bruidsbed Hugo Claus – De Metsiers Willem Frederik Hermans – De donkere kamer van Damokles Jan Wolkers – Terug naar Oegstgeest Gerard Reve – De Avonden Jeroen Brouwers – Bezonken rood

136 136 138 138 138 138 140 140 140 142 145 147 148 151

152 154 155 Lyriek 156 Lucebert – Ik tracht op poëtische wijze 156 Lucebert – Ik draai een kleine revolutie af 156 Lucebert – Visser van Ma Yuan 156 Paul Snoek – Walking my baby back home 157 Paul Snoek – Gedicht voor mezelf 157 Paul Snoek – Een zwemmer is een ruiter 157 Hugo Claus – De moeder 158 Hugo Claus – Ik schrijf je neer 158 Herman de Coninck – Je truitjes 159 Herman de Coninck – Zeemansliedje 159 Rutger Kopland – Jonge sla 160 Paul Rodenko – Jij-mei 160 Jan Hanlo – Oote 161 Remco Campert – Poëzie is een daad 162 Judith Herzberg – Ziekenbezoek 163 M. Vasalis – Aan een boom in het Vondelpark 163 M. Vasalis – Sotto voce 163 Pablo Neruda – Wat samen met mij wordt 164 geboren Ingrid Jonker – Afskeid 165 Anna Achmatova – De echo 165 Anna Achmatova – Bij het niet versturen van 165 mijn epos Dramatiek 166 Eugène Ionesco – De kale zangeres 166 Eugène Ionesco – De les 168 Samuel Beckett – Wachten op Godot 171 Hugo Claus – Suiker 173 Dario Fo – Mistero Buffo 176 7.4 Film 179 De regisseur en het creatieve proces 179

Inhoudstafel

5

8 Van 1970 tot heden 8.1 Tijdsbeeld 8.2 Literair leven Epiek en lyriek – Nederlandstalig / internationaal Dramatiek – Nederlandstalig / internationaal 8.3 Teksten Epiek – Vlaanderen Erwin Mortier – Marcel Kristien Hemmerechts – Een jaar als (g)een ander Tom Naegels – Los Hugo Matthysen – Een interplanetaire helleveeg Annelies Verbeke – Naar de toekomst Christophe Vekeman – Lege jurken Erik Vlaminck – Suikerspin Tom Lanoye – Sprakeloos Margot Vanderstraeten – Het vaccin David van Reybrouck – Congo. Een geschiedenis Dimitri Verhulst – De laatste liefde van mijn moeder Yves Petry – De maagd Marino Stefan Brijs – Post voor mevrouw Bromley

180 180 181 181 183 184 184 184 185

Lyriek 186 189 190 193 195 198 200 206 209

211 214 Epiek – Nederland 216 Harry Mulisch – Twee vrouwen 216 Harry Mulisch – De ontdekking van de hemel 218 Hella S. Haasse – Heren van de thee 220 Kader Abdolah – Ze moest haar verhaal nog 221 vertellen Connie Palmen – I.M. 226 Yasmine Allas – Idil, een meisje 228 Jeroen Brouwers – Geheime kamers 230 Arthur Japin – Een schitterend gebrek 233 Tommy Wieringa – Joe Speedboot 235 Henk van Woerden – Ultramarijn 237 A.F.Th. van der Heijden – Het schervengericht 239 Robert Vuijsje – Alleen maar nette mensen 240 Cees Nooteboom – Scheepsjournaal 242 Adriaan Van Dis – Tikkop 244 Peter Buwalda – Bonita Avenue 246 David Pefko – Het voorseizoen 247 Arnon Grunberg – Tirza 250 Arnon Grunberg – Huid en haar 253 Arnon Grunberg – De man zonder ziekte 255 Epiek – internationaal 256 Haruki Murakami – Hardboiled Wonderland 256 en het einde van de wereld Jeanette Winterson – De passie 259 José Saramago – De stad der blinden 263 Alain de Botton – De biograaf 265 Michel Houellebecq – Elementaire deeltjes 267 André Brink – De Duivelsvallei 269

6

Inhoudstafel

John Maxwell Coetzee – In ongenade Ian McEwan – Boetekleed Lionel Shriver – We moeten het even over Kevin hebben Philip Roth – Alleman Mario Vargas Llosa – Het ongrijpbare meisje Nick Hornby – Juliet, naakt Joe Sacco – Gaza 1956 Jennifer Egan – Bezoek van de knokploeg Sandro Veronesi – XY S J Watson – Voor ik ga slapen Jotie T’Hooft – Schuldbekentenis Jotie T’Hooft – Een brief Eddy van Vliet – Le bal du moulin de la Galette (Renoir) Eddy van Vliet – Dood Jean Pierre Rawie – Park in Volterra Jean Pierre Rawie – Interieur Rutger Kopland – Enkele andere overwegingen Rutger Kopland – Aan het grensland Hugo Claus – Behoud Luuk Gruwez – Verona di notte Luuk Gruwez – Samen Luuk Gruwez – Samenhorig Ingmar Heytze – Winter in de Efteling Ingmar Heytze – Lezen Herman de Coninck – Ik zie je nog altijd liggen Herman de Coninck – De plek Adriaan Morriën – Afscheid Adriaan Morriën – Een duizendkunstenaar Leonard Nolens – Wij zijn die eeuw Leonard Nolens – Vaderland Gerrit Komrij – Het Komrij-wezen Gerrit Komrij – Help Gerrit Kouwenaar – Totaal witte kamer Gerrit Kouwenaar – Ontmoeting Charles Ducal – The road not taken Charles Ducal – Wij lagen verscholen op zolder Delphine Lecompte – Ik word wakker wanneer ik word verwekt Jorge Luis Borges – De wroeging Jorge Luis Borges – Heimwee naar het heden Wislawa Szymborska – Plankenkoorts Wislawa Szymborska – Sommigen houden van poëzie Antjie Krog – Land van genade en verdriet Antjie Krog – Jy raak my nie meer

Dramatiek Walter van den Broeck – Groenten uit Balen Tom Lanoye – Ten oorlog Arne Sierens – Mijn Blackie Ko van den Bosch – Ten liefde

8.4 Film Een stroomversnelling

270 273 275 278 279 281 283 286 287 288 290 290 290 291 291 292 292 293 293 293 294 294 294 295 295 296 296 296 296 297 297 298 298 299 299 300 300 301 302 302 303 303 304 304 305 305 308 310 314 316 316

317 317 320 320 325

Tussen literaire en zakelijke communicatie 374

Leesportfolio en analysemodellen

328

1 De onderdelen van een leesportfolio 1.1 De leesautobiografie 1.2 Het leeservaringsverslag 1.3 Het structureel-analytisch verslag 1.4 De creatieve opdracht 1.5 De mediagerichte opdracht 1.6 Literatuuractualiteit 1.7 Het balansverslag 1.8 Checklist leesportfolio 1.9 Literatuuronderwijs anders bekeken

Nelson Mandela – Eindelijk vrij Barack Obama – De inauguratietoespraak

328 328 330 331 331 333 334 334 335 336 336

9 Annex: Het Griekse theater 9.1 Ontstaan en evolutie 9.2 Klassiek in moderne verpakking Hugo Claus – Oedipus Tom Lanoye – Mamma Medea

Ronald Giphart – Weg met de leespolitie

2 Analysemodellen 2.1 Epische teksten 2.2 Lyrische teksten Cees Buddingh’ – dordrecht, 25 november 1963 Cees Buddingh’ – Zo zijn onze manieren

2.3 Dramatische teksten 2.4 Film

337 337 341 345 345 347 354

3 Matrix voor literaire competentie 3.1 Overzicht van de matrix 3.2 Beoordeel jezelf als lezer

359 359 360

4 Literaire receptie 4.1 Het model van Mooij 4.2 Het model van Boonstra 4.3 Oriënterings- en voorbereidingskader voor een receptieverslag 4.4 Over de eigenheid van de Vlaamse literatuur

365 365 365 368

Mark Cloostermans – Wat is er Vloms aan de Vlaamse literatuur? Kristien Hemmerechts – Gij met uw gezever, gij …

1 De toespraak 1.1 Over toespraken 1.2 De klassieke redevoering 1.3 Politieke toespraken

374 374 376 377 377 379

2 Het essay 2.1 Uit het lexicon 2.2 Essayistische teksten Michel de Montaigne – Onze verlangens nemen toe als ze worden tegengewerkt Jan Fontijn – Vader Patricia de Martelaere – Een tikkeltje minder menselijk Filip Huysegems – Hoe blijf je positief in een boze wereld? Yves Desmet – Jeugd Koen Raes – De grenzen van het multiculturalisme Rob Riemen – De eeuwige terugkeer van het fascisme

3 De column 3.1 Uit het lexicon 3.2 Columns Tom Naegels – Te grote auto Rik Torfs – Godgeleerde meisjes stemmen tot nadenken Bert Wagendorp – Hella Wim Daniëls – Boer zoekt vrouw

383 383 383 383 385 386 389 392 393 396

397 397 397 397 398 400 401

369 369 372

Inhoudstafel

7

B Zakelijke communicatie

8

403

1 Het communicatieproces 1.1 Negen communicatieve vragen 1.2 Het communicatiemodel

404 404 405

2 Effectieve en efficiënte communicatie 2.1 Criteria voor effectieve en efficiënte communicatie 2.2 Wanneer communiceer je begrijpelijk of duidelijk? 2.3 Wanneer communiceer je aantrekkelijk? 2.4 Wanneer communiceer je gepast? 2.5 Wanneer communiceer je correct? 2.6 Welke NBN-normen gebruik je voor zakelijke brieven? 2.7 Citeren en parafraseren

412 412 412 415 420 422 426 427

3 Samenhang in teksten 3.1 Soorten centrale vragen en vaste structuren 3.2 Hoe verkrijg je een overzichtelijke tekstopbouw? 3.3 Hoe verkrijg je een heldere alineaindeling? 3.4 Hoe zorg je voor duidelijke verwijswoorden? 3.5 Hoe zorg je voor duidelijke signaalwoorden? 3.6 Hoe zorg je voor logische alineaverbanden?

428 428

4 Argumentatieleer 4.1 Wat is argumenteren? 4.2 Hoe herken je standpunt en argumenten? 4.3 Hoe weet je of je met een stelling of een conclusie te maken hebt? 4.4 Hoe onderscheid je een hoofdargument van een subargument? 4.5 Hoe herken je tegenargumenten en weerleggingen? 4.6 Hoe reconstrueer je het verzwegen argument? 4.7 Hoe maak je een waaierschema van de argumentatiestructuur? 4.8 Hoe maak je een boomschema van de argumentatiestructuur? 4.9 Welke belangrijke argumentatiesoorten onderscheid je? 4.10 Hoe beoordeel je of de argumentatie deugt?

437 437 437 438

5 Receptieve taalvaardigheden: lezen 5.1 Hoe verloopt het leesproces? 5.2 Hoe lees je oriënterend?

446 446 447

Inhoudstafel

430 431 431 432 433

438 438 439 439 440 441 441

5.3 5.4 5.5 5.6

Hoe lees je globaal? Hoe lees je intensief? Hoe lees je studerend? Hoe lees je kritisch?

447 448 449 451

6 Receptieve taalvaardigheden: luisteren/kijken 6.1 Hoe verloopt het luisterproces? 6.2 Hoe luister je globaal? 6.3 Hoe luister je intensief? 6.4 Hoe luister je studerend? 6.5 Hoe kijk je globaal of intensief naar informatieve tv-programma’s? 6.6 Hoe kijk je studerend naar informatieve tv-programma’s? 6.7 Hoe kijk en luister je kritisch naar reclamespotjes?

452

7 Productieve taalvaardigheden: spreken / gesprekken voeren 7.1 Hoe verloopt het spreekproces? 7.2 Hoe houd je een presentatie? 7.3 Hoe voer je een sollicitatiegesprek? 7.4 Hoe neem je een interview af? 7.5 Hoe houd je een debat? 7.6 Hoe voer je een probleemoplossende discussie? 7.7 Hoe houd je een vergadering?

455

8 Productieve taalvaardigheden: schrijven 8.1 Hoe verloopt het schrijfproces? 8.2 Hoe schrijf je een sollicitatiebrief? 8.3 Hoe maak je een samenvatting? 8.4 Hoe kun je schematiseren? 8.5 Hoe stel je een lijst met enquêtevragen op? 8.6 Hoe schrijf je een betoog?

452 452 453 453 453 454 454

455 455 458 462 465 470 473 479 479 479 483 487 491 492

C Taalbeschouwing

495

Inleiding

496

1 Fonologisch domein 1.1 Begrippen 1.2 Over klanken

497 497 498

2 Morfologisch domein 2.1 Begrippen 2.2 Over woorden

501 501 506

3 Syntactisch domein 3.1 Begrippen 3.2 Over woordgroepen en zinnen

510 510 514

4 Tekstueel domein 4.1 Begrippen 4.2 Over teksten

520 520 520

5 Semantisch domein 5.1 Begrippen 5.2 Over betekenissen

523 523 525

6 Orthografisch domein 6.1 Begrippen 6.2 Over spelling en interpunctie

532 532 533

7 Pragmatisch domein 7.1 Begrippen 7.2 Over taal en communicatief handelen

545 545 545

8 Sociolinguïstisch domein 8.1 Begrippen 8.2 Over taal als sociaal fenomeen

555 555 556

9 Psycholinguïstisch domein 9.1 Begrippen 9.2 Over taalverwerking en taalverwerving

563 563 563

10 Meertalige appendix: grammaticale termen

569

D Competent onderzoek doen in tien stappen 571 Stap 1 Stap 2

Hoe kies je een relevant onderwerp? Hoe baken je het onderwerp zorgvuldig af? Stap 3 Hoe kies je een geschikte onderzoeksmethode? Stap 4 Hoe bereid je het onderzoek voor? Stap 5 Hoe verzamel en selecteer je gegevens? Stap 6 Hoe orden je gegevens? Stap 7 Hoe trek je conclusies en doe je aanbevelingen? Stap 8 Hoe rapporteer je schriftelijk? Stap 9 Hoe presenteer je het onderzoek mondeling? Stap 10 Hoe reflecteer je op je onderzoek?

573 573 574 574 575 579 579 580 587 590

Inhoudstafel

9

pastoor ele past oor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol met spek. Echt iets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken

terug. r aan ter ug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebrand zodat zijn huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was g

matisch m atisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op straat en in het klooster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu

iikk kan zzeggen eggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij mijn oom was. Daarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resul

eett aantal kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschuldigt mij terecht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedro

dat ek zó d at ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan jegens alle dieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor

Reynaert e Reyna ert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk mij alstublieft genade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederla

nader: n ader: IIkk zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u beleden heb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ ze

Mett Firapeel dat si gingen Ende maakten pais van alle dingen De lekenbiecht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verk vvaan aan Me

koning r de kon ing gaan En vrede sluiten, neem ik aan.’ Met Firapeel gingen zij mede En sloten met z’n allen vrede. Bi Gode , ic dart u wel raden Isengrim sprak tot den bere Wat sechdire toe, Brune here? Bruun sprac: Ic hebbe liever in de rijsere, dan hier te Liggen int ijsere Laat ons tot den koning gaan Ende sinen pais

huldigt.. Hij heeft u per abuis beschuldigd, maar zal dat nooit of nooit meer doen. Neem zijn voorstel aan! Verzoen u! Schenk elkaar vandaag genade! Bij God, ik durf dat aan te raden!’ Isengrin zei tot de beer, ‘Wat denk jij ervan, mijnheer?’ ‘Ik wil in de bosjes stoeien, Liever dan hier in de boeien Liggen. Laat huldigt

kken, en, in het bos of in de wei. De koning doet er nog iets bij. U krijgt ook nog het privilegie Reynaert en heel zijn familie ongestraft te molesteren, waar u ze ook kunt traceren. Deze twee enorme vrijheden, wil hij u in ruil voor vrede geven, tot in eeuwigheid. Maar dan vraagt zijne majesteit dat u hem trouw zweer

vredee en een vrijgeleide. Mijnheer de koning groet u en het spijt hem vreselijk nu dat hij u dit heeft aangedaan. Hij biedt u zijn excuses aan, 1wat de anderen ook denken. Belijn geeft hij u ten geschenke en mét hem elke ram en geit. U mag er tot in eeuwigheid en naar believen jacht op maken. Laat ze u van h een n vred

hij h ij hem beloven dat hij nooit meer iets zou roven of zou stelen en voortaan uitsluitend nog zou denken aan zijn ziel. Op hoop van zegen gingen zij daarna hun wegen. Daarmee was de biecht gedaan De dappere Firapeel ging toen naar de gevangenen. Hij vond ze in de boeien liggen, bond ze los en zei: ‘Ik bre

uit een haag een kleine roede en gaf hem daarmee veertig boeteslagen, één voor elke misdaad. Vervolgens gaf hij hem de raad ich tot het goede te bekeren en te vasten en te mediteren, en te heiligen de dag des Heren, en iedereen te corrigeren die naast het rechte pad zou lopen en eerlijk aan de kost te komen. Ve

Grimbeert e Grimb eert Mijn tactgevoel is veel te groot om u hier zomaar bot en bloot te zeggen dat ik met mijn tante heb gevrijd. Wij zijn verwanten en ik wil u niet choqueren. Zo, dat was het ongeveer, euh, verder weet ik niets meer nu en daarom, Grimbeert, vraag ik u een aangepaste penitentie.’ Grimbeert, vol intellige

haar bedreven h aar be dreven dat ik liever voor mij had dan achter mij.’ Grimbeert sprak: ‘Zeg, als je biechten wil bij mij om zo van al je zonden vrij te zijn, wel, spreek dan klare taal. Wat betekent dit verhaal?’ ‘Ik heb iets met haar gedaan!’ ‘Hoe moet ik dat nu juist verstaan? Ik wil het scherp geformuleerd. Reynaert zei: ‘M

Isengrin rregen egen Is engrin in zicht. Ze hebben hem bijna gedood. Ik heb hem dikwijls diep in nood gebracht. Maar, wat ik ook met hem mag hebben uitgespookt, ik heb toch het meeste spijt van mijn gebrek aan loyauteit voor Yswende, zijn mooie vrouw, waar hij onnoemelijk van houdt. God moet het mij vergeven! Ik heb

hield h ield ik hem toch voor de zot- deed ik hem schrikken. De debiel verloor zijn evenwicht en viel! Hij tuimelde van hoog in’t dak omlaag en landde met een smak beneden op de vloer. Iedereen schoot wakker en er was geeneen die op dit nachtelijke uur kon raden, wat er naast het vuur gevallen was! Ze maakten l

naar dan na ar voor en tastte in het donker rond. Omdat hij uiteraard niks vond, zei hij bezorgd: ‘Ik vind geen buit!’ Ik zei: ‘Nonkeltje, wat steekt gij uit? Kruip wat verder naar het midden! Die, die hier het dichtste zitten, die heb ik vroeger al verschalkt!’ Hij kroop nog verder op de balk en toen hij ver genoeg was -

vlakbij aalk, lk, vlak bij een valdeur! Hij geloofde mij! Ik overtuigde hem dat hij met mij tot op het dak moest klimmen en dat hij ginder boven binnen kon langs het bewuste valluik en dat hij daar zijn lege buik met kippenvlees kon vullen. Hij kon zijn vreugde niet verhullen en zenuwachtig kroopt hij door het luik. Hij b

liggen een n ligge n in een gracht. Joost mag weten hoe hij dat heeft overleefd. Maar, soit. De keer daarop beloofde hij een jaar lang mijn lakei te zijn als ik hem kippenvlees serveerde. Terwijl hij met mij meemarcheerde liet ik hem in ‘t kort verstaan dat er twee kippen en een haan verbleven in een boerderij, hoog op een

slagen l wat sla gen zolang hij bij bewustzijn was. Maar plots viel hij omver in ‘t gras; Hij was -zo leek het toch- morsdood. De vreugde van de jeugd was groot: Zij dansten, joelden, maakten herrie, legden hem dan op een berrie en over struikgewas en hagen hebben zij hem weggedragen. Buiten ‘t dorp is hij een nacht l

ddoek omdeed. d doek o mdeed. Zin of niet, hij had geen keuze, Isengrin. Ze sloegen hem zo hard met stokken tot zij hem uit het gat getrokken hadden. Alles moest hij ondergaan. Vóór men hem losliet, heeft men aan zijn hals een zware steen gebonden, en kort daarop zijn alle honden blaffend op hem losgelaten. Hij incasse

r zat een wolf gevangen, die met zijn buik was blijven hangen in het gat. Wat een commotie! De buurt liep over van emotie en kwam naar het mirakel zien. Het spel was uit voor Isengrin. Hij werd intensief geschopt, en rondom bont en blauw geklopt. Hij kon niet eens verhinderen dat een handvol kinderen hem

hij tte, e, zag h ij Isengrin. Wat nu volgt, is wel te voorzien. De pastoor wierp met het mes zijn oog uit. En toen kwamen zes gewapende parochianen die hem onder handen namen. Het ging er nogal luid aan toe. De buren kwamen uit hun huis en als een lopend vuurtje ging het nieuws rond: in de schuur van de past

Isengrin r Isengr in gevangen zat. De haan zat in mijn mond, maar ach, wat woog hij zwaar! Ik kon niet anders dan hem daar toevallig laten vallen, voor het gat. ‘Voilà!’ riep de pastoor: ‘Je bent je buit al kwijt, stuk dief!’ Hij brieste. Ik zei ‘Alstublief!’ en ging er toen gezwind vandoor! En toen eerwaarde heer pastoor

ten hij te n dat h ij ‘t deed!’ Hij nam zijn mes en smeet me dan de tafel achterna, zo hoog, dat ze met een grote boog over mij heen vloog op de vloer Hij vloekte als een ketter, zwoer en riep dat ik moest blijven staan. Hij sprong wild achter mij aan terwijl hij zwaaide met zijn mes en ik, ik leidde hem expres tot bij de pl

pluimvee p luimvee van het land. Hij was tam, at uit de hand en zo. Ik nam hem in mijn mond terwijl hij voor de tafel stond, voor de ogen van zijn baas! De priester brulde: ‘Galgenaas! Ik kan mijn ogen niet geloven! Dat komt mij voor mijn neus beroven in mijn eigen huis! Sanctus Spiritus, ik sla hem terminus! Het zal

beklaagd eeus us bekl aagd dat hij zoveel honger had gehad en door dat smalle gat niet meer naar buiten kon geraken. Ik begon lawaai te maken in het dorp met veel tamtam, want ik had een super plan: Ik liep naar de pastoor, die -wat een toeval- juist aan tafel zat. De pastoor, die had een haan, die gerust model kon staan vo

. Echt iiets ets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken niet meer buiten kon geraken met zijn dikke buik en maag. Hij heeft het

huid aatt zijn h uid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was geen enkele pastoor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol

klooster n het klo oster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu nog zuur aan terug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebr

was. D Daarenboven aarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resultaat dramatisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op st

tterecht: erecht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedrogen dan ik kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij

dieren die d ieren d ie nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor dat ik het aantal kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschul

ublieft u blieft ggenade enade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederlands? Spreek zó dat ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan je

heb h eb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ zei de sluwe Reynaert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk

eekenbiecht kenbiecht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verklaar mij nader: Ik zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u b

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Literatuur wordt al van in de Griekse oudheid in drie genres ingedeeld: epiek, lyriek en dramatiek.

Het verhaal van de strijd om Troje is het eerste epos. Schilder: Giambattista Tiepolo.

Het woord epiek staat in verband met het Griekse woord ‘epos’ (woord, verhaal). Het is een verzamelnaam voor alle verhalende literaire werken. De Ilias, het epos of heldendicht van Homerus wordt in de Europese letterkunde als het eerste voorbeeld beschouwd van epische literatuur. Het allereerste woord van de Ilias en dus ook van de Europese letterkunde is ‘wrok’. Vrijwel alle teksten die we vandaag als episch bestempelen, zijn prozaverhalen. Dat is echter niet altijd zo geweest. In de middeleeuwen bv. werden verhalen al rijmend verteld, omdat dit nu eenmaal de gemakkelijkste manier is om een verhaal te onthouden en door te vertellen. Epiek omvat een aantal subgenres zoals de roman, het kortverhaal, de novelle, het sprookje, de mythe, de sage … Lyriek is afgeleid van het Griekse woord ‘lyra' (lier). Lyriek is een verzamelnaam voor literaire teksten waarin gevoelens centraal staan. Het gaat om poëzie, gedichten. Lyriek schenkt vaak veel aandacht aan ritme en klank en wordt dikwijls in welomlijnde vormen gegoten (bv. het sonnet). Ook hier zijn er subgenres zoals de ode, de elegie of klaagzang …

De lier gaf haar naam niet alleen aan een sterrenbeeld, maar ook aan de lyriek.

12

Dramatiek komt van het Griekse woord ‘dran’ (handelen). Daarmee wordt toneel, theater bedoeld. Algemeen verstaat men onder dramatiek alle, meestal dialogische (behalve bij gedanst en gemimeerd theater) vormen van literatuur bestemd om gespeeld te worden op het toneel door een of meer dramatis personae. Essentieel voor het drama is het uitbeelden van een conflict. Tot in de renaissance staat dramatiek (net zoals epiek) oorspronkelijk ook in rijmende verzen, daarna vrijwel altijd in proza. De dramatiek omvat een aantal subgenres zoals de komedie, tragedie, tragikomedie …

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Het is niet altijd mogelijk de drie genres strikt te scheiden. Toneel kan epische kenmerken hebben (bv. Bertolt Brecht), epiek kan lyrische passages bevatten en een ballade bv. vertoont zowel lyrische, epische als dramatische kenmerken.

dramatiek dialoog

g elin

monoloog

to es lyr tan iek d

g

ha

ldin

nd

bee

ht ric k be ie ep

Door telkens één hoekpunt en twee aanliggende zijden samen te nemen kon Petersen op eenvoudige wijze de drie hoofdgenres definiëren: • epiek: een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog • lyriek: de uitbeelding van een toestand in de vorm van een monoloog • dramatiek: de uitbeelding van een handeling in de vorm van een dialoog

uit

De driehoek van Petersen is een begrip uit de literatuurwetenschap. De Duitse literatuurwetenschapper Petersen (1878-1941) gebruikte een eenvoudige methode om epiek, lyriek en dramatiek met elkaar te vergelijken. Hij ging uit van drie assen: monoloog tegenover dialoog, bericht tegenover uitbeelding en toestand tegenover handeling.

De driehoek van Petersen.

Het theater van Epidauros, waar het Griekse drama zijn hoogtepunt vierde.

13

1

De middeleeuwen 500-1500

jaartal historisch kader 476

Val van het West-Romeinse Rijk. Begin van de middeleeuwen

800

Karel de Grote tot keizer gekroond

1066

Slag bij Hastings. Willem de Veroveraar en de Normandiërs veroveren Engeland.

1100

Begin van de kruistochten

1450

Uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg

1453

Val van het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk

1492

Columbus ontdekt Amerika. Einde van de middeleeuwen Les Très riches Heures du Duc de Berry.

1.1

Tijdsbeeld

De middeleeuwen worden doorgaans in drie perioden ingedeeld: • ca. 500-1100: de vroege middeleeuwen • ca. 1100-1300: de hoge middeleeuwen • ca. 1300-1500: de late middeleeuwen

De middeleeuwse maatschappij is een standenmaatschappij. In de vroege middeleeuwen zijn de geestelijkheid (de kerk, de clerus) en de adel (de ridders) de eerste en tweede stand. Ze beschikken over respectievelijk de geestelijke en de wereldlijke macht (hoewel de kerk ook op wereldlijk niveau meestal meer dan een vinger in de pap had). In de hoge middeleeuwen komt daar met de opkomst van de steden een derde stand bij: de burgerij. Het merendeel van de bevolking bestond echter uit arbeiders en boeren. Ze behoorden tot geen enkele stand en stonden in de regel buiten onderwijs, kunst en cultuur. De middeleeuwse maatschappij is theocentrisch (op God gericht). Dat had een grote invloed op kunst en literatuur. Kunst en literatuur dienden om naar God of godsdienst te verwijzen en om de mensen bewust te maken van de vergankelijkheid van het aardse bestaan. Het leven op aarde werd beschouwd als een voorbereiding op het hiernamaals. De middeleeuwer was doordrongen van het memento mori (‘gedenk dat je moet sterven’). De meeste middeleeuwse kunst en literatuur is anoniem. Het individu wordt weggecijferd. Kunst is gemeenschapskunst. De mens mag zichzelf niet in het centrum van de belangstelling plaatsen. Die plaats is voor God bestemd.

Carcasonne.

1.2

Literair leven

Epiek Er was in de middeleeuwen nog geen sprake van een standaardtaal. Elke auteur schreef in zijn eigen dialect. De term Middelnederlands is een verzamelnaam. Er was evenmin een eenheidsspelling. Binnen een bepaalde tekst gebruikten auteurs soms zelfs verschillende spellingbeelden voor hetzelfde woord (bv. coninck en coninc in Karel ende Elegast). De wellicht niet oudst bekende, maar wel populairste Nederlandse ‘literaire tekst’ is een zinnetje van rond 1100 in het Oudnederlands: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu? (Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij, wat wachten we nu?). Het

14

nederlandstalig

zinnetje, een probatio pennae, werd pas in 1932 per toeval in de Bodleian Library in Oxford gevonden. De middeleeuwse epische literatuur is oraal. Epische literatuur werd niet gelezen, maar beluisterd. Het was vertelkunst. Middeleeuwse epiek staat daarom in rijmvorm. Zo konden de vertellers, de troubadours, hun teksten gemakkelijker uit het hoofd leren: rijm is lijm. Tot 1450 bestonden er trouwens geen gedrukte boeken, alleen handschriften. De middeleeuwse epiek kan inhoudelijk onderverdeeld worden in ridderepiek, religieuze epiek en dierenepiek.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Ridderepiek

De ridderepiek ontstond in Frankrijk (chanson de geste) en verspreidde zich van daaruit over heel Europa. In de Karelromans speelt Karel de Grote de hoofdrol. Inhoudelijk gaan ze over de Karel de Grote. verhouding tussen de leenheer (Karel de Grote) en zijn ridders (leenmannen). De klemtoon ligt enerzijds op moed en dapperheid en anderzijds op trouw aan de koning en aan God. Volgens de ridderlijke erecode worden moed en trouw beloond en verraad bestraft. Vaak tref je er epische concentratie aan. Verhaalstof die oorspronkelijk niets met Karel de Grote te maken had, wordt toch met hem in verband gebracht. De vrouw speelt in de Karelromans nauwelijks een rol. Ze is ondergeschikt aan de wensen en de grillen van de man. Karelromans worden daarom ook voorhoofse romans genoemd (romans waarin men allesbehalve ‘hoofs’ of hoffelijk met de vrouw omging). De bekendste Middelnederlandse Karelroman is Karel ende Elegast. In de Arthurromans spelen de legendarische Keltische koning Arthur en zijn ridders van de ronde tafel (Lancelot, Perceval, Walewein …) de hoofdrol. De Franse schrijver Chrétien de Troyes wordt beschouwd als de grondlegger ervan. Arthurromans zijn hoofse romans. De ridders zijn hoffelijk en hebben verfijnde manieren. Hun ideaal is ruimer dan in de Karelromans. Naast kracht, moed en trouw spelen hulpvaardigheid, rechtvaardigheid en hoffelijkheid een belangrijke – zo niet de belangrijkste – rol. De ridders vertonen hoofse liefde voor een ‘onbereikbare’ en geïdealiseerde

De beroemde pennenvrucht uit de 11e eeuw.

vrouw. Toch durft deze ‘hoofse’ liefde wel eens lichamelijk worden, zoals het overspel van Lancelot met Guinevere, de vrouw van koning Arthur, aantoont. De verhaallijn in de Arthurromans is stereotiep. De ridders ondernemen een zoektocht of queeste. Ze worden daarbij geconfronteerd met een aantal moeilijkheden (meestal drie) en keren na een succesvolle missie terug naar het hof van koning Arthur, waar een beloning wacht. Walewein en Ferguut zijn typische voorbeelden van een Middelnederlandse Arthurroman. Een onderdeel van de Arthurromans zijn de graalromans, waarin ridders van de ronde tafel op queeste gaan om de graal te vinden (de kelk waaruit Jezus dronk bij het Laatste Avondmaal en waarin Zijn bloed werd opgevangen toen Hij aan het kruis hing). Religieuze epiek

In de religieuze epiek is de godsdienstige boodschap overduidelijk aanwezig. Beatrijs is een uitmuntend voorbeeld van een Marialegende. De hoofdfiguur valt eerst heel diep en wordt dan door de tussenkomst van Maria (de ‘middelares der zondaars’) gered. De ondertoon in de religieuze epiek is dikwijls dat je, als je berouw toont, altijd op de genade van God kunt blijven rekenen, hoe diep je ook gevallen bent. Dierenepiek

De dierenepiek kadert in de traditie van de fabels van de Griekse dichter Aesopus (6e eeuw voor Christus), die ook de auteur van de Middelnederlandse fabelverzameling, de Esopet of ‘de kleine Aesopus’ (tweede helft 13e eeuw), inspireerde. In Frankrijk ontstonden tussen 1170 en 1250 langere dierenverhalen rond een slimme vos (Roman de Renart). Die verhalen waren zeer populair, omdat via het dierenverhaal de draak werd gestoken met adel en geestelijkheid. Gebaseerd op het Franse voorbeeld ontstond in Vlaanderen een echt meesterwerk: Van den vos Reynaerde. De hele middeleeuwse maatschappij wordt voorgesteld als een dierengemeenschap. Het werk is een satire op de hebzucht, domheid, vraatzucht en lichtgelovigheid van adel, geestelijkheid en dorpelingen. Het werk is ook een parodie op de hoofse ridderroman. Alle gebeurtenissen houden verband met de hofdag

Tot op vandaag leven Arthurlegendes voort in films en computergames.

1•Demiddeleeuwen500-1500

15

van koning Nobel. Reynaert wordt beschreven als een leugenachtige rover en moordenaar die zich geenszins aan de gedragscode van het hof houdt en allesbehalve hoofs is. Via Reynaert ontmaskert de auteur de andere dieren als corrupte, zwakke en ijdele figuren. Hierdoor krijgt Reynaert dikwijls de sympathie van de toehoorders en worden de andere dieren (voornamelijk de adel en de geestelijkheid) in hun hemd gezet.

De overgave van Reynaert de vos door Leonard van Munster.

Lyriek Poëzie werd in de middeleeuwen gezongen in plaats van voorgedragen. Bijna alle middeleeuwse liederen zijn mondeling overgeleverd. Ze werden pas vanaf het einde van de middeleeuwen opgeschreven. Andere, zoals Heer Halewijn, werden pas in de 19e eeuw opgetekend. Heer Halewijn en Het waren twee conincskinderen zijn typische voorbeelden van ballades, een epischlyrische dichtvorm met dramatische inslag. Er is een verteller. Er is dialoog en het geheel is opgebouwd uit strofes en rijmende verzen, soms met refreinachtige herhalingen. Inhoudelijk gaan ballades vaak over mysterieuze en magische elementen. Ze lopen dramatisch af en worden sprongsgewijze verteld. Alleen de belangrijke informatie wordt weergegeven. Een ballade die goed afloopt, noemt men een romance. Klaagzangen of elegieën bezingen de pijn die gepaard gaat met de dood van een geliefd persoon. Egidius van Jan Moritoen is het mooiste voorbeeld daarvan uit de Middelnederlandse literatuur. Dankzij het Gruuthuusehandschrift (Den Haag, Koninklijke Bibliotheek) kon zelfs de melodie

nederlandstalig

van dit lied grotendeels gereconstrueerd worden. Het minnelied bezingt de pijn (en soms ook de vreugde) van de verliefdheid en het liefdesleven. Ghequetst ben ic van binnen is er een mooi voorbeeld van. De religieuze lyriek kent een hoogtepunt in de mystiek. De mysticus, zoals de dichteres Hadewijch, probeert in extase te raken en op aarde al een soort van direct contact met God te verwezenlijken. Jacob van Maerlant schreef didactische gedichten (leerletterkunde). Hij wilde zijn kennis aan zijn tijdgenoten meedelen. Spieghel Historiael is een soort wereldgeschiedenis die hij schreef in opdracht van een mecenas (een ‘sponsor’): de Hollandse graaf Floris V. In de late middeleeuwen ontstonden in de steden, vaak als culturele afdeling van de gilden, de rederijkerskamers. Rederijkers waren dichters die samenkwamen om ‘aan literatuur te doen’. Ze maakten vaak vormelijk ingewikkelde gedichten. Ze beschouwden dichten als ‘een ambacht’.

De rederijker Matthijs de Castelein gaf zijn lezers met de opdracht 38 balladen in zijn 'schaeckberd' te vinden een moeilijk raadsel op.

16

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Dramatiek

nederlandstalig

De steeds machtiger wordende Kerk in de middeleeuwen was het toneel helemaal niet genegen, waardoor de rijke toneeltraditie van Grieken en Romeinen al in de vroege middeleeuwen (500-1000) geheel verdween. Paradoxaal genoeg begon de heropleving van het theater precies weer vanuit de christelijke eredienst. Een rituele dialoog, met name de paastrope, lag aan de basis van de evolutie. In die trope voerde een in het wit geklede priester (de engel) in het Latijn een dialoog met drie koorknapen (de drie Maria’s bij het graf). Langzamerhand werd dat ene uitgebeelde tafereeltje aangevuld met gebeurtenissen ervoor en erna, en breidde dit aanvankelijk korte liturgische toneel zich verder uit. Het schouwspel ging al snel het oorspronkelijk puur ritueel-liturgische karakter overheersen. Bijgevolg verliet het liturgische spel het kerkgebouw, en de volkstaal verdrong het Latijn. Vanaf het midden van de vijftiende eeuw concentreerde het literaire leven zich meer en meer in de rederijkerskamers. De toneelliteratuur uit die tijd behoort tot het beste van wat de rederijkers hebben voortgebracht. Het religieuze toneel omvat de volgende soorten: • mysteriespelen: daarin wordt een geloofswaarheid gedramatiseerd. Een typisch voorbeeld is De eerste bliscap van Maria (ca. 1455); • moraliteiten (of zinnespelen): kortere toneelstukken met een didactisch-moraliserende bedoeling. Allegorische figuren beelden abstracte religieus-moraliserende ideeën concreet uit. Het prototype is Elckerlyc (begin 16e eeuw); • mirakelspelen: een wonder vormt de dramatische kern. Een briljant voorbeeld is Mariken van Nieumeghen (eind 15e eeuw). In dit mirakelspel wordt overigens nog een ander stuk opgevoerd, het wagenspel (een toneelspel op een wagen) Masscheroen, een toneel in een toneel. In het wereldlijk toneel kun je twee soorten onderscheiden: de abele spelen en de cluten, sotternieën of esbattementen. Abele spelen én hun benaming zijn alleen in de Middelnederlandse letterkunde aan te treffen. Abel betekent hier ‘kunstig en ernstig’, dus met intrige en verwikkelingen door ghesellen vanden spele (een soort beroepsacteurs) gespeelde toneelstukken. Ze kunnen omschreven worden als gedramatiseerde ridderromans waarin de idee van de hoofse liefde met religieuze, burgerlijke en zelfs ronduit onhoofse elementen verweven wordt. Ze speelden zich op verschillende locaties af, wat opgelost werd door het gebruik van een simultaandecor (verschillende decors naast, onder of boven elkaar). Er zijn vier abele spelen bewaard gebleven: Lanseloet van Denemerken, Esmoreit, Gloriant en Vanden winter ende vanden somer. Ze dateren uit de tweede helft van de veertiende eeuw en zijn bewaard gebleven in het beroemde Hulthemse Handschrift (ca. 1410). De auteur(s) ervan is (zijn) onbekend. Het was een vaste gewoonte telkens na een abel spel een clute te spelen. Na spanning kwam ontspanning, na ernst amusement. Het contrast met het voorafgaande abele spel is groot. Cluten zijn grofkomisch, doen vaak aan karikaturale overdrijving en hebben een voorliefde voor seksuele allusies. Voorwerp van soms ongenadige spot zijn de bedrogen echtgenoot, de bazige vrouw, de sullige pastoor, de domme boer … De bekendste cluten zijn Een genouchelike clute van nu noch, De buskenblazer en Playernater.

Scène uit een clute. Pieter Balter (16e eeuw), Playernater.

Mariken van Nieumeghen in Nijmegen.

1•Demiddeleeuwen500-1500

17

Epiek en lyriek De internationale literatuur in de middeleeuwen: • In Italië is er Dante Alighieri (1265-1321) met La divina commedia, een lijvig werk van circa 15 000 versregels, waarin de dichter een tocht maakt door de hel, het vagevuur en het paradijs. Dante sluit de Italiaanse middeleeuwen af. Na hem begint in Italië de renaissance, meer dan een eeuw vroeger dan in de rest van Europa. Petrarca (1304-1374), de uitvinder van het sonnet, en Boccaccio (1313-1375), de auteur van Il Decamerone, een raamvertelling met 100 korte verhalen, moeten al in de volle Italiaanse renaissance gesitueerd worden. • In Engeland is Geoffrey Chaucer (1340-1400) de grootste middeleeuwse dichter. Beroemd zijn de Canterbury Tales, een raamvertelling met 24 verhalen die pelgrims tijdens hun bedevaart van Londen naar Canterbury vertellen. • In Frankrijk is François Villon (1431-1463) de voornaamste dichter. Hij leidde een nogal turbulent leven en verbleef een tijd in de gevangenis. Zijn bekendste gedicht is Ballade des pendus. • In de Duitse literatuur is het Nibelungenlied (ca. 1200) een belangrijk heldenepos waarin de held Siegfried bedrogen en vermoord wordt. Zijn vrouw, inmiddels getrouwd met de Hunnenkoning Attila, neemt in het tweede deel van het epos bloedige wraak. • Hendrik van Veldeke is de oudste bij naam bekende Nederlandse schrijver. Hij woonde in Belgisch Limburg waar de Nederlandse en Duitse taal en cultuur elkaar treffen. Van Veldeke behoort ook tot de Duitse literatuur (Heinrich von Veldeke).

internationaal

Dante Alighieri.

Nibelungenlied.

18

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

1.3

Teksten

Epiek Walewein

Penninc & Pieter Vostaert

AuTEuR

Er zijn twee auteurs. Penninc begon het verhaal. Vostaert voltooide het.

kALEnDER

ca. 1250

kERnbEgRip

ridderepiek, Arthurroman

siTuERing

De roman van Walewein is een van de oudste verhalen in het Nederlands. Het boek werd vermoedelijk in de omgeving van Brugge geschreven. Het handschrift wordt bewaard in de bibliotheek van de Universiteit Leiden. Geharnaste ridder Walewein en monnik.

Het verhaal

Koning Arthur houdt hofdag met zijn ridders. Na de maaltijd komt een prachtig schaakbord de zaal binnenzweven. Het hele gezelschap kijkt doodstil toe. Na een korte tijd verdwijnt het schaakbord op een even mysterieuze wijze als het verschenen is. Koning Arthur wil dat een van zijn ridders het schaakbord gaat halen. Aanvankelijk durft geen enkele ridder het aan. Uiteindelijk neemt Walewein de opdracht op zich. Hij volgt het schaakbord te paard en moet eerst een stel draken overwinnen. Later komt hij aan bij het kasteel van koning Wonder. Die wil Walewein het schaakbord alleen overhandigen als hij het zwaard met de twee ringen voor hem gaat halen bij koning Amoraen. Walewein stemt toe, gaat naar koning Amoraen, maar die vraagt hem wéér iets anders: in ruil voor het zwaard met de twee ringen, wil hij een bruid, Ysabele, de dochter van koning Assentijn. Voor de derde maal gaat Walewein op weg. De vos Roges (een betoverde prins) helpt hem de burcht van Assentijn te vinden. Walewein doodt een horde ridders en staat dan oog in oog met koning Assentijn, die de vermoeide Walewein weet te overmeesteren. Walewein wordt gevangengezet. Wanneer Ysabele Walewein ziet, wordt ze op slag verliefd. Ze ontsnappen samen en gaan naar het kasteel van koning Amoraen. Die is echter net overleden. Zo kan Walewein zowel Ysabele als het zwaard met de twee ringen meenemen. Hij ruilt het zwaard om voor het schaakbord en de betoverde vos verandert weer in een knappe prins. Samen met Ysabele keert Walewein terug naar het hof van koning Arthur. Walewein overhandigt de koning het schaakspel en brengt verslag uit van zijn avonturen. Wat er hierna gebeurt, is onduidelijk. Sommigen zeggen dat Walewein met Ysabele trouwt en later, na Arthurs dood, zelf koning wordt, wat de auteur echter betwijfelt.

Volgens de Normandische clericus Wace liet koning Arthur een ronde tafel ontwerpen om een einde te maken aan de twisten rond de eervolste plaats.

De eerste bladzijde van Walewein.

proloog

Vanden coninc Arture Es bleven menighe avonture Die nemmer mee ne wert bescreven. Nu hebbic ene scone up heven 5 Consticse wel in twalsche vinden Ic soudse jou in dietsche ontbinden: Soe es utermaten scone! 1

Over koning Arthur bestaan veel verhalen die nog nooit zijn opgeschreven. Nu heb ik een mooi verhaal gemaakt. Als ik het in het Frans had gevonden, had ik het voor jullie in het Vlaams vertaald, zo mooi is het.

1•Demiddeleeuwen500-1500

19

Mogen de engelen mij verstand en wijsheid schenken om het verhaal te vertellen.

Alle die ingle vanden trone Moeten mi gheven herte ende sin 10 Ende zulke wijsheit daer in […] Dies bat Penninc diene maecte Ende menighen nacht daer omme waecte 25 Eer hijt vant in zijn ghedochte Dat hi den boec ten ende brochte Daer hi tbeghin of heift gheseit. Nu bid hi u up hovescheit Dat ghi zwighet altemale: 30 Hi sal u vort die scone tale Segghen, al wert het hem te zure Vanden coninc Arture.

Dat vroeg Penninc die het verhaal schreef. Het kostte hem veel moeite om het te bedenken en te voltooien wat hij begonnen was. Nu vraagt hij u allemaal om beleefd te zwijgen. Hij zal u, ook al is het lastig, het mooie verhaal vertellen van koning Arthur. (Vrije vertaling)

Fragment 1 Op een dag zat koning Arthur in de zaal van zijn slot te Carlioen en hield hof zoals koningen dat plegen te doen en zoals ook hijzelf al vaak gedaan had. Een aantal leenmannen die ik niet allemaal kan opnoemen 5 waren er bijeen, onder hen Ywein, Percevael, Lancelot, Duvengael en Walewein, de meest hoofse ridder van allen. Natuurlijk was ook Keye, de hofmaarschalk van Arthur, aanwezig. Terwijl de edelen op hun gemak zo na het eten bij10 eenzaten – ze hadden net hun handen gewassen zoals hoge heren dat gewoon zijn – waren ze getuige van een wonderlijke gebeurtenis: door het venster zweefde een schaakspel naar binnen, dat zachtjes op de grond landde. Iemand die dat wilde, had zo aan een spelle15 tje kunnen beginnen. Zo lag het daar een tijdje. Maar niemand van al die hoge heren ging eropaf. Ik zal u vertellen hoe dat schaakspel er uitzag: het bord zelf was van ivoor en schitterend ingelegd met edelstenen. De randlijst was van zilver en de pootjes waren van rood 20 goud. De schaakstukken waren – ongelogen! – meer waard dan het hele rijk van Arthur. 1

Fragment 2 Zo ging Walewein naar koning Amoraen, die hem zag aankomen en van zijn plaats opstond. Al zijn ridders lieten hun spel rusten en ze ontvingen Walewein met vriendelijke woorden aldus sprekend: ‘Welkom heer. 5 Geen roos, bloeiend aan zijn struik, is zo schoon als Walewein.’ […] Ze traden de zaal binnen, die mooi was als een paradijs. Geletterden zouden daarover wonderlijke zaken 10 hebben kunnen lezen. ‘Wees hier welkom, heer Walewein’, sprak de koning, ‘uws gelijke in deugden is onder deze hemel niet te vinden.’ De vloer van de ruimte waar hij Walewein gebracht had, was helemaal met

mooie kleden bedekt. Walewein en zijn gastheer liepen door tot aan de haard. Ze gingen daar op een rustbank zitten die bedekt was met bontvellen. Onder hun voeten lag ook een vacht. De man die dit zou willen loven zou daar menige nacht van wakker liggen, zo mooi was het allemaal. Ook alle ridders gingen zitten. Zowel rid20 ders als jonkvrouwen konden er maar niet genoeg van krijgen Walewein te bekijken. 15

1

Fragment 3 Aan de overzijde zag hij een ridder geheel in het rood gekleed die op een zeer groot paard reed. Rood waren zijn schild en zijn banier en hij droeg een rode wapen-

1

20

Na enig aandringen van koning Arthur gaat diens neef, de hoofse Walewein, het zwevend schaakbord zoeken dat tijdens een hofdag even verschijnt.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

rusting. Te oordelen naar zijn gelaatstrekken en zijn manier van doen was hij een wreed en hardvochtig man. Aan zijn zijde reed een jonkvrouw, prachtig gekleed in kleren van groene zijde. Twee vlechten van goudblond haar hingen over haar schouders tot op haar zadelboog, maar het haar was uitgetrokken 10 en in grote wanorde. De rode ridder die zeer op haar vertoornd was, had de vlechten uitgetrokken, haar kleren gescheurd en haar mooie lichaam en leden half ontbloot. In zijn hand had hij een gesel, gemaakt van negen sterke riemen, waarmee hij de jonkvrouw 15 grote striemen in haar gezicht toebracht. Hij had haar al zo vaak en zo hard geslagen dat haar hele hals en boezem onder het bloed zaten. […] Ze riep: ‘Edele ridder, bevrijd mij.’ Heer Walewein 20 zei: ‘Bij onze heer, dat zal ik doen, schone jonkvrouw. Als hij u nog één slag geeft, bij mijn riddereer en op mijn woord, dan zal zijn laatste uur geslagen zijn.’ De wrede ridder stortte zich op Walewein. Ze raakten slaags. God moest Walewein nu beschermen. Walewein 25 hakte zo hard met zijn wonderzwaard op de rode ridder in, dat hij zijn helm en schedel tot op de tanden doorkliefde. Hersenen en bloed spatten uit de diepe wonden. Walewein nam de helm van de ridder af en deed 5

30

erg zijn best om hem weer bij te brengen. Hij nam zijn eigen helm af, liep ermee naar de rivier om water te halen en laafde de rode ridder ermee.

Fragment 4 Haar naam is jonkvrouw Ysabele en haar huid is wit als sneeuw. Zij is in alles veel schoner dan Venus die heerst over de liefde; schoner dan Olympia die keizerin van Rome was, is zij; schoner, veel schoner zonder 5 uitzondering dan de twaalf vrouwen binnen Rome, de twaalf godinnen over wie men vertelt en verhaalt en wier schoonheid men overal looft en prijst. 1

Fragment 5 De schone maagd Ysabele en de edele ridder Walewein genoten van elkaars gezelschap. Het grote genoegen, het zoete genot, het hevig minnekozen, het plezier dat zij met elkaar genoten, zal u door mij niet 5 beschreven worden, want ik kan dat niet in woorden uitdrukken. En of zij tweeën het liefdesspel speelden, ook dat kan ik u niet goed vertellen. Innig en zonder spijt gaven zij toe aan hun verlangens. Ysabele was haar vader en diens grote smart vergeten. Ze had 10 nog liever dat hij zou sterven dan dat ze de dappere en ondernemende ridder Walewein zou vergeten. 1

karel ende Elegast AuTEuR

anoniem

kALEnDER

ca. 1250

kERnbEgRip

ridderepiek, Karelroman

siTuERing

Karel ende Elegast bleef heel lang populair in de middeleeuwen en daarna. Dankzij een vijftal drukken uit de 15e en de 16e eeuw beschikken we over een volledige versie van dit verhaal. Hiermee is Karel ende Elegast de enige Middelnederlandse Karelroman waarvan we nog een volledige tekst bezitten. Het bijzondere aan het verhaal is dat Karel de Grote zélf een van de hoofdpersonen is, bovendien op een atypische, ‘kwetsbare’ manier voorgesteld. In veel andere Karelromans blijft hij op de achtergrond.

anoniem

Aan het hof van Karel de Grote.

Het verhaal

De avond voor de hofdag maant een engel Karel de Grote tot driemaal toe in zijn slaap aan te gaan stelen. Volgt Karel het bevel niet op, dan gaat hij in tegen Gods wil en brengt hij zijn leven in gevaar. Karel begrijpt er niets van, maar gehoorzaamt. Hij zadelt zijn paard en verlaat ongemerkt zijn burcht. In het woud ontmoet hij een zwarte ridder, die hij in een vreselijk tweegevecht verslaat. De overwonnene blijkt Elegast te zijn, een van zijn vroegere ridders, die hij onterecht verbannen heeft en die nu als roofridder aan de kost komt. Karel wil zijn identiteit niet bekendmaken. Hij presenteert zichzelf als roofridder ‘Adelbrecht’. Hij stelt voor bij de keizer te gaan stelen. Elegast wijst dat voorstel echter kordaat af. Hij heeft een beter plan: een ‘bezoek’ brengen aan Eggeric, de zwager van de keizer. Karel stemt toe. Elegast stelt al snel vast dat Karel niet zeer behendig is (‘Ghi en weet van stelen niet een haer.’) en hij besluit zelf als eerste Eggerics kasteel binnen te dringen. Daar wordt hij door een haan, die hij met behulp van een toverkruid 1•Demiddeleeuwen500-1500

21

kan verstaan, gewaarschuwd dat de keizer in de buurt is. Hij wil meteen de inbraak afblazen, maar ‘Adelbrecht’ overtuigt hem om door te zetten. Nadat ze een grote buit vergaard hebben, maakt Karel aanstalten om te vertrekken, maar Elegast wil eerst ook nog een kostbaar zadel stelen uit de slaapkamer van Eggeric. Als Eggeric en zijn vrouw daardoor wakker worden, verstopt Elegast zich onder hun bed. Uit een gesprek tussen het echtpaar verneemt hij dat Eggeric samen met een aantal samenzweerders een moordaanslag beraamt op Karel en zelf keizer wil worden. Zijn vrouw, Karels zuster, reageert verontwaardigd, waarop Eggeric haar met de vuist in het gezicht slaat. ‘Ende Eggheric sloech soe houde Die vrouwe voor nase ende mont Dat haer tbloet ter stont Ter nase ende te monde uut brac.’ Elegast wil eerst ook nog een kostbaar zadel stelen uit de slaapkamer van Eggeric. Tekening van Leo Fabri.

Om de lakens te sparen, houdt ze haar bloedende mond over de rand van het bed. Elegast vangt het bloed op in zijn handschoen en tovert het echtpaar met een spreuk weer in slaap. Diep geschokt vertelt hij daarna alles aan Karel/Adelbrecht. Die belooft de keizer op de hoogte te brengen en ervoor te zorgen dat Elegast tegen Eggeric kan getuigen. De volgende dag, op de hofdag, beschuldigt Karel Eggeric en de andere samenzweerders van verraad en doet hij een beroep op Elegast als getuige. Die haalt de bebloede handschoen boven als bewijs van Eggerics schuld. Eggeric ontkent alles. Elegast daagt hem dan uit tot een godsgericht of godsoordeel, een tweegevecht dat zal uitmaken wie de waarheid spreekt. Elegast doodt Eggeric, wordt vervolgens in ere hersteld en mag met de weduwe van Eggeric trouwen.

proloog

Fraeye historie ende al waer Mach ic u tellen hoort naer Het was op een avontstonde dat Karel slapen begonde 5 Tengelem op den Rijn Dlant was alle gader sijn. Hi was keyser ende coninc mede. Hoort hier wonder ende waerhede, wat den coninc daar ghevel 10 Dat weten noch die menige wel Tenghelem al daer hi lach Ende waende op den anderen dach Crone draghen ende houden hof Om te meerderen sinen lof 15 Daer die coninc lach ende sliep Een heilich engel aen hem riep So dat die coninc ontbrac Biden woerden die dengel sprac Ende seyde staet op edel man. 20 Doet haestelic u cleeder an Wapent u ende vaert stelen. God die hiet mi u bevelen Die in hemelrike is here Of ghi verliest lijf ende eere 25 En steeldi in deser nacht niet So is u evel gheschiet. Ghi sulter omme sterven Ende uwes levens derven 1

alle gader: helemaal

ghevel: overkwam

waende: wou meerderen: vermeerderen daar: terwijl

lof: roem

ontbrac: wakker werd

haestelic: heel snel

evel: kwaad

Naar: www.dbnl.org

22

Ridders in een folkloristische stoet.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Een middeleeuws toernooi. Het zouden Elegast en Eggeric kunnen zijn. Illustratie van Gianni.

Het godsgericht

Doen verhief daar een strijt Tote langhe na vespertijt: En quam niemen daer hi sach Soe fellen strijt op enen dach. Hare slaghe waren onghiere, 1370 Hare helmen bernden ghelijc den viere Vanden vonken, diere uut vloghen Si waren beide hertoghen, die daer vochten den camp. Al gheviel Elegast die scamp, 1375 Datti dat lant hadde verloren, Hi was hertoghe alse te voren. Doe seide die coninck van Vrankrike: ‘God, aso ghewaerlike Alse Ghi moghende sijt, 1380 Soe moeti corten desen strijt Ende dit langhe ghevechte Na redene ende na rechte.’ Elegast hadde een swaert, Het was sijns ghewichten waert 1385 Van ghemalen goude roet Elken man te siere noet. Die coninc haddet hem ghegheven. Elegast hevet verheven Ende sloech enen slach soe sere 1390 Bi Godes hulpe, onsen Here, Ende dore sconincs bede, Die hi over Elegast dede, So dat di hem rovede Die meeste helt vanden hovede, 1395 Ende viel doet uten ghereide. Dit sach die coninc ende seide: ‘Ghewarich God, Ghi sijt hierboven, Met rechte maghic U loven, Die mi soe menighe ere doet 1400 Die U dienen, si sijn vroet. Ghi moghet helpen ende beraden Alle, die an U soeken ghenaden. Nu willic corten dese dinc.’ Men sleepte Eggheric ende hinc 1405 Ende alle die verraders mede; Daer en halp goet no bede. Elegast bleef inder ere: Dies dancti Gode, onsen Here. Die coninc gaffem Eggherics wijf. 1410 Si waren tsamen al haer lijf. Dus moete God onse saken Vor onse doet te goede maken! Des gonnen ons die Hemelsche Vader! Nu seghet Amen altegader. 1365

Toen ontbrandde er een gevecht dat tot lang na vespertijd duurde. Geen van de aanwezigen had ooit zo’n verschrikkelijk gevecht gezien. De klappen waren vreselijk, hun helmen leken wel in brand te staan van de vonken die eruit vlogen. Het was een gevecht tussen twee hertogen. Al was Elegast de schande overkomen dat hij verbannen was, hij was nog steeds hertog. Toen sprak de koning van Frankrijk: ‘Waarachtige God, aangezien Gij almachtig zijt, kunt Gij een einde maken aan deze strijd en aan dit lange gevecht, en dit op een rechtvaardige wijze.’ Elegast had een zwaard dat zijn gewicht in rood goudpoeder waard was, en dat iedereen die in gevaar verkeerde van pas kwam. De koning had het hem gegeven. Elegast hief het op en haalde zo verschrikkelijk uit met de hulp van God, onze Heer, en door het gebed dat de koning voor Elegast had uitgesproken – dat hij Eggeric van het grootste deel van zijn hoofd beroofde, zodat hij dood uit het zadel tuimelde. De koning zag dit en zei: ‘Genadige God in de hemel, terecht mag ik U loven omdat Gij mij zoveel eer bewijst. Degenen die U dienen, zijn wijs. Wilt Gij allen helpen en raad geven die U om genade vragen. Nu ga ik er korte metten mee maken.’ Men sleepte Eggeric naar de galg en hing hem op, samen met alle andere verraders; losgeld noch smeekbeden hielpen. Elegast werd in eer hersteld. Hiervoor dankte hij God, onze Heer. De koning gaf hem Eggerics vrouw. Ze bleven hun hele leven bij elkaar. Moge God op deze manier al onze problemen voor onze dood tot een goed einde brengen. Moge de hemelse Vader ons dat geven. Laat iedereen dit nu beamen. Gedeeltelijk naar Hubert Slings

1•Demiddeleeuwen500-1500

23

Floris ende blancefloer

diederik Van assenede

AuTEuR

Diederik van Assenede

kALEnDER

Diederik van Assenede was klerk van de graaf van Vlaanderen van 1260 tot 1280, en schreef in die hoedanigheid ook literatuur.

kERnbEgRip

oosterse of byzantijnse roman

siTuERing

De charme van Floris ende Blancefloer moet voor middeleeuwers niet alleen hebben gelegen in het romantische verhaal, maar ook in het feeërieke decor. De beschrijvingen van de exotische tuinen en het fantastische paleis van de emir van Babylon zijn ongetwijfeld beïnvloed door de indrukken die de kruistochtvaarders in het MiddenOosten hadden opgedaan. Vanwege deze elementen wordt Floris ende Blancefloer wel tot de zogenaamde oosterse romans gerekend. Toch is deze tekst evengoed een Karelroman. Aan het slot krijgen we immers te horen dat Floris en Blancefloer de grootouders waren van Karel de Grote. Voorpagina van de Friese vertaling Floaris en Blankefloar.

Die portwerder, als hi hadde gheacht, Enen corf, die scone was ende best ghewracht, Dede hi draghen in sine camere binnen Ende seide Florise, soudi ghewinnen Die joncfrouwe ende bi liste bejaghen, Men souden metten corve op draghen. 2880 Doe gincker Floris ligghen inne. Dier es vele, die ic kinne, Die nie so starker minnen plaghen, Dat si hem hadden laten draghen. Die portwerder sette hem enen hoet 2885 Opt hooft van rosen, die hem wel stoet, Ende decten met rosen, daer hi lach Inden corf, datten niement en sach. Twee knapen riep hi te hem doe, Die duchtich waren ende goet daer toe. 2890 ‘Nemet’, seit hi,‘dese rosen ende gaet Ten torre ende clemt den hoechsten graet, Tes ghi comt ten hoechsten vloere, Ende segt mire joncfrouwen Blancefloere, Dat icse haer sende, si selre uut lesen 2895 Selke, die haer bequame sal wesen; Ende segt haer ghetrouwelike mijn saluut, Ende keert te handen weder uut, Ende comt haestelike weder te mi.’ Doe hij hem riet, doe namen si 2900 Den corf metten rosen ende begonsten Te cliven, so si ghevoechlicst consten Van grade te grade wel bi stade. So herde waren si gheladen, Dat si vloecten diese loet. 2905 Si seiden ende peinsden in haren moet, Dat si bloemen nie en saghen No droeghen, die herder waghen. Dat seiden si, ende seiden waer. Daer clommen si neven den pilaer, 2875

24

hi hadde gheacht: hij beraamd had ghewracht: gemaakt soudi ghewinnen: als hij wilde bi liste bejaghen: door list verwerven men zou hem naar boven dragen dier es: er zijn er die nooit zozeer liefhadden hoet: krans stoet: stond ende decten: en dekte hem datten niement en sach: dat hem niemand zag twee knechten riep hij toen bij zich duchtich: sterk / goet daer toe: geschikt graet: trap hoechsten vloere: hoogste verdieping mire: aan mijn uut lesen: uitkiezen bequame sal wesen: haar bevallen saluut: compliment te handen: dadelijk hem riet: hun gelastte te klimmen zoals ze het best konden van trede tot trede langzaam aan herde: zwaar dat ze hem verwensten die hun dat opdroeg die herder waghen: die zwaarder wogen waer: de waarheid daer: dan

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Tes si quamen opten hoechsten vloer Ende misten der cameren, daer Blancefloer In woende, ende lietense staen Ter rechter hant, ende quamen ghegaen Ter ander camer, daer woende inne 2915 Ene joncfrouwe met ghestaden sinne. Si haesten ende wilden niet beiden, Ende spraken ter ghere ende seiden: ‘Joncfrouwe Blancefloer, dit prosent Hevet u onse heere de portwerder ghesent.’ 2920 Die joncfrouwe niet en ghewoech, Dat sijt waer, maer si loech, Om dat si Blancefloer hoerde noemen, Ende ere ander gaven die bloemen. Si dankes, ende setten neder 2925 Den corf metten rosen ende keerden weder. Doe ghinc si ten corve ende nam Ene rose, die haer best bequam. Floris waende, dat Blancefloer ware, Ende spranc uten rosen jeghen hare. 2930 Die joncfrouwe spranc op ende wart, Daer sine sach, so seere vervaert, Dat si vloe ende van hem liep Ende ‘helpe! helpe!’ al vliende riep, ‘Wat bloemen sijn dit, wat comter uut?’ 2935 Si creesch ende maecte een gheluut, Dat alle die joncfrouwen worden vervaert Ende quamen ghelopen thaer waert. Si vraechden ende vreyscheden om mare, Wat haer mesquame ende haer ware. 2940 Als hi dat hoerde, viel hi neder Ende decte hem metten bloemen weder. Die joncfrouwe was bepeinst sciere, Want si was hovesch ende goedertiere. Haer quam ghelopen in haren sinne 2945 Van Blancefloere, haer ghesellinne, Dat si haer dicken claechde ende ghewoech Eens joncheeren, des minne si droech, Ende van Spaengen was gheboren. Si hadde haer ooc gheseit te voren, 2950 Dat hi haer herde ghelijc ware, Als sine sach, so dochts hare, Ende pensede, dat onder dat prosent Met liste haer waer Floris ghesent. Si antwerde den joncfrouwen, die tot haer quamen 2955 Ende dat helpgheroep vernamen. Si pensede enen list ende loech, Dat ene viveltre uten bloemen vloech Int ansichte met haren monde, Dat si haer niet onthouden conde, 2960 Dat si an haer huut quam ghevaren, Si en moeste crijschen ende also ghebaren. Doe keerden si weder al te samen, Dat si ter cameren niet in quamen. 2910

misten: vergisten zich staen: liggen ghestaden: ernstig ter ghere: tot haar prosent: geschenk ghesent: gezonden niet en ghewoech: zei er niets van dat zij het was, maar ze lachte

Floris ende Blancefloer (houtsnede in een uitgave van Jan van Doesborch uit ca. 1517).

ze dankte ervoor en (de knechten) zetten neer bequam: beviel en sprong uit de rozen naar haar toe wart: werd daer sine sach: toen zij hem zag dat ze van hem wegliep vliende: vluchtend creesch: gilde thaer waert: naar haar toe ze verzochten om een verklaring mesquame: was overkomen toen hij (Floris) dit hoorde, viel hij neer bepeinst sciere: begreep de situatie snel het schoot haar te binnen claechde ende ghewoech: sprak over des minne si droech: wiens liefde zij had dat hij heel goed op haar leek toen ze hem zag, kwam het haar voor ende pensede: en bedacht zij

pensede: bedacht viveltre: vlinder monde: met zijn kop dat ze zich niet kon weerhouden toen hij (de vlinder) haar huid raakte also ghebaren: zo te keer gaan dat si: zodat zij

1•Demiddeleeuwen500-1500

25

beatrijs AuTEuR

anoniem

kALEnDER

ca. 1350

kERnbEgRip

religieuze epiek

siTuERing

Omdat het oorspronkelijke werk geen titel heeft, geeft men aan het verhaal meestal de naam van het hoofdpersonage, Beatrijs. Het enige handschrift waarin de legende overgeleverd is, dateert van kort voor 1374 en wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Van dichten comt mi cleine bate. Die liede raden mi dat ict late Ende minen sin niet en vertare. Maer om die doghet van hare, 5 Die moeder ende maghet es bleven, Hebbic een scone mieracle op heven, Die God sonder twivel toghede Marien teren, diene soghede. Ic wille beghinnen van ere nonnen 10 Een ghedichte. God moet mi onnen Dat ic die poente moet wel geraken Ende een goet ende daer af maken Volcomelijc na der waerheide Als mi broeder Ghijsbrecht seide, 15 Een begheven Willemijn. Hi vant in die boeke sijn. Hi was een out ghedaghet man. Die nonne daer ic af began, Was hovesche ende subtijl van zeden. 20 Men vint ghene noch heden Die haer ghelijct, ic wane, Van zeden ende van ghedane. Dat ic prisede hare lede, Sonderlinghe haer scoenhede, 25 Dats een dinc dat niet en dochte. Ic wille u segghen van wat ambochte Si plach te wesen langhen tijt Int cloester daer si droech abijt: Costersse was si daer, 30 Dat seggic u al over waer. Sine was lat no traghe No bi nachte, no bi daghe. Si was snel te haren werke: Si plach te ludene in die kerke, 35 Si ghereide tlicht ende ornament Ende dede op staen alt covent. 1

anoniem

Het dichten brengt me weinig voordeel. De meeste mensen zijn van oordeel dat ik een ander vak moet leren. En toch, om haar te eren die als moeder maagd kon blijven, wil ik een wonder gaan beschrijven waarmee de Here God beoogde Maria te loven, die Hem zoogde. Over een non wil ik gaan dichten: moge God mijn geest verlichten, want ik moet hoofd- en bijzaak scheiden en dit tot een goed einde leiden. Ik moet me aan de feiten houden die Gijsbrecht me eens toevertrouwde, een monnik die als Schriftgeleerde dagelijks boeken bestudeerde en daarin ook dit wonder las. De non, van wie al sprake was, was een edelvrouw, zo fijn van zeden dat men er, naar ik meen, op heden niet één meer vindt van dat gehalte, van zowel zeden als gestalte. Als ik de lof zong van haar leden en van al haar bekoorlijkheden, zou dat de hoorder weinig stichten. Hoor dan, wat ze voor werk verrichtte gedurende de lange tijd dat ze gekleed was in ’t habijt, daar in dat mooie klooster, waar ze kosteres was, jaar na jaar. Ze was nooit lui of onzorgvuldig, bij dag of nacht nooit ongeduldig, was vlug en vaardig in haar werk, moest de klok luiden in de kerk, lei boeken klaar, stak kaarsen aan, heeft ’s morgens ’t klooster op doen staan.

Originele teksten uit het bladerboek van de Koninklijke Bibliotheek Den Haag, hertaling door Willem Wilmink

26

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

De eerste pagina’s uit Beatrijs, een van de hoogtepunten van onze middeleeuwse vertelkunst. Het verhaal is overgeleverd in slechts één rijkversierd handschrift uit 1374, dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. De auteur is onbekend.

De non is wel nog altijd zwaar verliefd op haar jeugdvriend en aangezien liefde zo krachtig kan zijn dat zelfs een verstandig mens dwaze dingen doet, mogen we het haar niet kwalijk nemen dat ze zich niet uit de ban van die liefde kon bevrijden, vindt de verteller. Daarenboven wil de duivel de mensen altijd tot het kwade verleiden: 70

Becordise met vleescheliker sonde, Die nonne, dat si sterven waende. Ze beslist dat ze uit het klooster zal treden en stuurt een brief naar de jongeman die haar komt opzoeken. Hij zegt:

120

‘Ghi wet wel, lieve vriendinne, Dat wi langhe hebben ghedragen Minne al onsen daghen. Wi en hadden nye soe vele rusten, Dat wi ons eens ondercusten.’

‘Ook ik, vriendin, ben treurig want al vele lange dagen moeten wij dit verdragen. Als ik je wilde kussen, dan kwam er steeds wat tussen.'

Hij belooft kleren te kopen voor haar en zegt:

140

‘Met u willic mi aventueren Lief, leet, tsuete metten sueren. Nemt te pande mijn trouwe.’ Ze spreken af onder de egelantier. Beatrijs legt haar kloosterkleed af, laat de sleutels van de sacristie voor het Mariabeeld achter en gaat naar de kloostertuin, waar de jongeman op haar wacht. De jongeman geeft haar twee stel kleren. Ze trekt een hemelsblauw kleed aan, een witte sluier en schoenen, in plaats van sandalen. De jongeman heeft ook 500 pond, waarvan ze zullen leven. Hij zet haar voor zich in het zadel en ze komen op een idyllische plaats:

Dus quamen si den telt ghevaren Smorgens aen een foreest, 330 Daer die voghele hadden feest. Si maecten soe groet ghescal, Datment hoerde over al. Elc sanc na der naturen sine. Daer stonden scone bloemkine 335 Op dat groene velt ontploken, Die scone waren ende suete roken. Die locht was claer ende scone. Daer stonden vele rechte bome, Die ghelovert waren rike.

Ze zagen plotseling waar ze waren: aan de zoom van een prachtig bos. De vogels zongen er lustig op los, zodat je hun verliefd chanson ver in de omtrek horen kon. Elk zong zoals ’t hem mocht gebeuren. En bloemen in hun felle kleuren waren op ’t groene veld ontloken, zo mooi, en die zo heerlijk roken. Onder de heldere, wonderschone hemel stonden veel fraaie bomen, allemaal rijk gevuld met blaren.

Ze rijden verder door berg en dal tot in een stad die hen bevalt. Ze blijven er, genieten volop van het leven en krijgen twee kinderen. Na zeven jaar is het geld echter op en de man verlaat haar. Beatrijs bidt tot Maria:

445

‘Maria, Vrouwe, staet mi in staden. Al constic enen roc spinnen, In mochter niet met winnen In tween weken een broet. Ic moet gaen dorden noet

‘Maria, Vrouwe, heb genade. Ook al kon ik garen spinnen, wat zou ik ermee winnen? In twee weken een half brood. Ik moet gedwongen door de nood, 1•Demiddeleeuwen500-1500

27

450

Buten der stat op tfelt Ende winnen met minen lichame ghelt, Daer ic met mach copen spise. In mach in ghere wise Mijn kinder niet begheven.’

buiten de stad, in ’t open veld mijn lichaam verkopen voor geld om eten te kunnen krijgen, want ik moet toch mijn eigen kinderen te eten geven?’

Zeven jaar leidt Beatrijs een zondig leven, maar ook nu zegt ze elke dag trouw de zeven Mariagebeden. Ze huilt dag en nacht en bidt Maria om hulp, zoals Maria ook Theophilus verloste die zich aan de duivel overgeleverd had:

Gemengde badstoof met aparte dubbele baden. Bron: Miniatuur door de Meester van het Gebedenboek van Dresden in Valerius Maximus, Facta et dicta memorabilia, gemaakt in opdracht van Jean Gros, ca. 1480. Leipzig, Universiteitsbibliotheek, Ms. I 11b, Bd. 2, fol. 269.

‘Ghi hebt den meneghen verhoghet, Alse wel Teophuluse sceen. 520 Hi was der quaetster sonderen een Ende haddem den duvel op gheheven, Beide ziele ende leven, Ende was geworden sijn man. Vrouwe, ghi verloesseten nochtan.’ Ze dwaalt rond tot in de buurt van het klooster en krijgt onderdak van een weduwe, die beweert dat de kosteres van het klooster nooit uitgetreden is, maar elke dag haar werk doet. Beatrijs droomt dat een stem haar beveelt terug naar het klooster te gaan. Ze hoopt dat ze de stem een tweede en derde keer zal horen en inderdaad: ’s anderendaags hoort ze de stem opnieuw. De nacht erop blijft ze wakker en in een visioen krijgt ze hetzelfde bevel. Nu weet ze wat ze moet doen: ze trekt haar kleren uit, dekt er haar kinderen mee toe, kust ze en gaat naar het klooster. In het klooster vindt ze overal open deuren. Ze loopt naar binnen en in de kerk vindt ze haar kleren en de sleutels, precies zoals ze ze heeft achtergelaten. Ze neemt haar vroegere taak weer op en de andere nonnen merken niets! Blijkbaar had Maria haar taak overgenomen. Volgens literatuurkenners is de rest van het verhaal later toegevoegd. De kinderen blijven bij de weduwe, die van het klooster eten krijgt voor hun onderhoud. Beatrijs vertelt alles aan een bezoekende biechtvader, die haar verhaal overal bekendmaakt in de hoop dat vele zondaren zich zullen bekeren. Hij neemt de kinderen mee naar een Wilhelmietenklooster. De laatste regels luiden: 1035

Nu bidden wi alle, cleine ende groet, Die dese miracle horen lesen, Dat Maria moet wesen Ons vorsprake int soete dal Daer god die werelt doemen sal. Amen

Laten wij bidden, klein en groot Aan wie dit wonder is voorgedragen: Dat het Maria moge behagen Onze voorspraak te zijn in het zoete dal Waar God de wereld oordelen zal. Amen

Een duivel met borsten probeert een monnik te verleiden, maar dankzij vrouwe Sapientia komt hij tot inkeer. Bron: miniaturen toegeschreven aan meester van Antoine Rolin in Henri de Suso, L’Orloge de Sapience, Henegouwen, voor 1449. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. IV 111, fol. 18.

28

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Theophylus verkoopt zijn ziel aan de duivel (glasraam uit de kerk van Gercy, Musée national du Moyen Age, Hôtel de Cluny, Parijs). Later bidt hij tot Maria voor tussenkomst om die verkoop ongedaan te maken.

Vanden vos Reynaerde

Willem die madocke maecte

AuTEuR

Willem die Madocke maecte

kALEnDER

ca. 1250

kERnbEgRip

dierenepiek

siTuERing

Het verhaal is een ironische en soms sarcastische uitbeelding van de gehele middeleeuwse mensenmaatschappij. Het voorbeeld voor dit dierenepos was de Franse Roman de Renart (1190), meer specifiek Li Plaid (Het Proces), het eerste deel ervan.

Het verhaal

Hofdag van de dieren voorgezeten door koning Nobel. Bron: Miniatuur uit het Renardhandschrift (1580), Parijs, Bibliothèque National.

Op de hofdag van koning Nobel komen alle dieren opdagen, behalve Reynaert de vos, want die heeft te veel mispeuterd. Veel dieren klagen over Reynaerts misdaden, onder andere de wolf Isegrim, die getuigt dat zijn vrouw Hersinde door Reynaert verkracht werd. Als de haan Cantecleer opdaagt met de dode kip Coppe besluit koning Nobel Bruun de beer als bode uit te sturen om de vos te dagvaarden. De sluwe Reynaert lokt de beer echter in de val. Hij belooft hem honing, die in een boomstam verstopt zit. De gulzige beer raakt in de eik vastgeklemd en het hele dorp komt hem afrossen. Als Julocke, de vrouw van de pastoor, in het water sukkelt, slaagt Bruun erin zich los te rukken. Daarna zendt koning Nobel Tibeert de kater uit. Reynaert lokt hem naar de schuur van de pastoor, waar het vol muizen zou zitten. Tibeert raakt in een strop verzeild, maar kan ontsnappen nadat hij eerst de pastoor deerlijk heeft toegetakeld. De derde bode is Grimbeert de das. Met hem gaat de vos mee. Onderweg biecht Reynaert zijn zonden op (de lekenbiecht). Hij lijkt daarbij meer plezier dan berouw te hebben. Aan het hof wordt de vos vervolgens ter dood veroordeeld. De beer, de wolf en de kater zullen de galg in orde brengen. Terwijl die drie hun voorbereidingen treffen, krijgt Reynaert nog de gebruikelijke gelegenheid tot het uitspreken van een openlijke biecht. Hij maakt gewag van een staatsgreep die beraamd wordt om Bruun op de troon te helpen in plaats van Nobel. Geld om deze operatie te bekostigen is er in overvloed, dankzij een schat waarover een groep samenzweerders (onder wie zijn eigen vader en zijn neef Grimbeert) beschikken. Reynaert doet zich voor als trouwe onderdaan van de koning. Hij maakt hem wijs dat hij de schat geroofd heeft en zo een staatsgreep heeft verhinderd. Hij wil de koning zelfs de vindplaats van de schat aanwijzen. Op dat moment vliegt de raaf Tiecelijn weg om de drie ‘vijanden' te verwittigen. Tibeert gelooft dat Reynaert zich vrij zal praten en geeft zich gewonnen. Maar de wolf en de beer rennen terug naar het hof, waar ze als samenzweerders in de boeien worden geklonken. Reynaert vertrekt op pelgrimstocht naar Rome en Jeruzalem met een tas gesneden uit het vel van de beer en schoenen uit de huid van het wolvenpaar. Haas en ram vergezellen de vos tot aan zijn huis, Malpertuus. In het vossenhol vermoordt Reynaert Cuwaert de haas en eet hem op. Cuwaerts hoofd wordt in de tas van berenvel gestopt. De ram Belijn moet die aan de koning bezorgen en erbij vertellen dat Reynaert ‘de brief’ persoonlijk gedicteerd heeft. Als de aap Botsaert, de hofklerk, de tas opent, wordt het bedrog van de vos duidelijk. Firapeel de luipaard stelt voor om Bruun en Isegrim vrij te laten en Reynaert wordt vogelvrij verklaard.

proloog

Willem, die Madoc maecte, Daer hi dicken omme waecte, Hem vernoyde so haerde Dat die avonture van Reynaerde 5 In dietsche onghemaket bleven (Die Arnout niet hevet vulscreven), Dat hi die vijte van Reynaerde dede soucken Ende hise na den walschen boucken 1

Willem die Madoc maakte – wat hem dikwijs zijn nachtrust kostte – vond het erg jammer dat van de vertelling van Reynaert geen Nederlandse vertaling voltooid is (Arnout heeft ze immers niet beëindigd). Dus liet hij Reynaerts levensverhaal zoeken en begon hij op grond van Franse boeken 1•Demiddeleeuwen500-1500

29

het verhaal in het Nederlands als volgt. God moge ons zijn steun verlenen!

In dietsche dus hevet begonnen. God moete ons ziere hulpen jonnen! […] Mijns dichtens ware een ghestille Ne hads mi eene niet ghebeden Die in groeter hovesscheden Gherne keert hare saken 30 Soe bat mi, dat ic soude maken Dese avontuere van Reynaerde. Al begripic die grongaerde Ende die dorpren ende die doren, Ic wille dat die ghene horen, 35 Die gherne pleghen der eeren Ende haren zin daer toe keeren Datsi leven hoofdschelike, Sijn si arem, sijn si rike, Diet verstaen met goeden sinne. 40 Nu hoert, hoe ic hier beghinne 10

Mijn verhaal zou helemaal niet bestaan als een dame mij er niet had om gevraagd, iemand die zeer gesteld is op hoofs gedrag. Zij verzocht mij dit verhaal over de avonturen van Reynaert te schrijven. Ook al berisp ik de mopperaars, de boerenkinkels en de dwazen, ik wil dat diegenen dit horen die graag de eer hoog houden, die met grote inspanning proberen om zo hoofs mogelijk te leven – of ze nu arm zijn of rijk – en die goede verstaanders zijn. Luister hoe ik nu begin. (Hertaling: naar Hubert Slings)

De lekenbiecht

Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef 1435 van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verklaar mij nader: Ik zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u beleden 1440 heb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, 1445 wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is ’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ zei de sluwe Reynaert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en 1450 schenk mij alstublieft genade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater 1455 en in casu ook de rest – mea culpa – heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederlands? Spreek zó dat ik je kan verstaan!’ 1460 Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan jegens alle dieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! 1430

De proloog van Van den vos Reynaerde. Bron: Comburgs handschrift (ca. 1380-1425).

30

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. 1465 Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor dat ik het aantal kinderen 1470 van Cantecleer liet minderen. Hij beschuldigt mij terecht: Ik heb er veel omvergelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt 1475 en ik heb de koningin beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedrogen 1480 dan ik kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij mijn oom was. Daarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. 1485 Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch 1490 dat het resultaat dramatisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op straat en in het klooster van Elmare afgelopen kwam en waar1495 lijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: “Ik wil monnik worden” was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur 1500 van mij. Daar denkt hij nu nog zuur

Fragment uit de lekenbiecht. Uit: Marc Legendre en René Broens, Reynaert de vos.

aan terug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebrand zodat zijn huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis 1505 ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. 1510 In de hele Vermandois was geen enkele pastoor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol met spek. Echt iets voor een lekkerbek 1515 als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot 1520 stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken niet meer buiten kon geraken met zijn dikke buik en maag. Hij heeft het zich fameus beklaagd 1525 dat hij zoveel honger had gehad en door dat smalle gat niet meer naar buiten kon geraken. Ik begon lawaai te maken in het dorp met veel tamtam, 1530 want ik had een superplan: Ik liep naar de pastoor, die – wat een toeval – juist aan tafel zat. De pastoor, die had een haan, die gerust model kon staan 1535 voor al het pluimvee van het land. Hij was tam, at uit de hand en zo. Ik nam hem in mijn mond terwijl hij voor de tafel stond, voor de ogen van zijn baas! 1540 De priester brulde: “Galgenaas! Ik kan mijn ogen niet geloven! Dat komt mij voor mijn neus beroven in mijn eigen huis! Sanctus Spiritus, ik sla hem terminus! 1545 Het zal hem spijten dat hij ’t deed!” Hij nam zijn mes en smeet me dan de tafel achterna, zo hoog, dat ze met een grote boog over mij heen vloog op de vloer 1550 Hij vloekte als een ketter, zwoer en riep dat ik moest blijven staan. Hij sprong wild achter mij aan terwijl hij zwaaide met zijn mes en ik, ik leidde hem expres 1555 tot bij de plaats waar Isengrin 1•Demiddeleeuwen500-1500

31

gevangen zat. De haan zat in mijn mond, maar ach, wat woog hij zwaar! Ik kon niet anders dan hem daar toevallig laten vallen, voor 1560 het gat. “Voilà!” riep de pastoor: “Je bent je buit al kwijt, stuk dief!” Hij brieste. Ik zei: “Alstublief!” en ging er toen gezwind vandoor! En toen eerwaarde heer pastoor 1565 zich bukte, zag hij Isengrin. Wat nu volgt, is wel te voorzien. De pastoor wierp met het mes zijn oog uit. En toen kwamen zes gewapende parochianen 1570 die hem onder handen namen. Het ging er nogal luid aan toe. De buren kwamen uit hun huis en als een lopend vuurtje ging het nieuws rond: in de schuur 1575 van de pastoor, daar zat een wolf gevangen, die met zijn buik was blijven hangen in het gat. Wat een commotie! De buurt liep over van emotie en kwam naar het mirakel zien. 1580 Het spel was uit voor Isengrin. Hij werd intensief geschopt, en rondom bont en blauw geklopt. Hij kon niet eens verhinderen dat een handvol kinderen 1585 hem een blinddoek omdeed. Zin of niet, hij had geen keuze, Isengrin. Ze sloegen hem zo hard met stokken tot zij hem uit het gat getrokken hadden. Alles moest hij ondergaan. 1590 Vóór men hem losliet, heeft men aan zijn hals een zware steen gebonden, en kort daarop zijn alle honden blaffend op hem losgelaten. Hij incasseerde heel wat slagen 1595 zolang hij bij bewustzijn was. Maar plots viel hij omver in ’t gras. Hij was – zo leek het toch – morsdood. De vreugde van de jeugd was groot. Zij dansten, joelden, maakten herrie, 1600 legden hem dan op een berrie en over struikgewas en hagen hebben zij hem weggedragen. Buiten ’t dorp is hij een nacht lang blijven liggen in een gracht. 1605 Joost mag weten hoe hij dat heeft overleefd. Maar, soit. De keer daarop beloofde hij een jaar lang mijn lakei te zijn als ik hem kippenvlees serveerde. 1610 Terwijl hij met mij meemarcheerde liet ik hem in ’t kort verstaan

32

dat er twee kippen en een haan verbleven in een boerderij, hoog op een hanenbalk, vlakbij 1615 een valdeur! Hij geloofde mij! Ik overtuigde hem dat hij met mij tot op het dak moest klimmen en dat hij ginder boven binnen kon langs het bewuste valluik 1620 en dat hij daar zijn lege buik met kippenvlees kon vullen. Hij kon zijn vreugde niet verhullen en zenuwachtig kroop hij door het luik. Hij boog zich dan naar voor 1625 en tastte in het donker rond. Omdat hij uiteraard niks vond, zei hij bezorgd: “Ik vind geen buit!” Ik zei: “Nonkeltje, wat steekt gij uit? Kruip wat verder naar het midden! 1630 Die, die hier het dichtste zitten, die heb ik vroeger al verschalkt!” Hij kroop nog verder op de balk en toen hij ver genoeg was – God, wat hield ik hem toch voor de zot – 1635 deed ik hem schrikken. De debiel verloor zijn evenwicht en viel! Hij tuimelde van hoog in ’t dak omlaag en landde met een smak beneden op de vloer. Iedereen 1640 schoot wakker en er was geeneen die op dit nachtelijke uur kon raden, wat er naast het vuur gevallen was! Ze maakten licht en kregen Isengrin in zicht. 1645 Ze hebben hem bijna gedood. Ik heb hem dikwijls diep in nood gebracht. Maar, wat ik ook met hem mag hebben uitgespookt, ik heb toch het meeste spijt 1650 van mijn gebrek aan loyauteit voor Yswende, zijn mooie vrouw, waar hij onnoemelijk van houdt. God moet het mij vergeven! Ik heb iets met haar bedreven 1655 dat ik liever voor mij had dan achter mij.’ Grimbeert sprak: ‘Zeg, als je biechten wil bij mij om zo van al je zonden vrij te zijn, wel, spreek dan klare taal. 1660 Wat betekent dit verhaal?’ ‘Ik heb iets met haar gedaan!’ ‘Hoe moet ik dat nu juist verstaan? Ik wil het scherp geformuleerd.’ Reynaert zei: ‘Maar, lieve Grimbeert, 1665 mijn tactgevoel is veel te groot om u hier zomaar bot en bloot te zeggen dat ik met mijn tante

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

heb gevrijd. Wij zijn verwanten en ik wil u niet choqueren. 1670 Zo, dat was het ongeveer, euh, verder weet ik niets meer nu en daarom, Grimbeert, vraag ik u een aangepaste penitentie.’ Grimbeert, vol intelligentie, 1675 brak uit een haag een kleine roede en gaf hem daarmee veertig boeteslagen, één voor elke misdaad. Vervolgens gaf hij hem de raad zich tot het goede te bekeren 1680 en te vasten en te mediteren,

en te heiligen de dag des Heren, en iedereen te corrigeren die naast het rechte pad zou lopen en eerlijk aan de kost te komen. 1685 Verder liet hij hem beloven dat hij nooit meer iets zou roven of zou stelen en voortaan uitsluitend nog zou denken aan zijn ziel. Op hoop van zegen 1690 gingen zij daarna hun wegen. Daarmee was de biecht gedaan. Hertaling: Walter Verniers (Reynaertgenootschap)

Het slot

De dappere Firapeel ging toen naar de gevangenen. Hij vond ze in de boeien liggen, bond ze los en zei: ‘Ik breng u beiden 3435 vrede en een vrijgeleide. Mijnheer de koning groet u en het spijt hem vreselijk nu dat hij u dit heeft aangedaan. Hij biedt u zijn excuses aan, 3440 wat de anderen ook denken. Belijn geeft hij u ten geschenke en mét hem elke ram en geit. U mag er tot in eeuwigheid en naar believen jacht op maken. 3445 Laat ze u van harte smaken, in het bos of in de wei. De koning doet er nog iets bij. U krijgt ook nog het privilegie Reynaert en heel zijn familie 3450 ongestraft te molesteren, waar u ze ook kunt traceren. Deze twee enorme vrijheden, wil hij u in ruil voor vrede geven, tot in eeuwigheid. 3455 Maar dan vraagt zijne majesteit dat u hem trouw zweert en hem huldigt. Hij heeft u per abuis beschuldigd, maar zal dat nooit of nooit meer doen. Neem zijn voorstel aan! Verzoen 3460 u! Schenk elkaar vandaag genade! Bi Gode , ic dart u wel raden Isengrim sprak tot den bere. Wat sechdire toe, Brune here? Bruun sprac: Ic hebbe liever in de rijsere, dan hier te 3465 Liggen int ijsere Laat ons tot den koning gaan Ende sinen pais daar ontvaan. Met Firapeel dat si gingen Ende maakten pais van alle dingen.

De dappere Firapeel vraagt bescheid. Uit: Marc Legendre en René Broens, Reynaert de vos.

Bij God, ik durf dat aan te raden!’ Isengrin zei tot de beer: ‘Wat denk jij ervan, mijnheer?’ ‘Ik wil in de bosjes stoeien, liever dan hier in de boeien liggen. Laat ons naar de koning gaan en vrede sluiten, neem ik aan.’ Met Firapeel gingen zij mede En sloten met z’n allen vrede. Hertaling: Walter Verniers (Reynaertgenootschap)

1•Demiddeleeuwen500-1500

33

Lyriek Jan Moritoen AuTEuR

Jan Moritoen

kALEnDER

ca. 1355-1416. Het Egidiuslied dateert van ca. 1400.

kERnbEgRip

klaaglied of elegie

siTuERing

Het Egidiuslied is waarschijnlijk het bekendste middeleeuwse lied uit de Nederlandse literatuur. Het is een klaagzang over een overleden vriend. Egidius in het Gruuthusehandschrift (ca. 1400).

Egidius 1

5

10

Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle mijn Du coors die doot du liets mi tleven

Egidius, waar ben je gebleven? Ik mis je zo, mijn kameraad. Jij koos de dood, liet mij het leven.

Dat was gheselscap goet ende fijn Het sceen teen moeste ghestorven sijn Nu bestu in den troon verheven Claerre dan der zonnen scijn Alle vruecht es di ghegheven

Je vriendschap was er vroeg en laat, maar ’t moest zo zijn, een van ons gaat. Nu ben je in ’t hemelrijk verheven, helderder dan de zonneschijn, alle vreugd is jou gegeven.

Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle mijn Du coors die doot du liets mi tleven

Egidius, waar ben je gebleven? Ik mis je zo, mijn kameraad. Jij koos de dood, liet mij het leven.

Nu bidt vor mi ic moet noch sneven Ende in de weerelt liden pijn Verware mijn stede di beneven 15 Ic moet noch zinghen een liedekijn Nochtan moet emmer ghestorven sijn Egidius waer bestu bleven Mi lanct na di gheselle mijn Du coors die doot du liets mi tleven

Bid nu voor mij, ik ben verweven met deze wereld en zijn kwaad. Bewaar mijn plaats naast jou nog even, ik moet nog zingen, in de maat, tot de dood, die elk te wachten staat. Egidius, waar ben je gebleven? Ik mis je zo, mijn kameraad. Jij koos de dood, liet mij het leven. (Hertaling Willem Wilmink)

Lodewijk van Gruuthuse (ca. 1422-1492) bezat een voor die tijd erg uitgebreide bibliotheek met o.a. het naar hem genoemde Gruuthusehandschrift waarin het Egidiuslied opgenomen is. Zijn lijfspreuk ‘Plus est en vous!’ staat vermeld onderaan op de lijst. Bron: van een onbekend meester, 15e eeuw, Groeningemuseum Brugge.

34

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Anthonis de Roovere AuTEuR

Anthonis de Roovere

kALEnDER

Brugge ca. 1430 - Brugge ca. 1482. Vanaf 1465 stadsdichter in Brugge.

kERnbEgRip

rederijkerspoëzie, refrein

siTuERing

Van der mollenfeeste is een dodendansgedicht. De danse macabre of dodendans is een ca. 1350 in de kunst ontstane symbolische voorstelling van de macht van de dood over alle mensen. Sotte amoureusheyt is een refrein, de meest beoefende dichtvorm in de rederijkerstijd. Alle strofen worden besloten met de stokregel die het leidmotief van het gedicht aangeeft. Cover van een bibliofiele uitgave, Bron: Uitgeverij Vava.

Van der mollenfeeste Hoordt, ghij goede lieden al ghemeijne, Edele, onedele, aerme ende rijcke, Ghij zijt ontboden, groot ende cleijne, Te trecken in een ander wijcke. 5 Hij is uutghesonden met zijnder pijcke, Des opperste Prinche messagier! Maeckt u ghereedt alle ghelijcke, Ghij en muecht niet langher blijven hier.

al ghemeijne : allemaal

Al in dat lantschap van den mollen Moetdij trecken, sonder waen: Al wildij daer teghen strijen of grollen, Ten mach u helpen niet een spaen! Als de bode coempt, tis ghedaen, Hoe jonck, hoe schoone, hoe vroom, hoe wijs: 15 Als dopperste ghebiedt, soe moet ghij gaen Trecken int landt van Mollengijs.

lantschap van den mollen: in het dodenrijk sonder waen: zonder twijfel grollen: morren niet een spaen: geen spaan(der), geen zier coempt: komt vroom: dapper dopperste: de opperste (God) Mollengijs: de koning van de mollen, de dood

Der mollen Heere, dopperste Prins, Die de mol schiep, de blinde beeste, Heeft ontboden haer ende gins 20 Onder tvolck, minste ende meeste, Dat sij commen ter mollen feeste! Daer sij hof houden onder deerde, Als dlichaem sal scheeden van den gheeste, Salmen elck dienen naer zijn weerde.

ontboden haer ende gins: hier en ginds bevolen uit de lagere en de hogere standen Dat sij commen: om te komen waar de mollen plechtig bijeenzitten

1

10

De Paus ende zijn Cardenalen Moeten alle tdeser feesten sijn, Legaten, Bisschoppen, Dekens, Officialen, Prochiepape, Predicare, Jacopijn, Freerminueren, Vrouenbruers ende Augustijn 30 Priesters, Clercken ende Meesters wijs: Dese moeten alle binnen corten termijn Trecken ter feesten te Mollengijs.

zijt ontboden: krijgt bevel in een ander wijcke: naar een ander gebied zijnder pijcke: zijn zeis Gods bode, de dood

naer zijn weerde: naar zijn (échte) waarde

25

tdeser feesten: op dit feest pauselijke gezanten en kerkelijke rechters pastoors, predikheren, dominicanen minderbroeders, karmelieten, augustijnen lagere geestelijken en magisters

1•Demiddeleeuwen500-1500

35

Saertroosen, Monnicken, Regulieren, Bogaerden, Lollaerden ende Cluysenaren, 35 Fratres, wilt u ghereeden schiere! Nonnen, Baghijnen, wilt mede varen! Clopsusters, Susters Bedelaren Ende alle die leven nae den gheeste, Maeckt u bereedt, sonder sparen; 40 Ghij moet al trecken ter mollen feeste. Keijsers, Coninghen, Hertoghen, Graven, Baenrotsen, Ridders ende Jonckheeren, Ende voort alle rijcke van haven, Wilt u tallen duechden keeren, 45 Want den wech die moettij leeren Ter feeste te commene te Mollengijs! Maeckt u ghereet, dat ghij met eeren Daer muecht ontfanghen lof ende prijs!

baenrotsen: baanderheren rijcke van haven: rijk aan bezittingen tallen duechden: tot alle deugden te Mollengijs: in het land van Mollengijs dat ghij: opdat gij

Cancelliers, Bailious ende Souvereijns, Schouthetens, Amptmans ende Dienaren, Schepenen, Meijers ende Castelleijns, Ontfanghers, Rentmeesters ende Wisselaren, Hoofmeesters, die de salen bewaren, Portiers, Cocx, smaeckt wel ten keeste, 55 Ende die edele Zeeman moet varen Met zijnen schepen ter mollenfeeste.

slotvoogden, baljuws en overheden schouthetens: hoofdrechters / amptmans: adviseurs schepenen: leden van de stedelijke rechtbanken

Ghij machtighe Poorters ende Bourgoijs, Ghij rijcke Pachters ende Rentieren, Al zijn u solders vol corens, vol hoijs, 60 U kisten vol ghelts ende u fortschieren, Ghij rijcke Cooplieden ende Drapenieren, Al zijn u kisten vol meerssen, vol wollen, Ghij sult oock moeten trecken logieren In dat lantscap vanden mollen.

poorters: stedelingen / bourgoijs: aanzienlijke burgers

De coninck der mollen heeft doen ontbieden, Met zijnen bode, stijf ende sterck, Al teenemale de Ambachtslieden, Dat sij oock moeten laten werck. Dus rade ick elcken dat hij neme merck 70 Om goede herberghe ende logijs; Want, claer gheseijt, ghij moet int perck Ter feesten commen van Mollengijs.

doen ontbieden: bekendgemaakt door bevel dat geen tegenspraak duldt

Der mollen coninck heeft doen vermanen Alle jonghe ghesellen fijn 75 Met corte keerels, met langhe palanen Aen haer schoen ende aen haer pattijn; Voort alle stortstekers, wie sij zijn, Legt af u sweerden, u walsche dollen, Want ghij moet, eer lanck termijn, 80 Trecken int landtschap vanden mollen.

doen vermanen: doen omroepen alle mooie vlotte jongens met korte mantels, met gekrulde neuzen aan hun schoenen en houten sandalen strotstekers: vechtersbazen walsche dollen: Franse dolkmessen eer lanck termijn: binnen korte tijd

50

65

36

kartuizers, bedelmonniken, geestelijken begarden, lekenbroeders, cellebroeders broeders, maakt u terstond gereed baghijnen: begijnen clopsusters: (begijnen), bedelzusters die volgens een geestelijke regel leven sonder sparen: onverwijld

hofmaarschalken van aanzienlijke huizen smaeckt wel: proeft goed / ten keeste: tot het merg

fortschieren: brandkasten drapenieren: lakenwevers meerssen: koopwaar / wollen: wollen stoffen trecken logieren: gaan logeren

dat hij neme merck: dat hij ervoor zorge perck: plaats, waar het feest gehouden wordt

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Selden is volmaect de feeste Daer vrouwen ghebreken ofte jonckvrouwen; Dies zijnse ontboden, minste ende meeste, Ter mollen feeste, in goeder trouwen; 85 Langhe sleijpsteerten ofte bonte mouwen Noch tuijten en dorven sij hebben twint: De mollen, die daer haer feeste houwen, Sij en soudent niet sien: sij sijn al blindt. Dese meijskens zijn oock alle ghedaecht Die te vastenavonde pijpers hueren, Eest dienstbode, voestre oft maecht, Die haer voeten te dansene rueren: Dese moeten wech, in corter uren; Hoe jonck sij sijn, hoe blijde van gheeste, 95 Dit danssen, dit reijen mach hier niet dueren: Ghij moet gaen danssen ter mollen feeste.

90

ghebreken: ontbreken minste ende meeste: laagste en de hoogste stand goeder trouwen: oprechte vriendelijkheid sleijpsteerten: slepen/bonte mouwen: mouwen van bont vlechten mogen zij helemaal niet hebben al: helemaal ghedaecht: gedagvaard pijpers: speellieden bij de dans werkster, voedster of dienstmeisje in corter uren: dadelijk dansen kan hier niet blijven duren

Sotte amoureusheyt Ick heete Pantken, mijn lief Pampoeseken Dat gheerne een croeseken Licht met vruechden daert niet en gheeft. Ghy en saecht ten daghen noyt blijder droeseken, 5 Alst appelmoeseken Sijn buycxken al vol gheten heeft! Ick mindse soe dat mijn herte beeft. Godt wilse vercnapen, Want alle de sorghe die in haer cleeft, 10 Dats eten en slapen. Men schreve niet in ses vellen van schapen. Als ick haer wille een pintken schincken Hoe vriendelijck dat haer ooghskens pincken.

Mijn naam is Pandje, mijn lief heet Poezenwind Die het gezellig vindt Het glas te heffen op alles wat leeft. Ze is als geen ander vrolijk en welgezind, Wanneer dat lieve kind Haar buikje rond gegeten heeft. Ik heb haar zo lief dat mijn hart ervan beeft, God zal het weten, Want er is niets dat haar kopzorgen geeft Dan slapen en eten. En dit mag toch ook wel een wonder heten: Als ik op haar gezondheid wil drinken, Hoe vriendelijk haar oogjes dan pinken.

Tis in mijn herte een dyamantken, Ende huer callantken Ben ick eenpaerlijck, sonder vercoelen. Als ick met haer drincke een quantken; ‘Godt loondtse, Pantken’, Seydt sy gheringhe. Dats blijde ghevoelen. 20 ‘Pampoeseken,’ seg ick, ‘voor al mijn boelen Hebtstu proper sede!’ Dan seegtse: ‘Pantken, laet staen dijn loelen, Du foolster mede!’ Dan lachtse met rechter minnelijckhede. 25 Men soudes nemmermeer voldincken, Hoe vriendelijck dat haer ooghskens pincken.

Ze is in mijn hart een diamantje, En ik ben haar klantje En onze liefde zal nooit verkoelen; En geef ik haar een glas in haar handje, Dan zegt ze: ‘Pandje, God zal ’t je lonen’, zo warm van gevoelen. ‘Poezenwind,’ zeg ik, ‘ik wil wat kroelen, Want jij bent zo mollig.’ Dan zegt ze: ‘Ga maar je mond spoelen, Wat ben je weer lollig.’ Dan kijkt ze me aan en dan lacht ze zo drollig, Ja, ’t is om er heel diep in weg te zinken, Hoe vriendelijk haar oogjes dan pinken.

1

15

1•Demiddeleeuwen500-1500

37

Sy gaet met eenen bruynen coocxkene, Ende vanden roocxkene Soe sijn haer handekens peper wit. 30 Haer mondeken dat rieckt vanden loocxkene; Van haren gesproocxkene Soe is ontsteken mijnre herten pit. Waer Paesschen hier, door minnen verhit, Wy houweden ghereedt. 35 Ende als ick haer wille verclaren dit, Lachtse duymen breedt! Hy en leeft niet, die ten vollen weet, Als ick segghe: ‘Pampoeseken, ghaen wy drincken’, Hoe vriendelijck dat haer ooghskens quincken. 40

Prince Ghelijcke treckt tot ghelijcken; Natuere can selden haer helden mincken. Ick en liete u nemmermeer vol gheblijcken, Hoe vriendelijck dat haer ooghskens quincken.

Haar jurk is grauw van het bakken en koken En het komt van het stoken Dat haar handen zo wit zijn als roet. Geen mond heeft ooit zo naar knoflook geroken En als ze heeft gesproken, Dan staat mijn hart in warme gloed. ‘Met sint-juttemis, onthoud dat maar goed, Draag jij het bruidskleed.’ Als ik haar met die woorden begroet, Lacht ze duimenbreed. Niemand die hier het fijne van weet, Als ik zeg: ‘Poezenwind, zullen wij drinken’, Hoe vriendelijk haar oogjes dan blinken. Prins Gelijken zoeken gelijken: Moeder natuur laat zich niet verlinken Ik kan echt niet genoeg laten blijken Hoe vriendelijk haar oogjes blinken.

Een figurant uit de Praalstoet van de Gouden Boom in Brugge vertegenwoordigt de rederijkerskamer van de Heilige Geest waartoe Anthonis de Roovere behoorde. Bemerk de wapenspreuk: ‘Mijn werck is hemelic!’

ghequetst ben ic van binnen AuTEuR

anoniem

kALEnDER

14e eeuw

kERnbEgRip

wereldlijk liefdeslied

siTuERing

Een melancholisch en smachtend liefdeslied dat uitmunt door zijn eenvoud en gevoel en nog altijd zeer geliefd is. Veel liederen in dit genre zijn verloren gegaan.

Ghequetst ben ic van binnen Ghequetst ben ic van binnen, Duerwont mijn hert so seer, Van uwer ganscher minnen Ghequetst soe lanc soe meer. 5 Waer ic my wend, waer ik my keer, Ic en can gherusten dach noch nachte; Waer ic my wend, waer ic my keer, Ghi sijt alleen in mijn ghedachte. 1

38

anoniem

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Hertog Jan i van brabant AuTEuR

Hertog Jan I van Brabant

kALEnDER

1252-1294

kERnbEgRip

hoofs minnelied

siTuERing

De negen hoofse minneliederen die op naam van Jan van Brabant staan, bezitten we slechts in een Hoogduitse vertaling. Ze werden in de 19e eeuw in het middeleeuws Brabants ‘terugvertaald’. Het beroemde refrein ‘harba lori fa’ is een contaminatie van het Provençaalse ‘herba flors fa’ (het gras begint te bloeien). Eens meienmorgens in het Manessische Liederhandschrift (1340).

Eens meienmorgens (Harba lori fa) Eens meienmorgens vroe Was ic opgestaen; In een scoen boemgaerdekijn Soudic spelen gaen. 5 Daer vant ic drie joncfrouwen staen: Dene sanc vore, dander sanc na: Harba lori fa, harba harba lori fa, harba lori fa. 1

Doe ic versach dat scone cruut In den boemgaerdekijn, 10 Ende ic verhoorde dat soete geluut Van den mageden fijn, Doe verblide dat herte mijn, Dat ic moeste singen na: Harba lori fa, harba harba lori fa, harba lori fa. Doe groette ic die allerscoenste, Die daer onder stont; Ic liet mine arme al omme gaen; Doe, ter selver stont Ic woudese cussen an haren mont. 20 Si sprac: ‘laet staen, laet staen, laet staen!’ Harba lori fa, harba harba lori fa, harba lori fa. 15

Grafmonument Jan I van Brabant, kopergravure.

Ommuurde liefdestuin.

1•Demiddeleeuwen500-1500

39

Het waren twee coninckskinderen AuTEuR

anoniem

kALEnDER

onbekend

kERnbEgRip

ballade

siTuERing

Het thema van de onbereikbare geliefde kwam in de middeleeuwen vaak voor. De meest bekende toepassing is wel het verhaal van Tristan en Isolde. Na de middeleeuwen is het thema onsterfelijk gemaakt door Shakespeare in zijn Romeo and Juliet. Opvallend is dat de koningsdochter aan het einde van het lied de verwachting uitspreekt dat ze naar de hemel zal gaan, terwijl zelfmoordenaars volgens de kerkelijke leer onherroepelijk de hel als laatste bestemming hadden. Twee koningskinderen, randversiering uit Bijbel van Robert I van Anjou, ca. 1330.

Het waren twee coninckskinderen 1

Het waren twee coninckskinderen, Sy hadden malkander soo lief; Sy konden by malkander niet komen, Het water was veel te diep.

Er waren twee koningskinderen die veel van elkaar hielden. Ze konden niet bij elkaar komen, omdat het water veel te diep was.

5

Wat stack sy op: drie keerssen, Drie keerssen van twaelf int pont, Om daer mee te behouden ’s Conincks sone van jaren was jonck.

Wat ontstak ze? Drie kaarsen, waarvan er twaalf in een pond gaan, om daarmee de koningszoon, die jong was, voor zich te behouden.

Met een quam daer een besje, Een oude fenynde bes, En die blies uyt de keerssen Daer verdroncker dien jongen helt.

Maar toen kwam er een oud venijnig besje dat de kaarsen uitblies, waardoor de jonge held verdronk.

10

‘Och moeder,’ seyde sy, ‘moeder Mijn hoofje doet mijnder soo wee, 15 Mocht ik er een kort half uurtje Spanceeren al langhs de zee?’

‘Ach moeder,’ zei ze, ‘moeder, ik heb zo’n hoofdpijn, zou ik een halfuurtje langs de zee mogen wandelen?’

‘Och dochter,’ seydese, ‘dochter! Alleen en meught ghy niet gaen: Weckt op u jongste suster, 20 En laet die met u gaen.’

‘Ach dochter,’ zei ze, ‘dochter, alleen mag je niet gaan, maar maak je jongste zusje wakker en laat haar met je meegaan.’

25

30

40

‘Mijn alder jongste suster Dat is also kleynen kint; Sy pluckt maer al de roosjes Die sy in haer wegen vint;

‘Maar mijn jongste zusje is nog zo’n klein kind, ze plukt zomaar alle roosjes die ze langs de weg tegenkomt.

Sy pluckt maer al de roosjes, En die bladertjes laet sy staen, Dan seggen maer al de lieden, Dat hebben coninckskinderen gedaen.’

Zij plukt de roosjes, en de blaadjes laat ze staan, en alle mensen zeggen: “Dat hebben de kinderen van de koning gedaan.”’

De moeder gingh na de kercke, De dochter gingh haren gangh: Zy gingh maer also verre Daer sy haer vaders visser vant.

De moeder ging naar de kerk en de dochter ging haars weegs, en ze ging zo ver dat ze de visser van haar vader vond.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

anoniem

Och visscher,’ seydese, ‘visscher, Mijn vaders visscherkijn, 35 Wout ghy een weynigh visschen, ’t Zoud’ u wel geloonet zijn.’

‘Ach visser,’ zei ze, ‘visser van mijn vader, als je even zou willen vissen, zou je daarvoor goed beloond worden.’

Hy smeet zijn net in ’t water, De lootjes gingen te gront, Hoe haest was daer gevisset 40 ’s Conincks sone van jaren was jonck.

Hij gooide zijn net uit en de gewichten zakten naar de bodem, en al snel werd de jonge koningszoon opgevist.

45

50

Wat trock sy van haer hande? Een vingerling root van gout: ‘Hout daer myns vaders visser, Dat isser den loone voor jou.’

Wat trok zij van haar hand? Een ring van rood goud. ‘Neem dit aan, visser van mijn vader, dit is je beloning.’

Sy nam hem in de armen, Sy kusten hem voor sijn mont. ‘Och mondelingh, kost ghy spreken! Och hertje waert gy der gesont!’

Ze nam de dode prins in de armen en kuste hem op de mond. ‘Och mond, kon je nog maar spreken, en hart, was je nog maar gezond!’

Zy nam hem in haer armen, Zy spronker mee in de zee: ‘Adieu mijn vader en moeder, Van u leven siet ghy my niet weer.

Ze nam hem in haar armen en sprong met hem in zee: ‘Vaarwel, vader en moeder, nooit, zolang u leeft, ziet u me weer.

Adieu mijn vader en moeder, Mijn vriendekens alle gelijck, 55 Adieu mijn suster en broeder, Ick vaerder na ’t hemelrijk.’

’Vaarwel, vader en moeder, en al mijn vrienden, vaarwel zus en broer, ik ga naar de hemel.’

Bron: www.literatuurgeschiedenis.nl

1•Demiddeleeuwen500-1500

41

Het daghet in den oosten

anoniem

AuTEuR

anoniem

kALEnDER

onbekend

kERnbEgRip

ballade, romance

siTuERing

Het lied verscheen voor het eerst in druk in het Antwerps liedboek (1544). Het wordt daarin bestempeld als een ‘oud lied’. Hiermee wordt verwezen naar de orale traditie waarin deze ballade daarvoor mogelijk al eeuwenlang was doorgegeven.

Het daghet in den oosten 1

5

10

‘Het daghet in den oosten, Het lichtet overal; Hoe luttel weet mijn liefken Och waer ic henen sal,

30

Och warent al mijn vrienden Dat mijn vianden sijn, Ic voerdu uiten lande, Mijn lief, mijn minnekijn!’

Och is hier enich here Oft enich edel man, 35 Die mi nu minen doden Begraven helpen can?’

‘Dats waer soudi mi voeren, Stout ridder wel gemeit? Ic ligge in mijns liefs armkens Met groter waerdicheit.’

Die heren sweghen stille, Si en maecten gheen gheluit; Dat meisken keerde haer omme, 40 Si ghinc al wenende uit,

‘Lichdi in uws liefs armen? Bilo! ghi en secht niet waer: 15 Gaet henen ter linden groene, Versleghen so leit hi daer.’ Tmeisken nam haren mantel Ende si ghinc enen ganc Al totter linde groene, 20 Waer si den doden vant, ‘Och lichdi hier verslaghen, Versmoort al in uw bloet! Dat heeft ghedaen uw roemen Ende uwen hoghen moet, 25

42

Tmeisken nam aren mantel Ende si ginc enen ganc Al voor haers vaders poorte Die si ontsloten vant.

Och lichdi hier verslaghen Die mi te troosten plach! Wat hebdi mi ghelaten So menighen droeven dach.’

Si nam hem in haren armen En kuste hem voor den mond In eender corter wilen Tot also meneghen stont. 45

50

Met sinen blanken swaerde Dat si die aerde op groef Met haer sneewitten armen Ten grave dat si hem droech. ‘Nu wil ic mi gaen begheven In een clein cloosterkijn Ende draghen swarte wilen Ende worden een nonnekijn.’

Met hare claerder stemme Die misse dat si sanc. 55 Met haer sneewitten handen Dat si dat belleken clanc.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Lied van Heer Halewijn

anoniem

AuTEuR

anoniem

kALEnDER

13e eeuw

kERnbEgRip

ballade

siTuERing

Het thema van het ‘onweerstaanbare lied’ is ook bekend van de sirenen uit de Odyssee en van de sage van de Loreley. In allerlei landen zijn heel verschillende versies van Lied van Heer Halewijn bekend. De meeste daarvan zijn pas in de negentiende eeuw genoteerd. Dat bewijst dat oude middeleeuwse tradities, waarbij verhalen van mond tot mond gingen zonder te worden opgeschreven, nog heel lang hebben voortgeleefd. Daer wierd gehouden een banket. Het hoofd werd op de tafel gezet. Tekening uit Le livre de roi Modus.

Lied van Heer Halewijn 1

5

Heer Halewijn zong een liedekijn, Al die dat hoorde wou bi hem zijn.

Wat deed zy aen? Haer schoon korslyf: Van gouden banden stond het styf.

En dat vernam een koningskind, Die was zoo schoon en zoo bemind.

Wat deed zy aen? Haren rooden rok: Van steke tot steke een gouden knop.

Zi ging voor haren vader staen: ‘Och vader, mag ik naer Halewijn gaen?’

30

‘Och neen, gy dochter, neen, gy niet: Die derwaert gaen, en keeren niet!’ 10

15

Zy ging voor hare moeder staen: ‘Och moeder, mag ik naer Halewijn gaen?’

Wat deed zy aen haer schoon blond hair? Een krone van goud en die woog zwaer. 35

Zy zette zich schrylings op het ros: Al zingend en klingend reed zy doort bosch.

Zy ging voor hare zuster staen: ‘Och zuster, mag ik naer Halewijn gaen?’

Als zy te midden ’t bosch mogt zyn, Daer vond zy myn heer Halewijn.

‘Och neen, gy zuster, neen, gy niet: Die derwaert gaen, en keeren niet!’

40

‘’t Is my al eens, waer dat gy gaet, Als gy uw eer maer wel bewaerd En gy uw kroon naer rechten draegt!’

Wat deed zy aen haere lyve? Een hemdeken fynder als zyde.

Hy bondt syn peerd aen eenen boom, De joncvrouw was vol anxt en schroom. ‘Gegroet,’ sei hy, ‘gy schoone maegd, Gegroet,’ sei hy, ‘bruyn oogen claer, Comt, zit hier neer, onbindt u hair.’

45

Toen is zy op haer kamer gegaen En deed haer beste kleeren aen. 25

Zy ging al in haer vaders stal En koos daer ’t besten ros van al.

‘Och neen, gy dochter, neen, gy niet: Die derwaert gaen, en keeren niet!’

Zy ging voor haren broeder staen: ‘Och broeder, mag ik naer Halewijn gaen?’ 20

Wat deed zy aen? Haren keirle: Van steke tot steke een peirle.

Soo menich hair dat si onbondt, Soo menich traentjen haer ontron. Zy reden met malkander voort En op de weg viel menig woord.

50

Zy kwamen al aen een galgenveld; Daer hing zoo menig vrouwenbeeld.

1•Demiddeleeuwen500-1500

43

Alsdan heeft hy tot haer gezeid: ‘Mits gy de schoonste maget zyt, Zoo kiest uw dood! het is noch tyd.’ 55

‘Wel, als ik dan hier kiezen zal, Zoo kieze ik dan het zweerd voor al. Maer trekt eerst uit uw opperst kleed. Want maegdenbloed dat spreidt zoo breed, Zoot u bespreide, het ware my leed.’

60

Eer dat zyn kleed getogen was, Zyn hoofd lag voor zyn voeten ras; Zyn tong nog deze woorden sprak: ‘Gaet ginder in het koren En blaest daer op mynen horen, Dat al myn vrienden het hooren!’

65

‘Al in het koren en gaen ik niet, Op uwen horen en blaes ik niet.’ ‘Gaet ginder onder de galge En haelt daer een pot met zalve En strykt dat aen myn rooden hals!’

70

‘Al onder de galge gaen ik niet, Uw rooden hals en strijk ik niet, Moordenaers raed en doen ik niet.’ Zy nam het hoofd al by het haer, En waschtet in een bronne klaer.

75

Zy zette haer schrylings op het ros, Al zingend en klingend reed zy doort bosch. En als zy was ter halver baen, Kwam Halewijns moeder daer gegaen: ‘Schoon maegd, zaegt gy myn zoon niet gaen?’

80

‘Uw zoon heer Halewijn is gaen jagen, G’en ziet hem weer uw levens dagen. Uw zoon heer Halewijn is dood, Ik heb zijn hoofd in mynen schoot. Van bloed is myne voorschoot rood.’

85

Toen ze aen haers vaders poorte kwam, Zy blaesde den horen als een man. En als de vader dit vernam, ’t Verheugde hem dat zy weder kwam.

90

44

Daer wierd gehouden een banket, Het hoofd werd op de tafel gezet. Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Hadewijch AuTEuR

Hadewijch

kALEnDER

13e eeuw, moeilijk preciezer te bepalen

kERnbEgRip

mystiek

siTuERing

Hadewijch is de grootste mystieke dichteres van de Nederlanden. Ze leefde waarschijnlijk in een soort kloostergemeenschap. Hadewijch was van gegoede afkomst, misschien zelfs van adel.

Alle dinghe Alle dinghe Sijn mi te inghe; Ic ben so wijt! Om een onghescepen 5 Hebbic begrepen In eweghen tijt. 1

Ic hebdt ghevaen. Het heeft mi ontdaen Widere dan wijt; 10 Mi es te inghe al el; Dat wette wel, Ghi dies oec daer sijt

Scène uit de film Hadewijch van Bruno Dumont.

Men es vri In dat nabi 15 Onghesceden; Daer omme wilt hi Dat alsoe si Met ons beden. 20

Ghi moecht sijn erre Die noch achter verre In dat inghe sijt, Ende te groter vromen Niet voert en sijt comen In dat wijde wijt.

Want in dat wide Es men blide In hope so groet, Datmen daer altoes Scijnt sorghloes 30 Van ewegher noet 25

Julie Sokolowski speelt de rol van Hadewijch in de gelijknamige film (2009) van Bruno Dumont.

1•Demiddeleeuwen500-1500

45

Jacob van Maerlant AuTEuR

Jacob van Maerlant

kALEnDER

ca. 1235-1300

kERnbEgRip

didactiek

siTuERing

Jacob van Maerlant schreef ongeveer een kwart miljoen versregels. Hij wilde vooral kennis bijbrengen (didactische literatuur). Der Naturen Bloeme (1270) is een soort middeleeuwse natuurencyclopedie in de volkstaal.

Der Naturen Bloeme

Het standbeeld van Jacob van Maerlant in Damme.

In des keizers Augustus’ dagen was een kind, hoor ik gewagen, in ’t land van Caaps, dat een delfijn gewend hadde ten handen zijn 5 met brodekine, dat het hem gaf, zodat die delfijn levede daaraf.

Ten tijde van keizer Augustus was er, naar ik heb horen zeggen, in de landstreek Campanië een kind dat een dolfijn gewend had aan zijn handen met stukjes brood die het hem voorhield, zodat de dolfijn daarvan leefde.

Daarna, doe die knecht werd groot, verkoend’ hij hem ende ging al blood op hem rijden in die zee. 10 Dies wonderde ’t eerst dien lieden mee, dies zij sieder werden al gewone.

Later, toen de jongen opgroeide, waagde hij het zonder teugels op de rug van de dolfijn een tochtje op zee te maken. Eerst verbaasde iedereen zich erover, maar later raakte men eraan gewend.

Daarna verstarf die gone ende dat delfijn kwam ten oevere dicken, alsof ’t omme den knecht dochte micken. 15 Ende als het ’t kind niet konste geschouwen, bleef het liggen dood van rouwen.

Toen ging de jongeman dood en de dolfijn kwam vaak naar de oever, alsof hij naar hem uitkeek. En toen hij de jongen alsmaar niet te zien kreeg, stierf het dier ter plaatse van verdriet.

Mercanus ende Sabahaen ende Solijn doen ons verstaan, tote Yponen in Affrike 20 Was een delfijn dies gelike, dat die liede hadden opgehouden,

Maecenas, Fabianus en ook Solinus vertellen ons dat er in Hippo in Afrika een dergelijke dolfijn leefde, die men zo had grootgebracht

dat liet hem tasten als zij wouden. Der Persiën historie hevet in dat een delfijn zijnen zin 25 by Babyloniën, als men vindt, gezet hadde an een kind

dat hij zich liet aanraken, als men dat wilde. Een Perzisch verhaal vertelt dat een dolfijn in de buurt van Babylon, naar verluidt, gehecht was aan een kind met wie hij

ende plag er dicke te spelen jegen. Eens en wouds dat kind niet plegen ende ’t delfijn volgde hem al op ’t land 30 ende bleef dood altehand. Ook was daar een kind, als men weet,

vaak speelde. Op zekere dag had het kind geen zin en de dolfijn ging hem helemaal achterna op het land en stierf prompt. Ook was er eens, zoals bekend, een kind dat

dat dat delfijn dicke reed, zodat het afstak een stroom groot ende dat kind bleef dus dood. 35 Ende ’t delfijn brochte dat kind op ’t land ende dode hem zelven altehand.

vaak op de rug van een dolfijn een tochtje maakte, totdat een grote golf hem eraf spoelde en het kind daardoor verdronk. De dolfijn bracht het kind op het land en meteen daarna doodde hij zichzelf.

1

Hertaling: Ingrid Biesheuvel & Frits van Oostrom

46

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Dramatiek De moraliteit: Elckerlyc

anoniem

AuTEuR

anoniem Petrus van Diest (1454-1507) en de kartuizer Petrus Dorlandus (1451-1507) worden als mogelijke auteurs beschouwd.

kALEnDER

1495

kERnbEgRip

moraliteit of zinnespel

siTuERing

De volledige titel luidt: Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlyc – Hoe dat Elckerlyc mensche wert ghedaecht Gode rekeninghe te doen. De Nederlandse versie is de originele. Er bestaat een 16e-eeuwse vertaling van het stuk in het Engels onder de titel Everyman. Hugo von Hofmannsthal bewerkte het Elckerlycthema in 1911 tot Jedermann, bekend van de Salzburger Festspiele. Ook het boek Alleman (2006) van Philip Roth is geïnspireerd op Elckerlyc.

Die Doot Daer wil ic tot hem gaen met snellen keere. Hi coemt hier gaende; help, God Heere! 65 Hoe luttel vermoet hi op mijn comen! Ay, Elckerlyc, u wert saen benomen Dat ghi houden waent seer vast. Ghi sult staen tot swaren last Voor Gode Almachtich ende buten seghe. 70 Elckerlyc, waer sidi op weghe Dus moey? Hebdi al Gods vergheten? Elckerlyc Waerbi vraechdijs? Die Doot Dit suldi wel weten. Wilt na mi hooren te desen stonden. 75 Naerstich bin ic aen u ghesonden Van Gode uut des Hemels pleyn. Elckerlyc Aen my ghesonden? Die Doot Jae ic, certeyn! Al hebdi Sijns vergheten, alst blijct, 80 Hij peynst wel om u in Sijn rijck, Alsoe ick u sal voer oghen legghen. Elckerlyc Wat begheert God van my? Die Doot Dat sal ick di segghen: Rekeninghe wilt Hi van u ontfaen, 85 Sonder eenich verdrach. Elckerlyc Hoe sal ic dat verstaen? Rekeninghe? Wat salt bedieden? Die Doot Al ghevet u vreemt, het moet ghescieden. Oec moetti aen nemen sonder verdrach,

Titelpagina van Elckerlyc uitgegeven in 1496. De houtsnede stelt de dood voor op bezoek bij Elckerlyc.

De Dood Nu ga ik snel naar hem toe. Hier komt hij aan. Here God, Hoe weinig is hij op mijn komst bedacht! Ach, Elkerlijk, u wordt weldra ontnomen Wat ge vast uw eigendom waant (het leven). Gij wordt voor de Almachtige God gedaagd, Zwaar beladen en in diepe ellende. Elkerlijk, waarheen zijt ge op weg, Zo mooi gekleed? Zijt ge God vergeten? Elkerlijk Waarom vraagt ge dat? De Dood Dat zult ge vernemen, Luister nu naar me. God zond me met spoed naar u Vanuit de hemel. Elkerlijk Naar mij gezonden? De Dood Ja, zeker! Al hebt ge Hem vergeten, zoals blijkt, Hij denkt wel aan u in zijn rijk, Zoals ik u zal laten zien. Elkerlijk Wat begeert God van me? De Dood Dat zal ik u zeggen : Rekenschap wil Hij u vragen Zonder uitstel. Elkerlijk Hoe moet ik dat verstaan? Rekenschap? Wat moet dat betekenen? De Dood Al lijkt het u vreemd, het moet gebeuren. Ook moet ge zonder uitstel

1•Demiddeleeuwen500-1500

47

Een pelgrimagie, die niemant en mach Weder keeren in gheender manieren. Brengt u ghescriften ende u pampieren Met u ende oversietse bedachtich; Want ghi moet voer God almachtich 95 Rekeninghe doen, des seker sijt, Ende hoe ghi bestaet hebt uwen tijt; Van uwen wercken, goet ende quaet. Oeck en hoort hier gheen verlaet Van dien; als nu het moet wezen ende gheschien. Elckerlyc 100 Daer op ben ic nu al qualic versien, Rekeninghe te doen voer Gode bloot. Wie bistu bode? Die Doot Ick ben die Doot. Elckerlyc sal bi Gods beveele doen rekeninghe mi. Elckerlyc 105 Och, Doot, sidi mi soe bi, Als ick er alder minst op moede. Doot, wildi van mi hebben goede! Duysent pont sal ic u gheven Op dat ic behouden mach mijn leven 110 Ende doet mi een verdrach van desen. Die Doot Elckerlyc, dat en mach niet wesen. Ick en aensie goet, schat noch have; Paeus, hertoghe, coninc noch grave En spare ic niet nae Gods ghebieden. 115 Waer ic met schatte te vermieden, Ick creghe wel alder werelt goet. Nu houtet al met mi den voet. Oec en gheve ic uutstel noch verdrach. Elckerlyc 120 Allendich, arm katijf, o wach! Nu en weet ick mijns selfs ghenen raet, Van rekeninghe te doen: mijn staet En so verwerret ende so beslet, 90

Een tocht beginnen, waarvan niemand Ooit weerkeert. Breng uw geschriften en uw papieren Mee en bekijk ze aandachtig; Want ge moet beslist voor de Almachtige God Rekening geven Van uw goede en slechte daden En hoe ge uw tijd hebt doorgebracht. Er geldt nu geen uitstel meer, Terstond moet dit geschieden. Elkerlijk Daar ben ik vooralsnog niet op voorbereid, Rekenschap af te leggen voor God. Wie zijt gij, bode? De Dood Ik ben de Dood. Elkerlijk moet op Gods bevel mij rekenschap geven. Elkerlijk Ach, Dood, zijt gij me zo nabij, Nu ik allerminst erop verdacht was! Dood, wilt ge al m’n bezittingen? Duizend pond zal ik u geven, Als ik mijn leven behouden mag. Geef me uitstel hiervan! De Dood Elkerlijk, dat kan niet wezen. Geld en goed hebben geen waarde voor mij. Paus, hertog, koning noch graaf Spaar ik, op Gods bevel. Als ik met schatten te verleiden was, Dan kreeg ik wel al het goed van de wereld. Nu gaat iedereen met mij op stap En niemand geef ik uitstel of respijt. Elkerlijk Ongelukkige, arme stakkerd, o wee! Nu weet ik geen raad meer. Om rekening af te leggen is mijn staat Zo in de war en zo bevuild.

Scène uit Jedermann opgevoerd door het Karl-Theater in 1992.

48

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Elckerlyc, dat is iedereen!

Ic en sier gheen mouwen toe gheset; So is mijn herte om desen in vaer. 125 Och mocht ic nog leven XII jaer, So soudic mijn ghescrifte exponeren Ende oversien; wilt doch cesseren Als nu, lieve Doot, van wraken, Tot dat ic versien bin op die saken. 130 Dat bid ic u doer Gods ontfermen. Die Doot U en mach baten, smeken oft kermen. Dus siet wat u staet te beghinnen. Elckerlyc Lieve Doot, een sake doet mij bekinnen: Al yst dat ic deze vaert moet aengaen, 135 Soudic niet moghen wederkeeren saen, Als ic mijn rekeninghe hadde ghestelt? Die Doot Neen, ghi, nemmermeer! Elckerlyc Almoghende Gods ghewelt! Wilt mijns ontfermen in deser noot! 140 En soudic niemant, cleyn noch groot, Daer moghen leyden, had ict te doene? Die Doot Jae ghi, waer yemant so koene Dat hi die vaert met u bestonde. Spoet u, want God, die alle gronde 145 Doersiet met sinen godliken oghen, Begheert dat ghi voer Hem coemt toghen U rekeninghe van dat ghi hebt bedreven Wat meendi, dat u hier is ghegheven Tleven op daerde ende tijtlijc goet? Elckerlyc 150 Ay lazen, dat waendic! Die Doot Hoe sidi aldus onvroet, Elckerlyc, daer ghi hebt vijf sinnen, Dat ghi soe onsuver sijt van binnen Ende ic zo haestlijc come onversien. Elckerlyc 155 Allendich katijf! Waer sal ic vlien, Dat ic af quame deser groter sorghen. Lieve Doot, verdraghet mi tot morghen, Dat ic mi bespreken mach van desen. Die Doot Dat en wil ic niet consenterende wesen 160 Noch en doe icx niet in gheender tijt; Ick slae den sulcken ter stont int crijt Sonder voer raet, met eeneen slach. Aldus bereyt u desen dach. Ick wil uut uwen oghen vertrecken. 165 Siet, dat ghi u naerstelic gaet betrecken Te segghen: nu coemt den dach Tie Elckerlyc niet voer bi en mach.

Ik zie er geen uitkomst aan, Zozeer is m’n hart hierom bevreesd. Och, kon ik nog twaalf jaar leven, Dan zou ik m’n geschriften voorleggen, En nagaan; wil nu toch afzien, Lieve Dood, van uw straf, Totdat ik op deze zaken voorbereid ben. Dat bid ik u ter wille van Gods goedheid. De Dood Smeken of kermen kan u niet baten, Overleg dus, wat ge wilt beginnen. Elkerlijk Lieve Dood, deel me een zaak nog mee. Als ik die reis dan toch moet ondernemen, Zou ik dan niet spoedig mogen weerkeren, Nadat ik mijn rekening geregeld heb? De Dood Nee, dat nooit! Elkerlijk Macht van de alvermogende God, Ontferm U over mij in deze nood! En zou ik niemand, klein of groot, Mogen meenemen, voor in geval van nood? De Dood Jawel, als iemand zo moedig is Dat hij die tocht met u durft te ondernemen. Spoed u, want God, die alle gronden Doorziet met Zijn goddelijke ogen, Begeert, dat ge Hem komt tonen De rekening van wat ge hebt bedreven. Of meent ge, dat het leven op aarde En alle tijdelijke goederen uw eigendom zijn? Elkerlijk Helaas! Dat meende ik. De Dood Hoe kunt ge zo dwaas zijn, Elkerlijk, die zo verstandig bent, Dat ge nu alle inzicht mist En ik zo plots en onverwacht kom? Elkerlijk Ongelukkige stakkerd! Waarheen kan ik vluchten, Om van deze grote zorg verlost te zijn? Lieve Dood, geef me uitstel tot morgen, Dat ik met mezelf overleg kan plegen. De Dood Dat kan ik niet toestaan, Zomin als ik het ooit doe. Ik sla menigeen onverwacht in het strijdperk Zonder waarschuwing, met één slag. Bereid u dus vandaag nog voor. Ik ga nu vertrekken. Houd uzelf nu duidelijk voor: Dit is de dag Waaraan Elkerlijk niet voorbij kan.

1•Demiddeleeuwen500-1500

49

Het mirakelspel: Mariken van nieumeghen AuTEuR

anoniem

kALEnDER

Begin zestiende eeuw. De eerste druk dateert van rond 1518.

kERnbEgRip

mirakelspel

siTuERing

Mariken van Nieumeghen is een overgangsstuk. Het steekt enerzijds nog vol middeleeuwse motieven en tradities (zonde en vergeving staan centraal), maar anderzijds lonkt het ook al heel duidelijk naar het wereldse van de nieuwe tijden. Bijzonder aan dit mirakelspel is dat er een aantal aantoonbaar historische verwijzingen in het verhaal zitten. Interessant is ook de invulling van het Faustmotief: in dit geval gaat het om een vrouw die haar ziel verkoopt aan de duivel in ruil voor kennis en niet om een man in ruil voor macht en geld.

‘De waargebeurde en wonderbaarlijke geschiedenis van Nijmeegse Marieke, die meer dan zeven jaar bij de duivel woonde en omgang met hem had.’ In de tijd dat hertog Arnold van Gelre in Grave gevangen werd gezet door zijn zoon hertog Adolf en diens trawanten, woonde op vijf kilometer van Nijmegen een vrome priester die Gijsbrecht heette. En bij hem woonde een mooie jonge maagd, die Marieke heette en de dochter was van zijn overleden zuster. Dit meisje deed het huishouden van haar oom en verzorgde hem met ijver en toewijding.

anoniem

Standbeeld van Mariken van Nieumeghen van Vera van Hasselt op de Grote Markt in Nijmegen.

Hoe gijsbrecht zijn nicht naar nijmegen stuurde

Op een dag stuurde deze Gijsbrecht zijn nicht naar Nijmegen om daar te kopen wat ze nodig hadden. Mariken What ghelieft u, heer oom? Die Oom Hoort kint, slaet mijnder woorden goom: Ghi moet nae Nimmeghen nemen u vertreck Om ons provande te halen; wi hebbens ghebreck, 5 Van keersen, van olie in die lampe te doene, Van azine, van soute ende van enzoene Ende van solferpriemen, soe ghi selve entcnoopt. Daer zijn acht stuvers; gaet henen, coopt Te Nimmeghen van dies wi hebben breke. 10 Tesser nu iuyst mertdach vander weke, Te bat suldi vinden al dat u ghereyt. 1

Marieke Oom, wat wilt u van mij? Oom Kind, hou je hoofd er even goed bij: jij moet vandaag naar Nijmegen gaan om boodschappen, want het ontbreekt ons aan kaarsen, aan olie om in de lamp te doen, azijn, zout en uien zijn niet meer voorhanden, zwavelstokjes nog maar een paar. Hier zijn acht stuivers. Loop nou maar naar Nijmegen, koop wat ons mag ontbreken. Daar is het marktdag, zoals alle weken, dus daar vind je alle koopwaar bijeen.

Marieke Oom, ik loop daar gehoorzaam heen en koop alles wat wij ontberen. Oom ’t Wordt misschien te laat om terug te keren, 15 want de dagen zijn kort. Misschien is het beter, met die afstand van vijf kilometer en nu ’t al tien uur is of daaromtrent, dat je geen haast maakt, als je daar bent. Als je, voordat de zon is gaan dalen, 20 dat eind naar huis niet meer kunt halen, overnacht er dan. Dat maakt mij wat geruster.

50

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Slaap bij je tante, bij mijn lieve zuster, die je wel om een nachtje logies kunt vragen. Dat is beter dan dat je langs heggen en hagen 25 de weg terug bij nacht zou beproeven, want de buitenwegen zijn niet zonder boeven, en jij bent een jonge, knappe meid. Ze kunnen je aanspreken. Marieke Oom, ik handel altijd 30 zoals ik volgens u handelen moet. Oom Doe je tante de groeten en ’t ga je goed. Koop alles wat nodig is, naar maat en gewicht. Marieke Ja, oom. Adieu. Oom Adieu, lieve nicht, 35 in Gods genade heb je niets te vrezen. Waarom, God, zou ik zo zwaarmoedig wezen? Omdat het land verdeeld is in haat of omdat mijn nicht me verlaten gaat? Hoe kom ik zo bedrukt? 40 Ik begrijp het niet, maar sinds dat meisje me verliet, is het me of mijn hart dat betreurt, ben ik bang dat haar of mij iets gebeurt. Dat ik haar gaan liet, moet ik berouwen: 45 ’t is dwaasheid, meisjes of jonge vrouwen te laten gaan over ’s Heren wegen, want overal kom je schurken tegen.

Hoes van de soundtrack van Mariken van Nieumeghen, Nederlandse film uit 1974 onder regie van Jos Stelling. De film werd vertoond op het filmfestival van Cannes.

Marieke en haar tante

Tante Dag, duivel! Hoe branden de helse vuren? 65 Zeg, juffrouw, wat heb jij hier te maken? Marieke Mijn oom stuurde mij om allerlei zaken, om druivensap, mosterd, om kaarsen, azijn en wat er bij ons nog meer nodig mocht zijn, naar de stad, maar voor ik het kon belopen 70 en alles had kunnen vinden en kopen, werd het zo laat. Als het u niet ontrieft, maak mij dan een bed op, alstublieft. Ik kan nog naar huis gaan, maar in de nacht worden meisjes bespied en opgewacht, 75 onteerd, verkracht, zodat ze zich schamen. Dat gebeurt mij niet. Tante Ach, kuise dame, God, God, zorg jij zo voor je maagdelijkheid? Je weet toch wel, nicht, hoe jijzelf indertijd 80 verwekt werd? Je weet heus wel van wanten.

Jij hebt vandaag lopen lanterfanten en de hele middag niks uit willen voeren. Marieke Ik was druk genoeg, tante. Tante Ja, met hoeren en snoeren en drinken en klinken met een van die baasjes. 85 Overal zijn wel Jantjes en Pietjes en Klaasjes om meisjes zoals jij in ’t koren te leiden, en zijn ze daar eenmaal met z’n beiden, o, dan wordt Lijsje door Hannes gekeesd! Nicht, jij bent ook wel zo bezig geweest, 90 want bij jou op het land wacht men zolang niet. Marieke Waarom zegt u dat, tante? Tante Ach, lekkere hangtiet, al durf je dan de waarheid niet aan, jouw benen zijn vaak uit elkaar gegaan 95 om te genieten van iemand z’n fluit.

1•Demiddeleeuwen500-1500

51

Maar al gaan er nog zoveel in en weer uit, elke meid noemt zich maagd tot haar buik opzwelt. Marieke Dat u me zulke dingen vertelt, terwijl ik geen schuld heb, kan ik niet verdragen. Tante 100 Ik heb mensen gesproken die zelf zagen hoe jij met je eigen oom lag te vozen. Nu ik het vertel, moet ik bijna blozen. Je maakt onze hele familie te schande, jij miskraam. Je mag in de goot belanden. 105 Jouw gezicht maakt me uitzinnig van woede. Marieke God, wat wordt het me vreemd te moede: of een inwendig bloeden de aderen in mijn hoofd doet splijten. Die smerige woorden, die vuile verwijten, 110 terwijl ik niemand kwaad heb gedaan. Tante, kunt u me een bed toestaan voor alleen maar vannacht?

Tante Lag je maar in de Maas, zo diep als dit huis hoog is, als aas 115 voor de vissen die daar dalen en stijgen. Rot op, of je zult er spijt van krijgen! Ik sta warempel van woede te beven. Marieke Tante, u hebt ongelijk. Tante Wacht even, 120 jij teef, het lijkt me nog niet zo gek als ik eens hard aan je vlechten trek. Die meid begint me zo op te winden, ik zou de duivel vast kunnen binden alsof ie een kind was met kippenkracht. 125 Ik ben wel zo van mijn stuk gebracht, Ik weet niet of ik op mijn hoofd of voeten sta. Met iedereen die ik vandaag zal ontmoeten, veeg ik uit woede even de vloer aan: die mag naar de duivel en z’n ouwe moer gaan.

Toneelspel van Mariken van Nieumeghen op de Grote Markt van Nijmegen voor het Waaggebouw.

52

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Marieke en Moenen, de duivel

Duivel Die woorden doen mij haar zieltje winnen! Ik heb me vermomd, om te beginnen, en wel als mens. God wil dit gedogen. 160 Heel keurig, al mis ik een van m’n ogen: dat is er, zo lijkt het, uitgezworen. Wij geesten hebben de macht verloren ons te vervolmaken door tovenarij. Eén gebrek is er altijd wel bij, 165 aan het hoofd of aan handen of voeten. Ik zal mijn stem wat aanpassen moeten en dan zo fraai moeten redeneren dat mijn liefje zich niet van me af zal keren: je moet vrouwen zacht aanpakken, in het begin. 170 Mooi meisje, waar zit je zo over in? Deed er iemand iets tegen je zin, zonder reden of recht? Ik zal je wreken als je ’t me zegt. Jij lijkt me oprecht en daarom schik ik 175 tot troost bij je aan. Marieke Help God, wat schrik ik! Mijn verstand lijkt me ontnomen nu ik die meneer ben tegengekomen. Help! Ik zit van angst te beven. Duivel 180 Mooi meisje, ik sta je niet naar het leven; ik zal je geen verdriet of kwaad doen, maar ik garandeer: wil je naar mijn raad doen, met mij meegaan en me vertrouwen, ik maak je de vrouw onder de vrouwen, 185 want boven alles wat leeft, heb ik jou bemind. Marieke Vriend, de stemming waarin je me vindt, is zo verward, zo ongeduldig om scheldwoorden die ik onschuldig moest verduren: het is me om ’t even 190 of ik me aan de duivel zal geven of aan God. Wat maakt het nog uit. Duivel Bij Lucifer, een gemakkelijke buit. Zij is zo totaal in verwarring, in haar wanhoop in zo’n totale verstarring, 195 dat ze me hoop geeft. Waag ik het gauw, dan win ik. Mooi meisje, nu vraag ik het jou: ben je bereid om toe te happen? Marieke Wie ben je, vriend? Duivel Professor in wetenschappen. 200 Alles lukt me, wat ik ook probeer.

Marieke Het maakt me niet uit met wie ik verkeer, met de verdorvene of de volmaakte. Duivel Als je mij tot de jouwe maakte, ik zou je de zeven vakken leren 205 tot in de puntjes: retoriek, musiceren, logica, grammatica en geometrie, rekenkunde en alchemie, wetenschappen die men altijd eerde. Geen aardse vrouw was ooit zo’n geleerde 210 als jij zult worden. Marieke Je bent dus een kundig man. Maar wie ben je dan? Duivel Dat gaat je niks an. De waarheid weten, dat hoef je niet. 215 Ik ben het zachtmoedigste boefje niet, maar voor jou ben ik goed, jou heb ik hoog. Marieke Hoe heet je, vriend? Duivel Moenen met het ene oog. Ik heb vrienden in alle hoeken en gaten. Marieke 220 De duivel ben je, uit de hel losgelaten. Duivel Jou heb ik hoog. Jouw beschermer ben ik. Marieke Ik heb voor jou geen angst, vrees of schrik; al kwam Lucifer zelf uit het helse geweld, dan nog vreesde ik niet. Zo is ’t met me gesteld. 225 Alle angst is me ontnomen. Duivel Mooi meisje, om terzake te komen: als je meegaat en mij vertrouwen wilt schenken, geef ik je al wat je kunt bedenken, en zal ik mijn kennis, als gezegd, met je delen. 230 Aan geld of bezit of aan juwelen zal het je niet ontbreken bij mij. Marieke Mooi gezegd, maar onthou daarbij: voordat wij tweeën in liefde verkeren, moet jij me de wetenschappen leren, 235 alle zeven. Want daarin geloof ik. Leer je mij dat alles? Duivel Dat beloof ik! Alles wat wetenswaardig is.

1•Demiddeleeuwen500-1500

53

Zeven jaar later in nijmegen Fragment 1

Emmy Wat gaat dáár gebeuren? 705 ’k Wil het weten voor we de stad uitgaan. Ik zie daar een heleboel mensen staan. Ga het iemand vragen. Snel! Moenen Er komt daar straks een wagenspel, zoals ze ’t elk jaar deze datum doen. Emmy 710 ’t Is, dacht ik, het spel van Masscheroen. Dat spel valt niet genoeg te prijzen; mijn oom kwam ervoor naar Nijmegen reizen. Moenen, kom mee. Moenen Een zoetelijk gedreutel. 715 Je hebt toch geen zin in dat gekeutel? Kom op, dan krijg je vlees en wijn. Emmy Maar Moenen, het kan zo prachtig zijn. Mijn oom zei een keer toen hij had gekeken dat dit spel beter is dan sommige preken. 720 Ze geven zo’n goed voorbeeld, al spelend. Dus liefste, vind jij het niet vervelend, dan wil ik het zien. Moenen Nou vraagt me die meid wat. Ik maak me zeer bezorgd, bij Lucifers schijtgat, 725 dat zij, als ze ’t spel in zich op heeft genomen, tot berouw en inkeer zal komen. Bij Lucifer, dat had ik me anders gedacht. Emmy Laat me erheen gaan. Moenen Ga maar, ik wacht. 730 Maar als ik vertrek, moet jij dat ook doen.

54

Fragment 2

Masscheroen Hier ben ik: advocaat van de duivel, Masscheroen, die een hoger beroep indient bij de Opperste Rechter, aangezien 735 hij de mensen met al hun misdaden meer barmhartigheid toont en genade dan ons arme geesten, voor eeuwig versmaad. Want al heeft een mens elke misdaad 740 in zijn eentje begaan die je maar verzint, als hij zijn neigingen overwint door oprecht berouw, dan vindt hij genade. En wij, arme geesten, zonder misdaden dan die ene opstand en die duurde kort, 745 wij zijn daarom in de afgrond gestort, in eeuwige pijnen, hopeloos wreed. Ik, Lucifers procureur, die Masscheroen heet, vraag U nog eens, God van de barmhartigheid, waarom ons een slechter lot is bereid 750 dan de mensen, die dagelijks bloed zien. God Mijn barmhartigheid kan hij tegemoetzien die berouw heeft, al is het in zijn laatste uur, die dus toch heeft ingezien op den duur dat ik een God ben, barmhartig, rechtvaardig. 755 Maar wie versteend blijven en zo boosaardig dat ze nimmermeer tot inkeer kwamen, die moeten zinken met Lucifer samen in een afgrond waar niets is dan handenwringen.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Het abel spel: Lanseloet van Denemerken AuTEuR

anoniem

kALEnDER

1400-1420

kERnbEgRip

abel spel

siTuERing

Lanseloet van Denemerken behoort tot de vroegste wereldlijke toneelstukken in Europa. Het is overgeleverd via het Handschrift-Van Hulthem (circa 1405). Dit abel spel, in feite een gedramatiseerde ridderroman, beklemtoont het grote belang van hoofse omgangsvormen. Het bevat ook een mooie allegorie.

Een abel spel van Lanseloet van Denemerken, hoe hi wert minnende ene joncfrou die met sijnder moeder diende.

Karel Van Hulthem (1764-1832) Bron: universiteitsarchief Gent.

proloog

Ic bidde Gode vanden trone En Maria, die maghet scone, Dat si ons allen wille bewaren Ende in doghede alsoe ghesparen, 5 Dat wi hemelrike ghewinnen. Dies biddic Mariën, der coninghinnen, Die een vrouwe es boven al. Nu hoert, wat men u spelen sal. Hets van enen ridder prinsipael, 10 Die minde ene joncfrou noyael, Hovesch van herten ende reine, Maer si was hem te cleine Van goede ende oec van gheboert. Dies was sijn moeder op hem ghestoert, 15 Dat hi sine minne soe neder droech. Sijn herte altoes in vrouden loech, Als hi anesach haer edel lijf. Maer sijn moeder, dat felle wijf, Hats altoes toren ende nijt, 20 Ende verweet hem te meneger tijt, Dat hi hem soe neder daelde. Maer hi altoes hem vertaelde Met hoveschen worden, als hi wel conste. Maer altoes droech hi vriendelijc onste 25 Der scoender joncfrouwen, heet Sanderijn. Si en mochte niet noyaelder sijn, Maer si was hem te neder gheboren. Dies hadde sijn moeder soe groten toren, Dat sijt namaels brachte te werke. 30 Nu biddic u, dat ghi uwen merke Daer an wilt legghen ende versinnen. Ic wane, dat ghi noit van minnen En hebbe ghehoert dies ghelike. Nu biddic u allen, arme ende rike, 35 Dat ghi wilt swighen over al, Ende merct, hoet beghinnen sal. 1

anoniem

trone: hemel in doghede: in voorspoed, deugdzaamheid dies: hierom al: alle (vrouwen) prinsipael: aanzienlijk noyael: voortreffelijk te cleine: niet rijk genoeg gheboert: geboorte ghestoert: kwaad zijn hart sprong op van vreugde anesach: bekeek felle: boosaardig was altijd kwaad en nijdig dat hij zich zo verlaagde verdedigde zich onste: liefde der: voor de / heet: (ze) heette ze kon niet voortreffelijker zijn te neder: in te lage stand dat zij het later te berde bracht merke: aandacht legghen: besteden / versinnen: erover nadenken wane: denk dies ghelike: iets dergelijks merct: oplet

1•Demiddeleeuwen500-1500

55

Lanseloet en sanderijn

Lanseloet Ay God here, hoe mach dit sijn, Dat ic die scone Sanderijn Al dus met herten hebbe beseten? 40 Nochtan wert mi verweten Van mijnder moeder alle daghe, Dat ic mine minne soe neder draghe. Dies horic menich spitich woort. Maer haer minne heeft mi soe doerboert, 45 Dat icse ghelaten niet en can, Ic en moet haer altoes spreken an, Als icse metten oghen anescouwe. Dies heeft mijn moeder grote rouwe. Daer omme soe moet verborghen sijn. 50 Nu willic hier wachten die vrouwe mijn Onder desen neghelentier, Want si sal hier comen scier – Dat wetic wel – in desen bogaert. Sanderijn O edel ridder van hogher aert, 55 God, die alle dinc vermach, Die moet u gheven goeden dach, Edel ridder van herten vri. Lanseloet O scone maghet, God di si ons bi Ende moet u ende mi in doghden sparen 60 Ende van allen quaden bewaren, Ende sonderlinghe van niders tonghen, Alsoe dat niet en werde gesonghen Van ons beiden enich quaet. O Sanderijn, nu gheeft mi raet! 65 Mijn herte dat es te male ontstelt Ende van uwer minnen ghequelt, Dat mi costen sal mijn lijf. O Sanderijn, wel scone wijf, En machic uus niet gheweldich sijn, 70 Dat sal mi costen dleven mijn, Ende ewelijc benic verloren. Sanderijn Och edel ridder hoghe gheboren, Dat en mach nemmermeer gescien. Al eest, dat ic u gherne mach sien, 75 Ic en ben niet uus ghelijke. Ghi sijt mi te mechtich ende te rike, Edel ridder, te sine u wijf. Daeromme soe moet sijn een blijf, Al eest, dat ic u met herten minne. 80 Oec en willic gheens mans vriendinne Sijn, die leeft onder des hemels trone: Al waer hi een coninc ende spien crone, Soe en dadic mi niet te cleine.

56

Lanseloet en Sandrijn. Illustratie uit de Goudse druk van Lanseloet van Denemerken, uitgegeven door Govert van Ghemen (1486-1492).

van: door neder: beneden mijn stand ghelaten: laten gaan, laten vallen rouwe: verdriet moet het in het geheim blijven neghelentier: egelantier, wilderozenstruik scier: snel, gauw hogher aert: hoge afkomst die moge u geluk schenken vri: edel, goed si ons bi: weze ons nabij moet: moge en voor alle kwaad bewaren en vooral van kwaadsprekers alsoe: zodat / gesonghen: verteld te male: helemaal dat het mijn leven zal kosten als jij niet de mijne wordt ewelijc: voor eeuwig dat kan nooit gebeuren uus: uws te sine: om te zijn sijn een blijf: het achterwege blijven vriendinne: minnares spien crone: droeg hij een kroon dan nog vernederde ik mij niet

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Lanseloet O scone maghet van herten reine, 85 Al dadi den wille mijn, Uutvercoren Sanderijn, En bleve u onvergoudet niet, Want messelike dinge sijn ghesciet: Ghi mocht noch werden wel mijn vrouwe. 90 Sijt mijn ghenadich ende blijft ghetrouwe, Ende comt met mi in dit casteel. Ic sal gheven een yuweel; Ic wane, ghi noit des ghelike en saeght. Sanderijn Neen, edel here, noch benic maeght, 95 Dies dancic gode vanden trone. Al woudi mi gheven te lone Dusent merct van goude roet, Hoghe baroen, edel ghenoet, Nochtan woudic behouden mijn eer. 100 Lanseloet, hoghe geboren heer, Al en benic niet rike van haven, Noch gheboren van groten maghen, Nochtan meinic mi soe te houden, Dat ic niet en sal werden gescouden, 105 Her Lanseloet, enich mans vriendinne, Maer ic wille gerne gherechte minne Draghen sonder dorpernie. Lanseloet Sanderijn, bider maghet Marie, Dorperheit en leggic u niet te voren. 110 En es nu gheen wijf gheboren Op eerde onder des hemels trone Soe rike, soe mechtich no soe scone, Die mi verhoghen mach, dan ghi. Och Sanderijn, en seldi mi 115 Laten dan in dit verdriet? En sal uus mijns ontfermen niet, Dat ic troest van u mochte ontfaen Ende ghi met mi wout spelen gaen Hier neder in dit groene dal, 120 Daer die voghelkine maken gescal, Ende die bloemen staen int groen, Scone maghet, sonder mesdoen Ende al sonder dorperheit? Sanderijn Her Lanseloet, hets dicke gheseit: 125 Bi lichte geloven es die meneghe bedrogen. Dats seker waer en niet gheloghen, Want hets menechweerf ghesien Dat vrouwen oneerlijcheit ghescien, Omdat si mans te verre betrouwen, 130 Dat hem namaels sere berouwen, Als die saken waren ghesciet. Ic en weten op eerde geboren niet,

al dadi: als jij deed zou dat niet onbeloond blijven messelike: wonderlijke mocht: zou kunnen / noch: toch nog

Ik denk dat je er nog nooit zo een zag

gheven te lone: als beloning geven merct: mark (van rood goud) ghenoot: heer haven: bezittingen noch van hoge afkomst meinic: wil ik gescouden: uitgescholden dat ik iemands minnares ben gherechte: oprechte, ware dorpernie: laagheid, vulgariteit laagheid stel ik je niet voor en es nu: er is nu no: noch verhoghen: verblijden en seldi mi: zul je mij sal uus mijns: zul je je niet over mij dat: zodat

dicke: dikwijls door lichtgelovigheid worden velen bedrogen oneerlijcheit ghescien: te schande worden gemaakt waar ze later veel spijt over hebben ik ken geen man op aarde

1•Demiddeleeuwen500-1500

57

Dien ic soe verre betrouwen soude, Ginc ic met hem spelen te woude, 135 Hi en soude met mi doen sijn gherief. Lanseloet Daertoe hebbic u te lief, Sanderijn, wel scone wijf, Dat ic onteren soude u lijf. Scone maget, al hadicx die macht, 140 Alsoe en was ic niet bedacht, Dat ic u doen soude enege scande. Al haddic u in vremden lande, Sanderijn uutvercoren, Ic soude u dbroet bidden te voren, 145 Eer ic u hongher hebben liet. Bi ridderscape, ic en mesdade u niet, Sanderijn, jeghen uwen danc. Sanderijn Her Lanseloet, wi sijn hier te lanc! Ons mochte iemant horen ofte sien, 150 Want nyders sijn altoes uut om spien, Hoe si iement mochten te scanden bringen. Een verrader hadde liever quaet te singhen Dan goet, want hets sijn nature. Nu willen wi sceden in corter ure, 155 Dat hem niement ane ons en stoet. Hoghe baroen, edel ghenoet, God ons here moet u bewaren Ende altoes in doghden sparen, Waerweert dat ghi u bekeert. Lanseloet 160 Ay, noch soe blijft mijn herte verseert Vander scoender Sanderijne: Sine wilt niet doen den wille mine. Dies moetic droeven alle mijn dage. Wat ic kerme of wat ic claghe, 165 Sine wilt niet gaen met mi int wout: Si mint ere voer enich gout; Dat horic wel an haer ghelaet. Si leidt enen reinen staet, Ende haer herte es soe noyael, 170 Bi ridderscape, ic woude wael, Dat si gheboren waer mijns gelijc. Al en waer si niet van haven rijc, Ic souder maken af mijn wijf, Want si heeft een reine lijf, 175 Ende haer herte es al vol eren. Si en wilt haer niet te mi waert keren. Dies lijdt mijn herte rouwe groet.

58

soe: zozeer ginc ic: dat ik zou gaan en dat hij mij niet zou verkrachten

al hadicx: al had ik dan nog zou ik er niet aan denken

ik zou liever voor u bedelen eer ic u: dan dat ik u bi ridderscape: op mijn riddereer jeghen uwen danc: tegen uw wil

nyders: kwaadsprekers, roddelaars

in corter ure: meteen dat niemand aanstoot aan ons neemt

waerweert: waarheen verseert: bedroefd

ghelaet: reactie wael: graag

ze wil me mijn zin niet geven

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

De allegorie

Sanderijn Nu gawi, dan in dese warande, 485 Her ridder, spreken alluttelkijn, Ende verstaet die redene mijn, Die biddic u, hoghe geboren baroen. Anesiet desen boem scone ende groen, Hoe wel dat hi ghebloyet staet; 490 Sinen edelen roke hi doergaet Al omme desen bogaert al; Hi staet in soe soeten dal, Dat hi van rechte bloyen moet; Hi es soe edel ende soe soet, 495 Dat hi versiert al desen bogaert. Quame nu een valcke van hogher aert Ghevloghen op desen boem, ende daelde, Ende ene bloeme daer af haelde, Ende daer na nemmermeer neghene 500 Noch noit en haelde meer dan ene, Soudi den boem daer omme haten Ende te copene daer omme laten? Dat biddic u, dat ghi mi segt, Ende die rechte waerheit sprect, 505 Edel ridder, in hovescher tale. Die ridder Scone wijf ic versta u wale. Ene bloeme dat en es niet, En esser nemmeer toe ghesciet; Daer omme en salic den boem niet haten 510 Noch te copene daer omme laten, Want hi es soe scone ghedaen. Ic sie daer op soe meneghe bloeme staen Met groten hopen sonder ghetal, Daer edel vrucht af comen sal, 515 Op dat god ghedoghen wille. Nu ewelijc hier af een ghestille, Ende comt met mi, wel scone wijf.

Sanderijn Rust met mij in het groen hier, want Er is iets wat ik zeggen moet. Begrijp mijn woorden, ridder, goed. Wil mij, heer, dat genoegen doen. Aanschouw die boom hier, mooi en groen Hoe ons zijn rijke bloei bekoort! Zijn edele geur, die dwarrelt door Die hele boomgaard, overal; Hij staat in een zó lieflijk dal, Dat hij wel rijkelijk bloeien moet. Hij is zo edel en zo zoet Dat hij de trots is van het park. Kwam nu een hooggeboren valk Op deze boom hier neergestreken Om er een bloesem af te breken, Eentje maar – en daarna geen en Altijd bleef het bij die ene, Zou je die boom dan daarom haten En aan een ander overlaten? Ik wil graag dat u me dat zegt, In alle waarheid en oprecht, Nobele ridder, in hoofse taal. De ridder Ik begrijp, schone, uw verhaal. Is er verder niets geschied, Dan telt die ene bloesem niet. Daarom zal ik de boom niet haten Noch aan een ander overlaten, Want zijn aanzien is zo mooi. Met menige bloem zie ik hem getooid, In overdaad en zonder tal, Waar nobele vrucht van komen zal Als God het ons vergunnen wil. Geen woord hierover meer. Zwijg stil En komt met mij, gij schone vrouw.

Een ridder laat zich de liefkozingen van een hoofse dame welgevallen (uit Codex Manesse ca. 1340). Het zouden Lanseloet en Sanderijn kunnen zijn. Let op de aanwezigheid van de valk!

1•Demiddeleeuwen500-1500

59

2

De renaissance 1500-1700 jaartal historisch kader 1509

De humanist Erasmus publiceert Lof der Zotheid.

1515

Regeerperiode van Karel V (tot 1555)

1517

Luther en het begin van de hervorming en het protestantisme

1568

Begin van de Tachtigjarige Oorlog, de Nederlandse opstand tegen Filips II

1585

Val van Antwerpen, scheiding tussen Staatse en Spaanse Nederlanden

1602

Oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie

1637

De Statenbijbel, de eerste officiële Nederlandstalige Bijbelvertaling

1648

Einde van de Tachtigjarige Oorlog met de Vrede van Münster

1661

Regeerperiode van Lodewijk XIV, de Zonnekoning (tot 1715)

1666

De Grote Brand in Londen (en meteen het einde van de pestepidemie) Leonardo da Vinci (1452-1519), zelfportret.

2.1

Tijdsbeeld

Na de middeleeuwen was er een machtsverschuiving van adel en geestelijkheid naar de burgerij. Niet meer de kerk en het kasteel waren het centrum van de samenleving, maar de stad. Bovendien viel de kerk door de reformatie in de 16e eeuw uiteen in katholieken en protestanten. Er volgden diverse godsdienstoorlogen, zoals de 80-jarige oorlog met Spanje (1568-1648), waaruit na de Vrede van Münster (1648) de scheiding van de Nederlanden in Noord en Zuid resulteerde. Uit die periode stammen de geuzenliederen, literaire uitingen van verzet tegen het Spaanse bestuur. De scheiding had dramatische economische en culturele gevolgen voor het Zuiden. De Schelde bleef tot 1813 gesloten, zodat Antwerpen geen rol van betekenis meer kon spelen. Terwijl het Noorden met de Gouden Eeuw (de 17e eeuw) een ongelooflijke economische bloei kende, ging het in het Zuiden van kwaad naar erger. Bovendien had het Nederlands er als cultuurtaal geen enkele betekenis meer. In het Noorden groeide het dialect van Amsterdam en Den Haag uit tot de geschreven standaardtaal. De Statenbijbel (1637) droeg daar zeker ook zijn steentje bij. Op kunstgebied heerste de renaissance. Kunstenaars streefden naar een wedergeboorte van de klassieke oudheid. Het theocentrisme maakte plaats voor het antropocentrisme en gemeenschapskunst voor individuele kunst. De kunstenaar bleef niet langer anoniem. Integendeel, hij profileerde zich duidelijk als auteur. Renaissance en humanisme gaan hand in hand. Het ideaal is de homo universalis, iemand die uitblinkt op alle gebieden van cultuur en wetenschap. Leonardo da Vinci is er het prototype van. De grote belangstelling voor de mens en de wereld leidde tot realisme in de kunst. Kunst is er niet meer om God te eren, maar om schoonheid te creëren (estheticisme). Classicisme is een ander kenmerk van renaissancekunst. De kunstenaars lieten zich inspireren door de klassieke oudheid en hielden zich meestal aan een strikt regelsysteem (zeker ook in het theater) gebaseerd op geschriften uit die tijd. Ze hoopten op die manier de klassieke literatuur niet alleen te evenaren, maar ze uiteindelijk zelfs te overtreffen (translatio, imitatio en aemulatio).

60

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Leonardo da Vinci zocht naar een exacte weergave van het menselijk lichaam in de kunst. Hij baseerde zich op studies van de Romeinse architect Vitruvius (1e eeuw v.C.), aangevuld met eigen onderzoek op lijken. Proportietekening naar Vitruvius (ca. 1490) Gallerie dell’Accademia, Venetië.

Monument voor Nicolaus Copernicus (1473-1543) in Warschau.

Isaac Newton (1643-1727), een mogelijk geïdealiseerd en geromantiseerd portret door Godfrey Kneller.

Bevrijd van het juk van het dogmatisch godsdienstig denken nam ook de wetenschap een enorme vlucht. De onderzoeker ontstond die via experimenten tot wetmatigheden trachtte te komen (empirisme). Zo toonde Copernicus aan dat de aarde rond de zon draait en niet omgekeerd (heliocentrisme). En de faam van Isaac Newton is vandaag de dag nog steeds onaangetast.

2.2

Literair leven

Epiek en lyriek Joost van den Vondel (1587-1679) schreef o.a. religieuze poëzie en hekeldichten, maar als dichter is hij wellicht het bekendst voor zijn klaagzangen die een sterk autobiografisch karakter hebben. Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) was een echte renaissancemens en kon als zoon van een welgestelde familie al op zijn 17e een ‘grand tour’ naar Italië maken. In de eerste periode van zijn literaire carrière schreef hij voornamelijk liefdespoëzie. Hij gebruikte dikwijls de sonnetvorm. Hooft woonde op het Muiderslot, waar hij geregeld kunstenaars en geleerden uitnodigde. Zo werd het Muiderslot een intellectueel centrum. Bredero (1585-1618) stierf heel vroeg, voor zijn dichterschap tot volle ontplooiing kon komen.

Dramatiek Omstreeks 1550 ontwikkelde de commedia dell’arte zich, geïmproviseerd Italiaans volkstheater, waarvan dans, mime, acrobatische toeren en muziek essentiële ingrediënten zijn. Op basis van vaste personages en een afgesproken verhaalkern beoefenden beroepsacteurs een vorm van toneel die geheel op het creatieve improvisatietalent van de spelers berustte. Elke acteur specialiseerde zich in de vertolking van één bepaald personage, zodat alle spelers mettertijd bijzonder goed op elkaar ingespeeld waren. Het vertrekpunt was een vast stramien: een verliefd paartje (de innamorati), van wie de liefde bemoeilijkt wordt door bemoeiingen van de ouden (de vecchi) of de ondeugendheden van de komische knechten (de zanni), beleeft uiteindelijk toch een happy end. Bekende types waren: • Pantalone: de vaderfiguur, een gierige oude koopman uit Venetië;

nederlandstalig / internationaal

In Engeland was William Shakespeare de absolute grootmeester. Op het gebied van poëzie is hij belangrijk voor zijn meesterlijke sonnetten, die – afwijkend van de traditionele sonnetten – uit drie kwatrijnen en een couplet bestaan. Proza werd gebruikt voor filosofie, geschiedschrijving en wetteksten. In Frankrijk schreef Michel de Montaigne, de vader van het essay, in zijn Essais beschouwingen in proza over politiek, filosofie en godsdienst. In 1605 publiceerde Cervantes het eerste deel van Don Quichot, een van de eerste Europese romans in de huidige betekenis. Stilistisch behoort het boek tot de literaire barok. Ook voor reisverhalen van ontdekkingsreizigers werd proza gebruikt.

nederlandstalig / internationaal

• Colombina, het geraffineerde en slimme kamermeisje; • Arlecchino: een knecht, ook bekend onder andere namen (Pulcinella, Scapino e.a.); • Il Capitano: een snoevende kapitein, meestal van Spaanse afkomst en • Il Dottore Graziano: de geleerde, die alles weet en die van vrouwen, lekker eten en drinken houdt.

Commedia dell’arte gebracht door de compagnie Il Carro dei Comici.

2•Derenaissance1500-1700

61

Veel figuren uit de commedia dell’arte hebben later een plaats in het poppentheater gekregen. Het spel, een combinatie van acrobatiek, zangkunst en jongleren (de zogenaamde lazzi, circusachtige intermezzi), vereiste van de acteurs een grote vaardigheid. Ze droegen een typerend kostuum en, met uitzondering van de geliefden, ook een halfmasker. Vanaf het midden van de zestiende eeuw trokken commedia dell’artegezelschappen door Europa en oefenden overal waar ze kwamen invloed uit op de acteerkunst. Zo ontstond in Frankrijk in de zeventiende eeuw uit de knecht Arlecchino de clownsfiguur Pierrot. In de achttiende eeuw raakte de commedia dell’arte in verval. Ze beleefde nog een artificiële heropleving door toedoen van Carlo Goldoni (1707-1793), maar hij voorzag de acteurs van vaste teksten, waarmee hij tegen het wezen zelf van deze toneelvorm inging. Onder invloed van de renaissance, de wedergeboorte van de klassieke oudheid, ontwikkelde zich, voornamelijk in de zeventiende eeuw, het klassieke drama. De auteurs volgden evenwel de aristotelische regels van het Griekse en Romeinse drama veel strikter op dan dat dit in de oudheid zelf gebeurde, en dan Aristoteles zelf bedoeld had. Die aristotelische grondregels waren: • Elke tragedie bestaat uit vijf bedrijven: de expositie, de ontwikkeling, het hoogtepunt, de val of wending en de catastrofe of afwikkeling, die meteen ook de catharsis teweegbrengt. • De drie eenheden (eenheid van tijd, van plaats en van handeling) is een wet waarvan niet afgeweken wordt. • Tragedie en komedie zijn strikt gescheiden. • De bedrijven worden gescheiden door reien of koorzangen. Van die wet wordt evenwel geregeld afgeweken.

Racine.

Corneille.

Molière.

In Frankrijk waren de tragedieschrijvers Racine (1639-1699) en Corneille (1606-1684) de belangrijkste vertegenwoordigers van dit soort drama. Van de komedieschrijver Molière (1622-1673), die zich heel wat minder om de ‘wetten’ bekommerde, blijven onder meer Tartuffe, Le malade imaginaire en Le bourgeois gentilhomme tot op vandaag echte kaskrakers. In de Nederlanden zocht Vondel (1587-1679) inspiratie in de geschiedenis en in de Bijbel. Dat was onder meer het geval voor Lucifer (1654) en Adam in ballingschap (1664). Hij gebruikte meestal een weidse, gezwollen, barokke taal. P. C. Hoofts (1581-1647) Warenar, gebaseerd op de Aulularia (Het spel van de pot) van de Latijnse schrijver Plautus, is een bekende komedie uit die tijd. Verder is er De Spaanschen Brabander van Bredero (15851618), waarbij de auteur zich inspireerde op de Spaanse schelmenroman en zich minder aan de nabootsing van de antieken gelegen liet. Tijdens de regering van koningin Elizabeth I (1558-1603) kwam het theater in Engeland tot een ongekende bloei. De voornaamste vertegenwoordiger was de absolute theaterkoning William Shakespeare (15641616), die de ‘klassieke regels’ helemaal negeerde. Er zijn 37 stukken van hem bekend: tragedies als Hamlet, Macbeth, Othello en King Lear, romances als A Midsummer Night’s Dream, historische drama’s over het Engelse vorstenhuis als Richard III en komedies als The Taming of the Shrew. Shakespeare blijft tot op vandaag lezers, theatermakers, toeschouwers en cineasten boeien.

62

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Scène uit De knecht van twee meesters door The College of Performing Arts in het Waltmar Theatre.

Promotiefoto voor de voorstelling van De ingebeelde zieke (1673) van Molière door het stadsgezelschap De Utrechtse Spelen (DUS).

2.3 Teksten

Epiek Desiderius Erasmus AuTEuR

Desiderius Erasmus

kALEnDER

Erasmus leefde van 1466 (1467 of 1469?) tot 1536

kERnbEgRip

satire

siTuERing

Lof der zotheid (Laus stultitiae) (1512) van de humanist Erasmus van Rotterdam wordt beschouwd als een van de meest invloedrijke werken van de westerse beschaving en als een boek dat de weg vrijmaakte voor de reformatie. Erasmus stelt allerlei menselijke dwaasheden aan de kaak. Behalve kerkelijke autoriteiten worden ook kooplieden, vorsten en wetenschappers bekritiseerd.

Lof der zotheid Het is ongelooflijk, hoeveel stof tot lachen, wat een zot schouwspel, wat een bron van vermaak de aanblik der dwaze mensenkinderen de hemelse goden verschaft. Zoals 5 men bij Homerus kan lezen, besteden de goden de morgenuren, zolang zij nog nuchter zijn, om ruzie te maken op hun vergaderingen en om van de stervelingen geloften aan te horen. Maar later op de dag, wan10 neer zij onder de invloed van de nectar zijn gekomen, hebben zij geen lust meer, zich in te laten met serieuze bezigheden. Ze zoeken zich dan een plaatsje op een vooruitstekende punt van de hemel en bespie15 den, vandaaruit naar beneden blikkend, de mensen op aarde. Geen toneelstuk is hun liever! Dan zien ze heel wat moois, want het wemelt daar van zotten. Ik weet er alles van, want ik zoek zelf ook wel eens een plaatsje 20 tussen die Homerische goden. Kijk: hier is er een verliefd op een meisje en hoe minder zijn liefde beantwoord wordt, des te onstuimiger is hij. Daar trouwt een ander wel de bruidsschat, niet de bruid. Ginds is een man 25 de souteneur van zijn vrouw, maar gene is zo jaloers, dat hij zijn vrouw met argusogen bewaakt. Sakkerloot, wat een zotte praat verkoopt die rouwdrager daar! Hij heeft zich een stel acteurs gehuurd om zijn spel 30 van rouw voor hem te spelen. Ginds stort er een tranen bij het graf van zijn stiefmoeder. Hier schrokt iemand alles naar binnen wat hij maar kan krijgen, hoewel hij over een poosje toch weer grote honger zal hebben. 35 Een ander vindt zijn grootste genoegen in slapen en luieren. Er zijn er, die het vuur uit 1

hun sloffen lopen voor andermans zaken, maar die hun eigen belangen verwaarlozen. Daar zie ik er een, die zich rijk waant, omdat 40 hij met geleend, dus andermans, geld zijn schuldeisers betaalt, ofschoon hij op het punt staat bankroet te gaan. Een ander acht niets heerlijker dan om zelf in armoede te leven, teneinde zijn erfgenamen rijk te kun45 nen maken. Ter wille van onbeduidend en onzeker gewin vliegt er ginds een over alle zeeën en vertrouwt zijn leven, het enige dat hij voor geld niet kan terugkopen, aan wind en golven toe. Die daar wil liever in de oor50 log rijkdom verwerven, dan rustig en veilig bij moeder thuis blijven. Ginds trachten erfenisjagers op een gemakkelijke manier rijk te worden door kinderloze grijsaards te vleien. En evenmin ontbreken zij, die het55 zelfde proberen door niet onvermogende oude dames het hoofd op hol te brengen. De goddelijke toeschouwers hebben dan het grootste plezier, wanneer zulke jagers zelf in de strikken lopen, die ze anderen 60 gezet hebben. Het allerzotste en allergemeenste is echter het gilde der handelaars, aangezien deze het vuilste beroep op de vuilste manier uitoefenen. Ofschoon ze liegen en valse eden afleggen, stelen, bedrie65 gen en afzetten, werken ze zich toch op tot de hoogste kringen, omdat ze aan iedere vinger een gouden ring dragen. Het ontbreekt hun dan ook niet aan edele broeders, die hen in de lucht steken en hun vleiend de 70 naam van ‘edelachtbare heer’ durven geven, in de hoop natuurlijk, zelf ook hun aandeel in het oneerlijk verworvene te krijgen.

Desiderius Erasmus geportretteerd in 1523 door zijn vriend Hans Holbein de Jonge.

Titelpagina van de eerste in Nederland gedrukte vertaling (Rotterdam, J. van Waesberghe, de jonghe, 1615).

2•Derenaissance1500-1700

63

Miguel de Cervantes AuTEuR

Miguel de Cervantes

kALEnDER

Cervantes leefde van 1547 tot 1616.

kERnbEgRip

parodie

siTuERing

Don Quichot, een parodie op de ridderroman, was immens populair. De roman verscheen in 1605. Binnen het jaar volgden er zes herdrukken. Al in 1612 verscheen er een Engelse en in 1614 een Franse vertaling. Portret van Miguel de Cervantes, toegeschreven aan Juan de Jáuregui y Aguilar (ca. 1600).

Don Quichot Toen hij zo’n twee mijl verder was, ontwaarde Don Quichot een groot gezelschap, wat later Toledaanse kooplieden bleken te zijn die zijde gingen kopen in Murcia. Zij reisden gezessen, met uitgeklapte para5 sols, en hadden vier bedienden te paard en drie muildierjongens te voet bij zich. Nauwelijks kreeg Don Quichot hen in het vizier, of hij beeldde zich in dat zich een nieuw avontuur aandiende; en het leek hem een uitstekende gelegenheid om zo goed hij kon een 10 van de gedragingen na te bootsen waarover hij in zijn boeken had gelezen. Daarom drukte hij fier en vastbesloten zijn voeten in de stijgbeugels, omklemde zijn lans, schoof zijn schild voor zijn borst, posteerde zich midden op de 15 weg en wachtte op de komst van die dolende ridders, want daarvoor zag hij hen nu eenmaal aan; en toen ze op zo’n afstand waren gekomen dat ze elkaar konden zien en horen, verhief Don Quichot zijn stem en zei aanmatigend: 20 ‘Laat de hele wereld stilstaan als niet de hele wereld erkent dat er op de hele wereld geen schoner maagd bestaat dan de keizerin van La Mancha, de weergaloze Dulcinea van El Toboso.’ De kooplieden stopten bij het horen van deze 25 woorden en het zien van het merkwaardige voorkomen van de man die ze uitsprak; uit zijn voorkomen en woorden maakten ze dadelijk op dat hij getikt was, maar zij wilden wel eens zien wat die erkenning waar hij om vroeg op de keper beschouwd inhield, dus 30 zei een van hen, die een beetje plagerig en bijzonder gevat was, tegen hem: ‘Heer ridder, wij weten niet wie de goede dame is over wie u het heeft, laat haar aan ons zien en als zij even mooi is als u zegt, erkennen wij van harte en zonder enige dwang de waarheid die 35 ons van uw kant wordt gevraagd.’ Prompt reed hij met gevelde lans zo woest en woedend op de woordvoerder af, dat als Rocinant niet gelukkigerwijs halverwege was gestruikeld en gevallen, het de vermetele koopman slecht was vergaan. 1

Rocinant viel en zijn baas rolde een heel eind het veld in, en toen hij probeerde op te staan, ging dat eenvoudigweg niet, zo werd hij gehinderd door zijn lans, schild, sporen en helm, gevoegd bij het gewicht van de oude wapenrusting. En terwijl hij worstelde 45 om overeind te komen en daar niet in slaagde, zei hij: ‘Vlucht niet, laf volk; slavenvolk, luister: het is niet mijn schuld maar die van mijn paard dat ik hier lig.’ Een van de meereizende muilezeljongens, die niet erg goedmoedig moet zijn geweest, kon al die aan50 matigende taal van de arme gevallene niet verdragen zonder hem het antwoord in de ribben te spitsen. Dus ging hij naar hem toe, pakte de lans, brak het ding in stukken en begon met een stuk ervan Don Quichot zo druk te bewerken, dat hij het ondanks 55 zijn wapenrusting tot moes sloeg. Zijn bazen riepen dat hij het niet te bont moest maken en hem met rust moest laten; maar de jongen had de smaak te pakken en wilde het spel niet staken voor hij alle troeven van zijn woede had uitgespeeld, en hij pakte nu ook de 60 andere stukken van de lans en sloeg ze aan diggelen op de ongelukkige gevallene, die ondanks de storm stokslagen die over hem kwam zijn mond geen ogenblik hield maar hemel en aarde bedreigde, en het boeventuig, want daarvoor zag hij hen aan. 40

Don Quichot en Sancho Panza Bron: cartoonist Chris Riddell (2009).

64

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Lyriek pieter Corneliszoon Hooft AuTEuR

Pieter Corneliszoon Hooft

kALEnDER

Hoofts lyrisch werk situeert zich vooral tussen 1600 en 1620.

kERnbEgRip

liefdespoëzie, sonnet

siTuERing

Hooft is de Nederlandse renaissancedichter bij uitstek. Zijn sonnetten zijn volmaakt naar de vorm. Schilderij toegeschreven aan Jan Maurits Quinkhard, Rijksmuseum Amsterdam.

Geswinde grijsaert 1

Geswinde grijsaert die op wackre wiecken staech, De dunne lucht doorsnijt, en sonder seil te strijcken, Altijdt vaert voor de windt, en ijder nae laet kijcken, Doodtvyandt van de rust, die woelt bij nacht bij daech;

5

Onachterhaelbre Tijdt, wiens heten honger graech Verslockt, verslint, verteert al watter sterck mach lijcken En keert, en wendt, en stort Staeten en Coninckrijcken; Voor ijder een te snel, hoe valtdij mij soo traech?

10

Mijn lief sint ick u mis, verdrijve’ ick met mishaeghen De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang. En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen. Maer ’t schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen, Dat ick den Tijdt, die ick vercorten wil, verlang.

Nydighe Tijt 1

Nydighe Tijt waerom ist dat ghy u versnelt Meer dan ghy zijt ghewoon, laet ghy u het verdrieten Dat ick den Hemel van Liefs byzijn mach ghenieten, Wat schaedt u mijn gheluck dat ghy u daer in quelt?

5

Een grysaert zijt ghy Tijt, en proefde noyt ’t ghewelt, Van ’t ghene, datse Liefd’ en soete Weerliefd’ hieten. Helaes de tranen blanck over mijn wanghen vlieten, Als ick aen’t uyrwerck denck dat qualijck was ghestelt.

10

Och Meester, die de tijt met uyren af kunt meten, Ghistr’avont miste ghy en had u konst vergheten, Wel viermael sloch de klock in min dan een quartier. Maer nae mijns Liefs vertreck, door dien’t began te daghen, En heeft de klocke boven tweemael niet gheslaghen, In eenen tijt, docht my, van twaelf uyren schier.

2•Derenaissance1500-1700

65

Joost van den Vondel AuTEuR

Joost van den Vondel

kALEnDER

Kinder-lijck: 1632, Uitvaert van mijn dochterken: 1633

kERnbEgRip

treurdicht, elegie

siTuERing

Vondel is het bekendst als toneelschrijver. Veel minder barok van taal, maar daarom des te menselijker zijn de ontroerende treurdichten als uiting van zijn verdriet. In een paar jaar tijd ontvielen hem zijn zoontje Constantijn en zijn dochtertje Saertje. Schilderij van Philips Koninck, 1674, Rijksmuseum Amsterdam.

Uitvaert van mijn dochterken

Kinder-lijck Constantijntje, ’t zaligh kijntje, Cherubijntje, van omhoogh, D’ijdelheden, hier beneden, Uitlacht met een lodderoogh. 5 Moeder, zeit hij, waarom schreit ghij? Waarom greit ghij, op mijn lijck? Boven leef ick, boven zweef ick, Engeltje van ’t hemelrijck: En ick blinck’ er, en ick drinck er 10 ’t Geen de schincker alles goets Schenckt de zielen, die daar krielen, Dertel van veel overvloets. Leer dan reizen met gepeizen Naar pallaizen, uit het slick 15 Dezer werrelt, die zoo dwerrelt. Eeuwig gaat voor oogenblick. 1

De felle Doot, die nu geen wit magh zien, Verschoont de grijze liên. Zy zit omhoogh, en mickt met haren schicht Op het onnozel wicht, 5 En lacht, wanneer, in ’t scheien, De droeve moeders schreien. 1

Zy zagh er een, dat, wuft en onbestuurt, De vreught was van de buurt, En, vlugh te voet, in ’t slingertouwtje sprong; 10 Of zoet Fiane zong, En huppelde, in het reitje, Om ’t lieve lodderaitje; Of dreef, gevolght van eenen wackren troep, Den rinckelenden hoep 15 De straten door; of schaterde op een schop: Of speelde met de pop, Het voorspel van de dagen, Die d’eerste vreught verjagen: 20

Of onderhiel, met bickel en boncket, De kinderlijcke wet, En rolde en greep, op ’t springend elpenbeen, De beentjes van den steen; En had dat zoete leven Om gelt noch goet gegeven.

Maar wat gebeurt? terwijl het zich vermaackt, Zoo wort het hart geraackt, (Dat speelzieck hart) van eenen scharpen flits, Te dootlick en te bits. De Doot quam op de lippen, 30 En ’t zieltje zelf ging glippen. 25

66

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Toen stont helaas! de jammerende schaar Met tranen om de baar, En kermde noch op ’t lijck van haar gespeel, En wenschte lot en deel 35 Te hebben met haar kaartje, En doot te zijn als Saertje. De speelnoot vlocht (toen ’t anders niet moght zijn) Een krans van roosmarijn, Ter liefde van heur beste kameraat. 40 O krancke troost! wat baat De groene en goude lover Die staatsi gaat haast over.

gerbrand Adriaenszoon bredero AuTEuR

Gerbrand Adriaenszoon Bredero

kALEnDER

postuum uitgegeven in 1622

kERnbEgRip

boerenlied

siTuERing

Boeren-geselschap komt uit de vier jaar na zijn dood verschenen bundel Boertigh, Amoureus en Aendachtigh Groot Lied-Boeck (1622). Bredero schrijft in realistische taal. Zijn poëzie klinkt authentiek. Hij bekommert zich minder dan Hooft om de vorm, minder dan Vondel om de beheerste verwoording, maar in zijn beste gedichten is hij zeker hun evenknie.

Boeren-geselschap

Andries Both, Drie boeren rond een tafel met een prostituee, circa 1630-1640.

Arent Pieter Gysen, met Mieuwes, Jaap en Leen, En Klaasjen, en Kloentjen, die trocken t’samen heen, Na ’t Dorp van Vinckeveen: Wangt ouwe Frangs die gaf sen Gangs, 5 Die worden of ereen. 1

Arent Pieter Gysen die was so reyn int bruyn, Sen hoedt met bloem-fluwiel die sat hem vry wat kuyn, Wat scheefjes en wat schuyn, Soo datse bloot, ter nauwer noot 10 Stongt hallif op sen kruyn. Maer Mieuwes en Leentjen en Jaapje, Klaas en Kloen, Die waren ekliedt noch op het ouwt fitsoen. In ’t root, in ’t wit, in ’t groen, In ’t grijs, in ’t graeuw, in ’t paers, in ’t blaeuw, 15 Gelijck de Huysluy doen. Als nou dit vollickje te Vinckeveen anquam, Daer vongdese Keesjen en Teunis en Jan Schram En Dirck van Diemerdam, Mit Symen Sloot en Jan de Doot, 20 Mit Tijs en Barent Bam.

Reproductie naar een gravure van Bredero.

2•Derenaissance1500-1700

67

De Meysjes vande Vecht en vande Vinckebuurt, Die hadden heur tuychje ten wongderlijck eschuurt, O se waren so eguurt! Maer denckt iens: Fy had lange Sy 25 Heur ongher-riem ehuurt.

De Meysjes die liepen, en lieten dat geschil, Kannen noch kandelaers, noch niet en stonger stil; Maer Kloens die stack en hil Soo dapper uyt dat een Veen-puyt 45 Daar dood ter aerden vil.

Sy ginghen in ’t selsip: daer worden so eschrangst, Gedroncken, gesongen, gedreumelt, en gedangst, Gedobbelt en gekangst! Men riep om wijn, het most soo sijn, 30 Elck Boerman was en Langst.

Symen nam de rooster, de beusem en de tangh, En wurrepse Ebbert en Krelis vuer de wangh; Het goetjen gingh sen gangh, Het sy duer ’t glas, of waer ’t dan was, 50 Mijn blyven was niet langh!

Maer Mieuwes en Trijntje, die soete slechte sloy Die liepen met menkander uytten huys in ’t Hoy, Met sulck geflickefloy, En suck gewroet, och ’t was soo soet, 35 Mijn docht, het was soo moy!

Ghy Heeren, ghy Burgers, vroom en wel gemoet, Mydt der Boeren Feesten: sy zijn selden soo soet Of ’t kost yemant zijn bloet, En drinckt met mijn een roemer wijn: 55 Dat is jou wel soo goet.

Aelwerige Arent, die trock het ierste mes, Tuege Piete Kranck-hooft en Korselige Kes, Maer Brangt van Kaallenes, Die nam een greep, hy kreegh een keep, 40 Mit noch een boer vyf ses.

‘… daer worden so eschrangst, gedroncken, gesongen, gedreumelt, en gedangst, gedobbelt en gekangst!’ Pieter Bruegel, Dansende boeren (ca. 1568).

68

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Dramatiek De lijkrede van Marcus Antonius AuTEuR

William Shakespeare

kALEnDER

Shakespeare leefde van 1564 tot 1616.

kERnbEgRip

historisch drama

siTuERing

Shakespeare wordt door de meesten beschouwd als de grootste schrijver die Engeland ooit heeft voortgebracht, niet alleen vanwege zijn literaire werken, maar ook vanwege zijn enorme invloed op de Engelse taal, waarin nog steeds honderden woorden, uitdrukkingen en citaten aan hem zijn toe te schrijven. Shakespeare schreef 38 tragedies, historische stukken en komedies. Daarnaast schreef hij 154 sonnetten en een aantal langere gedichten. De toespraak komt uit The Tragedy of Julius Caesar van 1599.

William shakesPeare

Toelichting

Het zogenaamde bloemenportret van Shakespeare door een onbekende schilder uit de 19e eeuw.

Julius Caesar werd vermoord door enkele samenzweerders, onder wie zijn stiefzoon Brutus. Brutus komt op het Forum de Romeinen toespreken en verklaren waarom de moord werd gepleegd. ‘Wat hadt gij liefst, dat Caesar leefde en gij allen als slaven stierft, of dat Caesar dood was en gij allen leefde als vrije mannen? Omdat Caesar van mij hield, ween ik om hem; omdat hij gelukkig was, verheug ik mij; omdat hij moedig was, eer ik hem. Zo heb ik tranen voor zijn liefde, vreugde voor zijn geluk, eerbied voor zijn moed, en dood voor zijn heerszucht.’ Hij slaagt er betrekkelijk snel in de menigte te overtuigen van de noodzaak van de moord. Burgers: Leve Brutus! Leve, leve Brutus! Eerste Burger: We brengen hem in triomf naar zijn huis. Tweede Burger: Richt naast zijn vaderen zijn standbeeld op. Derde Burger: Laat hem Caesar worden! Dan geeft Brutus het woord aan Marcus Antonius …

Cylan Brown in de titelrol van Julius Caesar en Scott G. Hartman als Brutus, opgevoerd in Point Fermin Park, Los Angeles, VS (2010).

De rede

Antonius Vrienden, Romeinen, burgers, hoor mij aan. Begraven kom ik Caesar, niet hem prijzen. Het kwaad dat mensen doen, leeft na hen voort, Het goed wordt vaak met hun gebeent’ begraven. Zo zij het ook met Caesar. De eedle Brutus Heeft u gezegd, dat hij heerszuchtig was, En was dat zo, dan was ’t een zware schuld, En zwaar heeft Caesar ervoor moeten boeten. Hier, met verlof van Brutus en zijn vrienden, – Want Brutus is een achtenswaardig man, Dat zijn zij allen, achtenswaard’ge mannen – Kom ik bij Caesars lijk een rede houden. Hij was mijn vriend, rechtvaardig steeds en trouw. Maar Brutus zegt, dat hij heerszuchtig was, En Brutus is een achtenswaardig man.

Hij bracht naar Rome veel gevangnen mee, Wier losprijs onze schatkist heeft gevuld: Leek dit vanwege Caesar wel heerszuchtig? Als armen tot hem riepen, weende Caesar. Van hardre stof moest heerszucht zijn gemaakt. Maar Brutus zegt, dat hij heerszuchtig was, En Brutus is een achtenswaardig man. Gij allen zaagt hoe op ’t Lupercusfeest Ik hem de kroon aanbood, tot driemaal toe, En hij ze driemaal wegstiet. Was dat heerszucht? Maar Brutus zegt, dat hij heerszuchtig was, En, ja, hij is een achtenswaardig man. Ik wil wat Brutus zegde niet weerleggen, Maar sta hier om te zeggen wat ik weet. Gij allen hieldt van hem, – niet zonder grond. 2•Derenaissance1500-1700

69

Wat grond weerhoudt u nu, om hem te wenen? O rede, in ’t domme vee zijt ge gevlucht, Het mensdom werd zwakzinnig! Heb geduld; Mijn hart is daar bij Caesar in de kist, En ik moet wachten tot het wederkomt. Eerste burger Ik vind dat wat hij zegt zo dwaas niet is. Tweede burger Als je het goed bedenkt, werd Caesar wel zwaar onrecht aangedaan. Derde burger Meen je dat, mannen? ’k Vrees dat een slechtere in zijn plaats zal komen. Vierde burger Heb je ’t gehoord ? Hij wou de kroon niet hebben. Hij was dus niet heerszuchtig, dat staat vast. Eerste burger Als dat zo is, dan zijn er die dit duur zullen bekopen. Tweede burger Kijk, die arme ziel, Zijn ogen zijn zo rood als vuur van ’t huilen. Derde burger Geen eedler man in Rome dan Antonius! Vierde burger Stil, luister, daar begint hij weer te spreken. Antonius Nog gistren hield één enkel woord van Caesar De wereld in bedwang. Nu ligt hij daar, En de geringste zelfs brengt hem geen hulde. O mannen, was ’t mijn doel, uw hart en geest Tot opstand en tot razernij te hitsen, Dan deed ik Brutus onrecht, Cassius onrecht, Die achtenswaard’ge mannen zijn, ge weet het. ’k Wil hun geen onrecht doen, nog liever doe ’k De doden onrecht, en mijzelf, en u, Dan achtenswaard’ge mannen zoals zij. Maar zie dit perkament met Caesars zegel; ’t Lag in zijn kamer; ’t is zijn laatste wil. Indien het volk dit testament kon horen, – Dat ik, vergeef mij, hier niet lezen wil – Zij gingen dode Caesars wonden kussen En doeken dopen in zijn heilig bloed, Ja, smeken om een haar als aandenken, En noemden ’t stervend in hun testament En lieten ’t latere geslachten na Als kostbaar erfstuk. Vierde burger Wij willen ’t horen! Lees het testament, Marcus Antonius! Burgers Ja, het testament! Lees Caesars testament, we willen ’t horen! Antonius Blijf rustig, vrienden; nee, ik mag ’t niet lezen;

70

Ge moet niet weten hoe Caesar u liefhad. Ge zijt geen hout, geen stenen, ge zijt mensen, En als ge ’t testament van Caesar hoorde, Zou het u vast ontvlammen, razend maken. Ge moogt niet weten dat ge van hem erft; Want wist ge dat, wat zou er dan gebeuren? Vierde burger We willen ’t horen! Lees, Antonius! U moet het lezen, Caesars testament! Antonius Wilt ge eerst tot kalmte komen? Wacht nog even. Ik sprak mijn mond voorbij toen ik het noemde. Ik zal die achtenswaard’ge mannen krenken, Wier dolken Caesar troffen; ja, dat vrees ik. Vierde burger Het zijn verraders! Achtenswaard’ge mannen! Burgers De laatste wil! Het testament! Tweede burger ’t Zijn schurken, moordnaars. Lees het testament! Antonius Ge dwingt mij dus het testament te lezen? Kom in een kring om Caesars lijk dan staan, Ik zal u hem die ’t heeft geschreven tonen. Is ’t mij veroorloofd? Zal ik bij u komen? Burgers Kom naar beneden. Tweede burger Daal af. Derde burger ’t Is u veroorloofd. [Antonius komt naar beneden.] Vierde burger Ga in een kring staan. Eerste burger Weg van de baar! Maak plaats rondom het lijk. Tweede burger Plaats voor Antonius, voor de eedle Antonius.

Acteur Marlon Brando in de rol van Marcus Antonius (1953).

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Antonius Dring niet zo om me heen, sta verder af. Burgers Ga achteruit, maak plaats. Terug! Antonius Indien ge tranen hebt, zo stort ze nu. Gij allen kent die mantel: ik herinner mij De dag toen Caesar voor het eerst hem droeg; ’t Was op een zomeravond in zijn tent, De dag dat hij de Nerviërs had verslagen. – Zie, op die plaats drong Cassius’ dolk erdoor; Kijk wat een scheur de boze Casca maakte; En hier, hier stak de teergeliefde Brutus, En toen hij het vervloekte staal terugtrok, Ach, zie hoe Caesars bloed het wapen volgde, Als gutste het naar buiten om te zien Of ’t Brutus was die zo onvriendlijk klopte. Want Brutus, naar ge weet, was Caesars engel. Gij goden, oordeel hoe Caesar hem liefhad! O, dit was wel de wreedste stoot van alle, Want toen die goede Caesar hem zag steken, Wierp ondank, sterker dan verraderswapens, Hem in het stof: toen brak zijn machtig hart, En zijn gezicht omhullend met zijn mantel, Vlak voor het voetstuk van Pompeius’ standbeeld Waar ’t bloed van afdroop, viel de grote Caesar. O medeburgers, wat een val was dat! Daar vielen ik en gij, wij allen vielen Terwijl verraad om onze neerlaag juichte. Nu weent ge, en ’k zie dat gij het priemen voelt Der deernis : edelmoed’ge druppels zijn het. Wat, goede zielen, weent gij al bij ’t zien Van Caesars stukgekorven mantel? Zie, hier is hij zelf, doorkorven door verraders. Eerste burger Treurig gezicht. Tweede burger O eedle Caesar. Derde burger O rampzaal’ge dag. Vierde burger O schurken en verraders! Eerste burger O bloedig schouwspel! Tweede burger Wij eisen wraak! Burgers Wraak! Vooruit! Op zoek! In brand! Steek alles in brand! Sla dood! Slacht hen! Laat geen verrader leven! In de zwaar beveiligde Rebibbiagevangenis in Rome werkten de regisseurs Vittorio en Paolo Taviani met topcriminelen aan de opvoering van William Shakespeare’s drama Julius Caesar. De emoties liepen af en toe hoog op en werden door de camera’s van de Taviani’s knap in zwart-witbeelden geregistreerd. Op de 62e Berlinale (februari 2012) werd de film Caesar must die bekroond met een Gouden Beer. De oecumenische jury had met haar prijs vooral oog voor ‘de bevrijdende kracht van kunst die mensen boven zichzelf laat uitstijgen’.

2•Derenaissance1500-1700

71

3

De verlichting 1700-1800 jaartal historisch kader 1740

Doorbraak van het verlicht despotisme in Europa

1750

Begin van de industriële revolutie in Engeland

1769

Uitvinding van de stoommachine door James Watt

1775

Begin van de Onafhankelijkheidsoorlog in de Verenigde Staten van Amerika

1789

Begin van de Franse Revolutie

1799

Napoleon komt aan de macht in Frankrijk.

3.1

Tijdsbeeld

De 18e eeuw is de eeuw van het rationalisme. De opvatting heerste dat alles op te lossen valt met de ratio of rede en dat kennis en verstand de sleutels zijn tot een betere samenleving. Emoties werden beschouwd als ondergeschikt aan het verstand. In de 18e eeuw werd door o.a. John Locke, Voltaire en Montesquieu de basis gelegd voor de vrije meningsuiting, godsdienstvrijheid en democratie in het algemeen. Tolerantie stond hoog in het vaandel van de 18e-eeuwse verlichte filosofen. Het absolutisme uit de 17e eeuw (denk aan de absolute monarchie, l’état, c’est moi en Lodewijk XIV) leefde aanvankelijk nog voort in de 18e eeuw, maar stootte in de tweede helft ervan op fervent verzet. De Franse Revolutie (liberté, égalité, fraternité) van 1789 was baanbrekend voor heel Europa.

De muziek kende in deze periode een onvoorstelbare bloei met drie geniale componisten: Mozart, Beethoven en Haydn. Op het vlak van literatuur en filosofie waren de zogenaamde salons, georganiseerd door de gegoede burgerij, belangrijke ontmoetingsplaatsen. Schrijvers en filosofen kwamen er vaak samen om er werken en denkbeelden uit te wisselen. Op economisch vlak kwam het liberalisme op. De staat moest zich zo weinig mogelijk met de economie bemoeien, maar het mechanisme van de markt (vraag en aanbod) laten spelen. De 18e eeuw wordt ook de pruikentijd genoemd, omdat het toen in deftige kringen de gewoonte was een pruik te dragen, ook door mannen.

Tijdens deze bijeenkomst in het salon van madame Geoffrin (1) luisteren de aanwezigen naar de voorlezing van toneelacteur Lekain (Henri Louis Cain) uit l’Orphelin de la Chine van Voltaire. Naast vele andere prominente figuren kun je Montesquieu (2), Diderot (3) en J.J. Rousseau (4 ) herkennen. Centraal op de achtergrond is het standbeeld van Voltaire (5) gepositioneerd. Anicet-Charles-Gabriel Lemonnier (1743–1824), Lecture de la tragédie de l’orphelin de la Chine de Voltaire dans le salon de madame Geoffrin, 1812, Musée national du Château de Malmaison.

72

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

3.2

Literair leven

Epiek en lyriek

nederlandstalig / internationaal

De briefroman Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) van het schrijversduo Betje Wolff en Aagje Deken is de eerste roman in de hedendaagse betekenis van het woord in de Nederlandse literatuur. Het boek hoort thuis in de classicistische traditie met haar vele vormvoorschriften, maar vertoont anderzijds voldoende gevoel om het ook als een voorloper van de romantiek te beschouwen. De verlichte prozaliteratuur is in wezen didactisch: literatuur was een middel om de lezer nieuwe, rationele opvattingen aan te bieden. Dit leidde tot een bloei van het essay en tot het ontstaan van een groot aantal tijdschriften. Het bekendste was het Engelse The Spectator (1711-1714), dat zijn navolging vond in onder andere De Hollandsche Spectator (1731-1735). Het grootste didactische werk uit de verlichting is echter ongetwijfeld de Encyclopédie van Diderot (1713-1784). Op het gebied van episch-didactische literatuur scheerde het imaginaire reisverhaal hoge toppen. De auteur beschrijft een reis die nooit plaatsvond, maar houdt de schijn op dat het om een echte reis gaat. Gulliver’s travels (1726) van Jonathan Swift is een utopische roman en Robinson Crusoe (1719) van Daniel Defoe is een robinsonade, een roman over een of meer personen die door toeval van de rest van de wereld afgezonderd raken en die zich moeten weten te redden. In de verlichting ontstonden onder invloed van de opvattingen van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) nieuwe ideeën over opvoeding. Die ideeën kwamen ook tot uiting in de opvoedkundige gedichten van Hiëronymus van Alphen. Zijn bekendste gedicht is De pruimenboom (1779). De belangrijkste vernieuwing op het gebied van proza is de doorbraak van de roman. De auteurs proberen karakters te tekenen of te tonen hoe personen in de loop van hun leven veranderen. Pamela (1740), een briefroman van Samuel Richardson, was hiervan een voorloper. In Duitsland springen Goethe (1749-1832) en Schiller (1759-1805) in het oog. Goethe schreef onder andere de beroemde briefroman Die Leiden des jungen Werther (1774). Schiller is onder meer bekend van het gedicht Ode an die Freude (1785) dat later door Beethoven gedeeltelijk verwerkt werd in het slotdeel van zijn Negende Symfonie. Goethe en Schiller behoren met een deel van hun werk tot de Sturm und Drang, een overgangsperiode van de verlichting met haar eenzijdige klemtoon op de ratio naar meer evenwicht tussen verstand en gevoel.

3•Deverlichting1700-1800

73

3.3

Teksten

Epiek betje Wolff en Aagje Deken AuTEuR

Betje Wolff en Aagje Deken

kALEnDER

Wolff (1738-1804) en Deken (1741-1804) publiceerden dit werk in 1782.

kERnbEgRip

briefroman

siTuERing

Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart is de eerste moderne roman in de Nederlandse literatuur. Deze briefroman illustreert o.a. een van de belangrijkste verlichtingsthema’s: het belang van een goede opvoeding. Daarnaast zet de roman aan het denken over onderwerpen als goed en kwaad, de verhouding tussen mannen en vrouwen en, niet in de laatste plaats, de verhouding tussen individu en maatschappij.

In brief 139, een brief van Hendrik Edeling aan zijn broer Cornelis Edeling, is een brief van Sara aan haar vriendinnen ingesloten. Hierin schrijft ze hoe R. haar meeneemt, de stad uit, naar een buitenhuis, en haar bijna verkracht.

Elizabeth Wolff (boven) en Aagje Deken. Gravure door A. Cardon.

Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart Hij

Ik Hij

Ik Hij Ik Hij

Hij

Hij Ik Hij

74

Wat, ga je nu opeens lastig doen? Dan bedrieg je jezelf; want (en hij zwoer een dure eed,) het is mij ernst; ik bemin je: je zult de mijne zijn. (Hij kwam opnieuw op mij af.) Blijf rustig! U vergist zich, zie ik, in mij: als u van mij zou houden, zou u me niet zo kunnen vernederen; laat me gaan, ik wil hier niet langer blijven. Laat me gaan; ik wil hier niet langer blijven! O, zo spreekt men niet tegen een man zoals ik en dat op zijn eigen buitenplaats. (Ik werd zo bleek als mijn linnen.) Luister eens meisje, al die grote gevoelens van mij moet je niet zo letterlijk nemen. Niettemin, je bent nu nog aantrekkelijker nu je zo’n fraai rolletje speelt. Kom mijn Saartje, laten we gelukkig zijn; de tijd is kostelijk als je tenminste dwaas genoeg bent om naar huis terug te willen gaan. Mijn koets staat in ieder geval al buiten, de paarden staan met de leidsels opgeknoopt op stal en binnen een paar uur zijn we ver van hier, want ik waag er mijn beste harddraver aan. (Hij wilde mij opnieuw kussen.) Schelm! Deugniet! Judas! Alles wat je maar wilt, mijn engeltje, als je me maar gelukkig maakt. (Hoe ik me voelde, kunt u enigszins begrijpen, maar ik hield mij groot.) Ik ben, zie ik, in uw macht; maar voordat ik toegeef aan uw afschuwelijke bedoelingen, zal ik het uiterste wagen; ik zal lawaai maken als u de deur niet opendoet. Ik doe geen deur open en of je lawaai maakt of niet, het zal niet helpen; niemand hoort je. Kom, je hebt je genoeg verweerd. Zelden heb ik zo veel werk gehad aan mijn lieverdjes. Je hebt gestreden voor je hersenschim; die lof geef ik je; maar nu eis ik je overgave. (Ik werd woedend en stond door alle sterke emoties op het punt om flauw te vallen, maar de angst gaf me krachten. Ik wilde een raam openschuiven.) Nee kindje, daar is aan gedacht; ik hou om de dood niet van burengerucht. (Hij werd, dacht ik, kwaadaardig vanwege de teleurstelling! O mijn vriendinnen, heb ik mezelf dan iets te verwijten, gaf ik aanleiding; niet toch, voor zover ik weet?) Ziezo, het wordt mooi laat; nu, ik heb zeer goed onderdak voor je en ik hoop dat we de tijd aangenaam zullen verdrijven. Laat me gaan. Het is nog niet te laat om in de stad te komen. (Hij lachte.) Zie je me voor zo een verd…. gek aan, dat ik, als ik een prooi onder mijn bereik heb, die weg zal laten vliegen?

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Lyriek Hiëronymus van Alphen AuTEuR

Hiëronymus van Alphen

kALEnDER

1746-1803 De pruimenboom dateert van 1778.

kERnbEgRip

kindergedicht

siTuERing

Uit van Alphens kinderdichten spreekt een voor die tijd moderne visie op het kind. Zijn kindergedichten hebben bovendien eenvoudige en strakke rijmschema’s, waardoor ze gemakkelijk uit het hoofd geleerd kunnen worden. Litho van H.J. Backer uit 1836. Catharina Gasthuis Gouda.

De pruimenboom Jantje zag eens pruimen hangen, O! Als eieren zo groot. ’t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken, schoon zijn vader ’t hem verbood. 5 Hier is, zei hij, noch mijn vader, noch de tuinman, die het ziet: Aan een boom, zo vol geladen, mist men vijf zes pruimen niet. Maar ik wil gehoorzaam wezen, 10 en niet plukken, ik loop heen. Zou ik, om een handvol pruimen, ongehoorzaam wezen? Neen. Voort ging Jantje: maar zijn vader, die hem stil beluisterd had, 15 Kwam hem in het lopen tegen vooraan op het middenpad. Kom mijn Jantje, zei de vader, kom, mijn kleine hartedief! Nu zal ik u pruimen plukken; 20 nu heeft vader Jantje lief. Daarop ging papa aan ’t schudden, Jantje raapte schielijk op; Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen, en liep heen op een galop. 1

3•Deverlichting1700-1800

75

4

De romantiek 1800-1850 jaartal

historisch kader

1804

Invoering (in Nederland) van de spelling-Siegenbeek

1815

‘België’ onder Nederlands bewind (tot 1830)

1830

Onafhankelijkheid van België

1837

Queen Victoria bestijgt de Engelse troon (tot 1901).

1848

Communistisch Manifest van Marx en Engels

4.1

Tijdsbeeld

De uitvinding van de stoommachine (1769) vormde de aanloop tot de industriële revolutie van de 19e eeuw. De industrialisatie van de maatschappij had grote invloed op alle segmenten van de samenleving. Door de mechanisatie werden veel ambachtelijke beroepen overbodig en veel mensen trokken van het platteland naar de grote steden om er in fabrieken te werken. Vaak waren de werkomstandigheden zeer slecht en de lonen minimaal. Zo ontstond het industrieel proletariaat. Om de industriële groei mogelijk te maken, waren er grondstoffen nodig. Onder andere Engeland en Nederland gingen die in hun kolonies halen. De economie draaide volgens liberale principes. Pas aan het einde van de 19e eeuw verbeterde de situatie voor de armen onder invloed van het socialisme. In de kunst ontstond de romantiek als reactie tegen de verstandelijke en didactische kunst van de verlichting en het classicisme. Romantiek stelt verbeelding en gevoel centraal. Kunstenaars en schrijvers waren zeer ontevreden met de dagelijkse realiteit (weltschmerz) en probeerden de werkelijkheid te ontvluchten (escapisme). Ze vluchtten naar de ongerepte natuur, het verleden (de historische roman), het exotische en in het geloof (antirationalisme), drugs, de dood, horror (de gothic novel), droom en fantasie, onbereikbare liefdes, geluk en idealen (sehnsucht) en in nationalistische gevoelens (bv. oude volksliedjes en sprookjes werden opgeschreven). Sommige schrijvers vluchtten ook in de humor of ironie (romantische ironie).

In de film Modern Times wordt Charlie Chaplin vermalen door het oprukkende industriële kapitalisme.

Ook het beeld van de kunstenaar veranderde. De eerste eis die romantici aan de kunst stelden, was originaliteit. Dit weerspiegelde zich ook in het leven van de kunstenaars. Velen waren individualisten die zich niet aan de maatschappij wensten te conformeren (bohémiens). Na 1850 was de romantiek als literaire stroming over zijn hoogtepunt heen, maar de romantische literatuur bleef zeker nog een paar decennia langer zijn plaats in de literaire productie opeisen.

‘Ze vluchtten naar de ongerepte natuur …’ Door de wandelaar op de rug te schilderen, is de toeschouwer betrokken op het doek: hij kijkt mee met de wandelaar naar het overweldigende landschap. Caspar David Friedrich, De wandelaar boven de nevel, ca. 1818.

76

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

4.2

Literair leven

Epiek

nederlandstalig

Absolute numero uno is Max Havelaar (1860) van Multatuli, pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker. Dit monumentale boek wordt door velen nog altijd beschouwd als de beste Nederlandstalige roman ooit geschreven. Het boek bevat autobiografische elementen en is een aanklacht tegen de uitbuiting van de inlanders door Nederland in zijn kolonies. Het is ook een zelfverdediging (Douwes Dekker werd ‘weggepromoveerd’), een literaire lappendeken (het bevat o.a. een novelle, een toneelstuk, een redevoering …) en een sleutelroman (het boek gaat over echt bestaande personen, die echter niet met hun echte naam genoemd worden). In Vlaanderen speelde Hendrik Conscience met de historische roman De leeuw van Vlaanderen (1838), een belangrijke rol bij het streven van de Vlaamse Beweging naar een groter zelfbewustzijn en het verzet tegen de Franstalige overheersing. Het nationalistische slot spoorde de lezers aan om trots te zijn op het verleden van Vlaanderen en daar ook in het ‘heden en de toekomst’ blijk van te geven.

Lyriek

nederlandstalig

Op poëtisch vlak blinkt Guido Gezelle uit (1830-1899). In zijn poëzie versmelt de priester-dichter vaak een romantische verheerlijking van kleine dingen in de natuur (een tros kersen, een bij, een bloem …) met religieuze elementen. Hij dankt God voor al het mooie dat Hij geschapen heeft. Gezelle schreef in het West-Vlaams (taalparticularisme). Gezelles poëzie is deels romantisch, maar evenzeer was hij een voorloper van het impressionisme en de zuivere poëzie (zie verder). Een van zijn bekendste gedichten is Dien avond en die rooze (1858). Piet Paaltjens, pseudoniem voor François Haverschmidt (1835-1894), hanteerde humor als wapen tegen het lijden van het bestaan. In de bundel Snikken en grimlachjes (1867) bestreed Paaltjens zijn weltschmerz door zijn verdriet te ironiseren en te parodiëren (romantische ironie). Paaltjens pleegde zelfmoord.

Epiek en lyriek

internationaal

Internationaal worden er heel wat belangrijke romans geschreven in deze periode. Jane Austen zit nog in de overgang tussen classicisme en romantiek. Bekend zijn vooral Sense and Sensibility (1811) en Pride and Prejudice (1813). Emily Brontë behoort met Wuthering Heights (1847) tot de romantiek, net als haar zus Charlotte Brontë die met Jane Eyre (1847) een absolute topper scoorde. Walter Scott kreeg wereldfaam met zijn historische roman Ivanhoe (1819). Charles Dickens hoort met zijn levensechte beschrijvingen van de Engelse maatschappij al tot het realisme, maar de gevoeligheid in zijn romans heeft ook nog duidelijk iets romantisch. Oliver Twist (1837) is zijn bekendste werk. In Frankrijk is Victor Hugo de romanticus bij uitstek. De Deen Hans Christian Andersen schreef cultuursprookjes zoals De kleine zeemeermin (1836). Op het vlak van poëzie zijn de Engelse dichters Shelley en Keats, de Fransman Baudelaire en de Duitse poëet Heinrich Heine uitzonderlijk. Heines gedicht Die Loreley (1827) is wereldbekend.

4•Deromantiek1800-1850

77

4.3

Teksten

Epiek Multatuli AuTEuR

Multatuli, pseudoniem van Edouard Douwes Dekker

kALEnDER

1820-1887

kERnbEgRip

autobiografische dubbelroman, sleutelroman, tendensroman, kaderroman De Rede tot de hoofden van Lebak komt uit Max Havelaar (1860). In Max Havelaar stelt Multatuli op basis van zijn eigen ervaringen de uitbuiting van de plaatselijke bevolking door Nederlandse en Nederlands-Indische bestuurders aan de kaak. In juni 2002 werd het boek door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde uitgeroepen tot het belangrijkste Nederlandstalig letterkundige werk aller tijden. Foto van Multatuli door Séverin, 1864.

Max Havelaar Eerste hoofdstuk

Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, n° 37. Het is mijn gewoonte niet, romans te schrijven, of zulke dingen, en het heeft dan ook lang geduurd, voor ik 5 er toe overging een paar riem papier extra te bestellen, en het werk aan te vangen, dat gij, lieve lezer, zo-even in de hand hebt genomen, en dat ge lezen moet als ge makelaar in koffie zijt, of als ge wat anders zijt. Niet 10 alleen dat ik nooit iets schreef wat naar een roman geleek, maar ik houd er zelfs niet van, iets dergelijks te lezen, omdat ik een man van zaken ben. Sedert jaren vraag ik mij af, waartoe zulke dingen dienen, en ik sta verbaasd 15 over de onbeschaamdheid, waarmede een dichter of romanverteller u iets op de mouw durft spelden, dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan. Als ik in mijn vak – ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lau20 riergracht n° 37 – aan een principaal – een principaal is iemand die koffie verkoopt – een opgave deed, waarin maar een klein gedeelte der onwaarheden voorkwam, die in gedichten en romans de hoofdzaak uitmaken, zou 25 hij terstond Busselinck & Waterman nemen. Dat zijn ook makelaars in koffie, doch hun adres behoeft ge niet te weten. Ik pas er dus wel op, dat ik geen romans schrijf, of andere valse opgaven doe. Ik heb dan ook altijd 30 opgemerkt dat mensen die zich met zoiets inlaten, gewoonlijk slecht wegkomen. Ik ben drieënveertig jaren oud, bezoek sedert twintig jaren de beurs, en kan dus voor de dag treden, als men iemand roept die ondervinding 35 heeft. Ik heb al wat huizen zien vallen! En gewoonlijk, wanneer ik de oorzaken naging, 1

78

kwam het me voor, dat die moesten gezocht worden in de verkeerde richting die aan de meesten gegeven was in hun jeugd. 40 Ik zeg: waarheid en gezond verstand, en hier blijf ik bij. Voor de Schrift maak ik natuurlijk een uitzondering. De fout begint al van Van Alphen af, en wel terstond bij de eerste regel over die ‘lieve wichtjes’. Wat drom45 mel kon die oude heer bewegen, zich uit te geven voor een aanbidder van mijn zusje Truitje die zere ogen had, of van mijn broer Gerrit die altijd met zijn neus speelde? En toch, hij zegt: ‘dat hij die versjes zong door 50 liefde gedrongen.’ Ik dacht dikwijls als kind: man, ik wilde u graag eens ontmoeten, en als ge mij de marmerknikkers weigerde, die ik u vragen zou, of mijn naam voluit in banket – ik heet Batavus – dan houd ik u voor een leuge55 naar. Maar ik heb Van Alphen nooit gezien. Hij was al dood, geloof ik, toen hij ons vertelde dat mijn vader mijn beste vriend was – ik hield meer van Pauweltje Winser, die naast ons woonde in de Batavierstraat – en dat mijn 60 kleine hond zo dankbaar was. We hielden geen honden, omdat ze zo onzindelijk zijn. […] Ik heb niets tegen verzen op zichzelf. Wil men de woorden in ’t gelid zetten, goed! Maar 65 zeg niets wat niet waar is. ‘De lucht is guur, en ’t is vier uur.’ Dit laat ik gelden, als het werkelijk guur en vier uur is. Maar als ’t kwartier voor drieën is, kan ik, die mijn woorden niet in ’t gelid zet, zeggen: ‘de lucht is guur, en ’t 70 is kwartier voor drieën.’ De verzenmaker is door de guurheid van de eerste regel aan een vol uur gebonden. Het moet voor hem juist een, twee uur enz. wezen, of de lucht mag niet

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Affiche van de Nederlandstalige film Max Havelaar van Fons Rademakers, 1976.

guur zijn. Zeven en negen is verboden door de maat. Daar gaat hij dan aan ’t knoeien! Of het weer moet veranderd, òf de tijd. Eén van beiden is dan gelogen. En niet alleen die verzen lokken de jeugd tot onwaarheid. Ga eens in de schouwburg, en luister dáár wat er voor leugens aan de man worden gebracht. De held van 80 ’t stuk wordt uit het water gehaald door iemand die op ’t punt staat bankroet te maken. Dan geeft hij hem zijn halve vermogen. Dat kan niet waar zijn. Toen onlangs op de Prinsengracht mijn hoed te water woei – Frits zegt: waaide – heb ik de man die hem mij terugbracht, 85 een dubbeltje gegeven, en hij was tevreden. Ik weet wel dat ik iets meer had moeten geven als hij mijzelf er uitgehaald had, maar zeker mijn halve vermogen niet. ’t Is immers duidelijk dat men op die wijs maar tweemaal in ’t water hoeft te vallen om doodarm te wezen. 90 Wat het ergste is bij zulke vertoningen op het toneel, het publiek gewent zich zó aan al die onwaarheden, dat het ze mooi vindt en toejuicht. Ik had wel eens lust zo’n heel parterre in ’t water te gooien, om te zien wie dat toejuichen gemeend had. Ik, die van waarheid 95 houd, waarschuw ieder dat ik voor ’t opvissen van mijn persoon geen zo hoog bergloon betalen wil. Wie met minder niet tevreden is, mag me laten liggen. […] En dat ik toch deugdzaam bén, blijkt uit mijn liefde 100 voor de waarheid. Deze is, na mijn gehechtheid aan het 75

geloof, mijn hoofdneiging. En ik wenste dat ge hiervan overtuigd waart, lezer, omdat het de verontschuldiging is voor ’t schrijven van dit boek. Een tweede neiging, die mij even sterk als waarheids105 liefde beheerst, is de hartstocht voor mijn vak. Ik ben namelijk makelaar in koffie, Lauriergracht n° 37. Welnu, lezer, aan mijn onkreukbare liefde voor de waarheid, en aan mijn ijver voor de zaken, hebt gij te danken dat deze bladen geschreven zijn. Ik zal u vertellen hoe dit 110 is toegegaan. Daar ik nu voor ’t ogenblik afscheid van u neem – ik moet naar de beurs – nodig ik u straks op een tweede hoofdstuk. Tot weerziens dus! Eilieve, steek het bij u … ’t is een kleine moeite … het kan te pas komen … ei zie, daar is het: een adres115 kaartje! Die Co ben ik, sedert de Meijers er uit zijn … de oude Last is mijn schoonvader.

LAST & C° MAKELAARS IN KOFFIE Lauriergracht, n° 37

De rede tot de hoofden van Lebak Mijnheer de Radhen Adhipatti, Regent van BantanKidoel, en gij, Radhens Dhemang die Hoofden zijt der districten in deze Afdeling, en gij, Radhen Djaksa die de justitie tot uw ambt hebt, en ook gij, Radhen 5 Kliwon die gezag voert op de hoofdplaats, en gij Radhens, Mantries, en allen die Hoofden zijt in de afdeling Bantan-Kidoel, ik groet u! En ik zeg u dat ik vreugde voel in mijn hart, nu ik hier u allen vergaderd zie, luisterende naar de woorden van 10 mijn mond. Ik weet dat er onder ulieden zijn, die uitsteken in kennis en in braafheid van hart: ik hoop mijn kennis door de uwe te vermeerderen, want zij is niet zo groot als ik wenste. En ik heb wel de braafheid lief, maar dikwijls bespeur ik dat er in mijn gemoed fouten 15 zijn, die de braafheid overschaduwen en daaraan den groei benemen … gij allen weet hoe de grote boom den kleinen verdringt en doodt. Daarom zal ik letten op degenen onder u, die uitstekend zijn in deugd, om te trachten beter te worden dan ik ben. 20 Ik groet u allen zeer. Toen de Gouverneur-Generaal mij gelastte tot u te gaan om assistent-resident te zijn in deze afdeling was mijn hart verheugd. Het kan u bekend zijn dat ik nooit Bantan-Kidoel had betreden. Ik liet mij dus geschriften 1

geven, die over uwe afdeling handelen, en heb gezien dat er veel goeds is in Bantan-Kidoel. Uw volk bezit rijstvelden in de dalen, en er zijn rijstvelden op de bergen. En ge wenst in vrede te leven, en ge begeert niet te wonen in de landstreken die bewoond worden door 30 anderen. Ja, ik weet dat veel goeds is in Bantan-Kidoel! Maar niet hierom alleen was mijn hart verheugd. Want ook in andere streken zou ik veel goeds gevonden hebben. Doch ik ontwaarde dat uwe bevolking arm is, en hier35 over was ik blijde in het binnenste mijner ziel. Want ik weet dat Allah den arme liefheeft, en dat Hij rijkdom geeft aan wien Hij beproeven wil. Maar tot de armen zendt Hij wie Zijn woord spreekt, opdat zij zich oprichten in hun ellende. 40 Geeft Hij niet regen waar de halm verdort, en een dauwdrup in den bloemkelk die dorst heeft? En is het niet schoon, te worden uitgezonden om de vermoeiden te zoeken, die achterbleven na den arbeid en neerzonken langs den weg, daar hun knieën niet 45 sterk meer waren om op te gaan naar de plaats van het loon? Zou ik niet verheugd wezen de hand te mogen reiken aan wie in de groeve viel, en een staf te geven aan wie de bergen beklimt? Zou niet mijn hart opspringen 25

4•Deromantiek1800-1850

79

als het ziet gekozen te zijn onder velen, om van klagen een gebed te maken en dankzegging van geween? Ja, ik ben zeer blijde geroepen te zijn in BantanKidoel! Ik heb gezegd tot de vrouw die mijne zorgen deelt en mijn geluk groter maakt: ‘Verheug u, want ik zie dat 55 Allah zegen geeft op het hoofd van ons kind! Hij heeft mij gezonden naar een oord waar niet alle arbeid is afgelopen, en Hij keurde mij waardig daar te zijn vóór den tijd van den oogst. Want niet in het snijden der padie is de vreugde: de vreugde is in het snijden der padie die 60 men geplant heeft. En de ziel des mensen groeit niet van het loon, maar van den arbeid die het loon verdient.’ En ik zeide tot haar: ‘Allah heeft ons een kind gegeven, dat eenmaal zeggen zal: “Weet ge, dat ik zijn zoon ben?” En dan zullen er wezen in het land, die hem groeten met 65 liefde, en die de hand zullen leggen op zijn hoofd, en zeggen zullen: “Zet u neder aan ons maal, en bewoon ons huis, en neem uw deel aan wat wij hebben, want ik heb uwen vader gekend.”’ Hoofden van Lebak, er is veel te arbeiden in uwe 70 landstreek! Zegt mij, is niet de landman arm? Rijpt niet uw padie dikwerf ter voeding van wie niet geplant hebben? Zijn er niet vele verkeerdheden in uw land? Is niet het aantal uwer kinderen gering? 75 Is er niet schaamte in uwe zielen, als de bewoner van Bandoeng dat daar ten oosten ligt, uwe streken bezoekt, en vraagt: ‘Waar zijn de dorpen, en waar de landbouwers? En waarom hoor ik den gamlang niet, die blijdschap spreekt met koperen mond, noch het 80 gestamp der padie uwer dochters?’ Is het u niet bitter, te reizen van hier tot de Zuidkust, en de bergen te zien die geen water dragen op hunne zijden, of de vlakten waar nooit een buffel den ploeg trok? Ja, ja, ik zeg u dat uw en mijn ziel daarover bedroefd 85 is! En daarom juist zijn wij Allah dankbaar dat Hij ons macht heeft gegeven om hier te arbeiden. Want wij hebben in dit land akkers voor velen, schoon de bewoners weinig zijn. En het is niet de regen die ontbreekt, want de toppen der bergen zuigen de 90 wolken des hemels ter aarde. En niet overal zijn rotsen die plaats weigeren aan den wortel, want op veel plaatsen is de grond week en vruchtbaar, en roept om de graankorrel die hij ons wil weergeven in gebogen halm. En er is geen oorlog in het land die de padie vertreedt 95 als ze nog groen is, noch ziekte die den patjol nutteloos maakt. Noch zijn er zonnestralen, heter dan nodig is om het graan te doen rijpen dat u en uw kinderen voeden moet, noch banjirs die u doen jammeren: ‘Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb!’ 100 Waar Allah waterstromen zendt, die de akkers wegnemen … waar Hij den grond hard maakt als dorre steen … waar Hij Zijn zon doet gloeien ter verschroeiing … waar Hij oorlog zendt, die de velden omkeert … 50

80

waar Hij slaat met ziekten die de handen slap maken, of met droogte die de aren doodt … daar, Hoofden van Lebak, buigen wij deemoedig het hoofd, en zeggen: ‘Hij wil het zo!’ Maar niet aldus in Bantan-Kidoel! Ik ben hier gezonden om uw vriend te zijn, uw oudere broeder. Zoudt gij uw jongeren broeder niet waarschu110 wen als ge een tijger zaagt op zijn weg? Hoofden van Lebak, we hebben dikwijls misslagen begaan, en ons land is arm omdat we zoveel misslagen begingen. Want in Tjikandi en Bolang, en in het Krawangse, 115 en in de ommelanden van Batavia, zijn velen die geboren zijn in ons land, en die ons land verlaten hebben. Waarom zoeken zij arbeid, ver van de plaats waar ze hun ouders begroeven? Waarom vlieden zij de dessah waar zij de besnijdenis ontvingen? Waarom verkiezen 120 zij de koelte van den boom die dáár groeit boven de schaduw onzer bossen? En ginds in ’t noordwesten over de zee, zijn velen die onze kinderen moesten zijn, maar die Lebak hebben verlaten om rond te dolen in vreemde streken met kris 125 en klewang en schietgeweer. En ze komen ellendig om, want er is macht van de Regering daar, die de opstandelingen verslaat. Ik vraag u Hoofden van Bantan-Kidoel, waarom zijn er zovelen die weggingen, om niet begraven te worden 130 waar ze geboren zijn? Waarom vraagt de boom, waar de man is dien hij als kind zag spelen aan zijn voet? […] Hoofden van Lebak! Wij allen staan in dienst des Konings van Nederland. Maar Hij, die rechtvaardig is, 135 en wil dat wij onzen plicht doen, is vér van hier. Dertigmaal duizendmaal duizend zielen, ja, meer dan zoveel, zijn gehouden zijn bevelen te gehoorzamen, maar hij kan niet wezen nabij allen die afhangen van zijnen wil. De Grote Heer te Buitenzorg is rechtvaardig, en wil 140 dat ieder zijn plicht doet. Maar ook deze, machtig als hij is, en gebiedende over al wat gezag heeft in de steden en over allen die in de dorpen de oudsten zijn, en beschikkende over de macht des legers en over de schepen die op zee varen, ook hij kan niet zien waar onrecht 145 gepleegd is, want het onrecht blijft verre van hem. En de resident te Serang, die heer is over de landstreek Bantam, waar vijfmaal honderdduizend mensen wonen, wil dat er recht geschiede in zijn gebied, en dat er rechtvaardigheid heerse in de landschappen die hem 150 gehoorzamen. Doch waar onrecht is, woont hij verre. En wie boosheid doet, verschuilt zich voor zijn aangezicht, omdat hij straffe vreest. En de heer Adhipatti, die Regent is van Zuid-Bantam, wil dat ieder leve die het goede betracht, en dat 155 er geen schande zij over de landstreek die zijn regentschap is. En ik, die gisteren den Almachtigen God tot getuige nam dat ik rechtvaardig zou zijn en goedertieren, dat 105

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

ik recht zou doen zonder vrees en zonder haat, dat ik zal zijn: ‘een goed assistent-resident’ … ook ik wens te doen wat mijn plicht is. Hoofden van Lebak! Dit wensen wij allen! Maar als er soms onder ons mochten zijn, die hun plicht verwaarlozen voor gewin, die het recht verko165 pen voor geld, of die den buffel van den arme nemen, en de vruchten die behoren aan wie honger hebben … wie zal ze straffen? Als een van u het wist, hij zou ’t beletten. En de Regent zou niet dulden dat zoiets geschiedde in zijn regent170 schap. En ook ik zal het tegengaan waar ik kan. Maar als noch gij, noch de Adhipatti, noch ik het wisten … Hoofden van Lebak! Wie toch zal dan recht doen in Bantan-Kidoel? Hoort naar mij, als ik u zeggen zal hoe er dan recht 175 zal gedaan worden. Er komt een tijd dat onze vrouwen en kinderen schreien zullen bij het gereedmaken van ons doodkleed, en de voorbijganger zal zeggen: ‘Daar is een mens gestorven.’ Dan zal wie aankomt in de dorpen, 180 tijding brengen van den dood desgenen die gestorven is, en wie hem herbergt, zal vragen: ‘Wie was de man die gestorven is?’ En men zal zeggen: ‘Hij was goed en rechtvaardig. Hij sprak recht en verstootte den klager niet van zijn deur. Hij hoorde gedul185 dig aan, wie tot hem kwam, en gaf weder wat ontnomen was. En wie den ploeg niet drijven kon door den grond omdat de buffel uit den stal was gehaald, hielp hij zoeken naar den buffel. En waar de dochter was geroofd uit het huis der moeder, zocht hij den dief en bracht de 190 dochter weder. En waar men gearbeid had, onthield hij het loon niet, en hij ontnam de vruchten niet aan wie den boom geplant hadden. Hij kleedde zich niet met het kleed dat anderen dekken moest, noch voedde zich met voedsel dat den arme behoorde.’ 195 Dan zal men zeggen in de dorpen: ‘Allah is groot, Allah heeft hem tot zich genomen. Zijn wil geschiede … er is een goed mens gestorven.’ Doch andermaal zal de voorbijganger stilstaan voor een huis, en vragen: ‘Wat is dit, dat de gamlang zwijgt, 200 en het gezang der meisjes?’ En wederom zal men zeggen: ‘Er is een man gestorven.’ En wie rondreist in de dorpen zal ’s avonds zitten bij zijn gastheer, en om hem heen de zonen en dochteren van het huis, en de kinderen van wie het dorp bewonen, 205 en hij zal zeggen: ‘Daar stierf een man die beloofde rechtvaardig te zijn, en hij verkocht het recht aan wie hem geld gaf. Hij mestte zijn akker met het zweet van den arbeider dien hij had afgeroepen van den akker des arbeiders. Hij 210 onthield den werkman zijn loon, en voedde zich met het voedsel van den arme. Hij is rijk geworden van de armoede der anderen. Hij had veel gouds en zilvers en edele stenen in menigte, doch de landbouwer die in de 160

nabuurschap woont, wist den honger niet te stillen van zijn kind. Hij glimlachte als een gelukkig mens, maar men hoorde gekners tussen de tanden van den klager die recht zocht. Er was tevredenheid op zijn gelaat, maar geen zog in de borsten der moeders die zoogden.’ Dan zullen de bewoners der dorpen zeggen: ‘Allah 220 is groot … wij vloeken niemand!’ Hoofden van Lebak, eens sterven wij allen! Wat zal er gezegd worden in de dorpen waar wij gezag hadden? En wát door de voorbijgangers die de begrafenis aanschouwen? 225 En wat zullen wij antwoorden, als er na onzen dood een stem spreekt tot onze ziel, en vraagt: ‘Waarom is er geween in de velden, en waarom verbergen zich de jongelingen? Wie nam den oogst uit de schuren, en uit de stallen den buffel die het veld ploegen zou? Wat hebt 230 gij gedaan met den broeder dien ik u gaf te bewaken? Waarom is de arme treurig en vloekt de vruchtbaarheid zijner vrouw?’ Hier hield Havelaar weder op, en na enig zwijgen ging hij op den eenvoudigsten toon van de wereld, en 235 als had er volstrekt niets plaatsgehad dat indruk maken moest, voort: Ik wenste gaarne in goede verstandhouding met u te leven, en daarom verzoek ik u mij te beschouwen als een vriend. Wie gedwaald mocht hebben, kan op een 240 zacht oordeel van mijn kant staat maken, want daar ikzelf zo menig keer dwaal, zal ik niet streng zijn … niet althans in de gewone dienstvergrijpen of nalatigheden. Alleen waar nalatigheid zou worden tot gewoonte, zal ik die tegengaan. Over misslagen van groveren 245 aard … over knevelarij en onderdrukking, spreek ik niet. Zoiets zal niet voorkomen, nietwaar, m’nheer de Adhipatti? – O neen, mijnheer de assistent-resident, zo iets zal niet voorkomen in Lebak. 250 – Welnu dan, mijne heren Hoofden van BantanKidoel, laat ons verheugd zijn dat onze Afdeling zo verachterd en zo arm is. Wij hebben iets schoons te doen. Als Allah ons in ’t leven spaart, zullen wij zorg dragen dat er welvaart kome. De grond is vruchtbaar 255 genoeg, en de bevolking gewillig. Als ieder in ’t genot wordt gelaten van de vruchten zijner inspanning, lijdt het geen twijfel dat binnen weinig tijds de bevolking zal toenemen, zo in zielental als in bezittingen en beschaving, want dit gaat veelal hand aan hand. Ik verzoek u 260 nogmaals mij te beschouwen als een vriend die u helpen zal waar hij kan, vooral waar onrecht moet worden tekeergegaan. En hiermede beveel ik mij zeer aan in uwe medewerking. Ik zal u de ontvangen berichten over Landbouw, Veeteelt, Politie en Justitie met mijn 265 beschikkingen doen teruggeworden. Hoofden van Bantan-Kidoel! Ik heb gezegd. Ge kunt terugkeren, ieder naar zijne woning. Ik groet u allen zeer! 215

4•Deromantiek1800-1850

81

Hendrik Consience AuTEuR

Hendrik Consience

kALEnDER

1812-1883

kERnbEgRip

historische roman

siTuERing

De Leeuw van Vlaanderen (1838) heeft sterk bijgedragen tot de Vlaamse bewustwording in de 19e eeuw en de groei van de Vlaamse Beweging tot in 20e eeuw. Beeld van Hendrik Consience door Frans Joris voor de Erfgoedbibliotheek in Antwerpen (ingehuldigd in 1883).

De Leeuw van Vlaanderen Fragment 1 Op dit ogenblik zag men in de richting van Oudenaarde, achter de Gaverbeek, iets wat hevig tegen de zon blonk, zich tussen de bomen bewegen; dit wonderbaar verschijnsel naderde met snelheid en kwam eindelijk 5 in open veld; twee ruiters vertoonden zich en kwamen in volle draf naar het slagveld gelopen. De ene was een ridder, dit kon men aan zijn prachtige uitrusting zien; zijn harnas en al het ijzer dat hem en zijn paard bedekte, waren verguld en schitterden verwonderlijk. Een grote 10 blauwe vederbos rolde op de wind achter zijn rug, het leder van zijn tuig was geheel met zilveren schelpjes bekleed, en op zijn borst was een rood kruis geschilderd: boven dit teken op een zwarte grond stond het woord Vlaanderen in grote zilveren letters te lezen. 15 Geen ridder was er op het slagveld zo prachtig uitgerust als deze onbekende; maar hetgeen hem meest onderscheidde was zijn gestalte, hij was een hoofd langer dan de zwaarste mannen en zo machtig van lichaam en leden dat men hem voor een reuzenzoon zou geno20 men hebben. Het paard dat hij berende, bracht veel tot die wonderbare gestalte toe, want het was ook bovenmate hoog en sterk – de schoonste Duitse hengst die men zien mocht. Lange vlokken schuim vlogen om zijn mond en twee dikke ademwolken gingen blazend 25 uit zijn longen. – De ridder had geen ander wapen dan een schrikkelijke marteel, waarvan het staal zich hevig op de gele glans der vergulde wapenrusting uitloste. De andere ruiter was een monnik met slechte uitrusting; zijn harnas en zijn helm waren zodanig verroest 30 dat zij met rood geverfd schenen. Zijn naam was broeder Willem van Saeftinge. 1

1

82

Fragment 2 De Vlamingen wendden hun ogen met blijde hoop naar de gulden ridder, die in de verte kwam aanrennen. Zij konden het woord Vlaanderen nog niet lezen, en konden dus niet weten of hij een vriend of een

vijand was; maar in hun uiterste toestand droomden zij dat God, onder die gedaante hun een Zijner heiligen toezond om hen te verlossen. Alles kon hun dit doen geloven, zijn glanzende uitrusting, zijn buitengewone gestalte en het rood kruis dat hij op de borst droeg. 10 Gwyde en Adolf, die zich te midden der vijanden verweerden, bezagen elkander met de grootste opgetogenheid, zij hadden de gulden ridder herkend. Nu scheen het hun dat de Fransen veroordeeld waren, want zij hadden een vol betrouwen in de macht en de kunde 15 van die nieuwe krijger. De blikken, die zij zich onderling toestuurden, zegden: ‘O geluk, daar is de leeuw van Vlaanderen!’ De gulden ridder naderde eindelijk bij de Franse benden; eer men hem vragen kon wie hij bestrijden of 20 bijstaan wilde, viel hij op het dikste der ruiters en sloeg met zijn marteel zo woest en zo verschriklijk onder hen, dat zij, met vrees bevangen, elkander verdrongen om zijn slagen te ontwijken. Alles viel voor zijn pletterende hamer – en achter zijn paard bleef in de vijandlijke scha25 ren een ijdel spoor gelijk het zog dat een zeilend schip na zich laat; in dier voege, al wat hij treffen kon overhoop smijtende, kwam hij met wonderlijke snelheid tot bij de benden, welke tegen de Leie gedreven waren en riep: ‘Vlaanderen de Leeuw! Volgt mij! Volgt mij!’ 30 Deze woorden roepende, wierp hij een groot getal Fransen in het slijk, en ging zo verbazend in de slachting voort dat de 35 Vlamingen hem als een bovennatuurlijk wezen aanzagen. 5

Tv-bewerking van De leeuw van Vlaanderen door Staf Schoeters en Hugo Claus, BRT, 1984.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Lyriek guido gezelle AuTEuR

Guido Gezelle

kALEnDER

1830-1899

kERnbEgRip

romantiek

siTuERing

In 1854 werd Gezelle tot priester gewijd. Hij werd leraar aan het Klein Seminarie van Roeselare. In de schooljaren 1857-1858 en 1858-1859 was hij er titularis van de poësisklas (de voorlaatste klas van het middelbaar onderwijs). In 1860 werd hij naar Brugge overgeplaatst, waar hij conrector werd van de Engelse kostschool en later leraar aan het Engels Seminarie. In 1865 werd Gezelle onderpastoor in Brugge en later in Kortrijk. Gezelle publiceerde zijn eerste dichtbundels in 1858 (Dichtoefeningen en Kerkhofblommen), zijn laatste (Rijmsnoer) in 1897. In 1901 verscheen Laatste verzen postuum. Hij combineert in zijn poëzie geregeld zijn verheerlijking van de natuur (vaak heel kleine dingen) en zijn geloof in God. Guido Gezelle.

Een bonke keerzen kind Aan Eugene van Oye 1

5

10

15

20

25

30

Een bonke keerzen kind! een bonke keerzen kind, gegroeid in den glans en ’t goudene licht des zomers! Vol spannende zap, vol zoet, vol zuur, vol zijpelende zap, vol zoetheid! Ze blonken aan den stamme, ze spraken waar ze stonden: ‘Plukt ons, plukt ons, plukt ons, plukt en laaft uwen dorst, rijpe zijn wij en schoone!’ Neigend hongen ze, zwinkelend in den wind, den lauwen wind des zomers. ‘Plukt ons, plukt ons, plukt ons!’ riepen ze en ’k plukte ze en ze woegen zoo zwaar: de zegen des Heeren woeg op hen. Neemt en dankt Hem die ze gemaakt heeft, die ze deed worden, dankt Hem, dankt Hem, dankt Hem! Kijkt naar den Hemel,

bonke keerzen: een tros kersen

hongen: hingen zwinkelend: wiegelend

woegen: wogen

4•Deromantiek1800-1850

83

35

40

45

50

55

60

65

daar is Hij, daar is, God! De oogen omhooge gelijk den vogel die drinkt en ’t schuldeloos hoofdeke omhooge heft, dankt Hem, dankt Hem …, dankt Hem! Trouw als ’t arreme dier, trouw als ’t loof en de vruchten, trouw als ’t blommeke, trouw als ’t zandeke onder den voet, bedankt Hem! o Geniet, ’t is zoo zoet, ’t is zoo zoet eene vrucht te genieten die rijpe is en vreugd en dank te voelen rijzen in het herte! Leert de tale die spreekt uit monden duizende, en altijd roept: ‘Den Heere zij dank: dank om het leven, dank om het licht, dank om het licht en het leven, dank om de lucht en het licht en het zien en het hooren en al! Dank zij den Heere!’ Een bonke keerzen kind, een gloeiende bonke … bedankt Hem!

gloeiende: met een kleur als vuur

Dien avond en die rooze Aan den voorgaande ’k Heb menig menig uur bij u gesleten en genoten, en nooit en heeft een uur met u me een enklen stond verdroten. 5 ’k Heb menig menig blom voor u gelezen en geschonken, en, lijk een bie, met u, met u, er honing uit gedronken; maar nooit een uur zoo lief met u, 10 zoo lang zij duren koste, maar nooit een uur zoo droef om u, wanneer ik scheiden moste, als de uur wanneer ik dicht bij u, dien avond, neêrgezeten, 1

84

stond: ogenblik gelezen: gekozen, geplukt

koste: kon moste: moest

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Guido Willaert, Gedenkteken voor dokter en dichter Eugeen Van Oye, 1969, kerkplein Gistel.

u spreken hoorde en sprak tot u wat onze zielen weten. Noch nooit een blom zoo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die dien avond blonk op u, 20 en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zoo wel voor mij als u, – wie zal dit kwaad genezen? – een uur bij mij, een uur bij u niet lang een uur mag wezen; 25 ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zoo lief en uitgelezen, die rooze, al was ’t een roos van u, niet lang een roos mocht wezen, toch lang bewaart, dit zeg ik u, 30 ’t en ware ik ’t al verloze, mijn hert drie dierbre beelden: u dien avond – en – die rooze! 15

mag: kan

verloze: zou verliezen

piet paaltjens AuTEuR

Piet Paaltjens (pseudoniem voor François Haverschmidt)

kALEnDER

1835-1894

kERnbEgRip

romantische ironie, humorrealisme

siTuERing

Paaltjens’ zwaarmoedige persoonlijkheid dreef hem tot zelfmoord. Als dichter voelde hij zich thuis in de romantische ironie, waarvan de eerder wrange zelfspot de essentie is. Hij parodieerde de romantiek. Zijn bekendste bundel is Snikken en grimlachjes (1867).

Aan Rika 1

5

10

Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart Gezeten in een sneltrein, die de trein Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart. De kennismaking kon niet korter zijn.

Borstbeeld van Piet Paaltjens (François Haverschmidt), gemaakt door Jentsje Popma in 1986.

En toch, zij duurde lang genoeg om mij, Het eindloos levenspad met fletse lach Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag. Waarom hebt gij van dat blonde haar, Daar de englen aan te kennen zijn? En dan, Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar? Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld, En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt, 15 En om mijn hals uw armen vastgekneld, En op mijn mond uw lippen vastgedrukt? Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp? Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn, Dan, onder hels geratel en gestamp, 20 Met u verplet te worden door één trein? 4•Deromantiek1800-1850

85

5

Van realisme tot de Eerste Wereldoorlog 1850-1914 jaartal historisch kader 1859

Charles Darwin, On the Origin of Species

1863

Déjeuner sur l’herbe van Manet verwekt schandaal.

1867

Karl Marx, Das Kapital

1871

Ontdekkingsreizen van Stanley en Livingstone in Midden-Afrika

1874

Impression soleil levant, Manet

1875

Alexander Graham Bell vindt de telefoon uit.

1881

Edison vindt de gloeilamp uit.

1886

Friedrich Nietzsche, Also sprach Zarathustra

1890

Sigmund Freud legt de grondslag voor de psychoanalyse.

1905

Relativiteitstheorie van Einstein: E=mc²

1912

Henry Ford voert de lopende band in.

1914

Begin van de Eerste Wereldoorlog (tot 1918) Darwin (1809-1882), grondlegger van de evolutietheorie.

5.1

Tijdsbeeld

Tussen 1875 en 1914 ontstond het moderne Europa. In de tweede helft van de 19e eeuw deed de trein zijn intrede in de maatschappij. In 1896 bouwde Henry Ford zijn eerste auto en in 1903 ging het eerste vliegtuig de lucht in. Dat alles leidde tot een ongeziene toename van de mobiliteit. Voor de rijken werd het leven steeds comfortabeler. Hun huizen beschikten over elektrische verlichting, stromend water en verwarming. Voor de armen was het leven echter zeer zwaar. Tegen deze kapitalistische wantoestanden kwam steeds meer verzet, voornamelijk vanuit socialistische hoek. Er ontstonden vakbonden en de eerste stakingen waren een feit. De socialisten streefden ook naar uitbreiding van het kiesrecht.

Eugène Laermans, Een stakingsavond / De rode vlag, 1893, Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België.

Drie grote denkers wierpen in deze periode een nieuw licht op de mens: Darwin, Nietzsche en Freud. In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog (de Grote Oorlog) uit, een militair conflict op wereldschaal. Meer dan 15 miljoen mensen lieten het leven. Jonge mensen werden gebruikt als Kanonenfleisch omwille van enkele meter terreinwinst. Door de oorlogsverwoestingen sloeg het optimistische geloof in een welvarend Europa om in pessimisme. Rond het midden van de 19e eeuw ontstond in de kunst het realisme als een reactie op de romantiek. In plaats van uit de werkelijkheid te vluchten, geeft de realist ze zo getrouw mogelijk weer. In plaats van een subjectieve en gevoelsmatige krijgen we een objectieve en gedetailleerde benadering van de werkelijkheid. Rond 1880 evolueerde het realisme naar het naturalisme, een soort ‘wetenschappelijk realisme’. Naturalisten willen niet alleen op een bijna klinische manier de werkelijkheid tonen. Ze willen ook verklaren waarom ze is zoals ze is. Naturalisten gingen uit van het fatalisme (de mens heeft geen enkele invloed op zijn lot) en het determinisme dat stelt dat de mens niet over een vrije wil beschikt. Het leven wordt bepaald door drie factoren: erfelijkheid, het sociale milieu en de ermee gepaard gaande

86

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Friedrich Wilhelm Nietzsche (1844-1900), invloedrijke filosoof en filoloog van wie de uitspraak ‘God is dood’ heel bekend is.

Freud (1856-1939), grondlegger van de psychoanalyse.

opvoeding en de tijd waarin men leeft. Naturalisten zijn ook vaak maatschappijkritisch. Rond 1880 ontstond ook het impressionisme, dat tegelijk een voortzetting van en een reactie op het realisme was. De term impressionisme is afgeleid van een schilderij van Claude Monet, getiteld: Impressie, zonsopgang. Impressionistische schilders willen niet de objectieve werkelijkheid, maar hun persoonlijke indruk of impressie van de werkelijkheid schilderen. In de literatuur wordt de impressionistische stijl onder andere gekenmerkt door het gebruik van neologismen en synesthesie (vermenging van zintuiglijke waarnemingen). Het impressionisme is nauw verbonden met het estheticisme: de opvatting dat kunst uitsluitend iets moois dient te zijn. Men bestempelt deze visie ook als l’art pour l’art of ‘kunst om de kunst’. Het gaat niet zozeer om de inhoud (wat men schrijft, schildert), maar om de vorm (hoe men schrijft, schildert).

in de poëzie. Dichters probeerden via beeldspraak en symbolen abstracte ideeën als liefde, oorlog, dood … te verwoorden. Rond 1900 kende de romantiek een korte heropleving in de neoromantiek.

Claude Monet, Impressie, zonsopgang, 1872.

De periode 1875-1914 wordt het fin de siècle of de belle époque genoemd. De kunst van het fin de siècle is een overgangskunst tussen de 19e-eeuwse en de moderne kunst, die rond het begin van de Eerste Wereldoorlog ontstaat. Jugendstil is een kunststroming die tussen 1880 en 1914 op verschillende plaatsen in Europa populair was, voornamelijk als reactie op het vormvervagende impressionisme. De jugendstil manifesteerde zich vooral in gebruiksvoorwerpen (glaskunst, plateel, sieraden, meubels etc.), de architectuur en de schilderkunst. De stroming kende een korte, maar hevige bloeitijd. In West-Europa was de stijl ruim voor 1910 al verleden tijd. Verder speelde ook het symbolisme een rol, vooral

5.2

De bouw van de woning Tassel in Brussel is een mijlpaal in de ontwikkeling van de art nouveau of de jugendstilarchitectuur. Victor Horta, Interieur van de woning Tassel, Brussel, 1893.

Literair leven

Epiek en lyriek

nederlandstalig

Er waren twee belangrijke bewegingen: de Tachtigers in Nederland en Van Nu en Straks in Vlaanderen. De Tachtigers is de naam die gegeven wordt aan een groep jonge Nederlandse schrijvers die rond 1880 debuteerden, hun werk moeilijk gepubliceerd kregen en daarom in 1885 hun eigen tijdschrift De Nieuwe Gids oprichtten. Hun hoofdprincipe was dat vorm en inhoud één moeten zijn. Het tweede principe was dat kunst persoonlijk moet zijn: ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’, zoals Willem Kloos zei. Belangrijke wer-

ken van Tachtigers zijn De kleine Johannes (1887) van Frederik van Eeden (1860-1932), het lange dichtwerk Mei (1889) van Herman Gorter (1864-1927) en Eline Vere (1889) van Louis Couperus (1863-1923). In Vlaanderen richtte een groep jongeren naar het voorbeeld van de Tachtigers omstreeks 1890 het tijdschrift Van Nu en Straks op. Belangrijke werken zijn Het recht van de sterkste (1893) van Cyriel Buysse (1859-1932), De Vlaschaard (1907) van Stijn Streuvels (1871-1969) en de dichtbundel Het Vaderhuis (1903) van Karel van de Woestijne (1878-1929).

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

87

Epiek en lyriek Op het gebied van poëzie springen een aantal dichters in het oog. In Frankrijk zijn Charles Baudelaire (1821-1867), Paul Verlaine (1844-1896) en de in Charleville, vlakbij de Belgische grens, geboren Arthur Rimbaud (1854-1891) toonaangevende symbolisten. Ook de Oostenrijker Rainer Maria Rilke (1875-1926) is een dichter van wereldniveau. Wat de roman betreft, werden er enkele meesterwerken geschreven die tot de canon van de wereldliteratuur behoren. In Frankrijk onderscheiden we Madame Bovary (1856), een werk van Gustave Flaubert dat in de overgang van romantiek naar realisme kan worden gesitueerd, Les misérables (1862) van Victor Hugo, Thérèse Raquin (1867) van de naturalist Emile Zola (1840-1902) en

internationaal

de romancyclus A la recherche du temps perdu (1913-1927) van Marcel Proust. Alain Fournier hoort met Le grand Meaulnes in de neoromantiek thuis. In Duitsland speelde Thomas Mann (1875-1955) de eerste viool. Buddenbrooks: Verfall einer Familie (1901) was zeer succesvol. In het Engelstalige gebied trok de in Dublin geboren Oscar Wilde de aandacht. The picture of Dorian Gray (1891) blijft een fascinerend boek. Wilde is een vertegenwoordiger van het l’art-pour-l’artprincipe. Hij is ook beroemd voor zijn soms zeer relativerende quotes. In Rusland zijn de twee grootste realistische romanciers Fjodor Dostojevski (1821-1881) met o.a. Misdaad en straf (1886) en Lev Tolstoi (1828-1910) met Oorlog en vrede (1870).

Dramatiek Voor het eerst werden voor het eerst toneelstukken geschreven over ‘gewone mensen’ uit de eigentijdse maatschappij. Aanvankelijk gingen de toneelstukken nog over mensen uit burgerlijke milieus, maar al snel kwam ook de arbeidersklasse aan bod. Rond 1880 evolueerde het realisme tot het naturalisme. De grens tussen beide stromingen is niet altijd gemakkelijk te trekken. De Noor Hendrik Ibsen (1828-1906) heeft samen met de Zweed August Strindberg (1849-1912) en de Rus Anton Tsjechov (1860-1904) het theater in de negentiende eeuw grondig vernieuwd. Spoken (1881) is wellicht het hoogtepunt van Ibsens oeuvre. Het hoofdpersonage is een krachtige

nederlandstalig / internationaal

vrouw, die ondanks vroegere pogingen om de reputatie van haar overleden man hoog te houden, de leugen van hun mislukte huwelijk ontmaskert en de waarheid aan het licht brengt. Het gevecht tegen het ‘spook’ van de erfelijkheid verliest ze evenwel. In De vader (1887) behandelt Strindberg een verwante thematiek. Hij deromantiseert het huwelijk en toont het als een levenslange strijd tussen twee ego’s die elkaar constant willen overwinnen.

Cover van De vader, een uitgave van het International Theatre. Ibsens Spoken in een 20e-eeuwse versie.

88

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Bij Tsjechov staat De kersentuin (1904) symbool voor wat wellicht iedereen tracht te bereiken: eeuwig te leven in een veilige, warme en gezellige wereld, in een kinderlijke herinnering. Maar dat blijkt een illusie te zijn. Het stuk schetst de overgang van een harmonieuze maatschappij naar een volledig geïndividualiseerde, kapitalistische samenleving. Mensen hebben weliswaar een grote behoefte aan harmonie, maar verworden toch tot zelfdestructieve, egocentrische wezens. Tsjechov zag zoveel jaar geleden al dat de mensen altijd wanhopig zullen proberen te strijden tegen veranderingen in de maatschappij. De Nederlander Herman Heijermans (1864-1924) en de Vlaming Cyriel Buysse (1859-1932) zijn de toonaangevende Nederlandstalige naturalistische dramaturgen. Buysses Het gezin Van Paemel (1903) is het meest karakteristieke Vlaamse naturalistische drama. Het gaat over een Vlaams boerengezin aan het eind van de 19e eeuw, toen het liberalisme de verwezenlijking van enige sociale rechtvaardigheid in de weg stond. Het is zowel een sociaal als een familiedrama. Het stuk is naturalistisch door de fotografische schildering van mensen, dingen en sociale relaties. Een en ander weerspiegelt zich onder andere in het taalgebruik van de personages: de boeren spreken dialect, de kasteelbewoners Frans en gebroken Vlaams. Het bekendste stuk van Heijermans is Op hoop van zegen (1901). Hierin worden de praktijken van sommige reders aangeklaagd die arme vissers op nauwelijks zeewaardige, maar goed verzekerde boten de zee, en daarmee meteen ook de dood insturen. Toneelregie in de zin van algemene leiding en artistieke verantwoordelijkheid voor een toneelvoorstelling is een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Pas aan het eind van de 19e eeuw ontstond het beroep van regisseur. Voor die tijd was het gebruikelijk dat toneelschrijver, speler, regisseur en theaterdirecteur verenigd waren in een en dezelfde persoon. Beroemde dergelijke ‘allround’ theatermensen zijn Shakespeare, Molière en Goethe.

Anton Tsjechov in 1898, portret door Osip Emma.

Het Nationale Toneel Den Haag bracht in 2009 De Kersentuin van Tsjechov ten tonele in de plaatselijke Koninklijke Schouwburg.

In de locatievoorstelling Before I Sleep van het gezelschap Dreamthinkspeak duikt tijdens het Holland Festival (2011) de huisknecht Firs uit Tsjechovs De kersentuin voortdurend op terwijl de bezoeker door de respectieve ruimtes in de Amsterdamse Zuidas wandelt.

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

89

5.3

Teksten

Epiek Cyriel buysse AuTEuR

Cyriel Buysse

kALEnDER

1859-1932

kERnbEgRip

naturalisme

siTuERing

Buysse was medeoprichter van het literaire tijdschrift Van Nu en Straks. Zijn literaire voorbeeld was de Franse naturalist Emile Zola. Hij schreef romans, korte verhalen en toneelstukken. Buysse tekende het ruwe, bijna dierlijke landelijke leven. Zijn werk choqueerde het katholieke Vlaanderen en werd vaak zeer negatief onthaald. Pas op latere leeftijd vond hij erkenning. In 1921 ontving hij de Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza. Ook zijn tantes Rosalie en Virginie Loveling waren auteur. Het Recht van de sterkste dateert van 1894, De Biezenstekker van 1893. Cyriel Buysse op de cover van een biografie over hem.

Het recht van de sterkste Na enkele minuten gaan kwamen de twee meisjes te Brakel aan. Het licht brandde reeds in enkele huizen en in het Zijstraatje, waar zij beiden woonden, stond of zat nagenoeg al het volk, door het schone weer uitgelokt, 5 naast de deuren buiten. – Wat es er gebeurd? Woaromme schriemt zij? vroegen allen aan Manse. En Manse, verontwaardigd, zweeg het niet, riep het aan al wie ’t horen wilde, in haar jaloerse gramschap 10 tegen Balduk opgewonden: – ’t Es Reus Balduk, die haar omvergeworpen en verkracht heeft in het koren! Een samenscholing had zich dadelijk gevormd, een stoet ging in de schemering met de twee meisjes mee, 15 luidop, met uitroepingen, met kreten en gelach de gebeurtenis alom herhalend en verkondigend. En eensklaps was het als een worsteling: een korte, dikke, veertigjarige vrouw, Maria’s moeder, kwam schreeuwend met loshangende haren naar voren 20 gesprongen, en in een oogwenk stond ze vóór haar dochter, midden in een dichte groep. – Woar es ze ? Wat es er gebeurd? riep ze dreigend, het geschreeuw van de anderen overheersend. Er ontstond een ogenblik stilte, waarin men nu dui25 delijk Maria’s snikken hoorde, en Witte Manse, hijgend en vlug, herhaalde nog eens: – ’t Es Reus Balduk, die haar omvergeworpen en verkracht heeft in het koren! Een gejoel steeg uit de volksschaar op, een vloeken30 de vermaledijding barstte los, het kort en ruw geklets van een slag in ’t gezicht weerklonk. En terstond, als bij toverslag, werd alles weer stil. Stil onder ’t volk, althans; want nu greep een ongehoord toneel tussen de moeder, de dochter en Witte Manse plaats. Zij had 35 maar dit verstaan, de moeder: Balduk heeft haar omvergeworpen in het koren! En ’t was genoeg voor haar, 1

90

zij vroeg niet om nog meer te weten, alles was klaar, haar dochter moest de schuld van het gebeurde zijn, en de verwijten, de verwensingen, de schandelijkste 40 en onnoemelijkste scheldwoorden rolden, als het slijk uit een mestpoel, voor haar onschuldig meisje en voor Witte Manse uit haar mond, terwijl ze de eerste met slagen en schoppen overlaadde. Maria, als dood, verweerde zich zelfs niet; maar Witte Manse, schreiend 45 van woede, keef tegen, antwoordde belediging voor belediging, gaf weldra vuist voor vuist en schop voor schop terug, terwijl de steeds aangroeiende menigte oorverdovend schreeuwde en de laatst aangekomenen, die het gevecht niet zagen, zich uit nijd vermaakten 50 met de anderen nog meer ineen te dringen en te persen. De heffe des volks, alles wat Brakel aan slecht en bedorven gepeupel telde, was daar nu vergaderd. Het was een ongelooflijke krioeling van schreeuwende, dronken mannen, van wijven met loshangend haar en 55 kinderen op de arm, van jongere knapen en meisjes, die meegilden om het uitsluitend vermaak de verwarring te vergroten. Afzonderlijke kijf- en vechtpartijen grepen nu ook onder de toeschouwers plaats; mannen kozen de partij van Reus, vrouwen die van Maria; vloe60 kende, halfdronken moeders stieten hun weerspannige dochters binnen huize en aan het hoofd van de beweging stonden aldra een achttal gewone makkers van Reus, gekende dieven, wildstropers en bandieten, kerels met boevengezichten, die gewoonlijk van derge65 lijke gelegenheden gebruikmaakten om, in de grootste verwarring van het gevecht, schielijk te verdwijnen en in de buurt te gaan stelen. – Ala! Naar huis, schandaal! snauwde eindelijk vrouw Beert haar dochter toe. En met geweld poogde 70 zij haar vooruit te duwen. Maar beiden werden door de menigte weer naar het midden van de straat gedrongen en, als om de wanorde tot het toppunt te brengen,

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

verschenen nu ook Reus Balduk en Slimke Snoeck in de drom. Zij schenen reeds verzoend, zij moesten 75 ergens onderweg jenever gedronken hebben en waren beschonken; en de eerste kwam met uitgespalkte ogen nevens Maria gesprongen, vrouw Beert in het aangezicht huilend: – Ja, ik ben met haar in het koren geweest; ja, zij is mijn 80 lief en durft nog eens hand of vinger op haar leggen! Het duurde niet lang, de drukking zelf van het opgewonden volk wierp hen tegen elkaar op en een nieuw gevecht, ditmaal tussen Reus en vrouw Beert ontstond. Hij had haar twee kaakslagen en een schop gegeven 85 en zij, als een razende kattin, klauwde en krabde hem met haar nagels in het aangezicht, toen de volksschaar nogmaals openging en Beert zelf, Maria’s vader, als naar gewoonte stomdronken, en van al zijn andere, luid schreiende kinderen gevolgd, op de bres sprong. Ter90 zelfder tijd kwam Stoute Treze – Witte Manses moeder – ook buiten en het was als een sein tot algemene worsteling: een kolossaal gedrang wierp de ganse bende

tegen de gevel van Beerts huis; en, in de duisternis onderscheidde men niets meer: één dierlijke drift naar 95 vechten had over dat opruierig en ontembaar gepeupel van Brakel gewoed en allen, razend, tierend, schreeuwend, worstelden nu ondereen, blindelings, zonder keus noch reden op elkander slaande, tot ineens, niemand wist hoe, Beerts voordeur openvloog en man en 100 vrouw en kinderen overhoop in het huis verdwenen.

Scène uit Het recht van de sterkste, toneelbewerking door Jan Christiaens van de gelijknamige roman van Cyriel Buysse.

De biezenstekker Ditmaal, en hoewel Rosten Tjeef niet dodelijk gewond was, werd Cloet tot vijf jaar gevangeniszitting veroordeeld. En toen hij na dit tijdsverloop, evenals de laatste keer, op een koude winteravond in zijn huis terug5 kwam, vond hij, naast zijn vrouw en kinderen, een onbekend, vijfjarig knaapje aan de avondtafel zitten: het kind dat zij, vier maanden na zijn misdaad, op de wereld had gebracht. Hij vroeg niet wie dat knaapje was en viel nu ook 10 niet als een razend beest zijn vrouw op ’t lijf. Hij gaf geen antwoord op de schuwe welkomgroeten van zijn huisgenoten en keek ook niemand aan; maar na zijn pakje boven op de schoorsteenmantel en zijn stok in de hoek, achter het schut geplaatst te hebben, nam hij de 15 papschotel van tafel, ging ermee vóór de haard zitten, plaatste ze daar op zijn knieën en begon, uitgehongerd, te eten. Hij was vergrijsd, verouderd. De vrouw en de kinderen, roerloos en bleek, keken tersluiks, in ’t flauwe schijnsel van het lampje, naar zijn brede rug en dikke 20 schouders; en in het doodstil, met schrik bevangen keukentje, hoorde men enkel nog het matig slurpen van zijn lippen en het geborrel van de druppeltjes pap, die na elke schep in de papschotel neervielen. Toen hij gegeten had, stond hij gebogen op en trok, steeds spra25 keloos, in ’t nachtvertrek. Toen zijn vrouw, bevend, na een halfuur bij hem kwam, om, zoals vroeger zijn rustplaats te delen, vloog hij plotseling overeind en gooide haar met een enkel woord weer buiten: – Hieruit, nondedzju! 30 En zo, van stonden af, richtte hij opnieuw zijn leven in. Hij at, hij sliep alleen. Nooit sprak hij met iemand 1

van zijn huisgezin, en gans de dag, te fier om te gaan bedelen of te stelen, wrocht hij met de hardnekkigheid van een wroetdier op zijn land, waaraan hij alleen het 35 bestaan wilde verschuldigd zijn. Deze onverwachte, vreemde handelwijs had weldra op zijn vrouw diepe indruk gemaakt. Slordig en soms aan de drank verslaafd, had zij reeds, in de graad van zedelijke daling, tot welke zij geraakt was, tevens de ver40 zuiming van haar plichten en zijn vreselijke wraak vergeten; en, hoewel ze stellig, bij zijn terugkomst, nieuwe mishandelingen verwachtte, toch hoopte ze, dat men, door elkaar goed te verstaan, nog in vrede zou kunnen leven. Cloets kalme, maar onoverwinbare hardnek45 kigheid had spoedig deze hoop verijdeld, en zulke toestand, onheilspellender voor haar dan de losbarsting van zijn woede, deed haar in bestendige onrust verkeren. Beurtelings, maar tevergeefs, had zij het mogelijke tot verzoening aangewend. Noch het door de kinderen 50 ergens gebedeld vlees bij het zo mager dagelijks eten, noch de liters bier en jenever ’s avonds, noch de steeds welgevulde tabakspot, niets had de oude vechter uit zijn staat van sombere teruggetrokkenheid kunnen doen komen. Vrouw Cloet begreep ten slotte dat alles 55 vruchteloos zou blijven, en van lieverlede verhaalde haar schrik, in haat veranderd, zich op de aanhoudende oorzaak van de onenigheid, op Julken, het schuldeloze kind der zonde, dat ze reeds niet lijden kon. Heel plotseling en onverwacht barstte ’t op een avond 60 los. Vrouw Cloet en haar kleinen gebruikten ’t avondmaal aan de gemeenschappelijke tafel; Cloet, somber en afgetrokken, zat, als naar gewoonte, eenzaam in de

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

91

hoek van de haard. Sinds enige ogenblikken bekeek vrouw Cloet haar jongste kind met bars gelaat. Haar 65 wangen blaakten, een kwaadaardige vlam schitterde in haar strakke ogen; zij had gedronken. En eensklaps, zonder reden in woede losbarstend, sloeg zij heftig met de vuist op tafel. – Wilde verdome ophauen van azue in de pap te zie70 veren! schreeuwde ze de kleine dreigend toe. Verschrikt sprongen alle kinderen op en staakten zij het eten. Niemand had iets misdaan en de onthutste verwondering van ’t jongste knaapje was zó groot, dat het onschuldig naar de anderen keek om te zien wie 75 er beknord werd. Cloet, in zijn hoek, had nauwelijks eens opgekeken en was weer aan ’t eten gegaan; doch die blik was aan zijn vrouw niet ontgaan en zij meende er een zwijgende goedkeuring, in te lezen. Er was een ogenblik volkomen en benauwde stilte. 80 – Komt alhier, sakerdzju, riep zij eensklaps tot de kleine. Als versteend bleef Julken zitten. Roerloos van angst zagen de anderen toe. En in de doodse stilte van het keukentje hoorde men niets meer dan het luider wor85 dend tikketak van de klok en het slurpen van Cloets lippen in de houten lepel. – Wilde verdome komen! gilde zij half opstaand. Een beweging op zijn stoeltje, ’t geluid van kleine klompjes op de vloer, en ’t kwam, het stond vóór haar. 90 – Doar, Goddome! En zij gaf hem een oorveeg, volop in ’t magere gezichtje. Het knaapje begon niet onmiddellijk te huilen; het viel, half achterover, zijlings tegen de tafel aan, en 95 bekeek, verdedigingshalve de handjes uitstrekkend, met een uitdrukking van onuitsprekelijke schrik, zijn moeder. Het scheen haast niet te begrijpen wat met hem gebeurde, en eerst op een nieuw, dreigend gebaar van vrouw Cloet vluchtte het vervaarlijk gillend weg, en 100 ging zich, bevend en snikkend, in de verste hoek van ’t keukentje verschuilen. De andere kinderen, stom van angst, zagen steeds roerloos en met wijd opengesperde ogen toe, terwijl Cloet, gebogen in de hoek, met nog toenemende onverschilligheid zijn afzonderlijke pap105 kom ledigde. Tot nog toe had ’t arme kleintje, weliswaar zonder moederlijke liefkozingen, maar ook zonder erge mishandelingen, haast gelukkig geleefd. Het was een bleek, blondharig knaapje, met lichtblauwe oogjes en schier 110 onafgetekende wenkbrauwen, volkomen verschillend van Cloets andere kinderen, die kersrood van wangen en gitzwart van haren waren. Langzaam, moeilijk, was het opgegroeid. Op tweejarige leeftijd wist men nog niet of het alleen zou kunnen lopen. ’t Was wel, in uiter115 lijk opzicht, ’t verworpelingje van de natuur, het kind der zonde, zoals men zich deze soms voorstelt; en de dorpelingen, steeds bereid om bijnamen te geven, had-

92

den hem met een woord dat dáár, te Wilde, al de overige van die aard omvat, herdoopt: zij noemden hem de 120 ‘biezenstekker’, dat wilde zeggen het arme, misvormde en achterlijke kind van een onbekende vader. Bij de dieren, als zo een mismaaksel voorkomt, wordt dit gewoonlijk, in plaats van verdedigd, door de kloekere individu’s van ’t ras mishandeld en verdrukt. Het125 zelfde had hier met het kleintje plaats. De moeder, meer en meer aan drank verslaafd, en door de onverschillige, medeplichtige houding van Cloet aangemoedigd, werd alle dagen bozer en onmenselijker; de oudere broers en zusters, natuurlijk wreed van aard zoals bijna alle 130 onbeschaafde kinderen, vonden in ’t voorbeeld van hun ouders een al te gunstige gelegenheid om hun broertje onophoudelijk en ongestraft te tergen. Op korte tijd werd ’t leven er een hel voor ’t knaapje. Eerst mocht hij met de anderen aan tafel niet meer zitten. ‘De zwij135 nen eten na de mensen’, zei vrouw Cloet. En hij kreeg, alleen, de slechte, koude overschotten. Zijn kleren hingen in flarden; zij werden niet vernieuwd. De broers en zusters gingen naar school en kregen ’s zondags centen, hij niet; en op zekere morgen duwde zijn moeder hem 140 een korfje in de hand en zei: – Goat en verdient oue kost, ’k ’n wille gien luioards mier kwieken. Hij was toen vijf jaar oud. Hij wist zelfs niet, het arme kleintje, hoe hij doen moest om te bedelen. Hij dwaalde de ganse dag rond 145 in het veld, en ’s avonds, uitgehongerd, kwam hij met enkele, ergens uitgetrokken worteltjes en rapen thuis. – Wátte! es da alles wa da ge gekregen hèt! riep de ontaarde moeder woedend. En een wortel bij het groen grijpend, sloeg zij hem die vloekend in ’t gezicht. 150 Hij leerde schooien; hij leerde langs de straten van het dorp, met zijn korfje aan de arm, van huis tot huis rondgaan. In ’t begin kreeg hij weinig. Hij was te klein om bij de bel te komen, hij klopte zachtjes, met de vuistjes, op de zware deuren. 155 – Wa wilde, ventje? – Ha ’k en weet-e ’k ik niet … Hij stond en draalde. – ’nen boterham? – Joa. 160 – Hoe hiet-e gij? – Julken. – Julken wie? Hij gaf geen antwoord. – Julken Cloet? 165 – Nien, nien. – Hoe dan? – Julken Biezenstekker. Men had hem zo zijn bijnaam leren zeggen, en toen hij de dorpelingen ’t laag vermaak gegeven had die door 170 hemzelf te horen uitspreken, kreeg hij zijn boterham.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Frederik van Eeden AuTEuR

Frederik van Eeden

kALEnDER

1860-1932

kERnbEgRip

impressionisme, symbolisme

siTuERing

Het eerste deel van zijn De kleine Johannes (1887) verscheen in het eerste nummer van De Nieuwe Gids, het tijdschrijft van de Tachtigers. De vier hoofdfiguren symboliseren de verschillende stadia van van Eedens jeugd. Windekind staat voor van Eedens kinderlijke fantasie, Wistik voor zijn drang naar antwoorden naarmate hij ouder wordt, en Pluizer en Cijfer voor het materialisme waarmee van Eeden in aanraking kwam. Van Eeden is eigenlijk zelf de kleine Johannes. Frederik van Eeden.

De kleine Johannes Wij zullen toch eens zien,’ zeide Pluizer, ‘of ik je niet evenveel moois vertonen kan als Windekind.’ En toen zij den dokter vaarwel hadden gezegd en beloofd spoedig weer te komen, leidde hij Johannes 5 rond in alle hoeken der grote stad, – hij toonde hem, hoe het grote monster leefde, – hoe het ademde en zich voedde – hoe het in zichzelf verteerde en uit zichzelf weer opgroeide. Doch hij had voorliefde voor de sombere achterbuurten, waar de mensen dicht 10 opeengepakt zaten, waar alles grauw en groezelig, de lucht zwaar en bedompt was. Hij ging met hem in een der grote gebouwen, waaruit de rook opsteeg, dien Johannes den eersten dag gezien had. Er heerste een verdovend geraas, – overal 15 rammelde, ratelde, stampte en dreunde het, – grote wielen wentelden en lange riemen schoven slingerend voort: zwart zagen muren en bodem, de vensters waren gebroken of bestorven. Hoog rezen de geweldige schoorstenen boven het zwarte gebouw 20 en zonden dikke, kronkelende rookzuilen op. In dat gewoel van raderen en werktuigen zag Johannes tal van mensen met bleek gelaat, met zwarte handen en klederen, zwijgend en rusteloos werken. ‘Wie zijn dat?’ vroeg hij. 25 ‘Raderen, ook raderen,’ lachte Pluizer, ‘of mensen, zo je wilt. Wat ze daar doen, doen ze dag in, dag uit. Men kan op die manier ook mens zijn, – in hun soort altijd!’ En zij kwamen in vuile straatjes, waar het strook30 je hemelblauw zo smal leek als een vinger en nog verduisterd werd door uitgespannen klederen. Daar krioelde het van mensen; ze verdrongen elkaar, schreeuwden, lachten en zongen ook somtijds. In de huizen waren de kamertjes zo klein, zo donker 35 en bedompt, dat Johannes nauwelijks durfde te ademen. Hij zag haveloze kinderen over den kalen vloer kruipen en jonge meisjes met verwilderd haar, die 1

liedjes neurieden en magere, bleke zuigelingen. Hij hoorde twisten en schelden, – en alle gezichten om 40 hem zagen moede, of dom en onverschillig. Het greep Johannes aan met een vreselijke smart. Het had niets gemeen met zijn vroeger leed, – daarvoor schaamde hij zich. ‘Pluizer,’ vroeg hij, ‘hebben die mensen altijd hier 45 geleefd, zo akelig en ellendig? Ook toen ik …’ Hij durfde niet verder te gaan. ‘Welzeker – en dat is gelukkig. Zij leven volstrekt niet akelig en ellendig, zij zijn hier gewend en weten niet beter. Het is dom, onverschillig vee. Zie die twee 50 vrouwen daar, voor haar deur zitten! Zij kijken zo tevreden in de vuile straat, als jij vroeger naar je duinen! Om die mensen behoef je niet te huilen. Dan kan je wel om de mollen huilen, die nooit het daglicht zien.’ 55 En Johannes wist niet te antwoorden en wist ook niet waarom hij toch huilen moest.

Cover van De kleine Johannes.

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

93

stijn streuvels AuTEuR

Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur

kALEnDER

1871-1969

kERnbEgRip

realisme, naturalisme

siTuERing

Zijn moeder was de zus van Guido Gezelle. Zeer tegen de zin van ‘Nonkel Guido’ had Streuvels contacten met Van Nu en Straks. Streuvels was een autodidact. In De Vlaschaard (1907) schetst hij een indringend vaderzoonconflict. De (soms impressionistische) natuurbeschrijving en het psychologisch uittekenen geven het boek een Europese waarde. Stijn Streuvels.

De Vlaschaard Wat ging er gebeuren? Al ’t belang van heel de wereld scheen hier ter plaatse samengetrokken – de vogels onbekommerd aan ’t kwelen in ’t bosje en de landlieden die elders aan ’t werk waren, bleven er vreemd 5 aan – ’t was alsof ze tot dezelfde wereld niet behoorden. Elke ademhaling scheen het zwaar gedreun van een hamerslag die in de hersenen bonkte. De slijters wisten dat er iets gebeuren moest – de jonge boer had bevolen te slijten en de oude stond daar nu tegenover 10 met zijn verbod – wat moesten ze doen? Wat kon ’t hen schelen? ’t Was op Louis dat alle belang gevestigd bleef, maar niemand die opkijken dierf. Schellebelle alleen had het gewaagd; in een onweerstaanbare opwelling van vrees had ze naar de boer opgekeken en met de slag 15 meende ze haar angst uit te schruwelen om ’t ongeluk te voorkomen dat Louis bedreigde. Maar die angst zelf hield het meisje bevangen, stikte de schreeuw in haar keel. De benen daverden onder haar lijf, de vingers hielden krampachtig de handvolle vlas omgre20 pen. In die stilte scheen er geen eind te komen aan het wachten … Vermeulen had nochtans niet gestamerd: met één blik had hij het aafse inzicht van zijn zoon doorlint: in die gebogen gestalte de moedwillige wederspannigheid gezien. De weerdij van een 25 bliksemzwong duurde het; als de angel van een venijnige bie had het hem gestoken; geen stonde had de boer geaarzeld. Van uit zijn borst schoot de vliemende schicht hem naar ’t hoofd – een snok in de arm – en zonder tegenhouden of bedenken, liet Vermeulen de 30 pezen los, gaf toe uit al zijn macht. Zonder vloek of schreeuw, verraderlijk, de daad rapper dan de gedachte – zwaaide de zware mispelaar in de lucht en kletste met een dragende slag in Louis zijn nek. De jonge kerel viel voorover met ’t wezen op de grond en gaf 35 geen kik meer. ’t Verschot en de ontzetting ging in één schreeuw uit de bende op, en na die schreeuw was er de verwarring reeds, met gekerm en gejammer der wijven. 1

94

Zij sprongen toe; de meisjes vluchtten met opgestoken handen en riepen om hulp. Op ’t eerste ogenblik stonden de mannen met de armen hangend langs ’t lijf, ontsteld, radeloos te kijken. Vermeulen had de veerkrachtige tegenstand van de stok gevoeld in ’t zinderen van de arm, met de deugd om de lijmende trek 45 die striemt op de rug van een vette os. Doch met de slag zelf was zijn gramschap gevallen, – op ’t eigenste ogenblik dat ’t oppergezag weer bemachtigd was, zag hij de oorloosheid in van zijn woede. Hij stond beschaamd tegenover zijn volk, en smaakte de deugd 50 niet welke hij in ’t handhaven van zijn vaderlijk recht verwacht had. Daarom veinsde hij nog gramschap en verbolgenheid, – hield de stok gereed, zonder alevel te weten tegen wie hij hem heffen moest, want geen mens die nog naar de boer omkeek; niemand die acht 55 op hem gaf. Al ’t belang was voor de gevallen jongeling die zo verraads zijn straf ondergaan had, en ontzield lag: heel de bende troepte er rond, en de wijven brachten lekendnatte voorschoten, die zij in ’t water van de gracht gedoopt hadden, om Louis het hoofd te betten.

40

In de film van 1943 vertolkte de Duitse acteur Paul Wegener de rol van boer Vermeulen.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Filmaffiche van De Vlaschaard uit 1943.

Vermeulen aarzelde nu of hij ’t volk nog moest van de vlaschaard jagen – er was ineens iets voorgevallen dat al zijn inzichten wijzigde, iets wat hij niet voorzien had … Hij was de overwinnaar, hij had zijn meesterschap veroverd, hij hield, hij kneep zijn macht in de vuisten, 65 hij knarsetandde … maar er was iets gebroken, hij had iets verloren dat kostbaarder was dan al ’t ander, iets dat hij tot voor een stonde nog niet gekend had: nu eerst wist hij hoe zijn gezag en meesterschap voortaan onnodig en nutteloos zou kunnen worden. De gram-

60

Ludwig/Louis Vermeulen werd gespeeld door Paul Klinger en de meid Rieneke, alias Schellebelle, gaf Bruni Löbel gestalte.

schap hield hij voorlopig op zijn wezen, als een masker dat hij niet afleggen mocht. De slijters namen de jongen die slap was en doorviel als een slunse, tussen hun armen op – ze droegen hem van ’t land – en heel de bende verliet nu vrijwillig en 75 stil de vlaschaard. Zonder dat de boer nog dreigen of gebieden moest. Vermeulen bleef alleen op de akker. In die korte tijd was ’t aanschijn der wereld veranderd: de regen, ’t vlas, het land en de lucht waren nu maar bijkomstige dingen meer – er was een mens gevallen!

70

Scène uit de film De Vlaschaard (1983) van Jan Gruyaert, gebaseerd op het gelijknamige boek van Stijn Streuvels, waarbij Louis verliefd kijkt naar de ongekunstelde, altijd vrolijke Schellebelle, tot ergernis van boer Vermeulen.

Lyriek J.H. Leopold AuTEuR

J.H. Leopold

kALEnDER

1865-1925

kERnbEgRip

liefde en dood (eros en thanatos)

siTuERing

J.H. Leopold was leraar klassieke talen. Hij schreef O, als ik dood zal zijn (1895) naar aanleiding van een concreet sterfgeval.

O, als ik dood zal, dood zal zijn 1

‘O, als ik dood zal, dood zal zijn kom dan en fluister, fluister iets liefs, mijn bleke ogen zal ik opslaan en ik zal niet verwonderd zijn.

5

En ik zal niet verwonderd zijn; in deze liefde zal de dood alleen een slapen, slapen gerust een wachten op u, een wachten zijn.’

Portret van J.H. Leopold. Bron: Frontispice van Verzamelde verzen uit 1935.

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

95

Willem kloos AuTEuR

Willem Kloos

kALEnDER

1859-1938

kERnbEgRip

impressionisme, l’art pour l’art

siTuERing

De naam Willem Kloos is een begrip in de Nederlandse literatuur, en toch heeft hij als dichter relatief weinig betekend. Zijn faam heeft hij vooral te danken aan zijn optreden als theoreticus en gangmaker van de Tachtigers. Hij was in 1885 medestichter van De Nieuwe Gids, waarin jonge auteurs aan de bak konden komen. Een veel geciteerde uitspraak van Kloos is dat kunst ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ moet zijn. Beide gedichten dateren van 1894. Willen Kloos.

Avond 1

Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht, De witte bloesems in de scheemring – ziet, hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht, Een enkele, al te late vogel vliedt.

1

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten, En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon Over mij zelf en ’t al, naar rijksgeboôn Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.

5

En ver, daar ginds, die zachtgekleurde lucht Als perlemoer, waar ied’re tint vervliet In teêrheid … Rust – o, wondervreemd genucht! Want alles is bij dag zó innig niet.

5

En als een heir van donkerwilde machten Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn Voor ’t heffen van mijn hand en heldere kroon: Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten.

10

Alle geluid, dat nog van verre sprak, Verstierf – de wind, de wolken, alles gaat Al zacht en zachter – álles wordt zo stil … En ik weet niet, hoe thans dit hart, zo zwak, Dat al zó moe is, altijd luider slaat, Altijd maar luider, en niet rusten wil.

96

IK BEN EEN GOD

10

– En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond Úw overdierb’re leên den arm te slaan, En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed En trots en kalme glorie te vergaan Op úwe lippen in een wilden vloed Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Herman gorter AuTEuR

Herman Gorter

kALEnDER

1864-1927

kERnbEgRip

impressionisme, symbolisme

siTuERing

Behoort tot de Tachtigers. Mei verscheen in 1889 in de vierde jaargang van De Nieuwe Gids. Het is een episch-lyrisch gedicht van circa 4500 versregels. Gorter was ook politiek zeer actief. Hij stichtte de Kommunistische Arbeiderspartij in Nederland. Het gedicht Zie je ik hou van je (1890) telde oorspronkelijk nog een vierde strofe die Gorter in een latere uitgave liet schrappen. Herman Gorter.

Mei Een nieuwe lente en een nieuw geluid: Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit, Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht, In een oud stadje, langs de watergracht – 5 In huis was ’t donker, maar de stille straat Vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat Nog licht, er viel een gouden blanke schijn Over de gevels in mijn raamkozijn. Dan blies een jongen als een orgelpijp, 10 De klanken schudden in de lucht zo rijp Als jonge kersen, wen een lentewind In ’t bosje opgaat en zijn reis begint. Hij dwaald’ over de bruggen, op den wal Van ’t water, langzaam gaande, overal 15 Als ’n jonge vogel fluitend, onbewust Van eigen blijheid om de avondrust. En menig moe man, die zijn avondmaal Nam, luisterde, als naar een oud verhaal, Glimlachend, en een hand die ’t venster sloot, 20 Talmde een poze wijl de jongen floot. Zóó wil ik dat dit lied klinkt, er is één Die ik wél wenste, dat mijn stem bescheen Met meer dan lachen van haar zachte oog … Heil, heil, ik voel hier handen en den weken boog 25 Van haren arm. Een koepel van blind licht, Mild nevelend, omgeeft mijn aangezicht, Mijn stem brandt in mij als de gele vlam Van gas in glazen kooi, een eikestam Breekt uit in twijgen, en jong lover spruit 30 Naar buiten: Hoort, er gaat een nieuw geluid: Een jonge veldheer staat, in ’t blauw en goud Roept aan de holle poort een luid heraut. … 1

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

97

karel van de Woestijne AuTEuR

Karel van de Woestijne

kALEnDER

1878-1929

kERnbEgRip

symbolisme, impressionisme

siTuERing

Van de Woestijnes debuutbundel Het vader-huis (1903) waaruit het gedicht Wijding aan mijn vader komt, is het begin van wat hij zelf een ‘symbolistische autobiografie’ noemde: elk gedicht is de uitdrukking van bepaalde gevoelens of indrukken. Van de Woestijne verloor op jonge leeftijd zijn vader. Die vroege dood had grote impact op zijn eerder eenzelvige persoonlijkheid. De rozen domen en daauwen dateert van 1910. Karel van de Woestijne Bron: collectie Universiteitsarchief Gent.

Wijding aan mijn vader

De rozen domen en daauwen

1

o Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart, en míj liet leven, en me teder léerde leven met uw zacht spreken, en uw strelend handen-beven, en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;

1

De rozen domen en daauwen ten avond, vredig-vroom; er waart een paarsere schaauwe om den kastanje-boom.

5

ik, die thans ben als een die in den avond vaart, en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven door zoele zomer-winden in de lage reven, en die soms avond-zoete water-bloemen gaêrt,

5

De vijver blankt in dampen; de troostlijke nacht begint. – Ontsteek, ontsteek de lampe: mijn angst ontwaakt, o kind.

10

en zingt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden wijd-suizend over ’t matte water, en de weiden zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied … Zó vaart mijn leve’ in vrede en waan van dóód begeren, tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren, neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.

98

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Rainer Maria Rilke AuTEuR

Rainer Maria Rilke

kALEnDER

1875-1926

kERnbEgRip

dinggedichten, objectieve observatie

siTuERing

Rilke werd in Praag geboren. In die tijd spraken de hogere klassen daar geen Tsjechisch, maar Duits. Hij woonde een tijdlang in Parijs en was er secretaris van de beeldhouwer Auguste Rodin. Rodin wees hem op het belang van het observeren in de kunst. Dit leidde ertoe dat Rilke zijn poëtische opvattingen veranderde. Terwijl zijn vroegere gedichten sterk emotioneel geladen waren, vertrok hij nu van een object waarvan hij na intense objectieve observatie de kern probeerde weer te geven, zodat een soort dialoog ontstond tussen dichter en object. Een typisch voorbeeld is het beroemde gedicht De Panter (1902). Ook Herfstdag dateert van 1902. Rainer Maria Rilke.

De Panter

Herfstdag

In de Jardin des Plantes, Parijs 1

5

10

1

Zijn blik is van het glijden van de staven zo moe geworden dat hij niets meer ziet. Het is als waren er wel duizend staven en achter duizend staven nog de wereld niet.

5

De weke gang van de gespierde, sterke schreden, waarmee hij in de kleinste kringen draait en zwicht, is als een krachtig dansen rond een evenwicht waarin verdoofd een grote wil blijft opgericht. Slechts af en toe gaat de gesluierde pupil geluidloos open. En een beeld treedt binnen in wat de leden aan gespannen stilte winnen – en valt dan aan het hart voor eeuwig stil.

Heer, het is tijd. Het was een grootse zomer. Leg nu uw schaduw op de zonnewijzers en laat de wind over de velden komen. Gebied de vruchten vol te zijn, verleen hun nog twee zuidelijker dagen, stuw ze naar de voldragenheid en jaag de laatste zoetheid in de zware wijn.

Wie nu geen huis heeft, bouwt het ook niet meer, wie nu alleen is, zal het lang nog blijven, 10 zal waken, lezen, lange brieven schrijven en rusteloos de lanen op en neer gaan als de wind de blaren voort zal drijven.

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

99

Dramatiek Cyriel buysse AuTEuR

Cyriel Buysse

kALEnDER

1859-1932

kERnbEgRip

naturalisme

siTuERing

In Het gezin Van Paemel (1903) uit Buysse scherpe maatschappijkritiek. Tegen het decor van de economische crisis en het opkomende socialisme schetst hij de ondergang van het pachtersgezin Van Paemel. De gelatenheid van vader Van Paemel staat in contrast met het verzet van zijn kinderen, zodat in het gezin niet alleen een politieke strijd, maar ook een generatieconflict wordt uitgevochten. Cyriel Buysse.

Het gezin Van Paemel Eerste bedrijf

Een ruime boerenkeuken en woonkamer, laag van verdieping, met bruingerookte balken. Rechts de haardstee, met brede schoorsteenmantel. Twee ouderwetse leunstoelen, rechts en links van ’t vuur. Boven op de schoorsteenrichel een rij tinnen en gekleurde borden. Tegen de achtergrond een eetkast, waarop gemaakte bloemen onder glas, rechts en links van een groot, bruinhouten Christusbeeld. Daarnaast een ouderwetse Vlaamse klok met houten kast en zinken uurplaat, en verder tegen de muur nog meer richels vol met koper-, tin-, en aardewerk. In de rechterwand, tegen de hoek, een deur. Links, in de achterwand, tegen de linkerhoek, een tweede deur. Midden in de linkerwand, tussen twee kleingeruite ramen, een derde deur. In ’t midden van de kamer een vierkante tafel en enkele stoelen.

Het gezin Van Paemel door het NTG in 1976.

Eerste Toneel Moeder Van Paemel, Celestine, Romanie, Eduard Bij het ophalen van ’t gordijn zit Eduard aan de tafel bij een lamp in een courant te lezen. Moeder Van Paemel loopt heen en weer, nu eens tot aan de haard, waar een ketel boven ’t vuur hangt; dan naar de eetkast, waaruit zij borden, vorken, lepels enz. neemt, die zij op tafel komt schikken. Links, op de voorgrond, naast een tweede tafeltje, waarop een aangestoken lamp staat, zitten Celestine en Romanie kantwerk te maken. De lezing van het dagblad schijnt Eduard erg op te jagen. Van tijd tot tijd maakt hij een driftige beweging op zijn stoel, slaakt dof een korte kreet, pruttelt vertoornd enkele woorden, waarbij de vrouwen soms angstig ondervragend opkijken. Moeder Van Paemel Eduard Moeder Van Paemel Eduard Naaister Tercile Copiters en meubelmaker Isidoor Benoot als moeder en vader Van Paemel in de eerste opvoering van Het gezin Van Paemel in 1903.

100

Moeder Van Paemel Eduard

(tot Eduard) Moar Edewoard, jongen, wa schilt er dan? Wat zit-e gij doar azue binnensmonds te babbelen? (driftig het blad neerleggend) Z’hên op ’t volk geschoten, Moeder. (verschrikt stilstaande) Geschoten nogal! Wie dat-e? De politie … de gendarmes! Celestine en Romanie houden op met kantwerken. Romanie luistert aandachtig, met grote, ernstige ogen. Celestine begint opnieuw te werken. Zijn d’r dueje? (het blad weer opnemend) In de twintig dueje en gekwetste, woaronder verschillende vreiwen en kinders. De soldoaten worden binnengevroagd.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Moeder Van Paemel Eduard

Moeder Van Paemel

Eduard

Moeder Van Paemel Celestine Eduard Romanie

De klasse van zeven en tachentig es al binnen en ze peizen, dat de dieë van zes en tachentig uek zal opgeroepe worden. Och Hiere, och God! de klasse van Kamiel! Os hij uek moar nie opgeroepen ’n wordt! Hij zal zonder ienigen twijfel opgeroepe worden os de troebels blijven duren. (heftig) … En de troebels zillen blijven duren, zuelang dat de boazen aan d’eischen van ’t wirkvolk gien voldoenijnge ’n geven. (Celestine houdt nu weer op met kantwerken, maakt een kruis en begint in stilte te bidden.) We zijn d’r, nondedzu, beu van, van huel ons leven lang veur ’n drueg stik brued lijk oarme sloaven te blijven wirken. We willen recht, we willen ons diel van ’tgien da we zelve moaken. En goat ’t mee zachtheid niet, dan zal ’t mee geweld gebeuren. We zillen der veure vechten, nondedzu, vechten tot ter dued! Och Hiere, jongen, Edewoard, zwijgt os ’t ou belieft, zwijgt! Voader zal alle menuten thuis goan komen en ge weet hoe dat hij es, newoar? Hij zoe hem kwoad moaken en ’t zoe were ruize zijn. Toe Edewoard, jongen, leg gij die gazette liever wig; ’t ’n zal misschien zue irg nie zijn of da ge vriest! (wijst naar Celestine) Kijk, Celestine da jong zit al nen onzevoader te lezen opdat er weer vrede zoe komen. Loat ons liever allemoal nen onzevoader lezen. (Zij gaat haastig, met gevouwen handen naar de eetkast, waarop het Christusbeeld staat en zinkt er biddend op de knieën.) (toornig) Schied er uit, Moeder! (tot Celestine en Romanie) Dat er ne God van rechtveirdigheid woare, doar ’n zoen zulk gien gruweldoaden op de weireld keune gebeuren. ’k ’n Gelueve nie mier aan uldere God; d’r ’n es giene God veur d’oarme meinschen. (schreiend) O, zwijgt! ’n Lastert niet. Ge goat ’n ongeluk over ons huis roepen. (woedend tot Eduard) Gie ketter, die ge zijt! Ons Hiere zal ou straffen! O gij stomme kwezel, woar da ge zit! (schreiend) Ha moar zwijgt, Edewoard, ’n loat ons nou ne kier gien ruize moaken.

Tweede bedrijf

Het erf van de boerderij. Links op de voorgrond een hekje. Daarnaast schuur en stalling. Rechts, het woonhuis. In ’t midden de boomgaard met fruitbomen. In de achtergrond een vergezicht over de velden. Eerste Toneel De baron, de barones, Maurice, Germaine, Vader Van Paemel, Désiré, Cordula, Romanie. Later Moeder van Paemel. Bij het opgaan van ’t gordijn liggen Vader Van Paemel, Desiré, Cordula en Romanie hier en daar in de schaduw van de bomen in het gras te slapen. De barones komt uit het woonhuis. De baron, Maurice en Germaine staan wachtend bij het hekje. Af en toe hoort men gekraai van hanen. De Barones De Baron De Barones

De Baron Vader Van Paemel

De Barones

Buysses Het gezin van Paemel in een regie van Dirk Tanghe. Bron: © Luc Monsaert, Gent.

(boos) Il n’y a personne, absolument personne! Je te l’ai dit plus d’une fois, Gontran, ces gens sont des paresseux, qui laissent tout à l’abandon. Je pense qu’ils sont tous aux champs. (ontdekt een van de slapers onder een boom) Ah! par exemple! Voilà qui est trop fort! (ontdekt een tweede en een derde) Non, mais regarde moi ça: ils dorment, tout simplement, comme s’ils n’avaient pas autre chose à faire. (verbaasd) Ah bah ! (nadert tot Vader Van Paemel) Hé, Van Paemel, slaap je dan? (half ontwaakt) Heu! … wa schilt er dan? Hoe loat es ’t al? (herkent plotseling de baron, richt zich half overeind en dan geheel op) Heu! … Menier den B’ron, zijt-e gij doar! (neemt zijn pet af) en Mevreiwe, en Menier Maurice, en gezelschap. (tot de andere slapers, met gillende stem) Allo! op doar! (Desiré, Cordula en Romanie ontwaken en rijzen langzaam op. Tot de bezoekers.) Excuseer, Menier den B’ron, en Mevreiwe, ’t es vroeg op te zijn, ’s morgens, en we lagen ’n beetse te noenstonden. (roept in de richting van het woonhuis) Hé, Moeder, woar zit-e dan? (tot de bezoekers) Kom binnen, Menier den B’ron, en Menier Maurice, en Mevreiwe en gezelschap, ge goat ulder ’n beetse zetten. (uit de hoogte) Iek bijn geweest in huis, Van Paemel, en uw vrouw is daar niet. 5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

101

Vader Van Paemel Moeder Van Paemel

De Barones Moeder Van Paemel De Baron

Moeder Van Paemel Vader Van Paemel

Moeder Van Paemel De Barones Cordula

Maurice De Barones Germaine Moeder Van Paemel

De Barones Moeder Van Paemel De Baron

Vader Van Paemel

De Baron

Vader Van Paemel

Cordula De Barones Cordula

102

Toet toet, Mevreiwe, z’es doarr zeker, moar ze lig woarschijnlijk uek ’n beetse te rusten. Hé, moeder! … Filemiene! … Nondedzu! woar blijfde dan? (komt haastig, half aangekleed, uit het huis gelopen) Wel, Menier den B’ron, en Mevreiwe, en Menier Maurice en gezelschap, wa plezier van ulder hier te zien. Da es toch woarme, newoar? En zulk ’n schoen were! Excuseert, Mevreiwe: ’t es ’s morgens toch zuedoanig vroeg op te zijn en we lagen wij allemoal ’n uurken te noenstonden. Kom binnen, Mevreiwe, en Menier den B’ron en gezelschap, ge goat ulder ’n beetse zetten en ’n beetse rusten. Zoedte gien gloazeke melk drijnken. (Weigerende hoofdschudding van de baron en de barones. Tot Germaine.) En gij, Mejonkvreiwe? Merci, Bazin Van Paemel, wij zul niets gebruik, maar breng ons hier wat stoel. Wij zijn moe en zul ’n beetje rust onder de booms. Lijk of ge wilt, Mevreiwe, ’k goa d’r direct omme. (Ze loopt haastig in huis en komt terug met stoelen. Intussen komen Desiré, Cordula en Romanie de bezoekers groeten.) (tot Van Paemel, terwijl hij met de hand naar de zoon en de twee dochters wijst) En lig die ook zo te slaap, Van Paemel! Maar die zijn veel te jong om over dag te slaap, die moet binst den dag werk, en ’s avonds slaap. (biedt stoelen aan) As ’t ou belieft, Mevreiwe, as ’t ou belieft, Menier den B’ron. (Spoedt zich weer in huis.) O … Menier den B’ron, zonder dat ge ’t mij kwoalijk neemt, ’t zijn nistige jongens die ’k hé en ze doen doanig ulder devueren. Z’hên acht doagen achterien gesleten, Menier den B’ron, van ten twieën van den uchtijnk tot den halver tienen van den oavend. (met stoelen) As ’t ou belieft, Menier Maurice. As ’t ou belieft, Mejonkvreiwe. (tot Van Paemel) Jawel, Van Paemel, maar veel slaap is toch de manier niet om goed door de wereld te kom, dat weet gij ook wel. (Terwijl de barones spreekt, kraait luid een haan.) (vrijpostig) Van ten tienen van den oavend tot den twieën van den uchtijnk, Mevreiwe, en dan nog ’n uurken ’s noens, en anders huel den dag ziere wirken, dat ’n es toch nie te vele sloapen, denkt ’t mij. (Germaine fluistert iets in ’t oor van Maurice.) (tot de barones, met een blik op Cordula) Dis, mère, est-ce celle-là que tu veux donner à Germaine comme femme de chambre? Ah non, par exemple! … L’autre! Heureusement, car elle ne me plaît pas du tout, la première. Son ton est d’une impertinente! … (tot de barones) Joa moar, Mevreiwe, ze zijn jong en struis, en ze keunen zij doar wel tegen, tegen ’n beetse veel wirk. Moar ’t es spijtig, newoar! da we nou precies Kamiel moete missen en toch zue overleit zijn van wirk. Die is weer opgeroepen bij den troep, niewaar? Joa hij, Mevreiwe, mee al die troebels newoar? Da es toch ’n dijngen! En hier zue nuedig zijn! (tot Van Paemel) Het is spijtig, Van Paemel, dat uw oudste zoon zich nie beter wil gedraag. Ik heb gehoord, en dat doet mij veel verdriet, dat hij in Gent aan de hoofd staat van een bend socialistes grévistes die schrikkelijk veel kwaad doen. (Opnieuw schel gekraai van een haan.) Menier den B’ron, ’t es ne sloeber, en ’k zeg het hier rechtaf, al es ’t mijne zeune. Moar ’t ’n es mijn schuld niet, Menier den b’ron, ’k ’n kan d’r niets an doen. ’k Hè al gedoan wa dat er in mijn macht bestond om ’t hem te beletten. Ik wil ’t geloof, Van Paemel. Maar, wil ik u nog wat zeg: gij zoudt moet meer voorzichtig zijn in de keus van de vriend en de kennis waar uw kinderen mee omgaat. Daar hebt ge bijvoorbeeld die Masco, die lelijke pensejager, die al mijn wild skiet en pak, die laat gij vrijen met uw tweede dochter! Is ’t niet zo? (Beweging van Cordula. Van Paemel schudt bedenkelijk het hoofd.) ’t Es azue, Menier den B’ron; en ’t es huel straf tegen mijn goeste, da weten z’ alle twieë. Moar wa kan ik doar an doen? Hij es ne jongen van goeje famielde en die ’n huel schuen stuiverken zoe bezitten as hij wilde deugen. En zonder Kerdula ’n kan ik hier nie vuert, Menier den B’ron. Ze wirkt lijk ’n peird en ze spoart ons wel twie meissens uit. Wil ik heur die vrijoage verbiên, z’es in stoat om mee hem wig te luepen. (nijdig) Die jongen ’n doe niemand gien kwoad. Nee, maar hij doet veel kwaad in onze chasse! (minachtend) Chasse!

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

De Barones

Vader Van Paemel Désiré Germaine Maurice Germaine Maurice De Barones Vader Van Paemel De Baron Vader Van Paemel De Barones Maurice Germaine Maurice Germaine Maurice De Barones Vader Van Paemel

5.4

(tot Van Paemel) En wij zul toch gaarne wil, Van Paemel, dat hij niet mier … (Het gekraai van een haan valt de barones zó schel in de rede, dat zij even moet ophouden met spreken. Nijdig.) Maar Van Paemel, wat is dat hier toch voor een violent lawaai, wij kun niet meer spreek! ’t Es die vuilkluet van dien hoane, Mevreiwe. (tot Desiré) Ala toe, Desiré, doe hem ne kier zwijgen; we verstoan hier mallekoar nie mier. ’k Goa meetenen noar mijn wirk, zulle. (Gaat hinkend naar de achtergrond, met grote bewegingen van de armen, of hij het beest verjaagde.) (tot Maurice) Comme il boite! Est-ce celui-là que tu as blessé d’un coup de fusil dans une traque? Oui, je crois bien que c’est celui-la. Tu as sans doute dû lui donner beaucoup d’argent? Comme ça. Il a eu un louis. C’est le tarif. Enfin, Van Paemel … (Plotseling valt de baron met een gil scheef van zijn stoel.) Gontran! … qu’est-ce que tu as. Tu n’es pas bien! (helpt de baron weer opstaan) ’t ’n Es niets, Mevreiwe. ’t Es de pikkel van zijne stoel die in ’n molshol geschoten es. (boos, klopt de aarde van zijn kleren) Ja maar, Van Paemel, waarom boucheert gij ook de molshol niet? Dat zou al beter zijn dan hier te ligge slaap. Ha! ’k ’n Doe nie anders, Menier den B’ron. ’t Es mijn ieste wirk iederen uchtijnk van ten drijen os ’k buiten kome. Moar g’n vin gij toch de loaste mol niet, newoar? (opgewonden) Ja maar, Van Paemel, de baron had wel zijn teen kunnen breek. Ik sta te beef van de schrik. (tot Germaine) Sont-ils cyniques, ces rustres, dis? (vliegt plotseling op, hollend en gillend over de boomgaard) Ha! … ha! … ha! … Maurice! … Maurice! … Au secours! … Au secours! Aâââh! … (Ontsteld vliegen allen haar na.) Qu’est-ce qu’il y a! Tu deviens folle, toi! Une chenille! … une horrible chenille! … Là, lá … là! sur mon épaule! … dans mon cou! Aâââh … (gooit de rups op de grond en vertrapt ze) Là … là … ce n’est rien. Elle est écrasée. (verontwaardigd tot de baron) Ils n’échenillent donc pas même leurs arbres, ces fainéants! (tot Van Paemel) Waarom neemt ge niet weg de rupsen van de boom, Van Paemel? Och Hiere, Mevreiwe, kan ne meins nou de loaste rissem van nen buem wignemen? ’t Goa hier nog stijf wel, want we zitten d’r huele doagen achter. Kijk ne kier noar Boer Landuijts hof, wat dat er doar op zit van rissems op dien bogoard.

Film

De pioniersjaren De allereerste betalende filmvoorstelling vond in 1895 plaats in Parijs. De vertoning werd georganiseerd door de gebroeders Lumière. De eerste films waren eerder documentaire registraties van alledaagse gebeurtenissen zoals een trein die aankomt in een station (L’arrivée du train en gare). Pas toen men zich realiseerde dat men via de film ook verhalen kon vertellen, fictie kon tonen, werd de basis gelegd voor deze nieuwe kunstvorm. In 1903 schreef W.S. Potter (USA) geschiedenis met The great train robbery, een thriller van twaalf minuten. Cecil B. DeMille (USA) maakte in 1914 The squaw man, de allereerste langspeelfilm. Ook in Europa werd het nieuwe medium snel populair, maar de Eerste Wereldoorlog vertraagde heel sterk de ontwikkeling ervan.

Affiche van The great train robbery.

5•VanrealismetotdeEersteWereldoorlog1850-1914

103

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

nog abstracte of non-figuratieve vormen, vlakken en kleuren (constructivisme). De dadaïsten doorbreken de scheiding tussen kunst en niet-kunst. Alles is bruikbaar in een kunstwerk. Beroemd is de Fransman Marcel Duchamp met zijn readymades, alledaagse gebruiksvoorwerpen (bv. een urinoir) die hij de status van kunst gaf. Art deco was een populaire stijlbeweging van 1920

6.2

tot 1939 die een weerslag had op de decoratieve en toegepaste kunst, bij zowel de architectuur, het grafische, industriële en interieurontwerp, als de beeldende kunst en kledingmode. De beweging was in zekere zin een mengelmoes van vele verschillende stijl- en kunststromingen uit de eerste decennia van de 20e eeuw (eclecticisme).

Literair leven

Epiek en lyriek Op literair gebied bracht deze periode enkele coryfeeën van de Nederlandse literatuur voort. Paul van Ostaijen (1896-1928) zorgde met zijn expressionistisch-dadaïstische bundel Bezette Stad (1921) voor een revolutie in het poëzielandschap. In een latere fase schreef hij ook poésie pure, waarin de inhoud ondergeschikt is aan het muzikale van de poëzie. In Nederland zijn Martinus Nijhoff (1894-1953) en Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) van wereldniveau. Geen van beiden hoort bij het modernisme. Nijhoff staat als het ware ‘buiten de literaire stromingen’. Sommige van zijn gedichten behoren tot de ‘parlando’-poëzie. Slauerhoff van zijn kant was een neoromanticus pur sang, vol onvervuld verlangen. De dichtkunst van Gerrit Achterberg (1905-1962) staat voor een groot deel in het teken van ‘de gestorven geliefde’, niet verwonderlijk als je weet dat hij in 1937 zijn hospita (met wie hij een verhouding had) in een

Epiek en lyriek In de internationale literatuur vierde het modernisme hoogtij. Schrijvers gingen zich onder invloed van Freud en de psychologie verdiepen in het onderbewustzijn van hun personages. Ze introduceerden technieken waar hedendaagse schrijvers nog steeds royaal gebruik van maken. In de modernistische roman wordt de chronologie vaak doorbroken door flashbacks en flashforwards, de auctoriële verteller wijkt voor de personele en/of de ik-verteller en sommige schrijvers maken gebruik van de stream of consciousness (bewustzijnsstroom) waarbij ze de vaak zeer warrige associatieve gedachtegang van een personage in soms brokkelige zinnen direct weergeven. James Joyce is met Ulysses (1922) het beroemdste voorbeeld daarvan. Verder verdienen een paar grote namen de aandacht. De Amerikaan Ernest Heming-

NederlaNdstalig

vlaag van zinsverbijstering doodde. Hendrik Marsman schreef vitalistische poëzie. Wat de roman betreft, viert de nieuwe zakelijkheid hoogtij. Literatuur moet zakelijk zijn en al het overbodige schrappen. In literatuur gaat het niet om de vorm, maar om de inhoud: wat gezegd wordt, moet ‘gewoon’ en zonder tierlantijntjes gezegd worden. In Vlaanderen is Willem Elsschot (1881-1960) de meest eminente vertegenwoordiger. Ook Bordewijk (18841965) behoort met de bildungsroman Karakter (1938) tot deze stijlrichting. Simon Vestdijk (18981971) begon met Terug tot Ina Damman (1934) een cyclus van acht autobiografische romans. Gerard Walschap (1898-1989) schreef met Houtekiet (1939) een vitalistische roman. Felix Timmermans (18861947) schreef met Boerenpsalm (1936) een boerenroman die ook bij de streekromans thuishoort.

iNterNatioNaal

way verwerkte in A Farewell to Arms (1929) zijn eigen oorlogservaringen. Zijn landgenoot John Steinbeck beschreef in Of Mice and Men (1937) de elllendige levensomstandigheden van de gewone Amerikaan in de jaren dertig. Aldous Huxley schreef Brave New World (1932), een dystopische roman. Franz Kafka creëerde in Het proces (1925) een bevreemdende nachtmerrieachtige wereld en de Duitse expressionist Alfred Döblin gooide hoge ogen met Berlin Alexanderplatz (1929). Bertolt Brecht schreef een aantal zeer felle antinazigedichten, maar is belangrijker als toneelschrijver. Guillaume Apollinaire geniet onder andere bekendheid voor Calligrammes (1918), een bundel met typografische gedichten. Hij introduceerde de term ‘surrealisme’ en was ook een van de eersten die surrealistische gedichten schreef. 6 • Het interbellum 1918-1940

105

Dramatiek

iNterNatioNaal

Het théâtre de la cruauté is onlosmakelijk verbonden met de Fransman Antonin Artaud (1896-1948). Volgens hem dient theater de toeschouwers te confronteren met hun natuurlijke, maar verdrongen wrede impulsen. Het moet hen door schokeffecten emotioneel raken, en hen tot een catharsis brengen die hen bewust maakt van de wantoestanden in de maatschappij. In deze optiek is theater iets als een pestepidemie: het tast de bestaande structuren aan, maar zuivert ze ook uit. Dit soort theater wil de mensen wakker schudden, ze via visuele en auditieve prikkels choqueren. De acteur moet terugkeren naar een primitieve, brute kracht. Het woord is ondergeschikt aan het spektakel (dans, muziek, mime, gehuil, kreten, lichteffecten …).

Een workshop over théâtre de la cruauté van Artaud door acteurs van het experimentele theater Shadow House PITS (Queanbeyan, Australië).

Toch bracht niet het théâtre de la cruauté, wel het epische theater de grote vernieuwing. De belangrijkste vertegenwoordiger ervan is de Duitse auteur-regisseur-theaterdirecteur (hij richtte het Berliner Ensemble op) Bertolt Brecht (1989-1956).

Voorgevel van het Berliner Ensemble met het standbeeld van oprichter Bertolt Brecht.

Het epische theater ontstond in de jaren twintig, en het staat lijnrecht tegenover het aristotelische inlevingstheater. Bepaalde ingrepen verhinderen zelfs dat de toeschouwer zich kan inleven. Zo moet de acteur aan het publiek duidelijk maken dat hij maar een acteur is, alleen maar een rol speelt: ‘Er ist nicht Lear, Harpagon, Schwejk, er zeigt diese Leute’, zegt Brecht. In Der gute Mensch von Sezuan (1943) bijvoorbeeld richt het hoofdpersonage zich op een bepaald moment tot het publiek met de vraag of er suggesties zijn over hoe het met het stuk verder kan. Dit procedé werd later door heel wat auteurs geïmiteerd. Brecht maakt ook vaak gebruik van een verteller die commentarieert en scènes verbindt. Verder is zijn theater politiek en maatschappelijk sterk geëngageerd. De toneelillusie moet doorbroken worden en de toeschouwer moet worden aangezet

106

Scène uit Der gute Mensch von Sezuan opgevoerd in 2009 in Linz (Oostenrijk).

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

tot rationele reflectie over de maatschappij. Brecht streeft dus ook geen catharsis na (de zuivering die precies door inleving ontstaat), maar integendeel vervreemding (Verfremdung). Die bestaat erin dat het vanzelfsprekende ongewoon wordt gemaakt, waardoor nieuwe inzichten in de werkelijkheid ontstaan. In De driestuiversopera (1928) toont hij een wereld waarin de ‘Haifische’ (de ‘haaien’) de kleintjes opvreten en waarin kapitalistische uitbuiting door de overheid wordt gelegaliseerd. Menselijkheid en rechtvaardigheid zijn ondergeschikt aan overleven: ‘Erst kommt das Fressen und dann die Moral.’ In De weerstaanbare opkomst van Arturo Ui (1941) neemt hij op een zeer satirische manier Hitler en het Duitse fascisme op de korrel. Brecht werkte een tijdlang vruchtbaar samen met de componist Kurt Weill, die hij in de Verenigde Staten leerde kennen nadat ze beiden uit nazi-Duitsland gevlucht waren. Weill componeerde een nieuw soort operamuziek: rauw, amelodisch en uitdagend. In wezen streefde hij met zijn muziek dezelfde doelstellingen na als Brecht met zijn theater: verhinderen dat de toeschouwers opgaan in de illusie, vervreemding en kritische zin teweegbrengen.

Scène uit De driestuiversopera gebracht door het Nationale Toneel (NL) in mei 2011.

In maart 2007 bracht het theatergezelschap van de universiteit van Saarland (DL) een interculturele enscenering van de Dreigroschenoper, waarvan je hier een scène ziet.

Affiche van en scène uit De weerstaanbare opkomst van Arturo Ui.

6 • Het interbellum 1918-1940

107

6.3

Teksten

Epiek Willem Elsschot auTEur

Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons Jozef de Ridder

kaLEnDEr

1882-1960

kErnbEgrip

nieuwe zakelijkheid

siTuEring

Elsschot was beperkt literair productief. Tussen Lijmen (1924) en Kaas (1933) schreef hij bijna tien jaar lang helemaal niets. De twee novellen Lijmen en Het Been (1938) vormen samen een roman. In Lijmen treedt de kantoorklerk Frans Laarmans in dienst van Boorman, directeur van het ‘Wereldtijdschrift’. In beide personages, de harde zakenman Boorman en de volgzame, wat slappe Laarmans, zijn kanten van Elsschot zelf te vinden. Vlak na de Tweede Wereldoorlog schreef Elsschot Het Dwaallicht (1946). Het werk van Elsschot wordt gekenmerkt door droge, scherpe humor die vaak cynische vormen aanneemt, maar waarin je ook de gevoelsmens Elsschot blijft herkennen. Het taalgebruik is nuchter, helder en zakelijk en doet ook vandaag nog opvallend modern aan. Foto van Willem Elsschot op de cover van zijn biografie.

Kaas Eerst en vooral, hoe kom je binnen? Je kan binneno komen als een die iets brengt of als een die iets komt vragen, als een man van zaken of als een bedelaar. Het bedelachtige, zegt Boorman, zit minder in de 5 plunje dan in houding en toon. Je komt dus losweg binnen, misschien wel met een sigaar in de mond, gooit je valies neer als zat er om het even wat in, maar geen kaas, en vraagt of je de eer hebt. 10 Hij zegt natuurlijk ja. En heb je de eer niet, dan heeft hij toch de eer. Je gaat zitten, desnoods ongevraagd. Mijnheer, wij zijn speciaal van Amsterdam gekoo men om U ’t monopolie voor Antwerpen van de volo 15 vette Gafpakaas aan te bieden, na ingewonnen inforo matie over uw firma. Wij betekent dat er eigenlijk een volledige officiële commissie gekomen is, maar de anderen zitten nog in ’t hotel. Gisteravond na de aankomst een beetje 20 geboemeld. Speciaal uit Amsterdam is een beroep op zijn goed hart, zegt Boorman. Immers, als hij niet koopt, kan de commissie slechts terugkeren naar haar moedero stad en dan is de hele reis verloren. Bovendien is 25 het vertrouwen in zijn firma dan geschokt. En daar behoort hij gevoelig voor te zijn, want na genomen informatie sluit in dat jullie heel Antwerpen gezift hebben en dat hij alleen is overgeschoten. En onze volvette betekent dat achter jullie de hele 30 Nederlandse kaasindustrie pal staat. Hij was bereid mij praktische lessen te geven, maar dat kan niet meer, want Hornstra is in aantocht. 1

108

Dat bezoek bij Boorman is mijn laatste respijt geweest. 35 Door iedereen verlaten moet ik de kaasdraak zelf te lijf. Ik ben onopgemerkt met mijn valies voorbij madao me Peeters geraakt en heb de tram genomen tot aan

Dick Matena maakte een prachtige beeldroman van Elsschots Kaas waarin de integrale tekst van de roman opgenomen is. Zeer overtuigend heeft Matena de sfeer van het boek en het Antwerpen van die tijd uitgebeeld in schitterende tekeningen.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

die kaaswinkel met zijn prachtige etalage, waar het zo stinkt. Eerst heb ik een tijd voor de vitrine gestaan, en onder al die kaassoorten naar een edammer gezocht. Ja, daar ligt er een, middendoor gesneden. Die haalt het natuurlijk niet bij mijn volvette, dat kan ik zo 45 wel zien. De winkel geeft nog dezelfde lucht af als toen op die avond. ’t Is vreemd, maar nu ik al een tijd in ’t vak ben, kan ik het minder goed uitstaan dan bij mijn thuiskomst uit Amsterdam. Ben ik weker geworden? 50 Of zit het in mijn stemming? Die winkel marcheert goed, dat is zeker. Binnen staan een zestal klanten en de winkeljufo frouwen hebben het druk met snijden, inpakken en weergeven. Tot buiten hoor ik ze telkens vragen: ‘En 55 voor U, madame?’ Ik kan toch niet binnenvallen zo lang al die kopers daar staan en ’t hele bedrijf doen stilleggen om een voordracht over mijn volvette te geven. Want dat het tot een toespraak zal moeten komen, is zeker. Als ik 60 niet direct begin, dan vragen zij misschien: ‘En voor U, mijnheer?’ En dan worden de rollen omgekeerd. De drukte is nu een beetje geluwd. Er staat maar een enkele dame meer. Nu of nooit. 65 Maar twee van de winkeljuffrouwen, die niets te doen hebben, kijken mij aan, zeggen iets tegen elko ander en beginnen te lachen. De oudste spiegelt zich even en strijkt haren voorschoot glad. Denken zij soms dat ik hier sta om ze te komen opvrijen? 70 Ik kijk op mijn horloge, keer ze de rug toe en na nog even gewacht te hebben loop ik een eindje verder tot aan de Bass Tavern. Ik ga dat café binnen, want die agent van politie heeft mij óók al een paar maal aangekeken, en bestel 75 een Pale Ale. Ik drink het bier in één teug op en doe mijn glas nog eens vullen. Naar huis gaan zonder eerst een poging te doen, dát in geen geval, want ik wil mijzelf niets te verwijo ten hebben. Een gerust geweten is óók wat waard. En 80 dan, het zal niet gezegd worden dat ik mij door die vier teven heb laten verjagen. Mijn tweede glas is ledig. Ik werp een blik op mijn mandvalies, pak het beet en loop op de winkel toe. Een stormaanval. 85 Bij ’t passeren voorbij de vitrine doe ik even de ogen dicht om niet te zien hoeveel klanten er staan. Ik ga binnen, al stonden er honderd en zal wachten tot ik een kans krijg om te zeggen wat ik te zeggen heb. Desnoods ga ik zo lang op mijn mand zitten, want 90 schaamte ken ik niet meer. De winkel was ledig. Alleen die vier witte meiden achter de toonbank. Tot welke van de vier moet ik spreken? Van d’ene 40

naar d’andere kijken is niet aan te raden. Dan raak ik misschien de kluts kwijt, want dan antwoorden zij alle vier samen. Ik wend mij tot de oudste die straks zo koketteerde en zeg dat ik speciaal van Amsterdam gekomen ben om de heer Platen het monopolie voor Antwerpen 100 van onze volvette Edammer kaas aan te bieden tegen prijzen beneden alle concurrentie. Platen staat op de winkelruit. Dat was mij niet ontsnapt. Naargelang mijn volzin vordert, zie ik haar mond 105 openvallen en als ik aan ’t eind kom, vraagt zij: ‘Wat zegt U, mijnheer?’ ’t Is vreemd, maar als je komt om te verkopen, dan verstaan de mensen je niet. Ik vraag nu of zij mijnheer even wil roepen, want 110 met dat kwartet kom ik niet verder. Er komen trouo wens drie klanten ineens binnen en kort daarop nog twee. En daar begint het weer van: ‘Wat voor u, madame?’ Zij laten mij staan, te midden van grote klompen 115 boter, manden vol eieren en stapels conserven. Ja, de klanten gaan voor, daar is niets aan te doen. Telkens rinkelt de registreerkas en hoor ik ‘merci, madame’ blaten. Ik vraag nu plotseling of mijnheer Platen thuis is, 120 waarop ik verlof krijg om zelf op zijn kantoor te gaan kijken, achter de winkel. Ik scheer voorzichtig de boter langs en loer door een glazen deur. Jawel, daar zit iemand. Ik klop en Platen, want hij was het zelf, roept ‘binnen’. 125 Zijn kantoor kan aan het mijne niet ruiken. ’t Is half kantoor, half zitkamer. Er staat zelfs een gaskomfoor. Hoe die man hier werken kan, begrijp ik niet. Is dat nu een milieu voor een man van zaken? Maar papieo ren zijn er genoeg en hij schijnt het druk te hebben. 130 Hij zit in zijn hemdsmouwen te telefoneren, zonder boord of das. Met een blik vraagt hij wat ik verlang, zonder af te bellen. Ik doe hem teken dat hij gerust mag doorteo lefoneren en daarop vraagt hij naar het doel van mijn 135 bezoek, want hij moet de stad in en heeft geen tijd. Ik herhaal wat ik binnen gezegd heb, rustig en met iets geposeerds in houding en stem. Ik heb mijn benen gekruist. Hij kijkt mij aan en zegt ‘vijf ton’. 140 Ik stond verstomd en pakte naar mijn vulpen, toen hij in de telefoon nog eens herhaalde ‘vijf ton kunt u krijgen tegen veertien frank per kilo’. Nu belde hij af, stond op en begon zijn boord aan te doen. – ‘Voor wiens rekening werkt U?’ vroeg Platen, 145 waarop ik Hornstra zei. – ‘Ik ben zelf groothandelaar in kaas. Hornstra ken ik goed. Ik ben jarenlang zijn agent geweest voor België en 95

6 • Het interbellum 1918-1940

109

’t Groothertogdom Luxemburg, maar hij was mij ten slotte te duur. Verspil dus uw tijd maar niet, mijno heer.’ Hij had er dus óók dat Groothertogdom bij. – ‘Gaat U mee?’ vroeg hij nog. ‘Als U naar de stad moet, kunt U van mijn auto profiteren.’ 155 En dat heb ik gedaan, alleen maar omdat het de beste manier was om onder ’t oog van die vier meiden

150

de winkel door te komen. Ik ben in zijn wagen blijven zitten tot hij voor een kleinere kaaswinkel stopte en zelf uitstapte. Was hij 160 naar Berlijn gereden, ik zou meegegaan zijn. Ik heb hem bedankt, mijn mandvalies opgepakt en de tram genomen, naar huis toe. Mijn accumulator is leeggelopen. Ik ben uitgeo bloed.

Franz kafka auTEur

Franz Kafka

kaLEnDEr

1883-1924

kErnbEgrip

modernisme, magisch realisme, surrealisme

siTuEring

De hopeloosheid en absurditeit die in Kafka’s gehele oeuvre te vinden zijn, zijn kenmerkend voor het existentialisme. Ook zijn thema’s zijn existentialistisch. In Het proces komt expliciet het thema van de schuld aan de orde. Schuld bij Kafka moet niet in de gewone betekenis worden gezien, maar voortkomend uit de aardse onvolmaaktheid van de mens. Een ander typisch thema is dat van de vervreemding. De novelle De metamorfose of De gedaanteverwisseling (Die Verwandlung) verscheen in 1912. Voor de Wet, een parabel uit Het proces, dateert van 1915. Franz Kafka.

De Gedaanteverwisseling Fragment 1 Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was vero anderd in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn panto serachtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje 5 optilde, zag hij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen samengestelde buik, met daar bovenop de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammero 10 lijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer. Wat is er met me gebeurd? dacht hij. Het was geen droom. Zijn kamer, een echte, alleen wat te kleine meno senkamer, lag rustig tussen de vier welbekende muren. Boven de tafel, waarop een monstercollectie stoffen 15 lag uitgespreid – Samsa was handelsreiziger – hing de plaat die hij kort geleden uit een geïllustreerd tijdschrift had geknipt en in een mooie vergulde lijst gedaan. Er stond een dame op die, voorzien van een bontmuts en een bontboa, rechtop zat en naar de beschouwer een 20 dikke bontmof, waarin haar hele onderarm was vero dwenen, ophief. Gregor richtte zijn blik vervolgens op het raam, en het treurige weer – je hoorde de regendruppels neerkoo men op de zinken vensterbank – maakte hem helemaal 25 melancholiek. Het zou niet gek zijn nog een beetje door te slapen en alle malligheid te vergeten, dacht hij, maar daar kon helemaal niets van komen, want hij was gewend op zijn 1

110

rechterzij te slapen en kon zich in zijn huidige toestand niet in die positie manoeuvreren. Met hoeveel kracht hij zich ook op zijn rechterzij wierp, telkens weer schomo melde hij terug op zijn rug. Hij probeerde het wel hono derd keer, deed zijn ogen dicht om zijn spartelende poo tjes niet te hoeven zien, en hield er pas mee op toen hij 35 in zijn zij een nooit eerder gevoelde, lichte, doffe pijn begon te bespeuren.

30

Fragment 2 Toen Gregor al voor de helft uit bed stak – de nieuwe methode was meer een spel dan een inspanning, hij hoefde steeds alleen maar met kleine rukjes te schomo melen – bedacht hij hoe eenvoudig alles zou zijn wano 5 neer ze hem zouden komen helpen. Twee sterke mensen – hij dacht aan zijn vader en het dienstmeisje – zouden beslist voldoende zijn; ze hoefden hun armen alleen maar onder zijn gewelfde rug te schuiven, hem zo uit het bed te lichten, zich met de vracht te bukken en dan 10 alleen maar voorzichtig toe te laten dat hij de wenteling zelf op de grond voltrok, waar dan zijn pootjes hopelijk een zin zouden krijgen. 1

Fragment 3 Waarom was Gregor er toch toe veroordeeld bij een bedrijf in dienst te zijn waar ze bij het kleinste vero zuim meteen de grootste verdenking koesterden? Waren soms alle werknemers zonder uitzondering 5 lummels, was er onder hen dan soms geen trouw en 1

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

toegewijd mens die, wanneer hij ’s ochtends ook maar een paar uurtjes niet had benut voor de zaak, zich van schuldgevoel geen raad wist en bijkans niet in staat was uit 10 bed te komen? Was het echt niet voldoende een volontair navraag te laten doen – als dat gevraag al nodig was – moest de procurao tiehouder zelf komen en moest daardoor de hele onschuldige familie erop geweo 15 zen worden dat het onderzoek in deze vero dachte kwestie alleen aan het verstand van de procuratiehouder kon worden toevero trouwd? En meer als gevolg van de opwino ding waarin Gregor door deze overdenkino 20 gen geraakte dan als gevolg van een echte beslissing, gooide hij zich met alle macht uit bed. Er klonk een harde bons, maar een echte dreun was het niet. Door het tapijt werd de val een beetje gedempt, ook was 25 Gregors rug elastischer dan hij had gedacht, dat had voor het niet eens zo opvallende doffe geluid gezorgd. Alleen zijn kop had hij niet voorzichtig genoeg gehouden waaro door hij hem had gestoten; hij draaide hem 30 om en wreef er van woede en pijn mee over het tapijt. ‘Daar binnen is iets gevallen’, zei de proo curatiehouder in de zijkamer links. Gregor probeerde zich voor te stellen of de procuo 35 ratiehouder niet ook eens iets dergelijks zou kunnen overkomen als hem vandaag; dat zoiets mogelijk was, viel eigenlijk niet te onto kennen. Fragment 4 ‘Maar meneer de procuratiehouder,’ riep Gregor geheel overstuur, en in zijn opwino ding vergat hij al het andere, ‘ik doe immers meteen, terstond open. Een lichte ongeo 5 steldheid, een aanval van duizeligheid, hebo ben verhinderd dat ik opstond. Ik lig zelfs nu nog in bed. Maar nu voel ik me al weer helemaal in orde. Op ditzelfde moment stap ik uit bed. Nog heel even geduld! Het gaat 10 nog niet zo goed als ik dacht. Maar ik voel me alweer prima. Dat dat een mens zomaar kan overkomen! Gisteravond voelde ik me nog heel goed, dat weten mijn ouders toch, of, beter gezegd, gisteravond had ik al een 15 vaag voorgevoel. Dat hadden ze aan me kunnen zien. Waarom heb ik dat in vreo desnaam niet laten weten op de zaak! Maar je denkt nu eenmaal altijd dat je de zieko te kunt doorstaan zonder thuis te blijven. 20 Meneer de procuratiehouder! Ontzie mijn 1

ouders! Er is immers helemaal geen reden voor al die verwijten die u mij maakt; er is mij immers ook nooit iets over gezegd. U hebt misschien de laatste orders die ik 25 heb gestuurd niet gelezen. En bovendien, ik zal zo met de trein van acht uur op reis gaan, door die paar uurtjes rust ben ik weer op krachten. Verdoe nu liever niet uw tijd, meneer de procuratiehouder; ik ben zo 30 dadelijk zelf op de zaak, en wees zo goed dat te zeggen met de complimenten aan de directeur.’ En terwijl Gregor dat allemaal haastig uito stootte en nauwelijks wist wat hij zei, was hij, 35 waarschijnlijk als gevolg van de al in bed opgeo dane ervaring, met gemak bij de kast aangeo land en probeerde zich nu daaraan op te richo ten. Hij wilde werkelijk de deur opendoen, zich werkelijk laten zien en met de procurao 40 tiehouder spreken; hij wilde dolgraag horen wat de anderen, die nu zo naar hem verlango den, zouden zeggen wanneer ze hem zagen. Zouden ze schrikken, dan was Gregor niet meer verantwoordelijk en kon hij gerust zijn. 45 Maar zouden ze alles kalm accepteren, dan had ook hij geen reden zich op te winden en kon hij, als hij zich haastte, inderdaad om acht uur op het station zijn. Eerst gleed hij nu een paar keer af aan de gladde kast, maar uiteino 50 delijk gaf hij zichzelf een laatste zet en stond recht overeind; op de pijn in zijn onderlijf lette hij helemaal niet meer, hoe brandend die ook was. Nu liet hij zich tegen de rugleuning van hun stoel vallen die vlakbij stond en hield zich 55 met zijn pootjes aan de zijkanten vast. Maar daarmee was hij ook meester geworden over zichzelf en verstomde, want nu kon hij luisteo ren naar wat de procuratiehouder zei. ‘Heeft u er ook maar één woord van vero 60 staan?’ vroeg de procuratiehouder aan zijn ouders, ‘hij steekt toch zeker niet de gek met ons?’ ‘In godsnaam,’ riep zijn moeder al in trao nen, ‘hij is misschien wel heel erg ziek, en wij vallen hem lastig.’ ‘Grete! Grete!’ schreeuwo 65 de ze toen. ‘Moeder?’ riep zijn zuster van de andere kant. Ze spraken met elkaar dwars door Gregors kamer heen. ‘Je moet meteen naar de dokter. Gregor is ziek. Ga vlug de doko ter halen. Heb je Gregor net horen praten?’ 70 ‘Dat was de stem van een dier’, zei de procurao tiehouder, opvallend zachtjes in vergelijking met het geschreeuw van zijn moeder.

Zo kwam Franz Kafka’s Gedaanteverwisseling tot leven op scène in The Brooklyn Academy of Music in Fort Greene. Over de intense training, zijn prestaties op de bühne en de psychologische impact van het stuk zegt acteur Gisli Orn Gardarsson dat het waarschijnlijk het zwaarste optreden van zijn leven is.

6 • Het interbellum 1918-1940

111

Voor de Wet Voor de Wet staat een wachter. Bij deze wachter komt een man van buiten en verzoekt toegang tot de Wet. Maar de wachter zegt, dat hij hem nu geen toegang kan verlenen. De man denkt na en vraagt dan of hij dan 5 later naar binnen zou mogen. ‘Het is mogelijk,’ zegt de wachter, ‘maar nu niet.’ Daar de poort naar de Wet openstaat zoals altijd en de wachter opzijgaat, bukt de man zich om door de poort naar binnen te kijken. Als de wachter dat merkt, begint hij te lachen en zegt: ‘Als 10 het je zo aantrekt, probeer dan maar, ondanks mijn verbod, naar binnen te gaan. Maar begrijp goed: ik ben machtig. En ik ben maar de laagste wachter. Van zaal tot zaal staan er wachters, de een nog machtiger dan de ander. Ik kan de derde al niet eens meer aankijken.’ 15 Zulke moeilijkheden had de man van buiten niet vero wacht; de Wet moet toch voor iedereen en altijd toeo gankelijk zijn, denkt hij, maar als hij nu de wachter in zijn bontjas met zijn grote puntneus, zijn lange, dunne, zwarte mongolenbaard nauwkeuriger bekijkt, besluit 20 hij toch liever te wachten tot hij toestemming krijgt om naar binnen te gaan. De wachter geeft hem een krukje en staat toe dat hij naast de poort gaat zitten. Daar zit hij dagen en jaren. Hij probeert telkens toegelaten te worden en vermoeit de wachter met zijn gevraag. De 25 wachter neemt hem vaak kleine verhoren af, vraagt hem uit over zijn geboorteplaats en over allerlei andere dingen, maar het zijn onverschillige vragen, zoals defo tige heren ze stellen, en ten slotte zegt hij altijd weer dat hij hem nog niet binnen kan laten. De man, die zich 30 voor zijn reis met van alles en nog wat heeft uitgerust, offert alles op wat hij bezit, al is het nog zoveel waard, om de wachter om te kopen. Deze neemt wel alles aan, 1

maar zegt erbij: ‘Ik neem het alleen maar aan opdat je niet gelooft dat je iets hebt nagelaten.’ Gedurende de 35 vele jaren kijkt de man bijna ononderbroken naar de wachter. Hij vergeet de andere wachters en deze eerste schijnt hem het enige beletsel om toegang tot de Wet te krijgen. Hij vervloekt het ongelukkige toeval, in de eero ste jaren roekeloos en hardop, later, als hij oud wordt, 40 bromt hij alleen nog maar wat. Hij wordt kinds en daar hij door het jarenlange bestuderen van de wachter ook de vlooien in zijn bontkraag kent, smeekt hij ook de vlooien hem te helpen en de wachter over te halen. Ten slotte worden zijn ogen zwakker, en hij weet niet 45 of het werkelijk donkerder wordt om hem heen of dat zijn ogen hem bedriegen. Maar wel ontwaart hij in het donker een glans die onweerstaanbaar uit de poort van de Wet stroomt. Nu zal hij niet lang meer leven. Voor zijn dood verzamelen zich alle ervaringen van die hele 50 tijd in zijn hoofd tot een vraag, die hij tot nu toe niet aan de wachter gesteld heeft. Hij wenkt hem, daar hij zijn verstijvend lichaam niet meer kan oprichten. De wachter moet zich diep tot hem neerbuigen, want het verschil in grootte heeft zich zeer in het nadeel van de 55 man gewijzigd. ‘Wat wil je nu nog weten?’ vraagt de wachter, ‘je bent onverzadigbaar.’ ‘Iedereen streeft er toch naar de Wet te bereiken,’ zegt de man, ‘hoe komt het dan, dat er in al die jaren niemand anders dan ik om toegang heeft gevraagd?’ De wachter ziet dat de 60 man zijn einde nabij is, en, om de woorden tot zijn stero vende zintuigen te laten doordringen, brult hij tegen hem: ‘Niemand anders kon hier toegelaten worden, want deze ingang was alleen voor jou bestemd. Ik ga nu weg en sluit hem.’

ABCFreak, Kafka’s Before The Law, in progress. Bron: ArtRage User Galleries.

112

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Felix Timmermans auTEur

Felix Timmermans

kaLEnDEr

1886-1947

kErnbEgrip

streekroman, vitalisme

siTuEring

Pallieter verscheen eerst in De Nieuwe Gids (1916). Het boek is een ode aan de natuur en vertelt het verhaal van de levensgenieter Pallieter, die ‘de dag melkt’. Het boek kende een enorm succes. Boerenpsalm (1935) over Boer Wortel is zijn literaire hoogtepunt. Felix Timmermans.

Pallieter ’t Was al wat na de kermis … Van toen pas de zon was opgegaan en de eerste zwao luwen in de verse lucht aan ’t zwieren waren, stond Pallieter reeds op den overoNeetsen Molenberg met 5 een lange voermanszweep te slagen en te kletsen, dat het weergalmde alsof men overal aan ’t zwepen was. Hij stond tegen de stenen pijlers van de oude, houten molen, en de brede wieken zoefden snel met groot gekraak voorbij zijn neus, en tussen elke slag zag hij 10 het landschap van de Nete, bedekt met dikke lijnen morgendamp. De zon hing nog matgeel achter de grijze stad, waar vroegmisklokken luidden uit kloosters en uit kerken en schril treingefluit de lucht doorsneed. De zon kon 15 op de bomen nog niet schijnen, maar van achter het onzichtbare bos bolde alreeds een brede wind, die opening en draaide in de doom; en de bomen begono nen te klepperen. Ommiste koeien loeiden naar malkander. 20 Pallieter dacht aan Marieken, die sedert die zondag in zijn gedachten zat en hij zei: ‘O mijn zuster, o mijn bruid, gij hebt mij gekwetst met een van uw ogen en met een haar van uw hals!’ Hij dacht aan haar aangenaam gezicht en haar jonge 25 vormen, en harder sloeg en djakte de zweep de opklao rende lucht vaneen. De zon klom; de dunne hemelwolken braken uiteen 1

van ’t licht, en blauwe diepten gaapten over de aarde. De nevelen zakten, en vensters van de stad schoten 30 vuur; de windwijzer van een hoeve schitterde, en daar bedekte de zonneschijn al wandelend het land. Vers omploegde velden slurpten met groot geschitter de klaarte op hun vettige schellen, dat ze werden als spartelende waters. Er kwam gekraak en gegons van 35 kevers en van vliegen. Pallieter riep: ‘Vader zon bevrucht Moeder aarde!’ En hij liep zo maar rats tussen de feldraaiende moleno wieken door, de berg af in ’t natbedauwde veld. Hij drentelde al zweepkletsend langs wegelkes, hagen 40 en waterkant, en zong het land bijeen. De nevelen waren weg, en opnieuw openden zich de verten, rijk aan korenvelden en savooien. Pallieter verblijdde zich om de blauwheid van de lucht en de kalme reuk der aarde. 45 De hemel draaide rond de wereld vol bloemkoleno wolken, en in een hof balkte een ezel lijk een vero roeste pomp. De meimaand was een gouden hoorn van overvloed. Het Leven was er nu voor goed, de winter was vero 50 geten, en de reusachtige zomer stond voor de deur. Het werk was gedaan. De bomen lieten hun vruchten stoven, de vogelen legden geen eieren meer, en er was een schone kalmte over de Natuur gekomen als bij een krijger na een hete strijd.

Eerst was er de gedrukte Pallieter (1916), dan de filmversie (zwart-wit in 1979 en kleur in 1988 met Eddy Brugman en Jacqueline Rommerts) en daarna de musical (met Gunther Levi en Sophie D’Hulst), een totaalspektakel in Lier.

6 • Het interbellum 1918-1940

113

Dat zijn de schoonste dagen voor de schapen, die met hun lammekens aan hun uiers lopen, voor de sprinko hanen en de jonge vissen. En de Natuur wil voor niets of niemand iets van haar goedheid achterhouden en haar genietingen hangen 60 zo maar voor ’t pakken in de lucht. Zij is eenvoudig als een kind en goed als een moeder, en wat zij geeft, gaat tot in het leven van de ziel. Dat is de àlogoedheid van de oude aarde, die zich telkens vernieuwt, en door de 55

mensen niet begrepen wordt, daar zij elders zoeken. Daarom zeiden de filosofen: ‘Gaat tot de Natuur! Gaat tot de Natuur!’ Maar zij zelf keerden hun gat naar de zon, en vermagerden lijk graten tussen stao pels boeken en dichtgesloten kamers. ‘Fillesoof zijn is ni schrijve, mor is leve!’ zei Pallieter, 70 die met zijn voeten in de parij stond en ’t perelend zonnespel aanschouwde.

65

Boerenpsalm Ik ben maar een arme boer en al heb ik veel miserie gehad, toch is het boerenleven het schoonste leven dat er bestaat. Ik wil nog met geen koning verwisselen. God, ik dank U dat Gij van mij een boer hebt gemaakt! 5 Ginder in die hut ben ik geboren. Wij waren met vijfo tien open bekken, en al kregen we soms meer kletsen dan eten, ’t was toch een jeugdige tijd en we wierden kerels lijk bomen. Een groot huishouden is een lust. 10 Ik houd van een trossel kinderen. Een goede boom moet veel vruchten geven. Aan mijn vrouw heb ik ook nooit een kindeke geweigerd. Kweken is onze roep. Kinderen zowel als savooien. Dan weet ge voor wat ge leeft en voor wie ge werkt. Onze Vader en ons Moeder 15 zijn er ook niet van gestorven. Op haar tachtig jaar was ze nog recht lijk een panlat en droeg ze fluitend een zak patatten de schelf op. Onze Vader was krom gewerkt als een vraagteken. Toen ze hem kistten zat hij ofwel recht in zijn kist of staken zijn benen in de 20 lucht. Ze hebben hem moeten kraken, tenminste ik heb hem gekraakt. De anderen hadden schrik. De oude Mejonkvrouw van ’t kasteel, waar wij van huurden, kwam hem dikwijls vragen om hovenier bij haar te worden. Weinig werk, goede pree, en een deel in de 25 winst van ’t fruit. ‘Zwam !’ zei hij. Een boer moet een boer blijven, anders verstopt de gang van de wereld. Daarom kon hij zo duvelen en chagrijnig zijn, omdat er van ons allemaal maar één goesting had om den boerenstiel te doen. 30 Ik heb broers en zusters in Antwerpen en Brussel, twee zitten er in Amerika, een in ’t Frans, een zot te Geel, dat kan in de beste families voorkomen, en een is broeo der bij de blotevoetpaters van Dendermonde. Die zien we enkel als ze in zijn klooster centen nodig hebben. 35 Daarom zei onze Va altijd tegen mij: Onze Wortel. Ik bleef. Ik kon het veld niet verlaten. Dat is zo een genie. Het veld trekt u aan. Ge houdt ervan en ge weet niet waarom. Want alles fijn nagegaan, Mijnheer pastoor heeft gelijk, als hij zegt dat het veld een soort van vijand 40 is, een reus, zegt hij, die ons dag in, dag uit tegenwerkt. Men moet er met lijf en ziel tegen ingaan. Hebt gij al nagegaan wat er moet gedaan worden om brood op 1

114

uw tafel te krijgen? Ploegen, mesten, eggen, zaaien, oogsten, dorsen, 45 malen en bakken. En als Onze Lieve Heer er dan nog niet tussenkomt, met op tijd een dres water en een klad zon, en als ge de Heiligen niet omkoopt met een bouo gie, voor de slekken, de pieren, donder en bliksem, dan is al uw zweet nog in een verkeerd gat gelopen. Maar 50 als ge dan van de nieuwe oogst, de boterham, die ge met uw eigen krachten uit den grond hebt gesleurd, in uw vierkantige handen hebt, en ge kunt daar uw tanden in zetten, en ge ziet swenst een hele tafel rond vol eters, dan is ’t of de Baas van hierboven zijn hand 55 op uw schouders legt, en stillekens in uw oor fezelt: ‘ ’t Is heel goed, Wortel, merci!’ Neen, het veld is in mijn gedacht geen reus, maar een reuzin, zo’n heel groot vrouwmens waar ’t eind aan verloren is. Haar gezicht is de lucht. Ze verlokt u. Ge 60 loopt over haar lijf, ge kruipt over haar lijf. Natuurlijk, ze werkt u tegen lijk alle vrouwen. Dat is ’t goed ervan. Ge fleemt en ge floddert haar. Ge geeft niet op, en dan wordt ze mild en gedienstig, en ze geeft, ze geeft, daar is geen tegenhouden aan!

In Boerenpsalm (1935) schiep Timmermans de figuur van Wortel. Wortel was in zijn ogen de verpersoonlijking van de Vlaamse boerenmentaliteit.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

gerard Walschap auTEur

Gerard Walschap

kaLEnDEr

1898-1989

kErnbEgrip

vitalisme

siTuEring

Walschaps bekendste werk is wellicht Houtekiet (1939). Houtekiet is een hoogtepunt en tezelfdertijd een proces van het vitalisme. Voor Jan Houtekiet zijn natuur en instinct superieur aan ‘beschaving’ en ‘moraal’. Hij is een soort supermens vol oerkracht. Totale vrijheid is zijn ideaal. Maar wanneer hij het dorp Deps sticht, voelt hij die vrijheidsdrang in conflict komen met een verantwoordelijkheidsbesef. Via zijn geliefde Iphigénie leert hij ook ‘diepere’ waarden in het leven kennen. Gerard Walschap.

Houtekiet Jan Houtekiet dacht na over de woorden van Iphigéo nie. Dingen die hij nooit vermoed had, bestonden. Al die jaren had die schone fijne vrouw hem bemind met een liefde zo grondeloos, dat zijn gedachten er 5 zich in verloren. Zijn nagelsnippers had zij opgeraapt en gekust, de tas gekust waaruit hij gedronken had, verlangd met hem heen te gaan zonder te weten waar naartoe. Zij had hem gezegd dat hij geen zwerver, geen vagebond, geen wilde was. Hij voelde zich in 10 zichzelf opgetild en veredeld, hij zag met grote vero bazing in dat zij gelijk had, dat zijn grijpen en neerlego gen van de vrouwen toch minder geweest was dan hij eigenlijk gezocht had, maar hij had niet geweten wat hij zocht. Hij begon zich nu voor te stellen hoe het 15 zou geweest zijn indien hij en Iphigénie altijd samen geweest waren. Een ondraaglijk heimwee besloop hem, een steek die hem traag dwars door het lijf ging, een verlangen dat zij nog eens haar armen rond zijn hals zou leggen om opgetild te worden en als de kuso 20 sens weer goed lagen; dank u wel, Jan. Of zo maar eens zijn baard kammen, dat was al genoeg, dat had zij ook eens gedaan. Vroeger zou hij zoiets allemaal flauwigheid genoemd hebben en hij zou ook nu nog niet kunnen uitstaan dat iemand anders bv. iets aan 25 zijn baard deed, maar hij begreep nu dat al die zachte weke gedachten behoorden bij de liefde van Iphigéo nie, bij dat betere dat volgens haar in hem was zonder dat hij het wist. Meer dan een maand duurde het eer hij begon te 30 denken dat zij misschien toch nog wel kon voortleven en onzichtbaar bij hem zijn. Hij had haar dit allemaal laten verzekeren uit geduld en slechts eenmaal onto steld gedacht dat er misschien toch wel iets van waar kon zijn. Nu staat opeens die gedachte vóór hem en 35 is een diepe troost. Wekenlang heeft hij niets dan verdriet gehad. Opeens is het alsof zij hem zegt: ziet ge nu wel, Jan, dat het waar is. En hij zegt niet meer neen, hij erkent verbaasd dat zij ook daarin gelijk had. 1

Maar als hij zich werkelijk gaat voorstellen dat zij nu wezenlijk bij hem is, wordt het hem te sterk. Dood zou dan niet dood zijn, onmogelijk. Er is iets, denkt Jan Houtekiet, maar wat is het? Er is zeker en vast iets, want van langsom dikwijler keren die presenties terug: terwijl hij niet aan haar denkt, spreekt zij hem 45 opeens toe: ziet gij dat ik hier weeral ben, Jan? Sinds zijn huwelijk heeft Lien hem elke zondag gevraagd waarom hij nu toch ook niet meegaat naar de kerk, is dat nu zo erg, kan hij niet doen zoals andere mensen? Het eindigt precies zoals hij in zijn lankmoedigheid 50 altijd heeft voorzien: eerst een kerk, en nu er zelf naar toe gaan. Als hij er eenmaal zal naartoe gaan, zal hij ook nog pastoor moeten worden, dat is zo zeker als tweemaal twee vier. Vooruit, zegt Jan Houtekiet, o hoe gelukkig is zij. Schreiend roept zij haar kindeo 55 ren bij elkaar, op twee na, die huiswacht hebben. Zij moeten allen meegaan naar de kerk en van aan hun huis tot aan de kerk zingt zij trots de lof van hun vader. Wat de mensen ook vertellen, nooit mogen zij dulden dat over hun vader kwaad wordt gezegd. 60 Zonder hun vader zou heel Deps niet bestaan hebo ben en daar zijn er die heimelijker leven, maar hun vader is altijd recht voor de vuist geweest, hij heeft goed gezorgd voor vrouw en kinderen en zij moeten maar zeggen: als gij iets tegen hem te zeggen hebt, wij 65 niet, voor ons is hij goed en wij laten hem niet te na spreken. Maandenlang heeft zij gezeurd alsof naar de kerk gaan het enig noodzakelijke is, nu zij hem er naar toe leidt, sermoent zij tot haar kinderen dat het niet gelegen is in kerklopen. Men moet zijn plicht doen, 70 dat wel, maar omdat vader tot nu toe niet gegaan is, is hij geen haartje slechter dan de anderen. Zo waggelt de trotse kloekhen kerkwaarts met haar Jan en haar kloek regiment, maar eens in het portaal verdwijnt de bekeerling in het deurtje naar de toreno 75 trap, en daar staat zij. Jan Houtekiet stijgt naar de toren. Aan het venstero 40

6 • Het interbellum 1918-1940

115

tje gekomen vanwaar hij tijdens de kerko wijding naar het kruis klom, zet hij zich rustig op een balk en leunt uit het raampje. 80 Onder hem ligt Deps, daarachter de vleko jes en dorpen van de omtrek, daarrond de horizon vol torens, daarboven de oneino digheid van de schone en raadselachtige hemel. Een grote wijde vrede breidt zich 85 uit in het gemoed. Dit is het laatste wat ons Houtekieters over onze stichter vero teld wordt: hoe hij zich bekeerde en des zondags in de toren ging zitten zodat de mensen heinde en ver konden zien wano 90 neer de hoogmis begon en wanneer ze uit was. Zolang hij aan het torenvenstertje zat was de mis niet uit. Dat is zo geweest zolang

hij geleefd heeft, ook in de omtrek, wijd en zijd, spreekt men daar nu nog van. Apostel 95 is gestorven, andere pastoors zijn gekomen die het beter wilden weten dan Apostel, niemand heeft Jan Houtekiet kunnen overo tuigen dat het beter was naar hun onnozele preken te luisteren en dat hij daar hoog niet 100 dichter bij God zat dan in de duffe kerk. Hij zat daar niet te prevelen of kruiskens te maken. Hij keek rustig over de velden en in de lucht. En hij voelde zich een met die oneindigheid, waarin onvatbaar voor wooro 105 den en gedachten, dat fijne raadsel zweeft, waarvoor het sterven van Iphigénie hem aandachtig gemaakt had en dat ons allen boeien blijft in dit aardse leven.

Houtekiet van Walschap op één pagina samengevat en voorzien van een grappiger einde.

Ferdinand bordewijk auTEur

Ferdinand Bordewijk

kaLEnDEr

1884-1965

kErnbEgrip

nieuwe zakelijkheid

siTuEring

Bordewijk is vooral bekend door de novelles Blokken (1931) en Bint (1934) en door de roman Karakter (1938). Zijn schrijfstijl wordt gekenmerkt door een uiterst afgemeten taalgebruik: korte, kernachtige zinnen, weinig bijvoeglijke naamwoorden, een sterke zakelijkheid. Ferdinand Bordewijk.

Karakter In het zwartst van de tijd, omtrent Kerstmis, werd op de Rotterdamse kraamzaal het kind Jacob Wilo lem Katadreuffe met de sectio caesarea ter wereld geholpen. Zijn moeder was de achttienjarige diensto 5 bode Jacoba Katadreuffe, zij werd bij verkorting Joba genoemd. Zijn vader was de deurwaarder A. R. Dreo verhaven, een man van achter in de dertig, toen reeds bekend als het zwaard zonder genade voor iedere schuldenaar die hem in handen viel. 10 Het meisje Joba Katadreuffe had bij de ongehuwde Dreverhaven een korte tijd gediend, toen was hij bezweo ken voor haar onschuldig schoon, en zij voor zijn kracht. Hij was niet een man om te bezwijken, hij was zo een kerel van graniet, met een hart slechts in letterlijke zin. 15 Hij bezweek alleen die ene keer, hij capituleerde meer met betrekking tot zichzelf dan tot haar. Misschien toch, indien zij niet zulke bijzondere ogen had gehad, zou er niets zijn voorgevallen. Maar het was geschied na dagen van verkropte woede over een groots plan dat hij 20 had uitgedacht, opgezet, en voor zijn ogen zien vergaan omdat de geldschieter zich op het laatst terugtrok. Op het allerlaatst, óver het allerlaatst heen, toen terugtreko 1

116

ken niet meer had gemoogd, omdat de geldschieter bij woord gebonden was. Er was geen snipper bewijs, geen 25 enkele getuige, en Dreverhaven als man der wet wist dat hij tegen de woordbreukige niets kon beginnen. Met diens brief in de zak – een brief zeer voorzichtig gesteld maar tevens pertinent afwijzend – kwam Dreo verhaven laat thuis.

Scène uit een toneelopvoering van Karakter waarin Waldemar Torenstra een gevoelige Katadreuffe speelt, terwijl Joost Prinsen de tirannieke houding van vader Dreverhaven mooi nuanceert.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Hij had het voelen aankomen, de laatste dagen heette de schoelje steeds afwezig als hij opbelde. Hij wist dat dit gelogen was, hij voelde het. Dan werd in de avond de brief bezorgd, het eerste en enige geschrift, en hij had er geen vat op. Uitmuntend geredigeerd, daarachter moest 35 wel een advocaat steken. Dreverhaven kwam thuis, inwendig ziedend, en in een woede die hij verborg, maakte hij zich meester van het meisje Joba Katadreuffe. Het meisje was niet van een aard om te bezwijken, zij had een sterke wil, maar 40 zij was een meisje. Wat haar gebeurde, was op de grens van een overweldiging, het was het niet geheel, en zij beschouwde het ook niet zo. Zij bleef bij haar patroon, alleen sprak zij tegen hem geen woord meer. Hij had een zwijgzame aard, het hino 45 derde hem niet in het minst. Dat draait wel weer bij, dacht hij, als het gevolgen heeft, trouw ik haar. En hij zweeg van zijn kant. Na een paar weken verbrak zij de stilte: – Ik ben in positie. 50 – Zo, zei hij. – Straks ga ik weg. – Zo. Hij dacht: dat draait wel weer bij. Binnen het uur hoorde hij de voordeur sluiten, niet nadrukkelijk, heel 55 gewoon. Hij liep naar het venster. Daar ging het jonge ding, met een puilende rieten koffer. Het was een stevig meisje, ze liep niet naar de koffer overgebogen. Hij zag haar gaan in het beginnend grauwen van de avond, het was in het laatst van april. Hij keerde zich om naar de 60 tafel met de resten van het middagmaal. Hij stond even stil, nadenkend, een breedgeschouo derd man, zwaar zonder buikigheid, een keiharde kop op een korte brede hals, op den kop een zwarte flamo bard. Dat draait wel weer bij, dacht hij, desondanks twijo 65 felend. Dan ging hij laconiek zelf het vaatwerk wassen in de keuken. Het meisje Joba Katadreuffe liet niets meer van zich horen. Daar zij van haar toestand niet de minste hino der had, bleef zij aan de arbeid. Zij verhuurde zich als 70 werkster. Toen haar zwangerschap niet meer was te verbergen, zei ze eenvoudig dat ze door haar man was verlaten. In deze tijd had zij het in het geheel niet slecht, altijd volop eten en behoorlijk logies. Tot het laatst toe was zij voldoende van werkhuizen voorzien. Ze hoefde 75 niet naar de arbeidsbeurs te gaan, waar men onderzocht zou hebben, haar ongehuwde staat hebben ontdekt. Zij kon heel flink werken, ze had een gestel van ijzer, ze werd door de een aan de ander aanbevolen. De laatste maanden werkte ze alleen bij mensen zonder kinderen 80 thuis, ze voorkwam zelf de pijnlijkheid van een situatie in gezinnen met kinderen, van de kinderloze werkhuio zen alleen kon ze blijven bestaan. Ze had tijdig tevoren een plaats in de kraamzaal besproken, ze was wel heel jong, maar geenszins onweo 30

Het meesterwerk van Bordewijk werd in 1997 verfilmd en met een Oscar bekroond. Jan Decleir vertolkt er een hoofdrol in.

tend, een natuurlijke voorzienigheid was haar eigen. Ook had zij het goede moment gekozen toen ze zich te bed legde, en ze kon nog enige tijd uitrusten. Een verstandig meisje, zonder verwanten en vrienden, een meisje dat niets had behoeven te leren, dat alles wist. 90 Deze Joba. Ze voelde zich tot het laatst bijzonder wel. Het frisse gezicht met de harde tanden en sprekende ogen nam de zusters die toch zoveel gewend waren geheel in. En dit ondanks haar ernst, haar zwijgen, de stroefheid van 95 haar taal. Men had gevraagd hoe het kind zou heten. Jacob Willem. Als het een meisje was dan enkel Jacoba. Men wees haar erop dat de vader verplicht was tot levensonderhoud. Ze antwoordde prompt en patheo tisch: – Het kind zal nooit een vader hebben. 100 – Ja, maar we bedoelen geen vaderréchten, we bedoeo len alleen maar dat de vader moet opbrengen voor je kind. – Nee. – Hoe nee? 105 – Ik wil niet. Men wees haar erop dat zij na haar ontslag zich om steun kon wenden tot Moederzorg, tot Kinderzorg. De kleine roodachtige werkstershanden, dik, kindero 110 lijk, stevig, lagen onbewogen op het dek. Het donker oog keek stroef, het was duidelijk afwijzend. De wrevel van de zuster verdween snel, ze vond het kind veel te aardig, ze ried in haar koppigheid iets van ras. Ze was tegen niemand vertrouwelijk. Haar ene buuro 115 vrouw, fel nieuwsgierig, hengelde voorzichtig naar de vader. Die buurvrouw had, zij wist zelf niet hoe, zo de gedachte dat er een rijk heerschap achter het geval stak. Joba antwoordde: – Het doet er niet toe, het kind krijgt nooit een vader. – Waarom niet? 120 – Daarom niet. 85

6 • Het interbellum 1918-1940

117

Lyriek paul van Ostaijen auTEur

Paul van Ostaijen

kaLEnDEr

1896-1928

kErnbEgrip

expressionisme, dadaïsme, nihilisme, poésie pure

siTuEring

Van Ostaijen is ongetwijfeld een van de grootste Nederlandstalige dichters. Hij was een markante persoonlijkheid met dandyeske trekken. Hij had flamingantische sympathieën en vluchtte na de oorlog naar Berlijn, waar hij een paar jaar verbleef. Hij stierf op de leeftijd van 32 jaar aan longtuberculose. Paul van Ostaijen debuteerde als dichter in 1916 met Music Hall. In 1918 verscheen de sociaal bewogen bundel Het sienjaal en in 1921 Bezette stad. Postuum verscheen Nagelaten gedichten (1928). Paul van Ostaijen.

Belgiese zondag Een gramofoon van ’s morgens acht iemand vergeet niet zijn soldatetijd en speelt clairon het bier is flauw 5 limonade UIT ZUIVERE VRUCHTEN 1

Voetbalmatch Hip

Hoe

Hoe Hoe Sienjaal! 5

Na de hoogmis wast bewondering voor de renners de coureurs 21 7 17 48 83 10 fraaie hoofdgroep door het dorp jonge boeren en arbeiders spreken sportliterair citaten uit de Sportwereld Koorknapen gaan onkelwaarts zondagsent 15 TE DEUM zingend Vrouwen wachten op deemstering kaarten zijn spekvet Fumez la cigarette Dubec 20 La Cigarette du Connaisseur alle dorpelingen zijn kenners zij roken la cigarette Dubec Kinderen zijn vuil huizen ook 25 Mijn land zondag alpdruk boos

Hip

1

Knallende voeten Paarswitte lijnen en roodzwarte Herauten

10

15

Duikt de bal op Sliert een waaier van zand Losbrekend patos Witte wegen: lijnen van spelend licht Ritmus van de alomvattende wellust Lopen lopen Slechts met het ene doel Half back en center Bots! Terreinwinst Ekstaze

20

25

Op de tribunes elektriese innerlikheid Ongeduld Valt de bijl! … Aarzelen de spelers? De grootste vreugd is winnen of sterven

Psyche: Oprukken oprukken Marsj van het stormbataljon 30 Vooruit vooruit Fatum simfonie Eén ritme Saamgedrongen in een hoek Bliksem die flitst Autosireen 35

118

Goal! ! !

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

6 • Het interbellum 1918-1940

119

Alpejagerslied 1

Voor E. du Perron

Een heer die de straat afdaalt een heer die de straat opklimt twee heren die dalen en klimmen 5 dat is de ene heer daalt en de andere heer klimt vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedemakers 10 treffen zij elkaar de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand dan gaan de ene en de andere heer de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende 15 de rechtse die daalt de linkse die klimt dan gaan beide heren elk met zijn hoge hoed zijn eigen hoge hoed zijn bloedeigen hoge hoed 20 elkaar voorbij vlak vóór de deur van de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedemakers dan zetten beide heren 25 de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende eenmaal elkaar voorbij hun hoge hoeden weer op het hoofd men versta mij wel elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd dat is hun recht dat is het recht van deze beide heren

120

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Jan Jacob slauerhoff auTEur

Jan Jacob Slauerhoff

kaLEnDEr

1898-1936

kErnbEgrip

neoromantiek

siTuEring

Slauerhoff was dokter. Uit Woningloze (1923) blijkt zijn rusteloosheid. Hij opteerde ervoor om scheepsarts te zijn in plaats van huisarts. Hij was veelal onderweg naar het Verre Oosten, maar zelfs dat kon hem geen ‘huis’ bieden. Dat huis moest hij dus maken in zijn poëzie. Zeemans herfstlied dateert van 1936.

Woningloze

Zeemans herfstlied

1

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Nooit vond ik ergens anders onderdak; Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, Een tent werd door den stormwind meegenomen.

1

’t Geweld van de wervelende vlagen Verwoest de weerloze bloemen En plundert de steunende hagen; De blanke meren vertroeblen.

5

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Zolang ik weet dat ik in wildernis, In steppen, stad en woud dat onderkomen Kan vinden, deert mij geen bekommernis.

5

Had ik nu een needrige hoeve En kinderen spelende buiten, Om aan de beregende ruiten Gedachtloos gelukkig te toeven.

10

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt En tevergeefs om zachte woorden smeekt, Waarmee ’k weleer kon bouwen, en de aarde Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.

10

Portret van J.J. Slauerhoff op de cover van een boek waarin tien van zijn gedichten verbeeld zijn door Vlaamse en Nederlandse (strip)tekenaars, 2009.

Na ’t zwerven en stuurse staren Over de eeuwige zee, Na ’t eindlood tumult van gevaren: De stilt’ van een vredige stee.o

Maar het is anders geworden, Mijn makkers zijn vroeger gestorven 15 Of in ander alleenozijn verzworven. Ik strandde in een dode stad, Bewandel een eenzaam pad, Vertrouwd met vergeten graven, Omspeeld door zieltogende blaren.

6 • Het interbellum 1918-1940

121

Hendrik Marsman auTEur

Hendrik Marsman

kaLEnDEr

1899-1940

kErnbEgrip

vitalisme

siTuEring

Marsman gaf zijn carrière als advocaat op om zich voltijds aan literatuur te wijden. Toen de oorlog uitbrak, vluchtte hij over zee naar Engeland. Het schip werd getorpedeerd en Marsman kwam om. Tegen de achtergrond van dit feit krijgt De Overtocht (1926) wel een huiveringwekkende dimensie. Niet alleen de titel maar ook de twee eerste strofen zijn namelijk letterlijk juist gebleken. Paradise regained dateert van 1927. Marsman evolueerde via het expressionisme naar het vitalisme, dat avontuurlijk en intens leven als de basis van kunst beschouwt. Hendrik Marsman.

De overtocht 1

De eenzame zwarte boot vaart in het holst van den nacht door een duisternis, woest en groot den dood, den dood tegemoet.

Ik lig diep in het kreunende ruim, koud en beangst en alleen en ik ween om het heldere land, dat achter den einder verdween en ik ween om het duistere land, 10 dat flauw aan den einder verscheen.

Paradise regained De zon en de zee springen bliksemend open: waaiers van vuur en zij; langs blauwe bergen van de morgen scheert de wind als een antilope 5 voorbij. 1

5

zwervende tussen fonteinen van licht en langs de stralende pleinen van ’t water, voer ik een blonde vrouw aan mijn zij, die zorgeloos zingt langs het eeuwige water 10

Die door liefde getroffen is en door het bloed overmand die ervoer nog het donkerste niet, diens leven verging niet voorgoed; 15 want de uiterste nederlaag lijdt het hart in den strijd met den dood.

een held’re, verruk’lijkomeeslepende wijs: ‘het schip van de wind ligt gereed voor de reis, de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen, de morgen en nacht twee blauwe matrozen o wij gaan terug naar ’t Paradijs’.

O! de tocht naar het eeuwige land door een duisternis somber en groot in de nooit aflatende angst 20 dat de dood het einde niet is.

122

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Martinus nijhoff auTEur

Martinus Nijhoff

kaLEnDEr

1894-1953

kErnbEgrip

autonomie van het gedicht

siTuEring

Nijhoff is niet in een bepaalde kunststroming onder te brengen. In de gedichten Awater (1934) en Het uur U (1937) beschrijft hij het mysterie achter alledaagse dingen en gebeurtenissen in een stijl die soms sterk neigt naar spreektaal. Hij streefde naar herwaardering van het gewone woord in de poëzie, ook al gebruikte hij vaak de sonnetvorm. Hij verzette hij zich tegen de ‘woordkunst’ van de Tachtigers. Impasse en Het kind en ik komen uit de bundel Nieuwe gedichten (1934). Martinus Nijhoff.

Het kind en ik

impasse

1

Ik zou een dag uit vissen, ik voelde mij moedeloos. Ik maakte tussen de lissen met de hand een wak in het kroos.

1

Wij stonden in de keuken, zij en ik. Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag. Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag wachtte ik het onbewaakte ogenblik.

5

Er steeg een licht op van beneden uit de zwarte spiegelgrond. Ik zag een tuin onbetreden en een kind dat daar stond.

5

Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf, en de kans hebbend die ik hebben wou dat zij onvoorbereid antwoorden zou, vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf?

10

Het stond aan zijn schrijftafel te schrijven op een lei. Het woord onder de griffel herkende ik, was van mij.

Maar toen heeft het geschreven, zonder haast en zonder schroom, 15 al wat ik van mijn leven nog ooit te schrijven droom.

10

Juist vangt de fluitketel te fluiten aan, haar hullend in een wolk die opwaarts schiet naar de glycine door het tuimelraam. Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan druppelend water op de koffie giet en zich de geur verbreidt: ik weet het niet.

En telkens als ik even knikte dat ik het wist, liet hij het water beven 20 en het werd uitgewist.

6 • Het interbellum 1918-1940

123

Jan Engelman auTEur

Jan Engelman

kaLEnDEr

1900-1972

kErnbEgrip

poésie pure

siTuEring

Engelman werd vooral bekend met zijn originele dichtbundel Tuin van Eros (1934) waarin het ritmische en muzikale van zijn gedichten primeert op de inhoud. De ontstaansgeschiedenis van Vera Janacopoulos (1930) is heel bekend: de Braziliaanse zangeres Vera Janacopoulos had zoveel indruk op hem gemaakt dat hij de volgende dag in de krant niet gewoon verslag over haar en haar zangkunst uitbracht, maar ook een gedicht publiceerde dat zijn enthousiasme duidelijk maakte. Ook En rade is van 1930. Portret van Jan Engelman op cover.

1

5

Vera Janacopoulos

En Rade

Cantilene

vocalise voor Cavalcanti

Ambrosia, wat vloeit mij aan? uw schedelveld is koeler maan en alle appels blozen de klankgazelle die ik vond hoe zoete zoele kindermond van zeeschuim en van rozen

1

Groen is de gong groen is de watergong waterwee, watergong groen is de gong van de zee

5

Sulina, Braïla Sulina, Brest Sulina, Singapore achter de vest

o muze in het morgenlicht o minnares en slank gedicht er is een god verscholen 10 10

violen vlagen op het mos elysium, de vlinders los en duizendjarig dolen

stem die mijn slaap doorzong waterklok, watertong koperen long van de ree

Sulina, Braïla Sulina, Brest Sulina, Senegal 15 wijd van het nest hang die mijn ziel doordrong waterdroom, watersprong loeiende gong neem mij mee 20

Sulina, Braïla Sulina, Brest Sulina, Zanzibar buiten is best

groen is de gong groen is de watergong 25 waterwee, watergong groen is de gong van de zee

124

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Willem Elsschot auTEur

Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons-Jozef de Ridder

kaLEnDEr

1882-1960

kErnbEgrip

nieuwe zakelijkheid

siTuEring

Meer nog dan in zijn proza is de gewild nuchtere, dikwijls wrange en cynische toon aanwezig in Elsschots poëzie. Dit is veelal een soort verdediging tegen zijn sentiment. Achter een koel pantser verbergt hij zijn ontroering. Het Huwelijk en De Bult spreekt dateren van 1910, Moeder van 1934.

Willem Elsschot.

De Bult spreekt

Moeder

1

Hier is de bult, de rammelkast, de knobbelvent, de leuke gast, de dwerg die ’t hoofd omhoog moet steken als hij zijn zonen toe wil spreken.

1

Mijn moederken, ik kan het niet verkroppen dat gij gekromd, verdroogd zijt en versleten, zoals een pop waarin een hart zou kloppen, door ’t volk bij ’t heengaan in een huis vergeten.

5

De knotwilg met de gekken stam, waar boven op een reuzenzwam genesteld is voor al mijn dagen en die geen mens er af kan jagen.

5

Ik zie uw knoken door uw kaken steken en diep uw ogen in het hoofd gedrongen. En ik ben gans ontroerd en kan niet spreken, wanneer gij zegt ‘kom zit aan tafel jongen’.

10

Hij huist daar reeds zo lang mij heugt, hij was de duivel mijner jeugd, die ’t al verpest heeft en bedorven en glorie tot mijn schâ verworven.

10

Ik hoor u ’s avonds aan de muren vragen of gij de vensters wel hebt toegesloten. Gij kunt de mist niet uit uw hersens jagen. Uw lied is uit, gij kreunt de laatste noten.

Hij heeft mijn trouwdag meegevierd en alles naar zijn zin bestierd, 15 mijn rok ontsierd, mijn bruid doen blozen en gal gespuwd op hare rozen.

Daar in de verte wordt een put gegraven; ik hoor zo goed het ploffen van de kluiten. 15 En achter ’t huis zie ik een schimme draven: hij staat waarachtig reeds op haar te fluiten.

Zo deed en doet hij moord op moord, al zit hij stil en spreekt geen woord en ziet noch hoort, noch maakt gebaren: 20 hij vreet mij op met huid en haren.

– Kom in, Mijnheer, ik stel u voor aan Moeder. – Vrees niets, kindlief, al heeft hij naakte benen: hij is een vriend, een goede vriend, een broeder: 20 hij is niet ruw, hij wandelt op de tenen.

Gij die reeds alles hebt misdaan wat doembaar is in één bestaan; gij kerels met uw zwart geweten, die slapen kunt noch rustig eten 25

Tot weerziens dan. Ik kom vannacht of morgen. Gij kunt gerust een onzeovader lezen, en zet uw muts wat recht. Hij zal wel zorgen dat gij geen kou vat en tevree zult wezen.

en schichtig door het donker waart: komt op, geeft hier wat u bezwaart, ik zal het torsen zonder klagen als gij zo lang dat ding wilt dragen.

6 • Het interbellum 1918-1940

125

Fernando pessoa auTEur

Fernando Pessoa

kaLEnDEr

1888-1935

kErnbEgrip

isolement, eenzaamheid

siTuEring

De Portugese dichter Fernando Pessoa publiceerde niet alleen onder zijn eigen naam, maar ook onder een aantal heteroniemen (Alberto Caeiro, Ricardo Reis en Álvaro de Campos zijn de bekendste). In ons taalgebied werd hij vooral in de jaren 80 van de vorige eeuw bekend.

Fernando Pessoa.

Er zijn ziekten erger dan ziekten Er zijn ziekten erger dan ziekten, Er zijn pijnen die geen pijn doen, zelfs niet in de ziel, Maar pijnlijker dan alle andere. Er zijn gedroomde angsten, werkelijker 5 Dan die welke het leven met zich brengt, er zijn gevoelens Die men voelt alleen door ze te denken En die meer de onze zijn dan ’t leven zelf. Er zijn zo vele dingen die, zonder bestaan, Bestaan, die tergend traag bestaan 10 En tergend traag de onze zijn, de onze en onszelf … Boven het troebel groen van de brede rivier De witte circumflexen van de meeuwen … Boven de ziel de nutteloze wiekslag Van wat niet was, ook niet kon zijn, en alles is. 1

15

Heb niets in je handen, noch … 1

Heb niets in je handen, noch Een herinnering in de ziel, Dan zal, wanneer de laatste obool Men je in de handen legt,

5

En men je handen openvouwt Niets je ontvallen. Welke troon wil men je geven Die Atropos je niet ontneemt?

10

Geef mij nog wat wijn, want het leven is niets.

Welke lauweren die niet welken Onder Minos' oordeel? Welke uren die ook jou niet Maken tot de schaduw Die je zijn zult als je gaat De nacht in en naar 't einde van de weg.

15

Pluk de bloemen maar laat ze Los eer je ze hebt bezien. Ga zitten in de zon. Doe afstand En wees koning van jezelf.

126

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Federico garcía Lorca auTEur

Federico García Lorca

kaLEnDEr

1898-1936

kErnbEgrip

politiek links georiënteerd

siTuEring

Lorca, een openlijke homoseksueel, werd tijdens de Spaanse burgeroorlog vermoord door de nationalistische aanhangers van Franco, omwille van zijn reputatie als links georiënteerde schrijver. Velen beschouwen Lorca als de grootste dichter die Spanje heeft voortgebracht.

Federico García Lorca.

Struikje struikje 1

Struikje struikje dor en groen.

Het meisje met het knappe snoetje plukt olijven op het veld. 5 De wind die van de torens houdt, slaat zijn armen om haar heupen. Vier ruiters komen voorbij op Andalusische paardjes, in het blauw en het groen 10 met langere donkere mantels. ‘Kom mee naar Córdoba, lief kind.’ Het meisje luistert niet. Drie jonge torero’s komen voorbij in oranje pakken 15 en slank van lijf, met degens van belegen zilver. ‘Kom mee naar Sevilla, lief kind.’ Het meisje luistert niet. Als de avondhemel paars kleurt, 20 komt in het wazige schemerdonker een jongeman voorbij met rozen en mirten van maanlicht. ‘Kom mee naar Granada, lief kind.’ En het meisje luistert niet. 25 Het meisje met het knappe snoetje blijft maar olijven plukken, met de grijze armen van de wind om haar heupen. 30

De Profundis De honderd gelieven zijn eeuwig ingeslapen onder de dorre aarde. Lange rode paden 5 gaan door Andalusië. Córdoba heeft groene gaarden vol olijfbomen om kruizen ter herinnering te plaatsen. De honderd gelieven 10 zijn eeuwig ingeslapen. 1

Struikje struikje dor en groen.

6 • Het interbellum 1918-1940

127

Dramatiek bertolt brecht auTEur

Bertolt Brecht

DaTEring

1898-1956

gEnrE

episch theater, vervreemdingseffect

siTuEring

Was kostet das Eisen (1939) is een eenakter. Brecht staat voor episch of vertellend theater. De toeschouwer moet duidelijk zien dat toneel gespeeld wordt. De toneelspeler mag zich daarom niet met zijn rol identificeren en de toeschouwer mag zich niet inleven, maar tot een kritische medespeler worden. Niet het gespeelde, maar dat wat je kunt leren is belangrijk. Voor Brecht is een toneelstuk een leerstuk.

Wat kost het ijzer? regieaanwijzingen

Bertolt Brecht.

De regieaanwijzingen zijn van Bertolt Brecht. Dit kleine toneelstuk moet op een clowneske wijze gespeeld worden. De ijzerhandelaar moet een pruik dragen met haar dat te berge kan rijzen, de schoenen moeten zeer groot zijn, de sigaren ook. Als decoratief kader zouden best citaten uit redevoeringen van staatslui uit het noordelijk halfrond dienen. De personages (en hun aanduidingen): – Svendson, de ijzerhandelaar (Sven) – de tabakshandelaar (Vo) – de schoenenhandelaarster (Tsj) – de klant (Klant) – een dame en een heer (Gall en Britt) proloog

Beste vrienden, met de volgende kleine parabel liep onlangs een Engelso man nogal hard van stapel, hij geraakte in een Engelse pub, The Old Vic, met twee Zweedse studenten in gesprek over politiek. En ondanks vele glazen bier van de sterkste soort en veel brandy, kwamen zij niet tot een akkoord. Daarom schreef de Engelsman de volgende dag daarover zijn mening in dit politiek verslag; hij gaf er de vorm van een toneelstuk aan waarvan we nu het doek open laten gaan. Het speelt zich af in een ijzero winkel. Wie de zaakvoerder is, dat ziet elke kinkel, de tabaksverkoper herkent iedereen meteen en ook de schoenenverkoopster mist geeneen, maar de klant die al het ijzer oplaadt, die herkennen we pas op het eind … maar niet te laat! De betekenis van deze parabel zal ik nog niet verklappen, maar iedereen met een beetje verstand zal ’t wel snappen. scène 1

Een ijzerwinkel die uit een houten tafel en een houten stoel bestaat. Op de houten tafel liggen ijzeren staven die de ijzerhandelaar met een doek oppoetst. Op een schildersezel staat een reusachtige kalender met het jaartal 1938. Tabakshandelaar op, met sigarenkistjes onder de arm.

128

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Verzamelband van de theaterstukken van Bertolt Brecht.

Vo Sven

Vo Sven Vo Sven Vo

Sven Vo

Sven Vo Sven Vo

Sven Vo Sven Vo Sven Vo Sven Vo

Sven Vo

Sven Vo Sven Vo Sven Vo Sven

Klant Sven Klant Sven Klant Sven

Goede morgen, meneer Svendson. Wenst u tabak te kopen? Mooie sigaren, dertig cent per stuk. Echte Austrillo’s! Goede morgen, meneer Van Oostenrijk. Laat mij eens kijken! Wat ruikt de tabak weer goed. U weet hoe hartstochtelijk graag ik sigaren rook. Spijtig genoeg loopt de verkoop van sigao ren niet zo goed als ik het zou willen. Er wordt minder gerookt tegenwoordig. Nee, ik kan vandaag niets nemen, het spijt me, meneer Van Oostenrijk, een volgende keer misschien. Dat is een kleine tegenvaller voor mij, maar ik begrijp het natuurlijk. (Hij pakt terug in.) Hebt u een prettige ronde gehad, meneer Van Oostenrijk? Niet erg prettig, meneer Svendson. Uw winkel ligt jammer genoeg tamelijk afgelegen. Wat? Mijn winkel afgelegen? ’t Is de eerste keer dat ik dat hoor. Ja, tot nu toe heb ik ook nooit die indruk gehad. We wonen allemaal een beetje ver van elkaar. Maar vandaag ben ik op weg hierheen een man tegengekomen die een heel merko waardige indruk op mij maakte. Wat! Bent u lastig gevallen? Dat niet, eerder het tegendeel! De man heeft me aangesproken als was hij een oude bekende. Hij noemde me meteen bij de voornaam en vertelde me dat we verwanten waren. Dat wist ik totonuotoe helemaal niet, zeg ik. Wat, zegt hij, weet jij dat niet, en hij bekijkt me als een stuk … En dan legt hij me haarfijn uit hoe verwant we wel zijn, en hoe langer hij sprak, hoe verwanter we waren. Welnu, is dat zo erg? Nee, maar hij zei dat hij me binnenkort eens wil komen bezoeken. Als ik het u zo hoor vertellen, dan klonk dat als een bedreiging. Weet u, zijn woorden klonken heel gewoon. Hij zei dat hij één grote zwakheid had en dat was een kolossaal grote aandacht voor zijn verwanten. Zodra hij ontdekt dat hij met iemand verwant is, dan kan hij zonder die persoon helemaal niet meer leven. Dat zijn toch geen onaangename woorden. Nee, maar hij brulde zo, toen hij dat zei. En dat heeft u doen schrikken? Eerlijk gezegd, heel erg! U beeft zelfs, man. Over heel uw lichaam. Dat is omdat ik aan hem denk. Zenuwen. U zou hier in de bergen moeten leven, in deze goede lucht. Misschien. Het enige goede is dat hij ongewapend is, dat denk ik tenminste. Anders zou ik me werkelijk zorgen gaan maken. Nu ja, ieder moet zijn eigen lasten dragen, daar kan niemand je bij helpen. Nee. Wat ook een merkwaardige indruk op me gemaakt heeft, is dat hij mij voorstelde dat we een afspraak zouden maken, dat hij nooit over mij en ik nooit over hem iets slechts zou zeggen. Maar dat klinkt toch erg fair, en het is volledig wederzijds. Ja, denkt u? (Pauze) Ik zou misschien een of ander wapen moeten hebben. Zeker, dat kan nooit kwaad. Helaas zijn wapens erg duur. Dat is zo. Ja, tot weerziens dus, meneer Svendson. Tot weerziens, meneer Van Oostenrijk. (De tabakshandelaar gaat af. Svendson staat op en begint op vervelende muziek met zijn ijzeren staven gymnastiekoefeningen te doen. Een klant komt binnen, een man met een slecht passend kostuum.) (Met hese stem) Wat kost het ijzer? Een kroon per staaf. Duur. Ik moet ook leven. Zo. Uw gezicht komt me bekend voor. 6 • Het interbellum 1918-1940

129

Klant Sven Klant Sven Klant Sven Klant Sven Klant

Sven Klant Sven Klant Sven Klant Sven

Klant

Sven Klant Sven Klant

Sven Klant Sven Klant Sven Klant

Sven Klant Sven

130

U kende mijn broer. Hij kwam hier dikwijls. Hoe gaat het met hem? Was u misschien met hem bevriend? Neen, eigenlijk niet. Hij was gewoon een goede klant. Nu ben ik uw klant. Ik sta tot uw dienst. U wenst zeker ook twee staven zoals uw broer? Vier. Dat is dan vier kronen. (De klant vist een aantal geldbiljetten uit zijn zak, hij aarzelt.) Euh … er zitten enkele vlekken op. Er zijn koffievlekken op gekomen. Stoort dat? (De briefjes onderzoekend.) Maar dat is geen koffie. Wat is het dan? Het is roodachtig. Dan moet het bloed zijn. (Stilte) Ik heb in mijn vinger ‘Er zitten enkele vlekken op.’ […] ‘Het is roodachtig.’ ‘Dan moet het bloed zijn.’ gesneden. (Stilte) Neemt u het geld of niet? Ik geloof niet dat het moeilijk zal zijn om het weer uit te geven. Nee, helemaal niet. Dat is dan in orde. (Hij steekt de briefjes in de kassa van de winkel, terwijl de klant zijn staven onder de arm neemt. Svendson zegt op lichtere toon.) Wat me opeens te binnen schiet. Daarnet was hier een tabakshandelaar op bezoek die ik al sinds lang ken. Hij beklaagde zich erover dat hij op weg hierheen door een vreemdeling tegengehouden en lastiggevallen was. Bent u misschien iemand tegengekomen die u lastiggevallen heeft? Neen, mij heeft niemand lastiggevallen. Er heeft ook geen mens mij aangesproken, wat me overigens tamelijk verwonderde. Die kennis van u lijkt me een leugenaar van de ergste soort te zijn. (Pijnlijk getroffen.) Zoiets mag u toch niet zeggen. De wereld is vol met leugenaars, rovers en moordenaars. Die mening deel ik echt niet. Mijn kennis leek eerlijk bezorgd. Ik vroeg me zelfs af of ik hem geen ijzeren staaf zou afstaan, zodat hij zich indien nodig zou kunnen verdedigen. Zoiets zou ik u niet aanraden. Het zou hier in de buurt ongetwijfeld kwaad bloed zetten als u alle mensen gratis zou bewapenen. Ik zeg u toch, het zijn allemaal rovers en moordenaars. En leugenaars. Geloof me, het is best voor u als u vermijdt ook maar de minste indruk te geven dat u zich bemoeit met hun ruzies, in plaats van gewoonweg vreedzaam uw ijzer te verkopen. Ik zeg u dit als vredelievend mens. Geef zulke mensen toch geen wapens in handen! Het zijn allemaal hongerlijders, en als een hongerige kerel een wapen in handen krijgt … Ik begrijp u. Zijn wij overigens niet verwant? (Erg verbaasd.) Wij? Hoezo? Nu ja, ik dacht het maar. Langs onze overgrootvaders om of zo. Ik denk dat dat een vergissing is. Nu ja, wel dan ga ik maar, ’t is goed, uw ijzer. Ik moet het hebben. Hoe duur het ook is. Wat moet ik anders doen, want ik heb het echt nodig. Denkt u niet dat het goedkoper zal woro den? Ik denk van niet. (De klant draait zich naar de deur. Men hoort een geknor.) Zei u iets? Ik? Nee. Dat is alleen maar mijn maag die rommelt. Ik heb een tijdlang veel te vet gegeten, nu ben ik aan ’t vasten. (Lacht.) Ach zo. Wel, tot weerziens! (De klant verlaat de winkel. Svendson telefoneert.) Ben jij het zelf, Van Denen? Zeg, die nieuwe is bij mij geweest. Zo, hij is bij jou ook geweest, ja, hij heeft gekocht bij mij. Zo, bij jou heeft hij ook gekocht. Nu ja, zolang hij betaalt, lever ik aan hem. Natuurlijk lever jij ook aan hem; zolang hij maar betaalt. (Het wordt donker.)

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

scène 2

De kalender in de ijzerwinkel duidt het jaartal 1939 aan. Een schoenenverkoopster komt met schoendozen onder de arm binnen. Tsj

Sven

Tsj

Sven Tsj Sven Tsj Sven

Tsj

Sven Tsj Sven Tsj

Sven Tsj

Sven

Tsj Sven

Klant Sven Klant Sven Klant Sven

Goede morgen, meneer Svendson. Wenst u schoenen te kopen? (Ze pakt grote gele herenschoenen uit.) Mooie en onverslijtbare lage schoenen, elf kronen per paar, echt Tsjechisch fabrikaat. Goeiedag, mevrouw Tsjech. U weet hoezeer ik me op uw bezoekjes verheug. Maar mijn zaak gaat op het ogenblik helemaal niet zoals het zou moeten zijn zodat ik op het ogenblik geen nieuwe schoenen kan kopen. Maar ik bestel beslist alleen bij u. U ziet er een beetje opgewonden uit, mevrouw Tsjech. (Af en toe schuw rondkijkend.) Dat zou u toch niet Scène uit Wat kost het ijzer? gebracht door Freshblood mogen verwonderen. Hebt u dat verschrikkelijke Theatre Society (University of Warwick, GB). verhaal over de tabakshandelaar dan niet gehoord? Welk verhaal? Wel, een tabakshandelaar, een zekere Van Oostenrijk, werd zomaar midden op straat overo vallen. Vermoord en beroofd. Wat u daar zegt! Dat is vreselijk! De mensen hier praten over niets anders. Ze willen nu een burgermilitie oprichten. Iedero een moet erbij gaan. U ook meneer Svendson. (Verveeld.) Ik? Nee, daar is geen denken aan. Ik ben niet geschikt voor dergelijke militaire dienst, mevrouw Tsjech, absoluut niet. Ik ben veel te vredelievend. En met mijn ijzerwinkel heb ik daar ook helemaal geen tijd voor. Ik wil vreedzaam mijn ijzer verkopen en daarmee uit. De man die de de tabaksverkoper overvallen heeft, moet goed bewapend geweest zijn. Ik wil ook een wapen hebben, ik ben werkelijk ongerust. Laat u een ijzeren staaf bij me thuis leveren, meneer Svendson? Met het allergrootste genoegen, mevrouw Tsjech. Eén ijzeren staaf, dat maakt dan één kroon, a.u.b. (Ze zoekt in haar geldbeurs.) Maar, hier moet toch ergens een stuk van één kroon zitten. Uw handen beven zo, mevrouw Tsjech. Daar is ie. (Ze heeft een kroon gevonden.) Op weg hierheen heeft een man mij aangesproken en hij heeft me zijn bescherming aangeboden. Dat heeft me pas echt de schrik op het lijf gejaagd. Waarom dat? Wel, weet u, onder de mensen die ik ken, heb ik geen enkele vijand. Maar ik ken die man toch helemaal niet. En hij wou bij mij in huis komen om mij te beschermen, zo zei hij. Dat is toch griezelig. Zegt u eens zelf. Voelt u zich dan niet bedreigd? Ik? Nee. Met mij moet iedereen op goede voet staan, omdat ze allemaal mijn ijzer nodig hebben in zulke onzekere tijden. Weet u, zelfs als ze elkaar allemaal in de haren vliegen, moeten ze mij ontzien, omdat ze mijn ijzer nodig hebben. Ja, u hebt geluk. Tot weerziens, meneer Svendson. (Ze gaat weg.) (Hij roept haar na.) Tot weerziens, mevrouw Tsjech. Ik laat de ijzeren staaf leveren. (Hij staat recht en gaat weerom op de vervelende muziek gymnastiekoefeningen doen. De klant komt binnen. Hij draagt iets verborgen onder zijn mantel.) Wat kost het ijzer? Een kroon per stang. Nog altijd niet goedkoper? Geef hier. Weer vier staven? Nee, acht. Dat is dan acht kronen.

6 • Het interbellum 1918-1940

131

Klant Sven Klant

Sven Klant Sven Klant

Sven Klant Sven Klant Sven Klant

Sven Klant Sven

(Hij spreekt langzaam.) Ik wou u eigenlijk een voorstel doen, gezien het feit dat we toch een beetje verwant zijn. Niet dat ik zou weten, mijn beste … Als u het ook nog niet weet, mij best. Ik wou u voorstellen vanaf nu tot een nieuwe wijze van handel drijven over te gaan, laten we een ruilhandel opzetten, de ene waar tegen de andere. Ik ben ervan overtuigd dat u sigaren rookt. Wel, hier zijn sigaren. (Hij haalt een mooie kist sigaren van onder zijn mantel.) Ik kan ze uiterst goedkoop geven, omdat ze me niets gekost hebben, ik heb ze van een verwant geërfd, en ik rook niet … U rookt niet. U eet niet. U rookt niet. En dat zijn Austrillo’s. Tien cent per stuk. Dat maakt dan tien kronen voor een kistje van honderd stuks. Maar omdat ik uw neef ben, laat ik ze u voor acht kronen, dus voor het ijzer. Akkoord? Ik heb de tabakshandelaar gekend. Hoe is hij dan gestorven? Heel vredig, man, heel vredig. Een vredelievend man. Hij heeft me plots bij zich geroepen en dan heeft een Hogere Macht hem tot zich geroepen. Het ging allemaal heel snel. Hij zei alleen nog, broeder, laat de tabak niet verdrogen en hij stierf. De krans die hij op zijn deur gehangen had om mij te verwelkomen, heb ik op zijn graf gelegd. (Hij veegt een traan uit zijn oog, waarbij een revolver uit zijn mouw valt. Hij steekt hem haastig weer terug.) Hij is uit een slechte wereld weggeroepen. Een wereld waarin iedereen iedereen wantrouwt. Een wereld van overvallen, van onveilige straten. Ikzelf draag de laatste tijd altijd een wapen. Ongeladen, enkel en alleen als afschrikking. Hoe zit het nu met de sigaren? Ik kan me geen sigaren veroorloven, ik zou mij een paar nieuwe schoenen kopen, als ik me iets zou kunnen kopen. Ik heb geen schoenen. Ik heb sigaren. En ik heb ijzer nodig. Waarvoor hebt u dan al dat ijzer nodig? O, zomaar, ijzer kan men altijd wel gebruiken. (Uit zijn maag klinkt opnieuw een hol gebrom.) U zou misschien beter iets om te eten kopen. Dat komt nog wel. Dat komt nog. Nu moet ik weg, ik merk dat het er regenachtig uitziet. Ziet u, ik heb een kostuum aan van zuivere scheerwol, en met die regen … Misschien kan ik u voor uw ijzer een partij van deze uitstekende stof aanbieden? Goed, ik neem uw Austrillo’s. Mijn winkel draait niet zo goed als ik zou willen. (Hij lacht honend en neemt zijn acht staven op.) Tot weerzien, meneer Svendson. (Hij telefoneert, met veel genot een Austrillo rokend.) Ben jij het, Van Denen? Wat zeg jij van de laatste gebeurtenissen? Ja, dat zeg ik ook. Ik zeg helemaal niets. Aha, je houdt het stil. Ja, ik houd het ook stil. Zo, jij verkoopt ook nog aan hem? En jij bent niet ongerust? Nee, ik ben ook niet ongerust. (Het wordt donker.)

scène 3

De kalender in de ijzerwinkel geeft februari 1939 aan. Svendson zit een Austrillo te roken. Een dame en een heer komen binnen. Britt Sven Britt Sven Britt Sven Britt

132

Beste meneer Svendson, mevrouw Gall en ik wilden graag even met u spreken, als u er tijd voor hebt. Meneer Britt, u mag ervan overtuigd zijn dat ik voor mijn grootste klant op elk moment van de dag beschikbaar ben. (De heer en de dame gaan zitten.) Het gaat over de verschrikkelijke overval op mevrouw Tsjech. Een overval op mevrouw Tsjech? Gisterennacht is onze buurvrouw, mevrouw Tsjech, door een zwaarbewapende man, den Dinges, overvallen, omgebracht en beroofd. Wat, Mevrouw Tsjech omgebracht? Hoe is dat kunnen gebeuren? Ja, hoe. Wij zijn ook helemaal van streek en kunnen het ook helemaal nog niet begrijpen. Mevrouw Gall was bijzonder bevriend met haar. Gisterenavond kwam er plots hulpgeroep uit haar huis. Mevrouw Gall kwam meteen tot bij mij gelopen en we hebben er dadelijk urenlang over gepraat wat we voor haar konden doen. Daarna begaven we ons naar het huis van de ongelukkige en vonden haar inderdaad hevig in discussie met Dinges. Hij wou iets hebben dat zogenaamd aan een van zijn verwanten toebehoorde. Wij geven haar de

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Scène uit Wat kost het ijzer? gebracht door Freshblood Theatre Society (University of Warwick, GB).

Sven Britt

Sven

Gall Sven

Britt Gall Sven Britt Sven

Gall Sven Britt Sven Britt Sven Britt Sven Britt Sven Gall Sven

raad het hem te geven indien hij daarvoor zou beloven haar verder met rust te laten. Zij ging akkoord en hij beloofde het. Maar later op de nacht moet hij teruggekomen zijn en blijkbaar heeft hij de arme vrouw gewoonweg vermoord. We waren nooit weggegaan als wij niet op zijn belofte vertrouwd hadden. Daar gaat het nu om, we willen alle geburen samenbrengen in een vereniging die ervoor kan zorgen dat zoiets niet opnieuw kan gebeuren. Ook u willen we vragen om lid te worden van zo’n vereniging ter handhaving van de orde en om uw naam op de lijst van de ordeo handhavers te schrijven. (Hij toont de lijst.) (Hij neemt de lijst aarzelend aan, ongerust.) Ja, maar ik ben toch maar een kleine ijzerwino kel. Ik kan me toch niet bemoeien met de strijd tussen grote firma’s. Mijn toetreden tot zo’n vereniging zou enkele van mijn klanten kunnen ontstemmen. Ach zo, u wenst alleen maar uw ijzer te verkopen, aan eender wie! In geen geval! Hoe kunt u zoiets zeggen? Ik heb net zo goed als u een geweten, me dunkt. Ik ben alleen geen oorlogszuchtige ziel weet u. Ik denk daarbij zelfs helemaal niet aan mijn zaak. Laten we toch een beetje gemoedelijker praten. (Tegen meneer Britt) Rookt u? (Hij bekijkt de sigaren.) Hmmm, echte Austrillo’s! Ik zou de heren dankbaar zijn als ze niet rookten. (Geïrriteerd, hij zet de kist weg en dooft zijn sigaar.) Verontschuldigt u me. U had het over uw geweten, meneer Svendson. Werkelijk? Ja, natuurlijk. Ik kan u zeggen dat elke geweldpleging me zeer tegen de borst stuit. Ik slaap na de jongste gebeurtenissen ’s nachts niet meer. Eigenlijk rook ik momeno teel meer uit zenuwachtigheid, mevrouw. Principieel bent u dus niet zozeer gekant tegen de idee van een vereniging tegen het gebruik van geweld? Ervoor of ertegen, mijn beweegredenen zijn in elk geval uitsluitend idealistisch. Natuurlijk zijn wij overtuigd van het zuivere idealisme van uw standpunt. U verkoopt uw ijzer toch niet aan die Dinges daar omdat u met zijn handelswijze … sympathiseert? In geen geval. Ik veroordeel ze. En u voelt zich ook niet een beetje verwant met hem, zoals hij zou beweren? Absoluut niet. U verkoopt enkel en alleen omdat er betaald wordt, en zolang er betaald wordt. Zo is het. En u denkt dat Dinges uw ijzer niet meer nodig zou hebben als u lid zou zijn van onze vreo desbond, die u en alle anderen veiligheid garandeert. Hij heeft natuurlijk mijn ijzer nodig. Ik heb geen flauw idee wat hij eruit vervaardigt … (Liefjes) Machinegeweren! (Er vlug overheen pratend.) Zoals gezegd, dat weet ik niet, maar hij zou het hoe dan ook moeten kopen. Maar, zoals ik al zei, hij zou geërgerd kunnen zijn en ik ben nu eenmaal vredelievend van aard. Eerlijk gezegd, ik verwacht hem eigenlijk elk moment, en … euh … ik zou niet graag hebben dat hij u in mijn winkel aantreft. Hij is vrij gevoelig en lichto geraakt. Doet u me dus een plezier en … (De klant komt binnen met een pak onder de arm.) 6 • Het interbellum 1918-1940

133

Klant Sven Klant Sven Britt Klant Gall Klant Britt Klant

Gall Klant Britt Klant

Sven Klant, Britt, Gall Sven

Klant

Sven Klant

Sven Klant

Sven Klant

134

Wat kost het ijzer? Eén kroon per stang. Oh, kijk eens aan, een samenscholing. Vrienden van u, Svendson? Hmmm, ja, nee. In zekere zin. Een zakenbezoek. We hadden het over de moord op mevrouw Tsjech, door u, meneer! Door mij? Ja! Leugens! Ophitsing! Laster! Wat? Ontkent u de moord op mevrouw Tsjech? En of ik die ontken! Mevrouw Tsjech heeft op aanbeveling van naaste verwanten die bij haar logeerden, mij gevraagd haar te beschermen. Ik heb aan de smeekbeden van mijn verwano ten gehoor gegeven en sinds gisteren de bescherming van mevrouw Tsjech overgenomen. Het was haar laatste grote vreugde op deze wereld. Kort daarop overleed ze vredig in mijn armen, van hoge ouderdom. Dat is de waarheid, en van dit voorval maken u en andere lui dan een moord. Bovendien was het u zelf die mij mevrouw Tsjech heeft overgelaten. U hebt haar in de steek gelaten, en u zult al uw vrienden in de steek laten. Beste Svendson, dat zou u te denken moeten geven. U hebt dus mevrouw Tsjech alleen maar verzorgd? Waarom zou ik haar iets misdaan hebben? (Zijn maag rommelt.) En u waagt het te ontkennen dat u iedereen bedreigt die binnen uw bereik woont? Ook dat ontken ik! Ik ben naar hier gekomen om zestien ijzeren staven te kopen, meneer Svendson. Maar ik merk dat er hier een vijandige stemming tegen mij heerst. Vanzelfspreo kend kan men van u niet verlangen dat u ijzer verkoopt aan iemand die zich tegenover u dreigend opstelt. Ik vraag u dus op de man af, en denk goed na over het antwoord: voelt u zich door mij bedreigd? Ik? Waarom vraagt u dat? Hoeveel staven wenst u? O ja, zestien, hé? Of ik me door u bedreigd voel? Ik geloof niet dat u dat van mij kunt verwachten. Wenst u werkelijk een antwoord? Ja! (Hij pakt de ijzeren staven bijeen.) Dan zeg ik u: neen! Ik voel me niet bedreigd. (De heer Britt en mevrouw Gall gaan verontwaardigd weg. Svendson neemt de intekenlijst van de ordehandhavers en veegt daarmee de staven ijzer proper.) Bravo! Dat is tenminste nog eens moedig. We hebben toch iets verwants, Svendson, hoezeer u het ook ontkent. Tja, men ontkent zoveel! Terloops gezegd, kunnen wij twee, wij die zo onvooro waardelijk van de vrede houden, geen kleine overeenkomst sluiten? Laten we zeggen dat u met ijzeren staven op alle mensen mag slaan, behalve op mij, en ik op iedereen behalve op u? (Met gesmoorde stem) Dat zou ik niet graag doen. Mijn grootste klant … Maar ik moet meer ijzer hebben, Svendson. Men koestert boze plannen tegen mij. Men wil me overvallen. Iedereen wil me overvallen omdat ze niet kunnen verdragen hoe goed het met me gaat. (Zijn maag rommelt opnieuw.) Ik zou die of die persoon gemold hebben, leugens, leugens, allemaal leugens! En weet u wat ik daarna bij haar gevonden heb? Een ijzeren stang. Ze wou ermee op mij los. U doet er best aan zich buiten al die onfrisse ruzies te houden. U bent handeo laar in ijzer en geen politicus, Svendson. En ik koop bij u omdat u me bevalt, en omdat ik zie dat u van uw zaak leeft. Omdat u niet tegen mij bent en u zich niet door mijn vijanden laat ophitsen, daarom koop ik mijn ijzer bij u. Mij moet u niet tot vijand maken. U sprak onlangs over schoeo nen? Hier, ik heb schoenen voor u meegebracht, (Hij pakt grote gele herenschoenen uit.) Net wat u nodig hebt, Svendson! Ik kan ze u goedkoop laten, weet u wat ze mij gekost hebben? (Zwakjes.) Wat? Niets! Ziet u, daar profiteert u van, Svendson. Ja, wij zullen nog beste maatjes worden, vooral wanneer we voor eens en altijd een afspraak zullen hebben over de prijs van het ijzer. Maar dat komt nog wel, dat komt nog wel. Help me toch met de stangen, Svendson. (Svendson helpt hem de stangen oppakken. De klant neemt er telkens zes onder elke arm en met de overige op zijn rug gaat hij zwaargeladen naar buiten.) Tot ziens! (Hij draait zich moeizaam om in de deur en glimlacht.) Weldra.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

scène 4

Op de kalender in de ijzerwinkel staat 19??. Svendson wandelt rond in de schoenen van mevrouw Tsjech en rookt een Austrillo. Plotseling begint het gebulder van kanonnen. Svendson, zéér verontrust, probeert tevergeefs te telefoneren. Er is geen verbinding meer. Hij zet de radio aan, er is geen uitzending meer. Hij kijkt uit het venster naar het schijnsel van vuur. Sven

Klant

Sven Klant Sven

6.4

Oorlog! (Hij loopt haastig naar zijn prijzenbord, wist met een spons het cijfer 3 uit en schrijft vliegensvlug een 4 neer. De klant komt binnen met van alles onder zijn mantel. Krijtwit. Svendson spreekt hem fluisterend aan.) Weet u vanwaar het kanongebulder komt? Dat komt van mijn rommelende maag. Weet u, ik ga nu eten halen, maar daar heb ik meer ijzer voor nodig (Hij werpt de mantel open en toont een machinegeweer in de aanslag.) Help! Help! Wat kost het ijzer? (Gebroken.) Niets.

Scène uit Wat kost het ijzer? gebracht door Freshblood Theatre Society (University of Warwick, GB).

Film

De klankfilm en de rol van Hollywood De stomme film (Metropolis [1927] van Fritz Lang is een late klassieker in dit genre) moest geleidelijk wijken voor de klankfilm. Dialoog werd een wezenlijk onderdeel van de film. De eerste ‘filmsterren’ ontstonden, zoals Charlie Chaplin en Laurel & Hardy. Greta Garbo werd het eerste sekssymbool van het witte doek. Meer en meer boeken werden verfilmd. De verfilmingen van Wuthering Heights (Emily Brontë) en Gone with the wind (Margaret Mitchell) werden in 1940 allebei genomineerd voor een Oscar. Ook de western ontpopte zich tot een succesgenre. John Wayne werd een echte cultfiguur. De jaren dertig waren ook op een andere manier bepalend voor de rol van Hollywood. De opkomst van het nazisme zorgde voor een exodus van creatief Europees talent naar de USA, waardoor Hollywood en de Amerikaanse filmindustrie probleemloos hun dominante positie konden verstevigen. Bewerkte originele filmaffiche van Gone with the wind met Vivien Leigh (Scarlett O’Hara) en Clark Gable (Rhett Butler) in de hoofdrollen.

Laurence Olivier als Heathcliff en Merle Oberon als Catherine Earnshaw in de film Wuthering Heights.

The Great Dictator (1940) is een film geschreven en geregisseerd door Charlie Chaplin, die ook de hoofdrol speelt. Het is vooral een satirische kijk op de toenmalige dictator Adolf Hitler.

6 • Het interbellum 1918-1940

135

7

Van koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

jaartal historisch kader 1948

Begin van de Koude Oorlog

1948

Apartheid in Zuid-Afrika

1948

Vrouwenkiesrecht in België

1949

Oprichting van de NATO en van de Raad van Europa

1954

Rebel without a cause levert de eerste moderne filmheld op: James Dean.

1955

Rock-’n-roll ontstaat in de VS (Elvis Presley).

1957

De eerste Russische satelliet (Spoetnik)

1961

Bouw van de Berlijnse Muur

1963

Moord op J.F. Kennedy

1963

USA betrokken bij de Vietnamoorlog (tot 1975)

1967

Eerste harttransplantatie door Dokter Barnard (Kaapstad)

1968

Studentenrevolte in Parijs

1968

Moord op Martin Luther King

1968

Praagse Lente (De Sovjetunie onderdrukt gewelddadig Tsjechische hervormingsbewegingen.)

1969

Eerste astronauten landen op de maan.

1969

Woodstock popfestival

7.1

Bekende foto van het jonge koppeltje op Woodstock (festival 1969). Naar verluidt was het koppel op de veerstigste verjaardag van het historische popfestival (2009) nog altijd samen.

Tijdsbeeld

De Tweede Wereldoorlog haalde het laagste in de mens naar boven. Miljoenen Joden werden gedeporteerd en vermoord in concentratiekampen. Bombardementen zoals op Dresden maakten van West-Europa één grote ruïne en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki zorgden voor een afschuwelijk slotakkoord. Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende meteen het begin van de Koude Oorlog tussen het communistische Oostblok onder leiding van de Sovjetunie en het kapitalistische Westen onder leiding van de USA. De Koude Oorlog resulteerde in de bouw van de Muur van Berlijn (1961).

De Berlijnse Muur splitst de stad en creëert talloze straten zonder einde …

Door de gruwelen van de oorlog hield de vraag naar de zin van het bestaan vele filosofen bezig. Existentialisten als Camus en Sartre probeerden daarop een antwoord te geven. De wereld en het bestaan werden als absurd en zinloos ervaren. De mens heeft niet gevraagd om geboren te worden. Hij staat eenzaam in een onzekere wereld en de enige zekerheid die hij heeft, is in feite dat hij moet sterven. Sartre formuleert het zo: ‘L’enfer, c’est les autres.’ Anderzijds verliep de heropbouw van Europa met Amerikaanse hulp (Marshallplan) buitengewoon vlot. In West-Duitsland sprak men over het Wirtschaftswunder. In de jaren vijftig ontstonden ook de welvaartstaat en de consumptiemaatschappij. De American dream, het ideaal van vrijheid en gelijkheid waarbij iedereen multimiljonair kan worden als hij maar bereid is hard te werken, vond in Europa ingang. In de jaren zestig eisten de jongeren voor het eerst in de geschiedenis echt hun plaats op het wereldtoneel op. De hippies zetten zich manifest af tegen de American dream, de gevestigde maatschappij

136

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Albert Camus (1913-1960) druk lezend in de krant op het terras van café Les deux magots in 1945, een café dat nog steeds teert op zijn reputatie als de ontmoetingsplaats van de literaire en intellectuele elite van Parijs in de jaren twintig en dertig van vorige eeuw.

Jean-Paul Sartre (1905-1980).

Overzichtsfoto van het Woodstockfestival 1969.

Studenten en arbeiders betogen samen in Parijs (mei 1968).

Karel Appel, Koppel op hout (1976).

Karel Appel.

en de politieke orde. Ze vonden de macht van ouders, kerk, politici en opvoeders absoluut niet vanzelfsprekend en zelfs aanvechtbaar. Her en der dook de idee van de anarchie op. Het druggebruik nam enorm toe. De popmuziek nam een steeds belangrijkere plaats in de maatschappij in. Bob Dylan zong zijn protestsongs. De Beatles en de Rolling Stones verlegden muzikale grenzen en Woodstock, het popfestival van 1969 onder het motto three days of peace and music, wordt door velen beschouwd als het belangrijkste muziekfestival ooit. Het bracht meer dan 400 000 mensen op de been. De hippies speelden ook een rol bij het doordringen van de seksuele revolutie, een ommekeer in de omgang met en de kijk op seksualiteit. Er werd meer de nadruk op de individuele beleving gelegd en op ‘vrije liefde’. Seksualiteit kwam losser te staan van voortplanting, mee door de introductie van de pil als effectief anticonceptiemiddel. De seksuele revolutie viel samen met een verandering in morele waarden en was een van de grotere onderwerpen in het feminisme en de emancipatie van de vrouw. In studentenkringen ontstonden massaprotesten tegen de zinloze oorlog in Vietnam (flowerpower en Make love not war) en in mei 1968 was er in Parijs de grote studentenrevolte. De Parijse studenten kwamen in verzet tegen het verouderde universitaire onderwijssysteem. Geheel in overeenstemming met de tijdsgeest escaleerde dit protest in een verzet tegen de gevestigde orde (het establishment). Heel bijzonder was het samengaan van arbeiders en studenten. De Meirevolutie luidde het einde in van het autoritaire, vaak paternalistische bewind van generaal De Gaulle. In de schilderkunst ontstond kort na de oorlog de Cobra-beweging (Copenhagen, Brussel, Amsterdam). Karel Appel is er de bekendste vertegenwoordiger van. Eind van de jaren vijftig ontstond in Engeland en Amerika de popart. Men greep terug naar de opvatting van de dadaïsten dat ‘alles kunst is’ en verhief onderwerpen uit de moderne massacultuur tot kunst (Campbellsoep in blik, Marilyn Monroe …). Andy Warhol verwierf wereldfaam. Tegen het eind van de jaren vijftig ontstond in de Franse cinema de stroming van de nouvelle vague, waarin de nadruk veel minder op de montage lag, maar meer op de opname zelf (zo veel mogelijk op locatie in plaats van in een studio en met ruimte voor improvisatie in plaats van een strak te volgen script).

Andy Warhol.

Andy Warhol, Campbellsoep in blik.

Andy Warhol, Marilyn Monroe. Gemaakt in 1964 vlak na de dood van Marilyn Monroe.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

137

7.2

Literair leven

Epiek en lyriek De Vijftigers (ook atonalen of experimentelen genoemd) waren jonge dichters die kort na de Tweede Wereldoorlog contacten hadden met de Cobrabeweging. Hun experimentele poëzie is hermetisch en polyinterpretabel. Ze schrijven heel associatief, streven naar originele en verrassende beeldspraak, kiezen voor vrije verzen en geven de voorkeur aan emotioneel, zintuiglijk en lichamelijk taalgebruik. Lucebert, Hugo Claus en Paul Snoek zijn er bekende representanten van. Rond 1960 komt er een reactie tegen deze moeilijke poëzie. De nieuw realisten willen à la popart gewone spreektaal in hun gedichten. Ze gebruiken readymades in hun poëzie en ontwikkelen humor door op een verras-

NederlaNdstalig

sende manier naar alledaagse dingen te kijken. Hun gedichten zijn in parlandostijl geschreven. Belangrijke romanschrijvers in Nederland zijn Willem Frederik Hermans (1921-1995) met De donkere kamer van Damokles (1958), Gerard Reve (1923-2006) met De Avonden (1947) en Harry Mulisch (1927-2010) met Het stenen bruidsbed (1959). Jan Wolkers (19252007) behandelt o.a. in Turks fruit (1969) de thema’s van seks en dood (eros en thanatos). Hij gaat daarbij expliciete seksuele beschrijvingen niet uit de weg. In Vlaanderen debuteert Hugo Claus (1929-2008) met zijn naturalistische roman De Metsiers (1950). Louis Paul Boon (1912-1979) is de auteur van o.a. De Kapellekensbaan (1953) en Menuet (1955).

Epiek en lyriek In Frankrijk schreven Jean-Paul Sartre (1905-1980) en Albert Camus (1913-1960) existentialistische romans. In de jaren 50 ontstond in Frankrijk ook de nouveau roman. In plaats van een verhaal, psychologische analyse of schildering van de sociale omgeving kwam er een koele, objectieve beschrijving van mensen en van voorwerpen. In Duitsland stonden Heinrich Böll (1917-1985) en Günter Grass (1927-) zeer kritisch ten opzichte van de ontwikkelingen in de Duitse naoorlogse maatschappij. De meest geruchtmakende Amerikaanse literaire beweging van de jaren 50 was de beat generation. Jack Kerouac (1922-1969) schreef met On the road (1957), waarin hij verslag doet van zijn zwerversbestaan, de bijbel van de beatniks. Jerome David Salinger (1919-2010) leverde met The catcher in the rye

iNterNatioNaal

(1951) een van de beste romans ooit over volwassen worden. Het boek is een internationale steadyseller geworden. Joseph Heller (1923-1999) schreef met Catch 22 (1961) een cynisch verhaal over de zinloosheid van de oorlog. De Spaanse en Portugese literatuur van Zuid- en Midden-Amerika was tot de vroege jaren 60 nauwelijks bekend in Europa. Een reeks vertalingen bracht daar verandering in. De Argentijn Jorge Luis Borges (1899-1986) kreeg wereldroem dankzij de vertaling van zijn verhalenbundels. De Colombiaan Gabriel García Márquez (1928-) had met Honderd jaar eenzaamheid (1967) een wereldwijde bestseller. In de poëzie staat de Chileense communistische dichter Pablo Neruda (1904-1973) aan de top onder andere met de bundel Canto General (1950).

Dramatiek Het politieke engagement van Brecht had een grote invloed op het geëngageerde theater van onder anderen John Osborne (1929-1994). Hij is de belangrijkste dramaturg van de Angry Young Men, een aantal Britse auteurs uit de jaren vijftig van vorige eeuw dat zich zeer kritisch opstelde ten aanzien van de gevestigde maatschappelijke waarden, het ‘burgermansfatsoen’, de nationale zelfvoldaanheid en de moderne welvaartsstaat. Van dat alles is zijn drama

138

NederlaNdstalig / iNterNatioNaal

Look back in anger (1952) een typisch voorbeeld. De Italiaanse acteur-regisseur-auteur Dario Fo (Nobelprijs Literatuur 1997) is befaamd voor zijn subversief volkstoneel. Samen met zijn vrouw Franca Rame richtte hij begin de jaren zestig de theatergroep Nuova Scena op. Zij speelden in fabrieksloodsen, hallen, arbeidershuizen, vrouwenhuizen … Het publiek bestond uit arbeiders en mensen aan de rand van de maatschappij. Fo nam het voor hen op

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Opvoering van Hair in 2010 door Pantages Theatre, Hollywood. Foto: Joan Marcus 2010.

Scène van Jezus met Simon en de zeloten uit Jesus Christ Superstar, gebracht door Broadway in Riverside (California) in 2010. Foto: Joan Marcus 2010.

en leerde hen via het theater de werkelijkheid beter te begrijpen. Daarbij baseerde hij zich op de aloude commedia dell’arte, die niet alleen komisch vermaak en potsenmakerij bracht, maar ook afrekende met de heersende klassen, met regenten en hoogwaardigheidsbekleders. Mistero Buffo (1969) bracht een indrukwekkende vernieuwing en was tegelijk een hoogtepunt van Dario Fo’s werk.

1989) wordt vaak beschouwd als de doorbraak van het theater van het absurde, dat gelinkt kan worden aan de filosofie van het existentialisme. In dat theater worden de existentiële eenzaamheid van de mens en zinloosheid (absurditeit) van het bestaan onderstreept. De mens die ten tonele wordt gevoerd, is losgesneden van zijn wortels, verloren, kent zijn eigen identiteit niet meer of is op kafkaëske wijze van zichzelf vervreemd. De ‘dialogen’ zijn vaak niets meer dan zinloos gewauwel; ze beklemtonen het onvermogen van de mens om te communiceren. Het samenleven is gedoemd om te mislukken. In het theater van het absurde is er geen verhaallijn of plotontwikkeling. De opbouw is niet logisch, maar associatief of cyclisch. Behalve Beckett zijn ook Eugène Ionesco (1912-1994) met bijvoorbeeld La cantatrice chauve (1950), La leçon (1950) en Harold Pinter (1930-2008) met bijvoorbeeld The Servant (1963) vertegenwoordigers van het theater van het absurde. Een mengeling van maatschappijkritiek en absurdisme vind je bij Edward Albee (1928-) in Who’s afraid of Virginia Woolf (1963). Botho Strauss (1941-) behandelt in Slotkoor (1990) dan weer de ontoereikendheid van de taal om tot zinvolle expressie te komen. Cabaret, tv-spel, soap, show, film … alle hedendaagse uitbeeldende kunstvormen zijn schatplichtig aan het toneel. Net als de musical trouwens. Die leunt zelfs het dichtst bij het toneel aan: de opvoeringen gebeuren doorgaans in een theaterzaal, er is live contact met het publiek en de beperkingen van tijd en ruimte blijven van kracht. Een musical is een mengeling van zang, dans en choreografie waarbij vaak op een indrukwekkende manier gebruikgemaakt wordt van de hedendaagse mogelijkheden van de technologie en de media. Veelal zijn er uitgebreide faciliteiten betreffende belichting, spektakelwaarde, kostumering, muziek. Baanbrekend voor de moderne musical waren onder meer Hair (1967) en Jesus Christ Superstar (1970).

In 1947 stichtten Judith Malina en Julian Beck in de Verenigde Staten The Living Theatre, als alternatief voor het commerciële theater. Ze wilden buiten het officiële theatercircuit via het theater in de bres springen voor politieke vernieuwing en ideologisch engagement. Dat leidde tot groepjes die soms in moeilijke omstandigheden speelden: huizen, kelders, cafés, leegstaande fabrieken … Deze ‘kamertheaters’ confronteerden het publiek met een totaal nieuwe toneelruimte, en ze zochten allerlei vormen en methoden om tradities te doorbreken. In de jaren vijftig was The Living Theatre voornamelijk in New York actief. Vanaf de jaren zestig evenwel maakten ze wereldtournees. In vijfentwintig landen en op vier continenten brachten ze in acht talen meer dan tachtig producties op de planken. Zo beïnvloedden ze het theater over de hele wereld. De happening ligt in het verlengde van The Living Theatre. Het betreft een geïmproviseerd totaalspektakel, waarbij diverse kunstvormen door elkaar gebruikt worden en waaraan het publiek actief deelneemt. Ook hier is het doel te protesteren tegen de officiële toneelcultuur. Dit soort theater rapporteert zo objectief mogelijk een historische of actuele gebeurtenis. Rolf Hochhuth (°1931) bijvoorbeeld stelt in Der Stellvertreter (1963) de (beschuldigende) vraag of paus Pius XII de nazi-Jodenslachting niet had kunnen verhinderen door een openlijke stellingname. Waiting for Godot (1952) van Samuel Beckett (1906-

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

139

7.3

Teksten

Epiek Willem Elsschot auTEur

Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons Jozef de Ridder

kaLEnDEr

1882-1960

kErnbEgrip

nieuwe zakelijkheid

siTuEring

Vlak na de Tweede Wereldoorlog schreef Elsschot Het Dwaallicht (1946). Willem Elsschot.

Het dwaallicht Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt. En mijn stamkroeg ligt, helaas, te ver in ’t westen om op te tornen tegen dat 5 kille gordijn. Voor het eerst sedert zeer lang, want de jaren vlieden, zal ik ditmaal naar huis gaan, waar mijn ontijdige intreo de beschouwd zal worden als een stap op de weg die tot inkeer leidt. Alle begin is 10 moeilijk en beter laat dan nooit, zal mijn vrouw zeggen. Maar eerst nog een krant voor vanavond bij ’t vuur, want als ik niet lees, werkt mijn zwijgen verkillend op mijn huisgenoten. Och, ik begrijp best dat niets 15 zo drukkend is als de aanwezigheid van een die voor zich uit zit te staren alsof hij alleen was, die nooit een grap vertelt noch iemand op de schouder slaat om hem moed te geven in zijn kwade dagen, die nooit vraagt hoe 20 gaat het, of ben je gelukkig. Hier heb ik mijn winkeltje, dat ik al jaren bezoek en waar ik de oude juffrouw voor de tienduizendste maal zal horen zeggen wat zij van het weder denkt. Ja, ik geef toe, 25 regen. Motregen, preciseert zij. Ja, eigeno lijk motregen. Want ik zou die stalagmiet, waarvan ik de langzame vorming van naderbij gevolgd heb, voor geen geld ter wereld durven tegenspreken. 30 ‘Kijk, drie rijstkakkers.’ En met die hano gende snijtand, die niet vallen wil, wijst zij naar de straat. Waarachtig, als ik buiten kom en mijn kraag opzet voor een drafje naar de tram 35 toe, wordt mijn aanloop gehinderd door drie zwartjes die mij de weg versperren. Bemanning van een Indiavaarder, zoals men ze hier meer ziet drentelen. Ogen als gazellen, lang, gitzwart haar, een katoeo 40 nen pak dat mij huiveren doet en een zwart 1

Dick Matena legt niet alleen het literaire verhaal van Het Dwaallicht maar ook de zoektocht van Laarmans en zijn `drie zwartjes’ naar de mysterieuze Maria Van Dam in beeld vast. Op schitterende wijze brengt hij het Antwerpen van vlak voor de oorlog tot leven. Deze beeldroman bevat de volledige tekst van het origineel.

140

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

staatsiejasje als voor een feestelijke geleo genheid. Een heeft een mutsje op, is iets groter dan zijn maats en schijnt de leider van ’t gezelschap te zijn. Eerlijk gezegd is 45 er voor mij niet veel aan, want wij zijn die schilderachtige zwervers hier gewend. Alles schon da gewesen. En ik wil immers naar huis, al is ook daar niets dat mij roept. ‘Sir’, zegt de aanvoerder met strelende 50 blik en lokkende glimlach. Meteen stopt hij mij een stukje karton in de hand, wijst met zijn fijne cigarillovinger en vraagt ‘where?’ Wil men niet ingescheept worden, dan 55 is het aangewezen, in een dergelijk geval, beleefd ‘neem mij niet kwalijk’ te zeggen, even te glimlachen en meteen door te lopen als een die haast heeft, want de ware geno tleman moet in de eerste plaats de kunst 60 verstaan het vee ongedwongen op afstand te houden. Ik weet dat al een hele tijd, maar ben zeker te oud om mij nog aan te passen aan die nieuwe, zakelijke stijl, want ik neem het ding zo lijdzaam in ontvangst als de eero 65 ste de beste suffer doen zou. De zwartjes staan naast mij en wachten. Bij nadere inspectie blijkt het iets als de bodem van een sigarettendoosje te zijn. Er is met potlood een hobbelige tekst ingegrift 70 waaruit ik, zo op ’t eerste zicht, onmogelijk wijs kan worden. Dan maar even bij de wino kelruit, waar het lichter is. En na een laatste inspanning ontcijfer ik het raadsel: Maria Van Dam, Kloosterstraat, 15. 75 Mijn krantenvrouw, die likkebaardt, maakt haar deur open en stelt haar kanseo larij tot mijn beschikking. ‘Kom binnen, Mijnheer Verbruggen, hier ziet u beter. En wat vragen zij?’ 80 Zij neemt mij al dertig jaar voor een ander

en nu is het de moeite niet meer waard haar nog te zeggen dat ik Laarmans heet. Als de dag zal gekomen zijn dat ik geen kranten meer koop, laat haar dan gerust een traan plengen op Verbruggen. 85 ‘Where is it, Sir?’ vraagt de zachte stem ten tweeo den male. Verduiveld, zo eenvoudig is dat niet. Hoe moet ik die zwarte broeder aan ’t verstand brengen waar de Kloosterstraat precies gelegen is. Ik behoorde wel een 90 plannetje te tekenen, maar onze geometrische lijnen zouden voor hen misschien generlei betekenis hebo ben. Dus zal ik proberen het gauw even uit te leggen. ‘This way. Derde rechts, tweede links, eerste rechts en dan een straat … een straat …’ Hoe zegt men in 95 ’s hemelsnaam schuin in ’t Engels? Want die laatste straat, die het doen moet, loopt zo min rechts als links. En het is bovendien een geniepige straat met bochten in. ‘En dan niet rechts, niet links,’ hervat ik, ‘maar een straat …’ En ik begin zo geweldig te 100 betogen, dat voorbijgangers de regen trotseren en weldra een kring vormen die ons met belangstelling gadeslaat. Kort maken, want ik sta hier als een impreo sario, met mijn krantenvrouw in de rug. ‘Look here.’ En vooroverbuigend maak ik met mijn voorarm een 105 golvende beweging, waarop de toeschouwers naar de grond kijken alsof ik daar iets te grabbel had gegooid. ‘Do you understand?’ Want, als zij het niet vero staan, kan ik het niet helpen. ‘Yes, Sir, thank you’, verzekert mijn prachtig zwarto 110 je met een sierlijke buiging, terwijl zijn twee makkers mijn gezicht ontcijferen, speurend naar de oprechto heid van mijn bedoelingen. Een zegt iets in een zeer vreemde taal, de aanvoerder zegt iets terug en ik zie dat de indruk gunstig is. Zó gunstig, dat de man met 115 de muts even in zijn jasje scharrelt en mij een doos sigaretten aanreikt, een van ’t zelfde model als het visitekaartje met de Mariaboodschap. Waarlijk, een fooi ontbrak er nog aan. ‘For you, Sir’, zegt hij. 120 Ik weiger zijn gift hartstochtelijk, maar voel mij ten zeerste gevleid omdat zij mij onder zoveel medeo burgers hebben uitgekozen om bij te dragen tot de vleeswording van hun droom. ‘’t Is zonde,’ meent een slagersjongen, ‘geef het mij 125 dan.’ Waar hij vandaan komt, weet ik niet, maar ploto seling duikt een ruige kerel op, met een ingedeukte neus en een schunnige pet, die zonder plichtplegino gen mijn donkere vriend bij de arm beetpakt en een 130 paar stappen meesleurt in een richting waarin de Kloosterstraat van zijn verlangen zeker niet ligt. Het is iemand van de havenkant waar zelfs die brutale slagersjongen instinctief ruimbaan voor maakt. Een waardig exemplaar van het herenvolk dat wij blano 135 ken immers zijn.

Ali Khan, want zo heb ik mijn uitheemse makker innerlijk gedoopt, maakt zich vriendelijk los uit de oneerbiedige greep en kijkt mij ondervragend aan, terwijl zijn twee vrienden hun flikkerende zoeklicho 140 ten op Ali richten. Er is geen ontkomen meer aan. Ik moet die bosduio vel te lijf of mijn zwartjes zijn verloren. ‘U schijnt de stad niet goed te kennen? De Klooso terstraat ligt immers die kant niet uit, kameraad?’ 145 waag ik zo behoedzaam mogelijk om die sinjeur vooro al niet te bruuskeren. ‘Kameraad van wie?’ bromt hij. ‘Kloosterstraat, Kloosterstraat. En dat stuk karton dat zij iedereen voorschotelen maar dat niemand lezen kan. Alleo 150 maal larie. Is dat nu weer om in rond te lopen, zoals zij gekleed zijn? Ik neem ze mee naar de Jolly Joker in de Zakstraat, waar goedkope meisjes zitten met zulke tieten.’ Hij brengt zijn harige poten voor zijn borst, opent 155 de vingers tot klauwen en geeft het volume aan. ‘Come on’, klinkt zijn striemende stem. ‘It is time to go.’ En vooroverbuigend voegt hij mij toe dat hij, en geen ander, deze drie klanten heeft opgepikt. Wat moet ik doen? Mijn jongens uitleveren of vero 160 der medewerken opdat hun collectieve hoop in vero vulling zou gaan. En zij snakken niet naar de Zako straat maar wel naar Maria Van Dam, dat lijdt geen twijfel. Als ik het echter durf bestaan zijn Zakstraat op eigen gezag als onwaardig te verschoppen, dan 165 raak ik misschien aan de slag met dat ondier. Het beste zal dus zijn hen zelf te laten kiezen. ‘Luister. Daar’, en ik wijs naar het noorden, ‘zijn de meisjes van lieveling en centen. En daar’, ik wijs in de richting van het beloofde land, ‘is het meisje van 170 de sigarettendoos.’ ‘Neen, niet de meisjes van lieveling en centen, zoals u ze noemt, maar deze’, zegt Ali gedecideerd en in keurig Engels, zijn kartonnen talisman zwaaiend als een standaard. 175 ‘Dan moet u die richting uit. Derde rechts, tweede links, eerste rechts en dan … zigzag. U moet het zelf weten.’ ‘Thank you, Sir.’ Hij nijgt als een adellijke dame en achter elkaar lopend, gaan de drie op stap door de 180 motregen in de richting van de derde rechts, gewelo dig nagevloekt door de man met de ingedeukte neus, terwijl ik de tram ga nemen die mij naar vrouw en kinderen voeren zal. Het hele verloop is mij meegeo vallen, vooral het bondige slot, want het is meestal 185 een lastige karwei om zich zwierig uit zulke kleverigo heid los te werken. En nog eens, ik wil naar huis met mijn krant om aldus een aanvang te maken met het bewandelen van het pad der deugd.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

141

Louis paul boon auTEur

Louis Paul Boon

kaLEnDEr

1912-1979

gEnrE

experimentele roman, geëngageerde literatuur, satire

siTuEring

De Kapellekensbaan (1953) en Menuet (1955) zijn Boons internationaal meest succesvolle romans. De eerstgenoemde verscheen onder andere in het Duits, Engels, Noors, Zweeds, Pools, Frans en het Spaans. Wapenbroeders (1955) bestond oorspronkelijk uit losse stukjes, gepubliceerd in het tijdschrift Front, waarvan Boon tot 1950 redactiesecretaris was. Pieter Daens (1971), een documentaire roman over de sociale strijd van de Aalsterse priester Adolf Daens, werd in 1992 door Stijn Coninx verfilmd onder de titel Daens. Louis Paul Boon.

De Kapellekensbaan Terwijl johan janssens de dichter en dagbladschrijver op zijn blotevoetenoinosloefen naar u toekomt, al zego gend pff in plaats van goeiendag … en terwijl de kano tieke schoolmeester hem antwoordt dat het onweren 5 zal, meer nog kijkend naar de onbewogen ogen van zijn schone vrouw lucette dan naar de lucht die 1 lucht is ginder ver in de verte … terwijl vraagt ge hen wat hun mag believen: ge hebt al iets over de wereldliteratuur gehad, zal het nu weer hetzelfde zijn? Als ik resumeer wat er besproken werd, zegt johan 10 janssens in zijn schoonste dagbladstijl, dan moet ik de kantieke schoolmeester gelijk geven als hij zegt dat er niets meer te zeggen valt, maar dan kan ik u toch geen ongelijk geven als ge zegt dat al het gezegde ieder 10 15 jaar zou moeten herhaald worden maar met andere woorden. Ha en als ik het goed voorheb dan komt het hier op neer dat het de vorm is die moet veranderen, want het evoluerend verstand en de blijvende domo heid van de mens, alsook het schone geloof in de toeo 20 komst en de ketterse twijfel eraan, waren in de antieke beschaving juist dezelfde als de dag van vandaag in onze hedendaagse beschaving, maar iemand moet de oude wijn in nieuwe vaten gieten – als ik mij in mijn hoedanigheid van Dichter zo mag uitdrukken – opdat 25 iedereen die er zich aan bedrinkt zou begrijpen dat niet alleen de tovenaarswereldovanoeenoatlantic naar de dieperik ging, maar dat de werklozenwereldovano eenoatomic haar op de hielen volgt … hè ik verschiet en ik krijg schrik en ik moet lachen met mijn eigen spio 30 ritualiteit … en ik begin rap over iets anders, de vorm dus: als gij het door de kantieke schoolmeester opgeo somde wilt opnieuw zeggen, dan zult ge een andere vorm moeten zoeken, maar dewelke? bv. een roman waarin ge alles holderdebolder uitkeert, kwak, gelijk 35 een kuip mortel die van een stelling valt, + ernaast en erbij uw aarzelingen en twijfels omtrent het doel en nut van de roman, + daarbij en daarenboven iets dat 1

142

ge zoudt kunnen noemen de reis van nihilisme naar realisme – weg en weer, 3de klas – want vandaag is er 40 nog hoop dat de wereld iets wordt maar morgen wordt die hoop terug de bodem ingeslagen … en daarnaast zoudt ge nog kunnen randbemerkingen geven, plotse invallen, nutteloze omschrijvingen, gekapseerde eroo tische dromen en zelfs dagbladknipsels … Het is te zeggen iets gelijk wij nu doen, zegt ge … en 45 johan janssens, de kantieke schoolmeester en mossieu colson van tminnesterie kijken u met open mond aan. In zijn hoedanigheid van Dichter heeft johan janso sens het deze zoele avondometowatoregen over zijn twijo 50 fel omtrent de roman. Maar gelijk hij doodernstig wil beginnen zeggen dat de roman hem de keel uithangt, ontdekt hij dat die uitdrukking zelf – de keel uithano gen – hem al de keel uithangt, en hij eist een zitting met gesloten deuren om die uitdrukking te vervangen door 55 een andere … en zoals nadien de schone vrouw lucette van haar kantieke schoolmeester vernam, heeft johan janssens zich op die zitting laten ontvallen dat hij een lijst aanlegt van uitdrukkingen die in geen enkel idioo ticon vermeld staan, en dat hij deze lijst zal openbaar 60 maken in boontjes 1ste illegale roman, het ogenblik dat de laatste lezer zal zijn doodgevallen, waarvan akte … En nadat uw eigen vrouw en de schone vrouw lucette terug zijn binnengekomen, vervolgt hij zijn uiteenzeto ting dat het hem de keel uithangt – algemeen gepinko 65 oog – om de ene fatsoenlijke roman na de andere te doorworstelen, want als ge de roman vergelijkt met het Leven ziet ge dat het niet veel meer is dan lapo en vliegwerk, en heeft het de meer dan frappante gelijkeo nis met de acrobatie van de clown die de koorddanser 70 achternakomt, maar ginds in de hoge nok van het ciro cus, al wankelend en al bewust gekke gebaren makend, eveneens plots kan uitglijden … En terwijl johan janssens in zijn hoedanigheid van Dichter even adem schept, steekt de kantieke schoolo

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

meester de vinger op en zegt hij dat zo een betoog nu waarlijk een betoog van de hak op de tak is. Doch johan janssens heeft verse adem opgedaan en vervolgt zijn betoog contra de roman: maar ondertussen beweegt de clown ginder nog altijd over de gespannen koord, 80 komisch wenend maar plots uitglijdend en zijn leven riskerend … want ondanks zijn taak om een paroo die van de acrobaat te geven, riskeert hij zijn leven zo goed als de acrobaat zelf die hem is voorgegaan … en sukkelend met zijn broek die afvalt, vraagt hij het 85 omhoogkijkende publiek of niemand hem een veio ligheidsspeld kan lenen, maar als hij zich naar alle zijden van het ronde circus wendt, bemerkt het hogero genoemde publiek op des clowns rug een reuzenveio ligheidsspeld. Daarop zet johan janssens zich neer en 90 de kantieke schoolmeester voegt er aan toe dat men 1000 bladzijden schrijvend 1000 kleine waarheden heeft verwrongen en verdraaid, in een zak gestopt en door elkaar geschud en kopooverokont weer bovengeo haald. De 1000 kleine waarheden vormen samen de 95 1000ovoudige grote Leugen, de parodie op het leven, de clown uit het circus, de vis op het droge, roept johan janssens in zijn hoedanigheid van Dichter en hij smijt zijn glas omver. Ge hebt een glas omvergesmeten en gebroken, zegt 100 uw vrouw tot johan janssens, dichter en dagbladschrijo ver … maar hij zit er in zijn hoedanigheid van dagblado schrijver en langs die kant hoort hij niet goed: en rofo felend met zijn voeten op uw vloer en trommelend met zijn handen op het blad van uw tafel, troffelt … neen, 105 trommelt … hij het lied van de romantaplanotaplano romantaplan, zodat de schone vrouw lucette de hano den aan de kleine oorschelpen houdt. En al het hoofd schuddend vertelt hij haar dat ze gerust die schone roze schelpen mag ontbloten want dat hij iets interessants 110 heeft te vertellen: in mijn hoedanigheid van Dichter ontdek ik pas dat ieder voor zichzelf leeft en in niets meer gelooft, of mijn confrater de dichter johan brams zegt mij dat hij slechts voor zichzelf leeft en cynisch wordt en in niets meer gelooft. En hij vertelt mij over 115 de kleine man die aangehouden en veroordeeld wordt, omdat hij binst de oorlog uit honger naar de verkeerde kant liep, maar dat de grote nazigeneralen doorheen de radio zeggen dat ze im grunde nooit iets met hitler gemeen hadden. En tevens denkt hij, mijn confrater 120 johan brams, dat wij terug in 36 zijn en dat de wereld naar een tijdperk van algehele vernietiging gaat … en nog iets interessants, maar dat ben ik vergeten. En in mijn hoedanigheid van dagbladschrijver kom ik in dezelfde straat bij professor spothuijzen binnen die 125 aan de universiteit les geeft en een der 7 intelligente mensen van belgië is, en waar ik mij telkens zo klein en dom naast voel, want hij zit met heine en goethe en dostojewski in zijn kop en omvat de wereld en speelt toch doodgewoon mee in een dorpsfanfare … en hij 75

zegt mij: godverdomme ik begin met in niets meer te geloven, ik word zo cynisch dat ik over mezelf verbaasd sta. En ik vraag hem wat daarover naar zijn gedacht zijn mening is, heel de wereld wordt cynisch en gelooft noch in god noch in de democratie noch in de hond 135 zijn kloten – pardon – en hij denkt diep na en zegt zijn gedacht en ik sta er verbaasd over: het is zo een klein gedachte dat ik er op mijn gat wou van vallen. En in de avond ondervraag ik, nogmaals in mijn hoedanigheid van dagbladschrijver, over die kwestie iemand die van 140 alle markten thuis is en precies met voelhorentjes op de kop loopt en altijd op zijn poten terechtkomt waar het toeval hem ook heenzwiert – en die zo hovaardig was als een zot omdat hij met mij, j.j. dichter en dagblado schrijver, mocht meelopen – en hij antwoordt mij over 145 die kwestie en het is eveneens zo een kleine gedachte dat ik er nogmaals wou op mijn gat van vallen: dat was dus 2 keer dat ik op mijn gat wou vallen, maar dat deed ik vaneigens niet, ik ging liever naar huis en heb mijn vrouw … Maar de schone vrouw lucette zit weeral 150 met de handen over haar blote roze oorschelpen, en uw vrouw zegt: van vallen gesproken, gaat ge het glas betalen dat ge hebt laten vallen? Het is zaterdagavond en schoon weer, als de dichter en dagbladschrijver johan janssens achter de kantieke 155 schoolmeester en zijn schone vrouw lucette loopt, en hen tevens inhaalt, terwijl ze op weg zijn naar uw huis. En met een schuine blik naar de ontblote roze oorschelo pen van de schone vrouw lucette, zegt johan janssens: ik sprak gisteren over het ongeloof en het cynisme en 160 over iets dat ik vergeten was … want zo gaat het, de dingen die het noodzakelijkst dienen gezegd te woro den is men het eerst vergeten – en ik peins met onto steltenis aan wat voor grote dingen men in de loop der tijden allemaal zou kunnen gezegd hebben, was 165 men het niet ongelukkiglijk vergeten – ha maar pas waart ge weg of ik herinnerde het mij … mijn confrao ter johan brams zei me dat er een algemene malaise is, niemand gelooft nog in iets of begeeft zich aan een groot werk, de rijkemensen bouwen geen roten werko 170 manshuizen meer maar kopen zich auto’s in serie, en de armemensen die zelf geen geld hebben om zich een kotjeohuizeke te bouwen, kruipen bij elkander op kamers of in noodwoningen van de Staat – voorlopig voorlopig, gelijk alles voorlopig is, god en de mensen en 175 de wereld en het atoomtijdperk en de romankunst – en de bouwnijverheid ligt stil. Niemand getroost zich nog de moeite om een boek te lezen en de uitgevers weigeo ren de manuscripten van de auteurs, goede of slechte, diepdoordachte of haastig geschrevene … en als een 180 diepdoordacht boek een goed boek is in mijn ogen, dan kan het omgekeerde bijna waar zijn in de wanhopige ogen van de uitgever … en geen enkele grote schrijver heeft nog de moed om deze tijd in een ongeëvenaard werk uit te beelden. Ha en dat komt omdat hij zich … 130

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

143

moet het ook de roman worden van haar liefoenoman, oscarke – ondine en oscarke, twee o’s die door het toeo val bij elkaar moeten gebracht worden, om zijde aan zijde hun levensbobijntje te laten afrollen, terwijl de een van de ander nooit wat zal begrijpen, en terwijl zij over alles toch dezelfde waanideeën zullen koesteren 230 – maar god sta me bij als het niet méér wordt dan dat: het moet ook de roman worden van het socialisme, vanaf het ontstaan tot op de huidige dag, en plus daaro bij de roman van de kleinburgerij die 2 oorlogen op haar kop kreeg en ineenstuikte, al sparend en al hono 235 gerlijdend, maar toch de schijn reddend. O hij zou in deze roman spreken over vapeur met zijn goddeloze machine, en over valeerotraleer met zijn afgesneden vinger en zijn monsterhoofd dat waggelend van hier naar ginder door het leven bolt … 240 Elaas, ge zijt nog maar aan de helft van uw plan, als uw vrouw zich hoofdschuddend laat ontvallen dat het veel te veel is. Van het goede kan er nooit te veel zijn, zegt johan janssens dichterlijk, maar dagbladschrijvero lijk voegt hij eraan toe: plaatsgebrek belet ons echter 245 … En de kantieke schoolmeester steekt zijn vinger op en zegt: overdaad schaadt. En mossieu colson van tminnesterie die niet veel zegt, zegt nu: gij meneer de kantieke schoolmeester, gij peinst dat, maar dat komt omdat ge een mens zijt die niet veel zegt. 225

Cover van een heruitgave van De Kapellekensbaan.

samen met de hogergenoemde rijkemens die geen huio zen meer bouwt, en met de armemens die voorlopig op kamers woekert of nog voorlopiger in krotwonino gen hoekert, en met de bouwnijverheid die stil ligt, en met de uitgever die manuscripten weigert … zich de 190 moeite niet meer moet getroosten om aan een groot werk te beginnen: de wereld is toch naar de knoppen. Ha … wil de kantieke schoolmeester zeggen … maar johan janssens onderbreekt hem in zijn hoedanigheid van dagbladschrijver, en vertelt dat hij ook andré heeft 195 ontmoet, de theosoof en student in de medicasijnen, en dat hij hem gevraagd heeft of hij iets in de zin van een algemene malaise heeft ontdekt, maar dat andré met een argeloos gezicht geantwoord heeft: neen want aan de universiteit worden nog voordrachten gehouden. 200 Ha … wil de kantieke schoolmeester nogmaals zego gen … maar zijn schone vrouw lucette moet lachen met de woorden van johan janssens, en ondertussen zijn ze aan de deur van uw huis en als ze binnentreden zien ze u daar staan met een papier in de hand: het 205 VOORBERICHT VAN UW NIEUWE ROMAN. Hou u ernstig nu, want alhoewel er geen romans meer worden geschreven wou de opsteller van dit romanoplan iets geven dat het Ganse Leven zou omvato ten … maar ge ziet dat hij van in den beginne al te 210 hoge woorden met hoofdletters moet gebruiken … en dus is het menselijk gesproken te verwachten dat hij in de roman zelf zal tekortschieten. Hij zal hier te vlug overheen stappen en daar te veel uitbreiden, en op die manier gaat het een zee worden, een plas, iets 215 dat op niets trekt: maar er blijft de smalle troost dat hij geniaal zal zijn in bijkomstigheden. Hij zou een roman schrijven met als zogezegde heldin de kleine ondine – want te midden de angst en de vertwijfeling en de laatste hoop van de laatste der mohicanen, te 220 midden ijzer en glas en beton, te midden burocratie en atoomsplitsing en de stilgelegde bouwnijverheid, zal de figuur van dat meisje weldadig en verfrissend aandoen … maar naast de roman van de kleine ondine 185

144

DE HELDIN TUSSEN 2 FABRIEKEN En iedereen lacht omdat mossieu colson van tmino nesterie dat zo overtuigend zegt, en gij ook, en na de beschrijving van de omgeving tracht ge uw heldin voor te stellen: midden het volk van teromuren, daar langs 255 de kapellekensbaan, leefde de kleine ondine die best mogelijk tot een schone vrouw kon rijpen, maar onbeo wust daarvan op haar klompjes liep en het bruine haar in 2 stijve vlechtjes op de rug droeg, en zeer zelfzucho tig de wereld van teromuren als een wereld voor haar 260 alleen beschouwde. Het begin van de lange muur van de dekenfabriek de labor beschouwde zij echter als het begin van een andere wereld … en de grauwe regeno hemel, waar de rokende schouwen van de garenfao briek de filature tegen afstaken, beschouwde zij als de 265 hemel van de filature. Zij had het gevoel of haar wereld geprangd zat, aan de ene kant tussen de eindeloze velo den waar een laatste boer over zijn braak gebogen hing, en aan de andere kant tussen de rokende en stinkende stad waar het volk van teromuren in de fabriek van 270 meneer derenancourt ging werken. Toen zij de eero ste keer over god hoorde spreken, die almachtig was, dacht zij dat men meneer derenancourt van tkasteel bedoelde, die in de zomer op de konijnenberg woonde en in de winter in de stad van de rokende schouwen van 275 de filature. Als het volk van de garenfabriek de filature langs de kapellekensbaan naar huis kwam, zag de kleio ne ondine hen vechten tegen het volk van de dekenfao 250

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

briek de labor, dat ginder in de eerste vuile huizen acho ter het niemandsbos woonde: teromuren was encycliek 280 omdat meneer derenancourt dat was, en de eerste vuile huizen waren libertijn omdat meneer van de labor dat was: overigens hadden zij geen van allen kiesrecht … iets dat de kleine ondine toen nog niet wist. En mossieu colson van tminnesterie schiet wakker 285 als hij die laatste woorden over het kiesrecht hoort. Miso schien, zegt hij, zal de kantieke schoolmeester weero al zeggen wat hij zal zeggen, maar aan het feit dat de mensen van teromuren tegen elkander vochten en toch nog geen kiesrecht hadden, wil ik toevoegen dat de dag 290 van vandaag in tminnesterie … En mossieu colson van tminnesterie doet juist het tegenovergestelde van wat gij hebt willen doen: hij trekt de dingen uit de verleden

tijd op de vandaagse tijd terug. Ha ziet ge, juist wat ik wou zeggen, juicht johan janssens, dichter en dagblado 295 schrijver: in mijn hoedanigheid van dagbladschrijver zou ik al die poëtische dingen vermijden, ‘zij dacht, zij had het gevoel, zij beschouwde …’, en zou ik veel lieo ver een directe roman van dagbladknipsels fabriceren, vanaf 1800oenozoveel tot op de dag van vandaag. Ik zou 300 berichten geven over het cijnskiesstelsel, over ongeluko ken in de garenfabriek de filature, over meneer derenano court op zijn kasteel van de konijnenberg, en een kind verbrand of een boom omvergewaaid aan de eerste vuile huizen achter het niemandsbos: zou me dat een roman 305 worden waarin mijn dagbladschrijverlijk hart kloppen kan … ik moet me inhouden of ik begin te spreken in mijn hoedanigheid van dichter.

Wapenbroeders Zo liet de levensbeue nobel toe, dat nobeline bruun de beer beveelde achter reinaert op zoek te gaan: bruun liet de spieren zijner armen ballen, toonde de kolenschoppen zijner handen en zei, zeer tot vermaak 5 van nobeline: wie niet slim is moet maar sterk zijn. Hij toog naar malpertuus, zette er zich neder op zijn staart en riep naar binnen: hela, zijt ge daar? … ik ben bruun, de bode van ons aller heer en meester in het nemen van wat recht en het geven van wat scheef 10 is … neen, ik wil zeggen, doch enfin, ter zake, die doen zweren heeft dat men u het leven zal benemen, u zal kraken, u zal breken op een rad, als ge niet komt te voorschijn op ’t proces. Reinaert hoorde wel wat bruun daar riep. Hij vroeg zich af hoe het toch mocht 15 komen, dat éne steeds het recht bleef hebben al de anderen te breken op het rad, te knopen aan de galg – maar hij verzweeg dat alles, hij wou er zelfs niet meer aan denken, en zocht een middel om aan bruuns omhelzing te ontsnappen, die hoogstwaarschijnlijk 20 ietwat te onstuimig worden ging. En zo riep hij inteo gendeel terug: ik dank u om dat zeer verheugend nieuws, mijn vriend, en ik zou sinds gisteren al uit mezelf zijn opgestapt, doch het is jammer dat ik zo lastig weg kan … ik heb al enkele dagen zoveel moeo 25 ten eten van een vreemde en nieuwe spijs dat ik er zat van ben, en als ik het in het vlaams had mogen zeggen, dat ik er zelfs het schijt van heb. Hoezo, het schijt, wat is dat voor een vreemde spijze? vroeg bruun de beer. Och, het is vernederend voor mij u dit 30 te moeten zeggen, en vertel het toch niet voort mijn goede vriend, ik bid u, maar wij moeten ons reeds dagen voeden met iets dat in het geheel geen vlees is, en dat men geloof ik honing noemt. Verontwaardigd ging de staart van bruun rechtop staan, en hij sprak 35 (niet de staart, maar bruun) dat honing een spijze 1

was die de engelkens in de hemel eten. En als het geertig water hem in de machtige maar domme muil begon te lopen, kwam reinaert uit zijn hol: het is bij lamfreit, die temmerman van groten love, die binnen 40 zijnen hove al uit het woud een eik gebracht heeft, en gelijk temmermans dat plegen te doen er twee wigo gen heeft in gedreven om hem middendoor te klieo ven. En is het daarin? … vroeg bruun de beer. Reio naert toonde hem de eik, en zei: ziet hier uw groot 45 gevoeg … proef de honing maar wees matig, want als ge het ál naar binnen speelt komt ge aan het hof zeven jaar te laat toe. Wees niet bezorgd om mij, anto woordde bruun, of denkt ge dat ik een dwaas ben, die niet weet dat mate ten allen spele goed is? En ondero 50 tussen stak hij niet alleen de beide graaiende handen, maar ook het hoofd tot over de oren in de spleet. Reinaert ondertussen slingerde aan de wiggen, de spleet sloeg toe, en bruun ontdekte datzelfde ogeno blik dat hij gevangen zat: hij begon te briesen en te

Cover van een heruitgave van Wapenbroeders.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

145

vloeken om deze domme grap, en wou beginnen vechten. Elaas, hij was gegrepen bij zijn muil, en al wat hij pijnde om los te komen was vergeefs: hij wist dat hij nemmermeer kon losgeraken. Reinaert ooro deelde dat hij naar zijn bescheiden mening hier niet 60 meer van node was, vooral daar hij ginder lamfreit zag opdagen, die temmerman van groten love, die een zware bijl over de schouders droeg. Hij zei alleen nog: beste oom, ik heb u het eten aangeboden, daar komt nu lamfreit die u de passende drank gaat scheno 65 ken. Toch als lamfreit die beer ontdekte, met de kont omhoog gereed om zich erin te laten schoppen, liep hij met grote haast naar het dorp om allen kond te doen van het gebeurde. Er volgde hem een grote schao re – daar de scharen er nu eenmaal zijn om de een of 70 andere te volgen – en in het dorp bleef er geen een, noch man noch wijf, om de beer te nemen ’t lijf: het liep er al wat lopen kon, zelfs wat scheel was, scheef of krom. Zulke was er die een bezem bracht, zulk een vlegel, zulk een haak, een andere kwam gelopen met 75 een staak … zelfs de pape uit de kerke droeg een kruisstaf die hem de koster node gaf – en zo droeg de koster dan maar een vaan, om er mee te steken en te slaan – des papen wijf, vrouw julocke, kwam geloo pen met spinrokken, en vóór allen uit liep lamfreit 80 met zijn scherpe bijl. En al had bruun luttel gemak, hij zag toch dat er nog meer ongeval in het verschiet was … hij zette zich schrap en begon te rukken en te trekken, zodat hem scheurde van zijn aangezicht de huid: hij liet daar van hetzijne, een oor en ook een 85 deel der beide wangen: neen, nooit maakte god zo een lelijk dier. Maar al had hij het hoofd eruit gekreo gen, zijn klauwen bleven steken, en om die los te krijo gen was hij verplicht zich op bloedige wijze van zijn handschoen te ontdoen. Het deed hem zo een pijn, 90 dat hij het lopen niet kon gedogen: hij dierf niet blijo ven en hij dierf niet gaan. En hier ging bewaarheid worden dat oude spreekwoord: een ongeluk komt nooit alleen: die schade heeft of verlies, en kwelling en groot ongeval, over hem zo wil het ál. Bruun zag 95 dat wel: zulke dreigden hem nu te nemen ’t vel, die in andere omstandigheden zeer stil gezwegen hado den. En om het kort te trekken: het was naast een rivier dat hij, onzaligst onder elk dier, door zovele zorgen was omringd … de ene sloeg, de andere wierp, 100 otram lancvoet sloeg hem met een verhoornden cloet, abelquaq en zijn vrouwe bave lagen onder zijn voet hem te bevechten met een lange loet, terwijl ludolf met de lange nese een lootwapper droeg aan ene pese … here berthout met de lange vingeren en 105 ook hughelijn met de kromme benen, en zelfs zijn vrouw ogeernen, die een verzorgster was van lanteero nen – ander wijf en ander man, meer dan ik vernoeo men kan – deden bruun veel ongemak. Hij stond daar 55

146

en nam wat men hem gaf … maar springend van het ene pijnlijk been al op het ander, kwam hij terecht in een groep van oude wijven, en hij wierp er een getal van vijven in de rivier die daar liep en die wijd was en ook diep … ook het wijf van de pape was er bij, en toen de pape dit bemerkte, minderde zijn blijdschap 115 fel, het lustte hem niet langer meer de beer het kruis te laten kussen, of hem tot het christendom te bekeo ren. Hij riep: ziet edele parochianen, ginder drijft vrouw locke met haar rokken … hij die haar te helpen mag, geef ik, jaar en dag, volle vergiffenis en pardoen 120 voor al wat hij mocht misdoen. Men liet de beer ligo gen voor wat hij nog goed was, en haastte zich naar dit buitenkansje toe … bruun integendeel liet zich met de stille trom in ’t water glijden, en al drijvende bad hij dat god de boom verdommen mocht, waar hij 125 de oren had gelaten en beide zijne wangen, en verder vervloekte hij ook deze met den roden baarde, die hem zo diep in de eik doen kruipen had. Reinaert echter had van de gelegenheid gebruikgemaakt, het hoenderhok van lamfreit te inspecteren – want het 130 is beter tien vogels in de schapraai, dan maar ene – en daarna zocht hij het koele water van de rivier. Hoe verbaasd was hij echter daar een vermeende dode te zien drijven … en rouw en toorn grepen hem aan om die domme lamfreit, die zich nog een beer liet onto 135 gaan welke al van te voren voor hem gevangen was. Doch wat bracht dit schelden hem nog baat? Hij naderde de beer en vroeg: heer bisschop, rode kameo raad, in welke orde wilt ge u begeven dat ge de scharo laken muts op ’t hoofd draagt? En zijt ge daar abt 140 misschien of prior, dat men u de kruin heeft geschoo ren veel te dicht tegen uwe oren? Dat hoorde bruun, maar wat kon hij doen? Hij liet zich drijven met de stroom tot hij kwam aan ander land, en zich afvroeg hoe hij nog ooit ten hove ging geraken … want al 145 mochten de schatten van de wereld hem daar wacho ten, hij kon er niet heen op voeten waar vel en klauo wen aan ontbrak. Toen zette hij zich maar op zijn achterwerk en begon in grote schaamte voort te rito sen over zijnen staart, en als hij moe werd, wentelde 150 hij zich wat rond. Zo kwam hij ten slotte aan nobels hof waar men zich afvroeg wat daar kwam aangeweno teld … tot de zieke koning hem meende te herkeno nen, en nobeline in zijn plaats begon uit te roepen: van wat ziet zijn hoofd zo rood … mijn god, wie heeft 155 hem zo mismaakt? En vooraleer te bezwijken stao melde bruun nog: het was reinaert, de goddeloze, die mij heeft gemaakt gelijk ge mij nu ziet. Nobel wou nog zeggen ‘als ge mij dit niet wreken doet, mag ik verdoemd zijn tot in mijn verste nageslacht’ … maar 160 nog vóór bruun de beer was hij reeds flauwgevallen. 110

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Harry Mulisch auTEur

Harry Mulisch

kaLEnDEr

1927-2010

kErnbEgrip

experimentele roman, mythe

siTuEring

Mulisch was de zoon van een Oostenrijks-Hongaarse vader en een Duits-Joodse moeder. Hij groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog, wat hem als schrijver zeer sterk beïnvloedde. Een van zijn uitspraken is: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Hij behoorde met Hermans en Reve tot de zogenaamde Grote Drie van de naoorlogse Nederlandse literatuur. Het stenen bruidsbed (1959) is een experimentele roman, opgebouwd als een Griekse tragedie met vijf bedrijven van elkaar gescheiden door drie in homerische stijl geschreven zangen. Mulisch’ meest succesvolle boek is het in 1986 verfilmde De aanslag (1982), de eerste Nederlandse bestseller waarvan wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht. Harry Mulisch.

Het stenen bruidsbed Ambrozijn de nacht. Zoals in het brekende oog van de held plotseling nog strijdlust schittert, zo zendt een zwarte plek op de heuvels door de ademloze lucht een guirlande omhoog, een machteloze groet – feest, en 5 welkom in het bebloede huis de verre gasten: vuuro werk! de rijke ooms van overzee, steunend onder de geschenken; – zo zit in de struiken een eenzame ziel achter zijn machinegeweer. Drie seconden braakt vero schrikkelijk gebulder en vuur uit de ether (vier, vijf 10 schimmen glanzen als de onverhoeds oplichtende doodsangst, de gezellin van de liefde) en breken doet de ketting – stil trekken de laatste lampjes de geurende duisternis in en doven. De fiere Frank lacht, de meco cano achter zijn kanon op de trotse rug van het luchto 15 doorklievende schip; een nylon dameskous siert en hangt af van het lachend hoofd. Van de trekker haalt zijn vinger de blauwogige Corinth en vouwt over het staal zijn handen. Liggend op zijn buik in de bruiseno de glasneus spiedt hij zachtjes fluitend over de aarde, 20 die veertig meter lager onder hem doorschiet. Knus staan kleine branden op de hellingen en in de dalen: schuren en boerderijen in vlammen veranderd bij het uitschakelen van de flak. Geen Messerschmitt in het uitgestrekte luchtveld. Maar zoals in de fabriekshallen 25 het staal, opgegraven het erts uit de gescheurde aarde en aangevoerd met treinen en in ovens daaruit gewono nen het rokend vloeiende metaal, wordt geslagen met hamers ontelbare – en ver weg hoort in de kantoren het dofdonderend gerucht de typiste en wordt bang: zo 30 brullen in de nacht de motoren der Liberators, zwarte vissen tegen de sterren, een zwerm die uit zee over half Europa ligt, laag over de schuddende grond op weg naar een oude stad, waarboven de lichten al zijn aangestoken. En uit de cockpit roept de edele Archie 35 de uitroep: ‘Ik geloof dat jij hem had, die Hun.’ Aldus spreekt hij; en zwetend daarop de blauwogige vraagt: ‘Kan er niet een raam open?’ Vraagt het; en zit op zijn 1

hurken en trekt uit het versleten, gewatteerde vest. Het kanon glijdt zachtjes heen en weer in de wind. 40 En in het avondlijk woud van schaduwen achter hem bederft de onberispelijke Patrick zijn reeënogen met een moppenblaadje. Zoals de welp, uitgelaten van de koesterende voorjaarszon (een jaar van oogst, een jaar van strijd) in de klaver zijn achterpoten door de lucht 45 slaat, mekkert – en de melkjongen glimlacht: zo meko kert de stedenverdelger in de sidderende schaduwen. Dan weerklinkt de krachtige stem van de kaartenliso tige Harry en spreekt: ‘Nog zeven minuten.’ Zo zijn woorden; maar scheef grijnst de seinensteile Jimmy, de 50 dapperste der New Yorkers, en geeft hem een papiero tje. Op daarop springt de kaartenlistige in zijn zetel en begint tot gene, en spreekt de gevleugelde wooro den: ‘Godverdomme, de hele rotzooi natuurlijk weer in de stront. Uitwijken naar Rabenau en een half uur 55 wachten.’ Zo spreekt hij; en de onverschrokken lando overstormer Archie vraagt hem de vraag: ‘Waar is dat in hemelsnaam?’ Dit zijn vraag; en de kaartenlistige Harry roept de goden aan met de woorden: ‘God mag het weten. Het eerste het beste warenhuis wordt beter 60 geleid.’ Zo bidt hij; en de seinensteile spreekt: ‘Veco tor honderddertig.’ En de onvero schrokken Archie herhaalt zijn dappere woorden: ‘Vector hono derddertig.’ En zijwaarts wendt 65 het heerlijk luchtschip. Daarop spreekt de seinensteile de roemo rijke woorden: ‘Drieovieronul.’ En de trotse Archie zegt in wisselgeo sprek: ‘Drieovieronul.’ ‘Hoek twee.’ 70 ‘Hoek twee.’ ‘Daar heb je d’r!’ riep Corinth. Water liep in zijn keel. Een feest witter dan de zon verrees in de verte uit de nacht. Terwijl de Cover van Het stenen bruidsbed.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

147

Het stenen bruidsbed is ook uitgegeven als hoorspel.

Dit beeld in Leiden van Leo de Vries met de oorspronkelijke titel Twee liggende figuren werd kort na de onthulling ook Het stenen bruidsbed genoemd als een knipoog naar het beroemde boek van Harry Mulisch.

machine haar neus verlegde en geleidelijk begon te stijo gen (naar alle kanten viel de zwerm uit elkaar) keek hij naar de opengebarsten duisternis, een dal van zomero dag onder de sneeuw van lichtkogels, een stad van witte angst aan een rivier van magnesium, omringd 80 door schemerende heuvelruggen. De bombardemeno ten moesten al begonnen zijn, hoger keerden de eerste machines terug: Lancasters; dat waren de Engelsen. Hij kreeg een begin van een erectie en ging zwetend in positie liggen achter zijn kanon. Tot ver in de omtrek 85 kwam de lucht nu vol te zitten met machines, uitwijo kend, wachtend, soms in verdiepingen boven elkaar, boven dorpen en bossen, een organisatie van duizend vliegtuigen, – en dan in golven aanstormend over de stad, een stad boven de stad, een stad van tienduizend 90 hardwerkende mannen … Het genot van de opwino ding sloeg door zijn lichaam. Het had iets met vroeger 75

te maken, hobby’s, clubs: een werk dat met z’n allen gedaan werd, opgenomen te zijn in een geheel, een doel – ‘De Zwarte Hand’, ‘De Koeriers Des Doods’: 95 achter een schuurtje met een stok figuren trekken in de aarde; een mistige novemberavond en een gevecht daarin op een veld vol kuilen tussen twee blinde muren en een vaart, dat soms in zijn herinnering verscheen, vol heimwee omdat het zo goed georganiseerd was 100 geweest zonder georganiseerd te zijn, zo in de modder en de avond ingegraven, en met zo velen; wel veertig jongens, de kuilen nat en donker en vol jongens, de lucht vol stenen, LEVENSGEVAARLIJK, en hijzelf in de aarde bijtend en denkend aan thuis – de kamers vol 105 licht, met zijn moeder erin – dat nu niet meer bestond, niet meer mócht bestaan, waardoor hij eenzaam en machtig werd met de jongens in de nacht.

Hugo Claus auTEur

Hugo Claus

kaLEnDEr

1929-2008

kErnbEgrip

naturalistische roman

siTuEring

Hugo Claus leverde op 21-jarige leeftijd met De Metsiers (1950) een romandebuut af dat door collega Simon Vestdijk subliem werd genoemd. Het boek is sterk geïnspireerd door As I Lay Dying van William Faulkner, in het bijzonder door het gebruik van meervoudig vertelperspectief. Hugo Claus.

De Metsiers Fragment 1

MON 1 Achter de haag loopt Jules, met de zeis op de schouder. Wat hij daarmee gaat verrichten, weet natuurlijk weer niemand. Het is niet te vroeg om met werken te begino nen, in ieder geval; sedert hij zich bekeerd heeft, is hij 5 aanmerkelijk luier geworden. Ik trek het venster open. ‘Hoe is het gisteren afgelopen bij Moermans?’ roep ik.

148

‘Het kalf is dood geboren.’ Hij legt de zeis tegen de haag aan, en komt wat dichter schreeuwen. ‘Wij hebben met zessen aan het touw getrokken. Tot de koe vaneen 10 reet. Zij gaat er ook aan. Haar halve buik is meegekoo men. De Moeder heeft het verleden week reeds gezegd, dat het slecht zou aflopen met hun koe.’ Ik keer naar de tafel terug. De warmte van de pas aangemaakte kachel hangt reeds in de keuken, boven

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

de melkkannen hangen de vliegen. ‘De koe van Moero mans gaat er ook aan’, zeg ik, terwijl de Moeder mij koffie inschenkt. Ik kijk even rond. De voutkamer is gesloten. Er is niemand te zien, de varkens lopen rond de pomp, de kippen rond de mestvaalt. 20 ‘Je wist het, dat de koe eraan zou gaan’, zeg ik, beter, vraag ik. ‘Natuurlijk’, zegt de Moeder. Haar gezicht blijft onbeweeglijk, een halve glimlach om haar mond en tussen de wenkbrauwen de loodrechte kerf, die ik er 25 altijd gekend heb van heel lang geleden reeds. Zij blijft zwijgen. Zij kent de macht over dood en leven, zij kent de gang van winter en zomer, van paren en sterven. Zo is zij altijd geweest. Ik heb de rimpels, het netwerk van 30 groeven over haar gezicht zien groeien, het vel van wano gen en voorhoofd zien tanen en gladder worden, van jaar tot jaar, maar toch is zij nooit een uur veranderd. Ik weet hoe haar lijf nu is, alhoewel ik het in lang niet meer heb gezien. 35 Zij moet evengoed aan vroeger denken als ik maar altijd doe. Ik zie haar hand, die nog de koffiekan vasto houdt, een gezwollen hand van kneukels, vingers en vingernagels, die hand heeft mij gestreeld daar en daar, soms nijpend en krabbelend tot bloedens toe. 40 ‘Waarom eet je niet verder? Ik wacht op je om de tafel af te ruimen en te gaan strijken.’ Zij had een gladde buik en borsten en brede dijen. Op een dag, het is eeuwen geleden, werkten wij samen in het hooi. Het was stikheet, de boeren lagen in de 45 grachten, in de schaduw der hagen en der bomen te slapen. Wij werkten, en toen Metsiers over het land in de verte Fredje zag aankomen, die hij om het bier en de genever had gestuurd, sprong hij als een gek van de hooitas, en rende over het stoppelveld naar het jongetje 50 toe. Dan, boven op de tas, waar zij stond, met de riek in haar hand, plooide zij haar schort open, en zij had niets dan een schort over haar blote lijf. Zij moest het geweo ten hebben, dat Metsiers bij Fredje zou blijven drinken. Zij wist wat ze deed, toen zij glimlachend haar schort 55 openschoof. Was Metsiers teruggekomen, dan had ik hem de riek door het lijf gestoken. Toen wij van de tas klommen en bij hem en Fredje aankwamen, lagen zij beiden liedjes te zingen in mekaars armen, er was niets meer over van het bier en de genever, en Metsiers lachte 60 zijn brokkeltanden bloot. ‘Ga maar naar de hoeve, als je wilt drinken’, lachte hij. 15

Fragment 2

JULES Aan de tafel, bij een fles genever, en met zijn voeten op een stoel zit de oude Smelders. Hij grijnst als hij me ziet. ‘Dag, Jules’, zegt hij. ‘Bennie’, zeg ik. Met één ruk heft Bennie zijn hoofd 5 omhoog. ‘Bennie’, zeg ik, en kom nader. Zijn gezicht is 1

bleek; als ik mij nog wat vooroverbuig, ruik ik de geneo vergeur van zijn open mond. Van zijn neus tot aan zijn bovenlip loopt een dikke streep, gestold, bruin bloed, er is ook bloed in zijn nek, onder zijn oorlel; met zijn 10 mouw heeft hij het bloed over zijn wangen weggeveegd. ‘Oo, Jules. Ooh ooh’, zegt Bennie. Dan: ‘Je komt me verdedigen, Jules, help mij. Ze hebben Ana vermoord in de stad die twee.’ Ik draai me om. Oude Smelders glimlacht en knipoogt, zegt met een dikke stem: ‘Je 15 hebt haar gezien, hè Jules, toen ze dood was?’ De Vette achter mij: ‘Zij wordt begraven in het dorp, om elf uur. Dinsdag, in een grote dienst.’ Hij brengt mij een half bierglas genever. Ik drink het uit in één keer, ik moet het, je moet het, als je zulke dingen voor ogen ziet, als 20 ik nu. Bennie is lamdronken. ‘Ga zitten, Jules.’ ‘Zij zeggen dat ze Ana vermoord hebben in de stad.’ ‘Je mag hem beginnen los te maken, Vette’, zeg ik. ‘Neen, neen’, roept de oude man vanuit zijn zetel. 25 ‘Hij is veel te gevaarlijk.’ ‘Ik zal je kot in brand steken, Smelders’, roept Bennie heftig, zijn hoofd houdt hij nu krampachtig achteruit, ik zie de dikke aders in zijn nek, hij rukt met zijn armen aan de riem, stampt met zijn voeten, naakte, bleke voeo 30 ten vooruit. ‘Zie je wel’, roept de oude. ‘Denk je dat ik als Vermaerke wil varen?’ Hij hijgt zwaar en knokt met de vuist op de tafel. ‘Hé, Jules, jij had ook gezegd dat Bennie het niet geweest was, en iedereen wist dat Bennie die schuren 35 in brand had gestoken! En de ezels hadden geen bewijo zen. Geen bewijzen! Niet dat ik er kwaad om ben dat Vermaerkes schuren branden. Maar ik wil zo niet varen, begrijp je? Ja of neen?’ Ik heb dan een meineed gedaan bij het onderzoek 40 van de gendarmes. Want wij allen wisten het, dat Beno nie het gedaan had. Hij was de hele namiddag weg geweest, en als hij thuiskwam, kroop hij met Mons verrekijker op het dak, en keek in de richting van hun hof – tot er de klaarte van de brand kwam in het duister. 45 ‘Maak hem toch maar los, Tuur’, zeg ik. ‘Hij zal wel kalmeren, nu ik er ben.’ ‘Neen, daarvoor moet je niet komen’, huilt Bennie nu. ‘Blijf maar ginder, jij heilige, jij verrader, 50 je moet mij niet komen kalmeren, doe maar mee met die varkens.’ ‘We maken hem niet los’, zegt de oude. ‘Hij wou daareven nog met een fles gooien naar Frank.’ 55 ‘Neen, neen.’ ‘Maar hoe krijg ik hem dan naar huis?’ De Vette achter mij begint te lachen. Ik wacht. Zeg het, lelijke 60 heiden, lelijke rotte zatlap, die staat Cover van De Metsiers.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

149

te hoesten van het lachen, als wij lijden, wij, die boeten voor u. Spuw het in ons gezicht. ‘Wat is het?’ vraagt de oude gretig. ‘Je kan Bennie meekrijgen’, stootte de Vette uit. 65 ‘Maar met de stoel aan zijn achterste, wij zullen u voeo ren met de kar.’ De Vette slaat op en neer op de tafel, zijn ogen tranen, de tranen lopen uit zijn ogen, terwijl zijn mond lacht en hoest. Er valt een glas kapot op de vloer. ‘Neen, Jules, je mag niet. Neen.’ Bennie trappelt met 70 zijn blote voeten op de grond. Ik ga rechtover hem zito ten, zijn haar ligt in natte slierten op zijn voorhoofd, en zijn gezicht is vuil, hij moet gebraakt hebben, er hangt een vochtige streep in zijn kostuum. ‘Waar heb je gezeten, Bennie?’ vraag ik. 75 De Vette zegt: ‘Meneer zat bij de Franse Miet toen ik binnenkwam, hij was reeds dronken als een Zwitser, en hij had zijn schoenen verkocht.’ ‘Wij hebben samen gebold, de Vette en ik’, zegt Bennie. ‘Vogelpik gespeeld. Gebiljart. En toen ik hier 80 kwam, zei de oude, dat zij Ana hadden vermoord. En de Vette zei het toen ook.’ ‘Om je te plagen, zot!’ roept de oude, en tot mij: ‘Hij werd zo hitsig als een stier, toen we over zijn zuster begonnen.’ Fragment 3

ANA Jim, je mag je nu ook niet voorstellen …’ De Moeder luistert beneden. ‘Je ziet het zelf niet klaar in, meisje. Ik zou het voor je willen oplossen, maar je zit in de klem van hen allen, 5 de Metsiers, van het hele nest. Ik dacht je eruit te halen. Wij passen beter bij elkaar, wij zijn twee stukken, die in hun radarwerk niet passen.’ ‘Neen’, zeg ik. ‘Toch wel, wij zouden mekaar beter leren kennen. Ik 10 zal hier blijven, zodat je de tijd zal hebben om te overo denken. Je zal …’ Hij mag niet, hij mag niet, hij moet hier weg. ‘Je zou met mij naar Amerika kunnen gaan, het kan, wij zouden …’ 15 ‘Wat zou je?’ Ik moet hard zijn, maar ik ben hard. ‘Kan je hier dan niet weg?’ ‘Neen.’ ‘Ik weet het reeds een hele tijd’, zegt hij. Hij is moe, hij geeft het op, er is een moede, heel lichte klank in zijn 20 fluisterstem. Maar lijdt hij eronder, als hij het weet? Ja, omdat hij hier kwam wonen en dat er nu niets meer van komt. Denkt hij aan mij? Aan het kraken van mijn liezen, aan het spannen van mijn buik als een blaas, die spant en spant … zo zal het toch zijn, ik heb het reeds 25 gezien. En ik ken mijn lichaam. Hij denkt er niet eens aan, dat ik leef, zonder aan hem te zijn vastgebonden, helemaal alleen, bij hem, zowel als bij de anderen. 1

150

‘Ik ben niet katholiek’, zegt hij nu. ‘Ik heb veel gezien, en ik aanvaard bijna alles, maar dit mag niet …’ ‘Hij is toch je broer, je bloedeigen broer, het kan niet. Het wreekt zich nog in dit leven. In een van jullie beio den zal het …’ Dit was het. Hij weet dus. 35 Niemand is ooit zover gedrongen. De Moeder zelfs niet. Nooit heb ik iemand zover laten dringen. En hij is een wildvreemde, verdomse leegganger, die niets met mij gemeen heeft. – Hij past bij mij, zegt hij. Hij schreide als een boorling, omdat hij gekweld wordt 40 door handen met bloed bevlekt van de andere mensen. Hij heeft mij aangeraakt, in mijn mond gespuwd, terwijl hij schreide. Ik heb hem laten begaan. Hij heeft daarom het recht in mij te gaan ploeteren, om er dan dit uit te halen? Ik zal mij verweren uit alle macht, ik 45 zal ruimte om mij kerven. Wat moet ik doen, als men mij zo aanraakt? ‘Het gaat tegen alle wetten in!’ zegt hij. ‘Niemand kan zoiets verdedigen, het is hetzelfde bloed, dat …’ ‘Maar het kan toch niet. Ana, het is …’ 50 ‘Wat is het?’ Zeg het, ik wil het horen, ik verlang ernaar, geef het een naam, zeg het in het Amerikaans. Zijn mond ligt in een verbeten plooi. Hij gelooft zijn ogen niet, hij hero kent het schaap niet meer, dat hij likte, en waarvan hij 55 dacht, dat het er blij om was. ‘Wij zullen er niet meer over spreken, Ana’, zegt hij. ‘Ik zal nog wat wachten. Je zal zelf zien, hoe onmogeo lijk het is.’ ‘Neen.’ De hele tijd heb ik reeds neen gezegd, als een 60 koppig kind. Hij had het zichzelf anders voorgesteld, en hij heeft er zijn best voor gedaan, maar hij heeft het verbrod. En er is voor mij nog een uitweg over, ik zal plaats maken rondom mij, ik moet ademen, het zal worden: oog om 65 oog. Zoals de Moeder sedert jaren doet. Is zij ooit een lief meisje geweest op school, dat vero wonderd om zich heen keek, en niets durfde te geloven van de kwade zijde der mensen, zoals de Zuster zei? 70 ‘Well,’ zegt hij, ‘goede nacht, Ana.’ Hij gaat de trappen af, met de schouders achteruit, het hoofd voorover. De schaduw op de muur danst mee met elke tred, met elke kraak van de trap. Er is geen oplossing meer. Er is maar één uitweg. Het komt 75 niet door hem. Wij zijn het almaardoor, en wij weten niet hoe en vanwaar het over ons komt. Niets kan hem redden. 30

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Willem Frederik Hermans auTEur

Willem Frederik Hermans

kaLEnDEr

1921-1995

kErnbEgrip

pessimisme

siTuEring

Hij wordt met Gerard Reve en Harry Mulisch gerekend tot de Grote Drie, de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse auteurs. In zijn realistisch werk komen soms niet-realistische verschijnselen voor of blijft ‘de waarheid’ onduidelijk. Voorbeeld hiervan is De donkere kamer van Damokles (1958). Het boek werd verfilmd met als titel Als Twee Druppels Water. Willem Frederik Hermans.

De donkere kamer van Damokles Osewoudt bleef staan, kijkend naar Doro beck, de Leica in z’n hand. Daarna zag hij dat er een versleten koffer naast de tafel stond. In de hoek van de kamer was de 5 schoorsteenmantel, waarboven een spieo gel hing die tot aan het overigens lage plao fond reikte. ‘Wie woont hier?’ ‘Jij. Luister goed naar wat ik je ga zeggen, 10 ik heb niet veel tijd.’ ‘Moet je weer weg?’ ‘Ja, zo gauw mogelijk.’ ‘Jammer! Dit is een historisch moment. Het moest eigenlijk vereeuwigd worden.’ 15 Osewoudt richtte de Leica op de spiegel en stelde in. ‘Is hier veel te donker’, zei Dorbeck. ‘Nee, kan best. Zit stil!’ Uit de spiegel staarde Dorbeck hem aan. 20 Hun hoofden waren vlak naast elkaar. Oseo woudts haar was weer helemaal blond, maar ondanks dat en ondanks de baard van Doro beck, was de gelijkenis in hun gezichten nog altijd ontstellend groot. Het leek werkelijk 25 of dezelfde man daar tweemaal stond, een keer in vermomming. En toch, als je raden moest welke kop vermomd was en welke echt, je zou eerder de baardeloze bleke kop voor de vermomming houden. 30 Zo hielden zij zich een seconde doodstil, elkaar aanstarend in de spiegel. Osewoudt hield de sluiter ingedrukt met een gevoel van extase. Hij dacht: nu ben ik eindelijk compleet, al is het maar op een foto. De 35 sluiter klikte. ‘Dank je’, zei hij. Dorbeck liet zijn houo ding verslappen en gaapte. ‘Maak die koffer eens open! Zal je wat zien!’ Osewoudt legde het fototoestel neer, 1

bukte zich en maakte de koffer open. Er kwamen vrouwenkleren uit: twee hemden, twee broekjes van witte stof, twee gesteo ven witte schorten, een zwart, gebreid wollen vest, twee japonnen van blauwgrijs 45 linnen, zwarte kousen, molièreschoenen, een blauwe mantel, een blauwe sluier, zes witte gesteven kapjes met linten eraan. Oseo woudt hield de japon omhoog. Een emailo broche met een geel kruis erop rolde eraf 50 en viel op de vloer. ‘Maar dat is een verpleegstersuniform. Wat moet je daarmee?’ ‘Ik niets. Jij! Jij moet dat aantrekken en aanhouden tot het einde van de oorlog.’ 55 ‘Je bent gek.’ ‘Wat wou je dan? Hier in huis blijven zito ten en doodhongeren? Of zoals je bent de straat opgaan en weer worden opgepakt? Denk niet dat ik je nog een keer bevrijden 60 kan, op zulke dingen moet je niet rekenen.’ ‘Dat begrijp ik, het is de tweede keer al.’ ‘De tweede keer? Wat bedoel je?’ ‘Nou de eerste keer was toch uit het zieo kenhuis? In Den Haag? Ome Kees en Cor?’ 65 ‘Ome Kees en Cor ken ik niet. Met die bevrijding heb ik niets te maken.’ ‘Werkelijk niet? Dan zal ik jou eens wat vertellen. Niet zodra zaten we in de auto, of ze lieten duidelijk merken dat ze iets anders 70 hadden verwacht. Ze zeiden het niet met zoveel woorden, maar het was duidelijk genoeg: ze hadden erop gerekend niet mij te bevrijden uit het ziekenhuis, maar jou, ze voelden zich het slachtoffer van een vero 75 gissing. Ze waren teleurgesteld, ze wilden mij niet eens een veilig adres bezorgen. Ze vonden mij niet belangrijk genoeg.’ ‘Ha, ha, ze waren gek! Jij niet belangrijk 40

De omslag voor de tiende druk van De donkere kamer van Damokles werd verzorgd door Nicolaas Wijnberg.

Affiche van Als twee druppels water, een film van Fons Rademakers met Lex Schoorel (zie foto) in de hoofdrol.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

151

genoeg! Had je Lagendaal soms niet geliquideerd? Heb je niet meegedaan in Haarlem?’ ‘Natuurlijk, maar dat kon ik niet zeggen.’ ‘Hoe dan ook, het is mij een raadsel. Ik ken geen Ome Cor en Ome Kees.’ ‘Heb je dan misschien wel enig idee hoe de Duito 85 sers ertoe gekomen zijn mij te gaan zoeken? Ze zocho ten mij al toen ze nog niet wisten dat Lagendaal dood was. Ze hebben mijn naam laten omroepen op het station in Amsterdam. Ze waren op de hoogte van die geschiedenis in Haarlem.’ 90 ‘Arme Osewoudt! Weet je dat nog niet eens? Je eigen vrouw heeft je aangebracht! Ria! Samen met de zoon van de drogist! Ze zit weer gewoon in de sigarenwinkel! Met die vent! Of er niets gebeurd is! Ze vertelt rond dat jij allang dood bent!’ 95 ‘Wat zeg je? Verdomme! Toen ik uit het ziekenhuis kwam en naar Leiden reed, zag ik in Voorschoten dat er weer mensen in de sigarenwinkel zaten. Ik heb me al afgevraagd hoe dat kwam! Verdomme! De zoon van de drogist heeft mij in Haarlem op de 100 blauwe tram zien springen. Hij is mij gevolgd naar Zandvoort. Hij heeft mij aangesproken om mij uit te horen. Godallemachtig.’ ‘Ria heeft zich maar laten arresteren voor de leus. Op die manier kon ze meteen jouw moeder kwijtrao 105 ken. Later hebben de Duitsers Ria losgelaten, zogeo naamd wegens gebrek aan bewijs.’ Osewoudt ging nu ook op de tafel zitten, naast Doro 80

beck en hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht om na te denken. Toen zei hij: 110 ‘Ik wil naar Engeland met Marianne. Ik wil nooit meer in Nederland terugkomen.’ ‘Natuurlijk help ik je naar Engeland, zo gauw als ik kan,’ zei Dorbeck, ‘maar in de tussentijd moeten wij wat anders verzinnen. Kijk, dat verpleegsterso 115 uniform, dat moet jij aantrekken. Het past je precies, daar heb ik voor gezorgd.’ ‘Nou ja, ik geloof je wel. Ik zal die rotzooi wel eens aantrekken als ik de straat op moet.’ ‘Je gelooft het wel!’ 120 Dorbeck stapte van de tafel af en ging recht voor Osewoudt staan, met gebalde vuisten die hij zichzelf op de borst drukte. ‘Je gelooft het wel! Je bent toch niet laf? Je zou het liefste nu voorgoed wegkruipen omdat de Duitsers 125 je een beetje gevangen gehouden hebben. Je schijnt erop te rekenen dat nu voortaan de anderen wel de kastanjes voor je uit het vuur zullen halen. Wat is er met je aan de hand? Trek die kleren aan, zeg ik! Ik moet zekerheid hebben dat ze passen! Dacht je dat ik 130 daarvoor al die moeite gedaan had? Ik kan in moeio lijkheden komen. Het kan zijn dat ik een beroep op je wil doen. Wat ben je dan van plan? Je in vrouweno kleren op straat wagen? Ja of nee?’ Dorbecks vuisten begonnen te trillen, verder 135 bewoog hij niet, hij staarde Osewoudt strak aan uit zijn diepgroene ogen.

Jan Wolkers auTEur

Jan Wolkers

kaLEnDEr

1925-2007

kErnbEgrip

eros en thanatos

siTuEring

Schrijver, schilder en beeldhouwer die de controverse niet schuwde en onder meer met het seksueel getinte Turks fruit (1969) opzien baarde. In Terug naar Oegstgeest (1965) vertelt Wolkers uitvoerig over zijn jeugd. Om het hoofdstuk gaat hij in zijn gedachten terug naar Oegstgeest, in de andere hoofdstukken gaat hij daadwerkelijk terug naar Oegstgeest. Jan Wolkers.

Terug naar Oegstgeest Op de vijfendertigste verjaardag van mijn vader, 26 oktober 1915, ben ik geboren. ’s Ochtends om kwart over zes. Mijn vader heeft nog steeds het psalmboek dat hij op die dag als verjaarsgeschenk kreeg. Het 5 zwarte linnen is een beetje afgesleten aan de hoeo ken zodat daar het karton zichtbaar is. Maar verder ziet het er nog keurig uit. Mijn vader zei wel eens als 1

152

hij zijn handen er strelend over liet gaan, dat het een mooi cadeau was, maar dat ík het liefste cadeau was 10 dat hij op die dag kreeg. Later, toen ik het geloof de rug toedraaide, herriep hij dat min of meer. Toen zei hij, de Bijbel citerend, dat het beter was dat ik niet geboren ware, of dat een molensteen om mijn hals gehangen en ik in het diepste der zee verdrono

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

ken ware. Maar dat was, al in de tijd toen mijn ongeloof met mijn eerste baardharen tevoorschijn kwam. Voorlopig hadden ze andere zorgen met mij, want toen ik een paar maanden oud was, kreeg ik spruw. 20 Mijn mondholte kwam vol kleine blaaso jes te zitten waar een etterachtig vocht uito kwam. Ik mocht niet meer op mijn vingers zuigen. Daarom stopte mijn vader mijn handen in een paar washandjes en bond 25 die om mijn polsen met een veter dicht. Later hebben mijn ouders mij verteld dat ik steeds met de stompjes van ruwe stof tegen mijn gezicht sloeg. Het moet een komisch gezicht geweest zijn. Mijn vader 30 zei mij eens dat ik net een marionet was die op een trommeltje sloeg. Toch geloof ik dat die geknotte handen van ingrijpende beteo kenis voor mijn verdere leven zijn geweest. Mijn worsteling om met gereedschap om 35 te gaan. De wanhoop van de kromgeslao gen spijker en het scheefgezaagde hout, het verlammende gevoel dat mijn vader onder woorden bracht als hij over mij heen boog wanneer ik op de stoep zat tussen het weero 40 barstige hout en het onwillige gereedschap, met tranen in mijn ogen die alles vertroeo belden, ‘Jij, jij hebt twee linkerhanden.’ Ik was inderdaad links, maar door tikken op mijn vingers en het aanhoudend zeggen bij 45 een begroeting van, ‘Nee, je goeie hand, dat is je mooie hand toch niet, bah, wat is dat een lelijke hand’, gebruikte ik mijn linkero hand niet meer op den duur. Maar met mijn rechterhand bleef het stumperen. 50 Toen ik een halfjaar was kreeg ik brono chitis. ‘De wieg schudde van het hoesten’, zei mijn moeder. ‘Je werd er angstig van. Het was net of er een oude man in lag te kuchen.’ Naast mijn wieg werd een kopeo 55 ren kroepketel gezet. Als hij aangestoken was en het water ging koken, werd de lange gebogen tuit door een spleet in de gordijo nen naar binnen gestoken en stroomde de stoom mijn wieg in. Ik heb nu nog angstige 60 dromen dat ik drijfnat van het zweet wako ker word uit een tropisch oerwoud waar de 15

verstikkende waterdamp door het dichte bladerdak wordt tegengehouden. En altijd krijsen er die waanzinnige vogels. ‘Je vader 65 en ik waren al bang dat er iets niet in orde was met dat ding, want als het water hard kookte, maakte hij een piepend geluid’, zei mijn moeder later. ‘Net of er iets in die tuit zat.’ Toen hij een paar keer gebruikt was, 70 spoot het soldeerlood met het hete water tegen mijn linkerslaap. Het was tot vlak bij mijn oog gekomen, dat maanden erna nog dichtzat en waarvan ze in het begin niet wisten of het blind was. 75 Toen ik een jaar of tien was, waren we op de bovenste verdieping van een huis in aanbouw aan het spelen. Ineens riep iemand dat er onraad was. Allemaal reno den we langs de kale vurenhouten trappen 80 naar beneden. Ik was de laatste en werd in de deuropening gegrepen door een man in een blauwe overall en met bekalkte rubo berlaarzen. Hij schudde mij door elkaar en schreeuwde: ‘Laat ik jou hier geen één keer 85 meer zien, want ik onthoud jouw gezicht, jij bent een getekende. Jij hebt het Kaïnsteken op je kop.’ En zo ben ik het altijd blijven voelen, want toen mijn broer stierf nadat ik zijn foto’s verbrand had, herinnerde ik me 90 met schrik en wroeging dat de rook van het vuur niet opgestegen was. Precies zoals in de Bijbel. En dat dat de aanleiding van de doodslag was geworden. En het was of ik de stem van God weer hoorde die zei: ‘Er 95 is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van de aardbodem.’ Ik geloof dat het ongeluk met de kroepo ketel van veel invloed is geweest op mijn manier van zien, want ik moet verscherpt 100 gezien hebben door de pijn. In het begin moeten de pijn en het zien één gewaarworo ding zijn geweest. De bloemetjes op de blauwe stof van de wiegenkap meen ik me nog te herinneren als een hemel vol kleine 105 roze wolkjes. En ook later heb ik dat gehouo den, dat scherpe kijken om pijn en angst te bezweren. De pijn is opgehouden, maar dat kijken is gebleven.

Foto van de scholier Jan Wolkers in de derde klas met een fragment uit het schoolrapport. Onder ‘Opmerkingen’ staat te lezen: ‘Jan is lui en ongehoorzaam. De laatste weken is enige voortuitgang merkbaar.’ Uit een editie van Meulenhoff.

Cover van Terug naar Oegstgeest, een uitgave van 2008.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

153

gerard reve auTEur

Gerard Reve

kaLEnDEr

1923-2006

kErnbEgrip

ontluisterend realisme

siTuEring

Reve behoort met Mulisch en Hermans tot de Grote Drie van de naoorlogse Nederlandse literatuur. De avonden raakte bij verschijning een gevoelige snaar bij de door oorlog gebrandmerkte generatie, die al haar hoop ruw uit handen zag geslagen. ‘Het is een boek dat uitbeeldt wat de tijd, die alle illusies vermoordde, de jeugd heeft aangedaan’, schreef de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs, die de roman al in 1946 in manuscriptvorm had bekroond. Sommigen spraken zelfs van ‘mensonterend’ proza. De avonden verscheen in 1947. Gerard Reve.

De avonden Je begint flink kaal te worden’, zei Frits. Joop antwoordo de niet. ‘Zeg Joop,’ begon hij opnieuw, ‘niet om hatelijk te zijn, maar je hoofd begint heel aardig kaal te worden. Het duurt niet zo lang, tot je haren te tellen zijn op de 5 vingers van je hand.’ Joop glimlachte, de mond klein houdend. ‘Ik word niet zo gauw kaal’, zei hij. ‘Je schijnt erop te zitten wachten.’ Met wijsvinger en middelvinger betastte hij de diepe inhammen van de haargrens. ‘Toch wel’, zei Frits. ‘Tel je de haren in je kam wel elke morgen? 10 Dan zul je zien, dat het er elke dag meer zijn. Langzaam maar zeker. Ik zou het verschrikkelijk vinden, als ik wist, dat ik kaal moest worden. Ik zou niet langer willen leven. Maar, begrijp goed, ik wil je niet ontmoedigen.’ ‘Is hij weer bezig?’ vroeg Ina, haar onderjurk verschiko 15 kend. ‘Ik geloof niet, dat jij je bijzonder voor het ondero werp interesseert,’ zei Frits, ‘omdat je er niet bang voor bent. Vrouwen worden inderdaad niet vaak kaal. Toch’ – hij wendde zich tot Joop, die in een boek was gaan blao deren – ‘luister je? Toch heb ik een oude vrouw gekend, 20 die misschien maar een stuk of twintig haren op haar hoofd had. Ze noemden haar Schilferhoofd, omdat het vel bij stukken tegelijk afbladderde. Slechts grondverf.’ Het komt alleen maar, omdat ik nooit weet, wat ik hier zeggen moet, dacht hij. ‘Ik ga nog verder. Tegen te 25 houden is het niet.’ ‘Hoe gaat het verder met je?’ vroeg Joop. Frits zweeg. ‘Valt er nog nieuws te melden?’ ‘Nee’, zei Frits. ‘Alleen vertelde iemand op kantoor me, dat ze in de trein iemand zijn krant in brand gestoken hebben.’ ‘Wat?’ 30 vroeg Ina. ‘Kijk,’ zei Frits, ‘een man in een treincoupé zit zijn krant te lezen. Wijd opengevouwen. Een man tegeno over hem houdt er helemaal beneden een lucifer onder. Ze vertelden het me, en ik zag het precies voor me. Eerst een beetje rook, dan ineens een geweldige vlam. Je moet 35 je voorstellen: die lezer frommelt ineens, met een klap, de krant in elkaar. Schrikt zich dood.’ ‘Zo, zo’, zei Joop. ‘Maar nu over kaal gesproken,’ ging Frits door, ‘het is 1

154

een naar ding. Je ziet het veel. Het schijnt erg in de mode te zijn.’ Ina schonk thee in. ‘Is er wel genoeg tijd?’ vroeg 40 Joop. Er ontstond een zwijgen. ‘Er zijn tal van middelen om de kaalhoofdigheid te bestrijden,’ zei Frits, ‘maar weinige helpen. Wel zijn veel werkwijzen bekend om de leegte te verbergen.’ ‘Nou, nou,’ zei Ina, ‘je zit weer aardig op je praatstoel.’ 45 ‘Wat denk je,’ vroeg Joop, ‘zouden we eigenlijk niet een taxi kunnen nemen? Zeg Frits, als jij niet zo’n zak was, fuifde je op een taxi.’ ‘De pest,’ zei Frits, ‘dat is zonde van het geld.’ ‘Nietwaar?’ ging Joop voort, ‘je verdient toch zoveel geld?’ ‘Ik denk er niet aan’, zei Frits. 50 ‘Zeg dan nog maar iets over kaalhoofdigheid’, zei Joop. ‘Nee, ik weet niks meer’, zei Frits. ‘Kan het vrouo wen eigenlijk iets schelen, of hun man een kale kop heeft, Ina?’ vroeg hij. ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde ze, ‘dat zal je aan die vrouwen moeten vragen.’

Deze cover van De avonden roept de grauwe omgeving op die antiheld Frits van Egters nauwkeurig observeert en van sarcastisch commentaar voorziet. Bemerk hoe de naam van de auteur nog Simon van het Reve luidt, later wordt het Gerard Reve.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Jeroen brouwers auTEur

Jeroen Brouwers

kaLEnDEr

1940-

kErnbEgrip

Indiëromans

siTuEring

Brouwers bracht zijn kleuterjaren door in het jappenkamp Tjideng. Hij zat daar samen met zijn moeder, oma en zusje. Bezonken rood (1981) is een oorlogsroman uit 1981. Brouwers schreef het boek nadat zijn moeder was overleden, met het doel zijn kampjaren in Batavia te verwerken. Jeroen Brouwers.

Bezonken Rood Als Sone verscheen, was er buiten het kamp iets vero schrikkelijks gebeurd waarvoor de kampbewoners moesten worden gestraft: de Japanse vloot had vero liezen geleden, een deel van het Japanse leger was vero 5 slagen, in Europa was de opmars door de geallieerden begonnen, de Amerikanen hadden met een nieuwsooro tige bom een Japanse stad van de wereld afgeblazen. Rechtop in het zadel gezeten hield Sone een toeo spraak, die in ieder geval door zijn paard werd verstaan: 10 soms knikte het dier, of stampte het met zijn hoef een vonk uit de grond bij wijze van bijval, – handig was, dat zo’n paard een lange staart heeft waarmee het zich de vliegen van het lijf kan slaan. Ter afsluiting van zijn rede riep de commandant: 15 ‘Tennooheika banzai!’ (Hoera voor de keizer!), dat door de gevangenen, op hun knieën gedreven en met hun gezicht tegen de grond, vele malen luidkeels moest worden herhaald. Banzai! Hierna begon voor de duizenden vrouwen en kino 20 deren het ‘kikkeren’: in hurkhouding moesten er kiko kersprongen worden gemaakt, tot men het bloed als stormwind door zijn hoofd hoorde bulderen en men het hart in keel, knieholten en nog andere lichaamsdeo len voelde bonzen of het op die plaatsen het lichaam 25 uit wilde springen. De zon ging intussen niet milder schijnen en de tijd niet sneller voorbij, – wie beschrijft de lengte van een ogenblik, wie beschrijft hoe lang vijfo tien, twintig minuten duren die men gedwongen wordt door te brengen met op zijn hurken rondspringen in een 30 stolp van moorddadige hitte? Overal was het geschetter van de bajonetten, overal klonk het getier van de jap, die wie weet wat stond te schreeuwen in zijn angstwekkende raadseltaal, overo al vielen de lichamen om, waarbij andere lichamen 35 werden meegesleurd en er in het gegolf van lichamen een onderstroom van gekrabbel en gekruip ontstond waar de jap met geweerkolven, stokken, zwepen op los ramde. Allerreinste moeder, allerzuiverste moeder, beminnelijke moeder, wonderlijke moeder. Bij iedere sprong die ik maakte, wipte mijn hoed op 40 en voelde ik hem met een plofje op mijn hoofd terugvalo 1

len, alsof er steeds met een vinger op mijn schedeldak werd getikt: door iemand die mij erop attent maakte dat ik moest blijven kijken naar wat ik zag en niet moest 45 doen alsof ik iets anders zag, want door mij zou het moeten worden beschreven, ooit, het behoorde tot de voorbestemdheid van alle dingen. Die keer hebben tientallen vrouwen het ‘kikkeren’ niet overleefd. Er waren er die uitgeput gingen liggen 50 en niet meer overeind wensten te komen, ook niet nadat de jap op hen had staan dansen. Er waren vrouwen die krankzinnig werden en de jap te lijf gingen, zij werden opgevangen door een bajonet of werden neergeschoo ten. De jap decreteerde nu ook dat er bij iedere kikkero 55 sprong ‘kwaak kwaak!’ geroepen moest worden, – ik liet het wel uit mijn hoofd om daar bij te lachen. Sone op zijn paard wiegde tussen de rondspringende en kikkergeluiden makende lichamen door, misschien 60 deed hij dit grijnzend, maar misschien ook niet, miso schien was hij vervuld van leedvermaak en sadistisch genot, maar misschien ook niet, – misschien had hij in zijn kleuterjaren een ervaring opgedaan die zijn hele verdere leven had bepaald en ten gevolge waarvan hij 65 op ongeneeslijke wijze was besmet met minachting, liefdeloosheid en gevoelloosheid voor vrouwen, net als het mij zou vergaan. Ik ben het, die niet weet wat liefde is, of daar dan toch niets bij vermag te ‘voelen’, – ik ben als zodanig misschien zoals de kampcommano 70 dant Kenitji Sone is geweest. Vrouwen: kwaak kwaak! Verhoor ons, Heer, en heb erbarmen. Er waren vrouwen die door het onmenselijke gespring, dat schoksgewijze een aanhoudende druk op de organen in hun onderlichaam uitoefende, zicho 75 zelf binnenstebuiten begonnen te keren: met hun onto lasting kwamen er losgeschoten organen hun lichamen uit, – men begon zijn darmen te verliezen, men begon springend aan het ter wereld brengen van bloed en blubber. Ik ben het, die niet vertederd is door ‘het wonder van 80 de geboorte’; ik ben het die thuisblijft als in het ziekeno huis zijn kind wordt geboren.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

155

Lyriek Lucebert auTEur

Lucebert, pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk

kaLEnDEr

1924-1994

kErnbEgrip

experimentele poëzie, Vijftigers, atonalen, Cobra-beweging

siTuEring

Zijn pseudoniem is een samenstelling van het Italiaanse luce (= licht) en het Germaanse bert (= helder). Men noemde hem de ‘Keizer der Vijftigers’. Ik draai een kleine revolutie af en Ik tracht op poëtische wijze dateren van 1952. Visser van Ma Yuan (1953) is een intrigerend gedicht dat op diverse manieren geïnterpreteerd kan worden. Een van de interpretaties is de ‘atoombominterpretatie’, refererend aan Hiroshima. Bij ‘golven worden hoge wolken’ zie je als het ware de paddenstoel uit de zee oprijzen. Lucebert.

ik tracht op poëtische wijze ik tracht op poëtische wijze dat wil zeggen eenvouds verlichte waters de ruimte van het volledig leven 5 tot uitdrukking te brengen

ik draai een kleine revolutie af

ik draai een kleine revolutie af ik draai een kleine mooie revolutie af ik ben niet langer van land ik ben weer water 5 ik draag schuimende koppen op mijn hoofd ik draag schietende schimmen in mijn hoofd ware ik geen mens geweest op mijn rug rust een zeemeermin gelijk aan menigte mensen op mijn rug rust de wind maar ware ik die ik was de wind en de zeemeermin zingen 10 de schuimende koppen ruisen de stenen of vloeibare engel 10 geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt de schietende schimmen vallen de weg van verlatenheid naar gemeenschap de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af zou niet zo bevuild zijn en ik val en ik ruis en ik zing als dat nu te zien is aan mijn gedichten 15 die momentopnamen zijn van die weg 1

in deze tijd heeft wat men altijd noemde schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand zij troost niet meer de mensen zij troost de larven de reptielen de ratten 20 maar de mens verschrikt zij en treft hem met het besef een broodkruimel te zijn op de rok van het universum niet meer alleen het kwade de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig 25 maar ook het goede de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte morrelen

1

Visser van Ma Yuan 1

5

onder wolken vogels varen onder golven vliegen vissen maar daartussen rust de visser golven worden hoge wolken wolken worden hoge golven maar intussen rust de visser

ik heb daarom de taal in haar schoonheid opgezocht 30 hoorde daar dat zij niet meer menselijks had dan de spraakgebreken van de schaduw dan die van het oorverdovend zonlicht

156

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

paul snoek auTEur

Paul Snoek, pseudoniem van Edmond Schietekat (zijn moeder heette Paula Snoeck).

kaLEnDEr

1933-1981

kErnbEgrip

experimentele poëzie, Vijftigers, atonalen, Cobra-beweging

siTuEring

Paul Snoek was een van de medeoprichters van het avant-gardistische tijdschrift Gard Sivik in 1955. Hij had ook een zeker succes als kunstschilder. Hij stierf bij een auto-ongeval in 1981. Het wordt niet uitgesloten dat het hierbij om zelfmoord ging. Snoek leefde graag in zijn fantasie, alleen. Maar hij had ook voortdurend aandacht nodig en uitte dit bv. door machogedrag. Snoek zat vol paradoxen: een zoon van rijke industriëlen, die zich tegen zijn afkomst wou afzetten door non-conformistisch door het leven te gaan en tegen God en gebod aan te schoppen. Hij zei eens: ‘Onder de naoorlogse Vlaamse dichters zijn er drie van formaat: Hugues Pernath, Hugo Claus en ik. Ik ben de grootste.’ Foto van Paul Snoek op de cover van zijn gedichtenbundel.

Gedicht voor mezelf

Walking my baby back home

Ik weet het, mensen, die ik heb bemind, het was een straf mij lief te hebben. Mijn vrouwen heb ik zelf ontvreemd, mijn kinderen werden verre mensen 5 en mijn vrienden gingen spoorloos dood.

Momentopnameauto’s schichten doorheen de hammondorgeltonen langs de autostrade 5 en in de strakke regenboogolympiade boven de donkerblauwe badstad ploffen avondwindtennisnetballen dood

1

1

10

En toch, geloof mij, want ik heb het leven lief. Ik heb het leven liever te verlaten levend, als de grazende kudde omringd door de verte, dan te verjaren in een prinsengraf, 10 waar ik mag staren naar mijn groot verleden, verzwonden in de diepe grotten van de wolken.

Op het rodebloedcellentennisplein liggen twee vergeten tennisballen

Ik wil mezelf opnieuw gastvrij ontvangen in een huis dat glimlacht van muziek of in een tuin bevloeid door zuiver meisjeswater, 15 ver weg van het geween met de verkeerde tranen, ver weg van het verdriet en van de regenzee.

Maar op de zwarte avond prijken nog olympiaderingen 15 – een meisjeszomerkleedtennispleinvlag –

Een zwemmer is een ruiter 1

5

Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water, is liefhebben met elke nog bruikbare porie, is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren. En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers, is met armen en benen aloude geheimen vertellen aan het altijd allesbegrijpende water.

Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water. Want in het water adem ik water, in het water word ik een schepper die zijn schepping omhelst, 10 en in het water kan men nooit geheel alleen zijn en toch nog eenzaam blijven. Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn. 7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

157

Hugo Claus auTEur

Hugo Claus

kaLEnDEr

1929-2008

kErnbEgrip

experimentele poëzie, Vijftigers, atonalen, Cobra-beweging

siTuEring

Claus’ poëzie is divers: van sociaal geëngageerd via experimenteel en associatief tot zeer persoonlijke liefdeslyriek. Claus was naast dichter ook toneelschrijver, romancier, filmmaker en schilder. Zijn veelzijdigheid uitte zich in een grote productiviteit en een rijke thematiek. Hugo Claus.

De moeder 1

5

Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde. Toen gij schreeuwde en uw vel beefde Vatten mijn beenderen vuur. (Mijn moeder, gevangen in haar vel, Verandert naar de maat der jaren.

Ik schrijf je neer Mijn vrouw, mijn heidens altaar, Dat ik met vingers van licht bespeel en streel, Mijn jonge bos dat ik doorwinter, Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken, 5 Ik schrijf je adem en je lichaam neer Op gelijnd muziekpapier. 1

Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift Der jaren door mij aan te zien en mij Haar blijde zoon te noemen. 10

Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts, Haar gewrichten waren jonge katten,

En tegen je oor beloof ik je splinternieuwe horoscopen En maak je weer voor wereldreizen klaar En voor een oponthoud in een of ander Oostenrijk. 10

Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem. ‘Je bent mij ontgroeid’, zegt zij traag mijn Vaders voeten wassend, en zij zwijgt 15 Als een vrouw zonder mond.)

15

Maar bij goden en bij sterrenbeelden Wordt het eeuwig geluk ook dodelijk vermoeid, En ik heb geen huis, ik heb geen bed, Ik heb niet eens verjaardagsbloemen voor je over. Ik schrijf je neer op papier Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.

Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur. Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen, Ik was de genode maar de dodende gast. 20

En nu, later, mannelijk word ik u vreemd. Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: ‘Hij is De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt De honden in mij wakker.’

Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde. 25 In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert Niet naar mij terug, van u herstel ik niet.

158

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Herman de Coninck auTEur

Herman de Coninck

kaLEnDEr

1944-1997

kErnbEgrip

nieuw realisme

siTuEring

Met zijn eerste dichtbundel De Lenige Liefde (1969) maakte de Coninck poëzie toegankelijk voor iedereen. De Coninck ‘herwaardeerde’ hierin de gewone taal en dus ook het gewone leven. Dat maakte hem tot de vader van het nieuw realisme, een stroming in de poëzie als reactie op de experimentelen. In de bundel Zolang er sneeuw ligt (1975) toonde de Coninck zich een meester in het verbergen van zijn emoties door te spelen met de taal. In latere bundels neigde de Coninck meer naar het romantische. Je truitjes en Zeemansliedje dateren van 1969. Herman de Coninck.

Je truitjes

Zeemansliedje

Je truitjes en je witte en rode sjaals en je kousen en je slipjes (met liefde gemaakt, zei de reclame) en je brassières (er steekt poëzie in 5 die dingen, vooral als jij ze draagt) – ze slingeren rond in dit gedicht als op je kamer. 1

1

Kom er maar in, lezer, maak het je gemakkelijk, struikel niet over de 10 zinsbouw en over de uitgeschopte schoenen, gaat u zitten. (Intussen zoenen wij even in deze zin tussen haakjes, zo ziet de lezer ons niet.) Hoe vindt u het, dit is een raam om naar de werkelijkheid 15 te kijken, alles wat u daar ziet bestaat. Is het niet helemaal als in een gedicht?

Zoals je binnenkwam en dag zei, en uit je kleren en je woorden stapte

(het voorlaatste wat je voor me uito deed was het woord “lieveling” 5 en het laatste een glimlach; toen opende je de haakjes en ik kwam erin en je sloot ze) zo ging je ook weer weg, trok enkel veel te dunne woorden 10 van afscheid om je heen en rilde.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

159

rutger kopland auTEur

Rutger Kopland

kaLEnDEr

1934-2012

kErnbEgrip

nieuw realisme, parlando

siTuEring

Psychiater van opleiding en tussen 1981 en 1995 hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Uit Knack: ‘De poëzie van Rutger Kopland is begrijpelijk en gedwee, maar ook subtiel ironisch, en af en toe een ietsiepietsie wrang. Zijn taal lijkt op spreektaal, hardop denken, mijmeren, inclusief aarzelingen en herhalingen, maar de eenvoud is een bedrieglijke eenvoud. Was het niet Herman de Coninck die zei dat je makkelijk ín Koplands gedichten raakt, maar er moeilijk weer uit raakt? Vakmanschap heet zoiets.’ Jonge sla dateert van 1969. Rutger Kopland.

Jonge sla Alles kan ik verdragen, het verdorren van bonen, stervende bloemen, het hoekje aardappelen kan ik met droge ogen 5 zien rooien, daar ben ik werkelijk hard in. 1

Maar jonge sla in september, net geplant, slap nog, in vochtige bedjes, nee.

paul rodenko auTEur

Paul Rodenko

kaLEnDEr

1920-1976

kErnbEgrip

experimentele poëzie, Vijftiger

siTuEring

Rodenko was de ‘theoreticus’ van de Vijftigers. Door zijn essays en bloemlezingen over de experimentele poëzie in Nederland, werden de vernieuwingen van de Vijftigers in steeds bredere kring geaccepteerd. Jij-mei dateert van 1959. Paul Rodenko.

Jijomei Ik mors je over al mijn paden liefste Jijorood de rozen en jijoblinkende het blauw Jijokano’s in de blik van elke vrouw Jijobeelden in parijzen van het water 5 Jijolentebroden in de manden van de straten Jijokinderen die met een hoofdvol mussen Achter de zonnebal aandraven Jijomei jijowij Jijoherteknieën van de zuidenwind 1

10

160

Ik juich je sterrelings

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Jan Hanlo auTEur

Jan Hanlo

kaLEnDEr

1912-1969

kErnbEgrip

experimentelen

siTuEring

Vanaf 1944 schreef Hanlo gedichten, waarvan Oote (1952) het meeste de aandacht trok. Dit klankgedicht (Hanlo noemde het ‘kinderbrabbeltaal’) verscheen in 1952 in het door de staat gesubsidieerde tijdschrift Roeping. Een parlementslid uitte destijds bezwaren tegen subsidie aan een blad dat Hanlo’s ‘infantiel gebazel’ publiceerde. Jan Hanlo.

Oote Oote oote oote Boe Oote oote Oote oote oote boe 5 Oe oe Oe oe oote oote oote A Aaa Oote a a a 10 Oote oe oe Oe oe oe Oe oe oe oe oe Oe oe oe oe oe Oe oe oe oe oe oe oe 15 Oe oe oe etc. Oote oote oote Eh eh euh Euh euh etc. Oote oote oote boe 20 etc. etc. etc. Hoe boe boe boe Hoe boe boe boe B boe 25 Boe oe oe Oe oe (etc.) Oe oe oe oe etc. Eh eh euh euh euh 30 Oooeh oooeh ooeh eh eh eh Ah ach ah ach ach ah a a Oh ohh ohh hh hhh (etc.) Hhd d d Hdd 35 D d d d da D dda d dda da D da d da d da d da d da da da Da da demband 40 Demband demband dembrand dembrandt Dembrandt Dembrandt Dembrandt Doe d doe d doe dda doe 1

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

161

Da do do do da do do do Do do da do deu d 45 Do do do deu deu doe deu deu Deu deu deu da dd deu Deu deu deu deu Kneu kneu kneu kneu ote kneu eur Kneu kneu ote kneu eur Kneu ote ote ote ote ote Ote ote oote Ote ote Boe Oote oote oote boe Oote oote boe oote oote oote boe

50

55

remco Campert auTEur

Remco Campert

kaLEnDEr

1929-

kErnbEgrip

persoonlijke (autobiografische) kroniek

siTuEring

Camperts werk bevat veel autobiografische elementen en is vaak cynisch of ironisch. Hij ontving in 1976 de P.C. Hooftprijs voor zijn poëzie. In het juryrapport staat hierover: ‘Het hele poëtische oeuvre van Remco Campert overziend, is de jury onder de indruk gekomen van de persoonlijke kroniek van de jaren 1950-1970 die erin is neergeschreven.’ Poëzie is een daad dateert van 1955. Remco Campert.

Poëzie is een daad 1

5

Poëzie is een daad van bevestiging. Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef. Poëzie is een toekomst, denken aan volgende week, aan een ander land, aan jou als je oud bent. Poëzie is mijn adem, beweegt mijn voeten, aarzelend soms, over de aarde die daarom vraagt.

10

Voltaire had pokken, maar genas zichzelf door o.a. te drinken 120 liter limonade: dat is poëzie.

Of neem de branding. Stukgeslagen op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen, 15 maar herneemt zich en is daarin poëzie. Elk woord dat wordt geschreven is een aanslag op de ouderdom. Tenslotte wint de dood, jazeker, 20

162

maar de dood is slechts de stilte in de zaal nadat het laatste woord geklonken heeft. De dood is een ontroering.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Judith Herzberg auTEur

Judith Herzberg

kaLEnDEr

1934-

kErnbEgrip

authentiek, verrassend, herkenbaar, poëzie als tegengewicht voor het leven

siTuEring

In een interview in Vrij Nederland antwoordde Herzberg op de vraag: ‘Moeten “grote gevoelens” buiten de gedichten blijven?’ als volgt: ‘Nee, helemaal niet. Maar ik heb niet zo’n behoefte om alles in poëzie te stoppen. Er zijn bepaalde dingen die zich aandienen als poëzie en andere niet. Ik beschouw mijzelf ook niet als dichter. Nog steeds heb ik niet het idee dat ik een dichter ben. Ik ben gewoon mijzelf en schrijf af en toe een gedicht. Maar daarmee is dat niet mijn identiteit of zo.’ Ziekenbezoek dateert van 1968. Judith Herzberg.

Ziekenbezoek Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet zei ik, nou, dit gesprek is makkelijk te resumeren. 5 Nee, zei hij, nee toch niet, je moet het maar eens proberen. 1

M. Vasalis auTEur

M. Vasalis, pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans

kaLEnDEr

1909-1998

kErnbEgrip

traditionele bespiegelende poëzie

siTuEring

Nederlandse dichteres en psychiater. Haar pseudoniem is een latinisering van haar achternaam Leenmans. Ze schreef traditionele gedichten die vaak gekenmerkt werden door het gebruik van personificatie en antropomorfisme. Vaak eindigen haar gedichten, na een reeks natuurindrukken, op een zelfbespiegeling. Ze werd bekend met de bundel Parken en woestijnen (1940). Beide gedichten zijn van 1954. M. Vasalis.

Aan een boom in het Vondelpark

Sotto voce

1

Er is een boom geveld met lange groene lokken. Hij zuchtte ruisend als een kind terwijl hij viel, nog vol van zomerwind. Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.

5

O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen, met slepend haar en met de geur van jeugd stromende uit zijn schone wonden, het jonge hoofd nog ongeschonden, de trotse romp nog onverslagen.

Zoveel soorten van verdriet ik noem ze niet. Maar één, het afstand doen en scheiden. En niet het snijden doet zo’n pijn, 5 maar het afgesneden zijn. 1

Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad, vlinderlicht rustend op de aarde, alleen nog maar zijn wezen waard. Maar tussen de aderen van het lijden 10 niets meer om u mee te verblijden: mazen van uw afwezigheid bijeengehouden door wat pijn en groter wordend met de tijd. Arm en beschaamd zo arm te zijn.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

163

pablo neruda auTEur

Pablo Neruda

kaLEnDEr

1904-1973

kErnbEgrip

geëngageerde poëzie

siTuEring

Neruda kreeg in 1971 de Nobelprijs voor de Literatuur. Hij overleed aan een hartaanval in 1973, twaalf dagen na de gewelddadige dood van zijn vriend Salvador Allende, de democratisch gekozen president van Chili die bij een militaire coup om het leven kwam. De begrafenis van Neruda groeide uit tot de eerste protestmanifestatie tegen de militaire dictatuur van Pinochet. In mei 2012 beslisten Chileense rechtbanken om de dood van Pablo Neruda opnieuw te onderzoeken. Er wordt vermoed dat hij het slachtoffer werd van het regime van Pinochet. Pablo Neruda.

Wat samen met mij wordt geboren Ik zing van het gras dat samen met mij wordt geboren op dit vrije moment, de fermenten bezing ik van kaas, van azijn, de geheime bloei van de eerste uitzaai, ik bezing 5 het lied van de melk die, de uiers uit, wit valt in wit, ik bezing de groeisels van de veestal, de verse mest van de grote koeien met geur waaruit zwermen 10 blauwe vleugels opvliegen, ik spreek zonder overgang van wat nu gaande is met de hommel en zijn honing, met het korstmos en zijn geluidloze ontkiemingen: als ononderbroken tamtams 15 luidt het komen en gaan en komen, de overdracht van leven aan leven en ik raak geboren, geboren, geboren met al wat geboren wordt, ik ben één met het groeien, met het gedempte krioelen 20 van alles wat om mij heen zich voortzet in opeengepakte vochten, in meeldraden, in tijgers, in sappen. 1

Ik behoor toe aan de vruchtbaarheid en ik zal groeien waar de levens groeien. 25 Ik ben jong met de jeugd van het water, ik ben traag met de traagheid van de tijd, ik ben puur met de puurheid van de lucht, duister met de wijn van de nacht, en onbeweeglijk blijf ik pas wanneer ik 30 zo mineraal ben dat ik zie noch hoor en aan ontstaan en groeien geen deel meer heb. Toen ik het woud had uitverkoren om van te leren hoe ik bestaan moet, 35 blad na blad, heb ik nog meer lessen genomen, en leerde wortel te zijn, diepe poel, zwijgende aarde, glasheldere nacht en langzaam meer en meer: het hele woud.

164

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

ingrid Jonker auTEur

Ingrid Jonker

kaLEnDEr

1933-1965

kErnbEgrip

zoektocht naar liefde

siTuEring

Ingrid Jonker behoorde tot een groep Zuid-Afrikaanse kunstenaars waaruit de beweging van de Sestigers zou ontstaan. Door haar kritische houding ten opzichte van de apartheid lukte het haar jarenlang niet om een nieuw werk te publiceren. Jonker was manischdepressief. In de nacht van 19 juli 1965 verliet ze de kliniek waar ze was opgenomen en liep de zee in. Haar levenloze lichaam spoelde aan op het strand. Ingrid Jonker.

Afskeid 1

Dit was jou laaste onversoenb’re wens Dit lê my laaste hoop aan bande: Daarna was ek nie meer dieselfde mens en staan ek met jou skraal groet in my hande.

5

En leef jy in protrette en ou drome en leef jy in my siel volmaak en vry: Wit vlieg die voëls verby die bome Uit tien wit briewe spreek jou stem tot my. Filmaffiche van de biografische film over Ingrid Jonker.

Toe moes ek my van andere afwend 10 En toe my ongneesbaarheid vermoed Jy sal jouself vir my nooit skend Want in my hande lê jou laaste groet.

anna achmatova auTEur

Anna Achmatova

kaLEnDEr

1889-1966

kErnbEgrip

eenvoud

siTuEring

Achmatova’s poëzie vertoont een grote vormbeheersing en virtuositeit die samengaan met eenvoud. Haar werk mocht in het communistisch tijdperk lang niet gepubliceerd worden en haar naam stond op de zwarte lijst. Inmiddels wordt ze beschouwd als de grootste Russische dichteres van de 20e eeuw. Beide gedichten zijn van 1963. Anna Achmatova.

De echo Ontoegankelijk is het verledeno Dat mij trouwens niets te bieden heeft. Waar een weg, een deur was, vind ik heden Muren of een zerk waar bloed aan kleeft, 5 Of de echo, die maar niet wil zwijgen, Ook al wordt dat diep door mij betreurd Wat er voorviel mat wat in mijn eigen Hart woont, is die echo ook gebeurd. 1

Bij het niet versturen van mijn epos Het huis waar jij en ik niet wonen, De wind die opsteekt vanuit zee, Het raam waar wij ons niet vertonen, De ceder, luwte voor ons twee … 5 Ik had die regels willen sturen Aan hem – natuurlijk, hij bestond! Hij zou het glimlachend verduren, Al was zijn hart opnieuw verwond. 1

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

165

Dramatiek Eugène ionesco auTEur

Eugène Ionesco

kaLEnDEr

1909-1994

kErnbEgrip

absurd toneel

siTuEring

Ionesco schreef een aantal absurdistische toneelstukken, geïnspireerd door de waanzin van het alledaagse leven. Aanvankelijk was er weinig interesse voor zijn werk, maar in de jaren zeventig werd hij bij het grote publiek populair. In zijn werk komen typisch absurdistische thema’s aan bod, zoals de dood en de zinloosheid van het leven. De kale zangeres dateert van 1950. De les is voor het eerst opgevoerd in 1950 en heeft veertig jaar gelopen in het Théâtre de la Huchette in Parijs. Eugène Ionesco.

De kale zangeres Vooraf

Bij de heer en mevrouw Smith, een burgerlijk echtpaar dat in de buurt van Londen woont, komt een bevriend echtpaar, de heer en mevrouw Martin, op bezoek. Mary, het dienstmeisje, laat het koppel dat een beetje te laat is, binnen. scène 3

(Mary en het echtpaar Martin) Mary Waarom bent u zo laat? U bent onbeleefd. Men hoort op tijd te komen. Begrepen? Nou, gaat u daar maar zitten, u moet nu even wachten. (Zij gaat af.) scène 4

Scène uit De kale zangeres in een uitvoering van La Compagnie Les Art’souilles.

Fragment 1 (Dezelfden zonder Mary. Mevrouw en meneer Martin gaan zonder te spreken tegenover elkaar zitten. Zij glimlachen verlegen tegen elkaar.) Mijnheer Martin (De volgende dialoog moet op een trage monotone toon gezegd worden, een beetje zangerig, zonder enige nuance.) Neem mij niet kwalijk, mevrouw, maar ik meen, als ik me niet vergis, dat ik u al eens eerder ontmoet heb, ergens. Mevrouw Martin Ik ook, mijnheer, ik meen ook, dat ik u al eens eerder ontmoet heb, ergens. Mijnheer Martin Heb ik u misschien al eens gezien, mevrouw, in Manchester, toevallig? Mevrouw Martin Dat is heel goed mogelijk. Ik ben van origine uit de stad Manchester! Maar ik kan het me niet zo goed herinneren, ik zou niet kunnen zeggen, of ik u daar heb gezien, of niet! Mijnheer Martin Mijn hemel, dat is curieus! Ik ben ook van origine uit de stad Manchester, mevrouw! Mevrouw Martin Wát curieus! Mijnheer Martin Wát curieus! … Alleen mevrouw, ik heb de stad Manchester verlaten, vijf weken geleden, ongeveer. Mevrouw Martin Wát curieus! Wat een vreemde samenloop van omstandigheden! Ik ook, meneer, ik heb de stad Manchester ook verlaten, vijf weken geleden, ongeveer. Mijnheer Martin Ik heb de trein genomen van halfnegen ’s morgens, die in Londen aankomt om kwart voor vijf, mevrouw.

166

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Mevrouw Martin Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin

Mevrouw Martin

Wat curieus! Wat vreemd! En wat een samenloop van omstandigheden! Ik heb dezelfde trein genomen, mijnheer, ik ook! Mijn hemel, wat curieus! Misschien heb ik u dan wel in de trein gezien, mevrouw? Dat is heel goed mogelijk, dat is niet uitgesloten, dat is heel aannemelijk, en trouwens waarom niet! Maar ik kan me er niets van herinneren, mijnheer! Ik reisde tweede klas, mevrouw. Er is geen tweede klas in Engeland, maar ik reis desono danks tweede klas. Wat vreemd, wat curieus en wat een samenloop van omstandigheden! Ik ook, mijnheer, ik reisde ook tweede klas! Wat curieus. Dan hebben we elkaar misschien in de tweede klas ontmoet, beste mevrouw. Dat is heel goed mogelijk, en het is helemaal niet uitgesloten, maar ik kan het me niet zo goed herinneren, beste mijnheer. Ik zat in de achtste wagon, zesde coupé, mevrouw! Wát curieus, ik zat ook in de achtste wagon, zesde coupé, beste mijnheer! Wát curieus, en wat een vreemde samenloop van omstandigheden! Misschien hebben wij elkaar in de zesde coupé ontmoet, beste mevrouw? Dat is heel goed mogelijk, achteraf. Maar ik kan het me niet herinneren, beste mijnheer! Om u de waarheid te zeggen, beste mevrouw, ik ook niet, ik kan het me ook niet herinneo ren. Maar het is mogelijk, dat wij elkaar daar gezien hebben, en als ik er goed over nadenk, lijkt me dat zelfs heel goed mogelijk. O! Inderdaad, zeer zeker, inderdaad, mijnheer!

Fragment 2 Mijnheer Martin

Mevrouw Martin

Mijnheer Martin Mevrouw Martin

Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin Mevrouw Martin Mijnheer Martin

Mevrouw Martin

(Dromerig.) Wat curieus, wat curieus, wat curieus en wat een samenloop van omstandigheo den! Weet u, in mijn slaapkamer staat een bed. Op mijn bed ligt een groene donzen deken. Die kamer met dat bed en die groene donzen deken ligt aan het einde van de gang, tussen de wc en de bibliotheek, beste mevrouw. Wat een samenloop van omstandigheden, o mijn hemel, wat een samenloop van omstano digheden! Mijn slaapkamer heeft ook een bed met een groene donzen deken, die ligt ook aan het eind van de gang tussen de wc, beste mijnheer, en de bibliotheek. Wat vreemd, curieus, bizar! Dus mevrouw, wij wonen in dezelfde kamer en wij slapen in hetzelfde bed, beste mevrouw. Daar hebben wij elkaar misschien wel ontmoet. Wat curieus en wat een samenloop van omstandigheden! Het is heel goed mogelijk, dat wij elkaar daar hebben ontmoet en misschien zelfs de afgelopen nacht. Maar ik kan het mij niet herinneren, beste mijnheer! Ik heb een dochtertje. Mijn dochtertje woont bij mij, beste mevrouw. Zij is twee jaar, zij is blond, zij heeft een wit oog en een rood oog, zij is erg lief en zij heet Alice, beste mevrouw. Wat een vreemde samenloop van omstandigheden! Ik heb ook een dochtertje, zij is twee jaar, heeft een wit oog en een rood oog, zij is erg lief en zij heet ook Alice, beste mijnheer. (Met dezelfde lijzige, monotone stem.) Wat curieus en wat een samenloop van omstandigo heden! Wat vreemd! Het is misschien hetzelfde kind, beste mevrouw. Wat curieus! Dat is best mogelijk, beste mijnheer! (Er valt een tamelijk lange stilte. De pendule slaat negenentwintig keer.) (Nadat hij lang heeft nagedacht, staat hij langzaam op, en zonder zich te haasten, gaat hij naar mevrouw Martin toe, die verrast door de plechtige uitdrukking van meneer Martin ook heel zachtjes is opgestaan. Mijnheer Martin spreekt nog altijd op dezelfde vreemde, monotone, zangerige toon.) Dus, beste mevrouw, er is geloof ik, geen twijfel aan, wij hebben elkaar al eens eerder gezien en u bent mijn eigen gade … Elisabeth, ik heb je weergevonden! (Gaat naar mijnheer Martin toe zonder zich te haasten. Zij omhelzen elkaar koeltjes. De pendule slaat één keer, heel hard. De slag van de pendule moet zo hard zijn, dat hij de toeschouwers doet opspringen. Het echtpaar Martin hoort het niet.) Donald, jij bent het, darling! (Zij gaan in dezelfde fauteuil zitten, houden elkaar omstrengeld en slapen in. De pendule slaat nog enige keren. Mary komt heel zachtjes op, op de tenen, een vinger op haar mond, en wendt zich tot het publiek.)

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

167

scène 5

(De vorigen en Mary) Mary Elisabeth en Donald zijn nu te gelukkig om mij te kunnen horen. Ik kan u dus een geheim onthullen. Elisabeth is niet Elisabeth, Donald is niet Donald. Wilt u het bewijs: het kind waar Donald het over heeft, is niet de dochter van Elisabeth, het is niet hetzelfde kind. Het dochtertje van Donald heeft een wit oog en een rood, net als het dochtertje van Elio sabeth. Maar terwijl het kind van Donald het witte oog rechts heeft en het rode oog links, heeft het kind van Elisabeth het rode oog rechts en het witte links! Dus de hele redenering van Donald valt in duigen, want met dit laatste heeft hij geen rekening gehouden, waardoor zijn hele theorie waardeloos is. Ondanks die toevallige samenloop van omstandigheden, die even zovele bewijzen schijnen te zijn, zijn Donald en Elisabeth, omdat ze niet de ouders van hetzelfde kind zijn, niet Donald en Elisabeth. Hij kan mooi denken dat hij Donald is, zij kan mooi denken dat zij Elisabeth is. Hij kan mooi denken dat zij Elisabeth is, zij kan mooi denken dat hij Donald is: zij vergissen zich deerlijk! Maar wie is de ware Donald? Wie is de ware Elisabeth? Wie heeft er belang bij om dit misverstand te laten voortduren? Ik kom er niet achter. We moeten ook niet proberen erachter te komen. Laten we de dino gen laten, zoals ze zijn. (Ze doet een paar passen naar de deur, komt dan terug en wendt zich tot het publiek.) Mijn ware naam is … Sherlock Holmes. (Zij gaat af.)

Uit een opvoering van De kale zangeres tijdens het Roemeens nationaal theaterfestival in 2011.

De les Fragment 1 Een leerlinge van achttien volgt ter voorbereiding van een doctoraal examen les bij een professor thuis. Na cijferen komen de grondbeginselen van de taalkunde en de vergelijkende taalwetenschap aan bod. Professor Het schijnt u te interesseren. Zoveel te beter, zoveel te beter. Leerlinge O ja, meneer. Professor Maakt u zich niet ongerust, juffrouw. We komen hier later op terug … tenzij dat in het geheel niet gebeurt. Wie zal het zeggen? Leerlinge (Verrukt, ondanks alles.) O ja, meneer. Professor Elke taal, juffrouw, weet dat goed en herinner het u tot in het uur van uw dood … Leerlinge O ja, meneer, tot in het uur van mijn dood … ja, meneer … Professor … en dit is nog een grondprincipe, elke taal is tenslotte maar een taal, wat noodzakelijkero wijze inhoudt, dat ze is samengesteld uit klanken, of … Leerlinge Spraakklanken … Professor Dat wilde ik u juist zeggen. Spreidt u dus niet uw kennis tentoon. Luistert u liever. Leerlinge Goed, meneer. Ja, meneer.

168

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Professor

Leerlinge Professor

Leerlinge Professor Leerlinge Professor

Klanken, juffrouw, moeten in hun vlucht gevat worden aan de vleugels, opdat ze niet vallen in de oren der doven. Daaruit volgt, dat als u besluit tot articuleren, het aanbevelenswaard is, indien mogelijk, zeer hoog de hals en de kin op te richten en u te verheffen op uw tenen, kijk zo, ziet u … Ja, meneer. Houdt uw mond. Blijft u zitten, onderbreekt u me niet … en de zeer hoge klanken uit te stoten met alle kracht van uw longen verbonden met die van uw stembanden. Zoals dit, kijk: ‘vlinder’, ‘Eureka’, ‘Trafalgar’, ‘papiopapa’. Op die manier zullen de klanken, vervuld van een warme luchtstroom, lichter dan de omringende lucht, fladderen, zonder nog het gevaar te lopen te vallen in de oren van doven, die waarlijk de afgronden, de graven van de klankrijkdom zijn. Als u verscheidene klanken uitstoot in een versneld tempo, grijpt de ene klank zich automatisch aan de andere vast, aldus lettergrepen en woorden vormend, desnoods zinnen, dat wil zeggen meer of minder belangrijke groepen, puur onlogische verzamelingen klanken, gespeend van elke zin, maar juist daardoor in staat op een verheo ven hoogte in de lucht stand te houden. Dan vallen de woorden, geladen met betekenis, verzwaard door hun zin, en sterven dan immer ten slotte, gaan te gronde… … in de oren van doven … Juist, maar onderbreekt u niet … en in de grootste wanorde … of kapot springende balo lonnen. Dus, juffrouw … (De leerlinge ziet er plotseling lijdzaam uit.) Wat hebt u toch? Ik heb tandpijn, meneer. Dat doet niets ter zake. We houden niet op voor zo’n bagatel. Laten we verdergaan.

Fragment 2 Professor

Leerlinge Professor Leerlinge Professor Leerlinge Professor Leerlinge Professor Leerlinge Professor Leerlinge Professor Leerlinge Professor Leerlinge Professor

Leerlinge Professor

(Plotseling van stemming veranderend, met een harde stem.) Laten we tot beter begrip eerst de overeenkomst vaststellen om vervolgens vast te stellen, wat die talen van elkaar ondero scheidt. Het onderscheid is volstrekt niet te begrijpen voor mensen die niet op de hoogte zijn gebracht. Alle woorden van alle talen zijn dan ook … O ja? … Ik heb tandpijn. Laten we verdergaan … altijd dezelfde, evenals alle uitgangen, alle voorvoegsels, alle acho tervoegsels, alle wortels … Zijn wortels van de vierde macht? Van de vierde of van de derde macht, dat hangt ervan af. Ik heb tandpijn. Laten we verdergaan. Om u dus een voorbeeld te geven, alleen ter illustratie, neem het woord koud … Waarmee moet ik het nemen? Met wat u maar wilt, als u het maar neemt. Maar onderbreekt u me vooral niet. Ik heb tandpijn. Laten we verdergaan… Ik zei: laten we verdergaan. Neem dus het woord koud. Hebt u dat? Ja, ja. Ik heb het. Mijn tanden, mijn tanden … Het woord koud is de wortel van koudvuur. Het zit ook in verkoudheid. ‘Vuur’ is achtervoego sel en ‘ver’ is voorvoegsel. Men noemt ze zo, omdat ze niet veranderlijk zijn. Ze willen niet. Ik heb tandpijn. Laten we verdergaan. Vlug. Die voorvoegsels zijn van origine Spaans, ik hoop dat u dat opgemerkt hebt? O, wat heb ik een tandpijn. Laten we verdergaan. U hebt tevens kunnen merken, dat ze in het Nederlands ook niet vero anderd zijn. Wel juffrouw, u zou er niet eens in slagen ze te veranderen, noch in het Latijn, noch in het Italiaans, niet in het Portugees, noch in het Sardonapolitaans, of in het Sardoo napolitees, noch in het Roemeens, noch in het neooSpaans, noch in het Spaans, zelfs niet in het Oosters: koud, koudvuur, verkoudheid, steeds hetzelfde woord, onveranderlijk met dezelfde wortel, hetzelfde achtervoegsel, hetzelfde voorvoegsel, in alle genoemde talen. En het geldt voor alle woorden. Willen die woorden in alle talen hetzelfde zeggen? Ik heb tandpijn. Absoluut. 7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

169

Fragment 3 Professor Leerlinge Professor

Leerlinge Professor

Leerlinge Professor Leerlinge Professor

Leerlinge Professor

Leerlinge Professor

Er zijn echter vaste regels voor enkele woorden die van taal tot taal verschillen … maar daarop kunnen wij ons weten niet baseren, want dat zijn om zo te zeggen, uitzonderingen. O ja? … O, meneer, ik heb tandpijn. Onderbreekt u me niet! Maakt u me niet kwaad! Dan zou ik niet meer voor mezelf kunnen instaan. Ik zei dus … o ja, de uitzonderingsregels, zogenaamd het makkelijk onderscheid, of het onderscheid voor het gemak … of gemakkelijk … als u dat liever hebt … ik herhaal: als u dat liever hebt, want ik constateer, dat u niet meer naar me luistert … Ik heb tandpijn. Ik zeg dus: in bepaalde uitdrukkingen, in het algemeen spraakgebruik, verschillen bepaalde woorden van taal tot taal totaal, zodanig dat de gebruikte taal in dat geval merkbaar mako kelijker te herkennen is. Ik geef u een voorbeeld: de neooSpaanse uitdrukking, beroemd in Madrid: ‘Mijn vaderland is neooSpanje’, wordt in het Italiaans; ‘Mijn vaderland is …’ ‘NeooSpanje.’ Nee! ‘Mijn vaderland is Italië.’ Zegt u mij dan, door eenvoudige deductie: hoe zegt u Italië in het Nederlands? Ik heb tandpijn! Het is toch erg simpel: voor het woord Italië hebben wij in Nederland het woord Nedero land, hetgeen de exacte vertaling is. Mijn vaderland is Nederland. En Nederland in het Oosten is Oosten! Mijn vaderland is het Oosten. En Oosten is in het Portugees: Portugal! De oosterse uitdrukking: mijn vaderland is het Oosten, wordt dus als volgt in het Portuo gees vertaald: mijn vaderland is Portugal! Enzovoort … Genoeg! Genoeg! Ik heb pijn … Aan je tanden! Tanden! Tanden! … Dadelijk trek ik ze eruit. Nu nog een voorbeeld. Het woord hoofdstad: een hoofdstad houdt, al naargelang de taal die men spreekt, een andere betekenis in. Dat wil zeggen dat, als een Spanjaard zegt: ‘Ik woon in de hoofdstad’, het woord hoofdstad helemaal niet hetzelfde betekent als wat een Portugees eronder verstaat, als hij eveneens zegt: ‘Ik woon in de hoofdstad.’ Op nog sterker gronden, een Fransman, een neooSpanjaard, een Roemeen, een Latijn, een Sardonapolitaan … Zodra u juffrouw hoort zeggen, juffrouw, bedoel ik u! Potverdomme! Zodra u de uitdrukking hoort: ik woon in de hoofdstad, zou u onmiddellijk en gemakkelijk moeten weten of het Spaans, of neooSpaans, Nederlands, Oosters, Roemeens of Latijn is, want u kunt volstaan met te raden welke de hoofdstad is, waaraan degene die de zin uitspreekt onmiddellijk denkt … op hetzelfde ogeno blik dat hij hem uitspreekt … Maar dit zijn zo ongeveer de enige nauwkeurige voorbeelden die ik u kan geven … O jé, mijn tanden … Stilte! Of ik sla u de kop in.

La Leçon, voor het eerst opgevoerd in 1950, heeft veertig jaar gelopen in Le Théâtre de la Huchette in Parijs.

170

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

samuel beckett auTEur

Samuel Beckett

kaLEnDEr

1906-1989

kErnbEgrip

absurd toneel

siTuEring

Waiting for Godot (1958) werd oorspronkelijk in het Frans geschreven (En attendant Godot) en dan door Beckett zelf in het Engels vertaald. Zijn theaterstukken na 1947 zijn trouwens vrijwel alle in het Frans geschreven. Ze zijn diep pessimistisch over menselijke natuur en de lotsbestemming van de mens. Beckett kreeg de Nobelprijs voor de Literatuur in 1969. Samuel Beckett.

Wachten op Godot Fragment 1 Estragon

Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir

Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon

Een heerlijk plekje. (Hij keert zich om, gaat tot aan het voetlicht, kijkt naar het publiek.) Bekoorlijk uitzicht. (Hij keert zich naar Vladimir.) Laten we gaan. We kunnen niet. Waarom niet? We wachten op Godot. Dat is waar. (Pauze.) Weet je zeker dat het hier is? Wat? Waar we moeten wachten. Hij heeft gezegd voor de boom. (Ze kijken naar de boom.) Zie jij nog andere? Wat is het? Je zou zeggen een treurwilg. Waar zijn de bladeren? Hij is zeker dood. Uitgetreurd. Of het is het seizoen niet. Zou het geen heester zijn? Een struik. Een heester. Een … (Hij bezint zich.) Wat wil je eigeno lijk beweren? Dat we ons in de plaats vero gist hebben? Hij had er al moeten zijn. Hij heeft niet gezegd dat hij zeker komt. En als hij niet komt? Dan komen we morgen terug. En dan overmorgen. Misschien. En zo maar verder. Dat wil zeggen … Tot hij komt. Je bent zonder genade. We waren gisteren al hier. O nee, daar vergis je je in. Wat hebben we gisteren gedaan?

Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir

Estragon

Vladimir

Estragon Vladimir

Wat we gisteren gedaan hebben? Ja. Eeeeeh … (Kwaad.) Iemand in de war brengen, dat kan je. Volgens mij waren we hier. (Rondkijkend.) Komt de plaats je bekend voor? Dat zeg ik niet. Nou dan. Wat doet dat er nou toe. En toch … deze boom … (Keert zich naar het publiek.) dit moeras … Weet je zeker dat het vanavond was? Wat? Dat we moesten wachten? Hij zei zaterdag. (Pauze.) Dat geloof ik tenminste. Na het werk. Ik moet het opgeschreven hebben. (Hij zoekt in zijn zakken die vol zitten met allerlei rommel.) Maar welke zaterdag? En is het vandaag zaterdag? Is het niet zondag? Of maandag? Of vrijdag? (Kijkt radeloos rond alsof de datum in het landschap geschreven staat.) Dat is niet mogelijk. Of donderdag? Wat moeten we doen?

Scène uit Waiting for Godot opgevoerd in Chicago in 2007.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

171

Waiting for Godot, een opvoering in Chicago in 2007.

Estragon

Vladimir Estragon Vladimir

Een interpretatie van Waiting for Godot door het Scenatheater in Washington.

Als hij gisteravond voor niets is gekomen dan kun je er zeker van zijn dat hij vandaag niet komt. Maar jij zegt dat we hier gisteren waren. Ik kan me vergissen. (Pauze.) Vind je ’t goed dat we een ogenblik zwijgen? (Zacht.) Ik vind het goed.

Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir

Fragment 2 Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon

Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon

Vladimir Estragon Vladimir Estragon

172

Wat is er? Niets. Ik ga weg. Ik ook. (Pauze.) Heb ik lang geslapen? Ik weet het niet. (Pauze.) Waar gaan we naartoe? Niet ver. Jawel, jawel, laten we hier ver vandaan gaan. We kunnen niet. Waarom niet? We moeten morgen terugkomen. Om wat te doen? Wachten op Godot. O. Is hij niet gekomen? Nee. En nu is het te laat. Ja, het is al nacht. En als we hem eens lieten doodvallen? (Pauze.) Als we hem eens lieten doodvalo len? Dan zou hij ons straffen. (Pauze. Kijkt naar de boom.) Alleen de boom leeft. (Kijkt naar de boom.) Wat is het? Dat is de boom. Nee, wat voor een soort. Ik weet het niet. Een treurwilg. Laten we gaan kijken. (Hij trekt Vladimir mee, ze blijven voor de boom staan. Pauze.) En als we ons eens ophingen? Waarmee? Heb je niet een stuk touw? Nee. Dan gaat het niet.

Estragon

Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir

Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon Vladimir Estragon

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Het Southeastern Theatre bracht Waiting for Godot in Louisiana in 2006.

Laten we gaan. Wacht, met mijn riem. Die is te kort. Dan trek je aan mijn benen. En wie trekt aan de mijne? O ja. Laat toch eens zien. (Estragon haalt de knoop uit het touw waarmee zijn broek wordt opgehouden. De veel te wijde broek valt naar beneden om zijn enkels. Ze kijken naar het touw.) Het zou desnoods gaan. Maar is het sterk genoeg? Dat zullen we zien. Hou vast. (Ze nemen ieder een eind van het touw en trekken. Het touw breekt. Ze vallen bijna.) ’t Is niets waard. (Pauze.) Je zegt dat we morgen terug moeten komen? Ja. Dan brengen we een goed touw mee. Dat zullen we doen. (Pauze.) Didi ! Ja. Ik kan zo niet verdergaan. Dat zeg je zo. Als we eens uit elkaar gingen? Misschien gaat het dan beter. Morgen hangen we ons op. (Pauze.) Of Godot moet komen. En als hij komt? Dan zijn we gered. (Vladimir neemt zijn hoed af – die van Lucky – kijkt erin, gaat er met zijn hand in, schudt hem, zet hem weer op.) Zullen we dan gaan? Je moet je broek optrekken. Wat zeg je? Je moet je broek optrekken. Mijn broek uittrekken? Opotrekken! O ja. (Hij trekt zijn broek op.) Zullen we dan gaan? Laten we gaan. (Ze gaan niet van hun plaats.) (Doek.)

Hugo Claus auTEur

Hugo Claus

kaLEnDEr

1929-2008

kErnbEgrip

naturalistisch toneel

siTuEring

Suiker (1958) speelt zich af in de Noord-Franse stad Verrières tijdens de suikerbietenoogst in 1947. Hoofdpersonen zijn twee seizoenarbeiders, de naïeve Kilo en de sluwe Max. Tussen Kilo en een door het leven getekend meisje, Malou, ontstaat een idylle. Zij dromen van een vrij en zelfstandig bestaan. Op grove wijze vernietigt Max het droombeeld van het tweetal. Hugo Claus.

Suiker Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou

Kilo Malou Kilo Malou

Kilo Malou Kilo Malou

Kilo Malou Kilo Malou Kilo

(staat op, zoekt) Die wijn van vierhonderd frank, waar is hij? Hier. Ik heb hem laten openmaken. Maar niemand is eraan geweest. (drinkt aan de fles) Hij is koud in de keel, dan komt hij hier (duwt op haar maag) en dan gloei je zachtjes. Verraderlijk zacht loopt hij naar binnen. Amandelen en iets heets, iets roods. Je leeft te dicht bij de fabriek, Malou, te dicht bij de zatlappen, de beesten hier. Je moet hier weg. En daarna? Na het uitstapje van twee weken? Na de kermis? Daarna kan je terugkomen. Dan is het weer als tevoren. Dan is er niets veranderd. Jawel. Wat dan? Wat zou er veranderd zijn? Doe je mond open, antwoord. Zeg het. Na veertien dagen kermis, na veertien dagen te Evergem … samen … wat? Ik weet het, dan kom ik naar hier terug met hangende pootjes naar Verrières en Lambert doet de deur van zijn huis niet meer open en mijn vader laat mij ook niet meer binnen. En ik, ik ga zitten hier in de goot, voor de fabriek, die leeg en doodstil is en ik denk: hier zit het grootste kalf van heel Frankrijk op zijn gat. Zo is het toch? Je bent rood als een gekookte biet. Het is het licht van de kachel. (drinkt) Wat wil je van mij, Kilo? Dat je bij mij bent. Zoals nu. Dat je blijft. Het kan niet. (Zij eet chocolade.) Op weg naar hier dacht ik dat ik eindelijk de strop zou zien, de list, de hinderlaag, de afspraak tussen jou en hem. En dat hij hier zou staan, Max, vlak voor mijn gezicht, Max met zijn vuil lachje. Mijn hart bonsde tot in mijn buik toen ik de ladder opklom, want ik verwachtte hem hier … Hij zit bij zijn waarzegster in Compiègne. (onzeker) Hij gaat er alleen naartoe als er iets niet naar zijn zin gaat. Hij is er al wel tien keer naartoe geweest dit seizoen. En elke keer zegt zij hem de waarheid, zegt hij. (Kilo lacht, Malou niet.) Zeg hem nooit, nooit iets over de laatste dagen. Als hij over mij spreekt, begin vlug over iets anders, doe je dat, Kilo? Want hij is leep als niet een, hij haalt de wormen uit je neus zonder dat je er iets aan kan doen, in een oogwenk. Een lettergreep en hij bouwt er een heel verhaal rond en solfert het Lambert op. (bitter) En Lambert mag vooral niets te weten komen, dat is het, nietwaar. Je baas in zijn mooi huis. Ik … moet bij Lambert blijven. Het is het enige dat mij nog rest. Er is geen andere uitkomst hier voor mij in Verrières. Goed. Ik zal niets zeggen. (Hij neemt haar hand, likt eraan.) Je hand smaakt naar chocolade. (Hij trekt haar tegen zich, begint haar te kussen en duwt haar in het hooi.) Neen, neen, neen. (Zij rukt zich los, loopt naar de andere hoek van het hok.) (zich afwendend) Waarom ben je dan gekomen vanavond?

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

173

Malou

Kilo Malou

Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo

Malou Kilo Malou

Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou

Kilo Malou

174

(nadert) Luister. Kijk naar mij. Wat wil je? Dat ik je zeg dat ik zonder jou het ellendig vind, daar in het huis van Lambert? Dat ik in die vier dagen al gewoon ben aan je, dat je niet uit mijn kop te halen bent. Dat ik na die vier domme dagen, alleen in mijn bed, aan jou denk? Dat ik in mijn hoofdkussen bijt tot het helemaal besmeerd is met lippenstift, zo hard wrijf ik er mijn mond in het kussen en zo hard denk ik dat jij het bent? Moet ik je dit zeggen, als een gans die niet beter weet, die niet beter heeft leren weten? Is het dat wat je wil horen? Van links naar rechts Ton Lutz en Jan Lemaire als de twee Minne’s in Suiker, Ja. Rotterdams Toneel, 1958. Wel, dan moet je niet bij mij zijn. Zoek je een andere in het dorp of nog beter eentje uit Evergem, ga bij zijn nicht, hoe heet ze ook weer? Jenny. En trouw met die gans als je haar zo mooi vindt en wees gelukkig. Kom niet bij mij om dit bedrog, om die leugens, om die confituur. Zij is niet zo mooi. Neen? Zij is bij de veertig. (pauze) Je gelooft ze zelf, die leugens. Dat dacht je! Ik heb je toch niets misdaan. Neen. (Hij komt weer dichter.) Blijf daar. (houdt haar vast) Ik wil ziek zijn, zoals jij. Blaas in mijn gezicht, in mijn mond dat het dooro dringt tot in mijn karkas hier, dat het hier ziek wordt zoals bij jou. Blijf van mijn vel! (doet drie, vier stappen weg) Ik ben log, een suikerwerker op twee poten en met twee poten naar voren die bieten op de karren laden of bieten in de spoorwagens krabben met de riek. Ik stink naar de bieten, ik krijg die bietenlucht niet uit mijn kleren, niet uit mijn haar. En je bent er vies van. Ook van mijn dikke kop die bedelt en kwijlt. Het is natuurlijk, het kan niet anders. Steeds opnieuw. Ik kan er niets aan doen, ik kan het niet tegenhouden, ik merk dat wel, zo vervroren zijn mijn ogen niet. Vrouwen hebben het mij al eerder gezegd. Ga weg, smeerlap, zeggen zij. Jij ook. Maar ik ben toch iemand, Malou, ik ben iemand. De anderen bij jou – wat deden zij? Hoe kwamen zij nader? Welke leugens vertelde hun mond, hoe raakten zij je vel? Vraag het hun. (pauze) Ik kan betalen. Ik heb geld. Lambert heeft veel meer geld. (pauze) En toch kom ik hier, op enkele honderden meters van waar hij in zijn bureau zit, daar (wijst naar de deur) en hij denkt dat ik lang uitslaap. Hij is gerustgesteld, hij weet mij in het warme bed. Want hij wil voor mij zorgen, zegt hij, als voor zijn dochter. En ik, ik doe zoals altijd, ik hou hem voor de aap. Zoals ik altijd, hoor je, Kilo, alle mannen voor de aap heb gehouden. (Zij lacht grimmig.) Mij niet. (komt dicht bij hem) Neen. Jou niet. Jou laat ik niet naderbij komen, al vraag je het nog zo lief, nog zo zacht. (Zij kust hem.) Wij zullen elkaar geen pijn doen, Kilo, hè? Neen. (verwonderd) Wat heb je, zo ineens? Ik weet niet wat gedaan met mijn vel. Ik wil alles. En niets. Ik weet wat je wil. (Zij staren naar elkaar.) Ja. (pauze) Maar het zal niet gebeuren. Ik laat mij niet meer vangen, nooit meer. Ik wou dat je al weg was, en het seizoen al over en vergeten. (Hij draait zich om. Zij trekt hem terug naar zich toe.) Ik ben bang voor wat ik wil, Kilo. Ja? Ik heb beestigheden gedaan, meer dan je denkt, meer zelfs dan de meisjes hier van de suio kerstreek gewoon zijn, maar ik deed ze lachend en niets kon mij schelen. Tot verleden jaar.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou

Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Kilo

Malou kilo Malou kilo

Malou Kilo Malou Kilo Kilo Malou Kilo Malou

Tot ik mij liet vangen. Luister, sedertdien ben ik bang. Begrijp je dat ? Ik kan mij niet meer laten gaan, ik moet mijzelf in toom houden, weten waar ik heenga, waar … Wat vertel jij daar allemaal? Ik heb een vrijer gehad verleden jaar en … (Zij stokt.) Maar één? Maar één. (lacht) Wie dan? (wacht) Je kent hem niet. Waar is hij nu? Ik weet het niet. Cover van het toneelscript van Suiker. En voor hem was je niet bang? Ik deed alles wat hij zei. Hij knipoogde en ik viel op mijn knieën, en ik kroop op mijn knieo en tot mijn vel en mijn kousen kapot waren en ik verroerde niet dan nadat hij mijn haar gestreeld had. En ik bleef liggen wachten, tot … Hij was mager. En lenig. En mooi. Nietwaar, Malou? (pauze) En hij heeft je in de steek gelaten? Of komt hij terug? Neen, niet meer. Waar is hij dan? Weggegaan. Verleden jaar? Het is lang geleden. De maanden gingen niet voorbij. De dagen bleven hangen aan mij, het duurde uren voor het donker was elke dag en hij was er niet. En ik ken hem niet? Werkte hij in de fabriek? Wat deed hij? (Malou haalt schouders op. Pauze. Spoorwagens buiten denderen tegen mekaar.) (drinkt) De kermis in Evergem is niet zo groot als die van Gent of van Deinze, je zal zien. Er zijn maar een paar schietkramen en paardenmolens voor de kinderen. Dan nog kramen met oliebollen. Hou je van oliebollen? (Zij antwoordt niet.) En voor drie dagen komt er een circus uit Gent. Met Gastonske en Titi. Titi is die met de lange schoenen, waar Gastonske altijd op trapt. En de cafés zitten boordevol en iedereen loopt op straat met papieren hoeo den en iedereen roept vrolijk naar iedereen en je kan dansen in elk café tot een stuk in de morgen. Je luistert niet. Die vrijer van mij, hij komt niet meer terug. Want hij is dood. Ja? Hij is in de kalkoven gevallen, op een dag. Dan is er weinig van hem overgebleven. (Malou kijkt naar hem, begint zachtjes te lachen, barst dan in lachen uit, Kilo dan ook, zij krijgen bijna de slappe lach.) (in haar lachbui) Niets. Niets is er overgebleven! (De lachbui eindigt, Malou drinkt.) Was hij goed voor je? Ik kon geen stap doen of hij wilde bij mij zijn, mij nooit loslaten, nooit, zei hij. En je ziet. (Hysterische lach begint weer maar eindigt bruusk. Spoorwagens buiten.) Het was een Fransman dan? Ja. Een jonge Fransman, jouw leeftijd, ja, jouw haar een beetje, maar langer en blonder. JeanoMarie heette hij. En hij was niet zo dik. Neen. Hij was de liefste man op de wereld, geloof je mij ? Nooit heeft hij mij kwaad gedaan, geloof je mij? (Kilo knikt.) En in één keer was hij weg. In één dag tijd. Ik wachtte op hem ’s avonds op de zolder van de stapelplaats en ik wachtte. Weken, maanden, en geen teken. Niets. En toen hij weg was, was ik mezelf niet meer, een andere Malou werd wakker in mijn vel, en die andere, wel, zij zoop en zij liep erbij voor schut. Ik waste mij niet meer en ik liep in lompen, maar altijd had ik zijn laarzen aan die in Flamins bergkamertje waren blijven staan. En met zijn laarzen aan trappelde ik door Verrières, door de bietenvelden, 7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

175

op de koer hier, tussen de bietentorens, door de straten en hij was weg. Iedereen mocht mij te drinken geven, ik goot het naar binnen, het is het enige dat je doen kan hier, waarom is er anders een distillerie bij de Suikerfabriek en toen gebeurde wat er moest gebeuren, het kon mij niet schelen, dacht ik, maar ik was gevangen … Ik werd ziek … (naast haar) Maar nu ben je genezen. Ja. (Zij drinkt.) Ik mag niet drinken. (Zij lacht.) (legt zijn handen op haar schouders) Je moet niet bang zijn. (glimlacht) Neen. (dichtbij, neemt haar hand) Je hand ruikt naar hooi. Naar chocolade en hooi. En naar wijn, dure wijn. (omklemt hem razend) Blijf van me af, blijf van me af. Ik kan betalen, Malou. Neen. Neen. Zoveel je wil. Zeg het. Binnen vijf dagen. Waarom? Ik ga met je mee naar Evergem. Ik laat het huis van Lambert achter, ik laat Verrières achter. Ik ga mee met je. (Sirene.) Beweeg niet. Je bent mijn eerste vrijer. Ik laat mij weer vangen. Ik heb niets, niets geleerd. (Zij knielt voor hem. Hij zit naast haar neer.) Ik ben een jong meisje uit het dorp, en jij bent haar eerste vrijer. Je maakt mij warm en ongeduldig, maar wij moeten wachten. Vijf dagen. Tot wij in Evergem zijn. Ik weet niets van vrijen af. Ik ben bang voor jou, een dikke koppige zot van een eerste vrijer, maar jij, eh, jij hebt eh, respect voor mij, omdat ik zo jong ben en het de eerste keer is, en je wacht. (pauze) Je wil wachten. Je zegt aan niemand iets daarover in de barak, hé, Kilo? Neen. (Sirene gaat. Zij eet chocolade, geeft hem wat, hij eet. Stilletjes lacht Kilo.) Je gaat mee.

Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou Kilo Malou

Kilo

Dario Fo auTEur

Dario Fo

kaLEnDEr

1926-

kErnbEgrip

geëngageerd theater

siTuEring

Italiaans toneelregisseur, acteur en toneelschrijver, in 1997 onderscheiden met de Nobelprijs voor de Literatuur. Politiek links en sociaal geëngageerd nam hij het op voor de arbeiders en liet hen via het theater de werkelijkheid beter begrijpen. Daarbij baseerde hij zich op de commedia dell’arte, het geïmproviseerde theater dat naast komisch vermaak en potsenmakerij ook en vooral afrekende met de heersende klassen, met regenten en hoogwaardigheidsbekleders. Mistero Buffo dateert van 1969. Dario Fo.

Mistero Buffo uit: De geboorte van de speelman

Hela mensen! Hier! Hier! Kom hier en luister naar mij! Je zult schateren tot je pens ervan openbarst. En de kinderen ook, ja! Kom hier! Je bent mismaakt? Je hebt een bult? Dan moet je bij mij wezen! Ik laat je schateren dat je bult uiteenploft! Kom hier, jij! Staan je tanden schots en scheef in je mond? Ik zal je laten proesten tot ze weer recht staan. En jij daar! Kun je geen kinderen krijgen? Ik laat je zo lachen dat je buik ervan opzwelt en er vier paljassen uit je schoot dono

176

deren. Kom hier, wijfjes! Geen melk in je tieten? Ik laat ze schudden van het lachen, lachen, lachen! En je zult het meemaken: een stroom melk zal uit je mooie appeltjes borrelen! Kom hier lachen en schateren, beulsknechten, tot je om genade smeekt! Ik ga jullie vandaag mijn eigen geschiedenis vero tellen: hoe ik geleefd heb en hoe ik speelman geworo den ben. Nee, nee, geloof maar niet dat ik op zekere morgen uit mijn bed stapte … dat ik mezelf bekeek in een gepoetste pan of in een spiegel, en dat ik tot

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Sfeerbeeld uit Mistero Buffo, gespeeld door Koninklijk Theater Streven (Sint-Katelijne-Waver) in 2004.

Enkele acteurs van Amateurtheater Krakeel (Gent) in actie tijdens een opvoering van Mistero Buffo in 2005.

mijzelf zegde: ‘Kijk toch eens wat een mooi en symo pathiek bakkes jij hebt! Jij moet speelman worden’. ‘Nee!’ En het was ook niet de eeuwige vader die zijn wijsvinger opstak en zei: ‘Hela, wat doe jij broertje? Jij moet speelman worden, want je bevalt mij!’ Nee, ik was een keuterboer, ik was een sukkelvent! De zon was nog niet op; het veld was nog schemerdonker, en IK stond reeds te wroeten op het land … Alle dagen: hakken, zweten, spitten, zwoegen! En de regen! En de wind! En de zon verbrandde mijn huid! En ik kwam ’s avonds thuis: zo moe dat ik niet meer wist wie ik was of wat ik deed! Ik zei geen boe of ba meer tegen mijn vrouw of tegen mijn zonen! Ik zocht mijn bedo denbak, ik kwakte erop neer en viel in slaap! (Denkt na.) Ik viel in zwijm … En het was geen dromen, het was sterven … En ’s morgens, die verdomde haan die

mij weer uit mijn nest sleurde! Ik had hem zijn nek willen omwringen. Maar op zekere dag … Ik weet zelf niet waarom … Maar ik ging naar huis langs een andere weg … Ik nam het pad niet dat ik meestal nam … maar ik volgde de kronkel van de rivier … Daar had ik visjes gezien en die wilde ik azen om ze daarna te vangen … En plots stond ik voor een berg, een grote, zwarte berg. Een vreselijke berg! Die had ik nog nooit gezien en ik vroeg dus aan een boer: ‘Hé, boertje …! Ja, jij daar …! Wat is dat voor een berg? Van wie is die?’ ‘Van niemand.’ ‘Hoe is dat mogelijk? Een berg die van niemand is?’ ‘Wat wil je? Wie zou zo’n zwarte berg willen hebben?’ ‘Maar wat is dat voor een berg?’ ‘Bah! Ze zeggen dat het een keutel van de duivel is!’

uit: De zot en de dood Eerste speler Zot Waardin Zot Waardin Tweede speler Zot

Derde speler Zot

Jij ongeluksvogel van een stapelzot! Ben je zot? Natuurlijk ben ik zot. Mijn naam is Stapelzot, dus ben ik zot. En ik win in ieder tarotspel met de zondvloed! (Hij spuwt meer wijn.) De zondvloed die iedere pestvlaag de benen doet nemen. Maak alsjeblieft een einde aan dat Spaans bordeel. Er zitten mensen in de grote zaal. Zij wachten op hun maal. Wie zijn het? Ik weet het niet. Ik heb ze nog nooit eerder gezien hier in Emmaüs, in mijn herberg. Iedero een noemt ze ‘de apostelen’. Ha! Zijn het die twaalf die rondgaan met de Nazarener? Ja, Jezus! Diegene die daar in het midden zit – bekijk hem maar eens goed – hij is het … Ik vind hem erg sympathiek! He, Jezus, de Nazarener! Saluut! En smakelijk eten! Heb je het gezien? Hij knipoogde naar mij …! Wat is hij sympathiek. Twaalf plus één … dertien. Ze zitten met zijn dertienen aan tafel. Dat brengt ongeluk. O! Maar die zijn stapelzot! Wacht, ik zal mijn bezwering zeggen om het kwade oog af te wenden! Dertien aan tafel, aan tafel dertien! Ongeluk, ongeluk, laat je niet zien! Kwade oog, hou je stil, hou je koest! Wat ik hier vast heb, is niet verroest! (Hij grijpt het achterwerk van de waardin beet.) 7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

177

Waardin Eerste speler Waardin Tweede speler Zot

Derde speler Zot Tweede speler Eerste speler Tweede speler Zot Derde speler Eerste speler Zot Tweede speler Derde speler Zot Eerste speler Tweede speler Derde speler Tweede speler Zot Eerste speler Sfeerbeeld uit Mistero Buffo, gespeeld door Theater Imperium Leiden in december 2011.

Zot

Tweede speler Derde speler Zot

Dood Zot

Affiche van Mistero Buffo in Oggi (Italië). Dit geëngageerde stuk van Dario Fo werd opgevoerd door het theatergenootschap ‘Absurda Cómica’ uit Rome in 2010.

178

Dood

Poten thuis, Stapelzot … Of het kokend water heeft er gelegen. Kokend water? Wat gaan ze daarmee doen? Ik geloof dat ze hun voeten willen wassen. Hun voeten wassen nog voor het eten? Oei, die zijn echt zot! Stapelzot, je zou met hen moeten meetrekken. Dat zijn de geknipte maatjes voor jou! Je zegt daar al iets! Gelijk heb je! Ik win nog gauw dit spelletje en met de duiten die jullie mij betalen, ga ik ginder in de grote zaal, samen met hen, alles opdrinken. En jullie blijven hier. Want jullie mogen niet met de zoto ten en de stapelzotten mee. Want jullie vaders en moeders zijn bandieten en hoeren. (Zonder dat hij het merkt, worden de kaarten doorgegeven.) Speel …! Speel! Ik wil zien hoe je wint! Van bandieten gesproken … Waar is die zot gebleven die ik tussen mijn kaarten had steken? Geef hem een spiegel, dan kan hij zichzelf bekijken. Dan vindt hij op slag zijn stapelzot bakkes terug. Speel … en verlies geen tijd. De ridder met zijn zwaard! De koningin op haar paard! De heks die altijd wint! Het onschuldige kerstekind! De grote en almachtige God! Het recht en de rede – zegt de zot! De advocaat en de man die zich niet laat vangen … De beul en de man die ze net gaan hangen! De paus en zijn vrouw, die niemand vrezen … De priester die de mis gaat lezen! Het vrolijke en plezierige leven … Het witte en het zwarte sneven! Mijn beste zot, de kaarten zijn op, het spel is uit, je kreeg op je kop! Kan zijn! Maar hoe heb ik het klaargespeeld om te verliezen? Hoe heb je dat klaargespeeld? Je kunt niet spelen, arme kloot van een stao pelzot! Betaal nu maar. Kom op met je duiten! Ik ben volledig gepluimd! Bult van een beul! En toch, als ik er flink over nadenk, ben ik haast zeker dat ik de kaart van de dood had … Ik zie ze nog steken, hier in het midden! (De dood komt binnen. Het is een vrouw met een bleek gelaat.) Wie is dat? De grote toverheks … De dood! Ja, juist! De dood …! Ik had de dood! (De anderen vluchten.) Nondedju! Wat is het hier koud! Waar zijn jullie allemaal heen? Ik sla bleekblauw uit van de kou. Doe die deur dicht! (Hij bekijkt de dood.) Saluut! Alles is dicht! Waar komt die verdomde kou dan vandaan? Goede dag, goede avond, goede nacht, madam! (Hij komt terug om het geld weg te nemen.) Zocht u iemand? De waardin ginder in de grote zaal de apostelen bedienen met de kuip want hun voeten als u er heen wil wassen … Oei, ik maak er een rommeltje van! (lispelt alleraardigst en hoogst beschaafd) Nee! Ik dank je! Ik kom te verkieo zen hier te wachten. In orde. Als je wilt zitten, neem dan een stoel. Die daar! Die is nog warm. Ik heb hem verwarmd. Vergeef mij, madam, maar nu ik u beter bekijk … is het net … of ik u al eens vroeger gekend heb! Dat is volkomen onmogelijk en uitgesloten. Want wie mij ziet en kent, kent en ziet mij slechts één enkele keer. […]

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

7.4

Film

De regisseur en het creatieve proces

De affiche van Psycho portretteert Anthony Perkins en Janet Leigh heel karakteristiek in hun respectieve rol.

Een significante scène uit Blow-up die ook op de filmaffiche prijkt.

In de jaren vijftig kreeg de cinema er een stevige concurrent bij: de televisie. Het bioscoopbezoek kelderde en wereldwijd moesten heel wat bioscopen de deuren sluiten. De filmstudio’s kozen als reactie voor spektakelfilms die je het beste op een groot doek zag (cinerama). How the West Was Won, Cleopatra (met Liz Taylor en Richard Burton) en Ben-Hur zijn drie voorbeelden daarvan. Maar ook die films brachten de ommekeer niet. Het was het fenomenale succes van Easy Rider (1969, Dennis Hopper) dat nieuwe perspectieven opende. Onafhankelijke producenten, los van filmstudio’s, maakten met kleinere budgetten films met een korter productieproces die snel konden inspelen op maatschappelijke tendensen en verlangens. De macht verschoof langzaam van de filmstudio’s naar de regisseurs. De studio’s leverden de financiering en zorgden voor de distributie, maar moesten afstand doen van het creatieve proces. Ook Europa sprak weer een duchtig woordje mee. Einde van de jaren vijftig ontstond de Nouvelle Vague, een vernieuwende filmstijl die afstand wilde doen van de Hollywoodclichés. In deze films werd met een handcamera gefilmd en spraken de personages ook af en toe tegen de camera De eerste film in deze stijl was de misdaadfilm À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard. Ook François Truffaut hoort in deze strekking thuis. Andere mijlpalen in deze periode zijn de thriller Psycho (1960) van Alfred Hitchcock, Blow-up (1966) van Michelangelo Antonioni, de spaghettiwestern The Good, the Bad and the Ugly (1966) van Sergio Leone en de sciencefictionfilm 2001: a Space Odyssey (1968) van Stanley Kubrick.

Filmaffiche Easy Rider (1969).

Poster van de film 2001: A Space Odyssey.

Op deze affiche zijn de drie hoofdrolspelers van de spaghettiwestern te zien: Clint Eastwood (The Good), Lee Van Cleef (The Bad) en Eli Wallach (The Ugly).

À bout de souffle is grotendeels opgenomen in de straten van Parijs. Jean-Paul Belmondo en Jean Seberg vertolken de hoofdrollen in deze prent.

7 • Van Koude Oorlog t.e.m. swinging sixties (1945-1970)

179

hronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Rosse (Italië) en de Euskadi Ta Askatasuna (of ETA, Spanje) de voorbode van wat nog moest komen. De aanslag op de Twin Towers, waarbij de Taliban de USA in het hart trof, is een voorlopig triest dieptepunt. Deze aanslag leidde in sommige gevallen tot een ware islamofobie. Hij was ook de directe aanleiding tot de oorlog in Afghanistan (2001). De belangrijkste internationale politieke ontwikkeling in het laatste kwart van de twintigste eeuw was het feit dat in 1985 Gorbatsjov in de USSR aan de macht kwam. Zijn politiek van perestrojka (hervorming) en glasnost (openheid) maakte een einde aan de Koude Oorlog en leidde tot de val van de Muur van Berlijn (1989). De West-Europese samenleving werd internationaler en multicultureler, onder andere door de toestroom van politieke en economische asielzoekers. Een direct gevolg van deze situatie is dat het racisme en het rechtse gedachtegoed in vele landen opleeft. Ook veel inwoners uit de Oostbloklanden zoeken hun geluk in West-Europa. Op het menselijke vlak weken het optimisme en samenhorigheidsgevoel van de jaren 60 voor pessimisme en het ik-tijdperk. De maatschappij werd steeds harder en jachtiger. In de jaren 80 waren de yuppies (Young Urban Professionals die zo veel mogelijk geld willen verdienen) de exponenten van een meer en meer geïndividualiseerde maatschappij. De informatiemaatschappij deed haar intrede. De televisie, computer en het internet zorgen voor een onophoudelijke en steeds toenemende informatiestroom. De wereld is één groot World Wide Web geworden. Nooit tevoren is communicatie technisch zo gemakkelijk, zo direct geweest. Vanaf de jaren tachtig werd de term postmodernisme een modewoord. De postmoderne mens ervaart de wereld als uiterst complex. Hij heeft het gevoel dat alles relatief is. Overkoepelende structuren vallen weg, niemand heeft nog allesomvattende principes waar alles aan vastgeknoopt kan worden. Dé waarheid bestaat niet. We beleven ‘het einde van de grote verhalen’. Postmoderne kunst is een verzamelnaam voor allerlei vormen van moderne kunst. Postmoderne kunstenaars kiezen uit verscheidene stromingen wat ze bruikbaar vinden voor hun kunstwerk (eclecticisme). In de architectuur bv. combineert men hypermodern met klassiek.

Deze USSR-postzegel uit 1988 is propaganda voor Gorbatsjovs betrachting vanaf 1985 om de vastlopende Sovjet-Unie weer op gang te krijgen door glasnost (openheid) en perestrojka (staatkundige en economische hervormingen).

Een DDR-burger sloopt een stuk van de Berlijnse Muur na de val in 1989.

Postmoderne affiche voor een tentoonstelling in het Design Museum London.

8.2

Literair leven

Epiek en lyriek In de literatuur tref je dezelfde postmoderne kenmerken aan. De schrijvers combineren soms verschillende stijlen binnen een boek. Romans lijken soms zeer chaotisch, met wisselende verhaallijnen en perspectieven. Intertekstualiteit is frequent in de teksten aanwezig in de vorm van citaten, motto’s, allusies … Vanaf 1970 zijn naast het postmoderne nog enkele trends te onderscheiden. Er verschijnen veel autobiografische boeken. Ook in de film tref je deze

NederlaNdstalig / iNterNatioNaal

tendens aan (de biopic). Reisverhalen en dagboeken zijn in. Er wordt heel expliciet over seksualiteit geschreven (ook over homoseksualiteit in de zogenoemde gay fiction) en er zijn heel wat feministisch getinte boeken of boeken van vrouwelijke auteurs op de markt gekomen. Er is ook een behoorlijk aanbod van migrantenliteratuur. De historische roman geniet van een hernieuwde populariteit, net zoals de postkoloniale roman. In de 21e eeuw brak de graphic novel definitief door. Art Spiegelman was met Maus (1986) een

8 • Van 1970 tot heden

181

voorloper voor onder andere Marjane Satrapi met Persepolis (2000) en Blankets (2003) van Craig Thompson. In het verlengde daarvan eiste ook de journalistieke strip met als exponent Joe Sacco zijn plaats op. Op het gebied van poëzie verwierven onder anderen de Tsjech Jaroslav Seifert (1901-1986) en de Poolse dichteres Wislawa Szymborska (1923-2012) wereldfaam. Ze kregen respectievelijk in 1984 en 1996 de Nobelprijs voor Literatuur. Het literaire aanbod nam in de laatste decennia enorm toe. Er verschijnen zeer snel na het origineel vertalingen, ook van Japanse, Chinese, Indische … boeken, zodat er een markt geopend wordt die vroeger grotendeels niet of met aanzienlijke vertraging bereikbaar was. Als bewijs voor deze internationalisering en mondialisering van de literatuur vind je hieronder een vrijblijvende selectie van twintig topboeken van auteurs die afkomstig zijn uit twintig verschillende landen.

Maus gaat over de strijd van de vader van de auteur-striptekenaar Art Spiegelman om als Poolse Jood te overleven tijdens de Holocaust. Het boek volgt ook de moeilijke relatie tussen de auteur en zijn vader, en de gevolgen van de oorlog op de verschillende familiegeneraties.

1973

Rayuela: een hinkelspel

Julio Cortàzar

Argentinië

1982

Het huis met de geesten

Isabel Allende

Chili

1983

De pianiste (Die Klavierspielerin)

Elfriede Jelinek

Oostenrijk

1984

De ondraaglijke lichtheid van het bestaan

Milan Kundera

Tsjechië

1985

Het parfum (Das Parfum)

Patrick Süskind

Duitsland

1988

De duivelsverzen (The Satanic Verses)

Salman Rushdie

India

1988

Elementaire deeltjes (Les particules élémentaires)

Michel Houellebecq

Frankrijk

1995

De stad der blinden

José Saramago

Portugal

1995

Onbepaald door het lot

Imre Kertész

Hongarije

1999

In ongenade (Disgrace)

John Maxwell Coetzee

Zuid-Afrika

2000

De menselijke smet (The Human Stain)

Philip Roth

USA

2001

Boetekleed (Atonement)

Ian McEwan

Engeland

2001

Ik ben niet bang

Niccolò Ammaniti

Italië

2001

De schaduw van de wind

Carlos Ruiz Zafón

Spanje

2003

De opwindvogelkronieken

Haruki Murakami

Japan

2003

Istanbul

Orhan Pamuk

Turkije

2003

De vliegeraar

Khaled Hosseini

Afghanistan

2004

Nachttrein naar Lissabon (Nachtzug nach Lissabon) Pascal Mercier

2005

Een verhaal van liefde en duisternis

Amos Oz

Israël

2006

Het ongrijpbare meisje

Mario Vargas Llosa

Peru

Zwitserland

Grote namen uit de recente wereldliteratuur.

De massamedia zorgen ervoor dat boeken soms via hun verfilming de weg naar het publiek vinden en de laatste jaren eist het luisterboek met aandrang zijn plaats op. Literatuur is ook big business geworden. Soms krijg je boeken cadeau of kun je ze voor een prikje kopen samen met bepaalde tijdschriften. Hoe meer een auteur in beeld komt (al is het maar in spelletjesprogramma’s), hoe vlotter zijn boeken verkopen. Elke zichzelf

182

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

respecterende levende auteur heeft een (commerciële) website. Literatuur is commercie geworden en van auteurs wordt verwacht dat ze ook performers zijn en hun boeken promoten op boekenbeurzen of signeersessies. Het papieren boek heeft in het e-boek een interessante aanvulling (sommigen zeggen ‘concurrent’) gekregen. Meer en meer worden boeken ook online gekocht.

Dramatiek De onderwerpen in het moderne theater zijn zeer divers. Walter van den Broeck kende een enorm succes met Groenten uit Balen (1972,verfilmd in 2011), een twintigste-eeuws Gezin van Paemel. Internationaal scoorde Tom Lanoye goed o.a. met Ten Oorlog (1997), een postmoderne bewerking van de koningsdrama’s van Shakespeare en met Mamma Medea (2001), gebaseerd op Medea van Euripides. Bloed en rozen (2011), gebaseerd op het leven van Jeanne d’Arc en Gilles de Rais, was een publiekstrekker op het Festival van Avignon 2011. Arne Sierens schuwt maatschappelijke thema’s niet. In Niet alle Marokkanen zijn dieven (2001) legt hij de spanning en vooroordelen tussen culturen bloot. Musical, danstheater, multimediaal spektakel, cabaret en stand-upcomedy krijgen meer mensen op de been dan het eigenlijke toneel. Een andere tendens is het postdramatisch theater. In zijn boek Postdramatisches theater signaleert de Duitse theaterwetenschapper Hans-Thies Lehmann een overgang, al aan de gang sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, van het dramatische theater, steunend op tekst en georganiseerd volgens de aristotelische principes van eenheid van plaats, tijd

NederlaNdstalig / iNterNatioNaal

en handeling, naar het postdramatische theater, gekarakteriseerd door visualiteit, gelijktijdigheid, multimediale perspectieven en maatschappelijke betrokkenheid. De logische samenhang in een toneelstuk wordt vervangen door een willekeurige afwisseling van fragmenten. In de nieuwe vormen van theater moet de ‘literaire teksttraditie’ wijken voor een ‘theater van beelden’. Muziek heeft een onafhankelijke positie verworven en kan in plaats van ondersteunend een wezenlijk onderdeel van het theater zijn, net zoals de ruimte trouwens. Er is geen echte hiërarchie meer waarbij de tekst zoals vroeger het theater domineerde. Jonge theatermakers willen het publiek betrekken bij het theater en zien het publiek als een wezenlijk onderdeel van de voorstelling. Theater moet een collectieve ervaring bieden (ervaringstheater). Ze richten zich bijgevolg minder op verhalen, maar meer op de ons omringende werkelijkheid, die ze in het theater (al dan niet multimediaal) binnenhalen. De realiteit, die zich achter de ‘vierde wand’ bevindt, wordt onderdeel van de voorstelling. Het betrekken van elementen van buiten de voorstelling, zoals maatschappijbetrokken gebeurtenissen, leidt vaak tot een reflectie op deze werkelijkheid.

Het werk van videoartisten hoort thuis in het zogenaamde postdramatische theater.

8 • Van 1970 tot heden

183

8.3

Teksten

Epiek

VlaaNdereN

Erwin Mortier auTEur

Erwin Mortier

kaLEnDEr

1965-

kErnbEgrip

stilist, Vlaamse romantraditie

siTuEring

Mortier debuteerde met Marcel (1999). De roman vertelt over een Vlaamse plattelandsjongen, opgevoed door zijn grootouders in een familie vol geheimzinnige verhalen en duistere gewoontes. Langzaam ontdekt hij het geheim en de schande die sinds de oorlog aan de familie kleeft. Tegelijk draait het verhaal om Marcel, die enkele decennia eerder aan het Duitse Oostfront is gesneuveld en wiens portret deel uitmaakt van de verzameling die grootmoeder van alle overlevende familieleden aanlegt. Dit geprezen romandebuut voegt zich naadloos in de specifiek Vlaamse romantraditie van Cyriel Buysse tot Leo Pleysier. Erwin Mortier.

Marcel ‘Stella doet soms Oda’s jas aan’, verklapte ik op een dag, toen zij en de grootmoeder aan de keukentafel bloem stonden te zeven. Meteen voelde ik me schuldig. Stella werd bloedrood en zond me een vuurspu5 wende blik. Een tijdlang viel er niets te beluisteren dan het zachte gesmak van haar handen in het deeg. De grootmoeder stond met haar rug naar ons en hield boven de afloop een schotel onder de kraan. Ze nam haar tijd, plaatste de schotel in het druiprek, 10 droogde haar handen af aan haar voorschoot, ging zitten, rolde quasinonchalant een reep aluminiumfolie op en zei toen afgemeten: ‘Ze is niet de enige …’ Haar woorden joegen een dolk in mijn ribben. Ik kromp terug. 15 ‘Wat grote mensen doen, dat zijn hun zaken’, ging ze verder. ‘Als ze per se de madam willen spelen, dan doen ze maar …’ Stella stopte abrupt met kneden. Haar handen rustten in de kom met deeg, alsof ze ineens besloten had 20 om kamerplant te worden. ‘Maar een echte huisvrouw weet dat ze haar poten eerst moet inwrijven met bloem. Dan blijft er geen spat deeg aan haar vingers hangen.’ Even leken we gedrieën te verstarren tot een tableau 25 vivant. De grootmoeder ging weer voor het aanrecht staan. Stella stampte in het deeg als een kudde olifanten door een modderpoel. Het was zonder meer toverij dat ze iets had gemerkt. Alles had ik vlekkeloos in de oude linnenkoffer terug30 gelegd. De sokken per paar om elkander gepropt bovenaan. Daaronder broeken, wee van kamfer en stof. Onder de broeken: drie hemden. Twee grijze, één geruit. Op de bodem schoolboeken en schriften, met beduimelde etiketten. Marcel Ornelis. Klas C. 35 Sint Laurens. Daarin teelttechnieken, kippenrassen, 1

184

rundersoorten, besproeiingswijzen. Hier en daar in de marge, in potlood en weer weggegumd: Vliegt de Blauwvoet!! Vlaanderen Houzee! De hemden strookten niet met de gestalte in mijn 40 verbeelding: rank, militair, gemillimeterd. Een donkere omtrek met een schaar uit de nacht geknipt. Het geruite hemd had een boerenkraag. Hij moest het, net zoals het in de koffer lag, tot onder zijn adamsappel hebben dichtgeknoopt. Misschien stroopte hij op 45 warme dagen de mouwen op. Tot boven of onder de ellebogen. Vermoedelijk boven. Trilt in Uw graf, Gij Vlaamsche Helden. Gij Jan Hyoens. Gij Artevelden! Hij krabbelde het wellicht stiekem op, verdoken ach50 ter de jongens in de bank voor hem. Mogelijk schermde hij met zijn linkerhand het schrift af. Later moest hij de leuzen zelf weer hebben uitgevlakt. Op last van een leraar misschien. Wie weet uit schrik of schaamte, als had hij schunnigheden in de wand van de plee gekrast, 55 wat de hogerejaars soms deden, ook in het toilet van Juffrouw Veegaete. Ze schreed dan met monumentale verontwaardiging uit haar plaspaleis naar buiten, een keizerin onder wiens balkon het gepeupel ‘democratie! democratie!’ scandeerde. 60 Alle spullen had ik in krek dezelfde volgorde in de koffer teruggelegd, getraind als ik was in volgorde, elke vrijdag weer, portret na portret. Ik had het deksel zelfs met mijn zakdoek afgestoft om alle sporen van mijn vingers uit te wissen. Misschien was ik te secuur 65 te werk gegaan. Misschien zag de koffer er verdacht proper uit. Nu, in de vroege nacht, liep hij vol zwart water, tot aan de rand, tot over de rand, als een overstromende badkuip. De grootvader knipte het licht boven de sofa uit. De 70 grootmoeder vouwde haar bril dicht en stopte hem

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

in zijn etui. Ik sloop terug naar mijn kamer en trok de koude lakens over me heen. In de gang ontsponnen zich de vertrouwde geruchten van hun rituelen. Het bruisen van een ontkalkings75 tablet in een glas op het schap in de badkamer. Ze moesten nu zwijgend hun gezicht wassen, hun handen, hun polsen, en tandeloos grijnzen. Ze sjokten door de gang. Ik hoorde hun gewrichten knieren, het kon ook de binnenvoering van hun pantoffels zijn. De groot80 vader ging alle kamers af, duwde deuren open, keek rond en sloot ze weer, ook mijn kamer. Ik had me op mijn zij gedraaid en blies met beproefde regelmaat de lucht uit mijn halfopen mond. Hij stond, dat wist ik zonder het te zien, met de deur85 klink in zijn hand, onbedoeld breed lachend, bijna een doodskop. Zijn teveel aan lippen smekte zacht. Ten slotte sloot hij de deur. Wat later ontving hun bed, met lijdzaam jankend verzet, hun beider gewicht. Over de voetstappen in het holst van de nacht had ik 90 leren zwijgen. Eén keer had ik ze ter sprake gebracht.

‘Gij hebt te veel fantasie, gij’, luidde haar repliek. ‘Uw verbeelding heeft geen plaats genoeg in uwen kop. Dat zullen de duiven 95 zijn die ge hoort. Of ons va, als hij naar de wc moet.’ Zijn stappen kende ik. Hij steunde minder zwaar op zijn linkervoet om zijn zieke knie te sparen. Hard100 zacht, hard-zacht ging het knerpen Cover van Marcel. van zijn toffels of zijn scharnieren, naar en van het toilet. Wellicht had ze gelijk. Het moesten de duiven zijn, ze leken me notoire nachtbrakers. Ander gevogelte 105 was al vanaf het ochtendkrieken in de weer, maar zij zaten tot een hap in de dag naast elkaar in de goot, een rij vadsige pluimballen op poten. Ze misten alleen een ijszak op hun kop. Zij moesten de boosdoeners zijn – of niet. Tegen de sluiers van de nacht heeft de werkelijk110 heid zelden een goed verhaal.

kristien Hemmerechts auTEur

Kristien Hemmerechts

kaLEnDEr

1955-

kErnbEgrip

autobiografisch dagboek

siTuEring

Hemmerechts was getrouwd met Herman de Coninck. Haar stelregel is ‘Nulla dies sine linea’, geen dag zonder een regel te schrijven. Daarom vroeg zij haar studenten de discipline op te brengen om iedere dag ‘bijvoorbeeld dertig minuten te schrijven’. Zelf gaf zij het goede voorbeeld door tussen 5 februari 2001 en 15 februari 2002 nauwgezet een dagboek bij te houden. Het werd uitgegeven onder de titel Een jaar als (g)een ander (2002). De lezer krijgt inzage in het leven van een schrijfster die blijkbaar niet afgezonderd in een ivoren toren leeft, maar ook een druk sociaal leven leidt. Kristien Hemmerechts.

Een jaar als (g)een ander panelgesprek over la memoria – il Teatro della Memoria

Zes mensen die allemaal iets over het geheugen kwijt moeten willen – drie Italianen, twee Belgen, één Nederlander. De Italianen doen het met oeverloos gebabbel, 5 zweverige uitspraken, huis-, tuin- en keukenfilosofie. De ‘noorderlingen’ zijn veel concreter en to the point. Vooraf noteer ik op een envelop: ‘Actually I have a poor memory and it gets worse by writing things 10 down.’ Wij mogen immers Engels spreken. Zodra ik een herinnering heb opgeschreven, houdt die op herinnering te zijn en gaat in de stroom van beelden, anekdotes en voorvalletjes op die ooit in mijn teksten 1

– fictie én non-fictie – zijn terechtgekomen. Ik weet niet meer of het echt is gebeurd of bedacht. Natuurlijk weet ik het nog wel, maar ik moet er eerst diep over nadenken, want ik voel het niet meer. Door de herinne20 ring op te schrijven, glipt ze uit mijn hoofd en blijft kleven aan het blad. Alsof ze niet tegelijk in mijn hoofd én in mijn boek kan zitten. En zo wis ik langzaam maar zeker mijn geheugen uit. Bij mijn dood is het een 25 leeg vat. Alles eruit getapt. Iedereen in het panel is het erover eens dat ‘we invent the past’. Maar dit uitvinden van het verleden is tegelijk een vinden van het verleden. Ik betwijfel of dat laatste waar 30 is, maar ben te lamlendig om het hardop 15

Cover van Een jaar als (g)een ander.

8 • Van 1970 tot heden

185

oneens te zijn. Er is ook een verleden dat je niet vindt, en ook niet uitvindt, maar domweg zo getrouw mogelijk verwoordt. Denk ik tenminste. Eric de Kuyper zegt iets hoogst merkwaardigs over 35 kinderen. Die hebben volgens hem geen herinneringen. Die kunnen niets vertellen over wat ze de dag voordien hebben beleefd. Je moet leren herinneringen te hebben, zegt hij. Ik denk dat hij bedoelt: je moet leren herinneringen te formuleren. Te articu40 leren. En dat proces houdt per definitie een vervorming in. Precies zoals je een droom ‘verandert’ zodra

je hem vertelt, omdat je hem alleen kunt vertellen als je hem vervormt. Vertellen is vervormen. In een vorm gieten. En dus is elke herinnering een leugen, 45 net als elk verslag van een droom. En dus vinden wij inderdaad het verleden uit. Ons verleden. Eric zegt ook: ‘Ik herinnerde mij niets van mijn kindertijd. Ik ben mij hem pas gaan herinneren door erover te schrijven.’ Of bedoelt hij: ik heb pas een 50 kindertijd gekregen door erover te schrijven? Ik heb mijn kindertijd bij elkaar geschreven? Ik heb mezelf al schrijvende op een kindertijd getrakteerd?

Tom naegels auTEur

Tom Naegels

kaLEnDEr

1975-

kErnbEgrip

reportage, autobiografische inslag, multiculturalisme

siTuEring

Los (2005) is tegelijkertijd een liefdesverhaal, een portret van Antwerpen en een document over de samenlevingsproblemen. Naegels wordt dan ook geregeld een journalistiek schrijver genoemd. Los stond ook op de longlist voor de Libris Literatuurprijs 2006. Het boek werd in 2008 verfilmd door Jan Verheyen. Los is een reportage, een autobiografisch verhaal waarin de auteur zelf de hoofdrol speelt. Tom Naegels.

Los Na het concert ga ik naar Nadia. Het is vreemd om, na die overdosis Vlaamse volksmensen met hun banana-patata-geschater, door Borgerhout en de Seefhoek te lopen en niets anders te zien dan Arabieren, 5 Afrikanen en Oost-Europeanen. Zouden ze weten dat vlakbij een zaal propvol Vlamingen zich net een breuk heeft gelachen om een karikaturale voorstelling van hun kledij en hun taal? Hoe zouden ze reageren als ik nu luidkeels ‘Chamchamcham ai ai banana 10 patata’ begin te roepen? Zouden ze aanvaarden dat dat Vlaamse humor is? Ik vecht tegen het onbehaaglijke gevoel de enige blanke in de wijk te zijn. Er is niets bedreigends aan deze mensen. Ze trekken zich niets aan van mij. 15 (Maar ze zijn met zovelen!) Ze staan gewoon in grote groepen geanimeerd op straat te praten. (Waarom doen ze alles in groep?) Mijn hart gaat naar hen uit. Zij zijn de echte verworpenen der aarde, die nog lang niet ontwaakt zijn. Maarrrrr! Laten we niet de fou20 ten maken van het verleden, om ofwel sympathie te hebben voor de gewone blanke Antwerpenaar die het niet zo breed heeft, ofwel voor de zwarte medemens. Ze zijn allebei het volk. Ik hou van hen allebei. Ik ga Nadia’s huis binnen. Ik schud mijn hoofd als 25 de klink in mijn hand achterblijft en zet ze er zo goed als ik kan weer aan. De trap is wankel, het behang in de gang bladdert van de muren. Maar haar flatje is 1

186

gezellig en netjes, ze staat me in het deurgat glunderend op te wachten en ik kus haar vol overgave. 30 Na de kus slaat ze haar handen voor mijn ogen. Ze giechelt en leidt me door haar flat, langs het immense bed dat het midden van de ruimte inneemt en de doorgang naar de keuken bijna blokkeert. Daar haalt ze haar handen weg en juicht: ‘Ta-daa!’ 35 Ik zie haar keuken, verlicht door een flikkerende tl-lamp, de kale, kleine kamer met de kastjes die altijd openvallen (ik vermoed dat haar hele flat scheef staat, want zowel de deuren van de kleerkast als die van de keukenkast vallen wijd open), de stoelen met de 40 metalen poten en het namaakleren zitvlak, en de enige tafel van de flat. Op die tafel staan twee borden en daarvoor twee lange rode brandende kaarsen. Kerstkaarsen. In groene plastic houdertjes in de vorm van een hulstblad. 45 ‘Ta-daa’, zegt Nadia opnieuw, onzekerder nu. Juist, sorry, vergeten. ‘Maar dat is prachtig!’ Te laat, niet overtuigend genoeg, maar ze besluit het te negeren. ‘Nee?’ glundert ze. ‘Is niet zo roman50 tic maar beetje ja?’ Waarom zie ik dat dat kerstkaarsen zijn? Waarom kan ik niet gewoon denken: Goh, kaarsen, lekker romantisch? Vanwaar die mentale glimlach (een spottende! Geef maar toe!) om die plastic hulstbla-

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Regisseur Jan Verheyen toont hoe de cameraman een scène uit de film Los moet kadreren. Op de foto zijn ook te zien: Pepijn Caudron, vertolker van het hoofdpersonage Tom Naegels, en Sana Mouziane die het personage Nadia gestalte geeft. Cover van Los.

deren? Voel ik me te goed voor hulstbladeren misschien? Voel ik me beter dan haar omdat ik weet welke kaarsen bij welke gelegenheid horen? Kijk ik neer op haar koekjesdozenromantiek? En waarom dan? Omdat die niet echt is? Voor haar is ze echt! 60 Voor haar zijn die kerstkaarsen een authentieke manier om te tonen dat ze van me houdt en dat ze gezellig met mij de avond wil doorbrengen. En wat doe ik, monsieur superieur? Ik zie ons in een Franse tragikomedie, het blije meisje en de slome jongen, 65 genietend van kerstkaarsen in de late zomer in hun troosteloze keukentje. Nadia heeft me een heel nieuwe soort liefde leren kennen: die zonder woorden. Voor veel mensen is dat de allerhoogste vorm, maar voor een schrijver is het 70 aanpassen. Ik verlang er vreselijk naar om bij haar te zijn, alleen weet ik nooit wat tegen haar te zeggen. Het is niet dat er een taalprobleem is. We spreken allebei goed Engels en haar Nederlands wordt steeds beter. We hebben een onderwerpenprobleem. Waar75 over praat je met iemand die tot vorig jaar in Pakistan woonde? ‘Hoe was concert?’ vraagt ze. ‘Goed’, zeg ik. (Nu moet ik vertellen over het concert. We kunnen 80 die eeuwige stiltes alleen doorbreken als we tegen elkaar praten.) ‘Het was een groep Antwerpenaars.’ ‘Ze waren van Antwerpen?’ ‘Ja. Zangers. Van Antwerpen. Vier. En ze zijn grap85 pig.’ ‘Op welke manier?’ (Goeie vraag. Hoe kan ik de geestigheid van het platte Antwerpse dialect duidelijk maken aan iemand die niet eens gewoon Nederlands spreekt?) 90 ‘Ze zingen in het dialect van Antwerpen. Ze nemen een bekend liedje, en ze spelen het zelf, maar met een andere tekst. Een grappige tekst. Ken je Bambolero van The Gipsy Kings?’ ‘Nee.’ 95 Hier gaan we. Eerst zing ik Bambolero, en dan op die melodie ‘De paella van Manuela’, en dan vertaal ik de tekst van dat liedje in het Engels, ik leg uit wat 55

paella is, en wat flamenco is, en dat flamencozangers kreunen – ik kreun als een flamencozanger – en dat 100 het grappig is als De Strangers op dezelfde manier kreunen – ik zing flamenco-kreunend ‘Ik moet die paella ni hemmen!’ –, ik stamp met mijn voeten, leg uit dat het grappig is om vier oude Antwerpenaars op dezelfde manier met hun voeten te zien rakketakken, 105 ik leg de woordspeling uit in ‘heure garnot was zo plat as ne pladijs’ en uiteindelijk heeft ze een redelijke theoretische kennis van de relatie tussen Spanje, flamenco, paella, The Gipsy Kings, oude mannen, het Antwerps en waarom ik die combinatie grappig vind. 110 ‘Belgen verkleden zich graag’, lacht ze. ‘Dat is wat Belgen leuk vinden.’ Is dat wat ik net heb uitgelegd? De bel gaat. Het is Nadia’s buurvrouw, een Soedanese die zich voorstelt als Didi. Nadia kijkt verstoord. 115 ‘Dag Didi’, zeg ik. ‘Ik ben Tom.’ Ik glimlach warm en open, om te tonen dat ik een warme en open man ben, voor wie ze niet bang hoeft te zijn. ‘Me Didi’, herhaalt ze. Ze lacht ook. ‘Ik Tom’, herhaal ik. We staan naar elkaar te lachen. 120 Ze vraagt hoe het met me gaat. ‘Goed’, zeg ik. Verlegen verschuilt ze zich achter het gordijn dat de slaapkamer van de woonkamer scheidt en zegt, nu in het Nederlands: ‘Ik ben Didi.’ ‘Hallo Didi’, zeg ik. Ik spreek traag en articuleer 125 duidelijk. ‘Hoe gaat het?’ ‘Goed’, zeg ik opnieuw. Didi kijkt smekend naar Nadia, die hatelijk terugstaart. 130 ‘Didi wil een aanvraag indienen om Belg te worden’, zucht ze. Didi knikt enthousiast. Blijkt dat ze op haar aanvraag drie referenties nodig heeft van echte, autochtone Belgen die verklaren dat Didi het verdient om Belg te zijn. En of ik een van die drie wil zijn. 135 Maar ik ken haar helemaal niet! De twee andere Belgen ook niet, zo maakt ze me duidelijk. Dat is dus geen probleem. Kent ze dan geen enkele Belg? vraag ik. Een die met kennis van zaken iets positiefs over haar kan 140 schrijven? 8 • Van 1970 tot heden

187

Nee, geen enkele. En weer dat onbehaaglijke gevoel. Wat is er mis met mij? Ik hou van deze mensen! Ze zijn het volk, de verworpenen der etc. Als ze Belg wil zijn, dan moet 145 dat worden toegejuicht. Ik blijk plots veel meer belang te hechten aan mijn nationaliteit dan ik altijd heb beweerd. Hoe kan ze Belg worden als ze geen enkele Belg kent? Dat betekent toch dat ze niet geïntegreerd is? 150 (Wat kan het jou schelen? Ze wil gewoon je handtekening.) (Ze wil Belg zijn, omdat ze dan meer geld krijgt van de sociale zekerheid.) (Leugenaar! Racist!) (Wat gebeurt er als men ont155 dekt dat ik een valse getuigenis heb afgelegd? Wat als ze Belg wordt en dat misbruikt om weet ik wat te doen? Vijfde colonne, terrorisme, gezinshereniging  … Waarom komt die verantwoordelijkheid naar mij?) 160 (Een handtekening! Je helpt haar ermee. Lief meisje, vast allerlei ergs meegemaakt, eindelijk in het veilige België. En jij vermoedt enkel kwaads!) Ik lees de papieren. De eerste getuigenis beweert dat Didi zeer goed Nederlands spreekt. Ik probeer 165 een gesprek met haar – dat valt tegen. De andere benadrukt vooral hoe vriendelijk ze is. Dat lijkt wel zo te zijn. Didi kijkt vragend naar Nadia: wat is er mis met jouw vriend? De vorige twee Belgen tekenden 170 gewoon. (Misschien heeft ze ze gewoon op straat aangesproken.) Ik schrijf: ‘Ik ken Didi als vriendin van vrienden, en elke keer dat ik haar ontmoette, was ze vriendelijk. Ze wil graag Belg worden. Tom Naegels.’ 175 Niemand kan zeggen dat het niet waar is. Als Didi weg is, begint Nadia een tirade tegen Afrikanen die al jaren hier zijn, geen woord Nederlands kennen, geen enkele Belg kennen, geen werk zoeken en toch Belg willen worden. Onverbeterlijke rodde180 laars, die dagenlang met elkaar lullen – maar iets van hun leven maken? Ho maar! Ik sla haar verbaasd gade en zeg: ‘Ik was vergeten dat je niet van gekleurde mensen houdt.’ Dat had ik beter niet gezegd. Ze houdt onmiddel185 lijk op. ‘Ik hou wel van zwarte mensen, Tom.’ O jee. ‘Ik weet dat je van zwarte mensen houdt.’ ‘Als je dat weet, waarom zeg je dat dan?’ ‘Het was een grap. Ironie.’

188

‘Niemand zegt zoiets als grap!’ ‘Maar je was zo boos aan het afgeven op Didi. Dus dacht ik, het zou ironisch zijn als jij, als donkere vrouw …’ ‘Ik probeer alle mensen te respecteren, Tom. Ik 195 respecteer wat ze zijn in mijn hart.’ Ik kan er niets aan doen: ik vecht om een glimlach te onderdrukken. Dat maakt het alleen erger. ‘Je lacht me uit! Je vindt me belachelijk!’ Welnee, natuurlijk niet. Maar ‘Ik respecteer ieder200 een in mijn hart’ – sorry, mijn ironiefilter kan dat niet aan. Hatelijke ironie! Nadia respecteert iedereen in haar hart: dat is mooi, dat is bewonderenswaardig, dat is niet iets om mee te lachen. Ze is goed, ze is puur, ze is oprecht – ik ben alleen sarcastisch en cynisch 205 en ik voel me er nog superieur om ook. Is dit een cultuurverschil? Misschien komt ze uit een land waar ironie niet bestaat. Ach, kom nou! Cultuur gaat over de scheiding van Kerk en Staat, over de positie van de vrouw en de erkenning van demo210 cratische basiswaarden. Niet over de toon waarop je iets zegt, toch? Nadia en ik liggen in bed. We hebben ruzie. Ze is nog steeds boos, omdat ik de indruk gewekt heb dat ze niet iedereen, blank en zwart, respecteert in haar 215 hart. Ik heb geen zin meer in de discussie en ga met mijn rug naar haar toe liggen. Zij: ‘Jij voelt je bwaaf?’ Ik: (zwijg). Zij: ‘Ik weet dat je niet slaapt. Voel je je bwaaf?’ 220 Ik (schokschouderend): ‘Misschien.’ Zij (draait zich pathetisch om): ‘Ik vergeef het mezelf nooit!’ Ik (draai me verbaasd om): ‘Nadia, ik ben niet kwaad, oké?’ 225 ‘Maar je zei dat je je bwaaf voelde!’ ‘Bwaaf, ja, not angry!’ ‘Bwaaf is angry! O is much worse!’ ‘Niet waar!’ ‘O, Tom zeg niet dat bwaaf niet bwaaf is! Ik weet 230 wat bwaaf is!’ ‘Ja maar ik wist niet dat bwaaf voor jou betekende: heel kwaad. Voor mij betekent bwaaf: een beetje gefrustreerd.’ ‘Frustreet?’ 235 ‘Geïrriteerd, verveeld, prikkelbaar.’ ‘Gebruik makkelijke woorden.’ ‘Dit zijn makkelijke woorden!’ ‘Je zei dat je bwaaf was! Ik vergeef het mezelf nooit!’ 190

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Hugo Matthysen auTEur

Hugo Matthysen

kaLEnDEr

1956-

kErnbEgrip

kolder, absurde humor

siTuEring

Zanger, gitarist, columnist, schrijver, gediplomeerd filosoof en acteur. Zijn alter ego Clement Peerens is bekend geworden met zijn band CPeX (Clement Peerens Explosition, samen met o.a. Bart Peeters). Een interplanetaire helleveeg verscheen in Nefast voor het konijn (2007).

Een interplanetaire helleveeg Hans kwam bij zijn positieven, en hij wist meteen hoe laat het was: hij was ontvoerd door buitenaardse wezens. Ik moet vooral kalm blijven, dacht hij, en de kwestie proberen op te lossen met overleg. Daarom 5 wendde hij zich tot de piloot en zei: ‘Leuk ruimteschip, heel gezellig! Hebben jullie dat zelf ingericht?’ ‘Dank je,’ antwoordde de alien, ‘ik ben blij dat je het gezellig vindt. Want we gaan een lange reis maken. Het is vier jaar vliegen naar ons zonnestelsel.’ 10 ‘O,’ zei Hans, ‘vier jaar? Mag ik dan misschien even mijn vrouw bellen?’ ‘Een vrouw?’ vroeg de alien. ‘Wat is dat, een vrouw?’ ‘Dat is een heel goeie vraag!’ zei Hans. ‘Een man 15 heeft daar vaak geen benul van. Zeggen die vrouwen wel eens. Jullie hebben dus geen vrouwen?’ ‘Geen idee,’ zei de alien, ‘ga misschien eens een kijkje nemen in het laadruim. We hebben van alles ontvoerd, wie weet zit er wel zoiets tussen.’ 20 Op dat moment ging de gsm van Hans af. Het was zijn vrouw. Ze klonk bang. ‘Hans,’ zei ze, ‘er is iets gebeurd. Ik denk dat ik ontvoerd ben door buitenaardsen. Weet je nog toen we uit de bioscoop kwamen, die lichtflits? Alles werd zwart voor mijn ogen, 25 en ik werd wakker in een soort ijzeren kelder, tussen een hoop rommel. Toen ik net door het raampje keek, zag ik dat het helemaal geen kelder is. In de verte kan ik de aarde zien en die wordt snel kleiner. Het is allemaal jouw schuld want jij wilde naar de film!’ 30 ‘Jaja Kelly,’ zei Hans, ‘jaja …’ ‘En als het dan nog een goeie film was geweest! Maar jij wil altijd van die rare Spaanse of Chinese dingen zien. Volgende keer kies ik de film, Hans.’ ‘Is het je vrouw?’ vroeg de alien. 35 ‘Ogenblikje Kelly, ik bel je dadelijk terug’, zei Hans en tot de alien sprak hij: ‘Dat was mijn vrouw, ja. Ze is aan boord van dit ruimteschip.’ ‘Ben je erg gesteld op je vrouw?’ Hans twijfelde even. Liegen had geen zin als hij 40 het vertrouwen van zijn ontvoerder wilde winnen. ‘Nee, wij hebben een hekel aan elkaar’, zei hij. ‘Mijn 1

Hugo Matthysen.

vrouw leeft in een constante toestand van irritatie. Om het even wat ik zeg, maakt haar nijdig. En als ik niets zeg, wordt het alleen maar erger.’ 45 ‘Oei!’ zei de buitenaardse. ‘Haat en afgunst zijn haar meest gangbare gevoelens’, vervolgde Hans, die op dreef kwam. ‘Waar ze ook komt, het zit er binnen het kwartier bovenarms op. Zet haar voor een kippenren en die beesten beginnen de 50 pluimen uit elkaars gat te pikken voor je tot tien kunt tellen. Ze is bijvoorbeeld al vaak uit de tram gezet, omdat iedereen ruzie met elkaar begon te maken.’ ‘Wat is een tram?’ vroeg de alien. ‘Zoals dit ruimteschip,’ zei Hans, ‘maar minder 55 gezellig en met een korter traject.’ ‘We kunnen geen risico’s nemen’, zei de alien. ‘Ik wil geen gedoe op een reis die vier jaar zal duren. We keren terug naar de aarde, en je vrouw zal moeten uitstappen. Jammer voor haar, maar ik heb mijn 60 verantwoordelijkheden. Kom mee.’ De laadruimte had inderdaad iets van een grote kelder. Tussen de rommel herkende Hans onder meer een wasmachine, een mountainbike en een tennisraket. In een hoekje zat Kelly stilletjes te snikken. Hans 65 nam het ruimtewezen even apart. ‘Ik moet je nog iets vertellen’, fluisterde Hans terwijl hij naar zijn vrouw wees. ‘Zie je dat ding daar? Dat is een grasmaaier. Grasmaaiers zijn erg handige apparaten, maar ze liegen als de pest. Daar moet 70 je dus een beetje voor opletten. Maar voor wie zijn gazon kort wil houden, is er niks beters. Ha, daar is mijn vrouw!’ Hans ging voor de mountain75 bike staan en sprak: ‘Kelly, je kunt jammer genoeg niet mee op ruimtereis. Keer terug, helleveeg die je bent!’ ‘O nee, hij is gek geworden!’ 80 riep Kelly vanuit haar hoek. ‘Mijn man denkt dat ik een mountainbike ben!’ Cover van Nefast voor het konijn.

8 • Van 1970 tot heden

189

‘Zwijg, leugenachtige grasmaaier!’ beet de alien haar toe, en de geschrokken Kelly gehoorzaamde 85 onmiddellijk. Het ruimteschip was geland. De luiken gingen open. ‘Vooruit, stap uit, lelijke heks!’ schreeuwde Hans. Maar de mountainbike gaf geen kik. 90 ‘Ze kan erg koppig zijn’, legde Hans uit. ‘Dan weigert ze elk gesprek, ze verroert geen vin, en dan sta

je als man – of als alien – voor lul. Maar deze keer zal het niet pakken! Weg jij!’ Met deze woorden gooide Hans de mountain95 bike naar buiten, sprong er achteraan en fietste snel weg. Hij hoorde nog ‘Hans laat me niet alleen!’ en ‘Zwijg, ellendige grasmaaier!’ roepen, gevolgd door het geluid van metalen luiken die zich sloten. Toen Hans eindelijk durfde omkijken, zag hij een groen 100 lichtje boven de horizon. Het werd snel kleiner.

annelies Verbeke auTEur

Annelies Verbeke

kaLEnDEr

1976-

kErnbEgrip

realisme en absurdisme

siTuEring

Het verhaal Naar de toekomst komt uit Groener gras (2007). Deze verhalenbundel bestaat uit vijftien ongewone verhalen over mensen die je buren zouden kunnen zijn, maar die er een ‘afwijkende’ levensstijl op na houden. De verhalen worden verbonden door het terugkerende thema: winnen en verliezen. Verbeke won in 2004 de Debuutprijs voor Slaap. Annelies Verbeke.

Naar de toekomst Je verveelt je. De lijzige stem van de onderwijzeres leunt zwaar tegen de hitte. Je wil dat Fatma je toont hoe ze de gekleurde touwtjes tot een armband knoopt. Zij zegt: ‘Niet tijdens de les.’ Jij zegt: ‘Saaie geit.’ Bits 5 willigt ze je wens in, verborgen onder de lessenaar die jullie delen. Vrijwel onmiddellijk wordt ze betrapt. De onderwijzeres trekt haar bij haar schouder naar buiten, naar het strafhok. Je aanschouwt haar uittocht geschokt, raapt de armband van de grond en laat hem 10 in de zak van je jurk glijden. Wanneer de onderwijzeres terugkeert, ben je tot voorbeeldigheid bereid. Dan suist en dreunt een sluimerende dreiging zich naar de voorgrond. De oorlog heeft je stad maandenlang beslopen en valt vandaag aan. Vlakbij ver15 deelt een neergekomen brontosaurus de speelplaats in droge brokken opvliegende aarde. Je klautert over je omgevallen lessenaar. Hoewel je niets meer hoort dan een hoge fluittoon, is het duidelijk dat het hoofd van de onderwijzeres, dat ze in haar opgehe20 ven armen begraaft, langdurig krijst. Je rent het mens achterna, naar buiten, naar het strafhok, dat er niet meer staat. De onderwijzeres probeert je ogen tegen te houden. Je rukt aan haar vingers, bijt erin, bevochtigt ze met je speeksel, tot je kan zien. 25 Nacht na nacht zit je moeder bij je bed en zingt ze je naam. Nuria. Je bent acht, maar klein voor je leeftijd. Je herhaalt miljoenen keren dat je een moordenaar bent. Men gaat ervan uit dat je ijlt. 1

190

Dan winnen je ouders een verre reis. Ze vullen het huis met overspannen blijdschap en willen ’s nachts vertrekken. ‘Waarheen?’ vraag je. ‘Naar de toekomst’, zegt je vader. Je hoeft niets mee te nemen, alleen je lievelingskle35 ren, je beer desnoods. In de toekomst worden betere kleurpotloden en mooiere ballonnen vervaardigd. Bladeren drogen kan je overal. Nu moet je alles laten liggen. En meekomen. Tijd heeft haast. In de keuken van een restaurant, twee straten ver40 wijderd van jullie huis, zit een dikke man op jou en je ouders te wachten. Hij zucht als jullie arriveren, laat zijn blik lang op jou rusten en zucht nog eens. ‘Kinderen brengen ongeluk’, zegt hij. Je denkt aan Fatma’s linkerbeen, uitgestrekt en 45 afgezonderd op een stuk omgevallen zijwand van het strafhok, als een aperitiefhapje voor reuzen. ‘Met een kind kost het meer’, zegt hij. Als je vader met een stemverheffing de afspraken herhaalt, zucht hij nog een paar keer. 50 ‘Ik vind wel iemand anders. Zoals u weet.’ Je moeder verbrijzelt je hand en zegt: ‘Wacht.’ Wanneer de man het geld telt dat je vader hem heeft aangereikt, vraag je: ‘Maar wij hadden die reis toch gewonnen?’ 55 De man stopt met tellen, lacht droog, schudt zijn hoofd. 30

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Je moeder hoest. Je vader beaamt: ‘Ja. Jazeker. Gewonnen.’ De man steekt het geld in de lucht. 60 ‘Het transport’, verklaart hij, ‘moet je altijd zelf betalen.’ Je ouders knikken naar de grond. Ze lijken wat aanmoediging te kunnen gebruiken. ‘Maar de toekomst’, zeg je, ‘is van ons.’ 65 De avondlucht is donkerblauw, hier en daar onderbroken door een zwarte wolk. De gele stoppels van het veld verdwijnen eronder. Alleen de witte vrachtwagen weigert door het duister te worden weggewist. Je geeft toe dat je een ruimteschip had verwacht. 70 ‘Wel,’ zegt je vader, ‘het is er een.’ Je moeder verklaart haar kreun niet nader. ‘Het heeft de vorm van een vrachtwagen. Om niet op te vallen.’ Logisch. 75 Metaalklank vult de vlakte als de man de container opent. Binnenin staan dozen opgestapeld. ‘Waar moeten wij zitten?’ vraag je. ‘Tussen de dozen’, zegt de man. ‘Wat zit erin?’ 80 ‘Nietjes. En één doos met eten.’ ‘En hoe moeten wij naar de wc gaan?’ ‘Heel stil.’ ‘Draagt u een pruik?’ ‘Nee.’ 85 Alleen zijn laatste antwoord is gelogen, denk je. Een zachte wind draagt de sirene van een brandweerwagen nauwelijks hoorbaar met zich mee. Wanneer de deur wordt gesloten, ontbindt het geluid definitief in het slakkenhuis van je oor. Nooit ben je bang 90 geweest zonder licht. Het donker duurt maar een nacht. Je beeft omdat de man het ruimteschip heeft gestart. Ook de dozen trillen. Bij de eerste scherpe bocht wordt je moeder onder een aantal bedolven. Tastend daalt je vader af in de tunnel van nietjes en 95 karton. Hij helpt zijn vrouw naar boven. Ze herhaalt een paar keer gesmoord dat alles in orde is, streelt je haar langdurig. ‘Nuria?’ ‘Ja.’ 100 ‘Je bent zo stil.’ ‘Ik droomde.’ Witte gebouwen worden door groene weiden van elkaar gescheiden. Alleen de lila lucht verraadt het buitenaardse. Mooie bewoners – mensen volgens jou 105 – dragen bretels met functies. Ze tonen hoe je ermee belt, boodschappen doet, je gezondheidstoestand controleert. Tijdens hun vliegdemonstraties wordt je interesse minder geveinsd. Ze cirkelen boven je hoofd en een van hen vertrouwt je het bestaan van 110 dure, geheime opties toe. Eén functie gaat gericht op zoek naar wat je wenst te wissen, stroomlijnt je

herinneringen, verlicht. Een andere regelt het tijdelijke verdwijnen. Je springt naar de kleine ronde chip in zijn hand, die zich snel sluit en leeg weer opent. 115 Proestend vliegt het gezelschap hoger tot je ze niet meer van de lucht kunt onderscheiden. Je vader luistert naar je droom. Je moeder jammert in haar slaap. Onder het ruimteschip draaien luide, natte banden. 120 Jullie kunnen de doos met het eten niet vinden. ‘Nonsens,’ zegt je vader, ‘ze moet hier zijn.’ Boven aan de lijst vijanden van zijn humeur prijken ‘honger’ en ‘iets niet vinden’. Alleen de regeringspartij van het land dat jullie hebben achtergelaten, scoort 125 beter. Liggend op zijn buik sleurt hij dozen van de ene metalen wand naar de andere. Hij verscheurt zo veel mogelijk karton, bewerkt elk snippertje met zijn vuisten, vloekt. ‘Wind je niet op,’ zegt je moeder, ‘ze moet hier zijn.’ 130 Je denkt dat de doos je vingertoppen snijdt om je te roepen. Omdat ze de juiste doos is en ze haar eetbare inhoud wil tonen. Maar ze snijdt je zomaar. Andere dozen volgen haar voorbeeld. Waar heeft de toekomst al die nietjes voor nodig? 135 ‘Ik heb niet zo’n honger’, zeg je. ‘Dorst ook niet eigenlijk.’ Je wenst dat de ochtend langs een verborgen kier naar binnen dringt. Je moeder snuit haar neus langdurig. De nacht duurt langer dan verwacht. 140 Dan houdt het daveren op. De dozen zuchten opgelucht. Zelfs de geur van urine lijkt te verminderen. Jullie juichen fluisterend. Het wachten stribbelt tegen als jullie het proberen op te vullen. De gespreksonderwerpen hebben 145 zich verstopt. Niemand geeft het zoeken op, maar al snel ben jij de enige die praat. Je hebt de armband van je pols gehaald en de touwtjes losgemaakt. Met een stem die op die van de onderwijzeres lijkt, leg je uit hoe je hem weer in elkaar knoopt. Welk touwtje 150 waarover gaat en hoe je moet trekken zodat alles vastzit en geen oneffenheden nalaat en wat je moet doen als je een vergissing hebt begaan. Je vader zegt ‘hmm’ en ‘ach zo’ als een nauwkeurige machine. 155 Je moeder trommelt met de hakken van haar schoenen op zo veel mogelijk karton en daarna op de metalen wanden. Tot je zwijgt. Ze zwijgt met je mee, imiteert dan een wolf voor een volle maan. 160 ‘Luuucht!’ ‘Zwijg!’ roept je vader. Je hoort hem haar kant op schuifelen. ‘Lucht en eten, godverdomme!’ Je moeder ontrukt zich aan je vaders greep, kruipt 165 tot bij de deuren en beukt er met haar voeten tegenaan. Ze gebruikt woorden die druipen van het vet, 8 • Van 1970 tot heden

191

woorden die in bloed en stront werden gedrenkt. Woorden die je moeder tot voor kort niet kende, volgens jou. Grappig. Akelig. Misschien niet echt. 170 Wanneer het ruimteschip zich weer in beweging zet, worden jullie een deken en pakken jullie haar in. Je vader heft een lied aan om je op te vrolijken. Zijn gezang lijkt uit een zwakke, onvertrouwde keel te komen. Hoewel je moeder en jij intussen hebben 175 gemerkt hoe schaars de lucht is, vallen jullie in. Het lied gaat over een bloem die bang is dat konijnen haar zullen opeten. Voor ze met gesloten blaadjes de nacht in gaat, vraagt de bloem God om bescherming. God verhoort haar wanhopige wens. Ze ontwaakt als 180 konijn en eet een bloem als ontbijt. Dit was ooit je favoriete lied. Je lachte erom. Nu vraag je je hardop af waarom God het konijn dan niet straft. ‘Konijnen eten nu eenmaal bloemen’, zegt je vader. 185 Alles wat je van thuis hebt meegenomen, zijn de broek en het hemd die je draagt, de zandkorrels in je haar, het vuil onder je nagels en de armband. Zelfs de beer heb je achtergelaten. In de toekomst zal je een ander worden. 190 Wat als de vliegende mensen niet neerdalen? Wat als de witte gebouwen verlaten zijn? Je zal wachten tot de groene vlakte vol bloemen staat. Je zal ze plukken en met handenvol naar je mond brengen. Als de konijnen hun pijpen verlaten, zal je ze doden door 195 hun nek te breken. Met je tong zal je een weg banen in hun warme vlees. Je slikt je speeksel door. Honger. Je moeder ademt snel in je vaders armen. Zij klaagt 200 over hoofdpijn. Hij zegt dat ze alleen maar moet kalmeren en herhaalt dat afwisselend kwaad en sussend. Onder je eigen ijle hoofd, dat op de dikke dozenlaag drukt, klinken nog steeds wielen. Dit is een vrachtwagen. Wanneer hij een tweede keer tot stil205 stand komt, zeggen jullie niets meer. Je moeder denkt niet meer aan ontsnappen. Jij bent een klein, dom kind dat in een ruimtereis geloofde. Er zijn te veel dagen voorbijgegaan. Je moet een poos hebben geslapen. Wanneer je ont210 waakt, ben je vermoeider dan ooit. De stank boort zich langs je neus naar je keel, blijft liggen op je tong. Het haalt niets uit je ogen te openen, het donker toont geen enkele schakering. Je hoort haar snelle ademhaling niet, zijn huig heeft het snurken opgegeven. Ze 215 moeten wakker zijn. Als je hen roept, geven ze geen antwoord. Je ellebogen en knieën dreigen onder het kruipen te bezwijken. Het karton is slap en vochtig. Iets kleeft als puree aan je vingers. Je betast hun scheve lijven, knijpt keihard in hun neuzen. Ze slapen 220 diep, vertel je jezelf, ze zijn zo moe, nog vermoeider dan jij. Laat ze slapen.

192

Je bent een drumstok die aan de binnenkant van een gesloten trom terecht is gekomen. Je zal het ritme aangeven om de reissnelheid op te voeren. De wan225 den moeten eraan geloven. Je hoofd is van het hardste hout. Metaalklank en frisse lucht hebben je niet meteen gewekt. Bij je eerste gewaarwording hang je slap over een hoekige schouder. Je herkent de geur van de man 230 die wist dat je ongeluk brengt. Je besluit te blijven hangen. Hij werpt je neer en maakt zich uit de voeten. Hoge gele rietstengels reiken naar de witte hemel. Je kent dit, strekt je arm uit. Maïs. Je plukt en pelt en eet. Plukt en pelt en eet. Laat de kolf vallen. 235 Je moeder rust met gesloten ogen op je vaders borst. Je weet dat hij niet toekijkt. In een film werden dit soort ogen gesloten door een traag gebaar van de wenkbrauwen van de dierbare naar zijn neus. Je probeert het bij je vader, maar het lukt niet, alsof 240 hij je wil blijven zien. Nog een paar uur kijk je terug. Als je het veld bent doorgerend, zie je een zandpad. Achter het zandpad ligt een brug, onder de brug een snelweg. Die zal je volgen. Zie je wel. 245 Daar ga je. En als iemand zijn hand uitsteekt, begrijp je dat. En als iemand schiet, begrijp je dat.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van Groener gras.

Christophe Vekeman auTEur

Christophe Vekeman

kaLEnDEr

1972-

kErnbEgrip

tragikomedie, aforismen

siTuEring

Het Parool schreef over Lege jurken (2008): ‘Maar god, wat een oergeestige roman is Lege jurken. Als Vekeman iets demonstreert in dit boek, is het wel hoe je een klein verhaal groots kunt vertellen. Achterdocht, jaloezie, misverstanden, kleine ergernissen … Vekeman legt zijn vergrootglas op al die liefdesperikelen. Het is om je te bescheuren. Lege jurken is een absurdistisch boek, maar je kan hier spreken van ‘functioneel absurdisme’. Het is kolder, gekkigheid, maar uit het leven gegrepen.’ Christophe Vekeman.

Lege jurken Zoals gorilla’s zich soms op de borst slaan, zo is Alicia in de tussentijd begonnen met haar vuisten haar buik te bewerken. In tegenstelling tot genoemde apen echter, voert zij de handeling schijnbaar gedachteloos 5 uit: ze staat er een tijdschrift bij te lezen, dat op de tafel openligt. Op de vraag waar zij mee bezig is, antwoordt zij langzaam, verstrooid verder lezend: ‘Alles komt goed, schatje. Laat het maar aan mij over. Vergeet alles wat ik je gezegd heb. Je hoeft je geen zorgen te maken.’ 10 Hij vraagt haar op te houden, maar ze doet alsof zij hem niet hoort. Hij neemt haar polsen beet, tracht haar vuisten tot stilstand te dwingen en schrikt wanneer hij merkt dat hem dat niet eens zou lukken als hij tien keer sterker was dan het geval is: hij kan net 15 zo goed al blazende proberen om een stormwind tot bedaren te brengen. ‘Hou daarmee op’, smeekt hij. ‘Lester’, zucht ze, licht geïrriteerd, maar vooral toch reeds nog in beslag genomen door de tekst die zij leest. 20 ‘Lester’, zegt ze, ‘iedereen zou het zien. Jij zou het zien, en iedereen. Er is een Afrikaan in het spel.’ ‘Een Afrikaan?’ ‘Een Afrikaan, ja. En waarom niet?’ Lester beweegt zijn duim en wijsvinger over zijn 25 ogen naar elkaar toe, van zijn slapen naar zijn neus. Hij zal nooit genezen. Alles wat hij kan doen, is proberen er het beste van te maken. Meer zit er niet op. Hij bekijkt de lege kapstok. Een Afrikaan, denkt hij. Een minnaar. Stel dat het kind niet van mij is, dan, wat 30 dan? Dan is alles voorbij. Dan moeten wij wel scheiden. Dan zal ik plots nog een heel leven voor de boeg hebben, zoals ik eveneens al een heel leven achter de rug hebben zal. Hoeveel hele levens staan een enkel mens ter beschikking? Sommige mensen plukken de 35 dag; ’s ochtends ontwaken zij niet zomaar, nee, zij worden telkens weer opnieuw geboren, gretig en vrij. Zo ben ik niet. Zou ik zo worden, mocht het kind niet van mij zijn? Zal ik ooit aan de toog zitten snoeven: ‘Ik heb een wijle met een hoer samengewoond?’ Wie 1

weet. Stel je voor. Hij gaat de woonkamer in en loopt verder tot in de keuken, waar Alicia een kop water in de magnetron zet. Zwijgend slaat hij haar gade, drentelend, zijn handen op zijn rug, handen in zijn broekzakken. Hij beeldt 45 zich in dat zij net er plotseling uit flapt: ‘Ik heb iemand leren kennen, Lester.’ Hij zou zich voelen groeien van woede; nu al houdt zijn woede zich klaar, ergens diep in zijn onderbuik, zich zo klein mogelijk makend maar toch erg voelbaar, om straks tot explosie te komen en 50 zijn hele innerlijk te verwoesten, Lester Brandman definitief, voor altijd, van de kaart te vegen en iemand anders in zijn plaats te stellen. Maar Alicia zwijgt. ‘Je vader zag er goed uit’, zegt hij, begint hij. 55 ‘Mijn vader?’ vraagt ze, wachtend tot het water kookt; het theebuiltje onder haar hand dat rustig rondjes slingert, doet Lester denken aan een tampon. Negen weken ver is zij, en niet blij – maar verder is alles normaal. 60 ‘Je vader, ja’, zegt hij op goedkeurende, zelfs enigszins bewonderende toon, met een stem die per lettergreep stijgt. Hij schraapt zijn keel en knikt. ‘Ik vond dat hij er goed uitzag.’ ‘O? Ik heb er niet op gelet.’ 65 ‘Ik ook niet, nee. Ik heb er niet op gelet, maar het viel mij op.’ ‘Ach zo.’ In elk geval heeft zij er de tijd voor: het moet een makkie voor 70 haar zijn om tijdens Lesters werkuren in het geheim een tweede leven te leiden. Dag in dag uit is zij in de gelegenheid om te doen wat zij wil. Gek worden van verveling, 75 bijvoorbeeld, en vervolgens deze verveling bestrijden op manieren waar geen tekeningetje bij hoeft … Wat deed zij vannacht eigenlijk op Cover van Lege jurken. 40

8 • Van 1970 tot heden

193

straat? Waar is zij heengegaan? Wie zocht zij, wie heeft zij opgezocht? Waarom nam zij niet op toen hij belde? ‘Je vader weet het dus nog niet?’ vraagt hij, alsof deze veronderstelling louter gebaseerd is op het feit dat Jozef er niet slecht uitzag. Hij zal het goede nieuws ook aan zijn ouders moeten vertellen. 85 ‘Nee, natuurlijk niet.’ ‘En je moeder …’ ‘Lester, wat denk je eigenlijk?’ Zij opent het deurtje van de magnetron, neemt de stomende kop eruit en dompelt het builtje op en neer in het water door met 90 haar hand de maat aan te geven van zachte, zweverige muziek die enkel zij blijkt te kunnen horen. ‘Eerlijk gezegd weet ik niet goed meer wat ik moet denken …’ ‘Natuurlijk heb ik het nog aan niemand verteld! Ik 95 weet het zelf pas sinds gisteren!’ ‘Waarom was je niet blij daarnet?’ ‘Daarnet?’ ‘Juist voordat je vader aanbelde. Je zei dat je niet blij was. Je zei: “Natúúrlijk ben ik niet blij.” Over dat je 100 zwanger was. Bent. Wat bedoelde je daarmee?’ ‘Wat ik daarmee bedoelde?’ Ze kijkt hem aan, de rand van de kop aan haar lippen, maar de thee is nog te heet. ‘Wat ik daarmee bedóélde?’ Ze fronst haar wenkbrauwen en knijpt haar ogen halfdicht, waarschijnlijk 105 deels uit ergernis en onbegrip, deels als reactie op de damp die uit de kop omhoog komt gekronkeld. ‘Ja, wat bedoelde je? Waarom ben je niet blij?’ Nu komt het. Heel even nog, en dan is het zover. Hij heet Dany en speelt basketbal. Boomlange kerel, breed 110 maar niet dik. Blank, maar lenig als een Afrikaan, en even onvoorspelbaar: hij converseert al dribbelend, zet zijn gesprekspartner voortdurend op het verkeerde been. Je lacht je rot met hem, in zijn gezelschap is het altijd feest. Het is gewoon zo gebeurd. Plots begon het. 115 Het spijt haar en het spijt haar niet. Of Jozef. Zelfde naam als haar vader, jawel. Waarom niet? Hij is inderdaad al wat ouder. Geen playboytype; niet iemand van wie je op het eerste gezicht zou vermoeden dat hij in staat is, kennelijk, om vrouwen te 120 versieren die in wezen veel te mooi voor hem zijn. Ze weet het niet, hij hééft iets, het valt moeilijk uit te leggen wát. Beroep van Jozef: garagist. Weet alles af van auto’s, is werkelijk goed in zijn vak. Tedere man, zacht en begripvol. De seks is heel anders met hem. Het lijkt 125 geen echte seks, er zou een ander woord voor moeten worden uitgevonden, een nieuw woord, het doet er niet toe, waarom vertelt ze dit? Alicia zegt: ‘Waarom ik niet blij ben? Waarom ben jíj niet blij?’ 130 ‘Wie zegt dat ik niet blij ben? Ik ben wél blij!’ ‘Ben jij blij, jij, ja? Was het van blijdschap dat je gisteravond halsoverkop de deur uit gevlucht bent? Echt, Lester, ik meen het, je zag er zó blij uit! Zo blij had ik 80

194

je echt nooit eerder gezien.’ ‘Ik was’, zegt Lester. ‘Het was indrukwekkend. Zó blij! Blij als een kind, ja, dat is het woord.’ ‘Het is al goed’, zegt hij. ‘Ik was in de war. Ik was gewoon even geschrokken. Ik moest het allemaal 140 gewoon even laten bezinken. Dat is alles. Ik ben niet trots op hoe ik gereageerd heb, dat heb ik al eerder gezegd, maar ik ben tot de conclusie gekomen dat ik inderdaad blij ben. Ik vind het goed nieuws. Jij vindt van niet, maar ik dus wel. Juist?’ 145 ‘Ik vind het geen goed nieuws, nee, daar spreek je de waarheid. Het spijt mij erg, maar ik vind dit echt geen geschenk uit de hemel of zo. Ik wil hier niet hypocriet over doen. Als ik met alle geweld zwanger had willen worden, dan zou jij dat toch wel weten, denk je 150 ook niet? Ik bedoel, ik slik niet al jarenlang pillen om dan opeens te staan juichen omdat ik in verwachting blijk te zijn.’ ‘Nee, natuurlijk niet’, geeft hij toe. ‘Wel dan’, zegt ze. 155 Hij zwijgt, denkt na, niet tevreden met haar onverbiddelijke logica, die hem voorkomt als al te eenvoudig, te gemakkelijk en willekeurig. Alsof zij in een handomdraai iets heeft bewezen waarover iedereen het eens is dat het niet bewezen kan worden. Er klopt 160 iets niet, hij weet het, hij voelt het, en het frustreert hem dat het hem niet lukt om de fout, de zwakke schakel in haar redenering, te ontdekken. De waarheid is dat zij hem overweldigt met radde leugens; ze bedriegt hem en hij knikt gedwee. Zijn woede wordt een pulse165 rend gezwel van gelei dat tegen de binnenkant van zijn buik duwt. Alicia drinkt van haar thee en zet de kop vervolgens neer; hij moet iets zeggen of het gesprek is voorbij; wat haar betreft is de kous af, hij merkt het. Ingrijpen. Hij besluit om open kaart te spelen. Hij 170 vraagt (maar moeizaam; zijn spreken is zwemmen in modder): ‘Waar was je gisteravond?’ Verrassing, ook dat merkt hij. Een moment lang ziet het ernaar uit dat zij achteruitdeinzen zal. Nu komt het. Zijn mond en keel zijn droog alsof hij een glas as 175 naar binnen heeft gewerkt. ‘Gisteravond, Lester’, zegt ze, ‘was ik hier. Ik was hier thuis. Ik had eten voorzien, ik had eten gemaakt, maar halverwege de maaltijd stond jij plotseling op. Opeens was je verdwenen, zonder te zeggen waarheen. 180 Meer bepaald zei je helemaal niets. Toen je daarna een hele tijd wegbleef, werd ik ongerust en ik besloot je te gaan zoeken.’ ‘Waarom heb je dan niet even gebeld? Waarom nam je niet op toen ik belde?’ 185 ‘Omdat ik godverdomme niet echt in de stemming was om hier thuis te zitten luisteren naar je laffe gelul terwijl jij god weet waar uithing, Lester! Ik mag dan zwanger zijn, tot nader order heb ik nog altijd geen 135

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

kind en kan ik dus zonder rekenschap te hoeven afleggen aan eender wie nog altijd gaan en staan waar ik wil! Tot nog toe is het dus niet nodig dat ik dagen op voorhand een babysit probeer te regelen als ik van plan ben om even het huis te verlaten. Juist? Of niet soms?’ ‘Oké, oké, goed. Ik vroeg me gewoon af of je mis195 schien ergens op een specifieke plek naar mij had gezocht. Of je misschien toevallig iemand was tegengekomen of zo …’ ‘Zoals jij dus?’ ‘Zoals ik, ja’, beaamt hij met tegenzin. 200 ‘Nee, Lester, dat is toevallig niet gebeurd, nee. Ik ben helemaal niemand tegengekomen, en daar was ik bijzonder dankbaar om, want ik heb de helft van de tijd lopen wenen …’ ‘Lopen wenen?’ vraagt hij. 205 ‘Lopen wenen, ja’, zegt ze, ‘en geloof me, ik zág er niet uit. Ik ben echt blij dat niemand me zo heeft gezien.’ Dus toch een beetje blij, denkt hij. Maar zijn sarcasme is niets meer dan een schamel restant van zijn woede, die hem, het wachten moe, plots in de steek 210 blijkt te hebben gelaten. Hij zal niet woedend worden. Hij heeft het recht niet om woedend te zijn. Natuurlijk heeft zij geen minnaar. ‘Wat is dit eigenlijk?’ vraagt zij. ‘Waar zijn wij eigenlijk? Op een politiebureau?’ 215 ‘Nee’, zegt hij. ‘Het spijt mij.’ 190

‘Waarom ben ik niet blij?’ gaat zij verder, opgejut – tenslotte heeft hij erom gevraagd. ‘Sorry’, zegt hij. ‘Sorry. Laat maar.’ Maar het is te laat. 220 ‘Weet je waarom ik niet blij ben, Lester?’ ‘Echt waar, laat maar, niet doen’, zegt hij. Nu komt het. Hij wil het niet horen. Hij weet het allang. Ten eerste is zij een kunstenares. God, laat het daarbij blijven. Wat is hij begonnen? 225 ‘Lester, ik ben een kunstenares. Ik ben al jaren bezig met mijn tekeningen, ik bouw al jaren iets op.’ ‘Natuurlijk’, zegt hij. ‘Ja. Natuurlijk. Dat begrijp ik volkomen. Dit komt echt niet op het juiste moment. Dit is als het ware een kink in de kabel. Laat ons even 230 rustig aan doen nu’, en hij beweegt zijn handen alsof hij een laken gladstrijkt. ‘En dan is er natuurlijk nog … Ik bedoel, laat ons eerlijk zijn, ik bedoel …’ ‘Nee, oké’, zegt hij. 235 ‘Je weet, je ondervindt toch zelf ook …’ ‘Nee, oké’, smeekt hij. ‘Het is oké.’ Natuurlijk heeft zij geen minnaar. ‘Het spijt me zó’, zegt ze. ‘Vroeger was alles zo goed tussen ons …’ 240 Een minnaar? Uiteraard niet. Hij heeft zich vergist. ‘Vroeger hield je van mij, Lester …’ Het probleem is veel groter: het kind is van hém.

Erik Vlaminck auTEur

Erik Vlaminck

kaLEnDEr

1954-

kErnbEgrip

familiegeschiedenis

siTuEring

Tijdens research die Vlaminck had uitgevoerd voor zijn familiekroniek, stootte hij op een merkwaardig artikel over een Siamese tweeling in 1914. Hierop baseerde hij Suikerspin (2008), het verhaal van vier generaties kermisklanten. In 1908 weet kermisexploitant Jean-Baptist van Hooylandt de hand te leggen op de Siamese tweeling Josephine en Anastasia, die hij op Vlaamse kermissen tentoonstelde. Het mensonterende bestaan waartoe hij de tweeling dwong, liet diepe sporen na. Honderd jaar na de aankoop zijn de gevolgen nog altijd merkbaar in de lotgevallen van zijn nageslacht.

Suikerspin ‘Stille waters, diepe gronden.’ Ineens staat zijn moeder voor hem. Haar trein was gearriveerd zonder dat Albert het gemerkt had en ze was het stationsbuffet binnengekomen. 5 Bij elke ontmoeting lijkt het alsof ze kleiner wordt. En de rimpels in haar aangezicht zijn diep en niet te tellen. En toch straalt dat kleine vrouwtje een doortastendheid uit die Albert telkens weer imponeert. ‘Ik zat te dromen’, zegt hij. 10 ‘Dat was wel duidelijk. Maar ge weet dat ge van dro1

Erik Vlaminck.

men geen brood kunt kopen.’ ‘Zullen we nog iets drinken vooraleer we naar Berlaar rijden?’ ‘Dat is goed. Ik ga een filter nemen.’ Albert wenkt de ober en geeft de bestelling door. 15 Zijn moeder zet zich aan het cafétafeltje. Ze plaatst haar handtas voor zich. Ze neemt haar hoedje af en legt dat naast de handtas. ‘Hoe gaat het met Arthur?’ ‘Hij eet ons de oren van de kop. Hij krijgt voortdu20 rend nieuwe kleren en hij is eruit gegroeid vooraleer 8 • Van 1970 tot heden

195

ze versleten zijn. Maar voor de rest: altijd schoolrapporten die heel miserabel zijn. Heel miserabel …’ ‘Een aardje naar zijn vaartje.’ De koffie en het glas bier worden bezorgd. En nog 25 terwijl hij zijn wisselgeld incasseert, vraagt Albert: ‘Wanneer is mijn vader eigenlijk gestorven?’ ‘In het jaar achttien. Een paar maanden voor het einde van de oorlog.’ Albert is verwonderd dat zijn moeder hem meteen een antwoord geeft. Ze heeft 30 vroeger nooit, maar dan ook nooit, over zijn vader willen spreken. Terwijl ze over haar eigen vader verhalen vertelde waar geen einde aan kwam. ‘Ik kan mij niets van hem herinneren’, zegt Albert. ‘Dat is maar goed ook.’ 35 ‘Arthur is ervan overtuigd dat hij gesneuveld is in de loopgraven.’ ‘Laat me niet lachen, gesneuveld in de loopgraven … Hij is gestorven in een bed. Ze hebben goeie koffie, hier in Lier.’ En daarmee weet Albert dat het gesprek over 40 zijn vader afgelopen is. Bij een aperitiefje, een bittere Noilly Prat, eten ze de portie verse garnalen die moeder van Oostende heeft meegebracht. Daarna eten ze crèmesoep, aardappelen met rosbief en erwtjes, en gebakjes toe. Martha heeft 45 rode vlekken in de hals van het zenuwachtige redderen. Ze heeft haar best gedaan om er een feestelijke maaltijd van te maken. Omdat Arthur verjaart. Omdat haar schoonmoeder er is. Maar Arthur zit er hardnekkig zwijgend en met een 50 lang gezicht bij. Hij is te groot om kind te zijn, hij is te jong om groot te zijn. Alberts moeder probeert het feest te redden. Zij praat over de lucht die, omdat er jodium in zit, aan de kust altijd beter en gezonder is dan in het binnenland, en over de vele franskiljons die 55 in Oostende weigeren om in het Vlaams een brood te kopen. Er wordt veel gesproken en niets gezegd. Albert voelt de weeë onmacht die hem vaak overvalt bij dit soort gelegenheden. In zijn hoofd vlucht hij weg van het gebeuren. Hij haalt zich blije kinderdroomge60 zichtjes voor ogen. Hij zegt ‘ja’ en ‘nee’ en ‘misschien’ wanneer hij ja en nee en misschien moet zeggen en hij wacht met ongeduld het einde van de maaltijd af. Dan gaat hij, het is een vast ritueel, buiten op de trap van de woonwagen zijn sigaretje zitten roken. Martha 65 haast zich naar Amélie Boextaens. Die is bedlegerig en moet, er is een beurtrol onder de kermisvrouwen, geholpen worden. Arthur zit samen met zijn grootmoeder binnen in de woonwagen. Albert hoort het gesprek dat er gevoerd wordt en hij weet dat ze daar 70 binnen weten dat hij luistert. ‘Uw grootvader deed in het begin alleen grote kermissen. Tienen, Diest, Turnhout. Maar evengoed Gent, Kortrijk, Sint-Niklaas … Wij kunnen ons dat nu niet meer voorstellen. Ik stap nu om kwart na elf 75 in Oostende op de trein en nog voor vier uur sta ik in

196

Lier. Maar toen moest alles met paard en kar gebeuren. Het ging amper rapper vooruit dan te voet gaan. Van Gent naar Sint-Niklaas, dat was een dagreis. En die wagens hadden geen wielen met banden, die hadden 80 houten spakenwielen met een ijzeren beslag errond.’ ‘Wat voor kraam had mijn grootvader?’ Als zijn ouders er niet bij zijn, spreekt Arthur wel met zijn grootmoeder. ‘Een fenomenenbarak. Zo’n instelling waar mensen 85 met een gebrek worden tentoongesteld.’ ‘Wauw!’ ‘Niks wauw! Ge zult maar zo’n mens met een gebrek zijn en de hele dag worden aangegaapt en uitgelachen alsof ge een beest in de dierentuin zijt.’ 90 ‘Kozen die mensen er dan niet zelf voor om in een kermiskraam te gaan zitten?’ ‘Bij uw grootvader meestal niet.’ ‘Waarom gingen ze er dan niet vandoor?’ ‘Le professeur Bisconti zorgde ervoor dat zoiets niet 95 kon gebeuren.’ ‘Le professeur Bisconti?’ ‘Zo noemde uw grootvader zich. Hoewel hij gewoon Van Hooylandt heette. Gelijk gij en uw vader.’ ‘Mijn vader heeft mij nooit iets over mijn grootva100 der verteld.’ ‘Hij heeft er ook nooit iets over geweten.’ ‘Waarom niet?’ ‘Het had hem alleen maar op slechte gedachten gebracht.’ De sigaret van Albert is opgebrand zonder dat hij 105 eraan getrokken heeft. Martha komt terug van Amélie Boextaens. ‘Wij zijn gelukkige mensen’, zegt ze. ‘Vindt ge?’ ‘Wij zijn gezond. Als ge zoals Amélie Boextaens niet 110 meer kunt gaan en staan …’ Albert en Martha komen samen de woonwagen binnen. Arthur en zijn grootmoeder zitten er met de kaarten te spelen. Onbekend verleden

Mei 1962 Albert en zijn moeder zitten samen in de auto. Hij 115 brengt haar terug naar het station van Lier. Twee nachten heeft ze in Berlaar in de woonwagen geslapen. Het is Albert opgevallen dat zijn moeder in een paar maanden tijd een krakkemikkig oud mensje geworden is. Het lukt haar nog slechts met moeite om de woonwa120 gentrap op of af te stappen. Ze zoekt altijd en overal bij elke pas die ze zet naar een steunpunt om haar hand te plaatsen. Ze ziet minder goed en een kop koffie moet ze met twee handen vastnemen om door het beven niet te morsen. Maar praten doet ze als vanouds. 125 ‘In Oostende kunt ge u onmogelijk vervelen. Ik heb de gewoonte aangenomen om elke middag iets te gaan drinken in een brasserie op het Marie-Joséplein. Er is daar een pianist, hij is van Diest afkomstig, hij heeft

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

het me zelf gezegd, en die kan spelen, ge hebt er geen gedacht van. Walsen, tango’s … Zijn vingers zijn als van caoutchouc. Hij is nochtans ook niet meer zo jong.’ ‘Ik geloof dat ge op uw oude dag nog verliefd geworden zijt.’ ‘Ik laat mij de kop niet zot maken, ge moogt gerust zijn. Ik heb mij de kop nooit zot laten maken.’ 135 ‘Weet ge wat ik niet begrijp?’ ‘Wat begrijpt gij niet?’ ‘Dat gij met zo’n vent gelijk mijn vader hebt kunnen trouwen.’ ‘Ge hebt dus zitten luisteren.’ ‘Ja, ik heb zitten luisteren. En ik dacht oprecht dat 140 ik het in Keulen hoorde donderen toen ge daar met Arthur over mijn vader zat te praten. Tegen die kleine spreekt ge. Tegen mij hebt ge nooit willen spreken over mijn vader.’ ‘Misschien dat er nu genoeg tijd is over gegaan.’ 145 ‘Toch vind ik het niet juist dat ik nooit iets over hem geweten heb.’ ‘Hij was een onmens, uw vader. Monsieur Filip, die pianist over wie ik sprak, die kan zich uw vader ook nog herinneren. Hij heeft hem nog weten vech150 ten op de kermis van Diest. Monsieur Filip was toen een kind. Maar hij is het nooit vergeten, zo geweldig moet het eraan toe zijn gegaan. En hij is ook andere dingen niet vergeten die er daar in Diest met uw vader gebeurd zijn.’ 155 ‘Er zijn er onder de foorkramers wel meer met losse handen aan hun lijf. Vorige week nog, bij de aanbesteding in Herentals, zijn er meer glazen en stoelen gesneuveld dan dat er aanwezigen waren.’ ‘Aanbestedingen zijn altijd een moeilijke kwestie 160 geweest. Maar als de colère gezakt is, geeft iedereen iedereen een hand en de zaak is vergeten. Bij uw vader was dat anders. Die had een soort ongevoeligheid én een soort razernij in zijn lijf waar alle forains schrik van hadden.’ 165 ‘Ge zult waarschijnlijk wel een soort ongevoeligheid in uw lijf moeten hebben om mensen met een gebrek tentoon te stellen.’ ‘Dat hebt ge dus ook gehoord …’ En dan zwijgt ze, Alberts moeder. Hij kijkt opzij en hij ziet hoe ze op haar onderlip bijt. 170 ‘Moeder …’ zegt hij. ‘Martha is een goeie vrouw’, zegt zij. Meteen over een ander onderwerp beginnen, dat doet ze altijd wanneer een gesprek haar te moeilijk wordt. ‘Dat weet ik maar al te best, moeder.’ 175 ‘Het is spijtig dat ik niet met haar kan praten. Dat kan natuurlijk ook aan mij liggen. Ik moet het afleren om weerstand te hebben tegen mensen die een kruisteken maken vooraleer ze beginnen te eten. Ik kan er niet bij dat er mensen zijn die geloven in al die kerke180 lijke verzinsels.’ ‘Ze is zo opgevoed.’ ‘Maar op een bepaald moment begint een mens toch na te denken. Ik neem aan dat ze toch ook niet 130

meer in Sinterklaas gelooft.’ ‘Wij praten daar niet over, moeder.’ ‘Ge hebt gelijk. Want als ik zie hoe ze kookt en zorgt … En ik vind het schoon hoe ze inspringt bij die vrouw van dat gebakkraam.’ ‘Amélie Boextaens, ja, dat is daar miserie troef.’ 190 En dan begint ze over Arthur te praten. Dat hij zo groot wordt. En dat hij het haar en de oogopslag van Albert heeft. ‘Soms weet ik niet hoe ik hem aan moet pakken’, zegt Albert. 195 ‘Die jongen zit tot over zijn oren in zijn apenjaren. Puberteit noemen ze dat tegenwoordig op de radio. Vroeger bestond daar allemaal geen geleerde uitleg voor en toch ging dat toen evengoed voorbij. Ik ben content dat Arthur content was met het cadeau dat ik 200 hem voor zijn verjaardag gegeven heb.’ ‘Ik wist niet dat ge hem een cadeau gegeven hebt.’ ‘Als kinderen groot worden, mogen er ook dingen gebeuren zonder dat hun ouders mee zitten te kijken.’ ‘Wat hebt ge hem gegeven?’ 205 ‘Honderd frank en de hoed van zijn grootvader. Arthur was zo blij met die hoed van zijn grootvader dat hij bijna vergat om zijn briefje van honderd frank weg te steken.’ ‘De hoed van zijn grootvader?’ 210 ‘Ja, een soort sansculottenhoed. Het was de hoed die hij droeg als hij voor zijn kraam stond en volk probeerde te lokken.’ ‘Is dat die hoed waar ik ook nog mee gespeeld heb toen ik klein was?’ 215 ‘Dat is die hoed, ja.’ ‘Ik wist niet dat die nog bestond.’ ‘Ik had hem, toen ik naar hier kwam, in mijn valies gestoken, maar ik wist niet of ik hem uiteindelijk wel aan Arthur zou geven. Ik heb mijn beslissing pas geno220 men toen gij mij eergisteren de vraag stelde wanneer hij gestorven was, uw vader.’ ‘Hij heeft de voorbije dagen wel in het middelpunt gestaan.’ ‘Terwijl die slechterik het niet verdient om zo veel aandacht te krijgen.’ 225 ‘Hebt ge geen foto van hem?’ Ze moet even nadenken vooraleer ze antwoord geeft. ‘Een gewone foto niet, maar zijn paspoort, dat heb ik nog wel ergens liggen. 230 En daar staat ook een foto op, hoewel die niet veel voorstelt. De volgende keer dat ik langskom, dan krijgt ge het, dat paspoort.’ Ze zijn bij het station gearri235 veerd. Albert stelt voor om nog mee tot bij het loket te gaan om een kaartje te kopen en om dan mee op het perron op de trein te gaan 185

Cover van Suikerspin.

8 • Van 1970 tot heden

197

wachten. Zijn moeder wil er echter niet van weten. ‘Ik kan mijn plan nog goed genoeg trekken. Ge zet mij af en ge rijdt verder. Ge hebt werk genoeg. En als ge niet wilt luisteren, dan kom ik niet meer op bezoek. Zo simpel is dat.’ Albert zucht. Hij ziet hoe zijn moeder met moei245 te uit de auto sukkelt. Maar hij besluit om haar toch maar haar zin te laten doen. Wanneer hij over de passagierszetel naar het handvat reikt om de deur dicht te trekken die zijn moeder open heeft laten staan, keert zij zich om.

240

‘Ik wou nog iets zeggen over die kwestie die gij niet kunt begrijpen.’ ‘Welke kwestie?’ ‘Dat ik met zo’n vent gelijk uw vader heb kunnen trouwen. Wel, ik ben nooit met hem getrouwd 255 geweest.’ Ze heeft zich alweer met de rug naar Albert gekeerd. In haar ene hand draagt ze haar valiesje en haar handtas. Met haar andere hand zoekt ze steun aan de deurstijl om de drempel van het station te kunnen opstappen.

250

Tom Lanoye auTEur

Tom Lanoye

kaLEnDEr

1958-

kErnbEgrip

autobiografische inslag, stilist

siTuEring

Lanoye woont en werkt in Antwerpen en Kaapstad. Hij is actief in bijna alle literaire genres, van poëzie tot kortverhalen, van satirische columns tot romans en toneel. Er is werk van hem vertaald in meer dan tien talen. De Standaard schreef over Sprakeloos (2008): ‘Boeken over aftakeling en dood zijn meestal tranerig of op zoek naar zingeving. Niets van dat in Sprakeloos, het moederboek van Tom Lanoye. Het zindert van liefde en bewondering, maar lilt ook als rauw vlees. Lanoye lapt hier vierkant regel nummer één bij het autobiografisch schrijven aan zijn laars: verwerk voor je vertelt. Niks heeft hij verteerd, deze taalorgie kolkt van woede, onmacht, pijn. Zo naakt stond Tom Lanoye nog nooit voor zijn lezer. Bij een mindere schrijver zou dat gênant worden, bij Lanoye levert het een indringend en onvergetelijk boek op.’ Tom Lanoye.

Sprakeloos Vanaf ’t Zonneken, en zeker in de Bellestraat die straks vanzelf zal overgaan in de Antwerpse Steenweg, wordt ze onrustig. Haar blik schiet almaar schichtiger heen en weer. De aard van haar onrust laat zich niet raden. 5 Angst? Bevreemding? Spijt? Of toch: de aandrang om te praten? We rijden onder de spoorweg door en kruisen de Singel, zoals onze kleine ringweg heet. Nu rijden we in de Raapstraat. We hebben nog een bocht te gaan 10 voor we dat rechte stuk asfalt van vijfhonderd meter bereiken waarmee de Lindenstraat nog steeds een kruispunt vormt. Hét kruispunt. Met tegenwoordig die frituur, nog steeds een bakker en die speciaalzaak voor het huisdier. In die laatste bocht ligt Café Den 15 Toerist. Daarnaast woonden de Bultjes, daarnaast onze concurrent, die ongepaste imitatie van mijn vader. Hun beider behuizing is platgegooid, in ruil voor een modest appartementsblok in aanbouw. Gezapig nemen we hem, die bocht. 20 Eindelijk strekt de Antwerpse Steenweg zich voor ons uit. Hier reed ik ooit in een zeepkist naar een smadelijke laatste plaats – tranen met tuiten, uitgelachen door iedereen. Nu rijd ik hier met een echte wagen, 1

198

25

maar bijna net zo langzaam en met mijn moeder aan mijn rechterzijde. Waar denkt zíj aan? Waaraan doet dit stuk straat haar terugdenken? Wat wil ze me vertellen? Welk verhaal ken ik nog niet, of ben ik glad vergeten? Ik hoor niets. Ik werp een zijdelingse blik.

Het valt niet eens te zien of ze haar lippen beweegt of niet. Ze houdt haar platte handtas met haar beide handen voor het gezicht, zoals een verdachte in een moordzaak als hij paparazzi moet trotseren. Weinige van haar vroegere buren zijn nog in leven en van de mensen die hier thans wonen, kent ze maar enkelen 35 bij de naam. Toch wil ze niet dat iemand haar bekijkt. Ze schaamt zich. Voor wie ze is, voor wie ze is geworden. Uitgerekend zij verbergt zich. Uitgerekend zij probeert zichzelf uit te vegen. Ze wou dat ze hier niet was. Ze wou dat ze niet meer wás, niet meer bestond 40 tout court. Of is het andersom? Misschien wil ze zichzelf de aanblik besparen. Misschien wil ze verschoond blijven van de pijn te moeten aanschouwen wat ze heeft verloren en nooit meer terug kan winnen. De feiten blijven dezelfde. We rijden door de straat 45 waar ze veertig jaar heeft gewerkt en gewoond en ze 30

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

houdt haar handtas voor haar gezicht. Uit schaamte of uit zelfbescherming, wat is het verschil? Ze wil niet rondkijken en ze wil onherkenbaar blijven in de wijk waarin ze mij heeft opgevoed. Mijn moeder verbergt 50 haar gezicht als een misdadiger. Met haar gebit was alles in orde. Voor de terugweg koos ik een andere route. Een maand later oordeelt de therapeut dat ze, in het belang van haar herstel, tijdens het weekend een 55 dagje naar huis moet gaan. Gewoon: zij en haar man, net als vroeger tezamen in dat flatje. Een vertrouwde omgeving en huishoudelijke automatismen kunnen het helingsproces versnellen. Het gaat om een test. Indien dit eerste verblijf bevredigend verloopt, vol60 gen er meer. Ze kunnen worden uitgebreid naar een heel weekend, dan drie dagen, vier, vijf. Ten slotte permanent weer thuis. Het optimisme is gegrond. Ze heeft vooruitgang geboekt, alleen in haar spraak niet overdreven. Maar 65 ze heeft geen hulp meer nodig bij het aan- en uitkleden, bij het eten en de bewegingstherapieën. Het opruimen van haar kamer is zelfs een obsessie geworden. Ze zou de werksters met genoegen de stofzuiger en de dweilen uit de handen rukken om zich nuttig te maken – of om 70 het werk naar behoren uit te voeren, want achter de rug van de vaak buitenlandse vrouwen staat ze weer de clown uit te hangen. Ze knijpt haar neus dicht terwijl ze eerst naar de werkster en dan naar haar eigen oksel wijst. Of ze strijkt met een vingertop over de venster75 bank en steekt hem pontificaal in de lucht, vol afgrijzen, kokhalzend, alsof haar vinger niet alleen vol stof maar ook vol drek hangt. Dit alles begeleid door haar nonsensicaal abracadabra met losse flodders Engels en Frans, haar refrein van ‘een beetje’ en slechts een paar 80 nieuwe klanken en woorden. ‘We mogen de moed niet opgeven’, zegt de therapeut. ‘Ik heb gevallen gekend die trager vooruitgang boekten en die er toch helemaal bovenop zijn gekomen. En dan nog. Ook zonder taal kan het leven de 85 moeite waard zijn.’ Ze stapt voor de deur van het flatje uit de auto alsof er niets aan de hand is, alsof ze slechts een paar dagen, een etmaal, een paar uur, uithuizig is geweest. Haar maandenlange verblijf in Beveren was het uitje, niet haar 90 komende vierentwintig uur in dit vertrouwde pand. Onderweg hierheen heeft ze geen ogenblik haar mond gehouden, opgewonden als voor een schoolreis. Veel viel er uit het gebrabbel alweer niet op te maken, maar dit keer keek ze tenminste niet schich95 tig om zich heen. Ze leek voor niets bevreesd en hield ook geen moment haar handtas voor haar gezicht. Ze blikte integendeel vrij en vrank rond en zwaaide soms

voor de grap naar volslagen onbekenden langs de kant van de weg. Die zwaaiden meestendeels vertwijfeld 100 terug, bang dat ze vriend of kennis in die voorbijflitsende wagen zouden teleurstellen. Elke geretourneerde zwaai bracht haar aan het giechelen. Haar stemming is vrolijk zonder voorbehoud. Het moet tot haar zijn doorgedrongen dat er een barrière 105 is genomen, dat ze eindelijk weer naar huis mag. Maar begrijpt ze ook dat het maar tijdelijk is? En dat ze morgen terug moet naar de instelling? En hoe pakken we het aan, als ze dat niet beseft? De voordeur is koud geopend of ze stormt de trap al 110 op, mijn vader en mij achterlatend in het inkomhalletje met zijn uitzinnige oerwoudbloemen op de muren en het plafond. Hij en ik zeulen haar koffer en tassen naar boven en treffen haar aan in haar keukentje waar ze, blijmoedig mopperend in haar beste Bargoens, 115 reeds de koelkast aan het controleren is. Alles wat haar niet voldoende vers toeschijnt of haar gewoonweg niet bevalt, haalt ze tevoorschijn, het ene bordje met kliekjes na de andere tupperwarepot met restjes. Onafgebroken morrend maar met een glimlach om 120 haar mond voegt ze al die porties en overschotjes bij elkaar op een schaal, plaatst de lege borden en potten in een van de beide afwasbakken en loopt met de boordevolle schaal naar het toilet. Wij lopen achter haar aan, elkaar aankijkend, niet goed wetend wat te 125 doen: moeten we ingrijpen of laten betijen? Ze kiepert de verzamelde kliekjes in de toiletpot en trekt door. De lege schaal duwt ze in de handen van haar verbouwereerde Roger. Hij krijgt er zowaar een knipoog bovenop en zelfs een aai over de bol, alsof ze 130 hem zoetjes wil inpeperen: ‘Wat zou een man als jij moeten beginnen zonder een vrouw als ik?’ Hij geeft de schaal meteen aan mij door, want ze stevent al energiek af op haar volgende doelwit. Hun slaapkamer. Even aarzel ik of ik hen moet volgen, dan wel eerst de 135 schaal naar de keuken zal terugbrengen. Met schaal en al volg ik hen toch maar. Ze staat voor haar geopende linnenkast en trekt een stapel schoon beddengoed de grond op. Hij probeert haar te stoppen, maar ze slaat ver140 baasd, gespeeld verontwaardigd, zijn kalmerende hand weg en loopt vervolgens naar hun bed. Ze haalt het af, propt het afgehaalde linnen tot een bal bij elkaar en 145 duwt hem die in de armen. Mij neemt ze met een spotlachje de vuile schaal uit de handen, zet die terzijde, bukt zich, propt ook het propere beddengoed op de grond 150 tot een bundel en duwt mij die in de armen. Zelf neemt ze een pak

Cover van Sprakeloos.

8 • Van 1970 tot heden

199

schone handdoeken uit haar kast, keurig gestapeld en vastgeklemd tussen haar linker- en rechterhandpalm, zoals ze vroeger een halve meter van haar versgebak155 ken wafels kon aandragen. (‘Krokant en vederlicht! [zij, elke keer haar geheim verklappend met evenveel voldoening] Ge wacht tot uw wafelijzer gloeiend heet is, dan pas mengt ge, vlak voor ge begint te bakken dus, een halve fles spuitwater door uw deeg. 160 Ge moogt die vooraf goed schudden, het komt op de prik aan in dat water.’) ‘Kom’, zegt ze nu. Helder en duidelijk. Dan toch dat ene woord, op het aangewezen moment, bij een correcte gelegenheid, want ze wil dat we haar volgen: 165 ‘Kom!’ En we lopen met zijn drieën, in ganzenpas, elk met een lading linnen, die trap weer af, naar het waskamertje op de begane grond. Daar propt ze haar handdoeken in de wasmachine en gebiedt ons, met gebaren en warrige uitroepen, om onze lading lakens en slopen 170 te deponeren in de lege wasmand, ja die daar! Die! We gehoorzamen, maar kijken elkaar achter haar rug aan. Ze gaat wassen? Jazeker. Haar huishoudelijke automatismen zijn intact gebleven. Ze weet nog steeds het pak waspoeder staan – in het kastje onder 175 haar oubollige wasbekken. Ze vindt zonder aarzeling het uitschuifbare zeepbakje. Ze giet er de benodigde hoeveelheid poeder in zonder te morsen. Ze sluit het ronde kajuitraampje af zoals het moet. Ze draait de knop in de juiste stand. En elke handeling bekrach180 tigt ze zoals weleer. Met een zelfgenoegzaam knikje van haar hoofd.

De machine zoemt, de trommel begint te tollen. Zij kijkt glunderend naar elk van ons beiden, dan weer naar het ronde raampje waarachter het wasgoed rond185 buitelt, steeds natter wordend, steeds minder speels. We staan er gedrieën een tijd naar te kijken als naar de blijde geboorte van een nest zwerfkatjes, vertederend blind in hun kartonnen doos vol vodden. ‘Kom!’ zegt ze opeens weer, gebarend dat we haar moeten volgen. 190 Op weg naar ongetwijfeld de volgende klus waarmee ze haar thuiskomst wil vieren, waarmee ze haar verloren territorium opnieuw wil afbakenen. Andermaal leidt ze ons naar boven, andermaal volgen wij slaafs. Uitgerekend in de knik van hun trap gebeurt het. 195 Ze draait zich zonder aanleiding om en loopt onzacht tegen haar Roger aan, ik bots zodoende tegen hem op. We komen alle drie tot staan, in het midden van die gevaarlijke trap. Wij verwonderd. Zij geschrokken en zelfs bang. Ze lijkt te denken dat we haar de 200 weg willen versperren, dat we haar naar boven willen verbannen, dat ze nu ook thuis niet meer zal mogen gaan en staan waar ze wil. Van het ene op het andere ogenblik raakt ze in paniek. Haar ogen spuwen weer vuur, haar mond 205 braakt de meest krakende verwensingen uit in haar sardonische dialect, en vóór we iets kunnen uitleggen of ondernemen, gooit ze zich van de hogere trede af. Met de onbeteugelde, roekeloze kracht van de geesteszieke. In minder dan drie seconden is ze weer hervallen 210 in het gedrag van maanden geleden.

Margot Vanderstraeten auTEur

Margot Vanderstraeten

kaLEnDEr

1967-

kErnbEgrip

journalistiek schrijven

siTuEring

Het Vaccin verscheen als kortverhaal in de bundel Stories for life (2009). De integrale opbrengst van deze bundel ging naar de Rode Kruisactie van Music for Life. Vanderstraeten is naast auteur ook columniste en journaliste. Margot Vanderstraeten.

Het vaccin Het was niet zo vreemd dat we elkaar nooit eerder waren tegengekomen. We hadden allebei een verschillende achtergrond, en woonden elk aan de geheel andere kant van de stad. Ik leefde tussen keu5 rig onderhouden, ruime herenwoningen met aangelegde voortuinen. Ik woonde samen met mijn ouders, en in een buurt die toen, twaalf jaar geleden, residentieel werd genoemd maar vandaag haar elitaire status aan een ander, meer noordelijk gelegen stadsdeel 1

200

heeft moeten afstaan. Het vergaat stadswijken zoals mensen. Ze verschrompelen met de tijd. En wachten tot een nieuwe generatie er weer leven inblaast. Zij. Zij woonde niet bij haar ouders, maar samen met 15 een groep mensen die alles en nog wat met elkaar deelden, en als puntje bij paaltje kwam toch vooral voor zichzelf bleken te kiezen. Haar woning lag in een buitenwijk ten oosten van de stad. De huizen van

10

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

deze buurt waren smal en donker, met afgebladerde gevels en houten raamwerk dat zo verrot was dat herstellen geen zin meer had. Van voortuinen was in deze omgeving geen sprake. Van kleine stortplaatsen die zich als bochels tegen sommige gevels ophoopten des te meer. Er woonden in haar geografische 25 biotoop, in tegenstelling tot de mijne, ook opvallend veel vreemdelingen. Volgens Melissa kwam dat omdat niemand anders deze schimmelige woningen wilde huren, en omdat al deze vreemde nationaliteiten nergens anders terechtkonden. Volgens mijn 30 ouders was de reden precies omgekeerd. Eerst waren er de vreemdelingen. Daarna werd alles vies. Vooral mijn vader vond dat ik in dit armetierige getto niets te zoeken had. En hij vond al zeker dat ik bij dat meisje genaamd Melissa niets te zoeken had. 35 Mijn vader hield de wereld van zijn vier kinderen graag binnen zijn lijntjes. Maar ik legde in die tijd slechts voor een enkele lijn interesse aan de dag. Tram 9 – dat was de lijn die zowel door onze als door Melissa’s straat reed en die onze werelden in drie 40 kwartier tijd naar elkaar toe bracht. Ook Melissa interpreteerde deze verbinding als een gunstig voorteken. Haar aanleg voor spiritualiteit en immaterialisme waren slechts twee aantrekkingspolen. De eerste keer dat ik haar ontmoette, was ik acht45 tien, zij twintig. Ze stond op een podium tijdens een fuif van uitgelaten eerstejaarsstudenten in de rechten waartoe ook ik behoorde. Op de unief had ik haar nooit gezien; maar in deze schaars verlichte ruimte viel ze me meteen op. Dat kwam omdat ze niet met 50 de omgeving strookte. Haar aanwezigheid strookte met geen enkele omgeving. Maar dat laatste wist ik toen nog niet. De fuif was een drukbezocht privéfeest dat op de zolderverdieping van een verlaten pakhuis werd 55 georganiseerd. Die zolder was twee tennisvelden groot (in mijn buurt gold tennis als volkssport, in die van Melissa deed men aan straatvoetbal) en bestond uit slordig gestucte wanden die met grove halen in felle kleuren – geel, rood, groen – waren geschilderd. 60 De uitbater van de zolder hield van Bob Marley. Al mochten er op zijn zolder geen joints gerookt worden. Dat spul mochten we op een braakliggend stukje grond achter zijn pand inhaleren. Op de fuif waren alle levensnoodzakelijke attribu65 ten aanwezig: een geluidsinstallatie en een tapkraan die bevoorraad werd door een bemoedigend aantal biertonnen. Heel even brandden er ook kaarsen, maar toen een daarvan omviel op een stoel, en toen die stoel, waarop enkele jassen lagen, in de fik vloog, 70 werden alle lonten bliksemsnel en definitief gedoofd. Sinds dat vurige incident kwam op deze zolder geen enkele kaars meer binnen. Het amateurisme vierde ook op andere fronten 20

hoogtij. Op een zestal biertonnen hadden enkele gasten drie oude, kromgetrokken deuren geschikt. Deze constructie deed dienst als podium. En daarop schitterde, in een van de zeldzame spots die het vertrek telde, Melissa. Met een gitaar in haar hand. 80 En met een stem die nog breekbaarder klonk dan haar verschijning eruitzag. Achter haar, maar niet op dat krakkemikkige podium, gaf een drummer het beste van zichzelf. Naast de drummer sloeg een basgitarist wild op de snaren 85 van zijn Fender. Haar muzikanten vond ik overbodig. Ik zag en hoorde alleen Melissa. Door haar te zien en te horen, meende ik haar ook te voelen. 90 Ik geloof dat ik in eerste instantie door haar enorme thuisloosheid werd getroffen. Er klopte iets niet aan Melissa. En tegelijkertijd leek alles aan haar te kloppen. Alsof er voor haar geen andere manier van ‘zijn’ bestond dan deze. Alsof zij alleen zo, op deze 95 ondefinieerbare en fragiele wijze, zichzelf kon zijn. Dat schisma trof mij. Trok mij. In die mate dat ik me vandaag nog steeds afvraag of de huizen van verliefdheid en liefde niet gebouwd zijn van stenen vol intens medeleven. En of medelij100 den niet het cement is dat stellen bij elkaar houdt. Ik zag Melissa lijden. En ik wilde met haar mee-lijden. Hulpeloosheid kan ongelofelijk aantrekkelijk zijn. Ik heb nu vier jaar een vaste vriendin. Niet Melissa. 105 Melissa zou nooit in een huishouden passen. Zoals ik haar kende, was ze niet iemand die boterhammen kon smeren. Of kleren kon wassen. Of een dweil kon uitwringen. De wekker kon zetten om vroeg op te staan. Met de auto kon rijden. Ze was niet van de 110 aarde. Ze kwam van ergens hogerop. Ik zal het nooit hardop zeggen, maar ik denk dat ik meer van Melissa heb gehouden dan ik ooit van Ellen zal houden. Dat heeft met die barsten te maken. Ellen scheert over de dingen en het leven heen. Ze 115 is immuun voor de pijn die ik bij Melissa detecteerde. Ze heeft geen tijd om zich druk te maken over eventuele krassen op haar ziel, gesteld dat ze al in een ziel gelooft. Ellen is uiterma120 te praktisch. Daarom denkt Ellen constant aan onze toekomst, iets wat ik aardig meegenomen vind, want dan hoef ik dat in elk geval niet te doen. 125 Zo heeft Ellen besloten dat we volgend jaar een kind krijgen. Ik vertrouw op haar plannen. Wij getweeën, samen met een kind, 75

Cover van Stories for life.

8 • Van 1970 tot heden

201

lijkt me geen kwaad te kunnen. Als dingen geen kwaad kunnen, moeten ze op de een of andere manier wel goed zijn. Ellen organiseert alles altijd zo zorgvuldig dat alles ook altijd goed verloopt. Ze heeft beslist dat we voor dat kind naar een sper135 mabank zullen gaan. We hebben vrienden die bereid zijn hun zaad af te staan. We hebben zelfs vrienden die bereid zijn om de bevruchting op natuurlijke wijze te bewerkstelligen. Het is niet zozeer de seks – want uiteraard zal zij en niet ik het kind dragen die 140 haar tegenhoudt om voor deze optie te kiezen. Van functionele seks kan ze het nut inzien. Het is dat Ellen de vader van het kind in geen geval wil kennen, want een anonieme vader kan nooit aanspraak maken op het wezen dat uit zijn genetisch materiaal is geboren. 145 Ellens motto luidt dat een mens alle hindernissen dient te vermijden die op voorhand te vermijden zijn. Wie dat niet doet, zoekt de problemen zelf. En moet achteraf niet klagen. Als iedereen zoals Ellen was, kon ik mijn beroep 150 vergeten. Die avond was Melissa gehuld in een wijde blouse en een smalle broek; beide in wit. Haar blond, bijna wit haar was kort geknipt – daardoor leek haar bleke, frêle hoofd bijna doorzichtig. Haar verschij155 ning leverde het bewijs dat transparantie niet altijd helderheid of inzicht biedt. Ze droeg korte laarzen die tot halverwege haar kuit reikten. Die laarzen waren paars. Ik had nooit eerder paarse laarzen gezien. Alles aan haar was nieuw. 160 Haar ogen keken onpeilbaar en blauwgroen. En dan haar stem. Die klonk als een paleis. Maar in de rijkdom die uit haar keel weergalmde, ontwaarde ik tegelijkertijd al de verbrokkeling. Melissa belichaamde glorie en 165 vergankelijkheid, op een en hetzelfde moment. Die combinatie maakte haar mysterieus. Welke nummers ze die donderdagavond zong, herinner ik me niet meer precies. Enkele covers. Nick Kamen, I promised myself. Paint it black van the Sto170 nes. Waarschijnlijk ook Sinéad O’Connor. Nothing compares to you. Losing my religion van R.E.M. De covers werden aangevuld met nummers van eigen makelij. Got to do this or I die. The Battlefield. The XX century. Enzovoort. 175 Melissa schreef veel eigen nummers. Als het van haar alleen afhing, bracht ze met haar groep uitsluitend eigen werk. Maar het hing niet van haar alleen af. In deze wereld hangt niets ooit van een enkele persoon af. Dat is een van de eerste lessen die ik van 180 haar heb geleerd. Op een dag, een tijdje na onze eerste ontmoeting, wees ik haar op de moedige Chinese student die, uit protest tegen de dictatuur, voor een rijdende leger130

202

tank op het Tiananmenplein in Peking was gaan staan. Ik probeerde aan te tonen dat deze ene persoon de kijk op China had veranderd. Dat deze jongeman in zijn eentje de wereldpolitiek door elkaar had geschud. ‘Niet waar’, repliceerde Melissa. ‘Zonder de chauffeur van de tank was hij betekenisloos geweest.’ 190 Ze sprak nooit veel. Ze balde haar woorden samen. Ze schoot ze met een katapult. Ik weet niet waar ik het lef vandaan heb gehaald. Ik was en ben niet iemand die graag in moeilijke situaties verwikkeld raakt en behoor niet tot het soort dat 195 zich aangetrokken voelt tot alles wat excentriek is. Integendeel. Ik ga op in de menigte en voel me opperbest als ik tussen andere mensen compleet onzichtbaar word. Mijn ouders hebben mijn aanleg om niet op te vallen lang betreurd. Ze hebben maar één doch200 ter. Ze hadden gehoopt en gedroomd dat jongens en mannen hun hoofden zouden omdraaien als ik voorbijliep. Dat gebeurde niet. En als het gebeurde, was het om de verkeerde redenen; dan werd er naar me gestaard met ogen die zich afvroegen of ik nu 205 een jongen of een meisje was. Mijn vader heeft nooit over de gave van de goede grap beschikt. Soms, als we uitgenodigd werden bij cliënten van hem, of als er cliënten bij ons over de vloer kwamen, monkelde hij dat hij geen drie maar vier zonen had. Zelfs mijn 210 moeder, die elke gelegenheid te baat nam om haar man openlijk te steunen, kon met die uitspraak niet glimlachen. Maar die fuifavond deed ik iets opvallends. Ik heb mijn jas gepakt en ben op onverklaarbare 215 wijze resoluut op Melissa toegestapt. ‘Je hebt een fantastische stem, ik vond je optreden heel goed, ik hoop dat je doorbreekt’, rolde van mijn lippen. En toen ik het woord ‘door-breken’ uitgesproken had, meende ik dat ik bij haar vochtige ogen ontdekte, 220 wat heel idioot was, want het was in de zaal te donker om dat te kunnen zien. Het waren mijn ogen die vol water liepen. ‘Waarom heb jij je jas al vast?’ vroeg Melissa. ‘Weet ik niet’, antwoordde ik, en dat was eerlijk. 225 ‘Ik weet het wel,’ zei ze, ‘omdat we nu samen naar het rookveldje gaan.’ Die hele nacht draalden er, binnen en buiten, mensen om haar ster heen. Melissa werd bedolven onder complimenten van bewondering en verbazing. Ook 230 sisten er stemmen van jaloezie, en in sommige verbaasde blikken ging duidelijk afgunst en spot schuil. Al deze reacties wezen er hoe dan ook op dat niemand twijfelde aan haar uitzonderlijkheid. Toch was ik de enige wier hand ze vastpakte en met wie ze naar 235 buiten stapte. Het bleek geen wonder dat ik Melissa niet op de collegebanken had gespot. Ze was intelligenter dan ik, dan de meesten van ons, maar was maar tot haar 185

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

zestiende naar school gegaan. Melissa zat niet op de unief. Wel kende ze er vele jongens. En ook enkele meisjes. Ze bleef bij, tussen, op, en met hen slapen. Ze maakte geen onderscheid tussen al deze voorzetsels. Slapen was voor haar slapen, dat zou ik na deze avond snel ontdekken. Hoe ze, ondanks haar tengere gestel, 245 als een zwaar, log en volstrekt bewegingloos pakket kon blijven liggen. Zelfs als ik, op welke wijze dan ook, toenadering tot haar lichaam zocht. Omdat ik me niet aan haar geest durfde te wagen. Het was alsof Melissa zich, zodra ze een matras 250 aanraakte, in een staat van narcose bevond. Ze was zich bewust van deze koortsige verdoving. Ze speelde ermee. Ze had haar muziekband niet voor niets Malaria genoemd. Na deze eerste avond heb ik haar regelmatig gezien. 255 Het eerste jaar zelfs heel regelmatig. Bijna elke dag. Ik ging met de tram naar haar gemeenschapshuis. De huur van dat huis, waar niemand echt over een eigen privéruimte beschikte, betaalde ze met het geld dat ze met haar optredens verdiende. Als de 260 opbrengst van haar optredens niet volstond om haar kosten te vereffenen, stelde ze zich in een drukke winkelstraat op en zong a capella met voor haar op de grond een hoge, omgekeerde hoed. Op dagen of namiddagen dat mijn ouders niet 265 thuis waren, kwam Melissa naar mij. Dat gebrek aan privacy was het nadeel van ons woonadres in de universiteitsstad. Ik bleef onder het dak van mijn ouders. Omdat het goedkoper was. En handig. En omdat het overzichtelijkheid bood, voor mijn vader en zijn lijn270 tjes. In feite, bedenk ik nu, lijken mijn vader en Ellen op elkaar. Geen van beiden kun je prozaïsche persoonlijkheden noemen. Alle twee vinden ze troost en comfort in een goede organisatie van de wereld om hen heen. 275 Zolang ik haar frequenteerde, bleef Melissa tussen haar medebewoners leven. Bij voorkeur leenden wij dus de studio of de kamer van een student. Tijdens de weekends vormde dat geen enkel probleem, want dan trokken de meeste 280 studenten met hun tas vol wasgoed naar hun moeder. Ook op maandag konden we zonder al te veel moeite een beroep doen op hun ruimtes. De rest van de week was andere koek. Maar we redden ons. Ik kan nu, meer dan twaalf jaar na datum, niet 285 opsommen of uitleggen wat Melissa en ik allemaal uitvoerden in die meer dan duizend uren die we samen doorbrachten. Misschien kan alleen echte liefde ervoor zorgen dat de tijd voorbijglijdt zonder dat er heuse daden 290 worden gesteld. Misschien krijgt alleen echte liefde dit voor elkaar: dat gewoon samen zijn al een intense daad op zich is. Dat er geen agenda’s ge- en vervuld hoeven te worden. Dat verveling niet bestaat, 240

en angst voor verveling evenmin. We vluchtten niet van elkaar weg. We vluchtten naar elkaar toe. In elkaar. Dat is zo verschillend van mijn relatie met Ellen. Ik kan perfect oproepen hoe ik mijn tijd bij en met haar besteed. Bij Ellen ben ik iemand anders geworden. 300 Ellen heeft terreinen in me opgerakeld waar ik anders nooit naar zou hebben durven delven. Waar ik het bestaan niet eens van had vermoed. Dat ik volgend jaar moeder zal worden. Om maar een voorbeeld te geven. Ik ken het antwoord niet, maar het is een vraag 305 die geregeld in me opwelt: wie ik nu het liefste was, ben of zou zijn. De Eva met Melissa, de Eva met Ellen, of gewoon, de Eva met alleen zichzelf? Melissa en ik luisterden naar muziek. Zij hield van jazz en blues. Muddy Waters. Ike and 310 Tina Turner. Miles Davis. BB King. Ella Fitzgerald. Dizzy Gillespie. Nina Simone. Ik dus ook. Als ze met haar gitaar akkoorden speelde, tintelde haar vreugde in mijn aderen. Als het verdriet zich van 315 haar meester maakte, ging ook ik eronder gebukt. Als ze bezweek onder haar persoonlijkheid, probeerde ik haar een zetje te geven en droegen we het gewicht tezamen. Malaria werd in het studentencircuit op handen 320 gedragen. Dat succes deed haar deugd. Als ze zong en danste, als ze in haar muziek verzonk, bevond ze zich op haar juiste plaats in het leven. Tussendoor sliep ze. Ze vertelde. Over haar ouders die ze de rug had 325 toegekeerd. Ze zweeg. Over hoe haar ouders haar de rug hadden toegekeerd. Ze lachte. Huilde. Schaterlachte. 330 Ze krijste op een hartverscheurende manier. Ze verwachtte, behalve mijn aanwezigheid, niets van mij. Ik verwachtte niets van haar. Ik was mezelf. Ik werd door Melissa niemand anders. En ook Melissa was zichzelf. Werd door mij 335 niemand anders. Ze las gedichten aan me voor. Met haar lijzige stem die van hoog naar laag dook. Ze kroop tegen me aan. Wilde dat we ‘lepelden’. Ik kuste haar. 340 Ik kamde met mijn vingers door haar korte blonde haren. Zij liet, bewegingloos, alles toe. Heel af en toe kuste ze mij ook. Heftig en intens. Vol overgave. Die keren maakten dat ik voor altijd bij haar wilde blijven. 345 Ze keerde zich van me af. Ze douchte. Ze rookte. Ze dronk. 295

8 • Van 1970 tot heden

203

Ze zweefde. Kwam pardoes op de grond neer. Ze schreef nummers en liedteksten. Ze verscheurde nummers en liedteksten. Ze zei dat muziek haar leven was. En dat geld haar niets kon schelen. 355 Zo gedroeg ze zich ook. Ze droomde. Ze droomde dat muziek, als enige van alle kunstvormen, in staat was om de wereld te veranderen. Op haar goede dagen geloofde ze dat muziek, in 360 tegenstelling tot alle andere kunstvormen, alle mensen in een keer kon bereiken. Wereldwijd. In alle rangen en standen. Dan geloofde ze ook dat haar muziek op een dag zou doorbreken, en dat Malaria een vaccin voor de 365 mensheid kon zijn. Een dag later zong ze die hit van R.E.M. Met een schrijnende pijn. Dat eerste kandidatuurjaar in de rechten behaalde ik in zowel de eerste als de tweede zittijd grote onvol370 doendes over de gehele lijn. Het merkwaardige was dat ik me, ondanks deze resultaten, onaantastbaar waande. De vlam van victorie brandde in mij. Ik had lief. En Melissa scheen ook mij, op haar manier, lief te hebben. 375 Mijn ontwikkelingen ontgingen mijn ouders natuurlijk niet. Ze keurden mijn evolutie af. Mijn vader deed dat door me al te nadrukkelijk met zonen van zijn vrienden en collega’s in contact te brengen; en door, telkens hij me in huis of in de tuin tegen380 kwam, een pleidooi te houden over vrouwen en de noodzaak van hun financiële en intellectuele onafhankelijkheid en dus van hun diploma’s. Als ik hem erop wees dat mijn keuze voor Melissa juist een bewijs van onafhankelijkheid was, haalde hij zijn 385 schouders op, zuchtte en zei dat hij moeder zou vragen met me te spreken. Mijn moeder, die op haar negentiende haar eerste kind kreeg en nooit een baan buitenshuis heeft uitgeoefend, zei dat ik te jong was om te weten wat ik wilde. 390 Ze wist me te vertellen dat ik nog niet met diepe emoties had kennisgemaakt, en dat ik een hartsvriendin niet moest verwarren met een echt lief. Soms zei ze dat ik me moest schamen, want dat ze me zo niet hadden opgevoed, en dat zij en vader toch beter ver395 dienden dan deze stank voor dank. Die stank werd door Melissa geproduceerd, door mijn uiterlijk dat de fundamentele feminiene eigenschappen ontbeerde, en door mijn ondermaatse resultaten. Mijn ouders vertelden me niet dat ze me aan een 400 andere universiteit, in een andere stad, en in het anderstalig landsgedeelte zouden inschrijven. Ze deden het gewoon. De daaropvolgende jaren zag ik Melissa veel min350

204

Claude Morin.– ‘Die keren maakten dat ik voor altijd bij haar wilde blijven.’

der. Niet omdat we niet wilden. Wel omdat er zich, op de weg tussen ons, praktische bezwaren aandienden. Het is zowel beangstigend als geruststellend hoe de loop van het leven door praktische haalbaarheid wordt bepaald. Misschien, bedenk ik nu, heeft de drang tot meer 410 doelmatigheid me in de armen van Ellen gedreven. Ellen, met haar nuchtere en kordate aanpak, behoedt me voor leed. Ze leidt me om hindernissen die ikzelf niet zie, of veel te laat ontwaar. Evengoed is het mogelijk dat Ellen, toen ze besloot 415 om mijn leven te helpen inrichten, mijn pijn al had gedetecteerd. Dat ze, toen ze me zag, medelijden met me voelde. Dat mijn hulpeloosheid een authentieke tederheid in haar losmaakte. Misschien verlangde Ellen er sterk naar om mijn beschermengel te zijn. 420 Zoals ik die van Melissa had willen zijn. Toen ik op die andere, afgelegen universiteit zat, werden Melissa en ik niet langer door een tramlijn verbonden. En de kloof tussen ons werd almaar groter dan de meer dan honderd kilometer die ons 425 scheidde. Melissa verdiende haar kost en inwoning met haar muziek, en met haar contacten in de muziekwereld. Haar leven vulde haar. Ik scheen niet aan mijn genen te kunnen ontsnap430 pen, want zonder er bewust voor te kiezen, probeerde ik, precies zoals mijn vader ongeveer dertig jaar voordien had gedaan, het wetboek te bestuderen in een taal die pas op de tweede plaats de mijne was. Die bezigheid bezorgde mij voldoening. 435 Als Melissa naar mij toe kwam, miste ze haar muziek, haar groepsleden, haar Malaria. Ik had van een gelijkaardige bijwerking last: als we enkele dagen samen hadden doorgebracht, hunkerde ik naar mijn 405

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

verschil tussen ons veel groter leek dan de feitelijke twee jaar. Die uitspraak kwam hard aan. Maar ze bleef zo mooi. Zo bleek. Het was voor mij onmogelijk om met haar in discussie te gaan. Van harde woorden zou ze breken. Ze droeg nog steeds vooral witte kleren. Haar laar480 zencollectie breidde gestaag uit, net als haar muziekrepertoire. Ze bezat laarzen in almaar meer kleuren, en op de duur zong ze vooral nog nummers die de nieuwe basgitarist had gecomponeerd. Ik studeerde hard. 485 Zij leidde drie achtergrondzangeressen op. Ik leefde tussen de boeken. In een wedstrijd voor nieuw rocktalent was Malaria als tweede geëindigd; de periode na deze podiumplaats leefde Melissa in alle kranten en in talrijke 490 andere media. Toch voelde ik dat ze leed. Aan een scherpere pijn dan voordien. Tegen de tijd dat ik – met onderscheiding – afgestudeerd was, zagen Melissa en ik elkaar niet meer. 495 Zoals mensen soms heel vredig in hun slaap kunnen sterven, zo waren wij opgehouden met samen dingen te doen. Voor ruzie bestond tussen ons geen ruimte. Voor routine evenmin. Het gemis heeft nooit echt pijn gedaan. Het voel500 de – en voelt – als een deken dat ik om me heen sla. Het is geen toeval dat ik vandaag, meer dan twaalf jaar na die zolderfuif, zo helder aan Melissa terugdenk. Zojuist liep ik op deze rechtbank een confrater tegen het lijf. ‘Meester Hendrix’, zuchtte hij, en hij 505 richtte zich tot mij. ‘Ik heb zojuist de vreselijkste vechtscheiding van mijn carrière gepleit.’ Die uitspraak kon tellen, want de man is dik in de vijftig. ‘Het is de zaak van dat zangeresje, Melissa Orbaan, versus Koen Smeets, haar ex-man die nu ook ex-bas510 gitarist van haar band is’, vervolgde hij. ‘Samen hebben ze twee kleine kinderen. Hun dochtertje heeft trouwens dezelfde naam als u, Eva. Mijn hemel, wat vliegen die twee elkaar in de haren. En wat een kwaadaardigheid komt er in hen los. De twee kinde515 ren gaan naar de vader. Die zangeres kan geen hoederecht aan; het is een mens waarop geen peil te trekken is, ze zit daar altijd maar, alsof ze onder invloed is van god weet wat, slaapmiddelen, denk ik soms, als ze niet uitzinnig krijst, zit ze precies te slapen.’ 520 Omdat mijn confrater een advocaat is, en dus ook zonder de zekerheid van een aandachtig publiek zijn betoog nooit staakt, ging hij verder: ‘Weet u, meester Hendrix. Hoe langer ik in dit vak sta, hoe meer ik de indruk krijg dat de grootste liefdes tot de grootste 525 ruzies leiden. Wat die twee ooit voor elkaar hebben gevoeld, moet de mensheid overstijgen. Want anders snap ik deze pijn niet. U wel?’ 475

Christine Comyn. – ‘Het gemis heeft nooit echt pijn gedaan.’

boeken en mijn stille studie. Ik had in deze stad een eigen kamer met een eigen bed. We moesten niet langer naarstig op zoek naar onze privacy. Dat zorgde voor een onverwacht probleem. Ik raakte zo op mijn en onze privacy gesteld dat ik me ergerde aan de mannen die in haar gemeen445 schapshuis woonden en aan de houding die Melissa tegenover hen aannam. Ze scheen zich niet te storen aan het fluittoontje waarmee ze haar flirtend verwelkomden als ze van de trap afkwam, of uit de gemeenschappelijke douche stapte. Ze liet zich hun blikken 450 welgevallen, en als ik er iets van zei, antwoordde ze dat ze niemands bezit was, dus dat ik het ook niet in mijn hoofd hoefde te halen dat ze aan mij toebehoorde. Ik begon haar passiviteit, haar lichamelijke onver455 schilligheid, in twijfel te trekken. Geleidelijk aan begon ik mezelf in mijn relatie met haar in twijfel te trekken. De inhoud van deze latere ontmoetingen staat me ook duidelijker bij. 460 We ‘deden samen dingen’, omdat we niet meer wisten hoe we de tijd konden doden zonder ‘samen dingen te doen’. We gingen naar de film. We gingen een pita eten. 465 We gingen samen naar de kermis. Of een dagje naar zee. We wandelden door het park. Eerst maakten we loze wandelingen. Later namen we een papieren zak met oud brood mee en voerden we de eendjes. Toen 470 was de tijd aangebroken dat we ook tijdens het wandelen iets moesten doen. Op een keer, toen Melissa stukken brood in het brakke vijverwater gooide, zei ze dat het leeftijds440

8 • Van 1970 tot heden

205

David Van reybrouck auTEur

David Van Reybrouck

kaLEnDEr

1971-

kErnbEgrip

docuroman

siTuEring

Van Reybrouck won met Congo. Een geschiedenis (2010) de AKO Literatuurprijs 2010. Volgens de jury is het ‘een knap gecomponeerd verhaal over slavernij en kolonialisme, veerkracht en overleven. Een meeslepend geschiedeniswerk van een historicus én romancier.’ In hetzelfde jaar won hij met dit boek ook de Libris Geschiedenis Prijs. ‘Briljant, adembenemend en meeslepend’, waren de woorden van de jury. Verder oordeelde de jury dat de auteur grote indruk maakt met de breedte van het onderwerp in een rijke, bijna barokke stijl. ‘Het boek is een originele combinatie van persoonlijke betrokkenheid en journalistieke distantie, dat archiefmateriaal, interviews en persoonlijke observaties vermengt’, gaf de jury nog mee. David Van Reybrouck.

Congo. Een geschiedenis Die grote economische belangstelling voor Congo draaide niet langer alleen om ivoor. In 1888 knutselde een Schotse veearts, John Boyd Dunlop, een uitvinding ineen die niet alleen het comfort van duizenden 5 reizigers in Europa en Amerika aanzienlijk zou verbeteren, maar ook het leven van miljoenen Congolezen zou bepalen, of zelfs beëindigen – de opblaasbare rubberband. In een tijd dat nieuwe uitvindingen als de auto en de fiets zich nog steeds moesten behelpen 10 met beslagen houten wielen, kwam die rubberband als geroepen. De mondiale vraag naar rubber nam een enorme vlucht. Voor Leopold betekende het een miraculeuze redding. Olifanten liepen er in zijn Vrijstaat steeds minder rond, maar rubberbomen groei15 den er bij de vleet. De timing had niet beter gekund. Zijn Congo balanceerde op de rand van het bankroet. België stond klaar om de zaak, weliswaar met tegenzin, over te nemen. Plots bleek dat niet meer nodig. In 1891 leverde Congo slechts een honderdtal ton rub20 ber op, maar in 1896 was dat opeens dertienhonderd ton en in 1901 zesduizend ton. Van een slabakkend project in Centraal-Afrika was de Vrijstaat eensklaps een verbluffend economisch wonder geworden. Leopold schraapte de miljoenen binnen en kreeg, na 25 zeer lang wachten en roekeloos ondernemen, eindelijk zijn return on investment. Eindelijk kon hij laten zien waar een kolonie goed voor was: economische explosie, imperiale roem en nationale trots. Met de inkomsten uit Congo liet hij België grootscheeps 30 verfraaien. In Brussel verrees het Jubelparkmuseum en een nieuw koninklijk paleis, in Tervuren werd een immens koloniaal museum en park, geïnspireerd op Versailles, aangelegd, in Oostende verschenen de Venetiaanse gaanderijen. 35 De keerzijde van de medaille viel alleen in Congo 1

206

te aanschouwen. Daar was er, behalve de blikjes foie gras en de flessen champagne die staatsbeambten kregen opgestuurd uit België, maar weinig glitter en praal. Niet alleen weigerde Leopold de opbrengsten 40 van zijn rubberimperium in Congo zelf te investeren, de manier waarop dat rubber werd gewonnen was bovendien uiterst problematisch. Van plantages was nog geen sprake, het ging uitsluitend om wilde rubber. Maar het oogsten daarvan was een lang en 45 lastig werk dat vele manschappen veronderstelde. Het ideale belastingmiddel was dus gevonden: rubber. Inlanders moesten het oerwoud in om rubberlianen in te kerven, het sap op te vangen en rudimentair te bewerken tot kleverige hompen. Vroeger had 50 men belastingen geïnd in de vorm van maniokbroden of ivoor, of had men mensen opgeëist als drager. Nu moest de plaatselijke bevolking op gezette tijden manden met rubber afdragen. Het opgelegde quotum varieerde van streek tot streek, maar het 55 principe bleef gelijk. In het Kroondomein stelde de gewestbeheerder een schatting op, vervolgens zorgden de militairen van de Force Publique voor het ophalen van die rubbertaks. In de gebieden waar de concessiemaatschappijen actief waren, werd dat 60 gedaan door gewapende bewakers, de zogenaamde sentry’s. In beide gevallen ging het om Afrikanen met een geringe militaire vorming en weinig discipline. Dat dit tot niet anders dan misstanden kon leiden, stond in de sterren geschreven. De mannen die het 65 rubber moesten innen, werden betaald naar de hoeveelheid opgehaalde rubber. No rubber, no pay. Zij deden er dus alles aan om de opbrengst te maximaliseren. In de praktijk betekende dat: overal schrikbewind. Omdat ze gewapend waren, konden ze de 70 lokale bevolking genadeloos terroriseren. In de con-

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

cessiemaatschappijen ging het er bar aan toe, maar in de gebieden die aan de Vrijstaat toebehoorden, was het nauwelijks beter. Disasi Makulo maakte het zelf mee op de missiepost van Yalemba die hij had 75 gesticht. Het onheil zat hem niet alleen in de heidense dorpelingen van zijn streek, moest hij vaststellen, maar ook in de Congolezen van elders die in dienst waren van de Vrijstaat. Ze profiteerden dikwijls van de afwezigheid van 80 hun oversten. Ze mishandelden, martelden en moordden soms zelfs. […] Op de post van Bandu was er een man wiens bijnaam Alio was (‘arend’), vanwege zijn wreedheid. Hij was algemeen opzichter voor de levering van rubber. Die man was vreselijk 85 wreedaardig. Hij doodde heel veel mensen! Op een dag stak hij met zijn gevolg de rivier over om naar de Turumbu te gaan, een stam die op de rechteroever van de rivier woont. Zoals gewoonlijk vroeg hij in elk dorp om geiten, kippen, ivoor, enzovoort enzovoort. 90 Dit keer zorgde hij voor zeer ernstige problemen. Een man werd zelfs gedood. Toen ik vernam dat hij op weg was naar mijn dorp Bandio […], nam ik enkele jongens van de missie mee en zijn we hem gaan opzoeken. Toen we daar aan95 kwamen, troffen we hem net aan terwijl hij aan het slaan was, aan het martelen en het plunderen! Zonder een ogenblik te verliezen ben ik op hem afgestapt en heb gezegd: ‘U bent in dienst van de staat enkel en alleen om u met de levering van rubber bezig te hou100 den, en niet om te mishandelen, te roven en te moorden. Geef onmiddellijk alles terug waarop u beslag hebt gelegd, anders zal ik al deze feiten melden aan het staatsgezag in Basoko.’ Disasi maakte ook nog mee dat de bewaker van het 105 rubberdepot in zijn dorp een meisje doodschoot. Zijn ervaringen zijn typerend voor eenieder die met de rubberpolitiek in aanraking kwam. Mannen werden het woud in gestuurd om rubber te oogsten, vrouwen werden gegijzeld tot er voldoende rubber was 110 geleverd. Een mensenleven stelde niet veel voor, zo leren ons enkele verbijsterende getuigenissen. ‘Twee sentry’s, Bokombula en Bokusula, arresteerden mijn grootvader Iselunyako, omdat zijn mand rubber niet vol was. Ze stopten hem in een put en vertrappelden 115 hem. Daaraan is hij gestorven. Toen we hem aan de blanke lieten zien, zei hij: ‘Goed zo. Hij was klaar met rubber en dus klaar met leven.’ Eluo, een man uit Esanga, vertelde: ‘Wij moesten vijftig manden rubber leveren. Op een dag tijdens 120 het bestuur van de blanke Intamba (meneer Dîneur) hadden we er maar negenenveertig en werd ons de oorlog verklaard. De sentry Lomboto kwam met enkele anderen naar ons dorp. Toen hij onderweg langs een moeras kwam, zag hij mijn zus die aan het 125 vissen was. Zonder reden doodde Lomboto haar met

een geweerschot.’ Seksueel geweld kwam ook toen al voor. Een getrouwde vrouw vertelde: ‘Om me te straffen, trokken de sentry’s Nkusu Lomboto en Itokwa mijn 130 pagne uit en propten klei in mijn geslacht, dat was erg pijnlijk.’ Wreedheid had een functie. ‘Dorpshoofd Isekifusa werd gedood terwijl hij in zijn hut was. Tegelijkertijd werden twee van zijn vrouwen gedood. Een kind werd in tweeën gekliefd. Van één vrouw 135 werden de ingewanden uitgehaald. […] De mensen van Boeringa die mee waren met de sentry’s aten het lijk. Daarop doodden ze tien mannen die naar het bos waren gevlucht. Voor ze Bolima 140 verlieten, lieten ze een deel van het lichaam van Lombutu achter, in stukjes gesneden en gemengd met banaan en maniok, duidelijk zichtbaar om de bewoners schrik aan te jagen. De ingewanden van het kind werden rond de hutten van het dorp opgehangen. De 145 lichaamsdelen ervan werden op stokken gespiest.’ Had men ook hier het premiestelsel ingevoerd zoals bij de aanleg van de spoorweg in Bas-Congo, dan was er een totaal andere dynamiek ontstaan. Mensen zouden dan beloond zijn voor hun inspan150 ningen en waren gemotiveerd blijven produceren. De Congolezen waren trouwens vragende partij, maar het bewind ging daar niet op in: ‘Als we mitako’s vragen, krijgen we met de chicotte’, zei iemand. Het rubber moest gratis naar de staat vloeien. Het ging 155 om belasting, niet om bezoldiging; in wezen echter kwam het neer op plundering. Het vuile werk van de belastinginning werd overgelaten aan ondergeschikten met een geweer. Omdat hun blanke chefs zeker wilden zijn dat ze hun wapen 160 niet misbruikten om op wild te jagen, moesten ze kunnen bewijzen wat ze met hun kogels hadden gedaan. Zo ontstond op diverse plekken het gebruik om van slachtoffers de rechterhand af te snijden en mee te nemen als bewijsmateriaal voor afgevuurde 165 munitie. De handen werden gerookt boven een houtvuur, zoals men vandaag nog steeds met etenswaren doet, opdat ze niet zouden rotten. De belastinginner zag zijn chef pas eens in de zoveel weken, vandaar. Bij de debriefings moest hij de ledematen tonen als pièces 170 justificatives, als ‘bonnetjes’ voor gemaakte onkosten. In Europa tekende men vanaf 1900 luid protest aan tegen de Belgische vorst die handen liet afhakken. Enkele foto’s van Congolezen met een stompje aan de arm gingen de wereld rond. Daardoor ontstond de 175 wijdverbreide misvatting dat men in Congo op grote schaal de hand van levenden afhakte. Dat gebeurde, maar minder systematisch dan doorgaans wordt aangenomen. De grootste schande van Leopolds rubberpolitiek was niet dat er van doden handen werden 180 afgehakt, maar dat er zo lichtzinnig werd gemoord. 8 • Van 1970 tot heden

207

Lijkverminking was een secundair effect. Wat niet wegneemt dat in een aantal gevallen de gruwel werkelijk geen grenzen kende. ‘Toen ik nog kind was’, vertelde Matuli, een 15-jarig meisje dat naar school 185 ging op de missiepost van Ikoko, ‘schoten de sentry’s omwille van rubber op de mensen in mijn dorp. Mijn vader werd als volgt vermoord: ze bonden hem aan een boom en schoten hem dood en toen de sentry’s hem losmaakten, gaven ze hem aan hun boys die 190 hem hebben opgegeten. Mijn moeder en ik werden gevangengenomen. De sentry’s hakten mijn moeders beide handen af terwijl ze nog leefde. Twee dagen later hakten ze haar hoofd af. Er was geen blanke bij.’ Door ledematen levend af te hakken, spaarden de 195 bewakers niet alleen kogels uit, maar konden ze bij vrouwen ook nog eens de brede koperen sieraden afnemen die rond de pols of enkel geklonken zaten. Het verhaal van Boali is wat dat betreft veelzeggend: ‘Op een dag dat mijn man in het oerwoud rubber was 200 gaan tappen, kwam sentry Ikelonda naar mijn hut en vroeg mij me aan hem te geven. Ik weigerde. Woedend vuurde hij zijn geweer op mij; u ziet nog steeds de wonde. Ik viel en Ikelonda dacht dat ik dood was. Om de koperen ring te nemen die ik om mijn enkel 205 droeg, hakte hij mijn rechtervoet af.’ Indien Boali nog een teken van leven had gegeven, was ze meteen afgemaakt.

Cover van Congo. Een geschiedenis.

208

Maar er was meer dan geweld van Afrikanen op Afrikanen. Het bloed vloeide niet alleen onder aan 210 de piramide van de macht. Ook vele Belgische functionarissen maakten er zich schuldig aan. Al werd fysiek geweld toen meer getolereerd dan tegenwoordig – in Belgische cafés werd wekelijks gevochten, knokpartijen waren deel van de jongerencultuur, 215 op school hanteerde men lijfstraffen – sommigen gingen zich niettemin te buiten aan zeer ernstige vergrijpen. Zweepslagen met de chicotte, een pees van nijlpaardenleer, waren een officiële tuchtigingsmaatregel. De ambtenaar bepaalde het aantal sla220 gen, zijn zwarte adjudant diende ze bij het ochtendof avondappel toe, terwijl de vlag van de Vrijstaat wapperde. De pees moest plat zijn, het aantal slagen mocht niet meer dan vijftig bedragen (toe te dienen in twee reeksen van vijfentwintig), men mocht 225 alleen de billen en lagere rug bewerken en wanneer de gestrafte bloedde, moest men onmiddellijk stoppen. Maar sommige blanken namen het niet zo nauw: ze gaven de voorkeur aan een niet-reglementaire pees, die getorst en hoekig was en daardoor veel pijnlijker. 230 Ze lieten ook de buik, de lenden en de geslachtsdelen afrossen. Soms schreven ze straffen tot vierhonderd slagen voor en trokken zich niets aan van eventuele bloedingen of bezwijkingen. Zwangere vrouwen die officieel niet getuchtigd mochten worden, kregen er 235 toch van langs. Mokolo, een getrouwde vrouw, getuigde: ‘Mijn man heette Wisu en bracht om de twee weken samen met Ebobondo en Ebote het rubber van ons dorp naar de factorij van Boyeka. We leverden twintig 240 manden, maar toen vroegen de blanken er vijfentwintig. Onze mensen weigerden en wezen erop dat we niet talrijk waren. Maar toen ze de volgende keer slechts twintig manden brachten, werden de blanken kwaad. Een van hen, Nkoi [bijnaam van Ablay], 245 wierp mijn man op de grond en hield hem bij het hoofd vast. De andere, Ekotolongo [bijnaam van Félicien Molle] sloeg hem met nkekele’s [rottingen], waarvan hij er zelfs drie brak. Bijna dood werd Wisu weggedragen door Ebobondo en Ebote naar een prauw 250 waarmee ze naar Bokotola voeren. Voor ze de oever bereikten, stierf hij. Ik heb het lijk van Wisu gezien en u ziet nog de sporen van mijn tranen.’ Er zaten onversneden racisten en sadisten in de administratie. Martelingen, machtsmisbruik en mas255 sacres kwamen voor. Een figuur als René De Permentier, een officier uit de Force Publique, verlustigde zich in volstrekt gratuite slachtpartijen. Hij liet de brousse om zijn huis weghakken zodat hij vanaf zijn veranda op voorbijgangers kon schieten. Huisperso260 neel dat een foutje maakte, werd zonder pardon afgemaakt. Executies waren dagelijkse kost. Léon Fiévez, districtscommissaris in de Equateur en boerenzoon

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

uit Wallonië, ging zich te buiten aan bloedige strafexpedities. Al na vier maanden dienst had hij 572 265 mensen vermoord. Tijdens een ervan liet hij binnen enkele dagen 162 dorpen plunderen en platbranden, akkers verwoesten en 1346 mensen ombrengen. Maar hij genereerde wel de hoogste rubberopbrengst van de hele Vrijstaat. 270 Het gros van de Belgen dat in Congo zijn geluk ging beproeven, kwam uit de provinciestadjes en de lagere burgerij. Velen waren in het leger geweest en hadden zin in avontuur, roem en fortuin. Maar eenmaal in Congo belandden ze vaak moederziel 275 alleen op verafgelegen posten in een moordend klimaat. De hitte en de vochtigheid waren onverbiddelijk, de koortsaanvallen frequent. Nog steeds wist

men niet dat malaria werd overgedragen door muggen. Zo’n jongeman in de bloei van zijn leven kon 280 ’s nachts zonder reden wakker worden, badend in het zweet, ijlend, rillend, denkend aan al die andere blanken die waren gecrepeerd. Hij hoorde een oerwoud vol vreemde geluiden, herinnerde zich flarden van bitse gesprekken met een dorpshoofd overdag, 285 dacht terug aan de schichtige blikken van mensen die rubber moesten verzamelen, aan het venijnig gesis in hun onbegrijpelijke taal. In zijn koortsige visioenen tussen waken en slapen passeerden de blikkerende ogen vol achterdocht, de brede, glimmende ruggen 290 bedekt met tatoeages, en de prille borsten van een jong, inlands meisje dat naar hem had gelachen.

Dimitri Verhulst auTEur

Dimitri Verhulst

kaLEnDEr

1972-

kErnbEgrip

familieverhaal, tragikomisch, stilist

siTuEring

Verhulst forceerde zijn literaire doorbraak met De helaasheid der dingen (2006). Hij won er de publieksprijs van de Gouden Uil mee. De verfilming liet niet lang op zich wachten. Voor Godverdomse dagen op een godverdomse bol (2008) ontving hij de Libris Literatuur Prijs 2009. De jury loofde het werk als ‘een sardonische komedie, waarbij de mens zowel dader als lijdend voorwerp is’. De laatste liefde van mijn moeder verscheen in 2010. Dimitri Verhulst.

De laatste liefde van mijn moeder Fragment 1

‘Hebben we nu alles mee ?’ Als je de ochtend voor hun vertrek hun valiezen bekeek, leek het weinig waarschijnlijk dat Wannes en Martine iets niet mee hadden. Voor elke broek was er 5 een reservebroek mee de koffer in gegaan. Aangezien de Duitse keuken wijd en zijd geloofd en geprezen werd om haar intense vettigheid had Martine een hele reisapotheek transitvertragers en antidiarretica voorzien. En voor het geval de Germaanse schijterij 10 werkelijk op volle kracht zou uitbreken, had ze aan haar huisarts een voorschrift voor het strafste paardenmiddel op dat vlak gevraagd: een pil die speciaal door de NASA was ontworpen voor de bemanning van de spaceshuttle Columbia en die de eigenschap 15 had meteen na inname de complete darminhoud te verstenen. De met broeksknopen gevulde koekjestrommel, de noodvoorraad schoenveters, twaalf bobijntjes garen en evenzoveel naalden, het moest allemaal mee. In Duitsland geldig zijnde kortings20 bonnen had Martine niet, helaas. Anderhalve week op voorhand was ze al begonnen met het pakwerk, om zeker te spelen. (‘Want als je alles nog op het 1

laatst moet doen!’) Ze had een lijstje gemaakt met benodigdheden en vinkte aan wat was afgehandeld. 25 Een organisatorisch talent, eerlijk is eerlijk. Ze had aan kledij voor verschillende weersomstandigheden gedacht, was zo slim geweest een strijkijzer plus een flacon gedestilleerd water én een spuitbus stijfsel van het wondermerk Remy in de bagage te stoppen, om er 30 netjes uit te zien aan tafel. (‘Dat ze niet denken dat we voor de eerste keer buiten komen!’) De haardroger, het douchekapje, de teenslippers, de schoensmeer, de badmantel, de pyjama’s … hups allemaal de koffer in! En niet te vergeten: haar medische encyclopedie, 35 waarin niet alleen de voornaamste fobieën stonden beschreven, maar ook tips om zichzelf te genezen van allerhande, makkelijk te detecteren kwaaltjes. In de zijvakken stopte ze een papiertje met contactpersonen, voor in geval van overlijden, men wist nooit, een 40 mens zijn kansen om dood te vallen stegen tenslotte met de dag, alsook de aanzet tot een soortement laatste wilsbeschikking. Wannes liep niet echt gebukt onder een minderwaardigheidscomplex omdat hij fabrieksarbeider was, 45 maar hij voelde wel dat een gelijkaardig sentiment op

8 • Van 1970 tot heden

209

de loer lag en dat het eventueel de kop zou kunnen opsteken over een paar jaar, bijvoorbeeld tijdens de midlifecrisis, iets wat de boekjes bij de kapper uitlegden als een puberteit voor volwassenen. Om zijn 50 zelfbeeld te soigneren had hij zich lid laten maken van een boekenclub. Dat betekende volgens de kleine lettertjes van de overeenkomst dat hij zich elke maand minstens één boek moest aanschaffen als hij tenminste een rechtsgeding wou vermijden. Zo dwong hij 55 zichzelf een bibliotheekje aan te leggen. Een mooie eerste stap voor een aanstormend autodidact. De volgende stap had moeten zijn dat hij die boeken ook daadwerkelijk ging lezen en deze reis leek hem een mooie gelegenheid om daar eindelijk eens mee te 60 beginnen. In de bus, op regendagen, of op toilet misschien, aangezien hij daar toch niet de beschikking zou hebben over een krant in zijn moedertaal. Hij was nu eenmaal een mens die iets te lezen moest hebben op toilet, er zijn daar nog gevallen van bekend, voor65 namelijk mannelijke. Martine was net met haar volle gewicht op een koffer gaan zitten om die dichtgeritst te krijgen toen Wannes twee loodzware kasseien van boeken de lucht in stak en vroeg of die nog mee konden. Het 70 ging om Spionnen beminnen gevaarlijk en Het dal der bitterzoete dromen, twee romans ontsproten aan de fabuleerkunst van Heinz Günther Konsalik, toevallig een Duitser. Als het toeval zich aandiende, moest je ’r iets mee aanvangen. 75 De Duitse marken waren tijdig besteld bij de bank en afgehaald. Om de wisselkoers in het hoofd geprent te krijgen en het omrekenen tot een feilloos automatisme te maken, werd de tafel van twintig dagelijks herhaald en speelde men monopoly met 80 denkbeeldige pfennigs. Dat laatste voorstel was van Wannes gekomen, en hij had zichzelf een didacticus uit de bovenste schuif gevonden. Gezien ze niet zeker wisten of er voldoende bankkantoren in het Zwarte Woud waren, en of die dan wel makkelijk 85 bereikbaar zouden zijn, hadden ze meteen voldoende cash meegenomen. Het had hen het veiligst geleken dat geld te verdelen over verschillende portefeuilles, overvallers had je overal en toeristen waren altijd al hun geliefkoosde doelwit geweest. Een paar grote 90 bankbiljetten werden ingenaaid in Martines beha, de enveloppe met de reischeques werd verstopt in een cahier kruiswoordraadsels. Fragment 2

Zo het al de bedoeling was van Rudy de buschauffeur om de sfeer onder zijn passagiers te optimaliseren, dan was hij daar met een maaltijd in de McDonald’s alleszins goed in geslaagd. Zelfs Wannes en Martine 5 voelden zich na het verlaten van de hamburgertent opgenomen in de groep, zodanig was het bezoek 1

210

aan het fastfoodrestaurant een ervaring geweest die met zo veel mogelijk mensen onmiddellijk moest worden gedeeld. 10 Iedereen had al over McDonald’s horen praten en wie wou imponeren, vertelde iemand te kennen die er reeds gaan eten was. In steden waar er een filiaal van deze keten werd geopend, ontlokte dat hysterische taferelen die op het Europese vasteland niet 15 meer waren gezien sedert John Lennon een haarlok goed legde tijdens het zingen van I Wanna Be Your Man (Ernst Merck Halle, Hamburg, 26 juni 1966, 21.18 u.). De fastfoodgigant symboliseerde de nieuwe tijd, en sensatiebladen meenden te weten dat er door 20 de Amerikaanse president persoonlijk was gelobbyd om een McDonald’s in West-Berlijn te openen, ter hoogte van Checkpoint Charlie als het even kon, zodanig dat de westenwind de geur van verrukkelijke hamburgers over het IJzeren Gordijn zou bla25 zen, waardoor de bevolking van de DDR zou kunnen snuffelen aan een Royal Cheese en het daarbij horende kapitalisme, hetgeen op termijn onvermijdelijk leiden moest tot de val van het communisme. De nieuwsgierigheid van onze vakantiegangers om 30 even een kijkje te nemen in zo’n vesting van dit culinaire wonder was dan ook enorm, en allen dankten ze Rudy voor zijn geniale inval. Voor spijs en drank, voor ‘t daag’lijks brood, wij danken u, o Rudy. 35 Echter, eenmaal terug in de bus, bij het luidkeelse wisselen van hun persoonlijke indrukken, bleek dat zij het unaniem eens waren over het feit dat zo’n McDonald’s meer noch minder serveerde dan hondenvreetsel. 40 De man in het bier-T-shirt had zich vlot een kleine met stoofvleessaus en mayonaise, een curryworst speciale en een saté met andalouse besteld, maar werd door de juffrouw achter de balie aangekeken alsof hij was weten te ontsnappen uit een streng 45 bewaakte leprozerie. De frieten, en als Belgen hadden zij toch het volste recht om daar een oordeel over te vellen, waren, voor zover men die ondingen in feite nog frieten mocht noemen, gesneden uit de verkeerde aardappelsoort, overigens te dun, slechts 50 één keer gebakken en dan nog zonder enige kennis van zaken, in inferieur vet en op de verkeerde temperatuur. Bovendien bevonden deze stumpers van patatjes zich in een onnozel zakje van twee keer niks en moest daarvoor de prijs worden betaald die men in 55 België neertelde voor een gigantische portie frieten van pure wereldklasse. ‘Restaurant’ noemde die McDonald’s zichzelf, maar van bediening aan tafel was geen sprake. Neen, je moest lang staan aanschuiven om uiteindelijk een 60 wegens onderbetaling bedroefd gezicht te treffen dat nog nooit van stoofvlees had gehoord. Luikse

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van De laatste liefde van mijn moeder.

siroop? Een viandel? Neen, kenden ze ook niet. En vroeg je ketchup, dan waren ze te lui om die erop te spuiten. Die dingen moest je zelf doen. Net zoals 65 afruimen trouwens. Het verbaasde sommige klanten dat je niet ook nog zelf je hamburgers moest bakken. Bier hadden ze daar niet. Dat hoorde kennelijk niet bij de gewenste uitstraling van het huis. Amerikanen dronken geen bier, ze gingen nooit vreemd, 70 vloekten niet, vertrouwden immer op God. Maar ter compensatie dronken ze uit papieren vuilnisemmers suikerbommen aan frisdrank, en daarin dreven zulkdanige blokken ijs dat een salmonellavergiftiging niet veraf kon zijn. Het personeel droeg carnava75 leske hoedjes, blafte orders naar elkaar, en gooide de vleesschijven in piepschuimen troggen. Als vogelvrijverklaarden hadden ze hun namen duidelijk zichtbaar op hun shirt te spelden, ook de meisjes, wat de aandacht ongewild naar hun borsten trok. Soms, zo 80 verraadden die naamplaatjes, waren ze floor manager, en dan wist je al: deze mensen zijn in feite vijf keer niets en krijgen in ruil daarvoor waarschijnlijk

het loon van iemand die tien keer niets is. Plaats moest de honge85 rige klant nemen aan tafeltjes die waren geverfd in kleuterklaskleuren, op ongemakkelijke stoelen. Daar kon men dan vaststellen dat de pistolets waartussen men de 90 hamburgers had gesmeten, wak waren alsof ze een etmaal hadden liggen weken in de wasbak, maar dat men er een zestal zaadjes op had gekleefd als blijk van bekommernis om de klant 95 z’n voorraad vitamines. En dat men er een verdacht sterk op karton lijkende snede kaas had tussen gefoefeld om de aanblik van de maaltijd minder troosteloos te maken. Ondertussen kreeg je muziek je kop in gedreund die de etenden aan het dromen moest 100 brengen: niet bevonden zij zich in een baanrestaurant ergens in een zomerloom Frans gat, neen, zij bevonden zich gezellig in een getto van Chicago.

Yves petry auTEur

Yves Petry

kaLEnDEr

1967-

kErnbEgrip

fictie en werkelijkheid

siTuEring

De maagd Marino (2010) is gebaseerd op het waargebeurde verhaal over een kannibaal en zijn vrijwillige slachtoffer. Een Duitse man ketende een andere man vast aan de muur van zijn huiskamer, amputeerde zijn penis, sneed de man de keel over en bewaarde delen van het lijk in de diepvriezer om er wekenlang van te eten. Petry won met het boek de Libris Literatuur Prijs 2011 en de Inktaap 2012. Het juryrapport loofde de prachtige beelden, het raadselachtige vertelperspectief en de mysterieuze passages, die van een anekdote uit de schandaalpers een geheimzinnige roman maken. De maagd Marino is geen reconstructie van de feiten, maar een reactie erop. Yves Petry.

De Maagd Marino Fragment 1

Lichamen kunnen niet terug in de tijd, maar geesten wel. In de geest zien we Marino de gevangenis verlaten. Zijn huid wint meteen aan glans en verjongt zienderogen. We scheren met gesloten ogen de dood 5 van Bruno Klaus voorbij. Ook de dood van zijn moeder hebben we al gehad. Marino’s haardos dikt weer aan tot een asblond, soepel volume dat nog geen bron van zorgen vormt. Een tijdlang gebeurt er niet veel bijzonders. Altijd hetzelfde huis, dezelfde moeder, 10 dezelfde winkel, dezelfde route. Goed weer, slecht weer, nat weer, droog weer. Jaarlijks snoeit hij de taxushaag. Wekelijks maait hij het gazon. Op een gegeven moment begint de toren van hon1

derdvierennegentig centimeter mannelijke rijzigheid in elkaar te zakken. Het donkere waas van de baardgroei lost op in de romigheid van volle wangen. Wat Marino aan lengte verliest, wint hij aan buik en billen. Hij ziet er ineens een heel stuk minder gelukkig of gelijkmoedig uit. Een kleine, zwavelige Saturnus, 20 omringd door gordels van vet, die verbeten naar een beeldscherm staart. Maar als we verder terugspoelen, zien we hem alweer afslanken. Marino is twaalf jaar. Daar zit hij na de crematie van een belangrijk familielid naast zijn moeder aan de koffietafel, haar 25 ivoren kapsel maximaal geaccentueerd door haar zwarte begrafenisoutfit. Hij voelt zich verward en lichtjes beschaamd. Een hele hoop onbekenden is 15

8 • Van 1970 tot heden

211

hem vandaag op bedroefde toon komen feliciteren met een verdriet dat hij eigenlijk niet heeft. 30 Het verhaal dat moet worden verteld, begint vijf dagen eerder. Fragment 2

De jonge atleet zit op de rand van Marino’s bed en kijkt somber voor zich uit. Zijn dijen lijken nu bijna zo breed en zo vol als die van een volwassene. Marino zou hier nog een tijdje met hem willen blijven, maar 5 hij weet niet goed wat te zeggen. ‘Hoe ziet jouw kamer eruit?’ probeert hij schuchter. De jongen haalt zwijgend zijn schouders op. Marino gaat voor het raam staan. Beneden spreekt zijn moeder gejaagd en luid in de telefoon. Hij besluit 10 te gaan kijken wat er nu verder zal gebeuren. Hopelijk levert dat een gespreksonderwerp op dat de jongen zou kunnen interesseren. ‘Ik ben dadelijk terug’, zegt hij. In de keuken ligt de vader nog altijd op de vloer. Er 15 is een kussen onder zijn hoofd geschoven. De moeder is nergens te zien. Misschien is ze naar het bankkantoor op de benedenverdieping gegaan om het personeel te informeren of te alarmeren. Marino gaat aan tafel zitten en schept zichzelf nog wat frieten bij. Ze 20 zijn intussen lauw geworden, net als de kip. De vader ademt moeizaam. Zijn gezicht is een veelstromenland van zweet. Hij lijkt helemaal op te gaan in een of ander woest inwendig proces. Het is niet de eerste keer dat Marino zich naar aanleiding van vaders 25 ellende afvraagt of pijn wel zo nodig pijn moet zijn. Misschien is het alleen maar een gewoonte van de mensen om pijn ook pijnlijk te vinden. Ze spreken het woord pijn uit en beginnen al te kreunen. Maar waarom zou je pijn voor de verandering niet pret30 tig kunnen vinden? Noem het gewoon geen pijn. Wat daar wringt en bonkt en brandt en priemt, zeg gewoon dat het lekker voelt. Je hoeft daarvoor misschien alleen een knopje om te draaien. Het is toch maar een sensatie. Je kunt het opvatten zoals je wil. 35 Natuurlijk weet hij maar al te goed hoe bang hij zelf is van pijn. Als hij tijdens het wekelijkse sportuurtje zo’n zwak figuur slaat, ligt dat juist aan zijn overdreven voorzichtigheid. Maar mogelijk is die te wijten aan de slechte gewoonte van zijn ouders om pijn altijd 40 als een verschrikking voor te stellen, een fenomeen waar eindeloos omzichtig mee moet worden omgegaan. Het is ongeveer als de gewoonte van iemand op de televisie die, wanneer hij een kogel door zich heen krijgt, er meteen van uitgaat dat hij moet omvallen en 45 sterven. Hij doet wat iedereen verwacht. Als mensen zouden afspreken om deze gewoonte eindelijk eens op te geven, zou de wereld er anders uitzien, denkt Marino. De nieuwslezers zouden niet zo bedrukt kijken. Wenende mensen zouden lachen. En niemand 1

212

zou meer bang zijn voor gangsters. Zijn moeder vond dat maar een domme gedachte, had ze eens gezegd. Hij mocht van geluk spreken, voegde ze er toegeeflijk aan toe, dat hij nog niet wist wat pijn was. Zolang hij het maar uit zijn hoofd liet, 55 liet ze er waarschuwend op volgen, om zijn vader met dergelijke onzin lastig te vallen. De man op de keukenvloer slaakt een zucht. Hij heeft zijn bril niet op, wat hem in combinatie met de intense bleekheid en de vreemde grimas die de pijn 60 over zijn gezicht jaagt, bijna onherkenbaar maakt. Hij ziet er alleszins niet goed uit. Vaag komt de mogelijkheid in Marino op dat zijn vader misschien wel bezig is dood te gaan. In elk geval, zoals te verwachten was, vat hij zijn pijn uitsluitend op als pijn. Daar lijkt het 65 toch op. Maar deze keer schijnt hij zijn opvatting voor zichzelf te kunnen houden. Anders dan zijn gewoonte is, stuurt hij haar niet als drukgolven van versombering door het hele appartement. Marino mag zelf kiezen wat hij ervan vindt. Wie weet is ook 70 de vader niet meer zo zeker van zijn zaak, en is zijn opvatting aan het veranderen. Voor Marino is dat een verademing. Het maakt de wereld anders dan gebruikelijk. Minder opdringerig, minder voorspelbaar. De zon valt als een balk van goudglans en sterren75 stof door het raam. Ook dat is een natuurfenomeen waarvan je mag denken wat je wil. Niemand dwingt je zelfs maar om het op te merken. Het geeft Marino voor de eerste keer vandaag een blij gevoel over het begin van de lente. Hoewel hij honger heeft, is hij te 80 opgewonden om verder te eten. Hij staat op van tafel en gaat weer naar boven. De jongen ligt op zijn zij op het bed. Een arm ondersteunt zijn hoofd terwijl hij verdiept lijkt in een stripverhaal. 85 ‘En?’ vraagt hij, opkijkend uit zijn lectuur. ‘Ik weet het niet …’ zegt Marino. Hij heeft nu wel een boeiend gespreksonderwerp, maar hij weet niet hoe er precies aan te beginnen. Zou het de jongen trouwens wel interesseren? Wie weet zou hij het veel 90 prettiger vinden als Marino over zijn dijen komt wrijven, golvende vleesbundels die bij gunstige lichtinval ook met goudglans en sterrenstof lijken bekleed. Natuurlijk zou dat ongewoon zijn. Maar vandaag is alles ongewoon. Zo naakt, zo echt, zo nieuw. Zo vrij 95 van dwang en regels. De kinderen horen veelvoetig gestommel op de trap. De jongen komt overeind en gaat op de overloop kijken. Het zijn de moeder en de mensen van de ambulance die de vader komen halen. 100 ‘Wat heeft je pa?’ vraagt de jongen nadat hij weer op het bed is gaan zitten. ‘Pijn’, antwoordt Marino. Hij loopt met lichtjes knikkende knieën op de jongen af. ‘Pijn hoeft geen pijn te zijn’, zegt hij. ‘Dat is maar 50

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

een gewoonte.’ De jongen kijkt hem glazig aan. Hij lijkt vooral te luisteren naar wat zich beneden afspeelt. Marino hoort het ook. Een gesmoord gejammer van zijn moeder, de gedempte maar drukke stemmen van de 110 ambulanciers. Daarna stilte, ritmisch gemompel, nu en dan onderbroken door een vlezig klinkende klap. Marino zou de deur, die op een kier staat, willen dichtdoen om deze geluiden buiten te sluiten, maar de jongen lijkt er zich helemaal op te hebben 115 geconcentreerd. Marino gaat naast hem zitten. Hij legt een trillende hand op zijn dij. Hij durft zijn vingers maar een half millimetertje te verroeren, maar dat is genoeg om een koele, krijtachtige droogte te bespeuren waar hij eerder de sensatie van iets warms 120 en zijigs had verwacht. ‘Het is niet erg’, verklaart hij hees. ‘Je kent hem niet. Je geeft hem een hand, maar je kent hem niet. Hij doet maar alsof. Het is niet zo’n leuke man als je denkt.’ De jongen staart hem vijandig aan. Waarom moet 125 hij nu zo’n gezicht trekken? Dat is toch nergens voor nodig. Hopelijk is het gewoon de verrassing, hopelijk moet hij eerst alleen nog een beetje van de verrassing bekomen. Een hartverscheurende gil van beneden doet de 130 jongen verstarren. De moeder roept haar man bij de naam op een manier waaruit valt op te maken dat ze elke hoop op een antwoord heeft moeten laten varen. Ook Marino schrikt, maar zijn aandacht wordt onmiddellijk afgeleid door de zweem van kippen135 vel die hij onder zijn handpalm voelt rimpelen. Wat zich daar beneden ook afspeelt, hij is niet van plan daarom meteen dit been los te laten. Tenslotte is dit zijn kamer. Tenslotte is dit zijn bed. Alles wat zich hier bevindt, is van hem. Of niet soms? Maar de tijd 140 dringt, dat beseft hij wel. Spoedig zullen de gebeurtenissen in de keuken het hele appartement in beslag nemen. Een plotse, onweerstaanbare puls, een signaal waarover hij geen controle heeft, alsof de duim van een baldadige demon hem met een afstandsbe145 diening bestuurt, doet hem van het bed glijden en op zijn knieën zakken. Hij zoekt en vindt opnieuw contact met het begeerde been door zijn wang tegen het dons te leggen dat verhard is tot een gewelfd patroon van stoppeltjes. Een welving die Marino ongelofelijk 150 vindt om te voelen, verbijsterend, onmogelijk, alsof hij een klaarwakkere leeuw betast, of de ronding van de maan. De opstaande jongensvacht knispert tegen zijn oorschelp en Marino snuift een geur op als van gekookte ham. Hij steekt zijn tong uit om te 155 proeven van wat zo lekker ruikt. O hemel! Wie had gedacht dat dit kon? De tijd raast hamerend door zijn bloed. Het is of zijn hele leven, en alle hartslag die het bevat, zich in dit ene moment heeft geconcentreerd. Het enige wat Marino nog verlangt, is dit been voor 105

eeuwig te blijven likken. Maar dat was helaas buiten de ware eigenaar ervan gerekend. ‘Wat doe je?’ vraagt de jongen zwaar ontstemd. ‘Wat doe jij?’ Hij probeert zijn been onder Marino uit te trek165 ken, maar deze is niet van plan zich zijn prooi zomaar te laten ontglippen. Hij omklemt het been stevig met beide handen, hij wil er zijn lippen op drukken, waardoor het in de worsteling die volgt tegen zijn neus bonkt. En misschien ligt het aan deze schok dat 170 Marino, geheel buiten zichzelf, de nijpende drang van zijn kaken gehoorzaamt en zijn tanden zet in het spiervlees van de jongen. Hij wil bijten, bijten, bijten, en nooit meer loslaten tenzij met een mond vol dons en jongensham. Hij lijkt wel bezeten. Maar een 175 pijnkreet en een vloek en de nog lang nazinderende dreun van een knie die tegen zijn kin aan knalt, doen de krokodil van vuur en adrenaline op slag verkillen tot een slap, dood beest. ‘Je pa is dood, viezerik’, roept de vroegrijpe knaap 180 die, omdat hij zo goed weet hoe het hoort, ook heel precies weet hoe het niet hoort, en daardoor in staat is een zeer doordringende frons van ongelovige walg te produceren. ‘En dan? Dat is jouw zaak toch niet. Het is jouw pa 185 toch niet’, toetert Marino in een poging verontwaardigd te klinken. Hij vindt niet dat hij zoveel afkeer heeft verdiend. Maar zijn stem begint al te trillen en zijn ogen prikken. Hij voelt hoe de vernedering zich een weg door zijn gebinte vreet, hem het laatste 190 beetje spankracht dat hij bezit, ontneemt. Voor de jongen nog iets kan antwoorden, horen ze de moeder naar boven rennen. Ze zwaait de deur van de slaapkamer wijd open en ziet haar zoontje verslagen op de vloer zitten. Een huilerige stem, 195 een onheilstijding vol scherpe wanklank golft voor haar uit. Ondanks de haast waarmee ze naar hem toe loopt, is het of ze door het brandende waas van zijn schrik en schaamte maar heel langzaam nadert. Het lijkt er bijna op dat ze hem een klap komt geven. 200 Haar vlekkerige gezicht torent boven hem uit. Maar dan knielt ze naast hem neer en neemt hem troostend in de armen. Gered. Gered uit een situatie waaruit geen redding meer 205 mogelijk leek. En wanneer ze haar wang tegen de zijne drukt, laat hij zich gedwee onderdompelen in het kleverige springtij van haar speeksel en tranen … 160

Cover van De maagd Marino.

8 • Van 1970 tot heden

213

stefan brijs auTEur

Stefan Brijs

kaLEnDEr

1969-

kErnbEgrip

fictie en werkelijkheid

siTuEring

De grote literaire doorbraak kwam in 2005 met De Engelenmaker. Deze roman werd in een tiental talen vertaald. Post voor mevrouw Bromley (2011) is een oorlogsroman. De Eerste Wereldoorlog was de eerste grote propagandaoorlog. De Britse overheid hing grote affiches uit op Trafalgar Square om de mannen aan te moedigen zich te melden bij het leger. Ook de druk onder de bevolking was groot. Mannen die niet gingen vechten, werden scheef bekeken. Brijs laat de naïeve, bijna Dickensiaanse wereld van voor de oorlog contrasteren met de harde wereld van de oorlogslogica. Hoewel de personages verzonnen zijn, zijn de bouwstenen van het hele verhaal historisch correct. Alle feiten kloppen, maar zijn in één fictief verhaal verzameld. Stefan Brijs.

Post voor mevrouw Bromley Fragment 1

De grote massa stond bij de ronselaars in hun kaki uniform, die jongens en mannen probeerden te overreden om zich aan te melden als vrijwilliger. Elke middag rond twee uur marcheerden daartoe enke5 le sergeanten met een rot soldaten het park in. Eén soldaat speelde fluit, een andere bugel en een derde trommelde. Ze speelden Goodbye Dolly Gay of zongen Come on and join Lord Kitchener’s Army. Ten bob a week, plenty grub to eat, bloody great boots make blisters 10 on yer feet, en onderweg deelden ze lekkers uit aan de kinderen, die vrolijk achter hen liepen zoals achter de rattenvanger van Hamelen. Een keer had ik me ook laten verleiden om te gaan luisteren naar een sergeant met een iel snorretje, die 15 op de dikke stam van een omgehakte boom was gaan staan, in zijn hand de affiche met het portret van Lord Kitchener. Vanaf die affiches, die overal in de stad hingen, keek de minister van Oorlog iedere voorbijganger recht in de ogen en wees daarbij met gestrekte arm en 20 vinger naar voren, alsof hij de loop van een geweer op iemand richtte. Onder die afbeelding stond in grote letters: YOUR KING AND YOUR COUNTRY NEED YOU! Met duizenden reageerden de mannen op de oproep, maar mij schrok de affiche af, zoals ook de ophitsende 25 toon van de sergeant met het snorretje dat deed. Hij was eerst nog rustig begonnen zichzelf en zijn soldaten voor te stellen, maar algauw waarschuwde hij voor het dreigende gevaar dat de Hunnen vormden. Toen al zag ik vele mannen instemmend knikken. 30 Hierna had hij het met steeds luidere stem over de eer en het vaderland, over hoe het voelde een uniform te mogen dragen en een wapen te hanteren en over de royale vergoedingen die de soldaat kreeg en ook het gezin dat hij achterliet. Naast hem gaf de trommelaar 35 na elke zin een slag op zijn trommel, voerde gestaag het ritme op en sloeg ten slotte hard na elk woord dat de sergeant uitsprak, zo het publiek gedurig ophit1

214

send. Rondom mij begonnen mannen enthousiast te roepen en staken hun petten in de lucht, wat voor de 40 soldaat met de fluit het teken was om papieren uit te delen waarop stond waar en hoe men zich kon aanmelden voor het leger. En intussen gingen de segeant en de trommelaar door, de ene schreeuwend, de andere zijn trommelvel martelend: ‘WEES EEN MAN 45 EN VECHT! UW LAND HEEFT U NODIG!’ Begeleid door een lange roffel trok de sergeant aan het eind van zijn betoog de affiche strak en hield die voor zijn gezicht, alsof het de minister zelf was die rechtstreeks tot de mensen had gepraat Er ging op 50 dat ogenblik een soort onzichtbare windhoos door de menigte, die de emoties van de omstanders nog meer opzweepte. Mannen en jongens dromden om de soldaat met de fluit en graaiden naar de papieren die hij uitdeelde, zoals hongerige mensen naar eten. Slechts 55 met moeite kon ik me losmaken uit de menigte. Fragment 2

We marcheerden verder de dag in en passeerden twee andere dorpen, die zo mogelijk nog meer verwoest waren. Geen gevel stond nog overeind, de bewoners zaten verslagen bij het puin. De voertuigen en de artil5 lerie van ons bataljon waren nog ver achter ons. Al het rollend materieel was voor een opgeblazen brug over een rivier tot stilstand gekomen. Het besef dat we geen dekking meer hadden en steeds dichter bij de nieuwe Duitse linie kwamen, 10 maakte iedereen nerveus. Ik zag het aan de gespannen gezichten, de schichtige blikken, de mondhoeken die krampachtig werden opgetrokken in een poging toch nog een glimlach te forceren. Ons peloton liep bijna helemaal vooraan. Alleen het eerste ging ons voor, 15 op een afstand van zo’n honderd meter, het derde liep op dezelfde afstand achter ons, het vierde daar nog achter, en een heel stuk verder, in een identieke opstelling, de overige compagnieën van ons bataljon. 1

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Een patrouille was vooruit gestuurd, maar die had nog niets van zich laten horen. We hadden onze geweren in de aanslag. Ik was doodsbang. Nooit eerder had het voorgevoel dat ik zou sneuvelen me zo in de greep gehad. Vandaag zou het gebeuren. Eén kogel die mijn naam 25 droeg en alles was voorbij. John Patterson, gesneuveld, ergens in Frankrijk, maart 1917, welke dag het was, wist ik niet eens. Om mijn zinnen te verzetten probeerde ik te denken aan de brief die ik weldra aan mevrouw Bromley zou 30 schrijven. De voorbije nacht had ik besloten haar nog niets te vertellen over de dood van Martin. Ik wilde niet nog meer verdriet opwekken in Allerton Street. Mevrouw Bromley was al zo broos en Mary had ik nog nooit zo radeloos geweten. Maar de gedachte dat ik 35 elk ogenblik kon sneuvelen, drong zich al snel weer op en daarmee keerde ook mijn vroegere vrees terug dat Martin nooit zou sterven als ik zelf omkwam. De waarheid zou dan voor onbepaalde tijd ergens rondzweven, zoals een onbekende komeet in de ruimte. 40 Zo in gedachten verzonken sjokte ik mee in onze karavaan. We hadden de weg verlaten, die onbegaanbaar was geworden, en trokken door een nat weiland. Ik volgde het zompige voetspoor van Edward Hazell, die op zijn brede schouders een mitrailleur droeg. Links 45 van me en ook van het peloton liep luitenant Ashwell, zijn gezicht half afgewend om te verbergen wat iedereen toch al was opgevallen, rechts van me liepen Alfred Brown, vermoedelijk dromend van zijn enkele weken oude dochter, en sergeant Chapman, aan wiens 50 ervaring de hele sectie zich in gedachten vastklampte. Dat hij als eerste getroffen werd, was daarom eens zo pijnlijk. De kogels kwamen vanuit het niets, zelfs het ratelende geluid van een machinegeweer was er een fractie van een seconde later dan de pijnkreet die 55 sergeant Chapman slaakte. Hij viel achterover, terwijl iedereen zich in een reflex voorover liet vallen, plat op de grond. Ik maakte een smak, voor me reikte Edward Hazell over zijn schouders naar de mitrailleur op zijn rug. In een rechte snee als met een mes werd 60 bij die beweging zijn hele rechterarm van zijn lichaam gesneden door de kogelregen, die verder naar links zwenkte. Een vloek en een schreeuw ontsnapten hem. Ik kon mijn geweer niet gebruiken om leunend met mijn ellebogen op de grond, het hoofd licht opgericht, 65 op de vijand te vuren, zoals we tijdens de opleiding honderden keren hadden geoefend. Het lichaam van sergeant Chapman lag in de weg en ook, zag ik toen, dat van Alfred Brown, onder wiens half weggeschoten hoofd het gras snel rood kleurde. In mij leken al 70 mijn ingewanden samen te klonteren en als op dat ogenblik niet de stem van kapitein Brooke had weerklonken, luid en duidelijk, had ik vast het bewustzijn verloren. Hij riep niet, zoals te verwachten was, dat we ons moesten verspreiden of overeind komen en 20

ten aanval trekken, hij riep: ‘Luitenant Ashwell, zoek dekking verdomme!!’ Ik keek over mijn linkerschouder. Daar stond in dat landschap waarin niets overeind was gebleven, mijn eigen luitenant, rechtop als een kaars, helemaal ver80 stijfd, zoals ik hem ook had aangetroffen in Souchez, toen hij op het veld van lijken was gestuit. Links van hem keerde de kogelregen terug. Waar de kogels de grond raakten, spoten aarde en gras omhoog. Binnen enkele ogenblikken zouden ze zijn benen bereiken. 85 Er was geen tijd om na te denken. Ik zette me met beide voeten af en sprong naar de luitenant. Met heel mijn gewicht duwde ik hem omver. Hij wankelde niet eens. Hij viel gelijk om. Het volgende ogenblik werden dikke klonters aarde in de lucht geworpen. Tromme90 lend vielen ze op ons neer, vrijwel meteen gevolgd door plofgeluidjes, alsof er op een zak meel werd geklopt. Hierdoor wist ik dat de kogelregen voorbij was gezwenkt en voor de tweede keer de lichamen van Alfred Brown en sergeant Chapman had bereikt. De 95 sergeant bracht nog even een reutelend geluid voort en daarna was het stil. Ook het mitrailleurvuur zweeg. Opnieuw klonk toen de stem van kapitein Brooke, deze keer wel met het bevel dat we ons al schietend moesten verspreiden. De vijand zat schuin voor ons, 100 op twee uur, riep de kapitein, twee secties moesten linksom, twee andere secties rechtsom. Ik lag half op luitenant Ashwell. Hij ademde zwaar en snel, zijn buik ging als een blaasbalg op en neer. Om ons 105 heen kropen steeds meer mannen overeind, ook Edward Hazell, die echter onmiddellijk weer in elkaar zakte. Bloed spoot in gulpen uit de gapende wond waar tot voor 110 kort zijn arm was geweest. De luitenant maakte geen aanstalten om op te staan. Ik liet mijn blik over zijn benen gaan, zijn onderbuik, hij was niet geraakt. Ik pakte met Onder die afbeelding stond in grote letters: YOUR KING AND 115 beide handen de luitenant bij de YOUR COUNTRY NEED YOU! kraag van zijn jas, schudde heftig aan hem en schreeuwde, half in tranen: ‘Sta op, verdomme, sta op! Als je dan toch dood wilt, vecht 120 dan, verdomme. Vecht dan! Ze gooien je voor het vuurpeloton als je niet opstaat. Hoor je mij? Is dat wat je wilt? Door je eigen kogels sterven? Vecht dan, verdomme, en 125 sterf eervol!’ Sterf eervol. Dat zei ik. In de waan van de strijd geloofde ik echt dat zoiets kon. 75

Cover van Post voor mevrouw Bromley.

8 • Van 1970 tot heden

215

Epiek

NederlaNd

Harry Mulisch auTEur

Harry Mulisch

kaLEnDEr

1927-2010

kErnbEgrip

liefde, moedermotief, mythologische achtergrond

siTuEring

Twee vrouwen (1975), een roman over een lesbische relatie, werd meer dan 25 keer herdrukt. De ontdekking van de hemel (1992) wordt beschouwd als Mulisch’ magnum opus. Het boek werd in 2001 verfilmd als The discovery of heaven en in 2007 tot het ‘Beste Nederlandstalige Boek Aller Tijden’ verkozen. Het is een totaalroman: het bevat elementen van de psychologische, filosofische, historische, ontwikkelings- en avonturenroman. Harry Mulisch op de cover van Hans Düttings Een documentaire, een herziene en aangevulde reportage over de schrijver en zijn omvangrijke oeuvre.

Twee vrouwen ‘Kan het je niet schelen of iemand een man of een vrouw is?’ ‘Als ze maar aardig zijn.’ Dat was eigenlijk heel spiritueel en hoogstaand, 5 als je het goed bekeek. ‘Was dat een Franse vriend of een Franse vriendin, die je hebt gehad?’ ‘Vriend. Zullen we in bed gaan liggen?’ Ik legde het vloeitje met de pluk tabak op tafel. Ik 10 raakte totaal gedesoriënteerd, als in een duister maar warm en vochtig en naar jasmijn geurend woud. Zonder haar aan te kijken, stond ik op en trok de gordijnen dicht, terwijl ik mompelde: ‘Nel mezzo del cammin di nostra vita 15 Mi ritrovai per una selva oscura.’ In alle staten van verwarring kleedde ik mij uit. Ik dacht dat ik het in mijn broek zou doen van opwinding. Toen ik uit de badkamer kwam, knielde zij naakt op mijn bed; in het donkerrode licht, dat door 20 de gordijnen kwam, keek zij mij aan met haar duim in haar mond. Zij was slank als de hiëroglief, rondom ons achter de gordijnen en de muren lag de stad in de winter. ‘Zou je niet een plaatje opzetten?’ vroeg zij. 25 Een plaatje. Ik kon nu niet aankomen met Xenakis of Monteverdi. Satie misschien? De Gymnopédie? Gelukkig vond ik nog iets van Peggy Lee. Ik ging naar haar toe en het was of ik iets overschreed, doorbrak naar iets. Het had iets te maken met die geur, die ik 30 soms, eenmaal in de paar jaar ruik – maar ook niet ruik, mij verbeeld te ruiken, mij herinnert aan een geur die ik eens geroken moest hebben, in oertijden. Een vleug, in een steeg, of in het trappenhuis van een klein hotel in een of ander land, in Venetië, maar met35 een verdwenen en niet te achterhalen, ook niet als ik een paar stappen terugdoe. Een donkere, warme geur 1

216

van vers brood en oud bloed, die een bres slaat, splijt, naar een heel andere, vergeten wereld. ‘Wat ben je lekker mager’, zei zij. 40 Wij maakten ons los van de kamer en van de dag en kapselden ons in en rolden als een amoebe door de eindeloze zee. Ik bewaar er geen herinnering aan, het ligt daarginds in mijn leven, in februari, een half jaar terug – een blinde vlek, de plaats waardoor de 45 zenuwen het oog verlaten. Daarna bleven wij nog een tijdje liggen. Zij was zo zacht dat ik niet kon voelen waar zij begon. Zij lag op haar zij en naast haar steunde ik mijn hoofd op mijn hand; met de top van mijn middelvinger naderde ik 50 langzaam het vlees van haar billen, zij zagen eruit als die van een jongen, maar als ik kon zien dat ik ze al een beetje indrukte, voelde ik nog steeds niets. ‘Weet je dat ik bijna nooit een snipperdag neem?’ zei zij. ‘Net of ik het wist.’ Zij richtte zich op. ‘Zal ik 55 iets aan je haar doen? Het zit vol dode punten. Heb je een behoorlijke schaar? De meeste mensen hebben alleen rotscharen.’ Onder de douche, op de rand van de badkuip, waste zij mijn haar; even later zat ik op een stoel 60 met een handdoek over mijn schouders, terwijl zij zwijgend met mij bezig was. Ik zei ook niets. Allebei waren we nog naakt.Toen zij de föhn afzette en ‘Klaar, mevrouw’ zei, vroeg ik: ‘Kom je bij me wonen, Sylvia?’ 65 ‘Als je dat wilt.’ ‘Ja.’ ‘Goed.’ Wij kleedden ons aan en kwamen in een gewassen, herboren stad: heer en knecht – zij de heer, ik de 70 knecht. Verder dan een half bruin was ik niet gekomen met mijn boodschappen voor het weekend, en ik stelde voor om fondue bourguignonne te gaan eten. Dat

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

bleek nieuw voor haar. De straten, het restaurant, de obers, de tafeltjes, de mensen die eraan zaten, alles was 75 vervuld van behaaglijkheid. Dat lag niet aan de wereld, maar aan haar, aan ons. Alleen heel jonge kinderen beleven de wereld misschien altijd zo, en zij kunnen het zonder toedoen van een ander mens, omdat zij de liefde zelf zijn. 80 Terwijl wij aan weerszijden van de geblakerde pot wachtten tot de olie kookte, overlegden wij hoe de zaak in Petten moest worden aangepakt. ‘Ze mogen het absoluut niet weten’, zei Sylvia, ‘mijn vader zou me door de politie weg laten halen.’ 85 ‘Je hebt besloten om in Amsterdam op kamers te gaan wonen. Vandaag heb je er bij mij een gevonden. Ik ben je hospita.’ ‘En als hij vraagt waarvan ik dat betaal?’ ‘Dan heb je hier een baantje gevonden bij een heel 90 chique coiffeur. In de Beethovenstraat. Of in het Hiltonhotel.’ ‘En dat heb ik allemaal in één dag voor elkaar gekregen?’ ‘Integendeel. Daar ben je al maanden mee bezig, 95 maar je wou het ze niet zeggen eer alles voor elkaar was. Dat was een erezaak voor je.’ ‘Weet je wat mijn vader dan zou doen?’ ‘Nee?’ ‘Lachen. Hij weet heel goed, dat ik zo niet ben. Nee, 100 ik weet het opeens. Ik laat eerst gewoon een dag of tien niks van me horen. Dat is wel vaker gebeurd. Dan ga ik naar huis en zeg dat ik een student heb ontmoet bij wie ik intrek.’ ‘En als ze vragen wie die student is?’ Zij prikte een stuk vlees aan haar vorkje en hield het 105 lachend omhoog. ‘Dan is dat jouw zoon!’ Sissend verdween haar vlees in de olie. Ik had geen weerwoord en deed ook mijn stukje er in. ‘Hoe zullen we mijn zoon noemen, Sylvia?’ 110 Op hetzelfde ogenblik realiseerde ik mij, dat zij nog steeds niet had gevraagd, hoe ikzelf heette, – dat zou zij pas de volgende ochtend doen, aan het ontbijt. ‘Thomas’, zei zij op ernstige toon, alsof zij daar al heel lang over nagedacht had. 115 […] Vanaf Compiègne stond onafgebroken dezelfde auto in mijn spiegeltje. Wat walgelijk is het contact met zo’n achterligger. Het was een witte Citroën, een man achter het stuur; als ik meer gas gaf, gaf hij ook meer 120 gas, als ik vaart minderde, minderde hij ook vaart. Ik geloof niet, dat hij het op een of andere manier op mij had voorzien, want hij zag alleen mijn achterhoofd – ik denk dat hij zat te suffen en onwillekeurig in mijn kielzog bleef: ik was zijn leider geworden. Bij Parijs, waar 125 de autoweg zich onophoudelijk splitst naar allerlei middeleeuwse poorten, raakte ik hem gelukkig kwijt. Omdat ik altijd vergeet hoe ik om de stad heen rij-

den moet, zat ik ook nu plotseling vast in de straten, tussen groentestallen en een viaduct, waar een trein 130 overheen daverde. Na veel vragen reed ik na een half uur eindelijk over de Pont des Arts, vanwaar ik de weg weer wist. Ik zette de wagen aan de kant en lunchte op een terras met zicht over de Seine op het Louvre. Met Sylvia had ik de wandeling herhaald, die ik daar135 binnen eens met mijn vader had gemaakt. Toen was ik nog een kind, en voor de eerste keer in Parijs met mijn ouders. Mijn vader zei dat alle dingen in het museum zich bevonden op een lijn, die zich uitstrekte tussen twee punten. Het eerste was de Nikè van Samothrake 140 bij de ingang, – marmer dat in de wind wappert, een witte, extatische verschijning uit een andere wereld, de overwinning, ook van de hand over de steen, onhoorbaar jubelend door het geschuifel in het trappenhuis. Het andere punt lag diep in het museum, op de Assyri145 sche afdeling, honderden meters verder. Mijn moeder was bij de renaissance gebleven. De stèle van Hammoerabi. Een zwarte, slanke, glanzende steen, hoger dan een mens. ‘Zie je dat het een wijsvinger is?’ 150 In de bijna vierduizend jaar dat die steen bestaat, was mijn vader misschien de eerste die dat heeft opgemerkt: dat hij de vorm heeft van een opgeheven wijsvinger, de vermanende wijsvinger van de wet. Ik kende die vinger – van juffrouw Borst. Op de plaats van de 155 nagel is de koning afgebeeld, staande neemt hij de wet in ontvangst van de zonnegod, die op een troon zit. Daaronder, op het vlees, in glinsterend spijkerschrift de honderden artikelen. Eén ervan herinner ik mij, mijn vader vertelde die 160 toen en ik citeerde hem voor Sylvia: ‘Heeft een bouwmeester een huis gebouwd dat instort, en de bewoner wordt daarbij gedood, dan zal die bouwmeester gedood worden; wordt de zoon van de bewoner gedood, dan zal de zoon van de bouwmeester gedood worden.’ 165 ‘Hammoerabi was gek’, zei Sylvia. ‘Wat kan die zoon eraan doen, dat zijn vader een prutser is?’ ‘De zoon van de bewoner is toch ook onschuldig gestorven?’ ‘Nou en? Is één niet genoeg?’

Cover van Twee vrouwen.

8 • Van 1970 tot heden

217

De ontdekking van de hemel Als zij niet in het buitenland waren voor hun werk, ging er de volgende maanden geen dag voorbij waarop ze elkaar niet zagen. Nooit had Max iemand als Onno ontmoet, Onno nooit iemand als Max, – als 5 zelfbenoemde tweeling hielden zij niet op zich te verheugen over elkaar. Elk voelde zich de mindere van de ander, elk was knecht en tegelijk heer, waardoor een soort oneindigheid ontstond, als tussen twee spiegels die zich in elkaar spiegelen. Door hun 10 onafscheidelijke verschijning op straat, in de cafés en de kroegen, werd over hen gesproken als over ‘homointellectuelen’. Zij waren omgeven door onbegrip en achterdocht, want het was bedreigend: twee volwassen mannen, die kennelijk geen homo’s waren, niets 15 met elkaar gemeen leken te hebben, en die op een raadselachtige manier juist daarom bijkans symbiotisch in elkaar opgingen. Waren zij maar flikkers, dan was er niets aan de hand, dan vormden zij eenvoudig een verliefd stel. Maar nu confronteerden zij 20 iedereen met een gemis, dat soms een onaangenaam mengsel van afgunst en agressie baarde: dan was de ene een overjarige student, die het ontgroenen niet kon laten, de ander een arrogante kwal. Om het te neutraliseren, gaven zij het volmondig toe en deden 25 er nog een schepje bovenop. De vraag wat dat was tussen hen, zouden zij pas later bespreken – toen het er niet meer was, toen al die dagen in hun herinnering ineengevloeid waren tot één eeuwig-onvergetelijke dag. Ook de Grieken, wist Onno, die de grondslag 30 hadden gelegd van de westerse cultuur, bezaten geen woord voor ‘cultuur’. De woorden kwamen pas als de zaak was verdwenen. Elk van hen had natuurlijk een kring vrienden, die ook elkaar nu leerden kennen, maar tegelijk ver35 vreemdden Max en Onno van hen, dreven bij hen vandaan, hen in een gemeenschappelijk hoofdschudden achterlatend. Meestal ontmoetten ze elkaar aan de leestafel in Café Américain, onder de jugendstillampen en omgeven door muurschilderingen met 40 scènes uit Wagneropera’s. Max had dan vaak al in Leiden gegeten, of thuis snel iets klaargemaakt, terwijl Onno nog aan zijn diner zat, – dat wil zeggen, naast zijn krant stond altijd weer een bord met vier of vijf vleeskroketten, waarbij hij vier of vijf glazen melk 45 dronk. Groente at hij nooit: ‘Sla is voor konijnen’, placht hij te zeggen. Tot zijn lichaam scheen hij in geen enkele verhouding te staan, misschien was het daarom zo geweldig aanwezig; zijn maaltijden waren even slonzig als zijn ongepoetste tanden en zijn kle50 ren. Toen zijn gezicht eens droop van het zweet, zei Max: ‘Onno, je hebt koorts’, – waarop Onno over zijn voorhoofd wreef, naar zijn glinsterende handpalmen keek en zei: ‘Verdomd, je hebt gelijk!’ – om het de 1

218

volgende seconde te vergeten. Max, daarentegen, zat op gezette tijden in de wachtkamer van zijn communistische huisarts te staren naar een grote foto van stakende Belgische arbeiders met alpinopetten, oog in oog met een zwaarbewapend peloton rijkswachters, terwijl hij nooit iets mankeerde, afgezien 60 van een druiper nu en dan; en hoe groot zijn zelfbedachte doodsangst ook was, zijn das vloekte nooit met zijn sokken. Eenmaal begon Max over de dood, wat Onno onmiddellijk mateloos irriteerde: ‘Over de dood 65 praten, is tijd verknoeien. Zolang je leeft, ben je niet dood, en als je niet meer leeft, ben je alleen dood voor anderen.’ Maar zo bedoelde Max het niet. Hij zei dat hij er enerzijds van was overtuigd, op een dag onder verschrikkelijke pijnen te zullen sterven aan 70 een hartaanval, maar anderzijds was hij mogelijkerwijs onsterfelijk. Iedereen kon zijn levensverwachting namelijk wetenschappelijk bepalen door de leeftijden waarop zijn ouders waren gestorven bij elkaar op te tellen en dan door twee te delen. Maar allebei 75 zijn ouders waren een gewelddadige dood gestorven; was dat niet gebeurd, dan waren zij misschien onsterfelijk geweest. En omdat, volgens Cantor, oneindig plus oneindig gedeeld door twee ook oneindig was, was daarmee het gestelde dus bewezen. 80 ‘Uiterst pijnlijke denkfout voor een exact geleerde’, zei Onno. ‘In werkelijkheid heb jij dus vijftig procent kans te worden vermoord en vijftig procent kans om terechtgesteld te worden, – dat wil zeggen, het is honderd procent zeker dat jij gewelddadig aan je einde 85 zult komen.’ 55

Cover van De ontdekking van de hemel.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Filmaffiche van The Discovery of Heaven (2001) met Greg Wise in de rol van Max Delius.

Als de kroketten op waren, wandelden zij de stad in, waar de winterse kou uit de lucht was verdwenen. Soms gingen zij eerst naar de bioscoop, naar een James Bondfilm, of naar de nieuwste Stanley 90 Kubrick, 2001: A Space Odyssey, waarin een computer, genaamd ‘HAL’, de macht overnam in het ruimteschip. Toen zij op straat kwamen, – in de uitgeloogde toestand, waarin men dan buiten op de werkelijkheid stoot, als op een grijze vijl, – vroeg Onno waarom die 95 computer volgens Max ‘HAL’ heette. Vanwege de associatie met ‘hell’, opperde Max. Verdraaid, daar had Onno nu weer niet aan gedacht. Maar of Max nu eens van de letters H, A en L één letter verder wilde tellen in het alfabet. ‘I’, zei Max, ‘B, M. IBM!’ riep 100 hij. ‘Chapeau!’ Onno trok een bescheiden gezicht. ‘Het is een gave.’ Terwijl zij ergens een kop koffie dronken, met het gekrijs van Little Richard op de jukebox, beweerde 105 Onno dat zijn oog voor dat soort dingen een gevolg was van zijn calvinistische opvoeding: het kwam door het lezen in de Bijbel, ‘zijnde de ganse Heilige Schrift’. De waarheid kon voor hem alleen in het geschrevene liggen, en niet, bijvoorbeeld, gezien wor110 den door een telescoop. Dat hogere lezen hadden de calvinisten gemeen met de joden; katholieken lazen nooit in de Bijbel, bezaten er meestal zelfs geen, katholieken waren analfabeten. Beelden en plaatjes, dat is wat zij begrepen. Bovendien hadden de calvi115 nisten meer op met het Oude Testament dan met het Nieuwe, zoals de roomsen, – die toppunt van primitiviteit, die teksten dan ook nog zongen. Toen de Joden werden vervolgd, gingen de calvinisten dan ook veel vaker in het verzet dan de katholieken, die trouwens 120 de uitvinders waren van het antisemitisme, – net zo

vaak als de communisten, die de waarheid ook uit een boek hadden, namelijk van Marx, ook een Jood. Het was Max of hij dit soort redeneringen van zijn vriend door de lucht zag zwieren als de lange zweep 125 van een dompteur. En vervolgens inspireerden ze ook hem: ‘Is het je wel eens opgevallen’, vroeg hij, ‘dat het gebied van het protestantisme samenvalt met het glaciale gebied in de ijstijd? In Nederland loopt die 130 grens precies door het midden: waar het ijs lag, is het protestantse territorium, tot in Hammerfest, en waar het gras groeide het katholieke, tot in Palermo.’ ‘En waar woonde Calvijn?’ schoot hem plotseling te binnen. ‘In Zwitserland! Het enige protestantse land in 135 een katholiek gebied waar nog steeds gletsjers zijn!’ ‘Ik ril’, zei Onno. ‘De rillingen lopen over mijn rug. Alleen iemand die geen Nederlander is, kan zo’n schandelijke ontdekking doen. Vade retro, Satanas! Jij hoort hier helemaal niet thuis.’ 140 ‘Waar hoor ik dan thuis?’ Onno zwaaide met een arm. ‘In het wereldruim. Jij bekijkt Nederland vanuit het wereldruim, als een astronaut; maar ik zit er middenin, bevroren in het calvinistische ijs, als een mam145 moet. Breek mij de bek niet open. Nederland is van mij, en niet van zo’n verdwaalde Centraal-Europese houtvester als jij.’ Het was waar. Max kon zich er geen voorstelling van maken, hoe men zich voelde als men deel uit150 maakte van een volk, een natie, een ras, een godsdienst, – kortom, wanneer men niet alleen was. Hij was Nederlander, Oostenrijker, Jood, Ariër, dat alles tegelijk en daarom niets van dat alles. Hij hoorde uitsluitend bij diegenen, die ook nergens bij hoorden.

The Discovery of Heaven is een internationale productie tussen Groot-Brittannië en Nederland. Jeroen Krabbé, die de film regisseert, speelt zelf mee.

8 • Van 1970 tot heden

219

Hella s. Haasse auTEur

Hella S. Haasse

kaLEnDEr

1918-2011

kErnbEgrip

koloniale roman

siTuEring

Een aantal van Haasses boeken heeft het leven in Nederlands-Indië als onderwerp, bv. de roman Oeroeg (1948), waarmee ze doorbrak, en ook haar succesroman Heren van de thee (1992). Haasse schreef ook een aantal historische romans. Hella S. Haasse.

Heren van de thee Hij stond hier om afscheid te nemen van Gamboeng. Nog eenmaal had hij een rondgang gemaakt door de fabriek, die reeks van loodsen met hun nieuwe machines voor verflensen, drogen en sorteren. Tus5 sen de mensen die daar werkten, had hij mannen en vrouwen bezig gezien die in de kampoeng Gamboeng opgegroeid waren, kinderen van Martasan en Moehiam en Kaidan en Moentajas en Sastra, de opgezetenen van het eerste uur. 10 Omdat lopen hem moeilijk viel, en hij niet meer op een paard kon zitten, moest hij afzien van zijn plan om de tuinen in te gaan. Emile en zijn vrouw, die nu Gamboeng beheerden, hadden in de voorgalerij een gemakkelijke stoel voor hem neergezet, en hem met 15 rust gelaten, opdat hij van het uitzicht kon genieten. Maar ook met dichte ogen droeg hij dat landschap op zijn netvlies, de wijde golving omlaag naar het dal van de Tji Enggang, de wal van rasamala’s, de ooit door Jenny geplante, nu tot majestueuze bomen opgegroei20 de tjemara’s en damars en cipressen, het groen, blauw en violet van de nabije en verre bergen. Hij had dat uitzicht een mensenleven lang voor ogen gehad, het was een deel van hemzelf geworden. Terwijl hij daar zo zat, had hij moeten denken aan een opmerking van 25 Julius: ‘Je moet toch nog eens trachten iets tot stand te brengen van blijvende waarde.’ Destijds was zijn reactie een glimlach geweest. Hij had toen, ook vanaf zijn voorgalerij, in alle richtingen om zich heen gekeken. Van blijvende waarde? Daar ligt mijn antwoord! 30 Maar die trotse zekerheid bezat hij niet meer. Sinds hij Jenny verloren had, vroeg hij zich af of er waarheid school in wat zij hem zo vaak in drift voor de voeten had gegooid: dat hij alles, zijn leven en het hare, en de jeugd van hun kinderen, had opgeofferd aan de 35 verwoede geldingsdrang die hem maar deed sloven en slaven, en aan zijn onvermogen bejegeningen te vergeten en te vergeven in welke hij een belediging of minachting meende te proeven. IJdel was hij nooit geweest. Het lag ook niet in zijn 40 aard anderen met wantrouwen tegemoet te treden. Voor zijn naaste familieleden had hij in beginsel alles over gehad. In lange nachten, als hij niet slapen kon, 1

220

had hij in Bijbelse zin ‘zijn nieren geproefd’. Henny had geen gelijk toen hij beweerde dat hij, Rudolf, 45 zichzelf niet durfde kennen. Hij keek naar de steen voor hem, waarin haar naam gebeiteld stond. Daaronder, in de grond van Gamboeng, was het geliefde lichaam tot stof vergaan. De struiken en planten die het graf omringden, werden 50 gevoed door aarde die minieme deeltjes bevatte van haar vlees en bloed. Uit zijn correspondentie met haar zuster Marie had hij, geschokt, begrepen hoe al vroeg in hun huwelijk, lang voor hij daar zelf enig vermoeden van kreeg, 55 Jenny bittere gevoelens van teleurstelling had gekend. Marie had hem een fragment gestuurd van een oude brief uit 1890, in Jenny’s vertrouwde, vloeiende handschrift: ‘ … ik wil mijzelf niet bedriegen. Ik ben niet gelukkig, ik kan het niet zijn. Ik houd mijzelf voor dat 60 de weelde van hartstocht maar één vorm van geluk is. Die weelde heb ik niet gekend. Maar toch: mijn leven heeft een doel. Er is ook bevrediging te vinden in plichtsvervulling, zelfopoffering. Mijn kinderen zijn mijn geluk.’ 65 ‘Weelde van hartstocht’. Waar had hij gefaald? Zij was voor hem de enige geweest. Alle hartstocht die hij te geven had, was aan haar geschonken. En nog oneindig veel meer dan een minnares had zij voor hem betekend. Aan Marie, die gezinspeeld had op 70 zijn gebrek aan inzicht in het wezen en de behoeften van een vrouw, had hij weerom geschreven: ‘Nog elke dag voel ik plotseling de neiging om het een of ander dat ik gehoord, of gelezen of gedacht heb, met Jenny te bespreken. Wij waren dat zo gewend, tot in 75 de kleinigheden toe, die ons allebei interesseerden – in elk geval in haar goede jaren, en ook nog later, als de zenuwen en waanvoorstellingen haar niet overheersten. – Door Jenny’s dood heb ik eigenlijk het doel van mijn leven verloren. Ik had altijd veel plezier in mijn 80 werk, en verheugde mij in het succes. Maar het was voornamelijk om haar. Die gedachte heeft mij altijd vervuld sinds ons huwelijk, en dat levensdoel is mij ontvallen. Hoe verlang ik soms terug naar de tijd toen wij arm waren en met onze vijf kinderen in dat kleine

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

houten huis woonden, en wij het dikwijls moeilijk hadden. Wat zou ik niet willen geven om mijn lieve vriendelijke Jenny van toen weer bij mij te hebben …’ De herinnering aan haar ‘slechte’ jaren overviel hem nog steeds, als was het pas gisteren. Diep 90 gekwetst had zij hem door die waanvoorstelling, als zou hij zich meester gemaakt hebben van haar erfenis, terwijl hij juist door zorgvuldig beheer en weldoordachte belegging haar geld tot een aanzienlijk kapitaal had doen groeien. Aanvankelijk had hij geloofd 95 dat haar ziekelijke argwaan berustte op de angst om eens, zonder weduwepensioen, van vreemden of onwillige familieleden afhankelijk te worden, ‘genadebrood’ te moeten eten. Maar ook toen de winsten van Gamboeng, Malabar en Taloen haar een gevoel 100 van zekerheid konden verschaffen, was zij zich blijven beklagen over het feit dat zij volgens de wet zijn tussenkomst nodig had om over haar geld te kunnen beschikken. Dingen die hij nooit volledig tot zich had laten 105 doordringen, verschenen hem in een nieuw licht. Toen Jenny in 1893 Ru en Edu naar Holland bracht, had zij haar terugkeer op een voor hem onbegrijpelijke wijze telkens weer uitgesteld. Ze had een tijdlang 85

niet of nauwelijks op zijn wekelijkse brieven geantwoord. Voor zij zich ten slotte in Genua inscheepte, had hij zelfs even niet geweten waar hij haar bereiken kon. Haar latere verklaring, dat zij van de gelegenheid gebruik gemaakt had iets van Italië te zien – Florence, Verona – had hij zonder meer aanvaard 115 in zijn vreugde om haar thuiskomst. De Jenny die vanaf Tjikalong te paard, fier in het zadel, gekleed in een hem onbekend zwart amazonekostuum met hem naar Gamboeng was gereden, Emile, Karel en Bertha tege120 moet, had hem bekoord als nooit tevoren door de prikkelende mengeling van vertrouwdheid en iets anders, dat hij toeschreef aan de gunstige invloed van de Europese 125 lucht en de zeereis. Sinds de onthulling in die brief van haar aan Marie, vroeg hij zich af wat – of wie – die in werkelijkheid maar kortstondige metamorfose had 130 teweeggebracht. Had zij erover gedacht hem te verlaten? Cover van Heren van 110

de thee.

kader abdolah auTEur

Kader Abdolah

kaLEnDEr

1954-

kErnbEgrip

allochtonenproblematiek

siTuEring

Kader Abdolah groeide op in een streng islamitische omgeving. Hij raakte al heel snel geïnteresseerd in de westerse literatuur. Hij studeerde en sloot zich aan bij een linkse partij die zich verzette tegen het bewind van de sjah en later tegen dat van de ayatollahs. Hij schreef voor een illegaal blad en publiceerde clandestiene verhalenbundels onder het pseudoniem Kader Abdolah. Hij moest in 1985 omwille van zijn politieke activiteiten uit Iran vluchten en belandde als politiek vluchteling in Nederland. Zij moest haar verhaal nog vertellen verscheen in 1993 in de bundel De adelaars. Kader Abdolah.

Zij moest haar verhaal nog vertellen Precies vier jaar geleden ontmoette ik haar. Het was net donker toen ik in het opvangcentrum aankwam. Ik was door de nachtportier van Schiphol opgehaald. ‘Je mag in de tv-zaal op mij wachten’, zei hij in het 5 Engels tegen me. Ik ging naar de tv-zaal en daar zat ze, alleen, televisie te kijken. Misschien is ze wel een landgenote van mij, dacht ik meteen. ‘Hallo!’ riep ik. 10 ‘Hallo’ was het enige Nederlandse woord dat ik kende, hallo en geen hello. Ik had dat pas geleerd. Ze keek om, haar lange donkere vlechten bewogen 1

en lagen toen stil op haar borsten. Wat een mooie meid, dacht ik vol bewondering. 15 ‘Ben je nieuw?’ vroeg ze en keek me met haar warme en donkere ogen aan. ‘Ik snap je niet. Ik versta geen Nederlands’, zei ik in mijn moedertaal. ‘Wat leuk! Jij bent een landgenoot van mij’, zei ze 20 lachend en stond op. Zij was achttien en ik tweeëndertig. ‘Blijf je hier wonen?’ ‘Ik weet het nog niet. Ik moest op die man wachten. Hoe heet hij?’

8 • Van 1970 tot heden

221

een vaas en zette ze voor het raam. ‘Hier mag je niet roken, maar als we het raam een stukje opendoen, merkt niemand het.’ Ze probeerde het raam te openen, maar het lukte niet. Het was een oud raam dat je slechts een stukje omhoog kon schuiven, maar nu schoof het helemaal niet. 65 ‘Hier kun je geen ramen opendoen. Nou, dan maar roken zonder open raam.’ Ze haalde haar shag uit haar zak en staarde naar buiten. ‘Rook je veel?’ vroeg ik. 70 ‘Nee, niet zoveel. Ik ben hier begonnen.’ ‘Waarom rook je shag en geen sigaret?’ ‘Ik vind het leuk’, lachte ze. ‘Ik heb hier vaak meisjes gezien die op de fiets een shagje draaiden, zo fietsen en zo draaien’, zei ze, en deed na hoe de meisjes op de fiets 75 een shagje draaien. Ik zat op een stoel en keek naar haar terwijl ik me afvroeg: hoe is ze hier alleen terechtgekomen? Hoe kon ze uit dat vervloekte land ontsnappen? ‘Er is een huis voor mij klaar’, zei ze. ‘In een hoog 80 flatgebouw. Maar ik wil hier liever nog niet weg. Ik wil hier nog een poosje blijven, maar dat accepteren ze niet. Ze zeggen dat er een woning voor mij klaar is en dat ik weg moet. Wat moet ik doen, alleen, in een flat?’ Ik wist nog niet hoe ze heette. Zij wist ook niet wie ik 85 was. We hadden ons nog niet aan elkaar voorgesteld. We kwamen beiden uit hetzelfde land. Een vervloekt land dat nog altijd in handen van dictators was. Daar vertrouwde niemand elkaar en niemand durfde zich aan elkaar voor te stellen. 90 ‘Hoe heet je eigenlijk?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Ik heet Maria’, zei ze even later. Maria, dacht ik verbaasd. Dat is een westerse naam. Bij ons heet niemand Maria. Hoe kan ze Maria heten? Ik vroeg het niet. Iemand die onder de schaduw van 95 dictators leeft, leert niet meer te vragen. Hoe meer je vraagt, hoe gevaarlijker het is. Ik kende haar niet, maar door mijn eigen ervaringen wist ik dat ze genoeg verhalen had. Ze draaide een shagje voor mij. ‘Probeer het maar. Als je alleen bent, moet je iets 100 doen. Roken en aan het raam staan horen bij elkaar.’ Ik stak de sigaret aan en speelde met de rook in mijn mond. Ik wilde wat vragen. Ik wilde haar eigenlijk aanmoedigen om verder te praten, maar ik durfde niet. Zij was als een vogel die aan het venster van mijn kamer 105 zat; ik moest heel behoedzaam naar haar toe lopen, anders zou ze angstig wegvliegen. ‘Droom je wel eens?’ vroeg ik voorzichtig. Zij keek me verbaasd aan. Ik was bang dat ze nu weg zou vliegen. 110 ‘Ik bedoel, droom je veel?’ verbeterde ik mijn vraag. Ze bleef stil naar buiten staren. ‘Bedoel je nachtmerries of dromen?’ vroeg ze, zonder naar mij te kijken. 60

AMS-Schiphol.

Asielzoekers uit Iran in de wachtkamer van het aanmeldcentrum in Schiphol.

Ze liep naar het koffieapparaat. ‘Wil je misschien een kop koffie?’ vroeg ze en meteen schonk ze, zonder op mijn antwoord te wachten, koffie in. Wat doe jij dan hier? Ben je alleen, wilde ik vragen, 30 maar ik vroeg het niet. We dronken koffie. Ik rookte niet, maar ik draaide gezellig met haar een shagje. De shag gleed uit mijn vingers en er viel tabak op de tafel. ‘Zonde van de tabak, wat doen jullie daar?’, verraste 35 de nachtportier ons. ‘Jij blijft hier twee maanden wonen’, zei hij daarna tegen mij, ‘je logeert in kamer nummer 12.’ ‘Wat leuk! Hij wordt mijn buurman’, zei ze tegen de man. 40 ‘Ik denk het niet’, zei hij, ‘jij hebt hier lang genoeg gewoond. Je weet het. Je woning is al twee weken klaar. Je mag morgen nog hier blijven, maar overmorgen moet je weg.’ Zij zei niks, maar ik zag haar gezicht betrekken. 45 ‘Je kunt je koffer in je kamer kwijt’, zei de man tegen mij. Ik pakte mijn koffer en ging naar boven. In de kamer legde ik mijn koffer op de tafel en keek even rond. Het was lekker klein met uitzicht op bomen, weilanden en 50 grazende koeien. Zal ik hier rust vinden? dacht ik. Wat ga ik in dit land doen? Heb ik genoeg energie om helemaal opnieuw te beginnen? Denken over de toekomst maakte me angstig. Je moet niet zover vooruitkijken. Je hebt eerst rust nodig, zei ik in mezelf. 55 ‘Is er iemand thuis?’ riep zij in onze moedertaal. ‘Kom binnen.’ Ze deed de deur open en kwam binnen met een bos bloemen en een thermoskan. Ze deed de bloemen in 25

222

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

‘Nachtmerries bedoel ik.’ Zij ging niet verder, bleef weer zwijgend naar buiten kijken. Er heerste een diepe stilte in de kamer, zo diep dat ik niet wist hoe ik haar kon doorbreken. Ik bedacht dat ik wat moest doen. Ineens zag ik de thermosfles. Ik pakte haar en schonk thee voor haar in. Zij dronk haar 120 thee, bleef nog een poosje stil bij me zitten en ging toen naar haar kamer. Ik lag met mijn kleren aan op bed. Zij was weg, maar haar sporen waren nog in mijn kamer. De bloemen die bij het raam stonden, en de grijs-witte wolkjes van haar 125 shag, die nog door de kamer zweefden. ’s Nachts schrok ik wakker van een angstdroom. Gedurende een paar seconden realiseerde ik me niet waar ik was. Ik hoorde iemand huilen, maar ik wist niet of het in mijn droom was of in werkelijkheid. 130 Ja toch, iemand huilde. Ik hoorde het weer. Ik stapte uit bed, liep naar de deur en deed ze zachtjes open. In de gang was het donker. Ik hoorde nog steeds huilen. Maria huilt, dacht ik slaapdronken. Ik liep stil naar haar kamer en luisterde aan de deur. Ik hoorde dat ze 135 schreeuwde, nee, niet schreeuwde, maar een poging deed om te schreeuwen, alsof iemand haar keel dichtkneep of haar hoofd onder water duwde. ‘Maria!’ fluisterde ik. Ik dacht dat ze worstelde. Ik klopte voorzichtig op 140 de deur. ‘Maria!’ riep ik weer. ‘Help …!’ gilde ze in haar eigen taal. Ik riep hard haar naam en bonsde op de deur. Het licht in de gang ging aan. De nachtportier verscheen, 145 boos greep hij mij bij mijn arm, duwde me mijn kamer in en deed de deur met een klap dicht. ’s Ochtends zocht ik haar, maar ze was nergens te vinden. De deur van haar kamer was dicht en ik durfde niet aan de deur te komen. Ik ging naar mijn eigen kamer. 150 Buiten vielen kalm de sneeuwvlokken en bleven op de kale takken liggen. Ik probeerde iets te lezen, maar het lukte niet. Ik kon me niet concentreren. ‘Hallo! Ben je thuis?’ riep Maria van buiten. Ik stond op, probeerde het raam te openen, maar het 155 lukte weer niet, het zat vast in het kozijn. Ik zwaaide. Er zaten sneeuwvlokken op haar haren. ‘Ga je mee eten?’ riep ze. ‘Ik kom zo’, gebaarde ik. Ik ging naar beneden. Ze wachtte in de zaal op mij. 160 ‘Waar was je?’ ‘Ik was aan het wandelen’, zei ze. ‘Achter het huis heb ik een bos ontdekt, dat is mijn geheime plek. Nog niemand van de bewoners heeft het ontdekt.’ Ze dekte de tafel en haalde een stuk kaas uit haar 165 boodschappentas. ‘Lust je Nederlandse kaas?’ vroeg ze. Wat kan mij die kaas schelen, dacht ik. Vertel eens iets over vannacht. 115

Zij praatte gewoon over de dagelijkse gebeurtenissen in het huis. Vertrouw me, Maria! Vertel het! Met wie was je aan het vechten? Hield iemand je mond dicht? Het was logisch dat ze mij niet zomaar zou vertrouwen, maar ze zou morgen weggaan en dan zou ze alleen in haar flat zijn. Dan kon ze geen van haar verhalen kwijt! 175 ‘Wil jij soms in een flat wonen?’ vroeg ze aan mij. ‘In een flat? Nee, ik kan mezelf niet in een woning zonder tuin en bomen voorstellen.’ ‘De hoogte, bedoel ik. Kun jij tegen die hoogte? Ik ben een keer bij die flat geweest om te kijken. Ik moest 180 via een enge galerij naar mijn woning lopen. Ik durfde niet naar beneden te kijken. Ik dacht, als ik naar beneden kijk, geeft iemand mij een duw en dan … Oh! Nee.’ Er kwamen twee meisjes de zaal in. ‘Maria, doe je niet mee?’ vroeg een van hen in gebrek185 kig Nederlands. ‘Nee. Vandaag doe ik niet mee.’ Ik begreep niet waar ze het over hadden. ‘Ik ga soms met ze fietsen. Oefenen bedoel ik’, zei ze lachend. 190 ‘Fietsoefeningen! Wat leuk!’ ‘Kun jij goed fietsen?’ vroeg ze mij en wachtte niet op antwoord. ‘Zullen wij even oefenen?’ vroeg ze daarna. We gingen naar een paar rustige straten om te fietsen. Daar waren de meisjes ook bezig. Ik hield de fiets vast 195 en zij ging op het zadel zitten. Ik duwde de fiets en ze trapte bevend. Ik deed mijn best, maar ze viel een paar meter verder op de grond. Ze was te bang. ‘Wil je misschien zelf fietsen en ik achterop?’ vroeg ze. 200 Ik fietste en zij zat achterop. We gingen naar de stad. Ik kende de weg niet en zij wees me hoe ik moest rijden. Zwijgend trapte ik door. We gingen naar de winkelpromenade. Het was druk, maar de mensen slenterden ontspannen over straat. Ze keken naar de etalages, 205 kochten en lachten. Ze likten in het koude weer aan hun ijsje en gingen naar huis, naar hun warme huizen, waar iemand op hen wachtte. Maria stond voor de etalage van een kledingwinkel. In de etalage stonden poppen met witte kleding aan, voor het nieuwe seizoen. 210 ‘Heb je ooit een dode jonge vrouw gezien?’ vroeg ze onverwacht. ‘Wat bedoel je?’ ‘Die poppen lijken allemaal op dode vrouwen. Als een jonge vrouw dood is, lijken haar ogen op de ogen 215 van die pop’, zei ze, terwijl ze naar een pop wees. ‘Ze kijkt naar je, maar er is iets mis in haar ogen.’ Ik wilde in de ogen van Maria kijken om te zien hoe het met haar gesteld was, maar zij keek mij niet aan. ‘Ik heb een hekel aan die promenade, overal staan 220 poppen in de etalages naar je te kijken.’ Ik probeerde net zo ontspannen te zijn als de andere mensen, maar dat ging niet. Ik probeerde iets makkelijker, iets losser te lopen, maar het lukte niet. Ik wilde 170

8 • Van 1970 tot heden

223

een ijsje voor haar kopen, maar dat ging helemaal niet. Dus viel er weer een diepe stilte tussen ons, zo diep dat ik dacht dat ik haar niet meer zou kunnen bereiken. ‘Zullen we naar huis teruggaan?’ vroeg ze. Ik fietste terug. Ze was diep in gedachten. De kleur van haar gezicht was veranderd. 230 In het huis ging ze meteen naar boven en ik bleef beneden op haar wachten. Ik bleef de hele avond in de tv-zaal, totdat ze dichtging, maar zij kwam niet naar beneden. Ik mocht niet langer in de zaal blijven, ik moest naar mijn kamer. De volgende dag toen ik wak235 ker werd, dacht ik meteen aan haar. Ik stapte snel uit bed en ging de gang op. De deur van haar kamer stond open, maar de kamer was leeg. Maria was weg. De eerste dagen dacht ik veel aan haar, later probeerde ik toch haar te vergeten. Ik had met de andere bewoners van 240 het huis kennisgemaakt en was begonnen de Nederlandse taal te leren. Er was een nieuwe fase in mijn leven aangebroken. Er waren al drie weken verstreken sinds Maria’s vertrek, toen tegen de avond een meisje met korte, blonde 245 haren de zaal binnenkwam. Ze stond aan de deur, keek even rond en kwam naar mij toe. ‘Hallo! Daar ben ik weer’, zei ze tegen mij. ‘Wat?’ Iedereen keek verbaasd naar haar. 250 ‘Herken je me niet?’ zei ze in het Nederlands. Ik herkende haar wel, maar ik begreep er niets van. Wat bedoelde ze met ‘daar ben ik weer’? En waarom heeft ze haar mooie haren geverfd? dacht ik. ‘Mag ik bij je zitten?’ vroeg ze. 255 Een donkere jongen, die bij mij zat, stond op en liet ons alleen. Zij zat aan mijn tafel. Ze rook sterk naar goedkope parfum. ‘Hoe gaat het je, Maria? Wat kom je hier doen, het is al laat.’ 260 ‘Met mij gaat het goed, met jou dan?’ zei ze. ‘Alsjeblieft, ik begrijp nog geen Nederlands, praat maar in onze eigen taal. Wat doe je zo laat in de middag hier?’ ‘Niks bijzonders. Vandaag is mijn vakantie afgelopen 265 en ik kom gewoon in het huis terug.’ 225

‘Vakantie?’ ‘Ja. Wist je dat niet?’ Kijk in mijn ogen, Maria! Wat is er met je gebeurd?, dacht ik, maar ik vroeg het niet. 270 ‘Waar is die man, de nachtportier, bedoel ik. Ik wil de sleutel van mijn kamer hebben’, zei ze. ‘Wat zeg je nou?’ ‘Ik ben moe. Ik ga slapen. Wil je misschien de sleutel voor mij halen?’ 275 De donkere jongen bood haar een kop koffie aan en ik ging de nachtportier waarschuwen. ‘Maria is terug’, zei ik tegen de man. Hij dacht dat ik misschien iemand anders bedoelde. ‘Zij wil haar kamer terug hebben.’ 280 ‘Wie? Wat terug hebben?’ ‘Maria. Haar kamer …’, verklaarde ik. Hij liep met mij mee. Hij stond in de deuropening van de zaal en keek rond naar Maria. Hij herkende haar niet. Maria stond zelf op en liep 285 naar hem toe. Ik zag hoe moe ze was. De man keek met open mond naar haar. ‘Hallo! Ik ben terug.’ Zij probeerde een glimlach op haar lippen te brengen, maar het lukte niet. 290 ‘Mag ik mijn …’ ‘Nee. Absoluut niet … Je moet naar je woning terug!’ zei hij. Maria keerde zich naar mij. ‘Maar ik kan niet meer’, zei ze zacht tegen mij. ‘Zeg 295 het! Vertaal het voor me en zeg dat ik mijn eigen kamer nodig heb.’ Ik vertaalde het in het Engels. ‘Nee. Er is geen plaats meer voor haar. Ze moet weg.’ Iedereen keek naar de man. Maria kwam iets dichter 300 bij mij staan en hield mijn arm vast. ‘Kijk!’ zei ze zacht. ‘Als ik wegga, kan ik mijn huis niet terugvinden. Ik ben verdwaald. De hele dag heb ik door de straten gezworven. Zeg dat niet tegen hem, maar zeg hem dat ik moe ben en naar mijn bed moet.’ 305 Ik nam de man mee de gang op en zei dat het niet goed met haar ging en dat we haar niet zomaar weg mochten sturen. Hij zei weer dat er geen plaats voor haar was en als ze bleef, was hij niet meer verantwoordelijk voor haar. 310 Ik zei dat ze vannacht van mijn bed gebruik mocht maken en dat we morgen zouden kijken hoe het met haar was. Ik ging met Maria naar boven. Ik durfde niet te zeggen dat er een ander meisje in haar kamer woonde, ze 315 mocht daar beslist niet naar binnen gaan. Ik zei maar dat er in het huis een paar dingen waren veranderd. In de gang stak ze een sigaret op en zei zacht: ‘Ik zal nooit meer met vakantie gaan. Dat was een vreemde stad. De mensen praatten zo snel en zo moeilijk dat ik 320 niks kon begrijpen.’

‘Die poppen lijken allemaal op dode vrouwen.’

224

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Zij keek even rond alsof ze een geheim wilde vertellen en zei heel zacht: ‘Iedereen dacht dat ik gek was.’ Voor de deur van mijn kamer hield ze stil en zei dat ze meteen naar haar eigen kamer moest. 325 ‘Je kamer is nu niet klaar voor je’, antwoordde ik voorzichtig. ‘Dat is je eigen schuld. Je had van tevoren moeten waarschuwen dat je terug zou komen. Toen je met vakantie was, is een ander meisje gekomen en ze gaven haar meteen jouw kamer. Je weet het, ze wach330 ten op niemand.’ ‘Een ander meisje in mijn kamer?’ ‘Tijdelijk, maar je mag vannacht in mijn kamer logeren. Ik ga bij de andere jongens slapen.’ Zij zocht, in gedachten verzonken, naar haar pakje 335 sigaretten, maar ging wel mijn kamer in. Ik ruimde snel mijn spullen op. Zij ijsbeerde even en ging toen bij het raam staan. ‘Als je hier naar buiten kijkt, zie je tenminste de takken van bomen die in het donker bewegen en je ziet de 340 boerderijen in de verte, maar daar zie je alleen ramen en gordijnen die dichtgetrokken zijn.’ ‘Wil je niet slapen, Maria?’ ‘Het was afschuwelijk. Ik ga nooit meer terug. De lift van die rotflat stopte niet. Als je instapte, schoot hij 345 maar door en door alsof hij je de lucht in wilde gooien. Iedere keer schreeuwde ik van angst. Ik drukte op alle knopjes, maar de lift stopte niet. Ik gilde en drukte steeds maar weer op de knopjes tot hij eindelijk stilhield. Ik deed de deur open en rende naar de trap en liep 350 huilend de trappen af naar mijn woning. Iedereen keek hoofdschuddend naar mij en dacht, kijk, een domme buitenlander! Daarna ging ik nooit meer met de lift. Ik liep stiekem de trappen op, en op mijn tenen sloop ik mijn woning binnen.’ 355 Zij was doodmoe, kapot, maar haar hersens maalden en ze ratelde maar door. ‘Maria! Jij hebt rust nodig. Zal ik je alleen laten?’ Ze hoorde me niet en ze praatte niet meer tegen mij. ‘Gisteravond heb ik de kleur van mijn haren veran360 derd, geen donkere haren meer. Vandaag ging ik met mijn nieuwe haren naar de promenade in de stad en wandelde wat rond, maar toen ik terug wilde gaan, was ik de weg kwijt. Ik vroeg aan de mensen hoe ik moest lopen, maar ze begrepen me niet. Ik probeerde 365 uit te leggen dat ik verdwaald was, maar ze keken me raar aan en …’ ‘Ik ga weg, Maria. Welterusten!’ zei ik zacht en ging omzichtig de kamer uit. De donkere jongen wachtte in de gang op mij. 370 ‘Wat is er?’ vroeg hij. ‘Het gaat niet goed met haar. Ik moet de nachtportier waarschuwen.’ Ik ging direct naar zijn kantoor. ‘Met Maria gaat het niet goed’, zei ik tegen hem. 375 ‘Hoezo?’ zei hij.

‘Zij is heel erg overstuur’, zei ik. ‘Als ze slaapt, gaat de spanning wel weg.’ ‘Maar ik denk dat ze niet slapen kan.’ ‘Jawel. Je hoeft je geen zorgen te maken.’ 380 Ik probeerde het uit te leggen, maar het ging niet. In het Nederlands was het onmogelijk en in het Engels kon ik het ook niet zo goed uitleggen. ‘Morgen kijken we wel hoe het met haar gaat’, zei hij en wees mij de deur. 385 ‘Nu welterusten’, zei hij, stuurde me naar buiten en deed de deur dicht. Een paar jongens kwamen naar mij toe. ‘Wat nou?’ vroeg de donkere jongen. ‘Niks. Hij dacht dat het geen probleem was.’ 390 We stonden in de gang en praatten misschien wat te luidruchtig. ‘Weg, jongens! Naar bed!’ riep de nachtportier vanuit zijn kamer. Er viel een stilte en wij liepen kalm naar de zaal. 395 Ineens verscheen Maria in de gang. Zij liep rechtstreeks naar mij toe. ‘Ik kan niet slapen’, zei ze hard in onze moedertaal. Er was weer lawaai in de gang. De man deed de deur open. 400 ‘Ik zei dat …’ Tegelijk zag hij Maria in de gang. ‘Ik wil mijn eigen bed hebben’, zei ze tegen de man in haar moedertaal. Ik vertaalde het. ‘Dat kan niet’, zei de man hard. 405 De bewoners kwamen achter mij staan. ‘Iedereen weg! Gauw! Anders zal ik de politie waarschuwen’, riep de man. ‘Jij ook! Weg!’ zei hij tegen Maria. Maria keek even wild naar hem en rende toen naar 410 boven. Ik liep achter haar aan. Zij stormde naar haar kamer en deed de deur open. Het donkere meisje stond geschrokken op. Maria probeerde te lachen, maar het lukte niet. Ze zei dat ze haar spullen moest opruimen en de sleutel 415 aan haar terug moest geven. Het meisje pakte gauw haar spullen, gaf de sleutel en ging angstig naar buiten. Maria stuurde me met haar boze blik weg. Ze sloeg de deur hard dicht en deed ze op slot. De jongens kwamen boven. 420 ‘Wat gebeurt er nu?’ vroeg de jongen. ‘Als ze kan slapen, komt misschien alles in orde’, zei ik. ‘En als het niet in orde komt?’ vroeg hij. ‘Ik weet het niet, maar eerst moet iemand met het 425 meisje praten. We moeten haar vannacht ergens laten logeren. De nachtportier mag van die dingen niks te horen krijgen.’ Er ging iemand met het meisje praten. De jongen bleef bij mij om een oogje in het zeil te houden en de 430 rest ging stil naar hun kamer. Alles in het huis was rus8 • Van 1970 tot heden

225

tig en in orde. Buiten was het ook stil. Het waaide niet meer en de bladeren bewogen niet. Er zoemden geen vliegjes en er klonk toevallig geen lawaai van de auto’s op de snelweg alsof alles de adem inhield opdat Maria 435 slapen kon. Plotseling klonken harde voetstappen op de trap. Ik rende naar de gang. ‘Wat is er?’ De boze nachtportier rende naar Maria’s kamer. Ik probeerde hem tegen te houden om met hem te praten, 440 maar hij duwde me weg. ‘Doe open!’ riep hij en klopte hard op de deur. Er kwam geen reactie van binnen. ‘Open! Anders zal ik de politie waarschuwen.’ Er klonken harde en boze geluiden binnen alsof er 445 een wild dier gevangen zat. ‘Maria, doe de deur open!’ riep ik. Er werd een ruit in de kamer kapotgegooid. De man rende snel naar beneden en ik naar mijn kamer. Ik wilde door het raam zien wat er aan de hand was, maar ik kon 450 het weer niet open krijgen. Een paar bewoners renden naar buiten. ‘Pas op! Kijk uit!’ riep iemand beneden. ‘Ze wil naar beneden springen!’ We mochten geen tijd verliezen. Ik begon met de 455 jongen tegen de deur te rammen. We dachten nergens

aan. We beukten om de beurt met onze schouders hard tegen de deur. Die zat potdicht. De jongen was sterk. Hij sloeg een paar keer hard, zo hard, dat de deur openvloog en stuk sloeg tegen de muur. 460 Ik zag Maria in het raamkozijn zitten en ik wist dat ze zou springen. Ik vloog naar haar toe, greep haar linkerbeen vast en probeerde haar naar binnen te trekken. Zij pakte een stuk glas en wilde het in mijn gezicht steken. De jongen greep haar snel bij de arm en trok haar 465 van het raam weg. Er verschenen twee politieagenten aan de deur. De situatie was ernstiger dan ze verwacht hadden, de kapotte deur, de gebroken ruiten, de omgevallen stoelen, de gespierde donkere jongen die een meisje met 470 bebloede handen vasthield en de landgenoot die probeerde haar in zijn eigen taal te kalmeren. De hoofdagent schakelde zijn portofoon in en bracht verslag uit. De politieagenten hadden moeite Maria vast te houden toen buiten de sirene van een ambulance klonk. 475 Er kwamen drie stevige mannen binnen. Ze grepen Maria beet, zo stevig dat ze niet meer kon bewegen. Ze trokken haar een witte dwangbuis aan. Ik zag een kapot, wild, blond meisje in een witte verpakking. Ze tilden haar in één keer op en namen haar als een etalagepop 480 mee. Zij keek naar mij, maar er was iets mis in haar ogen.

Connie palmen auTEur

Connie Palmen

kaLEnDEr

1955-

kErnbEgrip

echt en onecht, fictie en werkelijkheid, identiteit en betekenisverlening door anderen

siTuEring

De karakters in haar verhalen zijn doorgaans herleidbaar tot echte personen uit haar nabije omgeving en dat maakt haar boeken tot sleutelromans. Zelf heeft ze haar werk eens omschreven als ‘autobiofictie’. De vraag naar het onderscheid tussen werkelijkheid en fictie, naar de grens tussen de autobiografie en de autobiografische roman komt o.a. heel duidelijk aan bod in I.M. (1998). In deze roman zijn de karakters niet alleen gebaseerd op echte personen, maar dragen ook hun namen. De ik-figuur heet Connie Palmen. Connie Palmen.

I.M. Zaterdag 18 februari, de dag van de begrafenis, is het begin van de rest van mijn leven zonder Ischa, zonder de nabijheid van zijn lichaam. Tot nu toe ben ik vrijwel iedere dag van mijn negenendertigjarig leven 5 gretig ontwaakt, met zin in de dag, met honger naar mijn bestaan en de uitbreiding van mijn bestaan in mijn liefde voor het zijne. Vanaf het uur van zijn dood weet ik iets van de rest van mijn leven wat me zelfs doet opzien tegen de volgende fractie van een seconde. Het 10 is deze verboden wetenschap, de kennis van de toekomst, die ervoor zorgt dat het leven me onmogelijk 1

226

lijkt. De toekomst hoort ongewis te zijn en dat is zij niet meer. Van iedere komende dag van mijn bestaan weet ik dat het een dag zal zijn zonder Ischa en een dag met 15 de pijn van zijn dood. Zijn dood is bijna niet te hebben. In dat bijna haak ik de komende maanden. ’s Nachts in bed heb ik de ene hartaanval na de andere. Iedere keer weer stel ik me voor hoe hij gestorven is, 20 hoe die pijn van het hart voelt, wat er de laatste minuten door hem heen ging, wat doodsangst is. Iedere nacht bij het inslapen doe ik het mijzelf aan. Ik weet

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

dat het waanzin is, deze imitatie, maar ik kan het niet laten het me voor te stellen, me hem voor te stellen 25 tijdens de laatste minuten van zijn leven. Op de ochtend na de dag dat we hem begraven hebben, kan ik mij niet meer goed bewegen. De bovenste linkerhelft van mijn lichaam is verstijfd en ik heb een lamme pijn achter mijn linkerschouderblad. 30 Mijn eigen arts is er niet en er komt een ander naar de Reestraat. ‘Kan het mijn hart zijn?’ vraag ik. ‘Nee’, zegt hij, ‘het is spanning.’ Ik durf niet meer te fietsen of auto te rijden. Ik kan 35 niet op hakken lopen. Make-up heeft geen zin. Het lukt me niet om mijn haar uit mijn hoofd te trekken, ook al probeer ik dat nog zo hard. En eten gaat niet meer. In de koelkast staat een kleine pan soep, die hij nog gemaakt heeft. Een aantal 40 keren per dag haal ik de pan uit de koelkast, neem het deksel eraf en ga er met mijn neus boven hangen om de geur op te snuiven van zijn soep, de geur van hem. De geur van die soep doet me zo’n pijn, maar ik moet het doen, dat opsnuiven, iedere dag. Vol angst zie ik 45 hoe dag na dag de glanzende laag van het bederf zich uitbreidt over de oppervlakte van de soep en ruik ik hoe de lekkere geur langzaam verandert in een zurige lucht. Huilend, maar log van gelatenheid, gooi ik na ruim een week de soep in de wc-pot en trek door. 50 Links en rechts van mijn hoofd liggen een T-shirt, een pyjamajasje en wat boxershorts die hij gedragen heeft. Overdag trek ik zijn colberts en zijn hemden aan en ’s nachts kan ik niet slapen zonder zijn geur in mijn neus te hebben, die nog in zijn kleren hangt. Op 55 de bodem van de wasmand bewaar ik een kleine voorraad. Zolang ik de geur niet opsnuif en verbruik, ligt die daar op mij te wachten, denk ik. Rie komt iedere woensdagochtend. Ze loopt op haar tenen door de woonkamer, zodat ik zolang mogelijk 60 kan rusten. Iedere woensdagochtend schieten haar ogen vol tranen als ik de deur van de slaapkamer open en ze me ziet. ‘Och Connetje toch’, zegt ze. Ze slaat haar armen om me heen en blijft zo met me staan tot ik ophoud 65 met huilen. Om haar rustig te kunnen laten werken, ben ik op een van die woensdagochtenden even bij Harry in Het Koffiehuis gaan zitten. Bij mijn terugkomst draait de wasmachine. Ze heeft even wat extra’s voor mij wil70 len doen. Van het rouwen maak ik een werkdag. Overdag lukt het me niet om langer dan een uur buiten het huis in de Reestraat te zijn. Ik word bevangen door een grote onrust en ik loop overal bot weg, waar of met wie ik 75 ook ben. Thuis ligt er altijd een fax van Olga, iedere dag, meerdere keren per dag. Maandenlang houdt Olga dit vol. Ze maakt plannen voor de avond, voor

de volgende avonden, voor de volgende week. Ze doet iets wat ik zelf niet meer kan, een toekomst ontwerpen, 80 dagen invullen. Van een blik in mijn agenda krimp ik ineen. Huilend zet ik een forse streep door al onze toekomstige afspraken, te beginnen met het optreden van Adamo op de zondag na zijn begrafenis in februari, ergens in Neder85 land, waar we hem voor het eerst live zouden zien. Ik heb anderhalve week niet gegeten en ik kan me niet voorstellen dat ik dit ooit weer ga doen, eten. Ik drink en rook. Harry staat een paar keer per week met een grote kan vers geperst sinaasappelsap voor de deur, 90 Rob en Jet hebben Gulden Draakjes ingeslagen en zelfs Jessica komt met flesjes bier naar de Reestraat. Fons is bij me wanneer we even over de Rozengracht lopen en ik duizelig word, het koude zweet mij uitbreekt en de kracht uit mijn benen verdwijnt. Ik wil het 95 niet, maar ik moet eten, anders ga ik tegen de vlakte. Trek heb ik nergens in, maar het moet fijngemalen eten zijn, een blikje babyvoeding of zoiets, of pap. We zijn ter hoogte van de viswinkel. Fons gaat naar binnen en komt terug met zalmtartaar. In de Reestraat ga ik zit100 ten en onderdruk mijn tegenzin. Een vork is te groot en te metalig, hij past nog niet in mijn mond. Met een cocktailprikker werk ik wat brokjes zalm naar binnen. Ik heb nog tegen niemand gezegd dat alles zeer doet in mijn mond, dat de binnenkant vol blaren zit en dat 105 mijn tong kleine barsten vertoont en de randen bedekt zijn met gezwellen. Ik vergeet het steeds om het over die pijn te hebben. Wat ik kan zeggen tegen anderen is dat ik in de hel leef. Er is niets troebels aan mijn toestand, niets wat 110 vragen oproept, verwarrend is, er is geen conflict en geen probleem. Die hel, dat is leven in opperste helderheid. Rouw is rauw. Ik kan niets bakken van zijn dood, niets.

Cover van I.M.

8 • Van 1970 tot heden

227

Yasmine allas auTEur

Yasmine Allas

kaLEnDEr

1967-

kErnbEgrip

vrijheid van het individu, recht op eigen keuzes

siTuEring

Yasmine Allas over Idil, een meisje (1998): ‘Het is fictie en helemaal niet autobiografisch. Maar toen ik dit boek schreef, zat ik met allerlei vraagtekens over de islam, over het gebrek aan vrijheid om zelf je levenspartner te kiezen, over de besnijdenissen van meisjes, over het feit dat je als vrouw weinig of niets te vertellen hebt over je eigen lichaam. Al die zaken zaten me dwars en vanuit die frustratie is mijn eerste roman er als vanzelf gekomen.’ Allas kwam als vluchtelinge (haar vader werd vermoord) in Nederland terecht. Yasmine Allas.

Idil, een meisje Mijn moeder wekte me elke morgen met dezelfde woorden. ‘Er is weer een nieuwe dag geboren. Dat we weer wakker en gezond zijn, hebben we allemaal aan God te danken.’ En ik haastte me dan om me te 5 wassen en aan te kleden. Maar op een dag hield ze me tegen. ‘Je vader is gisteren op school geweest om vrij voor je te vragen. Vandaag is voor jou een belangrijke dag. Ik heb een nieuwe jurk voor je gekocht. Je tante en een paar buurvrouwen komen zo. En ik heb wat 10 henna voor je klaargemaakt.’ Ze maakte mij nieuwsgierig. ‘Waarom mag ik niet naar school? Wat komen die vrouwen hier doen?’ Ik kreeg geen antwoord. Moeder ging koekjes bakken en thee zetten. Mijn tante kwam als eerste. Ze had 15 een mooie nieuwe pyjama voor me. ‘Gefeliciteerd, liefje, ik weet dat je een dapper meisje bent. Je bent snel groot geworden. Ik was net zo oud als jij toen het gebeurde. Je zult zien dat het zo voorbij is.’ Mijn moeder zette me onder de douche en troonde 20 me mee naar haar kamer. Daar brandde wierook. Op de grond lag een nieuw tapijt met nieuwe kussens. Ik moest op een wit laken op de grond gaan zitten. Mijn moeder pakte een kommetje met henna en terwijl tante Mimay mijn haar begon te vlechten, smeerde 25 mijn moeder de henna op mijn lichaam. Ze zongen van geluk. Toen kwamen de buurvrouwen. Ieder van hen had iets voor me meegebracht. Het was ongebruikelijk dat iemand iets voor me meenam. Ik vertrouwde hen 30 niet. Ze aten, dronken en praatten over bevallingen en huwelijken. Pas toen de heks met de koffer binnenkwam, begreep ik wat er ging gebeuren. Ik sprong overeind. ‘Tante, help. Ze mag me niet 35 aanraken.’ ‘Hou je mond’, zei mijn moeder. ‘Kom mee naar de douche.’ Vanaf dat ogenblik kon ik mijn tranen niet meer 1

228

bedwingen. Ik werd gewassen en met een grote handdoek omgewikkeld naar de kamer gebracht. Daar was een ander laken op de grond gelegd met kleine kussentjes die mijn moeder had gemaakt. Ze was er maandenlang mee bezig geweest. Alles wit met kant. Ik had haar daarmee bezig gezien en vond ze mooi, 45 maar ik wist niet dat ze voor mij bedoeld waren. In het midden van het laken lagen een klein kussentje en een witte handdoek. Op de handdoek lagen een schaar, naalden, scheermesjes, pleisters, een fles dettol en een dik stuk touw; ook stond er een emmer 50 water. Ik drukte me tussen de benen van mijn moeder en begon te gillen. En ik deed mijn ogen stijf dicht, ik wilde die heks niet zien. Ze was zo groot en zo gevoelloos. Ik zag aan haar ogen dat ze me wilde slachten. 55 ‘Gil niet zo, dit hebben we allemaal meegemaakt’, zei iemand. ‘Bij ons deden ze het nog met een keukenmes, en wij hadden geen pijnstillers. Je hebt geluk dat je in deze tijd leeft.’ ‘Ophouden’, riep mijn moeder, ‘wil je dat die vrou60 wen mij uitlachen? Je moet juist laten zien dat je dit aankan.’ Het was verschrikkelijk om tussen die grijnzende vrouwen te zitten, die mijn angst niet wilden begrijpen. Vier vrouwen drukten me op dat kleine kus65 sentje en ik verloor de controle over mijn lichaam. ‘O God, help me, help me, neem me terug’, jammerde ik, schor van het gillen. Mijn benen werden uit elkaar gerukt en stevig vastgehouden. Ook mijn armen hielden ze klem. Ik kon 70 nauwelijks ademhalen. Toen voelde ik een hand in me, mijn schaamlippen werden uit elkaar getrokken. Met één heksenvinger voelde ze aan mijn clitoris, voelde ze hoe groot mijn vagina was. Ze bekeek mijn anus. 75 ‘Haar schaamlippen zijn wat teruggetrokken’, hoorde ik haar zeggen. ‘Hoe groot moet het gat zijn?’ 40

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

‘Als ze nog maar kan plassen ben ik tevreden’, antwoordde mijn moeder. De vrouw gaf een paar flinke klappen tegen mijn schaamlippen om ze te laten 80 opzwellen. Ze gebruikte geen verdovingsmiddel. Ik voelde dat ze aan mijn schaamlippen trok. Vanboven naar beneden. Ik merkte het zagen van de mesjes en het knippen van de schaar. De pijn was zo ondraaglijk dat ik mijn billen omhoog tilde, maar de vrouwen 85 drukten me onmiddellijk weer op de grond. Mijn schaamlippen zijn weggesneden, mijn clitoris is weggehaald. Alles is daarna dichtgenaaid, er werd een piepklein tunneltje opengelaten. Overal kleefde mijn bloed. 90 Met het dikke touw werden mijn benen bijeengebonden. Ik was verlamd, mijn bovenlichaam voelde mijn onderlichaam niet. Toen werd ik opgetild en in bed gelegd. Ik had het vreselijk koud. Het leek of mijn tong groter was dan normaal. 95 In gedachten heb ik ze een voor een op een gruwelijke manier vermoord. Ze vroegen of ik mijn vlees wilde zien. Van mij mochten ze het zelf opeten. Het bloederige witte laken werd opgevouwen en op tafel gelegd, als bewijsmateriaal. Iedereen ging naar huis, 100 behalve mijn tante en mijn moeder. Ik was zo ziek dat mijn hele lichaam brandde. Ik gaf over, mijn hele lichaam zette op. Ik moest eten, maar ik kreeg geen hap door mijn keel. Mijn tante kwam naast me liggen. ‘Dit is leed 105 waar iedere vrouw doorheen moet. Nu zul je het niet begrijpen, maar je zult ons later dankbaar zijn. Dit is de wens van iedere man.’ Ik hoorde nauwelijks wat ze zei. Ik probeerde voorzichtig mijn onderbuik te voelen en dacht ondertus110 sen aan mijn Koranleraar. Ik wilde niet nog meer pijn gedaan worden. Deze pijn was voor eeuwig. Genieten hoort niet in onze wereld. Leef ik om te lijden?

Je bestaat, maar je bestaat eigenlijk niet. Hoe voelt het om een mens te zijn? Hoe voelt het om een vrouw te zijn? Zou God dat zo gewild hebben? Zou ik gelukkig zijn als ik een man was? Waarom zijn sommige mensen rijk en sommige mensen arm? Is dat Gods wil? Waarom is een islamitisch meisje minder dan 120 een man? Is het waar dat een vrouw gemaakt is uit de rib van een man? Bestaan vrouwen alleen maar voor het genot van de man en de voortplanting? Waarom krijgen mensen kinderen als ze geen liefde kunnen geven? Waarom krijgen ze kinderen als ze 125 hen niet kunnen beschermen? Waarom krijgen ze kinderen als ze hen niet kunnen troosten? Kan ik van iemand anders houden als ik niet eens van mezelf hou? Kijk eens naar me. Twee weken lang al lig ik als een 130 lijk in bed, mijn benen aan elkaar gebonden. Ik verlang ernaar weer te lopen, iets te doen. Ik zou graag voor de spiegel willen staan om mezelf helemaal te bekijken. Zou ik mezelf wel herkennen? Ik zou mezelf graag willen voelen. 135 Terwijl ik lag te denken, hoorde ik de stem van de heks. Ik probeerde overeind te komen, maar het was te laat. ‘Rustig nou maar, ik ben niet gekomen om je pijn 140 te doen, ik ga alleen kijken hoe mooi het is geworden. En ik maak je los, je mag van mij rondlopen, als je maar rustig aan doet.’ Het was zo lekker om weer vrij te zijn, om te voelen dat ik benen had. Maar toen ik probeerde te lopen, 145 leek het alsof mijn binnenkant naar buiten kwam. Toch wilde ik lopen, de tuin in, de zon voelen. Ik schuifelde naar binnen en deed de deur achter me dicht. Ik trok mijn onderbroek uit en probeerde heel voorzichtig tussen mijn benen te voelen. Het 150 was vreselijk, er was niks meer. 115

Met de theatervoorstelling Idil, een meisje en een forumdebat over genderapartheid, eremoord en besnijdenis van meisjes wilde VON (Vluchtelingen Organisaties Nederland) een maatschappelijke dialoog op gang brengen en het culturele relativisme doorbreken. Cover van Idil, een meisje.

8 • Van 1970 tot heden

229

Jeroen brouwers auTEur

Jeroen Brouwers

kaLEnDEr

1940-

kErnbEgrip

autobiografische inslag

siTuEring

Brouwers schreef in Bzzlletin 98 (september 1982): ‘Ik ben geboren in 1940 en vandaag of morgen, – al kan dit best nog jaren duren, – ga ik dood. In de tussentijd heb ik boeken geschreven. De boeken die ik heb geschreven, vormen mijn biografie: zij zijn de voetstappen die ik nalaat op mijn weg. Al mijn boeken zijn autobiografisch en niettemin alle gelogen, – ik schrijf dan ook niet historie, maar literatuur: de mijne. Ik ben de verhalen die ik vertel.’ Brouwers is een meervoudig winnaar van literaire prijzen. In 2007 kende de Taalunie aan Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren toe. Hij accepteerde eerst de prijs, maar weigerde deze later, omdat het bijbehorende geldbedrag van 16 000 euro volgens hem niet in overeenstemming was met het prestige ervan. Geheime kamers werd in 2000 gepubliceerd. Jeroen Brouwers.

Geheime kamers Mevrouw Grosfeld van Suzante ontbood mij in haar kantoor, waar ik in al die jaren één keer eerder was geweest – samen met Paula, om ons te oriënteren over het door deze mevrouw geleide instituut Effata 5 waar wij misschien onze mentaal mismaakte dochter zouden kunnen plaatsen. Evenals toen zat zij aan haar boemerangvormige bureau met het glazen schrijfblad. In een der uiteinden daarvan was mettertijd een barstenweb ontstaan, 10 te groot om door het voetstuk van een statue, ook van glas, volledig aan het oog te worden onttrokken. Twee elkaar bij het pootjebaden teder omstrengelende naakte meisjes met elfenvleugeltjes. Aan de andere kant van het glinsterende oppervlak zat ik, 15 waarschijnlijk op dezelfde stoel als tijdens mijn eerste aanwezigheid in dit vertrek. Met haar zware stem informeerde de matres hoe het mij ging. En mevrouw Van Hoff? Waar ze Paula bedoelde, schampten haar ogen de stoel naast de 20 mijne. Die bewuste dag had Paula daarop plaatsgenomen, verbeten wègkijkend, zakdoek in de hand, nu stond mijn schooltas op de zitting. De weekendkranten, het langwerpige platte pakje dat Daphne voor Hanneke had achtergelaten, een bundeltje ondeu25 gende versjes van een Romeinse dichter om Gonneke voor te lezen als we straks … ‘Goed wel, dank u’, antwoordde ik. Op mijn hoede. Naar ik begreep, zat ik tegenover haar en haar ondersteboven in het glasoppervlak weerspiegelde 30 boezembollen, – krokodilleneieren in een uitpuilend vangnet, dacht ik, – omdat ze me iets ernstigs had mee te delen. 1

230

Om niet meteen te verzinken in angst, aankolkend in een serie afgrijselijke visioenen over Hanneke, om 35 haar mededeling nog wat voor me uit te schuiven, zei ik er meteen achteraan: ‘We hebben alleen wel een sterfgeval achter de rug.’ Dit had ik luchtig willen brengen, als een fait divers, wel treurig, maar nu ook weer niet om er blijvend 40 door te zijn geknakt. Voordat ik het besefte, hoorde ik mezelf eraan toevoegen: ‘Ook Hanneke zal er verdriet van hebben. Het zal moeilijk zijn het haar te vertellen.’ Hiermee kreeg het bericht de zwaarte van een noodlotstijding. 45 ‘O?’ De directrice legde een wijsvinger tegen haar wang. Zwartgelakte lange nagel, die zich aftekende als een traan op een pierrotgezicht, alle andere nagels waren vermiljoen. In de diepte van het gebouw klonk kindergekrijs, een dichtslaande deur kapte het af. 50 Door het raam achter haar hoofd had ik uitzicht op de oprijlaan, het gedeukte, rode rammelblik van Gonneke stond niet tussen de geparkeerde auto’s. Misschien kwam ze met de bus. Ken ik de overledene? En alsof er opeens elektrici55 teit door haar hersens sloeg, haar ogen vergrootten zich en er viel een floers overheen, bracht ze zelf het antwoord op haar vraag uit: ‘De hond. Nee toch? Néé toch! Ach god, Hanneke, die lieverd.’ Ik knikte. Zij vanaf haar plaats zou mij, behalve 60 dat ze me in het echt zag, ook wel ondersteboven gespiegeld zien, zodat het leek of wij patiencekaarten waren. Vrouw en boer. Of vrouw en koning. Indien zij rood, ik zwart, of omgekeerd, dan zouden zij en ik op elkaar … ‘Versleten, óp, er van ouderdom voorgoed

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

bij gaan liggen’, zei ik. Toen ik na mijn vergeefse zoektocht naar de almaar metafysischer wordende geliefde thuiskwam, met nieuw touw om daarmee eerst de ark weer stevig vast te meren, hurkte ik voor het laatst bij Nonja neer. De 70 vlieg- en kruipdiertjes die over haar pels en de kale plekken daarin krioelden en als verhuizers in en uit haar neusgaten, ooghoeken, oren en nog intiemere openingen bewogen, liet ik hun gang maar gaan, het grote zingen keert toch niet terug, zo staat bij Yeats. 75 Ik sloeg de deken een paar keer stevig om haar heen, sloeg ik om de nog niet geheel verstijfde hondvorm heen, om het lijk heen, om het voorbije heen, – wat ik zat in te pakken, wist ik niet goed meer te benoemen. Daarna de bundel omwikkeld met oud touw. 80 Met stenen verzwaard gaf ik deze rollade prijs aan het riet, een meter of twintig uit de buurt van de boot, en gebruikte een stok om alles zo ver mogelijk van de kant af naar de diepte te stoten. Er kwamen nog wat belletjes boven. Nu, voor het allerlaatst dan, dág! Je 85 laat een leegte na. We zullen je nooit vergeten. Geen bloemen. Liever geen bezoek aan huis. Zo rapporteerde ik de zaken aan Paula toen ze op handen en knieën bezig was de vloer af te tasten, – weliswaar naar de ooglens van haar minnaar, maar 90 omdat ze tussendoor vroeg: ‘Waar is Nonja eigenlijk?’ leek het of ze in de houtkieren de hond zocht. Ze was van het verscheiden van onze huisgenote minder aangeslagen dan de matres. Deze bleef me met gesperde ogen aanstaren. Na 95 ruim aangehouden stilte: ‘We moeten het Hanneke nog maar even niet vertellen, dat lijkt me beter gezien de huidige situatie.’ ‘Welke situatie?’ ‘Ik weet niet goed, ik bedoel ik weet niet hoe …’ 100 ‘Zegt u maar wat u moet zeggen, opperde ik. Dat is het beste voor ons allebei.’ Ze was haar statigheid kwijt, wist opeens niet meer wat ze met haar handen moest doen. Legde ze voor zich op het glasblad dat ervan besloeg. Bracht ze naar 105 haar coiffure, coupe Beatrix. Liet een ervan zijwaarts rusten op de barstenformatie, waar ze met één nagelpunt, niet de zwarte, aan begon te krabben. ‘Ik heb u twee dingen mee te delen. Ik moet u voorbereiden op twee onaangename aangelegenheden. 110 Welke het eerst? Welnu, ziet u.’ Dat Hanneke, zei ze, ik moest haar vooral goed begrijpen, langzamerhand de leeftijd had bereikt, heel vervelend om te zeggen, want ik had al genoeg aan mijn hoofd, nu weer met die hond en zo, die Han115 neke te oud maakte om nog lang in Effata te kunnen blijven, hoe een lief kind Hanneke ook is zodat ik, meneer Van Hoff, het speet haar werkelijk, wérkelijk, zachtjes aan mijn gedachten moest laten gaan over een nieuwe opvang voor mijn dochter, waarbij ons 65

instituut mij uiteraard gaarne van advies en inlichtingen … Haar aan de glasbeschadiging pulkende nagel brak. Achter haar hoofd begaf een groepje kleutermongolen in een kordon van ouders en verzorgsters zich 125 zingend ergens heen op weg, iedereen een stokje met een papieren molentje in de hand. Joele joele joel. Wiele wiele wiel. Gonnekes auto: niet te bekennen. Natuurlijk al geruime tijd op deze aanzegging voorbereid geweest, was ik nu toch, van de ene secon130 de op de andere, radeloos. Ik bevond me in een kist of iets dergelijks, waar ik me niet kon bewegen, aan het schommelen voelde ik dat de kist uit een hoogte naar beneden stortte. Dat was onaangename mededeling één, dacht ik en vroeg, mijn hersens vol witte 135 rook: En het tweede is? ‘De ene rampspoed haalt de andere in’, gonsde ze met contrabasgeluid. ‘Rampspoed’, herhaalde ik. Eergisteren bij het knutselen, zomaar midden op 140 de dag, was Hanneke opeens beginnen te krijsen. Ze duwde zichzelf zo driftig van de tafel weg, dat ze met stoeltje en al achterover viel. Op de vloer sloeg ze met haar armen, schopte ze met haar benen zo wild om zich heen dat niemand van het personeel haar had 145 durven naderen. Of ze een epileptische aanval had gekregen. Schuim op haar mond, rollende ogen, en schreeuwen, schreeuwen, zo uitzinnig dat de andere kinderen ook van streek raakten en een schreeuwkoor aanhieven. U zult zich de situatie wel kunnen 150 indenken. Eergisteren midden op de dag stierf Nonja, dacht ik. Ik had daar rouwnylons bij aan. Ik stelde mezelf nog de vraag hoe ik Hanneke de dood van haar zusje moest vertellen. 155 Buiten zichzelf vanwege een of andere plotselinge paniekangst, een of ander plotseling verdriet, – het blijft altijd gissen bij die kinderen, zei mevrouw Grosfeld, – een of ander schrikinstinct, men weet het niet, was Hanneke begonnen alle tafeltjes en stoel160 tjes omver te gooien. Toen had ze opeens een schaar in haar hand. Voordat iemand tijdig kon ingrijpen, alle kinderen stommelden huilend in het rond, struikelden over de ravage, sloegen elkaar, u zult zich de situatie wel kunnen indenken. De vorige avond, toen 165 het zo verschrikkelijk regende en onweerde, was er in Effata eveneens een dergelijk pandemonium losgebarsten. Voordat, dus, iemand Hanneke de schaar afhandig kon maken, had ze, had Hanneke, had Hanneke opeens, had ze blindelings haar wimpers afge170 knipt. Daarbij hapte de schaar ook een paar keer in haar oogleden. Bloed in haar ogen, haar hele gezichtje rood, bloed op haar naar buiten hangende tong. Die mij omsluitende kist, kwam die uit de lucht omlaag, of schommelde hij in water naar de diepte? 120

8 • Van 1970 tot heden

231

Het antwoord hierop had geen betekenis. Samen met de kist zou ik op aarde te pletter vallen dan wel samen met de kist in waterdiepte te pletter worden geperst. De resterende vraag was, wanneer dit ogenblik zou aanbreken. 180 Klonk het rampverslag van de matres mij maar als Eskimoos, Koeterwaals, Sanskriet in de oren. Sprak zij maar in Chinese of cyrillische lettertekens. Niet in staat tot enige reactie, staarde ik naar haar alter ego in de glasvlakte tussen ons in: een manwijf met 185 hoofd naar beneden. Koning, vrouw, boer? Zei dingen die wel gelijk als met een etsnaald in mijn hersens werden gekerfd. Vreselijk, vréselijk geschrokken, iedereen. ‘Waarom hebt u mij niet onmiddellijk gebeld?’ 190 ‘Dat hebben wij natuurlijk meteen overwogen. Maar toen we hadden vastgesteld dat Hanneke geen letsel aan haar oogjes zélf had toegebracht, het had nog veel erger kunnen zijn geweest, laten we dááraan liever niet denken, besloten we u en mevrouw Van 195 Hoff niet ook acuut de schrik op het lijf te jagen. We oordeelden het het beste, alles in eerste instantie zo veel mogelijk binnenshuis … Dokter Maesland heeft haar een spuitje gegeven, er hoefde tot ieders opluchting niet te worden gehecht, de dokter dacht te kun200 nen volstaan met zalf en heeft een strak verband om Hannekes hoofd aangebracht.’ ‘Hoe is de toestand nu?’ ‘De dokter is net weer weg. We hebben Hanneke tot vanmorgen laten slapen. Toen dokter Maesland 205 vanmorgen het verband wegnam, was van de wondjes bijna niets meer te zien. Haar wimpertjes groeien wel weer aan, meent dokter Maesland. We vonden het het beste Hanneke nog een paar dagen uit de buurt van de andere kinderen te houden. De kinde210 ren vergeten snel, maar beschikken toch over iets als een geheugentje, de kans dat ze bij het zien van Hannekes ogen meteen weer van streek zouden raken, is niet denkbeeldig.’ ‘Automutilatie komt niet heel vaak onder de kin215 deren voor, tenzij per ongeluk,’ doceerde mevrouw Grosfeld, ‘maar men kan bij downkinderen van niets zeker zijn en wat, als een poging daartoe eens zou slagen? U zult het zich wel kunnen indenken.’ Dat kon ik. Mijn dochtertje dat zichzelf de ogen 220 uitstak als een Oedipus in kindergedaante terwijl haar vader illusies inzake liefde najoeg die hem op zijn manier verblindden en haar moeder op z’n hondjes, haar favoriete positie bij het geslachtelijk bedrijf, de vloer afzocht naar het oog van haar bij225 ziende vriend. ‘We laten Hanneke nog een paar dagen in haar eigen kamertje. We houden haar kalm met een pilletje, vanmorgen was ze alweer vrolijk als altijd. We moeten ons binnenkort eens op ons gemak beraden 175

232

over een ander tehuis voor Hanneke, meneer Van Hoff. Niet dat me dat een probleem lijkt. Enfin … Ik ben opgelucht mijn nare berichten aan u kwijt te zijn.’ Haastig draaide ze zich op haar bureaustoel van me weg, drukte een toets op het telefoontoestel in. 235 Met de hoorn aan haar oor, haar kapsel onderging aldaar een kubistisch verschuivinkje, tuurde ze naar de vingertop met de beschadigde nagel. Waar het daarvan afgebroken fragment was gebleven, scheen ze, in tegenstelling tot mij, niet te weten, – dat stak 240 nog altijd met de punt in de barstenformatie, als een rood surfzeiltje in verglaasde golfjes. 230

Cover van Geheime kamers.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

arthur Japin auTEur

Arthur Japin

kaLEnDEr

1956-

kErnbEgrip

historisch geïnspireerde romans

siTuEring

Een schitterend gebrek (2003) won de Libris Literatuurprijs 2004. De roman verhaalt over Lucia, de eerste geliefde van Giacomo Casanova. In 1742 leren ze elkaar kennen, in de omgeving van Venetië. Giacomo is dan zeventien jaar oud, Lucia is drie jaar jonger. Kort daarna verdwijnt Lucia plotseling uit Casanova’s leven. Veel later, in 1758, ontmoeten ze elkaar opnieuw in Amsterdam. Alleen weet Giacomo dat niet, omdat Lucia gesluierd gaat. Haar jeugd en alle jaren daarna gaan als een film aan haar voorbij. Arthur Japin.

Een schitterend gebrek Zoals gebruikelijk nam ik kort na aanvang van de voorstelling mijn vaste plaats in, zodat ik zo min mogelijk mensen aanstoot geef. De opera die werd opgevoerd, was een oud herdersspel, onlangs getoon5 zet door een componist uit Grenoble. De meeste rollen werden door de vaste zangers vervuld, van wie de favorieten werden begroet met een ovatie. De hoofdrol, een schapenhoedster, werd vertolkt door een sopraan die in deze rol in heel Europa triomfen 10 heeft gevierd. Halverwege de eerste akte klopte Jan Rijgerbos aan de deur van mijn loge. ‘Wat een verrassing’, sprak ik, ‘Ik had geen idee dat u van toneel hield. Ik kan me niet herinneren dat wij elkaar hier ooit eerder troffen.’ 15 Hij was te welopgevoed om zijn ongemak met ons onderhoud te tonen, maar hij zorgde er wel voor dat hij vanuit de zaal niet met mij gezien kon worden. Dat ben ik gewend. Het kwetste mij niet en ik nam het hem niet kwalijk. 20 ‘Ik moet bekennen dat de muziek voor mijn oor te gekunsteld is, maar wat weet ik ervan? Nee, ik heb een vriend uit Frankrijk te gast. Hij bezoekt onze stad in opdracht van de Franse schatkist en staat erop elke avond een theater te bezoeken, zoals hij dat in Parijs 25 gewend is. Wij zaten parterre …’ Rijgerbos deed een stap opzij. Daar stond zijn gast, die hij mij voorstelde als monsieur le chevalier de Seingalt. ‘Die plaatsen parterre zijn ons verkocht met de ver30 zekering dat zij de beste blik op de voorstelling bieden’, sprak de man in het Frans. Hij boog en kuste mij de hand. ‘Maar niemand waarschuwde ons dat het meest bekoorlijke zich vanavond niet op het toneel zou bevinden.’ 35 Alles wat een man tegen een vrouw kan zeggen, heb ik al eens gehoord. Complimenten over het uiterlijk vind ik altijd iets verdrietigs hebben, en zeker bij een eerste ontmoeting. Dan lijken ze meteen bij aanvang hun verplichting al moe. Zij moeten iets 1

presteren waar ze zelf niet in geloven, zwaar als ploegpaarden die een dressuurnummer moeten opvoeren. Sommige vrouwen leven voor lieve woordjes. Ik heb ze liever niet. Maar hoe moet een man zoiets begrijpen? Hij hoopt ons een plezier te doen. 45 Ik bood de heren vriendelijk aan naast mij in de loge plaats te nemen. Jan verborg zich achter het gordijntje, maar Seingalt stapte ongegeneerd naar voren. In het volle zicht van de zaal stond hij daar. De gele zijde van zijn opvallende pak leek door de kaarsen op 50 het voortoneel wel op te lichten. Pas toen hij alle ogen op ons gericht wist, ging hij zitten en schoof zijn stoel voor iedereen zichtbaar nog eens dichter naar mij toe. Dit kon twee dingen betekenen: of Jan had hem niets over mij verteld, of 55 hij had alles verteld en mijnheer de chevalier was voor de duvel niet bang. Hoe dan ook, ik besloot hem te mogen. De rest van de aria hoorden wij zwijgend aan. Al die tijd voelde ik de blikken van Seingalt op mij 60 gericht. Hij probeerde door het kant dat ik als voile draag, de lijnen van mijn gezicht te ontdekken. Ik wist dat dit hem niet zou lukken en toch verontrustte het mij. Ik moest mijn ademhaling dwingen mijn opwinding niet te verraden. Zijn ogen, groot en zwart 65 onder geloken leden, bleven maar dwalen, soms over mijn lichaam, soms in de hoop mijn oogopslag te kunnen zien. Toen in de pauze de grote luch70 ters werden ontstoken, ging ik wat verzitten zodat ik in de schaduw bleef. De chevalier liet weten dat hij in de L’Etoile d’Oriënt verbleef, in de Nes op de hoek van de 75 Kuiperssteeg. Hij vertelde kortgeleden uit Parijs te zijn aangekomen met de opdracht Franse obligaties, die daar door de oorlog 40

Cover van Een schitterend gebrek.

8 • Van 1970 tot heden

233

bij verkoop te veel verloren, in Amsterdam te verzilveren teneinde Frankrijks financiële positie te verlichten. Al die tijd bleef hij maar proberen mijn uitdrukking te zien. Tevergeefs. Uiteindelijk vroeg hij wat niemand nog zo heeft gedurfd: of ik hem voor de vriendschap die hij mij aanbood wilde belonen door 85 hem een blik op mijn gelaat te schenken. Kennelijk was hij niet gewend dat een vrouw hem iets weigerde, want later probeerde hij het nog eens en minder beleefd. Ten slotte vroeg hij ronduit waarom ik hem niet gunde waarnaar hij zo verlangde. 90 ‘Wanneer u een kostbaar sieraad bezit’, zei ik, ‘wilt u toch ook niet dat jan en alleman het maar bezichtigt?’ ‘U hebt gelijk, ik zou het wegbergen.’ ‘Precies zo bewaak ik mijzelf, monsieur. Zorgvuldig.’ Op een dag besloot ik die voile te gaan dragen. 95 De uitwerking daarvan op mannen is opmerkelijk. Zij hebben het liefst wat hun verboden is. Een man hunkert naar wat men hem onthoudt. Hij neemt het onzekere liever dan het zekere. ‘Dat sieraad dat u verbergt moet op de wereld wel 100 uniek zijn’, pruilde de redder van Frankrijk, en zijn blik gleed ondeugend over mijn blote hals, ‘gezien het feit dat u andere schatten, waarvoor jan en alleman een moord zou doen, zonder scrupules voor hen uitstalt.’ 105 ‘Geef het op mijnheer’, spotte ik, ‘dit is een ongelijke strijd.’ Zo speelde ik nog wat met hem en bleef de baas, totdat hij zweeg en deed alsof zijn aandacht werd getrokken door de zangers die hun plaats op het toneel weer innamen. Om hem hoop te laten houden, 110 legde ik mijn waaier open voor hem op het pluche, een teken dat in heel Europa wordt begrepen. Jarenlang was ik gewend mijzelf te zien in de ogen van anderen. Ik werd bepaald door hoe zij op mij reageerden. Uit hun blikken maakte ik op wie ik was. Toen 115 kwam ik op het idee mezelf daarvoor af te dekken. Aanvankelijk bedekte ik mijn gezicht alleen als ik het huis verliet. Door mij op die manier in te perken, ervoer ik een vrijheid die ik mij alleen uit mijn vroegste jeugd herinnerde. Sindsdien leef ik als herboren. 120 Zolang ik door anderen niet gezien word, bekijk ik ook mijzelf niet meer. Verlost van het beeld dat ik van mezelf heb, kan ik mij weer zonder gevaar in de wereld begeven, zoals een kind onder de grote mensen. Zij zien mij niet langer als een van hen en 125 staan mij daarom meer toe. Aan hun ernst hoef ik niet deel te nemen. Terwijl zij aan tafel zitten, kruip ik in gedachte tussen hun benen door over de grond. Een kind voelt wel het oordeel van de volwassenen, maar het weegt hem niet zo zwaar. Die onbezorgd130 heid hervond ik onder mijn vermomming. Zij bevalt mij zo goed dat ik de laatste jaren mijn voile ook binnenskamers nauwelijks nog afdoe, soms zelfs niet als ik alleen ben. In elk geval hul ik mij erin tijdens mijn 80

234

werk. Daaraan schrijf ik mijn succes toe. Het herdersspel nam een dramatische wending. De vader van de landjonker waarschuwt het schapenhoedstertje. Hij zal zijn zoon, die verliefd op haar is, onterven als zij met hem trouwt. Om het geluk van haar lief te redden, doet zij net alsof zij van een ander 140 houdt. Daarop laat zij haar kudde lopen en gaat het klooster in. Zij is juist met Christus in het huwelijk getreden als de verliefde jonker aan de poort klopt. Hij heeft de hele opzet door, maar het is te laat. Nog eenmaal krijgt hij haar gezicht te zien. Dan wordt het 145 voor eeuwig met de nonnenkap bedekt. ‘Zo’n verminking!’ verzuchtte Seingalt toen de sopraan onder het habijt verdween. Hij leek oprecht verontwaardigd en besefte niet wat hij zei. ‘Zoiets moois verbergen, dat geldt toch zeker als doodzon150 de?’ ‘Het oordeel over onze zonden, mijnheer, laat ik met een gerust hart aan Hem die ze heeft uitgevonden.’ Hij keek me aan en schoot in de lach. 155 ‘Misschien kan Hij mij bij die gelegenheid dan ook uitleggen waarom iemand als u zich vrijwillig verstopt.’ Kort hierna sloot ik mijn waaier en borg hem weg. Heldinnen die zich onnodig opofferen, hoeven niet 160 op mijn sympathie te rekenen. Ik erger me aan zulke ganzen die hun gevoel door hun verstand laten overstemmen en ben altijd blij te zien dat zij krijgen wat ze verdienen. Ik zat de akte niet uit en vroeg de heren mij te verontschuldigen. Dat herdersspel greep mij 165 aan en ik kom naar de opera om me te laten vermaken, niet om er dooreengeschud te worden. Er wordt mij wel vaker verweten dat ik mezelf achter mijn voile verstop, maar het tegendeel is waar. Ik verstop de wereld. Ik heb een sluier voor haar neer170 gelaten. Door die waas van kant en zijde oogt zij zoveel zachter. 135

Jurgen Delnaet en Lucas Vandervost maakten een subtiele toneelversie van Arthur Japins roman Een schitterend gebrek.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Tommy Wieringa auTEur

Tommy Wieringa

kaLEnDEr

1967-

kErnbEgrip

ontwikkelingsroman, coming-of-ageroman

siTuEring

Naast romans schrijft Wieringa ook essays, reisverhalen en columns. De zin ‘De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat níemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.’ uit Joe Speedboot (2005) leverde Wieringa de Tzumprijs 2006 op, de prijs voor de beste zin in verhalend proza van 2005. Tommy Wieringa.

Joe Speedboot Joe vertelde niemand zijn echte naam, ook Christof niet, die toch zijn beste vriend was geworden. Dat zijn achternaam eigenlijk Ratzinger was, wisten we, maar zijn voornaam was een geheim. 5 Normaal, als je je naam krijgt, weet je niet beter, je heet nu eenmaal zo en zeurt er verder niet over. Je hebt er niks over te zeggen, jij bent je naam, je naam is jou, samen zijn jullie één, na je dood leeft je naam nog wat voort in de hoofden van een paar mensen, 10 vervaagt op je grafsteen en dat was dan dat. Maar Joe was er ontevreden over. We hebben het nu over de tijd voordat hij in Lomark woonde. Hij wist dat hij met zijn echte naam nooit zou kunnen worden wat hij wilde zijn. Met zo’n naam kon je nooit iets 15 of iemand anders zijn. Dan kon je net zo goed een ziekte hebben waardoor je bijvoorbeeld je huis niet uit kon. Het was een vergissing, hij was geboren met de verkeerde naam. Hij was een jaar of tien toen hij besloot dat hij die naam, die naam als een klompvoet, 20 zou afleggen. Hij zou Speedboot heten. Hoe hij daaraan kwam wist hij niet, maar Speedboot zat hem als gegoten. Een voornaam had hij nog niet, maar daar maakte hij zich geen zorgen over, die kwam vanzelf, als je de achternaam maar vasthad. 25 Zijn voornaam liet niet lang op zich wachten. Toen hij op een dag langs een bouwsteiger liep, met zo’n lange slurf eraan waardoor ze puin naar beneden storten in een container, kreeg Joe – die op dat moment dus nog niet zo heette – bouwstof in zijn ogen en 30 stond stil om erin te wrijven. Op de steiger stond een radio vol gruis en verfspatten, en daar kwam op dat moment zijn voornaam uit te voorschijn. Zo blij als een kind dat zijn moeder herkent in een menigte, hoorde hij voor het eerst zijn voornaam klinken: Joe. 35 In het liedje ‘Hey Joe’, van Jimi Hendrix: ‘Hey Joe, I said where ya going with that gun in your hand / I’m going down to shoot my old lady now / You know I caught her messing ’round with another man.’ Joe dus. Joe Speedboot. Met zo’n naam kon je de 1

wereld in. Zijn bestemming vond Joe in de kleine voortuin van het huis aan het Achterom. Het was vroeg in het voorjaar, na hun eerste winter in Lomark. Ik lag toen nog bij te komen in het ziekenhuis, Joe harkte 45 oud blad op hopen in de tuin; fris, koud licht gutste over de bedorven resten van de seizoenen. Onder het blad kwam bruingeel gras tevoorschijn en doorschijnende slakkenhuizen. Uit de richting van Westerveld kwam een geluid – van iets wat scheurde, iets wat pijn 50 deed. Het kwam in golven die vlug groter werden. Een jonge populier stond zenuwachtig te ritselen. Joe klemde de hark tegen zijn borst en wachtte af in die klassieke rustpose van medewerkers van de plantsoenendienst. 55 Toen zag hij ze: zeven glanzende Opel Manta’s, zwart als de nacht en met uitlaten eronder die vuur en rook braakten. Aan het stuur zaten jongens met grimmige inteeltkoppen en haar op de binnenkant van hun handen. Sigarettenrook trok door de open 60 ramen, ze hadden hun linkerarm losjes buiten hangen, en Joe keek verbijsterd naar de processie die voorbij trok als langzaam onweer. Hij liet zijn hark vallen en sloeg zijn handen voor zijn oren. De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te ver65 schroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet. 70 Het was Joe’s eerste les in de kinetica, in de schoonheid van beweging, aangedreven door de verbrandingsmotor. De stoet liet een luchtbel van stilte achter, en in die stilte hoorde Joe de stem van zijn moeder door het 75 open raam: ‘Hufters!’ Regina Ratzinger (wie haar per ongeluk ‘mevrouw Speedboot’ noemde werd vriendelijk maar beslist gecorrigeerd) versleet ’s morgens haar rug als huis40

8 • Van 1970 tot heden

235

houdster bij de familie Tabak en breide zich ’s middags een peesontsteking in de ellebogen om het hele dorp te kunnen voorzien van wollen truien. De truien waren van uitzonderlijke kwaliteit, een feit dat zich uiteindelijk tegen haar heeft gekeerd, want doordat ze onverslijtbaar bleken, werd er een verzadigings85 punt bereikt, en verkocht ze ze nauwelijks meer. Het kortstondige succes van haar truien werd ook verklaard door de goed gelijkende hoanties, die ze met fijn draad op de borst toverde. Het huis stond vol manden wol, wat de mot aan90 trok. Op strategische plaatsen hing lokaas om ze te vangen, kleverige kartonnetjes met de geur van mottenseks erop. Soms hoorde je Regina Ratzinger ‘Mot! Mot!’ schreeuwen, gevolgd door een daverende klap, India die ‘Ah, wat zielig’ zei en Joe die grinnik95 te. Christof werd er gek van dat hij Joe’s echte naam niet wist. Op een dag ging hij naar Regina Ratzinger. ‘Mevrouw Speed … sorry, mevrouw Ratzinger, hoe heet Joe echt?’ ‘Dat mag ik niet zeggen, Christof.’ 100 ‘Maar waaróm dan niet? Ik zal het aan niemand doorvertellen …’ ‘Omdat Joe dat niet wil. Hij vindt dat iedereen in zijn leven één geheim moet hebben, hoe groot of klein ook. Sorry Stoffeltje, ik kan je niet helpen.’ 105 Christof was vernoemd naar zijn grootvader, die was afgebeeld op een van de schilderijen in het huis in de Brugstraat; vereeuwigd tegen een achtergrond van klassieke ruïnes keek hij uit op de salon die verwoest was door de vrachtwagen. Toen Regina hem ‘Stof110 feltje’ had genoemd, besloot Christof dat hij Johnny wilde heten, Johnny Maandag. En dat was absoluut een goede naam, tenminste, als je niet zou weten dat hij eigenlijk Christof heette en in navolging van Joe Speedboot zijn naam veranderd had. 115 Het is nooit wat geworden met die naam. Alleen Joe heeft hem een tijdje zo genoemd, verder niemand. Christof logeerde tijdens de vakanties vrijwel onafgebroken bij Joe thuis, waar veel meer mocht. Ze reden altijd samen op één fiets, Christof staand op de 120 bagagedrager bij Joe achterop als in een Koreaans circusnummer, op weg naar de Spar voor een fles Dubro of naar snackbar Phoenix voor patat. Zo kwamen ze op een dag langs het verwoeste huis in de Brugstraat, dat was afgeschermd door steigers en bouwplastic. 125 Het huis werd herbouwd en daarna verkocht, omdat Egon Maandag zei dat hij er geen nacht meer rustig zou kunnen slapen sinds het ongeluk. Hij liet een villa bouwen op een verhoogd stuk grond buiten Lomark, zodat hij bij een hoge waterstand droge 130 voeten hield. Nu kwam hij onder het plastic bij de voordeur vandaan en keek verbaasd naar zijn zoon die op de bagagedrager stond. ‘Hoi’, zei Christof. 80

236

‘Dag Christof ’, zei zijn vader, en dat was geloof ik het enige wat ze die zomer tegen elkaar zeiden. Joe en Christof aten vaak patat. Het meisje van snackbar Phoenix had een mooi gezichtje en een rond lichaam. ‘Wat zal het wezen voor de heren?’ 140 ‘Eén patat oorlog, extra large met twee vorkjes’, zei Christof. ‘En weet je eigenlijk waarom het hier Phoenix heet?’ Het meisje schudde haar hoofd. ‘Dat is een mythische vogel die oprijst uit zijn eigen 145 as’, zei Christof. ‘Behoorlijk raar dat je dat niet weet.’ ‘O sorry hoor’, zei het meisje. Ze keek geïnteresseerd rond alsof ze iets zag dat er eerder niet was. ‘Is hij hier voor het laatst gezien of zo,’ vroeg ze 150 toen, ‘dat het zo heet?’ ‘Ja,’ zei Joe ernstig, ‘precies hier had hij zijn nest.’ Patat bruiste in het vet, in het raam zeurde een bromvlieg aan het eind van zijn dagen. Het meisje tilde de frieten uit het vet en schudde ze droog 155 waarbij Joe en Christof naar haar machtige achterwerk staarden dat ritmisch meeschudde. Er ging iets lokkends van uit. Ze strooide zout over de friet en schepte die om. Joe en Christof prentten zich haar fenomenale hammen goed in. 160 ‘Eén patat oorlog voor meneer Christof ’, zei ze. ‘Hij heet Johnny’, zei Joe. ‘Mag ik meer mayo?’ 135

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van Joe Speedboot.

Henk van Woerden auTEur

Henk van Woerden

kaLEnDEr

1947-2005

kErnbEgrip

psychologische roman

siTuEring

Van Woerden overleed kort na de publicatie van Ultramarijn (2005). In 2006 kreeg hij voor de roman postuum de Gouden Uil. Hij woonde meer dan 15 jaar in ZuidAfrika en publiceerde ook in het Afrikaans. Ultramarijn is een verhaal van verlangen: verlangen naar een thuis, liefde, lust, de toekomst en het verleden. Henk van Woerden.

Ultramarijn Op de dag dat de premier van het Moederland door de militairen werd opgehangen – een bericht dat Moerat uit de krant voorlas – was het tot haar stomme verbazing zomaar in haar opgekomen. ‘Wat heb5 ben die noorderlingen toch ontevreden smoelwerken. Dat komt omdat ze ontzettend slecht eten. Rode kool, rolpens en hachee: dat is toch geen behoorlijk voedsel?’ Moerat huurde die week meteen een onderpand op 10 de hoek van de Zwillingenstraat, en zo werd Aysels Ecke een feit. Samen schilderden ze dingen op de wanden die aan het zuiden herinnerden: bijenkorven, een luit, inktvissen, minaretten en sterren. En ze had een menu opgesteld. Ze zou haar kookkunst 15 natuurlijk moeten aanpassen. Bieten roken naar kleigrond, maar met andijvie was misschien wel iets te doen. Knoflook was aanvankelijk bijna niet te krijgen, kikkererwten ook niet. Evenals de meeste specerijen, totdat Moerat de besteldienst van de firma 20 Conimex ontdekte. Vijgen kregen ze in gedroogde vorm en dadels ook. Zelfs met yoghurt koken is hier vreemd, linzen gelukkig niet. Allicht waren er verschillen in smaak en kon zij niet verwachten dat haar gerechten onmiddellijk zouden worden geac25 cepteerd. Niet onmiddellijk. Na verloop van jaren. Moerat liet zich op zijn werk Martin noemen: ‘Sieht aber sehr komisch aus, Martin’, had het eerste proefkonijn gezegd. Een van zijn maatjes. ‘Is dit rijst? Lijkt eerder op maden.’ Zijn vrouw was minder 30 achterdochtig geweest, maar vond het lamsvlees te scherp en de kruiden bitter. Het koppel werd gemarineerde kippenruggetjes voorgezet, overgoten met walnotensaus. Thuis in haar keuken bereid, volgens de beste traditie van Mustakfi – ze bedoelde maar! 35 De gasten kauwden met lange tanden, spoelden de mond schoon met bier. In het noorden wordt het liefst haastig gegeten, is Aysel in de praktijk opgevallen. Achterover leunen en genieten, het stille plezier van proeven in gezelschap, 40 het is hier onbekend. De mensen eten om ervanaf te 1

zijn. Zouden ze ook zo de liefde met elkaar bedrijven? Zakelijk ontvangen, snel en doelgericht als het innemen – ze kan het zich niet goed voorstellen. Moerat neemt de tijd, hij verwent haar. Hoewel, het laatste 45 jaar deelt hij zelden meer het bed met haar, het tweepersoonsbed dat hij zelf had ingebracht. Wanneer hij nu nog eens bij haar ligt, is het om haar rug en haar benen te masseren. Dat doet hij nog steeds met overgave: hij kent haar lichaam als geen ander. Hij weet 50 in welke delen van haar lichaam de herinneringen wonen, de honger tussen haar schouderbladen en in haar borst. Hij is al meer dan twintig jaar in Duitsland. Vader ontmoette hem aan de speeltafels in de buurt naast het station, maar hij heeft het gokken 55 afgezworen. Moerat is er om Aysel te beschermen, en zij beschermt hem door zijn vrouw te zijn. Zo werd het destijds door vader bepaald en daar was zij uiteindelijk tevreden mee. Moerat leerde haar de taal, hoewel ze nog steeds fouten maakt. Hij leerde 60 haar het huis op zijn Duits inrichten, compleet met een Ohrensessel – een zitding als een schulp – en jute behang: Es began mit einem Bett. Einer brachte es mit in die Ehe. 65 Das war vor fünfzehn Jahren, Heute ist die Wohnung komplett. En daarna leerde hij haar de gedachten in het Duits in te richten. Wat maar niet lukken wilde. Ze moest meer contact leggen, zei hij steeds. Ze kon het niet. 70 De Duitse buurvrouw had een plateautje in de tuin staan waarop zij stukjes vlees voor de buizerds uit de omringende heuvels achterliet. Dat vond Aysel sympathiek, maar het mens verstond haar niet. Gember, koriander, komijnzaad? De vrouw hing over de 75 heg en klaagde over vergunningen. Op haar beurt was Aysel met stomheid geslagen: heb je voor een tuinstoel vergunningen nodig? ‘Wer nicht arbeitet, soll wenigstens gut essen’, had het mens haar laatst toegebeten. Trek je er niks van aan, hield Moerat 80 vol. Er bestaat iets als heranführen. De buren moes-

8 • Van 1970 tot heden

237

ten wennen en zij moest aan de buren wennen, het waren toch mensen? Ze had zich vermand: zoals zij ‘in contact werd gebracht’, zou ze haar klanten geleidelijk laten wennen aan de meer verfijnde keuken, 85 ‘langsam heranführen’. Wat van de keuken overschoot, ging in de tussentijd naar Özlem. Wat kon dat kind veel eten. Rozijnen, noten en dan alles wat van tafel overbleef: haar dochter propte zich vol. En toch bleef ze mager, geen 90 gram vet aan haar lijf. Een goed kind, een kind dat snel kan leren. Heel populair op school ook, denkt Aysel, zo getalenteerd. Özlem zingt foutloos met haar oude liedjes mee. En ze is tegenwoordig een opvallende verschijning met die lichte ogen. Het enige 95 wat Aysel vervelend vindt, is de manier waarop haar dochter steeds met Moerat zit te flirten. Kroop vroeger ook al veel te vaak bij hem op schoot, totdat zij er een stokje voor had gestoken. Dat kon niet meer, nadat ze de leeftijd had bereikt.

mannen hebben Moerat onlangs een keer apart genomen. Of zijn vrouw niet te vaak in de winkel staat in plaats van in de keuken? En een andere keer: of zijn vrouw wel goed bij haar hoofd is? Hij moet het niet verkeerd opvatten, maar weet hij dat ze ook in zijn 140 afwezigheid mensen uit de stad ontvangt? En dat zijn dochter vreemd volk op bezoek krijgt? Moerat bouwt stands voor Oerlikon Schweisstechnik op beurzen en jaarmarkten in heel Europa. ‘Mijn vrouw, mijn dochter’, had hij tegen de man145 nen gezegd. ‘Luister vrienden, het is hun eigen zaak.’ 135

Aysel loopt de Pegasusstraat af, handen aan haar oren tegen de wind. De zaak moet na het weekeinde worden schoongemaakt en Özlem weigert weer. Ze ontsluit de deur, trekt de gordijnen opzij en laat in de spoelbak een emmer vollopen. Dan gaat ze de tafels 105 rond en stapelt aluminium asbakken. De koelkast staat vol plastic bakjes van Tupperware: bouillabaisse en lamsvlees. Op den duur schiet steeds meer over uit de keuken. Haar missie is op de klippen gelopen, moet ze toegeven. Gegrild vlees aan spiesen, gehakt110 ballen gaan erin. En een enkele keer spinaziepastei. Verder is ze na een lange aanloop niet gekomen. Er duikt wel eens een fijnproever uit het centrum op voor lam met granaatappel of voor een stoofschotel met venkel. Meestal een baardman met een ongeluk115 kig gezicht en foldertjes onder de arm waarop een rode hamer en sikkel zijn gedrukt. Maar eigenlijk had ze Aysels Ecke wel in Aysels Grillstube kunnen omdopen. Dat wilde zeggen: totdat de wijk een jaar of vijf terug volstroomde met migranten. Nieu120 we klandizie. Mannen die, net als zij toen, langs de spoorwegdijk hurkten wanneer ze een middag vrijaf kregen. Die daar naar het geluid van de merels luisterden en naar de lucht tuurden. Ze werden gevolgd door vrouwen die eerst binnenbleven en er ook nu 125 nog in slagen onzichtbaar te zijn. Ze draaide voor hen zelfs de muziek waar ze jaren niet naar durfde te luisteren, liederen van thuis. Lang heeft het niet geduurd. De mannen laten het intussen weer afweten. De meesten komen van het platteland, 130 niet uit de stad zoals Moerat en zij. Of ze hebben thuis eerst jaren in de krottenwijken doorgebracht, plekken waar haat en achterdocht verder woekeren. Aan hen is Aysels Ecke niet besteed. Want het zijn niet alleen koks die lange messen dragen: de oudere

100

238

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van Ultramarijn.

a.F.Th. van der Heijden auTEur

A.F.Th. van der Heijden

kaLEnDEr

1951-

kErnbEgrip

autobiografisch, faction

siTuEring

Van der Heijden is een autobiografisch schrijver. Binnen zijn verhalen en romans is zijn eigen leven vaak te herkennen. Dat wil echter niet zeggen dat gebeurtenissen en personen in zijn werk een getrouwe afspiegeling zijn: hij gebruikt deze vrij, om ze te combineren met fictie, filosofische uitweidingen en een treffende sfeertekening van de Nederlandse sociale en culturele geschiedenis vanaf de jaren vijftig. In Het schervengericht (2007) figureren de regisseur Roman Polanski en de moordenaar van Sharon Tate, zijn zwangere vrouw, Charles Manson. Werken als Het schervengericht rekent men wel eens bij faction. A.F.Th. (Adrianus Franciscus Theodorus) van der Heijden.

Het schervengericht Uit het vloergat had geborrel geklonken, en nu vulde de cel zich met een dikke stank. ‘En de baby?’ Remo herinnerde zich woordelijk het gesprek met 5 de patholoog-anatoom in de Los Angeles County Morgue, nadat hij zijn vrouw had geïdentificeerd. Het was geen trillen: zijn benen sloegen onder hem heen en weer. Als hij zich niet op de medische details had geconcentreerd, was hij tegen de vloer gegaan. 10 Dr. Kahanamoku kwam niet op het idee hem een stoel aan te bieden. De arts raadpleegde zijn papieren. Eens kijken … Volgroeide foetus van het mannelijk geslacht. Lengte zevenenveertig centimeter. Hmm, aan de kleine kant. Gewicht normaal. Tweeëndertig15 honderd gram. Omtrek hoofd vierendertig centimeter. Ik zou zeggen, helemaal klaar voor de geboorte.’ Als hij geen redelijke vragen bleef stellen, zou hij wegzakken in een nacht die zich nooit meer zou openen. ‘Heeft het kind … de moeder overleefd?’ 20 Dr. Kahanamoku keek Remo over zijn leesbril aan. ‘Het lag dood in haar. Het spijt me.’ ‘Ik bedoel, is de baby tegelijk met mijn vrouw gestorven?’ Mama had de afgelopen weken allerlei boeken over 25 zwangerschap en bevalling gelezen. Soms had zij een passage hardop voorgelezen aan Gibby. Er stond Paul een hele enge bij. ‘Moet je horen, Gibby: “Mrs Shumway, in haar zevende maand, wil graag weten wat er met de baby gebeurt als een hoogzwangere 30 vrouw, wat God verhoede, plotseling komt te overlijden.” Het antwoord van Dr. DeRienzo daarop luidt: “Nadat bij de moeder de dood is ingetreden, zal de voldragen foetus nog vijftien à twintig minuten zelfstandig in leven blijven.” Hoor je dat, Gibby? “Wan35 neer tijdig een sectio caesarea wordt toegepast, kan het kind levend en onbeschadigd ter wereld komen.” O, Dr. DeRienzo wijst de eis van de bikinilijn af. 1

“Omdat in dit geval cosmetische overwegingen niet langer terzake doen, en er uitsluitend haast geboden 40 is, kan met één verticale incisie worden volstaan.” Een hele geruststelling, Gibby.’ ‘Er zijn geen messteken in de baarmoeder gedrongen’, zei Dr. Kahanamoku. ‘De moordenaarshand lijkt bijna gericht te hebben gestoken om de foetus 45 niet te beschadigen. Het kind kan nog zeker twintig minuten in het dode moederlichaam hebben doorgeleefd.’ ‘U bedoelt’, zei Remo, ‘dat als er snel een ambulance bij was geweest, dan …’ 50 ‘Uw vrouw werd ruim acht uur na het intreden van de dood gevonden. Op zo’n tijdsduur zijn die twintig minuten futiel.’ ‘Futiel …’ herhaalde hij. ‘Het moeten wel de eenzaamste twintig minuten uit de geschiedenis van de 55 mensheid zijn geweest.’ ‘Het valt buiten mijn vakgebied om zo’n zielkundig probleem te beoordelen. Als u mij nu wilt excuseren …’ 00:51 In de naaktcel, die door de duisternis van z’n 60 hoekigheid was ontdaan, bleef Remo weinig anders over dan die eenzaamste twintig minuten uit de geschiedenis van de mensheid over zichzelf af te roepen. Het beste wat hij ervan 65 kon hopen, was er zelf aan te sterven. Paul had het willen uitschreeuwen. Zuigen en slikken, dat ging al heel aardig de laatste tijd – een 70 keel opzetten, nee. Hij kwam niet verder dan wat schijnademhaling, waarop hij wel vaker geoefend had, voor straks in de dampkring.

Cover van Het schervengericht.

8 • Van 1970 tot heden

239

00:52 ‘De longetjes’, had hij de dokter in het ziekenhuis tegen zijn moeder horen zeggen, ‘zijn bekleed met een soort bubbelwerk, dat er straks voor gaat zorgen dat ze niet dichtklappen bij het uitademen.’ Mama wist van alles een feest te maken. ‘Voor een nieuwe mens, Doc, lijkt het me nooit te vroeg om aan 80 champagnebelletjes te wennen.’ Alle bubbels bij elkaar kregen die ene schreeuw er niet eens uit. En trouwens, wie zou zijn roep gehoord hebben vanuit deze gecapitonneerde cel? 00:53 Zijn kleine hart, dat aldoor twee keer zo snel 85 met het hare had meegeklopt, moest het nu alleen zien te redden. Als hij nog twintig minuten te leven had, betekenden honderdvijftig slagen per minuut dat hij er in totaal nog drieduizend te goed had. Zijn hart was al aan het aftellen in werktempo. 90 Al die maanden, vooral de afgelopen weken, had Sharon tegen haar zoon gepraat en voor hem gezongen –, wat dezelfde muziek was in twee verschillende genres. Paul was zelfs ontroerd gehecht geraakt aan het gerommel van haar ingewand. 95 Nu had ook haar weglekkende bloed opgehouden te klokken. 75

Nog zoog hij voedsel en zuurstof uit haar levenloze lichaam. Nog bood hij het zijn afvalstoffen ter verwerking aan. 100 00:54 Door de stilte was daarbuiten de nacht heel transparant geworden. Er reed een aftandse Ford vol ruziënde en nerveus giechelende mensen door de heuvels. Op drie plaatsen werd een Buckmes uit het portierraam een ravijn in gegooid. Met al hun steek105 wapens hadden die lui niet het lef kunnen opbrengen Paul los te snijden uit zijn moeder. Toen ze kwamen, droeg mama een tweedelig badpak. Voor een keizersnede had Sadie met haar mes maar de bikinilijn hoeven volgen, gesteld dat er nog redenen waren 110 cosmetische maatstaven aan te leggen. Misschien omdat Tex er moeilijk afstand van kon nemen, werd als laatste wapen de Longhorn de nacht in geslingerd, ook op de bodem van het diepste ravijn, verraderlijk herkenbaar aan z’n verwrikte loop en 115 versplinterde kolf. En verder jakkerde de Ford, een onweer tegemoet dat maar niet wilde doorbreken. 00:55 Op z’n best nog zo’n vijftien minuten te gaan, voordat een leven zou eindigen dat nooit begonnen was.

robert Vuijsje auTEur

Robert Vuijsje

kaLEnDEr

1970-

kErnbEgrip

multiculturalisme, controversieel

siTuEring

Alleen maar nette mensen (2008) won in 2009 de Gouden Uil. De roman, een culturele zedenschets, gaat over een jongen van Joodse afkomst uit de chique Amsterdamse wijk Oud-Zuid die op zoek gaat naar een intellectuele negerin als vriendin. In een interview op literatuurplein.nl zei Vuijsje: ‘De multiculturele samenleving is voor mij hét onderwerp van Nederland in deze tijd. Ik wilde graag beschrijven hoe het, volgens mij, écht is. Wanneer het hierover gaat, wordt er meestal omheen gedraaid en moeilijk gedaan. Ik wilde mijn personages de dingen laten zeggen die iedereen denkt, maar nooit hardop durft te beweren.’ Robert Vuijsje.

Alleen maar nette mensen De mensen die ze allochtonen noemen, denken de hele dag na over wat het betekent om te horen bij de mensen die ze allochtonen noemen. Bij iedere sociale interactie worden ze eraan herinnerd dat dit niet 5 hun land is. Hollanders denken nooit na over wat het betekent om te horen bij de mensen die ze allochtonen noemen. De mensen die ze allochtonen noemen, willen pre10 cies weten wat je bent. Voor Hollanders maakt het niet uit bij welke groep iemand hoort. Het zijn allemaal allochtonen. Hollanders zien geen verschil tussen een Antilli1

240

aan en een Surinamer. Ook niet tussen een Turk en een Marokkaan. Turken zijn boos op Marokkanen, omdat die hun een slechte naam geven. Om dezelfde reden zijn Surinaamse negers boos op Antillianen. Ook dragen Antillianen te veel goud, 20 spreken ze geen Nederlands en zijn ze dom. Alle lelijke slaven werden op Curaçao uit de boot gezet. De mooie slaven mochten doorvaren naar Suriname. Volgens Antillianen denken Surinamers altijd dat ze elite zijn. 25 Als een Hollander thuiskomt met een nieuwe verkering die hoort bij de mensen die ze allochtonen 15

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

noemen, weet iedereen: die kon niet beter krijgen. Surinaamse negers vinden dat Surinaamse Hindoestanen kapsones hebben. 30 Hindoestanen vinden negers lui en dom. Hollanders denken dat alle Zuid-Afrikaanse, Afrikaanse, Oost-Europese en Aziatische vrouwen die in Nederland wonen, hoeren zijn. Antillianen uit Curaçao vinden dat Arubanen kap35 sones hebben. Dat komt doordat ze lichter zijn. Arubanen denken dat Curaçaoënaars lui en dom zijn. Ze geven Antillianen een slechte naam omdat het allemaal criminelen zijn. Voor Hollanders is het normaal om grappen te 40 maken over luie zwarte mensen die te laat komen. En over Marokkanen die liegen en stelen. Ze doen dit nooit in het gezelschap van mensen die ze allochtonen noemen. Nog een Hollandse grap: zwarte mannen gaan 45 iedere dag vreemd. Hollandse mannen gaan niet vreemd. Die gaan naar de hoeren. Dat is makkelijker, veiliger en op de lange termijn goedkoper. Stadsnegers zeggen dat bosnegers achterlijke inboorlingen zijn. Stadsnegers komen uit Parama50 ribo, boslandcreolen uit het binnenland van Suriname. Bosnegers vinden dat stadsnegers denken dat ze elite zijn. Israëli’s vinden dat Nederlandse Joden mietjes zijn. Als zij in de Tweede Wereldoorlog in Europa had55 den gewoond, zouden ze die Duitsers even een lesje hebben geleerd. Nederlandse Joden vinden Israëli’s barbaren, die op een beestachtige manier omgaan met Palestijnen. Hollanders uit de Randstad weten dat Braban60 ders en Limburgers altijd liegen. Dat komt doordat ze katholiek zijn. Mensen uit het noorden en oosten zijn achterlijke boeren. Alle Kaapverdianen wonen in Rotterdam. Niemand ziet het verschil tussen een Kaapverdiaan en 65 een Antilliaan. Kaapverdianen zijn boos omdat Antillianen hun een slechte naam geven. Hollanders gaan er onbewust van uit dat mensen die ze allochtonen noemen minder slim en ijverig 70 zijn dan echte Nederlanders. Mensen die ze allochtonen noemen, weten dat ze op school en op het werk altijd worden achtergesteld. Negers denken iedere dag aan de slavernij. Behalve negers denkt niemand ooit aan de slavernij. 75 Joden denken iedere dag aan de Tweede Wereldoorlog. Behalve Joden denkt niemand aan de Tweede Wereldoorlog. Hollanders weten dat Joden gierig zijn, en ze moeten eens ophouden met dat gezeur over de oorlog. 80 Joden vertrouwen Hollanders niet. Wat er in de oorlog gebeurde, kunnen ze zo weer laten gebeuren.

Alleen gebeurt het dan niet met Joden, maar met Marokkanen. Surinamers en Antillianen vinden dat Afrikanen 85 ruw zijn, en onbeschoft en te zwart. Ze dansen raar en ze wonen met twintig mensen op een flat. Afrikaanse mannen zijn verkrachters die niet weten dat nee betekent: nee. Ze willen altijd betaalde seks doen met kleine meisjes. Afrikaanse vrouwen hebben snorren, 90 baarden en een slechte huid. Volgens Afrikanen denken Surinamers en Antillianen dat ze beter zijn, alleen omdat ze Nederlands spreken. Amsterdammers kijken neer op de rest van Nederland. De rest van Nederland vindt dat ze in 020 95 kapsones hebben. Het zijn niet alleen Turken – alle mensen die ze allochtonen noemen, zijn boos op Marokkanen, omdat die hun een slechte naam geven. Marokkanen zijn boos op iedereen.

Schrijver Vuijsje presenteert de cast van de film Alleen maar nette mensen die in 2012 in première ging.

Cover van Alleen maar nette mensen.

8 • Van 1970 tot heden

241

Cees nooteboom auTEur

Cees Nooteboom

kaLEnDEr

1933-

kErnbEgrip

reisverhalen

siTuEring

Nooteboom probeert de sfeer in zijn boeken te creëren door het verwerken van de actualiteit en gedachtestromingen uit de tijd en plaats waarin het verhaal zich afspeelt. Hij laat vaak andere culturen in zijn boeken aan bod komen. Nooteboom gaf het genre van het reisverhaal een plaats in de Nederlandse literatuur. Sommige van zijn reisverhalen neigen naar essayistiek, terwijl sommige romans ook als essay gelezen kunnen worden. Scheepsjournaal verscheen in 2010. Cees Nooteboom.

Scheepsjournaal Via kaap Hoorn naar Montevideo scheepsjournaal i

We moeten in het donker de Río de la Plata opgevaren zijn, ik word wakker van de stilte. Het eerste wat ik zie, is een man op de lege kade. De bezem die hij in zijn hand heeft, lijkt op een lans, een een5 zame wachter. De zon is net achter hem opgegaan, de schaduwen van de enorme contai ners achter en opzij van de man zijn lang. Hij heeft goed geveegd, dat maakt hem, nu hij zo stil staat, tot een standbeeld in een stad die daar vol van is. Een gewelddadig ver10 leden levert heroïsche standbeelden op, en zonder revoluties is hier nooit iets gebeurd. Het wordt een vreemde dag, want Montevideo is een vreemde stad. Juan Carlos Onetti, een van de schrijvers die ik het meest bewonder, kwam hier vandaan, al leefde hij 15 ook vele jaren aan de overkant van de grote rivier in Buenos Aires, en later, om politieke redenen, in Madrid. Geen gemakkelijk schrijver, ook niet aangenaam, hoekig, dwars, met bijna niemand te vergelijken, vandaar dat andere schrijvers ook goed over 20 hem kunnen schrijven, zoals Vargas Llosa onlangs over hem heeft gedaan. Om één thema komt niemand heen: Santa María. Dat is de stad waar sommige van zijn verhalen en romans zich afspelen, een stad die hij bedacht heeft en zo beschreven dat je er een plat25 tegrond van zou kunnen maken, compleet met haven en bordeel, de praktijk van de raadselachtige dokter Diaz Grey en de tot ondergang gedoemde werf waar het personeel prachtige titels heeft, maar niet meer betaald wordt, het verhaal lijkt nog het meest 30 op de mislukte droom van een gek, met eenzelfde spanning als Nooit meer slapen van Hermans. Die stad bestaat niet, haar claustrofobische werkelijkheid bestaat alleen in zijn boeken, ze lijkt heen en weer te zwaaien tussen schijn en wezen, je wilt niet geloven 35 dat Santa María daar niet ergens aan die rivier ligt 1

242

die wij nu opgevaren zijn, een spinnenweb van misdaad en vermoedens waarin de misdadige Augusto Goerdel, die beschermd wordt door pater Bergner, ergens over die niet-bestaande straten loopt met de 40 dood als gezelschap. Nee, Montevideo is het niet, die maat is te groot, het moet een van de kustplaatsen eromheen zijn die misschien model heeft gestaan, maar de geest van de grote stad, van bars met veel drank en vrouwen, van eigenaardige reclamebu45 reaus en redactielokalen (Onetti had met alle twee te maken, zowel in Montevideo als in Buenos Aires), is het natuurlijke element in zijn verhalen en boeken, zozeer dat ik hier nu rondloop en bijna aan den lijve voel dat ik in zijn bittere universum ben. Moeilijk is 50 het niet, de stad levert: afbraakbuurten, ouderwetse cafés met kranten vol politiek en misdaad, namen uit het gezelschapsspel van een land dat je niet kent, een tegeltableau met de helden van de vrijheidsstrijd van 1825, oude dames onder platanen, smalle straten met 55 verbleekte koloniale gebouwen en daartussen een stuk niemandsland, grote parken, oudere heren met strohoeden en witte schoenen en dan weer ineens voor een pompeus bankgebouw met machtige zuilen een paard-en-wagen van iemand die uit alle vuil60 nisbakken de lege blikjes haalt. Dit is geen stad voor één dag, hier moet je blijven en een vreemd verhaal schrijven, over rommelmarkt de Mercado del Puerto, oude instrumenten, vergane grammofoons uit een ander tijdperk, honderden matébekers, orkestjes die 65 tussen de kramen door lopen, grootmoeders laatste glaswerk, een porseleinen hond, een boek met nationale helden, het leven van Bolivar, verstoffing, poeder van vroeger. De resten van een oude stadsmuur, de kathedraal, dan weer een angstwekkende hoogbouw 70 van glazen appartementen waar de airco’s als rechthoekige puisten uit steken, het klassieke Teatro Solis met bovenop het portret van Onetti, een man met een

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Stetson en een bril met borrelglazen en dikke zwarte randen, iemand die je niet aankijkt. Hier lieg ik, toen 75 ik er in 2005 was, stond die foto er nog niet, die heb ik pas later gezien, maar wel boven op dat theater. Die foto hoorde bij een stuk van de schrijver Juan Cruz in EI País. Hij vertelt dat hij ergens in Montevideo een stoffig café binnengaat dat hij geen naam geeft. 80 Misschien ben ik er vandaag binnen geweest. Een man was bezig zeer langzaam glazen te wassen en zei zonder op te kijken: ‘Het is gesloten.’ Sinds wanneer, vroeg Cruz. ‘Sinds een eeuw’, was het antwoord, en daarmee heb je meteen een hele stad gezien. 85 In een boekwinkel vraag ik waar Onetti begraven ligt. ‘Op het Cimenterio Central.’ Ik had kunnen weten dat dat niet waar was, omdat Onetti in Madrid is gestorven. Maar omdat je het nooit zeker weet, ben ik er toch heengegaan, en binnen vijf minuten 90 was ik in de negentiende eeuw, standbeelden met de stenen kleren van Balzac en Flaubert, treurende weduwnaars bij het al even stenen lijk van hun vrouw, een gemijterde bisschop op een verhoogd lustbed, de marmeren vlakte van het graf van Luis Battle Berres, 95 1897-1964, die een machtig man geweest moet zijn, want hij ligt met zijn voeten naar het hek dat het kerkhof afsluit van de rivier. Er hoort een crypte bij, bij dat graf, de dood is in deze contreien nooit een halve maatregel, er komt veel onroerend goed aan 100 te pas, kapellen, halve paleizen, crypten. Ik kijk een tijdlang uit over de brede rivier, of ik toch nog ergens aan dat brede water de verzonnen stad van Onetti kan vinden met al haar intriges en wrede geheimen. Vanuit het kerkhof is de rivier een zee, ik zie geen 105 overkant, maar hij is er wel, en dat maakt die rivier tot een rivier van de dood. Aan de overkant stegen in de jaren van de dictatuur tussen 1976 en 1983 de vliegtuigen op die politieke gevangenen, die men eerst gemarteld en bedwelmd had, boven dat wijde water 110 waar ik nu over uitkijk, naar buiten zouden gooien, mannen, vrouwen, soms ook kinderen. Een van die kinderen was een jongen van veertien jaar, Floreal Avellaneda, el Negrito. Zijn grote misdaad: lid van de Communistische Jeugdfederatie. Op de ochtend 115 van 15 april 1976, een paar weken na de staatsgreep, drongen gemaskerde militairen zijn huis binnen. Ze zochten niet hem, maar zijn vader, een communistische textielarbeider. De vader was er niet, dus namen ze hem en zijn moeder mee, en al het geld dat er in 120 huis was. Beiden werden meegenomen naar het commissariaat in Villa Martelli, waar ze werden gemarteld. De moeder, die als enige alles overleefd heeft, hoorde haar kind in een andere kamer schreeuwen. Daarna werd de jongen overgebracht naar het con125 centratiekamp van El Campito. Op 14 mei, de dag dat hij vijftien geworden zou zijn, werd zijn lichaam gevonden, aangespoeld aan de kust van Uruguay.

Pas in het jaar dat ik dit schrijf, 2009, vindt het proces plaats tegen een aantal hoge officieren die met 130 deze zaak te maken hadden. Onder de regering van Nestor werden eindelijk de wetten die militairen tot hun dood voor strafzaken hadden moeten vrijwaren (las leyes del perdón) door het constitutionele hof ongeldig verklaard, en het eerste proces behandelt de 135 zaak van generaal Santiago Riveros, 86 jaar oud, exbevelhebber van Zona IV van het Argentijnse leger. Hij wordt beschuldigd van illegale gevangenneming, marteling en moord op de veertienjarige jongen, en krijgt levenslang. De autopsie heeft uitgewezen dat 140 hij is vermoord door apalanciamiento. Mijn woordenboek geeft dat niet, maar de krant is behulpzaam. De moordenaars hebben een estaca, een paal, dwars door zijn lichaam gestoken. Op de borden die betogers bij het gerechtsgebouw meedragen, zie ik de foto van een 145 jongen. Glanzend zwart haar, een scheiding, een wit overhemd, een brede zwarte das. Hij leeft, beweren die posters. Maar dat is het hem nu juist, hij leeft niet meer. De generaal wel, en ook van hem is er een foto. Argentijnse betere kringen, kalend, zilverwit haar 150 achterovergekamd, gestreept overhemd, foulard losjes erin, grijze wollen of kasjmier trui, daarover zo’n jasje met zilveren knopen, een heer zoals je ze ook in Madrid ziet in een deftig café. Mijn scheepsreis is voorbij. In het schemerduister 155 varen we over dat doodstille water en zien Montevideo achter ons verdwijnen tot ook de laatste lichten er niet meer zijn. Een laatste avond im Alten Fritz, een Himbeergeist, nog maar een, afscheid van danseressen en tovenaars, en dan het eerste licht van de ochtend in 160 de stad van Borges. Steden zijn hier van schrijvers. Ik ben van Neruda naar Onetti gevaren, en van Onetti naar Borges en Gombrowicz, naar Ocampo en Bioy Casares, en alle dichters daartussen.

Cover van Scheepsjournaal.

8 • Van 1970 tot heden

243

adriaan Van Dis auTEur

Adriaan Van Dis

kaLEnDEr

1946-

kErnbEgrip

antithesen, bv. blank-zwart, sociaal-asociaal, vriendschap-verraad

siTuEring

Van Dis is in Nederlands-Indië geboren. Zijn vader was een Indische Nederlander. Zijn werk is in drie categorieën in te delen. In Afrika (1991) bv. is geïnspireerd op de vele reizen die hij maakte. Andere boeken gaan terug op zijn Indische jeugd, zoals Indische Duinen (1994). Tot slot zijn er nog de karakterromans over ontluikende homoseksualiteit, waartoe o.a. Dubbelliefde (1999) gerekend kan worden. In Tikkop (2010), een sociaal-realistische roman die zich in Zuid-Afrika afspeelt, treedt het personage Mulder op, het alter ego van Van Dis. Adriaan Van Dis.

Tikkop Het duurde even voor er een sleutel op de voordeur paste. En dan stond ie nog maar in de hal. Toch begon hij gesteld te raken op zijn uitgewoonde huis, vooral als de suikermieren weer over de muren trokken – een 5 voorteken van regen, had ie zich laten vertellen. In de keuken klonterden er tientallen om de gootsteen. Ze sleepten niet met voedsel, maar laafden zich aan een druppelende kraan. Het waren doorgaande reizigers, begin twintigste eeuw meegekomen met geïmpor10 teerde Argentijnse suiker en nog altijd verlangend naar water, naar een schip terug. Mulder zette een paar ramen tegenover elkaar open en liep naar de badkamer om zijn laptop uit de wasmachine te halen. Misschien was er mail binnengekomen. 15 Maar hij had de stekker er nog niet in of hij hoorde een gil. Het kwam van de overkant, een hard, hysterisch gillen. Hij rende naar het raam en zag Stienie met opgeheven handen naast haar auto staan. Een lichte paniek beving hem: waar lagen zijn sleu20 tels? Moest hij niet eerst zijn laptop opbergen? Maar toen Stienie zijn naam riep, liet hij alles onbeschermd achter en hinkte naar buiten. ‘My handsak, my handsak!’ Haar tas was uit de auto gestolen, van de voorbank, 25 terwijl ze haar huis in en uit liep met de boodschappen. Ze huilde. Die vervloekte Kobus, fokken fokken Kobus was nóg niet terug van het vissen. Ze had alleen een schim zien weglopen, een donkere schim. Moest Mulder erachteraan? Met dat been? 30 Daar kwamen de andere buren al, mannen voorop – die van rechts en van boven en onder het duin. Ja, ze hadden twee jongens zien wegrennen, vuilgoed uit het onderdorp. Ze gingen allemaal met Stienie mee naar binnen. De een belde de politie, de ander hielp met het 35 telefonisch blokkeren van bankpas en creditcard. Mulder wilde haar troosten. Het kwam allemaal door hem, als hij haar ook maar enigszins van dienst kon zijn … 1

244

Stienie luisterde nauwelijks, ze somde op wat er allemaal wel niet in haar tas had gezeten: reservesleutels, 40 spiegeltje, lippenstift, nagelvijl, make-up, rijbewijs, telefoon … foto’s! Ag shame, ja, die foto’s waren het ergste. De kiekies uit Australië. Drie buurvrouwen sloegen een arm om haar heen, wiegden haar, veegden haar uitgelopen mascara weg. 45 De mannen stonden met vuisten in hun broekzakken op de politie te wachten. Kon nog uren duren, er was niet eens een politiepost op het dorp. En dat met al die misdaad … De buurman van links zou het wel weten: een helikopter met schijnwerper en een mitrail50 leur erop. Buurman van het bovenduin ging z’n pistool halen. Hij zou zijn ridgebacks loslaten – die honden vielen een leeuw aan als het moest. Misschien kwamen die skollies nog terug! Mulder beloofde morgen langs te komen. Die buur55 mannen moeten me niet, dacht ie. Hij had hun gespierde nekken gezien en was geschrokken van hun woede. De spanning was in zijn kaak getrokken, zijn tong zat klem. Alleen een dubbele whisky kon helpen – thuis, op de bank. Stijfheid moest je los drinken. 60 Kobus kwam thuis, hij werd afgezet door een jeep vol lawaaiige hengelaars. Mulder lag voor het raam, een tweede whisky in de hand, de oren gespitst. Geen huilende Stienie, geen luide verwijten. De buren waren blijven hangen. Sundownertime. De terrasdeuren gin65 gen open, vuurkorf en barbecue werden aangestoken, de vonkelwyn knalde. De stemmen werden steeds luider. Na z’n derde whisky pakte Mulder zijn kleine rugzak. De geur van braaivlees had hem hongerig gemaakt, hij 70 wilde naar het hotel, kon ie meteen een rol pleepapier jatten. Hij deed de lichten aan, tegen de dieven, en sloot de deur met onzekere hand. De maan bescheen zijn pad langs de muren, maar een hond sloeg aan, een van de ridgebacks van Buurman Boven. Lampen

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

flitsten: dievenlichten. Vier kerels stoven uit de poort. ‘Ag, dis hy, die blerrie Hollander.’ Kobus haalde hem binnen als een vriend. ‘Ik hoor dat je mijn vrouw zo goed hebt geholpen. Hij rook naar sigaretten en wijn, hij wiebelde ietwat. Stienie gaf 80 Mulder een zoen op de mond – ’n druk heette dat, een Afrikaner gebruik. Smerige gewoonte. Ze was al een beetje over de schrik heen, had zelfs al naar Sydney gebeld – de hele familie per ongeluk wakker gemaakt – en haar kleinzoon slaperig ouma door de telefoon 85 horen zeggen. ‘Sy eerste Afrikaanse woordjie.’ Kobus schonk volle glazen. ‘Wijn doet vergeten’, zei hij. Ieder deed zijn best. Nog meer kurken knalden en toen de vonkelwyn op was, kwam de rode wijn op tafel. De boerewors was sappig en perfect gekruid. De 90 politie had gebeld. Ze zouden morgen komen. Geen mankracht. Het was een schande, ’n fokken fokken fokken skande. Stank voor dank! Hielp je die lui, dan werd je door ze beroofd. Geen wonder dat zoveel blanken Zuid-Afrika de rug toekeerden. 95 ‘Laten we naar Australië emigreren’, riep Stienie. ‘Allemaal.’ Elke buur kende wel iemand die het land voorgoed had verlaten. ‘’n Miljoen van ons woon nou in London’, zei de buurman die zijn pistool was gaan halen. Het 100 ding bobbelde in de zak van zijn korte broek. ‘We blijven’, zei Kobus. Voor hem geen down under. Waar vond je betere visplekke dan aan die Kaap. Hij liet zich niet door bobbejane uit zijn land verjagen! Er viel een stilte. Ze keken naar Mulder. 105 Wat moest hij wel niet denken? vroeg een van de buurvrouwen. ‘We hebben het ook goed hier.’ ‘Ja’, beaamde de linkerbuurman, ‘beter dan wie ook, laten we dat niet vergeten.’ De wind, de zee, de natuur … het was after all een 110 geweldig land, vond hij ook niet? Mulder liet zich nog een glas inschenken, zijn achtste, negende. Hij was de tel kwijt. De drank had zijn tong versoepeld, er liep een straaltje zweet van nek naar rug – het teckelgif kwam los. 115 ‘Ja, ’n geweldige land’, herhaalde Mulder, was ie het helemaal mee eens. De geest kwam over hem … in het Afrikaans. Namaak-Afrikaans. ‘Ja, dis ’n geweldige land hierdie, ’n land van dansende volstruise, biltong, braaivleis, heerlike wyne, die lekkerste kos, 120 die voorste wildtuine, spoggerige eethuise, o, dis so’n pragtige en wye land.’ Stienie glunderde en moedigde Mulder aan. Kobus schonk nog eens bij en zei boetie, vriend. Ja, ons is almal boeties en tannies en ooms! Die mense is rer125 rig nice … Mulder moest er zelf om lachen, de drank maakte hem overmoedig. ‘Ja, dis ’n geweldige land, waar anders skiet hulle jou brein pap vir ’n cell phone?’ Die zin had hij uit een krant. 75

Wat wist ie van dit land? Wat had ie gezien van het niéuwe, bevrijde Zuid-Afrika? Te weinig. Maar hij had wel een stapel ouwe kranten gelezen. Ook om de taal. Sappige uitdrukkingen kwam hij tegen. Het bloed spatte in je gezicht als je zo’n 135 krant openvouwde. Het bloed van de student die op klaarlichte dag in een park met negen messteken om het leven werd gebracht – zomaar. Het bloed van duizenden aangerande vrouwen en mannen. Het bloed dat vloeide in de taxioorlogen. Het bloed van een zeven 140 maanden zwangere vrouw die door een autodief in de buik werd geschoten en daarna een lam kind ter wereld bracht. Het koude bloed van kadavers die in lijkenhuizen werden gemold voor morbide rituelen. Nieuws waar de voorpagina’s van rilden. Het besmette bloed 145 van de duizend mensen die per dag aan aids stierven en wier lijken zelfs onder de grond geen rust werd gegund, omdat dieven uit waren op hun kisten. Geweldig, het land waar een kist een tweede leven krijgt. En ook de politiek ging over lijken, geen vak waar je zo snel rijk 150 kon worden: door te stelen en te bedriegen en de rechter om te kopen. Een gastvrij land, waar de mensen hun hek onder stroom zetten en de glasscherven op de muren je tegemoet schitterden. Een kansenland, waar een schoolhoofd drugs aan zijn leerlingen ver155 kocht en de helft van de jeugd de kans liep slachtoffer van een misdrijf te worden. Mulder herinnerde zich het verhaal van een schoolmeisje dat op weg naar huis in de handen van een jeugdbende viel en veelvuldig door hen werd verkracht. Toen de bende haar na een 160 week liet gaan en het slachtoffer zich verdwaasd bij een politiepost meldde, liet een agent haar in een cel tot rust komen – maar van slapen kwam het niet: ze werd die nacht veelvuldig door bewakers en agenten in haar kont geneukt. Voorpagina van Die Son. ja, Die 165 Son sien alles! ‘Problemen zijn hier echte problemen’, zei Mulder in 130

Cover Tikkop.

8 • Van 1970 tot heden

245

zijn moerstaal, want hij was te dronken voor vreemde grammatica. Niet een land om voor weg te lopen, maar om voor te vechten. 170 Een bevrijd land en toch was het er gevaarlijker dan waar ook ter wereld. Je was je hier in ieder geval bewust van het leven, ook al kon het je elke dag worden afgenomen. De buren keken hem met open mond aan. ‘Are you 175 serious?’ ‘Never a dull moment.’ Las je ooit iets over Nederland in de krant? Kobus gaapte. De anderen keken in hun glas. Misschien dachten ze na. 180 Buurman Rechts schraapte z’n keel: ‘Jullie hebben toch moslims?’ De ridgebacks gromden. Hoorden ze daar iemand achter de muur? De mannen sprongen op en renden

naar de poort. Buurman Pistool zocht met toegeknepen oog het duin af. Niemand te zien. Geen verdacht geluid te horen. Het kon een bobbejaan wezen – een echte –, ze snuffelden soms om de huizen. De sundowner liep ten einde. De lol was eraf. Kobus had het nog nooit zo laat gemaakt. Stienie snotterde. 190 Mulder gaf haar een zoen op de mond. Drie buurmannen hingen de rugzak om zijn nek en brachten hem tot aan zijn deur. Hij kon nauwelijks op zijn benen staan. Geen van de sleutels paste, maar met vereende krachten lukte het na een kwartier. 195 Hij nam een koude douche, liet zich nat op bed vallen en trok een laken tot over zijn kop. De versleten stof omhelsde hem als een lijkwade. Buiten klonk een schot. Mulder hoorde het bloed in zijn hersenen kloppen, zijn hart in een duizelende leegte, hij meende ster200 ren te zien, het Zuiderkruis in het plafond. 185

peter buwalda auTEur

Peter Buwalda

kaLEnDEr

1971-

kErnbEgrip

familieroman, zedenschets

siTuEring

Uit het Libris Literatuur Prijs juryrapport: ‘Zelfmoord, porno, moord en doodslag. Van deze ingrediënten heeft Peter Buwalda een zeldzaam levendige debuutroman gebrouwen, die van stilistisch vuurwerk aan elkaar hangt. Bonita Avenue is een onvervalste pageturner, geschreven in een trefzekere stijl. De auteur wisselt onvermoeibaar van perspectief, pendelt heen en weer tussen toen en nu, en koerst met een onstuitbare vaart op de ontknoping af, zonder verstrikt te raken in de vele verhaallijnen.’ Bonita Avenue verscheen in 2010. Peter Buwalda.

Bonita Avenue Een paar weken had Aaron om de hete brij gedraaid, nu zei hij: ‘Siem, trouwens, weet je dat ik absoluut niet wist dat jij een zoon hebt?’ Sigerius zat midden in een slok tonic. Hij zette zijn 5 glas op de bar, veegde z’n mond af en zweeg een paar seconden. ‘Kijk eens aan’, zei hij, ‘ze heeft het je verteld. Dat kon niet uitblijven.’ ‘Ik was stomverbaasd, echt waar. Ik wist van niks.’ ‘Ben je geschrokken?’ 10 ‘Een beetje. Een beetje. Ik had het niet verwacht, natuurlijk. Jullie zijn zo’n happy family. Dat verwacht je niet.’ ‘Dat snap ik goed. Heel goed zelfs. Het is ook godverdomme niet niks.’ 15 Omdat Aaron onder de indruk was van de ernstige toon die Sigerius aansloeg, koos hij zijn woorden zorgvuldig. ‘Nou ja’, antwoordde hij, ‘zoiets kan een mens nu eenmaal overkomen. De cijfers liegen er niet om. In 1

246

feite gebeurt het voortdurend.’ Sigerius raspte met zijn hand over zijn stoppelige kin, hij inhaleerde diep en liet zijn adem door zijn neus naar buiten stromen. ‘Dat is aardig van je’, zei hij, ‘maar ik denk niet dat het waar is.’ ‘Echtscheiding?’ vroeg Aaron verbaasd. 25 ‘Echtscheiding?’ Sigerius keek hem aan met een grimas, zijn oren bewogen van verbazing, maar zijn ogen stonden plotseling doodmoe, hij verouderde ter plekke. Grinnikend plukte hij een haar van de mouw van zijn trui en liet hem naar het zeil op de vloer vallen. Toen 30 keek hij voor zich, alsof hij iets afwoog. ‘Aaron’, zei hij, ‘ik weet niet precies waarover je het hebt, maar ik heb het over doodslag. Over een brute moord die we van de wetgever doodslag moeten noemen. Die schoft heeft een man om zeep gebracht. Hij 35 zit al vier jaar vast. Dat wist je ook niet?’ Het was een uur of elf in de avond, de boomlange

20

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van Bonita Avenue.

student die bardienst draaide, stond een meter of tien van hen vandaan met opgestroopte hemdsmouwen glazen te spoelen; op twee smoezende trainingspak40 ken bij het biljart na was de kantine verlaten. Alles wat ze zeiden, reikte tot in de poriën van het gasbeton. De korte stilte die hij moest laten vallen, was een ding, een zwaar voorwerp. Een moordenaar? Blozend zei hij: ‘Siem, dit verzin je. Je maakt een grapje.’ 45 ‘Ik zou willen dat ik een grapje maakte.’ Met een geforceerde poging om laconiek te blijven ten aanzien van de feiten in zijn leven, vertelde Sigerius hem over zijn enige nazaat, inmiddels een jongen van ongeveer Aarons leeftijd. Niets om een brief over naar huis te 50 schrijven. Een leven vol vergrijpen, drugsmisbruik, terugval. Hetzelfde Wilbertje van wiens bestaan Joni hem verbijsterend neutraal op de hoogte had gebracht, verrees in Sigerius’ versie als een crimineel die zichzelf als een kurkentrekker de ellende had ingeschroefd. Op 55 een doordeweekse dag in 1993 bereikte Wilbert Sigerius het diepste punt door een man van tweeënvijftig dood te slaan. ‘Nederlands is een mooi land’, zei Sigerius, ‘als je niet wil deugen, staat er een grote professionele vriendenkring voor je klaar. Wie geen kloten heeft om 60 gewoon aan de slag te gaan, maar wel een strafblad, die geven we een prachtige gesubsidieerde baan.’ Hij klonk verrassend bitter, een stuk rechtser dan gewoonlijk, dit was duidelijk een dicht-bij-zijn-bedshow, een kwestie waarbij zijn sociaaldemocratische

principes overboord gingen. Aaron was blij dat Sigerius hem niet aankeek, misschien uit gêne, zodat hij zijn eigen emoties rustig kon laten uitwoeden, dat werkte vaak het 70 beste; hij werd gegijzeld door een vreemde opwinding die deels uit verrukking bestond, uit dankbaarheid dat hij in vertrouwen werd genomen, en deels uit ongemak75 kelijkheid met deze plotse intimiteit. Het voelde alsof ze samen door de kantine dansten. ‘Ze gaven hem een overall en een billijk salaris, zodatie zich ’s ochtends ergens kon melden met een broodtrommel. Na narigheid en nog meer narigheid waar80 over we het nu maar niet zullen hebben, mocht hij het opnieuw proberen – wat wil een mens nog meer? Bij de Hoogovens. Nota bene. Een uitstekend bedrijf, al een eeuw lang verdienen tienduizenden Nederlanders er eerzaam de kost. Een kans, zou je zeggen. Bij het 85 eerste het beste akkefietje pakt die jongen een moker en slaat zijn directe chef, een voorman die afkoerst op een gouden horloge van de zaak, met vijftien meppen zo plat als een dubbeltje. Ik zat op de politieke tribune toen de officier beschreef wat de verschillende getuigen 90 hadden gezien. Wat er gebeurt met een mens wanneer je erop inslaat met een vier kilo zware metalen hamer.’ 65

David pefko auTEur

David Pefko

kaLEnDEr

1983-

kErnbEgrip

scherpe analyse van de tijdsgeest

siTuEring

David Pefko is een Nederlander met een Griekse vader. Hij debuteerde in 2009 met de roman Levi Andreas. In 2012 won hij de Gouden Boekenuil met Het voorseizoen (2011). De jury stelde: ‘Met zin voor detail, met gevoel voor ritme en met ruimte voor slapstick creëert de auteur een leven dat we niet willen leiden, een mens die we niet willen zijn, maar toch pijnlijk herkenbaar. Het boek is een genadeloze analyse van de tijdsgeest, ijzingwekkend spannend en vlijmscherp neergezet in een zinderende stijl.’ David Pefko.

Het voorseizoen Fragment 1 Ik denk tintelingen in mijn linkerhand te voelen en er gaat een vreemd onzeker gevoel door mijn linkerbeen, een strakke, kloppende spanning in mijn kuit, waardoor het trappen op de koppeling heel raar 5 voelt. Terwijl ik de auto met moeite naar huis leid, kreun ik zachtjes van iets waarvan ik vermoed dat het pijn is. Ik heb vreselijk spijt dat ik de afgelopen tijd zoveel over hartklachten heb gelezen, dat ik gis1

teren bijvoorbeeld heel aandachtig een stukje over vaatvernauwing in een buurtkrant las en daarna heftige hartkloppingen kreeg. Hoe minder ik weet, hoe beter het voor me is, bedenk ik. Als ik thuiskom, is ze de vloer aan het dweilen. Ze wijst me op een aantal plekken die al droog zijn, 15 daar mag ik lopen. ‘Dat hoefde echt niet hoor, echt niet’, zeg ik en stap ongemakkelijk op de droge delen naar de bank.

10

8 • Van 1970 tot heden

247

‘Ik doe het graag. Je bent zo lief voor me en ik wil graag wat doen, ik voel me anders zo nutteloos.’ 20 ‘Als je maar weet dat het niet hoeft, Anca, ik wil niet dat je iets doet wat je niet wilt.’ ‘Ik zei toch dat ik het wilde, Steve? Ik zit hier maar niks te doen en je bent …’ ‘Ik ben wat?’ 25 ‘Je voelt je niet goed’, zegt ze zachtjes. Ik knik. Dat waren de juiste woorden, ‘jij voelt je niet goed’. Ik kijk naar haar spijkerbroek met opgestikte glitters. Ik heb die broeken wel eens in de etalages in de stad gezien, ze hebben wat ordinairs, die 30 roze en blauwe glitters op de achterzakken en biezen, maar bij haar vind ik het prachtig. ‘Wat een mooie broek’, mompel ik. ‘Ja, mooi hé, gekocht in de Highcross Mall, ze zijn helemaal in op het moment.’ 35 Ze gaat naast me zitten op de bank, slaat haar armen om me heen. Ze aait voorzichtig over mijn hoofd. Haar handen voelen ruw aan van het schrobben en ze ruikt naar allesreiniger. ‘De eerste keer dat ik je zag, wist ik al dat je een 40 uniek iemand bent, zo iemand die je alleen per toeval tegenkomt, een beetje als een wonder ben je’, zegt ze. ‘Ik wil niet dat je denkt dat je iets goed te maken hebt’, zeg ik terwijl ik naar de vloer wijs. ‘Ik heb dingen goed te maken, jij niet.’ 45 ‘Onzin, je hebt niets goed te maken. Ik ben gewoon zo blij dat ik je ontmoet heb.’ Ik denk aan Travis. Aan de scène waarin Iris in zijn taxi stapt en vraagt of hij snel weg wil rijden. Ik zie de paniek in haar ogen als ze in de achteruitkijk50 spiegel kijkt. Travis kijkt alleen maar verbaasd. Dan de pooier die haar met geweld weer uit de auto trekt. Twintig dollar krijgt Travis van die schoft. Hij moet vergeten wat hij gezien heeft en doorrijden. Ik had iets kunnen doen. 55 Ze zoent me voorzichtig op mijn mond. Ik deins eerst een beetje achteruit, maar als ze dichter tegen me aan gaat zitten, laat ik haar begaan, zoen haar terug met kinderlijke, korte halen en denk aan een oude Amerikaanse film waarin Ingrid Bergman 60 tegen Gary Cooper zegt: ‘I always wonder where the noses go’, wanneer ze zoenen aan het einde van de film. Ik vind dat nog steeds een van de meest vertederende dingen die ik ooit heb gezien. ‘Het is goed, het is goed’, fluistert ze terwijl ze mijn 65 nek voorzichtig aanraakt met haar lippen. Ik voel hoe al mijn schuldgevoel, algehele vervlakking en angst op het gebied van fysiek contact plaats maakt voor een hevig gevoel van lust. Terwijl haar handen over mijn lichaam gaan, doe ik ongemerkt hetzelfde bij 70 haar. Ze knoopt mijn spijkerbroek open, trekt hem in een ruk open en glimlacht. Ze zegt: ‘Let niet op mijn ondergoed, het is oud,

248

er zitten gaten in.’ Terwijl ze mijn broek losknoopt, denk ik weer aan 75 Travis Bickle. Hij had zichzelf beloofd niets in de richting te doen van waar ik me nu bevind, misschien kwam het zelfs niet eens bij hem op. Op mijn lippen liggen de woorden: ‘Het is niet goed, we moeten dit niet doen, je hebt geen idee wat een rotzak ik ben’, 80 maar ik laat me wegvoeren en begin zachtjes te huilen als ze mijn shirt openknoopt. ‘Shht’, doet ze en likt de tranen van mijn wangen. Met gebalde vuisten verzamel ik moed. ‘Nee, nee, doe maar niet, alsjeblieft’, zeg ik dan. 85 ‘Shhhtt’, doet ze terwijl ze op haar knieën voor me gaat zitten. Ze is een engel. Haar goedheid is van een soort waar ik moeilijk mee kan omgaan, haar schoonheid een soort die ik niet kan weerstaan, die ik echt niet 90 verdien. Diep vanbinnen klopt mijn hart waarvan ik vermoed dat het ziek is. Terwijl ze met haar handen over mijn bovenbenen gaat, denk ik aan kransslagaders, aan de kritieke zes minuten waarna een hersenbeschadiging optreedt. Ik denk aan de futiliteit 95 van het bestaan, aan het besef dat het allemaal niets meer uitmaakt en dat ik er niets aan kan veranderen, dat het niet meer in me zit om er iets aan te doen. ‘Niet doen’, kerm ik. ‘Ik vind het fijn, laat me’, fluistert ze en ze kneedt 100 mijn kruis. ‘Zie je wel’, zegt ze. Ondanks mijn vermoeden dat mijn geslacht niet meer zou functioneren, heb ik toch een erectie. ‘Nee’, zeg ik, en sta op. ‘Dit is verkeerd’, zeg ik 105 hoofdschuddend. Ze gaat op de bank liggen, zucht diep en krast met een nagel over de naden van het kussen. ‘Vind je me niet aantrekkelijk?’ ‘Ik vind je verschrikkelijk aantrekkelijk, maar het 110 is beter als we dit niet doen,’ zeg ik, ‘laten we televisiekijken, dat is ook leuk.’ Fragment 2

Als Travis Bickle in de gang van Iris’ appartement lukraak om zich heen schiet, de doden achter zich laat en de halfdoden achter zich aan sleept, heeft hij een duidelijk doel voor ogen: hij zal alle vuil en slechtheid 5 om haar heen vernietigen en zelf het leven laten, ware het niet dat hij geen kogel meer overheeft om door zijn eigen kop te schieten. Ik heb die slotscène waarin Robert de Niro met een krachtig handgebaar– de bebloede wijsvinger op zijn slaap, het schorre ‘pghh, 10 pghh, pghh’ uit zijn mond – altijd als het daadkrachtigste beschouwd wat ik ooit in een film heb gezien. Terwijl ik aan de scène denk, zit ik op de bank met een bord aardappels en vlees van gisteren. Anca is aan het werk gegaan en ik weet opeens zeker dat 1

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

elke vorm van geluk een gif is dat me steeds zieker maakt. Ik kijk naar East Enders. Phil laat dikke oude mannentranen over zijn wangen rollen, waarom is onduidelijk – ik viel er middenin, maar ik huil met hem mee. 20 Ik zie voor me hoe ze opgepikt wordt door een dronken man die haar meeneemt naar zijn smerige appartement en al in de gang aan haar borsten zit. Zou zijn bed wel schoon zijn? Zou hij stinken? Misschien valt het allemaal wel mee en is hij juist heel 25 aardig voor haar, misschien zelfs zo onzeker als ik die eerste keer was. Opeens wordt het idee dat ze misschien wel niet met hem naar bed gaat, maar zoals met mij, alleen met hem praat, onverteerbaar. Ik zet Romeo and Juliet van Dire Straits op en huil 30 vrijwel om elk woord. Tik het ritme in de lucht, drink een halveliterblik bier leeg in de keukennis en open, op weg naar de bank die Susan via internet kocht, een nieuw. Het is raar, maar nu voelt het weer alsof ze aanwezig is. Door de meubels die nu duidelijk zicht35 baar zijn, en het serviesgoed dat weer in gebruik is genomen. Alsof ze toezicht houdt, voor eeuwig alles ziet wat ik hier uitspook. Om even over halfacht heb ik er genoeg van. De muziek maakt me steeds verdrietiger en ik heb de 40 hik gekregen van de veel te grote slokken bier en mijn gejammer tussen die slokken door. Ik zet de computer aan en bekijk mijn e-mail. Nog altijd aanbiedingen Viagra, goedkope gezinsverpakkingen condooms en vandaag zelfs een enorm geld45 bedrag dat voor mij beschikbaar is in Nigeria. Er is ook een aantal e-mails van Mooievrouw46. Een van de onderwerpen luidt: ‘Ik weet wie je bent’, een ander heeft als onderwerp: ‘Respect, ken je dat woord?’ De inhoud van de mailtjes is onthutsend. 50 Het zijn lange tirades van een wanhopige vrouw. Ze geeft me een laatste kans, die laatste kans herhaalt zich dag na dag, tot de laatste e-mail van nog geen uur geleden, die opvalt tussen het geheel. Als onderwerp staat er in grote kapitalen: 17 MEI 2011. De inhoud is 55 verder vaag gelaten, wel heeft ze eerst iets geschreven en dat later weer gewist; ze is een losse punt vergeten weg te halen. Tegen middernacht lig ik klaarwakker in bed en luister naar elk geluid dat ik maar kan waarnemen, 60 en dat is niet veel: de buitenmuren zijn van staal en vanbinnen gecoat met een dikke laag glaswol. Samen met de rubberen tochtstrips rond de deuren en ramen zorgen ze voor perfecte isolatie. Ieder apprtement heeft een ventilatiesysteem in de woonkamer, bad65 kamer en keuken en op die manier word je nooit geconfronteerd met de geur van een gebakken kippetje of een lichaam in ontbinding, en eigenlijk vind ik dat eerste wel jammer. Wat overblijft, is het getik van de verwarming, het zachte gezoem van de ven15

tilatiepunten en heel soms, heel in de verte iemand die schreeuwt. Tot het moment dat iemand echt hard gaat krijsen, zou je er niets van merken. Ik ben in de hoek tegen de muur gaan liggen. Zodat ze kan zien dat ze gemist wordt, dat ze weet dat dit, 75 naast mij in bed, haar plek is. Altijd als ik niet kan slapen, probeer ik aan dingen te denken die me geruststellen. Meestal gaat het over mijn moestuin. Het klinkt misschien raar, maar als ik in gedachten door mijn vroegere tuin loop en de 80 gewassen opnoem en zachtjes hun namen blijf herhalen, word ik heel kalm. Vannacht lukt dat niet. Ik probeer aan komkommers en bieten te denken, maar mijn gedachten vloeien naar de appartementen van de mannen die haar opgepikt hebben. Ik denk vol 85 walging aan de respectloze woorden die ze tegen haar zullen spreken, de bevelen die ze krijgt en zonder morren opvolgt en ook weer aan de vieze bedden waarin ze moet liggen. Zal ze tijdens haar werk aan de cel in Tower Street 90 denken? Het kan toch niet anders dan dat ze bij elke aanraking siddert van angst en verdriet? Als ik me omdraai, zie ik weer de beelden voor me die ik door het spionnetje heb gezien: het geweld, de kracht, de macht. Of zou het zo zijn dat vooral ik aan de ver95 krachting denk en dat zij het allang heeft verdrongen? Ik heb wel eens gehoord dat prostituees vaak een lichaamsdeel voor zichzelf houden. Omdat de klant overal aanzit, willen ze één plek hebben die nooit aangeraakt wordt. Ik las een keer in een interview 100 met een bekende pornoster dat haar oksels verboden terrein waren. ‘Ze mogen overal –aankomen, maar van mijn oksels moeten ze afblijven. Die zijn van mij’, stond er. Zou zij ook zo’n plek voor zichzelf houden? 105 Ik val in slaap met de geruststelling dat ze niet zover komen als ik. Haar klanten mogen haar alles vragen te doen, maar uiteindelijk wonen ze niet met haar samen. ‘Ik ben een uitzondering’, zeg ik hardop vanuit bed. 70

Cover van Het voorseizoen.

8 • Van 1970 tot heden

249

arnon grunberg auTEur

Arnon Grunberg

kaLEnDEr

1971-

kErnbEgrip

ironie

siTuEring

Grunberg is van Joodse afkomst. Zijn werk is in meer dan 25 talen vertaald. Waar het bij Grunberg meestal om gaat, is hoe de mens ondanks alles blijft geloven in ‘afgoden’ (geld, liefde, seks, geweld) en steeds weer tot de tragische ontdekking komt dat daar al evenmin heil van te verwachten is als van de gewone God. Tirza (2006), een roman over de allesomvattende liefde van een vader voor zijn dochter, werd bekroond met de Libris Literatuur Prijs, de Gouden Uil en de Vijfjaarlijkse prijs voor proza van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. De jury van de Libris Literatuur Prijs stelde: ‘In Tirza schetst Grunberg een vlijmscherp demasqué van een angstvallige burgerman wiens leven achter een façade van succes langzaam maar zeker voor onze ogen uit elkaar valt.’ Ook in Huid en Haar (2010) ironiseert en ridiculiseert Grunberg zonder ophouden. Het Parool schreef: ‘Met scherpe observaties en een uiterst economische woordkeuze schept Grunberg in Huid en Haar een ijskoude werkelijkheid. Trouw noteerde over De man zonder ziekte (2012): ‘De roman gaat over onze westerse illusie van veiligheid en comfort. Scherp en soms sardonisch zet Grunberg een wereld neer waarin niets meer is wat het lijkt en waar de mens een speelbal is van machten die hij niet beheerst. Arnon Grunberg.

Tirza Mevrouw Van Delven staarde hem mistroostig aan, vond hij. Eigenlijk zonder enige hoop. Zo staarde ze hem aan. Zonder hoop. Als op een begrafenis. Toen keek ze op haar horloge. 5 ‘Goed’, zei ze, ‘ik heb u ingelicht. Nu is het aan u.’ Hij pakte zijn aktetas, hij stond op. ‘Nu is het aan mij. Ja, uiteraard. Maar wat moet ik precies doen?’ vroeg hij, voor hij haar de hand schudde. ‘Wat wordt er van mij verwacht?’ Het klonk alsof 10 hij op een taakomschrijving wachtte, en misschien was dat ook zo. ‘Wat er van u wordt verwacht? Nou, praat u eens met Tirza. Dat om te beginnen.’ ‘Over de eetstoornis?’ Het woord viel hem moei15 lijk, het stond hem tegen. Diep vanbinnen geloofde hij dat mevrouw Van Delven zich vergiste. ‘Ja’, zei mevrouw Van Delven, ‘over de eetstoornis. Als ze die heeft. En zo niet, dan kan het ook geen kwaad eens met haar te praten.’ 20 ‘Ik praat veel met haar. Mijn jongste dochter en ik praten veel.’ Hofmeester vond dat hij dit niet op zich hoefde te laten zitten, hoe hij hier werd voorgesteld, als een zwijgende, afwezige vader. Hij moest haar corrigeren. 25 ‘En waarover als ik vragen mag? Waarover praat u?’ ‘Waarover? De laatste tijd veel over Tolstoj. Zijn afwijzing van de kunst, van de literatuur, u kent misschien dat fascinerende essay van hem, helaas is het alleen in het Duits verkrijgbaar, Was ist Kunst? Waar30 in hij de kunst samenvat als “eitle Kurzweil mußiger Menschen”.’ 1

250

Hofmeester was een beetje harder gaan praten. Hij werd altijd enthousiast als hij erover begon. Eitle Kurzweil mußiger Menschen. 35 ‘Daarover praat u met een meisje van veertien?’ Hij knikte en bracht zijn aktetas van de ene hand over naar de andere. Hij opende het slot, maar hij zocht niets. Hij deed het zonder reden. ‘Ze is hoogbegaafd zoals u weet. Hoog-hoogbegaafd.’ 40 Mevrouw Van Delven keek naar hem, indringend, en haar gezicht was vervuld met – hij kon niet doen alsof hij het niet zag – afschuw. Hij groette haar mompelend. Vertwijfeld over haar afschuw, maar net zo vertwijfeld over haar ongevoe45 ligheid voor Tolstojs dilemma. Met de aktetas onder zijn arm liep hij door het lege schoolgebouw. De echo van zijn eigen voetstappen klonk hem onaangenaam in de oren. Hij wist amper hoe je moest praten als het ging om andere onder50 werpen dan Anna Karenina of Aantekeningen uit het ondergrondse, alles wat buiten de wereld van de vertaalde fictie viel, handelde hij het liefst af in een bijzin. Laat staan dat hij wist hoe je over eetstoornissen moest praten. 55 Op de trap sprong de aktetas open, zijn manuscripten, de vier potloden en een appel vielen op de grond. Iemand liep langs en Hofmeester durfde zich niet te bukken om zijn spullen op te rapen. Pas toen het geluid van de voetstappen was weggestorven, 60 verzamelde hij haastig zijn eigendommen. Die avond beklom hij de trap naar Tirza’s kamer. Met Anna Karenina in zijn hand, ze waren blijven

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

steken op bladzijde driehonderdtien. Toen hij haar kamer binnenkwam, trok ze de 65 dekens over zich heen. ‘Alsjeblieft’, riep ze vanonder de dekens, ‘vanavond geen Tolstoj. Morgen een dubbele portie, maar vanavond niet.’ Hij ging aan haar voeteneind zitten, het boek in zijn hand, maar hij deed het niet open. En hij streelde 70 haar ook niet om haar te kalmeren, zoals op andere avonden. Hij zat daar en vroeg: ‘Heeft Tolstoj je niets te bieden?’ ‘Daar gaat het niet om’, riep Tirza, vanonder de 75 dekens. ‘Niemand van mijn leeftijd wordt voorgelezen. Ibi zegt ook dat het belachelijk is. Ibi zegt dat je gek bent, papa. Ze zegt dat ze het kan bewijzen.’ Hij zocht haar hand onder de deken en na enig zoeken vond hij die. Hij pakte de hand van zijn jongste 80 dochter vast en liet hem niet meer los. Ergens voelde hij een pijn, een vermoeden ervan, meer was het niet, een licht vermoeden, en hij besloot er geen aandacht aan te schenken. Hij zei gewoon: ‘Ibi is in de puberteit, Tirza, daarom doet ze een beetje opstandig. Ze 85 is op een moeilijke leeftijd. Ik ben niet gek. Ik ben je vader.’ Toen werd het stil. Ze wachtte kennelijk tot hij verder zou gaan waar ze gisteren waren gebleven, bladzijde driehonderdtien van Anna Karenina, maar 90 hij ging niet verder, hij moest spreken. Hij keek, met haar hand nog altijd in de zijne, naar het plafond, naar posters aan de muur. Naar de boeken die hij haar had gegeven, en die ze op alfabetische volgorde in haar boekenkast had gezet. 95 ‘Ik was vandaag bij mevrouw Van Delven.’ ‘De trut’, klonk het van onder de deken. ‘Vind je haar niet aardig?’ ‘Ach, aardig, ze lijkt aardig, maar ze ís een trut. Dat weet iedereen op school. Als je haar beter leert 100 kennen, zie je het.’ Hofmeester wachtte, hij wachtte op zichzelf, hij wachtte tot hij wist wat hij moest zeggen, maar het kwam niet. Op haar bureau lag een notitieboekje. Hij had de aanvechting het te openen en te lezen. 105 Misschien stond daar alles in wat hij moest weten. In een hoek van de kamer stond haar cello. De muziekstandaard. ‘Tirza, is er iets wat ik niet weet, maar wat ik zou moeten weten?’ Is er iets …’ Hij slikte speeksel weg, 110 hij schraapte zijn keel, maar de kriebel die hij voelde verdween niet. ‘Is er iets wat ik had moeten vragen, maar wat ik om de een of andere reden niet heb gevraagd?’ Ze kwam half onder de deken vandaan. ‘Nee,’ zei 115 ze, ‘niets.’ In zijn hand hield hij haar hand en in de andere hield hij Anna Karenina vast en hij kneep in Anna

Karenina en hij dacht: ik kan dit niet, als dit is wat vaderschap betekent, dan kan ik het niet, dan moet 120 ik ermee ophouden, dan moet ik een plaatsvervanger zoeken. Iemand die het wel kan. Want dit gaat me niet lukken. ‘Weet je dat zeker?’ Ze knikte. ‘Ja, heel zeker. Hoezo? Heeft iemand je 125 iets verteld? Waarom stel je dit soort vragen? Anders doe je dat nooit.’ Hij legde het boek op het bed. Met zijn wijsvinger tikte hij zachtjes op zijn bovenlip. ‘Er zijn mensen’, zei hij bijna fluisterend, ‘die denken dat je een eet130 stoornis hebt.’ Ze ging rechtop zitten. ‘Een wat?’ ‘Ik weet dat het onzin is, ik weet dat je gewoon een kleine eter bent, ik bedoel …’ En Hofmeester bleef maar met zijn wijsvinger zacht op zijn bovenlip tik135 ken. ‘Het ware voedsel is kennis, dat is het enige en het echte voedsel, dat weet jij, dat weet ik, maar ik vond dat ik het met je moest bespreken. Dat …’ ‘Wat?’ ‘Nou ja. Ik ben erover gaan nadenken. Ik heb erover 140 nagedacht. Je bent natuurlijk ook heel, hoe zal ik het zeggen, Tirza, je bent mager. Niet? Mag ik het zo zeggen?’ ‘Bedoel je dat ik geen borsten heb?’ ‘Nee, nee, dat bedoel ik niet. Die komen. Die zijn 145 onderweg. Ze hebben vertraging. Misschien is dat het. Je moet je voorstellen dat ze in de trein zitten, je borsten, en dat ze een beetje vertraagd zijn omdat ergens een wissel verkeerd stond, maar ze komen, geloof me, nee, nee, ik heb het over je buik, de omge150 ving van je buik; vrouwen, meisjes, hebben een buik, een buikje, en jij niet, jij hebt niets, Tirza, helemaal niets.’ Hij sloeg nu niet meer op zijn bovenlip, maar op zijn voorhoofd, zacht en ritmisch, en hij dacht: ik kan 155 dit niet, ik ga hieraan kapot. Ze ging op haar bed staan. ‘Vind je het niet mooi?’ vroeg ze. Ze deed haar nachthemd omhoog. Een cadeautje van de echtgenote, Tirza wilde geen pyjama meer, 160 Tirza wilde een nachthemd. De echtgenote had er een gekocht. Knalroze, zuurstokroze. Een vreselijke kleur vond Hofmeester het, het ergste soort roze dat er was, de kleur van het rendez-voushuis. Maar Tirza vond het mooi. Ze was te 165 oud voor pyjama’s. Had ze gezegd. ‘Vind je het niet mooi?’ herhaalde ze. Met haar nachthemd omhoog, haar buik naar haar vader gekeerd, wachtte ze op antwoord. Hofmeester probeerde niet te kijken. Hij concen170 treerde zich op de muziekstandaard in de hoek van de kamer. Er lag bladmuziek op. Onlangs was hier nog gespeeld. 8 • Van 1970 tot heden

251

‘Ik vind je heel mooi,’ zei Hofmeester, ‘Tirza, je bent het mooiste meisje dat ik ken, maar je bent te 175 mager. Mensen komen naar me toe en klagen erover hoe mager je bent, we moeten er iets aan doen. We moeten meer gaan eten, we moeten beter gaan eten. Regelmatiger.’ ‘Papa, kijk naar me.’ Ze onderbrak hem met harde 180 stem, zoals ze hem soms kon onderbreken als hij haar voorlas. Een enkele keer vond ze het mooi. Don Quichot had ze gedeeltelijk prachtig gevonden, de jagersverhalen van Toergenjev hadden tot haar verbeelding gesproken. 185 ‘Kijk eens’, zei ze. ‘Kijk eens.’ En hij keek. Ze stond op haar bed. Op de deken. Het belachelijke roze nachthemd dat haar moeder had gekocht in een belachelijk dure winkel hield ze omhoog. Hof190 meester staarde naar haar navel. Een gele onderbroek zat eronder, een gele met stippen. Witte stippen. ‘Ik ben geen meisje’, zei ze. ‘Ik ben een vrouw.’ Ze liet het nachthemd vallen. Ze legde haar handen op de plek waar haar borsten zouden komen. 195 ‘Ik ben een vrouw met tieten’, zei Tirza. Ze legde haar handen op haar buik. ‘Ik ben een vrouw met een buikje.’ Haar handen gingen naar haar bovenbenen. ‘Ik ben een vrouw met lange benen. Ik ben een 200 vrouw, papa.’ Hofmeester stond op. ‘Je bent hoogbegaafd, Tirza, hoog-hoogbegaafd, maar je bent geen vrouw, dat moet je nog worden, en dat zul je ook worden, je bent een meisje, en je moet eten.’ Toen liep hij naar de hoek van de kamer en verplaatste de 205 muziekstandaard een paar centimeter. En zij stond daar op haar bed, ze stond daar maar, Tirza, ze had haar nachthemd weer omhoog gerukt. ‘Zeg dat ik een vrouw ben, papa’, zei ze. Hij bleef staan. Zijn hand op de muziekstandaard. 210 ‘Tirza’, zei hij. ‘Zeg dat ik een vrouw ben’, riep ze. ‘Zeg het, papa.’ Het boek lag nog op bed. Het boek waaruit hij haar had moeten voorlezen. ‘Je bent …’ Hij liep terug naar het bed, hij ging voor haar staan. 215 Ze pakte hem bij zijn haar. Dat kon ze makkelijk nu ze op het bed stond. Ze trok hem aan zijn haar. ‘Zeg het’, krijste ze, ‘papa, zeg het, durf het te zeggen. Tirza, je bent een vrouw.’ Hij liet zich aan zijn haar trekken. Het maakte hem 220 niet uit. Hij raapte het boek op van het bed. ‘Ik ben een vrouw’, krijste ze. ‘Zeg het, zeg het, papa.’ Nog harder trok ze hem aan zijn haren, maar hij voelde het niet, hij stond daar als in trance, alsof hij 225 iets anders zag en iets anders hoorde. ‘Zeg het’, krijste ze, ‘Tirza, je bent mijn vrouw. Zeg het, papa, zeg het.’

252

Ze krijste niet alleen meer, tranen liepen over haar wangen. Ze 230 liet zich vallen, op het bed, haar gezicht drukte ze in het laken. ‘Tirza’, zei hij, ‘je bent mijn dochter.’ Nu schreeuwde hij ook. ‘Je bent mijn dochter, Tirza, mijn 235 dochter ben je en mijn dochter zul je blijven.’ Cover van Tirza. Daarop rende hij de trap af. Maar hij hoorde haar nog roepen: ‘Je hebt geen vrouw, papa. Ik ben de enige vrouw die je hebt. De 240 enige.’ In de woonkamer ging hij op de bank zitten en hij wiegde zijn bovenlichaam heen en weer. Net als Tirza had hij willen huilen, maar het lukte hem niet en hij begreep niet waarom het niet lukte. 245 De maandag erop, tijdens zijn lunchpauze, ging hij naar boekhandel Scheltema. Tussen de afdelingen filosofie en psychologie vond hij eindelijk een verkoopster die tijd voor hem had. ‘Ik zoek boeken over eetstoornissen’, zei hij zo dis250 creet mogelijk. ‘Waarover?’ ‘Eetstoornissen’, herhaalde hij, nu iets harder. ‘Wat zoekt u precies? Romans?’ ‘Informatie.’ 255 Ze nam hem mee naar een kast. ‘Deze rij’, zei ze. ‘Allemaal eetziektes. En deze rij ook nog. En daar staat ook nog wat.’ Hofmeester bukte zich. Maar eerst had hij gekeken of niemand hem zag. Geen vage bekenden, geen col260 lega’s. Het aanbod was overweldigend. Alleen al van het aanbod werd je ziek. Het kostte hem meer dan twintig minuten om twee boeken te vinden die hem enigszins intelligent voorkwamen. 265 De caissière vroeg: ‘Is het een cadeautje?’ ‘Nee,’ zei Hofmeester, ‘het is voor mezelf.’ Toen liep hij snel terug naar de uitgeverij. ‘Een lange lunchpauze, Jörgen’, zei de receptioniste. Hij hield de tas met de twee boeken stevig vast en grin270 nikte onbeholpen. Die avond nestelde hij zich op de bank met de twee boeken, zijn potloden en een puntenslijper, want hij hield de potloden graag scherp. Tirza kwam de kamer in en vroeg: ‘Wat ben je aan 275 het lezen?’ ‘Niets’, zei hij en legde zijn hand op de boeken. ‘Niets belangrijks. Rotzooi.’ ‘Papa’, vroeg ze, ‘vind je het niet erg dat mama er zo weinig is?’ Ze had haar nachthemd al aan, de kleur 280 maakte hem misselijk. Hij moest het ding op een dag stiekem in brand steken.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Tirza is een Nederlandse speelfilm van Rudolf van den Berg die in première ging in 2010. Het is een boekverfilming naar de roman met de gelijknamige titel van Arnon Grunberg. Deze film ontving tijdens het Nederlands Film Festival in 2010 in Utrecht een Gouden Kalf voor beste regie en beste montage.

‘Ik ben graag alleen’, antwoordde hij, spelend met de puntenslijper. ‘Ik houd niet van drukte. Lawaai. 285 Te veel mensen.’ ‘Maar vind je het niet raar dat ze er zo weinig is?’ ‘We hebben goede afspraken met elkaar gemaakt, Tirza. Zij is druk, ik ben druk. Nu moet je gaan slapen.’ Hij streelde over haar wang. 290 ‘Heb je eigenlijk nog een vrouw?’ vroeg ze. En hoeveel hij ook van haar hield, de vraag verontrustte hem. De vraag kwam hem doortrapter voor dan bij haar leeftijd paste, zoveel venijniger was die vraag dan haar karakter, zoveel gemener dan de zon295 nekoningin die ze was en die ze altijd zou zijn. ‘Mama is mijn echtgenote, Tirza. Dat weet je net zo goed als ik. Nu moet je naar boven, ik lees je morgen verder voor.’ Ze boog zich voorover en beet in zijn neus. Zoals 300 ze dat deed als ze even heel dicht bij haar vader wilde zijn. Een overblijfsel uit haar vroegste jeugd. Toen was ze begonnen hem in de neus te bijten. Volgens Hofmeester omdat ze de borst zocht, maar erg

logisch was dat niet, want waar zijn neus ook op leek, niet op een tepel. En hoewel ze al veertien was, klom ze nog geregeld bij haar vader op schoot en beet hem dan in zijn neus. ‘Je hebt geen vrouw, papa’, fluisterde ze. ‘Ik ben de enige vrouw die je hebt.’ 310 Toen beet ze nog een keer in zijn neus en daarop rende ze naar boven. Hij bleef achter op de bank, hij twijfelde of hij achter haar aan moest gaan om haar tegen te spreken. Hij twijfelde zo lang, dat hij maar beter kon blijven zitten. 315 Ibi zat in een café met vriendinnen, de echtgenote schilderde in haar atelier en ontving daar haar vrijwel uitsluitend mannelijke modellen, Jörgen Hofmeester zat in de woonkamer en streepte de ene na de andere alinea aan in het informatieve boek over de ziekte 320 van zijn jongste dochter, en in haar slaapkamer naast de cello was Tirza bezig zich hoogbegaafd dood te hongeren. Zo leefde de familie Hofmeester aan het begin van het nieuwe millennium. 305

Huid en haar Fragment 1

Mirjam had Violet vanuit Venray gebeld. ‘Je vriend staat in de krant’, had ze gezegd. Violet had het niet begrepen.’Lees maar’, riep Mirjam opgewonden. ‘Zit je achter je computer?’ 5 Nadat Violet Roland heeft gebeld, gaat ze naar de wc. Ze doet de deur op slot en gaat op het toilet zitten. Ze wacht tot ze zal gaan huilen, maar er gebeurt niets. STUDENTE KONDIGT WANHOOPSDAAD AAN OP FACEBOOK, luidt de kop op de website van de groot10 ste krant van Nederland. Roland Oberstein leest het bericht vluchtig, hij leest het eigenlijk nauwelijks, een paar steekwoorden voldoen. Bij het artikel staat een link naar YouTube. 15 Hij klikt op de link. Het filmpje is al ruim veertigduizend keer bekeken. Gwendolyne komt in beeld. Het beeld is korrelig. Ze kijkt recht in de camera. Een paar seconden is 1

het stil. Dan zegt ze: ‘Dag meneer Oberstein. U dacht dat u van mij kon winnen. U dacht dat u sterker was dan ik. Ik zal ervoor zorgen dat u me nooit meer vergeet. Dat er geen dag voorbijgaat zonder dat u aan mij denkt.’ Hij klikt het filmpje weg. 25 ‘Ik ben ziek’, zegt hij tegen Slagter. ‘Ik meld me af.’ ‘Wie was dat?’ vraagt Slagter. ‘Die stem van daarnet?’ Als in trance loopt Oberstein naar het station. Op het perron van Leiden lijkt het drukker dan 30 anders. De mensen kijken naar hem. Hij weet niet of hij het zich verbeeldt of dat het echt zo is, hij weet alleen dat hij zich bekeken voelt. Ze weten alles, de mensen. Ze weten meer over 35 hem dan hijzelf. Violet staat bij de deur. Roland zit op zijn bed. Hij heeft zijn jas aan. Hij heeft al een paar keer gezegd

20

8 • Van 1970 tot heden

253

dat ze moet gaan zitten maar ze wil niet gaan zitten. ’s Middags had Mirjam haar nog een keer gebeld. 40 ‘Heb je het filmpje al bekeken?’ had Mirjam gevraagd. En toen Violet geen antwoord had gegeven, had Mirjam gezegd: ‘Ik vind jou leuker. Ik bedoel qua uiterlijk.’ ‘Ik weet niet hoe je het wilt noemen’, zegt Roland. 45 ‘Seksuele vriendschap. Vriendschappelijke seks. Friendship with benefits. Dat schijnt tegenwoordig normaal te zijn.’ ‘Een studente’, zegt ze. ‘Jouw studente.’ ‘Ja, maar soms neemt kennisoverdracht onver50 wachte vormen aan.’ Violet zou willen huilen, maar het lukt haar nog steeds niet. ‘Mag ik je omhelzen?’ vraagt Oberstein. ‘Nee, raak me niet aan. Blijf waar je bent.’ 55 Hij verroert zich niet. Violet heeft het gevoel dat ze koorts heeft. ‘En dat ongeluk met haar paard, was dat ook lichamelijke vriendschap?’ ‘Ongelukken met paarden gebeuren’, zegt Ober60 stein. ‘Ik weet niets van paarden. Maar ze gebeuren. Paarden worden wild. Paarden worden gek. Het zijn net mensen.’ Ze kijkt naar hem. Ze is nooit zo lang met iemand samen geweest als met Roland. 65 ‘Dat is toch wat je wilde?’ zegt ze. ‘De wereld, één groot ballingsoord. Het leven, niets dan ballingschap. Is dit niet waarnaar je verlangde?’ Ze vraagt zich af waarom hij niets zegt, waarom hij geen emotie toont. 70 ‘Ik weet niet of ik hiernaar verlangde.’ Hij gaat verzitten. ‘Misschien is het makkelijker’, zegt hij uiteindelijk, ‘als we doen alsof we beesten zijn, als we Meneer Beer erbij halen. Wil jij Meneer Beer zijn?’ 75 ‘Nee’, roept ze. ‘Meneer Beer is dood voor jou.’ ‘Weet je zeker dat ik je niet mag omhelzen? Ik zou je graag willen omhelzen.’ Violet kijkt naar de man die met zijn jas aan op zijn bed zit. Een vreemde, en ook weer niet. Ze veracht 80 hem, en toch lukt het niet om hem totaal te verachten zonder zichzelf te verachten. ‘Wat zag je eigenlijk in haar? Behalve dat ze jong is? Wat zag je in haar wat je niet in mij zag?’ Hij doet zijn jas uit. 85 ‘Ik weet het niet. Ze was vreemd. Alles gleed van haar af. Ze was ongenaakbaar. Ze was een speler.’ ‘Omhels me’, zegt Violet. ‘Wat maakt het uit? Omhels me. Dat kan er ook nog wel bij. Het maakt me niets meer uit.’

Fragment 2

Op dinsdagochtend brengt Roland zijn zoon naar school. Als hij langs de krantenkiosk loopt, valt zijn oog op De Telegraaf. PROFESSOR MISBRUIKT STUDENTE WEKENLANG, staat er met flinke letters op 5 de voorpagina. Daarnaast is een foto afgedrukt van hem met de zweep in de paardenstal. De foto is niet scherp, maar hij is het. Geen twijfel aan. Moeiteloos zal iedereen Roland Oberstein kunnen herkennen. 10 Boven de foto staat een andere tekst, in iets kleinere letters: DIT DOET DE ELITE MET ONZE KINDEREN. Had het journaal het gisteren nog over ‘ernstige verlammingsverschijnselen’, in de krant staat dat Gwendolyne alleen nog haar hoofd kan bewegen. 15 Van top tot teen verlamd na een ongeluk met een paard dat misschien geen ongeluk was. Zoals een deskundige gisteren op tv zei: ‘Je kunt op zo’n manier op een paard gaan zitten dat je weet dat je eraf valt.’ 20 Oberstein trekt Jonathan snel mee. Hij is geen professor, hij is universitair docent. Ze kunnen niet eens feiten checken. Op school vindt hij zijn weg naar Jonathans klas inmiddels moeiteloos. 25 Wanneer hij binnenkomt, valt het stil. Zelfs de kinderen die anders luidruchtig zijn, zeggen niets meer. Als op een commando kijken ze met hun ouders en hun juffrouw naar hem en zijn zoon. Niemand zegt iets. Ze kijken alleen maar. 30 Hij brengt Jonathan naar zijn tafeltje. ‘Mama komt je vanmiddag halen’, zegt hij, ‘en voor de lunch blijf je over, Jonathan.’ Wat klinkt zijn stem hard in deze stilte. Akelig klinkt zijn stem. 35 De man die geen homo was, maar die voor homo kon doorgaan. De man van de grappige sms’jes. De kwetsbare man, volgens negentienjarigen. Hij pakt Jonathans kleine rugzak aan en helpt het kind uit zijn jas. Hij geeft zijn zoon een kus, en dan 40 nog een en vervolgens nog een derde kus, ze kijken naar hem, allemaal. Dan hangt hij de jas en de rugzak van het kind op in de gang. Zoals Jonas in de walvis is verdwenen, zo zou hij willen verdwij45 nen. Alsof hij er nooit is geweest. 1

Cover van Huid en haar.

254

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

De man zonder ziekte Ze zijn gemaskerd. Zes gemaskerde mannen. Sam vermoedt dat dit geen officieren zijn, maar gewone militairen, voor zover er nog gewone militairen bestaan in dit land. 5 De meesten van hen spreken geen Engels, ze spreken Arabisch. Alleen een, de kleinste van de zes, richt af en toe in het Engels het woord tot Sam. Ook hij heeft de gewoonte Sam met ‘hond’ aan te spreken, maar daaraan is Sam inmiddels gewend geraakt. Zijn 10 naam is hier Hond. Na een tijd weet je niet beter. Een paar keer zegt de kleinste: ‘Jij denkt zeker dat je hier ooit wegkomt.’ Van een verhoor in de gebruikelijke zin van het woord is geen sprake. Ze staan om hem heen en blij15 ven Arabisch spreken. Af en toe zegt de kleinste op een niet eens bijzonder onvriendelijke toon: ‘Hond’. Alsof hij Sam bij de les wil houden. Maar Sam weet niet welke les hij hier zou moeten leren. 20 Boos wordt hij niet van deze behandeling, daarvoor is hij ook te bezorgd dat ze hem straks weer zullen slaan en dat hij niet weet hoe dat te voorkomen. Als hij al boos is, dan voornamelijk op zichzelf, dat hij het zover heeft laten komen. 25 Wat had hij verwacht? Dat de wereld één groot Zwitserland is? Eerst had hij gehoopt dat de mannen wat te eten voor hem zouden meebrengen. Even meende hij zelfs, omdat het licht zo slecht was, dat een van hen 30 een medewerker van de Zwitserse ambassade was. Hij meende Zwitserduits te horen, maar het bleek Arabisch te zijn. In plaats van hem eten of water te geven, kleden ze hem uit. 35 Het pak dat niet van hem is, de blouse die niet van hem is, de onderbroek die niet van hem is, alles trekken ze hardhandig uit. Ze moeten zijn blouse openscheuren omdat zijn handen op zijn rug gebonden zijn. Ook de schoenen, die wel van hem zijn, trekken 40 ze haastig uit. Ze nemen niet de moeite de veters los te maken. Tegenwerken zal hen boos maken. Daarom is Sam hen behulpzaam bij het uitkleden. ‘Ben jij Amerikaan?’ vraagt de kleinste als Sam 45 naakt voor de mannen ligt. ‘Ik ben Zwitsers staatsburger,’ zegt Sam en gaat zo zitten dat zijn geslacht verborgen blijft. Op de knieën, zijn benen tegen elkaar gedrukt. Ook zijn billen zijn zo bijna niet te zien, want enkele van de mannen 50 staan achter hem. Hij probeert in te schatten waar de klappen vandaan zullen komen, met klappen houdt hij ernstig rekening. ‘We gaan met je doen wat de Amerikanen met 1

ons deden,’ zegt de kleinste. Door het masker dat hij draagt, klinkt zijn stem enigszins vervormd, maar hij is toch goed te verstaan. Sam heeft geen idee wat de Amerikanen met hen hebben gedaan, maar hij zegt: ‘Ik ben geen Amerikaan, ik ben Zwitser. Ik ben hier gekomen voor de 60 wederopbouw. Ik ben neutraal.’ Het klinkt steeds minder overtuigend, steeds meer als een bezwering. Zouden ze het woord ‘neutraal’ eigenlijk kennen? Het is cruciaal. Wat hij is, wie hij wil zijn, wat hij altijd is geweest: neutraal vat het samen. Neutraal 65 en adequaat, twee woorden die aan de kern van zijn existentie raken. ‘Jij bent niet neutraal, hond,’ zegt de kleinste. ‘Jij bent spion.’ Hij heeft hen dus nog niet van het tegendeel kun70 nen overtuigen. ‘Ik ben architect,’ zegt hij. ‘Niets anders dan dat.’ Maar elk detail kan anders worden uitgelegd. Als je iets goed bestudeert, wordt elk detail dubbelzinnig, voor tweeërlei uitleg vatbaar. Als de tegenpartij 75 eenmaal overtuigd is van je dubbelleven, wordt het moeilijk het idee van een vermeend dubbelleven uit de wereld te helpen. ‘Ik ontwerp gebouwen,’ voegt hij eraan toe. Even denkt hij aan Aida. Is hij ook niet een broer? 80 En een zoon? Een vriend, een minnaar wellicht? Aida moet naar Amerika. Wie bereid is te betalen, kan daar genezen. Zijn ouders hadden dat niet begrepen, zij wilden niet tot zich laten doordringen dat er een plek was waar Aida tegen betaling kon 85 worden genezen. De mannen drijven hem in een hoek, wat hun niet veel moeite kost, want zodra hij hun bedoelingen heeft geraden, kruipt hij uit eigen beweging naar een hoek. Hier bestaat geen waardigheid, hier bestaat 90 alleen gedienstigheid. En hij is bereid gedienstig te zijn. De klant is koning en op deze plek zijn zij de klanten. Die gedachte lijkt de situatie draaglijker te maken, in elk geval overzichtelijker: de mannen zijn potentiële klanten, hij moet het hun naar de zin 95 maken. Ze halen hun geslachtsdelen uit hun broek. Sam wil zijn ogen, mond, neus en oren beschermen, maar omdat zijn handen op zijn rug zijn gebonden is dat onmogelijk. 100 Ze beginnen over hem te urineren. Daarbij hebben ze het met name op zijn gezicht voorzien. Zoals er mannen zijn die in het urinoir op de vlieg in de pot mikken, zo mikken zij op zijn gezicht. Hij is de vlieg. Aanvankelijk proeft hij nog de urine, de bitterheid, 105 een echo van oude azijn, maar al snel proeft hij niets meer. Hij ruikt alleen nog maar de urine. Overal zit 55

8 • Van 1970 tot heden

255

de urine: in zijn ogen, in zijn neus, in zijn mond, in zijn oren. Een van zijn oren raakt verstopt, zoals vroeger wel 110 eens gebeurde toen hij met school ging zwemmen. Als ze eindelijk klaar zijn, hoort hij de kleinste zeggen: ‘En morgen komen we terug. Dan doen we met jou wat ze met ons hebben gedaan.’ Hij zou nogmaals willen zeggen dat hij neutraal 115 is en altijd neutraal is geweest, dat hij hier alleen is gekomen voor een opera. Een vergissing wellicht, misschien is Irak nog niet klaar voor de opera, wie is hij om te bepalen dat Irak klaar is voor een opera, maar een vergissing waarvan iemand nadelige gevol120 gen heeft ondervonden. Ze houden hem verantwoordelijk voor iets waarvoor hij niet verantwoordelijk was. Niet liefde, wraak is blind. Desondanks rekent hij op de kracht van het bewijs. 125 Toch zegt hij niets, hij durft zijn mond niet te openen, voornamelijk uit angst dat er nog meer urine in zal lopen. Hij hoort de deur dichtgaan. Hij blijft liggen met

130

gesloten ogen en gesloten mond. Alleen zijn neus moet hij openlaten. Het voelt alsof hijzelf urine is geworden, een grote klont hard geworden urine, met kloppende ontstoken kneuzing midden in zijn gezicht.

Cover van De man zonder ziekte.

Epiek

iNterNatioNaal

Haruki Murakami auTEur

Haruki Murakami

kaLEnDEr

1949-

kErnbEgrip

magisch realisme, hypermodern

siTuEring

Een auteur met een absolute cultstatus en wereldwijd miljoenen verkochte boeken. Hij vermengt op een fascinerende wijze de Japanse en westerse cultuur. The New York Times schreef: ‘Murakami, de populairste schrijver van Japan, schrijft metafysische romans over het Verre Oosten met een westerse beat.’ Hardboiled Wonderland en het einde van de wereld dateert van 1985. Haruki Murakami.

Hardboiled Wonderland en het einde van de wereld Hoofdstuk 6 schaduw […] 1 ‘Vertel me eens over de stad waar je woonde. Je moet je toch wel iets herinneren.’ ‘Ik kan me maar twee dingen herinneren’, zeg ik. ‘Dat er geen muur was rond de stad waar ik woonde 5 en dat onze schaduw ons volgde, waar we ook gingen.’ Ja, we hadden allemaal een schaduw. Die was steeds bij ons. Maar toen ik naar deze Stad kwam,

256

werd mijn schaduw me afgenomen. ‘Je mag daarmee de Stad niet in,’ zei de Poortwachter, ‘je doet afstand 10 van je schaduw of je blijft buiten.’ Ik gaf mijn schaduw op. De Poortwachter bracht me naar een open ruimte naast de Poort. Het was drie uur ’s middags en de zon nagelde mijn schaduw vast aan de grond. 15 ‘Stil blijven staan’, zei de Poortwachter tegen me. Toen haalde hij een mes tevoorschijn en stak dat

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

handig tussen de schaduw en de grond. De schaduw verzette zich kronkelend. Maar tevergeefs. Zijn donkere gestalte werd keurig losgesneden. 20 Losgemaakt van het lichaam deed de schaduw veel onbeduidender aan. Hij raakte zijn kracht kwijt. De Poortwachter borg zijn mes op. ‘Wat zeg je me daar nu van? Vreemd geval als je hem eenmaal hebt losgesneden’, zei hij. ‘Schaduwen zijn trouwens toch 25 nutteloos. Overbodige ballast.’ Ik ging naast de schaduw staan. ‘Sorry, ik moet je voorlopig achterlaten’, zei ik. ‘Het was niet mijn idee. Ik had geen keuze. Vind je het erg om een tijdje alleen te zijn?’ 30 ‘Een tijdje? Hoe lang?’ vroeg de schaduw. Ik wist het niet. ‘Weet je wel zeker dat je hier later geen spijt van krijgt?’ vroeg de schaduw met gedempte stem. ‘Het deugt niet, zeg ik je. Er is hier iets mis. Mensen kun35 nen niet zonder hun schaduw leven en schaduwen kunnen niet zonder mensen leven. Toch halen ze ons uit elkaar. Het zint me niet. Er is hier iets mis.’ Maar het was te laat. Mijn schaduw en ik waren al van elkaar gescheiden. 40 ‘Zodra ik hier ingeburgerd ben, kom ik je weer ophalen’, zei ik. ‘Het is maar tijdelijk, niet voor altijd. We zullen weer samen zijn.’ De schaduw zuchtte zwakjes en keek me aan. We stonden in het hete zonlicht. Ik zonder mijn schaduw, mijn schaduw zonder 45 mij. ‘Dat hoop je maar’, zei de schaduw. ‘Het bevalt me hier niet. We moeten vluchten en teruggaan naar de plaats waar we vandaan zijn gekomen, met zijn tweeën.’ 50 ‘Hoe kunnen we teruggaan? We kennen de weg terug niet.’ ‘Nog niet, maar ik kom er wel achter, al is het het laatste wat ik doe. We moeten elkaar regelmatig ontmoeten om met elkaar te praten. Je komt toch wel?’ 55 Ik knikte en legde mijn hand op de schouder van mijn schaduw. Daarna liep ik terug naar de Poortwachter. Terwijl de schaduw en ik aan het praten waren, had de Poortwachter losse stenen verzameld en weggesmeten. 60 Toen ik aan kwam lopen, veegde de Poortwachter het stof van zijn handen af aan de onderkant van zijn hemd en sloeg een stevige arm om me heen. Of dat als begroeting bedoeld was of om mijn aandacht te vestigen op zijn kracht, wist ik niet precies. 65 ‘Vertrouw me maar. Je schaduw is in goede handen’, zei de Poortwachter. ‘Hij krijgt drie maaltijden per dag en we laten hem één keer per dag luchten. Niets om je zorgen over te maken.’ ‘Mag ik hem zo nu en dan bezoeken?’ 70 ‘Misschien’, zei de Poortwachter. ‘Als ik daar zin in heb, tenminste.’

‘En wat moet ik doen als ik mijn schaduw terug wil hebben?’ ‘Je bent zeker blind. Kijk eens om je heen’, zei de 75 Poortwachter, met zijn arm stevig tegen mijn rug gedrukt. ‘Niemand in deze Stad heeft een schaduw, en wie we binnenlaten, vertrekt nooit meer. Je vraag is betekenisloos.’ Zo kwam het dat ik mijn schaduw kwijtraakte. […] Hoofdstuk 10

De Muur Op een bewolkte middag loop ik naar het Poortwachtershuis en ontdek dat mijn schaduw samen met de Poortwachter aan het werk is. Ze hebben een kar op de open plek geduwd en zijn bezig met het vervangen 5 van de oude bodem- en zijplanken. De Poortwachter schaaft de planken glad en mijn schaduw timmert ze vast. De schaduw ziet er nog precies zo uit als toen we afscheid namen. Lichamelijk is hij nog gezond, maar de manier waarop hij beweegt, doet onnatuurlijk 10 aan. Rond zijn ogen zitten rimpels, alsof hij slechtgehumeurd is. Wanneer ik aan kom lopen, staken ze hun gezwoeg en kijken op. ‘Kijk eens aan, wat kom jij hier doen?’ vraagt de 15 Poortwachter. ‘Ik moet met u over iets praten’, zeg ik. ‘Wacht tot onze volgende rustpauze’, zegt de Poortwachter, terwijl hij de half geschaafde plank weer ter hand neemt. Mijn schaduw werpt een blik 20 in mijn richting en gaat dan weer aan het werk. Ik kan zien dat hij woedend op me is. Ik loop het Poortwachtershuis binnen en ga aan tafel zitten wachten tot de Poortwachter komt. Op tafel is het een bende. Ruimt de Poortwachter zijn 25 spullen pas op wanneer hij zijn bijlen en messen gaat slijpen? Vandaag ligt de tafel vol met koffiedik, houtkrullen en as uit zijn pijp, en overal staan vuile kopjes. Maar in de rekken aan de wand is zijn gereedschap gerangschikt in een patroon dat een esthetisch ide30 aal benadert. De Poortwachter blijft lang weg. Ik staar naar het plafond met mijn armen over de rug van de stoel geslagen. Wat doen de mensen in deze Stad met al hun tijd? Buiten gaat het geluid van schaven en timmeren 35 onverminderd voort. Als de deur dan toch eindelijk opengaat, komt niet de Poortwachter binnen, maar mijn schaduw. ‘Ik kan niet lang praten’, fluistert mijn schaduw, 40 terwijl hij haastig langs me heen loopt. ‘Ik kom een paar spijkers uit de voorraadkamer halen.’ Hij doet een deur achter in de kamer open, gaat de voorraadkamer waar hij moet zijn binnen en komt terug met een doos spijkers. 1

8 • Van 1970 tot heden

257

‘Laat ik direct zeggen waar het om gaat’, zegt mijn schaduw op gedempte toon, terwijl hij in de doos met spijkers zoekt. ‘Het eerste wat je moet doen, is een plattegrond van de Stad maken. Daarbij mag je niet op informatie van anderen afgaan. Elk onderdeel 50 van de plattegrond moet je met eigen ogen hebben gezien. Alles wat je ziet, moet je noteren, zelfs het kleinste detail.’ ‘Hoe gauw heb je die plattegrond nodig?’ vraag ik. ‘Uiterlijk deze herfst’, zegt de schaduw, snel spre55 kend. ‘En ik wil ook een mondeling verslag. Vooral over de Muur. De ligging ervan, hoe hij langs de Oostelijke Bossen loopt, waar de Rivier naar binnen stroomt en weer naar buiten. Heb je dat?’ En zonder me nog een blik waardig te keuren loopt 60 mijn schaduw de deur uit. Ik herhaal alles wat hij tegen me heeft gezegd. Ligging van de Muur, Oostelijke Bossen, plaats waar de Rivier naar binnen stroomt en weer naar buiten. Het is geen slecht idee om een plattegrond te maken. Dan kan ik de Stad 65 bekijken en mijn tijd nuttig besteden. Even later komt de Poortwachter binnen. Hij veegt het zweet en het vuil van zijn gezicht en laat zijn zware gestalte in de stoel tegenover me zakken. ‘En, wat wil je?’ 70 ‘Mag ik met mijn schaduw praten?’ vraag ik. De Poortwachter knikt een paar keer. Hij doet tabak in zijn pijp, stampt die stevig aan en houdt er vervolgens een lucifer bij. ‘Nog niet’, zegt hij. ‘Het is nog te vroeg. De scha75 duw is nog te sterk. Wacht tot de dagen gaan korten. Om moeilijkheden te voorkomen.’ Hij breekt zijn lucifer doormidden en gooit hem op tafel. ‘Wacht voor je eigen bestwil nog even’, gaat hij 80 door. ‘Het geeft problemen als je te dicht in de buurt van je schaduw komt. Ik heb dat al eerder meegemaakt.’ Ik zeg niets. Mijn verzoek staat hem niet aan. Toch heb ik met mijn schaduw gesproken. Het zal vast wel 85 weer gebeuren dat de Poortwachter even niet oplet. De Poortwachter staat op. Hij loopt naar het aanrecht en slobbert het ene kopje water na het andere naar binnen. ‘Hoe gaat het met je werk?’ 90 ‘Langzaam, maar ik begin het te leren’, zeg ik. ‘Goed’, zegt de Poortwachter. ‘Zorg dat je je werk goed doet. Wie zijn werk slecht doet, heeft ook slechte gedachten, zeg ik altijd.’ Ik luister hoe mijn schaduw gestaag spijkers inslaat. 95 ‘Zullen we een eindje gaan wandelen?’ stelt de Poortwachter voor. ‘Ik wil je iets laten zien.’ Ik loop achter hem aan naar buiten. Wanneer we op de open plek komen, zie ik mijn schaduw. Hij staat op de kar en timmert de laatste plank vast. 45

258

De Poortwachter loopt met grote stappen over de open plek naar de Wachttoren. Het is een vochtige, grauwe middag. Donkere wolken komen laag over de Muur uit het westen aanwaaien en het lijkt alsof het elk moment kan gaan stortregenen. Het van zweet 105 doordrenkte hemd van de Poortwachter plakt aan zijn massieve lijf en geeft een zure stank af. ‘Dit is de Muur’, zegt de Poortwachter, terwijl hij een klap tegen de brede kant van de borstwering geeft. ‘Zeven meter hoog, loopt om de hele Stad heen. 110 Alleen voor vogels vormt de Muur geen belemmering. Behalve deze Poort is er geen ingang of uitgang. Lang geleden was er ook nog de Oostpoort, maar die is dichtgemetseld. Zie je deze bakstenen? Niets kan daar een bres in slaan, zelfs een kanon niet.’ 115 De Poortwachter raapt een stukje hout op en snijdt het vakkundig bij tot een dunne splinter. ‘Let op’, zegt hij. Hij steekt de houtsplinter in de ruimte tussen de bakstenen. De splinter dringt er amper een paar millimeter in door. Hij gooit het 120 stukje hout weg en schraapt met de punt van zijn mes over de stenen. Dat maakt een vreselijk geluid, maar er blijft geen enkel teken achter. Hij bestudeert zijn mes en bergt het vervolgens op. ‘Deze Muur is gebouwd zonder specie’, verklaart de 125 Poortwachter. ‘Die was niet nodig. De stenen sluiten volmaakt aan; er zit geen haarbreedte ruimte tussen. Niemand kan een bres in de Muur slaan. En niemand kan hem beklimmen. Omdat deze Muur volmaakt is. Dus haal je geen ideeën in je hoofd. Niemand gaat 130 hier weg.’ De Poortwachter legt een reusachtige hand op mijn rug. ‘Je moet je lot ondergaan. Als je dat doet, komt alles in orde. Geen zorgen, geen verdriet. Dat verdwijnt 135 allemaal. Denk niet meer aan de schaduw. Dit is het Einde van de Wereld. Hier houdt de wereld op. Je kunt verder nergens meer heen.’

100

Cover van Hardboiled Wonderland en het einde van de wereld.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Jeanette Winterson auTEur

Jeanette Winterson

kaLEnDEr

1959-

kErnbEgrip

postmodernisme, fictie en werkelijkheid, identiteit, tijd en ruimte, magisch realisme

siTuEring

Winterson debuteerde met Oranges are not the only fruit (1985), een sterk autobiografisch boek over een lesbisch meisje dat opgroeit in een streng religieuze gemeenschap en won meteen de Whitbread Prize. De Passie dateert van 1987. Jeanette Winterson.

De passie Ik ben altijd al een gokker geweest. Het is een aangeboren eigenschap, net als pikken en liefhebben. Wat ik instinctief niet wist, leerde ik al doende in het casino, door te kijken als anderen speelden en te 5 ontdekken waaraan mensen waarde hechten en wat ze dus op het spel zullen zetten. Ik leerde hoe je een uitdaging zo moest brengen dat hij onweerstaanbaar werd. We gokken in de hoop te winnen, maar het is de gedachte aan wat we eventueel zouden kunnen ver10 liezen die ons opwindt. Hoe je speelt, is een kwestie van temperament; kaarten, dobbelstenen, dominostenen, dergelijke voorkeuren zijn louter bijzaak. Alle gokkers zitten met het zweet in hun handen. Ik kom uit de stad der onbegrensde mogelijkheden, waar 15 alles kan, maar waar alles een prijs heeft. In die stad worden grote fortuinen in een nacht gewonnen en verloren. Dat is altijd zo geweest. Schepen die zijde en specerijen vervoeren zinken, de knecht verraadt de meester, het geheim is verklapt en weer luidt de 20 klok voor een dode door een ongeval. Maar avonturiers zonder een cent zijn er ook altijd welkom geweest, ze brengen geluk en heel vaak pikken ze zelf ook een graantje mee van dat geluk. Er zijn er die te voet komen en te paard vertrekken, terwijl 25 anderen die opschepten over hun rijkdom nu bedelen langs de Rialto. Dat is altijd al zo geweest. De geroutineerde gokker houdt altijd iets achter, iets om een volgende keer mee te spelen. Een zakhorloge, een jachthond. Maar de duivelse gokker houdt 30 iets kostbaars achter de hand, iets dat je maar eens in je leven op het spel zet. Achter het geheime paneel bewaart hij het, dat fantastische, kostbare iets waarvan niemand vermoedt dat hij het heeft. Ik heb zo’n man gekend. Geen dronkaard die geen 35 weddenschap kan laten lopen en evenmin een verslaafde die liever de kleren van zijn lijf rukt dan dat hij naar huis gaat. Een bedachtzaam man van wie beweerd werd dat hij beroepsmatig met goud en dood had te maken. Hij verloor enorm, zoals dat gaat met 40 gokkers; hij won onverwachts, zoals dat gaat met 1

gokkers, maar hij liet niet één keer merken dat het hem veel deed, wekte bij mij geen enkel vermoeden dat er iets belangrijks op het spel stond. Een hobbyist, dacht ik, en ik besteedde geen aandacht meer aan 45 hem. Ik houd namelijk van passie, ik voel me lekker tussen mensen die tot het uiterste gaan. Ik had ongelijk toen ik hem links liet liggen. Hij wachtte tot hij in de verleiding zou worden gebracht datgene op het spel te zetten wat voor hem waarde50 vol was. Hij was een rasgokker, hij was bereid dat kostbare, fantastische iets op het spel te zetten, maar niet voor een hond of een haan of gewoon bij het dobbelen. Op een rustige avond, de tafels waren half bezet en 55 de dominostenen lagen in hun dozen, was hij er weer, doelloos rondlopend, terwijl hij dronk en flirtte. Ik verveelde me. Toen kwam er een man binnen, niet een van onze vaste klanten, iemand die we geen van allen ken60 den, en na een paar tamme kansspelletjes kreeg hij die figuur in de smiezen en begon een gesprek met hem. Ze praatten wel een halfuur en zo geanimeerd dat wij aannamen dat ze zeker oude vrienden waren, waarop we onze belangstelling verloren. Maar de 65 rijke man, nog steeds vergezeld van zijn merkwaardig gebogen vriend, vroeg of hij iets mocht aankondigen, een uiterst merkwaardige weddenschap. We maakten ruimte voor hem in het midden en gaven hem het woord. 70 Het bleek dat zijn metgezel, de vreemdeling, uit een onherbergzaam gebied in de Levant kwam, waar exotische hagedissen broeden en alles ongewoon is. In zijn land had niemand belangstelling voor nietige bedragen aan een speeltafel, er werd om hogere 75 inzetten gespeeld. Een leven. De inzet was een leven. De winnaar moest de verliezer van het leven beroven op de manier die hij zelf wilde. Zo langzaam als hij maar wilde, met de 80 instrumenten die hij verkoos. Vaststond dat er maar 8 • Van 1970 tot heden

259

één leven gespaard zou worden. Onze rijke vriend was duidelijk opgewonden. Zijn ogen keken langs de gezichten en tafels in de speelzaal naar een gebied waar wij niet thuishoorden. Het 85 gebied van pijn en verlies. Wat kon het hem schelen om een fortuin te verliezen? Hij had een fortuin te verliezen. Wat kon het hem schelen om maîtresses te verliezen? 90 Er zijn vrouwen genoeg. Wat kon het hem schelen dat hij zijn leven zou kunnen verliezen? Hij had maar één leven. En dat was hem dierbaar. Er waren er die avond die hem smeekten het niet 95 door te zetten, die vonden dat de onbekende oude man iets griezeligs had, die misschien bang waren hetzelfde aanbod te krijgen en te weigeren. Wat je op het spel zet, onthult wat je dierbaar is. Dit waren de voorwaarden. 100 Een spel in drieën. Als eerste roulette, waar alleen het lot koningin is. Als tweede de kaarten, waar vaardigheid een rol bij speelt. Als derde de dominostenen, waarbij vaardigheid 105 alles bepaalt en Vrouwe Fortuna slechts in vermomming aanwezig is. Zal ze jouw kleuren dragen? Dit is de stad van vermommingen.

allerlaatste kans aangeeft. Het wiel kwam tot rust. Het was de vreemdeling die door Vrouwe Fortuna werd bemind.

Even bleef het stil, we verwachtten een of ander teken, iets van bezorgdheid aan de ene kant, enige 140 tevredenheid aan de andere, maar de twee mannen stonden op met wasbleke gezichten en liepen naar het optimistische groene laken. De kaarten. Geen mens weet wat ze in petto kunnen hebben. Je kunt alleen maar hopen op een goede hand. 145 Er werd snel gedeeld. Dit waren geroutineerde spelers. Ze speelden misschien een uur lang en wij dronken. Dronken om onze lippen nat te houden, onze lippen die droog werden telkens als er een kaart sneu150 velde en het ernaar uitzag dat de vreemdeling wel moest winnen. Op een vreemde manier had de zaal het gevoel dat de vreemdeling niet mocht winnen, dat hij ter wille van ons allemaal moest verliezen. In gedachten dwongen we onze rijke vriend geluk en 155 wijsheid te combineren en dat deed hij. Bij het kaarten won hij en ze stonden quitte.

Men was het eens over de voorwaarden, die streng zouden worden gecontroleerd. Winnaar was hij die twee van de drie keer won en in het geval dat een van de omstanders ‘Nee! wedstrijd onbeslist’ zou roepen, werd hij willekeurig aangewezen door de manager van het casino. 115 De voorwaarden leken eerlijk. Meer dan eerlijk in deze valse wereld, maar er waren er nog steeds een paar die de onbekende man niet helemaal vertrouwden, al zag hij er pretentieloos en ongevaarlijk uit. Als de duivel gaat dobbelen, komt hij dan in deze 120 gedaante? Zal hij zo rustig komen en in ons oor fluisteren? Als hij als een lichtende engel zou komen, zouden we onmiddellijk op onze hoede zijn. Het sein werd gegeven: spelen maar.

De blikken van de twee mannen kruisten elkaar even voor ze achter de dominostenen plaatsnamen en beide gezichten hadden iets van elkaar. Dat van 160 onze rijke vriend had een meer berekenende uitdrukking gekregen, terwijl het gezicht van zijn uitdager bedachtzamer was, minder wolfachtig dan eerst. Het was van het begin af aan duidelijk dat ze ook in dit spel aan elkaar gewaagd waren. Ze speelden 165 snel, taxeerden de openingen en de getallen, maakten bliksemsnel berekeningen terwijl ze elkaar de loef afstaken. Wij waren gestopt met drinken. Niemand bewoog en behalve het geklik van de dominostenen op de marmeren tafel was het doodstil. 170 Het was na middernacht. Ik hoorde het water onder ons tegen de stenen klotsen. Ik hoorde het speeksel in mijn keel. Ik hoorde de dominostenen klikken op de marmeren tafel. Er waren geen domino’s meer over. Geen openin175 gen. De vreemdeling had gewonnen.

We dronken aan één stuk door tijdens het eerste spel, terwijl we keken hoe het rood en het zwart onder onze handen draaiden, terwijl we keken hoe het glanzende streepje metaal weifelend van het ene nummer naar het andere ging, zonder benul van winnen of 130 verliezen. Eerst leek het erop dat onze rijke vriend zou winnen, maar op het laatste moment sprong het balletje uit zijn plekje en begon weer te draaien met dat wegstervende, misselijkmakende geluid dat de

De twee mannen stonden tegelijk op, schudden elkaar de hand. Toen zette de rijke man zijn handen op het marmer en wij zagen dat ze trilden. Mooie, 180 prettige handen die trilden. De vreemdeling zag het en stelde met een glimlachje voor dat ze aan de voorwaarden van hun weddenschap zouden voldoen. Niemand van ons deed een mond open, niemand van ons probeerde hem tegen te houden. Wilden we dat het 185 zou gebeuren? Hoopten we dat één leven de plaats

110

125

260

135

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

in zou kunnen nemen van vele? Ik weet niet wat onze motieven waren, ik weet alleen dat we zwegen. Dit was het doodvonnis: langzame verminking, te 190 beginnen met de handen. De rijkaard knikte bijna onmerkbaar en verdween met een buiging naar ons, in gezelschap van de vreemdeling. We hoorden niets meer, zagen geen van beiden ooit terug, maar op een dag, maanden 195 later, toen we onszelf al hadden getroost dat het een grap was geweest, dat ze op de hoek toen niemand het zag afscheid hadden genomen, elkaar alleen maar aan het schrikken hadden gemaakt, ontvingen we een paar handen, gemanicuurd en heel blank, op 200 groen laken gelegd in een glazen kistje. Tussen de wijsvinger en de duim van de linker lag een rouletteballetje en tussen de wijsvinger en de duim van de rechter een dominosteen. De manager hing het kistje aan de muur en daar 205 hangt het nog. Ik heb gezegd dat achter het geheime paneel iets fantastisch en kostbaars zit. We zijn er ons niet altijd van bewust, realiseren ons niet altijd wat we eigenlijk verborgen houden voor glurende ogen of dat die 210 glurende ogen misschien soms die van onszelf zijn. Er is een nacht geweest, acht jaar geleden, waarin een hand het geheime paneel opzij schoof toen ik er niet op bedacht was en me liet zien wat het was dat ik voor mezelf hield. 215 Mijn hart is een betrouwbaar orgaan, hoe kon het mijn hart zijn? Mijn alledaagse, hardwerkende hart dat lachte om het leven en niets prijsgaf. Ik heb poppetjes uit het oosten gezien die stuk voor stuk in elkaar passen, zodat de een de ander verbergt en ik 220 weet dus dat het hart zichzelf kan verbergen. Het was een kansspel waaraan ik meedeed en mijn hart was de inzet. Zulke spelletjes kunnen maar één keer gespeeld worden. Zulke spelletjes kunnen maar beter helemaal niet 225 gespeeld worden. Het was een vrouw van wie ik hield en jullie zullen moeten toegeven dat dat niet gewoon is. Ik heb haar maar vijf maanden gekend. Negen nachten hadden we samen en ik heb haar nooit meer teruggezien. Jul230 lie zullen moeten toegeven dat dat niet gewoon is. Ik heb altijd de voorkeur gegeven aan kaarten boven dobbelen, dus ik had kunnen weten dat de kans erin zat dat ik een wildcard zou trekken. De schoppenvrouw. 235 Ze woonde eenvoudig en smaakvol en haar echtgenoot werd soms weggeroepen om een nieuwe curiositeit te bekijken (hij handelde in boeken en kaarten). Kort nadat wij elkaar hadden ontmoet, moest hij weg. Negen dagen en nachten lang bleven we in haar huis, 240 zonder één keer de deur open te doen, zonder één

keer uit het raam te kijken. We waren naakt en schaamden ons niet. En we waren gelukkig. De negende dag werd ik een poosje alleen gelaten, 245 omdat ze bepaalde huishoudelijke zaken moest regelen voordat haar echtgenoot terugkwam. De regen kletterde die dag tegen de ramen, deed het water in de kanalen beneden stijgen en woelde de rotzooi die onder de oppervlakte ligt los, de rotzooi waar de rat250 ten en ballingen van leven in hun donkere labyrinten. Het was kort na Nieuwjaar. Ze had tegen me gezegd dat ze van me hield. Ik twijfelde geen moment aan haar woord, omdat ik kon voelen hoe waar het was. Als ze mij aanraakte, wist ik dat ik bemind werd en 255 met een passie die ik nooit eerder had gevoeld. Niet bij een ander en niet bij mijzelf. Liefde is tegenwoordig iets modieus en in deze modieuze stad weten we hoe we de liefde luchtig moeten opvatten en hoe we ons hart in bedwang 260 moeten houden. Ik beschouwde mijzelf als een beschaafde vrouw en ik merkte dat ik een barbaar was. Als ik eraan dacht haar te verliezen, wilde ik ons beiden liever op een verlaten plek verdrinken dan me te voelen als een beest zonder vriend. 265 Op de negende avond aten en dronken we, zoals gewoonlijk alleen thuis, het personeel had vrijaf. Ze maakte graag omelet met kruiden klaar die we dan aten met scherpe radijsjes die ze speciaal ergens kocht. Af en toe stokte ons gesprek en ik las morgen in 270 haar ogen. Morgen als we afscheid zouden nemen en ons leven van zonderlinge ontmoetingen in vreemde buurten zouden hervatten. Er was een café waar we meestal heengingen, vol studenten uit Padua en artiesten op zoek naar inspiratie. Men kende haar 275 daar niet. Ze kon daar niet betrapt worden door haar vrienden. Zo hadden we elkaar steeds ontmoet en ontmoet in tijd die niet van ons was, tot dit cadeau van negen nachten. Ik kon haar verdriet niet aanzien, het was te groot. 280 Het heeft geen zin van iemand te houden naast wie je nooit wakker kunt worden behalve toevallig. De gokker wordt gedreven door de hoop te zullen winnen, opgewonden door de angst te verliezen en als hij wint, gelooft hij dat het geluk met hem is en 285 dat hij weer zal winnen. Als negen nachten mogelijk waren, waarom dan niet tien? Zo gaat het en de weken gaan voorbij terwijl je wacht op de tiende nacht, wacht tot je weer wint en 290 al die tijd verlies je stukje bij beetje dat kostbare, fantastische iets dat niet vervangen kan worden. Haar man handelde alleen in wat uniek was, hij kocht nooit een schat die iemand anders misschien ook had. 295 Zou hij dan mijn hart kopen en het haar schenken? 8 • Van 1970 tot heden

261

Ik had het al negen nachten op het spel gezet. Toen ik ’s morgens wegging, zei ik niet dat ik haar niet meer zou zien. Ik maakte eenvoudig geen afspraak. Ze drong er niet bij mij op aan. Ze had vaak gezegd dat 300 ze bij het ouder worden zo veel mogelijk uit het leven probeerde te halen, maar dat ze weinig verwachtte. En toen was ik weg. Telkens als ik in de verleiding kwam om naar haar toe te gaan, ging ik in plaats daarvan naar het casino 305 en keek hoe de een of andere dwaas zich aan de tafels vernederde. Ik kon gokken op nog één nacht, mijzelf nog een beetje zwakker maken, maar na de tiende nacht zou de elfde komen en de twaalfde en zo verder naar de stille leegte waar de pijn heerst van het 310 nooit genoeg hebben. De stille leegte vol hongerende kinderen. Ze hield van haar echtgenoot. Ik besloot te trouwen. Er was een man die mij al een tijdje wilde hebben, een man die ik had afgewezen, vervloekt. Een man 315 die ik verachtte. Een rijke man met dikke vingers. Hij vond het prettig als ik me als jongen kleedde. Ik kleed me graag af en toe als een jongen. Dat hadden we althans gemeen. Hij kwam iedere avond naar het casino, speelde om 320 hoge bedragen zonder ooit iets al te kostbaars op het spel te zetten. Hij was niet gek. Hij pakte me beet met zijn afschuwelijke handen, waarvan de vingertoppen aanvoelden als openbrekende puisten en vroeg me of ik van gedachten was veranderd over zijn aanbod. 325 We konden de wereld rondreizen, zei hij. Alleen wij drieën. Hij, ik en mijn broek met klep. De stad waar ik vandaan kom, is een veranderlijke stad die niet altijd even groot is. Straten komen en verdwijnen van de ene nacht op de andere, nieuwe 330 waterwegen zoeken zich met geweld een weg over droog land. Er zijn dagen waarop je niet van het ene eind naar het andere kunt lopen, zo ver is de tocht, en er zijn dagen waarop je tijdens een wandeling je hele koninkrijk doorloopt als een tinnen soldaatje. 335 Ik had zo langzamerhand het gevoel dat er in die stad maar twee mensen waren die elkaar aanvoelden maar nooit ontmoetten. Telkens als ik de deur uit ging, hoopte en vreesde ik de ander te zien. Ik zag maar één gezicht in de gezichten van vreemden en 340 in de spiegel zag ik dat van mijzelf. De wereld. De wereld is toch zeker groot genoeg om zonder angst rond te lopen. We trouwden zonder formaliteiten en vertrokken 345 onmiddellijk naar Frankrijk, naar Spanje, naar Constantinopel zelfs. In dat opzicht hield hij woord en ik dronk iedere maand ergens anders mijn koffie. In een zekere stad waar het klimaat goed was,

262

woonde een jonge Joodse man die ervan hield zijn koffie op een terras te drinken en de wereld langs te zien komen. Hij zag matrozen en reizigers en vrouwen met zwanen in hun haar en allerlei fantastische krankzinnigheden. Op een dag zag hij een jonge vrouw langsvliegen, 355 terwijl haar kleren achter haar aan wapperden. Ze was mooi en omdat hij wist dat schoonheid ons goed maakt, vroeg hij haar om even stil te houden en koffie met hem te drinken. ‘Ik ben aan het weglopen’, zei ze. 360 ‘Van wie loop je weg?’ ‘Mijzelf.’ Maar ze wilde wel even komen zitten, omdat ze eenzaam was. Hij heette Salvadore. 365 Ze praatten over de bergketens en de opera. Ze praatten over dieren met metalen huiden die een hele rivier af kunnen zwemmen zonder boven te komen om lucht te scheppen. Ze praatten over het kostbare, fantastische iets dat iedereen heeft en geheimhoudt. 370 ‘Hier,’ zei Salvadore, ‘moet je zien’, en hij haalde een vanbuiten geëmailleerde en vanbinnen zacht beklede doos tevoorschijn en daarin lag zijn hart. ‘Ruil het met mij voor het jouwe.’ Maar dat kon ze niet, want ze reisde niet met haar 375 hart, het klopte ergens anders. Ze bedankte de jongeman en ging terug naar haar echtgenoot, wiens handen over haar lichaam kropen als krabben. En de jongeman dacht nog vaak aan een mooie 380 vrouw op die zonnige dag toen de wind tegen haar oorhangers blies zodat het vinnen leken. 350

We reisden twee jaar lang, toen stal ik zijn horloge en het geld dat hij op zak had en verliet hem. Ik kleedde me als jongen om niet gesnapt te worden en toen hij 385 snurkend van zijn rode wijn en het grootste deel van een gans lag te bekomen, loste ik op in de duisternis die altijd mijn vriend is geweest. Ik deed allerlei karweitjes op schepen en in deftige huizen, leerde vijf talen spreken en zag ook de daar390 opvolgende drie jaar die noodlotsstad niet terug. Toen nam ik in een opwelling en omdat ik mijn hart terug wilde, een schip naar huis. Ik had beter moeten weten dan mijn geluk te beproeven in de krimpende stad. Hij had me al gauw gevonden en zijn woede 395 omdat ik hem had bestolen en verlaten was nog niet bekoeld, ook al leefde hij inmiddels samen met een andere vrouw. Een vriend van hem, een uitgeslapen heerschap, stelde ons een kleine weddenschap voor, een manier 400 om onze problemen op te lossen. We moesten kaarten en als ik won, was ik vrij om te gaan en te staan waar ik wilde met voldoende geld op zak. Als ik ver-

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

loor, kon mijn echtgenoot met mij doen wat hij wilde, al mocht hij mij niet molesteren of vermoorden. 405 Wat had ik voor keus? Op dat moment dacht ik dat ik slecht speelde, maar naderhand ontdekte ik dat er met de kaarten was geknoeid en dat de weddenschap van het begin af aan doorgestoken kaart was geweest. Zoals ik jullie 410 al zei, mijn echtgenoot is niet gek. Het was de hartenboer die me de das omdeed.

En mijn echtgenoot telde het na met trillende vingers. Hij had me verkocht. Ik moest met het leger mee, als vertier voor de generaals. Dat was, verzekerde Murat mij, een hele eer. 435 Ze gaven me niet genoeg tijd om mijn hart op te halen, alleen mijn bagage, maar daar ben ik ze dankbaar voor; dit is geen oord voor een hart.

430

Toen ik verloor, dacht ik dat hij me zou dwingen mee naar huis te gaan en dat de zaak daarmee zou zijn afgelopen, maar in plaats daarvan liet hij me drie 415 dagen wachten en stuurde me toen een boodschap om hem te ontmoeten. Toen ik aankwam, stond hij daar met zijn vriend en een hooggeplaatste officier, een Fransman, die generaal Murat bleek te zijn. 420 Die officier nam mij van top tot teen op in mijn vrouwenkleren en vroeg me toen om mijn ongedwongen vermomming aan te trekken. Hij was een en al bewondering en haalde, terwijl hij zich van mij afwendde, een grote tas tussen zijn spullen vandaan 425 en zette die op de tafel tussen hemzelf en mijn echtgenoot. ‘Dit is de prijs die we destijds overeen zijn gekomen’, zei hij.

Cover van De Passie.

Cover van The Passion.

José saramago auTEur

José Saramago

kaLEnDEr

1922-2010

kErnbEgrip

communist, criticus, atheïst, pessimist, stilist

siTuEring

Controversieel auteur. Hij kreeg in 1998 de Nobelprijs voor de Literatuur. Bij de Europese verkiezingen stelde Saramago zich (op een onverkiesbare plaats) kandidaat voor de Communistische Partij Portugal. De stad der blinden werd in 1995 gepubliceerd. José Saramago.

De stad der blinden Fragment 1

De auto’s trokken bruusk op, maar onmiddellijk werd duidelijk dat dat niet voor allemaal gold. De eerste van de middelste rij staat stil, panne zeker, een loszittend gaspedaal of een niet-pakkende koppeling, iets 5 mis met het hydraulische systeem, blokkerende remmen, geen stroom, als tenminste niet gewoon de benzine op is, het zou niet de eerste keer zijn dat zoiets gebeurt. De nieuwe groep voetgangers die zich op de trottoirs aan het vormen is, ziet de chauffeur van 10 de stilstaande auto wild zwaaien achter de voorruit, terwijl de wagens achter hem driftig toeteren. Een 1

paar chauffeurs zijn al uitgestapt met de bedoeling de auto aan de kant te duwen, zodat hij het verkeer niet meer hindert, ze kloppen woedend op de raam15 pjes, de man binnenin draait zijn hoofd naar hen toe, naar de ene kant, naar de andere, je kunt zien dat hij iets roept, uit de bewegingen van zijn mond valt af te leiden dat hij een woord herhaalt, nee, niet een maar drie, ja drie, zoals duidelijk zal worden als iemand er 20 ten slotte in slaagt een portier te openen, Ik ben blind. Je zou het niet zeggen. Oppervlakkig bekeken, beter kan op dit moment ook niet, lijken de ogen van de man gezond, de iris is helder, glanzend, het wit

8 • Van 1970 tot heden

263

25

30

compact als porselein. De wijd opengesperde ogen, de rimpels in het gezicht, de opgetrokken wenkbrauwen, dat alles duidt onmiskenbaar op angst. Met een snelle beweging verdwijnt wat er te zien was achter de gebalde vuisten van de man, alsof hij het laatste beeld dat hij heeft opgevangen wil vasthouden, een rond rood licht. Ik ben blind, ik ben blind, herhaalde hij wanhopig terwijl hij uit de auto werd geholpen, en de tranen die opwelden, maakten zijn ogen, waarvan hij beweerde dat ze dood waren, nog glanzender. Fragment 2

Een week later lieten de schofterige blinden weten dat ze vrouwen wilden. Gewoon zo, Breng ons vrouwen. Deze onverwachte, ofschoon niet helemaal ongewone eis lokte natuurlijk algehele verontwaardiging uit, 5 de ontstelde afgezanten die de order hadden overgebracht, keerden spoorslags terug met de mededeling dat de slaapzalen, de drie van rechts en de twee van links, met inbegrip van de blinde mannen en vrouwen die op de grond sliepen, unaniem hadden beslo10 ten die vernederende eis niet in te willigen, met als argument dat de menselijke, in dit geval vrouwelijke waardigheid niet zover omlaag kon worden gehaald en dat de derde zaal het hun niet kon aanwrijven dat er bij hen geen vrouwen zaten. Het antwoord was 15 kort en droog, Geen vrouwen, dan ook geen eten. Vernederd keerden de afgevaardigden met dat bevel terug naar de zalen, Jullie gaan, of ze geven ons niets te eten. De vrouwen die alleen waren, geen partner of vaste vriend hadden, reageerden onmiddellijk ver20 ontwaardigd dat ze niet van plan waren voor het eten van de mannen van de andere vrouwen te betalen met wat ze tussen hun benen hadden, een van hen vergat zelfs het ontzag dat ze aan haar eigen sekse verplicht was en bestond het te zeggen, Ik wil daar 25 best heen gaan, maar wat ik verdien, is voor mij en als ik zin heb, blijf ik gewoon bij ze, ben ik tenminste verzekerd van tafel en bed. Dat was klare taal, maar tot handelen ging ze niet over, want ze bedacht nog op tijd hoe slecht het haar zou vergaan als ze de erotische 30 razernij over zich heen moest laten komen van twintig ontketende kerels die blind van geilheid leken. Die zo lichtzinnig gedane uitspraak in de tweede zaal rechts viel echter niet op onvruchtbare bodem, want een van de afgezanten, die de gelegenheid goed 35 te baat wist te nemen, greep het onmiddellijk aan om voor te stellen dat zich vrijwilligsters moesten melden, aangezien het stukken gemakkelijker is iets uit eigen beweging te doen dan uit dwang. Hij wilde er nog een spreekwoord aan toevoegen, maar was op 40 het laatste moment zo verstandig en voorzichtig om dat in te slikken: wie wil heeft van zijn werk, wordt niet gauw moe. Desondanks regende het protesten zodra hij zijn mond hield, de furies sprongen van alle

45

50

55

1

264

60

65

70

75

80

85

90

95

kanten tevoorschijn, zonder mededogen werden de mannen moreel afgemaakt, uitgescholden voor pooiers, koppelaars, bloedzuigers, vampiers, uitbuiters, boutenbikkers, al naargelang van opleiding, sociaal milieu en persoonlijke stijl van de terecht laaiende vrouwen. Sommigen zeiden dat ze er spijt van hadden uit pure goedheid en medelijden te zijn gezwicht voor het gezeur om seks van lotgenoten die hen nu als stank voor dank het ergst denkbare lot wilden laten ondergaan. De mannen probeerden zich te verdedigen, dat was helemaal niet zo, ze moesten niet overdrijven, verdorie, ze konden er toch over praten, in moeilijke en gevaarlijke situaties worden er altijd vrijwilligers gevraagd en wat was dit anders dan een moeilijke en gevaarlijke situatie, We lopen allemaal gevaar om te sterven van de honger, jullie en wij. Een paar vrouwen werden door die woorden tot rede gebracht en bedaarden, maar een andere gooide weer olie op het vuur door, ineens geïnspireerd, ironisch te vragen, En wat zouden jullie doen als ze in plaats van om vrouwen om mannen hadden gevraagd, daar ben ik toch wel reuze benieuwd naar. De vrouwen juichten, Ja, ja, vertel op, riepen ze in koor, dol enthousiast omdat ze de heren met de rug tegen de muur hadden gedrukt, gevangen in hun eigen logische valstrik, waaruit ze niet konden ontsnappen, nu wilden ze wel eens zien tot hoever het zo geprezen coherente denken van mannen ging, Er zitten hier geen flikkers, waagde een man in te brengen. Maar ook geen hoeren, wierp een vrouw tegen die de provocerende vraag had gesteld, en ook al zijn die er wel bij, dan zit het er dik in dat ze geen zin hebben om dat voor jullie te zijn. De mannen werden heel klein, ze wisten maar al te goed dat er maar één antwoord was dat de wraaklustige vrouwen tevreden kon stellen, Als ze mannen zouden willen, zouden wij gaan, maar geen van hen had de moed die paar duidelijke, ongeremde woorden uit te spreken, en ze waren zo verbouwereerd dat ze er niet eens aan dachten dat ze dat zonder enig gevaar konden zeggen, aangezien die klootzakken hun lusten niet wilden botvieren op mannen, maar op vrouwen. Welnu, wat geen enkele man dacht, schenen de vrouwen te denken, een andere verklaring was er niet voor de stilte die langzaam neerdaalde over de slaapzaal waar deze strubbelingen plaatsvonden, alsof ze hadden ingezien dat de overwinning in deze woordenstrijd voor hen niet verschilde van de nederlaag die onvermijdelijk zou volgen, en in de andere zalen zal het debat niet anders zijn gelopen, omdat alle zin en onzin van de mens zoals bekend vaak herhaald wordt. Hier was het laatste woord gezegd door een vrouw van vijftig die haar oude moeder bij zich had en niet wist hoe ze haar anders te eten moest geven, Ik ga, zei ze, zonder te weten dat die woorden de echo

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

waren van de woorden die in de eerste zaal rechts waren gesproken door de vrouw van de oogarts, Ik ga, in haar zaal zaten maar een paar vrouwen, misschien waren de protesten daarom minder talrijk en minder fel (…). De eerste blinde had onmiddellijk laten weten dat zijn vrouw dat niet zou doen, haar lichaam 105 geven aan wildvreemden, kom nou, voor geen geld, dat wilde zij niet en hij liet het niet toe, waardigheid is niet te koop, als je aan dat soort dingen toegeeft, verliest je leven voor je het weet iedere zin. Daarop vroeg de oogarts wat voor zin hij zag in de toestand 110 waarin ze zich allemaal bevonden, uitgehongerd, tot over hun oren in de drek, opgevreten door luizen, onder de kakkerlakken en de vlooienbeten, Ik heb ook liever niet dat mijn vrouw daarheen gaat, maar wat ik graag of niet graag heb, doet niet ter zake, zij 115 heeft gezegd dat ze wil gaan, dat is haar beslissing, ik weet dat mijn mannelijke trots, datgene wat wij

100

mannelijke trots noemen, als we na zoveel vernederingen tenminste nog wat over hebben dat die naam verdient, ik weet dat die zal lijden, hij lijdt al, ik kan er 120 niets aan doen, maar het is waarschijnlijk ons enige redmiddel als we willen leven. Iedereen moet maar doen wat zijn geweten hem ingeeft, zo denk ik erover en ik ben niet van plan van gedachten te veranderen, beet de eerste blinde fel terug. Toen zei het meisje 125 met de zonnebril, Die lui weten niet hoeveel vrouwen hier zitten, u kunt de uwe dus rustig houden voor exclusief gebruik, wij onderhouden jullie allebei wel, alleen wil ik wel eens weten hoe u zich dan met die waardigheid van u voelt, hoe het brood u smaakt 130 dat wij voor u gehaald hebben. Daar gaat het niet om, begon de eerste blinde te antwoorden, waar het om gaat, is, maar de zin bleef in de lucht hangen, in feite wist hij niet waar het eigenlijk om ging …

José Saramago’s boek Ensaio Sobre a Cegueira (essay over de blindheid, vertaald als ‘De stad der blinden’) werd verfilmd en kreeg de titel Blindness (2008).

alain de botton auTEur

Alain de Botton

kaLEnDEr

1969-

kErnbEgrip

filosoof

siTuEring

De Botton is een Engelsman van Zwitserse afkomst. Zijn theorieën hebben vaak betrekking op de westerse sociaaleconomische verschijnselen, zoals statusangst en de kunst van het reizen. De biograaf dateert van 1995. Alain de Botton.

De biograaf Nu zou je natuurlijk kunnen tegenwerpen dat er nooit tevoren zoveel tijd is besteed aan de onbeduidende details van andere mensen. De levens van dichters en astronauten, generaals en ministers, bergbeklim5 mers en industriëlen, allemaal liggen ze voor ons op de tafels van stijlvolle boekwinkels. Ze luiden het door Andy Warhol voorspelde mythische tijdperk in waarin iedereen een kwartier lang beroemd zou zijn (dat wil zeggen: het onderwerp van een biografie). 10 De vervulling van deze nobele warholiaanse wens heeft evenwel altijd iets ingewikkelds gehad, alleen al 1

getalsmatig – de wereldbevolking passeert het laatste decennium van de twintigste eeuw immers zo langzamerhand de vijf en een half miljard. Een rekensom 15 leert dat een kwartier lang aandacht schenken aan alle vandaag de dag levende zielen niet minder dan 1711 eeuwen zou vergen. En dat waren dan alleen nog maar de praktische problemen. De filosoof Cioran heeft in een som20 bere, maar onvoorziene warholiaanse parallel eens geschreven dat het voor een mens onmogelijk is langer dan een kwartier oprecht in een ander mens geïn-

8 • Van 1970 tot heden

265

teresseerd te zijn (lach niet, probeer het maar eens en kijk dan wat er gebeurt). En zelfs Freud, van wie men 25 toch zou hebben verwacht dat hij hoop koesterde op wederzijds menselijk begrip en communicatie, zei aan het eind van zijn leven tegen een verslaggever dat hij eigenlijk over niets te klagen had: ‘Ik ben over de zeventig geworden. Ik heb altijd genoeg 30 te eten gehad. Ik heb van veel dingen genoten. Een heel enkele keer heb ik iemand ontmoet die me bijna begreep. Wat kan ik nog meer verlangen?’ Een heel enkele keer in een mensenleven. Wat een solitair totaal, maar welk een schrijnende geringheid, 35 die ons tart de intensiteit van onze verhouding met degenen die we weekhartig onze vrienden noemen in twijfel te trekken. Je kunt je de wrange glimlach voorstellen die Freud in petto zou hebben gehad voor de zelfingenomenheid van biografen die hem naar 40 gene zijde waren gevolgd om ons vanaf het stofomslag te melden dat zij als eersten het wezen van zijn persoonlijkheid hebben doorgrond. Ondanks die beweringen, ondanks die belemmeringen had de taak van de biograaf iets dat mijn 45 verbeeldingskracht tergde; het idee een menselijk wezen zo volkomen te doorgronden als de ene mens de andere maar kon hopen te doorgronden, helemaal op te gaan in het leven van een ander, de wereld met frisse ogen te bezien, iemands spoor te volgen via 50 diens kinderjaren en dromen, door het naspeuren van de verscheidenheid van diens voorkeuren, van de prerafaëlieten tot aan vruchtensorbets. Waarom zou ík me niet aan een biografie wagen? Het zou slechts een kleine boetedoening zijn voor al die jaren dat ik 55 had nagelaten serieus naar anderen te luisteren, voor al die keren dat ik onhoorbaar had zitten geeuwen, me afvragend wat ik voor de volgende dag op mijn programma had staan, terwijl er onder het genot van een laatste kop koffie fragmentjes van minibiogra60 fieën aan me werden ontvouwd. Het morele nut van de biografische opwelling in aanmerking genomen, stond ik bij mijn speurtocht naar een geschikt onderwerp echter versteld van de beperktheid waarmee de beoefenaren van dit genre 65 door de eeuwen heen hun doelwit hadden opgespoord tussen de miljarden zielen die onze planeet bewonen of eens hebben bewoond. Als er, zoals Warhol heeft geopperd, enkel voor iedereen die op dat moment leefde een plaats te geven een opstopping 70 van 1711 eeuwen zou ontstaan, dan had de hardnekkigheid waarmee bepaalde personages beslag hadden gelegd op het biografische domein iets egoïstisch: Hitler, Buddy Holly, Napoleon, Verdi, Jezus, Stalin, Stendhal, Churchill, Balzac, Goethe, Marilyn 75 Monroe, Caesar, W.H. Auden. Het waarom daarvan was wel duidelijk: deze figuren hadden immers in artistiek of politiek opzicht een enorme al dan niet

266

heilzame invloed uitgeoefend op hun medemensen. Hun levens waren wat men gemakshalve buitenpro80 portioneel zou kunnen noemen; ze belichaamden de uiterste begrenzingen van het menselijk kunnen, iets wat je de adem beneemt en je ’s ochtends in je forensentrein aangrijpt. Bij nader inzien bleek het de biografen evenwel niet 85 in eerste instantie te gaan om het benadrukken van het verschil tussen de groten en de stervelingen die zijn aangewezen op het openbaar vervoer; veeleer waren ze erop gebrand aan te tonen dat de vereeuwigde (in weerwil van het veroveren van Rusland, 90 het onderwerpen van de Indiërs, het componeren van La Traviata en het uitvinden van de stoommachine) eigenlijk niet eens zoveel van jou en mij verschilde. Het genoegen van het lezen van biografieën lag voor een deel hierin dat je iemand van vlees en 95 bloed herkende in mensen van wie je had gedacht dat ze uit heel ander hout gesneden waren; het ging om het persoonlijke, om het menselijke dat uit een veelbetekenend detail naar voren kwam, maar dat door de geschiedschrijving uit haar plechtstatige portret 100 was geretoucheerd. Het had iets opwindends om te vernemen dat Napoleon (de onoverwinnelijke Napoleon Bonaparte, wiens lichaam zo roemvol onder drie meter marmer in de vergulde Dôme des Invalides te ruste 105 is gelegd) dol was op gebraden kip en aardappelen in de schil. Door zijn voorliefde voor deze nederige kost, voor iets wat wij op een doordeweekse namiddag gewoon van de supermarkt zouden kunnen meebrengen, kon hij een echt mens worden, iemand met wie je 110 je zou kunnen vereenzelvigen. Hij is tot leven gekomen voor zover hij deel had aan alledaagse bezigheden: hij treurde en hield er ordinaire scharrels op na, beet op z’n nagels en was jaloers op zijn vrienden, hij hield van honing, maar walgde van marmelade – alles 115 voldeed om de ijzige heldhaftigheid van het officiële beeld te verzachten.

Cover van De biograaf.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Michel Houellebecq auTEur

Michel Houellebecq (pseudoniem van Michel Thomas)

kaLEnDEr

1958-

kErnbEgrip

maatschappijkritiek, de roman als mengvorm van emotie, filosofie en theorie

siTuEring

In zijn oeuvre beschrijft hij het bankroet van de libertijnse westerse maatschappij die de individuele vrijheid als ultieme maatstaf aanneemt en ontspoort in een koude, egoïstische samenleving waarin onder andere new age, vrije liefde, abortus, euthanasie en zelfmoord alomtegenwoordige en gebanaliseerde verschijnselen worden. Elementaire deeltjes (1998) werd in meer dan 20 talen vertaald. Michel Houellebecq.

Elementaire deeltjes Op weg naar huis kocht Bruno twee flessen anijslikeur bij een Arabisch kruidenierswinkeltje. Voordat hij zich straalzat ging drinken, belde hij zijn broer op om te zeggen dat hij de volgende dag zou langsko5 men. Toen hij bij Michel aankwam, bleek die na zijn vastenperiode plotseling door een enorme honger te zijn bevangen; hij propte plakken Italiaanse worst naar binnen en dronk het ene glas wijn na het andere leeg. ‘Tast toe, tast toe …’ mompelde hij. Bruno had 10 de indruk dat hij hem nauwelijks hoorde. Het was net alsof hij tegen een psychiater praatte, of tegen een muur. Toch praatte hij. ‘Jarenlang heeft mijn zoon zich tot mij gewend en om mijn liefde gevraagd; ik was depressief, ontevre15 den over mijn leven, en ik heb hem afgewezen – in afwachting van het moment dat het beter zou gaan. Ik wist toen niet dat die jaren zo kort zouden zijn. Tussen de zeven en de twaalf jaar is een kind een heerlijk, vriendelijk, redelijk en open wezentje. Het 20 leeft in volmaakte redelijkheid en het leeft in vreugde. Het is vol liefde, en zelf is het tevreden met de liefde die het als vanzelf ontvangt. Daarna loopt alles fout. Alles loopt onherstelbaar fout.’ Michel verslond de laatste twee plakken worst en 25 schonk zich nog een glas wijn in. Zijn handen trilden vreselijk. Bruno vervolgde: ‘Het is moeilijk je iets idioters, agressievers, ongenietbaarders en hatelijkers voor te stellen dan een jongen in de prepuberteit, vooral wanneer hij samen is met andere jongens 30 van zijn leeftijd. Zo’n jongen in de prepuberteit is tegelijkertijd een monster en een imbeciel, zijn conformisme is bijna ongelooflijk; hij lijkt wel de plotselinge, kwaadaardige (en, als je naar het kind kijkt, onvoorspelbare) kristallisatie van het allerergste in 35 de mens. Als je dat hebt gezien, hoe kun je er dan nog aan twijfelen dat seksualiteit een door en door slechte kracht is? En hoe kunnen mensen het verdragen met een jongen in de prepuberteit onder één dak te wonen? Mijn stelling is dat ze daar alleen in sla40 gen omdat hun leven volkomen leeg is. Toch is mijn 1

leven ook leeg, maar mij is het niet gelukt. In ieder geval liegt iedereen, en iedereen liegt op een groteske manier. Je bent gescheiden, maar je blijft goede vrienden. Om de twee weekends komt je zoon bij jou. Het 45 is een smeerboel. Een totale, absolute smeerboel. In werkelijkheid hebben mannen zich nooit voor hun kinderen geïnteresseerd, ze hebben er nooit liefde voor gevoeld, mannen zijn niet eens in staat liefde te voelen, dat is iets wat ze volkomen vreemd is. Wat ze 50 wel kennen, is begeerte, brute seksuele begeerte en concurrentie tussen mannetjes. En daarna, veel later, binnen het kader van het huwelijk, kon het vroeger gebeuren dat ze erin slaagden jegens hun levensgezellin iets van erkentelijkheid te voelen – wanneer ze 55 hun kinderen had geschonken, goed het huishouden deed, zich een goede kokkin of minnares betoonde; dan genoten ze ervan in hetzelfde bed te slapen. Dat was misschien niet echt wat de vrouwen wilden, er was misschien een misverstand in het spel, maar het 60 was een gevoel dat heel sterk kon zijn – en zelfs als ze het opwindend vonden (overigens steeds minder) zich af en toe te goed te doen aan een lekker kontje, konden ze letterlijk niet meer zonder hun vrouw: wanneer die ongelukkigerwijs kwam te overlijden,

Cover van Elementaire deeltjes.

8 • Van 1970 tot heden

267

begonnen ze te drinken en stierven algauw, over het algemeen binnen een paar maanden. Wat de kinderen betreft, die vormden de overdracht van een status, regels en een erfgoed. Dat was natuurlijk zo in de feodale bevolkingslagen, maar ook bij hande70 laren, boeren, ambachtslieden, eigenlijk in alle klassen van de maatschappij. Tegenwoordig bestaat dat niet meer: ik sta op een loonlijst, ik huur mijn huis, ik heb niets om aan mijn zoon over te dragen. Ik heb geen beroep dat ik hem kan leren, ik weet zelfs niet 75 wat hij later zou kunnen gaan doen. De regels die ik heb gekend, zullen in ieder geval voor hem niet meer gelden, hij zal in een geheel andere wereld leven. De ideologie van de voortdurende verandering aanvaarden, betekent aanvaarden dat het leven van een man 80 strikt beperkt blijft tot zijn individuele bestaan, en dat de vroegere en toekomstige generaties in zijn ogen van geen enkel belang zijn. Zo leven wij, en een kind krijgen heeft tegenwoordig geen enkele betekenis meer voor een man. Voor vrouwen is dat anders, 85 want die blijven de behoefte voelen aan iemand van 65

wie ze kunnen houden – wat bij mannen niet het geval is, en nooit is geweest. Het is onzin te beweren dat mannen ook behoefte hebben om te moederen, met hun kinderen te spelen, ze te liefkozen. Dat mag 90 dan wel al jarenlang worden beweerd, het blijft onzin. Als je eenmaal gescheiden bent en het gezin is uit elkaar gevallen, verliest het contact met je kinderen elke zin. Het kind is de val die is dichtgeklapt, het is de vijand die je zult moeten blijven onderhouden, en 95 die jou zal overleven.’ Michel stond op en liep naar de keuken om een glas water te halen. Hij zag gekleurde wielen die halverwege in de lucht ronddraaiden, en hij voelde dat hij moest overgeven. Het eerste wat hem te doen stond, 100 was het trillen van zijn handen stoppen. Bruno had gelijk, vaderliefde was een verzinsel, een leugen. Een leugen is nuttig wanneer hij de werkelijkheid kan helpen veranderen, bedacht hij; maar als die verandering mislukt, is het enige wat overblijft de leugen, 105 de verbittering en het besef van de leugen.

De Duitse dramafilm Elementaire deeltjes (Elementarteilchen, 2006) is gebaseerd op de controversiële roman van Michel Houellebecq. Regisseur Oskar Roehler besloot het verhaal te verplaatsen naar Berlijn (kort na de eeuwwisseling) en zich te richten op de halfbroers Michael en Bruno. Van Elementaire deeltjes was in 2004 al een toneelstuk gemaakt door de Nederlandse theaterregisseur Johan Simons.

268

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

andré brink auTEur

André Brink

kaLEnDEr

1935-

kErnbEgrip

politiek engagement, postkoloniaal

siTuEring

In de jaren zestig was hij samen met Breyten Breytenbach een sleutelfiguur in de Afrikaanse literaire beweging die bekend werd onder de naam de Zestigers. Sommige boeken van André Brink werden door het apartheidsregime gecensureerd. De Duivelsvallei (Afrikaanse titel: Duiwelskloof) dateert van 1998. André Brink.

De Duivelsvallei Oude Hottentottengewoonte

De kameleon bood geen uitkomst. Hoe had dat ook gekund? Toch leed Hans Toordenaar geen gezichtsverlies, omdat hij de schuld op de wolken schoof, die namelijk uit de verkeerde hoek kwamen. ’s Nachts was 5 er weer een storm, misschien wel erger dan de vorige – we hadden allemaal te veel opdonders gehad om ons er nog druk over te maken – , maar ook nu weer zonder een spat regen. Van drie huizen bleven alleen ruïnes over. Het afdakje van Lang-Fransina waaide weg, met 10 stookketel en al. Het mocht een wonder heten dat ze op dat moment niet aan het werk was, anders was zij er ook geweest. Vier mensen kwamen om; twee stierven onder een ingestort dak, de twee anderen verdwenen zomaar spoorloos. 15 Op zondagochtend kwamen we na de ochtenddienst met ons allen buiten de kerk bij elkaar om te zien hoe Hans Toordenaar het ondiepe gat openmaakte waarin hij de kameleon had begraven. Het gat was leeg. Ik had een donkerbruin vermoeden wie het kleine reptiel had 20 verdonkeremaand, maar uiteraard sprak ik dat niet uit; en Piet Snot keek me niet één keer aan. Tot mijn lichte verwondering leek niemand anders tot dezelfde conclusie te zijn gekomen; misschien was iedereen te veel van de kaart door de nieuwste stormramp. 25 De kerkdienst had ongewoon kort geduurd. Wat voor Soon Heilig een ideale gelegenheid zou zijn geweest om iets van het verloren terrein terug te winnen, verspeelde hij met de domme Sint-Vitusdans die hij op de kansel uitvoerde toen hij al krabbend de reeks 30 van gebed, gezang en preek probeerde af te werken; het gevolg was dat niemand veel aandacht schonk aan wat hij zei. En na afloop accepteerde iedereen zonder slag of stoot het nieuwste voorstel van Hans Toordenaar om regen op te wekken. 35 De methode was deze keer heel simpel. Ze moesten iemand zien te vinden die tijdens een zware regenbui was geboren. Deze persoon werd spiernaakt uitgekleed, met honing ingesmeerd, onderworpen aan een algemene handoplegging en daarna de bergen inge1

stuurd, waar hij moest blijven tot het ging regenen. Het lag in de verwachting, verzekerde Hans Toordenaar ons, dat het zou regenen voordat de avond viel. Er waren uiteraard geen bronnen die ik kon raadplegen, maar ik wist vrijwel zeker dat dit een versie van 45 de zoveelste oude Hottentottengewoonte was. Als mijn vermoeden juist was, had Bilha diepe sporen in de gemeenschap nagelaten. Ongeacht hoeveel zwarte schaapjes er door de jaren heen geofferd waren om haar geest uit te drijven, haar greep op de vallei was 50 behoorlijk blijvend. Maar het was moeilijk te zeggen of dit een troostrijke of een onthutsende gedachte was. Er was geen lange aanloop tot de ceremonie, hetgeen misschien te danken was aan een algemeen gevoel van opluchting onder de mensen bij de ontdekking 55 dat ze nog iets konden dóen, iets waarop ze hun veelgeplaagde gedachten konden richten. En degene die naar voren kwam, was Jurg Water, met de bankschroef van zijn enorme hand om de schouder van een ineengekrompen kleine Piet Snot. 60 ‘Piet, hier is een stormkind’, verklaarde hij. ‘Hem kunnen we erop uitsturen.’ ‘Pa’, kermde het jochie. Maar met één blik van Jurg stokte de klacht in zijn keel. 40

Troebeler stof

Alsof ze voor deze gelegenheid waren ontboden, kwamen Henta en haar zwerm spreeuwen van achter het dichtstbijzijnde huis op ons neerstrijken; ze holden langs de verzamelde menigte en verdwenen in de rich5 ting van het eucalyptusbos. Binnen een minuut waren ze verdwenen, alleen een wolk grijs stof bewees dat ze waren langsgevlogen. Hun korte verschijning deed een troebeler stof tussen de bijeengekomen dorpelingen opwaaien, al kan het zijn dat ik de gekwelde staat 10 van mijn eigen gemoed op hen projecteerde. Maar dat lijkt me sterk, want vrijwel meteen klonk er een schreeuwende mannenstem uit het gedrang: ‘Wat dacht je van Henta? Is die ook niet tijdens een regenbui geboren? Ze is gewoon voor de honingkwast gemaakt.’ 1

8 • Van 1970 tot heden

269

‘Hou jij haar maar vast, dan smeer ik haar wel in.’ Nieuwe stemmen mengden zich in het geschreeuw. Maar deze onechte uitbundigheid had een hysterisch kantje. Totdat tant Poppie zich met haar ellebogen een pad door het gedrang baande en opeens met een 20 zwiepende vuist naar een van de mannen uithaalde, waarop deze in het stof viel alsof hij door een epileptische aanval was getroffen. Het was Perus Lappe. Het gejoel en geginnegap verstomden ogenblikkelijk. Achter tant Poppie liet Jurg Water zijn stem horen: 25 ‘Laat die maar aan mij over.’ Hij liet Piet Snot los. Zijn beide lange armen hingen als aanhalingstekens aan weerszijden van zijn massieve lijf. Met grote inspanning wisten Lukas Dood en een stel anderen hem tegen te houden terwijl Perus 30 Lappe haastig de benen nam, snotterend van angst en schaamte. Nadat alle opwinding bedaard was, kon Hans Toordenaar zijn ceremonie voortzetten. Gedwee en zonder te piepen liet Piet Snot zich door zijn vader naar voren 35 sleuren. Hij kronkelde wel wat in zijn stevige greep, maar gaf geen kik. ‘Trek je kleren uit, Piet’, gelastte Jurg Water. Hij keek naar de menigte: ‘Wie komt er met de honing?’ ‘Pa’, kreunde het kind, bijna onhoorbaar. 40 Jurg Water hief zijn hand om te slaan. Ik verstrakte. God is mijn getuige, dacht ik, als hij … Maar hij sloeg niet. We keken allemaal druk de andere kant op terwijl het sprietige ventje uit zijn kleren werd geholpen. Zijn lichaam was wit als kalk, met blauwe aderen. Het 45 vlechtwerk van kneuzingen en striemen was niet om aan te zien. Uit een van de nabije huizen kwam iemand met 15

een vaatje honing aanzetten. Als bijen dromden de mensen rond het 50 kind. Een paar minuten was het een gedrang en gegons en gezoem van jewelste. Toen kwam Piet uit het gekrioel tevoorschijn als een dun reepje vliegenpapier, zijn klei55 ne apensmoeltje besmeurd met Cover van De Duivelsvallei. snot en honing. Hij huilde niet. Af en toe trok er een droge snik door zijn lijf. Een voor een kwamen de mensen naar hem toe om hun handen op zijn kleverige hoofd te leggen en liepen dan verder. Ik 60 hield me afzijdig. Emma stond naast me. Ik zag dat Hans Toordenaar naar ons stond te loeren, maar ik keek gewoon terug. ‘En nu ga je vanhier direct naar de droge rivierbedding, Piet’, gebood Hans Toordenaar. ‘En dan een flink 65 eind de bergen in en daar blijf je wachten. En voor het donker wordt, komen we je halen. Als alles goed gaat, regent het dan al.’ Zielig begon het kleverige ventje weg te sluipen. De twee bottige vleugeltjes van zijn schouderbladen 70 hadden iets ontzettend kwetsbaars. Slechts één keer bleef hij staan, alsof zijn moed het begaf. Hij draaide zich half naar ons om. Tussen al die mensen zochten zijn ogen naar mij. ‘Gaat oom me niet helpen?’ vroeg hij. 75 ‘Het is maar tot vanavond, Piet’, stamelde ik, te schuldig om hem in zijn ogen te kijken. Ik voelde Emma’s vingers op mijn arm. Het was alsof ik hem ter dood had veroordeeld. En voor zover ik wist had ik dat ook.

John Maxwell Coetzee auTEur

John Maxwell Coetzee

kaLEnDEr

1940-

kErnbEgrip

man-vrouw, blank-zwart, mens-dier, misdaad-straf

siTuEring

Kreeg in 2003 de Nobelprijs voor de Literatuur. In zijn romans behandelt hij vanuit verscheidene invalshoeken grote menselijke thema’s zoals liefde, geluk, eenzaamheid, angst, verdriet, goed en kwaad. ‘Zijn oeuvre als totaliteit geeft een breed inzicht in het wezen van het mens-zijn’, zo schreef Arnon Grunberg. In ongenade dateert van 1999. Sinds 2006 is Coetzee Australisch staatsburger. John Maxwell Coetzee.

In ongenade Hij spreekt Italiaans, hij spreekt Frans, maar aan Italiaans en Frans heeft hij hier in donker Afrika niets. Hij is machteloos, een pispaal, een stripfiguur, een missionaris in soutane en tropenhelm, die met stijf5 gevouwen handen en opgeheven ogen wacht tot de 1

270

wilden klaar zijn met dat gebrabbel in koeterwaals en hem in hun kookpot kieperen. Missiewerk: wat is ervan overgebleven, van die enorme verheffingsonderneming? Voor zover hij kan zien niets. Nu komt 10 de lange man vanaf de voorkant aangelopen, met het

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

geweer bij zich. Geroutineerd stopt hij een patroon in de achterlader en steekt de loop in het hondenhok. De grootste van de Duitse herders bijt ernaar, kwijlend van razernij. Er klinkt een zware knal; het hok 15 is met bloed en hersens bespat. Heel even houdt het geblaf op. De man vuurt nog een keer. Een hond, door de borst geschoten, is op slag dood; een andere met een gapende keelwond, zakt zwaar op zijn achterdeel, legt zijn oren plat, volgt met zijn blik de bewegingen 20 van dat wezen dat niet eens de moeite neemt een genadeschot te geven. Er valt een stilte. De drie overgebleven honden trekken zich, bij gebrek aan een schuilplaats, achter in het hok terug, waar ze zachtjes jankend heen en 25 weer lopen. Tussen de schoten er ruim de tijd voor nemend, maakt de man ze af. Voetstappen door de gang, de wc-deur zwaait weer open. De tweede man staat voor hem; achter hem ziet hij een glimp van de jongen in het gebloemde hemd, 30 die ijs uit een bak eet. Hij probeert zich naar buiten te dringen, komt langs de man, maakt dan een zware smak. Geraffineerd beentje lichten: dat zullen ze wel met voetballen leren. Terwijl hij op de grond ligt, wordt hij van top tot 35 teen met vloeistof overgoten. Zijn ogen branden, hij probeert ze schoon te vegen. Hij herkent de geur: spiritus. Terwijl hij probeert op te krabbelen, wordt hij weer in de wc teruggeduwd. Het schrapen van een lucifer en meteen baadt hij in koelblauwe vlammen. 40 Dus hij heeft zich vergist! Hij en zijn dochter komen er niet genadig vanaf! Hij kan branden, hij kan sterven; en als hij kan sterven, kan Lucy dat ook, vooral Lucy! Hij slaat als een bezetene op zijn gezicht; zijn haar 45 knettert als het vlam vat; hij werpt zich om en om, stoot vormloos gebrul uit waar geen woorden achter zitten, alleen angst. Hij probeert op te staan en wordt weer neergedrukt. Heel even klaart zijn blik op en ziet hij op een paar centimeter van zijn gezicht een 50 blauwe overall en een schoen. De neus van de schoen krult omhoog; er steken grassprietjes tussen de zool. Een vlam danst geluidloos over de rug van zijn

hand. Hij weet op zijn knieën te komen en steekt zijn hand in de toiletpot. Achter hem gaat de deur 55 dicht en op slot. Hij hangt boven de toiletpot, plenst water over zijn gezicht, maakt zijn hoofd nat. Er hangt een akelige lucht van verschroeid haar. Hij staat op, slaat de laatste vlammen op zijn kleren uit. 60 Met proppen nat papier bet hij zijn gezicht. Zijn ogen prikken, een ooglid begint al dicht te trekken. Hij strijkt met één hand over zijn hoofd en zijn vingertoppen komen er roetzwart vandaan. Afgezien van een pluk boven een oor, schijnt hij geen haar 65 meer te hebben; zijn hele hoofdhuid is pijnlijk. Alles is pijnlijk, alles is verbrand. Brandde, verbrand. ‘Lucy!’ schreeuwt hij. ‘Ben je daar?’ Er komt een beeld in hem op van Lucy die met de twee in de blauwe overall vecht, tegen hen vecht. 70 Hij krimpt ineen, probeert het van zich af te zetten. Hij hoort zijn auto starten en het knerpen van banden op steengruis. Is het voorbij? Mag hij geloven dat ze weggaan? ‘Lucy!’ schreeuwt hij telkens weer, tot hij een 75 ondertoon van waanzin in zijn stem hoort. Eindelijk, godzijdank, draait de sleutel in het slot om. Tegen de tijd dat hij de deur uitkomt, heeft Lucy haar rug naar hem toegekeerd. Ze is in badjas, op blote voeten, heeft nat haar. 80 Hij strompelt achter haar aan door de keuken, waar de koelkast openstaat en etenswaren over de hele vloer verspreid liggen. Ze staat bij de achterdeur het bloedbad van de hondenkennels in ogenschouw te nemen. ‘Mijn schatten, mijn schatten!’ hoort hij haar 85 mompelen. Ze maakt het eerste hok open en gaat naar binnen. De hond met de keelwond ademt nog enigszins. Ze buigt zich over hem heen, praat tegen hem. Zwakjes kwispelt hij. 90 ‘Lucy!’ roept hij weer en voor het eerst richt ze nu haar blik op hem. Er verschijnt een frons op haar gezicht. ‘Wat hebben ze in godsnaam met jou gedaan?’ zegt ze. ‘Mijn lieve kind!’ zegt hij. Hij gaat ook het hok in

In december 2011 (Amsterdam) en januari 2012 (Hamburg) bracht de Toneelgroep Amsterdam de toneelversie van de roman In ongenade, bewerkt door Josse de Pauw en geregisseerd door Luk Perceval.

8 • Van 1970 tot heden

271

De film Disgrace van Steve Jacobs kwam uit in 2008-2009. Eriq Ebouaney, Jessica Haines en John Malkovich spelen er de hoofdrollen in.

en probeert haar in zijn armen te nemen. Zachtjes, beslist, wringt ze zich los. De woonkamer is een puinhoop, zijn eigen kamer ook. Er zijn dingen meegenomen: zijn jasje, zijn goede schoenen en dat is nog maar het begin. 100 Hij bekijkt zich in een spiegel. Bruine as, het enige wat van zijn haar over is, bedekt zijn schedel en voorhoofd. Eronder heeft de schedel een agressief roze kleur. Hij raakt de huid aan: die is pijnlijk en begint te parelen. Een ooglid is aan het dichtzwellen; zijn 105 wenkbrauwen zijn weg, zijn wimpers ook. Hij gaat naar de badkamer, maar de deur is dicht. ‘Niet binnenkomen’, zegt Lucy’s stem. ‘Hoe is het met je? Ben je gewond?’ Onder de keukenkraan probeert hij de as weg te 110 wassen, giet hij het ene na het andere glas water over zijn hoofd. Er loopt water over zijn rug; hij begint te rillen van de kou. Het gebeurt elke dag, elk uur, elke minuut, zegt hij bij zichzelf, in alle delen van het land. Prijs jezelf 115 gelukkig dat je er levend vanaf bent gekomen. Prijs jezelf gelukkig dat je op dit moment niet in de vluchtende auto gevangen zit, of onder in een ravijn ligt met een kogel door je hoofd. Prijs ook Lucy gelukkig. Vooral Lucy. 120 Het is gevaarlijk om iets te bezitten: een auto, een paar schoenen, een pakje sigaretten. Niet genoeg in omloop, niet genoeg auto’s, schoenen, sigaretten. Te veel mensen, te weinig dingen. Wat er is, moet in roulatie worden gebracht, zodat iedereen een kans heeft 125 om een dag gelukkig te zijn. Dat is de theorie; hou je vast aan de theorie en aan de troost van de theorie. Geen menselijk kwaad, slechts een omvangrijk roulatiesysteem, op het functioneren waarvan mededogen en doodsangst geen invloed hebben. Zo moet je het 130 leven in dit land zien: van zijn schematische kant. Anders zou je gek kunnen worden. Auto’s, schoenen; 95

272

vrouwen ook. Er moet in dit systeem ergens een aparte plaats zijn voor vrouwen en wat er met hen gebeurt. Lucy is achter hem komen staan. Ze draagt nu een 135 lange broek en een regenjas; haar haar is naar achteren gekamd, haar gezicht schoon en volkomen uitdrukkingsloos. Hij kijkt in haar ogen. ‘Mijn lieve, mijn lieve …’ zegt hij en verslikt zich in een plotselinge opwelling van tranen. 140 Ze steekt geen vinger uit om hem te troosten. ‘Je hoofd ziet er vreselijk uit’, merkt ze op. ‘Er staat babyolie in het badkamerkastje. Doe dat erop. Is je auto weg?’ ‘Ja. Ik denk dat ze de kant van Port Elizabeth zijn 145 opgegaan. Ik moet de politie bellen.’ ‘Dat kan niet. De telefoon is kapotgegooid.’ Ze laat hem alleen. Hij gaat op het bed zitten wachten. Hoewel hij een deken heeft omgeslagen, blijft hij rillen. Een van zijn polsen is opgezwollen en steekt 150 van de pijn. Hij kan zich niet herinneren hoe hij die bezeerd heeft. Het begint al donker te worden. De hele middag lijkt in een flits te zijn voorbijgegaan. Lucy komt terug. ‘Ze hebben de banden van de combi leeg laten lopen’, zegt ze, ‘Ik loop even naar 155 Ettinger. Ik ben zo terug.’ Ze wacht even. ‘David, als mensen ernaar vragen, zou je je dan willen houden aan je eigen verhaal, aan wat jou is overkomen?’ Hij begrijpt haar niet. ‘Jij vertelt wat jou is overkomen, ik vertel wat mij 160 is overkomen’, herhaalt ze. ‘Je maakt een vergissing’, zegt hij met een stem die snel in schorheid vervalt. ‘Nee’, zegt ze. ‘Mijn kind, mijn kind!’ zegt hij, terwijl hij zijn 165 armen naar haar uitstrekt. Als ze niet komt, gooit hij zijn deken opzij, staat op, neemt haar in zijn armen. In zijn omhelzing blijft ze stokstijf staan, geeft geen millimeter mee.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

ian McEwan auTEur

Ian McEwan

kaLEnDEr

1948-

kErnbEgrip

schuld en boete, politiek engagement, stilist

siTuEring

Een van de meest succesvolle hedendaagse Britse auteurs. Diverse van zijn boeken werden verfilmd, o.a Atonement (Boetekleed) in 2007. Robert Anker schreef over Boetekleed: ‘In lange tijd heb ik geen boek gelezen dat mij in al zijn gedetailleerde traagheid meer heeft geabsorbeerd, emotioneel heen en weer geschud en simpelweg ontroerd dan deze roman.’ Boetekleed dateert van 2002. Ian McEwan.

Boetekleed Ze liep rechtstreeks op de tempel af en was een stap of zeven, acht gevorderd en wilde net de namen van de tweeling roepen, toen de struik die rechtstreeks op haar pad lag – die volgens haar dichter bij de water5 kant zou moeten staan – zich voor haar ogen opdeelde, of zich verdubbelde, of wankelde en zich toen splitste. Hij veranderde op een ingewikkelde manier van vorm, waarbij hij aan de voet versmalde terwijl er een verticale zuil van anderhalf, twee meter oprees. 10 Ze zou onmiddellijk zijn blijven staan als ze niet zo volledig aan het idee zou hebben vastgezeten dat dit een struik was en dat ze getuige was van een truc van duisternis en perspectief. Nog enkele seconden, nog een paar stappen, en ze zag dat het dat niet was. Toen 15 bleef ze staan. De verticale massa was een gestalte, een persoon, die nu voor haar terugweek en al tegen de donkere achtergrond van de bomen vervaagde. Het overgebleven donkere plekje op de grond was ook een persoon, die weer van vorm veranderde toen 20 hij ging zitten en haar naam riep. ‘Briony?’ Ze hoorde de hulpeloosheid in Lola’s stem – het was het geluid waarvan ze had gedacht dat het aan een eend toebehoorde – en in een oogwenk had Bri25 ony het helemaal begrepen. Ze was misselijk van walging en angst. Nu was de grotere gestalte weer te zien, pal langs de rand van de open plek en op weg naar de helling waar zij net af was gekomen. Ze wist dat ze voor Lola moest zorgen, maar onwillekeurig 30 keek ze hem na toen hij vlug en moeiteloos omhoog klom en over de weg verdween. Ze hoorde zijn voetstappen terwijl hij op het huis af beende. Ze had geen twijfel. Ze kon hem beschrijven. Er was niets wat ze niet kon beschrijven. Ze hurkte bij haar nichtje neer. 35 ‘Lola. Mankeer je niks?’ Briony pakte haar schouder en zocht tevergeefs haar hand. Lola zat voorover, met haar armen om haar borst geslagen, en wiegde zichzelf zachtjes. De stem was flauw en verwrongen, gehinderd als het 40 ware door iets als een luchtbel, wat slijm in haar keel. 1

Ze moest haar keel schrapen. Ze zei vaagjes: ‘Neem me niet kwalijk, ik had niet, neem me niet kwalijk …’ Briony fluisterde: ‘Wie was dat?’ En voordat hier antwoord op kon komen, voegde ze eraan toe, met 45 alle kalmte die ze op kon brengen: ‘Ik heb hem gezien. Ik heb hem gezíén.’ Gelaten zei Lola: ‘Ja.’ Voor de tweede keer die avond voelde Briony tederheid voor haar nichtje opwellen. Samen kwa50 men ze voor heuse verschrikkingen te staan. Ze had een hechte band met haar nichtje. Op haar hurken probeerde Briony haar armen om Lola heen te slaan en haar naar zich toe te trekken, maar het lichaam was knokig en gaf niet mee, en hield zichzelf stijf 55 omsloten als een schelp. Een alikruik. Lola wiegde zich in haar eigen armen. Briony zei: ‘Hij was het, hé?’ Ze zag het niet zozeer, maar voelde tegen haar borst dat haar nichtje knikte, traag, peinzend. Misschien 60 was het uitputting. Na vele seconden zei Lola met dezelfde zwakke, gedweeë stem: ‘Ja. Hij was het.’ Opeens wilde Briony dat ze zijn naam zei. Om de misdaad te beklinken, te omgeven met de vloek van 65 het slachtoffer, zijn lot te bezegelen met de magie van de naamgeving. ‘Lola’, fluisterde ze, en de vreemde verrukking die ze voelde was onmiskenbaar. ‘Lola, wie 70 was het?’ Het wiegen hield op. Het eiland werd heel stil. Zonder echt te gaan verzitten, leek Lola terug te wijken, of haar schouders te bewe75 gen, half schokkend, half wringend, om zich te bevrijden van Briony’s meelevende aanraking. Ze keerde haar hoofd af en keek uit over de leegte waar zich het 80 meer bevond. Misschien wilde ze Cover van Boetekleed.

8 • Van 1970 tot heden

273

In 2007 is Boetekleed verfilmd door Joe Wright, met in de hoofdrollen Keira Knightley en James McAvoy. Atonement won de Golden Globe voor beste film van 2007.

iets gaan zeggen, misschien wilde ze beginnen aan een lange bekentenis waarin ze haar gevoelens zou ontdekken door ze uit te spreken en zichzelf uit haar verdoving naar iets zou leiden wat tegelijk op doods85 angst en op vreugde leek. Het is best mogelijk dat ze zich niet afwendde om afstand te nemen maar dat het een daad van intimiteit was, een manier om zich gereed te maken om haar gevoelens uit te spreken tegen de enige met wie ze, zo ver van huis, met een 90 gerust hart dacht te kunnen praten. Misschien had ze al wel adem geschept en haar lippen van elkaar gedaan. Maar het deed niet terzake omdat Briony haar zo dadelijk de mond zou snoeren en de kans verkeken zou zijn. Er waren al zoveel seconden ver95 streken – dertig? veertig? – en het jongste meisje kon zich niet meer inhouden. Alles viel op zijn plaats. Het was haar eigen ontdekking. Het was haar verhaal, dat zich schreef rondom haar. ‘Het was Robbie, hè?’ 100 De maniak. Ze wilde het woord zeggen. Lola zweeg en verroerde zich niet. Briony zei het nog eens, ditmaal zonder dat het iets van een vraag had. Het was een feitelijke uitspraak. ‘Het was Robbie.’ 105 Hoewel ze zich niet had omgekeerd of zelfs maar had verroerd, was het duidelijk dat er bij Lola iets veranderde, dat er een warmte van haar huid opsteeg en een droog slikgeluid opklonk, een kokhalzende spiertrekking in haar keel die te horen was als een 110 reeks pezige klikken. Briony zei het nog eens. Gewoon. ‘Robbie.’ Van ver op het meer klonk de dikke, ronde plons van een springende vis, een precies en eenzaam geluid, want de wind was helemaal gaan liggen. 115 Niets griezeligs meer in de boomkruinen of tussen het zeggegras. Ten slotte keerde Lola zich langzaam naar haar toe. Ze zei: ‘Je hebt hem gezien.’

274

‘Hoe kán hij’, kreunde Briony. ‘Hoe dúrft hij.’ Lola legde haar hand op haar blote onderarm en pakte die vast. Haar zachtmoedige woorden hadden veel tussenruimte. ‘Je hebt hem gezien.’ Briony schoof naar haar toe en legde haar hand over die van Lola. ‘Je weet nog niet eens wat er in de 125 bibliotheek is gebeurd, voor het eten, vlak nadat wij met elkaar hadden gepraat. Hij viel mijn zuster aan. Als ik niet binnen was gekomen, weet ik niet wat hij gedaan had …’ Hoe dicht ze ook bij elkaar waren, het was niet 130 mogelijk om gelaatsuitdrukkingen te onderscheiden. Aan het donkere vlak van Lola’s gezicht was helemaal niets af te lezen, maar Briony voelde dat ze maar half luisterde en dat werd bevestigd toen ze haar in de rede viel en herhaalde: ‘Maar je hebt hem gezien. Je hebt 135 hem echt gezien.’ ‘Natuurlijk. Zonneklaar. Hij was het.’ Ondanks de warmte van de avond begon Lola te huiveren en Briony had graag iets gehad om uit te trekken en om haar schouders te leggen. 140 Lola zei: ‘Hij kwam namelijk van achteren op me af. Hij smeet me tegen de grond … en toen … duwde hij mijn hoofd naar achter en had hij zijn hand voor mijn ogen. Ik kon dus, ik heb niet de kans gehad …’ ‘O, Lola.’ Briony stak haar hand uit naar het gezicht 145 van haar nichtje en vond haar wang. Die was droog, maar dat zou niet zo blijven, wist ze, dat zou niet lang meer zo blijven. ‘Luister. Het kan niet missen. Ik ken hem al mijn hele leven. Ik heb hem gezien.’ ‘Want ik zou het echt niet kunnen zeggen. Ik 150 bedoel, aan zijn stem te horen kan hij het denk ik wel geweest zijn.’ ‘Wat zei hij?’ ‘Niets. Ik bedoel, het was de klank van zijn stem, zijn adem, geluiden. Maar ik kon niets zien. Ik zou 155 het echt niet kunnen zeggen.’ ‘Nou, ik wel. En dat zal ik doen ook.’ 120

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Lionel shriver auTEur

Lionel Shriver (pseudoniem van Margaret Ann Shriver)

kaLEnDEr

1957-

kErnbEgrip

politiek bewustzijn, maatschappijkritisch

siTuEring

Journalist (o.a. voor The Wall Street Journal, The Financial Times en The Economist) en auteur. Ze won in 2005 de Orange Prize voor de briefroman We need to talk about Kevin. Tatiana de Rosnay (auteur van Haar naam was Sarah) schreef: ‘De fascinerendste, krachtigste en meest verontrustende roman over het moederschap die ik ooit heb gelezen. Het boek werd in 2011 verfilmd. Shriver hanteert een afstandelijke, soms ironische stijl en schetst een haarscherp, indringend portret van de Amerikaanse middenklasse met haar woedes, angsten en verlangens. We moeten het even over Kevin hebben is van 2003. Lionel Shriver.

We moeten het even over Kevin hebben 2 maart 2001 Lieve Franklin […] Tot Kevin een jaar of veertien was, waren zijn problemen nog niet onoverkomelijk. Hij was intelligent, maar 5 had een hekel aan school. Hij had weinig vrienden en het ene vriendje dat we kenden, was een slijmbal. Er had een aantal dubieuze incidenten plaatsgevonden, van Violetta tot Alice, zal ik maar zeggen. Die incidenten vond ik, als enige kreeg ik de indruk, beangstigend. 10 Maar karakter komt altijd op dezelfde manier naar buiten, of het nu op een slagveld of in de supermarkt is. Voor mij pasten alle puzzelstukjes van Kevin in elkaar. Voor het geval je mijn theorieën over zijn existentiële aard te hoogdravend vindt, zal ik de verbin15 dende lijm in één woord samenvatten: boosaardigheid. Dus toen twee politieagenten uit Orangetown op een avond in december 1997 met Kevin en die onsmakelijke Leonard Pugh bij ons op de stoep stonden, was jij geschokt en had ik al veel eerder een bezoekje van 20 de politie verwacht. ‘Wat kan ik voor u doen, heren?’ hoorde ik je vragen. ‘Bent u meneer Khatchadourian?’ ‘Ik heet Plaskett’, verbeterde je voor de zoveelste keer. ‘Maar ik ben Kevins vader.’ 25 Ik had Celia in de huiskamer geholpen met haar huiswerk, maar sloop naar de gang om achter jouw rug mee te luisteren. Ik was nerveus van voyeuristische opwinding. ‘We zijn gebeld door een automobilist die een klacht 30 wilde indienen, en we hebben uw zoon en zijn vriendje op de voetgangersbrug over de 9W aangetroffen. We moesten hen opsporen, maar alles wees erop dat zij degenen waren die rotzooi op de weg hadden gegooid.’ ‘Op de auto’s?’ vroeg jij. ‘Of gewoon op lege rijbanen?’ 35 ‘Er is niet veel lol aan om rommel op lege rijbanen te 1

gooien’, snauwde de andere politieman. ‘Het waren bijna alleen maar waterballonnetjes, pap!’ klonk Kevins stem achter de politieagenten. Hij begon de baard in de keel te krijgen, maar Franklin, als 40 hij met jou praatte, ging zijn stem een octaaf omhoog. ‘Die automobilist heeft niet over waterballonnetjes gebeld’, zei de andere agent, die steviger gebouwd was en het meest geïrriteerd klonk. ‘Het ging om stenen. En we hebben aan weerszijden van de voetgangersbrug 45 op de weg gekeken, en overal lagen stukken baksteen.’ Ik bemoeide me bezorgd met het gesprek. ‘Zijn er gewonden gevallen?’ ‘Gelukkig is niemand rechtstreeks getroffen’, zei de ene agent. Dat betekent dat deze jongens heel, heel veel geluk hebben gehad.’ 50 ‘Nou, zoveel geluk heb je niet als de politie je oppakt’, zei Lenny snotterend. ‘Je mag van geluk spreken, knul’, zei de geïrriteerde politieman. ‘Ron, ik vind nog steeds dat we …’ ‘Hoor eens, meneer Plastic’, zei de ene agent dwars 55 door zijn zin heen tegen jou. ‘We hebben uw zoon door de computer gehaald en hij is bij ons niet bekend. Voor zover ik kan zien, komt hij uit een goed nest.’ (Met ‘goed’ bedoelde hij natuurlijk rijk.) ‘Dus deze keer houden we het bij een 60 waarschuwing. Maar we nemen dit soort zaken heel serieus.’ ‘Shit’, onderbrak de andere agent hem. ‘Een paar jaar geleden gooide een of andere klootzak een kwart65 je naar een vrouw die bijna honderd kilometer per uur reed. Het kwartje verbrijzelde de voorruit en schoot recht het hoofd van die vrouw in!’ 70 Ron seinde naar zijn partner dat ze sneller bij de snackbar zouden

Cover van We moeten het even over Kevin hebben.

8 • Van 1970 tot heden

275

zitten als hij het verhaal verder liet rusten. ‘Ik hoop dat u een hartig woordje met deze jongeman spreekt.’ ‘Daar kunt u op rekenen’, zei ik. 75 ‘Hij wist vast niet dat het zo gevaarlijk was’, zei jij. ‘Ja hoor’, reageerde de andere agent zuur. ‘Daarom vinden kinderen het ook zo leuk om stenen van een voetgangersbrug te gooien. Het lijkt zo vreselijk onschuldig.’ 80 ‘Ik ben blij dat u het bij een waarschuwing houdt, agent’, zei Kevin tegen de ene politieman. ‘U kunt erop rekenen dat ik mijn lesje heb geleerd. Het zal niet meer gebeuren.’ Politieagenten horen dit soort verklaringen vast wel 85 vaker, want ze leken er niet erg van onder de indruk. ‘Het zal niet meer gebeuren dat je er met een waarschuwing vanaf komt, vriend’, zei de tweede agent. ‘Daar kun jij op rekenen.’ Kevin draaide zich naar de boze man en keek hem 90 met een even nijdige flikkering in zijn ogen aan. Ze leken elkaar te begrijpen. Hoewel hij (voor zover ik wist) nog nooit eerder door de politie was opgepakt, was hij uiterst kalm. ‘Bedankt voor de lift naar huis. Ik heb altijd al in een politieauto willen rijden, agent.’ 95 ‘Graag gedaan’, zei de agent opgewekt, alsof hij een smakkend geluid met zijn kauwgom maakte. ‘Maar ik denk dat het niet de laatste keer is dat je in een patrouillewagen zult zitten, vriend.’ Nadat jij en ik ook nog een paar keer onderdanig 100 onze dankbaarheid hadden betuigd, gingen de agenten weer weg. Toen ze van de veranda stapten, hoorde ik Lenny zeuren: ‘Het had niet veel gescheeld of we waren aan jullie ontsnapt, hoor, want zo geweldig is jullie conditie niet!’ 105 Je was tijdens het hele gesprek zo kalm en beleefd geweest dat het me verbaasde om een woedende blik op je gezicht te zien toen je je omdraaide. Je greep onze zoon bij zijn bovenarm en schreeuwde: ‘Je had godverdomme wel een rampzalige kettingbotsing 110 kunnen veroorzaken!’ Ik weet dat het ziek klinkt, maar ik liep met rode wangen van triomf weg om het verder aan jou over te laten. Je vloekte zelfs! Ik geef toe, als een van die bakstenen inderdaad iemands voorruit had verbrijzeld, 115 had deze kleinzielige triomf onmiddellijk plaatsge-

maakt voor het diepgewortelde verdriet waar ik later zoveel mee te maken zou krijgen. Maar omdat er deze keer niets was gebeurd, kon ik met leedvermaak met het treiterige deuntje van het schoolplein denken: 120 jij krijgt lekker stra-haf. Want ik was de wanhoop nabij geweest! Het oneindige spoor van narigheid dat Kevin overal achterliet, had volgens jou nooit iets met hem te maken. Eindelijk had een andere klikspaan dan ik – de politie, die jij als Republikeinse Reagan125 fan natuurlijk wel moest vertrouwen – ons arme, gekwelde, onschuldige kind op heterdaad betrapt en daar ging ik even van genieten. Verder was ik blij dat jij ook eens ondervond hoe bizar het was om als zogenaamd machtige ouder hulpeloos toe te kijken en 130 totaal geen idee te hebben hoe je hem moest straffen op een manier die ook maar enig afschrikwekkend effect had. Ik wilde dat je zelf ondervond hoe slap het was om een jongen van veertien naar zijn kamer te sturen of hem de afgezaagde straf ‘huisarrest’ te geven 135 als hij toch alleen maar thuis wilde zijn. Ik wilde dat je voelde hoe afschuwelijk het was om te moeten beseffen dat je hem misschien wel letterlijk op het grasveld zou moeten tackelen als hij ondanks je verbod toch naar de schietbaan ging om met zijn pijl-en-boog te 140 schieten, de enige bezigheid waar hij plezier in leek te hebben. Zou je bereid zijn om zover te gaan dat je hem letterlijk de weg versperde? Welkom in mijn leven, Franklin, dacht ik. Veel plezier. Celia was niet gewend dat haar broer zo stevig van 145 jou op zijn kop kreeg en was in tranen uitgebarsten. Ik nam haar vlug van de gang mee terug naar de eettafel, waar haar huiswerk lag, en suste dat de politie onze vrienden waren en dat ze alleen maar voor onze veiligheid wilden zorgen. Ondertussen nam jij onze 150 stoïcijnse zoon door de gang mee naar zijn kamer. Ik was zo opgewonden dat ik me maar moeilijk kon concentreren toen ik Celia aanspoorde om zich weer over haar leesboekje over boerderijdieren te buigen. Het geschreeuw nam verbazend snel af, als je 155 kwaad was op mij, bleef je altijd veel langer schreeuwen. Waarschijnlijk was je overgestapt op de sombere teleurstelling die voor de meeste kinderen veel erger is dan een woedeaanval, al had ik tot vervelens toe die strenge, serieuze toon tegen onze oudste aangeslagen

Scènes uit de film We need to talk about Kevin (2011) in een regie van Lynne Ramsay.

276

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

en was ik blij dat je ook deze onmacht zelf eens kon ervaren. Ik moet bekennen dat ik zelfs zin had om door de hal naar Kevins kamer te sluipen en bij de deur te luisteren. Toen je eindelijk weer de kamer uit kwam, deed 165 je Kevins slaapkamerdeur met een plechtige kalmte achter je dicht. Je gezicht was opvallend rustig toen je de eetkamer binnenkwam. Ik ging ervan uit dat het je had opgelucht om al die schaamte en walging eruit te gooien, en toen je gebaarde dat ik met je mee moest 170 naar de keuken, nam ik aan dat je me uit ging leggen welke straf je had opgelegd, zodat we die samen ten uitvoer konden brengen. Ik hoopte dat je een nieuwe, gemakkelijk op te leggen straf had bedacht die onze zoon op een gevoelige plek zou raken. Zelf had ik die 175 plek nog nooit gevonden. Ik betwijfelde of hij nu spijt had van het bakstenen gooien, maar misschien had jij hem er wel van overtuigd dat jeugdcriminaliteit geen slim idee was. ‘Luister eens,’ fluisterde je, ‘dit hele rotgeintje was 180 Lenny’s idee en Kevin deed mee omdat Lenny in het begin alleen maar voorstelde om waterballonnetjes te gooien. Kevin dacht dat die ballonnetjes gewoon uit elkaar zouden spatten, je begrijpt wel dat kinderen zoiets heel grappig vinden. Ik vertelde hem dat zelfs 185 een uit elkaar spattende ballon een automobilist aan het schrikken kon maken en gevaarlijk kon zijn, en hij zegt dat hij dat nu wel begrijpt.’ ‘En die bakstenen dan?’ zei ik met opeengeklemde kaken. 190 ‘Tja, de waterballonnetjes raakten op. Dus Kevin zegt dat Lenny al een steen naar een naderende auto had gegooid voordat Kevin er zelf erg in had. Misschien was het inderdaad een stuk baksteen. Kevin zegt dat hij meteen tegen Lenny zei dat hij dat niet 195 moest doen, omdat het gevaarlijk kon zijn.’ ‘Ja hoor’, zei ik met dikke stem. ‘Dat lijkt me echt een opmerking voor Kevin.’ ‘Waarschijnlijk heeft Lenny nog net een paar stukken baksteen over de rand kunnen gooien voordat 200 Kevin hem dwong om ermee op te houden. Op dat moment moet iemand met een mobieltje de politie hebben gebeld. Blijkbaar waren ze nog steeds op die voetgangersbrug, je weet wel, gewoon een beetje rondhangen, toen de politie arriveerde. Het was 205 een ontzettend domme stunt, dat geeft hij zelf toe, maar voor iemand die nog nooit in aanraking met de politie is geweest, moet het knap angstaanjagend zijn geweest om opeens blauwe zwaailichten te zien, dus zonder erbij na te denken…’ 210 ‘Je zegt zelf altijd dat Kevin een intelligente jongen is.’ De woorden leken traag en moeizaam uit mijn mond te komen. ‘Ik denk juist dat hij heel goed heeft nagedacht.’ ‘Mammie?’ 160

‘Lieverd, ga nog maar even huiswerk maken, goed?’ zei ik. ‘Papa vertelt mama een heel spannend verhaal en mama wil graag even horen hoe het afloopt.’ ‘Nou ja, ze zijn dus voor de politie op de loop gegaan. Ze zijn niet ver gekomen, want Kevin besef220 te dat het idioot was om te vluchten en greep Lenny bij zijn jas om hem af te remmen. En dit moet je even horen: blijkbaar heeft onze vriend Lenny Pugh al het een en ander op zijn kerfstok: suiker in een benzinetank, dat soort dingen. Lenny had te horen gekregen 225 dat er een aanklacht zou worden ingediend als hij nog eens iets flikte. Kev redeneerde dat hij er waarschijnlijk met een berisping vanaf zou komen omdat hij nog geen strafblad had. Daarom zei hij tegen de agenten dat het zijn idee was geweest en dat hij als enige ste230 nen had gegooid. Ik moet zeggen dat ik me een beetje schaam dat ik zo tegen hem tekeer ben gegaan nu alle feiten op tafel liggen.’ Ik keek je met verbijsterde bewondering aan. ‘Heb je je verontschuldigingen aangeboden?’ 235 ‘Ja, natuurlijk.’ Je haalde je schouders op. ‘Als ouder moet je kunnen toegeven dat je een vergissing hebt gemaakt.’ Ik liep wankelend naar een keukenstoel, want ik moest even gaan zitten. Je schonk voor jezelf een glas 240 appelsap in en bood mij er ook een aan. Ik sloeg het af. (Wat mankeerde jou in vredesnaam dat je niet kon zien dat ik een stevige borrel nodig had?) Je trok zelf ook een stoel bij de keukentafel en leunde kameraadschappelijk op het blad, alsof dit hele misverstand ons 245 gezin alleen maar dichter bij elkaar kon brengen. Je deed net alsof we elkaar vanaf dat moment altijd zouden steunen en over een poosje om dit ‘weet je nog van die malle stenen bij de voetgangersbrug’-verhaal zouden moeten lachen. 250 ‘Weet je…’ Je nam een slok sap. ‘We hebben een geweldig gesprek gehad over het ingewikkelde karakter van loyaliteit. Begrijp je wat ik bedoel? Wanneer je je vrienden moet steunen, waar je de grens moet trekken als ze iets doen wat te ver gaat, hoeveel je 255 persoonlijk voor een vriend moet opofferen. Want ik heb hem gewaarschuwd dat het helemaal verkeerd af had kunnen lopen toen hij de schuld op zich nam. Hij had gearresteerd kunnen worden. Ik bewonderde het gebaar, maar ik heb eerlijk gezegd dat ik niet wist of 260 Lenny Pugh het wel waard was.’ ‘Goh, dat was wel heel openhartig.’ Je keek scherp op. ‘Was dat sarcastisch bedoeld?’ Oké, als je niet bereid was om bij een spoedgeval medische zorg te verlenen, zou ik zelf wel een glas wijn 265 inschenken. Ik ging weer op mijn stoel zitten en dronk de helft van mijn glas in twee slokken leeg. ‘Dat was een zeer gedetailleerd verhaal. Dan vind je het waarschijnlijk niet erg als ik een paar dingen verduidelijk.’ Eva 215

8 • Van 1970 tot heden

277

philip roth auTEur

Philip Roth

kaLEnDEr

1933-

kErnbEgrip

Joodse identiteit, politiek, semiautobiografisch

siTuEring

Roth werd in 1969 beroemd door zijn seksueel expliciete roman Portnoy’s Complaint. Roth won diverse prijzen, o.a. de Pulitzer-prijs (1997). In 2011 kreeg hij de tweejaarlijkse prestigieuze Man Booker International Prize voor zijn oeuvre. ‘Zijn verbeelding heeft ons idee van de Joodse identiteit hervormd en de fictie nieuw leven ingeblazen. Niet alleen de Amerikaanse fictie, alle fictie’, zei de jury. Toen hij tussen 50 en 60 jaar oud was, wanneer veel auteurs op hun retour zijn, schreef Roth nog een aantal boeken van de hoogste, meest blijvende kwaliteit. In een aantal van Roths boeken komt het (niet geheel fictieve) personage Nathan Zuckerman voor. Alleman (2006) is geïnspireerd op het middeleeuwse toneelstuk Elckerlyc. De Engelse titel van het boek is Everyman. Philip Roth.

Alleman Fragment 1

Goed, hij was drie keer gescheiden, een voormalige serie-echtgenoot, die zich niet minder onderscheidde door zijn toewijding dan door zijn fouten en zijn falen, en hij zou voortaan zijn eigen boontjes moeten 5 doppen. Van nu af aan zou hij alles alleen moeten doen. Zelfs toen hij in de twintig was en zich een stijve hark had gevoeld, en verder tot in de vijftig, had hij alle vrouwelijke aandacht gehad die hij maar kon wensen; vanaf de tijd dat hij naar de kunstacademie 10 ging, was het nooit meer opgehouden. Het leek alsof hij voor niets anders was voorbestemd. Maar nu was er iets onvoorziens gebeurd, onvoorzien en onvoorspelbaar: hij had bijna driekwart eeuw geleefd, en zijn productieve, actieve manier van leven was voor15 bij. Hij bezat evenmin nog de viriele allure van de productieve man als hij in staat was de mannelijke geneugten te genereren, en hij probeerde er niet al te veel naar te verlangen. In zijn eentje had hij een tijdlang geloofd dat de ontbrekende component wel 20 een keer terug zou komen en hem weer onaantastbaar zou maken en zijn heerschappij weer zou vestigen, dat het abusievelijk afgesneden vermogen zou worden hersteld en hij kon hervatten wat hij nog maar enkele jaren geleden had gestaakt. Maar nu bleek dat 25 hij, net als ontelbare andere bejaarden, bezig was alsmaar minder te worden en dat hij zijn doelloze dagen zou moeten uitzingen als niet meer dan hij was – de doelloze dagen en onzekere nachten en machteloos ondergaan van de lichamelijke aftakeling en de onge30 neeslijke somberheid en het wachten en wachten op niets. Hier draait het dus op uit, dacht hij, dit is wat je niet kon weten. 1

De man die de baai overzwom met Nancy’s moeder was op een punt gekomen waar hij nooit van 35 had gedroomd. Het was tijd dat hij zich zorgen ging maken over de vergetelheid. De verre toekomst was aangebroken. Fragment 2

Zijn ouders waren niet meer dan gebeente, gebeente in een kist, maar hun gebeente was zijn gebeente, en hij ging er zo dicht mogelijk bij staan, alsof de nabijheid hem ermee kon verbinden, de eenzaamheid kon 5 verlichten die voortkwam uit het verlies van zijn toekomst en zijn band met al het voorbije kon herstellen. Het volgende anderhalf uur was dat gebeente het belangrijkste. Het was het enige wat ertoe deed, ondanks de sfeer van verval die er van de verwaar10 loosde begraafplaats uitging. Eenmaal in de nabijheid van dat gebeente, kon hij het niet meer verlaten, moest hij ertegen praten, moest hij ernaar luisteren als het sprak. Tussen hem en dat gebeente 15 ging veel om, veel meer dan er nog omging tussen hem en het gebeente dat nog met vlees was bekleed. Het vlees vergaat, maar het gebeente 20 blijft. Het gebeente was de enige troost die er bestond voor iemand die geen rekening hield met een hiernamaals en er niet aan twijfelde 25 dat God een verzinsel was en dit leven het enige dat hij had. 1

Cover van Alleman.

278

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Mario Vargas Llosa auTEur

Mario Vargas Llosa

kaLEnDEr

1936-

kErnbEgrip

rechts politiek geëngageerd, liberale democratie, magisch realisme, spanning moderniteit en traditie

siTuEring

Vargas Llosa won in 2010 de Nobelprijs voor de Literatuur. Uit een interview: ‘Een schrijver heeft volgens mij het recht niet zich te onttrekken aan de grote problemen van de tijd waarin hij leeft. Literatuur moet altijd verankerd zijn in de echte wereld en haar problemen, anders dreigt schrijven al te marginaal en artificieel te worden. Ongelukkig genoeg raakt literatuur tegenwoordig in steeds meer landen compleet geïsoleerd van wat er in de maatschappij gaande is. Grote literatuur heeft de mensen altijd geholpen om te leven, om de realiteit te begrijpen en te trotseren.’ Hij stelde zich in 1990 als neoliberaal kandidaat bij de presidentsverkiezingen in Peru. Hij verloor ze en vestigde zich daarna in Spanje. Hij bezit sinds 1993 ook de Spaanse nationaliteit. Het ongrijpbare meisje dateert van 2006. Mario Vargas Llosa.

Het ongrijpbare meisje Ik was dagenlang van slag door de dood van tante Alberta. Ze was een gezonde vrouw en nog niet eens zeventig. En al was ze aartsconservatief en zat ze boordevol vooroordelen, deze vrijgezelletante, de oudste 5 zus van mijn vader, was altijd heel lief voor me geweest en ik weet niet wat er zonder haar vrijgevigheid en zorg van me geworden zou zijn. Na de dood van mijn ouders, bij een stompzinnig auto-ongeluk, waarbij ze – ik was toen tien – op weg naar Trujillo, naar de brui10 loft van de dochter van een stel goede vrienden, aangereden werden door een vrachtwagen die vervolgens was doorgereden, had zij hun plaats ingenomen. Tot het eind van mijn studie voor advocaat, toen ik naar Parijs vertrok, had ik bij haar in huis gewoond en hoe15 wel haar anachronistische hebbelijkheden me vaak mateloos ergerden, hield ik veel van haar. Sinds ze me had geadopteerd, had ze zich met hart en ziel aan mij gewijd. Zonder tante Alberta zou ik moederziel alleen achterblijven en zouden mijn banden met Peru vroeg 20 of laat volledig verbroken worden. Nog diezelfde middag ging ik naar het kantoor van Air France om een retourticket Lima te kopen en daarna liep ik nog even binnen bij de Unesco om meneer Charnés uit te leggen dat ik een paar dagen vrij moest 25 nemen. Ik stak net de hal over toen ik een elegante dame tegenkwam, ze droeg naaldhakken en een zwarte, met bont afgezette mantel, en keek me aan alsof we elkaar kenden. ‘Nee maar, wat leven we toch in een kleine wereld’, 30 zei ze, terwijl ze naar me toe kwam en me haar wang aanbood. ‘Wat doe jij hier, brave jongen?’ ‘Ik werk hier, als vertaler’, wist ik met moeite uit te brengen, volkomen overrompeld door de verrassende ontmoeting, en me terdege bewust van de lavendelgeur 1

van haar parfum die mijn neus binnendrong toen ik haar kuste. Zij was het, maar ik moest mijn uiterste best doen om in dat zo zorgvuldig opgemaakte gezicht, in die rode lippen, in die geëpileerde wenkbrauwen, in die zijdeachtige, gekrulde wimpers die een paar ondeugen40 de ogen overschaduwden die dankzij het oogpotlood breder en dieper waren geworden, en in die handen met lange nagels die net van de manicure leken te komen, kameraad Arlette te herkennen. ‘Wat ben je veranderd sinds de laatste keer’, zei ik, 45 haar van top tot teen opnemend. ‘Dat is al zo’n jaar of drie geleden, hè?’ ‘Positief of negatief?’ vroeg ze, zichzelf volkomen meester, terwijl ze ter plekke, met haar handen in haar zij, een halve draai maakte, als een mannequin. 50 ‘Positief’, erkende ik, nog steeds niet bijgekomen van de schok, ‘echt, je ziet er heel mooi uit. Ik neem aan dat ik je niet meer Lily het Chileense meisje of kameraad Arlette de guerrillastrijdster mag noemen. Hoe heet je nu in vredesnaam?’ 55 Ze lachte en liet me de gouden ring aan haar rechterhand zien. ‘Ik draag nu de naam van mijn man, zoals dat gebruikelijk is in Frankrijk: madame Robert Arnoux.’ Ik waagde het te vragen of we een kop koffie kon60 den gaan drinken, om herinneringen op te halen aan oude tijden. ‘Nu niet, mijn man wacht op me’, verontschuldigde ze zich spottend. ‘Hij is diplomaat en werkt hier, bij de Franse delegatie. Morgenochtend om elf uur, in Les 65 Deux Magots. Dat ken je wel, hè?’ Die nacht lag ik lang wakker, denkend aan haar en aan tante Alberta. Toen ik eindelijk in slaap viel, had ik een absurde nachtmerrie waarin ze elkaar woest te 35

8 • Van 1970 tot heden

279

lijf gingen, onverschillig voor mijn smeekbeden hun geschil als beschaafde mensen op te lossen. De ruzie was ontstaan doordat tante Alberta het Chileense meisje ervan beschuldigde haar nieuwe naam van een personage van Flaubert te hebben gestolen. Het was nog donker toen ik, opgewonden en zwetend, wakker 75 werd te midden van kattengejank. Toen ik in Les Deux Magots aankwam, was madame Robert Arnoux er al. Ze zat aan een tafeltje op het door een groot raam afgeschermde terras een sigaret te roken in een ivoren pijpje en koffie te drinken. Ze 80 leek wel een mannequin uit de Vogue, helemaal in het geel gekleed, met witte schoentjes en een gebloemde parasol. De gedaanteverandering was werkelijk verbazingwekkend. ‘Ben je nog steeds verliefd op me?’ zei ze bij wijze van 85 inleiding, om het ijs te breken. ‘Erg genoeg geloof ik van wel, ja’, gaf ik toe, terwijl ik de warmte naar mijn wangen voelde stijgen. ‘En als ik het niet was, zou ik het meteen weer worden. Je bent een beeldschone vrouw geworden, en nog buitenge90 woon stijlvol ook. Ik zie je en kan mijn ogen nauwelijks geloven, stout meisje.’ ‘Dan zie je ook wat je uit lafheid gemist hebt’, antwoordde ze, haar honingkleurige ogen vol spotlichtjes, terwijl ze doelbewust een rookwolk in mijn gezicht 95 blies. ‘Als je die keer dat ik je voorstelde bij je te blijven ja gezegd had, zou ik nu je vrouw zijn. Maar je wilde geen slecht figuur slaan bij je vriend, kameraad Jean, en hebt me naar Cuba gestuurd. Je hebt de kans van je leven gemist, Ricardito.’ 100 ‘Kan ik het niet ongedaan maken? Is er geen ruimte voor gewetensonderzoek, berouw, schadeloosstelling?’ ‘Nu is het te laat, brave jongen. Wat kan zo’n arme stumper als een vertaler van de Unesco voor partij zijn voor de vrouw van een Franse diplomaat?’ 105 Ze praatte terwijl ze onophoudelijk glimlachte, haar mond bewegend met een behaagzucht die geraffineerder was dan ik me herinnerde. Terwijl ik, in slaap gesust door de zoete klanken van haar stem, naar haar vol aangezette en sensuele lippen keek, kreeg ik ontzet110 tend veel zin om haar te kussen. Ik voelde hoe mijn hart sneller begon te kloppen. ‘Nou ja, als je mijn vrouw niet kunt zijn, dan blijft altijd nog de mogelijkheid dat we minnaars worden.’ ‘Ik ben een trouwe echtgenote, de volmaakte gehuw115 de vrouw’, verzekerde ze me, terwijl ze net deed alsof ze serieus werd. En zonder overgang: ‘Wat is er eigenlijk geworden van kameraad Jean? Is hij teruggegaan naar Peru om de revolutie te ontketenen?’ ‘Een paar maanden geleden al. Sindsdien heb ik niets 120 meer van hem of van de anderen gehoord. Ik heb ook niet gelezen of gehoord dat er daar guerrilla-activiteiten zijn. Misschien zijn al die luchtkastelen wel in rook opgegaan en zitten alle guerrillastrijders inmiddels 70

280

thuis en zijn ze de hele zaak vergeten.’ We praatten zo’n twee uur met elkaar. Natuurlijk verzekerde ze me dat die liefdesaffaire met commandant Chacón allemaal kletspraatjes waren van de Peruanen in Havana; in werkelijkheid was ze alleen goed bevriend geweest met die commandant. Ze wilde me 130 niets vertellen over haar militaire training, vermeed zoals altijd elke politieke uitlating en repte met geen woord over haar leven op het eiland. Haar enige Cubaanse liefde was de zaakgelastigde van de Franse ambassade geweest, nu bevorderd tot adviseur van de minis135 ter, Robert Arnoux, haar echtgenoot. Stikkend van het lachen en van woede achteraf vertelde ze me over de bureaucratische hindernissen die ze hadden moeten nemen om te kunnen trouwen, want op Cuba was het vrijwel ondenkbaar dat een beursstudente de opleiding 140 verliet. Maar wat dat betreft was commandant Chacón wel degelijk heel ‘lief’ geweest en had haar geholpen die vervloekte bureaucratie te overwinnen. ‘Ik durf er alles om te verwedden dat je met die verdomde commandant naar bed bent geweest.’ 145 ‘Ben je jaloers?’ Ik zei ja, heel erg. En dat ze zo mooi was dat ik mijn ziel aan de duivel zou verkopen of wat dan ook zou doen als ik haar zou mogen beminnen of zelfs maar kussen. Ik pakte haar hand en kuste die. 150 ‘Rustig aan een beetje’, zei ze, met gespeelde schrik om zich heen kijkend. ‘Je vergeet toch niet dat ik een getrouwde vrouw ben? Als iemand hier Robert nu eens kent en het doorvertelt?’ Ik zei dat ik heel goed wist dat haar huwelijk met de 155 diplomaat louter een formaliteit was die ze voor lief had moeten nemen om uit Cuba weg te kunnen en zich in Parijs te vestigen. Wat me uitstekend leek, want ook ik geloofde dat het voor Parijs geoorloofd was elk offer te brengen. Maar als we samen waren, hoefde ze niet aan 160 te komen met dat nummertje van de trouwe, verliefde echtgenote, omdat we allebei heel goed wisten dat het je reinste flauwekul was. Zonder ook maar een spoor van ergernis veranderde ze van onderwerp en vertelde me dat de bureaucratie hier ook een grote ellende was 165 en dat ze pas over twee jaar de Franse nationaliteit zou kunnen krijgen, ondanks het feit dat ze volgens alle regels met een Frans staatsburger was getrouwd. En dat ze net een appartementje in Passy gehuurd hadden. Ze was het nu aan het inrichten en zodra het enigszins 170 toonbaar was, zou ze me uitnodigen om me voor te stellen aan mijn rivaal, die behalve sympathiek ook nog eens heel ontwikkeld was. ‘Ik vertrek morgen naar Lima’, zei ik. ‘Hoe kan ik je bereiken als ik terugkom?’ 175 Ze gaf me haar telefoonnummer en adres en vroeg of ik nog steeds in Hotel du Sénat woonde, op dat zolderkamertje waar het altijd zo koud was. ‘Ik kan er maar niet toe komen daar weg te gaan, 125

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

omdat ik er de mooiste ervaring uit mijn leven heb gehad. Daarom is dat hok voor mij een paleis.’ ‘Die ervaring, is dat wat ik denk dat het is?’ vroeg ze, haar gezichtje naar voren stekend, waarop nieuwsgierigheid en behaagzucht zich zoals gewoonlijk mengden met schalksheid. 185 ‘Inderdaad.’ ‘Om wat je net gezegd hebt, ben ik je een kus schuldig. Herinner me daar de volgende keer aan als we elkaar weerzien.’ Maar even later, bij het afscheid, vergat ze de echtelijke voorzorgsmaatregelen en bood me 190 in plaats van haar wang haar lippen aan. Ze waren vol en sensueel en de paar seconden dat ze op de mijne gedrukt waren, voelde ik ze langzaam bewegen, als een soort extra liefkozing, een prikkelende aanmoediging. Toen ik Saint Germain al was overgestoken, op 195 weg naar mijn hotel, en me omdraaide om naar haar te kijken, stond ze daar nog steeds, op de hoek van Les Deux Magots, een heldere, goudgele kleine gestalte met witte schoenen die toekeek hoe ik me verwijderde. Ik zwaaide en ze zwaaide terug met de hand waarin ze de 200 gebloemde parasol hield. Ik hoefde haar maar te zien staan om te beseffen dat ik haar in al die jaren niet één moment was vergeten, dat ik nog net zo verliefd op haar was als op de eerste dag. 180

Toen ik in maart 1965 in Lima aankwam, kort voor mijn dertigste verjaardag, stonden de foto’s van Luis de la Puente, Guillermo Lobatón, dikke Paúl en andere leiders van de mir in alle kranten en waren ze te zien op tv – er was inmiddels televisie in Peru – en iedereen had het over hen. De opstand van de mir had een onvoor210 stelbaar romantisch aanzien. De foto’s waren door de mir-leden zelf naar de media gestuurd met de aankondiging dat de Beweging voor Revolutionair Links, gelet op de onrechtvaardige uitbuiting waarvan de boeren en arbeiders het slachtoffer waren, en de knieval 215 voor het imperialisme van de regering van Belaunde Terry, besloten had tot actie over te gaan. De leiders van de mir lieten hun gezicht zien en ze hadden lang haar en een volle baard, ze hielden een geweer in hun 220 handen en droegen een velduniform met zwarte coltrui, kakibroek en laarzen. Ik zag dat Paúl nog net zo dik was als vroeger. Op de foto die de Correo op de voorpagina had 225 afgedrukt, werd hij omringd door vier anderen, maar hij was de enige die glimlachte. 205

Cover van Het ongrijpbare meisje.

nick Hornby auTEur

Nick Hornby

kaLEnDEr

1957-

kErnbEgrip

obsessief gedrag (muziek en sport), autobiografische inslag

siTuEring

Hornby maakte voor het eerst naam met Fever Pitch, een boek over zijn levenslange liefde voor de voetbalclub Arsenal. Dit boek en zijn eerste twee romans, High Fidelity en About a Boy, zijn gebaseerd op zijn eigen levenservaring. Een aantal van zijn romans werd verfilmd. Juliet, naakt verscheen in 2009. Nick Hornby.

Juliet, naakt Ze bleef kalm toen hij het haar vertelde. ‘Oké’, zei ze. ‘En met “ontmoet” bedoel je waarschijnlijk iets meer dan ontmoeten.’ ‘Ja.’ 5 ‘Je bent met haar naar bed geweest.’ ‘Ja.’ Duncan zat te zweten en zijn hart ging tekeer. Hij voelde zich misselijk. Vijftien jaar! Eigenlijk nog langer! Was het echt mogelijk om zomaar te vertrekken 10 uit een vijftien jaar durende relatie? Mocht dat wel? Of zouden Annie en hij cursussen moeten gaan volgen, met therapeuten moeten praten en er samen een paar jaar tussenuit moeten gaan om te analyseren wat er mis was 1

gegaan? Maar wie zou dat van hen eisen? Niemand, dus. En er was beangstigend weinig wat hem vasthield. Hij was een van de eersten die zouden klagen over toenemende inbreuk van de overheid op het privéleven van haar onderdanen, maar zou er eigenlijk niet iets meer inbreuk moeten zijn in gevallen als deze? Waar was het 20 beschermende hek of veiligheidsnet? Ze maakten het je vreselijk lastig als je van een brug wilde springen, wilde roken, een wapen wilde aanschaffen of gynaecoloog wilde worden. Hoe kon het dan dat ze je zomaar lieten vertrekken uit een stabiele, goed functionerende relatie? 25 Dat zou niet moeten mogen. Als dit niets zou worden, zag hij zichzelf binnen een jaar al eindigen als een dak15

8 • Van 1970 tot heden

281

Cover van Juliet, naakt.

loze, werkloze alcoholist. En dat zou slechter voor zijn gezondheid zijn dan een pakje Marlboro. ‘Ik moet dat even verduidelijken. Ja, ik ben, dat klopt, 30 ik ben met haar naar bed geweest, zoals jij dat noemt, maar mogelijk heb ik een fout gemaakt. Mag ik je vragen: raak je hier heel erg van overstuur? Want ik moet zeggen dat dat wel voor mij geldt. Ik heb er niet goed genoeg over nagedacht.’ 35 ‘Waarom vertel je het me dan?’ ‘Zou het een optie voor je zijn geweest? Dat ik het niet had verteld?’ ‘Die keuze kun je moeilijk aan mij laten, het was een optie voor jou. Maar je kunt toch moeilijk aan mij vra40 gen of ik het zou willen weten als jij met iemand anders naar bed was geweest of niet. Ik zou het in de smiezen hebben gehad als je iets van plan was geweest.’ ‘Tenzij ik je had gevraagd of je met iemand anders naar bed was geweest als je dat niet was geweest, denk 45 ik. Als ik het je meteen aan het begin had gevraagd en je dan was blijven vragen …’ ‘DUNCAN!’ Hij schrok. Ze schreeuwde eigenlijk nooit. ‘Oké, sorry. Ik dwaal af.’ 50 ‘Zeg je nou tegen mij dat je ermee wilt kappen?’ ‘Ik weet het niet. Ik wist het wel. Maar nu weet ik het niet meer. Plotseling lijkt het vreselijk om te zeggen.’ ‘En dat was eerst niet zo?’ ‘Nee … niet zo lastig als het had moeten zijn, nee.’ 55 ‘Wie is het? Met wie ga je naar bed?’ ‘Het is niet … ik zou hier geen tegenwoordige tijd gebruiken. Er heeft zich iets voorgedaan, voltooid verleden tijd. Dus.’ ‘Met wie ben je naar bed geweest?’ zou eigenlijk de 60 vraag moeten zijn. Of: ‘Wie was degene met wie dit wellicht eenmalige incident heeft plaatsgevonden?’ Annie keek hem aan alsof ze hem met haar bestek wilde vermoorden. ‘Ze is een nieuwe collega.’ 65 ‘Oké.’ Ze wachtte en hij begon te babbelen. ‘Ze … Nou ja, ik voelde me meteen vanaf het begin al tot haar aangetrokken.’ Nog niets. 70 ‘Om eerlijk te zijn is het lang geleden dat ik me zozeer tot iemand aangetrokken heb gevoeld.’ Stilte, maar nu van een andere orde: dieper en eigenlijk wel dreigend. ‘En ze vond Naked prachtig. Ik heb het haar giste75 renavond …’ ‘O, in godsnaam.’ ‘Sorry.’ Hij wist dat hij zijn excuses moest aanbieden, maar hij wist niet goed waarvoor. Hij was natuurlijk niet de 80 onschuld zelve, hij had zelfs niet het gevoel dat hij zich kon verdedigen. Het was alleen dat hij niet langer wist

282

hoeveel misstappen hij had begaan. Annies geïrriteerde reactie toen hij 85 Naked noemde … Was het omdat hij het aan Gina had laten horen? Of omdat zij het mooi vond terwijl Annie het maar 90 niks had gevonden? ‘Ik heb geen zin om op dit moment over die verdomde Tucker Crowe te praten.’ Dus daar draaide het waarschijnlijk om. Hij had Tucker helemaal links moeten laten liggen. Dat snapte hij 95 nu ook. ‘Sorry. Nogmaals.’ Nu, na een paar minuten, vond Duncan voor het eerst de moed om Annie recht aan te kijken. Als je er goed over nadacht, was er echt heel veel te zeggen voor ver100 trouwdheid. Het was een extreem ondergewaardeerd aspect en te negeren totdat het moment kwam dat je de kans liep diegene of datgene met wie of wat je vertrouwd was kwijt te raken – huis, uitzicht, partner. Het was volslagen belachelijk. Hij zou zich moeten losma105 ken uit de andere situatie. Als je de henna en de grote sieraden zag, dan was het duidelijk dat Gina wel gewend was aan onenightstands. O, dat klonk verschrikkelijk. Dat meende hij niet zo. Hij wilde alleen maar zeggen dat ze zich waarschijnlijk in kringen had bewogen waar 110 een onenightstand nou niet bepaald wereldschokkend was. Jezus, ze was met verschillende musicals op tournee geweest. Hij zou de hele zaak gewoon negeren, net doen alsof het niet gebeurd was en haar tijdens de koffiepauzes mijden. 115 ‘Ik blijf in het huis wonen’, zei Annie. ‘Ja, natuurlijk. Ik zou niets anders willen.’ ‘Prima. Als dat maar duidelijk is.’ ‘Volkomen.’ ‘Wat is dan redelijk?’ 120 ‘Redelijk? In welk opzicht?’ ‘Morgen.’ ‘Wat gaat er morgen gebeuren?’ Hij hoopte dat ze het over een leuke afspraak had die hij was vergeten. Hij hoopte dat het gewone leven zich 125 vanzelf weer zou herstellen en dat ze dit ongelukje achter zich konden laten. ‘Dan ga jij verhuizen’, zei Annie. ‘O, ho, wauw. Nee hoor, daar heb ik het nog helemaal niet over.’ zei Duncan. 130 ‘Dat kan wel zo zijn, maar daar heb ik het wel over. Duncan, ik heb mijn halve leven verknoeid met jou. Eigenlijk alles wat er van mijn jeugd nog over was. Ik wil geen dag meer verknoeien.’ Ze reikte naar haar tas, pakte er een biljet van tien 135 pond uit, gooide dat op tafel en liep weg.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Joe sacco auTEur

Joe Sacco

kaLEnDEr

1960-

kErnbEgrip

journalistieke strip, graphic novel

siTuEring

In zijn non-fictie stripromans combineert Sacco zelfgemaakte reportages ter plaatse, interviews met betrokkenen en analyses. Hij verschijnt in de meeste van zijn werken zelf als personage. Uit De Standaard: ‘Sacco voert zichzelf in zijn strips op als personage, een geïnteresseerde beschouwer die mensen interviewt, die rondwandelt en zijn ogen en oren de kost geeft, die historische achtergronden onderzoekt – allemaal dingen die een goede journalist ook doet. Maar de journalistiek is een heel snel medium (het stuk moet ’s anderendaags in de krant). Sacco kiest noodgedwongen voor een trage aanpak, want het tekenen van een strip vraagt veel tijd. Net die combinatie van een trage aanpak en journalistieke technieken maakt zijn werk zo sterk.’ Gaza 1956 dateert van 2009. Joe Sacco.

Gaza 1956

Cover van Gaza 1956.

8 • Van 1970 tot heden

283

284

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

8 • Van 1970 tot heden

285

Jennifer Egan auTEur

Jennifer Egan

kaLEnDEr

1962-

kErnbEgrip

De tijd en wat de tijd in een mensenleven aanricht.

siTuEring

Bezoek van de knokploeg (2010) won de Pulitzer Prize for Fiction 2011. De roman werd overal met lof overladen. Cobra.be noteerde: ‘Met Bezoek van de knokploeg wil Egan een eigentijds antwoord formuleren op Prousts A la recherche du temps perdu.’ Jennifer Egan.

Bezoek van de knokploeg Fragment 1

Het begon op de gebruikelijke manier, in het toilet van het Lassimo Hotel. Sasha stond voor de spiegel haar gele oogschaduw bij te werken, toen ze naast de wastafel een tas op de vloer zag staan, die het eigen5 dom moest zijn van de vrouw die ze vaag kon horen plassen door de kluisachtige deur van een wc-hokje. Nauwelijks zichtbaar aan de rand van de tas bevond zich een portemonnee van lichtgroen leer. Achteraf begreep Sasha dat het blinde vertrouwen van de plas10 sende vrouw haar ertoe had aangezet: We leven in een stad waar de mensen als ze de kans krijgen, stelen als raven, maar jij laat je spullen open en bloot slingeren, en verwacht dat alles er nog ligt als je terugkomt? Ze kreeg zin de vrouw een lesje te leren. Maar die wens diende 15 slechts als camouflage voor het diepere gevoel dat Sasha nooit verliet: die dikke, zachte portemonnee die zich aan haar aanbood – het leek zo saai, zo ontzettend alledaags en burgerlijk om hem daar te laten zitten in plaats van haar kans te grijpen, de uitdaging 20 aan te nemen, de sprong in het diepe te wagen, ermee vandoor te gaan, alle voorzichtigheid overboord te gooien, gevaarlijk te leven (‘Ik snap het’, zei Coz, haar psychotherapeut), en dat kutding gewoon te pakken. ‘Te stelen, bedoel je.’ 25 Hij probeerde Sasha dat woord te laten gebruiken, wat in het geval van een portemonnee moeilijker te omzeilen was dan bij een heleboel andere dingen die ze had gejat het afgelopen jaar, waarin haar conditie (zoals Coz het noemde) begon te verergeren: vijf 30 sleutelbossen, veertien zonnebrillen, een gestreepte kindersjaal, een verrekijker, een zakmes, achtentwintig stukken zeep en vijfentachtig pennen, variërend van goedkope balpennen die ze gebruikte om creditnota’s te tekenen, tot een auberginekleurige Visconti. 35 De laatste deed op het internet tweehonderdzestig dollar en ze had hem tijdens een contractbespreking gejat van de advocaat van haar vorige baas. Sasha stal niets meer uit winkels – die kille, fantasieloze spullen brachten haar niet meer in verleiding. Ze stal alleen 40 nog maar van mensen. ‘Oké’, zei ze. ‘Te stelen.’ 1

286

Fragment 2

Sasha en Alex staken de lobby van het Lassimo Hotel over in de richting van de uitgang. Sasha hing haar tasje over haar schouder, de warme, mollige portemonnee drukte knus in haar oksel. Terwijl ze de gril5 lig gevormde takken vol bladknoppen passeerden die bij de grote glazen buitendeuren stonden, werden ze met een zigzagbeweging ingehaald door een vrouw. ‘Wacht even’, zei ze. ‘Hebben jullie misschien …? Ik ben wanhopig.’ 10 Sasha voelde een golf van paniek over zich heen slaan. Het was de vrouw van wie ze de portemonnee had gestolen, dat wist ze onmiddellijk, hoewel de persoon die voor haar stond niets gemeen had met het beeld dat ze zich had gevormd van de zorgeloze, 15 zwartharige eigenaresse. De vrouw had kwetsbare bruine ogen en droeg platte puntschoenen die te hard klikten op de marmeren vloer. Er zat behoorlijk wat grijs in haar kroezige bruine haar. Sasha greep Alex bij zijn arm en probeerde hem 20 mee naar buiten te krijgen. Ze voelde hoe hij verrast reageerde op haar aanraking, maar hij bleef waar hij was. ‘Hebben we wat gezien?’ zei hij. ‘Iemand heeft mijn portemonnee gestolen. Daar zit mijn legitimatiebewijs in, en ik moet morgenoch25 tend met het vliegtuig. Ik ben gewoon wanhopig!’ Ze staarde hem smekend aan. Het was het soort naakte wanhoop dat New Yorkers algauw leren te verbergen, en Sasha deinsde terug. Het was nooit bij haar opgekomen dat de 30 vrouw van buiten de stad kwam. ‘Hebt u de politie gebeld?’ vroeg Alex. ‘De receptionist zei dat hij zou bellen. Maar ik vraag me ook af … 35 zou hij misschien uit mijn tas gevallen zijn?’ Ze keek hulpeloos naar de marmeren vloer rond haar voeten. Sasha ontspande enigszins. Deze vrouw was zo’n type 40 dat andere mensen onbedoeld op 1

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van Bezoek van de knokploeg.

de zenuwen werkte; zelfs nu nog straalde ze iets verontschuldigends uit terwijl ze achter Alex aanliep naar de receptie. Sasha volgde hen, maar op een paar passen afstand. 45 ‘Wordt deze mevrouw geholpen?’ hoorde ze Alex vragen. De receptionist was jong en had piekhaar. ‘We hebben de politie gebeld’, zei hij op defensieve toon. Alex wendde zich tot de vrouw. ‘Waar is het 50 gebeurd?’

‘Ik denk op het damestoilet.’ ‘Wie was daar nog meer?’ ‘Niemand.’ ‘Was verder leeg?’ 55 ‘Misschien was er wel iemand anders, maar die heb ik niet gezien.’ Alex draaide zich met een ruk om naar Sasha. ‘Jij bent net naar het toilet geweest’, zei hij. ‘Heb je niet iemand gezien?’

sandro Veronesi auTEur

Sandro Veronesi

kaLEnDEr

1959-

kErnbEgrip

stilist, psychoanalyse, filosofisch

siTuEring

Het tijdschrift Knack schreef: ‘Dé sensatie uit Italië, staat op het omslag van XY, de nieuwe roman van Sandro Veronesi. Daar is geen woord van gelogen. Integendeel, deze keer had er zelfs mogen staan: Dit is een meesterwerk. Achter X en Y, de twee basiselementen van XY, schuilt het hele leven: man en vrouw, dood en leven, ratio en geloof. Sandro Veronesi schudde ze tot een onvergetelijke cocktail. Het jaar is nog lang niet om, toch is XY nu al dé literaire sensatie van 2011.’ Humo was even lovend: ‘Stilistisch toont Veronesi zich een maestro zonder weerga. Sandro Veronesi heeft zijn magnum opus geschreven.’ XY verscheen in 2011. Sandro Veronesi.

XY Borgo San Giuda was zelfs geen dorp meer, het was een gehucht. Vierenzeventig huizen, waarvan meer dan de helft verlaten, een bar, een kruidenier en een kerk met een pastorie – veel te groot ten opzichte van 5 de rest. Dat was het. Geen krantenkiosk, geen kapper, geen Eerste Hulp, en voor alle andere geneugten van de beschaving moest je naar Serpentina, aan de andere kant van het bos, of naar Doloroso, Massanera, Gobba Barzagli, Fondo, Dogana Nuova, of zelfs 10 naar beneden, naar Cles. Maar er was wel een soort smid, Wilfred, die zelf spijkers maakte en op Vuurvreter uit Pinocchio leek, en een kerkhof met meer dan driehonderd graven. Het had geen zin om daar te wonen, maar toch woonden we er met drieënveertig 15 zielen – of liever tweeënveertig, sinds de dood van de oude Rezé. Het was een plek die nauwelijks bestond, en niemand zal ooit kunnen begrijpen waarom dat wat er gebeurd is uitgerekend daar is gebeurd, waar nooit iets gebeurde. 20 Er gebeurde maar één ding in San Giuda, en wel in de winter: de aankomst van de slede van Beppe Formento. De Formento’s waren een van de vier families van San Giuda – de machtigste familie zou je kunnen zeggen als het niet zo potsierlijk klonk. Zijn broer en 1

zijn zuster waren eigenaar van de bar en de kruidenierszaak, en hun kinderen waren de enige jonge mensen die er woonden. Perla, de dochter van Rina, had deel uitgemaakt van het Italiaanse biatlonteam, en had ook een medaille gewonnen bij de estafetteloop; Zeno, 30 de zoon van Sauro, was een veelbelovend skischansspringer geweest, maar was er vervolgens mee gestopt. Beppe Formento hield van paarden en was eigenaar van een paardensportcentrum, vlak bij Serpentina; ’s zomers kwam een bepaald genre vakantiegangers 35 paarden bij hem huren om ritjes te maken, en ’s winters wist Beppe elke dag een stuk of tien toeristen te strikken voor een tocht met de arrenslee: oudjes en moeders met 40 kleine kinderen op sneeuwvakantie die zijn folder hadden aangetroffen in een van de plaatselijke hotels en het gevoel van een negentiende-eeuwse sledetocht wilden 45 ervaren. De route was altijd hetzelfde: van het paardensportcentrum omhoog naar de verlaten skischans, vandaar door het bos tot 25

Cover van XY.

8 • Van 1970 tot heden

287

aan de bevroren boom (hij bevroor de boom ieder jaar zelf met een sneeuwkanon om zijn gasten een extra sensatie te bezorgen), dan rechtdoor naar San Giuda en weer terug. Iedere morgen, precies om tien uur, liet Beppe de slede halt houden op het plein van het gehucht, stapte uit, kondigde een rustpauze van twin55 tig minuten aan, en dan zochten de verkleumde toeristen hun toevlucht in de bar van zijn broer en namen een espresso of een cappuccino. Elke morgen bracht hij verse groenten en vlees, mineraalwater, melk, koffie, pasta, kaas, wijn en frisdrank mee voor de krui60 denierszaak van zijn broer en zuster, op een kar met glij-ijzers die aan de slede was vastgemaakt. Terwijl de toeristen zich verkwikten, laadde hij de spullen uit, en voordat hij weer vertrok, raadde hij iedereen aan een bezoek te brengen aan de kerk. De toeristen volgden 65 zijn raad altijd op en op dat moment begon mijn rol. Ik ving ze op bij de ingang, liet hun het houten kruisbeeld uit de vijftiende eeuw zien, de laatgotische preekstoel met zijn bas-reliëfs, het beeld van de Madonna van de Bossen en dat van onze beschermheilige over wie 70 ik uitlegde wat er uitgelegd moest worden: de heilige Judas Thaddeus (iedereen denkt altijd dat het om de verrader, Judas Iskariot, gaat), apostel, broer van Jakobus de Mindere en neef van Christus, gestorven als martelaar in het Oosten, patroon van de misdeel75 den en van allen die geen hoop meer hebben. Soms waren mijn woorden meer bezield, of onder de toeristen bevonden zich inderdaad wanhopige gevallen, en 50

dan ging er wat tijd verloren, omdat niemand besloot te knielen voor het beeld en het gebed om voorspraak 80 te zeggen. Overigens is dat een prachtig gebed. Vervolgens klom iedereen weer op de slee, Beppe Formento liet de zweep knallen en de twee paarden, Zorro en Malinda, vertrokken weer terwijl hun bellen rinkelden op het ritme van de lichtvoetige, soepele draf die 85 Beppe Formento hun had geleerd. Buck, zijn Duitse herder, bleef nog even achter in de warmte van de bar, en schoot dan weg om de slee in te halen voordat hij de hoek omging naar de weg die weer naar het bos leidde, en zo ging het alle ochtenden, ook op zondag, van 90 december tot april. Beppe Formento kwam ’s middags nooit naar het gehucht terug, hij had altijd veel te doen op het paardensportcentrum, en sinds iemand, jaren daarvoor, alle zadels en tuig uit de stallen had gestolen, bleef hij slapen in een kamertje achter het kantoor. 95 Dit alles zou voldoende moeten zijn om een idee te geven van de verbijstering waardoor we die ochtend werden overvallen toen de slede om tien uur op het plein verscheen, stipt op tijd zoals gewoonlijk, maar leeg. Geen Beppe Formento, geen Malinda, geen toe100 risten, geen kar met levensmiddelen en geen Buck die erachteraan liep. Alleen de slee voortgetrokken door een galopperende Zorro, wat een huiveringwekkend gerinkel van bellen voortbracht waardoor ieder van ons die het hoorde onmiddellijk werd overvallen door 105 een angstig voorgevoel.

s J Watson auTEur

S J Watson

kaLEnDEr

1971-

kErnbEgrip

literaire thriller, psychologische thriller

siTuEring

Watson debuteerde in 2011 met Voor ik ga slapen (2011), dat in een mum van tijd in meer dan 30 verschillende landen werd gepubliceerd. Watson kreeg een medische opleiding en specialiseerde zich in de diagnose en behandeling van slechthorende kinderen. ’s Avonds en in het weekend schreef hij fictie. In 2009 werd hij geaccepteerd voor de cursus ‘Writing a Novel’ aan de Faber Academy. Het resultaat was zijn debuutroman. S J Watson.

Voor ik ga slapen De slaapkamer is vreemd. Niet vertrouwd. Ik weet niet waar ik ben, hoe ik hier terecht ben gekomen. Ik weet niet hoe ik thuis moet komen. Ik heb de nacht hier doorgebracht. Een vrouwen5 stem wekte me; eerst dacht ik dat ze bij mij in bed lag, toen drong het tot me door dat ze het nieuws las en dat het de wekkerradio was die ik hoorde. Toen ik mijn ogen opendeed, was ik hier. In deze kamer 1

288

die ik niet herken. Als mijn ogen gewend zijn aan het schemerdonker, kijk ik om me heen. Er hangt een ochtendjas aan de kastdeur – zo eentje die een vrouw zou kunnen dragen, maar dan wel een veel oudere vrouw dan ik – en over een stoel bij de toilettafel hangt een zorgvuldig 15 opgevouwen donkerblauwe broek, maar verder kan ik weinig onderscheiden. De wekker ziet er ingewik-

10

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

keld uit, maar ik weet het volumeknopje te vinden en dan wordt het stil. Pas dan hoor ik een schokkerige inademing ach20 ter me en besef ik dat ik niet alleen ben. Ik draai me om en zie huid, veel huid, en donker haar met wit erdoorheen. Een man. Zijn linkerarm ligt bloot en aan zijn ringvinger draagt hij een gouden ring. Bijna kreun ik hardop. Hij is dus niet alleen oud en grijs, 25 denk ik, maar ook nog getrouwd. Ik ben niet alleen met een getrouwde man naar bed geweest, maar ook nog, denk ik, in zijn eigen huis, in het bed dat hij waarschijnlijk gewoonlijk met zijn vrouw deelt. Ik ga weer liggen om tot mezelf te komen. Ik zou me 30 moeten schamen. Ik vraag me af waar zijn vrouw is. Moet ik me er zorgen over maken dat ze elk moment thuis kan komen? Ik zie voor me hoe ze aan de andere kant van de kamer naar me staat te schreeuwen, en me een slet noemt. 35 Een medusa. Met een hoofd vol slangen. Hoe moet ik mezelf verdedigen als ze verschijnt? De man in het bed lijkt zich echter niet druk te maken. Hij heeft zich omgedraaid en snurkt verder. Ik blijf zo stil mogelijk liggen. Meestal weet ik nog 40 wel hoe ik in situaties als deze terecht ben gekomen, maar vandaag niet. Er moet een feestje zijn geweest, of misschien ben ik wezen stappen en naar een bar of een club gegaan. Ik moet wel ver heen zijn geweest. Zo ver heen dat ik me er helemaal niets van kan her45 inneren. Zo ver heen dat ik met een man mee naar huis ben gegaan die een trouwring draagt en haar op zijn rug heeft. Zo zachtjes mogelijk schuif ik het dekbed van me af en ik ga op de rand van het bed zitten. Ik moet eerst 50 naar de wc. De sloffen bij het bed trek ik niet aan – dat ik het met de echtgenoot heb gedaan is tot daaraantoe, maar ik zou nooit het schoeisel van zijn vrouw kunnen dragen – en op blote voeten sluip ik naar de overloop. Ik ben me bewust van mijn naaktheid, bang 55 dat ik de verkeerde deur kies en op een huurder stuit of een tienerzoon. Tot mijn opluchting zie ik dat de badkamerdeur op een kier staat, ik ga naar binnen en doe hem op slot. Ik ga naar de wc, trek door en draai me om mijn 60 handen te wassen. Als ik de zeep wil pakken, merk ik dat er iets niet klopt. Eerst begrijp ik niet wat, maar dan zie ik het. De hand die de zeep vastpakt, lijkt niet op de mijne. De huid is gerimpeld en de vingers zijn dik. De nagels zijn ongelakt en afgekloven, en net 65 als bij de man in het bed zit er om de ringvinger een gladde, gouden trouwring.

Ik kijk ernaar en beweeg mijn vingers. De vingers die de zeep vasthouden, bewegen ook. Mijn adem stokt en de zeep valt met een plofje in de wastafel. Ik 70 kijk in de spiegel. Het gezicht dat me aankijkt, is niet van mij. Het haar is minder vol, veel korter geknipt dan ik het altijd draag en de huid van de wangen en de kin hangt een beetje, de lippen zijn dun, de mondhoeken naar 75 beneden gekeerd. Woordeloos geef ik een schreeuw die van de schrik in gekrijs zou overgaan als ik me zou laten gaan. Dan zie ik de ogen. Er zijn weliswaar kraaienpootjes, maar ondanks alles zie ik dat het mijn ogen zijn. De persoon in de spiegel ben ik, maar twin80 tig jaar te oud. Vijfentwintig. Meer nog. Onmogelijk. Bevend grijp ik de rand van de wastafel vast. Weer welt er in mijn borstkas een schreeuw op, die eruitkomt als een gesmoorde kreet. Ik stap naar achteren, weg van de spiegel, en dan zie ik ze. De 85 foto’s. Op de muur en ook op de spiegel zelf. Plaatjes met door vocht gekrulde gele plakkertjes ertussen, waarop met een viltstift woorden zijn geschreven. Ik kies er zomaar een uit. CHRISTINE staat erop, met een pijltje naar een foto van mij – deze nieuwe, 90 oude persoon die ik ben – waarop ik aan een kade op een bankje zit met een man naast me. De naam komt me bekend voor, maar vaag, het kost me moeite te geloven dat het de mijne is. Op de foto lachen we naar de camera en houden we elkaars hand vast. Hij 95 is knap en aantrekkelijk en als ik goed kijk, zie ik dat het de man is met wie ik heb geslapen, de man die ik in dat bed heb achtergelaten. Onder de foto staat BEN, en daarnaast: JE MAN.

Cover van Voor ik ga slapen.

8 • Van 1970 tot heden

289

Lyriek Jotie T’Hooft auTEur

Jotie T’Hooft

kaLEnDEr

1956-1977

kErnbEgrip

neoromantiek

siTuEring

De thema’s in T’Hoofts werk zijn typisch voor de neoromantiek: het onvervulbare verlangen, de spanning tussen ideaal en werkelijkheid, de droom, het ontvluchten van de werkelijkheid in druggebruik, fascinatie voor de dood en zelfmoord, erotiek en seks. Nauw aansluitend bij deze doodsdrang is het thema van vervreemding en desoriëntatie. Jotie T’Hooft voelt zich een vreemde op deze wereld. Hij pleegde zelfmoord (overdosis cocaïne). Beide gedichten komen uit De laatste gedichten (1977). Jotie T’Hooft.

Schuldbekentenis

Een brief

1

Ja, ik geef het toe, ik beken het openlijk: mijn lichaam was altijd een toren zonder uitkijk. Ik heb hem steen voor steen in folianten gepend ik heb mij geplooid naar de tijd en de trend.

1

Lieve dood, ik weet dat gij niet lief zijt maar als handwerkman uw dagen slijt. Ik heb u geschreven om uw komst te vragen maar het lijkt enkel uw komst te vertragen.

5

De stenen die ik uit de wand verwijderd heb zijn de woorden waar ik dit gedicht mee schep; ik kijk naar de wereld waarin gij woont en al zie ik onscherp en ben ik vreselijk stoned

5

Ik geloof niet dat ik gered kan worden, doodjelief en als het kon dan wou ik het niet: eens een dief altijd een dief. Ik heb geen berouw over gestolen harten noch over de vlammen veroorzaakt door verwarming

10

er is iets dat mij niet ontgaan kan: mijn toren is gebouwd in mijn eigen toren. Ik weerhield mijn lijf niet in de groei tot man maar ik zaag geduldig aan de pijlers die mij schoren.

Het lijkt niet erg duidelijk misschien mijn keel snoert dicht en mijn tong heb ik gebroken 15 toen ik spreken leerde. Ik heb niemand ontzien. Ik ben wereld, in mij is onstuitbaar de doodsbloem

10

die verbrandden wie er zijn handen naar strekte. Lieve dood, ik neem afscheid van jou in de koorts in het ochtendlicht, in de maandag die mij wekte en diep in mij weet ik: wat ik blindelings volg is uw toorts.

ontloken.

290

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Eddy van Vliet auTEur

Eddy van Vliet

kaLEnDEr

1942-2002

kErnbEgrip

neoromantiek

siTuEring

Advocaat van beroep. De poëzie van Van Vliet is mainstream. Ze bevat weinig spetterende beeldspraak, maar is eerder intimistisch en terughoudend van aard.

Eddy van Vliet.

Le Bal du Moulin de la Galette (Renoir) 1

Een fractie van een kus. Geen lichtvlek Renoir, maar een meisje dat ik zou willen vragen

hoe het moet zijn om meer dan een eeuw te zijn begraven en nog steeds dansend 5 op le bal du Moulin de la Galette te verschijnen, onwetend over het sneuvelen van zonen die zij nog moet baren. Bang om de smaak van haar afgewende lippen te verraden. Zoveel vragen over de bijna achtendertigduizend 10 dagen die vlugger voorbij waren dan de penseeltrek die haar een strohoedje gaf.

Dood 1

Dood. Heb geen angst. Talm niet voor mijn deur. Kom binnen. Lees mijn boeken. In negen van de tien kom je voor. Je bent geen onbekende.

Hou mij niet voor de gek met kwalen waarvan niemand de namen durft te noemen. Leg mij niet in een bed tussen kwijlende kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen. Klop mij geen geld uit de zak 10 voor nutteloze uren in chique klinieken. 5

Veeg je voeten en wees welkom.

Op de kalender in mijn keuken kan ik nog hooguit vijftig jaar naar haar kijken, maar is de maand voorbij: de vuilnisemmer in 15 en De kus van Gustav Klimt in haar plaats.

8 • Van 1970 tot heden

291

Jean pierre rawie auTEur

Jean Pierre Rawie

kaLEnDEr

1951-

kErnbEgrip

toegankelijke lezergerichte poëzie

siTuEring

Hoewel zijn gedichten niet autobiografisch zijn, hebben ze toch een voldoende ‘Rawiegehalte’. Een voorkeur voor drank en vrouwen en preoccupatie met de dood zijn thema’s in zijn poëzie. Rawie schrijft toegankelijke poëzie op rijm. Rijm heeft volgens hem een geruststellend ordenend aspect. Park in Volterra dateert van 1979, Interieur van 1992. Jean Pierre Rawie.

Park in Volterra 1

De herfst deed zich reeds vaag gevoelen. Het was het einde van ’t seizoen. De zetbaas van het paviljoen sjouwde met tafeltjes en stoelen.

1

In dit met boeken volgestouwd vertrek heb ik steeds minder anderen van node, met al mijn aan de dood ontstegen doden iedere nacht stilzwijgend in gesprek.

5

Geremd door zuidelijk fatsoen stonden ragazzi en fanciulle, verachting veinzend, in de zwoele namiddagzon verliefd te doen.

5

Bij wie is wat ik liefheb nog in trek? Het meeste is al eeuwen uit de mode. Van wat ik deed, uit nood of om den brode, rest enkel de grandeur van het echec.

10

Wij dronken een glas wijn en zwegen. Wij bleven met onszelf alleen, tot er een oude man verscheen die blaren op een hoop ging vegen. – Als in een Franse film, zo éen waar ze elkaar tot slot niet kregen.

292

Interieur

10

Maar ook al bood het leven nog zoveel waar ik mijn tanden op heb stukgebeten, éen regel, en de wereld raakt vergeten, éen rijm, en het verscheurd heelal wordt heel: alleen achter mijn schrijftafel gezeten heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

rutger kopland auTEur

Rutger Kopland

kaLEnDEr

1934-2012

kErnbEgrip

schijnbare eenvoud

siTuEring

Een gedicht moest voor Kopland helder zijn, maar ook geheimzinnig. Poëzie moet vragen stellen over de condition humaine. In suggestieve gedichten schreef Kopland over dood, eenzaamheid, verlangen en identiteit. Enkele andere overwegingen dateert van 1997; Aan het grensland van 2008. Rutger Kopland.

Enkele andere overwegingen 1

5

10

Hoe zal ik dit uitleggen, dit waarom wat wij vinden niet is wat wij zoeken? Laten we de tijd laten gaan waarheen hij wil, en zie dan hoe weiden hun vee vinden, wouden hun wild, luchten hun vogels, uitzichten onze ogen en ach, hoe eenvoud zijn raadsel vindt.

Aan het grensland Je kijkt over het land de ontelbaarste keer in je leven naar waar het ophoudt je zegt tegen ons dit is het grensland het laatst van de aarde hier om ons heen 5 je zou willen weten wat voorbij daar is voorbij het steeds maar weer zichtbare zelfde 1

Zo andersom is alles, misschien. Ik zal dit uitleggen.

Hugo Claus auTEur

Hugo Claus

kaLEnDEr

1929-2008

kErnbEgrip

stilist

siTuEring

Behoud stamt van 1999.

Behoud Behoud de begeerte. Vergeet waarvoor je in de kou wou staan en sterven toen je dacht dat de wereld een lente 5 was of een vrouw. 1

Hugo Claus.

Verwacht dag en nacht maar vergeet de vrees die je was. Betaal geen rente voor je gedrag. Morgen versnelt. 10 Gisteren zwelt liefde doodt, gaat niet dood. Behoud geen resten. Stap over haar schreef. 15

Zij blijft de welriekende dreef in jouw verwoeste gewesten. 8 • Van 1970 tot heden

293

Luuk gruwez auTEur

Luuk Gruwez

kaLEnDEr

1953-

kErnbEgrip

neoromantiek

siTuEring

In oorsprong een dichter die sinds 1992 ook min of meer autobiografisch proza publiceert. In 2010 verscheen Garderobe, een uitgebreide bloemlezing uit zijn eigen gedichten. Samenhorig en Verona di notte dateren van 1990. Samen dateert van 1985. Luuk Gruwez.

Verona di notte

Samen

1

Dit is het uur dat mandolines zwijgen. Rumoer verstomt in de tavernes. Lantaarns lijken toegewijd te nijgen – de laatste obers van de nacht.

1

Je stierf alleen maar om de tijd te doden. Dat sterven stond je goed, zo goed dat, ding geworden met de dode dingen, je nauwelijks leek overleden.

5

De maan, dit uur, wordt weer vermaard als een gewiekste dief die harten rooft. Geliefden oefenen de schone schijn zó, hand in hand, niet meer alleen te zijn.

5

En toen het zover was en jij zó ver, toen kwam er nog een heer langs met gebeden, die, zich beroezend aan zijn zegen, jou nog met eeuwig leven wou vervelen.

10

Augustusnacht met lauwe bries van lijflucht, oregano en olijven. En dauw die aarzelt in platanen. Maar niet de vroegte maakt hun zoenen koel: Giovanni heeft Elvira tegen vijven gewoon al minder lief dan om halfdrie.

10

Maar niets dat je kon deren in dat stil vervoerde, waarin je lag te dromen, het hof gemaakt en aangeraakt door beeldig schone, idiote dood.

En eindelijk samen en nooit zo samen, de lichtste fee, die mij eens baarde. 15 – De eerste heer beminde voor het eerst de laatste dame.

Samenhorig 1

Er moet een wereld van verloren dingen zijn waarin een handschoen, inderhaast vergeten, het aanlegt met een oude krant, een sjaal, een zakdoek of een kam.

5

De handschoen mist de hand niet meer, de zakdoek hoeft geen jammernis, en zelfs de sjaal taalt niet naar warmte van kindermeiden en van moeders.

10

Al wat verloren is, is samenhorig. Maar tederheid die overbodig werd, het kippenvel dat blijven wou, de eerste natte droom, het domste lief,

het speelgoed van een kind dat stierf. En doen alsof men alles kan vergeten, 15 ofschoon men, plompverloren als een mens, alleen in het heelal moet zijn.

294

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

ingmar Heytze auTEur

Ingmar Heytze

kaLEnDEr

1970-

kErnbEgrip

performance, intertekstualiteit

siTuEring

Dichter, columnist, freelance journalist. In 2009 benoemd tot eerste officiële stadsdichter van Utrecht. Heytze rekent men tot de zogenaamde Utrechtse Mafia: een groep van Utrechtse schrijvers en columnisten, waartoe ook Manon Uphoff en Ronald Giphart behoren. Ingmar Heytze.

Winter in de Efteling 1

5

De sprookjespoort is afgesloten. Elke sleutel is gebroken op de ijslaag in het slot. Het fonteinen lichtspel flonkert in een vastgevroren regenboog. De waterlelies blijven dicht.

Lezen Mijn boeken zijn meer dan gebundeld papier zoveel meer dan een paar glazen inkt 5 op dood hout 1

het zijn stemmen die nimmer de stilte doorbreken

Het tapijt is uitgevlogen naar een zandkasteel van koper. Tulpen slapen in de grond. 10 10

De Python werpt zijn karretjes als Dinky Toys de heuvel af. Daartussen in het harde gras

liggen wij aan stukken naast elkaar; geen toverspreuk of timmerman 15 die jou en mij nog maken kan.

ruisende werelden, plaatsen van rust het zijn bomen die weer zijn begonnen te spreken

8 • Van 1970 tot heden

295

Herman de Coninck auTEur

Herman de Coninck

kaLEnDEr

1944-1997

kErnbEgrip

nieuw realisme, romantische ondertoon

siTuEring

Ik zie je nog altijd liggen (1975) refereert aan de dood van de Conincks eerste vrouw. De Plek dateert van 1994. Herman de Coninck.

De plek

Ik zie je nog altijd liggen Ik zie je nog altijd liggen, je vingers smal en paars als asperges, deze hele bleke stille vorm van jezelf-zijn die je altijd al wel had, 5 een streepje gestold bloed uit je mond: niks-zeggen was ook vroeger jouw manier van gekwetst-zijn, ik denk: sluit nu maar je ogen, kom, ik zal je helpen – dit is al wat ik nog kan doen: 10 dit niet-meer-weten-wat-zeggen en het zeggen 1

1

Je moet niet alleen, om de plek te bereiken, thuis opstappen, maar ook uit manieren van kijken. Er is niets te zien, en dat moet je zien om alles bij het zeer oude te laten.

5

Er is hier. Er is tijd om overmorgen iets te hebben achtergelaten. Daar moet je vandaag voor zorgen. Voor sterfelijkheid.

adriaan Morriën auTEur

Adriaan Morriën

kaLEnDEr

1912-2002

kErnbEgrip

eros en thanatos

siTuEring

Vertaler, docent en recensent, die tussendoor als dichter een behoorlijk werk wist samen te schrijven. Afscheid dateert van 1986. Een duizendkunstenaar komt uit Verzamelde gedichten (1993). Adriaan Morriën.

Afscheid 1

Zul je voorzichtig zijn?

Ik weet wel dat je maar een boodschap doet hier om de hoek en dat je niet gekleed bent voor een lange reis. 5 Je kus is licht, je blik gerust en vredig zijn je hand en voet. Maar achter deze hoek een werelddeel, 10 achter dit ogenblik een zee van tijd. Zul je voorzichtig zijn?

296

Een duizendkunstenaar 1

Hij kan een veer wegblazen, een vingerhoed optillen, een bladzij in een boek omslaan met de namen van alle duivelen.

5

Hij kan een hand vol zand leeg laten lopen op het strand uitkijkend op de golven die elkaar steeds weer bedelven.

10

Hij kan een meisje aanzien met zoveel liefde in zijn blik dat zij zich tot hem richt en vuur vraagt voor haar sigaret.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Leonard nolens auTEur

Leonard Nolens

kaLEnDEr

1947-

kErnbEgrip

romanticus

siTuEring

Nolens wordt beschouwd als een van de belangrijkste levende dichters uit Vlaanderen. Hij schrijft vaak over liefde en over de zoektocht naar de relatie tussen poëzie en identiteit. Naast poëzie publiceert Nolens sinds 1989 ook dagboekdelen. Vaderland dateert van 1994. In 2012 kreeg hij van de Nederlandse Taalunie de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren. De jury kenmerkte zijn werk als ‘een levenslange worsteling in taal en een zoektocht naar de eigen identiteit en die van de ander’. Leonard Nolens.

Wij zijn die eeuw 1

5

Wij zijn die eeuw, de twintigste Zonder getal, ik zei het al Met de precisie van een losgeslagen tong. Maak van ons geen foto. Heb compassie met een vrouw Die haar maten niet kent, En draai geen film over verlamde mannen.

Maak van ons geen mens en geen verhaal. Wij zijn de naakten die zich hullen 10 In brandende vlaggen, In de namen van geschonden grenzen. Onze kleermaker zit zonder stof. Wij trekken ons uniform van vlees Over andermans botten om onszelf te zien. 15 Wij nemen elkaar de maat Met de mateloze centimeter van Gods afwezigheid.

Vaderland 1

Al mijn gedichten heb ik afgeschreven Van iemand op doorreis, een donker mens Die mij de weg vraagt in een uitgestorven taal En in zijn zak een boek heeft dat nog zoek is.

5

Ik geef hem onderdak, ik laat hem slapen Met mijn vrouw en steel van haar zijn droom Over een vaderland dat van de kaart verdween, Over een grote, grote liefde die daar woont.

10

Pas als hij weg is hoor ik wat hij zei En heeft het dorp er plots een straat bij en een lied. Dan is het boek niet langer zoek, ligt ook zijn liefde Bloot en vuurrood op de kaart en ben ik dood.

Onze doorgeleerde mond is een vergissing Of een gissing, en ons axioma luidt: Wij weten niets. Wij weten niets. 20 Dat leren wij de kinderen op school.

8 • Van 1970 tot heden

297

gerrit komrij auTEur

Gerrit Komrij

kaLEnDEr

1944-2012

kErnbEgrip

satiricus en polemist

siTuEring

Nederlands dichter, schrijver, vertaler, criticus en polemist. Hij stond bekend om zijn virtuoze satirische pen. Een van zijn spitante uitspraken is: ‘De poëzie is vandaag een beetje afgeschaft: het is een mongooltje, het lelijkste kind dat je hebt, en dat zie je dus het liefst.’ Het Komrij-wezen komt uit de bundel Fabeldieren (1975). Help is van 2001. Gerrit Komrij

Het Komrij-wezen 1

Er is een fabeldier dat ‘Komrij’ heet, Een wonderlijke naam voor zoiets aardigs. De kop ervan is weliswaar vrij breed, Maar verder heeft het niet veel eigenaardigs.

1

De wind probeert een lied op mij te spelen. Er valt geen zin of woord in te ontdekken. Ik ben gestemd, mijn snaren zijn met velen, Maar god noch duivel weet ik te playbacken.

5

Hij is gewoon wat sullig, een soort flop. Zijn handen lijken erg op kolenschoppen, Ook zit de kop gewoon er bovenop. Hij zal zich nooit eens tot iets moois ontpoppen.

5

Mijn boodschap klinkt als uit de hals van gekken; Ik ben de nieuwe brug. Hoor, bij elkaar Kan ik de beide oevers niet betrekken. Wat hier aanwezig is was ook al daar.

10

298

Help

Hij is een hond, meer niet. Zijn hele leven Zal hij een wezen zijn ‘dat steeds begrijpt’. Alleen diep in de nacht jankt hij soms even, Daar een geheime pijn zijn strot toeknijpt.

10

Het nieuwe daar verschilt in niets van hier. In al mijn draden suist het als bezeten. Er is geen overdracht. Het helpt geen zier. Ik loop van niets naar niets. Ik ben vergeten Een brug te zijn over een doodsrivier Met aan de overzijde echte kreten.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

gerrit kouwenaar auTEur

Gerrit Kouwenaar

kaLEnDEr

1923-

kErnbEgrip

herinnering, vergankelijkheid

siTuEring

Van rebelse Vijftiger en Cobra-redacteur groeide Kouwenaar uit tot de éminence grise van de Nederlandse poëzie. Hij schreef Totaal witte kamer (2002) naar aanleiding van de dood van zijn vrouw. Ontmoeting dateert van 2008.

Gerrit Kouwenaar.

Totaal witte kamer Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal de kamer wit maken, nu, nooit meer later 5 en dat wij dan bijna het volmaakte napraten alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven witter dan, samen – 1

Ontmoeting 1

Soms is men zo oud dat men zijn bezit niet meer bezit

verhuizers komen met vervoermiddelen nemen de stoel de tafel de tuinpaden 5 het kinderportret het album met namen de vogel en de kat men koopt nog één keer persoonlijk tabak, deelt vergeefs mede wat men denkt van het kabinet en de eeuwig dreigende oorlog, alleen 10

het gratis glas van het huis smaakt nog naar meer, het regent, men beeft, er zijn stemmen en op het privaat ontmoet men verbaasd wie men was –

8 • Van 1970 tot heden

299

Charles Ducal auTEur

Charles Ducal, schuilnaam van Frans Dumortier

kaLEnDEr

1952-

kErnbEgrip

poëticale gedichten

siTuEring

In Knack stelt hij: ‘Wil je gedichten lezen, dan komt het eropaan je meester te maken van de taal die de dichter heeft neergepend. Je kunt je poëzie pas goed lezen als je veel poëzie gelezen hebt, en zo vertrouwd bent geraakt met haar taal.’ In tegenstelling tot Nijhoff en: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, zegt Ducal: ‘Lees maar, er staat wat er staat.’ The road not taken (1998) verwijst naar het gelijknamige gedicht van Robert Frost. Wij lagen verscholen op zolder dateert van 2006. Charles Ducal.

The road not taken 1

Ik zag, op de hoek van twee straten, een hoop afval: zeildoek, vodden, karton en iets dat bewoog, dat lag te slapen en dat mijn medemens was, maar ik kon

1

Wij lagen verscholen op zolder in de ban van haar onwaarschijnlijkheid, een oerbeeld, buitgemaakt op een foto. De hele nacht dronken en rookten wij

5

het daar makkelijk bij laten. Twee straten lopen uiteindelijk ver uit elkaar. Ik koos de weg om gedichten te maken. Hoe verder ik ging, hoe sterker de taal

5

om denkbaar te blijven in onze verbeelding, waarin zij als onmogelijk verscheen, de moeder-godin, als koe bekeken, de borsten gespannen en ideëel.

10

werd gezuiverd van tijdelijk streven, hoe minder afval, hoe minder verspild. Ik heb onderweg nooit echt moeten leven, en dat maakt het hele verschil.

300

Wij lagen verscholen op zolder

10

Later leerde ik zelf hoe hopeloos de zuiverheid van deze vorm, maar toen was ik jong en droomde ervan iets te schrijven, zo groots.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Delphine Lecompte auTEur

Delphine Lecompte

kaLEnDEr

1978-

kErnbEgrip

bevreemdend

siTuEring

Lecompte schetst een wereld waarin dromen met de realiteit botsen. Er is een continu spanningsveld tussen haar ‘gekte’ en de daarin herkenbare methode of zoals Shakespeare in Hamlet schreef: ‘Though this be madness, yet there is method in’t.’ Bovendien stoffeert ze haar dromen met ingrediënten uit haar biografie. Lecompte won in 2010 de C. Buddingh’-prijs, een Nederlandse poëzieprijs, die jaarlijks wordt toegekend aan het beste debuut in de Nederlandstalige poëzie. Delphine Lecompte.

Ik word wakker wanneer ik word verwekt Iedere nacht word ik wakker Om 1u40 omdat mijn ouders mij dan maakten Dat wisten ze niet Dat hadden ze nooit gewild 5 Een dochter die eruitziet alsof ze een jutezak Gevuld met dode katten op haar linkerschouder draagt Ze ziet er niet uit alsof ze die katten heeft vermoord. Elke dag gaat voorbij Zonder ontmoetingen met kattenmoordenaars 10 Soms ontmoet ik een helft van mijn ouderpaar Op heilige dagen de man Mijn vader zegt: ‘Ik ben bang dat ik gek word.’ Op werkdagen de vrouw Mijn moeder vraagt: ‘Is het waar dat je vader bang is om zot te worden?’ 15 Ik wens soms dat ik later wakker word Bijvoorbeeld wanneer ik ben geboren Dat was om 7u Maar ik verslaap mijn geboorte Bijna iedere dag. 20 Mijn ouders wilden dat ik werd geboren Het was morbide nieuwsgierigheid van de vrouw En gezond voyeurisme van de man Mijn vader zei: ‘Ze verdient een naam.’ Mijn moeder beval: ‘Ga om een krant, vent, 25 dan kunnen we iene miene mutte doen met de redactieleden.’ 1

8 • Van 1970 tot heden

301

Jorge Luis borges auTEur

Jorge Luis Borges

kaLEnDEr

1899-1986

kErnbEgrip

filosofisch, intellectueel

siTuEring

Borges werd na een ongeval in 1938 langzaam maar zeker blind. In 1946, een jaar nadat Perón aan de macht kwam, viel hij in ongenade bij de Argentijnse dictator. Na de val van Perón in 1955 werd Borges, ondertussen volledig blind, professor in de Literatuur aan de Universiteit van Buenos Aires. De wroeging dateert van 1976 (hij dicteerde toen zijn gedichten aan vrienden). Borges schreef ook fantastische verhalen met magisch-realistische inslag. Jorge Luis Borges.

De wroeging Ik heb de ergste zonde begaan Die een mens begaan kan. Ik ben niet Gelukkig geweest. Laat de meedogenloze gletsjers Der vergetelheid mij meesleuren en verzwelgen. 5 Mijn ouders hebben me verwekt voor het Hachelijke, prachtige spel van het leven, Voor de aarde, het water, het licht, het vuur. Ik heb ze bedrogen. Ik ben niet gelukkig geweest. Hun prille wens is onvervuld gebleven. 10 Mijn geest heeft zich toegelegd Op de symmetrische disputen van de kunst, Die futiliteiten vlecht. Ze hebben me moed vermaakt. Ik ben niet moedig geweest. Nooit wijkt van mijn zijde De schaduw van de ongelukkige die ik ben geweest. 1

302

Heimwee naar het heden Precies op dat moment zei de man bij zichzelf: Wat zou ik niet geven voor het geluk aan jouw zijde te zijn op IJsland onder de grote verstilde dag 5 en het heden te delen zoals muziek zich laat delen of de smaak van een vrucht. Op hetzelfde moment was de man bij haar op IJsland. 1

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Wislawa szymborska auTEur

Wislawa Szymborska

kaLEnDEr

1923-2012

kErnbEgrip

speels, verrassend, ironisch

siTuEring

De Poolse dichteres Wislawa Szymborska won de Nobelprijs voor de Literatuur in 1996. De jury noemde Szymborska de ‘Mozart van de poëzie, een vrouw die de elegantie van taal vermengde met de razernij van Beethoven’. Haar poëzie is toegankelijk, tegelijk ontwapenend en diepzinnig, triviaal en subliem, komisch en tragisch. Wislawa Szymborska.

Plankenkoorts 1

Dichters en schrijvers. Zo zegt men toch. Dus als dichters geen schrijvers zijn, wát dan – Dichters dat is poëzie, schrijvers dat is proza –

Sommigen houden van poëzie Sommigen – dit wil niet zeggen allen. Niet eens de meerderheid maar de minderheid. Zonder de scholen mee te tellen, waar het moet. 5 en de dichters zelf, zijn er van die soort misschien twee op duizend. 1

5

In proza kan alles, zelfs poëzie, Maar in poëzie mag alleen poëzie –

Volgens de affiche die haar aankondigt met grote P in ranke jugendstil, gevat in de snaren van een gevleugelde lier, 10 moet ik eerder naar binnen zweven dan lopen – En misschien beter blootsvoets dan in deze schoenen van Bata, stommelend en krakend – een plomp substituut van een engel – Was deze jurk maar wat wijder, wat langer. Kwamen de verzen maar niet uit een tasje, maar recht uit de mouw, feestelijk, met stoet en klokgelui, van bim, bam, 20 ab ab ba – 15

Maar daar op het podium loert al een tafeltje, een spiritistisch ding, op vergulde pootjes en op een tafeltje brandt een kandelaar – 25

Houden van – maar men houdt ook van soep met balletjes, Van blauw en van complimentjes, 10 men houdt ook van een oude sjaal, of van zijn eigen weg te gaan, of een hond over zijn kop te aaien. Poëzie – maar wat is poëzie. 15 Menig wankel antwoord Viel reeds op deze vraag. Maar ik weet het niet, ik weet het niet en klamp me eraan vast als aan een reddende reling.

Dus moet ik bij kaarslicht lezen wat ik schreef bij een doodgewoon peertje tik, tik, tik, op de machine – Zonder me op tijd af te vragen Of het poëzie is, en wat voor poëzie –

30

Het soort waarin proza niet staat – of het soort dat goed staat in proza –

En wat is nu eigenlijk het verschil, dat pas duidelijk wordt in het halfdonker tegen de achtergrond van een bordeaux gordijn 35 met violette franjes? 8 • Van 1970 tot heden

303

antjie krog auTEur

Antjie Krog

kaLEnDEr

1952-

kErnbEgrip

politiek geëngageerd

siTuEring

De Zuid-Afrikaanse Antjie Krog debuteerde als 17-jarige in een schoolkrant met een antiapartheidsgedicht. Het was het begin van een indrukwekkende reeks teksten, zowel poëzie als proza, fictie als non-fictie. Krog gaf als journaliste van 1996 tot 1998 ook radioverslag van de zittingen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie. Antjie Krog.

Land van genade en verdriet 1

tussen jou en my hoe verskriklik hoe wanhopig hoe vernietig breek dit tussen jou en my

5

soveel verwonding vir waarheid soveel verwoesting so min het oorgebly vir oorlewing waar gaan ons heen van hier?

10

jou stem slinger in woede langs die kil snerpende sweep van my verlede

Jy raak my nie meer Jy raak my nie meer die haartjies op jou wange die bitterwit huisies van jou mond die warm holte van jou hand 5 die soet lepel van jou tong die droë distel van jou liefde roer my nie meer jy het glansloos geword soos dié om jou. En nou eers na al die baie stil dae 10 kan ek sonder hartseer aan jou dink en bly wees oor jy nie weet hoe my lekhart leegbloei in my oë. 1

hoe lank duur dit? hoe lank vir ’n stem om ’n ander te bereik 15

304

in díe land so bloeiende tussen ons

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Dramatiek Walter van den broeck auTEur

Walter van den Broeck

kaLEnDEr

1941-

kErnbEgrip

autobiografisch, sociaal geëngageerd

siTuEring

Van den Broeck brak door met het toneelstuk Groenten uit Balen (1972), geïnspireerd door waargebeurde feiten (een staking en de gevolgen ervan in de Kempense gemeente Balen). Zijn grote romandoorbraak kwam met Brief aan Boudewijn (1980). Van den Broeck vertelt de concrete, dagelijkse geschiedenis zoals die ervaren wordt door ‘de gewone man’ en schept daardoor een origineel, maatschappelijk betrokken beeld van hedendaags Vlaanderen in een toegankelijke, soms volkse en komische stijl. Walter van den Broeck.

Frank Van Mechelen regisseerde de film Groenten uit Balen (2011). Evelien Bosmans vertolkt de rol van dochter Germaine Debruycker, Stany Crets incarneert Jan Debruycker.

Scène uit Groenten uit Balen door Het Theater aan de Stroom – de fluistercompagnie (2012). We schrijven 1971: staking bij Vieille Montagne. Het gezin Debruycker maakt een moeilijke tijd door, temeer doordat dochter Germaine zwanger werd gemaakt door Luc, een student die in het arbeidsconflict de kant van de arbeiders heeft gekozen.

Jan Clara Germaine Jan Clara Germaine Jan

Germaine Clara

Groenten uit Balen Woensdag, 10 maart Clara en Jan zitten nog aan de ontbijttafel. Jan leest zijn krant en rookt. Clara schikt haar krulpennen. De radio speelt een zacht muziekje. Knus. Als de achterdeur dichtbonst, kijken beiden op. Germaine komt in de deur staan, jas reeds losgeknoopt, plastic regenkapje in de hand. Ze leunt tegen de deurpost, wacht.

Awel? Wat doet gij hier nu weer? (Tracht het luchtig-sarcastisch te houden, armen gespreid, schouder-ophalend.) Tja, ’t is dan eindelijk gebeurd, hé. Krant dicht, terzijde. Wat is dan eindelijk gebeurd? Gij zijt toch niet … (Knikt heftig. Graait in de zak van haar regenjas, toont een omslag.) Dat waren ze me nog schuldig. (Gooit het op de tafel voor Clara’s neus.) De smeerlappen, godverdomme! Da’s weer werk van de Quatsch. Die heeft Grand Bazar opgestookt. Ze konden het niet hebben dat we hun schoon referendum niet slikten, en dat we er zelf één organiseerden. Neen, nu gaan ze de grove borstel gebruiken. Iedereen zonder broodwinning zetten. Dat kan niet moeilijk zijn, nu de vakbonden geen stakingsvergoeding meer uitbetalen. Laat maar zitten, vader, laat maar zitten. ’t Is nondedju toch ook haar eigen schuld. Hoe dikwijls is ze de laatste tijd niet thuisgebleven? Grand Bazar is nu toch ook geen duivenkot of zoiets, hé. 8 • Van 1970 tot heden

305

Jan Clara Germaine

Jan Clara Germaine

Jan Clara Germaine

Jan Clara Germaine

Jan

Clara Germaine

Jan

Clara

306

Dat kwam door haar maag. Ze had het dikwijls aan haar maag de laatste tijd. (meesmuilend) Jaja, dat weten we, hé Germaine. (veelbetekenende blik) (Dreigt in te storten, doch herpakt zich in het verloop van haar repliek.) ’t Is waar moeder, ’t is mijn eigen stomme schuld. Het gaat helemaal niet om dat ziek-zijn van de laatste weken. Verre van. Ze hebben me gepakt. Dat is het. Gepakt? Hoe gepakt ? (ongeduldig) Mensen, een kind kopen dat gaat in dees huis nog rapper dan een fatsoenlijke uitleg van iemand krijgen. Gisteren. Gisteravond, zo’n kwartier voordat de bel ging. Toen kreeg ik het ineens. Die grote tube Velpon. Ik had er al de hele dag naar staan kijken. (Neemt de tube uit haar zak, bekijkt hem.) Velpon? Zwijg nu toch … Velpon, ja, ik weet het, ge denkt zeker dat ik op mijn kop gevallen ben, en ik kan ’t u geeneens kwalijk nemen, want zo moet het nu wel schijnen. Ik zag die tube Velpon, en ’t was alsof een ijzeren hand me in mijn nek pakte en mij ernaartoe duwde. En opeens stond ik ervoor. God, ik weet ook niet waarom, vraag me nu seffens in godsnaam niet waarom, want ik weet het niet, maar opeens stak ik mijn hand uit, ’k dacht niet meer na, ’t was alsof ik verdoofd was, en toen pakte ik hem. Die grote tube Velpon. Waarom, nondedju? Waarom? Zwijg nu toch, ze weet het niet, zegt ze, hebt gij geen oren? Ik weet het niet, vader. (Begint te huilen.) Ik weet alleen dat Bernard van de fonoplaten het gezien had, en toen ik hem in mijn schort moffelde, als een weerlicht de chef de rayon ging verwittigen. En die kan me zó al niet uitstaan omdat ik zo dikwijls thuis ben gebleven de laatste weken. En toen hebben ze u gepakt? Stomme, onnozele klotetrut, nondedju! En dan nog Velpon? Wie heeft er hier in huis in godsnaam Velpon nodig? Als ge nu nog de kas had leeggemaakt, of eetwaren had gepikt, dat zou ik nog verstaan kunnen hebben. Niet dat ik het zou goedkeuren. Om de godverdomme niet. Houd nu toch eens uw lawijt, gij. Laat haar vertellen! D’r is niet veel meer te vertellen, moeder. Ik moest naar boven gaan en ik kreeg op staande voet mijn loonzakje. En de Velpon moest ik ook nog betalen. Ik mocht van geluk spreken dat ze de politie er niet bijhaalden, zegden ze. Da’s nog waar ook. Ge moet ze nog dankbaar zijn ook. (Stilte) Germaineke, kindeke, maar wat steekt gij de laatste tijd toch allemaal uit? Waar hebben wij dat aan verdiend? Velpon! Maar waarom? Waarom? Wij zijn allemaal van ons melk, de laatste tijd, dat komt door die ver-

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Jan

Clara

Jan

Clara Jan

Clara Jan

Germaine Jan Germaine Clara Jan Clara

Jan Clara Jan Clara Jan

domde staking. Dat komitee is er een potteke van aan ’t maken, dat zeg ik. Tweeënzestig procent heeft ‘Ja’ gezegd, maar ’t komitee weet het natuurlijk beter. Voor mij is er een geurtje aan heel dat komitee. Jaja, ’k weet het, ’k weet het. De ene zegt: ze worden ervoor betaald. Ze krijgen dertigduizend frank per man van de Chinezen, de andere zegt van de Russen, nog een ander zegt: van de patroons, nog een andere: van de vakbonden. Waarom niet van Sinterklaas bijgod? Ze hebben gelijk dat ze dat referendum van de patroons niet willen erkennen. Waarom mochten de arbeiders het niet controleren? Omdat het vervalst was? Ik houd het niet langer meer uit. Het ging allemaal zo goed. De auto die bijna afbetaald was, het huis. En dan kwam die verdomde staking, zij daar met haar pakske en nu die … die Velpon. Germaine. Ik weet het niet meer, hoor. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Wat moet ik doen? Moet ik u een draai om uw oren geven, u bont en blauw slagen tot ge wakker wordt, of moet ik alleen maar compassie met u hebben en mezelf tegen mijn smoel meppen, omdat ik het allemaal heb laten gebeuren. Allee, allee, wat krijgen we nu. Ge zijt daar toch niet verantwoordelijk voor … Niet verantwoordelijk? Wij zijn allemaal verantwoordelijk. Allemaal, verstaat ge. Als zij Velpon pikt, dan is dat zowel mijn schuld, als uw schuld, als de hare. Wij hebben het mogelijk gemaakt, Clara, wij hebben het mogelijk gemaakt zoals we mogelijk gemaakt hebben dat die geldzakken van de Vieille Montagne van iedereen schapen hebben gemaakt, die ze met een hongerloontje in het vergif konden stoppen. Wij, en onze ouders, en die hun ouders. Omdat zij ons niks anders hebben laten zien dan die stinkfabriek, omdat ze trekpaarden met oogkleppen van ons hebben gemaakt, omdat ze ‘brave Kempenaars’ van ons hebben gemaakt. Van die idiote, knikkebollende snullen met een paternoster om hun kneukels, die meenden dat ze met een weesgegroetje het hart van de Société Générale konden versuikeren. Nu nog schoner … En ’t begon al op school. Ge moet uw klakske afnemen als de meester voorbijfietst, en ge moet met twee woorden spreken. Ja, meneer de rotzak, neen meneer de rotzak. (woedend) En in de kerk was ’t van ’t zelfde. Ja meneer de zwartrok, neen meneer de zwartrok. (tot Germaine) Kind, doe me een plezier, ga van onder mijn ogen uit, ik wil niet dat ge me zo ziet. Ik wil niet dat ge denkt dat ik alle schuld op u steek, maar ik ben in staat u de schedel in te slagen, omdat alles, alles, alles verkeerd loopt. Ge moet dat verstaan. Hoeveel jaar heb ik nog te leven? Hoeveel jaar zal ’t nog duren voor ik zoals (kin richting stal) hij daar creveer van ’t lood? En wat heb ik al gehad? Werken, werken, en nog eens werken. En drie weken per jaar proberen het werk te vergeten, en dan opnieuw werken, werken, werken, godverdomme. Vader … Maak dat ge wegkomt, gij … slet, gij smerige dievegge, gij ordinair stuk! (Holt huilend naar haar kamer.) Vader. Allee, allee, geen poppenkast, geen poppenkast, alstublief hé. (Naar de kast, neemt de whiskyfles.) Ze is bijna leeg. (Giet een borrel in, drinkt hem in één teug leeg. Blijft staan nahijgen tegen de kast. Dan stilletjes, nauwelijks hoorbaar.) Help. Help. (Neemt hem de fles en de borrel uit de handen, bergt fles weg, en maakt aanstalten om met het glas naar de keuken te gaan.) Allee, Jan, jongen, ge moet u zo niet laten gaan. En dan zo vroeg op de dag al staan drinken. Waar trekt dat op? Maak u maar geen zorgen. De fles is bijna leeg, en geld om een nieuwe te kopen hebben we niet meer. Waarom gaat ge niet wandelen? De buitenlucht zal u goed doen. Ge zit hier de hele dag binnen. Da’s niks voor u. Straks, Clara, straks. Het moet hier eerst wat tot rust komen. (Slaat op zijn voorhoofd.) Ik weet het niet meer. Ik weet het niet meer. (Naar de keukendeur, mijmerend bijna.) Ik geloof … ik denk dat ge ’t nog nooit zo goed geweten hebt, Jan. (Kijkt verrast op. Knikt weer een paar keer.) Dan … dan doet weten zeer, Clara … 8 • Van 1970 tot heden

307

Tom Lanoye auTEur

Tom Lanoye

kaLEnDEr

1958-

kErnbEgrip

Politiek geëngageerd

siTuEring

Lanoye maakte als hedendaags dramaturg naam met Ten Oorlog (1997), zijn twaalf uur lange bewerking van acht stukken van Shakespeare. Ook in het buitenland kende het theaterproject succes, onder andere in Duitsland en Oostenrijk, waar het onder de naam Schlachten opgevoerd werd. Tom Lanoye.

Ten oorlog Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar

Hij die u van uw man beroofde, lady, Wou u slechts helpen aan a better man. Op heel de wereld leeft geen beter man. Hier leeft er één, who loves you more than he can. Waar is hij dan, die man? Right here. (Ze spuwt op hem.) Waarom spuwt u op mij, my love? Ik hoopte dat het dodelijk vergif was. Nooit kwam vergif uit such een zoete plek. Nooit plakte gif aan zulk een platte pad. Uit mijn gezicht! Want jij besmet mijn ogen. My love: your eyes besmetten die van mij. Twee pijlen in jouw hart. They are! They kill me with a living death. Those eyes of yours ontlokken zoute tranen From mine, die vroeger nooit uit wroeging weenden, Zelfs van verdriet niet, toen Edwaar en Sjors Were crying om de dood van Schoon Rolandke – Kill’d by that cruel Queen, úw schoonmama. I cried not toen uw eigen papa Warwick – Een ijzervreter, weeping like a child – Het sad verhaal deed van mijn vaders dood, Hij stopte twenty times om luid te snotteren, Each one had natte wangen, like a tree Bespat met regen. Maar mijn mannenogen Verbeten zelfs één ingetogen traantje … Your beauty triumphs, in what sorrow failed To do: it makes me blind with tears, my dear. My tongue has always hated hielenlikken. But since your beauty als beloning lonkt, My proud heart bends, so licks my preutse tong … Teach niet uw mond het spotten, it was made For kisses, Anna, niet voor zo’n verachting. Kan uw revengeful heart mij niet vergeven? Take this: mijn pasgeslepen stalen piece. I beg you, please. Begraaf het in mijn borst De Blauwe Maandag And set the soul die u verafgoodt free. Compagnie bracht in 2009 in de Rode Ik geef mij bloot voor uw genadestoot, Zaal deSingel Ik smeek u om de dood, upon my knee … Antwerpen Ten Oorlog in een regie van Luk Perceval.

308

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Cover van Ten Oorlog.

Anna Risjaar Anna Risjaar

Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar

Anna Risjaar

Anna

Risjaar Anna

Risjaar Anna Risjaar Anna Risjaar

(Ontbloot zijn borst; ze neemt het zwaard aan.) Don’t hesitate. I killed your Koning Hendrik – Maar ’t was uw beauty die mij daartoe dwong. Do it, want ik stak ook uw Edward dood – Maar ’t was your pretty face dat provoceerde. (Ze laat het zwaard vallen.) My endless love … Oh, please … Pick up my piece or pick up me … Kruip recht, stuk leugenaar … Ik wens jou dood, Maar zelf wil ik je beul niet zijn. Ask me to waste myself – ik doe het zo. Dat deed ik al. When you were fokking kwaad! Ask me again … Eén woord en deze hand Die, om uw liefde, uw geliefde keelde, Shall kill a truer love for, love of you – Aan beide moorden you’ll have had your part. Kende ik nu toch maar jouw hart … Het ligt defenceless op mijn tong. Ik vrees dat beide vals zijn. Then no man ever was oprecht … Goed … Berg je zwaard maar op. Beloof eerst love and peace. Dat laat ik later weten. But can I live in hope? Elk mens leeft zo, mag ik toch hopen. Then swear to wear this ring. Aanvaard ik iets, ik geef nog niets. Zie hoe mijn ring uw vinger zacht omhelst … Net zo omarmt uw borst my poor old heart. Draag beide, they are both for you. Please do! If now your hopelessly devoted slave Een gunst mag smeken at your gracious hand, Schenkt u hem never ending happiness. Wat dan? (Hij knielt bij de kist.) Please … Dat u deze droeve duty deels Aan hem laat, die meest reason heeft tot rouwen. O, let me be the one who buries Edward! Ik zoek voor hem the finest klooster uit, I’ll wet his grave met tranen van berouw. Ik smeek u: doe mij toch die ene favour. ’t Is ’t minste dat ik nog voor hem kan doen. (stilte) Uit heel mijn hart, en tot mijn grote blijdschap Omdat je tot zo’n inkeer bent gekomen: Ja. (tot de dragers) Heren, kom. We gaan. Tell me farewell! At least dan toch dat ene … Da’s meer dan jij verdient, mijn vriend. Jij leert Mij hoe ik jou moet vleien. Wel: verbeeld Je maar dat ik jou al vaarwel gewenst heb. Geen woord? Akkoord. Maar geef uw wangen dan ’t Bevel to cool my kissing lips één tel. Je hebt me toch gehoord: ik wil nu gaan. If not your cheek, gun mij dan toch uw hand. (Wil haar hand kussen, zij trekt haar hand terug.) Ik smeek je, nee, je maakt mij bang. Het spijt me. Then let me, Lady Anna, kiss your feet. 8 • Van 1970 tot heden

309

Risjaar Anna Risjaar

Anna Risjaar

(Hij buigt, kust haar voet, ze siddert; hij veert op en kust haar vol op de mond; ze laat het toe maar blijft terughoudend.) (stopt) O God! I’m sorry! Please, forgive me, Anna. It was much stronger than myself, forgive me. (gegeneerd) Het geeft niet. Het was ook mijn schuld. (Kust haar hartstochtelijk; ze kust hem ook; hij stopt.) Don’t torture me! I beg you, set me free! U moet nu gaan, ik hou het niet meer vol. You are so beautiful – and look at me! (huilt) Risjaar, het spijt me, ik … Please, go. Uw schoonheid martelt mij. Please: go! (Ze gaat verward af; hij wacht tot ze weg is.) Werd ooit één bitch met zoveel fun gemolken? I kill her fokking huisband, pa én schoonpa, En doe haar binnen! In haar heetste haat! With curses in haar muil, betraande oogjes, The witness van haar woede naast haar, blóedend – En toch wil zij haar blik verlagen op The one who plucked de bloesem van haar prins, Who made her widow in een bitter bed. On me – als som nog niet de helft van Edward. On me – die mankt en misselijk mismaakt is! I bet my dukedom for a dime dat ik Mij always heb verkeken op myself. Well, sodding hell; Zij houdt mij voor een fokking knappe dude. Ik doe nog zotte kosten, ik koop spiegels, Ik huur een peloton of twee aan tailors Om kleren uit te vinden die mij staan. Shine, crazy diamond, schone zon! I want to see my shadow, op de geile grond! (dansend af)

arne sierens auTEur

Arne Sierens

kaLEnDEr

1959-

kErnbEgrip

theater als collectief proces met de toneelspelers

siTuEring

Als theatermaker heeft Arne Sierens een zeer persoonlijke stijl en taal ontwikkeld, weg van het traditionele theater, met sterke wortels in het alledaagse, het volkse en het epische. Zijn background - hij groeide op in een arbeidersbuurt - is daarbij een belangrijke inspiratiebron. Zijn stukken zijn geen 'tranches de vie', maar gaan over het totale leven. Mijn Blackie dateert van 1998. Arne Sierens.

310

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Mijn Blackie Mie & Tjeu Mathieu Mieke Mathieu Mieke

Mathieu Mieke

Mathieu Mieke Mathieu Mieke Mathieu Mieke

Mathieu Mieke Mathieu Mieke

Mathieu Mieke Mathieu Mieke Mathieu Mieke Mathieu Mieke

Allez, ne kleine … Peist ge dat de wereld stilstaat misschien? Ge zijt getrouwd? Zeg! Neenee, hij wilde wel trouwen, maar ’k ben naar de waarzegster geweest. Dat ging niet. Wat gast was dat? Ge kent hem niet. Luc Callens. Van de kanten van Nevele. Jaja, ’k heb mij goed bezig gehouden achter dat ge wegwaart. (Ze kijkt naar hem.) ’k Weet niet wat ’k er moet van peinzen. Van wat? Uw haar. Hoe? Is ’t niet goed misschien? Ja. Speciaal … ’t Is schoon, zun. Is dat van niet te wassen? Van niet te kammen. ’k Was en ’k kam mij alle dagen. ’k Zal eraan moeten wennen, zekerst. (pauze) Mijn pa is dood, hein. Is ’t echt? André? M’enfin. Dezelfde maand dat mijne kleine geboren is. Allez. Dat was wat. Alles bijéén. En ’t was dan nog een stuitbevalling. Die wilde niet keren. Den docteur heeft dan wat te veel geknipt. ’k Heb afgezien. Jaja, hij is dood … (pauze) Voor wat hebt gij mij nooit niet nekeer getelefoneerd? Voor wat hebt gij mij nooit niet getelefoneerd? ’k Had uw nummer niet. ’k Had uw nummer ook niet. Pff. Ha. (pauze) Dat is onzen Blackie. Ja. Wat doet hij hier? Ja, Mathieu. Dat beest. Mijne kleine. Hij was jaloers. Hij werd vals. Hij begon te ruiven. Hij zat hele dagen aan de deur te scharten. ’k Had dan op tv ne film gezien. Hij had wormen. Dat was niet te doen. Met vlooien zat hij ook. ’k Heb hem moeten wegdoen.

Mathieu Mieke Mathieu Mieke

Mieke

Mathieu Mieke Mathieu Mieke Daniel

’t Gedacht dat die vlooien in die wieg zouden springen! (pauze) (lacht) Nen onnozelaar dat gij kon zijn. (pauze) ’t Was toch nen goeien tijd. Of niet? Ja. Voor mij toch. Voor u niet of wat? Maar ja. Toch wel! (pauze) Mag u nog ne kus geven? Wat is ’t? Hebt ge een vriendinneke? Allez, komt hier. (Ze kussen en dan omhelzen ze elkaar heftig. Ze laten weer los.) Mijn tien minuten zijn om. Vanavond ga ’k uit, misschien zie ’k u. Zeg, ’t is Sylveer zijne verjaardag. Ah ja? Wist ge dat niet? Ah nee. Ah ja. (over de muur) Mie, uw ma roept u! (Ze gaat weg.)

blond & blauwe ogen Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

Ge hebt ook nog iets gehad met Mie? Euh, ja. Ik ook. Hoe lang? Twee jaar. Twee jaar? Feitelijk alleen in de zomers. Neenee, de weekends ook. De weekends ook. Ik nekeer 4 maand. November tot februari. Vier jaar geleden. Hebt gij ’t uitgemaakt? Nee. Zij heeft ’t uitgemaakt. Bij mij ook. Bij mij ook. Ze weet niet wreed goed wat dat ze wilt, Mie. Maar nu … Ge hebt een vriendin? Ja. Hoelang al? Tweejaarenhalf. Tweejaarenhalf. Dat is al een tijdje. Dat is al serieus. Hoe noemt ze? Katja. Katja … 8 • Van 1970 tot heden

311

Scènes uit Mijn Blackie in een productie van HETPALEIS en Het Nieuwpoorttheater.

Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

312

ls ’t ook een blonde? Ja. Gij valt ook op blond? Nee, niet echt. Niet echt. Ik wel. ’k Ben nu 32. ’k Heb vijf lieven gehad. Ze waren alle vijf op een rij blond. Met blauw ogen. Mie is van de kleinste. ’k Heb ze liever wat groter. En uw vriendin? Is ze klein of groot? Tussen de twee. Groter of Mie? Ne meter zeventig of zoiets. Awelja zoiets. En ge woont samen? Euh ja. Staat ge op trouwen? Euh … Ge gaat niet trouwen. En peist ge al aan kinders? Nee, ge studeert nog. Nog drie jaar. Nog drie jaar. Drie jaar en twee jaar stage. ’k Wilde niet studeren. ’k Wilde zo rap mogelijk nen auto. Gij hebt gene auto? Nee. Nee. Ik rijd al van dat ’k 14 was. Mieke kan ook niet rijden. Nee. ’k Heb ’t haar gezeid: ‘’k Wil ’t u leren.’ Maar ze wil niet. Ze wil niet. Voor wat is dat uitgeraakt bij ulder, als ’k dat mag vragen? Gewoon, ’t was gedaan. Bij mij was ’t ook zoiets. Op nen dag ’k kom thuis en d’r lag een briefke op tafel: ’K DENK NIET DAT WE BIJ MEKAAR PASSEN. ’K VOEL EEN KLOOF TUSSEN ONS. Hallo, ne kloof?!

Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Hoe heeft ze ’t bij u gedaan? Niet met een briefke? Ze heeft dat gewoon gezeid. Ze heeft ’t u gezeid … Maar ge zijdt nu gelukkig met Nadia. Katja. Eujeu Katja, ja. Ze sprak van in ’t stad te gaan wonen. Ja. Mie, hein. Ja. Ze is er wreed door aangetrokken door dat leven. Ze is daar wreed door aangetrokken. Ze heeft diene film gezien en diene film. ’k Ben daar niet mee bezig. Ik lees zelfs niet. Wel! Allez, jong, dat is ook afgeraakt. ’k Heb daar euh … Nu ben ’k met Sabine. Getrouwd. Een goed meiske. ’t Is een goed meiske. Ze is iets dikker. De laatsten tijd. De laatsten tijd. Op een jaar acht kilo bijgekomen. Acht kilo. Ge tekent daar niet voor, zun maat. Lijk Mie bijvoorbeeld, die eet wat dat ze wilt, niets komt er daar bij. En uw lief, is ’t een dikke? Nee, maar ge kent dat … Wijven. Mager. Is ’t een schone? Euh ja. (lacht) Ge moogt zomaar naar uw ex-lief komen? Ze weet, ’t dat ge hier zijt? Ja. (lacht) Ge hebt ’t haar niet gezeid? Of toch? Ge moet er wreed van opletten. Nee jong, voor dat ge ’t weet, hebt ge boel. Ge hebt een goeie vast. Blijft er maar bij. … Nog drie jaar. Ge gaat gij daarachter veel geld verdienen. Ge moet dat doen. Ge moet dat doen. Honderdduizend netto in uwe zak. ’t Is lange studeren maar ge krijgt er wel iets

Mathieu Daniel

Mathieu Daniel Mathieu Daniel Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

Mathieu Daniel

MATHIEU

voor in de plaats. Jaja, als ge zo wat geld hebt … Ge moet ’t aan mij niet vertellen. Woont gij graag in ’t stad? ’t Zal wel. Steekt mij daar nen dag. Ik loop weg. ’t Is daar gene lucht. ’t Stad! ’k Kan niet tegen die auto’s. Diene stank. Achter een half uur moet ’k weg. ’k Heb ’t gevoel dat ’k moet versmachten. Hier hebt ge nog de echte dingen. ’k Weet ’t, ’t is misschien onnozel. ’t Gras. De stenen. De bomen. De beesten. (Hij ziet Tantanna die staat te luisteren.) ’t Is een andere mentaliteit. Zeg, als ’k ’t niet mag vragen, moet ge ’t zeggen, kwestie van seks, hebt ge daar alles mee gedaan, met Mie? Wat? Feitelijk waart gulder nog wreed jong. Hoe oud zijt ge? Twintig. Twintig?! Twintig jaar?! Allez, gij zijt vier jaar jonger of haar?! Ja. Ah, ’k wist dat niet. Gij zijt jonger! Ah, leeftijd speelt zeker mee. Is uw Katja ook ouder? Nee, we zijn even oud. Dezelfde leeftijd. Jonger is beter. (Hij kijkt naar Tantanna, die weggaat.) Sabine en ik is vier. Mieke en ik was zeven. ’k Zeg niet dat dat niet kan. Allez, dat wist ’k niet. Blond. Ne meter zeventig. Blauw ogen. Mager. ’k Zou ze wel nekeer willen zien. Ge moet er nekeer mee afkomen. Volgende week. Wat doet ze zij? Ze studeert ook. Ze studeert ook. Blijft gij maar in ’t stad. Dat was ulderen hond? Ja.

Daniel Mathieu Daniel

We zijn hem nog samen gaan kiezen. Uit ne nest. Serieus. (kijkt op zijn horloge) ’k Moet door. Ge moet mij excuseren … Neeneenee. ’k Moet ook voort. Daarachter zijn we nog nekeer een week thopen geweest. Achter haar periode daar met Luc Callens. Ge moet dat haar nu niet vertellen wat ’k u zeg, hein? Verleden jaar, belt ze mij op nen avond. ’k Was dan al getrouwd. ’k Moest afkomen. Ze zat alleen. ’k Kwam binnen. Ze gleed van nattigheid van hare stoel. Ge moet mij excuseren, wij klappen ahzo. ’k Zeg: ‘Hoe is ’t met onze kloof? Is ter al beterschap?’ Twee nachten en dan was ’t weer gedaan. Ze weet niet goed wat dat ze wilt, Mie. (Ze gaan weg.)

Affiche van Mijn Blackie in een productie van HETPALEIS en Het Nieuwpoorttheater.

8 • Van 1970 tot heden

313

ko van den bosch auTEur

Ko van den Bosch

kaLEnDEr

1958-

kErnbEgrip

eigentijds realisme

siTuEring

Ko van den Bosch is bekend als voorman van de theatergroep d’Electrique, die voorstellingen vol visuele slapstick en grof materieel geweld bracht. Als toneelschrijver schreef hij o.a. Ten liefde (1999), een eigentijdse, rauw-realistische bewerking van Romeo en Julia van Shakespeare. De hoofdpersonen zijn echter geen jeugdige geliefden meer; ze zijn rond de veertig en hebben elkaar ontmoet op een vrijgezellenparty. Van den Bosch is ook regisseur. Ko van den Bosch.

Ten Liefde scène 1: Proloog Romeo

Laten we zeggen: twee mensen, een vrouw en een man. Laten we zeggen: rond de veertig. Maakt niet uit waar, maar laten we zeggen: in dit heelal. Met hen gebeurt het allerallerallermooiste: ze worden verliefd. Zij zien elkaar en beseffen dat ze voor elkaar gemaakt zijn. Dat alle gebeden, mantra’s en alle popsongs die ooit gezongen, gepreveld of geschreven zijn, voor hun twee bedoeld moeten zijn. Dat alle chemische, elektrische en mechanische processen op de wereld en in het heelal bedoeld zijn om hen bij elkaar te brengen. En stelt u zich voor dat het heelal zegt: ‘Hoe onverklaarbaar ik ook ben, hoe koud en hoe verspreid, het is me in ieder geval gelukt om twee mensen bij elkaar te brengen zonder dat ze elkaar afstoten. Gewoon bij elkaar … één’. Alleen … het heelal weet niet dat het twintig jaar te laat is en dat de twee gelieven zich hebben vastgeknoopt aan anderen, voor wie ze niet gemaakt zijn, of aan dingen waar het heelal helemaal niks van begrijpt, zoals kwetsbaarheid, domheid, idealen, dromen, of angst om eenzaam op een kutplaneet te moeten sterven. Wat is twintig jaar? Voor een heelal, niks; voor twee mensen, veel. Dit is de angstaanjagende dodenrit, in dik een uur, van een liefde die na twintig jaar ingehaald moet worden. Let u niet op de details, we hebben haast.

scene 4: Taxi

Romeo rommelt zenuwachtig. Julia zet een plaat op en danst wat rond. Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo

314

Kan je een taxi voor me bestellen? Wat wil je? Een kus. Nee! Een taxi, gewoon een taxi. Op vrijdagavond? Ja. Kan wel even duren … Maar als je hem belt, komt hij toch? Zo werken taxi’s. Wil je weg? Nee. Ja. Ik kom wel terug … of we zien elkaar. Wil je een kus? Heb je de taxi gebeld? Het kan even duren. Vrijdagavond. Wil je buiten wachten? Zo bang ben ik niet. Ik heb je gemist. Hoezo, heb je me gemist?

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Flyer voor de afstudeervoorstelling van Ten liefde.

Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo JULIA Romeo

Julia Romeo Julia Julia Romeo Julia Romeo Julia Romeo

Julia Romeo Julia Romeo

Julia Romeo JULIA

Romeo Julia Romeo Romeo Julia Romeo

Weet je wat de mooiste tijd voor blinden is? De nacht. Als het regent. Dan worden ze zeiknat en gaat hun hond ruiken. Dan kunnen ze horen waar alles staat. Het geluid van de regendruppels geeft precies aan waar alles staat. Ze horen hoe de wereld om hen heen eruitziet. En als het stormt? Weet ik niet. Dan horen ze waar alles begint, maar niet waar het ophoudt. We kunnen nu ten afscheid huilen en daarna kijken hoe de zaken ervoor staan. Wil je er nog één? Duurt het lang, die taxi? Uur, nog veertig minuten. Veertig minuten voor één wodka. Heel beschaafd. Wat is het wereldbeeld van een blinde als hij dronken is? Wat denk je? (Julia schenkt nog een borrel in.) Hangt ervan af. Waarvan? Of zijn hond ook meedrinkt. (Romeo slaat in één haal de wodka achterover.) Hier, twee te late ijsklontjes: kus me. (Romeo kust Julia.) Nu verwarmt mijn kus jouw koude lippen. Ik smelt. Dat had Shakespeare niet kunnen verzinnen. Welke Shakespeare? Kus me. De laatste zurige wodkakus van een zware roker. Jij, Julia, schraapt met je volledig gesaneerde gebit, de perfecte mondhygiëniste, de aanslag, al het gelul van een hele avond, van mijn tong. Zo meteen komt een taxichauffeur met bierbuik in een witte Mercedes me redden. Ik hoef er geen moeite voor te doen: ik betaal en hij doet het scheurwerk. Je bent aantrekkelijk, maar tegen honderdveertig pk kan zelfs jij niet op. Ik wil je, maar ik … ik moet weg. Geweldige avond gehad, echt … Ik … Wrong time, wrong place … Je bent een geweldige vrouw. Een te geweldige vrouw … Vanaf nu ga … Waar is mijn jas …? Ga ik mij een minder grote lul vinden … dan voorheen. Je jas hangt daar. Hoeveel taxi’s rijden er, hoe hard van hoeveel plaatsen naar hoeveel plaatsen? Wat is de kortste verbinding tussen twee punten? Wat is de kortste scheiding tussen twee punten? De hakbijl. Ik haat dat gewacht op taxi’s. Wat wordt in die drie kwartier allemaal afgevoerd en aangevoerd? Al die hitsige jonge lichamen … gelieven. Van de ene dansplaats naar de andere. Van de fles naar de snackbar, waar de gefrituurde nachtegalen en merels uit hun warme of koude neonbalkonnetjes worden getrokken. Dat zingt niet meer. Dat pruttelt alleen nog maar. Allemaal gelieven voor één nacht … en het volgende weekend rijden de taxi’s weer andere routes … Kan je nog een keer bellen? Kus me. Ja … ten afscheid … We nemen een laatste … Dan zal-ie wel komen. (Voorzichtig kussen ze elkaar. Ze blijven in elkaar verstrengeld.) (Ho komt op. Rookt wat, gaat af.) Je hebt toch gebeld? Kan je echt niet blijven? Zeg me goededag of -nacht. Voor een blinde maakt het niet uit. Wie blind geworden is, kan zich voor zijn kop slaan voor alles wat hij vergeten is op te merken toen hij nog zag. Je huilt … Omdat het gekund had. Ik loop rechtdoor de deur uit. In elkaar zakken, doe ik liever op straat. 8 • Van 1970 tot heden

315

Julia Romeo Julia Romeo Romeo

8.4

De maan trekt niet meer aan je. Het is de zon alweer. En die trekt onbarmhartiger naar de dag. Het wordt licht … lk moet gaan. Van wie? Van … van mijn … jas! Mijn jas is nogal een doortrekker. Mijn knopen staan al buiten. (Romeo scheurt zijn jas uit en vliegt Julia in de armen. Buiten wordt getoeterd. Julia doet het licht uit.) Dit is maar een kleine hand. Uitgerekt ligt hij daar bij jou. Uitgerukt tastend, aangeraakt op de tast, omdat ik te ongevoelig luister om jouw lichaam in de regen te horen en te ondiep kijk om verder te zien dan jouw huid. Deze kleine hand duwt voorzichtig de randen van de wond dicht, nadat mijn grote hand het mes heeft gehanteerd. (Ze kussen elkaar. Een taxi toetert.)

Film

Een stroomversnelling

Nicole Kidman als Grace in Dogville (2003).

Festen, een Dogmaprent uit 1998 van Thomas Vinterberg.

De jaren zeventig leverden enkele kaskrakers op zoals The deer hunter (1978). Jaws (1975) verdiende op één weekend zijn gehele budget terug. Medio de jaren tachtig verscheen een nieuwe concurrent op de markt: de video. Maar al snel zagen de studio’s in dat ‘home video’ een bondgenoot was en dat films die al een hele tijd uit de bioscopen weg waren weer in roulatie konden gebracht worden. De snelle technologische evolutie van de jaren negentig zorgde voor een soort democratisering van de cinema. De combinatie computer en digitale camera opende enorm veel perspectieven. In 1995 ontstond in Denemarken onder impuls van de regisseur Lars von Trier Dogma 95. Dogmafilms gebruiken doelbewust technieken die ruis veroorzaken. Daarmee zetten ze zich af tegen de gangbare ideeën over film. Enkele van de Dogmaregels zijn: • De film moet op bestaande locaties gedraaid worden zonder toevoeging van props en rekwisieten. • Geluid moet direct samen met het beeld worden opgenomen, dus muziek moet op de set ten gehore worden gebracht. • De camera moet ‘handheld’ zijn. • De film moet in kleur zijn zonder toevoeging van extra licht. • Het beeldformaat moet het zogenaamde academyformaat zijn 1:1,33 en 35 mm. • … Typische Dogmafilms zijn Dogville (2003) van Lars von Trier en Festen (1998) van Thomas Vinterberg. In het begin van de eenentwintigste eeuw vierde de film zijn honderdste verjaardag. De film heeft van zijn ‘concurrent’, de dvd, zijn bondgenoot gemaakt. De levenscyclus in de bioscoop is korter geworden, maar het ‘afterlife’ bijna onbegrensd en de technische evolutie is spectaculair. De special effects zijn zodanig onbegrensd dat geen enkele filmfantasie meer onbereikbaar is. Sinds Avatar (2009) is 3D aan zijn opmars begonnen. Film is meer dan ooit big business geworden. Regisseurs als Quinten Tarantino (Kill Bill), Almodovar (Hable con ella) en Steven Spielberg (Schindler’s list) zijn echte cultfiguren. Hele glossy’s worden aan filmsterren gewijd. En ook de Vlaamse film doet het niet slecht. Daens (1992), Aanrijding in Moskou (2008), Loft (2008, met Amerikaanse remake in 2012) en het voor een Oscar genomineerde Rundskop (2011) zijn voorbeelden van films die ook internationaal hun mannetje stonden. *De gegevens gebruikt voor het uitwerken van deze bondige filmgeschiedenis zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Alles wat je eigenlijk zou moeten weten over film van Jan Verheyen (2011).

Affiche van Avatar.

316

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

9

annex: Het griekse theater 9.1

Ontstaan en evolutie

Het Griekse theater is ontstaan uit de eredienst rond Dionysos (Bacchus in het Latijn), de god van wijn, zinnelijk genot en vruchtbaarheid. Volgens de mythologie trok hij door Griekenland in het gezelschap van een stoet dieren, saters (ruigbehaarde wezens, half mens half dier met bokkenpoten, horens en een staart) en zijn onafscheidelijke metgezel Silenus om de mensen het kweken van de wijnstok bij te brengen. Waar hij kwam, werd er gefeest en gezongen. Een mannen- of jongenskoor zong te zijner ere dithyramben, uitbundige lofzangen, die na verloop van tijd tot een soort beurtzang leidden. Deze beurt-lofzangen werden de rechtstreekse voorgangers van het drama. Volgens de overlevering maakte de Athener Thespis in 534 v. Chr. de lofzangen tot een vraag- en antwoordspel. Hij plaatste een ‘antwoordman’, een protagonist tegenover het koor.

Op dit Attisch grafreliëf is te zien hoe acteurs offeren aan Dionysos, op wiens feesten ze als onderdeel van een godsdienstige rite toneelstukken opvoerden. Ze houden hun toneelmaskers in de hand. Nationaal Archeologisch Museum Athene.

De jonge Bacchus (Carravaggio, ca. 1535).

Venus berijdt een sater. Dirck de Quade van Ravesteyn (1565-1620), Koninklijk Museum voor Schone kunsten ( Brussel).

De Dionysosstoet.

Aischylos (ca. 525-456 v. Chr.) voegde een tweede acteur, de antagonist toe. Dankzij deze tweede acteur kon de dialoog nu een eigen leven leiden, los van het koor. Sofokles (496-406 v. Chr.) voegde een derde speler, een tritagonist toe. Dialoog en actie kwamen hierdoor meer op de voorgrond, ook omdat één acteur verschillende rollen kon spelen. Zijn bekendste tragedies zijn Koning Oidipoes, Antigone en Elektra.

Thespis (6e eeuw v. Chr.).

Aischylos, Archeologisch Instituut van de Universiteit Göttingen.

Sofokles, Romeinse kopie naar een Grieks origineel, Ny Carlsberg Glyptotek in Copenhagen.

Silenus draagt Dionysos. Romeinse kopie uit de 1e of 2e eeuw na Chr. naar een Grieks origineel uit de 4e eeuw voor Chr., Louvre (Parijs).

9 • Annex: Het Griekse theater

317

Euripides, Museum Pio-Clementino, Rome.

Aristotoles. Romeinse kopie in marmer naar een Grieks bronzen origineel van Lysippus in 330 voor Chr.; de albasten mantel is een moderne toevoeging, National Museum van Rome, Palazzo Altemps.

Aan het eind van de ontwikkeling staat Euripides (480-406 v. Chr.). Bij hem vormen de koorpartijen geen organisch geheel meer met het drama zelf. Wat oorspronkelijk de kern uitmaakte, werd tot bijkomstigheid. Zijn bekendste tragedies zijn Iphigenia in Taurus, Trojaanse vrouwen en Medea. In Athene werd ieder jaar door de overheid ter gelegenheid van de Grote Dionysosfeesten een toneelwedstrijd georganiseerd. Telkens werden drie tragediedichters uitgenodigd om elk drie werken ten tonele te brengen waarin één bepaald onderwerp behandeld werd. Zowel Aischylos, Sofokles als Euripides werden diverse keren laureaat. De Griekse tragedie (Grieks tragóidia = bokkenzang) of treurspel ontstond dus uit de eredienst van Dionysos, en daarin vormde het offeren van een bok onder het voordragen van een lofzang het hoogtepunt. De deelnemers aan die eredienst droegen bokkenhuiden. Al snel beperkte de ‘bokkenzang’ zich niet langer tot de Dionysosmythe; ook andere godenmythen en zelfs legendarische helden werden erin betrokken. In zijn Poetica (325 v. Chr.) schetste Aristoteles (384-322 v. Chr.) een model voor de opbouw van een klassiek toneelstuk. Na een eventuele proloog volgt de expositie (informatie over de krachten die in het stuk een rol spelen). De conflictstof wordt dan vanaf het motorisch moment verder ontwikkeld en leidt tot een climax, die in een crisis zijn hoogtepunt bereikt. Hierna wordt het conflict afgewikkeld en eindigt in een catastrofe (tragedie) of ontknoping (komedie). Ook de komedie (Grieks kómóidia = optochtzang) of blijspel vindt haar oorsprong in de Dionysosfeesten. De deelnemers aan de optochten zongen behoorlijk baldadige liederen, waarvan het publiek langs de weg het mikpunt was. Dat liet zich niet onbetuigd en diende de deelnemers van antwoord. Na de Peloponnesische oorlog (431-404 v. Chr.) tussen Sparta en Athene om het politieke leiderschap in Griekenland ontwikkelde de komedie zich tot een soort blijspel in moderne zin met een reeks vaste typen zoals de lichtzinnige zoon, de oude koppelaarster, de klaploper … Het Griekse theater had een arenavorm. Aanvankelijk speelde het hele gebeuren zich af op de ronde dansplaats (de orchestra) rond het altaar. Achter de orchestra werd een gebouw (skène) opgetrokken dat onder andere diende als kleedruimte. Wegens de grootte van de meeste theaters – soms waren het echte massatheaters – werd de skène spoedig op een verhoog gebouwd, waarbij tussen het gebouw en de trappen naar de orchestra toe een verhoogde ruimte (proskenion) voor de acteurs vrij bleef.

318

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Op die manier uitgerust traden de acteurs op: masker, toneelkledij, cothurnen.

Twee dronkaards uit een komedie bulderen van de pret. Ze dragen potsierlijke kleren en maskers. Ze houden elkaar overeind. Terracottabeeldjes uit Tangra, hellenistishe tijd.

Maskers drukten het karakter van de personages uit.

Het theater van Delphi met de Apollotempel.

Theater aan de voet van de Akropolis.

Begrippen die vaak opduiken in verband met het klassieke toneel: Bacchanten Catharsis Cothurnen

Deus ex machina

Dramatis personae Drie eenheden

Hybris

Vrouwelijke volgelingen van Dionysos, vaak afgebeeld als extatisch dansende vrouwen in dierenvellen met loshangend haar en met rietstaven die met klimop en wijnranken omwonden zijn. (Grieks = reiniging) Het zuiverend inzicht bij personages en toeschouwers, teweeggebracht door emotionele en verstandelijke betrokkenheid bij een tragedie. Verhoogde laarzen, het speciale schoeisel van de Griekse tragediespelers. De cothurn werd het symbool van de tragedie en haar verheven stijl, in tegenstelling tot het lage schoeisel (Lat. soccus), het symbool van de komedie. Wanneer Griekse dramaturgen de door hen opgeroepen conflicten niet rationeel konden oplossen, voerden ze dikwijls een godheid ten tonele om de zaak recht te trekken. Deze godheid (deus) werd dan via een soort kraan (machina) vanuit de hoogte neergelaten. In ruimere betekenis: onverwachte en plotse ontknoping. Personages in een toneelstuk. Bindende regels voor het schrijven van een klassieke tragedie. Ze werden toegeschreven aan Aristoteles, ten onrechte trouwens, want hij formuleerde ze niet als een dwingende wet. Hier gaat het om • de eenheid van tijd: de handeling speelt zich af binnen een etmaal (24 uur); • de eenheid van plaats: de handeling speelt zich geheel op dezelfde plaats af. Informatie van elders wordt via een bode overgebracht; • de eenheid van handeling: uitweidingen en episodes die weinig of niets met de hoofdhandeling te maken hebben, moeten geweerd worden. Het onderwerp van een klassieke tragedie is steeds de ondergang van een hooggeplaatste persoon – een symbolische voorstelling van ‘de’ mens; hij gaat ten onder omdat hij in zijn overmoed (hybris) de grenzen heeft overschreden van wat een mens geoorloofd is.

9 • Annex: Het Griekse theater

319

9.2

klassiek in moderne verpakking

Hugo Claus auTEur

Hugo Claus

kaLEnDEr

1929-2008

kErnbEgrip

gemoderniseerd klassiek toneel

siTuEring

Claus heeft een zeer omvangrijk theaterœuvre: 35 oorspronkelijke stukken en nog eens 38 vertalingen en bewerkingen van Griekse, Latijnse, Franse, Spaanse, Engelse en Nederlandse toneelstukken en romans. Oedipus gaat terug op Sofokles (5e eeuw voor Christus). Claus gaat op een eigenzinnige manier om met thema’s als vadermoord, incest, noodlot en persoonlijke schuld. Hugo Claus.

Oedipus Slaaf

Oedipus

Slaaf

320

Razend sprak hij, zijn gezicht was scharlaken, zijn ogen puilden uit, sprongen op, zij trilden, zij wilden uit zijn schedel. Dit was Oedipus niet meer, maar een waanzinnige, een wilde. Met één schreeuw, het geloei van een beest in doodsangst en in woede boorde hij zijn vingers in zijn ogen en stootte dieper in de oogkassen en haakte er zijn vingernagels vast, greep de oogballen, en rukte, wrong en trok uit alle macht tot zij hun wortels losten en begaven. Hij wierp ze van zich weg, maar zijn vingers keerden terug, tastten weer in de open holtes, zijn nagels krabden in de lege gaten, hij hield niet op, in zijn onmachtige wanhoop kermde hij, raasde hij en stootte weer zijn vingers in de bloedige kraters in zijn gezicht. Hij hief zijn gezicht, zocht naar het streepje licht dat nog kon schijnen in het zwart dat hij zag. Linten vlees, zenuwen, rafels hingen over zijn wangen, hij betastte ze, snokte ze weg, tot de laatste draad. (tast naar het koor dat wijkt) Goden dáár? Wáár? Goden, zult gij mijn land nog langer kwellen? Ik heb de moordenaar gevonden, ik heb hem gestraft, hij heeft betaald, hij zit nu in de nacht gevangen die over zijn bed had moeten vallen. En uit zijn oogkassen waar de aders waren gescheurd, spuwde het bloed en stroomde in zijn open mond.

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Theaterposter van Oedipus in gouache en inkt.

Koor

Oedipus

Koor

Jokaste

(terwijl Oedipus ineengezakt ligt) Zij zeggen dat het noodlot de meeste van alle dingen is. Dat het ijdel is om zijn lot te weerstaan. Dat geen gedachte, niet een van onze gedachten het web van het noodlot kan scheuren. Dat alles wat wij doen wat tegen ons gedaan wordt van ergens anders vandaan komt. Hoe kan je ’t weten? Wat is dit ergens anders? In het begin ligt al het einde klaar, probeer maar, bid maar, bedenk maar. Soms win je, soms verlies je, wie zegt of je wint of verliest. Vrees. Ook de grote God vreest. Vlucht. Na de daad, na de moord. Maar of je vreest of vlucht of vecht, je ontkomt niet aan de vingers van het noodlot, het graaft in je hersenpan in je lever, in je leven. (overeind, mat) Het is goed, het is gedaan. Mijn vader werd terugbetaald, het eeuwig duister is mijn huis, de nacht is mijn straf, en dat bevalt mij. Het is nog Gods medelijden dat ik leef in deze zwarte huls, ik heb God bedaard, ik wandel in mijn graf. Het licht is wonderlijk ver van mij, het is mij al vreemd nu, een herinnering, iets helders dat wegdrijft, dat mij ontsnapt. (tast over zijn wangen) Wat ik voel, wat mijn vingers nu zien dat is mijn waar gezicht. (opgewonden, door elkaar) Kijk. Daar komt zij. Zo haastig. Verwilderd. Agave die in haar waanzin de kop van haar zoon van zijn nek schroefde! Ja, het ogenblik waarop zij het wist, toen ze keek in zijn gezicht! Zij kijkt. Zij wacht. Zij wil spreken, durft niet. (stilte) Oedipus wendde zijn holtes in haar richting. Zij ging op hem toe, zij was bang van hem. Jokaste zei: Hoe moet ik je noemen? Mijn zoon? Zal ik ‘mijn zoon’ zeggen tegen je? Je schudt je hoofd. Je bent toch mijn zoon.

Scène uit Oedipus in een productie van FALL THEATRE, opgevoerd in 2011 in Mendocino College Center Theatre in Ukiah (US).

Sfeerbeeld uit de opvoering van Oedipus in 2011 door het Theatre Department (Bringham, Idaho) in een decor ontworpen door Stanley Bascombe.

In een indrukwekkend woestijnlandschap op scène gaat Oedipus (Giorgio Albertazzi) te keer tegen enkele belagers, een opvoering van een Italiaans theatergezelschap in Padua.

9 • Annex: Het Griekse theater

321

Oedipus

Koor

Oedipus

Jokaste

Oedipus Jokaste Oedipus

Jokaste

Koor

322

Schaam je je? Wil je dit niet horen? Zeg iets, mijn kind. Wil je niet spreken? – Wend je niet af van mij. Toon mij je gezicht, laat mij je ogen zien. Je houdt mij tegen, moeder. Moeder. Je brengt mij in de war, je dringt in mijn zacht, veilig donker. Je doet mij kijken, ik krijg weer ogen, want ik kan je zien in de nacht, Jokaste. Ga weg. Wij mogen elkaar nooit meer ontmoeten. (schril) Niet horen, niet voelen, niet ruiken, niet gewaar worden, niet proeven! Want wij zijn verdoemd. Een oceaan moet tussen ons vloeien, golven die niets kunnen wegspoelen van wat er tussen ons is gebeurd, Jokaste, vrouw, moeder. Er moet een andere wereld voor ons zijn, een andere planeet onder andere sterren en een van ons moet daar wonen onder een andere zon. Oedipus, je hebt mijn man gedood Oedipus en Jokaste in een productie en kinderen in mijn warmte verwekt. van Fall Theatre, opgevoerd in 2011 in Wiens schuld is het? Niet die van jou. Mendocino College Center Theatre in Ukiah (US). De mijne. Want ik wist het. Stil. Spreek niet meer, moeder, ik vraag het je. Nooit meer. Ik wist het de eerste dag dat je in Thebe kwam, hoe kon ik je voeten niet zien! Neen! Bij mijn kinderen, bij mijn verwoeste ogen, bij alles wat er tussen ons is geweest, goed en kwaad, moeder, geen woorden meer. (Hij zoekt een plek op de bank, zit tussen het koor, schuilt in zijn mantel.) Niets beweegt meer in mij. Mijn ziel is dood. Ik voel niets meer. Hoe kan ik de schuld met hem delen, meer, hoe mijn schuld alleen uitboeten? Want ik heb niet alleen het slijmig bed met hem gedeeld, méér, ik was de bron, het bloed, de schoot van het kwaad, want ik heb zijn gekwetste enkels herkend, ik weet het nu zeker, toen niet, toen durfde ik er niet aan te denken. God, zend mij een bliksem dat ik er niet meer ben, een vrouw, een moeder, een moeras. Het gemaskerd koor roept unisono koning Oedipus op Geef haar het zwaard! om op toneel te verschijnen, gebracht door The Hilltop Players (West Virginia). Snel. Zij is rijp als een meloen. (Het koor duwt het jonge meisje een zwaard in de hand, zij

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Jokaste

Koor Jokaste

Oedipus Koor Oedipus verschijnt op het toneel en de plot kan beginnen, gebracht door The Hilltop Players (West Virginia).

Oedipus

Koor Oedipus

Koor Oedipus

brengt het als een dienares bij Jokaste.) Sta recht, Oedipus. Help mij. (trekt hem op) Voel mijn hand, voel je het zwaard, het is dit van je vader. (Hij vlucht, wankelend.) Je kon je vader doden, je vader en de vader van je vrouw met éénzelfde slag, waarom mij niet, met dezelfde liefste, sterke vingers. Je wil niet. Waar zal ik zelf de punt richten, jij mag het zeggen. Hier, tussen mijn borsten? Hier, recht in mijn keel? Neen. Je weet waar ik moet toesteken, hier is het, je kent de plek, hier. Daar! Ja, waar mijn buik begint en eindigt, waar al een wonde is, waar God mijn lust heeft geplant, waar ook jij begon, mijn zoon, mijn man. Hier. Ah! Aáááh! Zij deed het. Haar hand stierf op de wonde. Haar hand bewoog. Het was het bloed. Het bloed stootte het zwaard weer uit, zo krachtig gutste het uit Jokaste. Het zwaard gleed op de grond. (Het koor raapt het zwaard op, streelt het, kust het, danst ermee.) Orakel, God, waarheid, noodlot, hoort mij. Nog. Gij hebt gelogen. Mij bedrogen. Mij schandelijk verraden. Ik heb méér gedaan dan wat gij hebt voorspeld. De dood van mijn vader was genoeg, waarom heb ik haar met mijn misdaden nog naar haar dood gestuwd? Antwoord. Is het nu genoeg, moordenaars? Aááh! Ik ga. Ik ga. Nu. De weg is hellezwart. Mijn vingers voelen het vel van de nacht. Snel. (krijsend) Val niet over het lijk van je moeder. Waar? Hier. Mensen van Thebe, ik verlaat u. Ziet gij mij gaan? Mijn lot, mijn schande, mijn vloek gaan mee. Er is hoop voor u, gij kunt uw doden begraven, de lucht zal opklaren, verhef uw gezicht, alles zal veranderen. Klamp u aan uw leven vast, 9 • Annex: Het Griekse theater

323

Koor Oedipus

Koor

adem, de lucht is lichter al. Ik neem de ziekte mee, de kwalen die ons verminkt hebben, mee met mij. (smalend) Onze kwalen? Háááh! Kom, mijn dodelijk noodlot. Kom, mijn meedogenloze vijand, met mij mee, je bent mijn enige vriend. Grauwe gedaanten, pest, ziekte, honger, blaas uw doodsreutel in mijn oren en waar ik ook ga, wanhoop, ga met mij mee, wanhoop, ik waggel naast je, toon mij de weg, ik volg je. Ik zie de weg. (danst, valt dan weer verder in coma) (zoals in het begin)

Oedipus de tiran, een productie van de Porters of Hellsgate, Sherry Theater, Los Angeles in 2011.

Tijdens het Internationaal beeldentheaterfestival 2007 in Erlangen bracht het Oskaras Koršunovas Theater een opmerkelijke interpretatie van Oedipus Rex.

Een eigenzinnige King Oedipus werd in 2012 opgevoerd door de University of Toledo’s Center Theatre in Toledo (US).

324

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Tom Lanoye auTEur

Tom Lanoye

kaLEnDEr

1958-

kErnbEgrip

politiek geëngageerd

siTuEring

Mamma Medea dateert van 2001. Lanoye stelde in een interview: ‘Ons theater is ontstaan in Griekenland: filosofie, tragedie en democratie bloeiden niet toevallig samen op. De stukken van grote toneelschrijvers als Euripides, Shakespeare en Tsjechov zijn in de kern allemaal zeer politiek.’ Tom Lanoye.

Mamma medea bedrijf 1, scène 3

Het paleis van Aietes. Medea in haar kamer. Medea

Waar ik mijn lichaam leg, op dons of stro: ’t Verkwikkend medicijn der sluimer blijft Mij eerst verstoken. Dan, zodra de slaap Alsnog verschijnt, verdwijnt mijn rust geheel. Oh, nooit meer in te moeten dommelen! Nooit meer in het verstikkend web te schommelen Van rare dromen die mijn hersens martelen. De vreemdeling – steeds dook hij op – hield vol Dat hij de krachtproef maar aanvaarden zou Als niet de Vacht de premie was, maar ik … En prompt zag ik mijzelf, alsof ik naast Mijzelf bestond. Ik was het, die de ploeg De grond indreef, de stieren mende, ík Versloeg de slangenkrijgers, ík doorstond De ganse proef – tot weerzin van mijn vader En onverholen vreugde van de vreemde. Hem keek ik aan, naar hem lachte ik weer En schonk geen blik aan mijn onthutste vader. Diens kervende, van pijn doortrokken klacht, Als van een duivel of een stervende, Verscheurde de cocon van mijn beneveling En deed mij, rillend van angst, ontwaken … Ik heb gezondigd tegen elke wet. Hij mag de dader zijn van zoveel kwaad, Aietes blijft mijn vorst, mijn heer, mijn vader. Ik hoor hem toe, ik ben van hem. Wee mij! Wie ben ik nog, ik die vergeten wou Wie mij het eerst en meest heeft liefgehad? Elk spoor van Jason zaait een nieuwe plaag. Mijn hoofd, mijn lijf, mijn land wordt ziek. Het laait, Het draait, het wentelt weg, het kolkt verloren. Laat hij in eigen streek een bruid gaan werven! Ver weg. Een meid, een feeks, een vrouwspersoon Van eigen volk. En laat hij mij negeren. Ik blijf op mijn geboortegrond. Als maagd. (huilt) Nee. Geeft dat hij zijn oog op mij laat vallen.

Deze affiche is een creatie van Diederik Vandenbilcke.

9 • Annex: Het Griekse theater

325

Chalkiope

Medea

Chalkiope

Medea

Jason? Mijn wrede, verre, botte Jason …? Moge uw schaamteloosheid mij besmetten Gelijk het schurft een teef op jaren treft. En moge liefde lijk een teek u bijten Lijk zij zich voedt en volvreet aan mijn bloed. (Chalkiope op) Medea? Uw voorhoofd brandt, uw handen zijn lijk ijs. Wat is het monsterlijke leed dat u Besprongen heeft? Is het een kwaal van God Dat gij uw tranen zo ontroostbaar plengt? Vertelt mij welke ziekte u zo kwelt. Sluit mij niet uit, bespaart mij niet de waarheid. (stilte) Ik weet allang dat vader plannen smeedt Om, na de proef, mijn jongens samen met Die Grieken in een hinderlaag te lokken. Ik hoop slechts dit: u aan mijn kant te vinden. (stilte) Mijn vader wil mij weg – mijn zuster zwijgt? Was het mij maar vergund dit hof, dit huis, Nooit meer te moeten zien! Woonde ik maar Waar aarde, zee en zwerk versmelten en Geen mens de naam van ons of Kolchis kent! Waar heb ik het verdiend: verstoten zijn, Creverend zonder vent of kind of vriend? Zeg dat niet in mijn bijzijn. Ge hebt mij. Het was juist uit bezorgdheid om mijn neven En om ons deerlijk lot dat ik zo onbedaarlijk Weende. Ik wil aan elke god iets off’ren tot Mijn nachtmerries bedrog blijken te zijn. Eén offerande lenigt onze schande niet – Ik had van u meer dadendrang verwacht. Wat hoofd en hart verbieden, laat dat niet Geschieden! Maakt dat ik niet moet beleven Dat de twee vruchten van mijn schoot ter dood Worden gedreven door wie mij verwekte! Maar helpt mij clandestien. Verraadt mij niet. Ik roep de hemel en de bodem aan, Ik maak de goden en de doden tot Getuige dat gij hebt gezworen mij Te helpen in het heiligste geheim, Zo niet – en zo gij liever lijdzaam toeziet Hoe zij te gronde gaan, en ik met hen – Bezoek ik u de rest van uw bestaan Als wraakgodin bij elke nieuwe maan! Chalkiope … Waarom bedreigt ge mij Met vloek en schimmendans om wat ik u Van ganser harte en vanzelf beloof:

De Brielense Corneelkring voerde in 2011 Mamma Medea op in een regie van Eric Meirhaeghe.

326

Chronologisch overzicht: epiek, lyriek, dramatiek en film

Chalkiope

Medea Chalkiope

Medea

Chalkiope Medea

Chalkiope Medea Medea

Al wat in mijn verminkt vermogen ligt, Geheel mijn kleine kracht, mijn manke kennis – Het ál bied ik u aan. Om niet. Om u. Ik zoek een uitweg voor uw zonen, juist Lijk gij … Maar weet dat ik, zodoende, ook Riskeer de vreemden bij te staan die gij Mij steeds afdoende hebt geleerd te mijden. Een wet is wet totdat de nood haar breekt Ik bid u daarom zelf: staat hen terzijde. Zij mogen niet mislukken in de proef. Zij smeken om gedegen hulp en bijstand. Om iemand die de kruiden kent … Om u. De Grieken kennen mij? Zij vragen mij? Zij hebben overal de roep gehoord Van uw aparte, zeldzame talenten. Hun leider, Jason, heeft het zelf bekend. ‘Zonder uw zus’, zei hij, ‘zijn wij verloren.’ Schenkt mij de middeltjes en medicijnen Die stieren en soldaten kunnen vellen En ik bezorg ze onverwijld aan hem. Men houdt u in de gaten. Tart ons lot niet. Wordt gij betrapt, valt alles in het water. Is het niet beter dat een onverdachte, Van wie niet één Kolchide ’t zou verwachten, Aan die piraten ruggensteun verschafte? Als gij het wilt, neem ik die taak op mij. Wilt gij dat werkelijk voor ons bewerken? Laat eer de dageraad mijn oog verzengen, Laat eer de nachtegaal mijn oor doen bloeden Dan dat ik enig man of ding ooit meer Van waarde acht dan u en mijn twee neven … Vraagt aan de vreemde dat hij, deze nacht, Achter de Zonnetempel op mij wacht. Mijn zus, mijn bloed. Mijn dochter, mijn lang leven. Mijn zus, mijn bloed. Mijn moeder, mijn lang leven. (Chalkiope af) Is dit de helse hekserij der liefde: Dat zij mij liegen doet tegen mijn zuster, Mij opzet tegen vorst en vader en Mij doet verlangen naar wie ik niet ken? Hoe meer zij mij de keel dichtsnoert, hoe meer Ik dronken word van goesting en geluk. Zij trapt mij om, zij plet mij neer, zij spuwt In mijn gezicht – en ik vraag slechts om meer. Hoe ik mij ook verzet tegen mijn smet Van zwendel en bedrog, ik smelt, ik zwicht, Gedoemd tot zalige gehoorzaamheid … Ik vrees dat ik, al strijdend met despoten, Op een nog wreder’ heerser ben gestoten.

Mamma Medea is Lanoyes meest gespeelde toneeltekst. Na de Duitse, Poolse, Spaanse en Afrikaanse vertaling kreeg het stuk ook een Franstalige versie dankzij Alain Van Crugten. Théâtre Le Rideau voerde dit eclatant werk – geregisseerd door Christophe Sermet – op in 2011 in Au Kriekelaar (Brussel-Schaarbeek).

9 • Annex: Het Griekse theater

327

Leesportfolio en analysemodellen

1

De onderdelen van een leesportfolio In het secundair onderwijs maak je in de lessen Nederlands kennis met literatuur. In de eerste graad lees je voornamelijk om van teksten, boeken, verhalen … te genieten. In de tweede graad bestudeer je daarnaast ook teksten. Leesplezier blijft belangrijk, maar je leert ook de bouwstenen van literatuur kennen en teksten analyseren. Uiteraard maak je ook kennis met het begrippenapparaat dat je daarvoor nodig hebt. In de derde graad komt er bij die twee vorige sporen nog een derde. Je leert teksten beoordelen. Je komt ook in contact met wat anderen, recensenten, leeftijdsgenoten … van literaire producten vinden en toetst er je eigen mening aan. Je bent bereid om over literatuur te spreken, gaat naar een toneelvoorstelling, informeert je over de literaire actualiteit … Met andere woorden: je werkt aan je literaire competentie. Je breidt je kennis uit over literatuur, kunt alsmaar beter over literatuur schrijven en spreken. Je wordt een steeds betere lezer en je ontwikkelt ook je interesse voor

1.1

en bereidheid om met literatuur om te gaan. In de derde graad stel je een leesportfolio samen. Dit is een map of een bestand waarin je een aantal opdrachten bewaart die met literatuur en de literatuurlessen te maken hebben. De bedoeling van een leesportfolio is dat je zicht krijgt op je eigen literaire ontwikkeling, dat je vaststelt dat je literair competenter geworden bent en het ook aan de hand van je portfolio daadwerkelijk kunt bewijzen. Een leesportfolio bevat een aantal vaste onderdelen: een leesautobiografie, een verzameling van diverse opdrachten, een balansverslag en een deel dat aan literatuuractualiteit gewijd is. Daarnaast mag een literatuurlijst of bibliografie niet ontbreken. In de primaire bibliografie noteer je de gegevens over de romans, gedichten en toneelstukken die je gelezen hebt. In de secundaire bibliografie staat welke informatie je uit tijdschriften, kranten … of van het internet gebruikt hebt. Hoe je een bibliografie maakt, vind je op bladzijde 583.

De leesautobiografie

Een leesautobiografie is een doorlopende tekst met netjes afgebakende alinea’s. Je beschrijft daarin je ontwikkeling als lezer, dit vanaf je vroegste ‘leesherinneringen’. Het is handig om je leesautobiografie in leeftijdsfasen onder te verdelen.

Fase 1 Kleuter- en kindertijd • Welke boekjes ‘las’ je voor je kon lezen? • Werd er voor je voorgelezen, thuis of op school? Door wie? Weet je nog uit welke boeken? • Wat vond je het mooiste voorleesboek? Wat was je favoriete sprookje? • Was je geïnteresseerd in boeken en in het luisteren naar verhaaltjes?

328

Leesportfolio en analysemodellen

Fase 2 De basisschool • • • • • • • •

Las je graag of niet? Hoe kwam dat? Welke strips vond je leuk toen je net kon lezen? Waarom vond je ze leuk? Vroeg je bij bepaalde gelegenheden (sinterklaas, je verjaardag …) boeken als cadeau? Werd er in de basisschool voorgelezen? Uit welk(e) boek(en)? Vond je dat leuk? Ging je vaak naar de (school)bibliotheek? Welke boeken heb je meer dan één keer gelezen? Ging je wel eens naar het jeugdtheater? Vond je dat leuk? Heb je nog van je eerste boeken in je boekenkast staan?

Fase 3 De eerste en tweede graad van het secundair onderwijs • • • • • • • • • • • • •

Welke boeken heb je graag gelezen? Welke personages hebben indruk op je gemaakt en waarom? Ging je vaak naar de bibliotheek? Kocht je wel eens een boek van je zakgeld? Had je een favoriete auteur? Hadden je ouders of vrienden invloed op de keuze van de boeken die je las? Hadden de media invloed op je boekenkeuze? Las je ook wel eens gedichten? Is er een gedicht dat je nog uit het hoofd kent? Ben je wel eens naar een toneelstuk of musical gaan kijken? Wat vond je ervan? Heb je zelf wel eens in een toneelstuk gespeeld? Vond je dat leuk? Las je in de tweede graad meer of minder dan in de eerste graad? Heb je een verschuiving gemerkt in je voorkeur voor bepaalde onderwerpen? Las je in de tweede graad uitsluitend jeugdliteratuur of ook al adolescentenliteratuur of zelfs literatuur voor volwassenen?

Fase 4 De derde graad van het secundair onderwijs • • • •

Heb je in de vakantiemaanden boeken gelezen? Welke? Hebben ze je bevallen? Waarom (niet)? Zijn er bepaalde boeken die je in de loop van dit schooljaar zou willen lezen? Waarom? Heb je al eens een digitaal boek (e-boek) gelezen, eventueel met je e-reader? Hoe is dat bevallen? • Hoe zie je jezelf als lezer evolueren? Verwacht je dat je meer of minder zult lezen? Verwacht je dat je over andere onderwerpen zult lezen dan tot nu toe het geval was? • Hoe sta je tegenover het feit dat je voor school moeilijkere opdrachten over moeilijkere boeken zult krijgen? Kijk je ernaar uit of zie je ertegenop? • Ben je van plan de (school)bibliotheek te gebruiken? Gebruik de competentiematrix van Theo Witte (zie bladzijde 359) om je competentieniveau in te schatten en licht toe waarom je jezelf op dit niveau inschaalt. Je sluit je leesautobiografie af met je ‘top drie aller tijden’. Daarin vermeld je in volgorde de beste drie boeken die je tot nu toe gelezen hebt. Je vermeldt de titel van het boek, de naam van de auteur en je motiveert per boek in een vijftal regels waarom het boek een plaats in je persoonlijke top drie verdient. Hierbij vind je een paar fragmenten uit leesautobiografieën door leeftijdsgenoten geschreven.

1 • De onderdelen van een leesportfolio

329

De eerste boeken waarmee ik in contact kwam, waren boeken uit de reeksen Jip en Janneke en Lotte en Pieter. Voor ik ging slapen, las mijn moeder eruit voor. Ook de verhaaltjes over Sam het schildpadje hoorde ik graag. De eerste boekjes die ik echt zelf las, waren Disneyboekjes, dunne boekjes die Disneyverhalen in het kort vertellen. Elke bladzijde is voorzien van een grote tekening en een woordje uitleg. Ik had ook een aantal strips van Pol. Pol is een bruin beertje dat een boot heeft en in elke strip met die boot op avontuur trekt. Meestal eindigden die verhaaltjes met Pol die weer thuiskwam en dan smulde van de pannenkoeken die zijn moeder voor hem klaarmaakte. Eliot, 16 jaar

In de middelbare school begon ik steeds minder en minder te lezen. Ik las enkel nog boeken die ik voor school moest lezen. Meestal vond ik die boeken niet echt interessant. In die periode las ik wel veel stripverhalen. Vooral Urbanus en Kiekeboe las ik graag.

Op het einde van de basisschool begon ik af en toe al eens een ‘jeugdroman’ uit de bibliotheek mee te nemen. Op dat moment ontdekte ik Horowitz. Ik ben nog altijd een hevige fan van hem. Onlangs lag zelfs nog het laatste deel uit de Alex Rider-serie op mijn nachtkastje. Verder herinner ik me niet zoveel boeken uit die periode. Ik denk dat dit vooral komt door de grote hoeveelheid boeken die ik toen las. De eerste twee jaren van de middelbare school kwam er niet echt veel verandering in mijn leesgedrag. Ik was gewoon verslaafd aan boeken. Het was mijn zicht op de wereld. Ook het feit dat ik toen lid werd in de bibliotheek van Oostende, speelde hierin zeker een rol. In die tijd waren er zelfs vakanties waarin ik twee boeken per dag las. Maar opeens rond het einde van het tweede middelbaar viel ik in een zwart gat. Ik had zowat alle goede jeugdboeken gelezen en ik vond boeken voor volwassenen zo moeilijk, zo onbereikbaar en zo dik.

Tim, 16 jaar

1.2

Isabelle, 16 jaar

Het leeservaringsverslag

In je leeservaringsverslag formuleer je in een doorlopende tekst een antwoord op een aantal van de volgende vragen: • Vond je het thema van het boek interessant? Lag dat thema binnen je eigen leefwereld of was het een ver-van-mijn-bedshow? • Heb je al eerder iets over dit thema gelezen en kun je de teksten vergelijken? • Wat waren je verwachtingen voor je het boek begon te lezen? • Vond je dat er voldoende gebeurde om je te boeien? • Vond je elementen in het boek die verrassend, ongeloofwaardig, onrealistisch, humoristisch, schokkend … waren? • Welke gebeurtenissen of passages maakten het meest indruk op je? • Vond je de personages sympathiek, antipathiek en waarom? • Waren de personages ‘uit het leven gegrepen’? • Kon jij je inleven in de personages? Waarom (niet)? • Vond je het boek duidelijk gestructureerd? • Vond je de opbouw gemakkelijk, moeilijk …? • Vond je het taalgebruik van de schrijver gewoon, origineel, moeilijk, gemakkelijk …? • Vond je dat de schrijver goede locaties gebruikt heeft voor zijn verhaal? • Vond je de tijd waarin de schrijver zijn verhaal laat afspelen passen bij de inhoud van het boek? Het kan best dat je een boek eerst saai vindt en pas na een vijftigtal bladzijden boeiend, dat je een personage eerst leuk en daarna hatelijk vindt of net andersom. Laat dit dan ook uit je leeservaringsverslag blijken. Naargelang je meer of minder leest, zul je automatisch ook meer of minder leesanalytische aspecten in je leeservaringsverslag inbouwen. Als je veel leest, let je er namelijk ook sneller op hoe een auteur met personages, tijd, ruimte, taal … omgaat. Hier vind je twee fragmenten uit leeservaringsverslagen van leeftijdsgenoten.

330

Leesportfolio en analysemodellen

Ik vond Het Gouden Ei van Tim Krabbé een leuk boek. Toen ik het begon te lezen, wist ik niet wat me te wachten stond. Er stond namelijk geen korte inhoud op het achterplat. Het onderwerp wordt vrij goed uitgewerkt. Vooral omdat je de verdwijning van Saskia zowel uit het standpunt van Rex als van Raymond Lenorme ziet. Het verhaal gaat voornamelijk over Saskia, maar daarnaast ook over de ontvoerder zelf. De nadruk ligt zowel op de gebeurtenissen als op de gevoelens. Het is toch even wennen als je het boek leest, want er komen geregeld flashbacks in voor. Het boek komt heel geloofwaardig over.

Rode rozen en tortilla’s van Laura Esquivel is in Mexico gesitueerd. Het onderwerp was voor mij redelijk interessant en volledig nieuw. Ik wist niet dat er tradities bestonden die in bepaalde maatschappijen verbieden dat de jongste dochter trouwt, omdat ze voor haar moeder moet zorgen. De tekst las behoorlijk vlot. Alleen de passages waarin gerechten bereid worden, liepen wat stroever. Er is sprake van een ‘libra’ en een ‘cuartillo’, er worden wel eens Spaanse woorden gebruikt, maar alles wordt achteraan in het boek goed uitgelegd. Het taalgebruik van de personages vind ik soms wat overdreven. Ze komen soms overgevoelig over. Lynn, 16 jaar

Justine, 16 jaar

1.3

Het structureel-analytisch verslag

Hierin bepreek en analyseer je de inhoud, het thema, het vertelperspectief, de structuur, de personages, de tijd en ruimte en de stijl van het verhaal. Hoe dit moet, vind je op bladzijde 337-341.

1.4

De creatieve opdracht

De titel Bedenk vier alternatieve titels voor het boek en licht de motivatie voor je keuze toe in een doorlopende tekst.

Het verhaal • Schrijf een korte inhoud van een mogelijk vervolg op het boek. • Schrijf een alternatief slot voor het boek. • Maak een originele ABC-tekst bij het verhaal, waarbij je bij elke letter iets belangrijks uit het verhaal toelicht. Een voorbeeld (Karel Glastra Van Loon, De passievrucht): De A van Amsterdam: de plaats waar het verhaal zich afspeelt; de B van bacteriële meningitis: de ziekte waaraan de vrouw van het hoofdpersonage, Armin Minderhout, gestorven is; de C van corrector: het beroep van Armin. Hij is corrector bij een wetenschappelijk tijdschrift waardoor hij heel veel afweet van biologie; de D van Dees: de beste vriend van Armin. In zijn zoektocht naar de vader van zijn zoon overlegt hij al zijn plannen met Dees … • Kies een hoofdstuk uit je boek dat je zou willen verfilmen. Je zet op papier hoeveel acteurs je nodig hebt en hoe je wilt dat ze eruitzien; hoe de plaats eruitziet waar je wilt filmen; welke muziek je zou willen gebruiken. Je geeft minimaal drie liedjes op en je motiveert ook waarom ze bij het filmfragment zouden passen. • Schrijf een korte trailertekst (de dramatische tekst die het ‘promotiefilmpje’ begeleidt) voor een verfilming. Beschrijf ook de visuele aspecten: welke beelden zou je tonen bij deze tekst ? Hoe zou je ze monteren? • Zet de inhoud van het boek om in een tekst die je voor een rapnummer zou kunnen gebruiken. 1 • De onderdelen van een leesportfolio

331

• Herschrijf een passage uit het boek in dialoogvorm. • Ontwerp op basis van de inhoud een nieuwe omslag voor het boek. Je motiveert in een doorlopende tekst waarom je voor dit ontwerp gekozen hebt. Je schrijft ook een tekstje voor het achterplat.

Het thema • Maak een fotocollage die de sfeer en de thematiek van het boek goed weergeeft en licht die collage grondig toe. • Zoek vier kunstreproducties bij vier verschillende thema’s uit het boek. Licht die keuze grondig toe. • Vergelijk het boek met een ander boek van dezelfde of van een andere schrijver. Welk boek vind je het meest geslaagd? Waarom? • Maak een cd met muziekstukken die bij het boek passen. Motiveer die keuze (gebruik eventueel tekstfragmenten uit de tracks). • Bepaal het thema of grondmotief. Zoek hierbij tenminste vier gedichten en bespreek ze in functie van het boek. (Verwijs naar passages, thema’s, personages.) • Vergelijk het boek grondig met een toneelstuk of film die je hebt gezien. Schrijf zelf drie gedichten naar aanleiding van het gelezen boek. Licht toe. Een voorbeeld vind je hierbij: twee gedichten over de roman Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje.

Spijt (de hoofdpersoon tot zijn vriendin Naomi)

Ras (de hoofdpersoon over zichzelf)

Mijn perspectief reikte niet tot aan jouw denken Want afscheid was er niet geweest, maar ook geen tot ziens Niet gedacht aan het ongeduld van een enkeling Want daar was je dan niet meer Had je maar treuzelend verder geleefd Mij niet uit je roze gedachten verbannen, toen jij weer domineerde in die van mij Ik besef nu, te laat nette mensen wachten niet

Had me zo vaak gezocht Tussen vuilnis en verpakking Was zo vaak bestempeld, Gescheurd, ingekleurd, In hokjes geplaatst Had me ingeburgerd Blank en met fatsoen Gereden met de juiste auto’s Niet thuis gevoeld, Maar blijven draaien Werd zo vaak misplaatst Misplaatst gevoeld Gezocht, niet echt gevonden Waar het om ging Wie ik was Louise, 17 jaar

Personages • Maak een collage rond een personage uit het verhaal. Probeer je voor te stellen hoe hij/zij eruitziet en zoek een passende foto of maak zelf een tekening. Maak eventueel gebruik van het programma Flashface om een robotfoto te maken. Voeg een paar korte tekstfragmenten toe die het personage goed typeren. Voeg foto’s toe van de locatie van de roman en van voorwerpen die een belangrijke rol spelen in het boek. Licht je collage toe. • Schrijf een denkbeeldig interview met een personage uit het boek. Stel eerst het personage kort aan je lezer voor. Denk erom dat dit interview direct bij het boek moet aansluiten. Je kunt dus niet zomaar iets uit je duim zuigen. Ga na welke soorten vragen je zoal kunt stellen, en bedenk er ook de antwoorden bij.

332

Leesportfolio en analysemodellen

• Laat twee personages een of meer brieven of e-mailberichten naar elkaar sturen. • Laat twee personages (eventueel uit verschillende boeken die je leest) een (telefoon)gesprek met elkaar voeren over het thema van het boek. Noteer dit gesprek. • Herschrijf een fragment uit het boek met een dialoog erin en voeg een extra personage aan die scène toe. • Schrijf een brief aan een personage uit het boek. Je schrijft of je zijn/haar gedrag goedkeurt of afkeurt, of je in bepaalde situaties op dezelfde manier zou gereageerd hebben, je geeft raad aan het personage, zegt wat hij/zij in de toekomst absoluut anders moet gaan doen … • Schrijf een stukje dagboek van een van de personages, waarin hij/zij op een gebeurtenis uit het boek terugblikt en zijn gevoelens verwoordt.

Het vertelperspectief • Herschrijf een fragment uit het boek vanuit een ander vertelperspectief. Zet bv. een auctorieel verhaal om in een ik-verhaal.

De tijd • Herschrijf een passage uit het boek en voeg enkele flashbacks en/of flashforwards toe.

Het teksttype • Maak van het verhaal een ander teksttype, bv. een krantenbericht. Pas de lay-out aan.

De stijl • Herschrijf een fragment in een andere stijl of sfeer, bv. romantisch, ironisch, commercieel, kitscherig, sprookjesachtig …

1.5

De mediagerichte opdracht

• Maak een presentatie (bv. met PowerPoint) over de auteur. • Maak een vergelijking tussen het boek en zijn verfilming. • Maak een webquest over het boek en/of de auteur. Noteer duidelijk de URL’s en controleer of de websites die je raadpleegt voldoende betrouwbaar zijn. • Zoek in de bibliotheek of er een luisterversie van het boek bestaat. Beluister (een deel van) het luisterboek en ga na of (en waarom) het boek (of bepaalde fragmenten, gedachten, personages eruit) anders op je overkomt. • Zoek naar literaire weblogs waarin het boek besproken wordt. Lever een paar bijdragen op het forum. Een gekopieerd deel van die weblog komt in je portfolio. • Zoek vijf recensies van het boek in kranten of tijdschriften en op het internet. Vergelijk ze grondig inhoudelijk (welke argumenten vind je goed/slecht ?). Met welke recensie(s) ga je het meest akkoord ? Waarom? Voeg de recensies bij je portfolio. • Maak een aantal tweets over een gelezen verhaal. Voeg ook de retweets toe. • Ontwerp een commerciële radiospot voor het boek. De spot duurt anderhalve minuut. De tekst van de spot komt in je portfolio.

1 • De onderdelen van een leesportfolio

333

1.6

Literatuuractualiteit

• Ga naar de Boekenbeurs en verzamel minimaal vijf artikels die je telkens in een tiental regels samenvat. Veronderstel dat je op de Boekenbeurs een recent boek gratis mee naar huis mag nemen: welk boek zou je kiezen en waarom? Schrijf daarover een tekst van een vijftiental regels. • Zoek informatie op over een literaire prijs, de winnende auteur en het winnende boek. Koop het boek eventueel of reserveer het in je bibliotheek en lees het. Vind je het boek een terechte prijswinnaar? Voeg ook een lijst toe van de vorige winnaars van deze literaire prijs. • Maak dezelfde opdracht, maar dit keer in verband met de winnaar van de Publieksprijs. • Ga in kranten, tijdschriften of op het internet op zoek naar boekentop tienen in Vlaanderen en Nederland. Je merkt dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen fictie en non-fictie. Maak het verschil tussen beide begrippen in een kort tekstje nog eens duidelijk. Probeer ook een boek uit de fictietop tien te pakken te krijgen (bv. in de bib), kopieer de eerste twee bladzijden en noteer wat je te weten komt over de hoofdfiguur; welk vertelstandpunt er gebruikt wordt; waar het fragment zich afspeelt; wanneer het fragment zich afspeelt; hoe het zit met de vertelde tijd en welke vragen je je kunt stellen nadat je het fragment gelezen hebt. Je geeft de antwoorden samen met de fotokopieën aan je leerkracht. • Informeer je klas over een recente literaire prijs, een boekverfilming, een auteur die in de belangstelling staat of onlangs is overleden. Ondersteun je korte uiteenzetting door een presentatie. • Breng verslag uit over een literair evenement dat je hebt bijgewoond.

1.7

Welk recent boek zou je kiezen als je op de Boekenbeurs een gratis exemplaar mocht meenemen?

Het balansverslag

Het balansverslag vormt het sluitstuk van je leesportfolio. In zo’n verslag maak je de balans op van je ontwikkeling als lezer in de voorbije twee jaar. Je denkt na over fictie in brede zin (literatuur, theater, film) en wat je van de fictieopdrachten in je leesportfolio hebt geleerd. Je probeert iets te zeggen over je ontwikkeling als lezer en je (veranderde) voorkeuren. De volgende vragen kunnen je helpen. • Welke boeken of fragmenten die je in de voorbije twee jaar gelezen hebt, spraken je het meeste aan? Geef voorbeelden en motiveer. Welke spraken je het minste aan? Geef voorbeelden en motiveer. • Is je leesvoorkeur in de derde graad geëvolueerd? Welke schrijver, genres of onderwerpen ben je meer of minder gaan waarderen? • Wat vond je de leukste opdracht uit je portfolio? Waarom? • Wat vond je de best gelukte opdracht uit je portfolio? Waarom? • Lees je literatuur nu anders dan bij het begin van het vijfde jaar? Zo ja: wat is het verschil? Geef voorbeelden en argumenten. Zo neen: waarom denk je dat er geen verandering is?

334

Leesportfolio en analysemodellen

• Ben je meer van lezen gaan houden of net niet? Hoe komt dat? • Is je smaak voor theater of film(genres) veranderd? Hoe? • Hoe schat je je literaire competentie nu in? Ben je verder gegroeid als lezer? Gebruik de competentiematrix van Theo Witte (blz. 359) om je competentieniveau in te schatten en licht toe waarom je jezelf op dit niveau inschaalt. Vergelijk met je inschaling bij je leesautobiografie. Je sluit je balansverslag af met je top drie aller tijden. Daarin vermeld je in volgorde de beste drie boeken die je tot nu toe gelezen hebt. Je vermeldt de titel van het boek, de naam van de auteur en je motiveert per boek in een vijftal regels waarom het boek een plaats in je persoonlijke top drie verdient. Vergelijk deze top drie met de top drie bij je leesautobiografie.

1.8

Checklist leesportfolio

Volledigheid van je portfolio • • • • • • • • • •

Titelpagina Inhoudsopgave Bibliografie Leesautobiografie Leeservaringsverslag Structuuranalytisch verslag Creatieve opdracht Mediagerichte opdracht Rapport over een aspect van het literaire gebeuren Balansverslag

Aantrekkelijkheid van je portfolio en van de deelproducten • • • • •

Is de titelpagina aantrekkelijk? Is de lay-out aantrekkelijk? Is er wat verluchting in de bladspiegel en heb je enkele illustraties toegevoegd? Heb je alles aantrekkelijk geformuleerd in een vlotte taal? Heb je een goed leesbaar lettertype gebruikt?

Correctheid van je portfolio en van de deelproducten • Zijn de gegevens die je verzameld hebt correct? • Is de bibliografie correct? • Is de taal correct (woordkeuze, spelling)?

Gepastheid van je portfolio en van de deelproducten • Heb je elke opdracht uitgevoerd zoals je hem moest uitvoeren? • Heb je de opgegeven lengte voor elk product gerespecteerd? • Heb je je taalgebruik aangepast aan je opdracht?

Duidelijkheid van je portfolio en je deelproducten • Is je portfolio duidelijk opgebouwd? • Zijn de onderdelen van je portfolio duidelijk opgebouwd (inleiding, kern, slot, alinea’s, verwijswoorden, signaalwoorden …)?

1 • De onderdelen van een leesportfolio

335

1.9

Literatuuronderwijs anders bekeken

Ronald Giphart auteuR

Ronald Giphart

kaLenDeR

1965-

keRnbeGRip

queeste naar literatuur en seks

situeRinG

Gipharts literaire doorbraak kwam in 1996 met Phileine zegt sorry. Hij schreef ook zelf het scenario voor de film naar het boek (2003). Giphart is ook recensent en columnist. Weg met de leespolitie komt uit De ontdekking van de literatuur (1997).

Weg met de leespolitie Het is mijn opvatting dat niets zo fnuikend is voor de Nederlandse literatuur als het Nederlandse literatuuronderwijs, of liever de leespolitie. Ik begrijp dat Nederlandse literatuur op scholen 5 wordt onderricht. Het is een goede zaak dat leerlingen tijdens hun rijpjaren een overzicht van belangrijke boeken en schrijvers wordt gepresenteerd: daar worden ze ongetwijfeld betere mensen van en het spoort hen aan later geregeld literatuur te lezen. Tot 10 zover de theorie, want in de praktijk ligt het totaal anders. Door de wetenschap is het onderzocht: het overgrote deel van de kinderen houdt van lezen. Tot een jaar of veertien lezen kinderen meer boeken dan ze de rest van hun leven zullen doen. Eenmaal op de 15 middelbare school verliezen de leerlingen hun liefde voor het lezen van boeken. Literatuur heeft het dan definitief verloren. Wie leest er een boek voor zijn lol om vervolgens verplicht te bedenken wat het ‘thema’ was, welke 20 ‘motieven’ het thema ondersteunden, of de personages ‘karakterontwikkeling’ doormaakten en alle andere door leraren Nederlands bedachte onzinturf? Van jongeren is bekend dat zij de strijd aangaan met iedere vorm van autoriteit (daar kunnen 25 jullie niets aan doen, puisterige hormoonfrustraten, dat heeft met volwassen worden te maken). Leraren zijn plaatsvervangers van het ouderlijke gezag: als een leraar zijn leerlingen verplicht laat lezen, is het als een ouder die zijn kind van het nut van een opge30 ruimde kamer probeert te overtuigen door hem of haar te laten opruimen. Ik vind dat ouders en leraren die hun kinderen ook geen interesse in andere kunstvormen proberen bij te brengen, vooral met hun handen van literatuur af 35 moeten blijven. Want dat is het absurde: dat juist literatuur er door het verzamelde lerarenkorps met de zweep wordt ingeramd, terwijl andere kunstvormen als popmuziek, mode, televisie, architectuur, schilderkunst, body art et cetera grotendeels ongemoeid 40 worden gelaten. 1

336

Leesportfolio en analysemodellen

Ronald Giphart.

De aandacht voor popmuziek en film groeit bij jongeren op een natuurlijke wijze. Jongeren zoeken manieren om zich te uiten, zichzelf te zoeken, zich mee te identificeren en zich te onderscheiden. Iedere 45 artistieke uiting is hiervoor geschikt, sterker nog, uitgerekend literatuur zou de perfecte kunstvorm zijn voor deze behoeften, ware het niet dat het vak gepropageerd wordt door leraren Nederlands (mannen en vrouwen met verkeerde kapsels & kleren). 50 Leraren Nederlands ontnemen hun leerlingen het plezier in lezen. Dat plezier in lezen vind ik de crux. Ik ben ervoor dat leerlingen in eerste instantie voor hun plezier lezen en met plezier bedoel ik dat ze zich vermaken door eventueel iets op te steken, opgewonden 55 te raken, over dingen na te denken, over zichzelf te leren, te lachen, de wereld te leren kennen, gevangen te zitten in een verhaal, noem maar op. Wie voor zijn plezier leest, kan geen fouten maken bij de beoordeling van een boek, lijkt mij. 60 Uiteraard deelt niet iedereen mijn mening. Nelleke Noordervliet reageerde door erop te wijzen dat bij wiskunde leerlingen verplicht formules uit hun hoofd moeten leren, dus waarom zou dat bij literatuuronderwijs anders moeten zijn? Het antwoord 65 op deze vraag heeft W.F. Hermans gegeven in Het sadistisch universum: ‘Literatuur is een volstrekt nutteloze bezigheid.’ De wiskunde helpt bij het bouwen van bruggen, de literatuur alleen bij het beschrijven van bruggen (en misschien bij het voorkomen van 70 het springen van bruggen). Naar: Ronald Giphart, De ontdekking van de literatuur

2

analysemodellen 2.1

epische teksten

Je volgt bij je verhaalanalyse het bijgaande basisplan. Je geeft bij je antwoorden steeds toelichting en voegt concrete voorbeelden toe uit het verhaal dat je hebt gelezen. In functie van je opdracht vul je het basisstappenplan aan met een kritische beoordeling van het verhaal, een vergelijking met andere verhalen van dezelfde auteur of met een verhaal van een andere auteur, een onderzoek naar autobiografische sporen enz. verhaalvorm titel

inhoud

stijl

verhaalopbouw

EPisCHE tEKstEn

ruimte tijd personages

thema motieven

perspectief

Basisplan voor analyse van epische teksten.

2.1.1

Je verklaart de titel

De titel heeft dikwijls te maken met: • het hoofdpersonage • de centrale gebeurtenis • de plaats waar het verhaal zich afspeelt • de tijd waarin het verhaal zich afspeelt • het centrale thema • een motief uit het verhaal • …

2.1.2

Je vat de inhoud samen

Je kunt het verhaal samenvatten in dezelfde volgorde waarin de gebeurtenissen zich afspelen. Een dergelijke samenvatting noem je een sujet of een plot. Je kunt ook een samenvatting maken waarbij je de gebeurtenissen strikt chronologisch weergeeft. Dat noem je een fabel of een story. Ga ook na in hoever het verhaal uit fictie (fiction) en/of feiten (facts) bestaat. Soms vertrekken schrijvers vanuit een realistisch gegeven dat ze met fantasie aanvullen. Als bij de lezer expliciet de vraag oprijst waar de werkelijkheid ophoudt en de verbeelding begint, spreek je over faction. Een voorbeeld hiervan is De Da Vinci Code van Dan Brown (2004).

2.1.3

Je onderzoekt hoe het verhaal is opgebouwd

Het begin

Heb je te maken met een begin ab ovo waarin je eerst kennismaakt met de personages en de situatie waarin ze zich bevinden, voordat er eigenlijk iets gebeurt? Of heb je te maken met een begin in medias res, zoals in kortverhalen, waarbij je onmiddellijk middenin het verhaal terechtkomt. Een derde mogelijkheid is een begin post rem (na de zaak): de vertelling begint bij het einde van het verhaal. Vervolgens wordt dan de techniek van de flashback toegepast. Waar ligt het motorisch moment van het verhaal, het moment waarop het conflict in het verhaal begint?

2 • Analysemodellen

337

Het midden

• Volgens welk patroon is het verhaal opgebouwd? Heb je te maken met een opgangsverhaal of een ondergangsverhaal? Wordt het hoofdpersonage er beter of slechter van? Is het een extern (opgang of ondergang op materieel vlak) of intern (opgang of ondergang op moreel vlak) opgangs- of ondergangsverhaal? Vertoont het verhaal een cyclische opbouw? Bestaat het verhaal uit een queeste of zoektocht? Het kan ook dat je met een raamvertelling te maken hebt, waarbij een verhaal de omlijsting vormt voor een aantal andere verhalen (bv. The Canterbury Tales, Il Decamerone) of met een dubbelroman, waarin twee verhaalketens op elkaar afgestemd zijn, maar wat plaats, tijd en personages betreft hun eigen weg gaan (bv. Max Havelaar). Een verhaal kan ook volgens de stream of consciousness opgebouwd zijn. De schrijver geeft dan een ononderbroken stroom van ideeën, gevoelens, observaties en herinneringen weer. Via associaties kan het verhaal plotseling een andere richting uitgaan. Het volgt als het ware de grilligheid van de gedachten en gevoelens van de personages. • Hoe wordt de spanning in het verhaal gecreëerd en opgebouwd? Houdt de verteller informatie achter? Werkt hij met een vooruitblik in de toekomst (prospectie)? Stelt hij het antwoord op vragen die hij oproept uit (retardering)? Werkt hij met cliffhangers? Gebruikt hij de legpuzzelstructuur waarbij hij een pak in het begin gestelde vragen beetje bij beetje oplost? Bouwt hij veel open plekken in het verhaal in? Het einde

Heb je te maken met een gesloten einde waarbij je het verhaal als voltooid kunt beschouwen of is er een open einde? Bij een gesloten einde legt de auteur je zijn eigen interpretatie van de feiten op. Bij een open einde is een vraag/een aantal vragen onbeantwoord gebleven en kun je als lezer zelf het einde invullen. Verhalen met een open einde zijn in de regel polyinterpretabel. Er zijn bij wijze van spreken evenveel interpretaties als er lezers zijn.

2.1.4

Je gaat na wat het thema van het verhaal is

Het thema of het centrale probleem van een verhaal vind je door je samenvatting te herleiden tot één kernzin/sleutelzin of zelfs tot één kernwoord/sleutelwoord. Een roman kan ook een hoofdthema en een of meer subthema’s hebben. Het thema van het het verhaal wordt soms ook het grondmotief genoemd.

2.1.5

Je analyseert de motieven

Het begrip motief is een muziekterm. Een motief is een (steeds) terugkerende frase in een muzikale compositie. Maar ook in verhalen komen bepaalde, op elkaar variërende zinnen, woord(groep)en en/of verwijzingen voor die je motieven noemt. In feite gaat het om verbanden die je als lezer kunt leggen tussen deze terugkerende tekstelementen. Welke verhaalmotieven zijn er? Verhaalmotieven hebben te maken met de concrete gebeurtenissen in een verhaal en de verbanden daartussen. Welke abstracte motieven zijn er? Bij abstracte motieven kun je denken aan woorden zoals dood, eenzaamheid, frustratie, liefde, hebzucht, vriendschap … Is er een leidmotief? In een literaire tekst spreek je van een leidmotief wanneer een (deel van een) zin, een object, een situatie, een handeling … in dezelfde of vrijwel dezelfde bewoordingen regelmatig terugkeert. Deze herhalingen moeten zich dan wel uitstrekken over relatief grote afstanden in het verhaal.

338

Leesportfolio en analysemodellen

2.1.6

Je onderzoekt vanuit welk perspectief het verhaal wordt verteld

Heb je te maken met een auctoriële verteller? Een auctoriële verteller staat (als een god) boven het verhaal. Hij is alwetend. Hij kent het verleden, heden en de toekomst van alle personages. Hij kent ook hun gedachten. De auctoriële verteller is ook alomtegenwoordig. Heb je te maken met een personele verteller? Verhalen met een personele verteller worden ook vaak hij-verhalen genoemd. De verteller staat in het verhaal. De personele verteller kruipt als het ware in de huid van een personage. Hij kiest ervoor zijn ‘kennis’ te beperken tot wat het personage weet. In sommige verhalen vind je ook een meervoudig vertelsperspectief. In het ene hoofdstuk ervaar je dan bv. de gevoelens en gedachten van persoon A en in het andere van persoon B. Heb je te maken met een ik-verhaal? Een ik-verteller vertelt het verhaal eveneens zonder alwetend te zijn. Hij weet bv. niet wat andere personages denken of voelen. Je mag de ik-verteller niet verwarren met de auteur. Een onbesproken mannelijke auteur van 40 jaar kan bv. schrijven: ‘Ik ben een vrouw van 22 jaar en ik heb net mijn broer vermoord.’ Is er een vertellende ik-persoon die aan het verhaal heeft deelgenomen of daarvan getuige geweest is en die de gebeurtenissen daarna beschrijft? Is er een handelende of belevende ik-persoon die deelneemt aan de actie in het verhaal en de gebeurtenissen beschrijft op het moment dat die plaatsvinden?

2.1.7

Je analyseert de personages

Over welke informatie beschik je over de personages en hoe verkrijg je die informatie? Hoe beschrijft de verteller het personage? Wat zeggen of denken andere personages over hem/haar? Welke informatie kun je afleiden uit wat het personage zegt of doet, uit hoe hij/zij reageert? Wordt het personage door de verteller uitgebreid voorgesteld? Is de voorstelling expliciet of is ze impliciet? In dat geval geeft de verteller geen doorlopende beschrijving, maar moet je het personage geleidelijk aan in de loop van het verhaal ‘samenstellen’. Heb je te maken met een round character, een personage dat volledig uitgediept is en evolueert of dynamisch is in de loop van het verhaal? Of heb je te maken met een flat character of een type, een statisch personage dat doorheen het hele verhaal (bijna) niet verandert? Wat is het belang van het personage in het verhaal? Is het een hoofdpersonage (protagonist), tegenspeler (antagonist), medespeler (tritagonist) of figurant? Is het personage een held of een antiheld? Heeft de naam van de personages een diepere betekenis? In Max Havelaar bv. typeren namen als ‘Sjaalman’ en ‘Droogstoppel’ wie het personage is. Heb je te maken met een sleutelroman, waarbij personages met een andere naam naar echt bestaande personen verwijzen? Max Havelaar is hiervan een voorbeeld. Zijn personages gebaseerd op echte personen? Zo verwijst Truus Coster in De Aanslag van Mulisch naar de verzetsstrijdster Hannie Schaft. In hoever zijn personages autobiografisch of hebben ze een autobiografische inslag? In Zijn er kanalen in Aalst? bv. is Herman Brusselmans zelf een van de romanpersonages.

2.1.8

Je analyseert de tijd

Er is een onderscheid tussen de kalendertijd, de uurtijd en de ‘literaire tijd’. De kalendertijd is de historische tijd. Het is van belang te weten in welk historisch en sociaal kader een verhaal zich afspeelt. De uurtijd is de tijd van het uurwerk: lineair, onomkeerbaar (gisteren kan niet voor morgen komen) en doorlopend (er is nooit een moment zonder uurtijd). De ‘literaire tijd’ of tijd in het verhaal is manipuleerbaar. Een verhaal kan de uurtijd respecteren. Dan heb je te maken met een chronologisch verhaal. Een verhaal kan echter evenzeer niet-chronologisch zijn.

2 • Analysemodellen

339

Ga na of er flashbacks (retrospectie) en/of flashforwards (prospectie) zijn en of er er sprake is van simultaneïteit waarbij bepaalde hoofdstukken zich bv. gelijktijdig afspelen. Hoe groot is de vertelde tijd, de tijd waarbinnen de gebeurtenissen van het verhaal zich voltrekken en hoe groot is de verteltijd, de tijd die nodig is om het verhaal te lezen (leestijd)? Het vertelritme wordt bepaald door de verhouding tussen vertelde tijd en verteltijd. Normaliter is de vertelde tijd groter dan de verteltijd. Om tijd uit te sparen, wordt soms in enkele regels een hele periode overbrugd. Je noemt dit versnelling (tijdsuitsparing of Raffung). Als de verteltijd groter is dan de vertelde tijd, heb je te maken met een traag ritme. Je spreekt dan van vertraging (retardering, uitbreiding of Dehnung). Als de auteur korte opeenvolgende handelingen beschrijft, kan het ook dat de verteltijd gelijk is aan de vertelde tijd.

2.1.9

Je analyseert de ruimte

Waar speelt het verhaal zich af (geografische ruimte)? In welk sociaal milieu speelt het verhaal zich af (sociale ruimte)? Is de ruimte waarin een personage zich bevindt symbolisch voor zijn gevoelens of gemoedstoestand? Heeft de ruimte een sfeerscheppende functie (bv. natuur, weersomstandigheden, historische gebouwen)?

2.1.10 Je onderzoekt de stijl Literaire stijl is gebaseerd op drie pijlers: woordkeuze, zinsbouw en verteltrant. Stel je o.a. de volgende vragen. Woordkeuze

Gebruikt de auteur … • spreektaal of schrijftaal (vergelijk: hij keek naar buiten en hij wierp een blik door het raam)? • eenvoudige, moeilijke, vreemde woorden? • neologismen, archaïsmen? • jongerentaal, turbotaal? • veel, weinig, geen adjectieven? • dialectwoorden, standaardtaal, tussentaal? • metaforen? • naamwoordstijl? • …?

340

WOORDKEUZE

stiJl ZINSBOUW

VERTELTRANT

Zinsbouw

Verteltrant

Gebruikt de auteur … • lange of korte zinnen? • enkelvoudige of samengestelde zinnen? • veel nevenschikking of veel onderschikking? • veel, weinig of nauwelijks inversie? • een gevarieerde zinsbouw? • anaforen, herhalingen? • de directe, indirecte, vrije indirecte rede? • zinnen met ingebouwde vergelijkingen? • opsommingen, contrasten? • veel passieve zinnen? • uitroepende zinnen? • sampling, intertekstualiteit? • …?

Schrijft de auteur … • zakelijk of emotioneel? • cynisch, sarcastisch, parodiërend? • humoristisch, absurdistisch? • geëngageerd of afstandelijk? • beschrijvend, barok? • associatief, volgens de stream of consciousness • suggestief? • retarderend, in lawinestijl? • dialogisch? • subjectief of objectief? • op een journalistieke manier? • …?

Leesportfolio en analysemodellen

2.1.11 Je gaat na met welke verhaalvorm je te maken hebt Heb je te maken met een fabel, een misdaadroman, een sciencefictionverhaal, een graphic novel …? Ga dan na in hoever het verhaal beantwoordt aan de typische kenmerken van deze verhaalvorm.

2.2

Lyrische teksten

Je volgt bij je gedichtenanalyse het basisplan hierbij. Je geeft bij je antwoorden steeds toelichting en voegt concrete voorbeelden toe uit het gedicht dat je hebt gelezen. In functie van je opdracht vul je het basisplan aan met een kritische beoordeling van het gedicht, een vergelijking met andere gedichten van dezelfde auteur of met gedichten van een andere auteur, een onderzoek naar autobiografische sporen, een analyse van de kunststroming en het tijdperk waartoe het gedicht behoort enz.

stijlfiguren beeldspraak

vers strofebouw

titel thema

lyrisCHE tEKstEn ritme metrum

rijm

klank

Basisplan voor analyse van poëzie.

2.2.1 Je verklaart de titel Een gedicht heeft niet altijd een titel, maar soms kan de titel al een licht werpen op het thema van het gedicht. In Walking my baby back home bv. van Paul Snoek brengt de dichter daadwerkelijk zijn liefje naar huis.

2.2.2 Je bespreekt het thema van het gedicht Je onderzoekt waarover het gedicht gaat. Veel gedichten beschrijven gevoelens (liefdesverdriet, wanhoop …) van de dichter. Geëngageerde poëzie behandelt vaak maatschappelijke problemen (oorlog, racisme …). Sommige gedichten gaan over het nut en de zin of onzin van poëzie. Andere tonen dan weer gewoon een stukje alledaagse werkelijkheid enz. Het thema hangt vaak samen met het soort poëzie. Je kunt bv. te maken hebben met een loflied (ode en hymne), een elegie of klaaglied, een hekeldicht, een parodie …

2.2.3 Je onderzoekt het rijm Vroegere poëzie was (bijna) zonder uitzondering berijmd. Rijm is lijm. Het hielp bij het onthouden van de verzen. In de pruikentijd werd het rijm zelfs belangrijker dan de inhoud (rijmdwang). Je kunt de soorten rijm indelen volgens de plaats waar het rijmwoord staat, volgens de klankovereenkomst en volgens het aantal rijmende lettergrepen. Veel hedendaagse poëzie is rijmloos.

2 • Analysemodellen

341

indeling van het rijm volgens de plaats van de rijmwoorden eindrijm

In de tabel vind je een aantal mogelijke rijmschema’s. benaming

beschrijving en schema

voorbeeld

slagrijm

Meer dan twee opeenvolgende regels van een strofe rijmen. Rijmschema: aaa

’k Sta aan mijn venster. Het is laat. Ik kijk neer op de stille straat. In duisternis, waar niemand gaat. E. du Perron

gepaard rijm

Rijm van telkens twee op elkaar volgende versregels. Rijmschema: aa bb

Fraeye historie ende al waer Mach ic u tellen, hoort naer. Het was op enen avontstonde Dat Karel slapen begonde.

gekruist rijm

Rijmschema: abab

Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart Gezeten in een sneltrein, die de trein Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart. De kennismaking kon niet korter zijn.

anoniem

Piet Paaltjens

omarmend rijm

Rijmschema: abba

Als vader slaapt gelijk een rustig beest En in zijn droom herkauwt en zalig lacht Dan ligt gij wakker, starend in de nacht, En roept uw zoons en dochters voor de geest. Willem Elsschot

verspringend rijm

Rijmschema: abc abc

De wereld is te groot en oud voor dit Spel van het jonge hart, en het verdriet Van ’t avondgrauwen dringt onze oogen binnen – En als ik straks naast haar bij ’t haardvuur zit, Zie ’k door de vensters in een zwart gebied En hoor den nachtwind gieren langs de tinnen. Martinus Nijhoff

Mogelijke rijmschema’s.

Binnenrijm en halfrijm BENAMING

BESCHRIJVING

VOORBEELD

binnenrijm

Dit is een rijm van twee of meer beklemtoonde lettergrepen binnen één vers.

Constantijntje, ’t zalig kijntje, Cherubijntje, van omhoogh, D’ijdelheden, hier beneden, Uitlacht met een lodderoog. Vondel

halfrijm

Je onderscheidt assonantie of klinkerrijm waarbij de beklemtoonde klinkers gelijk zijn en acconsonatie of medeklinkerrijm, waarbij de medeklinkers gelijkluidend zijn.

Voorbeeld van assonantie: Het waren twee coninckskindren, Sy hadden malkander soo lief; Sy konden bij malkander niet komen, Het water was veel te diep. anoniem

Voorbeeld van acconsonantie: Aan elke lering heb ik lak; In elk systeem vind ik een lek; Omdat ik niemands zolen lik. Bert Decorte

342

Leesportfolio en analysemodellen

indeling van het rijm volgens klankovereenkomst BENAMING

BESCHRIJVING

VOORBEELD

volrijm

Wanneer de medeklinker die volgt op de O zwijg, wie daar luidruchtig sprak, Want gij staat voor een hart dat brak rijmende klinker identiek is.

rijk rijm of gelijk rijm

Rijm van woorden die van klank identiek Zijn oude hart Bonsde erg hard zijn. De spelling en/of de betekenis kunnen echter verschillend zijn.

dubbelrijm

Eindrijm dat zich uitstrekt over verschillende lettergrepen.

Beloften van verre stranden Hoog achter gouden sterrenlanden

alliteratie of stafrijm

Van woorden die in elkaars nabijheid staan, zijn de beginmedeklinkers van beklemtoonde lettergrepen gelijk.

O, ’t ruisen van het ranke riet

assonantie en acconsonantie

Zie hoger onder halfrijm.

indeling van het rijm volgens aantal overeenkomstige lettergrepen BENAMING

BESCHRIJVING

VOORBEELD

mannelijk rijm (staand rijm)

De laatste lettergreep van een eindrijm is beklemtoond.

praats – plaats – slank – klank

vrouwelijk rijm

De laatste lettergreep van een eindrijm is glijden – rijden – lopen – stropen onbeklemtoond.

glijdend rijm

Eindrijm van woorden die bestaan uit een reeks van één beklemtoonde lettergreep gevolgd door twee of meer onbeklemtoonde.

Van alle verre kruinen wellen wateren Die speels in spiegelklare beken klateren Prosper van Langendonck

2.2.4 Je onderzoekt de klank Klanken en klankgroepen kunnen op een suggestieve manier de inhoud of gevoelswaarde van woorden mee helpen uitdrukken. Klanken kunnen ook een bepaalde stemming symboliseren (klanksymboliek). ik, die thans ben als een die in de avond vaart, en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven door zoele zomer-winden in de lage reven, en die soms avond-zoete water-bloemen gaêrt, Karel van de Woestijne

Klanknabootsingen of onomatopeeën worden nog zelden gebruikt in hedendaagse poëzie. Er bestaat ook klankpoëzie, waarbij de woorden op zichzelf geen betekenis hebben. Oote oote oote Boe Oote oote Jan Hanlo

Dit komt ook in de poésie pure voor. Onder de maan schuift de lange rivier Over de lange rivier schuift moede de maan Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee Paul van Ostaijen

2 • Analysemodellen

343

2.2.5 Je onderzoekt het ritme en het metrum Het ritme van een gedicht ontstaat door de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Een vast ritmepatroon noem je het metrum van het gedicht. Elk metrum bestaat uit versvoeten. Je onderscheidt de tweeledige versvoeten jambe en trochee en de drieledige anapest, dactylus en amfibrachys. In de tabel vind je hun eigenschappen. benaming

beschrijving en schema

voorbeeld

jambe

onbeklemtoond – beklemtoond v–

Ambro/sia, /wat vloeit /mij aan? uw sche/delveld /is koe/ler maan en al/le ap/pels blo/zen Jan Engelman

trochee

beklemtoond – onbeklemtoond –v

Op de/ grote/ stille /heide Dwaalt de/ herder /eenzaam /rond volkslied

anapest

onbeklemtoond – onbeklemtoond –beklemtoond vv–

Kan het zijn/ dat de lier,/ die sinds lang/ niet meer ruist/e, die sinds lang/ tot geen hart/en in dicht/muziek sprak, weer opeens/ van verruk/king en he/mellust bruist/e, en in stro/mende gal/men het stil/zwijgen brak? Isaac da Costa

dactylus

amfibrachys

beklemtoond – onbeklemtoond – onbeklemtoond –vv

Grauw is uw/ hemel en /stormig uw /strand.

onbeklemtoond – beklemtoond – onbeklemtoond v–v

Hij sprong in/het zadel/en reed door/de bossen

Potgieter

Joop Verkerk

Overzicht van de metrums.

Een alexandrijn is een versregel die uit zes jamben bestaat. Een alexandrijn is een voorbeeld van een hexameter (een zesvoetig versritme). Als die zes jamben worden gevolgd door nog één onbeklemtoonde lettergreep (bijvoorbeeld vanwege het gebruik van vrouwelijk rijm), spreek je nog altijd van een alexandrijn. De Zee/, de Zee/, klotst voort/ in ein/delo/ze dei/ning Willem Kloos

Een pauze midden in een versregel noem je de cesuur (//). Al draagt een aap een gouden ring,// het is en blijft een lelijk ding Jacob Cats

Het enjambement komt vaak voor in moderne poëzie. Het is een stijlvorm waarbij het einde van een versregel niet samenvalt met een natuurlijke pauze. Bijna nooit zie je een vogel in de lucht zich bedenken, zwenken, terug. Judith Herzberg

Moderne poëzie is ook vaak parlandopoëzie, die niet ‘gedeclameerd’ hoeft te worden, maar wel in vertelstijl gelezen wordt. Dat hangt samen met de inhoud van de poëzie die vooral begrijpelijk wil overkomen. Je vindt er tal van voorbeelden van in het nieuw realisme, zeker ook in de readymades.

344

Leesportfolio en analysemodellen

Cees buddingh’ auteuR

Cees Buddingh’

kaLenDeR

1918-1985

keRnbeGRip

alledaagse realiteit

situeRinG

Buddingh’ is bekend voor zijn laconiek-humoristische en relativerende benadering van de alledaagse werkelijkheid. In de stijl van het nieuw realisme schreef hij ook parlandogedichten en maakte hij gebruik van readymades. Cees Buddingh’.

dordrecht, 25 november 1963 L.s.

Zo zijn onze manieren 1

Wegens de gebeurtenissen in Amerika gaat de ouderavond vandaag niet door de avond wordt nu gehouden op maandag 9 december 5 (over veertien dagen) ook weer in de meerpaal om acht uur 1

de oudercommissie

op dfc-reünies hoor je altijd veel sterke verhalen maar zelden zó sterk en frappant als dit jaar van leo van bruggen

hij (leo) zat op het gymnasium toen zijn leraar nederlands over moderne poëzie kwam te praten en een aantal namen noemde waaronder ook de naam ‘buddingh” 10 ‘buddingh”, zei leo, ‘die ken ik wel: die zit altijd elke zondag bij ons op dfc’. waarop de leraar sprak: ‘jongen, ga jij de klas maar uit!’ 5

2.2.6 Je onderzoekt vers en strofebouw Je gaat na of je te maken hebt met een sonnet, rondeel, limerick, haiku, acrostichon …

2.2.7 Je onderzoekt de beeldspraak In poëzie tref je vaak beeldspraak aan. Alles wat je niet letterlijk, maar figuurlijk moet begrijpen, is beeldspraak. Voorbeelden vind je in bijgaande tabel. benaming

beschrijving

voorbeeld

vergelijking

Berust op een overeenkomst tussen ‘het Je bent zo mooi als een roos (overeenkomst: schoonheid). vergelekene’ en ‘de vergelijker’ Hij is zo leep als een vos (overeenkomst: sluwheid). Je gebruikt het woordje als, zoals of gelijk.

metafoor

Een vergelijking zonder als

Een boom van een vent, een kreng van een wijf. Wat een lepe vos!

metonymie

Je brengt dingen in verband met elkaar op basis van een ander verband dan een gelijkenis.

Ik geniet van Mozart. (Je gebruikt de maker om het gemaakte aan te duiden.) Een dak boven het hoofd hebben. (Je gebruikt een deel om het geheel aan te duiden = pars pro toto.) Duitsland won van Nederland. (Je gebruikt het geheel om een deel aan te duiden = totum pro parte.) Oostende is trots op zijn strand. (Je gebruikt de plaats om de inwoners aan te duiden.)

personificatie

Je wijst een menselijke eigenschap toe aan een levenloos ding, een dier of een abstract begrip.

De bomen fluisteren zachtjes jouw naam. Papier is geduldig. De toekomst lacht je toe.

synesthesie

Vermenging van waarnemingen en Schreeuwende kleuren (horen en zien) voorstellingen uit verschillende zintuigen. Onwelriekende woorden (ruiken en horen)

Vormen van beeldspraak.

2 • Analysemodellen

345

2.2.8 Je onderzoekt de stijlfiguren Dichters zeggen vaak dingen op een ‘ongewone’ manier. Ze gaan op een eigen manier met taal om. Vaak putten ze daarbij uit een heel arsenaal aan stijlfiguren. Je vindt in de tabel een selectie ervan. benaming beschrijving voorbeeld Je wilt je ‘milder’ uitdrukken dan wat je bedoelt of dan hoe het in werkelijkheid is. We moeten de kat laten inslapen (doden).

eufemisme

Je gebruikt een verbloemende, verzachtende uitdrukking.

understatement

Je stelt iets groots, ernstigs … als minder Messi kan wel tegen een balletje trappen. groot, ernstig … voor.

litotes

Dat ziet er niet goed uit. Een vorm van understatement. Je zegt het negatieve van het tegenovergestelde. (Goed is het tegenovergestelde van slecht. Je maakt dit negatief: niet goed.)

Je zegt het tegenovergestelde van wat je bedoelt. Je wilt je ‘zwaarder’ uitdrukken dan je bedoelt.

Ze heeft zo’n lief poezelig neusje. (In werkelijkheid heeft ze een kanjer van een neus.)

hyperbool

We hebben nog een zee van tijd. (Je hebt bv. nog twee minuten.)

ironie

Een zware overdrijving

Je wilt iets beklemtonen. prolepsis

Vooropplaatsing. Je plaatst het deel dat Soep, daar lust ik wel pap van. je wilt beklemtonen voorop en duidt het dan later weer met een verwijswoord aan.

herhaling of repetitio

Je herhaalt hetzelfde woord (dezelfde woorden) om er de aandacht op te vestigen.

Laat me de schaduw worden van jouw schaduw, de schaduw van je hand, de schaduw van je hond, maar verlaat me niet. Jacques Brel

anafoor

Herhaling van woorden (woordgroepen) Niemand die het weet, niemand die wat doet, aan het begin van opeenvolgende niemand die het wat kan schelen. verzen, zinnen of zinsdelen.

epifoor

Herhaling van woorden (woordgroepen) Over de randen van mijn handen Tasten mijn handen aan het einde van opeenvolgende Naar mijn andere handen verzen, zinnen of zinsdelen. Onophoudelijk

tautologie

Je herhaalt iets met een synoniem. Wordt vaak als fout beschouwd, maar kan ook als stijlfiguur gebruikt worden.

eenzaam en verlaten

pleonasme

Je benadrukt een eigenschap die in het woord aanwezig is. Wordt vaak als fout beschouwd, maar kan ook als stijlfiguur gebruikt worden.

de witte sneeuw

opsomming

Je zet een aantal elementen na elkaar zodat het meteen opvalt.

En wilt u dan nu even de bakjes, de gleufjes, de mandjes, de zakjes, de busjes en de schalen doorgeven?

Paul van Ostaijen

Fons Jansen

346

parallellisme

Je herhaalt onvolledig. De grammaticale constructie komt overeen, maar een aantal woorden verandert.

Spreken is zilver, zwijgen is goud. Vanaf nu moeten we verder zonder handen. Vanaf nu moeten we verder zonder ogen.

climax

Vorm van opsomming waarbij de elementen in sterkte toenemen.

Het wordt vanavond weer lachen, gieren en brullen.

anticlimax

Vorm van opsomming waarbij de elementen in sterkte afnemen.

Het is schitterend, prachtig, mooi, aardig weer.

Leesportfolio en analysemodellen

tegenstelling of antithese

Je combineert twee zaken met tegengestelde eigenschappen.

Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht. Medicijnen en vrouwen waren zijn grootste antipathieën, en hij was gewoon te beweren, dat hij zonder de laatste wel leven en zonder de eerste wel sterven kon.

Wanneer je de woorden onder elkaar plaatst, zie je een kruis.

Het leven is kort

Hildebrand

chiasme of kruisstelling

Lang echter de eeuwigheid Je wilt de ontvanger aan het denken zetten. paradox

Schijnbare tegenstrijdigheid

Toen het bergop ging, ging het bergaf. Toen het bergaf ging, ging het bergop.

oxymoron

Speciaal geval van een paradox. Twee woorden die elkaar in hun letterlijke betekenis tegenspreken, worden toch gecombineerd tot één begrip.

Oud nieuws, georganiseerde chaos, publiek geheim, oorverdovende stilte, een levend lijk, dat zit goed fout.

retorische vraag

Je stelt een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Je wilt een belezen indruk maken.

Willen we niet allen gezond blijven?

allusie

Een toespeling op, een verwijzing naar een persoon, tekst, film … Je wilt een grappige indruk maken.

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de beste wielrenner van heel het land?

woordspeling

Een taalgrapje

De spaarlamp werpt nieuw licht op de zaak. Marie Jo lingerie trekt u aan.

zeugma

Hier zet men koffie en over. Een werkwoord of bijvoeglijk Hij stak een pijp op en van wal. naamwoord verbindt twee andere Ze gaf hem een hand en de bons. woordgroepen, terwijl dat woord in relatie tot de beide zinsneden een verschillende functie vervult. Vaak grappig bedoeld. Onbedoeld grappig treedt het verschijnsel vaak als stijlfout op. (Bv. Hij was oppositieleider en voor de dictator gevlucht. Eerst is ‘was’ koppelwerkwoord, daarna hulpwerkwoord van de voltooid verleden tijd.)

Overzicht van stijlfiguren.

2.3

Dramatische teksten

Je volgt bij je toneelanalyse het basisplan (blz. 348). Je geeft bij je antwoorden steeds toelichting en voegt concrete voorbeelden toe uit het toneelstuk dat je hebt gezien of gelezen. In functie van je opdracht vul je het basisplan aan met een kritische beoordeling van het toneelstuk, een vergelijking met andere stukken van dezelfde auteur of met toneelstukken van een andere auteur, een onderzoek naar autobiografische sporen, een analyse van de kunststroming en het tijdperk waartoe het toneelstuk behoort enz. Drama neemt in de literaire communicatie een aparte plaats in. In tegenstelling tot een roman of een gedicht is een dramatekst geen op zichzelf staand eindproduct, maar slechts een tussenfase, de aanzet tot een toneelopvoering. Een dramatekst is in de eerste plaats bestemd om opgevoerd te worden voor een kijkend en luisterend publiek en voor hij opgevoerd kan worden, wordt hij eerst geënsceneerd door de regisseur, spelers, decor-, kostuum- en lichtontwerper. De uitbeelding is dus niet alleen het werk van de acteurs. De waarneembare handeling is het product van een hele enscenering. Dat wordt duidelijk in het schema van Kowzan op blz. 354.

2 • Analysemodellen

347

verhaalopbouw tekentaal motief thema

personages

DrAmAtisCHE tEKstEn

spanningsopbouw ruimte

vierde wand

tijd

Basisplan voor toneelanalyse.

2.3.1 Je analyseert de verhaalopbouw Een dramatekst is opvoeringgericht. Hij bestaat uit een hoofdtekst en een neventekst. In de hoofdtekst staan de namen van de personages die aan het woord zijn en hun gesproken tekst. Tussen die hoofdtekst door geeft de dramaschrijver allerlei aanwijzingen voor de inrichting van het decor, de gevoelens die door de spelers moeten worden uitgedrukt, de intonatie, gezichtsuitdrukking (mimiek), gebaren (gestiek), houding en beweging van de spelers. Al die aanwijzingen behoren tot de neventekst en zijn meestal cursief en tussen haakjes gedrukt. Een schrijver kan op verschillende manieren zijn dramatekst structureren. Het WestEuropese drama kent grofweg drie basisvormen: een aristotelische, epische en absurdistische verhaalopbouw. In veel toneelstukken is het verhaal als volgt opgebouwd. De voorstelling begint met een expositie waarin het publiek kennismaakt met de belangrijkste personages, hun achtergronden en tegengestelde doelen. Op het motorisch moment gebeurt er iets waardoor de handeling goed op gang komt: er wordt een probleem geïntroduceerd, meestal in de vorm van een conflict, dat opgelost moet worden. Vanaf dat ogenblik ontstaan er allerlei verwikkelingen: hindernissen die overwonnen moeten worden. Daardoor raken de hoofdpersonages in een crisissituatie waarin de spanning tot een hoogtepunt wordt opgevoerd: de finale climax. Dan volgt een wending ten goede of ten kwade, waardoor het probleem geheel of gedeeltelijk is opgelost: de ontknoping. Kenmerkend voor die verhaalopbouw is dat alle gebeurtenissen chronologisch zijn gerangschikt, logisch en in een causaal verband (oorzaak-en-gevolgrelatie) uit elkaar voortvloeien en een duidelijk herkenbare rode draad (het probleem) bevatten die van het begin naar het eind loopt. De handelingen van de personages worden gemotiveerd, dat wil zeggen begrijpelijk en geloofwaardig gemaakt. Je noemt die verhaalopbouw aristotelisch, naar de Griekse filosoof Aristoteles (4e eeuw voor Christus). In het aristotelische drama streefde de toneelschrijver soms naar een volslagen eenheid van tijd, plaats en handeling: de gebeurtenissen spelen zich binnen vierentwintig uur op één plaats af en er staat één verhaallijn centraal. Tegenwoordig zijn die ‘eenheden’ minder belangrijk. Het verhaal hoeft zich niet binnen één etmaal en op één locatie af te spelen. Bovendien kan er naast de hoofdverhaallijn een subplot (ook wel nevenintrige genoemd) uitgewerkt zijn. Daarin wordt vaak gevarieerd op de thematiek in de hoofdintrige. Een subplot verhindert een te snelle afwikkeling van de hoofdhandeling en kan het toneelstuk verlevendigen met goed gedoseerde afwisseling in toon, spanning en humor. In een epische verhaalopbouw is er geen sprake van een vloeiende verhaallijn waarin de scènes logisch uit elkaar voortvloeien, maar van los aaneengeregen scènes die soms zelfstandige episodes vormen. Plaats, tijd en handeling kunnen per scène verspringen. In het epische theater worden de zelfstandige scènes/episodes door liedjes, een verteller of door

348

Leesportfolio en analysemodellen

geprojecteerde teksten van commentaar voorzien en met elkaar verbonden. Zo ontstaat een dubbele structuur van handeling én commentaar. Vandaar de naam ‘episch’ drama: een mengvorm van uitbeelding en vertelling. Het 20e-eeuwse epische toneel is nauw verbonden met Bertholt Brecht (1898-1956). Hij wilde met zijn epische verhaalopbouw voorkomen dat de toeschouwers zich volledig laten meeslepen door de uitgebeelde gebeurtenissen en zich identificeren met de hoofdpersonages. Ze moeten juist afstandelijk kijken, doordrongen raken van de maatschappijkritische thematiek en daarover nadenken. Daarom dragen de spelers soms maskers of zijn ze opvallend gegrimeerd, stappen ze af en toe uit hun rol om het publiek toe te spreken, richt een verteller zich tot de toeschouwers, wordt er op een projectiescherm achtergrondinformatie gegeven over de maatschappelijke situatie waarin het verhaal zich afspeelt en vinden decorwisselingen plaats bij open doek. De ‘theatermachinerie’ wordt dus bewust getoond. In de jaren 50 van de 20e eeuw (na twee wereldoorlogen en veel zinloos geweld) hield een aantal schrijvers er een pessimistische levensvisie op na: het leven is chaotisch en onbegrijpelijk, we gaan op een verstarde en gevoelloze manier met elkaar om en de manier waarop we met elkaar communiceren is clichématig. In absurde toneelstukken is er geen sprake van een zich logisch ontwikkelende plot met een duidelijk probleem dat aan het eind geheel of gedeeltelijk is opgelost. Je wordt daarentegen geconfronteerd met een absurde situatie, met vreemde en onlogische gebeurtenissen, angstige, eenzame of van elkaar vervreemde personages die vaak lange tijd niets tegen elkaar zeggen, dan weer stuurloos langs elkaar praten, in herhalingen vervallen, onlogische dingen zeggen of vluchten in een illusoire werkelijkheid. De dialogen staan vaak in lijnrechte tegenspraak met wat de personages doen. Hun gedrag wordt niet gemotiveerd, zoals in het aristotelische en het epische drama. Door allerlei contrasten en omkeringen kunnen de gebeurtenissen tegelijk komisch en tragisch zijn. Het toneelstuk eindigt meestal zoals het begint. Die cyclische opbouw onderstreept het statische, onveranderlijke van de situatie. Je kunt bij de analyse van de verhaalopbouw van de volgende vragen vertrekken. • Is er sprake van een aristotelische opbouw en zo ja, hoe is het verhaal dan volgens het plotschema opgebouwd? • Is er sprake van een epische opbouw en zo ja, hoe is het verhaal dan door middel van los aaneengeregen scènes opgebouwd? Vormen bepaalde scènes zelfstandige episodes? Op welke wijze worden die zelfstandige scènes/episodes van commentaar voorzien en met elkaar verbonden? Wordt er naast de hoofdverhaallijn ook nog een subplot uitgewerkt? Zo ja, hoe is die subplot dan in de verhaalopbouw geïntegreerd? • Is er sprake van een absurdistische opbouw en zo ja, hoe is het verhaal dan opgebouwd? Komen er in het toneelstuk absurde situaties en onlogische gebeurtenissen voor die niet worden gemotiveerd, wordt er gebruikgemaakt van contrasten en omkeringen die tegelijk komisch en tragisch zijn? Zo ja, geef dan opmerkelijke voorbeelden en licht ze bondig toe. Eindigt het toneelstuk zoals het begint? Wat is de functie van die cyclische opbouw?

2.3.2 Je analyseert de personages In de hoofdtekst vind je: • karakterbeschrijvingen van de personages door anderen; • opinies van de personages over anderen, waardoor ze zichzelf indirect karakteriseren; • innerlijke monologen waarin de personages hardop hun gedachten en gevoelens uitspreken of hun motieven blootleggen; • conflictsituaties waarin de personages zichzelf blootgeven en hun ware aard laten zien; • karakteristiek taalgebruik van de personages: accent, dialect, beroepsjargon … In de neventekst kun je ook aanwijzingen vinden over de leeftijd van het personage, zijn kleding, haardracht, rekwisieten, huisinrichting en milieu. 2 • Analysemodellen

349

De dramatis personae (personages) benoem je meestal als volgt: • protagonist: het hoofdpersonage; • antagonist: de tegenspeler van de protagonist; • tritagonist: staat tussen de protagonist en antagonist in en kan verschillende functies vervullen. Hij is de aanstichter of inzet van het conflict, de verzoener of bevrijder; • hulpspelers: bijfiguren en figuranten die de bovenstaande functies helpen; • deus ex machina: een personage dat of een verrassende en ongemotiveerde gebeurtenis die het conflict of probleem oplost. Je gaat ook na in hoever je je als toeschouwer met de personages kunt identificeren. In tragedies leef je vaak mee met de tragische held die een gevecht voert tegen krachten die de zijne te boven gaan (bijvoorbeeld vijandige goden, noodlot, erfelijke aanleg) en die hem te gronde richten. Dat meeleven, meevoelen, meevrezen, meetwijfelen … met de tragische held kan leiden tot een zelfbevraging van de toeschouwer, die daardoor gelouterd kan worden. Die louterende, zuiverende kracht noemde Aristoteles de catharsis. In komedies wordt op milde en soms op satirische wijze de draak gestoken met herkenbare menselijke tekortkomingen. Met lachwekkende personages kun je je meestal niet identificeren, want om echt om hen te kunnen lachen, moet je afstand van hen nemen. Tragikomische toneelstukken worden bevolkt door mengfiguren om wie je kunt lachen én met wie je kunt meeleven. De bedoeling van aristotelisch drama is dat je je inleeft in de hoofdpersonages. In het episch drama daarentegen probeert de dramaschrijver dat juist te verhinderen. De personages in het drama van het absurde gedragen zich vreemd en onlogisch, hun gedrag wordt niet gemotiveerd, waardoor je je maar heel moeilijk met hen kunt identificeren. Je kunt bij de analyse van de personages van de volgende vragen vertrekken. • Wie zijn de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages? • Hoe typeert of karakteriseert de dramaschrijver de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages? • Zijn de personages ronde karakters, vlakke karakters of types? • Wat is de functie van de verschillende personages in de verhaalopbouw? • Met welke personages kun je je identificeren? Waarom wel of niet?

2.3.3 Je onderzoekt ‘de vierde wand’ In de meeste toneelstukken doen de spelers alsof er geen publiek is. Ze creëren ‘een vierde wand’. De locatie waar de handeling zich afspeelt, grenst zogenaamd niet aan een zaal vol publiek. Soms wordt de fictie van de vierde wand door middel van een verteller echter doorbroken. Vooral in het verhalende drama uit de middeleeuwen en het moderne epische drama komt een verteller voor, die zich tussen de verschillende scènes door met een kort commentaar rechtstreeks tot het publiek richt. Tijdens zijn ‘vertelling’ staat de eigenlijke dramatische handeling eventjes stil. Die begint weer als hij terugtreedt na de volgende scène te hebben ingeleid. Ook op een andere manier wordt de fictie van de vierde wand af en toe doorbroken: in terzijdes waarin bepaalde personages de toeschouwers rechtstreeks aanspreken, zodat ze tijdelijk uit hun rol vallen. De andere personages horen dan zogenaamd niet wat zij ‘terzijde’ tegen de zaal zeggen. Daardoor heeft het terzijde dikwijls een komische werking. Je kunt bij de analyse van de ‘vierde wand’ van de volgende vragen vertrekken. • Is er een epische verteller die zich tussen de verschillende scènes door rechtstreeks tot de toeschouwers richt? Zo ja, wat is daarvan de functie? • Wordt de fictie van de vierde wand doorbroken in terzijdes? Zo ja, wat is daarvan de functie?

350

Leesportfolio en analysemodellen

2.3.4 Je analyseert de tijd Een toneelvoorstelling is een sterk geconcentreerd gebeuren: in ongeveer twee uur ontrolt zich het hele verhaal. Al te veel sprongen in de tijd, waarbij dagen of weken overgeslagen worden, kunnen het verhaal brokkelig maken, en dat kan verwarrend zijn voor het publiek. Vandaar dat de volgorde van de gebeurtenissen vaak chronologisch is en het tijdsverloop meestal alleen tussen de bedrijven verspringt. Herinneringen, bodeverhalen (een bode vertelt over gebeurtenissen die op een ander tijdstip en een andere plaats hebben plaatsgevonden) en toekomstverwachtingen kunnen natuurlijk in een scène geïntegreerd worden. Maar binnen zo’n scène is de speeltijd (de tijd die de voorstelling in beslag neemt) gelijk aan de gespeelde tijd (de tijd die de gebeurtenissen in het toneelstuk in beslag nemen). In het epische drama wordt vaak een zeer uitgebreide periode uitgebeeld in een aantal korte scènes. Bijvoorbeeld: Brechts Moeder Courage en haar kinderen speelt zich af tussen 1624 en 1636. Je kunt bij de analyse van de tijd van de volgende vragen vertrekken. • In welke tijd spelen de gebeurtenissen zich af? • Hoe vaag of gedetailleerd is het tijdsbeeld? Wordt het realiteitsgehalte verhoogd door duidelijke toespelingen te maken op een historische werkelijkheid of actualiteit? • Welke tijdsprongen worden er tussen de scènes/episodes/bedrijven gemaakt? • Zijn er binnen de scènes vooruitwijzingen (bijvoorbeeld toekomstverwachtingen, concrete plannen, voorspellingen) naar de toekomst, en/of terugwijzingen (herinneringen en bodeverhalen) naar het verleden? Zo ja, wat is de functie ervan?

2.3.5 Je analyseert de ruimte In het middeleeuwse drama spelen de scènes zich vaak op verschillende plaatsen af. De locatiewisselingen zijn mogelijk doordat de verschillende speelplaatsen zich naast elkaar bevonden (simultaantoneel). Acteurs zowel als toeschouwers gaan scène na scène van decor naar decor. Over het algemeen spelen de gebeurtenissen zich echter op een beperkt aantal plaatsen af. In de neventekst staan meestal aanwijzingen voor de plaatsen van handeling, decors, rekwisieten, het opkomen en afgaan van de spelers, zodat je je kunt voorstellen in welke ruimtes de gebeurtenissen zich afspelen. Je kunt bij de analyse van de ruimte van de volgende vragen vertrekken. • Speelt het toneelstuk zich op verschillende plaatsen van handeling af? Zo ja, op welke? • Wil de dramaschrijver dat die ruimtes realistisch worden aangekleed of moet de aankleding zo summier mogelijk zijn? • Kun je je met behulp van de toneelaanwijzingen voorstellen hoe de personages zich in een ruimte bewegen, waar ze opkomen en afgaan, welke handrekwisieten ze bij zich hebben en op welke wijze ze er gebruik van maken? • Heeft de ruimte een symbolische functie?

2.3.6 Je analyseert de spanningsopbouw Een afgeleide toeschouwer mist onherroepelijk delen van de voorstelling, want hij kan niet terugbladeren zoals een verstrooide romanlezer dat soms doet. Daarom probeert een dramaschrijver zijn publiek voortdurend te boeien. Hij kan de spanning opbouwen via de conflictopbouw: een conflict is de botsing die ontstaat als personages met tegenstrijdige gevoelens en belangen tegenover elkaar staan. Het kan zich afspelen in één personage (innerlijk conflict), tussen twee personages, tussen één personage en een groep of tussen twee groepen. Door de introductie van een conflict kan de auteur de belangstelling van zijn publiek opwekken. De dramaschrijver kan ook werken met vooruitwijzingen. Hij verwijst dan vooruit naar iets wat later misschien zal gebeuren, waardoor hij zijn publiek nieuwsgierig maakt. Hij

2 • Analysemodellen

351

kan ook terugwijzen naar het verleden van een personage. Waarom worden die herinneringen opgehaald? Verklaren ze het karakter van het personage psychologisch? Of roepen de herinneringen spanning op omdat ze stukje bij beetje een intrigerende voorgeschiedenis onthullen? Een andere manier om spanning te creëren is kennisvoorsprong en/of kennisachterstand van het publiek. De dramaschrijver kan ervoor zorgen dat het publiek een kennisvoorsprong krijgt op een personage. De toeschouwers zien aankomen dat het personage iets onprettigs zal overkomen en leven angstig met hem mee. In komedies en kluchten levert een kennisvoorsprong voorpret op; het publiek is dan benieuwd of die verwachting wordt ingelost of doorkruist. Vertraging (of retardering) is een vierde middel. De dramaschrijver stelt de ontknoping uit, waardoor de spanning wordt verhoogd. Vertragingsscènes bevatten meestal uitweidingen of zijpaden waarin aandacht wordt besteed aan een subplot. Tot slot kan de dramaschrijver ook ruimte, weersomstandigheden en geluidseffecten bespelen. Hij kan sfeerspanning opwekken en benadrukken door de gebeurtenissen te situeren in spanningverwekkende ruimtes en barre weersomstandigheden. De held(in) is bijvoorbeeld alleen thuis: de wind huilt, het hek piept, voetstappen komen steeds dichterbij (geluidseffecten). Vaak komt een dreigend conflict tot uitbarsting tijdens een onweer. Ook de begeleidende muziek kan de beklemmende sfeer benadrukken of naderend onheil aankondigen. Je kunt bij de analyse van de spanningsopbouw van de volgende vragen vertrekken. • Welk hoofdconflict wordt in het begin van het toneelstuk geïntroduceerd? Tussen wie speelt het zich af? • Hoe is dat hoofdconflict opgebouwd? • In welke scènes wijst de dramaschrijver vooruit naar iets wat later misschien zal gebeuren? Welke verwachtingen worden daardoor opgeroepen? • In welke scènes wijst de dramaschrijver terug naar het verleden van personages? Wat is de functie van die terugwijzingen? • In welke scènes zorgt de dramaschrijver ervoor dat je een kennisvoorsprong krijgt op een personage? Waarom leef je dan angstig mee met dat personage? • In welke scènes levert de kennisvoorsprong voorpret op? Hoe worden die opgewekte verwachtingen ingelost of doorkruist? • In welke scènes zorgt de dramaschrijver voor een kennisachterstand? In hoeverre levert dat een geheimzinnige of raadselachtige spanning op? • Wordt de spanning opgevoerd door vertragingstechnieken? • Welke spanningverwekkende rol spelen ruimte en weersomstandigheden waarin de gebeurtenissen zich afspelen en/of speelt de begeleidende muziek die rol? Geef hiervan enkele opvallende voorbeelden en licht die kort toe.

2.3.7 Je analyseert motief en thema Wanneer je wilt uitleggen waar het toneelstuk over gaat, moet je het centrale thema ervan omschrijven. Dat centrale thema ontvouwt zich in de loop van het toneelstuk met behulp van dynamische motieven (beweegredenen, problemen en conflicten die allerlei verwikkelingen veroorzaken in de verhaalopbouw), statische motieven (die onveranderlijke situaties, sfeerschepping, karaktertekening … aanduiden) en leidmotieven (nadrukkelijke herhaling van bijvoorbeeld een karakteristiek gezegde, een eigenaardige karaktertrek of een voorspellende droom; ze krijgen daardoor meestal een symbolische betekenis). Soms krijg je de boodschap expliciet aangereikt. In klassieke tragedies geven reien of koren commentaar op de gebeurtenissen. In episch drama vertelt de verteller vaak de strekking van het toneelstuk rechtstreeks aan het publiek. Je kunt bij de analyse van motief en thema van de volgende vragen vertrekken. • Wat is het centrale thema van het toneelstuk? • Met welke motieven wordt dat thema ontvouwd?

352

Leesportfolio en analysemodellen

2.3.8 Je analyseert de tekentaal van het theater De regisseur, spelers, decor-, kostuum- en lichtontwerper gebruiken bij de enscenering (of mise-en-scène) de volgende hulpmiddelen: • gesproken tekst, intonatie en lichaamstaal; • decor, meubels en handrekwisieten; • kleding, haardracht en grime; • belichting, muziek en geluidseffecten. Die ensceneringsmiddelen vormen de tekentaal van het theater. Je onderscheidt iconische, deiktische en symbolische tekens. Iconische (of beeldende) tekens zijn elementen die echt op het toneel te zien zijn: het decor, lichtwissels, een grijze baard … Iconische tekens geven het antwoord op de vraag: wat neem je waar? Deiktische tekens verwijzen naar iets of iemand. Ze zijn niet moeilijk te decoderen: een grijze baard betekent ouderdom, donkerte toont de nacht, lichtwissels tonen een onweer, rook verwijst bv. naar vuur, een foto naar een persoon. Er is dus een causale of aanwijzende relatie tussen teken en betekenis. Bij symbolische tekens is de relatie tussen teken en betekenis arbitrair of conventioneel, door maatschappelijke gewoontes vastgelegd. Deze betekenis is contextgebonden en symbolische tekens zijn ook aan betekenisverschuiving onderhevig. Witte en zwarte kledij kunnen symbool zijn voor twee rivaliserende bendes, kleine deuren symboliseren bv. dat het voor de personages moeilijk is om uit hun situatie te ontsnappen … Alle symbolische tekens samen wijzen de toeschouwer op de thematiek van het verhaal. De vraag die we hierbij kunnen stellen is: wat betekent het teken (voor jou én voor de acteurs/ regisseur die het hanteren)? De ‘dubbele’ betekenis bestaat inderdaad. Het is immers niet zeker dat elke toeschouwer aan het teken effectief de interpretatie geeft die de theatermaker er heeft willen inleggen. Hij kan (en mag) in het teken zijn eigen symboliek zien. De drie soorten tekens zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Iconische tekens zijn alomtegenwoordig, een deel ervan wordt deiktisch, en een deiktisch teken kan vaak worden omgedacht/omgezet tot een symbool voor de inhoud, het concept, de visie van de regisseur en zijn acteursploeg. In die zin vormt de tekentaal van het toneel een complexe, niet altijd doorzichtige structuur. Naast de visuele zijn er ook auditieve tekens (de tekstzegging). Je onderscheidt: • tempo: door langzaam of snel te praten, kunnen de spelers bijvoorbeeld gejaagdheid, irritatie, vrolijkheid of kwaadheid uitdrukken; • geluidssterkte: zacht en hard praten, fluisteren en schreeuwen kunnen bijvoorbeeld geheimzinnigheid, angst, woede, onzekerheid of overspannenheid uitdrukken; • klemtoon: door bepaalde woorden of lettergrepen te benadrukken, kunnen spelers bijvoorbeeld sarcasme, teleurstelling, haat of dreiging uitdrukken; • pauzering: woorden of zinnen kunnen door middel van een korte stilte van de rest gescheiden worden en daardoor nadruk krijgen; • toonhoogte: de spelers kunnen bepaalde gevoelens zoals ontroering, boosheid, blijheid met verschillende toonhoogten uitdrukken. Die stemvarianten ondersteunen ze met lichaamstaal: mimiek, gestiek en lichaamshouding. De toeschouwers moeten al die deiktische tekens interpreteren. Verder is de proxemiek, de groepering en verplaatsing van de spelers op het toneel een belangrijk onderdeel van de voorstelling. Waar komen de spelers op en waar gaan ze af, hoe bewegen ze zich over het toneel, hoe zijn ze gegroepeerd, hoe groot is de fysieke afstand tussen de personages? Aan de kleding (plus accessoires als handtas, paraplu, juwelen, handschoenen …), haardracht en grime (lichamelijke tekens) kun je zien tot welke sociale groep in de samenleving de personages behoren, welk beroep ze uitoefenen, welke sport ze beoefenen, wanneer het stuk zich afspeelt … 2 • Analysemodellen

353

Je kunt bij de analyse van de tekentaal vertrekken vanuit het schema van Kowzan. acteur

geluidssignalen

2 toonaard

zichtbare signalen

zichtbare signalen

lichaamstaal

verbale taal 1 woord

niet-acteur

3 mimiek

tijd

4 gebaren

5 beweging

zichtbare signalen scène-opmaak

opmaak 6 grime

tijd & ruimte

7 haartooi

8 kostumering

9 rekwisieten/accesoires

10 decor

niet-gearticuleerd geluid 11 belichting

13 nietmuziek / geluid

tijd

horen/luisteren

zien/kijken

2.4

12 muziek

ruimte & tijd

ruimte

horen/luisteren

geluidssignalen

Film

Je volgt bij je filmanalyse het onderstaande basisplan. Je geeft bij je antwoorden steeds toelichting en voegt concrete voorbeelden toe uit de film die je hebt gezien. In functie van je opdracht vul je het basisplan aan met een kritische beoordeling van de film (vaak een recensie), een vergelijking met andere films van dezelfde regisseur of met films van een andere regisseur, een onderzoek naar autobiografische sporen, een analyse van de kunststroming en de strekking waartoe de film behoort enz. Tip: aangezien een film doorgaans een verhaal en tekst bevat (epiek), er rollen gespeeld en continu gesprekken gevoerd worden (dramatiek), raadpleeg je het beste meteen ook de analyseschema’s voor epische en dramatische teksten. Ook de analyse van de lichaamstaal van de acteurs kan heel verhelderend zijn. Uiteraard zal het aspect ‘beeld’ van heel groot belang zijn bij een goede analyse. verhaalopbouw personages thema tekentaal

tijd

FilmAnAlysE

point of view motief

ruimte spanning

Basisplan voor filmanalyse.

2.4.1 Je analyseert de verhaalopbouw Je kunt de volgende vragen stellen. • Is er een opening met expositiescènes? Is er een motorisch moment?

354

Leesportfolio en analysemodellen

• Bevat het middenstuk van de film een intrigeontwikkeling door middel van verwikkelingen, nevenintrige(s), crisissituatie, finale climax, wending ten goede of ten kwade? • Is er een einde met een ontknopingsscène? Is er een gesloten of open einde?

2.4.2 Je analyseert de personages Je kunt bij de analyse van de personages een aantal vragen stellen. • Wie zijn de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages, welke functies vervullen ze in de verhaalopbouw? • Zijn de hoofdpersonages helden of antihelden? • Hoe typeert of karakteriseert de regisseur de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages? Denk aan uiterlijke kenmerken als gedrag, kleding, haardracht, taalgebruik, bewegingen en gebaren, stereotiepe gewoontes die voor de kijker een bepaald milieu of type mens oproepen, opinies over andere personages, opvattingen over moraal, maatschappij, politiek en godsdienst. • Hoe worden de gevoelens en gedachten van de personages veruiterlijkt in de verfilming? Wordt het innerlijke leven summier en samenvattend verteld door de commentaarstem, veruiterlijkt door middel van dromen of een monologue intérieur? Wordt het karakter van een personage alleen getoond door wat het zegt en doet? • Vertolkt de muziek gevoelens van een bepaald personage? • Wanneer verschaft de regisseur informatie over de innerlijke drijfveren en verborgen bedoelingen van de belangrijkste personages? Brengt hij de kijker van bij het begin op de hoogte met welk personage hij te doen heeft of verspreidt hij de informatie over de hele film? • Zijn de personages ronde karakters, vlakke karakters of types? • Acteren de spelers ‘natuurlijk’ of ‘toneelmatig’?

2.4.3 Je analyseert de tijd Je kunt bij de analyse van de tijd een aantal vragen stellen. • Wordt het filmverhaal chronologisch of niet-chronologisch opgebouwd? Van welke verhaalstart is er sprake: ab ovo, in medias res of post rem? • Zijn er flashforwards en/of flashbacks? • Waarom wordt er ingegrepen in de tijdsvolgorde: roepen de flashbacks en vooruitwijzingen spanning op, dienen de flashbacks ter karakterverklaring? • Op welke manier worden de vooruit- en terugwijzingen in het filmverhaal geïntegreerd: bijvoorbeeld via een gesprek, een herinnering-in-gedachten, een brief of een droom? • Probeert de regisseur de overgang tussen heden en verleden of tussen heden en toekomst zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen, of komt de overgang veeleer bruusk tot stand? • Hoe is de verhouding tussen de verteltijd en de vertelde tijd? Geef voorbeelden van fragmenten waarin de verteltijd langer is dan de vertelde tijd, even lang is als de vertelde tijd en korter is dan de vertelde tijd. Geef er kort commentaar bij. • Wanneer speelt het verhaal zich af? (Het is vrijwel altijd mogelijk de historische tijd vast te stellen, ook als die nergens vermeld wordt. Er zijn steeds aanwijzingen zoals het optreden van historische figuren, verwijzingen naar politieke gebeurtenissen enzovoort.) • Hoe (on)realistisch is de verhaalwereld? Wordt het realiteitsgehalte vergroot door duidelijke toespelingen te maken op de realiteit en actualiteit? Vinden er fantastische (= onmogelijke) gebeurtenissen plaats of zijn alle gebeurtenissen mogelijk in onze alledaagse werkelijkheid?

2.4.4 Je analyseert de ruimte Je kunt bij de analyse van de ruimte een aantal vragen stellen. • Waar speelt het filmverhaal zich af? • Hebben bepaalde locaties of decors, de belichting, jaargetijden of weersomstandigheden een symbolische functie?

2 • Analysemodellen

355

2.4.5 Je analyseert de spanning Je kunt bij de analyse van de spanning een aantal vragen stellen. • Welk centraal raadsel wordt in het begin van het filmverhaal geïntroduceerd? • Hoe wordt die grote spanningsboog gespannen gehouden: word je misleid doordat tussentijdse schijnoplossingen of het omgekeerde van de uiteindelijke afloop worden gesuggereerd, doordat bepaalde verwikkelingen gedeeltelijk worden verklaard of opgelost, doordat zijpaden je opmerkzaamheid afleiden van wat er werkelijk gaat gebeuren? • Met welke kleine spanningsbogen wordt je aandacht gewekt en vastgehouden? • Hoe ontstaat spanning doordat er niet-chronologisch (in medias res of post rem) wordt verteld? • Wordt de spanning opgevoerd door vertragings- en versnellingstechnieken? • Welke spanningwekkende rol spelen het vertelperspectief van de camera, de parallelmontage, de begeleidende muziek en het gebruik van de ruimte waarin de gebeurtenissen zich afspelen?

2.4.6 Je analyseert motieven en thema Je kunt bij de analyse van motieven en thema een aantal vragen stellen. • Wat is het hoofdconflict van de film? • Hoe ligt het centrale thema besloten in de manier waarop het hoofdconflict is opgebouwd? • Wat is het centrale thema van de film? • Met welke motieven wordt dat thema ontvouwd?

2.4.7 Je analyseert de point of view Je kunt bij de analyse van de point of view een aantal vragen stellen. • Is er sprake van een auctorieel, een personeel of een gemengd vertelperspectief? • Leef je door de point-of-viewshots extra mee met het hoofdpersonage? • Is er sprake van een commentaarstem die fungeert als ik-verteller? Vertelt die wat hem vroeger is overkomen of levert hij commentaar op wat hem nu overkomt? • Is er in de personele vertelsituatie of in de ik-vertelling sprake van een onbetrouwbaar perspectief? Ervaar je de gebeurtenissen als ‘echt’ of krijg je een vertekend beeld van wat het personage overkomt? Stelt de ik-verteller de zaken met opzet verkeerd of mooier voor dan ze zijn en waarom dan wel?

2.4.8 Je vergelijkt boek en film Deze stap zet je uiteraard alleen als de film op een boek gebaseerd is of ook wel eens als er door het succes van de film als spin-off een boek op de markt komt. Je kunt bij een vergelijking tussen boek en film de volgende vragen stellen. • Is de verteller of het vertelperspectief veranderd? Verklaar je antwoord. • Is de verhaalopbouw verschillend? Zijn er bijvoorbeeld inkortingen of uitbreidingen; is de tijdsvolgorde gewijzigd; zijn er belangrijke personages weggelaten of toegevoegd; is het hoofdconflict gewijzigd; is er een andere ontknoping? Verklaar. • Zijn er plaatsen van handeling veranderd? Verklaar. • Is de handeling verplaatst naar een andere historische tijd? Verklaar. • Vervullen de hoofdpersonages en nevenpersonages vergelijkbare of heel andere functies? Verklaar je antwoord. • Is de manier waarop de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages uiterlijk worden getypeerd verschillend? Verklaar je antwoord. • Is de manier waarop de innerlijke karakterisering van de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages plaatsvindt verschillend? Verklaar je antwoord. • Zijn de dialogen letterlijk overgenomen of bewerkt tot spreektaal? Motiveer je antwoord.

356

Leesportfolio en analysemodellen

• Is er verschil in ‘levensechtheid’ tussen de hoofdpersonages en belangrijkste nevenpersonages in de roman en zijn verfilming? Verklaar je antwoord. • Is er verschil in identificatiemogelijkheden? Hoe komt dat? • Is de spanningsopbouw anders? Wat zijn daarvan de gevolgen voor je kijkervaring? • Is het centrale thema veranderd? Waaraan ligt dat? • Wat vond je beter: de roman of zijn verfilming? Motiveer je antwoord.

2.4.9 Je gebruikt de gepaste terminologie In de tabel vind je een selectieve lijst van veelgebruikte filmtermen. Ze zijn handig om te weten als je vaktaal wilt gebruiken bij je filmbespreking. begrip

verklaring

artdirector

iemand die verantwoordelijk is voor de ‘aankleding’ van de film (decor, setdressing, kleding, meubels en props)

cast

alle acteurs en figuranten die in een productie spelen

casten

uitzoeken wie welke rol in een film of bijvoorbeeld toneelstuk krijgt

close-up

opname waarbij het opgenomen object dicht bij het objectief lijkt te zijn; in speelfilms wordt deze techniek vaak toegepast op personen

credits

aan- of aftiteling (opening of endcredits)

crew

iedereen die op de set of het podium werkt maar geen acteur, artiest of figurant is

cross-cutting

ook wel parallelmontage genoemd; 1 het afwisselen van scènes die zich gelijktijdig, maar op verschillende plaatsen afspelen; 2 het afwisselen van scènes die zich op dezelfde plaats, maar op verschillende tijden afspelen

editor

degene die de montage van de film doet

fade-in

een techniek die wordt gebruikt bij opname van de film, waarbij het beeld langzaam tevoorschijn komt. Het tegengestelde heet fade-out.

nasynchronisatie

gesproken teksten opnieuw inspreken in een andere taal

off screen

buiten beeld

pan/pano

horizontaal bewegen van de camera (bv. van links naar rechts)

perspectief

kikvorsperspectief: de camera bevindt zich lager dan het onderwerp vogelperspectief: de camera bevindt zich hoger dan het onderwerp neutraal perspectief: het onderwerp bevindt zich op dezelfde hoogte als de camera

pilot

de eerste aflevering van een serie; hierna wordt meestal besloten of de serie ook echt helemaal gemaakt gaat worden

point of view-shot

ook wel subjectief camerastandpunt genoemd; vertelperspectief van de camera gedraaid vanuit het gezichtspunt van een personage

producent

iemand die zakelijke en technische leiding geeft bij het maken van een toneelstuk, film, tv-programma …

props

rekwisieten

rijder

het verrijden van de camera terwijl hij opneemt

Filmtaal (vervolg op blz. 358).

2 • Analysemodellen

357

begrip

verklaring

sequel

vervolgfilm

sequentie

bij elkaar horende scènes

set

plaats waar wordt opgenomen

shot

een opname zonder onderbreking longshot: shot waarbij het personage (van top tot teen) en de ruimte om hem heen goed zichtbaar zijn extreme longshot: dit shot toont het landschap, situeert de plaatsen waar de actie plaatsvindt; het decor primeert (het extreme longshot is een veelgebruikt openingsshot). mediumshot: shot waarbij een personage vanaf de heup in beeld wordt gebracht. totaalshot: opname die het totaal van de scène laat zien. over-the-shouldershot: een camerapositie waarbij de toeschouwer zelf lijkt mee te kijken over de schouder van een personage in de film; de illusie wordt gewekt dat de toeschouwer zich in de verhaalwereld bevindt, middenin een conversatie of een gevecht (door deze kunstgreep stijgt het inlevingsvermogen).

split screen

techniek waarbij het beeld in twee of meer stukken opgesplitst wordt, waarbij in elk stuk iets anders te zien is

stand-in

vervanger van de acteur, bv. wanneer er gevaarlijke stunts moeten worden uitgevoerd

stills

foto’s die zijn genomen op de set; vaak gebruikt voor op de website van de film of andere reclamedoelen

storyboard

soort stripverhaal waarin te zien is hoe de film eruit moet zien

synopsis

samenvatting van het scenario

talking heads

mensen die tegen de camera praten, bv. een ooggetuige van gebeurtenissen

tilt

verticaal bewegen van de camera, bv. van onder naar boven

trailer

reclamefilmpje voor een film, vaak met de spectaculairste beelden

travel

verplaatsing van de camera tijdens de shot

typecasting

casten van acteurs die in het echt bijna net zo zijn als in hun rol

voice-over

commentaarstem bij filmbeelden

zoomen

via het objectief (de lens) het object vergroten (inzoomen) of verkleinen (uitzoomen)

Deze longshot uit de film A Walk to Remember (2002) toont hoe Landon omgaat met de uitzichtloze situatie van zijn vriendin Jamie die aan leukemie lijdt. Het gevoel geïsoleerd te zijn met zijn verdriet en de onmacht om iets te kunnen doen voor Jamie worden gesuggereerd door zijn verlamde pose voor het water. Het vogelperspectief neemt als het ware alle kracht uit Landon weg.

Deze mediumshot uit de film A Walk to Remember (2002) brengt de vrienden van Landon in beeld terwijl ze hem (off screen) op stang jagen door de spot te drijven met Jamie die ze als een vrome nerd afschilderen. Het bescheiden kikkerperspectief beklemtoont de macht die Dean (middelste personage) heeft over zijn vrienden en slachtoffers.

Via deze close-up uit de film A Walk to Remember (2002), genomen vanuit een neutraal perspectief, kan het publiek zich identificeren met de gevoelens van Landon, nadat hij van Jamie vernomen heeft dat ze alle behandelingen tegen haar leukemie stopzet.

Filmtaal (vervolg).

De techniek van split screen wordt ook aangewend in computerspellen, zoals in Left 4 Dead waaruit dit beeld is overgenomen.

358

Leesportfolio en analysemodellen

3

Matrix voor literaire competentie 3.1

Overzicht van de matrix

Om je te helpen jezelf als literaire lezer in te schatten en je literaire ontwikkeling in kaart te brengen, ontwierp Theo Witte een competentiematrix, waarin hij werkt met verschillende niveaus van literaire competentie. Zo krijg je een idee welk niveau je als literaire lezer hebt bereikt. Je zou op het einde van de derde graad op niveau 4 of 5 beland moeten zijn. Je vindt een beknopt overzicht, gevolgd door een uitgebreide omschrijving van de niveaus. niveau 1 kenmerken zeer van het eenvoudig boek

2 eenvoudig

3 noch eenvoudig, noch moeilijk

• ook ‘moeilijke’ • herkenbare beschrijving • niet te dik onderwerpen onderwerpen • sluit aan bij je (dementie, en personages belevingsweoorlogstrauma, • dramatische, reld homoseksuameeslepende • hoog tempo liteit) verhaallijn • eenvoudige • appelleert aan • weinig obstastructuur kels (tijdspron- sociale, psy• amuserend chologische, gen, perspec(humoristisch, spannend, dra- tiefwisselingen, morele vraagstukken verhaallijnen, matisch, spec‘open plekken’) • tamelijk eentaculair) duidig thema of boodschap • ook diepere laag • soms complexe, maar wel duidelijke structuur kenmerken je houdt niet je hebt enige je bent een van jou van lezen. leeservaring. (redelijk) als lezer gemotiveerde lezer. beschrijving • Je hebt een laag • Je haakt af als het te moeilijk tempo. of te vreemd • Je bent soms lijkt. nog een ‘lees• Je leest om je beginneling’. te ontspannen • Je wilt je amuen jezelf en je seren met een eigen wereldboek. beeld te herkennen.

Je manier van lezen

belevend lezen herkennend lezen

4 enigszins complex

5 complex

6 zeer complex

• vergt soms veel inspanning • veronderstelt veel algemene kennis • verhaalverloop en gedrag personages minder goed voorspelbaar, veel open plekken • meerduidig • taalgebruik en structuur kunnen complex zijn • soms ‘taai’

• inhoud staat ver van je eigen wereld af • doet een beroep op culturele, poëticale en literaire kennis • taalgebruik, thematiek en structuur relatief complex • bij oude teksten gedateerde verteltechnische procedés, stijl en taal

• veronderstelt veel algemene, culturele en literaire kennis • veel verwijzingen naar andere werken (intertekstualiteit) • nodigt uit tot nadere bestudering en verdieping • complex, ondoorzichtig. gelaagd • geraffineerde stijl

je hebt belangstelling voor literatuur.

je hebt belangstelling voor literaire klassiekers.

je bent belezen, kent veel klassieke werken.

• Je hebt ervaring • Je hebt belang- • Je hebt belang- • Je hebt een stelling voor de brede en diepstelling voor met literatuur gaande algemeverteltechniek. literair-historivoor volwasne en culturele sche context. • Je wilt gebeursenen. ontwikkeling. • Je abstraheert tenissen en • Je staat open, makkelijk van • Je hebt intepersonages bent nieuwsje eigen leefwe- resse voor litebegrijpen gierig naar de ratuurwetenreld en leeser(empathisch). wereld en het schap. varing. leven van ande- • Je vindt het • Je leest om vat leuk om te ana- • Je leest om ren. te krijgen op literatuur, cullyseren en te • Je vindt het tuur en wereld jezelf en de interpreteren. leuk om aan te begrijpen en wereld. het denken te om esthetisch worden gezet. te genieten. letterkundig academisch reflecterend interpreterend en esthe- lezen lezen lezen tisch lezen

Overzicht van de literaire competenties volgens Theo Witte.

Bron: Theo Witte, Lezen voor de lijst, Rijksuniversiteit Groningen

3 • Matrix voor literaire competentie

359

3.2

beoordeel jezelf als lezer

niveau 1: Zeer beperkte literaire competentie Leerling als lezer

Je hebt een zeer beperkte literaire competentie en weinig ervaring met het lezen van fictie. Je hebt moeite met het lezen, begrijpen, interpreteren en waarderen van zeer eenvoudige literaire teksten en vindt het ook moeilijk om over je leeservaringen en smaak te communiceren. Je kunt nog niet in een literair boek voor volwassenen doordringen. Je staat eerder afwijzend tegenover literatuur, omdat de inhoud te ver van je afstaat en de stijl voor jou te moeilijk is. Je bereidheid om je voor literatuur in te spannen, is gering. Daardoor is de omvang van het boek en de taak bij jou een zwaarwegende factor. Je literatuuropvatting en leeshouding worden gekenmerkt door een behoefte aan spanning (actie) en drama (emotie). Je manier van lezen kan worden getypeerd als belevend lezen. tekstkenmerken

De boeken die je aankunt, zijn geschreven in eenvoudige, alledaagse taal en sluiten met de inhoud en personages nauw aan bij je belevingswereld. De verhaalstructuur is helder en eenvoudig en het tempo waarin de spannende of dramatische gebeurtenissen elkaar opvolgen, is hoog. Structuurelementen die de handeling onderbreken, zoals gedachten of beschrijvingen, zijn schaars. Opdracht

Je bent in staat om een belangrijk verhaalfragment samen te vatten en voor het tekstbegrip basisstructuurelementen te herkennen (bijvoorbeeld wisselingen van tijd en plaats). Je respons op de tekst is subjectief en niet gereflecteerd waarbij je aandacht vooral uitgaat naar de sympathie of antipathie voor het hoofdpersonage en diens belevenissen. Je waarderingsschema bestaat voornamelijk uit emotieve criteria (spannend, saai, zielig, tof, stom) waarbij het je veel moeite kost je leeservaring en oordeel over de tekst te onderbouwen en actief deel te nemen aan een gesprek over het boek. Evenmin kun je je voorkeur helder onder woorden brengen en een adequate boekkeuze maken.

niveau 2: Beperkte literaire competentie Leerling als lezer

Je hebt wel ervaring met het lezen van fictie, maar nauwelijks met literaire romans voor volwassenen. Je bent in staat om zeer eenvoudige literaire teksten te lezen, begrijpen en waarderen en kunt verslag uitbrengen over je persoonlijke leeservaring en smaak. Je algemene ontwikkeling is toereikend om literatuur voor volwassenen te begrijpen, maar niet voldoende om door te dringen in een (roman)werkelijkheid die sterk afwijkt van je belevingswereld. De bereidheid om je voor literatuur in te spannen, is aanwezig, maar niet groot. Daardoor blijft de omvang van het boek en de taak een relevante factor bij je boek- en taakkeuze. Je leeshouding wordt gekenmerkt door interesse in herkenbare situaties, gebeurtenissen en emoties. Je hebt de opvatting dat literatuur realistisch moet zijn. Je manier van lezen kan worden getypeerd als herkennend lezen. tekstkenmerken

De boeken die je aankunt, zijn geschreven in alledaagse taal, hebben een eenvoudige structuur en sluiten aan bij je belevingswereld. Hoewel de boeken voor volwassenen zijn geschreven, zijn adolescenten meestal de hoofdpersoon. Het verhaal heeft een dramatische verhaallijn waarin handelingen en gebeurtenissen elkaar in een betrekkelijk hoog tempo opvolgen. Hierbij is het niet direct hinderlijk als de spanning af en toe wordt onderbroken door gedachten en beschrijvingen. Bij voorkeur is er een gesloten einde.

360

Leesportfolio en analysemodellen

Opdracht

Je bent in staat om de geschiedenis van het verhaal te reconstrueren, het onderwerp van de tekst te benoemen en de personages te beschrijven. Hierbij kun je elementaire literaire begrippen toepassen met betrekking tot het genre, de chronologie en de karakters. Eveneens kun je reflecteren op wat de tekst met jou gedaan heeft en de mate waarin de personages en gebeurtenissen naar je eigen maatstaven realistisch zijn. Je respons op de tekst is subjectief en voornamelijk gericht op sympathie voor de personages en de geloofwaardigheid van gebeurtenissen. Hierbij is je eigen perceptie van de werkelijkheid dominant. Je gebruikt emotieve en referentiële, realistische beoordelingscriteria (meeslepend, aangrijpend, saai, ‘echt’) en verwijst daarbij soms naar de tekst, maar meestal naar je eigen ervaringen en opvattingen. In een gesprek over het boek heb je weinig distantie en sta je niet erg open voor andere meningen en leeservaringen. Je persoonlijke smaak wordt gerelateerd aan het genre, bijvoorbeeld oorlog, misdaad en liefde. Maar je voorkeur is nog niet voldoende gedifferentieerd om zelf een adequate boekkeuze te maken.

niveau 3: Enigszins beperkte literaire competentie Leerling als lezer

Je hebt ervaring met het lezen van eenvoudige literaire teksten. Je bent in staat om eenvoudige literaire werken te begrijpen, interpreteren en waarderen en naar aanleiding van een boek te discussiëren met klasgenoten over maatschappelijke, psychologische en morele kwesties. Je algemene en literaire ontwikkeling zijn toereikend om in een enigszins complexe romanstructuur en in de wereld van volwassenen door te dringen. Je bent bereid om je voor literatuur in te spannen, maar zult niet snel aan een dik boek of uitgebreide taak beginnen. Je leeshouding wordt gekenmerkt door interesse in maatschappelijke, psychologische en morele vraagstukken. Literatuur is voor jou een middel om de wereld te verkennen en je eigen gedachten over allerlei kwesties te vormen. De manier van lezen op dit niveau is te typeren als reflecterend lezen. tekstkenmerken

De boeken die je aankunt, zijn geschreven in eenvoudige taal en hebben een complexe, maar desalniettemin transparante structuur waarin naast de concrete betekenislaag ook sprake is van een diepere laag. Inhoud en personages sluiten niet direct aan bij de belevingswereld van adolescenten, maar het verhaal appelleert aan vraagstukken die je interesseren, zoals liefde, dood, vriendschap, rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid. De tekst is bij voorkeur geëngageerd. Voor zover er complexe verteltechnische procedés worden gehanteerd, zoals tijdsprongen, perspectiefwisselingen, motieven en dergelijke, zijn die tamelijk expliciet. Het verhaal roept vragen bij de lezer op (open plekken) en heeft doorgaans een open einde. Opdracht

Je kunt door middel van analyse causale verbanden leggen op het niveau van de verhaalgeschiedenis en op het niveau van het gedrag en de ontwikkeling van de personages. Je kunt hierbij onderscheid maken tussen je eigen opvattingen en kennis van de werkelijkheid, en de romanwerkelijkheid. Daarnaast ben je in staat om verschillende verhaallijnen te onderscheiden en doorzie je de werking van bepaalde verteltechnische procedés (‘het kunstje’). Je kunt aan de hand van vragen over de titel en concrete motieven reflecteren over de thematiek. Vooral maatschappelijke, psychologische en morele kwesties zetten je aan tot reflectie en kunnen de basis vormen voor een betrokken discussie met klasgenoten. Hierbij zal je aandacht in de eerste plaats uitgaan naar de kwestie en daarna naar de interpretatie van de tekst. Je hanteert een meervoudig waarderingsschema dat kan bestaan uit emotionele, realistische, morele en cognitieve criteria. Je reflecties en oordelen zijn deels gebaseerd op de tekst. Voor je smaak kun je ook reflecteren op het verschil tussen een leuk en een goed boek (lectuur/literatuur).

3 • Matrix voor literaire competentie

361

Je literaire voorkeur is nauw verbonden met je interesse voor bepaalde onderwerpen, maar je kennis van de literatuur is nog niet voldoende gedifferentieerd om zelf een adequate boekkeuze te kunnen maken.

niveau 4: Enigszins uitgebreide literaire competentie Leerling als lezer

Je hebt ervaring met het lezen van eenvoudige literaire romans voor volwassenen. Je bent in staat om niet al te complexe literatuur te lezen, te begrijpen, te interpreteren en te waarderen en adequaat over je interpretaties en smaak te communiceren. Je algemene en literaire ontwikkeling zijn toereikend om in niet al te complexe romans van gerenommeerde literaire auteurs door te dringen. Je bereidheid om je voor literatuur in te spannen, is duidelijk aanwezig. Het aantal pagina’s en de omvang van de taak doen er niet zoveel meer toe. Bij jou is er een ontluikend literair-esthetisch besef: je ontdekt dat een literaire roman ‘gemaakt’ wordt en dat het schrijven een ‘kunst’ en geen ‘kunstje’ is. Je leeshouding wordt gekenmerkt door je bereidheid je te verdiepen in complexe gebeurtenissen en emoties van volwassenen die ver van je afstaan. Daarnaast ben je geïnteresseerd in de verteltechniek en romanstructuur en soms ook in de ‘bedoeling’ van de auteur. De manier van lezen op dit niveau is te typeren als interpreterend lezen. tekstkenmerken

De boeken die je aankunt, zijn geschreven in een ‘literaire’ stijl en sluiten met de inhoud en personages niet direct aan bij de belevingswereld van adolescenten. Hierdoor is het verhaalverloop en de ontwikkeling van de personages minder voorspelbaar. De gehanteerde literaire procedés zijn enigszins complex: onbetrouwbaar perspectief, impliciete tijdsprongen en perspectiefwisselingen, open plekken, meerdere betekenislagen, metaforische stijl enzovoort. Hierdoor word je gestimuleerd de tekst te interpreteren. Opdracht

Je kunt verschillende betekenislagen onderscheiden en motieven en andere betekeniselementen herkennen en interpreteren. Je kunt je min of meer empathisch identificeren met de hoofdpersoon, maar ook afstand nemen en vanuit de context van het verhaal kritisch op het gedrag reageren. Eveneens ben je in staat te reflecteren op de betekenis van het werk en kun je verschillende thema’s noemen. Bij interpretatieproblemen toon je ook belangstelling voor de auteursintenties. Bovendien heb je aandacht voor de werking van bepaalde verteltechnieken, zoals spanning, en stijlmiddelen, zoals ironie. Hierdoor ben je in staat om de verteltechnische middelen van een film en boek te analyseren en met elkaar te vergelijken. Je respons is gericht op de betekenis van het werk, de verteltechniek en soms ook op het vakmanschap van de auteur. Je waarderingsschema is gevarieerd en kan naast de eerder genoemde criteria ook structurele en esthetische criteria bevatten. Je bent goed in staat om je eigen interpretatie en waardering te onderbouwen en staat open voor interpretaties en opvattingen van anderen. Je bent ook in staat om uittreksels en interpretaties van leeftijdgenoten kritisch te beoordelen. Je voorkeur kun je goed verwoorden en daarmee richting geven aan je boekkeuze, maar je hebt desondanks nog te weinig kennis van de literatuur om zelfstandig een boek te kiezen dat past bij je niveau.

362

Leesportfolio en analysemodellen

niveau 5: Uitgebreide literaire competentie Leerling als lezer

Je hebt ruime ervaring opgedaan met het lezen van literaire romans. Je bent in staat om complexe en ook oude literaire werken van voor 1880 te begrijpen, interpreteren en waarderen en met anderen over je leeservaring, interpretatie en smaak van gedachten te wisselen. Je algemene, historische en literaire kennis is toereikend om in complexe moderne en oude klassieke teksten door te kunnen dringen. Je bent bereid om deze teksten te lezen en je daarbij niet alleen te verdiepen in de thematiek en structuur, maar ook in de literair-historische achtergronden en de stijl. Je bent je ervan bewust dat teksten in een cultuurhistorische context functioneren en dat literatuur een middel is om het verleden en de culturele identiteit te leren kennen. Je leeshouding wordt gekenmerkt door belangstelling voor de canon, literaire conventies, cultuurhistorische achtergronden en sommige klassieke auteurs. Je manier van lezen kan worden getypeerd als letterkundig lezen. tekstkenmerken

De boeken die je aankunt, hebben niet alleen personages en een thematiek die ver van je belevingswereld afstaan, maar kunnen ook qua taalgebruik en literaire conventies sterk afwijken van wat je gewend bent. Bij oude teksten geldt dit in versterkte mate, omdat er sprake is van een historische romanwerkelijkheid met verouderde waarden en normen, en bovendien van Oudnederlands en gedateerde literaire conventies. Bij de moderne romans is een toename te zien van de complexiteit in de romanstructuur. Deze wordt gekenmerkt door meerduidigheid en implicietheid, en daarnaast ook door verteltechnisch en stilistisch raffinement. Opdracht

Je kunt een oude tekst ‘historiserend’ lezen en in de literair-historische context plaatsen. Ook kun je personages en complexe gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken analyseren en evalueren. Daarnaast ben je in staat om diverse betekeniselementen en -lagen met elkaar te verbinden en op basis daarvan een hoofdthema te bepalen. Bij al deze activiteiten ben je geïnteresseerd in achtergrondinformatie. Je respons is door de letterkundige benadering gekleurd, bijvoorbeeld de virtuositeit of originaliteit van een auteur of de cultuurhistorische waarde van een werk. Bij de waardering maak je een onderscheid tussen je eigen leeservaring en de eventuele cultuurhistorische waarde van een werk. Je bent goed in staat om met een leraar een gesprek over literatuur ‘op niveau’ te voeren en kunt zelfstandig een adequate boekkeuze maken.

niveau 6: Zeer uitgebreide literaire competentie Leerling als lezer

Je hebt zeer veel ervaring met het lezen van literaire teksten, waaronder ook wereldliteratuur. Je bent in staat om boeken en literatuur in een breed kader te plaatsen en je leeservaring en interpretatie met ‘experts’ uit te wisselen. Door je belezenheid en hoog ontwikkelde algemene kennis en specifieke culturele en literaire kennis ben je in staat om zowel binnen als buiten de tekst verbanden te leggen en betekenissen te genereren. Je bereidheid om je voor literatuur in te spannen, is groot, mits je daar enigszins autonoom in kunt handelen. Je hebt de opvatting dat literatuur verdieping aanbrengt in je leven en je helpt greep te krijgen op de werkelijkheid (existentiële functie). Je leeshouding is literair-kritisch en wordt gekenmerkt door veelzijdigheid, gedrevenheid en belangstelling voor wetenschappelijke vakliteratuur. Je manier van lezen kan worden getypeerd als academisch lezen.

3 • Matrix voor literaire competentie

363

tekstkenmerken

De teksten die je aankunt, zijn geschreven in een moeilijk toegankelijke, literaire stijl waarin ook sprake kan zijn van vorm- en stijlexperimenten. Ze hebben een gelaagde en complexe structuur, waardoor het moeilijk is om in het verhaal door te dringen en de betekenis ervan te duiden. De tekst heeft symbolische kenmerken (abstracte motieven) en bevat voor een adequate interpretatie wezenlijke verwijzingen naar andere teksten en kennis (intertekstualiteit). Opdracht

Neemt het oog van de meester jouw literaire competentie waar?

Je bent in staat om een overkoepelende, verfijnde interpretatie van het thema te geven en deze te integreren in je eigen visie op de werkelijkheid, waarbij je je leeservaring en interpretaties extrapoleert naar andere kennisdomeinen, verschijnselen en teksten. De onbepaaldheid en meerduidigheid van teksten vormt voor jou een bijzondere uitdaging. Bovendien vind je het interessant om binnen een bepaalde stroming literatuur met andere kunstvormen te vergelijken of om bepaalde verschijnselen en conventies in een historisch perspectief te plaatsen en diachronisch te vergelijken. Je hebt een persoonlijke visie op de functie van literatuur, bent kritisch als het gaat om de literaire stijl en vindt literatuur een buitengewoon interessant onderwerp om over te praten. Omdat je daarbij behoefte hebt aan expertise en vakkennis, stel je ook hoge eisen aan de literaire competentie van je leraar. Uit: Theo Witte, Het oog van de meester en www.lezenvoordelijst.nl

364

Leesportfolio en analysemodellen

4

Literaire receptie Literaire receptie of receptie-esthetica is een onderdeel van de empirische literatuurwetenschap waarin verschijnselen in de literatuur en bij lezers, o.a. het lezersgedrag, empirisch onderzocht worden. Hieronder vind je een tool om voldoende gevarieerd je oordeel over een literair werk te staven en te verwoorden.

4.1

Het model van Mooij

In zijn receptieonderzoek vertrekt Jan Johann Albinn Mooij vanuit argumenten die literaire critici in hun recensies hanteren. Hij onderscheidt zes hoofdgroepen van argumenten. realistische (of mimetische) argumenten De criticus vraagt zich af of er een duidelijk verband is tussen het literaire werk en de realiteit. emotivistische argumenten

Er wordt onderzocht of het werk aangrijpend, beklemmend, meeslepend, fascinerend, een pageturner … is.

morele argumenten

Het werk wordt beoordeeld op basis van morele aspecten die de criticus goedof afkeurt. (Noot: hier raken we aan het domein van de censuur.)

structurele argumenten

Er wordt nagegaan of het werk goed opgebouwd is, of het een goede structuur heeft.

intentionele argumenten

De vraag wordt gesteld of de schrijver al dan niet zijn bedoelingen heeft gerealiseerd – een dubbelzinnig argument: wat is er het eerst, de kip of het ei? M.a.w. leidt de intentie tot het werk of leidt het werk tot de intentie?

vernieuwingsargumenten

Er wordt nagegaan of het werk origineel is, taboes doorbreekt, nieuwe vormen ontwikkelt …

Het model van Mooij.

Naar: J.J.A. Mooij, De motivering van literaire waardeoordelen (1973)

4.2

Het model van boonstra

4.2.1 Theorieën over kunst H.T. Boonstra verfijnde en vervolledigde de indeling van Mooij. Hij gaat uit van het schema van Abrams (figuur a). Op basis hiervan kun je vier theorieën over kunst onderscheiden: • de mimetische theorie: je stelt de relatie tussen het kunstwerk en de werkelijkheid centraal. • de pragmatische theorie: je stelt de relatie tussen het kunstwerk en het publiek dat er kennis van neemt in het middelpunt. • de expressieve theorie: je accentueert de relatie tussen het kunstwerk en de maker ervan, de kunstenaar. • de objectieve theorie: je beschouwt het kunstwerk niet in relatie tot iets buiten het kunstwerk, maar als een autonoom, op zichzelf staand geheel. Boonstra voegt aan deze vierdeling van Abrams nog een vijfde belangrijke hoofdcategorie van argumenten toe, namelijk die waarbij het literaire werk wordt beoordeeld in relatie tot andere literaire werken. Dat kun je schematisch als in figuur b.

4 • Literaire receptie

365

werkelijkheid

werkelijkheid

auteur HEt litErAirE wErK

kunstenaar – kunstwerk– publiek Figuur a: schema van Abrams.

andere literaire werken

lezer

Figuur b: schema van Boonstra. Naar: Meyer Howard Abrams, The Mirror and the lamp (1973) en H.T. Boonstra (1979)

4.2.2 De subcategorieën van Boonstra Binnen de vijf hoofdcategorieën onderscheidt Boonstra verschillende subcategorieën. Je beoordeelt het literaire werk in relatie tot de (waarneembare en ideale) werkelijkheid

Het afspiegelingsargument gaat uit van de opvatting dat literatuur de werkelijkheid waarheidsgetrouw moet weergeven. Er wordt een vergelijking gemaakt met de werkelijkheid. Je waardeert het boek, omdat het bijvoorbeeld geloofwaardig, waarschijnlijk, overtuigend, levensecht of historisch verantwoord is. Je kunt het echter ook waarderen dat de auteur afstand neemt van de werkelijkheid: het abstraheringsargument. Je verwacht van de auteur dat hij de werkelijkheid zodanig verandert, door weglatingen en overdrijvingen, dat het incidentele en persoonlijke een algemene of symbolische waarde krijgt. Een voorbeeld hiervan is José Saramago’s Stad der blinden. Een mens wordt in de realiteit uiteraard niet zo maar blind om een tijd later weer te kunnen zien. Saramago zegt in dit boek iets over de mensheid die tot grootse daden in staat is, maar ook tot de laagste. Je vindt een boek goed, omdat het blijk geeft van engagement, van betrokkenheid bij de sociale of politieke actualiteit: het engagementsargument. Het morele argument wijst erop dat je een boek waardeert, omdat het een morele boodschap uitdraagt waar je het mee eens bent, of omgekeerd – net niet. In Boekengids van 1927 lees je bv. over Cyriel Buysse: ‘Buysse is de type van den perversen dekadent, den cynieken antiklerikalist, den vuilschrijver die aast op passies, de letterkundige die Vlaanderen zijn eerlijken naam en zijn zaak meer kwaad heeft gedaan. Wie respekt heeft voor zich zelf en rein wil blijven, rake nooit een boek aan van dezen auteur …’. Je beoordeelt het literaire werk in relatie tot de lezer

Het emotionele argument: je baseert je oordeel op het feit of er bij jou al dan niet emoties opgewekt worden bij het lezen van de tekst. Uitspraken zoals ‘het beklemde me’ of ‘het kon me niet boeien’ wijzen op gebruik van het emotionele argument. Het identificatieargument is verwant met het emotionele argument, omdat er ook sprake is van inleven en meeleven. Bij het identificatieargument gaat het er echter om dat je jezelf herkent in het literaire werk. Ten slotte is er nog het didactische argument. Je waardeert het boek naargelang het je kennis of ervaring verrijkt. Je maakt gebruik van het didactische argument als je bijvoorbeeld een boek prijst, omdat er iets uit te leren valt, omdat het tot nadenken stemt of tot bepaalde inzichten leidt.

366

Leesportfolio en analysemodellen

Je beoordeelt het literaire werk in relatie tot de auteur

Het expressieve argument gaat ervan uit dat ieder boek de uitdrukking is van een persoonlijkheid en dat een literair werk een middel is om daarmee kennis te maken. Je beoordeelt dus een boek naar de mate waarin de persoonlijkheid van de auteur erin tot uitdrukking komt. Toen Coetzee in 2003 de Nobelprijs voor literatuur won, was niet iedereen daarover opgetogen. Colin Bowel, uitgever en ex-collega van Coetzee aan de universiteit van Kaapstad, bestempelde Coetzee als ‘een prutser, een nepfiguur, een waardeloos schrijver, een racist, een vrouwenhater, een landverrader en zelfs een harteloos ijskonijn’. Zo iemand kan uiteraard geen goede boeken schrijven, laat staan een Nobelprijs winnen. Ook in recensies over romans van Haruki Murakami komt het expressieve aspect vaak terug, zij het hier dan meestal in positieve zin. ‘Via zijn boeken ontdek je zijn boeiende persoonlijkheid’, lees je wel eens. Iedere auteur heeft tijdens het schrijven een bepaald doel voor ogen. Laat hij zich daar expliciet over uit, dan vergelijk je het literaire werk met de ware bedoelingen van de auteur: het intentionele argument. Meestal blijven de bedoelingen van de auteur echter impliciet en baseer je je op de door jezelf bedachte of afgeleide bedoelingen van de auteur. Op deze manier ‘verraad’ je eigenlijk je eigen literatuuropvatting. Het argument van de auteurspoëtica. Je legt een verband tussen de literatuuropvatting van de auteur en het literaire werk van diezelfde auteur, gebaseerd op uitspraken die de auteur gedaan heeft. Met Het Schervengericht begeeft A .F. Th. van der Heijden zich in de zone waar fictie en werkelijkheid samenkomen, in een literair genre dat zich ‘friction’ of ‘faction’ laat noemen en dat nauw aansluit bij zijn literatuuropvattingen. Je beoordeelt het literaire werk als autonoom geheel

Wanneer je gebruik maakt van een compositorisch argument ga je ervan uit dat een literair werk op een bepaalde manier moet zijn opgebouwd of dat een boek een goede structuur moet hebben. Je kunt bijvoorbeeld een werk als een samenhangend geheel waarderen of juist vinden dat het helemaal geen samenhang hoeft te vertonen. De Aanslag van Mulisch bv. werd alom geprezen om zijn duidelijke en klassieke compositie. Het stilistische argument heeft betrekking op de stijl, het taalgebruik, de zinswendingen en het woordgebruik. Bij het stilistische argument kunnen de eisen die lezers stellen uiteraard zeer uiteenlopend zijn. Je beoordeelt het literaire werk in de relatie tot andere literaire werken

Maak je gebruik van het originaliteitsargument, dan waardeer je het literaire werk, omdat het zich volgens jou door originaliteit van andere boeken onderscheidt. Het traditieargument: nu waardeer je een boek, omdat het een bepaalde traditie voortzet. Het relativiteitsargument betekent dat je een boek waardeert, omdat het binnen een bepaalde reeks waardevol is. Het gaat hier om de relatieve waarde van een boek dat je absoluut gezien toch niet zo waardevol vindt. Een boek dat op zichzelf niet zoveel nieuws brengt, kun je toch waarderen, omdat het bijvoorbeeld binnen het oeuvre van de auteur een zinvolle afsluiter is. Aan de andere kant kun je een debuut dat gebreken vertoont, toch als veelbelovend prijzen tegen de achtergrond van de boeken die nog zullen volgen. Ten slotte kan een boek behoren tot een marginaal genre. Ondanks zijn gebreken vind je dan een boek toch waardevol, omdat het tot dat genre behoort. Naar: José Vandekerckhove, Van saai tot fraai, in Vonk

4 • Literaire receptie

367

4.3

Oriënterings- en voorbereidingskader voor een receptieverslag

Als vertrekpunt voor je receptieverslag gebruik je de bijgaande oriënterings- en voorbereidingstabel. • Je vult ‘ja’ in wanneer je vindt dat de uitspraak waar is en ‘neen’ wanneer je vindt dat ze onwaar is. Bijvoorbeeld: je vindt dat het boek de werkelijkheid inderdaad waarheidsgetrouw weergeeft. Je schrijft dus ‘ja’. • Je expliciteert in kernwoorden waarom je voor ‘ja’ of ‘neen’ gekozen hebt. Voeg eventueel concrete ‘bewijzen’ bij (bv. pagina’s waar concrete ‘bewijzen’ te vinden zijn). • Je vult vervolgens + of – in. Je vindt het bv. een pluspunt voor het boek dat de werkelijkheid waarheidsgetrouw wordt weergegeven. Dus vul je + in. Op basis van deze oriënterings- en voorbereidingstabel zou je in staat moeten zijn een gefundeerde recensie te schrijven. categorie

uitspraak

afspiegelingsargument

Het boek geeft de werkelijkheid waarheidsgetrouw weer. Het boek komt geloofwaardig en levensecht over. Je ziet wat in het boek gebeurt als het ware voor je eigen ogen gebeuren.

abstraheringsargument

De auteur maakt in zijn boek ‘aanpassingen’ aan de werkelijkheid. De auteur voegt een symbolische waarde toe aan elementen uit de werkelijkheid. De auteur overstijgt zijn eigen werkelijkheid om zijn boek een meer universeel karakter te geven.

engagementsargument

Het boek getuigt van de betrokkenheid van de auteur bij de politieke of sociale actualiteit. De auteur durft een stelling in te nemen over actuele/historische problemen. De auteur durft voor zijn ideaal of ideologie opkomen.

moreel argument

De auteur schrijft niet nodeloos over seks en geweld. De auteur staat voldoende achter de emancipatie van de vrouw. De auteur neemt voldoende afstand van racisme en extremisme.

expressief argument

In de roman verneem je veel over de persoonlijkheid van de auteur.

intentioneel argument

De auteur heeft zijn bedoeling (namelijk: …) bereikt.

argument van auteurspoëtica

Het werk past in de opvatting die de auteur over literatuur heeft.

compositorisch argument

Het boek heeft een duidelijke hoofdstukkenstructuur. Het boek heeft een duidelijke chronologische opbouw. Alles in het boek hangt goed en logisch samen.

368

Leesportfolio en analysemodellen

ja/neen Explicitering en/of voorbeelden

+/-

stilistisch argument De auteur heeft een mooie stijl. Het taalgebruik van de auteur is opvallend. De auteur schrijft vlot leesbare zinnen. emotioneel argument

Het boek kon me boeien.

identificatieargument

Het was alsof ik alles zelf meemaakte en een deel van het boek was.

didactisch argument

Je kunt iets leren uit het boek.

Het boek heeft me aangegrepen.

Ik kon me goed in de personages inleven. Het boek leidt tot inzicht in bepaalde situaties en in de menselijke psyche. Het boek bevat echt stof tot nadenken. originaliteitsargument

Het boek is origineel wat het onderwerp betreft. De auteur durft over dingen schrijven, waar andere auteurs niet over schrijven. De auteur heeft leuke invallen in het boek verwerkt.

traditieargument

Dit boek past perfect in de traditie van … (bv. naturalisme, thriller).

relativiteitsargument

Het boek is een waardevol onderdeel van het werk van de auteur. Het boek is knap als onderdeel/slot van … (bv. een trilogie, een reeks). Vergeleken met … van … is dit boek beter/slechter. Het boek is een veelbelovend debuut. Naar: José Vandekerckhove, Van saai tot fraai, in Vonk

Oriënterings- en voorbereidingskader.

4.4

Over de eigenheid van de Vlaamse literatuur

Mark Cloostermans auteuR

Mark Cloostermans

kaLenDeR

1977-

keRnbeGRip

recensies

situeRinG

Mark Cloostermans recenseert Vlaamse literatuur en theater voor kranten en tijdschriften. ‘Cloostermans combineert in zijn recensies een gedegen analyse met een persoonlijke touch. Hij wil niet droog of specialistisch overkomen. Voor hem zijn recensies dikwijls snel en oppervlakkig door de vluchtigheid van het medium.’ (www.hetpaleis.be) Mark Cloostermans.

Wat is er Vloms aan de Vlaamse literatuur? ‘Van onmiskenbare invloed op een schrijver is de bodem waarop hij is opgegroeid’, schrijft de Nederlandse schrijver en criticus Arie Storm. Klopt dat? En zo ja, welke invloed hebben onze grond, onze kerkto5 rens en verregende zomers op de Vlaamse literatuur? Storm benadrukt dat elke individuele kunstenaar 1

natuurlijk zijn klemtonen legt en een eigen literaire wereld schept, maar dat er toch een soort ‘grootste gemene deler’ bestaat. Wat zou die grootste gemene 10 deler nu zijn in het geval van de Vlaamse literatuur? Een beschrijving maakt gebruik van adjectieven en die zijn nooit objectief. Bovendien spreken de specialisten 4 • Literaire receptie

369

en liefhebbers elkaar geregeld tegen, afhankelijk van hun (gebrek aan) liefde voor de Vlaamse literatuur. 15 Zo is het niet ongewoon dat onze literatuur kosmopolitisch genoemd wordt. Wie daar bewijzen voor tracht te vinden, voelt zich al snel alsof hij op zoek is naar Maria Van Dam. Want klopt dat wel, dat wij als klein taalgebied ‘automatisch’ onze blik sneller over 20 de grenzen richten? Als het klopt, spreekt het in elk geval Storms theorie tegen, want de Vlaming is allesbehalve kosmopolitisch. We kopen een huis en blijven daar. Toerisme is toegestaan, maar globetrotten blijft beperkt tot de studententijd en/of het sabbatical 25 year achteraf. Over onze omgang met andere culturen gaan we vandaag zwijgen. Nee, het lijkt soms eerder omgekeerd: de Vlaamse literatuur heeft iets huiselijks. Schrijvers blijven op bekend terrein. En in de lagere sociale klassen. Terwijl personages in 30 (recente) Nederlandse romans doorgaans behoren tot de gegoede of gewone burgerij, een veelbelovende carrière hebben of zich bewegen in kringen van diplomaten en ondernemers, geven wij de voorkeur aan de lagere burgerij. Aan geknakte en/of gefrustreerde 35 ambtenaren en aan arbeiders. In extreme gevallen gebeurt het wel eens dat personages in een Vlaamse roman over enige kennis van cultuur beschikken. Het mensentype dat onze romans bevolkt, gaat hoogstens op vakantie naar de Ardennen of de kust. Nee, 40 we hebben een ander cliché nodig om dichter bij het karakter van de Vlaamse literatuur te komen. Om België te beschrijven, komt men doorgaans aanzetten met de term surrealisme. Om de Vlaamse literatuur adequaat te beschrijven, 45 zou je kunnen zeggen dat er een spanning bestaat tussen realistische en meer fantastische schrijvers. De eerste categorie schrijft romans die een groot gevoel van herkenning oproepen. Vaak zijn dat volk-

Voor mij blijft een kast vrouwelijk

(Erik Vlaminck, schrijver)

Ik beschouw een roman als een Vlaamse roman, als hij aan drie van de volgende vier criteria voldoet. Eén: hij heeft Vlaanderen als decor. En dat is niet kneuterig: ook in de romans van Gabriel Garcia Marquez 5 zorgt het decor dat die boeken Zuid-Amerikaans zijn. Twee: de taal van de roman wijkt af van de standaardtaal en neigt naar spreektaal. Drie: ideologische tegenstellingen. Katholiek versus vrijzinnig, wit versus zwart (in de oorlog), Vlaams versus Belgisch. 10 De laatste jaren is daar nog een tegenstelling bijgekomen: autochtonen versus allochtonen. Ten vierde en ten slotte: de personages hebben opstandige, anarchistische en/of bourgondische trekjes. Of een Vlaamse roman in het Vlaams moet geschre1

370

Leesportfolio en analysemodellen

se romans. Centraal staat de worsteling van de kleine man. Het is een literatuur waaraan de geschiedenis van België/Vlaanderen vrij goed valt af te lezen. In deze boeken lezen we de sociale geschiedenis en de economische en maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Op het eerste gezicht lijkt het alsof 55 deze ‘typische’ Vlaamse romans de laatste dertig jaar nauwelijks nog geëvolueerd zijn. Je krijgt soms de indruk dat ze zich allemaal afspelen op het Vlaamse platteland, kort na WO II, met personages die lijden onder de naweeën van collaboratie en de schaduw 60 van het kruis. In deze soort romans is de familie ook nog steeds een hechte groep mensen, gedomineerd door vrouwen en bevolkt met plezante nonkels. Centraal staat de oer-moeder of oer-bomma: hart van het gezin, bron van verhalen en (vaak dubbelzinnige) ver65 langens. Of deze visie op het gezinsleven nog strookt met het huidige Vlaanderen valt zeer te betwijfelen. Er bestaat ook een tweede stroming in de Vlaamse literatuur, die we fantastisch zouden kunnen noemen, omdat ze het realisme problematiseert of vrolijk 70 negeert. Het concept ‘realiteit’ wordt flou; fantastie woekert op onverwachte plekken. Collages, labyrintische romanstructuren, genrevermengingen, doodgewone hoofdpersonen maar met verwrongen geesten … zorgen voor een zeer grote spanning tussen 75 feit en waarneming. Het feit dat dergelijke auteurs goed verkopen, wijst erop dat zij een ander wezenskenmerk van ‘de Vlaming’ aanraken. Deze literaire problematiseringen van de realiteit sluiten nauw aan bij het hoge bricolagegehalte van ons land. We heb80 ben geen oud of hedendaags wereldrijk om trots op te zijn; België is een institutioneel knutselwerk, dat bovendien in zeer korte tijd ingrijpend geëvolueerd is. Terwijl de realisten die zaken tonen, werken de fantasten aan de sfeer. 50

ven zijn? In elk geval is er met taal altijd iets aan de hand in een Vlaamse roman. Dat heeft te maken met het feit dat het Nederlands hier vrij laat standaardtaal geworden is en omdat, ook vandaag nog, het Nederlands eigenlijk niet onze moedertaal is. Schrijvers 20 proberen die taalrealiteit een plaats te geven. Men noemt dat Vlaams, maar het is altijd een kunsttaal, een persoonlijke creatie van de auteur. En dat is een meerwaarde. Ik vind het zonde voor de Nederlanders dat zij niet van de taalnorm kunnen of willen 25 afwijken. Vlamingen doen dat wel. Toegegeven: ze doen het uit noodzaak, maar het resultaat mag er zijn. Toch aanvaarden Vlaamse auteurs te gemakkelijk de underdogrol: ze doen toegevingen aan hun Neder15

30

landse uitgevers en ‘kuisen’ hun taal. Je taal is juist de handtekening van de schrijver. Ik heb in het begin wel even moeten boksen bij mijn uitgever, om mijn idioom te mogen behouden. Het Nederlands in Nederland en hier ontwik-

35

kelt zich in verschillende richtingen. In Nederland zijn alle woorden mannelijk aan het worden. Dat kan niet, in een boek van mij. Voor mij blijft een kast vrouwelijk.

Een Vlaamse roman is een toneelstuk zonder nabeschouwing

Erik Vlaminck.

(kristien hemmerechts, schrijfster)

Het verschil is het makkelijkste uit te leggen door onze literatuur te vergelijken met de Nederlandse. Voor mij is het soms verbijsterend hoe uitleggerig en expliciet de Nederlandse literatuur is. Het is 5 bij hen dikwijls meer telling dan showing. Als lezer krijg ik dan het gevoel dat er geen ruimte voor interpretatie meer overblijft. Omgekeerd heb ik ook al gemerkt dat de Nederlandse lezer een hint in een tekst niet altijd vat. Nederlandse vrienden 10 van mij hebben het wel eens vergeleken met hun vergadercultuur. Ze zijn expliciet, communiceren alles heel direct. Bij ons worden vaker subtielere en geïmpliceerde boodschappen gegeven. In de Vlaamse literatuur zetten we het verhaal neer 15 met beelden en gebeurtenissen. De boodschap zweeft niet als een tekstballon boven het verhaal, ze schemert erdoorheen. Een Vlaamse roman is een toneelstuk zonder nabeschouwing. En we heffen het vingertje niet. Er wordt geen moraal 20 opgedrongen, men laat alleen de verschilllende kanten en meningen zien. Omdat er zo weinig 1

wordt uitgelegd, is er flink wat werk aan de winkel voor de lezer. Ik vind de Vlaamse cultuur – muziek, theater, 25 dans, kunst … – vaak interessanter dan de Nederlandse tegenhangers. We durven experimenteren. We durven af te wijken. Nederlanders functioneren in een goed georganiseerd kader, er is een vooropgezet idee over hoe je de zaken aanpakt. Vlaan30 deren is, for better or for worse, anarchistischer. De chaos en het ongestructureerde van België zijn geen slechte voedingsbodem voor creativiteit. Omgekeerd is het georganiseerde van Nederland misschien niet echt een stimulans tot vernieu35 wing. En verder heeft de schrijver in Nederland meer status, wat verlammend kan werken. Bij ons ben je zedelijk verplicht alles te relativeren. Het is zo’n klein gebiedje, het betekent zo weinig, je hebt weinig te verliezen en weinig te winnen. Waarom 40 zou je het dan niet op jouw manier doen? Bij ons kan kunst nog ontstaan door in je achtertuin te zitten knutselen.

Kristien Hemmerechts.

Ik ben niet gewonnen voor ‘eigenheid’ (Prof. dr. Anne Marie Musschoot) Ik ben niet gewonnen voor die ‘eigenheid’. Natuurlijk besef ik wel dat die er is en in sommige perioden de kop opsteekt, maar ik geef de voorkeur aan de grote lijnen en de ruimere verbanden. Dat heeft 5 te maken met een literair-historische blik: die kijkt naar ontwikkelingen die zich ook elders voordoen. Het gaat er me om dat er in de literatuurgeschiedenis grote lijnen zichtbaar zijn die laten zien dat de ene periode een grotere maatschappelijke betrok10 kenheid thematiseert dan de andere. Na de maatschappelijke betrokkenheid van de jaren 60 volgt wat ik noem het ‘narcistische tijdperk’: na het engagement en de kritische beweging die ervan uitging dat men de maatschappij kon veranderen (wat ook 15 resulteerde in een vrij algemene democratisering in de gezagsstructuren), volgde een grote kater en werd het individualisme weer groter. Hier spreken van een tijdperk is misschien overdreven, maar 1

laat wel zien waar het om gaat: een verandering in de houding van het individu tegenover de maatschappij. Ik denk dat we nu, in de eerste decennia van de 21e eeuw, weer een literatuur krijgen waarin het individu zich niet meer terugplooit op zichzelf, maar oog heeft voor de buitenwereld. 25 Dat de theorie van de ‘eigenheid’ nu weer opduikt, is een reflex die heeft te maken met het tot stand komen van Europa: uit angst voor het opgaan in een groter geheel is men geneigd die eigenheid te beklemtonen. Daar is niets mis mee, natuur30 lijk, zolang het maar niet met superioriteitsdenken te maken heeft. Let wel: dit beklemtonen van het ‘eigene’ spreekt tegen wat ik eerder zei over de grote openheid en maatschappelijke betrokkenheid van de literatuur. De werkelijkheid is nu een35 maal dat altijd tegenstrijdige tendensen aanwezig zijn. Dat is de dynamiek van de samenleving.

20

Prof. dr. Anne Marie Musschoot.

4 • Literaire receptie

371

kristien Hemmerechts auteuR

Kristien Hemmerechts

kaLenDeR

1955-

keRnbeGRip

essay

situeRinG

Als hoofddocent Engelse letterkunde aan de Universiteit Brussel en docent creatief schrijven aan het Herman Teirlinck Instituut in Antwerpen schrijft Hemmerechts naast romans ook essays over literatuur. Kristien Hemmerechts.

Gij met uw gezever, gij … In maart en april 1995 heb ik samen met Geertrui Daem en Leo Pleysier een tournee gehouden langs Vlaanderens culturele centra. We vormden een van de groepjes Geletterde Mensen, een benaming bedacht door de 5 organisator Luc Coorevits van Behoud de Begeerte. Wij hoorden samen, vond hij, omdat we alle drie in ons werk vooral vrouwen aan het woord laten. Dus lazen we afwisselend passages voor die inderdaad op een verrassende manier naar elkaar bleken te verwijzen. Maar iedere 10 avond opnieuw was ik me ook bewust van een belangrijk verschil tussen hun werk en het mijne: de taal. Zij maken elk op hun manier kunstig gebruik van de specifieke cadans, zinsbouw en ook woordenschat van het Vlaams. Ik houd me aan de voorschriften van het Nederlands. 15 Leo Pleysier reageert terecht kregelig wanneer van hem wordt gezegd dat hij dialect schrijft, want uiteraard ligt het een stuk ingewikkelder. Wat Pleysier van het gesproken Vlaams of zelfs van het dialect van zijn geboortestreek overhoudt, zijn vooral ritme, intonatie en zinsbouw. 20 De volgende passage komt uit Wit is altijd schoon, p. 52: ‘Weet ge ’t nog? Vroeger, toen ge klein waart, gij met uw vraag altijd om mijn haren te mogen rieken telkens wanneer ik van het kapsalon terug thuiskwam. Weet ge ’t nog? Moe, mag ik uw haren eens rieken, vroegt ge dan altijd. Allee vooruit, zei 25 ik dan, riekt maar eens, gij.’ Het meest opvallende Vlaamse kenmerk in deze passage is het gebruik van ‘gij’ en de werkwoordsvormen die daarbij horen, maar van minstens even cruciaal belang is het ritme dat ontstaat door de plaatsing van het ‘gij’ aan 30 het einde van de zin. ‘Riekt maar eens, gij.’ Ook in de volgende passage uit Wit is altijd schoon (p. 100) imiteert Pleysier het ritme en de cadans van gesproken Vlaams. Het ‘zie’ achter aan de zin is op een subtielere manier Vlaams dan het ‘awel’ en het ‘bij mijn 35 eigen’. Treffend is ook de herhaling van ‘dat’ (‘dat is iets … dát moet ik hem … Ik moet hem dat eens …’). ‘En toen ik u daar zo tegenover mij zag zitten, dacht ik ineens bij mijn eigen: awel, nu zal ik het hem eens vertellen zie. Nu heb ik hem hier helemaal alleen bij mij, dacht ik, nu zal ik 40 het hem eens vertellen. Want dat is iets wat ik al zo dikwijls gedacht had: dát moet ik hem ooit toch eens vertellen vooraleer het te laat is. Ik moet hem dat eens vertellen, had ik altijd gedacht, wanneer ik hem hier eens helemaal alleen 1

372

Leesportfolio en analysemodellen

bij mij heb.’ Het Vlaams zit blijkbaar dikwijls in de staart van een zin, zoals met het woordje ‘anders’ in: ‘Drinkt eens een slokje water anders!’ en ‘zéker’ in: ‘Gij hebt daarstraks bij mij toch al de lichten wel uitgedaan zeker?’, allebei alweer uit Wit is altijd schoon (p. 46). 50 Het zijn dit soort zinnen die me nostalgisch stemmen als ik voor langere tijd in het buitenland ben. Voor mij betekenen ze: thuis. Ze zijn het linguïstische equivalent van warme chocolademelk en rozijnenbrood. Pleysier schrijft hier in de meest letterlijke betekenis een moe55 dertaal. Geen Vlaming kan dit lezen zonder zijn/haar moeder of grootmoeder te horen spreken. Ook in het werk van Geertrui Daem kun je dergelijke zinnen lezen, maar toch zijn ze totaal anders dan bij Pleysier. Het volgende stukje komt uit De meisjeska60 mer (p. 21): ‘Zeg … ze gaan allemaal jaloers zijn op u … Surtout, dat hij zo serieus geworden is, sinds dat hij alleen nog maar naar u kijkt … En hij zit al in zijn laatste jaar. Hij werkt bijna. En met zijn ander tanden gaat hij nog scho65 ner zijn.’ ‘Ik ben er al binnen geweest. Bij hem.’ Het Vlaamse van de dialoog ligt hem vooral in de woordkeuze, met ‘surtout’, ‘schoon’, wat Pleysier uiteraard ook gebruikt, en ‘er binnengaan’, een uitdrukking 70 die misschien zelfs voor een huidige generatie Vlaamse jongeren van een voetnoot moet worden voorzien. Vroeger waren huizen in Vlaanderen burchten die moesten worden ingenomen, vooral door toekomstige schoondochters of schoonzonen. Een ‘verkering’ werd officieel 75 vanaf het moment dat men bij de ouders van de geliefde ‘binnenging’. ‘Ze gaat er al binnen’ wilde zeggen: het is ernstig tussen die twee. Er blijkt dus een hoofdstuk sociale geschiedenis in de uitdrukking vervat te liggen. De uitdrukking is veel meer dan alleen maar een uitdruk80 king: ze evoceert een manier van leven. Zoek maar een equivalent, vertaler! Hetzelfde effect krijg je in de volgende dialoog uit De meisjeskamer (p. 5): ‘Misschien ben ik wel een kind van hen, van nonkel René 85 en tante Jeanne.’ ‘Waarom?’ 45

‘Ik peins … ze zien mij toch wreed graag … maar zij kon er niet tegen, met haar zenuwen. Zo’n krijsend kind … en nonkel René moest alle dagen de baan op …’ 90 ‘De baan opgaan’ of ‘de baan doen’ betekent ‘als handelsreiziger aan de kost komen’. Merkwaardig genoeg lees ik in Van Dale onder ‘baan’: ‘Dat meisje gaat de baan op: prostitueert zich.’ Een Vlaamse prostituee doet niet ‘de baan’ maar ‘den trottoir’. Zij doet de trottoir. Hij doet 95 de baan. Of omgekeerd natuurlijk, al denk ik niet dat ik het ooit omgekeerd heb gehoord. Een redacteur die de teksten van Daem of Pleysier zou ‘verbeteren’ door er alle Vlaamse woorden en zinswendingen uit te halen, verdient het om op staande voet 100 te worden ontslagen. Hij of zij zou hun teksten hebben vernield. Ik heb Leo Pleysier en Geertrui Daem zestien keer horen voorlezen. Op het einde van de tournee kende ik flarden van hun teksten uit mijn hoofd en hoorde ik 105 hen ’s nachts in mijn bed nog altijd. Lang nadat de tournee was afgelopen, gonsden hun stemmen nog in mijn hoofd. Als ik zelf iets zei, kwam dikwijls hun tekst uit mijn mond. Hun gebabbel was oorverdovend, herleidde mij tot een papegaaitje. Spookten hun teksten zo lang in 110 mijn hoofd vanwege hun Vlaamse cadans? Ik weet het niet, maar terwijl ik in de coulissen mijn beurt stond af te wachten, heb ik me dikwijls afgevraagd of zij het misschien niet bij het rechte eind hadden. Kon ook ik niet beter dat Vlaams gebruiken? 115 Ah nee, dacht ik dan. Ik kan Geertrui niet zijn, en ik kan Leo niet zijn. Elke schrijver moet in de eerste plaats zichzelf zijn, en aanvaarden dat hij of zij ook alleen zichzelf kán zijn. Mijn ‘zelf’ is blijkbaar een Nederlands zelf. Een zonnebrandolie-zelf. Tenminste, wanneer ik schrijf. 120 Want in alle eerlijkheid betwijfel ik of ik het woord ‘zonnebrandolie’ zou gebruiken wanneer ik moe ben of erg lui. Dan spreek ik Vlaams. Ik vrees dat ik het ook zal spreken als ik – god behoede me – ooit seniel word. Maar het is niet de taal waarin ik schrijf. 125 Waarom niet? Ik weet het niet. Het Vlaams is de taal van thuis, maar ik wil niet altijd thuis zijn. Het is er gezellig, maar ook beklemmend; vertrouwd maar ook kneuterig. En verder: Geertrui Daem en Leo Pleysier weten 130 waarschijnlijk ook niet echt waarom ze in een taal schrijven die uiteindelijk even artificieel is als mijn Nederlands. Elk schrijven is artificieel, ook en misschien vooral wanneer het spontaan en natuurlijk klinkt. Die indruk is het resultaat van eindeloos schaven en schrappen, arran135 geren en selecteren. Pleysier is een maniakale schaver en schrapper, en nochtans zou je zweren dat de woorden van de moeder in Wit is altijd schoon ‘uit het leven zijn gegrepen’. Literair taalgebruik is geen alledaagse spreektaal. Natuurlijk niet. Anders kon je gewoon in een café 140 of een tram gesprekken opnemen en uittikken, en had je een literaire tekst.

De stemmen van Geertrui en Leo echoën niet langer in mijn hoofd, maar die tournee heeft voor mij toch het een en ander veranderd. Zo zul je me niet meer horen 145 beweren dat het Vlaams niet bestaat. Natuurlijk bestaat het en dikwijls spreek ik het ook. Als nu op een avond ergens in Nederland een mevrouw me zegt dat ze me zo graag hoort voorlezen in dat zachte zangerige Vlaams van me, loop ik niet meer boos weg. Ik glimlach en zeg: 150 dank u. Af en toe schrijf ik nu ook zelf bewust een Vlaamse zin. Ik ben blij dat er auteurs zijn zoals Daem en Pleysier, die hun voeten vegen aan Van Dale en het opschrijven zoals de stemmen die ze heel hun leven hebben gehoord, 155 klinken in hun kop. Want woorden, dat is toch iets anders of iets meer dan wat in een woordenboek staat; ze hebben ook een emotionele waarde, je kunt daar behoorlijk ontroerd van raken. Neem nu zo’n woord als ‘schenken’. ‘Ge moet iets schenken voor de mensen.’ Of: ‘Daar keken 160 ze er niet op, daar werd altijd iets geschonken als ge daar kwam.’ Ik kan die zinnen niet horen zonder mijn grootmoeder te horen en te zien. Zij schonk kriek, en geuze, en slechte witte wijn, niet uit gierigheid maar omdat ze van wijn geen verstand had. 165 ‘Iets schenken’ was in haar wereld een centraal begrip: het betekende dat je tot een gemeenschap behoorde waaraan je gastvrijheid was verschuldigd. Als er bezoek kwam, moest je iets schenken, net zoals van je werd verwacht dat je op zondag naar de mis ging. In Van Dale kan 170 ik niet te weten komen of ‘Ge moet iets schenken voor de mensen’ dezelfde gevoelswaarde heeft als ‘Je moet iets schenken voor het bezoek.’ Van Dale rept met geen woord over de culturele connotaties van de woorden, laat staan dat er iets over hun 175 emotionele connotaties zou worden gemeld, over liefde en ontroering bijvoorbeeld. ‘Schenken.’ Sommige Vlamingen krijgen een krop in de keel bij het horen van de zin: ‘Daar werd altijd iets geschonken als ge daar kwam.’ Ge ziet dat van hier dat ze zich in Leiden en Den Haag 180 ook nog eens daarmee gaan bezighouden. Die mensen hebben wel iets anders te doen. Er zou nogal gelachen worden met zo’n woordenboek. Een woordenboek over liefde! Nee. Laat liefde en ontroering maar over aan schrijvers. En dus moet een Vlaamse auteur soms speci185 fiek Vlaamse woorden en uitdrukkingen gebruiken, zelfs als hij zich eigenlijk ooit had voorgenomen om alleen in het Standaardnederlands te schrijven. Ik denk dat ik maar eens werk zal maken van een verhaal waarin veel volk over de vloer komt waarvoor veel 190 wordt geschonken. En misschien wordt het dan gelezen door iemand van de redactie van Van Dale, die er voor een volgende editie een zinnetje uit citeert als illustratie bij het lemma ‘schenken’. Eerst Hemmerechts, dan Van Dale. Heiligschennis! Hoogmoed! Maar het pro195 beren waard.

4 • Literaire receptie

373

tussen literaire en zakelijke communicatie

1

De toespraak 1.1

Over toespraken

1.1.1

Je hebt slechts drie soorten toespraken

Leiders spreken om een van de volgende drie redenen. Ze spreken om … • te identificeren: ze willen het publiek vertellen wie ze zijn en wie ze kunnen worden; • te beïnvloeden: ze willen de manier waarop het publiek denkt en voelt veranderen; • te inspireren: ze willen dat het publiek iets gaat doen. Identificeren

Beïnvloeden

Leiders vertellen hun luisteraars wie ze zijn (of helpen hen eraan herinneren, mochten ze het vergeten zijn). Leiders vertellen de luisteraars wat hen bindt, wat hen uniek maakt en wat hen anders dan de anderen maakt. Politieke leiders doen dit altijd. Ze omschrijven altijd wie ‘we’ is. Of ‘we’ nu de partijgenoot is (‘wij democraten’) of dat ‘we’ iedereen is (‘wij Amerikanen’). Dat is wat Robert F. Kennedy deed op de avond dat Martin Luther King was vermoord. Hij drong bij zijn luisteraars aan om boven deze tragedie te staan: ‘Op deze moeilijke dag, in deze moeilijke tijden voor de Verenigde Staten, is het misschien goed om ons af te vragen wat voor volk we zijn en welke richting we uit willen.’

Beïnvloeden betekent niet dat je je luisteraars vertelt wat ze moeten denken en voelen over een bepaald onderwerp. Het gaat erom dat je vorm geeft aan hoe ze denken en voelen over bepaalde zaken in het algemeen. Als je eenmaal zo werkt, dan is het gemakkelijker om ze tot actie aan te sporen zoals jij die graag ziet. Leiders hebben een visie of een droom en ze spreken er aanhoudend over om te zorgen dat het publiek ziet wat zij zien. Een typisch voorbeeld is Martin Luther Kings droom over een dag waarop ‘op de rode heuvels van Georgia de zonen van vroegere slaven en de zonen van vroegere slavenhouders broederlijk bij elkaar aan tafel zouden zitten’.

Identificeren, beïnvloeden, inspireren …

374

Tussen literaire en zakelijke communicatie

Inspireren

Inspireren is het aanwakkeren van het sluimerende verlangen van je luisteraars om in actie te komen. Inspiratie betekent letterlijk ‘ergens leven in blazen’. In dit geval blaas je leven en vitaliteit in je publiek. Je doet dat niet door ze stap voor stap aanwijzingen te geven, maar door hun een reden te geven, een verlangen om iets te doen. Je geeft hun de hoop dat ze kunnen bereiken wat ze willen. ‘Als je een schip wilt bouwen, roep dan niet een stel mannen bij elkaar om hout te verzamelen, verdeel geen werk en deel geen orders uit’, schreef Antoine de Saint-Exupéry. ‘Leer ze verlangen naar de enorme en eindeloze zee.’ Ken je luisteraars. Weet waar ze zich zorgen over maken, waar ze bang voor zijn, wat ze frustreert – en nog belangrijker – ken hun verwachtingen en dromen. Vertel ze niet wat ze moeten doen en hoe ze zich moeten voelen. Geef ze liever een reden om te geloven in het ondernemen van actie. Geef ze hoop door te zeggen dat ze door hun gedrag hun levens en de wereld om hen heen kunnen verbeteren. Laat ze dan met rust en sta versteld van wat ze doen. Met je toespraak prikkel je niet alleen hun gedachten, maar vooral hun gevoelens en verbeeldingskracht. Naar: C. Witt & D. Fetherling, Echte leiders gebruiken geen PowerPoint

1.1.2

Het draait allemaal om de inhoud

Opleiders en ‘presentatie-experts’ worden er nooit moe van om te beweren dat slechts zeven procent van de boodschap van een toespraak wordt overgebracht door de woorden die je spreekt. Er wordt beweerd dat achtendertig procent wordt overgebracht door de manier waarop je het zegt en een ongelofelijke vijfenvijftig procent door je lichaamstaal. De boodschap is duidelijk: wat je zegt, is niet half zo belangrijk als hoe je het zegt. Hoe je het brengt, zegeviert over de inhoud. Wat een onzin! Deze idiote bewering komt voort uit een misinterpretatie van een kleine hoeveelheid onderzoeken die een professor in de psychologie meer dan veertig jaar geleden heeft gehouden. Als je stem en je lichaamstaal drieënnegentig procent uitmaken van wat je bedoelt, waarom zou je je dan druk maken om een toespraak voor te bereiden waarin je de nadruk legt op waar je in gelooft en wat je publiek graag wil horen? Waarom zou je dan niet gewoon voor het publiek gaan staan en zeggen wat in je opkomt? Zolang je de juiste toon en de juiste gebaren gebruikt, begrijpt het publiek wat je bedoelt. Tenminste, ze krijgen er drieënnegentig procent van mee en dat is goed genoeg. Toch? Nee, dat is het niet. Het is waar dat sommige ontzettend goede ideeën niet zijn opgepikt of serieus zijn genomen, doordat ze slecht werden gepresenteerd. En andersom, sommige slechte ideeën hebben meer indruk gemaakt dan ze verdienden, doordat ze goed werden gepresenteerd. Dus ik zeg niet dat de manier waarop het gebracht wordt onbelangrijk is. Integendeel. Een meesterlijke voordracht is een van de hoekstenen van een geweldige toespraak. Aan de andere kant wil je niet dat de luisteraars na afloop tegen je zeggen: ‘Je hebt een prettige stem’, of: ‘Je gebaren waren echt uitstekend.’ In plaats daarvan wens je dat de mensen aandacht besteden aan jouw boodschap, deze onthouden en erdoor veranderd worden. Er zijn drie elementen die een boodschap boeiend maken: een goed idee, een duidelijke structuur en de juiste woorden.

Een controversiële uitspraak …

1 • De toespraak

375

Idee

Elke toespraak moet gaan over één, ja slechts één, idee. Maar het moet wel een goed idee zijn: goed in de trant van kans, inzicht of suggestie. Het idee moet goed genoeg zijn, zodat het gerechtvaardigd is dat je erover spreekt, goed genoeg om volledig de aandacht van het publiek vast te houden. Structuur

De structuur van je toespraak is zoals de bouwtekeningen voor een huis. De structuur is het dragende geraamte waarop je je boodschap stukje bij beetje opbouwt. Als de onderliggende structuur zwak of gebrekkig is, dan stort je toespraak in elkaar onder haar eigen gewicht. Woorden

De woorden die je kiest, kunnen je boodschap verhelderen of juist onduidelijk maken, hem versterken of ondermijnen. Ik geef je vijf retorische middelen die je gemakkelijk kunt toepassen om je toespraken krachtiger te maken. • De regel van drie: verbind drie elementen, zoals woorden, zinsdelen of zinnen aan elkaar die vergelijkbaar zijn qua vorm en je hebt een gedenkwaardige combinatie. • Herhaling: als je wilt dat je woorden de grootst mogelijke impact hebben, herhaal ze dan. Herhaal een hele zin, slechts één zin per toespraak, zolang deze de kern van je betoog samenvat en deze goed in elkaar steekt zoals ‘I have a dream’ van Martin Luther King. Of je herhaalt een enkel woord of zinsdeel gedurende een deel van je toespraak. • Niet dit, maar dat: een van de beste manieren om een punt te verduidelijken, is door het af te zetten tegen iets anders. Zeg eerst wat het niet is en laat het meteen volgen door wat het wel is. • Het is zoals …: als je iets zegt wat op iets anders lijkt (vergelijking) of wat iets anders is (metafoor), dan gebruik je een krachtig middel. • Retorische vraag: door een vraag te stellen die het antwoord al in zich heeft, verleid je het publiek om dezelfde conclusie te trekken als jij. Ronald Reagan deed dat als volgt: ‘Kan iemand naar ons afgenomen aanzien in de wereld kijken en zeggen: “Laten we nog eens vier jaar op deze voet verdergaan”?’ Woorden en inhoud doen ertoe, want een goede toespraak is zoals goede literatuur. Een toespraak herinnert ons eraan dat woorden, net als kinderen, de kracht hebben om zelfs het hart van de sloomste sul te laten dansen. Naar: C. Witt & D. Fetherling, Echte leiders gebruiken geen PowerPoint

1.2

De klassieke redevoering

1.2.1

Vir bonus, dicendi peritus

Cato (234-149 v. Chr.) definieerde een ideale spreker als een goed mens en een kundig spreker. Niet voor niets staat in zijn definitie voorop dat een spreker goede bedoelingen moet hebben. Retoriek is in de geschiedenis namelijk vaak misbruikt geworden. De nazipropagandamachine bv. wist een heel volk te winnen voor oorlog en massavernietiging. Cato vertolkte met zijn definitie de mening van Aristoteles (384-322 v. Chr.) die in zijn Ars Rhetorica stelde dat retoriek op drie manieren zijn doel kan bereiken: ethos (de spreker schept vertrouwen), pathos (de spreker roept sympathie, verontwaardiging of een andere emotie op) en logos (de spreker geeft een zinnig argument). Over ethos zegt Aristoteles dat de luisteraars een geloofwaardige en loyale spreker waarderen. We vinden iemand als persoon goed en dus geloofwaardig als hij eigenschappen vertoont die we zelf goedvinden. Bij pathos gaat het om de spreker als psycholoog en socioloog. De retorica houdt zich niet bezig met uitgemaakte zaken, maar met kwesties waarover je kunt twijfelen. Twijfels en keuzes worden beïnvloed door emotionele factoren. Bij een groep luisteraars

376

Tussen literaire en zakelijke communicatie

spelen bovendien groepsprocessen een rol. Ten derde kan overtuiging verkregen worden door logos, het gesprokene zelf, wanneer het geheel op waarheid is gebaseerd of er overtuigende argumenten worden gebruikt. Wanneer alle drie de middelen samen worden gebruikt, kan een spreker sterke argumenten creëren.

1.2.2 De delen van de klassieke redevoering

En nu nog evenveel pathos om van een sterke retoriek te kunnen spreken …

Een klassieke redevoering heeft in het algemeen de volgende opbouw: • het exordium: de inleiding, de kennismaking met het onderwerp en de spreker. De spreker probeert een goede band met het publiek te smeden (captatio benevolentiae). Een spreker die het exordium overslaat, begint ex abrupto. • de narratio: een illustratief verhaal. • de propositio: de stelling die de spreker zal bewijzen. • de partitio (of divisio): de indeling van de toespraak. • de argumentatio: de argumentatie die bestaat uit de confirmatio (het bewijs) en de refutatio (het weerleggen van de tegenargumenten). • de conclusio: de conclusie. • de peroratio: het slot met een samenvatting van het betoog (recapitulatio) en het inspelen op de emoties van het publiek om het in te nemen (affectus).

1.3

politieke toespraken

nelson Mandela auteuR

Nelson Mandela

kaLenDeR

1918-

keRnbeGRip

politieke toespraak

situeRinG

Mandela was het symbolische en charismatische boegbeeld in de strijd tegen racisme en apartheid in Zuid-Afrika. In 1993 kreeg hij samen met president De Klerk de Nobelprijs voor vrede. In 1994 werd hij president van Zuid-Afrika. In 1996 legde de 81-jarige Mandela het presidentschap neer. Eindelijk vrij was zijn eerste toespraak als president van Zuid-Afrika. Nelson Mandela.

Eindelijk vrij Landgenoten Dit is werkelijk een vreugdevolle avond. Er zijn nog geen definitieve resultaten, maar we hebben wel voorlopige, en wij verheugen ons over de massale steun 5 voor het African National Congress. Ik zeg dank en bewijs eer aan al diegenen binnen het African National Congress en de democratische beweging, die de laatste dagen en al die tientallen jaren lang keihard gewerkt hebben. Tot alle Zuid-Afrikanen en 10 de hele wereld zeg ik: dit is een vreugdevolle avond voor de hele mensheid. Dit is ook uw overwinning. U 1

hebt geholpen om een eind aan de apartheid te maken en hebt ons tijdens de overgang gesteund. Net als u heb ik gezien hoe tienduizenden Zuid-Afri15 kanen urenlang in lange rijen stonden te wachten. Sommigen sliepen de hele nacht in de buitenlucht op de grond totdat ze hun belangrijke stem mochten uitbrengen. De verhalen over de Zuid-Afrikaanse helden zijn van 20 generatie op generatie doorgegeven, maar de echte held is de Zuid-Afrikaanse bevolking. Dit is een van de belangrijkste momenten in de

1 • De toespraak

377

geschiedenis van het land. Ik sta hier voor u, vervuld van diepe trots en vreugde: trots op de gewone, nede25 rige mensen van dit land … En vreugde omdat we het van de daken kunnen schreeuwen – eindelijk vrij! In alle bescheidenheid en trots op uw moed sta ik voor u. Mijn hart is vervuld van liefde voor u. Ik beschouw het als de hoogste eer om het ANC op dit moment van 30 onze geschiedenis te mogen leiden, nu we gekozen hebben om ons land naar de volgende eeuw te brengen. Ik beloof plechtig om met al mijn kracht en vermogens waar te maken wat u van mij en het ANC verwacht. Ik ben persoonlijk dank verschuldigd en bewijs eer aan 35 enkele van de grootste Zuid-Afrikaanse leiders, onder wie John Dube, Josiah Gumede en Oliver Tambo. Ze hadden hier moeten zijn om dit feest te vieren, want het is ook hun prestatie. Morgen zitten de hele ANC-top en ik weer aan ons 40 bureau. We stropen onze mouwen op en pakken de problemen aan waarmee dit land geconfronteerd wordt. Wij vragen u allemaal om hetzelfde te doen. Ga morgenochtend weer aan het werk. Laten we ZuidAfrika op gang helpen. 45 Want we moeten samen en zonder uitstel beginnen aan de opbouw van een beter leven voor alle Zuid-Afrikanen. Dat betekent arbeidsplaatsen, huizen, onderwijs, vrede en veiligheid voor iedereen. De kalme en tolerante sfeer die tijdens deze verkiezin50 gen geheerst heeft, maakt duidelijk welk Zuid-Afrika we kunnen opbouwen. Daarmee is voor de toekomst

de toon gezet. Er bestaan misschien meningsverschillen, maar we zijn één volk met een gemeenschappelijke lotsbestemming in een rijke verscheidenheid aan cul55 turen, rassen en tradities. De mensen hebben voor de partij van hun keuze gestemd, en dat respecteren we. Dat is democratie. Ik reik de vriendschapshand aan de leiders en leden van alle partijen en vraag iedereen om met ons samen 60 te werken bij de oplossing van de problemen waarmee het land kampt. Een ANC-regering staat in dienst van alle Zuid-Afrikanen, niet alleen van de ANC-leden. Wij loven het uitstekende werk van de beveiligingsdiensten. Dat heeft de basis gelegd voor een echt pro65 fessionele politiemacht, die dienstbaar is aan de bevolking en trouw is aan de nieuwe grondwet. Het is nu tijd om feest te vieren. Zuid-Afrikanen, sluit u bij elkaar aan en vier de geboorte van de democratie. Ik hef het glas naar allen die heel hard hebben gewerkt 70 om iets te bereiken dat alleen een klein wonder kan worden genoemd. Laat het feest in overeenstemming zijn met de stemming die bij de verkiezingen heeft geheerst: vreedzaam, respectvol en gedisciplineerd. Op die manier laten we zien dat we een volk zijn dat 75 de regeringsverantwoordelijkheid aankan. Ik beloof u dat ik mijn best zal doen om uw geloof en vertrouwen in mij en mijn organisatie, het African National Congress, waardig te zijn. Laten we de toekomst samen opbouwen. En ik breng een heildronk uit 80 op een beter leven voor alle Zuid-Afrikanen.

Historische mars van Nelson Mandela en zijn toenmalige echtgenote Winnie na zijn vrijlating uit de Victor Venstergevangenis bij Cape Town op 11 februari 1990.

378

Tussen literaire en zakelijke communicatie

barack Obama auteuR

Barack Obama

kaLenDeR

1961-

keRnbeGRip

politieke toespraak

situeRinG

Barack Obama werd op dinsdag 20 januari 2009 in Washington DC beëdigd tot 44e president van de Verenigde Staten. De eed werd afgenomen door opperrechter Roberts waarbij dezelfde bijbel werd gebruikt als bij de inauguratie van Abraham Lincoln in 1861. Rechter Roberts maakte een fout in de eed, hij sprak het woord getrouw (faithfully) later uit dan de tekst van de eed uit de grondwet voorschrijft. De juiste tekst is: Ik zal getrouw het ambt van president van de Verenigde Staten uitvoeren, Roberts zei: Ik zal het ambt van president van de Verenigde Staten getrouw uitvoeren. Obama bemerkte de fout, haperde even, maar sprak Roberts toch na. Voor de zekerheid werd Obama de dag erna nog een keer – in besloten kring – beëdigd conform de juiste tekst. Barack Obama.

De inauguratietoespraak 1

Mijn medeburgers

niet minder diep is het wegsijpelen van het vertrouwen in heel ons land – een zeurende angst dat de teloorgang van Amerika onvermijdelijk is en dat de volgende generatie haar aspiraties moet verminderen. Vandaag zeg ik u dat de uitdagingen reëel zijn, ernstig en veelvuldig. Ze zullen niet gemakkelijk snel worden 40 aangegaan. Maar weet dit, Amerika, ze zullen worden aangegaan. Vandaag komen we samen omdat we hoop boven angst, eenheid boven conflict en onenigheid verkiezen. Vandaag komen we om een einde toe te roepen 45 aan de onbetekenende klachten en valse beloftes, de beschuldigingen en afgedragen dogma’s die veel te lang ons beleid hebben gewurgd. Wij blijven een jonge natie, maar – in de woorden van de Schrift – de tijd is gekomen om kinderachtige zaken 50 opzij te zetten. De tijd is gekomen om onze volhoudende geest opnieuw te tonen, om een betere geschiedenis te kiezen, om de kostbare gift over te brengen, dat nobel idee dat van generatie op generatie is doorgegeven, de belofte van God dat iedereen gelijk is, dat iedereen vrij 55 is en dat iedereen de mogelijkheid moet krijgen om het hoogste geluk na te streven. In de herbevestiging van de grootsheid van onze natie begrijpen we dat de grootsheid nooit een gegeven is. Ze moet worden verdiend. In onze reis hebben we 60 nooit binnenwegen verkozen of met weinig genoegen genomen. Op onze reis was geen plaats voor bangeriken, voor hen die ontspanning boven arbeid verkiezen of die alleen het genot van rijkdom en roem nastreven. Neen, onze reis is er een geweest voor de durvers, 65 de doeners, de makers van dingen. Sommigen hebben daar erkenning voor gekregen, maar vaker hebben mannen en vrouwen, anonieme arbeiders, ons gedra35

Ik sta hier vandaag, nederig door de taak die voor ons ligt, dankbaar voor het vertrouwen dat jullie mij hebben gegeven, denkend aan de offers die onze 5 voorouders hebben gebracht. Ik dank president Bush voor zijn dienst aan de natie, en voor de gulheid en de medewerking die hij tijdens de overgang heeft gegeven. Vierenveertig Amerikanen hebben nu de presiden10 tiële eed afgelegd. De woorden zijn uitgesproken in tijden van golven van voorspoed en van stille waters van vrede. Toch is de eed ook afgelegd onder dreigende wolken en razende stormen. Op zulke momenten heeft Amerika voortgewerkt, 15 niet alleen dankzij de bekwaamheid en de visie van de leiders, maar omdat wij, het volk, trouw zijn gebleven aan de idealen van onze voorvaders en aan de principes van onze samenleving. Zo is het geweest. En zo moet het voor deze generatie 20 Amerikanen ook zijn. Dat we midden in een crisis zitten, is duidelijk. Onze natie is in oorlog met een uitgestrekt netwerk van geweld en haat. Onze economie is zwaar getroffen, een gevolg van de hebzucht en onverantwoordelijkheid van sommigen, maar ook door een 25 collectief falen om harde keuzes te maken en de natie voor te bereiden op een nieuw tijdperk. Huizen zijn verloren, jobs weggevallen, bedrijven in puin. Onze gezondheidszorg is te duur; onze scholen schieten vaak tekort, en elke dag komen er meer bewij30 zen dat de manier waarop wij onze energie gebruiken onze vijanden versterkt en onze planeet verzwakt. Dit zijn de tekenen van de crisis, de onderwerpen van data en statistieken. Minder meetbaar, maar daarom

1 • De toespraak

379

gen langs de lange, hobbelige weg naar welvaart en vrijheid. 70 Voor ons hebben ze hun schamele bezittingen bijeengepakt en over de oceanen gereisd om een nieuw leven op te zoeken. Voor ons hebben ze gezwoegd in de fabrieken en zijn ze in het Westen gesetteld, de slagen van de zweep 75 verdragen en geploegd in de harde aarde. Voor ons hebben ze gevochten en zijn ze gesneuveld in plaatsen als Concord en Gettysburg, Normandië en Khe Sahn. Altijd opnieuw hebben deze mannen en vrouwen gevochten, geofferd en gewerkt tot hun handen ruw 80 waren, zodat wij een beter leven zouden kunnen leiden. Zij zagen in Amerika meer dan de som van de individuele ambities, groter dan alle verschilpunten in geboorte of rijkdom of gemeenschap. Dit is de reis die wij vandaag voortzetten. Wij blijven 85 de welvarendste, machtigste natie in de wereld. Onze arbeiders zijn niet minder productief dan toen deze crisis begon. Onze geesten zijn niet minder inventief, onze goederen en diensten zijn niet minder nodig dan vorige week of vorige maand of vorig jaar. 90 Onze capaciteit is niet verminderd. Maar onze tijd van immobilisme, van kleine belangen te beschermen en onprettige beslissingen uit te stellen – die tijd is zeker voorbij. Vanaf vandaag moeten we onszelf bijeenrapen, het stof van ons afschudden en opnieuw beginnen aan 95 de opbouw van een nieuw Amerika. Overal waar we kijken, ligt werk op ons te wachten. De economie vraagt om actie, stoutmoedig en vlot, en we zullen reageren. Niet alleen om jobs te creëren, maar ook om een nieuwe basis te leggen voor groei. 100 Wij zullen wegen en bruggen, elektrische netwerken en digitale lijnen bouwen die onze handel zullen voeden en ons zullen samenbrengen. We zullen wetenschap terug op zijn rechtmatige plaats brengen en de wonderen van de technologie 105 gebruiken om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verhogen en zijn kostprijs te verminderen. We zullen de zon en de wind en de bodem aanwenden om onze

auto’s aan te drijven en onze fabrieken te laten draaien. En we zullen onze scholen, onze colleges en onze uni110 versiteiten transformeren om te beantwoorden aan de eisen van het nieuwe tijdperk. Dat alles kunnen wij doen. En dat alles zullen wij doen. Nu zijn er sommigen die aan de schaal van onze ambities twijfelen, die suggereren dat ons systeem geen 115 al te grote plannen aankan. Hun geheugen is kort. Want ze zijn vergeten wat dit land al heeft bereikt; wat vrije mannen en vrouwen kunnen bereiken als verbeelding gedragen wordt door een gemeenschappelijk doel en de nood om moedig te zijn. 120 Wat de cynici niet kunnen begrijpen, is dat de grond onder de voeten van de mensen is weggezakt, dat de belegen politieke argumenten die ons zo lang zijn voorgekauwd niet langer van toepassing zijn. De vraag die we ons vandaag stellen, is niet of onze 125 regering te groot of te klein is, maar of ze werkt, of ze families bijstaat om jobs te vinden met een degelijk loon, of ze in zorg voorziet die betaalbaar is, of ze een pensioen geeft dat waardig is. Als het antwoord positief is, dan zijn we van plan om 130 ermee verder te gaan; als het antwoord negatief is, dan zullen de programma’s ophouden. En zij die het overheidsgeld beheren, zullen rekenschap moeten geven. Ze moeten verstandig uitgeven, slechte gewoontes hervormen en een transparant beleid voeren. Alleen dan 135 kunnen we het vitale vertrouwen tussen het volk en zijn regering herstellen. De vraag die aan ons voorligt, is evenmin of de markt een kracht is voor het goede of voor het kwaad. De kracht van de markt om voorspoed te genereren en 140 vrijheid uit te breiden, is ongeëvenaard. Maar de crisis heeft ons eraan herinnerd dat zonder een waakzaam oog, de controle over de markt verloren kan worden – en dat een natie niet kan bloeien wanneer ze enkel de rijken begunstigt. Het succes van onze eco145 nomie hangt niet enkel af van de omvang van ons bruto binnenlands product, maar eveneens van de reikwijdte van onze voorspoed; van ons vermogen elk bereidwil-

Woordenwolk van de inauguratietoespraak van Barack Obama.

380

Tussen literaire en zakelijke communicatie

President Barack Obama spreekt op 20 januari 2009 zijn inaugurale speech uit na de eedaflegging als 44e president van de Verenigde Staten.

lig hart kansen te bieden – niet uit liefdadigheid, maar omdat dat de zekerste weg is naar ons gemeenschap150 pelijk welzijn. Inzake onze verdediging verwerpen wij de valse keuze tussen onze veiligheid en onze idealen. Onze Founding Fathers, die moesten afrekenen met gevaren die we ons amper kunnen voorstellen, hebben een 155 charter opgesteld dat de rechtsstaat en de rechten van onze burgers moest verzekeren, een charter dat werd uitgebreid door het bloed van generaties. Die idealen verlichten de wereld nog steeds, en we zullen ze niet uit zelfzucht opgeven. En dus, aan alle 160 volkeren en regeringen die vandaag kijken, van de grootste hoofdsteden tot het kleine dorp waar mijn vader werd geboren: weet dat Amerika een vriend is van elke natie en van elke man, vrouw, en elk kind dat een toekomst van vrede en waardigheid zoekt, en dat 165 wij klaar zijn om nogmaals de leiding te nemen. Herinner jullie dat eerdere generaties het fascisme en het communisme niet alleen met raketten en tanks hebben bestreden, maar ook door robuuste bondgenootschappen af te sluiten en in hun overtuiging te 170 volharden. Zij begrepen dat onze kracht alleen ons niet kan beschermen, en ons evenmin het recht verschaft om te handelen zoals het ons belieft. Zij beseften integendeel dat onze kracht groeit door er zorgvuldig mee om te springen. Onze veiligheid vloeit voort uit 175 de rechtvaardigheid van onze zaak, de kracht van ons voorbeeld, en verzachtende kwaliteiten als nederigheid en terughoudendheid. Wij houden deze erfenis in stand. Eens te meer geleid

door deze principes, zijn wij in staat die nieuwe bedreigingen het hoofd te bieden die een nog grotere inspanning vereisen – die nog meer samenwerking en begrip tussen naties noodzakelijk maken. Eerst zullen we Irak op een verantwoordelijke manier aan zijn volk overlaten, en in Afghanistan een zwaarverdiende vrede tot 185 stand brengen. Met oude vrienden en voormalige vijanden zullen we onvermoeibaar de nucleaire dreiging trachten te verminderen, en het schrikbeeld van een opwarmende aarde trachten te bedwingen. We zullen ons niet voor 190 onze levenswijze excuseren en evenmin aarzelen om die levensstijl te verdedigen. En aan hen die hun doelstellingen via terreur of het afslachten van onschuldigen trachten te bereiken, zeggen wij nu het volgende: onze geest is sterker en kan niet worden gebroken. Jullie 195 kunnen het niet van ons halen, we zullen jullie verslaan. Wij weten immers dat ons bont erfgoed een sterkte, niet een zwakte is. Wij zijn een natie van christenen en moslims, van joden en hindoes – en van niet-gelovigen. We krijgen vorm door elke taal en cultuur, uit elke hoek 200 van deze aarde; en omdat we de bittere smaak van burgeroorlog en rassenscheiding hebben geproefd, en uit dat donkere hoofdstuk sterker en meer verenigd zijn gekomen, kunnen we niet anders dan geloven dat oude haat op een dag zal uitsterven. 205 Dat de lijnen van stammen vlug zullen ontbinden. Dat onze gemeenschappelijke mensheid zich zal tonen in een wereld die kleiner wordt, dat Amerika zijn rol zal spelen, in een nieuw tijdperk van vrede. In relatie tot de islamitische wereld zoeken we een 180

1 • De toespraak

381

nieuwe weg vooruit, die steunt op wederzijdse interesse en wederzijds respect. Aan de leiders in de wereld die erop uit zijn conflict te zaaien, of de tekortkomingen van hun maatschappij aan het Westen trachten te wijten – wees je ervan bewust dat jullie volk jullie zal 215 beoordelen op wat jullie kunnen opbouwen, niet op wat jullie vernietigen. Aan hen die zich vastgrijpen aan de macht via corruptie en bedrog en door tegenstanders het zwijgen op te leggen, besef dat jullie aan de verkeerde kant van de 220 geschiedenis staan. Niettemin zullen wij jullie de hand reiken als jullie bereid zijn jullie vuist te ontspannen. Aan de volkeren van arme landen: we beloven met jullie samen te werken om jullie boerderijen te laten bloeien en zuiver water te laten vloeien. Om jullie uit225 gehongerde lichamen en hongerige geesten te voeden. En aan die naties die, net als de onze, van een relatieve voorspoed genieten, zeggen we dat we ons niet langer onverschilligheid tegenover lijden buiten onze landsgrenzen kunnen veroorloven. Evenmin kunnen we de 230 grondstoffen van de wereld blijven verbruiken, zonder bij de gevolgen stil te staan. Want de wereld is veranderd, en ook wij moeten veranderen. Terwijl we stilstaan bij de weg die voor ons ligt, denken we met nederige dankbaarheid aan die moedi235 ge Amerikanen die, op dit eigenste moment, in verre woestijnen en bergstreken patrouilleren. Zij hebben ons vandaag iets te vertellen, net als de gevallen helden in (de begraafplaats, red.) Arlington, die fluisteren door de eeuwen heen. 240 We eren hen niet alleen als hoeders van onze vrijheid, maar omdat zij de geest van dienstbaarheid belichamen; een bereidwilligheid om zin te vinden in iets wat henzelf overstijgt. En toch, op dit moment, een moment dat een generatie zal bepalen, is het precies 245 die geest die we ons allemaal eigen moeten maken. Want behalve wat de regering moet en kan doen, steunt deze natie uiteindelijk op het geloof en het doorzettingsvermogen van het Amerikaanse volk. Het komt neer op dat vriendelijke gebaar om een vreemdeling op 250 te vangen wanneer de dijken breken. Het komt neer op het onbaatzuchtige gebaar van die werknemer, bereid minder uren te gaan werken als dat betekent dat een vriend die hem in zijn donkerste uren heeft bijgestaan, zijn baan niet kwijtraakt. 255 Het komt neer op de moed van de brandweerman, bereid om een trappengang vol rook binnen te stappen, maar het komt ook neer op de bereidheid van ouders om hun kind op te voeden. Uiteindelijk bepalen zulke zaken ons lot. 260 Mogelijk staan we voor nieuwe uitdagingen. De manier waarop we die uitdagingen aangaan, zijn mogelijk eveneens nieuw. Maar de waarden waarop ons succes steunt – eerlijkheid en hard werk, moed en fair play, 210

382

Tussen literaire en zakelijke communicatie

verdraagzaamheid en nieuwsgierigheid, loyaliteit en vaderlandsliefde – die zaken zijn oud. Die zaken zijn echt. Doorheen onze geschiedenis zijn die zaken de stille kracht van vooruitgang geweest. Naar die zaken moeten we terugkeren. Wat nu van ons vereist wordt, is een nieuw tijdperk van verant270 woordelijkheid – elke Amerikaan moet erkennen dat hijzelf plichten heeft tegenover zichzelf, onze natie en de wereld. Het zijn geen plichten die we met tegenzin, maar precies verheugd op ons nemen, ervan overtuigd dat 275 niets de geest zoveel voldoening schenkt, dat niets een karakter zo aanscherpt, dan ons allen over een moeilijke taak te buigen. Dat is de prijs en de belofte van burgerschap. Dat is de bron van ons vertrouwen – weten dat God 280 een beroep op ons doet om een onzeker lot vorm te geven. Dat is de betekenis van onze vrijheid en ons credo. Het is de reden waarom mannen, vrouwen en kinderen van elk ras en elk geloof in deze prachtige Mall kunnen 285 meevieren. En het is de reden waarom een man wiens vader minder dan zestig jaar geleden mogelijk niet bediend was geworden in een lokaal restaurant, vandaag voor jullie de meest plechtige eed kan afleggen. Laten we op deze dag doordrongen zijn van wie wij 290 zijn en van hoever we zijn gekomen. In het jaar van Amerika’s ontstaan, in de koudste maand, stond een kleine groep patriotten langs het uitdovende kampvuur aan de oever van een bevroren rivier. De hoofdstad was verlaten. De vijand rukte op. 295 Rode bloedvlekken kleurden de witte sneeuw. Op het moment dat er over de uitkomst van onze revolutie de grootste twijfel rees, beval de vader van onze natie dat de volgende woorden aan het volk zouden worden voorgelezen: 300 ‘Laat de toekomstige wereld het horen … dat in het diepste hart van de winter, toen niets anders dan hoop en deugd konden overleven … dat de stad en het land, gealarmeerd door één gemeenschappelijk gevaar, naar voren traden om dat samen het hoofd te bieden.’ 305 Amerika. Laten we, in het licht van de gevaren waaraan we samen worden blootgesteld, tijdens deze winter vol ontbering, aan die tijdloze woorden terugdenken. Laten we met hoop en deugd nogmaals die ijzige stromingen te lijf gaan en welke stormen ook mogen 310 komen, het hoofd bieden. Laat de kinderen van onze kinderen vertellen dat toen we op de proef werden gesteld, wij weigerden deze tocht af te breken. Dat we onze rug niet keerden en dat we niet wankelden. En dat we, de ogen op de horizon gericht en met 315 Gods gratie, dat grootse geschenk dat onze vrijheid is, in stand hielden, en het veilig overdroegen op de toekomstige generaties. 265

2

Het essay 2.1

uit het lexicon

Een essay is een opstel of verhandeling waarin de auteur zijn persoonlijke visie geeft op een actueel of algemeen menselijk probleem. Vragen rond mens en maatschappij, wijsbegeerte, godsdienst en kunst komen daarbij het meest aan bod. Meestal situeert de essayist zijn onderwerp in een ruime context en onderzoekt hij het niet alleen met zijn verstand, maar laat hij ook zijn gevoel en ethische overtuiging spreken. Hij streeft naar een degelijk gefundeerde en stilistisch verzorgde tekst. De benadering is niet te technisch en vaak wordt ook d.m.v. treffende voorbeelden en retorische procedés gepoogd een breed publiek aan te spreken. Het genre wordt in principe gerekend tot het beschouwend proza. Het essay is niet steeds makkelijk te onderscheiden van verwante vormen als enerzijds de moderne column (die doorgaans korter is, vaak polemischer, en als journalistieke tekst nauwer op de actualiteit betrokken), of anderzijds de monografie (die langer is, systematischer, en bedoeld voor een meer gespecialiseerd publiek, zoals ook het wetenschappelijk artikel). Als literair genre heeft het essay een wat dubbelzinnig statuut. Beschouwingen over literatuur maken bij uitstek gebruik van het genre. Tegelijk wordt het zelf ook als een vorm van literatuur beschouwd. De term essay werd geïntroduceerd in zijn literaire betekenis door Montaigne (Essais, 1580). In de 18e eeuw kreeg het genre zijn huidige vorm. Het werd erg populair in de 19e eeuw en bleef/blijft die populariteit behouden in de 20e en Naar: H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen ook in de 21e eeuw.

2.2

essayistische teksten

Michel de Montaigne auteuR

Michel de Montaigne

kaLenDeR

1533-1592

keRnbeGRip

sceptisch humanisme

situeRinG

Franse filosoof, schrijver en politicus uit de renaissance. Met zijn Essais (1580) is hij de vader van het literaire genre van het essay, Hij was de eerste die bij de bespreking van allerlei morele en filosofische vraagstukken ook een psychologie van zichzelf schreef. Michel de Montaigne.

Onze verlangens nemen toe als ze worden tegengewerkt Geen argument zonder tegenargument, zegt de wijste filosofische school (Seneca). Ik zat daarnet te denken aan die mooie raad van een klassieke wijsgeer om niet te zeer aan 5 het leven te hechten: ‘Geen enkel bezit verschaft je vreugde, tenzij je op het verlies daarvan bent voorbereid. De angst iets te verliezen is even pijnlijk als het verlies zelf.’ En daarmee wilde hij zeggen dat je niet echt 10 kunt genieten van het leven zolang je bang bent het kwijt te raken. Maar je zou daartegen in kunnen brengen dat het bezit hiervan ons des te dierbaarder wordt en dat wij het des te inniger omarmen als wij er minder zeker van 15 worden en onze vrees toeneemt dat wij het kwijtraken. Want zoals vuur feller wordt bij koude, is het maar al te duidelijk dat onze wil 1

sterker wordt door tegenwerking. En van nature is niets zo fnuikend voor 20 onze lust als de verzadiging die voortvloeit uit een makkelijk bereikbaar genot en niets wat ons zozeer prikkelt als het schaars en moeizaam verkrijgbare. Het gevaar, waarom je iets zou moeten mijden, verhoogt juist het 25 genot dat je eraan beleeft. Om de liefde levend te houden, verordende Lycurgus dat gehuwden in Sparta alleen tersluiks gemeenschap met elkaar mochten hebben, en dat het een even grote schande zou 30 zijn om met elkaar als met een ander in bed te worden aangetroffen. Het probleem om een afspraakje te maken, het risico betrapt te worden, de gêne van de morgen daarna, dat alles maakt de saus pikant.

Cover van Les Essais, een uitgave in 1914 van Pierre Villey conform het exemplaar van de Bordeauxkopij, gedrukt in 1580.

2 • Het essay

383

Zelfs de wellust wil door pijn gestimuleerd worden. Hij is des te zoeter als hij striemt en krabt. De courtisane Flora zei wel eens dat als zij met Pompeus sliep, zij altijd wel de sporen van haar tanden in hem achterliet. Zo gaat het met alles: de moeilijkheid geeft aan de 40 dingen hun waarde. Ons verlangen gaat minachtend voorbij aan wat binnen handbereik is, en streeft na wat het niet bezit: Hij veracht wat voorhanden is, en maakt jacht op wat wijkt. 45 Ons iets verbieden, is ons ernaar laten haken. En van iets wat onvoorwaardelijk aan ons wordt overgegeven, gaat in onze ogen de waarde teloor. Gebrek en overvloed zorgen voor eenzelfde ongerief. Jou kwelt het dat je te veel, mij dat ik te 50 weinig heb. Of nu je begeerte naar iets uitgaat of binnen bereik ligt, alle twee zijn even ellendig. Als je maîtresse zich niet vermurwen laat, is dat vervelend, maar eerlijk gezegd is het nog vervelender als ze te gewillig en meegaand 55 is; want de eerbiedige afstand die we tot het begeerde object moeten bewaren, wekt onvrede en boosheid in ons op, en die wakkeren de liefde aan en zetten ons in vuur en vlam; maar verzadiging wekt afkeer, zodat de hartstocht dooft, afstompt, verslapt en inslaapt. 60 Wie lang over haar minnaar heersen wil, moet hem versmaden. Minnaars, doe alsof je haar versmaadt, en vandaag nog komt zij terug die gisteren nee tegen je zei. Waarom wordt de schoonheid die iedere vrouw ver65 toont en iedere man zien wil tot op de hielen bedekt? Waarom hebben de vrouwen met zoveel lagen over elkaar die delen van hun lichaam versluierd waarop onze begeerte en de hunne zich het meeste richt? En waartoe dienen de bolwerken waar onze vrouwen 70 sinds kort hun heupen onder verschansen anders dan om onze begeerte op te wekken en ons te lokken door afstand te scheppen? Ze vlucht naar de wilgen, maar wil eerst worden gezien. 75 Soms houdt ze met haar jurk mijn offensief tegen. En die gespeelde maagdelijke gêne, die koele bezonnenheid, die streng-kuise houding, die voorgewende onnozelheid in zaken waarin wij hen wegwijs maken, maar waar zij meer van af weten dan wij, dienen toch 80 alleen maar om ons verlangen te prikkelen om hen te overwinnen en te domineren en al die conventionele hinderpalen met voeten te treden? Want niet alleen is het een genot die lieftallige, kinderlijke schroom het hoofd op hol te brengen en te verleiden, het maakt ons 85 zelfs trots om die ijzige superioriteit te doen smelten voor en afhankelijk te maken van onze liefdesgloed: het stemt, naar men zegt, trots om met ongenaakbaarheid, schroomvalligheid, kuisheid en seksuele ingetogenheid te triomferen. En wie de dames aanspoort om hun 35

384

Tussen literaire en zakelijke communicatie

preutse houding te laten varen, bewijst hun en zichzelf een slechte dienst. Wij moeten in de waan verkeren dat zij geschrokken terugdeinzen, dat onze woorden hun kuise inborst kwetsen, dat zij ons hierom haten en dat zij slechts zeer tegen hun zin aan onze opdringerig95 heid toegeven. Want ondanks al haar macht is schoonheid zonder deze omweg niet in staat van zich te laten genieten. Kijk maar eens hoe zij in Italië (waar meer schoonheid, en wel de meest verfijnde, te koop is) naar nog andere middelen en kunstgrepen zoekt om zich 100 aantrekkelijk te maken. Maar in feite blijft zulke schoonheid ondanks al die moeite maar zwak en kan niet echt overtuigen, omdat zij voor iedereen te koop is precies zoals wij van twee daden die even deugdzaam zijn die daad het mooist en edelst vinden die de meeste moei105 lijkheden en gevaren met zich brengt. Wij hebben gedacht de band van het huwelijk sterker te maken door het tenietdoen van de mogelijkheden om het te ontbinden. Maar hoe knellender en dwingender de huwelijksband zich liet voelen, des te zwakker wer110 den onze genegenheid en de wil gebonden te blijven. In Rome daarentegen was het juist het feit dat de mensen vrijelijk het huwelijk konden ontbinden waardoor het zo lang geëerd en instandgehouden werd. Een man hield daar meer van zijn vrouw, omdat hij haar kwijt kon 115 raken. En hoewel iedereen mocht scheiden, gingen er ruim vijf eeuwen voorbij eer iemand dat deed. Wat mag trekt niet aan, wat niet mag prikkelt ons verlangen. Hier zou je de mening aan kunnen toevoegen van een 120 filosoof uit de oudheid dat straffen eerder tot het kwaad aanzetten dan dat zij het de kop indrukken; dat zij niet aansporen om goed te doen (dat is het resultaat van nadenken en zelftucht), maar enkel om ervoor op te letten bij het kwaad doen niet nogmaals betrapt te worden. 125 De plaag is uitgeroeid, de besmetting breidt zich uit. Of dat waar is, weet ik niet, maar de ervaring heeft mij geleerd dat een samenleving door het toepassen van straffen nooit beter is geworden. Voor de handhaving van de orde en de goede zeden heb je andere mid130 delen nodig. De Griekse geschiedenis maakt melding van een buurvolk van de Scyten, die zelfs geen roeden en stokken hadden om te slaan; vanwege hun vroom en deugdzaam leven werden ze niet alleen door niemand aange135 vallen, maar waren zelfs allen veilig die hun toevlucht bij hen zochten, en niemand waagde het een vinger naar hen uit te steken. En hun buren wendden zich tot hen om hun onderlinge verschillen te regelen. Er bestaat een volk waar de tuinen en velden die men 140 wil beschermen, worden omheind met een katoenen draad die voor een veiliger afsluiting zorgt dan onze greppels en heggen. Grendels lokken de dief (…) Inbrekers gaan open deuren voorbij. 90

Jan Fontijn auteuR

Jan Fontijn

kaLenDeR

1936-

keRnbeGRip

essayist

situeRinG

Fontijn was lange tijd universitair docent in Amsterdam en literatuurcriticus voor diverse kranten en tijdschriften. Naast biografieën en essays schreef hij ook de autobiografische roman Biefstuk en benzine (2003). Jan Fontijn.

Vader In mijn persoonlijke geschiedenis als lezer was het meest gedenkwaardige moment de ontdekking dat ik door het lezen een gebied betrad waar mijn vader buiten stond en waar hij geen greep op kon krijgen. 5 Lezen gaf me, zo verbeeldde ik me, een zekere macht over hem. Wanneer ik in de huiskamer in zijn tegenwoordigheid een boek las, dan was dat een soort stil gevecht. Op een keer, toen ik Een held van onze tijd van Lermontov las, barstte de bom. Mijn vader 10 dacht dat ik een communistisch boek las (de titel en de naam van de auteur suggereerden dat in hoge mate) en rukte het uit mijn handen. Het was een van de vele incidenten, die ten slotte tot een totale vervreemding van mijn vader leidde. Sinds die tijd 15 las ik steeds minder thuis en week ik voor het lezen uit naar de leeszaal van de Katholieke Openbare Leeszaal op de Herengracht in Amsterdam. Ik vond het heerlijk omringd door boeken in de doodstille zaal te zitten en had het idee dat al die boeken daar ook 20 een beetje van mij waren. Meer dan eens kon ik de bibliothecaresse helpen bij vragen van bezoekers. Ik deed dat graag, omdat ik erg verliefd op haar was. Het was voor mij een groots moment toen de directrice van de leeszaal mij verzocht tegen betaling (een 25 rijksdaalder!) ’s avonds toezicht te houden in de leeszaal en de vragen van de bezoekers te beantwoorden. Apetrots was ik. De verwijdering van thuis had me toch iets opgeleverd. Maar ik ben altijd een beetje jaloers, als ik lees of 30 hoor hoe vaders met grote toewijding de lectuur van hun kinderen stimuleren. Rousseau die samen met zijn vader tot diep in de nacht romans las! Wanneer zijn vader in de morgenstond de zwaluwen hoorde, dan zei hij vol schaamte tegen Jean-Jacques: ‘Laten 35 we gaan slapen; ik ben meer kind dan jij.’ Of neem Marguerite Yourcenar, die samen met haar vader lectuursessies hield waarbij zij om de beurt hardop Vergilius in het Latijn, Homerus in het Grieks, Nietzsche en vele anderen lazen. Wat een benijdenswaar40 dige relatie tussen ouder en kind! In de meesterlijke autobiografie De behouden tong vermeldt Elias Canetti iets opwindends dat naar zijn 1

eigen zeggen zijn hele verdere leven heeft bepaald. Op zekere dag nam zijn vader een boek mee naar 45 huis en wel Duizend-en-één-nacht. Hij legde Elias uit hoe fijn het was om te lezen. Hij las een verhaal voor en zei na afloop dat alle andere verhalen in het boek even mooi waren. De kleine Elias moest proberen om die andere verhalen zelf te lezen en moest dan ’s 50 avonds zijn vader vertellen wat hij gelezen had. Hij had feestelijke herinneringen aan die uren. Als hij het boek uithad, zou zijn vader een nieuw boek meenemen. Hij kwam die belofte na: alle grote klassieken uit de wereldliteratuur, bewerkt voor kinderen, nam 55 hij mee. Het laatste boek dat Canetti van hem kreeg, ging over Napoleon. Hij zat er in te lezen toen zijn vader stierf. Ook Canetti’s moeder stimuleerde aanvankelijk het lezen, maar aan dat ‘boekige’ paradijs kwam toen 60 Elias zestien was plots een einde. Zijn moeder verweet hem dat hij alles uit boeken had en niets zelf ervaren had. Hij was een veellezer geworden voor wie alle boeken even belangrijk waren. Het ontbrak hem aan werkelijkheidsbesef, vond ze. Zij beet hem toe: 65 ‘Jij denkt dat het voldoende is ergens over te lezen om te weten hoe het is. Dat is echter niet voldoende. De werkelijkheid is iets op zichzelf. De werkelijkheid is alles. Wie de werkelijkheid uit de weg gaat, verdient niet te leven.’ 70 Iets dergelijks, zij het in andere bewoordingen, schreeuwde mijn vader, toen hij het boek van Lermontov uit mijn hand rukte. Het problematische van dat incident is voor mij dat er 75 altijd iets van bleef doorwerken in mijn lectuur. Lezen was een tijdlang iets waar ik me schuldig over voelde, iets asociaals. Het contrast met het gewone leven 80 was te groot. Canetti heeft op briljante wijze in Het martyrium de discrepantie tussen boekenwijsheid en werkeljkheid aan de orde gesteld. Ik

Cover van Kijk naar de vis.

2 • Het essay

385

vraag me af of een van de inspiratiebronnen om deze roman te maken niet het verwijt is geweest dat zijn moeder hem ooit als kind maakte. Het Martyrium lijkt een gigantische uitvergroting te zijn van het jeugdconflict. De hoofdpersoon, de sinoloog Kien, 90 bezitter van een gigantische privébibliotheek, is een typisch voorbeeld van een wereldvreemde, steriele kamergeleerde, een boekenwurm. Zijn rust en isolement worden wreed verstoord wanneer hij door zijn huwelijk met zijn huishoudster de ‘wereld’ bin95 nenhaalt. De onpraktische Kien staat machteloos ten opzichte van het bedrog, de domheid, de geldzucht, de bekrompenheid, het fysieke geweld van zijn omgeving. Boeken zijn in die wereld alleen 85

handelswaar, iets meer betekenen zij ook niet. Het einde is dat Kien, fysiek en psychisch totaal kapotgemaakt, met zijn bibliotheek omkomt in de vlammen. Kien is het bewijs dat boekenbezit, belezenheid en kennis geen enkele garantie vormen voor een volwaardig leven. Boekenwijsheid kan zelfs een heldere 105 blik op de werkelijkheid in de weg staan. Canetti schreef eens dat hij de ijdelheid van het alles willen weten die hem van jongs af aan achtervolgd had, kwijt wilde raken. ‘Ik wil weer onschuldig zijn, alsof ik geen enkel boek zou bezitten en geen enkel boek 110 zou geschreven hebben.’ Soms zou ik hetzelfde willen, al was het alleen maar om hiermee wat dichter bij mijn gestorven vader te zijn.

100

patricia De Martelaere auteuR

Patricia De Martelaere

kaLenDeR

1957-2009

keRnbeGRip

essayist

situeRinG

Vlaams filosofe, hoogleraar en auteur. Ze overleed op 51-jarige leeftijd aan een hersentumor. Ze schreef essays, maar ook romans. Het onverwachte antwoord (2004) won de Gouden Uil Publieksprijs (2005). Patricia De Martelaere.

Een tikkeltje minder menselijk Onze tijd – zo wordt ons verteld – is er een van kille rationaliteit en zakelijkheid, gedomineerd door de wetenschap, de techniek en de economie. Op school wordt ons geleerd hoe we objectief en kritisch over de 5 wereld moeten denken en hoe we zo efficiënt mogelijk kunnen bouwen aan een carrière en aan de comfortabele inrichting van ons bestaan. Als volwassenen komen we terecht in een wereld van betrouwbare middel-doelstructuren waarin alles tot in het klein10 ste detail geregeld is en waarin we ons op de koop toe kunnen verzekeren tegen alle denkbare ongelukken, zodat verrassingen uitgesloten zijn. Ook op het persoonlijke, emotionele en morele vlak worden we voortdurend aangemaand tot grotere redelijk15 heid – want redelijkheid, zo heet het, is synoniem aan beschaving. In onze relaties worden we begeleid door relatietherapeuten en crisisspecialisten, ons irrationele onbewuste kunnen we bespreken bij de psychoanalyst, en als morele wezens zijn we boven ver20 geldings- en verminkingspraktijken uitgestegen om deel te nemen aan ‘the conversation of mankind’ over de universele rechten van de mens. We lijken in alle onderdelen van onze samenleving te worden beheerst 1

386

Tussen literaire en zakelijke communicatie

door het ideaal van passieloosheid en redelijkheid. En toch is, tot ons eigen onbegrip en onze grote verwarring, in onze samenleving ook – en misschien nog veel meer – het tegengestelde ideaal aanwezig: de schaamteloze cultus van het gevoel en van de hartstocht, de jacht op sensatie en avontuur op allerlei 30 gebieden. In zekere zin zijn wij allemaal junkies geworden, verslaafd aan de intensiteit van de kick, gaande van de bedwelmende aftershave tot de grensverleggende bunjeesprong. Ook in de media wordt een voortdurend appel gedaan op onze gevoeligheid 35 en op onze capaciteit tot het uiten en verwoorden van onze gevoelens. In de vele almaar openhartiger wordende talkshows op de televisie wordt het menselijk gevoelsleven in al zijn complexiteit – en in toenemende mate ook: perversiteit – blootgelegd en gekoes40 terd, en de teweeggebrachte ‘schok van herkenning’, gemeten aan de kijkcijfers of de rechtstreekse reacties bij televoting, moet vaak dienstdoen als garantie voor de authenticiteit van de betreffende gevoelens. Mensen herkennen zich, voelen zich betrokken, worden 45 tot in het diepst van hun gemoed aangesproken en tot tranen toe bewogen: ziedaar de ware menselijk25

heid van de mens, datgene wat hem onderscheidt van zowel het dier als de computer. Eenzelfde overwaardering van het gevoel blijkt onder meer ook uit 50 de teneur van heel wat feministische verwijten aan het adres van ‘barbaarse’ mannen: ze zouden geheel onbekwaam zijn met hun gevoelens om te gaan, of erger zelfs, misschien geen echte gevoelens hebben, deze emotioneel gehandicapten met reactiepatro55 nen uit het stenen tijdperk. Dat gevoelens vaak ook strategische componenten hebben en dat er wellicht in iedere emotie een flink deel emotionele chantage schuilt – dat met andere woorden ook de allerechtste emotie een artificieel en aangeleerd aspect zou kun60 nen hebben – wordt door onze strijdbare leden van het zwakke geslacht doorgaans wijselijk onoverwogen gelaten. (Wellicht zijn hier de ontmaskerende analyses van Nietzsche op zijn minst het overdenken waard, volgens welke iedere emotie – ook, of mis65 schien zelfs op de eerste plaats, de meest positieve en verfijnde – zijn subtiele plaats heeft in de menselijke wil tot macht.) Ook op het gebied van de moraal zien wij dat, ondanks het insisteren op ‘redelijkheid’, in laatste 70 instantie toch weer een beroep wordt gedaan op het gevoel. Documentaires over de barbaarse praktijken van primitieve volkeren zijn er alle op gericht onze morele ‘verontwaardiging’ op te roepen, terwijl affiches die ons moeten aanzetten tot ontwikkelings75 hulp zich richten op ons vermogen tot medelijden en deernis. In de morele opvoeding van kinderen tot volwassenen lijkt het steeds weer te gaan om het aanleren van de zogenaamde juiste ethische gevoeligheden, en die hebben alle te maken met de capa80 citeit tot identificatie, sympathie en betrokkenheid. We leven in een maatschappij – zo blijkt – waarin het hebben van emoties een absolute plicht is, nog sterker en onvoorwaardelijker misschien dan de plicht tot redelijkheid. Het verwijt van gevoel85 loosheid weegt in onze samenleving wellicht zwaarder dan dat van domheid: menselijke domheid kan tegenwoordig ruimschoots worden gecompenseerd door de verbluffende artificiële intelligentie van computers, maar een ‘artificiële emotionaliteit’ wordt 90 geacht een contradictio in terminis te zijn, omdat emoties verondersteld worden de vertolking te zijn van een ware, echte en onvervangbare innerlijkheid. De stilzwijgende veronderstelling is dat een mens slechts door zijn emoties echt ‘mens’ is; de gevoel95 loze is de machine, de automaat, de kille berekenaar of zelfs de psychopaat (het ‘monster’ van redelijkheid). De suggestie is, alom, dat er zonder emoties geen authenticiteit of moraliteit kan zijn, en dat de intensiteit van de emotie zelfs borg moet staan voor 100 de echtheid van de beleving. Het fenomeen van de rouw en de cultus van de rouw (en de depressie) in

onze samenleving zijn hier een treffende illustratie van: de mate van ontroostbaarheid na een geleden verlies geldt als een waardemeter van de betekenis 105 van het verlorene. Het wordt dan ook als onfatsoenlijk en schokkend ervaren wanneer iemand niet treurt om een verloren dierbare, alsof hiermee aangetoond wordt dat de verlorene eigenlijk niet dierbaar was. De rede of emotie? Wat gedaan met deze pijnlijke 110 dualiteit, deze plicht die ons in twee richtingen drijft en ons tot schizofrene wezens maakt? Hoe kunnen wij knechten zijn van twee onderling vijandige meesters? De meest gangbare interpretatie van deze dualiteit 115 bestaat erin haar terug te voeren tot een erfenis van cartesianisme. Door het uiteenhalen van lichaam en geest zou Descartes ook gevoel en rede van elkaar hebben gescheiden; en de inhoud van zijn eerste zekerheid maakte vervolgens duidelijk voor welk 120 van beide hij partij koos: het cogito, de zuivere en onderscheiden ideeën van de rede. Het almaar sterker wordende ideaal van objectieve wetenschappelijkheid in de daaropvolgende eeuwen bevestigt deze historische optie voor het rationalisme des te meer. 125 De passies en emoties werden – nog steeds volgens de gangbare interpretatie – op die manier onderdrukt en verdrongen, zodat alleen nog maar een explosieve tegenreactie kon volgen: het irrationalistische protest tegen de alleenheerschappij van de kille ratio. 130 De tegenstelling tussen rede en gevoel geldt in deze

Cover van Een verlangen naar ontroostbaarheid.

2 • Het essay

387

interpretatie als onbetwistbaar uitgangspunt. Descartes zelf echter vertrekt helemaal niet vanuit deze tegenstelling; voor hem zijn zowel ideeën als emoties ‘aandoeningen van de geest’, bewustzijns135 inhouden die zich aandienen binnen de besloten ruimte van het individu. Veel meer dan om het cogito was het hem misschien te doen om het ergo sum – de gedachte dat het ego, met al zijn bewustzijnsinhouden, belangrijk was als individuele entiteit. Het indi140 vidualisme, en niet het dualisme of het rationalisme, is wellicht de ware erfenis die Descartes het Westen heeft nagelaten (Descartes zelf was overigens maar een aarzelend dualist; men vindt bij hem net zo goed argumenten die het dualisme bestrijden). Rationa145 lisme en romantiek zouden dan, veeleer dan rivaliserende posities, kunnen worden gezien als keerzijden van eenzelfde medaille: de gulden decoratie waarmee het ik zichzelf onderscheidt. De ontwikkeling van de rede en die van de emoties sluiten elkaar niet 150 uit, maar gaan hand in hand in iedere samenleving die het individu centraal plaatst. Al wie zich wat dieper bezint over de oorsprong en de eigenlijke draagwijdte van menselijke emoties allerhande – gaande van trots en eigenwaarde 155 tot woede en jaloezie of medelijden en liefde – komt algauw tot de bevinding dat ze zonder uitzondering wortelen in een diepe ik-betrokkenheid. Dit werd onder meer voortreffelijk aangetoond door David Hume, achttiende-eeuws empirist en scepticus, maar 160 in belangrijke opzichten ook cartesiaan. Centraal in de opbouw van zogenaamde menselijke ‘passies’ – in de ruime zin van gemoedsaandoeningen, zowel kalm en welwillend als hevig of kwaadaardig – staat, aldus Hume, de idee van het ik. Passies zijn namelijk, in 165 zijn terminologie, zogenaamde indrukken en reflectie, omdat ze ontstaan doordat onze meest elementaire gewaarwordingen – de gewaarwordingen van genot en pijn met name – reflexief verbonden worden met de idee van een ik, dat het centrum is van 170 onze bekommernis. Wat als genotvol werd ervaren, wordt in de spiegel van het ik object van verlangen, van liefde of van vreugde – of, als het wordt verloren, object van treurnis en spijt. Het gevoel dat ieder ander gevoel begeleidt en grondt, en waarmee ieder 175 gevoel zonder meer staat of valt, is dus het ik-gevoel – wat zoveel betekent als dat ieder gevoel, als gevoel, een egocentrische (Freud zou zeggen: narcistische) basis heeft. Dit is misschien nog het allerduidelijkst in het voorbeeld van de rouw, waar het verdriet, hoe 180 diep ook, uiteindelijk niets anders dan het eigen verlies betreft. Maar ook in het geval van medelijden, bijvoorbeeld met een rouwende – een ander die een verlies geleden heeft – wordt het betreffende gevoel teweeggebracht door een onbewuste identificatie 185 met onszelf: we stellen ons voor wat we zouden voe-

388

Tussen literaire en zakelijke communicatie

len indien hetzelfde onszelf overkwam, en als vanzelf beginnen we het ook inderdaad een beetje te voelen. De menselijke verbeelding, merkt Hume op, is een fantastisch apparaat, waarin zowel gedachten 190 als gevoelens op associatieve wijze van levendigheid worden voorzien zonder dat dit alles enige garantie inhoudt van echte redelijkheid of echte waardevolheid. De gepaste houding tegenover onze eigen gedachten en gevoelens is dus, op zijn minst, die van 195 een grondige argwaan en een diep wantrouwen. Net zo min als onze denkproducten kunnen dienen als basis van echte waarheden, kunnen onze gevoelens worden gebruikt als fundament van echte waarheden. Dat beide desalniettemin belangrijk zijn, heeft 200 ook bij Hume, in de traditie van Descartes, te maken met het belang dat hij in zijn filosofische uitgangspunten toekent aan het ik, ook al meent hij de idee van het ik cognitief te kunnen ontmaskeren als een fictie. 205 Daartegenover constateren we dat in bepaalde oosterse tradities, waar het ego daadwerkelijk als bijkomstig of als illusoir wordt beschouwd, ook geen reëel belang wordt gehecht aan emoties net zo min als aan gedachten. De techniek van de meditatie is 210 bedoeld om zowel het denken als de gevoelens uit het bewustzijn te laten verdwijnen, vanuit de intuïtie dat het bewustzijn meer is dan zijn inhouden, en ook meer is dan het individu. Beoefenaars van deze techniek constateren vaak tot hun eigen verrassing 215 dat naarmate het denken afneemt de gevoelens als vanzelf ook afnemen, en er een wereld opengaat die door buitenstaanders wordt beschreven als leeg en onmenselijk, maar die in werkelijkheid misschien alleen maar vrij is van alle overtollige ballast. En als 220 het waar is wat men zegt, dat onze ‘menselijkheid’ staat of valt met ons vermogen tot het ontwikkelen van typisch menselijke gevoelens (eigenwaarde, medelijden, liefde, rouw), dan kan men zich soms wel vragen stellen bij de wenselijkheid of bij de intrin225 sieke waarde van dergelijke ‘menselijkheid’. Een tikkeltje minder menselijk zou misschien niet alleen eenvoudiger en natuurlijker kunnen zijn, maar ook, in een metafysische zin, ‘juister’ en waarachtiger.

Filip Huysegems auteuR

Filip Huysegems

kaLenDeR keRnbeGRip

essayist, recensent

situeRinG

Huysegems was aanvankelijk freelance journalist en werd daarna redacteur van De Standaard der Letteren. Filip Huysegems.

Hoe blijf je positief in een boze wereld?

Optimisme is een plicht! Waarom laten kunstenaars geluk als inspiratiebron links liggen en storten ze zich vol overgave op het leed? Waarom staat optimisme levensbeschouwelijk zo laag genoteerd? En als het pessimisme waar is, waarom is de wereld dan niet al lang vergaan? Een optimistisch tegenoffensief dringt zich op. Candide of het optimisme. Zo heet het toneelstuk dat de filosoof Voltaire in de achttiende eeuw schreef. Het gaat zo: de optimist Candide reist van hot naar her, van Europa tot Zuid-Amerika, en krijgt onderweg een potpourri van ellende over zich heen. Oorlog, moord, misdaad, godsdienstwaanzin, noem maar op. Op het einde van het stuk zegt Candide dat hij zich zal terugtrekken in een huisje met een tuintje. ‘Il faut cultiver notre jardin.’ Interessant is dat je Candide zowel pessimistisch als optimistisch kunt bekijken. In sommige opvoeringen van het stuk gaat Candide op het einde gelouterd, maar goedgemutst zijn hof wat schof-

Grote K

Neem nu de kunsten met grote K, klankborden van onze samenleving. Alles wat baadt in een donkere-bomen-duister-bossfeer geldt als diep en interessant. Zo zegt een actrice in de krant: ‘Geluk, daar valt geen kunst over te maken. Leed is veel interessanter.’ Elders vind je in dezelfde krant: ‘Geluk is ook een beetje saai.’ En een week later frazelt auteur Peter Verhelst: ‘We associëren verdriet met iets negatiefs, terwijl het net heel rijk en vol is …’ Met culturele leidslieden als deze, heeft het optimisme geen schijn van kans.

felen en bij andere verduidelijkt het programmaboekje dat Candide eindelijk ‘genezen is van zijn optimistisch waanidee’. Tussen die twee stemmingen schommelt ook onze kijk op alles wat ons overkomt. Al ziet het ernaar uit dat tegenwoordig, in de Kulturkampf tussen het halfvolle en het halflege glas, de pessimisten de bovenhand hebben. Ze hebben de berichtgeving mee: aardbevingen, seriemoorden, bedrijven die failliet gaan of ons land verlaten, haatgroepen op het internet. Je krijgt voorwaar zin om een grote zucht te slaken en wat in de tuin te gaan uitwaaien. Die doemsfeer is niet alleen uit te leg-

gen door een toevallig samenvallen van somber stemmende berichten. Die gedijen namelijk op een dieperliggende laag van veronderstellingen. Zoals de overtuiging dat de wereld een grote zwijnenpan is. Dat alle geluk voorbijgaat. Dat mensen niet te vertrouwen zijn. Dat binnenkort alles op is. Beschaving en onderwijs vallen uiteen. Het kapitalisme raakt in zijn eindcrisis. De ruiters van de apocalyps zadelen hun paarden. Bovendien hebben de pessimisten alle coole rolmodellen. Het zijn de straatwijze cynici, de grijnsjournalisten die hun pen dopen in leedvermaak, de in het zwart geklede, melancholieke kunstenaars.

‘Wie zich vandaag out als optimist krijgt snel het etiket “naïeveling” opgeplakt’ Dat over geluk geen kunst te maken valt, is een schandalig vooroordeel. Dan hebben jullie niet genoeg jullie best gedaan, denk ik dan. Het domein van menselijke ervaringen-met-eengoede-afloop, dat artistici hooghartig links laten liggen, wordt bijgevolg helemaal overgelaten aan de populaire

cultuur: aan musicals die juichen over een nieuwe dag en een nieuwe liefde, aan Amerikaanse romantische komedies, aan actiefilms (waar altijd de goede triomfeert, op het nippertje), aan Studio 100 en aan Radio 2. ‘Optimisme is een morele plicht’, zei de wijze filosoof Karl Popper, maar

2 • Het essay

389

wie zich vandaag out als optimist krijgt het etiket ‘naïeveling’ opgeplakt en mag op monkellachjes rekenen. Een tegenoffensief dringt zich op. Want ofwel is het pessimisme waar. Dan is het de vraag waarom de wereld niet al lang vergaan is. Ofwel is het pessimisme een mindset, een kluwen van ingesleten reflexen die telkens dezelfde zwartgallige gedachten op gang trekken, gedachten die zo’n gemeengoed zijn geworden dat niemand ze nog in twijfel durft te trekken. Die niemand nog in twijfel durft te trekken? Er is Laurence Shorter. Hij ging op zoek naar onverbeterlijke optimisten en probeert hen een omschrijving te ontfutselen van het je-

Gelaten

Er zit een verrassende wending in Shorters onderzoek. Hij koppelt het optimisme los van het geloof dat we gestaag afstevenen op een zonniger toekomst. Je kunt volgens hem optimistisch zijn en toch een realistisch gevoel voor risico hebben. De uit-hetbed-springfactor, schrijft hij, zit volledig vanbinnen. Die hangt niet af van wat in de buitenwereld gebeurt. ‘Echt optimisme is afwezigheid van angst. Want je hebt altijd een keuze: positief dan wel negatief, vertrouwen dan wel angst.’ Shorters raad: als je

ne-sais-quoi van het optimisme, de uit-het-bed-springfactor noemt hij het, de energie om elke nieuwe dag te omhelzen, wat die ook brengt. Weet hij waarom optimisme levensbeschouwelijk zo laag genoteerd staat? Shorter: ‘Volgens mij is dat een typisch Europees verschijnsel. In Amerika, zowel in Noord- als Zuid-Amerika, is het veeleer omgekeerd. Daar word je wat vreemd bekeken als je níet optimistisch in het leven staat.’ Waarom is Europa somberder? ‘De eerste reden is achterdocht. In de voorbije eeuwen, en in het bijzonder de voorbije honderd jaar, zijn Europeanen beducht geraakt voor valse beloften en doorgeschoten idealisme. Vergeet niet dat zowel het

communisme als het fascisme aangedreven werd door een fanatiek optimistische visie op de toekomst.’ ‘Ten tweede is het veilig om je rond negativiteit te scharen, want je bent dan minder kwetsbaar. Je kunt altijd zeggen: “Ik had het wel gedacht.”’ De psycholoog Martin Seligman noemt dat ‘het slechtweerbrein’. De evolutie heeft ons daarmee toegerust. Toen onze verre voorvaderen nog moesten vechten om te overleven, was een brein dat altijd het ergste veronderstelde, van doorslaggevend belang. Shorter: ‘Zou kunnen. Maar dan nog: we kunnen die evolutionaire erfenis overstijgen.’

naar iets streeft, aanvaard dan bij voorbaat de uitkomst die het lot voor je in petto heeft. Misschien krijg je wat je wilde, misschien ook niet. Dat klinkt licht boeddhistisch, en de Grieken hadden er een woord voor: ataraxia. Dat kun je vertalen als: ‘innerlijke rust’. Soms geeft het universum je dan een onverwacht, ongelofelijk cadeau, in de vorm van een van die gelukkige toevalligheden, die ieder van ons kent, en die statistici zo gemakkelijk kunnen weglachen. Ja, hier en daar krijgt Shorters betoog spirituele boventonen. Maar

het is een onomstootbaar ervaringsgegeven: wie optimistisch is, zal verhoudingsgewijs meer positieve dingen op zijn pad vinden. Of dat effect nu psychologisch is (perceptie), sociologisch (de selffulfilling prophecy) of kosmologisch, dat blijft heerlijk raadselachtig. Maar optimisme werkt. Uit studies en experimenten van de ‘geluksprofessor’ Barbara Fredrickson blijkt dat mensen die vol zitten met positieve gevoelens gezonder en creatiever zijn.

op de tweede plaats (slechts voorafgegaan door Vanuatu, een archipel in de Stille Oceaan waar vrijwel niemand woont). Laat dit even goed tot u doordringen. Colombia, waar de krottenwijken over de bergkammen golven tot aan de horizon, waar de langste guerrillaoorlog ter wereld woedt, waar meedogenloze drugskartels de dienst uitmaken, waar ontvoeringen aan de orde van de dag zijn, waar mijn

vriendin Elsa Alvarado, God hebbe haar ziel, in haar appartement door een doodseskader werd vermoord, dus uitgerekend daar, in dat geteisterde land, wonen mensen die zich tot de gelukkigste ter wereld rekenen. Optimisme heeft niets te maken met omstandigheden. Het is een keuze. O ja, u bent uiteraard benieuwd op welke plaats België staat? Op de 79e.

Colombia

Voltaires vraag dringt zich opnieuw aan ons op: in veel delen van de wereld gebeuren dagelijks vreselijke dingen – kun je dan optimistisch blijven? Voltaire schreef Candide na de ergste natuurramp van zijn tijd, de aardbeving in Lissabon in 1755, en stak tegelijk de draak met zijn collega-filosoof Leibniz, aan wie we het woord ‘optimisme’ danken. Leibniz vond namelijk dat we in een ‘optimum’ leven, in ‘de beste der mogelijke werelden’. Is het optimisme dus een luxeartikel, weggelegd voor degenen die in een welvarend land wonen, in een fatsoenlijke wijk, die werk hebben en kerngezond zijn? Kortom, voor wie in de beste der mogelijke werelden leven? Het is een verleidelijke conclusie, maar ze is verkeerd. Optimisme hangt niet samen met de graad van welvaart. In de lijst van gelukkigste landen van de wereld, de Happy Planet Index, prijkte Colombia in 2006

390

Tussen literaire en zakelijke communicatie

Paars

Dat is niet zo’n beste score. Stel dat we ons land willen opstuwen in de vaart der optimistische volkeren, hoe valt die titanenklus te klaren? Er is een probaat instrument voorhanden. De paarse armbanden van de Amerikaan Will Bowen. Hij wil wereldwijd het gemopper, gesakker en gezeur een halt toeroepen. Dat biedt perspectieven. Het werkt als volgt. Doe het bandje (of een eenvoudig elastiekje) om je pols. Betrap je jezelf op klagen, roddelen of kritiek leveren, verwissel het bandje dan van pols. Het streefdoel is om 21 dagen het bandje niet te hoeven verwisselen. Het duurt gemiddeld vier tot acht maanden voor je de 21 dagen kunt volmaken, verklapt Bowen. ‘Doordat we het bandje steeds van pols

Eitje uitbroeden

Bowen koos lukraak voor 21 dagen ‘omdat dat de termijn is om een ei uit te broeden’. Dat klinkt niet erg wetenschappelijk. Voor we dus te enthousiast van stapel lopen: is Bowens aanpak bestand tegen een deskundige doorlichting? Professor Dirk Hermans van de KU Leuven is gespecialiseerd in leerpsychologie: ‘Je kunt er de principes van operante conditionering in herkennen. Laten we het even ontleden. Ten eerste

Boksbal

De principes van Will Bowen zijn bedoeld voor huiselijk gebruik, en voor sociale contacten in je directe omgeving. Zodra je ze optilt naar maatschappelijk niveau, begint er iets te knagen. Want zijn kritiek en protest niet de drijvende krachten achter sociale veranderingen? Bowen: ‘Stoppen met zeuren betekent voor mij niet dat je voortaan lijdzaam moet zwijgen. Maar als je ergens mee zit, spreek dan degene aan die er iets aan kan veranderen. Je volksvertegenwoordiger bijvoorbeeld. Blijf met je kritiek niet roeren in het kringetje van buren, collega’s en familie. Dan duik je weg van je verantwoordelijkheden. Iets

moeten verwisselen, worden we ons bewust van ons geklaag. De hoop is dat je je bedenkt voor je het weer doet.’ In gedachten mag je jammeren dat

gatieve gedachten gaandeweg zullen wegblijven. Je innerlijke focus verandert.’ Ik heb het geprobeerd. Het effect was er ogenblikkelijk. Niemand

‘Een sarcastische opmerking of een schamper commentaartje is snel vertrokken’ het knettert, dat geeft niet, de gedachten zijn vrij. Maar je mag ze niet uitspreken. Je wordt om te beginnen dus fijner gezelschap voor je medemens. Want geef toe, iedereen erkent dat het aangenamer toeven / werken / samenleven / kinderen maken / reizen is met iemand die niet de hele tijd aan de Klaagmuur staat. Er is een tweede effect, en dat is het spectaculairste. Bowen: ‘Je zult merken dat ook je ne-

beschouwt zichzelf graag als een zeurkous, ook ik niet. Viel dat even tegen. Een sarcastische opmerking of een schamper commentaartje is snel vertrokken. Het armbandje dwingt je om over je gedrag na te denken. Het confronteert je keihard met jezelf. Die kaap van de 21 dagen heb ik nog lang niet gerond. Maar ook al houd je je slechts luttele dagen aan de opgave, de winst aan zelfinzicht is aanzienlijk.

is er stimuluscontrole. Roddelen, zeuren enzovoort, gebeurt vaak zonder dat je er erg in hebt. Het is dus zaak om er op tijd bij te zijn, vóór het gedrag zich stelt. Daarvoor dient dat armbandje. Het is een herinneringscue.’ ‘Ten tweede zijn er minimale vormen van beloning en straf. De beloning is dat je na 21 dagen jezelf kunt feliciteren. De straf is dat je het bandje moet wisselen zodra je faalt. Tot slot is er de zelfcontrole. Zowel beloning als straf

heb je volledig zelf in handen. Dikwijls zijn bij gedragsverandering anderen de bekrachtigers. Cruciaal bij zelfcontrole is, en onderstreep dat maar, doorzettingsvermogen.’ Zijn die 21 dagen een zinvolle termijn? ‘Eén jaar zou alleszins niet werken. De beloning mag niet te ver in de toekomst liggen. Maar drie of vier dagen is ook geen goed idee. Dan is het doel te snel bereikt. 21 dagen is oké, maar twee weken was ook al mooi geweest.’

anders: heb je ergens onvrede mee, kijk dan verder dan het probleem. Richt je constructief op wat je wilt in plaats van te jeremiëren over wat je niet wilt.’ Maar veel mensen vinden dat klagen en roddelen een opluchtend effect hebben. Bowen: ‘Nee hoor, je maakt het alleen erger voor jezelf. Als je klaagt, zul je meer dingen krijgen om over te klagen.’ Professor Hermans gaat mee in die redenering. ‘Er is behoorlijk wat onderzoek gedaan naar het zogenaamde catharsiseffect. Dat effect houdt in dat je bijvoorbeeld agressie kwijt kunt raken door op een boksbal te meppen. Of door te zeuren. De resultaten zijn verrassend paradoxaal. Mensen krijgen

misschien het gevoel dat hun frustratie geventileerd is, maar dat is een kortetermijneffect. In termen van gedrag ben je juist een reactie aan het aanleren. Met andere woorden, je traint jezelf in de klaag- of agressierespons.’ De principes van Will Bowen vormen nog geen voldragen filosofische theorie. Maar zijn methode heeft het voordeel dat ze doodsimpel, duidelijk en gratis is. De effecten laten zich direct voelen. Bij jezelf en voor je omgeving. Laat varen, die vooroordelen. Een betere wereld is mogelijk. Begin in eigen huis en tuin. Want het optimisme is geen waanidee. Het is een morele plicht.

2 • Het essay

391

Yves Desmet auteuR

Yves Desmet

kaLenDeR

1959-

keRnbeGRip

essayist

situeRinG

Vlaams politiek journalist en essayist, doet ook soms tv-werk. Yves Desmet.

Jeugd In Rubens’ tijd was het schoonheidsideaal nog melkwit en voluptueus. Wit omdat zulks betekende dat je niet op het land hoefde te werken, volslank als bewijs dat je je voldoende eten kon veroorloven. Vandaag is het primaire schoonheidskenmerk niet alleen getaand en slank, maar vooral jeugdig geworden. Zo blijkt dat multinationals in de consumentenproducten zich steeds meer gaan toeleggen op middeltjes die de vaak oninvulbare belofte verkopen om je eeuwig jong te houden. Bij farmaceutische bedrijven stijgt de omzet van alle mogelijke huidverzorgingsmiddeltjes en antirimpelcrèmes dubbel zo snel als die van hun voedingsproducten. Prijs speelt daarbij geen rol, integendeel: hoe duurder het product dat de huid een beetje belooft te hydrateren – water lijkt daarvoor niet langer geschikt – hoe gretiger het van de rekken wordt geplukt. Het fenomeen is genderoverschrijdend: de mannenmarkt voor die crèmes steeg de laatste jaren met meer dan vijftig procent. Steeds hardnekkiger en tegen een hogere prijs willen we de jeugd op ons gezicht houden, en het gaat nog verder: eigenlijk willen we niet meer volwassen worden. Uit een grootschalig Amerikaans sociologisch onderzoek blijkt zelfs dat er een nieuwe ontwikkelingsfase in het menselijke leven is

392

ontstaan. De puberteit wordt niet langer gevolgd door de volwassenheid, maar door iets daartussenin. Tussen puberpuistjes en het zelfstandig wonen strekt zich stilaan een periode van meer dan tien jaar uit, en vele jongeren wachten tot ze begin dertig zijn alvorens het ouderlijke huis te verlaten en zelf met een gezin te beginnen. De onderzoekers verklaren dat vanuit de steeds belangrijker wordende materiële component in het leven: we studeren langer op zoek naar een goed diploma, willen eerst een spaarpotje voor we er zelf aan beginnen en stellen de kinderwens uit om eerst een carrière op te bouwen. Dat zal allemaal wel meespelen, maar aan de andere kant zit ook daar een misschien onderbewuste wens om de jeugd zo lang mogelijk te laten duren. Generatieconflicten jagen niemand nog het huis uit, want ook de ouders willen er zo lang mogelijk als hun kinderen uitzien, en net even vitaal, cool en jeugdig zijn. Een eigen levensstijl en identiteit buitenshuis opbouwen hoeft niet langer, want je bent als jongere zelf het rolmodel geworden, en in welke omstandigheden kun je beter van die zorgeloze jeugd genieten dan in het hotel ‘Bij Mama en Papa’? Nog een gegeven: twee op de drie Amerikanen zeggen dat ze morgen een facelift zouden laten uitvoeren, mocht die gratis en risicovrij zijn. Het

Tussen literaire en zakelijke communicatie

duidt erop dat de rimpel, ooit kenmerk van maturiteit en levenservaring, stilaan tot lelijkheidskenmerk en dus publieke vijand nummer een is uitgeroepen. Vrij begrijpelijk dat de iconen van dat ideaal, de catwalkbewoonsters, met fabelachtige gages beloond worden. Iedere tijd zoekt natuurlijk het schoonheidsideaal dat hij of zij wil, maar dit is toch wel een erg paradoxale keuze. Nooit eerder in de wereldgeschiedenis is er een samenleving geweest waarin zoveel mensen zo oud zullen worden als de onze, waarin de steeds toenemende vergrijzing de grootste maatschappelijke uitdaging vormt. En net in die samenleving wil iedereen eeuwig achttien blijven.

Een dame met de allures van een rubensfiguur.

koen Raes auteuR

Koen Raes

kaLenDeR

1954-2011

keRnbeGRip

filosoof

situeRinG

Professor moraalfilosofie aan de Universiteit Gent, voorvechter van sociaaleconomische gelijkheid, kind van mei 68, eigenzinnige lesgever en links denker. Schreef o.a. over maatschappelijke thema’s, zoals de toenemende individualisering, euthanasie en migratie. Raes stierf op 57-jarige leeftijd. Koen Raes.

De grenzen van het multiculturalisme een veelkoppig monster

Multiculturalist zijn, dat zou heden ten dage het demarcatiecriterium zijn om verdraagzamen van onverdraagzamen te onderscheiden. Maar ondertussen is ‘mul5 ticulturalisme’ een term geworden die dermate veel ladingen dekt, dat het nog maar de vraag is of dat ook klopt. Met een beetje kwade trouw zou men ook apartheid een ‘multiculturele optie’ kunnen noemen. 10 In de filosofische discussie kan men twee grote stromingen onderscheiden. De eerste begrijpt een multiculturele samenleving als ‘een westerse samenleving’ waarin diverse culturele gemeenschappen naast en met 15 elkaar leven en waarbij alle culturele tradities en gebruiken van de ene cultuur door de andere cultuur worden gerespecteerd, ook al zijn zij fundamenteel in strijd met moderne morele basisnormen. ‘Cultuur’ 20 wordt hier gezien als een doorslaggevend argument om bepaalde praktijken te legitimeren en heeft in die zin voorrang op de moderne moraal. De tweede weigert zover te gaan. Hoewel ook zij oproept tot gro25 tere kennis, begrip en respect van en voor andere culturen, is zij van oordeel dat de moderne moraal primeert ten opzichte van culturele tradities en gebruiken, en dat het in strijd zou zijn met de verlichtingsidea30 len om vandaag op grond van het culturele argument opnieuw praktijken te dulden waaraan precies de moderne moraal paal en perk heeft gesteld. In de 19e eeuw hebben de Engelsen – wel wat laat – een einde 35 gesteld aan de Indische praktijk waarbij een levende echtgenote samen met haar overleden echtgenoot werd verbrand, en dat was helemaal terecht. Cultuur mag geen dekmantel zijn om fundamenteel onethische 40 praktijken in stand te houden. Indien men 1

de moraal – van de mensenrechten – van ondergeschikt belang acht aan diverse culturen, dan effent men de weg om fundamentele emancipatorische verwezenlijkingen 45 – waaronder, vooral, de gelijkwaardigheid en de individuele vrijheid van mannen en vrouwen en het recht op bescherming van kinderen – op de tocht te zetten. Verdraagzaamheid tegenover diverse culturele prak50 tijken, ja, maar niet ten koste van fundamentele morele beginselen. Vooral Brian Barry heeft in zijn bekende scherp analytische en polemische stijl brandhout gemaakt van een wijdverspreid multicultureel ver55 toog dat er kennelijk geen graten in ziet om ‘cultuur’ kritiekloos als een doorslaggevend argument te hanteren waardoor de ethische discussie wordt lamgelegd. ‘Sorry, it’s our culture, sir, to beat our wives everyday.’ 60 Het is een interessant – en ook uiterst actueel – debat omdat het de grenzen verduidelijkt van wat we precies onder tolerantie – of, preciezer, wederzijds respect – verstaan en kunnen verstaan. Dan wordt 65 enerzijds duidelijk dat de respectnorm wezenlijk een reciproque norm is, zodat men in de problemen komt indien men hem wil toepassen op anderen die niet bereid zijn eenzelfde respect aan de dag te leggen: 70 tolerantie tegenover intoleranten, het blijft een contradictie. Culturele argumenten: een doos van Pandora

Laten we dat even met een aantal voorbeelden verduidelijken. In Engeland menen de sikhs het recht te kunnen opeisen om ener75 zijds zonder helm een motorfiets te besturen en op bouwwerven te werken, omdat hun religie ze verplicht een tulband te dragen, en om anderzijds hun kirpans (zwaar-

Cover van Wij zelven – ‘Wij’ of ‘ik’?

2 • Het essay

393

Contextualiteit ja, beginselloosheid nee

Culturele vrijheid.

den en dolken) te dragen op openbare plaatsen, ook al op grond van een religieus gebod. Rastafarians van hun kant claimen het recht op een sacramenteel gebruik van ganja (cannabis) als wezenlijk aspect van hun rituelen. In de Verenigde Staten vorderen de mormonen en de amish het recht op polygamie en die 85 laatsten ook het recht om hun kinderen voor het verstrijken van de schoolplichtige leeftijd van school te halen, opdat ze niet al te zeer door modern-westerse denkbeelden zouden worden besmet. Jehova’s getuigen zijn van oordeel dat ze niet alleen voor zichzelf, 90 maar ook voor hun kinderen levensreddende bloedtransfusies moeten weigeren, omdat hun godsdienst ze dat verbiedt. Tal van Noord-Afrikaanse culturen verdedigen het recht op clitoridectomie bij minderjarige meisjes, omdat deze vorm van genitale ver95 minking tot hun aloude tradities behoort. Bepaalde islamitische groepen beschouwen het dragen van de sluier door meisjes en vrouwen als een religieuze plicht en verzetten zich tegen het gemengd zwemmen, zoals dat in het leerplan van het onderwijs is 100 voorzien. Anderzijds menen ook bepaalde katholieke en protestantse groepen het recht te hebben een werknemer te ontslaan op grond van het gegeven dat hij er een andere levensbeschouwing op nahoudt, ook al heeft zijn werk geen uitstaans met de betref105 fende ritus. 80

In al deze gevallen wordt het cultureel-religieus argument van stal gehaald en wordt wie daar vragen over durft te stellen bijzonder makkelijk als een onverdraagzame, als een etnocentrist indien al niet als een 110 racist afgeschilderd. Het is maar hoe je het bekijkt. Dat andersculturelen nog al te vaak worden gediscrimineerd, staat buiten kijf, maar dat moet ons en hen nog niet blind maken voor vormen van discriminatie die ze zelf bedrijven. 115 Wat de sikhs betreft, zou ik onderscheid maken tussen hun eerste en hun tweede eis. Door het nietdragen van een helm berokkenen ze alleen zichzelf eventuele schade, dus daar zou ik voor een uitzondering pleiten (zij zijn dan uiteraard zélf aansprakelijk 120 voor de verstrekkende gevolgen van een ongeval). Tenslotte worden ook sommige autobestuurders, weliswaar om andere redenen, vrijgesteld van de plicht hun autogordel om te doen. Maar openbare wapendracht is voor iedereen verboden, want bedrei125 gend voor anderen, en dus vind ik cultuur hier volstrekt geen argument. De rastafarians komen er makkelijker van af, omdat ik vind dat iedereen het recht zou moeten hebben om cannabis te gebruiken, of dat nu om religieuze redenen is of niet. Polygamie vind 130 ik een twijfelgeval, omdat – en op voorwaarde dat – het gebeurt tussen volwassenen die ermee instemmen en het eigenlijk een privékwestie is. Maar in ieder geval mag geen enkele afbreuk worden gedaan aan de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen. 135 Het vroegtijdig uit het onderwijs halen van kinderen vind ik dan weer niet door de beugel kunnen, want het ontneemt die kinderen de mogelijkheid om geïnformeerd en in vrijheid te oordelen of ze al dan

Siham Hussinn (14 j.) voerde strijd om op school haar hijab te mogen dragen, want: ‘Die hoofdoek hoort bij mijn cultuur en godsdienst.’

394

Tussen literaire en zakelijke communicatie

geldt voor iedereen gelijk en de gelijkwaardigheid van jongens en meisjes is een basisnorm. Hier verdedig 165 ik dus precies het tegenovergestelde van de gangbare praktijk, waarbij wel sluierdracht binnen de schoolmuren wordt verboden, maar vrijstelling van het gemengd zwemmen oogluikend wordt toegestaan. Ontslag van een andersdenkende werknemer hangt 170 dan weer af van de context: aan de ene kant of de werknemer een voor de ritus zelf al dan niet belangrijke taak vervult, aan de andere kant of de instelling wel of niet door de overheid wordt gesubsidieerd. een beetje consistentie!

Cultuur – of religie – is dus een argument, maar zeker geen doorslaggevend argument in oproepen tot verdraagzaamheid en respect. Ik heb het altijd al een wat vreemde bedoening gevonden om dezelfden die terecht met emancipatorische argumenten allerlei tradities en gebruiken uit de eigen cultuur onder180 uit hebben gehaald, vandaag te horen argumenteren voor begrip voor volstrekt anti-emancipatoire tradities uit andere culturen. Andermaal: de sociale en economische discriminatie van andersculturelen is fundamenteel onrechtvaardig, maar dat 185 rechtvaardigt nog niet dat men begrip moet opbrengen voor praktijken die haaks staan op de emancipatie van vrouwen en kinderen. Men kan redetwisten over de manier waarop men die emancipatie wenst te bewerkstelligen – en repressie is hier zeker niet 190 een eerste keuze – maar men kan die emancipatorische waarden zélf toch niet ter discussie stellen, op het gevaar af in een merkwaardig bondgenootschap terecht te komen met reactionaire en conservatieve krachten die voorwaar ook in onze cultuur werkzaam 195 zijn. Culturen mogen dan al gelijkwaardig zijn, dat betekent nog geenszins dat eender welke praktijk binnen die cultuur immuun zou zijn voor kritische bevraging en eventueel verwerping. 175

niet tot de amishgemeenschap wensen te behoren. Jehova’s getuigen hebben het volste recht een bloedtransfusie te weigeren, maar hun kinderen hebben, zolang ze minderjarig zijn, recht op bescherming: dat ze later zelf maar uitmaken hoe ze tegenover de geloofsovertuiging van hun ouders staan. Genitale 145 verminking van minderjarige meisjes kan onder geen enkel beding door de beugel en wie zich daaraan bezondigt, maakt zich zonder enige twijfel strafbaar wegens het misdrijf van slagen en verwondingen. Willen ze als volwassen vrouwen alsnog de ingreep 150 ondergaan, dan is dat een foute boel maar wel hun eigen keuze. Tenslotte verminken ook westerse vrouwen zichzelf door allerlei ‘esthetisch-chirurgische’ ingrepen. De sluier? Ik heb nooit begrepen wat men daar op tegen kan hebben. Hem dragen behoort tot 155 het recht op lijfelijke zelfbeschikking. Voor de enen piercings, voor de anderen sluiers, wie zijn wij – wie is de overheid – om zich daarmee te moeien? De enige reden voor een reglementering ter zake zou de veiligheid kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer het dragen 160 van de sluier onverzoenbaar is met het bedienen van zekere machines. Uitzonderingen op het gemengd zwemmen vind ik dan weer niet kunnen: het leerplan 140

2 • Het essay

395

Rob Riemen auteuR

Rob Riemen

kaLenDeR

1962-

keRnbeGRip

essayist

situeRinG

De eeuwige terugkeer van het fascisme (2010) schetst de cultuurgeschiedenis van het fascisme en houdt de huidige Nederlandse samenleving op die manier een spiegel voor. Het hedendaags fascisme moet namelijk niet vergeleken worden met waar het twintigste-eeuwse fascisme op is uitgelopen, maar met hoe het begon. Rob Riemen.

De eeuwige terugkeer van het fascisme Dat het fascisme in Italië en Duitsland op democratische wijze de politieke macht kon veroveren, is in hoge mate het gevolg van zowel de zelfoverschatting als de lafheid en het verraad van de maatschappelijke 5 elites. Zelfoverschatting, zoals die in 1932 te zien was bij de Bürgerliche Katholische Partei en de Deutschnationalisten toen die Hitler en zijn trawanten wel de macht wilden geven, in de veronderstelling dat ze hem zo in toom konden houden en door de fouten 10 die hij zou maken, politiek uitschakelen. Lafheid en verraad zoals bij de Duitse sociaal-democraten die, weliswaar in de oppositie, toch hun vertrouwen uitspraken, uit vrees nog meer kiezersgunst te verliezen. De facto was er voor al de kiezers die niet 15 op Hitler hadden gestemd – nota bene de meerderheid – geen partij meer die politiek leiding wilde geven aan het verzet tegen de nationaal-socialistische alleenheerschappij. En dat had alles te maken met de corrumpering van de elites, die niet de moed konden 20 opbrengen om hun principes en maatschappelijke verantwoordelijkheid trouw te blijven. De liberalen verdedigden niet langer het vrijheidsbeginsel van het Europese humanisme, maar waren alleen nog geïnteresseerd in de vrijheid van de markt, dat wil 25 zeggen: ‘zolang we geld kunnen verdienen …’ Weinig verrassend was dan ook de houding van de financiële grootmachten in die tijd, die zonder meer de nieuwe politieke macht steunden. De sociaal-democraten verloochenden en verspeelden hun bestaansrecht 30 toen ze niet langer meer wilden strijden voor de culturele en morele verheffing van het volk, en met enkel oog voor de materiële belangen het ressentiment in de maatschappij alleen maar bevorderden. Zonder scrupules waren de conservatieven bereid om 35 de bescherming van geestelijke waarden in te ruilen voor het behoud van hun eigen macht onder het mom van ‘traditie’ en ‘maatschappelijke orde’. Onder de intellectuelen waren er de dandy’s en estheten die zich vergaapten aan de ‘pure esthetiek’ waarin de 40 fascisten excelleerden. Uiteraard waren er ook de 1

396

Tussen literaire en zakelijke communicatie

reactionairen die nooit enige fiducie hadden gehad in ideeën als democratie, sociale rechtvaardigheid, maatschappelijke vooruitgang. Sterker, zij koesterden een zo diepe wrok jegens ieder die niet in hun 45 hoge toren voor de hoge cultuur leefde, dat ze maar al te graag wilden geloven in het ‘herstel van de Europese waarden’ dat de fascisten beloofden. Zo konden de fascisten aan de macht komen, de volksmenners zonder enig idee, met een politiek vol 50 haat en ressentiment, geworteld in een angst voor de vrijheid en in de ergste kleingeestigheid, die op niets anders zou kunnen uitlopen dan geweld, eindeloos geweld.

Cover van De eeuwige terugkeer van het fascisme.

3

De column 3.1

uit het lexicon

Een column is een op regelmatige basis en doorgaans op een vaste plaats in een krant of een weekblad verschijnende bijdrage over actuele gebeurtenissen en trends in de maatschappij. Anders dan in het hoofdartikel (editoriaal) van de hoofdredacteur dat de politieke stellingname van de krant weergeeft, spreekt de columnist in eigen naam over wat hem of haar relevant lijkt. Deze korte opiniestukken bevinden zich als genre ergens tussen het cursiefje en het hoofdartikel. Het vaak aanwezige polemische aspect verhoogt de stilistische kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het genre. Naar: H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen

3.2

Columns

tom naegels auteuR

Tom Naegels

kaLenDeR

1975-

keRnbeGRip

columnist

situeRinG

Naast romans schrijft Tom Naegels ook columns en artikels over literatuur en taalkunde. Hij bewerkt ook tv-series en fungeert af en toe als ghostwriter, bv. voor de biografie van voetbalspeler Gilles De Bilde. Tom Naegels.

Te grote auto Mijn schoonvader gaat winkelen in de Brico. Op de parking ziet hij nog één plaats, eigenlijk een halve, omdat ze ten dele ingenomen wordt door de veel te grote auto op de plaats ervoor, zo’n Audi Q 7 of Por5 sche Cayenne of Hyundai Santa Fé, met plaats voor een doodskist in de koffer en een kanon op het dak. Mijn schoonvader, in zijn sympathieke en bescheiden wagen, slaagt er niettemin in om zich in de schaarse ruimte te manoeuvreren. Maar dat is niet naar de 10 zin van de eigenaar van de tank, die net aangelopen komt. Beledigd omdat hij geen twee plaatsen toegewezen krijgt, slaat hij de kleinere wagen enkele keren hard met de vlakke hand, als was het zijn kind. Mijn schoonvader, een verstandig man, reageert niet. 15 Als hij terugkeert uit de winkel, is de Latemse traktor verdwenen en zijn autootje bewerkt met slogans. HOMO staat er, en PEDO, en VUILE TURK. Ze zijn met een sleutel in de lak gekrast en daarna, voor de duidelijkheid, met de vinger in het stof overschreven. WAS 20 MIJ staat er dan ook boven. En het klopt: de Cayenner was weliswaar vuilgebekt, maar zijn wagen was brandschoon. Het is niet het enige verhaal dat ik kan vertellen over het asociale en agressieve gedrag van bezitters van 25 TGA’s, te grote auto’s, die steeds dominanter worden 1

in het straatbeeld. Recent nog werd ik haast in elkaar geslagen door een exemplaar in een Hummer, die het mij en mijn auto verweet dat hij een bocht niet snel genoeg kon nemen. (In werkelijkheid was zijn jeep 30 gewoon te breed voor de straat.) ‘Lul!’ riep hij, en: ‘Lul! Lul! Lul! Lul!’ Hij had zijn truck met zijn volledige woordenschat betaald, en slechts eentje voor zichzelf gehouden. Of die ene vrouw – soms zijn het ook vrouwen – in 35 haar BMW X5, die enkele weken geleden dacht een volledige file te kunnen inhalen op de pechstrook, en die razend werd, omdat die strook het plots voor bekeken hield. Daar stond ze, hysterisch te roepen en te gebaren en te toeteren aan de vangrail, omdat 40 niemand haar weer tot de file wilde toelaten. Ik hoop dat ze er nog staat. We weten allemaal om wie het gaat, waarom zijn we dan zo bang om de groep bij naam te noemen? Het gaat bijna altijd om blanke mannen tussen de 45 twintig en de zestig, die ervan overtuigd zijn dat hun rechtmatige plaats zich boven de rest van de samenleving bevindt. Ze zijn rijk genoeg om dertigtot vijftigduizend euro te verspillen aan een ding dat voor een vijfde van de prijs even vlot rijdt. En 50 ze gedragen zich ook zo: als mensen die zich slechts

3 • De column

397

Alles in het teken van King Big Car?

voor een vijfde moeten conformeren aan de wetten, normen en waarden waar het klootjesvolk zich wel voor de volle honderd procent aan houdt. Alleen is er steeds minder klootjesvolk, en steeds meer men55 sen die zich erboven denken te moeten verheffen. Het is mijn diepste overtuiging dat, als deze mensen de bus zouden nemen, incidenten als die met de Joegoslavische krapuultjes niet eens meer in de krant zouden komen. Rijke blanke man60 nen, dat zou probleemgroep nummer één zijn. De chauffeur afsnauwen omdat hij niet snel genoeg rijdt, beginnen vechten omdat een medereiziger hen niet genoeg zitplaats gunt. ‘Homo!’ zou er uit elke bus galmen. En: ‘Lul! Lul! Lul! Lul!’ Nu 65 ze elk hun eigen bus hebben, valt het minder op. Uiteraard voeren ze zelf aan dat ze die auto enkel kochten omdat hij veilig is, en mooi, omdat ze veel kilometers moeten doen en daarbij, is het niet hun recht, als vrij individu, om zelf hun auto te kiezen? 70 Daarin lijken ze op de baasjes van pitbulls en rottweilers. Die beweren ook dat hun hond gewoon mooi is, en sterk, maar verder zoet als een pasgeboren baby. Tot hij zo’n baby doodbijt. Eigenaars van een TGA lijken ook op het volk dat 75 internetnetfora bezoedelt met haatkoren en scheldpartijen. Veilig achter de computer of veilig in een tank: in beide gevallen daalt de empathie met lot-

genoten, en stijgt het gevoel van onaantastbaarheid. Dat voedt dan weer frustratie, als het rijden 80 toch niet loopt zoals gehoopt. Wie niet kan relativeren, ontploft bij de minste tegenslag. TGA’s zijn gebouwd om nooit meer te hoeven relativeren. We maken ons, terecht, zorgen over de toenemende agressie in onze cultuur. Maar een industrie die die 85 agressie in de hand werkt, blijft buiten schot. We maken ons, terecht, zorgen over de waarden en normen van mensen die niet in deze cultuur zijn opgegroeid. Maar autochtone Vlamingen, van wie het waardepatroon volledig verbrokkelt zodra ze de lad90 der nemen naar de cockpit van hun patserpantser, blijven buiten schot. Laten we nu eens écht preventief ingrijpen: het wordt tijd dat deze wagens van de weg worden gehaald.

Rik torfs auteuR

Rik Torfs

kaLenDeR

1956-

keRnbeGRip

columnist

situeRinG

Torfs is hoogleraar, politicus en mediafiguur. Hij schrijft ook opinieartikelen en columns in de krant. Rik Torfs.

Godgeleerde meisjes stemmen tot nadenken Een godgeleerd meisje betrad het examenlokaal. Niets wees op haar bijzondere contacten met de Heer. Ze zag er een praktisch iemand uit. Stevige kuiten. Een jonge vrouw die na een feestje de rommel 5 niet laat staan, maar in een opeenvolging van natuurlijke bewegingen de vaatwasmachine in geen tijd weet te vullen. Haar blik schatte mij meteen correct in, als niet meer dan een hindernis op weg naar haar diploma. Zakelijk nam ze haar vragen in ontvangst. 10 Zonder op te kijken begon ze met de voorbereiding ervan. Ze was niet mooi en ze was niet lelijk, zodat 1

398

Tussen literaire en zakelijke communicatie

ik haar vergat. Een halfuur later zaten het meisje en ik oog in oog. De eerste vraag ging over bisschopsbenoemingen 15 in Zwitserland. De procedures. De bijzondere overeenkomsten tussen de Heilige Stoel en de kantons. Ze wist het allemaal. ‘Waarom is Zwitserland zo speciaal?’ vroeg ik. ‘Waarom is het anders dan zijn buurlanden?’ Buurlanden? Haar bril bewoog lichtjes, 20 waarachter vaalgrijze ogen assertief op de loer lagen. Kon ze misschien een buurland van Zwitserland opnoemen? Dat kon ze. Noorwegen bijvoorbeeld.

Misschien schrok ik wel, want ze berispte mij alsof ik in haar niet aanwezig decolleté had gekeken: ‘Dit 25 is toch geen examen aardrijkskunde?’ Ze had natuurlijk gelijk. Tijdens mijn colleges verschafte ik immers geen details over de ligging van Zwitserland. Dus kon zij onmogelijk weten dat het land niet aan Noorwegen grenst. Ook had ik verzuimd mee te delen dat de 30 studenten zich via het pedagogische concept ‘begeleide zelfstudie’ over de geografie van Zwitserland dienden te buigen. Ik was schuldig. Zij slaagde voor het examen. Met onderscheiding. Nu verwacht u van mij een klaagzang over de afne35 mende kennis van de hedendaagse student, maar daarin vergist u zich schromelijk. Ik ben niet gek. Wie twintig is en klaagt, is kritisch. Wie vijftig is en klaagt, is oud. Tot zover een eerste, op zichzelf al doorslaggevende reden om de schijnbare onwetendheid van 40 mijn studente niet op de korrel te nemen. Maar laten we het debat ten gronde voeren, zoals politici vaak kranig zeggen, in de stille hoop dat het nooit zal gebeuren. Want het gaat, zoals ik al aangaf, om schijnbare onwetendheid. De studente weet 45 niet waar Zwitserland ligt. En dan? Ze woont niet in Zwitserland, maar in Meeuwen-Gruitrode. En ze bewijst dat ze haar hersenen niet belast met overbodige kennis, waardoor er geen ruimte zou overblijven voor het essentiële, namelijk voor het ontwik50 kelen van vaardigheden, zoals assertiviteit. ‘Dit is geen examen aardrijkskunde’: puike reactie tegenover iemand die met zijn geografische kennis loopt te pronken. Assertiviteit tegenover boekenwijsheid. Want, zoals ervaren pedagogen terecht opmerken: er 55 is het internet. Weet je niet waar Zwitserland ligt, dan zoek je dat toch gauw even op. Twee, drie toetsen, het is zo gebeurd. Een mens kan in onze samenleving trouwens perfect functioneren zonder te weten waar Zwitserland ligt. Je kunt rijk worden of geil, godge-

leerd of grootmoeder, zonder enige kennis van dat vermaledijde Zwitserland met zijn smeltende gletsjers en zijn vraatzuchtige marmotten. Wij weten niet minder dan onze ouders of grootouders, gaan onderwijskundigen buitengewoon terecht 65 verder. Wij weten andere dingen. Juist! Zo kende mijn vader de oden van Horatius ongeveer uit het hoofd. Ik helaas niet. Maar misschien weet ik wel dingen die hij niet wist, al is mij niet duidelijk welke. Mensen van mijn generatie worden op hun beurt een 70 curiosum, omdat zij de grenzen van Zwitserland nog kennen, ten koste van een degelijke bagage op het technologische vlak. Ten koste van dieper inzicht in de betere rappers die vandaag de wereld redden. Ten slotte is er het schaarstebeginsel. Kennis is 75 begrensd. Meer weten over Zwitserland betekent minder weten over God. Dat zou jammer zijn. Alhoewel. Wie God niet kent, vindt informatie over Hem op het internet. Op 489 miljoen verschillende plaatsen. Als je die informatie rustig doorneemt, hoef je 80 niet langer weetjes over God in je hersenen op te stapelen. Kortom, wie wil slagen in het leven, belast zich beter niet met kennis. Tot zover dit betoog, waarmee ik mij uitdrukkelijk bij de moderne pedagogische inzichten wens aan te sluiten. 85 Meen ik wat ik schrijf? Natuurlijk niet. Voor geen woord. Ik ben gewoon laf en lui. Ach, zelfkritiek. Ze is goedkoop. Dat wist Max Frisch al, 780 000 vermeldingen op het internet, een Zwitser die Zwitserland wantrouwde. Als Noor in Noorwegen had hij 90 ongetwijfeld hetzelfde gedaan. ‘Wat zelfkritiek zo gemakkelijk maakt, is dat ze ons het gevoel geeft dat we ons boven onze tekortkomingen verheffen door ze te benoemen, en ze zo van hun afschuwelijkheid ontdoen.’ 95 Godgeleerde meisjes stemmen tot nadenken. 60

3 • De column

399

bert Wagendorp auteuR

Bert Wagendorp

kaLenDeR

1956-

keRnbeGRip

columnist

situeRinG

Wagendorp is schrijver en journalist. Hij houdt zich als journalist vooral bezig met sport. Hij schrijft ook columns en verhalen. De wereld volgens Wagendorp geboekstaafd.

Hella In 1978 verscheen de roman Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter van Hella Haasse, bij velen destijds nog bekend als Hella S. Haasse, de auteur van Oeroeg – nooit geweten dat die S. voor 5 Serafia stond. Mijn oma, een groot liefbebber van de letteren, zei dat het prachtig was, en dat ik het zeker moest lezen. Geen haar op mijn hoofd dat erover piekert, zei ik. Haasse! 10 Ik was derdejaarsstudent Nederlands en las me suf. Amerikanen en Russen, Wolkers, Mulisch, Hermans, Boon en Claus, Den Uyl, Biesheuvel, Hotz, Kellendonk, De Jong, de vroege A.F.Th. … Maar Hella Haasse dus niet. 15 Hella Haasse was in februari 1978 60 jaar geworden. Ze had al een imponerend oeuvre van romans en essays op haar naam. Maar in het Alfagebouw 1

aan de Groningse Grote Kruisstraat hoefde je er niet mee aan te komen. Daar ging het gesprek niet over de 20 nieuwe Haasse, maar over het zwaarmoedig navelstaren van Jeroen Brouwers. ‘Magistraal. Toen ik het uitgelezen had, wilde ik me opknopen. Zo goed.’ Hella Haasse overleed gisteren als laatste van een grote Nederlandse generatie schrijvers. Maar in 1978 25 werd zij daar niet toe gerekend, hoe dat na haar dood ook zal worden verdonkeremaand. De erkenning kwam pas later, en nooit helemaal. Ze bleef toch vooral de verteller van mooie historische verhalen. En vertellers, daartegen koesteren wij in Nederland nu 30 eenmaal een groot wantrouwen. Haasse publiceerde in 1949 op 31-jarige leeftijd het prachtige Het woud der verwachting. Er kwam een stem aan het woord die we in de Nederlandse literatuur nog maar zelden hadden gehoord. Louis Paul 35 Boon had al een paar van zijn grote romans afgerond, Gerard Reve publiceerde in datzelfde jaar Werther Nieland, Willem Frederik Hermans De tranen der acacia’s. Harry Mulisch zat nog druk te schrijven aan zijn debuut Archibald Strohalm, Hugo Claus aan De 40 Metsiers, Jan Wolkers dacht nog helemaal niet aan boeken. Ze zouden als schrijver meer aanzien verwerven dan Haasse. Die niettemin stilistisch en vooral wat vertelkracht betreft minstens hun gelijke was en in 45 de meeste gevallen de betere. Haasse had niet de grote bek waarmee Hermans, Reve, Mulisch en Wolkers in de nieuwe massamediacultuur hun naam en faam vergrootten, dat had er misschien ook mee te maken. 50 In augustus verscheen in De Groene Amsterdammer het laatste interview met Haasse. Ze werd aangekondigd als ‘de grootste schrijver die Nederland nog heeft’. Een mooi, maar ook twijfelachtig eerbewijs: het dubieuze voorrecht van de laatste overlevende 55 van een grote generatie. ‘Lezen, feiten noteren, onderzoek doen, interpreteren, en de rest verzinnen’, zo typeerde ze haar schrijven. ‘Mijn hele leven is daarop gebaseerd geweest.’ Ze had het voor een groot deel geleid in haar verhalen, Hella S. Haasse.

400

Tussen literaire en zakelijke communicatie

zei ze en was gelukkig geweest. Meer verteller uit noodzaak, dan schrijver van beroep. Dat ze nooit tot de grote zus of zo was gerekend, kon haar niets schelen, zei ze in 2009 tegen de NOS. Ik vermoed dat Hella Haasse, meer dan haar al 65 bijna niet meer gelezen mannelijke generatiegenoten, in haar boeken zal voortleven. Het enige wat sterker is dan de dood, is het krachtige verhaal. Die heeft ze genoeg geschreven.

60

Gisteravond moest ik naar een literair radioprogramma. Ik verwachtte te worden afgebeld, omdat het vanwege de dood van Haasse vast zou worden omgegooid. Dat gebeurde niet. ‘We staan er kort bij stil’, zei een redactrice. ‘Het is heel anders dan bij de 75 dood van Mulisch. Ik hoor er niemand over.’ Zie je wel, dacht ik. Gestorven en nog steeds onderschat.

70

Noot: Hella S. Haasse overleed op 29 september 2011.

Wim Daniëls auteuR

Wim Daniëls

kaLenDeR

1954-

keRnbeGRip

columnist

situeRinG

Daniëls werkte een tijdlang als universitair docent taalkunde, maar is nu fulltime schrijver. Hij heeft gesproken columns op de radio. Komkomma (2012) is daarvan een soort ‘best of’.

boer zoekt vrouw Een combinatie van drie woorden heeft het meeste effect, zo blijkt uit onderzoek. ‘Hiep hiep hoera’ werkt beter dan ‘hiep hoera’ of alleen ‘hiep’ of ‘hiep hiep hiep hoera’. Pim Pam Pet spelen zou lang niet 5 zo aardig zijn als het Pim Pam zou heten. En ‘lachen, gieren, brullen’ is veel leuker dan alleen ‘lachen, gieren’. Daarom zijn Boer zoekt vrouw en Man bijt hond ook zulke sterke titels. En door hun succes blijken ze zich ook vaker met elkaar te vermengen. Via Google 10 ontdekte ik bijvoorbeeld dat er 54 vindplaatsen zijn voor ‘boer bijt vrouw’ en 96 voor ‘boer bijt hond’. Vroeger zouden dat ondenkbare woordcombinaties zijn geweest. Ik trof ook 70 vindplaatsen aan voor ‘boer laat boer’, 15 terwijl de zoekopdracht ‘boerin laat boer’ het gigantische aantal van 161 000 resultaten opleverde. Maar bij nadere beschouwing bleek het vooral een deel van een iets langere zin te zijn: ‘Boerin laat boer in de steek.’ Vandaar natuurlijk ook dat programma Boer 20 zoekt vrouw. Ik mag er graag naar kijken, al maak ik me wel zorgen over de toekomst van het programma. Het aantal boeren in Nederland holt namelijk achteruit. En ik kan de KRO op een briefje geven dat een programma met de titel ‘Gestopte boer zoekt vrouw’ 25 geen succes wordt. Bovendien zijn dat vier woorden en geen drie. Wel zie ik diverse andere mogelijkheden voor een vervolg van Boer zoekt vrouw. Omdat de bevolking van Suriname wel toe is aan een verzetje nu het leven 1

Wim Daniëls.

er steeds duurder wordt, kun je denken aan ‘Paramariboer zoekt vrouw’. Ook aardig lijkt me een serie over tambour-maîtres die een vrouw zoeken. Het is een goed bewaard geheim dat er onder tambourmaîtres veel vrijgezellen zitten, omdat ze zo gefixeerd 35 zijn op het jongleren met hun tamboerstok. Verder zou je nog een serie kunnen maken over groenteboeren, visboeren, ijscoboeren, sigarenboeren en melkboeren die een vrouw zoeken. Maar de melkboeren staan ook in de belangstelling van het 40 programma Spoorloos, omdat er veel kinderen in Nederland zijn die ooit te horen hebben gekregen dat ze er misschien eentje van de melkboer zijn, zonder dat daarbij de naam van de melkboer is genoemd. Het lijkt me ook wel heerlijk om Derk Bolt van Spoorloos 45 te horen zeggen: ‘Als we afreizen naar het zuiden van Nederland, weten we niet veel meer dan dat Anna’s vader in de jaren zestig melk rondbracht in de regio Zuidoost-Brabant en daarbij altijd een pet droeg. Door de sterke titel Boer zoekt vrouw ben ik op inter50 net ook al eens gaan zoeken naar ‘Wim zoekt vrouw’. Dat leverde niet minder dan 603 vindplaatsen op, 30

3 • De column

401

waarvan er 69 voor rekening kwamen van ‘boer Wim’, dus ‘Boer Wim zoekt vrouw’. Dat was ongetwijfeld boer Wim uit een van de vorige edities van 55 Boer zoekt vrouw. Die Wim was heel even onder de pannen dankzij Boer zoekt vrouw, maar nu zoekt hij opnieuw. Daarnaast zijn er nog 534 andere Wimmen die een vrouw zoeken. Dat vind ik een hopeloos hoog aantal, want internet gaf maar drie tref60 fers bij de zoekactie: ‘Vrouw zoekt Wim’. Een van die drie Wimmen die gezocht worden, is er eentje ook al gepreciseerd als Wim van Dijk, die ik toevallig ken. Het is een huisschilder uit mijn geboortedorp. Dus mocht de betreffende vrouw Wim van Dijk 65 nog altijd zoeken, dan kan ze even contact met me opnemen, zodat ik zijn adres kan doorgeven. Hij is ook nog van boerenkomaf. En de grootste verdienste van Boer zoekt vrouw is misschien toch wel dat van boerenkomaf zijn een pluspunt is geworden. De 70 boer die alleen maar voortploegt, dat beeld bestaat niet meer. De ploegende boer is vooral een zoekende boer geworden, maar dan een zoekende boer die men graag vindt.

Cover van Komkomma.

402

Tussen literaire en zakelijke communicatie

pastoor eele le past oor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol met spek. Echt iets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken

terug. r aan te rug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebrand zodat zijn huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was g

matisch m atisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op straat en in het klooster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu

iikk kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij mijn oom was. Daarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resul

aantall kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschuldigt mij terecht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedro et aanta

dat eekk zó d at ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan jegens alle dieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor

Reynaert e Reyn aert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk mij alstublieft genade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederla

nader: n ader: IIkk zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u beleden heb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ ze

vaan Mett Firapeel dat si gingen Ende maakten pais van alle dingen De lekenbiecht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verk va an Me

koning r de kon ing gaan En vrede sluiten, neem ik aan.’ Met Firapeel gingen zij mede En sloten met z’n allen vrede. Bi Gode , ic dart u wel raden Isengrim sprak tot den bere Wat sechdire toe, Brune here? Bruun sprac: Ic hebbe liever in de rijsere, dan hier te Liggen int ijsere Laat ons tot den koning gaan Ende sinen pais

huldigt. h uldig t. Hij heeft u per abuis beschuldigd, maar zal dat nooit of nooit meer doen. Neem zijn voorstel aan! Verzoen u! Schenk elkaar vandaag genade! Bij God, ik durf dat aan te raden!’ Isengrin zei tot de beer, ‘Wat denk jij ervan, mijnheer?’ ‘Ik wil in de bosjes stoeien, Liever dan hier in de boeien Liggen. Laat

kken, en, in het bos of in de wei. De koning doet er nog iets bij. U krijgt ook nog het privilegie Reynaert en heel zijn familie ongestraft te molesteren, waar u ze ook kunt traceren. Deze twee enorme vrijheden, wil hij u in ruil voor vrede geven, tot in eeuwigheid. Maar dan vraagt zijne majesteit dat u hem trouw zweer

vredee en een vrijgeleide. Mijnheer de koning groet u en het spijt hem vreselijk nu dat hij u dit heeft aangedaan. Hij biedt u zijn excuses aan, 1wat de anderen ook denken. Belijn geeft hij u ten geschenke en mét hem elke ram en geit. U mag er tot in eeuwigheid en naar believen jacht op maken. Laat ze u van h een n vred

hij h ij hem beloven dat hij nooit meer iets zou roven of zou stelen en voortaan uitsluitend nog zou denken aan zijn ziel. Op hoop van zegen gingen zij daarna hun wegen. Daarmee was de biecht gedaan De dappere Firapeel ging toen naar de gevangenen. Hij vond ze in de boeien liggen, bond ze los en zei: ‘Ik bre

uit een haag een kleine roede en gaf hem daarmee veertig boeteslagen, één voor elke misdaad. Vervolgens gaf hij hem de raad ich tot het goede te bekeren en te vasten en te mediteren, en te heiligen de dag des Heren, en iedereen te corrigeren die naast het rechte pad zou lopen en eerlijk aan de kost te komen. Ve

Grimbeert e Grimb eert Mijn tactgevoel is veel te groot om u hier zomaar bot en bloot te zeggen dat ik met mijn tante heb gevrijd. Wij zijn verwanten en ik wil u niet choqueren. Zo, dat was het ongeveer, euh, verder weet ik niets meer nu en daarom, Grimbeert, vraag ik u een aangepaste penitentie.’ Grimbeert, vol intellige

haar bedreven h aar be dreven dat ik liever voor mij had dan achter mij.’ Grimbeert sprak: ‘Zeg, als je biechten wil bij mij om zo van al je zonden vrij te zijn, wel, spreek dan klare taal. Wat betekent dit verhaal?’ ‘Ik heb iets met haar gedaan!’ ‘Hoe moet ik dat nu juist verstaan? Ik wil het scherp geformuleerd. Reynaert zei: ‘M

rregen egen IIsengrin sengrin in zicht. Ze hebben hem bijna gedood. Ik heb hem dikwijls diep in nood gebracht. Maar, wat ik ook met hem mag hebben uitgespookt, ik heb toch het meeste spijt van mijn gebrek aan loyauteit voor Yswende, zijn mooie vrouw, waar hij onnoemelijk van houdt. God moet het mij vergeven! Ik heb

hield h ield ik hem toch voor de zot- deed ik hem schrikken. De debiel verloor zijn evenwicht en viel! Hij tuimelde van hoog in’t dak omlaag en landde met een smak beneden op de vloer. Iedereen schoot wakker en er was geeneen die op dit nachtelijke uur kon raden, wat er naast het vuur gevallen was! Ze maakten l

dan naar d an na ar voor en tastte in het donker rond. Omdat hij uiteraard niks vond, zei hij bezorgd: ‘Ik vind geen buit!’ Ik zei: ‘Nonkeltje, wat steekt gij uit? Kruip wat verder naar het midden! Die, die hier het dichtste zitten, die heb ik vroeger al verschalkt!’ Hij kroop nog verder op de balk en toen hij ver genoeg was -

alk, vlakbij al k, vla kbij een valdeur! Hij geloofde mij! Ik overtuigde hem dat hij met mij tot op het dak moest klimmen en dat hij ginder boven binnen kon langs het bewuste valluik en dat hij daar zijn lege buik met kippenvlees kon vullen. Hij kon zijn vreugde niet verhullen en zenuwachtig kroopt hij door het luik. Hij b

liggen een n ligg en in een gracht. Joost mag weten hoe hij dat heeft overleefd. Maar, soit. De keer daarop beloofde hij een jaar lang mijn lakei te zijn als ik hem kippenvlees serveerde. Terwijl hij met mij meemarcheerde liet ik hem in ‘t kort verstaan dat er twee kippen en een haan verbleven in een boerderij, hoog op een

wat slagen lw at sla gen zolang hij bij bewustzijn was. Maar plots viel hij omver in ‘t gras; Hij was -zo leek het toch- morsdood. De vreugde van de jeugd was groot: Zij dansten, joelden, maakten herrie, legden hem dan op een berrie en over struikgewas en hagen hebben zij hem weggedragen. Buiten ‘t dorp is hij een nacht l

ddoek d doek omdeed. Zin of niet, hij had geen keuze, Isengrin. Ze sloegen hem zo hard met stokken tot zij hem uit het gat getrokken hadden. Alles moest hij ondergaan. Vóór men hem losliet, heeft men aan zijn hals een zware steen gebonden, en kort daarop zijn alle honden blaffend op hem losgelaten. Hij incasse

een r zat ee n wolf gevangen, die met zijn buik was blijven hangen in het gat. Wat een commotie! De buurt liep over van emotie en kwam naar het mirakel zien. Het spel was uit voor Isengrin. Hij werd intensief geschopt, en rondom bont en blauw geklopt. Hij kon niet eens verhinderen dat een handvol kinderen hem

te,, zag hij Isengrin. Wat nu volgt, is wel te voorzien. De pastoor wierp met het mes zijn oog uit. En toen kwamen zes gewapende parochianen die hem onder handen namen. Het ging er nogal luid aan toe. De buren kwamen uit hun huis en als een lopend vuurtje ging het nieuws rond: in de schuur van de past te

Isengrin r Isengr in gevangen zat. De haan zat in mijn mond, maar ach, wat woog hij zwaar! Ik kon niet anders dan hem daar toevallig laten vallen, voor het gat. ‘Voilà!’ riep de pastoor: ‘Je bent je buit al kwijt, stuk dief!’ Hij brieste. Ik zei ‘Alstublief!’ en ging er toen gezwind vandoor! En toen eerwaarde heer pastoor

ten te n dat hij ‘t deed!’ Hij nam zijn mes en smeet me dan de tafel achterna, zo hoog, dat ze met een grote boog over mij heen vloog op de vloer Hij vloekte als een ketter, zwoer en riep dat ik moest blijven staan. Hij sprong wild achter mij aan terwijl hij zwaaide met zijn mes en ik, ik leidde hem expres tot bij de pl

pluimvee p luimvee van het land. Hij was tam, at uit de hand en zo. Ik nam hem in mijn mond terwijl hij voor de tafel stond, voor de ogen van zijn baas! De priester brulde: ‘Galgenaas! Ik kan mijn ogen niet geloven! Dat komt mij voor mijn neus beroven in mijn eigen huis! Sanctus Spiritus, ik sla hem terminus! Het zal

beklaagd eeus us bek laagd dat hij zoveel honger had gehad en door dat smalle gat niet meer naar buiten kon geraken. Ik begon lawaai te maken in het dorp met veel tamtam, want ik had een super plan: Ik liep naar de pastoor, die -wat een toeval- juist aan tafel zat. De pastoor, die had een haan, die gerust model kon staan vo

. Echt iiets ets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken niet meer buiten kon geraken met zijn dikke buik en maag. Hij heeft het

at zijn huid huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was geen enkele pastoor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol

klooster n het kl ooster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu nog zuur aan terug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebr

was. D Daarenboven aarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resultaat dramatisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op st

terecht: te recht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedrogen dan ik kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij

dieren d ieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor dat ik het aantal kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschul

ublieft u blieft ggenade enade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederlands? Spreek zó dat ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan je

heb h eb wa watt ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ zei de sluwe Reynaert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk

ekenbiecht ekenbie cht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verklaar mij nader: Ik zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u b

1

Het communicatieproces 1.1

Negen communicatieve vragen

Een van de grondleggers van de communicatiewetenschap is de Amerikaanse socioloog Harold Lasswell. Hij schematiseerde de communicatiemechanismen aan de hand van vijf vragen, ook wel gekend als de Formule van Lasswell (1948). Deze vijf vragen kunnen ook vandaag nog als de basis beschouwd worden bij het opstellen van een communicatiemodel.

WIE zegt WAT aan WIE via welk KANAAL met welk EFFECT? Formule van Lasswell.

wie?

Wie communiceert?

je leraar, je ouders, je vrienden …

zegt wat?

De inhoud van de boodschap

uitnodiging voor een party, tickets reserveren voor een film …

aan wie?

De doelgroep(en)

je vriend(en), voetbaltrainer, loketbediende …

hoe?

Via welk kanaal (middel, medium)

telefoon, e-mail, folder …

met welk effect?

De gevolgen van de communicatie

een ticket reserveren, subsidie krijgen …

Communicatiemodel.

Een aantal vragen wordt hier echter niet gesteld. Je verkrijgt een vollediger communicatiemodel als je niet van vijf, maar van negen vragen uitgaat. wie? zegt wat? waarover?

De relatie van de boodschap tot de werkelijkheid. Naar welke werkelijkheid verwijzen woorden? Verwijzen woorden naar een werkelijkheid of alleen naar een bedoeling?

Een voorbeeld: in een gesprek gaat het over amnestie. Maar waarover heeft men het eigenlijk? Voor de enen is dat vergeten en vergeven van oorlogsmisdaden, voor de anderen alleen het wegwerken van de naweeën van de repressie.

aan wie? met welke bedoe- Doelstelling, oogmerk van de ling? / waarom? communicatie hoe?

Evenement aankondigen, stickers voor 11.11.11 verkopen, geld krijgen …

langs welke weg? Direct of indirect Welke taal wordt er gebruikt? in welke De situatie, de context omstandigheden?

Al dan niet met een tussenpersoon, Engels, Standaardnederlands, dialect … Omstandigheden spelen eigenlijk altijd mee. Je kunt bv. een bepaalde mop wel op een fuif, maar niet op een begrafenis vertellen.

met welk effect? Vervolledigd communicatiemodel.

Bij een verdere uitbreiding kun je nog meer vragen stellen. waar?

Geografische situering van de communicatie

lokaal, regionaal, nationaal, internationaal (o.a. het multicultureel aspect wordt hier beter bevraagd)

wanneer?

Tijdstip van de communicatie

een maand voor de vakantie, tien minuten voor het begin van het examen …

Uitbreiding van het communicatiemodel.

404

Zakelijke communicatie

1.2

Het communicatiemodel

Het communicatieproces kun je grafisch weergeven in de vorm van een communicatiemodel. ruis 1.2.8

ruis 1.2.8

CODEREN 1.2.6/1.2.7

zender wie? 1.2.1

expressief aspect 1.2.2

ruis 1.2.8 DECODEREN 1.2.6/1.2.7

boodschap wat? waarover? 1.2.2

appellerend aspect 1.2.2

ontvanger aan wie? 1.2.1

zakelijk aspect 1.2.2 relationeel aspect 1.2.2 kanaal (medium) hoe? 1.2.3 | code langs welke weg? 1.2.6/1.2.7 kenmerken: aantrekkelijk, duidelijk, gepast, correct 2.2 t.e.m. 2.5 | doel met welke bedoeling? / waarom? informeren, instrueren, overtuigen, activeren, diverteren, emotioneren 1.2.4/1.2.5 feedback/terugkoppeling

ontvanger aan wie? 1.2.1

met welk effect? 1.2.9

zender wie? 1.2.1

situatie/context in welke omstandigheden? waar? / wanneer? 1.2.10 Grafische weergave van communicatie.

1.2.1

Schema: ©José Vandekerckhove.

Zender en ontvanger

Het zelfbeeld, de persoonlijkheid, de communicatiestijl … van de zender kunnen een grote rol spelen in het communicatieproces. Is de zender geduldig, extravert of introvert, conservatief of progressief, creatief, een controlefreak …? De ontvanger (de doelgroep) bepaalt vanzelfsprekend ook mee de boodschap. Goede zakelijke communicatie moet afgestemd op de ontvanger(s)/publiekgericht zijn, want anders bereikt je boodschap zijn doel niet. Je spreekt bv. anders tot een groep 15-jarigen 1•Hetcommunicatieproces

405

dan tot een groep van leerkrachten en de communicatie met een individu zal een andere vorm aannemen dan wanneer je je richt tot een hele zaal vol mensen. Zowel zender als ontvanger kunnen één persoon, maar ook een groep mensen, een bedrijf of de overheid zijn. Is er meer dan één ontvanger, dan spreek je van publiek. Als je een bepaalde groep ontvangers op het oog hebt, dan noem je dat een doelgroep. Een gerichte doelgroep heeft bepaalde gemeenschappelijke kenmerken, bijvoorbeeld ongeveer dezelfde leeftijd, opleiding, interesses en behoeften. Denk daarbij aan de leden van de plaatselijke voetbalclub. Een groep ontvangers met vage kenmerken, zoals ‘jongeren’ of ‘ouderen’, noem je een brede doelgroep. Zender en ontvanger kunnen ook in één persoon verenigd zijn, bijvoorbeeld wanneer je praat tegen (of in) jezelf.

1.2.2 De vier aspecten van een boodschap

Kerneigenschappenvaneenboodschap Taalkundigen, communicatiespecialisten en psychologen onderscheiden vier kerneigenschappen van een boodschap. Stel je de volgende situatie voor: tijdens een les zegt de leerkracht (= zender): ‘Hou nu op met sms’en (= boodschap)!’ Jij (= ontvanger) bergt snel je gsm op (= non-verbale feedback). Behalve informatie over het onderwerp (= jij als leerling sms’t tijdens mijn les) bevat de bovenstaande boodschap ook informatie over de leerkracht (= hij vindt dat vervelend), zijn bedoeling (= hij wil dat je ophoudt) en zijn relatie met jou (= hiërarchisch). zakelijk aspect informatie over het onderwerp

zender

boodschap expressief aspect informatie over de zender

relationeel aspect informatie over de relatie tussen zender en ontvanger appellerend aspect informatie over het doel

De vier kerneigenschappen van een boodschap.

406

Zakelijke communicatie

ontvanger

Het zakelijke aspect van de boodschap betreft de feitelijke informatie over het onderwerp. Dat is het referentiële niveau. De drie andere aspecten bevinden zich op betrekkingsniveau. Het expressieve aspect van de boodschap betreft het beeld dat de boodschap van jou als zender geeft. Het appellerende aspect van de boodschap betreft het hoofddoel dat je wilt bereiken. Het relationele aspect van de boodschap betreft de manier waarop je tegen de ontvanger aankijkt. Beschouw je de ander als gelijke, bovengeschikte of ondergeschikte? Stel je je formeel afstandelijk of informeel vertrouwelijk op?

Vierzijdigzenden:tipsvoordezender Zakelijk aspect van de boodschap • Informeer begrijpelijk. • Informeer bondig: vermijd onnodige details en uitweidingen. Expressief aspect van de boodschap • Laat die kant van jezelf zien waarvan je verwacht dat die het beste past bij de communicatiesituatie. • Vraag je daarom af hoe je bij de ontvanger wilt overkomen, bijvoorbeeld deskundig, serieus, vriendelijk, zelfverzekerd, bescheiden, behulpzaam of enthousiast. • Pas je taal en non-verbale gedrag daarbij aan. • Vermijd het overdreven benadrukken van je sterke kanten (imponeergedrag) en verbergen van je zwakke kanten (façadegedrag). Appellerend aspect van de boodschap • Zorg voor een duidelijk hoofddoel: informeren, instructie geven, overtuigen of activeren. Relationeel aspect van de boodschap • Tref de juiste toon in relatie tot de ontvanger. • Kies (afhankelijk van de situatie) het juiste register: formeel of informeel, afstandelijk of vertrouwelijk, standaardtaal of dialect. • Geef zowel positieve als negatieve feedback. Toon waardering door eerst de sterke kanten van de ontvanger te loven en dan pas zijn zwakke punten te bekritiseren. Daardoor wordt de negatieve feedback minder bedreigend voor de ander.

Vierzijdigontvangen:tipsvoordeontvanger Zakelijk aspect van de boodschap • Stel vast wat het onderwerp, de hoofd- en/of bijzaken en de hoofdgedachte van de tekst zijn. • Maak een onderscheid tussen feiten en meningen. • Ga na of de feitelijke informatie betrouwbaar is. Expressief aspect van de boodschap • Vraag je af welke indruk de zender op je maakt. • Stel vast of de zender geloofwaardig is. Gelooft hij duidelijk in zijn eigen boodschap? Speelt hij niet te opzichtig toneel? Krijg je het onaangename gevoel dat je ‘bespeeld’ of ‘gemanipuleerd’ wordt? Appellerend aspect van de boodschap • Vraag je af welk hoofddoel de zender probeert te bereiken. Relationeel aspect van de boodschap • Stel vast of de toon waarop je wordt aangesproken gepast is. • Vraag je af of het gebruikte register past bij de communicatiesituatie. • Vat negatieve feedback niet onmiddellijk op als een persoonlijke aanval. • Ga niet direct in de verdediging. Ga zorgvuldig na in hoeverre de kritiek terecht is en hoe je daar je voordeel mee kunt doen.

1•Hetcommunicatieproces

407

1.2.3 Het kanaal Een kanaal (medium) is een hulpmiddel dat de boodschap overbrengt van de zender naar de ontvanger. Bijvoorbeeld: stem, boek, krant, tijdschrift, brief, radio, televisie, telefoon, sms, mms, e-mail, twitter, maar ook een cartoon en een foto. Met massamedia – bijvoorbeeld radio, televisie, krant, tijdschrift, boek en internet – kun je heel veel mensen tegelijkertijd bereiken. Je spreekt dan van massacommunicatie.

1.2.4 Doel van de boodschap en het nagestreefde effect Als je over een bepaald onderwerp spreekt of schrijft, wil je daarmee iets bereiken. Welke communicatiedoelen zijn mogelijk en wanneer bereik je je doel, of met andere woorden: wanneer is de communicatie geslaagd? In de tabel zie je een overzicht. Communicatiedoel

Geslaagde communicatie

Informeren Je wilt kennis overdragen. Bijvoorbeeld: je legt uit wat de Je doel is bereikt als de ontvanger weet wat de oorzaken oorzaken van spijbelen zijn of doet verslag van een excursie. van spijbelen zijn of wat je hebt gedaan, gezien … tijdens de excursie. Instructie geven (instrueren) Je wilt dat de ontvanger weet hoe hij iets moet doen, bijvoorbeeld een aanvraagformulier invullen of een appeltaart bakken.

Je doel is bereikt als de ontvanger inderdaad de noodzakelijke handelingen kan uitvoeren.

Overtuigen Je wilt de ontvanger met argumenten overtuigen van jouw standpunt.

Je doel is bereikt als de ontvanger het met je argumentatie eens is.

Activeren Je wilt dat de ontvanger iets doet of laat, bijvoorbeeld een bepaald product kopen of verantwoord alcohol drinken.

Je doel is bereikt als de ontvanger daadwerkelijk het gewenste gedrag vertoont.

Diverteren Je wilt de ontvanger vermaken. Je maakt bijvoorbeeld je Je doel is bereikt als de ontvanger vindt dat je aantrekkelijk presentatie aantrekkelijk met een grappige inleiding en met presenteert. opvallende illustraties. Emotioneren Je wilt de ontvanger emotioneel raken, zodat hij bijvoorbeeld geld geeft aan de slachtoffers van een natuurramp.

Je doel is bereikt wanneer de gevoelens van de ontvanger zodanig worden aangesproken dat hij geld schenkt.

Wanneer is commmunicatie geslaagd?

Je kunt verschillende communicatiedoelen combineren. Een voorbeeld. Je school maakt een folder voor de opendeurdagen. Het doel van die folder lijkt informatief: de schoolleiding verstrekt allerlei informatie over je school. Maar dat is natuurlijk niet het echte doel. De bedoeling is vooral om de lezers te overtuigen van het nut van die opendeurdagen, zodat ze geactiveerd worden om ernaartoe te komen. Daarom wordt ook uitgelegd hoe je de school kunt bereiken; er wordt dus ook instructie gegeven. Er zijn dus meerdere doelen, maar één ervan – activeren – is het hoofddoel, terwijl informeren, overtuigen en instrueren als hulpdoelen fungeren. Ze helpen om het hoofddoel te bereiken.

1.2.5 Tekstsoorten en teksttypen Elke zakelijke tekst kun je op grond van zijn hoofddoel onderbrengen bij een van de volgende tekstsoorten: informatief, instructief, overtuigend of activerend. Bij zakelijke communicatie fungeren diverterende en emotionerende doelen als hulpdoelen. Bijvoorbeeld: het hoofddoel van een reclamemaker is om zijn doelgroep over te halen

408

Zakelijke communicatie

een bepaald product aan te schaffen. Maar tegelijkertijd maakt hij zijn reclamespotje vermakelijk door er een stevige portie humor in te stoppen. Tekstsoorten omvatten allerlei concrete teksttypen. tekstdoel

tekstsoort

voorbeelden van teksttypen

informeren

informatief

•nieuwsbericht in het journaal •excursieverslag in de schoolkrant

instructie geven

instructief

•gebruiksaanwijzing •routebeschrijving

overtuigen

overtuigend/persuasief

•recensie •debat

activeren

activerend

•sollicitatiebrief •personeelsadvertentie

Teksttypen.

1.2.6 Code Als je de boodschap codeert in taal (mondeling of schriftelijk), is er sprake van verbale communicatie. Gebruik je andere communicatiemiddelen (bijvoorbeeld lichaamstaal, illustraties), dan spreek je van non-verbale communicatie. De boodschap kan elke geschreven, gesproken, non-verbale, audiovisuele, digitale … mededeling zijn. Als ontvanger decodeer je de boodschap. Je voorziet de woorden, klemtoon, intonatie en lichaamstaal van een betekenis en interpreteert wat de zender daarmee bedoelt.

1.2.7 Non-verbale communicatie Als je non-verbaal communiceert, gebruik je andere communicatiemiddelen dan woorden en zinnen. Bijvoorbeeld: je maakt een liftgebaar aan de kant van de weg of je mailt een foto van een zojuist gekochte jurk. Meestal gebruik je echter gelijktijdig zowel verbale als non-verbale communicatiemiddelen. Tijdens mondelinge communicatie kunnen lichaamstaal (gebaren, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen, oogcontact, lichaamsafstand) en stemtaal (klemtonen, intonatie, spreeksnelheid, spreekpauzes, haperingen, stemvolume) acht functies vervullen. Functie

Voorbeeld

Herhalingsfunctie

Je zegt ja en je knikt ja.

Vervangingsfunctie Je trekt een vies gezicht als je wordt gevraagd hoe iets smaakt. Tegenstrijdige functie

Je zegt ‘Lekker weertje’ (terwijl het buiten noodweer is), maar je gezichtsuitdrukking verraadt dat je ironie gebruikt en het omgekeerde zegt van wat je bedoelt.

Accentuerende functie

Je onderstreept met een korte, afgemeten toon dat jouw geduld op is.

Emotionele functie Je slaat troostend een arm om iemands schouder. Regulerende functie

Je steekt een vinger op om aan te geven dat je iets wilt zeggen.

Feedbackfunctie

Je geeft de ander non-verbale feedback door bedenkelijk met je hoofd te schudden.

Relationele functie De wijze waarop je een hand geeft of de onderlinge afstand vergroot of verkleint, de plaats die je aan tafel inneemt, zegt iets over de machtsrelatie en verstandhouding tussen jou en de ander. Functies van non-verbale communicatie.

1•Hetcommunicatieproces

409

Met de interpretatie van non-verbaal gedrag moet je als ontvanger voorzichtig zijn. De zender kan huilen van verdriet, maar ook uit blijdschap; rood worden van schaamte, maar ook van woede; afstand houden uit eerbied, maar ook uit angst voor jou. Ook bij schriftelijke communicatie gebruik je non-verbale middelen, zoals opmaak, witregels, vet of cursief gedrukte lettertypes, tekeningen, foto’s, cartoons, smileys, emoticons, pictogrammen, logo’s, landkaarten, plattegronden, schema's, tabellen, grafieken en diagrammen. Ze kunnen de volgende functies vervullen: Functie

Voorbeeld

attractieve functie

Typografie, lay-out en illustraties trekken aandacht en kunnen de aantrekkelijkheid van de tekst verhogen.

emotionerende functie

Illustraties kunnen een bepaalde emotie overbrengen. Dat kan variëren van ontroerend en grappig tot afkeer en verontwaardiging.

cognitieve functie

Lettertype en -grootte, witregels, vette (paragraaf)titels, cursivering en puntsgewijze opsommingen helpen lezers om de tekst met zo weinig mogelijk inspanning te lezen en te zien wat (minder) belangrijk is. De opmaak van een tekst kan de samenhang tussen de onderdelen verduidelijken. Schema’s, tabellen, grafieken en diagrammen kunnen cijfermateriaal en tekstuele informatie overzichtelijk presenteren. Daardoor kunnen lezers de inhoud sneller en beter begrijpen en onthouden.

Functies van non-verbale schriftelijke middelen.

1.2.8 Ruis Je spreekt van ruis als er storingen optreden tijdens het communicatieproces. Om een juist beeld te krijgen van de communicatiemechanismen moet je ruis eigenlijk toevoegen op alle niveaus waar er sprake is van een communicatieoverdracht. Op het niveau van de zender, de boodschap, het kanaal en de ontvanger. Ruis kan bv. ontstaan op het moment waarop de zender zijn boodschap formuleert, bij de keuze van een ‘verkeerd’ kanaal, bij de interpretatie van de boodschap door de ontvanger … Je zou kunnen stellen dat ruisloze communicatie niet bestaat. Als zender kun je echter wel proberen om zo veel mogelijk ruis te reduceren. externe of fysieke ruis

Storingen van buitenaf die de communicatie bemoeilijken, zoals lawaai, een onleesbaar handschrift of een zwak gsm-signaal.

psychologische ruis Emoties, vooroordelen en stereotyperingen die de communicatie belemmeren. Bijvoorbeeld: je hebt relatieproblemen met je vriend(in) en kunt je daarom moeilijk concentreren tijdens een vergadering. semantische ruis

Storingen die het begrijpen van de boodschap bemoeilijken. Bijvoorbeeld: je spreekt dialect, jargon of straattaal waardoor de ontvanger je slecht begrijpt.

sociale ruis

Storingen als gevolg van ongepast gedrag. Bijvoorbeeld: tijdens een sollicitatiegesprek draag je een T-shirt, spijkerbroek en sportschoenen, terwijl men formele kleding verwacht.

Vier soorten storingen.

410

Zakelijke communicatie

1.2.9 Feedback In een gesprek kan de ontvanger direct reageren op de boodschap. Die reactie noem je feedback of terugkoppeling. Er is dan sprake van wisselwerking of interactie tussen de gesprekspartners: ze zijn afwisselend zender en ontvanger.

Serge

'Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan?'

Claire

zender

boodschap

ontvanger

Serge

‘Helaas kan ik niet, maar morgen kan ik wel.’

Claire

ontvanger

feedback

zender

Van boodschap naar feedback.

Claire geeft verbale feedback. Ze had ook non-verbale feedback kunnen geven door ‘nee’ te schudden. Ook bij schriftelijke communicatie en zelfs bij massacommunicatie kun je verbale feedback geven, bijvoorbeeld in een lezersbrief of via het internet. Het interactieproces verloopt dan wel indirect. Feedback is een belangrijk hulpmiddel om erachter te komen of en hoe je boodschap is overgekomen bij de ontvanger. Uit de feedback kun je bijvoorbeeld opmaken dat je boodschap niet goed begrepen is of dat de ontvanger het (on)eens met je is.

1.2.10 Situatie en context De situatie is als het ware een frame waarin de communicatie ingelijst is. Onder ‘situatie’ versta je waar, onder welke culturele spelregels, wanneer, met wie en met welke omstanders de communicatie plaatsvindt. Het maakt vanzelfsprekend een verschil uit waar mensen met elkaar praten: op school, op café, in een ziekenhuis, in een kerk … De omgeving bepaalt ten dele hoe en waarover er gepraat wordt. Daarnaast heeft elke samenleving, en elke groep daarbinnen, eigen culturele spelregels voor zowel verbale als non-verbale communicatie. Dat aspect zal uiteraard een belangrijke rol spelen bij het al dan niet effectief en efficiënt zijn van interculturele communicatie. Ook wanneer communicatie plaatsvindt, heeft een invloed. Zijn de sprekers vermoeid na een zware dagtaak, gestrest door een probleem in hun familie, totaal relaxed tijdens hun vakantie? Verder spelen met wie je communiceert en de relatie waarin je tot de andere staat ook mee. Heb je positieve of negatieve ervaringen met je gesprekspartner(s)? Spelen vooroordelen een rol? Heb je dezelfde waarden en normen? Botst je communicatiestijl al dan niet met die van de andere(n)? Zo zal bv. een conversatie tussen een pas gehuwd stel erg verschillen van een conversatie tussen een koppel in een (v)echtscheiding. Ten slotte speelt de al dan niet aanwezigheid van derden en het belang dat de communicerende personen aan privacy hechten een rol. Volgens de Advieslijst van taalbeschouwelijke termen is het begrip situatie iets ruimer dan context, al vallen de twee niet makkelijk te onderscheiden. Bij situatie denk je meer aan een externe situering. Bij context denk je meer aan de mentale of talige situering van het communicatieve gebeuren.

1•Hetcommunicatieproces

411

2

Effectieve en efficiënte communicatie Om effect te hebben, moet elke boodschap die je uitzendt per definitie aan de volgende voorwaarden voldoen: • de boodschap moet een context hebben waarnaar verwezen kan worden en die begrijpelijk is voor de ontvanger; • de boodschap moet gebruikmaken van een code die volledig of gedeeltelijk gemeenschappelijk is aan de zender en de ontvanger; • er dient een contactkanaal te bestaan dat zender en ontvanger in staat stelt om in communicatie te treden.

2.1

Criteria voor effectieve en efficiënte communicatie

Effectieve en efficiënte communicatie voldoet aan vier eisen. Ze is … • begrijpelijk of duidelijk; • aantrekkelijk; • gepast; • correct.

2.2

Wanneer communiceer je begrijpelijk of duidelijk?

Wanneer je onduidelijk en omslachtig communiceert, bestaat de mogelijkheid dat je doelgroep de betekenis en bedoeling niet (goed) begrijpt van wat je hebt gezegd of geschreven. Houd daarom rekening met de volgende acht adviezen. 1 Pas je woordkeus aan de ontvanger aan. 2 Formuleer nauwkeurig om vaagheid te vermijden. 3 Gebruik geen te lange zinnen. 4 Gebruik geen zinnen met een lange aanloop. 5 Gebruik eenvoudige tangconstructies. 6 Vermijd voorzetseluitdrukkingen. 7 Vermijd zinnen met twee of meer ontkenningen. 8 Maak zinnen met een lange opsomming overzichtelijk.

2.2.1 Hoe pas je de woordkeus aan de ontvanger aan? Houd in eerste instantie rekening met de ontvanger(s). Gebruik geen onnodige leenwoorden, zeker wanneer er een goed Nederlands woord voorhanden is. Leenwoorden als prematuur en exceptioneel kun je makkelijk vervangen door bv. voorbarig en uitzonderlijk. Gebruik zo min mogelijk vaktermen als je met leken communiceert. Gebruik een synoniem dat wel begrijpelijk is, zoals implementatie – invoering. Of geef de eerste keer dat je de vakterm gebruikt een heldere omschrijving. Bijvoorbeeld: contaminaties, dat zijn door elkaar gehaalde uitdrukkingen of woorden. Gebruik alleen gangbare afkortingen waarvan een breed publiek de betekenis kent (zoals cd, btw, pc, tv, dvd, gsm, tso). Schrijf minder gebruikelijke afkortingen de eerste keer voluit en zet de afkorting er tussen haakjes achter, bijvoorbeeld ‘de Stichting Hardrock Muziek (SHM)’. Maak zo min mogelijk gebruik van afkortingen van voorzetseluitdrukkingen, zoals t.a.v. en m.b.t. Gebruik geen lange samenstellingen die je makkelijk kunt splitsen. Bijvoorbeeld: inflatiebestrijdingsinstrumentarium – middelen om inflatie te bestrijden.

412

Zakelijke communicatie

2.2.2 Hoe formuleer je nauwkeurig? Je communiceert onnauwkeurig en vaag als je vragen oproept waarop de ontvanger geen antwoord krijgt. Te vermijden

Onbeantwoorde vragen

Er worden hoge eisen gesteld aan je taalgebruik als je begrijpelijk wilt communiceren. Welke eisen? Als je snel dat vliegticket koopt, krijg je een aanzienlijke korting.

Hoe snel? Hoeveel korting?

Door allerlei omstandigheden kan de sportdag helaas niet doorgaan.

Welke omstandigheden?

Deze leerlingen van allochtone afkomst scoren niet slechter op spellingtoetsen.

Niet slechter dan wie of welk jaar?

Voorbeelden van onnauwkeurige formuleringen.

In functie van de al of niet aanwezige voorkennis van de ontvanger(s) kun je: • controleren of je tekst antwoord geeft op belangrijke vragen als wie, wat, waar, wanneer, welke, hoe en waarom; • telwoorden gebruiken om tijd, hoeveelheid, bedrag en aantal nauwkeurig aan te duiden; • na een vergrotende trap – beter, mooier enzovoort – een antwoord geven op de vraag ‘beter dan wie?’, ‘mooier dan wat?’.

2.2.3 Hoe vermijd je te lange zinnen? Te lange zinnen hebben meestal te veel bijzinnen. Daardoor bevatten ze te veel informatie (een te hoge informatiedichtheid) en dat vergt te veel concentratie bij de lezer/luisteraar. Bovendien kost het te veel moeite om het onderlinge verband tussen alle bijzinnen te begrijpen. Te vermijden

Beter is

Uit onderzoek is gebleken dat zinnen van meer dan twintig woorden de leesbaarheid kunnen bemoeilijken, wat niet betekent dat alle zinnen van meer dan twintig woorden onleesbaar zijn, want er zijn genoeg lange zinnen die ‘als een trein’ lopen, maar daartegenover staan ellenlange zinnen waar geen doorkomen aan is.

Uit onderzoek is gebleken dat zinnen van meer dan twintig woorden de leesbaarheid kunnen bemoeilijken. Dit betekent niet dat alle zinnen van meer dan twintig woorden onleesbaar zijn, want er zijn genoeg lange zinnen die ‘als een trein’ lopen. Maar daartegenover staan ellenlange zinnen waar geen doorkomen aan is.

Verbetering van een te lange zin.

Tips • Maak zinnen bij voorkeur niet langer dan twintig woorden. • Prop niet te veel informatie in één zin; splits kettingzinnen en verdeel dezelfde informatie over kortere zinnen. • Maak het verband tussen zinnen duidelijk met signaalwoorden en verwijswoorden. • Gebruik in een zin liever niet meer dan één bijzin of niet meer dan twee nevengeschikte deelzinnen.

2.2.4 Hoe voorkom je zinnen met een lange aanloop? In zinnen met een lange aanloop staat de hoofdmededeling helemaal achteraan. Daardoor moeten lezers/luisteraars te lang wachten op de kern van wat je wilt zeggen. Te vermijden

Beter is

Hoewel het verkeersslachtoffer al op de operatietafel lag, die ijlings in gereedheid was gebracht, zodat er geen kostbare tijd verloren zou gaan, kwam de chirurg niet opdagen.

De chirurg kwam niet opdagen, hoewel het verkeersslachtoffer al op de operatietafel lag. Die was ijlings in gereedheid gebracht, zodat er geen kostbare tijd verloren zou gaan.

Verbetering van een zin met te lange aanloop.

Tip Haal de hoofdmededeling naar voren en splits de lange aanloop in twee of meer zinnen. 2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

413

2.2.5 Hoe vermijd je ingewikkelde tangconstructies? Bij een ingewikkelde tangconstructie staan twee woorden die bij elkaar horen te ver uiteen. Te vermijden

Beter is

De popzanger, die op weg naar het voetbalstadion waar hij zou optreden, een auto-ongeluk had gekregen, waardoor hij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis moest worden vervoerd en een spoedoperatie moest ondergaan, kwam niet opdagen.

De popzanger kwam niet opdagen. Op weg naar het stadion kreeg hij een auto-ongeluk, waardoor hij in het dichtstbijzijnde ziekenhuis direct moest worden geopereerd.

Toelichting: De persoonsvorm ‘kwam’ staat te ver van het bijbehorende onderwerp ‘de popzanger’. De lezer/luisteraar moet na het onderwerp veel te lang wachten op de persoonsvorm. De tot nu toe voortdurend door de minister van Economische De minister van Economische Zaken voorspelde een recessie, maar die komt er gelukkig niet. Zaken voorspelde recessie komt er gelukkig niet. Toelichting: De afstand tussen het lidwoord ‘De’ en het zelfstandig naamwoord ‘recessie’ is te groot. Toelichting bij ingewikkelde tangconstructies.

Tips • Vermijd tangconstructies met meer dan zes woorden. • Plaats bij elkaar wat bij elkaar hoort en maak van de tussenzin een aparte zin.

2.2.6 Hoe vermijd je voorzetseluitdrukkingen? Voorzetseluitdrukkingen bestaan meestal uit drie woorden die samen de functie van een voorzetsel hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot. Vervang ze door voorzetsels en voegwoorden. De zin wordt daardoor bondiger en duidelijker. Voorzetseluitdrukking

Beter vervangen door

ten behoeve van

voor

ten aanzien van

voor, over, op, tegen, van

ten gunste van

voor

met betrekking tot

over, voor

op het gebied van

op, voor

als gevolg van

door

in het kader van

bij, om, binnen, in, voor

in verband met

omdat, volgens, door, voor

onder invloed van

door

door middel van

door

met het oog op

voor, om

ter gelegenheid van

bij, omdat

uit oogpunt van

om

Voorbeelden om voorzetseluitdrukkingen te vervangen.

414

Zakelijke communicatie

2.2.7 Hoe vermijd je zinnen met twee of meer ontkenningen? In een ontkennende zin staan een of meer ontkennende woorden, bijvoorbeeld: ‘Mijn onderzoek had niet kunnen plaatsvinden als ik niet vele overuren had willen maken.’ Zulke zinnen met twee of meer ontkenningen zijn moeilijker te begrijpen dan positieve zinnen. Tips • Vermijd zinnen met twee of meer ontkennende woorden. Maak die zo veel mogelijk positief. Bijvoorbeeld: Ik heb dat onderzoek kunnen doen, omdat ik veel overuren wilde maken. • Vermijd dubbele ontkenningen, zoals Ik vind het niet onterecht dat je een boete hebt gekregen. Die zijn extra lastig voor lezers/luisteraars. Ze moeten namelijk ‘rekenen’: min maal min is plus, dus ‘niet onterecht’ betekent ‘terecht’. • Maak geen fouten in zinnen die al een ontkennend werkwoord bevatten. Bijvoorbeeld: afraden (aanraden om niet), betwijfelen (niet geloven), vermijden (niet doen), voorkomen (zorgen dat niet). Of in zinnen met tenzij (maar niet als …). Als je hierbij nog een ontkenning zet en je wilt maar één ontkenning uitdrukken, dan ontstaat een dubbele ontkenning die niet zo bedoeld is. Fout

Goed

De leerkracht moet voorkomen dat er niet gepest De leerkracht moet voorkomen dat er gepest wordt in zijn klas. wordt in zijn klas. Ik beloof je dat ik op je tuinfeest kom, tenzij het tenminste niet regent.

Ik beloof je dat ik op je tuinfeest kom, tenzij het regent.

Fouten in ontkennende zinnen.

2.2.8 Hoe maak je zinnen met een lange opsomming overzichtelijk? Zinnen waarin je iets opsomt, maak je overzichtelijker door een puntsgewijze opsomming van de delen. Tips: zorg ervoor dat alle opgesomde delen: • dezelfde zinsvorm hebben; • één doorlopende zin vormen met de inleidende zin. Fout

Goed

Jongeren houden van: •het luisteren naar popmuziek; •uitgaan hoort erbij; •ook met elkaar lol trappen vinden ze leuk; •gamen, sms’en en twitteren doen ze als de besten.

Jongeren houden van: •luisteren naar popmuziek; •uitgaan; •lol trappen met elkaar; •gamen, sms’en en twitteren.

Fouten in opsommingen.

2.3

Wanneer communiceer je aantrekkelijk?

Als je onaantrekkelijk communiceert, verslapt de aandacht van je doelgroep. Houd daarom rekening met de volgende adviezen: • Zorg voor een pakkende opening. • Zorg voor een aantrekkelijke afsluiter. • Spreek de ontvanger aan (ook bij schriftelijke communicatie). • Vermijd storende woordherhaling. • Gebruik actieve werkwoordvormen. • Gebruik voorbeelden en vergelijkingen. • Breng variatie aan in zinslengte en zinsbouw.

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

415

2.3.1 Hoe zorg je voor een pakkende opening? Voorkom saaie openingszinnen, zoals ‘In mijn presentatie wil ik het hebben over …’. Daarmee trek je de aandacht van je publiek niet. Hieronder staan verschillende manieren waarop je een tekst aantrekkelijk kunt openen. Ze zijn gebaseerd op Handboek stijl van Peter Burger en Jaap de Jong. Actuele opening

Breng het onderwerp in verband met de actualiteit. Bijvoorbeeld: Gisteren discussieerden deskundigen in het televisieprogramma Terzake over de oorzaken en gevolgen van klimaatveranderingen. Hun mening varieerde van ‘er is nauwelijks sprake van klimaatveranderingen, dus is er ook geen reden tot ongerustheid’ tot ‘klimaatveranderingen zullen op de lange termijn catastrofale gevolgen hebben’. Waarom verschillen deskundigen hierover zo grondig van mening? Anekdotische opening

Introduceer het onderwerp met een toepasselijke anekdote. Bijvoorbeeld: Tom Cruise speelde in Born on the Fourth of July een gehandicapte Vietnamveteraan. Om deze rol overtuigend te kunnen spelen, wilde hij zich een ruggenprik laten geven waardoor zijn onderlijf tijdelijk verlamd raakte. Veel Amerikaanse acteurs proberen het personage ‘te worden’. Dat heet method acting. Wat houdt die manier van acteren nu precies in? Citaatopening

Leid het onderwerp in met een toepasselijk citaat. Bijvoorbeeld: ‘Stoppen met roken is het makkelijkste wat er is; ik heb het al duizend keer gedaan’, zei de bekende Amerikaanse schrijver Mark Twain. Aan het begin van elk jaar nemen veel rokers zich voor om ermee te stoppen. Waarom valt dat lang niet altijd mee? Ik-opening

Begin de tekst met iets wat je zelf hebt meegemaakt. Bijvoorbeeld: Sinds mijn geboorte heb ik last van astma. We doorliepen het hele medische circuit: van huisarts naar kinderarts, van kinderarts naar longarts. Tot mijn vijftiende jaar heb ik tamelijk zware medicijnen gebruikt. Nu ben ik tien maanden onder behandeling van een acupuncturist. Medicijnen gebruik ik niet meer. Toch neemt mijn benauwdheid af. Hoewel ik – net als vele anderen – baat lijk te hebben bij deze ‘alternatieve’ behandeling, reageren ‘officiële’ artsen afwijzend. Ze zien er niets in. Sterker nog: ze zien zelfs gevaren als het circuit van alternatieve geneeswijzen blijft groeien. Waarom kiezen veel mensen tegenwoordig voor alternatieve geneeswijzen? Jij-opening

Spreek het publiek rechtstreeks aan met ‘jij’ of ‘u’. Daardoor betrek je de lezers/luisteraars bij het onderwerp. Bijvoorbeeld: Je hebt je diploma gehaald en nu is het dan zover: je gaat studeren in een andere stad en in een kamer wonen. Heb je wel eens nagedacht over de kosten daarvan? Hoe denk je het collegegeld, eten, uitgaan, de studieboeken en kamerhuur te betalen? In deze tekst geef ik je een aantal tips om in studentenland je hoofd boven water te houden.

416

Zakelijke communicatie

Schokkende cijfers

Introduceer het onderwerp met schokkende cijfers die de interesse wekken (‘Tjonge, zo veel?’ of ‘Echt zo weinig?’). Bijvoorbeeld: We gooien jaarlijks 100 miljoen wegwerpbekers weg. Dat is genoeg kunststof om ruim 21 000 nieuwbouwwoningen te isoleren. In België gaan we slordig om met het milieu. Wat kunnen we daartegen doen? Historische opening

Ga even terug in de tijd om een contrast aan te geven (vroeger was het heel anders dan nu) of om een overeenkomst vast te stellen (vroeger was het net als nu). Bijvoorbeeld: Doping in de sport is bijna net zo oud als de mensheid zelf. De Romeinen bijvoorbeeld probeerden hun paarden tijdens de wagenraces harder te laten lopen door ze voor de wedstrijd een mengsel van honing en water te laten drinken. De laatste tijd echter komt doping steeds meer voor, omdat de sport steeds professioneler en commerciëler is geworden. Hoe heeft doping zich in de loop der tijden ontwikkeld? Interessante vragen

Leid de tekst in door interessante vragen te stellen die de lezer of luisteraar nieuwsgierig maken naar de antwoorden. Bijvoorbeeld: Waar hebben tienermeisjes het over als ze zitten te smoezen? Waarom moeten telefoongesprekken uren duren, terwijl ze elkaar net nog op school hebben gezien? En waarom gaan ze altijd met z’n tweeën naar de wc? Zodra meisjes in de puberteit komen, lijken ze onder te duiken in een wereld van meisjes-onder-elkaar.

2.3.2 Hoe maak je een aantrekkelijke afsluiter? Een goede afsluiter bepaalt voor een belangrijk deel de indruk die je publiek overhoudt van de hele tekst. Eindig daarom nooit met: ‘Nou, dat was het dan. Meer heb ik niet te vertellen.’ Hier vind je enkele mogelijkheden. Ze zijn gebaseerd op Handboek stijl van Peter Burger en Jaap de Jong. Ronde afsluiting

Eindig je tekst door naar het begin te verwijzen. Dan maak je het verhaal mooi rond. Een recensie over Zes sterren van Joost Zwagerman opent als volgt: ‘Vals licht en De buitenvrouw zijn romans die ik in één ruk heb uitgelezen. Ik was dan ook benieuwd of Joost Zwagermans nieuwe roman Zes sterren even boeiend en meeslepend zou zijn.’ In het slot maakt de recensent zijn verhaal rond door naar het begin terug te grijpen: Helaas haalt Zwagerman met Zes sterren niet het niveau van Vals licht of De buitenvrouw. Er zit te weinig vaart in het boek, de hoofdpersoon zwamt er langdurig en breedvoerig op los, en de plot is tamelijk mager. Samenvatting

Sluit af met een bondige samenvatting, waarin je de belangrijkste punten op een rij zet. Voorkom saaiheid door je samenvatting te combineren met een toekomstverwachting, aansporing, conclusie of uitsmijter. Bijvoorbeeld: Kortom: er zijn verschillende bezwaren tegen de iPod. Hij kan je gehoor ernstig beschadigen en belemmert je communicatiemogelijkheden. Ook is het krassende geluid hinderlijk voor andere mensen en het leren met ‘oortjes’ in is niet bevorderlijk voor je studieresultaten. Ten slotte is dat apparaat gevaarlijk in sommige werksituaties en in het verkeer. (Bondige samenvatting) Maar als je jongeren vraagt voorzichtig te zijn, praat je tegen dovemansoren. Geen wonder, ze hebben een iPod in hun oor! (Uitsmijter)

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

417

Toekomstverwachting

Eindig met een blik op de toekomst. Bijvoorbeeld: Als de door mij voorgestelde maatregelen werkelijk worden uitgevoerd, zal de alcoholconsumptie onder jongeren ongetwijfeld teruglopen. Daarmee zal ook de kans op verslaving afnemen. En verder verwacht ik dat het aantal verkeersongelukken waaraan een drankluchtje zit, zal afnemen. Ten slotte zal de agressie in en om uitgaanscentra verminderen. Aansporing

Sluit in activerende teksten af met een aansporing. Bijvoorbeeld: Geef met gulle hand. Het is een zaak van levensbelang. Stort uw bijdrage vandaag nog en geef kinderen met astma meer lucht. Conclusie

Eindig de tekst met een conclusie. Dat is je antwoord op de belangrijkste vraag van de tekst of een herhaling van het standpunt in de inleiding. Bijvoorbeeld: Is er nog hoop voor het door armoede, hongersnood en burgeroorlogen verscheurde Afrika? Voor absolute wanhoop is het nog te vroeg, maar er zal nog wel een heleboel moeten gebeuren voor Afrika weer enigszins op gang komt. Uitsmijter

Sluit af met een treffende uitsmijter: een plaagstootje, grappige opmerking of doordenker. Het volgende voorbeeld komt uit een recensie over het jeugdboek Het is de liefde die we niet begrijpen van Bart Moeyaert: Sommige jeugdboekenschrijvers bieden jongeren altijd frieten met appelmoes, sommige zijn in staat een aantrekkelijke of zelfs bijzondere maaltijd op tafel te zetten. Bart Moeyaert serveert met dit boek gebakken lucht.

2.3.3 Hoe spreek je de ontvanger aan? Maak rechtstreeks contact met je publiek door het af en toe aan te spreken met u of met je, de wij-vorm, de imperatief en met vragende zinnen. Daardoor betrek je het bij wat je zegt. Bijvoorbeeld: Ademt u eens in, sluit met uw tong uw keel af en begin te persen. Flink doorpersen. Het gereutel dat u nu hoort, heeft iets weg van hoe een stotteraar vastzit op een klinker. Ondertussen mag u gekke bekken trekken, met uw voeten stampen of hulpeloos met uw armen heen en weer zwaaien. Hebt u nu een idee hoe het voelt om een stotteraar te zijn? Houd alstublieft rekening met de honderdvijftigduizend stotteraars in België.

2.3.4 Hoe vermijd je storende woordherhaling? Herhaal niet steeds dezelfde woorden in je tekst. Dat irriteert. Te vermijden

Beter is

Veel leerkrachten vinden huiswerk nuttig en noodzakelijk. Maar is huiswerk wel zo nuttig en noodzakelijk? Het gemaakte huiswerk moet de volgende les worden nagekeken of overhoord. Is dat verspilde tijd? En leer je nu echt veel van al dat huiswerk?

Veel leerkrachten vinden huiswerk nuttig en noodzakelijk. Maar is dat zo? Moet het de volgende les niet worden nagekeken of overhoord? Is dat verspilde tijd? En leer je echt veel van al die opdrachten die je thuis moet maken?

Herhalingen vermijden.

Tips • Laat het herhaalde woord af en toe weg of vervang het door een verwijswoord. • Vervang het herhaalde woord door een synoniem (bijvoorbeeld: jeugd – jongeren), een synonieme omschrijving (bijvoorbeeld: huiswerk – opdrachten die je thuis moet maken), een hyperoniem (bijvoorbeeld: griep – ziekte) of door een toepasselijk hyponiem (bijvoorbeeld: boom – beuk).

418

Zakelijke communicatie

2.3.5 Waarom geef je de voorkeur aan actieve vormen? Vergelijk de volgende voorbeelden: 1 Het examen wordt nagekeken door de leraar. 2 De leraar kijkt het examen na. De tweede zin staat in de actieve vorm. De nadruk ligt op de persoon die de handeling uitvoert. Daardoor is zin 2 levendiger dan zin 1. De eerste zin is geformuleerd in de passieve vorm. Daarin is sprake van een bepaling met ‘door’. Wanneer je zo’n passieve vorm te vaak gebruikt, krijg je een onpersoonlijke en saaie tekst. In bepaalde gevallen kan de passieve vorm wél nuttig zijn (zie blz. 516).

2.3.6 Waarom gebruik je voorbeelden en vergelijkingen? Concretiseer algemene uitspraken met voorbeelden of vergelijkingen. Tips • Maak een algemene uitspraak concreter door voorbeelden te geven. Bijvoorbeeld: ‘Het Nederlands in Nederland en dat in Vlaanderen verschillen niet alleen in uitspraak, maar ook in woordenschat (algemene uitspraak). Voorbeelden van dit laatste zijn: Vlamingen zijn ergens fier op, Nederlanders zijn trots. Vlamingen bellen met een gsm en Nederlanders met een mobieltje. De zinnen ‘Gij zijt precies verstruist’ en ‘Het lijkt wel of je dikker bent geworden’ betekenen hetzelfde, maar hebben geen enkel woord gemeen (concrete voorbeelden).’ • Verduidelijk een algemene uitspraak met een vergelijking. Bijvoorbeeld: ‘Internet kan gevaarlijk zijn, maar hoeft daarom niet aan banden te worden gelegd (algemene uitspraak). Internet is als een aansteker. Je kunt er een olieraffinaderij mee opblazen, maar dat is nog geen reden om aanstekers te verbieden (vergelijking).’

2.3.7 Hoe varieer je in zinslengte en zinsbouw? Te veel lange zinnen achter elkaar maken je tekst saai. Begin niet elke zin met onderwerp plus persoonsvorm; dat maakt je zinsbouw eentonig. Zorg dus voor afwisseling in de lengte en de bouw van de zinnen. Tips • Wissel korte en langere zinnen af. Daardoor wordt je tekst ritmischer. • Maak zinnen niet te lang. Gebruik in een samengestelde zin liever niet meer dan één bijzin of niet meer dan twee nevengeschikte deelzinnen. • Zet niet altijd het onderwerp voorop, maar begin de zin eens met een bepaling of een lijdend voorwerp. • Schrijf zinnen met en zonder een bijzin. • Gebruik ook eens een vragende zin of de imperatief. Te vermijden

Beter is

De verkering van Jan en Bea is alweer uit, omdat Jan nog steeds op feestjes en in disco’s allerlei andere meisjes versiert. Hij is onverbeterlijk en daarom denk ik niet dat het ooit weer goed zal komen tussen die twee.

De verkering van Jan en Bea is alweer uit, want Jan versiert nog steeds allerlei meisjes op fuiven en in disco’s. Hij is onverbeterlijk. Zal het ooit weer goed komen tussen die twee? Ik denk het niet.

Mijn vriendin is thuis. Het licht brandt nog op haar slaapkamer. Ze kijkt waarschijnlijk in bed naar een spannende film. Ik bel niet aan. Ze gaat altijd helemaal in het verhaal op. Ze vindt het vast niet leuk om gestoord te worden.

Mijn vriendin is thuis. Kijk maar: op haar slaapkamer brandt het licht nog. Waarschijnlijk kijkt ze in bed naar een spannende film. Laat ik maar niet aanbellen, want ze gaat altijd helemaal op in het verhaal. Ze vindt het vast niet leuk om gestoord te worden.

Variatie in zinslengte en -bouw: voorbeelden.

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

419

2.4

Wanneer communiceer je gepast?

Je communicatie is gepast wanneer die voldoet aan de etiquetteregels die gelden voor de situatie waarin je communiceert. De normen voor gepastheid verschillen van cultuur tot cultuur (zie ook blz. 548-550) en van organisatie tot organisatie. Maak gebruik van de volgende adviezen: • Houd rekening met de situatie waarin je communiceert. • Gebruik een gepaste aanhef (schriftelijke zakelijke communicatie). • Gebruik een gepaste slotformule (schriftelijke zakelijke communicatie). • Vermijd (te) modieuze taal, kwetsende woorden, seksistisch taalgebruik en een persoonlijke aanval. • Gebruik een gepaste toonsoort.

2.4.1 Hoe houd je rekening met de situatie waarin je communiceert? Vraag je in elke communicatiesituatie af welke etiquetteregels daarvoor gelden. Bijvoorbeeld: welk taalgebruik is gepast, welke – gevoelige – onderwerpen zijn bespreekbaar, welk aanrakingsgedrag is toegestaan, hoe vaak en hoe lang mag er oogcontact plaatsvinden, hoe dicht mag je bij elkaar staan, bij wie ligt het initiatief, welke kleding is gepast? Etiquetteregels beregelen namelijk gepast gedrag. Als je bijvoorbeeld een oppervlakkige kennis ontmoet die je een tijdje niet hebt gezien, begroet je elkaar meestal op rituele wijze: ‘Dag. Hoe gaat het?’ – ‘Goed, en met jou?’ – ‘Prima’. In die situatie is het niet de bedoeling dat je uitgebreid gaat klagen over je geestelijke, lichamelijke of financiële toestand. Dat ‘hoort’ niet. Je speelt de rol die de ander van je verwacht. Maar bij de huisarts speel je een andere rol. Hij verwacht dat je op zijn vraag ‘Hoe gaat het met je?’ juist wel reageert met een lichamelijke klacht. Je huisarts zou raar opkijken als je naar zijn gezondheid zou informeren, hoe grappig dat ook zou zijn. Tip Speel de rol die past bij de situatie waarin je communiceert en houd je aan de etiquetteregels die daarvoor gelden.

2.4.2 Hoe kies je een gepaste aanhef? Zorg ervoor dat de aanhef van je zakelijke brief gepast is. Tips • Kies een persoonlijke aanhef als je de naam van de lezer kent: Geachte mevrouw Smedts of Geachte heer Van Belle. Ken je de lezer niet bij naam of schrijf je aan een aantal mensen? Gebruik dan: Geachte heer, mevrouw of Geachte heer of mevrouw. • Gebruik alleen Beste als je iemand persoonlijk kent, in het dagelijkse leven met je aanspreekt en bij de voornaam noemt.

2.4.3 Hoe kies je een gepaste slotformule? Sluit zakelijke brieven op een gepaste manier af. Tips • Sluit je brief af met gepaste slotformules. De bekendste zijn: Hoogachtend of Met vriendelijke groet(en). De eerste is wat stijfjes, de tweede klinkt minder formeel. • Zet onder de slotformule je handtekening. Tik daaronder nogmaals je voornaam (voluit) en naam.

420

Zakelijke communicatie

• Schrijf je de brief (mede) namens iemand anders, een commissie of bestuur, vermeld dit dan tussen slotformule en handtekening. Voorbeelden: Met vriendelijke groet Met vriendelijke groet Mede namens Simon Verkerk Namens de leerlingenraad

2.4.4 Hoe vermijd je ongepaste taal? Onder modieuze taal versta je woorden en uitdrukkingen die op een bepaald moment ‘in’ zijn: ‘te gek’, ‘vet gaaf’, ‘het niet meer zien zitten’, ‘ergens niet goed of gestoord van worden’ enzovoort. Ook sms-taal en allerlei afko’s behoren ertoe. Modieus taalgebruik hoort niet thuis in zakelijke teksten. Houd rekening met de positieve of negatieve gevoelswaarde van woorden. Bijvoorbeeld: homo en flikker betekenen hetzelfde, maar verschillen in gevoelswaarde. Homo is een neutraal woord; flikker roept negatieve gevoelens op. Met zo’n woord kun je mensen kwetsen. Ook sarcasme (scherpe, bijtende spot), scheldwoorden en taboewoorden zijn vaak kwetsend. Vermijd seksistisch, racistisch of discriminerend taalgebruik, bijvoorbeeld ‘dom blondje’. Ook een persoonlijke aanval is niet netjes. Als je ‘de man speelt in plaats van de bal’, val je niet het standpunt en de argumenten van iemand aan, maar de persoon. Je zegt dan bijvoorbeeld dat de ander dom, lelijk, egoïstisch of arrogant is. Bijvoorbeeld: ‘Laat Peter maar kletsen. Moet je eens kijken hoe hij eruitziet.’ Tips • Gebruik tactvolle eufemismen (verzachtende woorden) zodat iets pijnlijks of onaangenaams minder ‘cru’ overkomt, bijvoorbeeld ‘psychiatrische patiënt’ in plaats van ‘krankzinnige’. • Wees voorzichtig met sarcastische opmerkingen. • Vermijd scheldwoorden en taboewoorden waar je publiek niet op zit te wachten of waarmee je het de gordijnen injaagt. • Sluit in je adressering en briefaanhef vrouwen niet buiten. Weet je niet of de lezer een vrouw of man is? Kies dan niet voor ‘De heer J. Jansen’, maar voor ‘De heer of mevrouw J. Jansen’ en niet voor ‘Geachte heer Jansen’ maar voor ‘Geachte heer of mevrouw Jansen’. Vermeld in de aanhef vrouwelijke voorzitters, secretarissen, directeurs enzovoort als volgt: ‘Mevrouw de voorzitter’. • Kies ‘neutrale’ termen voor zowel mannen als vrouwen, zoals directeur, journalist, leerkracht, medewerker, psycholoog, redacteur en leerling. Pas de verwijzing daaraan aan: ‘Psycholoog J. Jansen heeft haar verslag afgerond.’ (J. Jansen is een vrouw.) • Val iemand niet persoonlijk aan, maar reageer zakelijk op zijn standpunt en argumenten.

2.4.5 Hoe sla je een gepaste toonsoort aan? De toon waarop je iets zegt, kan vriendelijk, koel, enthousiast, ongeduldig, beleefd, boos, verontwaardigd, begripvol, meelevend, hartelijk, sarcastisch, arrogant enzovoort zijn. ‘C’est le ton, qui fait la musique’, zeggen de Fransen. Dat betekent dat de manier waarop je iets zegt, erg belangrijk is. Die toonzetting moet passen bij je relatie met de ontvanger en bij de situatie. In een e-mailtje aan je vriend kan de toon boos of verontwaardigd zijn, maar in een sollicitatiebrief kun je beter een vriendelijke toon aanslaan. Anders bereik je het doel niet. Tips • Sla geen verkeerde toon aan; dat roept irritatie op. • Gebruik een vriendelijke en zakelijke toon in formele situaties en een vriendschappelijke toon in informele situaties.

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

421

2.5

Wanneer communiceer je correct?

Je taalgebruik is correct als je geen spelfouten, interpunctiefouten, stijlfouten en fouten tegen het Standaardnederlands maakt. Ook moet je rekening houden met de nbn-normen voor zakelijke brieven en moet je correct citeren/parafraseren. Over spelling- en interpunctieregels lees je meer in het onderdeel taalbeschouwing op blz. 533544. Iedereen maakt wel eens een fout, maar te veel is te veel. Je kunt van je fouten leren als je weet wat je precies fout doet. Een top tien van veelgemaakte fouten kan je hierbij helpen.

2 Als/dan; omdat/doordat; daarom/daardoor 3 Hen/hun 4 Congruentiefouten 5 Contaminatie 6 Foutieve inversie 7 Verkeerde voorzetsels 8 Foutieve samentrekking

2.5.1 Wanneer gebruik je die/dat/wat?

9 Sommige/sommigen

Met deze betrekkelijke voornaamwoorden verwijs je naar een woord dat of een zin die eerder in de samengestelde zin genoemd is, het antecedent. In de voorafgaande zin verwijst dat naar ‘woord’ en die naar ‘zin’. Je verwijst correct als je de regels toepast. Die

1 Die/dat/wat

10 Pleonasme en tautologie Top tien veelgemaakte fouten.

… verwijst naar een de-woord.

De leerkracht die afwezig is, heeft zwangerschapsverlof.

… verwijst naar een woord in het meervoud.

De medewerkers die opslag hebben gekregen, zijn tevreden.

… verwijst naar een persoonsaanduidende eigennaam.

Jan, die zich had verslapen, kwam te laat op school.

Dat

… verwijst naar een het-woord.

Ik vond het popconcert tof, dat gisterenavond rechtstreeks op de televisie werd uitgezonden.

Wat

… verwijst naar de hele voorafgaande zin.

Het cadeautje viel niet in de smaak bij mijn vriendin, wat ik erg vervelend vond.

… verwijst naar onbepaalde woorden (iets, niets, alles, enige, datgene).

Weet je nog iets wat ik kan kopen voor mijn vriendin?

… verwijst naar woorden met een overtreffende trap (het mooiste, het snelste).

Het mooiste wat ik tot nu toe heb gelezen, is … Maar  Het mooiste boek dat ik …

Regels voor het gebruik van betrekkelijke voornaamwoorden.

2.5.2 Wanneer gebruik je als/dan, omdat/doordat, daarom/daardoor? Als en dan worden vaak door elkaar gebruikt. Hetzelfde geldt voor omdat/daarom en doordat/daardoor. Let daarom op de regels. Gebruik … dan

Voorbeelden … wanneer je een verschil wilt uitdrukken met behulp van de vergrotende trap en bij het woord ander(s).

Hij is kleiner dan ik. Zij is anders dan ik.

… na niemand, niet(s), geen, nooit, nergens enzovoort, We hebben niets (anders) dan pech met die iPhone waarachter je het woord ander(s) kunt denken. gehad. als

… in de andere gevallen.

Je krijgt anderhalf keer zo veel zakgeld als je zuster. Je bent even groot als je broer.

omdat of daarom

… voor een ‘reden’. Een reden is een aanleiding om iets (in vrijheid) te doen of te laten. In dat geval neem jij de beslissing of het gevolg zal optreden of niet.

Ik ben niet naar die fuif gegaan, omdat ik de volgende dag een examen had. Ik heb morgen een examen. Daarom ga ik vanavond niet naar die fuif. Omdat het vandaag sneeuwde, besloot ik niet naar school te gaan.

doordat of daardoor

… voor een ‘oorzaak’. Er is sprake van een oorzaak De wegen waren onbegaanbaar, doordat het als het gevolg niet afhankelijk is van een menselijke vandaag hevig heeft gesneeuwd. Het sneeuwde vandaag hevig. Daardoor waren de beslissing. wegen onbegaanbaar.

Regels voor het gebruik van als, dan, omdat, doordat, daarom en daardoor.

422

Zakelijke communicatie

2.5.3 Wanneer gebruik je hen/hun? Voor het onderscheid tussen de persoonlijke voornaamwoorden hen en hun gelden bepaalde regels. Gebruik

Voorbeelden

hun

… als het woord een meewerkend voorwerp is zonder voorzetsel.

Ik mail hun een uitnodiging voor mijn verjaardagsfuif.

hen

… als het woord een lijdend voorwerp is.

Ik zal hen wel even met de auto wegbrengen.

… na een voorzetsel.

Ik ga met hen naar een voetbalwedstrijd. Een frappante titel voor een taalboek!

Regels voor het gebruik van hen en hun.

2.5.4 Hoe voorkom je contaminaties? Bij een contaminatie gaat het om een verhaspeling van twee betekenisverwante uitdrukkingen of woorden, waardoor een verkeerd nieuw woord of een verkeerde nieuwe uitdrukking ontstaat. Een contaminatie ontstaat heel gemakkelijk: je wilt iets zeggen en je kent twee manieren om dat te doen. Je begint met de ene en eindigt met de andere. De volgende twee uitdrukkingen ‘Het kost veel geld’ en ‘Het is duur’, verweef je dan ten onrechte tot ‘Het kost duur’ (contaminatie). Gebruik dus geen twee uitdrukkingen of woorden door elkaar, zoals ‘optelefoneren’ (opbellen of telefoneren), ‘overnieuw’ (iets overdoen of iets opnieuw doen), ‘zich irriteren aan’ (irriteren of zich ergeren aan), ‘Jan behoort tot een van de beste voetballers’ (is een van de beste voetballers of behoort tot de beste voetballers).

2.5.5 Hoe voorkom je congruentiefouten? Als het onderwerp van een zin enkelvoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn; en als het onderwerp meervoud is, geldt dat ook voor de persoonsvorm. Anders gezegd: de persoonsvorm moet in getal congrueren (overeenstemmen) met het onderwerp. Vooral als de persoonsvorm ver van het onderwerp staat, maak je gemakkelijk een congruentiefout. Verder zijn er enkele probleemgevallen, waarbij het onderwerp meervoudig lijkt, maar enkelvoudig is. Foute uitdrukking

Correctie

Het gezin bij wie we tijdens het voetbaltoernooi te gast waren, hebben prima voor ons gezorgd.

Het gezin bij wie we tijdens het voetbaltoernooi te gast waren, heeft prima voor ons gezorgd.

Een aantal/groep/massa/drietal/kudde koeien lopen in de wei. Een aantal/groep/massa/drietal/kudde koeien loopt in de wei. De leerlingen worden verzocht niet te roken.

De leerlingen wordt verzocht niet te roken.

Zowel mijn broer als mijn zus waren op mijn verjaardagsfuif. Zowel mijn broer als mijn zus was op mijn verjaardagsfuif. De prijs of de kwaliteit geven de doorslag.

De prijs of de kwaliteit geeft de doorslag.

Voorbeelden van congruentiefouten.

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

423

2.5.6 Hoe voorkom je foutieve inversie? De meest voorkomende grammaticale woordvolgorde in een mededelende zin is: onderwerp – persoonsvorm – overige zinsdelen Bijvoorbeeld: ‘Ik ontving gisteren je e-mailbericht.’ Bij inversie staat niet het onderwerp voorop, maar een ander zinsdeel; de persoonsvorm blijft wel het tweede zinsdeel. Je krijgt dus de volgende volgorde: een zinsdeel – persoonsvorm – onderwerp – andere zinsdelen Bijvoorbeeld: ‘Gisteren ontving ik je e-mailbericht.’ Let op! Bij zo’n constructie is er altijd inversie. Vooral in gebieden aan de taalgrens wordt dat geregeld vergeten. In het Frans is er in dergelijke zinnen immers geen inversie. Wellicht speelt ook de invloed van het Engels meer en meer een rol. Ook in die taal is er in zulke zinnen immers geen inversie. Vergelijk: Frans: Engels: Nederlands:

Hier Yesterday Gisteren

je rencontrais I met ontmoette ik

mon ami à la gare. my friend at the station. mijn vriend aan het station.

Geldt het eerste zinsdeel (‘gisteren’) ook voor een tweede zin, die met de eerste zin (na en, maar, of, want) verbonden is, dan moet je in die tweede zin óók inversie toepassen. Bijvoorbeeld: ‘Gisteren heb ik je e-mailbericht ontvangen en (gisteren) heb ik geen tijd gehad je te antwoorden.’ Geldt de bepaling (‘gisteren’) in de eerste zin niet voor de tweede, dan mag je geen inversie in die tweede zin gebruiken. Bijvoorbeeld: Foutieve inversie: ‘Gisteren ontving ik je e-mailbericht en zal ik zo spoedig mogelijk antwoorden.’ Goed: ‘Gisteren ontving ik je e-mailbericht en ik zal zo spoedig mogelijk antwoorden.’ Ook goed: ‘Gisteren ontving ik je e-mailbericht. Ik zal zo spoedig mogelijk antwoorden.’

2.5.7 Hoe voorkom je verkeerde voorzetsels? Het Nederlands kent veel woorden die in combinatie met een vast voorzetsel voorkomen, zoals ‘zich onttrekken … aan iets’. Gebruik bij twijfel een woordenboek. Enkele courante voorbeelden: afgaan op instaan voor geïnteresseerd zijn in verwijzen naar waarde hechten aan refereren aan niet onderdoen voor zich afzetten tegen zich aangetrokken voelen tot Let op! Hij raasde met een snelheid van 100 km per uur door de bebouwde kom.

2.5.8 Hoe voorkom je foutieve samentrekkingen? Als je twee zinnen samenvoegt, kun je een zinsdeel dat in beide zinnen voorkomt in de tweede zin soms weglaten. Wanneer dat mag, is gebonden aan regels. Bijvoorbeeld: ‘De leerling liep wekenlang stage in een bedrijf en (de leerling) schreef over zijn ervaringen een goed stageverslag.’

424

Zakelijke communicatie

Je mag samentrekken als het zinsdeel dat je weglaat in de Fout tweede zin in beide zinnen …

Correct Ze maakte zichzelf op en daarna maakte ze haar bed op.

… dezelfde betekenis heeft.

Ze maakte zichzelf en daarna haar bed op.

… dezelfde grammaticale functie heeft.

Dit gedicht heb ik van mijn vriend gekregen en heeft Dit gedicht heb ik van mijn vriend gekregen en het heeft me me erg ontroerd. (‘Dit gedicht’ is lijdend voorwerp bij heb ik gekregen, erg ontroerd. maar onderwerp bij heeft me erg ontroerd.)

… dezelfde plaats ten opzichte van de persoonsvorm heeft.

Allereerst bestuderen we de theorie en maken daarna de oefeningen.

Allereerst bestuderen we de theorie en daarna maken we de oefeningen.

Wanneer mag je een zinsdeel weglaten?

2.5.9 Hoe gebruik je sommige/sommigen? Schrijf woorden als sommige, alle, vele, enkele, enige, meeste, weinige, beide en andere met een -e als ze bijvoeglijk gebruikt worden. Bijvoorbeeld: sommige voetballers, beide spelers. Schrijf deze woorden met een -n als ze betrekking hebben op personen en bovendien zelfstandig gebruikt zijn, dus zonder zelfstandig naamwoord optreden. Bijvoorbeeld: ‘Slechts enkelen waren op tijd, de meesten kwamen te laat’ en ‘Slechts sommigen slaagden voor hun rijexamen’. Schrijf deze woorden met een -e als ze betrekking hebben op zaken of dieren. Bijvoorbeeld: ‘Wil je een snoepje? Ik heb er nog enkele’ en ‘Op dierendag krijgen mijn katten beide een stuk zalm’. Let op! Als woorden als sommige enzovoort betrekking hebben op een persoon die al eerder genoemd is in dezelfde zin, dan moet je ze gewoon als een bijvoeglijk naamwoord spellen. Bijvoorbeeld: ‘Sommige leerlingen bleven nog op de fuif, andere (leerlingen) gingen naar huis.’ Er is dan sprake van een samentrekking: het woord ‘leerlingen’ is weggelaten, maar je kunt het toch in gedachten invullen. Daardoor is het woord ‘andere’ bijvoeglijk en niet zelfstandig gebruikt, en krijgt daarom geen -n.

2.5.10 Hoe voorkom je pleonasme en tautologie? Er is sprake van een pleonasme (‘meer dan nodig is’) wanneer een eigenschap die het zelfstandig naamwoord bezit, wordt herhaald in het bijvoeglijke naamwoord. Bijvoorbeeld: deskundige experts en aanwezige bezoekers. Een pleonasme is niet altijd fout. Je mag best een pleonasme gebruiken om een bepaalde eigenschap extra te benadrukken. Bijvoorbeeld: ‘Het rode skipak stak fel af tegen de witte sneeuw.’ Je spreekt van een tautologie wanneer in één zin tweemaal hetzelfde wordt gezegd of wanneer de hele betekenis van een woord wordt herhaald in een ander woord. Twee voorbeelden: ‘Er waren verschillende hulporganisaties aanwezig, zoals bijvoorbeeld het Rode Kruis en Artsen zonder Grenzen.’ (zoals en bijvoorbeeld zijn dubbelop) ‘Ik ben helaas gedwongen u dit te moeten meedelen.’ (gedwongen en moeten zijn dubbelop) De tautologie in veel vaste uitdrukkingen is niet fout (want wat dubbelop is, wordt extra benadrukt). Twee voorbeelden: ‘Hoe je het ook wendt of keert, het is …’ ‘We moeten paal en perk stellen aan voetbalvandalisme.’

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

425

2.6

Welke NBN-normen gebruik je voor zakelijke brieven?

Houd je aan NBN-normen (voorheen BIN-normen). Je vindt ze in bijgaande tabel. marges

Linkermarge: 3,3 cm Overige marges: 2 cm

adressen, datum, onderwerp

Zet bovenaan links je naam en adres. Laat daaronder twee witregels open. Schrijf links de voornaam, familienaam en het adres van de geadresseerde. Schrijf de aanschrijftitel (Mevrouw of De heer) voluit, de plaatsnaam en eventueel de naam van het land (in de Nederlandse taal) in hoofdletters. De NBN-norm wijkt af van wat gebruikelijk is, namelijk eerst het bedrijf en de afdeling daarna pas de persoon, voorafgegaan door ‘T.a.v.’ Raadpleeg voor eventuele titulatuur taaladvies.net. Bv. Mevrouw G. De Bruyne Koelex nv Afdeling klantenservice Koelex nv IJsbeerweg 56 c 3550 ZOLDER

Afdeling klantenservice T.a.v. mevrouw G. De Bruyne IJsbeerweg 56 c 3550 ZOLDER

Plaats rechts (tabafstand op 160 mm) de woonplaats en datum voluit. Bv. Antwerpen, 10 mei 2012 Zet na de woonplaats een komma, eindig de datum zonder leesteken. Laat vervolgens twee witregels open. Vermeld kort het onderwerp. Gebruik geen inleidende aanduidingen zoals ‘Onderwerp’ of ‘Betreft’. In de praktijk worden deze aanduidingen echter veel gebruikt. Je kunt eventueel het onderwerp extra benadrukken door vetdruk of cursivering. Onderstrepen is minder gebruikelijk. Bv. Subsidieaanvraag Onderwerp: Subsidieaanvraag Vacature medewerker binnendienst Offerte verwarmingsinstallatie

Betreft: Vacature medewerker binnendienst Betreft: Offerte verwarmingsinstallatie

Laat daaronder twee witregels open.

426

aanspreking

Schrijf de aanspreking voluit, begin met een hoofdletter en eindig zonder leesteken. Gebruik ‘Geachte’ bij de aanspreking van onbekenden, ‘Beste’ als je de persoon in kwestie kent, bij de voornaam noemt en tutoyeert. Bv. Geachte mevrouw De Bruyne Beste Serge Geachte commissie Geacht bestuur Geachte professor Peters Laat na de aanspreking een witregel open.

briefgesprek

Begin elke alinea tegen de linkermarge. Plaats tussen de alinea’s een witregel. Maak geen spelfouten, interpunctiefouten en stijlfouten. Laat na het briefgesprek een witregel open.

slotformule

Begin de slotformule met een hoofdletter en eindig zonder leesteken. Gebruik ‘Hoogachtend’ in formele situaties en ‘Met vriendelijke groet(en)’ in minder formele. Laat tussen de slotformule en handtekening zes witregels open. Plaats daarna je handtekening en daaronder tegen de linkermarge je voornaam (voluit) en achternaam. Daaronder eventueel de functie. Bv. Hoogachtend Griet De Bruyne Hoofd afdeling klantenservice Wordt je voornaam door beide seksen gebruikt, schrijf er dan ‘mevrouw’, ‘juffrouw’ of ‘de heer’ voor. Schrijf je de brief (mede) namens iemand anders, een commissie of bestuur, vermeld dat dan tussen slotformule en handtekening. Bv. Met vriendelijke groet Met vriendelijke groet Mede namens Peter Vervoort Namens de leerlingenraad Laat daarna twee witregels open.

Zakelijke communicatie

bijlage

Vermeld kort de bijlage(n). Vermeld eerst het aantal en daarna de titels. Bv. Bijlagen: 2 Bijlagen: Offerte, brochure

envelop

Gebruik dezelfde richtlijnen als voor het typen van het adres op de brief: op 59 mm van de bovenkant en op 33 mm van de linkerkant (zie verder ‘adressering’).

2.7

Citeren en parafraseren

2.7.1

Op welke manieren kun je iemand citeren of parafraseren?

In een tekst kun je iemand citeren of parafraseren. Als je citeert, schrijf je iemands woorden letterlijk op. Als je parafraseert, geef je de inhoud van iemands woorden met eigen woorden weer. Zorg er in beide gevallen voor dat de lezer duidelijk weet wie er aan het woord is: jijzelf of de persoon die je citeert of parafraseert. in de directe rede

Je citeert letterlijk wat iemand heeft gezegd of geschreven. Zet dat citaat tussen aanhalingstekens.

Directeur Jansen beweerde: ‘Ik vind dit een prima maatregel om het pestgedrag op onze school terug te dringen.’

gedeeltelijk in de directe rede

Je citeert slechts het belangrijkste gedeelte van wat iemand gezegd of geschreven heeft. Zet dat gedeeltelijke citaat tussen aanhalingstekens.

Directeur Jansen noemde de maatregel om het pestgedrag op onze school terug te dringen ‘een prima maatregel’.

in de indirecte rede Je citeert iemands woorden niet letterlijk, maar indirect.

Directeur Jansen beweerde dat hij het een prima maatregel vond om het pestgedrag op onze school terug te dringen.

parafrase

Die maatregel om het pestgedrag op onze school terug te dringen, vond directeur Jansen een uitstekend middel.

Je gebruikt eigen woorden.

Vier manieren om iemand te citeren of te parafraseren.

2.7.2

Hoe kun je een citaat in- en uitleiden?

Het citaat volgt na de naam van de spreker of schrijver.

Directeur Jansen: ‘Ik vind dit een prima maatregel om het pestgedrag op onze school terug te dringen.’

Het citaat wordt uitgeleid met het klassieke aldus.

‘Ik vind dit een prima maatregel om het pestgedrag op onze school terug te dringen’, aldus directeur Jansen.

Het citaat volgt na een zin waarin de spreker of schrijver voorkomt.

De heer Jansen is directeur van het Gertrudisinstituut, een school voor secundair onderwijs met ruim 700 leerlingen. ‘Ik vind dit een prima maatregel om het pestgedrag op onze school terug te dringen.’

Het citaat wordt onderbroken en na de onderbreking hervat.

‘Ik vind dit een prima maatregel,’ vertelde directeur Jansen, ‘want daarmee kunnen we het pestgedrag op onze school terugdringen.’

Vier manieren om een citaat in of uit te leiden.

2•Effectieveenefficiëntecommunicatie

427

3

Samenhang in teksten Een tekst is samenhangend als: • de inhoud over één onderwerp of thema en één centrale vraag gaat; • de opbouw overzichtelijk is; • de alinea-indeling helder is; • de verwijs- en signaalwoorden duidelijk zijn; • de verbanden tussen de alinea’s logisch zijn.

3.1

Soorten centrale vragen en vaste structuren

Je kunt negen soorten centrale vragen onderscheiden. Bij elke soort hoort een vast vragenschema of vaste structuur. Je vindt ze in de tabel. Er zijn heel wat voorbeelden te vinden waarbij vaste vragenschema’s met elkaar gecombineerd kunnen worden. Een paar ervan: • Wanneer je de overeenkomsten en verschillen tussen twee producten met elkaar vergelijkt en je spreekt een voorkeur uit, moet je die natuurlijk verantwoorden. Een combinatie van de vergelijkingsstructuur en evaluatiestructuur ligt dan voor de hand. • Stel, je beschrijft een historische ontwikkeling en verklaart uitgebreid de overgang van de ene ontwikkelingsfase in de andere. Die beschrijving kan dan heel goed bestaan uit een combinatie van de ontwikkelingsstructuur en de verklaringsstructuur. • Als je een maatregel voorstelt om een bepaald probleem op te lossen, kun je de probleem- en oplossingsstructuur combineren met de maatregelstructuur. • Is die maatregel omstreden, dan zul je daarvoor een draagvlak moeten creëren door de doelgroep ervan te overtuigen dat die nodig is. Een combinatie van de maatregelstructuur en de argumentatiestructuur is dan het beste. Soorten centrale vragen

Bijbehorende vragenschema’s

1 karakteriserende vraag

KARAKTERisERingssTRucTuuR Centrale vragen Wie/wat is X? Hoe herken je X? Waaruit bestaat X? Mogelijke vragen Wat zijn de kenmerken van X? Tot welke soort behoort X? Wat zijn de kenmerken van die soort? Waar, wanneer en onder welke omstandigheden treedt X op? Uit welke soorten bestaat X? Wat zijn de kenmerken van elke soort? Welke toelichtende voorbeelden zijn er van elke soort?

Daarmee kun je iemand of iets karakteriseren. Bv. Wie was Jacob van Maerlant? Wat is een abel spel? Hoe herken je etnocentrisme? Waaruit bestaat de Nederlandse taal? Karakteriseren kan op verschillende manieren. Daarom heeft de karakteriseringsstructuur geen vast vragenschema. Wel staan er allerlei vragen in, waarmee je een beeld kunt schetsen van iemand of iets.

2 vergelijkende vraag

Daarmee kun je twee of meer zaken met elkaar vergelijken door overeenkomsten en verschillen daartussen of voor- en nadelen daarvan te behandelen. Bv. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen roman X en de verfilming daarvan? Wat zijn de voor- en nadelen van gespreide evaluatie?

428

Zakelijke communicatie

VERgElijKingssTRucTuuR Centrale vraag Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen, of de voor- en nadelen van twee (of meer) zaken? Vast vragenschema Welke zaken vergelijk je precies met elkaar? Welke overeenkomsten hebben ze? Welke voordelen? Welke verschillen hebben ze? Welke nadelen? Naar welke zaak gaat de voorkeur uit? Welke verantwoording geeft men daarvoor?

Soorten centrale vragen

Bijbehorende vragenschema’s

3 verklarende vraag

VERKlARingssTRucTuuR Centrale vraag Welke verklaring is er voor verschijnsel X? Wat is het verband tussen twee of meer verschijnselen? Vast vragenschema Over welk verschijnsel / welk verband tussen twee of meer verschijnselen gaat het precies? Hoe kun je het verschijnsel / het verband tussen de verschijnselen verklaren? Staat die verklaring vast of zijn er meningsverschillen over een of meer verklaringen? Hoe aannemelijk zijn dan die mogelijke verklaringen? Welke verklaring is het meest waarschijnlijk en waarom?

Daarmee kun je een verklaring geven voor een verschijnsel of voor het verband tussen twee of meer verschijnselen. Bv. Waarom rijden wij rechts en de Britten links? Wat is het verband tussen overgewicht en hart- en vaatziekten?

4 Daarmee kun je een overzicht geven ontwikkelings- van een historische ontwikkeling. vraag Bv. Hoe hebben The Beatles zich in de loop der tijd muzikaal ontwikkeld?

OnTwiKKElingssTRucTuuR Centrale vraag Hoe heeft iets of iemand zich in de loop der tijd ontwikkeld? Vast vragenschema Over welke historische ontwikkeling gaat het precies? Wat zijn de verschillende stappen in de ontwikkeling daarvan? Waar en wanneer vonden die plaats? Wat is het (voorlopig) eindpunt? Wat zijn de verklaringen voor de ene fase in de andere?

5 instruerende vraag

Daarmee kun je instructie geven over iets.

HAndElingssTRucTuuR Centrale vraag Hoe verricht je een bepaalde handeling? Vast vragenschema Over welke handeling gaat het precies? Waarom moet je die handeling verrichten? Wat heb je bij de uitvoering van de handeling nodig? Wat moet je stap voor stap precies doen? Hoe kun je controleren of de handeling goed is uitgevoerd?

6 persuasieve vraag

De centrale vraag is een standpunt ARgumEnTATiEsTRucTuuR over iets. Daarvan probeer je iemand Centrale vraag Waarom moet je het eens zijn met standpunt X? met argumenten te overtuigen. Vast vragenschema Over welk standpunt gaat het precies? Bv. ‘Waarom moet ook u vinden, Wat zijn daarvoor de hoofd- en subargumenten? dat er op de Belgische snelwegen harder gereden mag worden dan 120 Hoe weerleg je de belangrijkste tegenargumenten? Wat is de conclusie? kilometer per uur?’

7 evaluerende vraag

Daarmee kun je de waarde van iets beoordelen met behulp van bepaalde criteria.

Bv. Hoe bak je een appeltaart? Hoe behaal je een beter studieresultaat?

Bv. Wat is mijn oordeel over Mevrouw Verona daalt de heuvel af van Dimitri Verhulst?

EVAluATiEsTRucTuuR Centrale vraag Wat is de waarde (bruikbaarheid, kwaliteit) van een bepaalde zaak? Vast vragenschema Wat wordt er precies beoordeeld? Wat zijn de relevante eigenschappen ervan? Wat zijn de beoordelingscriteria ervoor? Wat zijn de positieve aspecten ervan? Wat zijn de negatieve aspecten ervan? Wat is het totaaloordeel erover?

3•Samenhanginteksten

429

Soorten centrale vragen

Bijbehorende vragenschema’s

8 Daarmee kun je een probleem probleemop- oplossen, verminderen of lossende vraag voorkomen.

PROblEEm- En OPlOssingssTRucTuuR Centrale vraag Welke oplossing is er voor een bepaald probleem? Vast vragenschema Over welk probleem gaat het precies? Waarom is het een probleem? Wat zijn de oorzaken ervan? Welke oplossingen zijn ervoor? Welke voor- en nadelen hebben die oplossingen? Wat is de beste oplossing en waarom? mAATREgElsTRucTuuR Centrale vraag Met welke maatregel kan een bepaald probleem worden opgelost? Vast vragenschema Over welke maatregel gaat het precies? Waarom is die maatregel nodig? Hoe wordt de maatregel uitgevoerd? Wat zullen de effecten van de maatregel zijn?

Bv. Hoe kan het spijbelprobleem worden voorkomen? Welke maatregel is nodig om het spijbelprobleem te verminderen?

9 onderzoeksvraag

Wordt ook wel centrale vraag, hoofdvraag, vraagstelling of probleemstelling genoemd. Daarmee kun je een onderwerp onderzoeken. Bv. Hoe is de Nederlandse standaardtaal ontstaan?

OndERZOEKssTRucTuuR Onderzoeksvraag Een vergelijkende, verklarende, ontwikkelings-, evaluerende of probleemoplossende vraag. Vast vragenschema Wat ga je precies onderzoeken? Wat is de aanleiding daarvoor? Met welke concrete deelvragen maak je de onderzoeksvraag onderzoekbaar? Welke onderzoeksmethode(n) gebruik je? Wat zijn de resultaten? Wat zijn de conclusies? Wat zijn de aanbevelingen?

De negen soorten centrale vragen.

3.2

Hoe verkrijg je een overzichtelijke tekstopbouw?

Breng een duidelijke drieledige IMS-structuur aan: inleiding, middenstuk en slot. Vertel in de inleiding welk onderwerp je gaat behandelen. Stel in de inleiding van informatieve teksten een centrale vraag die je gaat beantwoorden in het middenstuk. Noem in de inleiding van betogende teksten het standpunt dat je gaat verdedigen in het middenstuk. Werk in het middenstuk van informatieve teksten het onderwerp helder uit door (afhankelijk van het gekozen vragenschema of de combinatie van vragenschema’s) allerlei deelonderwerpen (bijvoorbeeld overeenkomsten, verschillen, voordelen, nadelen, verklaringen, oplossingen) in een logische volgorde te behandelen. Verdedig in het middenstuk van betogende teksten je standpunt met hoofd- en subargumenten en weerleg belangrijke tegenargumenten. Eindig met een duidelijk slot: een bondige samenvatting of een heldere conclusie. Maak die driedeling duidelijk zichtbaar door een goede alinea-indeling en witregels tussen groepen bij elkaar horende alinea’s. Gebruik een titel om het onderwerp en tussenkopjes om de deelonderwerpen aan te duiden. De lezer ziet dan in een oogopslag waarover de tekst en de alineagroepen gaan. Leid de lezer/luisteraar als een gids rond met aankondigende zinnen als: ‘Een voorbeeld hiervan is’, ‘Die maatregel heeft de volgende voor- en nadelen’, ‘Deze producten hebben de volgende overeenkomsten en verschillen’, ‘Voor dat verschijnsel zijn drie verklaringen’, ‘Er zijn twee oplossingen voor dat probleem’, ‘Voor dat standpunt zijn vier argumenten’.

430

Zakelijke communicatie

3.3

Hoe verkrijg je een heldere alinea-indeling?

Behandel in elke alinea één deelonderwerp of één stap van de redenering. Formuleer de hoofdgedachte van elke alinea in één duidelijke zin en werk die sleutelzin uit in de rest van de alinea. Zet de sleutelzin op een van de volgende voorkeursplaatsen: • in de eerste zin van de alinea; • in de tweede zin als de eerste zin een overgangszin (bijvoorbeeld: ‘Behalve voordelen zijn er ook nadelen verbonden aan deze oplossing’) of een aankondigende zin is (bijvoorbeeld: ‘Er zijn twee verklaringen voor dit verschijnsel’); • in de slotzin als je vanuit voorbeelden of argumenten naar een conclusie toewerkt over het deelonderwerp van de alinea. Gebruik witregels om alineagroepen van elkaar te scheiden. Zet boven elke alineagroep een tussenkopje dat aanduidt waarover het tekstblok gaat. Begin aan een nieuwe alinea als je het over een volgend aspect van het onderwerp of een ander hoofdargument wilt hebben. Begin zo’n alinea op een nieuwe regel.

3.4

Hoe zorg je voor duidelijke verwijswoorden?

Verwijswoorden (bijvoorbeeld hij, hem, haar, wij, deze, die, dit, dat, hiervan, daarover) verwijzen naar andere woorden en zinnen in een alinea. Zorg ervoor dat die verwijzingen duidelijk zijn. • Zet het verwijswoord in dezelfde zin of in een aangrenzende zin. Daardoor is de afstand tussen het verwijswoord en het antecedent niet te groot. Bijvoorbeeld: ‘Het autootje dat ik gekocht heb, is zijn eerste wieldop al kwijt.’ • Gebruik verwijswoorden op een ondubbelzinnige manier, zodat ze niet naar meerdere zaken verwijzen. In de volgende voorbeeldzin wordt het cursieve verwijswoord ‘zijn’ dubbelzinnig gebruikt: ‘Jan heeft vandaag twee mensen gezien: zijn buurman en zijn vrouw.’ Wiens vrouw heeft Jan gezien? • Vermijd loze verwijswoorden. In de volgende openingszin van een lezersbrief verwijst ‘ze’ naar iets wat niet eerder in de alinea is genoemd: ‘Ik vind dat ze alle kerncentrales moeten afschaffen.’ • Verwijs niet naar delen van woorden. In de volgende voorbeeldzin verwijst ‘ze’ ten onrechte naar een deel van het antecedent: ‘Ik vind dierenmishandeling afschuwelijk. Ze worden als proefkonijnen gebruikt in laboratoria.’ • Vermijd verwijswoorden met een verkeerd getal. In het volgende voorbeeld verwijst ‘ze’ verkeerd naar ‘Amerika’: ‘Militair gezien is Amerika een supermacht en ze bewijzen dat voortdurend.’ • Houd rekening met het geslacht van het woord waarnaar je verwijst. Is er sprake van het-woorden (onzijdig) of van de-woorden (mannelijk of vrouwelijk)? Houd je aan de volgende regels uit bijgaande tabel. In het Groene Boekje of in een woordenboek kun je vinden of een de-woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is. Veel vrouwelijke woorden mag je ook mannelijk gebruiken: v(m). Namen van steden en landen zijn onzijdig (uitzondering: de Verenigde Staten). Verwijs naar een vrouw altijd met zij/ze en haar. Bijvoorbeeld: ‘Het meisje zei dat ze kwam.’ ‘Colette heeft haar examen goed gemaakt.’ Verwijs naar personen met aan wie, op wie, met wie enzovoort en naar dieren of dingen met waaraan, waarop, waarmee enzovoort. Bijvoorbeeld: ‘De jongen op wie ik verliefd ben, is een neef van mijn vriendin.’ ‘De hond waarover ik je vertelde, is vier jaar.’ ‘Ik heb die auto waarop veel modder zat, onmiddellijk herkend.’

3•Samenhanginteksten

431

Verwijswoorden

Persoonlijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden

Aanwijzende voornaamwoorden

onzijdig (het-woorden)

het

zijn

dit

dat

mannelijk (de-woorden)

hij

zijn

deze

die

vrouwelijk (de-woorden)

zij

haar

deze

die

Verwijswoorden volgens het geslacht van het antecedent.

3.5

Hoe zorg je voor duidelijke signaalwoorden?

Signaalwoorden brengen zinnen en alinea’s met elkaar in verband. Ontbreekt een duidelijk signaalwoord, verbind dan die zinnen of alinea’s met elkaar door een ‘logisch klinkend’ signaalwoord. In de tabel vind je de mogelijkheden. Soort verband

Signaalwoorden

opsomming

en, bovendien, in de eerste, tweede, derde plaats, ten eerste, ten tweede, ten derde, ook, verder, voorts, daar komt nog bij dat.

tijd

nadat, terwijl, toen, totdat, voordat, wanneer, aanvankelijk, daarna, daarop, dadelijk, eerst, intussen, later, ondertussen, ten slotte, tot nu toe, vervolgens, vorige week, een uur later.

reden, oorzaak

aangezien, doordat, omdat, want, daarom, hierdoor, immers, de oorzaak hiervan is, om die reden, de reden/oorzaak is dat.

gevolg

daardoor, dientengevolge, zodat, bijgevolg, derhalve, daaruit volgt, als gevolg daarvan, het gevolg van dat alles is, dat heeft als gevolg dat, dat leidt ertoe dat.

doel

teneinde, zodoende, zodat, daarmee kun je bereiken dat, om te.

middel

daartoe, daarvoor, door middel van, met behulp van.

voorwaarde

als, indien, mits, tenzij, wanneer, gesteld dat, dit gebeurt onder de conditie dat.

toegeving

(al)hoewel, ofschoon, hoe het ook zij, natuurlijk … maar, het is waar dat, toch, weliswaar.

tegenstelling

maar, aan de ene kant – aan de andere kant, daarentegen, desondanks, echter, enerzijds – anderzijds, integendeel, niettemin, ondanks, toch, terwijl, daar staat tegenover.

vergelijking

alsof, evenals, dienovereenkomstig, eveneens, evenzeer, net als, hetzelfde is het geval bij, op dezelfde wijze.

omschrijving

anders gezegd, met andere woorden.

voorbeeld

zoals, zo, bijvoorbeeld, illustratief zijn, ter illustratie.

precisering

in het bijzonder, met name, onder andere, onder meer, dat betekent, dat houdt onder andere in, dat wil zeggen.

conclusie

dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend kunnen we stellen, alles in aanmerking nemend.

samenvatting

kortom, in één woord, resumerend, samengevat.

Logische signaalwoorden bij een bepaald verband.

432

Zakelijke communicatie

3.6

Hoe zorg je voor logische alineaverbanden?

Zorg ervoor dat het verband tussen alinea’s logisch is. Stel, je schrijft een tekst over ‘spijbelen’. Een van de deelonderwerpen is ‘oorzaken van spijbelen’. Je behandelt drie oorzaken. Die bespreek je in drie alinea’s. Per alinea belicht je een oorzaak. Dan is de lezer enorm geholpen als elke alinea begint met een duidelijk signaalwoord. Bijvoorbeeld: ‘De eerste oorzaak is’, ‘de volgende oorzaak is’, ‘de laatste oorzaak is’. Aan die signaalwoorden kan hij onmiddellijk zien dat het verband tussen de drie alinea’s opsommend is. Er zijn veel soorten alineaverbanden.

3.6.1 Chronologisch alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Breng de inhoud van het zakje Thaise rijst in ruim water (eventueel met zout) aan de kook. Roer de rijst goed door en kook deze in 8 minuten gaar. Alinea 2: Snijd de kipfilet in reepjes. Maak de lente- of bosuitjes schoon en snijd ze in stukjes van ongeveer 3 cm. Alinea 3: Bak de kipfilet goudbruin in een koekenpan of wok, in 2 eetlepels hete olie. Alinea 4: Blus alles af met 350 ml koud water en voeg de inhoud van het zakje Siamsaus toe. Roer het geheel goed door en laat het 1-2 minuten koken. Alinea 5: Voeg de lente- of bosuitjes en de cashewnoten toe en laat ze even meeverwarmen. Alinea 6: Serveer de kip en de rijst apart. In die gebruiksaanwijzing krijg je puntsgewijs een instructie hoe je Kip Siam moet bereiden. Van alinea 1 tot en met 6 is er sprake van een chronologisch verband, want de opsomming is naar tijd gerangschikt. Je doet er verstandig aan om die tijdsvolgorde aan te houden, anders krijg je een onsmakelijk resultaat. Ook bij een historische behandeling van een onderwerp is een chronologisch verband mogelijk. Wanneer je bijvoorbeeld het antisemitisme behandelt, kun je beginnen in de middeleeuwen en eindigen in de 21e eeuw. Het chronologisch verband kun je het beste aangeven met signaalwoorden als toen, hierna, daarna, vervolgens, eerst, voordat, nadat, terwijl en intussen. Zet die woorden in de sleutelzin. Soms kondig je aan dat je het onderwerp chronologisch gaat behandelen of je geeft dat aan in een terugblik. Bijvoorbeeld: ‘Ik zal hieronder het antisemitisme vanaf de middeleeuwen tot en met de 21e eeuw bespreken.’ (Vooruitblik) ‘Hierboven heb ik het antisemitisme vanaf de middeleeuwen tot en met de 21e eeuw besproken.’ (Terugblik)

3.6.2 Opsommend en tegenstellend alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Het rookverbod in cafés kent zowel voor- als nadelen. Ik zet ze even op een rijtje: Alinea 2: Voordeel 1 Alinea 3: Voordeel 2 Alinea 4: Voordeel 3 Alinea 5: Nadeel 1 Alinea 6: Nadeel 2 In dat voorbeeld zijn alinea 2, 3 en 4 opsommend verbonden, evenals alinea 5 en 6. Tussen alinea 2, 3 en 4 (de voordelen) en alinea 5 en 6 (de nadelen) vind je een tegenstellend verband. Behalve tussen voor- en nadelen kunnen er ook opsommende en/of tegenstellende verbanden zijn tussen perioden, redenen, soorten, onderdelen, verklaringen of argumenten pro of contra. 3•Samenhanginteksten

433

Help de lezer/luisteraar door het opsommend verband met de volgende signaalwoorden aan te geven: ten eerste, ten tweede, ten derde, vervolgens, bovendien, ook, nog, verder, een andere, vervolgens en ten slotte. Zet die woorden in de sleutelzin. Geef het tegenstellend verband aan met signaalwoorden als: maar, echter, evenwel, daarentegen, niettemin, hoewel en toch. Je kunt natuurlijk ook in een vooruitblik of terugblik duidelijk maken dat er sprake is van een opsomming en/of tegenstelling.

3.6.3 Toelichtend alineaverband Alinea 1: Alinea 2:

Het ‘halo-effect’ treedt op als je iemand te gunstig beoordeelt, doordat je onbewust het oordeel over één afzonderlijke eigenschap laat gelden voor de gehele persoon. (Moeilijke omschrijving van een abstract begrip) Wanneer mensen bijvoorbeeld knap, goed verzorgd en goedlachs zijn, worden ze in het algemeen als ‘intelligent’ beoordeeld, hoewel er praktisch geen of helemaal geen relatie bestaat tussen die eigenschappen en intellectuele kwaliteiten. (Concreet voorbeeld)

Tussen alinea 1 en 2 is er sprake van een toelichtend verband, want de schrijver licht het moeilijke begrip ‘halo-effect’ uit de eerste alinea toe met een concreet voorbeeld in de tweede alinea. Je kunt ook iets verduidelijken met een vergelijking. Je kunt bijvoorbeeld de drugsproblematiek in België vergelijken met die in Nederland om een bepaalde overeenkomst duidelijk te maken. Er is ook sprake van een toelichtend verband wanneer je een term die je in de ene alinea gebruikt (bijvoorbeeld remperiode) omschrijft of definieert in de andere alinea, waardoor de lezer weet wat er wel of niet mee wordt bedoeld. Bijvoorbeeld: De term ‘rem’ in remperiode staat voor ‘rapid eye movement’, oftewel vlugge oogbeweging. Ieder mens heeft tijdens zijn slaap een aantal remperiodes. Tijdens die periodes bewegen de ogen zich achter de gesloten oogleden relatief snel heen en weer, men slaapt zeer diep en droomt ook. Duid het toelichtend verband aan met signaalwoorden als: bijvoorbeeld, ter illustratie, in vergelijking met, vergeleken met, zoals, net als, evenals, soortgelijk, onder (…) versta ik, ik bedoel met (…), we spreken van (…). Je kunt natuurlijk ook aankondigen dat je een moeilijk begrip gaat toelichten met een voorbeeld, vergelijking, omschrijving of definitie.

3.6.4 Oorzakelijk alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Het aantal zeehonden voor de Belgische kust is de laatste jaren sterk verminderd. (Gevolg) Alinea 2: Een deel van die teruggang heeft te maken met de achteruitgang van het garnalenbestand (vooral jonge zeehonden hebben veel garnalen nodig), die misschien weer veroorzaakt is door de toename van jonge kabeljauwen, die wellicht de opengevallen plaats van de overbeviste haringen innemen. (Oorzaken) Hier is sprake van een oorzakelijk verband. In de ene alinea heeft de schrijver het over een gevolg en in de tweede alinea geeft hij enkele oorzaken daarvan aan. Je kunt de volgorde ook omdraaien: Oorzaken: Achteruitgang van garnalenstand, toename van jonge kabeljauwen en afname van overbeviste haringen. Gevolg: Teruggang van het aantal zeehonden voor de Belgische kust. Het oorzakelijk verband kan dus op twee manieren voorkomen in een tekst: oorzaak – gevolg én gevolg – oorzaak.

434

Zakelijke communicatie

Mocht je twijfelen over wat nu de oorzaak is en wat het gevolg, maak dan een zin met ‘daardoor’. Vergelijk bijvoorbeeld: ‘Ik heb niet gegeten; daardoor heb ik honger’ met ‘Ik heb honger; daardoor heb ik niet gegeten’. Het tweede voorbeeld klopt duidelijk niet. Geef het oorzakelijk verband met de volgende signaalwoorden aan: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, dientengevolge, daaruit volgt, de oorzaak hiervan is, wordt verklaard door, hangt samen met, leidt tot, zal tot gevolg hebben. Het oorzakelijk verband kan goed samengaan met een opsomming. Je kunt bijvoorbeeld in plaats van één oorzaak twee of meer oorzaken van een bepaald verschijnsel geven. Elke vervolgalinea bevat dan een andere oorzaak.

3.6.5 Argumenterend alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Ik vind dat er in België nog steeds wordt gediscrimineerd. (Stelling) Alinea 2: Gisteren zag ik op de televisie dat er voor een Turkse familie geen plaats was in een restaurant, terwijl er vijf minuten later wel een tafel vrij was voor een Vlaams gezin. (Argument) Hier is sprake van een argumenterend verband tussen alinea 1 en 2. Alinea 1 bevat een stelling en alinea 2 een argument waarmee die stelling wordt verdedigd. Bij argumenterende verbanden kun je de volgorde ook omdraaien. Alleen is er dan geen sprake van een stelling, maar van een conclusie. Argument: Het bewijzende voorbeeld van de Turkse en Vlaamse familie voor wie geen/ wel plaats was in een restaurant. Conclusie: Er wordt nog steeds gediscrimineerd in België. signaalwoorden bij de volgorde stelling - argument zijn onder andere: namelijk, want, immers. Bij argument - conclusie horen bijvoorbeeld: dus, hieruit volgt, concluderend. Om je argumentatie sterker te maken, kun je meer dan één argument voor je stelling geven. Bijvoorbeeld: Alinea 1: Het openbaar vervoer moet bevorderd worden (stelling). Alinea 2: Dat is goed voor het milieu (argument 1). Alinea 3: Het zakelijke verkeer wordt dan minder gehinderd door het woon-werkverkeer (argument 2). In dat voorbeeld zijn alinea 2 en 3 argumenterend verbonden met alinea 1. Maar alinea 2 vormt een opsommend alineaverband met alinea 3.

3.6.6 Toegevend alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Ik geef toe dat er over bepaalde vormen van genetische manipulatie bij planten en in mindere mate bij dieren een zekere kennis voorhanden is. (Toegeving) Alinea 2: Toch wijs ik het manipuleren van chromosomenmateriaal bij mensen van de hand, want we weten nog veel te weinig van DNA-technologie en de effecten daarvan op lange termijn. (Stelling en argumenten) In alinea 1 geeft de betoger toe dat er een tegenargument tegen zijn stelling is te noemen. Maar dat tegenargument weegt volgens hem minder zwaar dan zijn eigen proargumenten. Daarom handhaaft hij zijn stelling. Argumentaties krijgen dan de volgende vorm: Hoewel X, vind ik Y, want Z. (Toegeving) (Stelling) (Argument[en]) Tussen alinea 1 en alinea 2 is dan een toegevend alineaverband. Gebruik bij dat verband signaalwoorden als: ik geef toe dat, toch, hoewel, ondanks het feit dat, desalniettemin, ook al, hoe het ook zij, ofschoon. 3•Samenhanginteksten

435

3.6.7 Voorwaardelijk alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Je mag die zomer met vakantie. (Mogelijke vervulling) Alinea 2: Indien je slaagt voor je eindexamen. (Voorwaarde) Bij een voorwaardelijk alineaverband is er in de ene alinea sprake van een voorwaarde die vervuld moet zijn, wil de uitspraak in de andere alinea (vervulling) mogelijk zijn. Uiteraard kan de alineavolgorde ook andersom. Gebruik signaalwoorden als: op voorwaarde dat, als/wanneer/indien, tenzij en mits. Wanneer er sprake is van een aantal voorwaarden, kun je een vooruitblik of terugblik toepassen: dat geldt onder de volgende voorwaarden / hierboven heb ik drie voorwaarden genoemd.

3.6.8 Probleem-oplossingalineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Iedereen weet dat het fileprobleem op de Belgische snelwegen enorm groot is. (Probleem) Alinea 2: Misschien kan de overheid dat probleem oplossen door de accijns op gas, benzine en diesel sterk te verhogen. (Oplossing) In alinea 1 stelt de schrijver een probleem, waarvoor hij in alinea 2 een mogelijke oplossing aangeeft. Tussen alinea 1 en 2 is er sprake van een probleem-oplossingverband. Bij dat verband kun je de volgende signaalwoorden gebruiken: de oplossing hiervoor is, verhelpen met, bestrijden door, beperken door, zorgen voor.

3.6.9 Samenvattend alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1 Inleiding + centrale vraag Alinea 2: Oplossing 1: accijnsverhoging op gas, benzine en diesel. Alinea 3: Oplossing 2: rekeningrijden op de drukste snelwegen. Alinea 4: Oplossing 3: kilometerheffing. Alinea 5: Kortom: er bestaan drie oplossingen voor het fileprobleem, namelijk accijnsverhoging, rekeningrijden en kilometerheffing. (Samenvatting) In dat voorbeeld heeft de schrijver een samenvattende alinea 5 verbonden met de voorafgaande opsommende alinea’s 2-4. Zo’n korte samenvatting staat meestal aan het einde van de tekst, maar je kunt ook tussentijds het voorafgaande samenvatten in een aparte alinea. Gebruik de volgende signaalwoorden: samenvattend, kortom, kort gezegd, alles overziend.

3.6.10 Concluderend alineaverband Een voorbeeld: Alinea 1: Zijn terroristische aanslagen te voorkomen? Alinea 2: Oplossing 1 werkt niet goed. Alinea 3: Oplossing 2 werkt niet goed; Alinea 4: Oplossing 3 werkt niet goed. Alinea 5: Er is dus geen enkele goede oplossing om terroristische aanslagen te voorkomen. (Conclusie) Bij een concluderend alineaverband trek je uit de voorafgaande alinea’s een conclusie. Dat gebeurt in alinea 5. Daarin wordt niet iets uit de voorafgaande alinea’s 2-4 herhaald (zoals bij het samenvattende verband), maar er wordt iets uit die alinea’s afgeleid. Vandaar dat het concluderend verband vaak een verschijningsvorm van het argumenterende verband is. signaalwoorden zijn bijvoorbeeld: dus, concluderend, uiteindelijk, hieruit kunnen we afleiden, daaruit volgt, de slotsom is dat …

436

Zakelijke communicatie

4

Argumentatieleer 4.1

Wat is argumenteren?

Gelijk hebben is geen kunst, maar gelijk krijgen wel. Stel je het volgende gesprek voor: Griet: ‘Voor je op wintersportvakantie gaat, kun je het beste een reisverzekering afsluiten.’ Pieter: ‘Waarom? Zo’n reisverzekering is helemaal niet nodig.’ Pieter is het oneens met Griet. Wil zij hem van haar mening overtuigen, dan moet ze argumenteren. Ze kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik vind van wel (standpunt), want je kunt bij het skiën een been breken en in alle vakantiecentra wordt veel bagage gestolen (argumenten).’ Teksten waarin een standpunt wordt beargumenteerd, noemen we overtuigende, betogende of persuasieve teksten. Er zijn schriftelijke (bijvoorbeeld een recensie) en mondelinge betogen (bijvoorbeeld een debat). De schrijver of spreker is dan betoger.

4.2

Hoe herken je standpunt en argumenten?

De betoger gebruikt vaak aanwijzingen die duidelijk maken dat hij een standpunt inneemt. Aanwijzingen

Standpunten

Ik vind – Ik ben van mening – Mijn standpunt is – Mijn stelling is – Ik hoop jou ervan te overtuigen …

Ik vind dat je het beste een reisverzekering kunt afsluiten voordat je op wintersportvakantie gaat.

Mijns inziens – Volgens mij …

Volgens mij zijn kinderen wrede wezens.

Mijn conclusie is – Vandaar …

Vandaar dat ik die cd erg tof vind.

Dus – Daarom …

Daarom moet het vliegveld van Zaventem niet verder worden uitgebreid.

Je kunt argumenten makkelijk herkennen als er tussen standpunt en argument signaalwoorden als want, omdat, doordat, aangezien, namelijk of immers staan. Zo’n signaalwoord geeft je een wenk: ‘Let op! Nu komt er een argument.’ Bijvoorbeeld: Standpunten

Signaalwoord en argument

Voor je op wintersportvakantie gaat, kun je het beste een reisverzekering afsluiten, …

… aangezien je ingesneeuwd kunt raken en je dan extra hotelkosten hebt.

Kinderen zijn wrede wezens, …

… immers hoe bloediger het in sprookjes toegaat, hoe mooier ze het vinden.

Die cd vind ik erg tof, …

… omdat er funky liedjes met leuke teksten op staan.

Het vliegveld van Zaventem moet niet verder uitgebreid worden, …

… want dan wordt de milieulast alleen maar groter.

Wanneer een signaalwoord ontbreekt, kun je het beste de want-dusproef toepassen om het standpunt en argument op te sporen. Zet tussen de verschillende zinnen of zinsdelen het signaalwoord want of dus. Achter ‘want’ hoort dan het argument en achter ‘dus’ het standpunt te staan. Bijvoorbeeld: ‘Ik houd ermee op (= standpunt), want ik heb wel weer genoeg geleerd vandaag (= argument).’ ‘Ik heb wel weer genoeg geleerd vandaag (= argument), dus ik houd ermee op (= standpunt).’

4•Argumentatieleer

437

4.3

Hoe weet je of je met een stelling of een conclusie te maken hebt?

Een standpunt kan gevolgd worden door argumenten, maar die argumenten kunnen er ook aan voorafgaan. Staat het standpunt voorop, dan is er sprake van een stelling. Bijvoorbeeld: ‘Je moet je mp3-speler niet te luid zetten (standpunt, stelling), aangezien dat slecht is voor je gehoor (argument).’ Is de volgorde omgedraaid, dan noem je het standpunt ook wel een conclusie. Bijvoorbeeld: ‘Je gehoor is erg kwetsbaar (argument), daarom kun je het beste je mp3-speler niet te luid zetten (standpunt, conclusie).’ Vaak staat er zowel een stelling als een conclusie in een betoog. De betoger noemt dan eerst zijn stelling aan het einde van de inleiding. Die verdedigt hij met argumenten in het middenstuk. Vervolgens herhaalt hij zijn stelling in de vorm van een conclusie in het slot.

4.4

Hoe onderscheid je een hoofdargument van een subargument?

Meestal ondersteunt de betoger een argument met een ander argument. Hij ondersteunt dan het hoofdargument met een subargument. Bijvoorbeeld: ‘Wanneer je op een scooter rijdt, moet je een valhelm dragen (= standpunt), omdat je hoofd goed beschermd moet zijn (= hoofdargument), want als je valt of tegen iets aanbotst, is je hoofd erg kwetsbaar (= subargument).’ Een subargument is dus ondergeschikt aan een hoofdargument. Het geeft verdere toelichting bij een hoofdargument (Waarom moet je hoofd goed beschermd zijn? Omdat …). Soms is het niet gemakkelijk om in een betoog precies aan te wijzen met hoeveel (hoofd)argumenten het standpunt wordt verdedigd. De betoger geeft echter meestal met opbouwsignalen aan dat hij overstapt van het ene naar het andere (hoofd)argument. Bijvoorbeeld: ten eerste, ten tweede, bovendien, ook, verder, ten slotte …

4.5

Hoe herken je tegenargumenten en weerleggingen?

Als een betoger vermoedt dat twijfelaars of tegenstanders wel eens tegen zouden kunnen sputteren, kan hij al van tevoren rekening houden met hun eventuele tegenargumenten. Die kan hij weerleggen door: • aan te tonen dat ze niet waar of twijfelachtig zijn; • te zeggen dat ze minder zwaar wegen dan zijn argumenten. Twee voorbeelden: ‘Honden zijn toffe huisdieren (standpunt). Ze zijn lief, aanhankelijk, waakzaam en trouwe huisgenoten waar je veel plezier aan beleeft (argumenten). Mensen overdrijven als ze zeggen dat ze voortdurend in de hondenpoep trappen (tegenargument). De meeste hondenliefhebbers die hun huisdier uitlaten, hebben een schepje bij zich om de hondenpoep op te ruimen (weerlegging).’ ‘Ik vind roken een slechte gewoonte (standpunt). Je hebt namelijk 60 % meer kans op hart- en vaatziekten, en op longkanker (= argumenten). Rokers verdedigen zich vaak door te zeggen dat roken een kalmerend effect op ze heeft en ervoor zorgt dat ze hun gewicht onder controle houden. Maar die tegenargumenten wegen volgens mij minder zwaar dan de dodelijke ziekten die je van roken kunt krijgen (= weerlegging).’

438

Zakelijke communicatie

4.6

Hoe reconstrueer je het verzwegen argument?

Een complete redenering bestaat niet alleen uit een standpunt en een argument, maar ook uit een als-danverbinding. Het argument heeft namelijk altijd een inhoudelijke relatie met het standpunt. Zo’n inhoudelijk verband geef je aan met de woordjes als en dan. Achter ‘als’ komt het argument en na ‘dan’ vul je het standpunt in. Bijvoorbeeld: Standpunt: Simon is verslaafd aan computerspelletjes. Argument: Hij gamet minstens twee uur per dag. Als-danverbinding: Als iemand minstens twee uur per dag gamet (= argument), dan is hij gameverslaafd (= standpunt). In dit geval mag je het als-gedeelte veralgemenen. De betoger gaat er immers van uit dat het voor elke gameverslaafde kenmerkend is dat hij minstens twee uur per dag computerspelletjes speelt. Het standpunt moet echter hetzelfde blijven! De als-danverbinding is belangrijk, want de betoger motiveert daarmee waarom volgens hem het argument naar het standpunt leidt. Toch blijft die redeneerstap meestal onuitgesproken in dagelijkse argumentaties, want betogers ervaren een complete redenering als omslachtig. Daarom wordt de als-danverbinding ook wel het verzwegen argument genoemd. Je moet het erbij denken. In de logica wordt een complete redenering een syllogisme, de als-danverbinding de (premisse) major en het argument de (premisse) minor genoemd. Een voorbeeld van een syllogisme: Alle mensen zijn sterfelijk (major= algemeen). Julius is een mens (minor= bijzonder). Dus Julius is sterfelijk (conclusie).

4.7

Hoe maak je een waaierschema van de argumentatiestructuur?

Wanneer je een betoog van een ander schematisch samenvat of zelf een betoog schrijft, is het handig om een waaierschema van de argumentatiestructuur te maken. Bijvoorbeeld: Stop met roken! Blaas je ook wel eens uit met een sigaretje? Rook je ook een ‘pakje per dag’? Nou, ik niet meer. Ik ben gestopt met die slechte gewoonte. Als ik jou was, zou ik dat ook doen. Wie rookt, heeft namelijk tien keer meer kans op longkanker dan iemand die niet rookt. Roken is ook slecht voor je hart. Uit recent onderzoek blijkt dat rokers 60 % meer kans op hart- en vaatziekten hebben. Bovendien wordt het je als roker steeds moeilijker gemaakt. Je mag slechts in speciale ruimtes en in de buitenlucht roken, en steeds meer mensen vinden het vervelend als je bij hen thuis rookt. Ook vind ik roken in de buurt van niet-rokers asociaal. Meeroken eist jaarlijks honderden dodelijke slachtoffers. Ten vijfde wordt roken steeds duurder. Als je een pakje sigaretten per dag rookt, kost je dat per week een fiks bedrag. Rokers verdedigen zich vaak als volgt: ‘M'n opa rookte als een schoorsteen en die is 95 jaar geworden, dus het is maar de vraag of je moet stoppen met roken.’ Het is maar hoe je het bekijkt. Die grootvader is gewoon de uitzondering die de regel bevestigt. Ieder jaar overlijden er in België ruim 20 000 mensen aan ziekten die rechtstreeks door het roken zijn veroorzaakt. Ik geef toe dat roken de schatkist veel accijnsbelasting oplevert. Maar dat schijnvoordeel weegt volgens mij niet op tegen het grote aantal nadelen van roken. Houd daarom jezelf niet langer voor de gek. Stop met roken.

4•Argumentatieleer

439

Hoofdargument 1 Wie rookt, heeft tienmaal meer kans op longkanker dan iemand die niet rookt.

Standpunt Stop met roken

Subargument

2 Roken is slecht voor je hart.

2.1 Uit recent onderzoek blijkt dat rokers 60 % meer kans op hart- en vaatziekten hebben.

3 Het wordt je als roker steeds moeilijker gemaakt.

3.1 Je mag slechts in speciale ruimtes en in de buitenlucht roken, en veel mensen vinden het vervelend als je bij hen thuis rookt.

4 Roken in de buurt van niet-rokers is asociaal.

4.1 Meeroken eist jaarlijks honderden dodelijke slachtoffers.

5 Roken wordt steeds duurder.

5.1 Dat kost per week veel geld. Weerlegging

Tegenargument 1 Mijn opa rookte heel veel en die is 95 jaar geworden.

1.1 Ieder jaar overlijden er in België ruim 20 000 mensen aan ziekten die rechtstreeks door het roken zijn veroorzaakt.

2 Roken levert veel accijns op.

2.1 Dat schijnvoordeel weegt niet op tegen het grote aantal nadelen.

Waaierschema.

4.8

Hoe maak je een boomschema van de argumentatiestructuur?

Wanneer je een betoog van een ander schematisch samenvat of zelf een betoog schrijft, is het handig om een boomschema van de argumentatiestructuur te maken. We gebruiken het voorbeeld uit paragraaf 4.7. Standpunt

HA: Hoofdargument TA: Tegenargument SA: Subargument WL: Weerlegging

Stop met roken

HA 1 Wie rookt, heeft …

HA 2 Roken is slecht …

HA 3 Het wordt je als roker …

HA 4 Roken in de buurt …

HA 5 Roken wordt steeds …

TA 2 Mijn opa rookte …

TA 2 Roken levert veel …

SA 2.1 Uit recent onderzoek …

SA 3.1 Je mag slechts …

SA 4.1 Meeroken eist …

SA 5.1 Dat kost per week …

WL 1.1 Ieder jaar overlijden …

WL 2.1 Dat schijnvoordeel …

Boomschema van de argumentatiestructuur in bovenstaand betoog.

440

Zakelijke communicatie

4.9

Welke belangrijke argumentatiesoorten onderscheid je?

Het argument kun je inhoudelijk op verschillende manieren verbinden met het standpunt. Je onderscheidt zes veel voorkomende argumentatiesoorten. Zie tabel. Argumentatiesoort

Omschrijving

Voorbeeld

argumentatie op basis van een eigenschap

Je noemt in het argument een bepaalde eigenschap van wat je in het standpunt beweert.

Die nieuwe Toyota is een milieuvriendelijke auto (standpunt), want hij heeft een zuinige hybride motor (eigenschap).

argumentatie op basis van een oorzaakgevolgrelatie •verklarende argumentatie

•voorspellende argumentatie

In een verklarende argumentatie geef je in het argument een verklaring (oorzaak) voor het gevolg dat je noemt in het standpunt.

Die nieuwe speelfilm van X is volkomen geflopt (gevolg), doordat enkele belangrijke recensenten er slechte kritieken over hebben geschreven (verklaring, oorzaak). In een voorspellende argumentatie voorspel Birgit zal nu wel vloeiend Frans kunnen je op grond van de oorzaak (argument) dat praten (voorspelling, gevolg), want ze heeft het gevolg (standpunt) hoogstwaarschijnlijk zojuist een jaar als au pair in Parijs gewoond (oorzaak). zal optreden.

argumentatie op basis van een voordeel of nadeel

In het standpunt raad je iets aan of af, terwijl Het wordt hoog tijd dat in onze woonbuurt verkeersdrempels worden aangebracht je in het argument een voor- of nadeel (standpunt), want dan kunnen onze kinderen aanvoert. veiliger buiten spelen (voordeel). Je kunt beter niet naar houseparty’s gaan (standpunt), want onder regelmatige bezoekers komen 75 % meer gehoorklachten voor dan bij de overige Belgische jongeren (nadeel).

argumentatie op basis van deskundigheid of autoriteit

Je verdedigt het standpunt door in je argument een beroep te doen op een onderzoeksuitslag, een wetenschappelijk inzicht, een uitspraak van een gezaghebbende deskundige of een bevoegde instantie.

Je kunt bomen of struiken het beste in het voorjaar verplaatsen (standpunt). John Green, een expert op het gebied van tuinieren, geeft dat advies in zijn standaardwerk ‘De tuin in vier seizoenen’ (gezaghebbende deskundige).

argumentatie op basis van voorbeelden die dienen als bewijs

Je verdedigt de algemene uitspraak in het standpunt met een of meer bewijzende voorbeelden.

Het Belgische voetbal zit in een absolute dip (standpunt), want zelfs landskampioen Anderlecht kan zich niet voor de tweede ronde van de UEFA-cup plaatsen (bewijzend voorbeeld).

argumentatie op basis van een vergelijking

Je maakt het standpunt aannemelijk met een vergelijkbaar geval.

Het is oneerlijk dat ik een onvoldoende heb gekregen voor mijn examen (standpunt), want Jan heeft dezelfde fouten als ik en hij krijgt een voldoende (vergelijkbaar geval).

De zes veel voorkomende argumentatiesoorten.

4.10 Hoe beoordeel je of de argumentatie deugt? Met de volgende vier beoordelingsvragen kun je nagaan of de betoger zijn standpunt voldoende overtuigend heeft onderbouwd. Vind je de argumentatie deugdelijk? Beoordelingsvraag 1: Zijn de argumenten op zichzelf aanvaardbaar? Beoordelingsvraag 2: Is er sprake van drogredenen waardoor de argumenten niet naar het standpunt leiden? Beoordelingsvraag 3: Zijn de tegenargumenten overtuigend weerlegd? Beoordelingsvraag 4: Wat is je eindoordeel?

4•Argumentatieleer

441

Je eindoordeel mag niet willekeurig en oncontroleerbaar zijn. Door de uitkomsten van beoordelingsvraag 1, 2 en 3 naast elkaar te leggen en tegen elkaar af te wegen, kun je een weloverwogen eindoordeel verantwoorden.

4.10.1 Hoe beoordeel je of de argumenten op zichzelf aanvaardbaar zijn? Argumenten kunnen objectief of subjectief zijn. In het algemeen zijn objectieve argumenten sterker dan subjectieve. Objectieve argumenten zijn gebaseerd op feiten: je kunt controleren of ze waar, meer of minder waarschijnlijk of niet waar zijn. ‘Jan mag stemmen (standpunt), want hij is achttien jaar (objectief argument).’ Als in die situatie Jan nog geen achttien jaar blijkt te zijn, is het objectieve argument niet waar en deugt de argumentatie niet. subjectieve argumenten zijn persoonlijke meningen. Daarmee kun je het alleen maar eens of oneens zijn. Je kunt ze niet controleren op waarheid. ‘Ik vind dat jouw vriend er leuk uitziet (standpunt), want hij heeft altijd toffe kleding aan (subjectief argument).’ Je aanvaardt dat subjectieve argument als je het ermee eens bent. Anders wijs je het af. In de praktijk kun je niet altijd nagaan of objectieve argumenten (on)waar zijn. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat je te weinig van het onderwerp afweet en er geen gegevens over kunt opzoeken. Dan zit er niets anders op dan de geloofwaardigheid van objectieve argumenten in te schatten. • Is de betoger deskundig op het gebied waarover het gaat? • Heb je vertrouwen in het publicatiemedium (website, boek, tijdschrift, krant, folder enzovoort), omdat er gewoonlijk goede, betrouwbare publicaties in staan? • Zijn de objectieve argumenten duidelijk en exact geformuleerd? • Verwijst de betoger naar controleerbare en deskundige bronnen? • Worden de objectieve hoofdargumenten onderbouwd met aannemelijke onderzoeksuitslagen of serieuze wetenschappelijke inzichten? • Zijn de feitelijke gegevens misschien achterhaald, doordat het betoog verouderd is? Als je een objectief of subjectief argument onaanvaardbaar vindt, dan leidt het natuurlijk niet naar het standpunt (zie 4.10.2).

4.10.2 Hoe herken je drogredenen ontstaan door het verkeerd toepassen van een argumentatiesoort? Het is mogelijk dat je het argument op zichzelf aanvaardt, maar dat het niet naar het standpunt leidt. Bijvoorbeeld: Je moet niet op vakantie gaan naar Schotland (standpunt), want daar regent het relatief vaak (argument). Dat objectieve argument is waar, maar daarom hoeft het nog niet naar het standpunt te leiden. Misschien is Schotland zo’n interessant vakantieland dat je het risico best wilt lopen dat het daar geregeld regent. Indien je het argument op zichzelf hebt aanvaard (zie 4.10.1), moet je dus ook nagaan of je het eens bent met het verzwegen argument: Áls het in een land relatief vaak regent (argument), dán is het ongeschikt als vakantiebestemming (standpunt). Stel van het verzwegen argument vast van welke argumentatiesoort sprake is (zie 4.9). In het voorbeeld hierboven is dat argumentatie op basis van een eigenschap. Het is kenmerkend voor dat land dat het er vaak regent en daarom vindt de betoger het ongeschikt als vakantiebestemming. Iedere argumentatiesoort roept zijn eigen kritische vragen op. Daarmee kun je beoordelen of dat type argumentatie goed/minder goed/fout is gebruikt. Om argumentatiefouten (ook wel drogredenen genoemd) bij anderen te vinden en die zelf te vermijden, is het handig de argumentatiesoorten uit de tabel en het foutieve gebruik ervan te kennen.

442

Zakelijke communicatie

Argumentatiesoort

Kritische vragen

Drogreden en toelichting

Argumentatie op basis van een eigenschap Bijvoorbeeld: ‘Judith maakt prachtige artistieke foto’s (standpunt), want ze zijn altijd haarscherp (argument: onaanvaardbare eigenschap).’

Drogreden op grond van een onaanvaardbare eigenschap Haarscherpe foto’s zijn niet voldoende •Is de eigenschap kenmerkend voor het kenmerkend voor kunstzinnigheid. Andere eigenschappen wegen standpunt? zwaarder, zoals goede compositie, •Kun je andere positieve of negatieve eigenschappen noemen die zwaarder sterk contrast, mooie belichting, ongebruikelijk camerastandpunt. wegen? Drogreden op grond van een foutieve oorzaak-gevolgrelatie

Argumentatie op basis van een oorzaak-gevolgrelatie Bijvoorbeeld: Er liep een zwarte kat over de straat (argument, onjuiste oorzaak) en ja hoor, een paar minuten later kreeg ik een lekke band (standpunt, gevolg).

Verklarende argumentatie De zwarte kat is niet de oorzaak van •Kan het gevolg niet door iets anders die lekke band. Een spijker, stukje glas veroorzaakt zijn? •Is er geen andere (en betere) verklaring enzovoort is een betere verklaring. denkbaar?

Bijvoorbeeld: ‘Ik heb een lot van de staatsloterij gekocht (argument, oorzaak), dus binnenkort zal ik wel een grote prijs winnen (standpunt, onwaarschijnlijk gevolg).’

Voorspellende argumentatie •Leidt de oorzaak hoogstwaarschijnlijk Je hebt slechts een kleine kans om een grote prijs te winnen, want er worden tot het gevolg? •Zijn er omstandigheden die in dit geval heel veel loten verkocht. de kans op het gevolg verkleinen?

Argumentatie op basis van een voordeel of nadeel Bijvoorbeeld: •Leidt de raadgeving ‘Voetbalsupporters kunnen het hoogstwaarschijnlijk tot het beste allemaal op langwerpige voordelige of nadelige gevolg? plastic toeters (vuvuzela’s) blazen •Leidt de raadgeving tot ongewenste (standpunt, raadgeving), want dat harde zoemende geluid zal de prestaties nevengevolgen die zwaarder wegen dan het voordeel of nadeel? van de spelers bevorderen (argument, onaanvaardbaar voordeel).’

Drogreden op grond van een onaanvaardbaar voordeel De spelers presteren hoogstwaarschijnlijk niet beter en door dat enorme lawaai kunnen ze de scheidsrechter slecht horen.

Argumentatie op basis van deskundigheid of autoriteit Bijvoorbeeld: ‘De toename van CO2 is niet verantwoordelijk voor klimaatveranderingen (standpunt), want dat zei prof. dr. J. Tachelet (hoogleraar Moderne geschiedenis) onlangs in het televisieprogramma Terzake (argument, onaanvaardbare deskundige).’

Drogreden op grond van verkeerde deskundigheid De deskundige is niet gezaghebbend •Is de deskundige gezaghebbend op het op het gebied waarover het gaat. Bovendien wordt hij tegengesproken gebied waarover het gaat? •Is de deskundige onpartijdig en eerlijk? door gezaghebbende deskundigen. •Wordt de uitspraak van deze deskundige tegengesproken door andere gezaghebbende deskundigen?

Argumentatie op basis van voorbeelden die dienen als bewijs Bijvoorbeeld: ‘Vrouwen kunnen niet logisch denken (standpunt), want mijn zuster haalt altijd een onvoldoende voor wiskunde (argument, foutieve veralgemening).’

Drogreden op grond van een onjuiste veralgemening Eén zuster die minder goed presteert in wiskunde, is niet representatief voor •Zijn de voorbeelden voldoende representatief voor de groep waarover álle vrouwen. Zo’n algemene uitspraak iets wordt beweerd in het standpunt? kun je beter bewijzen met statistisch cijfermateriaal. •Zijn er voldoende voorbeelden? •Kun je tegenvoorbeelden geven?

Argumentatie op basis van een vergelijking Bijvoorbeeld: ‘Een kerncentrale is net zo veilig (standpunt) als de supermarkt bij jou op de hoek (argument, onjuiste vergelijking).’

•Zijn de overeenkomsten tussen beide gevallen van belang voor het standpunt? •Zijn er verschillen die belangrijker zijn dan de overeenkomsten?

Drogreden op grond van een onjuiste vergelijking De betoger vergelijkt appels met peren, want de overeenkomsten tussen een supermarkt en een kerncentrale zijn niet relevant en er zijn doorslaggevende verschillen.

Drogredenen in de argumentatie.

4•Argumentatieleer

443

4.10.3 Hoe herken je andere argumentatiefouten? Naast de bovenstaande drogredenen kan de betoger nog andere argumentatiefouten maken, waardoor het argument niet naar het standpunt leidt. Omschrijving drogreden

Voorbeeld

Drogreden van de stok De betoger dreigt met vervelende gevolgen als hij zijn zin niet krijgt. Op die manier chanteert of intimideert hij iemand om zijn wil door te drukken.

‘Als je niet beter je best doet op school, krijg je voorlopig geen zakgeld meer.’

Drogreden van de persoonlijke aanval De betoger bestrijdt niet de argumentatie van de tegenstander, maar hij valt hem persoonlijk aan. In voetbaltermen: hij speelt de man in plaats van de bal.

Drogreden van de stroman De betoger verdraait het standpunt of argument van de tegenstander. Die verdraaide argumentatie is als het ware een stroman die hij gemakkelijker kan aanvallen. Drogreden van de cirkelredenering De betoger voert een argument aan dat op hetzelfde neerkomt als zijn standpunt. Daardoor argumenteert hij eigenlijk niet. Drogreden van het ontduiken van de bewijslast De betoger doet alsof zijn standpunt volkomen vanzelfsprekend is, dus niet ter discussie staat. Hij gebruikt dan bijvoorbeeld de volgende formuleringen: ‘Het staat als een paal boven water dat …’, ‘Het spreekt vanzelf dat …’, ‘Iedereen weet dat …’, ‘Niemand twijfelt eraan dat …’, ‘Het valt niet te ontkennen dat …’. Op die manier verhult de betoger dat hij geen goede argumenten heeft voor zijn standpunt.

Tegenstander: ‘Ik vind dat in bepaalde gevallen de doodstraf moet kunnen worden gegeven.’ Betoger: ‘Dus jij vindt dat elke moordenaar maar op de elektrische stoel moet worden gezet.’ ‘Kinderen kunnen geen verantwoordelijkheid dragen, want ze zijn nog niet volwassen.’

‘Iedereen die zich erin verdiept heeft, weet dat we betere leerkrachten krijgen als hun salarissen worden verhoogd.’

Pathetische drogreden In plaats van zijn standpunt te verdedigen met rationele argumenten, doet de betoger een beroep op gevoelens of vooroordelen van zijn publiek.

‘Geef mij alstublieft geen onvoldoende voor wiskunde, want ik heb zo hard gewerkt voor dat examen dat ik bijna ben ingestort. Dan verdien ik toch een voldoende.’

Divisiedrogreden De betoger schrijft ten onrechte een eigenschap van het geheel toe aan de onderdelen.

‘Het Nederlands voetbalelftal is van wereldklasse, dus alle spelers van Oranje zijn ook van wereldklasse.’

Compositiedrogreden De betoger kent ten onrechte een eigenschap van de onderdelen toe aan het geheel. Andere argumentatiefouten.

444

In het essay I Love Art, You Love Art, We All Love Art, This is Love – Zolang we maar blijven praten maakt Frank Vande Veire brandhout van de hedendaagse kunst in Vlaanderen. Daarop antwoordt kunstenaar Wim Delvoye onder meer het volgende: ‘Frank was allang een verbitterd en jaloers man geworden.’ Ook Jan Hoet reageert: ‘Het gaat hier om een karikatuur van een mislukte pastoor.’

Zakelijke communicatie

‘In die kookcursus wordt gewerkt met smakelijke ingrediënten als boter, slagroom en vers fruit. Dus de zelfgemaakte taarten smaken verrukkelijk.’

4.10.4 Wanneer zijn de tegenargumenten overtuigend weerlegd? Af en toe gaat een betoger zelf in op een mogelijk tegenargument tegen een van zijn argumenten of tegen zijn standpunt. Hij weerlegt dat dan door aan te tonen dat het niet waar of twijfelachtig is. Of door te zeggen dat het minder zwaar weegt dan zijn argumenten. Op die manier maait hij het gras voor de voeten van zijn tegenstanders weg. Een voorbeeld: ‘Ik heb die roman met veel plezier gelezen. Hoewel de dialogen af en toe nogal gekunsteld overkomen en de auteur soms neigt naar mooischrijverij door overladen beelden te gebruiken, boeit het verhaal van het begin tot het eind. De spanningsopbouw is zinderend. Bovendien kan ik me goed identificeren met de hoofdpersoon, zijn problemen zijn erg actueel en worden grondig uitgediept. Ik hoorde laatst iemand zeggen dat de hoofdfiguur een te vlak karakter heeft, maar daarmee ben ik het niet eens. Hij is juist een levensechte hoofdfiguur: zijn karakter ontwikkelt zich psychologisch verantwoord in de loop van het verhaal. Kortom: de auteur laat weliswaar een paar steekjes vallen, maar slaagt er toch in een roman van meer dan gemiddelde kwaliteit te schrijven.’ De betoger geeft toe dat niet alles perfect is, maar die tegenargumenten wegen volgens hem minder zwaar dan zijn argumenten vóór het standpunt. Geldt dat ook voor jou? Ook weerlegt hij een tegenargument. Ben je het met die weerlegging eens? Zo niet, dan blijven die tegenargumenten van kracht en kunnen ze de argumentatie van de betoger verzwakken.

4•Argumentatieleer

445

5

Receptieve taalvaardigheden: lezen 5.1

Hoe verloopt het leesproces?

5.1.1

Oriëntatie

Analyseer de leestaak: waarom moet je de zakelijke tekst lezen? Je wilt … • snel het onderwerp, de centrale vraag, deelonderwerpen en hoofdgedachte van de tekst bepalen; • alleen de hoofdzaken van de tekst achterhalen; • niet alleen de hoofdzaken, maar ook de belangrijke bijzaken van de tekst achterhalen; • diepgaande vragen over de tekst beantwoorden; • de tekst bestuderen voor een examen/proefwerk; • bepaalde informatie uit de tekst halen voor bijvoorbeeld een discussie, onderzoek of schrijfopdracht; • nagaan of de informatie betrouwbaar is of beoordelen of je het eens bent met de argumentatie.

5.1.2

Voorbereiding

Bepaal hoe je de tekst gaat lezen. Kies de goede leesstrategie(ën) om je leestaak uit te voeren. Leesstrategie

Functie

oriënterend lezen

Je wilt snel het onderwerp, de centrale vraag, deelonderwerpen en hoofdgedachte van de tekst achterhalen. Je kunt dit combineren met voorspellend lezen (verwacht je een informatieve, persuasieve … tekst?).

globaal lezen (ook: skimmend lezen / verkennend lezen)

Je wilt snel de hoofdzaken van de tekst weten en hoe ze met elkaar samenhangen.

zoekend lezen (ook: scannend lezen)

Je wilt snel de alinea(’s) vinden waarin een antwoord staat op je zoekvraag.

intensief lezen

Je wilt precies weten wat de hoofd- en bijzaken in de tekst zijn.

studerend lezen

Je wilt precies begrijpen wat er in de (studie)tekst staat. Je wilt de inhoud leren en onthouden.

kritisch lezen

Je wilt bepalen of de informatie betrouwbaar is en beoordelen of je het eens bent met de argumentatie.

Leesstrategieën.

5.1.3

Uitvoering

Ga de tekst oriënterend, globaal, zoekend, intensief, bestuderend en/of kritisch lezen.

5.1.4

Reflectie

Reflecteer na het lezen op het leesproces. Dat is een goede manier om te leren van gemaakte fouten en de volgende keer te verbeteren wat je minder goed hebt gedaan. Stel een aantal vragen zoals: • Kon ik gemakkelijk de leestaak analyseren? • Heb ik de goede leesstrategie(ën) gekozen om de leestaak uit te voeren? • Heb ik die leesstrategie(ën) adequaat toegepast? • Wat ging me daarbij goed af en wat minder goed? • Waar ga ik de volgende keer beter op letten? Motiveer je antwoorden.

446

Zakelijke communicatie

5.2

Hoe lees je oriënterend?

• Kijk naar de bron (een tijdschrift, kwaliteitskrant, treinkrant …), de naam van de auteur en het jaar van publicatie. • Bepaal het teksttype (recensie, lezersbrief, column …). Probeer te voorspellen of je met een persuasieve, informatieve … tekst te maken hebt. • Ga ‘koppensnellen’. Lees de titel en eventueel de bovenkop of onderkop. Pas op voor aandachttrekkende titels: die dekken meestal niet de lading van de tekst. Daarom heeft de schrijver er een bovenkop of onderkop aan toegevoegd om het onderwerp te verduidelijken. • Lees de beginalinea(’s) van de tekst. Daarin maakt een goede schrijver duidelijk waarover hij het zal hebben. Houd er rekening mee dat hij het onderwerp misschien op een indirecte wijze introduceert. Hij probeert dan eerst zijn lezers te ‘pakken’ met bijvoorbeeld een actuele aanleiding of toepasselijke anekdote. Pas daarna geeft hij aan waarover zijn tekst precies zal gaan. • Benoem dat onderwerp zo nauwkeurig mogelijk. Het bestaat altijd uit een zelfstandig naamwoord of werkwoord, dat je aanvult met een beperkt aantal toevoegingen. Bijvoorbeeld: vroegtijdige schoolverlaters; voorkomen van obesitas. • Zoek de centrale vraag. Dat is de belangrijkste vraag die de schrijver over het onderwerp behandelt. Bijvoorbeeld: hoe kan het aantal vroegtijdige schoolverlaters worden beperkt? Die staat meestal aan het eind van de inleiding. Als je geen centrale vraag kunt vinden, moet je die zelf afleiden uit de introductie van het onderwerp. • Benoem de verschillende deelonderwerpen. Dat zijn aspecten van het onderwerp. Die behandelt de schrijver in het middenstuk. Lees de tussenkopjes. Wees voorzichtig als ze niet informatief, maar aandachttrekkend zijn: die dekken meestal niet de lading. Lees in dat geval het begin en einde van de alinea’s in de tekstblokken waarboven de tussenkopjes staan. • Zijn er geen tussenkopjes? Benoem dan de deelonderwerpen door het begin en einde van de alinea’s in het middenstuk te lezen. • Zoek naar het antwoord op de centrale vraag. Dat is de hoofdgedachte van de tekst. Die vind je vaak in de slotalinea(’s). Daarin vat de schrijver meestal zijn gedachtegang nog eens samen of trekt hij een conclusie. In een betoog is het standpunt de hoofdgedachte van de tekst. Die vind je aan het eind van de inleiding en/of als conclusie in het slot.

5.3

Hoe lees je globaal?

Als je snel de hoofdzaken van de tekst wilt weten en hoe ze met elkaar samenhangen, dan is globaal lezen een goede strategie. Dat kan op twee manieren: via de sleutelzinmethode en vraag-en-antwoordmethode. Beide leesmethodes kun je ook combineren. Aan de hand van de sleutelzinnen stel je de hoofdgedachten in de tekst vast en die controleer je met behulp van de hoofdvragen en daarbij behorende antwoorden.

5.3.1 De sleutelzinmethode Ga eerst oriënterend lezen en bepaal het onderwerp, de centrale vraag, deelonderwerpen en hoofdgedachte van de tekst. Ga vervolgens op zoek naar de hoofdgedachten in het middenstuk van de tekst. Die staan in de sleutelzin van elke alinea(groep). Je vindt de sleutelzin op drie voorkeursplaatsen: • In de eerste zin van de alinea. • In de tweede zin van de alinea als de eerste zin een overgangszin (bijvoorbeeld: ‘Behalve voordelen zijn er ook nadelen’) of een aankondigende zin is (bijvoorbeeld: ‘Er zijn twee verklaringen voor dat verschijnsel’).

5•Receptievetaalvaardigheden:lezen

447

• In de slotzin. De schrijver werkt dan vanuit voorbeelden of argumenten naar een conclusie over het deelonderwerp van de alinea. Benoem het verband tussen de verschillende alinea’s. Daardoor krijg je zicht op de opbouw van de tekst. Er zijn verschillende soorten alineaverbanden. De belangrijkste zijn: chronologisch, opsommend, tegenstellend, toelichtend, oorzakelijk, voorwaardelijk, samenvattend en concluderend verband (zie 3.6, blz. 433-436). Let op! • Af en toe heeft de schrijver de hoofdgedachte van een alinea niet in één zin weergegeven, maar hij heeft haar verspreid over verschillende zinnen. Vat dan de inhoud daarvan kort samen door zelf een sleutelzin te formuleren. • Soms heeft de schrijver de hoofdgedachte van een alinea niet onder woorden gebracht. Die moet je dan zelf formuleren. Ga daarbij uit van het deelonderwerp. Vraag je af: wat is in één zin samengevat het belangrijkste wat de schrijver over dat deelonderwerp schrijft? • Om te voorkomen dat een alinea erg kort wordt, behandelt de schrijver soms twee deelonderwerpen in één alinea. In dat geval bevat die alinea twee hoofdgedachten. • Om te voorkomen dat een alinea erg lang wordt, verdeelt de schrijver af en toe één deelonderwerp over twee of meer alinea’s. Bijvoorbeeld: hij licht de hoofdgedachte in de ene alinea toe met voorbeelden in de andere. In dat geval bevatten de beide alinea’s slechts één hoofdgedachte. Die alinea’s gaan namelijk over hetzelfde deelonderwerp en vormen een alineagroep.

5.3.2 De vraag-en-antwoordmethode Lees de (onder)titel en inleiding. Benoem het onderwerp zo nauwkeurig mogelijk. Ga ervan uit dat de schrijver in elke alinea één hoofdvraag over dat onderwerp behandelt. De antwoorden op die hoofdvragen zijn de hoofdzaken van de tekst. Wanneer de hoofdvragen niet letterlijk in de tekst staan, is het handig om ze per alinea te reconstrueren. Bijvoorbeeld: • Hoofdvraag: Welk bezwaar is er tegen examens in het secundair onderwijs? • Antwoord: Ze veroorzaken vaak psychische klachten bij leerlingen (hoofdzaak). Hoofdvragen moeten open vragen zijn: ze beginnen met een vraagwoord zoals wie, wat, welke, waarom, waarmee of hoe. Bovendien moeten ze naar het onderwerp verwijzen: letterlijk of in de vorm van een verwijswoord (bijvoorbeeld ervan of erover). Ga bij elke hoofdvraag op zoek naar het antwoord. Als dat te uitvoerig is, vat het dan zo bondig mogelijk samen. Maak de samenhang tussen de hoofdzaken duidelijk door de logische verbanden daartussen te benoemen (zie 3.6, blz. 433-436).

5.4

Hoe lees je intensief?

Je gaat intensief lezen als je niet alleen de hoofdzaken, maar ook de belangrijkste bijzaken uit een tekst wilt halen. Dat kan op twee manieren: via de sleutelzinmethode en vraag-en-antwoordmethode. Je kunt beide leesmethodes ook combineren. Aan de hand van de sleutelzinnen stel je de hoofd- en bijzaken in de tekst vast en die controleer je met behulp van de hoofd- en subvragen en daarbij behorende antwoorden.

5.4.1

De sleutelzinmethode

Ga eerst oriënterend lezen en bepaal het onderwerp, de centrale vraag, deelonderwerpen en hoofdgedachte van de tekst. Lees het middenstuk van de tekst grondig en gedetailleerd.

448

Zakelijke communicatie

Spoor van elke alinea de sleutelzin op of formuleer zelf de hoofdgedachte. In een betoog is het (hoofd)argument of de weerleggingen van een tegenargument de hoofdgedachte. Die wordt meestal gedetailleerd uitgewerkt in de vorm van bijzaken. Dat kunnen toelichtingen zijn in de vorm van voorbeelden, vergelijkingen, omschrijvingen of definities, maar ook subargumenten, nevengevolgen, bijkomende oorzaken, deeloplossingen, deelhandelingen en dergelijke. Achterhaal per alinea de belangrijkste bijzaken. Geef het verband tussen de alinea’s aan. Daardoor krijg je zicht op de opbouw van de tekst (zie 3.6, blz. 433-436).

5.4.2 De vraag-en-antwoordmethode Lees de tekst grondig en gedetailleerd. Benoem het onderwerp zo nauwkeurig mogelijk. Zoek naar de hoofdzaken en belangrijke bijzaken. • De hoofdzaken zijn de antwoorden op de hoofdvragen over het tekstonderwerp. Komen die niet letterlijk voor, reconstrueer ze dan per alinea en spoor min of meer tegelijk de antwoorden op. • In de meeste teksten worden de antwoorden op de hoofdvragen nader uitgewerkt met subvragen. Die ‘bevragen’ nadere details uit de antwoorden op de hoofdvragen. De antwoorden op die subvragen zijn de bijzaken. Bijvoorbeeld: Hoofdvraag: Welk bezwaar is er tegen examens in het secundair onderwijs? Antwoord: Ze veroorzaken vaak psychische klachten bij leerlingen (hoofdzaak). Subvraag: Welke psychische klachten zijn dat? Antwoord: Nervositeit, slapeloosheid en soms zelfs desinteresse, wat de studieresultaten negatief beïnvloedt (bijzaak). Komen die subvragen niet letterlijk in de tekst voor, reconstrueer ze dan per alinea. Ook subvragen moeten open vragen zijn: ze beginnen met een vraagwoord zoals wie, wat, welke, waarom, waarmee of hoe. Bovendien moeten ze naar het detail verwijzen dat wordt ‘bevraagd’: letterlijk of in de vorm van een verwijswoord (bijvoorbeeld ervan of erover). Ga bij elke subvraag op zoek naar het antwoord. Als dat te uitvoerig is, vat het dan zo bondig mogelijk samen.

5.5

Hoe lees je studerend?

Als je de hoofd- en bijzaken in een studietekst wilt leren/onthouden, kun je het beste studerend lezen.

5.5.1

De SQ3R-methode

De naam van deze methode is afgeleid van de Engelse initialen van de verschillende stappen die je zet: survey, question, read, recite, review. In stap 1 (survey, de oriëntatiefase) probeer je een algemene indruk te krijgen van de tekst zodat je een zicht krijgt op de opbouw en de kerngedachten. Je leest oriënterend en globaal. • Bekijk de hoofd- en subtitels van het artikel. • Bekijk de afbeeldingen en lees de bijschriften. • Lees de inleidende én de slotparagraaf. • Lees de eerste en de laatste regel van elke alinea. In stap 2 (question, de vraagfase) stel je zo veel mogelijk vragen over het geheel en de onderdelen van de tekst en je noteert die ook. Je herformuleert de titel en de subtitels in vraagvorm. Gebruik hierbij de topische vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe). In stap 3 (read, de leesfase) ga je na in welke mate die vragen in de tekst beantwoord worden. Je leest de tekst helemaal en je ontdekt de verdere structuur. Accentueer de tekststructuur door met kleuren en onderstrepingen te werken. 5•Receptievetaalvaardigheden:lezen

449

• Schenk aandacht aan woorden en zinnen die onderstreept, gecursiveerd of in het vet zijn afgedrukt. • Bestudeer tabellen, schema’s … • Lees trager bij moeilijke passages uit de tekst. • Herlees stukken die je niet begrijpt. In stap 4 (recite, de formuleringsfase) test je jezelf door de tekst opzij te leggen en je vragen nu met eigen woorden te beantwoorden. Zeg die antwoorden stil voor jezelf of, nog beter, schrijf ze schematisch op of zeg ze luidop. Stap 5 (review, de integratiefase) bestaat uit cyclisch herhalen.

5.5.2 De skapamethode De naam van deze methode, ontwikkeld door Martha Maxwell, verwijst naar het Scandinavische woord voor scheppen. Als lezer ‘schep’ je structuur in een tekst zodat je die beter kunt onthouden. In de SQ3R-methode vertrek je van de kern om ten slotte bij de details uit te komen. Bij de skapamethode werk je juist andersom: je vertrekt vanuit de details om uiteindelijk bij de essentie te komen. Eerst maak je een ‘skapablad’. Je verdeelt een A4-blad in drie kolommen. De eerste kolom verdeel je in zoveel rijen als de tekst alinea’s telt. Voorbeeld: Sleutelwoorden van elke alinea

Essentie per alinea of groep alinea's

Bijzaken Bijzaken Bijzaken Bijzaken Bijzaken Bijzaken

Hoofdzaken Hoofdzaken

Centraal thema

Hoofdzaken

De Skapamethode.

Essentie van de tekst

alinea 1 alinea 2 alinea 3 alinea 4 alinea 5

Vervolgens verwerk je de informatie. • In elke rij van de eerste kolom noteer je met sleutelwoorden de belangrijkste informatie per alinea. • Je overloopt die sleutelwoorden en je probeert ze (zo veel als mogelijk) samen te nemen in overkoepelende woorden die je noteert in de tweede kolom. • Je doet nog eens hetzelfde en zet die algemene termen in de derde kolom. Je vertrekt dus van de tekst, de leerstof met alle details en je komt uiteindelijk tot de kern. Het schema dat je op die manier verkrijgt, bekijk je van rechts naar links, van hoofdzaken naar bijzaken en details.

450

Zakelijke communicatie

5.6

Hoe lees je kritisch?

Je maakt een onderscheid tussen … • het kritisch lezen van informatieve teksten: je bepaalt of de informatie betrouwbaar is; • het kritisch lezen van betogende teksten: je beoordeelt of je het eens bent met de argumentatie.

5.6.1 Is de informatie betrouwbaar? Deskundigheid van de schrijver of kwaliteit van het publicatiemedium

Ja/nee, want …

Probeer te achterhalen of de schrijver deskundig is. Die wordt vaak voorafgaand aan of aan het einde van een artikel of boek geportretteerd in een apart kolommetje of in de flaptekst. Weet hij veel van het onderwerp af? Bij webinformatie worden soms verwijzingen (links) gegeven naar andere sites met achtergrondinformatie over de maker. Als je niet weet wie de schrijver is, let dan op de kwaliteit van het publicatiemedium. Het maakt veel verschil of de informatie in een wetenschappelijk artikel staat of op een obscure website. Bij kranten, tijdschriften en boeken controleert de redactie de kwaliteit van de informatie. Dat gebeurt bij veel websites niet. Zelfs een bekende vrijwilligersencyclopedie als www.wikipedia.org bevat artikels waarvan moeilijk vast te stellen is of ze betrouwbare informatie bevatten. Controlevragen: •Is de schrijver deskundig op het gebied waarover het gaat? •Is het een gerenommeerd publicatiemedium? •Heb je er vertrouwen in? Partijdigheid van de schrijver of het publicatiemedium Ja/nee, want … Kijk naar de invalshoek van de schrijver. Bijvoorbeeld: een econoom zal vooral financiële aspecten benadrukken, terwijl een milieudeskundige het accent zal leggen op de ‘groene’ kant van het onderwerp. De schrijver belicht het onderwerp dan niet van verschillende kanten. Let bij omstreden onderwerpen op de politieke of religieuze kleur van kranten en pas op voor tijdschriften van belangengroepen. Zij informeren vaak eenzijdig. Kijk naar het achtervoegsel van een URL (het adres van een website). Achtervoegsels als ac, edu (academische of onderwijsinstelling) en gov (overheidsinstelling) staan meer garant voor onpartijdige informatie dan co, com (commerciële instelling) en org (non-profitorganisatie). Pas op voor gesponsorde sites waarin reclame wordt gemaakt. Die bevatten vaak partijdige informatie. Controlevragen: •Belicht de schrijver het onderwerp eenzijdig? •Wordt het onderwerp van verschillende kanten belicht? •Kun je uit het achtervoegsel van de URL afleiden of er waarschijnlijk sprake is van onpartijdige informatie? •Zijn de advertenties op de site onderdeel van de informatie? •Is de reclame daarvan duidelijk gescheiden? Controleerbaarheid van de informatie

Ja/nee, want …

Stel de kwaliteit vast van de bronnen die de schrijver heeft geraadpleegd. Let bij tijdgebonden onderwerpen op de publicatiedatum. Misschien zijn de gegevens verouderd. Controlevragen: •Verwijst de schrijver duidelijk naar geraadpleegde bronnen? •Noemt hij helemaal geen bronnen? •Baseert hij zich op opvattingen van gezaghebbende deskundigen en op gedegen onderzoek? •Is de publicatiedatum zó oud dat de gegevens waarschijnlijk verouderd zijn? Schema voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van de informatie.

5.6.2 Ben je het eens met de argumentatie? Met de volgende vier beoordelingsvragen kun je nagaan of de betoger zijn standpunt voldoende overtuigend heeft onderbouwd. • Vind je dat de argumenten op zichzelf aanvaardbaar zijn? • Leiden de argumenten niet naar het standpunt, omdat de betoger drogredenen heeft gebruikt? • Zijn de tegenargumenten overtuigend weerlegd? • Wat is je eindoordeel? Raadpleeg hiervoor 4 Argumentatieleer, blz. 437-445.

5•Receptievetaalvaardigheden:lezen

451

6

Receptieve taalvaardigheden: luisteren/kijken 6.1

Hoe verloopt het luisterproces?

6.1.1

Oriëntatie

Analyseer de luistertaak: waarom moet je naar de gesproken tekst luisteren? Je wilt … • alleen het onderwerp, de hoofdzaken en hoofdgedachte van de gesproken tekst achterhalen; • niet alleen het onderwerp, de hoofdgedachte en de hoofdzaken, maar ook de belangrijke bijzaken van de gesproken tekst achterhalen; • bepaalde informatie uit de gesproken tekst halen voor bijvoorbeeld een discussie, onderzoek of schrijfopdracht; • diepgaande vragen over de gesproken tekst beantwoorden; • de gesproken tekst bestuderen voor een examen/proefwerk; • nagaan of de informatie betrouwbaar is; beoordelen of je het eens bent met de argumentatie.

6.1.2

Voorbereiding

Bepaal hoe je naar de gesproken tekst gaat luisteren. Kies de goede luisterstrategie(ën) om je luistertaak uit te voeren. Luisterstrategie

Doel: wat wil je bereiken?

informatief luisteren

Je wilt de informatie die de zender geeft, zo goed mogelijk begrijpen.

structurerend luisteren

Je zoekt vooral naar de structuur van de boodschap.

zoekend of selectief luisteren

Je zoekt gericht naar de informatie die je nodig hebt.

globaal luisteren

Je probeert het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte(n) te achterhalen. Je vormt je zo een algemeen beeld van de boodschap.

intensief luisteren

Je wilt alle informatie horen en onthouden. Je hebt aandacht voor alles wat gezegd wordt.

studerend luisteren

Je wilt de inhoud onthouden.

kritisch luisteren

Je wilt bepalen of de informatie betrouwbaar is en beoordelen of je het eens bent met de argumentatie.

Luisterstrategieën.

6.1.3

Uitvoering

Luister informatief, structurerend, selectief, globaal, intensief en/of kritisch naar de gesproken tekst.

6.1.4

Reflectie

Reflecteer na het luisteren op het luisterproces. Dat is een goede manier om te leren van gemaakte fouten en de volgende keer te verbeteren wat je minder goed hebt gedaan. • Kon je gemakkelijk de luistertaak analyseren? • Heb je de goede luisterstrategie(ën) gekozen om de luistertaak uit te voeren? • Heb je die luisterstrategie(ën) adequaat toegepast? • Wat ging je daarbij goed af en wat minder goed? • Waar ga je de volgende keer beter op letten? Motiveer je antwoorden.

6.2

Hoe luister je globaal?

Je luistert globaal als je het onderwerp, de hoofdzaken en de hoofdgedachte van de gesproken tekst wilt weten. • Luister naar de inleiding. Bepaal welk onderwerp de spreker behandelt en wat zijn centrale vraag is.

452

Zakelijke communicatie

• Bepaal welke deelonderwerpen hij in het middenstuk behandelt en wat het belangrijkste is wat hij daarover zegt. Dat zijn de hoofdzaken van de gesproken tekst. • Luister naar het slot. Stel vast welk antwoord de spreker geeft op zijn centrale vraag. Dat is de hoofdgedachte van de hele gesproken tekst.

6.3

Tekens Functie →

oorzaak – gevolg

π

geheel – delen



tegenstelling

=

opsomming




groter dan

?

niet duidelijk

!

belangrijk twijfelachtig

Tekens voor het snel weergeven van functies.

Hoe luister je intensief?

Je luistert intensief wanneer je wilt weten wat het onderwerp, de hoofd- en bijzaken en de hoofdgedachte van de gesproken tekst zijn. • Luister naar de inleiding. Bepaal welk onderwerp de spreker behandelt en wat zijn centrale vraag is. • Bepaal welke deelonderwerpen hij in het middenstuk behandelt en wat het belangrijkste is wat hij daarover zegt. Dat zijn de hoofdzaken van de gesproken tekst. Let ook op de belangrijke bijzaken. Dat kunnen toelichtingen zijn in de vorm van voorbeelden, vergelijkingen, omschrijvingen en definities, maar ook subargumenten, deelproblemen, nevengevolgen, bijkomende oorzaken, deeloplossingen, deelhandelingen en dergelijke. • Luister naar het slot. Stel vast welk antwoord de spreker geeft op zijn centrale vraag. Dat is de hoofdgedachte van de hele gesproken tekst

6.4

Hoe luister je studerend?

Als je intensief luistert naar bv. een leerkracht die leerstof uitlegt, naar een (PowerPoint)presentatie of een radioprogramma en je maakt aantekeningen van de inhoud, dan kun je de informatie beter leren/onthouden. • Noteer tijdens het maken van aantekeningen zo veel mogelijk kernwoorden/sleutelwoorden, kernzinnen/sleutelzinnen, tekens (zie bijgaande tabel) en afkortingen (bijvoorbeeld ‘informatie’ wordt ‘info’). • Plaats ze in een T-schema. Verdeel de bladzijde door de verticale poot van de T in tweeën. Schrijf het onderwerp van de tekst erboven. Noteer in de linkerkolom de deelonderwerpen en in de rechterkolom in telegramstijl de informatie die daarover wordt gegeven. • Wanneer je in de gaten krijgt dat de spreker een vaste structuur gebruikt (zie blz. 428-430), kun je in de linkerkolom van het T-schema de vaste vragen noteren en in de rechterkolom de antwoorden die daarop worden gegeven. (zie ook 8.4, blz. 489) • Een andere mogelijkheid bestaat erin dat je ook bij studerend luisteren de skapamethode (blz. 450) gebruikt. • Haak niet af als je iets niet begrijpt, maar luister rustig verder. Noteer wel kort de ‘struikelblokken’, zodat je later de spreker om opheldering kunt vragen of de onbekende woorden en begrippen kunt opzoeken. • Stel (indien mogelijk) na afloop vragen aan de spreker. Wil je graag nadere uitleg of aanvullende informatie? Werk later je aantekeningen uit tot een leesbare tekst. Verbind de hoofd- en bijzaken met elkaar door duidelijke signaalwoorden te gebruiken.

6.5

Hoe kijk je globaal of intensief naar informatieve tv-programma’s?

Door globaal te kijken, probeer je de verschillende onderwerpen en hoofdzaken te achterhalen. Als je intensief kijkt, wil je ook nog de belangrijke bijzaken weten. • Vraag je af wie de zender en de doelgroep zijn en wat het doel van de maker is (bv. alleen informatief of ook persuasief). • Let op de aankondiging aan het begin van het journaal, duidingsprogramma of praatprogramma. Daarin introduceert de presentator de verschillende onderwerpen. 6•Receptievetaalvaardigheden:luisteren/kijken

453

• Let op de inleidende tekst bij nieuwsreportages, interviews, discussies en documentaires. Daarin wordt duidelijk gemaakt waarom het belangrijk is dat je daarnaar kijkt. • Vraag je per onderwerp af welke hoofdzaken en eventuele bijzaken aan bod komen. Let bij het journaal en duidingsprogramma op de antwoorden op het wat, wie, waar, wanneer, waarom en hoe. Let daarbij ook op informatie die via grafische afbeeldingen wordt verstrekt, bijvoorbeeld een staafdiagram met werkloosheidscijfers, een computeranimatie over het lek in een kerncentrale of een tekstblok met de drie belangrijkste conclusies uit een onderzoek. • Stel bij een interview vast wat het doel ervan is: wil de interviewer iemand portretteren, wil hij een deskundige bevragen op specifieke informatie of wil hij de geïnterviewde kritisch ondervragen. Houd dat doel in de gaten als je de hoofdzaken en eventuele bijzaken probeert te achterhalen. • Concentreer je bij een discussie op het standpunt, de hoofd- en subargumenten en weerleggingen van tegenargumenten. • Let op de titel van een documentaire. Pas op voor een aandachttrekkende titel: die dekt niet altijd de lading. Benoem het onderwerp. Vraag je af via welke invalshoek dat onderwerp wordt behandeld. Wat is de centrale vraag? Het antwoord daarop is de hoofdgedachte van de documentaire. In welke fragmenten komen welke deelonderwerpen aan bod en wat zijn daarvan de hoofd- en eventuele bijzaken?

6.6

Hoe kijk je studerend naar informatieve tv-programma’s?

Kijk intensief naar het informatieve tv-programma. • Maak aantekeningen van elk onderwerp in een kolommenschema. Noteer in de linkerkolom de onderwerpen en in de rechterkolom in telegramstijl de informatie die daarover wordt gegeven. Gebruik zo veel mogelijk kernwoorden/sleutelwoorden, kernzinnen/sleutelzinnen, tekens (zie blz. 453) en afkortingen (bijvoorbeeld ‘informatie’ wordt ‘info’). • Een andere mogelijkheid bestaat erin dat je de skapamethode gebruikt (zie blz. 450). Laat je niet ontmoedigen als de beelden en voice-over elkaar inhoudelijk onvoldoende ondersteunen. Daardoor wordt het gelijktijdig kijken én luisteren naar de audiovisuele informatie minder makkelijk. Concentreer je in dat geval zowel op de auditieve als visuele informatie. • Vaak is het echter mogelijk tv-programma’s op te nemen, zodat je meer dan een keer kunt kijken, terugspoelen, stoppen … • Werk later je aantekeningen uit tot een leesbare tekst. Verbind de hoofd- en bijzaken met elkaar door duidelijke signaalwoorden te gebruiken.

6.7

Hoe kijk en luister je kritisch naar reclamespotjes?

• Beschrijf de communicatieve situatie: wie is de zender; in of rond welk tv- of radioprogramma wordt de commercial uitgezonden, op welke site staat hij, voor wie is het reclamespotje bedoeld? • Voor welk product wordt reclame gemaakt? • Hoe positioneert de reclamemaker het product? Hoe benadrukt hij kenmerkende producteigenschappen? Hoe accentueert hij de voordelen van die eigenschappen voor de consument? Of hoe krijgt het product een toegevoegde waarde? • Welke ‘verborgen verleiders’ past hij toe? • Waarom vind je zijn argumentatie (on)voldoende overtuigend? • Wat is het hoofddoel dat hij probeert te bereiken? Moet je vooral de naam van het product of merk kennen? Moet je het een goed product vinden? Word je aangespoord het product te kopen? • Waarom vind je het een (on)aantrekkelijk en/of (in)effectief spotje? Waarom is wat jou betreft het hoofddoel (niet) bereikt?

454

Zakelijke communicatie

7

Productieve taalvaardigheden: spreken / gesprekken voeren 7.1

Hoe verloopt het spreekproces?

Je kunt in de tabel het verloop van het spreekproces volgens de OVUR-strategie nagaan aan de hand van een aantal concrete voorbeelden. Presentatie (bv. Powerpoint)

Sollicitatiegesprek

Oriëntatie Oriëntatie •Oriënteer je op de spelregels en •Oriënteer je op de spelregels. taken. Voorbereiding (selecteurs) •Spreek een duidelijke taakverdeling af. •Lees de personeelsadvertentie, sollicitatiebrief en het curriculum vitae goed door. •Stel een lijst met sollicitatievragen op. Voorbereiding (sollicitant) •Verzamel informatie over het bedrijf. •Bereid je voor op mogelijke sollicitatievragen. •Bedenk zelf vragen over aanvullende informatie.

Voorbereiding •Kies (in overleg met de leerkracht) een onderwerp. •Verzamel informatie. •Maak een spreekschema. •Maak digitale beelden. •Oefen de presentatie.

Uitvoering Uitvoering (selecteurs) •Houd de presentatie. •Open het gesprek. •Beantwoord vragen na •Verstrek informatie. afloop. •Stel vragen aan de sollicitant. •Beantwoord vragen van de sollicitant. •Geef informatie over de verdere procedure. •Rond het gesprek af. Uitvoering (sollicitant) •Beantwoord vragen van de selecteurs. •Stel vragen aan de selecteurs. Reflectie •Reflecteer op het gesprek.

Reflectie •Reflecteer op de presentatie.

Debat of discussie

Vergadering

Oriëntatie •Oriënteer je op de spelregels en taken.

Oriëntatie •Oriënteer je op de taken.

Voorbereiding •Kies (in overleg met de leerkracht) een onderwerp. •Formuleer een stelling/ probleem. •Zoek en verwerk informatie. •Maak spreekschema’s.

Voorbereiding (voorzitter) •Stel een agenda op. •Nodig de deelnemers uit voor de vergadering. Voorbereiding (notulist) •Lees de agenda en eventuele bijlagen grondig door. •Overleg met de voorzitter hoe je gaat notuleren. •Maak een opzet. Voorbereiding (deelnemers) •Lees de agenda en eventuele bijlagen grondig door. •Maak aantekeningen in de notulen over wat je wilt zeggen. •Maak een spiekbriefje voor agendapunten waarin een probleem moet worden opgelost.

Uitvoering •Houd het debat. •Voer de discussie.

Uitvoering •Houd de vergadering.

Reflectie Reflectie •Reflecteer op het debat/ •Reflecteer op de vergadering. de discussie.

Het verloop van het spreekproces.

7.2

Hoe houd je een presentatie?

Een presentatie is een monoloog over een bepaald onderwerp, waarover jij als spreker samenhangende informatie verstrekt. Je maakt daarbij gebruik van digitale dia’s (bijvoorbeeld gemaakt met een programma zoals PowerPoint of Prezi).

7.2.1

Oriëntatie op de spelregels

• Je kunt de presentatie alleen houden, met z’n tweeën of met een groepje. • Na afloop van de presentatie stelt het publiek vragen over de inhoud. Je (of je groep) beantwoordt de vragen zo adequaat mogelijk.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

455

• Je publiek wordt gevormd door je leerkracht en de overige leerlingen. Ze observeren je presentatie met behulp van een observatieformulier (zie 7.2.4, blz. 458). In de nabespreking geven ze feedback op jou of je groep. • Je presentatie duurt ongeveer 15 minuten.

7.2.2 Voorbereiding op de presentatie Kies (eventueel in overleg met de leerkracht) een onderwerp. • Zorg ervoor dat het onderwerp interessant genoeg is voor je klasgenoten. • Baken je onderwerp af met een centrale vraag. Dat is de belangrijkste vraag die je in de presentatie gaat beantwoorden. Wees handig en kies een centrale vraag uit een van de vragenschema’s die worden behandeld in 3.1 op blz. 428-430. • Houd je de presentatie met z’n tweeën of z’n drieën? Verdeel dan de taken zo eerlijk mogelijk. Verzamel informatie. • Zoek (afhankelijk van je gekozen centrale vraag) in allerlei bronnen naar antwoorden op de vragen in het vragenschema. • Houd bij het selecteren van de informatie zo veel mogelijk rekening met de voorkennis van je doelgroep over het onderwerp. Informatie die voor je publiek bekend is, hoef je niet helemaal te schrappen. Die laat je kort aan bod komen. De meeste toehoorders vinden het plezierig om een aantal dingen te horen die ze al weten. Zorg er wel voor dat de meeste informatie zo interessant mogelijk voor ze is. Maak een spreekschema. • Maak een ‘spiekbriefje’ waarmee je de draad niet kwijtraakt tijdens de presentatie. Het spreekschema bevat twee kolommen: een wat-kolom en een hoe-kolom. • Werk in de wat-kolom het gekozen vragenschema uit. Verdeel de vragen over inleiding, middenstuk en slot, en beantwoord ze in kernwoorden/sleutelwoorden en kernzinnen/sleutelzinnen (zie Tips voor de wat-kolom in de tabel). • Zet in de hoe-kolom allerlei aanwijzingen voor de visuele ondersteuning. Bijvoorbeeld: Dia 1 met openingscitaat laten zien; dia 2 met vooruitblik tonen. Maak dia’s. Met dia’s kun je het publiek en jezelf helpen de grote lijn van je presentatie vast te houden. Bovendien is bepaalde informatie moeilijk mondeling over te brengen, zoals cijfermateriaal. Gebruik echter niet te veel dia’s. Dan kijkt het publiek voortdurend naar het scherm en niet naar jou als spreker. Vermijd ook te veel ‘toeters en bellen’. Bedenk dat overdaad schaadt. inleiding

•Begroet het publiek. •Introduceer het onderwerp met een pakkende opening (zie 2.3.1 op blz. 416-417). Zorg ervoor dat het publiek geïnteresseerd raakt. •Laat niets aan het toeval over en schrijf de openingszinnen volledig uit. Aan het begin van je presentatie ben je immers het meest gespannen. Dan is het moeilijk om te improviseren. •Vertel direct na de opening hoe je het onderwerp gaat bespreken. Laat deze korte vooruitblik ook zien op een dia. •Zorg ervoor dat de inleiding niet langer duurt dan tien procent van je spreektijd.

middenstuk

•Beantwoord de vragen stuk voor stuk in kernwoorden/sleutelwoorden en kernzinnen/sleutelzinnen. •Ondersteun je verhaal met dia’s. •Besteed zorgvuldig aandacht aan de overgangspassages (bruggetjes) tussen de verschillende vragen. Bijvoorbeeld: vat de uitgebreide beantwoording van een vraag kort samen, introduceer een nieuwe vraag of licht de relatie tussen bepaalde vragen kort toe. •Breng variatie in de overgangszinnen aan. Begin niet steeds met ‘En dan kom ik nu bij het volgende punt’. •Schrijf de overgangspassages volledig uit.

slot

•Geef bondig antwoord op je centrale vraag of trek een duidelijke conclusie. •Zorg ervoor dat je afsluitende zinnen aantrekkelijk zijn (zie 2.3.2 op blz. 417-418). •Schrijf ook het slot volledig uit. Dan kan er niets verkeerd gaan. •Nodig het publiek uit om vragen te stellen. •Bedank het publiek voor de aandacht.

Tips voor de wat-kolom.

456

Zakelijke communicatie

letters

•Gebruik bij voorkeur schreefloze lettertypes als Arial of Verdana. •Gebruik hetzelfde lettertype voor de hele presentatie. •Gebruik zwarte of blauwe letters. Gebruik andere kleuren om bepaalde kernwoorden/sleutelwoorden te markeren. •Gebruik een lettergrootte tussen 24 en 48 punt. •Maak titels een derde groter dan de gewone letters. •Onderstreep nooit. Vermijd HOOFDLETTERS. Wees zuinig met cursief.

teksten

•Zet niet te veel tekst op een dia. Noteer de tekst liever in kernwoorden/sleutelwoorden dan in kernzinnen/sleutelzinnen. •Houd je aan de richtlijn van maximaal zeven woorden per tekstregel en zeven tekstregels per dia. •Maak opsommingen zichtbaar met nummers, liggende streepjes of bolletjes.

vlakverdeling

•Geef de tekst ‘lucht’. Zorg voor twee kantlijnen (marges) en voldoende witruimte boven, tussen en onder de tekst. Daardoor krijg je een overzichtelijke vlakverdeling. •Ontwerp de dia’s in de breedte (liggend) in plaats van in de hoogte (staand). De vlakverdeling is dan beter. Zorg wel voor ongeveer 3 cm vrije ruimte links en rechts.

Tips voor het maken van dia’s.

Oefen de presentatie • Oefen hardop tot alles goed in je hoofd zit. • Houd tijdens het repeteren de tijd in de gaten; overschrijd je de toegemeten tijd, kort dan de tekst in. Ga dus niet sneller spreken! • Pas je spiekbriefje eventueel aan bij onderdelen waar je steeds blijft haperen. Markeer passages waar je steeds in de fout gaat. • Laat tijdens het oefenen je medeleerling(en) of huisgenoten commentaar geven met behulp van de presentatietips. opbouw

•Leer de ‘pakkende’ opening uit het hoofd. Goed begonnen is half gewonnen. •Zorg voor heldere overgangen tussen de driedeling: inleiding, middenstuk en slot. •Neem het publiek aan de hand mee door duidelijke overgangspassages (bruggetjes) tussen de verschillende vragen. •Leer de aantrekkelijke afsluiting uit het hoofd. Verknal het niet met iets als ‘Dat was het dan.’

taalgebruik

•Formuleer in goed gebouwde zinnen. •Spreek AN.

aantrekkelijkheid

•Presenteer zo 'spontaan' mogelijk. Daarom is het beter geen volledig uitgeschreven tekst voor je te hebben liggen. Raadpleeg hoogstens af en toe je (uitgebreide) spreekschema of je spreekkaartjes. •Haal rustig adem, spreek niet te snel en niet te langzaam, en articuleer duidelijk. •Spreek niet op één toon. Accentueer woorden of zinnen die belangrijk zijn. •Betrek je luisteraars bij de presentatie door ze geregeld aan te kijken. Fixeer je niet alleen op de leerkracht. •Blijf tijdens de presentatie niet steeds op dezelfde plek staan. Loop af en toe eens een paar passen naar links of naar rechts. Dan houd je de aandacht van het publiek beter vast. •Straal enthousiasme en betrokkenheid uit. •Houd je aan de spreektijd.

visuele ondersteuning

•Ga uit van de regel dat jij het verhaal vertelt en niet de dia’s. Lees niet letterlijk voor wat er op de dia’s staat, maar licht de kernwoorden/sleutelwoorden voldoende uitgebreid toe. •Laat elke dia lang genoeg zien. Houd je aan de volgende richtlijn voor het aantal dia’s: één per twee minuten. •Houd oogcontact met het publiek. Kijk niet voortdurend naar de dia’s. Kijk naar het computerscherm om te zien wat er op het grote scherm achter je verschijnt. •Zet de beamer uit als je hem niet meer nodig hebt. Daardoor voorkom je dat het publiek wordt afgeleid door de lichtvlek achter je.

Tips voor het presenteren.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

457

7.2.3 Uitvoering van de presentatie • • • • • • • •

Zorg voor een eerlijke taakverdeling als je met z’n tweeën, drieën of meer presenteert. Stel vroegtijdig de apparatuur op en controleer of alles goed werkt. Begroet het publiek. Houd je aan de KISS-regel: Keep It Short and Simple. Presenteer zo bondig, begrijpelijk en aantrekkelijk mogelijk. Geef ter afsluiting van je presentatie gelegenheid om vragen te stellen. Geef antwoord aan alle toehoorders en niet alleen aan de vragensteller: de rest van het publiek mag zich niet buitengesloten voelen. Geef indien nodig eerlijk toe dat je een antwoord niet weet. Draai er niet omheen. Vergeet niet na afloop het publiek te bedanken voor de aandacht en interessante vragen.

7.2.4

Reflectie op de presentatie

De presentatie wordt nabesproken door de leerlingen die je hebben geobserveerd. Zij maken gebruik van de volgende observatievragen. duidelijkheid: opbouw 1 Geeft hij in een vooruitblik duidelijk aan hoe hij het onderwerp gaat bespreken? 2 Behandelt hij alle deelonderwerpen/vragen die hij in zijn vooruitblik heeft aangekondigd op samenhangende wijze? 3 Geeft hij met duidelijke overgangszinnen aan dat hij overstapt van de ene naar de andere vraag? 4 Gebruikt hij de digitale dia’s functioneel? Correctheid: inhoud 5 Laat hij zich niet op inhoudelijke fouten betrappen? Correctheid: taalgebruik 6 Gebruikt hij goed gebouwde zinnen? 7 Spreekt hij AN? Aantrekkelijkheid 8 Introduceert de spreker het onderwerp met een pakkende opening? 9 Heeft hij voldoende oogcontact met het publiek? 10 Blijft hij tijdens de presentatie niet steeds op dezelfde plek staan, maar loopt hij af en toe eens een paar passen naar links of naar rechts? 11 Straalt hij enthousiasme en betrokkenheid uit? 12 Sluit hij de presentatie op een aantrekkelijke manier af? GEPASTHEID 13 Spreekt hij niet te snel en niet te langzaam, en articuleert hij duidelijk? 14 Spreekt hij niet op een toon en accentueert hij woorden of zinnen die belangrijk zijn? 15 Maakt hij op de juiste wijze gebruik van het spiekbriefje? vragen na afloop 16 Beantwoordt hij de vragen op adequate wijze? ADVIES 17 Welke verbetertips geef je aan de geobserveerde leerling?

7.3

Hoe voer je een sollicitatiegesprek?

In een sollicitatiegesprek zijn er twee duidelijk verschillende rollen: die van de sollicitant en die van de selecteurs. Ook de doelen zijn verschillend: de sollicitant wil natuurlijk een goede indruk maken, zodat hij aangenomen wordt. De selecteurs willen graag weten of de sollicitant geschikt is voor die baan.

458

Zakelijke communicatie

7.3.1

Oriëntatie op spelregels en taken

• Het sollicitatiegesprek wordt gevoerd door een sollicitant en twee selecteurs. Eén van die selecteurs is voorzitter. • De deelnemers luisteren goed naar elkaar en laten elkaar uitpraten. • Het sollicitatiegesprek verloopt in zes fasen: 1 De voorzitter opent het gesprek. 2 De voorzitter geeft informatie. 3 De selecteurs stellen vragen aan de sollicitant. 4 De sollicitant stelt vragen aan de selecteurs. 5 De voorzitter geeft informatie over de verdere procedure. 6 De voorzitter rondt het gesprek af. • Het publiek wordt gevormd door je leerkracht en de overige leerlingen. Ze observeren het sollicitatiegesprek met behulp van het observatieformulier (zie 7.3.4 op blz. 461-462). Na afloop van het gesprek volgt een nabespreking.

7.3.2 Voorbereiding op het gesprek Tips voor de selecteurs • Spreek een duidelijke taakverdeling af: wie is voorzitter en wie selecteur? Geef een functie aan de selecteurs zoals bedrijfspsycholoog, afdelingshoofd. • Lees de personeelsadvertentie, sollicitatiebrief en het curriculum vitae goed door. • Maak een lijst met sollicitatievragen over de functie-eisen, sollicitatiebrief en het curriculum vitae. Spreek duidelijk met elkaar af wie welke vraag gaat stellen. • Verdiep je in de achtergronden van het bedrijf, de werkzaamheden van de afdeling waar de sollicitant eventueel komt te werken, zijn toekomstige taken en de aanleiding van de vacature. Tips voor de sollicitant • Probeer zo veel mogelijk te weten te komen over het bedrijf. Raadpleeg de website of lees de introductiebrochure voor nieuwe medewerkers. Of schakel het persoonlijke netwerk in: wat is het voor bedrijf, wat maken of doen ze, hoe is hun markt(positie), wie zijn de concurrenten? • Bereid je voor op eventuele vragen over je motivatie, capaciteiten, opleidingsniveau, ervaring, persoonlijke eigenschappen, sterke en zwakke kanten. Zijn er eisen waaraan je niet kunt voldoen: vraag je dan af hoe je die minpunten kunt compenseren? Een voorbeeld: in de personeelsadvertentie wordt een goede mondelinge en schriftelijke beheersing van het Engels, Duits en Frans gevraagd. Jouw Duits is zwak, maar wanneer je goed Spaans kent, kun je dat ter compensatie aanvoeren. • Welke verklaringen heb je voor bepaalde ‘gaten’ in je curriculum vitae: waarom heb je een bepaalde opleiding niet afgerond, wat heb je in dat jaar tussen je afstuderen en deze sollicitatie gedaan? Benadruk dat je niet stilgezeten hebt: je hebt bijvoorbeeld jezelf ontwikkeld door zelfstudie of door zelfstandig rond te reizen. • Ga na welke vragen je zelf wilt stellen tijdens het gesprek: over werkomstandigheden, doorgroeimogelijkheden, proeftijd, arbeidsvoorwaarden (zoals werktijden, salaris, vergoeding van reiskosten en aantal vakantiedagen). • Zorg ervoor dat je er verzorgd uitziet en wees op tijd. 1 Vertel eens iets meer over jezelf. Aanknopingspunten zijn: opleiding, werkervaring, stages, hobby’s, motivatie, positieve eigenschappen. Gebruik je cv als leidraad. Houd het beknopt. 2 Heb je al ervaring op dit vlak?

Vertel over je eventuele werkervaring, bijbaantjes, vakantiejobs, vrijwilligerswerk, stages, vaardigheden. Compenseer gebrek aan werkervaring met andere kwaliteiten.

3 Waarom wil je bij je huidige werkgever weggaan?

Noem een goede reden. Bijvoorbeeld: het is slechts een tijdelijke job, het is een deeltijdse baan, de firma moet bezuinigen, je werk is overbodig geworden, je zoekt een job dichter bij huis, geen doorgroeimogelijkheden. Zeg geen negatieve dingen over de werkgever.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

459

4 Waarom wil je deze job?

Vertel dat het bedrijf een goede reputatie heeft, dat er een prettige werksfeer heerst, dat het makkelijk bereikbaar is, dat de sector je erg aanspreekt, dat de baan een aantal aantrekkelijke aspecten heeft, dat je goede vaardigheden prima aansluiten bij deze job.

5 Hoeveel wil je verdienen?

Informeer bij de Sociale Inspectie of de vakbond wat het minimumloon is voor deze job. Overvraag niet. Houd rekening met je leeftijd en ervaring.

6 Waarom zouden we jou nemen en niet een andere kandidaat?

Noem je goede eigenschappen. Bijvoorbeeld: hoge cijfers, ruime werkervaring, goede stages, harde werker, doorzetter, stressbestendig, leergierig, flexibel.

7 Wat zijn je sterke punten?

Noem je sterke kanten die belangrijk zijn voor deze job. Zie bij vraag 6. Bewijs je sterke punten met voorbeelden.

8 Wat zijn je zwakke punten?

Noem geen zwakke punten die rechtstreeks verband houden met de job waarnaar je solliciteert. Vermeld negatieve eigenschappen die ook een positieve kant hebben. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb altijd veel korte bijbaantjes naast mijn studie gehad. Daardoor heb ik veel werkervaring opgedaan en kan ik veel dingen naast elkaar doen.’

9 Ben je niet te jong voor deze job? Vertel dat je wilt bewijzen wat je waard bent, dat je enthousiast, leergierig, flexibel en een doorzetter bent, dat je door bijbaantjes, vakantiejobs en vrijwilligerswerk over een ruime werkervaring beschikt. 10 Ben je bereid om overuren te doen?

Vraag of dat vaak nodig is. Indien je niet bereid bent, zeg dan dat je in noodgevallen wilt bijspringen. Informeer of die overuren vergoed worden en hoe.

Tien tips voor veelvoorkomende sollicitatievragen.

Uit: www.vdab.be

7.3.3 Uitvoering van het gesprek Tijdens het sollicitatiegesprek zitten de deelnemers in een U-vorm die open is naar de klas toe; de voorzitter zit in het midden, de selecteur en sollicitant zitten aan weerszijden. Zo kunnen de klasgenoten iedereen goed observeren. De observatoren vullen tijdens het gesprek hun observatieformulier in (zie 7.3.4 op blz. 461-462). Tips voor de selecteurs

460

Gespreksfasen

Adviezen

1

De voorzitter opent het gesprek.

Verwelkom de sollicitant en stel jezelf en de andere selecteur(s) voor; vertel welke functie jullie bekleden in het bedrijf, bijvoorbeeld chef of directe collega. Stel de sollicitant op zijn gemak door vragen als: ‘Heb je de weg makkelijk kunnen vinden?’ Geef aan hoe lang het gesprek gaat duren en leg uit hoe het gesprek globaal zal verlopen.

2

De voorzitter geeft informatie.

Geef bondig informatie over de achtergronden van het bedrijf, de werkzaamheden van de afdeling waar de sollicitant eventueel komt te werken, zijn toekomstige taken en de aanleiding van de vacature.

3

De selecteurs stellen vragen aan Stel vragen over motivatie, capaciteiten, opleidingsniveau, ervaring, persoonlijke de sollicitant. eigenschappen, sterke en zwakke kanten, eventuele ‘gaten’ in het cv. Vraag naar concrete situaties, hoe de sollicitant daarin heeft gehandeld en wat het resultaat daarvan was (‘Vertel eens wat u gedaan hebt met de meest lastige klant met wie u te maken hebt gehad en hoe effectief dat was?’). Wissel open en gesloten vragen af om het gesprek levendig te houden. Vraag door om achter de juiste informatie te komen, stel confrontatievragen over tegenstrijdigheden en vermijd suggestieve vragen (zie 7.4.2, blz. 463-464).

4

De sollicitant stelt vragen.

Nodig de sollicitant uit om vragen te stellen. Probeer elke vraag zo concreet mogelijk te beantwoorden. De voorzitter antwoordt zelf en/of geeft het woord aan de andere selecteur(s).

5

De voorzitter informeert over de verdere procedure.

Vertel dat er nog meer sollicitanten zijn opgeroepen en dat de sollicitant binnen een week de uitslag te horen krijgt.

6

De voorzitter rondt het gesprek Leg de sollicitant uit hoe zijn reiskosten worden vergoed. af. Bedank de sollicitant voor het gesprek. Neem afscheid.

Zakelijke communicatie

Tips voor de sollicitant Gespreksfasen 1 De voorzitter opent het gesprek.

Adviezen

2

De voorzitter geeft informatie.

Luister aandachtig naar de verstrekte informatie en vraag daarop door. Bijvoorbeeld: ‘Hoeveel medewerkers werken op die afdeling?’ Laat merken dat je iets weet van het bedrijf.

3

De selecteurs stellen vragen aan Wees jezelf: doe je niet beter of anders voor dan je bent. de sollicitant. Praat positief over jezelf, zonder te overdrijven: vertel enthousiast over je kwaliteiten en motivatie, maar overdrijf niet. Je moet niet opschepperig overkomen. Compenseer functie-eisen waaraan je niet voldoet met andere kwaliteiten. Wees bereid dat tekort snel weg te werken. Vraag om verduidelijking wanneer je een vraag niet begrijpt. Geef korte, duidelijke antwoorden op de gesloten vragen. Beantwoord open vragen niet wijdlopig. Creëer bedenktijd bij lastige vragen. Herhaal de vraag en denk hardop: ‘(…). Dat is een moeilijke vraag, daar moet ik even over nadenken. Waarschijnlijk zou ik in zo’n geval …’ Spreek jezelf niet tegen in de verschillende antwoorden. Onderbouw je antwoorden met concrete voorbeelden waaruit je kwaliteiten duidelijk blijken. De sollicitant stelt vragen. Stel vragen over werkomstandigheden, doorgroeimogelijkheden, proeftijd, arbeidsvoorwaarden (zoals werktijden, salaris, vergoeding van reiskosten en aantal vakantiedagen). De voorzitter geeft informatie Als je nog andere sollicitaties hebt lopen, meld dat dan. Je hoeft natuurlijk niet te over de verdere procedure. vertellen waar je hebt gesolliciteerd. De voorzitter rondt het gesprek Neem afscheid en bedank voor het gesprek. af.

4 5 6

7.3.4

Maak een zelfverzekerde eerste indruk: noem duidelijk je naam, geef een stevige hand en kijk de selecteurs daarbij aan. Onthoud hun naam en functie. Ga niet zitten voordat je daartoe wordt uitgenodigd. Zit rechtop en ga niet met je armen over elkaar zitten. Let op je lichaamstaal. Neem vriendelijk deel aan de ‘social talk’.

Reflectie op het gesprek

Nadat je het sollicitatiegesprek hebt gevoerd, is een nabespreking heel verhelderend. De observanten geven op basis van de onderstaande observatievragen feedback aan de selecteurs en sollicitant. Observatievragen in verband met de selecteur Opbouw Inleiding 1 Begroet de selecteur de sollicitant, stelt hij zichzelf voor en stelt hij hem op zijn gemak? 2 Geeft hij duidelijk de tijdsplanning en het globale verloop van het gesprek aan? Middenstuk 3 Geeft hij heldere informatie over het bedrijf en de vacante functie? 4 Interviewt hij de sollicitant gericht over motivatie, capaciteiten, opleidingsniveau, ervaring, persoonlijke eigenschappen, sterke en zwakke kanten, eventuele ‘gaten’ in het cv? 5 Koppelt hij functie-eisen en persoonlijke eigenschappen aan concrete situaties, hoe de sollicitant daarin heeft gehandeld en wat het resultaat daarvan was? Slot 6 Geeft hij zo concreet mogelijk antwoord op de gestelde vragen? 7 Geeft hij duidelijke informatie over het vervolg van de sollicitatieprocedure? 8 Bedankt hij voor het gesprek en neemt hij correct afscheid? Taalgebruik en presentatie 9 Spreekt hij vlot in hele zinnen? 10 Is hij goed te verstaan? 11 Spreekt hij levendig in een aanvaardbaar tempo? 12 Spreekt hij AN? 13 Kijkt hij de sollicitant voldoende aan? Advies 14 Welke verbetertips geef je de geobserveerde leerling?

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

461

Observatievragen in verband met de sollicitant Opbouw Inleiding 1 Begroet de sollicitant de selecteur, stelt hij zich duidelijk voor, gaat hij goed zitten? 2 Laat hij blijken het bedrijf voldoende te kennen? Middenstuk 3 Beantwoordt hij de vragen over zijn motivatie, capaciteiten, opleiding, werkervaring, persoonlijke eigenschappen, sterke en zwakke kanten, eventuele ‘gaten’ in zijn cv goed? 4 Geeft hij voldoende voorbeelden waaruit zijn kwaliteiten blijken? Slot 5 Stelt hij duidelijke vragen over werkomstandigheden, doorgroeimogelijkheden, proeftijd, arbeidsvoorwaarden (zoals werktijden, salaris, vergoeding van reiskosten en aantal vakantiedagen)? 6 Bedankt hij voor het gesprek en neemt hij correct afscheid? Taalgebruik en presentatie 7 Spreekt hij vlot in hele zinnen? 8 Is hij goed te verstaan? 9 Spreekt hij levendig in een aanvaardbaar tempo? 10 Spreekt hij AN? 11 Praat hij positief over zichzelf, zonder te overdrijven? 12 Kijkt hij de selecteur voldoende aan? Advies 13 Welke verbetertips geef je de geobserveerde leerling?

7.4

Hoe neem je een interview af?

Je gaat iemand interviewen wanneer je gericht op zoek bent naar informatie en verwacht dat de ander die informatie kan geven.

7.4.1

Oriëntatie op de taak

Over welk onderwerp wil je informatie krijgen? Welk soort interview ga je houden en wat is je doel (zie tabel)? Welke soort(en) informatie moet het interview opleveren (zie tabel)? Hoe lang mag het interview duren? Wanneer moet het interview klaar zijn? Heb je eerder iemand geïnterviewd? Ging je dat goed of minder goed af? Waar moet je nu beter op letten? Soort interview

Doel van de interviewer

Portretterend of humaninterestinterview

Je wilt een menselijk portret schetsen van de geïnterviewde. Zijn leven of ervaringen staan centraal.

Informatief interview

Je interviewt een deskundige, omdat je op zoek bent naar specifieke informatie over een onderwerp.

Kritisch of confronterend interview Je wilt de geïnterviewde kritisch ondervragen over wat en waarom hij iets gedaan of beslist heeft. Soorten interviews.

Soorten informatie

Voorbeeldvraag

Feiten

Met welke maatregelen bestrijd je het pestgedrag op je school?

Meningen

Wat is je mening over het pestgedrag van leerlingen?

Gevoelens

Hoe ervaar je het pesten van medeleerlingen?

Motieven

Waarom pest je bepaalde leerlingen in de klas?

Intenties

Wat zou je willen dat er werd gedaan tegen pesten?

Gewenste informatie.

462

Zakelijke communicatie

7.4.2

Voorbereiding op het interview

Zoek een geschikte persoon voor het vraaggesprek. Neem vooraf contact met hem op. Introduceer jezelf. Vertel kort waarover het interview gaat, waarom je hem wilt interviewen en hoe lang het vraaggesprek ongeveer zal duren. Verzoek hem mee te werken. Vraag je af hoe je gaat interviewen. Je kunt non-directief en/of directief interviewen (zie tabel). Meestal is er sprake van een mengvorm van deze interviewstijlen. Maak een lijst met interviewvragen waarmee je het vraaggesprek kunt structureren (zie tabel). NON-DIRECTIEVE INTERVIEWSTIJL

DIRECTIEVE INTERVIEWSTIJL

Je wilt de vrije gedachtegang van de gesprekspartner stimuleren. Je stelt je terughoudend op en bent meer praatpaal dan gespreksleider. Je bent op zoek naar ideeën, gevoelens, motieven en intenties van de geïnterviewde. Daarom stel je vooral open vragen. Je stuurt alleen als je doorgaat op wat de ander zojuist heeft gezegd (doorvragen) of een nieuw deelonderwerp aansnijdt (nieuwe vraag). VRAAGSOORTEN

Je houdt de teugels stevig in handen. Je laat de gesprekspartner weinig ruimte. Als de geïnterviewde een zijpad inslaat, bepaal jij of je meegaat op dat pad of niet. Je bent gericht op zoek naar feitelijke informatie. Daarom stel je vooral gesloten vragen, feitenvragen, als-vragen, ik-vragen en confrontatievragen.

Open vragen geven de geïnterviewde de ruimte om te antwoorden zoals die zelf wil. Ze beginnen met een vraagwoord als wat, waarom, hoe en welke. Opinievraag Welke muziek vind je leuk? Emotievraag Wat overvalt u bij het zien van deze beelden? Intentievraag Wat wilt u bereiken met uw nieuwe film? Motivatievraag Waarom wilde je bij die firma werken? Begripsvraag Wat weet je over slowfood? Visievraag Welke toekomst staat de euro te wachten? Plus-minvraag Wat zijn de sterke en zwakke punten van het nieuwe strafsysteem?

Gesloten vragen laten de geïnterviewde weinig ruimte. Je onderscheidt drie soorten gesloten vragen: •Ja-neevragen beginnen met een werkwoord. Je laat de gesprekspartner alleen maar kiezen uit ja of nee. Bv. Houd je van hardrock? •Of-ofvragen beginnen met een werkwoord. Je laat de geïnterviewde kiezen uit enkele mogelijkheden. Bv. Gaat u vaker naar de film, naar een concert of naar toneel? •Suggestieve vragen leiden de ander naar het antwoord dat je wilt horen. Bv. U vindt toch zeker ook dat die agressieve leerling naar huis gestuurd moest worden, nietwaar? Feitenvragen dienen om feitelijke gegevens te achterhalen. Bv. Hoe laat is het ongeluk gebeurd? Wie heeft de eerste klap gegeven? Als-vragen gaan over toekomstige situaties. Die schotel je de ander voor en je vraagt of de geïnterviewde daarop wil reageren. Bv. Als blijkt dat de aarde daadwerkelijk opwarmt, wat zijn daarvan dan de gevolgen? Ik-vragen vertellen over een ervaring uit je eigen leven, vragen of de ander die herkent of ook meegemaakt heeft. Daardoor moedig je de geïnterviewde aan over zijn ervaring(en) te vertellen. Confrontatievragen confronteren de geïnterviewde met tegenstrijdigheden tussen wat hij zegt en heeft gedaan, tussen wat hij nu zegt en vroeger heeft gezegd, met de mening van anderen, met tegenstrijdige feiten of gebeurtenissen. Zo dwing je de ander daarop te reageren en prikkel je hem zijn uitspraken aan te scherpen. Bv. U zegt nu wel dat dit de enige keer was dat u een leerling uit de klas heeft gestuurd, maar u hebt vorig schooljaar toch drie leerlingen weggestuurd?

VRAAGSOORTEN

Interviewstijl en soorten vragen.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

463

verklaringsstructuur ontwikkelingsstructuur

Zie 3.1, p. blz. 429-430.

evaluatiestructuur probleem- en oplossingstructuur trechteropbouw: van algemeen naar specifiek

•Open met een brede open vraag waarmee je het onderwerp aansnijdt. •Vraag door op wat de geïnterviewde antwoordt met vervolgvragen en nieuwe vragen om steeds meer specifieke informatie boven tafel te krijgen. •Rond het vraaggesprek af.

omgekeerde trechter: van specifiek naar algemeen

•Open met specifieke vragen over aspecten van het complexe onderwerp. •Eindig met een open vraag waarmee je het onderwerp in een bredere context plaatst.

van feiten naar meningen naar emoties

•Open met feitenvragen. •Ga verder met opinievragen. •Vraag naar emoties. •Rond het vraaggesprek af.

Opbouw van het interview.

7.4.3

Uitvoering van het interview

Neem het vraaggesprek op. Vraag daarvoor toestemming aan de geïnterviewde. Als de geïnterviewde dat niet wil, maak dan tijdens het interview aantekeningen van zijn antwoorden. Werk die aantekeningen direct erna uit, anders vergeet je te veel. Zorg ervoor dat de geïnterviewde zich op zijn gemak voelt, waardoor hij wil zeggen wat hij weet, denkt of voelt. Discussieer niet met hem: niet jouw mening, maar die van de geïnterviewde is belangrijk. Luister actief tijdens het interviewen (zie hieronder). Overloop aan het einde van het interview of alle vragen aan bod zijn gekomen. Vergeet niet de geïnterviewde te bedanken voor het vraaggesprek. bemoedigen

Door woordjes als ‘O ja?’, ‘En verder?’, ‘Hm hm’ en ‘Ja ja’, laat je merken dat je aandachtig luistert.

belangstellend Je kijkt de ander aan, knikt licht met je hoofd, trekt je wenkbrauwen op, zit actief naar de ander non-verbaal gedrag toegewend … spiegelen

Tijdens het interview neem je een gelijke lichaamshouding aan. Ook maak je gelijksoortige gebaren. Het is echter wel belangrijk ervoor te zorgen dat de geïnterviewde niet bewust merkt dat je spiegelt, want dat kan een averechts effect veroorzaken.

een stilte laten vallen

Door bewust een ongemakkelijke stilte te laten vallen en de geïnterviewde daarbij vragend aan te kijken, kun je de ander verleiden iets meer te zeggen dan hij misschien van plan was.

onderbreken

Je onderbreekt de ander, omdat hij te lang aan het woord is, afwijkt van het onderwerp, zijn verhaal saai dreigt te worden.

parafraseren

Je omschrijft met eigen woorden wat de geïnterviewde heeft gezegd. Hij kan je dan corrigeren als je iets niet goed hebt begrepen.

samenvatten

Je vat af en toe samen wat de geïnterviewde heeft gezegd om te controleren of je het goed begrepen hebt. Je kunt dit doen met eigen woorden (fresh words) of gebruikmaken van sleutelwoorden (key words) die de ander gebruikt heeft.

ordenen

Je structureert het chaotische verhaal van de gesprekspartner: U bedoelt dus dat u eerst … voordat u…

Actief luisteren.

464

Zakelijke communicatie

7.4.4

Reflectie op het interview

Reflecteer op het interview met behulp van de volgende observatievragen. Inhoud 1 Slaagt de interviewer erin een genuanceerd beeld te schetsen van een persoonlijkheid (portretterend of humaninterestinterview), specifieke informatie te verzamelen over een onderwerp (informatief interview) of iemand aan de tand te voelen over iets wat hij gedaan of beslist heeft (kritisch of confronterend interview)? Opbouw 2 Gebruikt de interviewer de verklaringsstructuur, ontwikkelingsstructuur, evaluatiestructuur, probleemoplossingstructuur, trechteropbouw, omgekeerde trechteropbouw, ’van feiten naar meningen naar emoties’? 3 Stelt de interviewer doorvragen wanneer nodig en nieuwe vragen op het gepaste moment? 4 Sluit hij het vraaggesprek duidelijk af en bedankt hij de geinterviewde voor zijn medewerking? 5 Is het interview helder en logisch opgebouwd? Vraagtechnieken 6 Interviewt hij non-directief met opinievragen, emotievragen, intentievragen, motivatievragen, begripsvragen, visievragen en/of plus-minvragen? 7 Interviewt hij directief met ja-neevragen, of-ofvragen, suggestieve vragen, feitenvragen, alsvragen, ik-vragen en/of confronterende vragen? 8 Is er sprake van een mengvorm van non-directieve en directieve interviewstijl? Of lijkt het interview meer op een ‘kruisverhoor’, omdat de interviewer te veel directieve vragen achter elkaar stelt? Luistergedrag 9 Laat de interviewer merken dat hij aandachtig en geïnteresseerd luistert door te bemoedigen, door belangstellend non-verbaal gedrag, door een stilte te laten vallen, te onderbreken, te parafraseren, samen te vatten, te ordenen of te spiegelen? Advies 10 Welke verbetertips geef je de interviewer? Reflectie op interview.

7.5

Hoe houd je een debat?

7.5.1

Wat zijn de spelregels van een debat?

Het debat is een woordenstrijd tussen twee partijen. Onder leiding van een voorzitter en een tijdwaarnemer verdedigt de ene partij een stelling, terwijl de andere partij die stelling aanvalt. Beide partijen proberen van elkaar te winnen. Het doel van een debat is het overtuigen van de jury en het publiek. Om dat doel te bereiken, moeten zowel de voor- als tegenstanders goed kunnen documenteren, argumenteren en presenteren. Je leerkracht bepaalt samen met de jury en het publiek welke partij heeft ‘gewonnen’, bespreekt verbeterpunten en geeft cijfers. Het debat kan gevoerd worden door twee leerlingen: één voorstander en één tegenstander. Maar ook door meer leerlingen die twee teams vormen: de voorstanders en de tegenstanders. De taakverdeling tussen de leden van een team moet dan eerlijk zijn, zowel in de voorbereiding als tijdens het debat. Voor- en tegenstander(s) mogen elkaar niet in de rede vallen. Daarom is het debat verdeeld in zes korte ‘spreekbeurten’: drie voor de voorstander(s) en drie voor de tegenstander(s). De structuur van het debat is dan als volgt: • Beginbeurt voorstander • Beginbeurt tegenstander • Time-out: het debat ligt even stil (bijvoorbeeld één minuut). Zowel de voor- als tegenstander(s) denken na over hoe ze in hun verweerbeurt gaan reageren. • Verweerbeurt voorstander • Verweerbeurt tegenstander • Slotbeurt voorstander • Slotbeurt tegenstander De spreektijd is beperkt en wordt van tevoren afgesproken (bijvoorbeeld 4-4-3-3-2-2 minuten). 7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

465

7.5.2

Wat zijn de taken tijdens een debat?

• De voorzitter leidt het debat in, kent de verschillende ‘spreekbeurten’ toe, zorgt ervoor dat de voor- en tegenstander elkaar niet in de rede vallen en sluit het debat af. • De tijdwaarnemer bewaakt de spreektijd met behulp van een stopwatch. Hij roept onverbiddelijk ‘stop’ als de tijd voorbij is. De spreker mag nog wel zijn zin afmaken. Een halve minuut voor het einde van elke beurt waarschuwt de tijdwaarnemer dat er nog maar weinig spreektijd is bv. door een blaadje met een grote ½ erop omhoog te houden. • De voorstander verdedigt de stelling met argumenten in zijn beginbeurt. In de verweerbeurt weerlegt hij de tegenargumenten van de tegenstander. In de slotbeurt vat hij puntsgewijs zijn argumentatie samen en trekt hij een conclusie. • De tegenstander valt de stelling met tegenargumenten aan in zijn beginbeurt. In de verweerbeurt reageert hij op de weerleggingen van de voorstander. In de slotbeurt vat hij puntsgewijs zijn argumentatie samen en trekt hij een conclusie. • De jury bestaat uit drie of vijf leden. Dat oneven aantal is nodig om eventueel te kunnen stemmen over de uitslag. Tijdens het debat letten de juryleden alleen op de argumentatie van de voor- en tegenstander(s); ze vullen een juryformulier in. Na het debat gaan ze ongeveer vijf minuten in beraad en beslissen welke partij het beste heeft geargumenteerd. Ze wijzen een woordvoerder aan, die in de klas verslag doet van de beraadslaging en de uitslag bekendmaakt. • De observatoren spreken onderling af wie welke voorstander(s) of tegenstander(s) observeert. Tijdens het debat letten ze alleen op presentatie, taalgebruik en documentatie; ze vullen een observatieformulier in.

7.5.3

Hoe kies je een onderwerp en formuleer je een stelling?

De debaters bepalen (eventueel samen met de leerkracht) over welk onderwerp en welke stelling ze gaan debatteren. Daarna verdelen ze de rollen: wie is voorstander en wie tegenstander? Vanaf dat moment bereiden ze zich afzonderlijk op het debat voor. Het onderwerp moet aan drie eisen voldoen: • Het moet interessant zijn voor jezelf en het publiek. • Het moet omstreden zijn: je moet er écht een flink meningsverschil over kunnen hebben. • Het moet niet te veel gevoeligheden oproepen. Een debatstelling is geschikt als … • ze zo precies mogelijk is geformuleerd. Het moet volkomen duidelijk zijn waarover het debat gaat. Anders loop je het gevaar tijdens het debat langs elkaar heen te praten; • er voldoende informatie over te vinden is; • ze zowel voor- als tegenstander(s) gelijke kansen op winst biedt; de argumenten voor en tegen de stelling moeten elkaar ongeveer in evenwicht houden. Onderwerp

Stelling

vrijetijdsbesteding

Je kunt je vrije tijd beter besteden aan het beoefenen van een sport dan aan gamen.

positieve vrouwendiscriminatie

Vrouwen moeten bij benoemingen in hogere functies een voorkeursbehandeling krijgen.

tijdsduur van zomervakantie

De zomervakantie voor scholieren moet korter worden.

bijbaantjes

Buiten de vakanties mogen leerlingen geen bijbaantjes hebben.

genetische manipulatie

Het is onverantwoord om genetisch te manipuleren met menselijk materiaal.

verstandelijk gehandicapten

Het is beter dat verstandelijk gehandicapte echtparen die nauwelijks voor zichzelf kunnen zorgen, geen kinderen krijgen.

Voorbeelden van mogelijke onderwerpen en stellingen.

466

Zakelijke communicatie

7.5.4

Hoe zoek en verwerk je informatie?

Verdiep je zowel in de argumenten voor als tegen de stelling. Zoek naar argumenten en tegenargumenten in allerlei informatiebronnen, zoals opiniepagina’s van kranten en tijdschriften, internetfora, websites, discussieprogramma’s op radio en televisie. Ga bij elk (tegen)argument na of het overtuigend genoeg is. Is dat niet het geval, ondersteun het dan extra met een ander argument. Subargumenten bestaan meestal uit onderzoeksresultaten, typerende voorbeelden, vergelijkbare gevallen of uitspraken van gezaghebbende deskundigen. Bedenk hoe de andere partij die (tegen)argumenten zal proberen te weerleggen en hoe je daarop gaat reageren. Verwerk de argumenten of tegenargumenten, de verwachte weerleggingen en je reacties daarop in een driekolommenschema. Argumenten voor of tegen de stelling

Verwachte weerleggingen

hoofd- en subargument 1

weerlegging 1

hoofd- en subargument 2

weerlegging 2

hoofd- en subargument 3

weerlegging 3





Reacties op die weerleggingen

Voorbeeld van een driekolommenschema.

7.5.5

Hoe maak je spreekschema’s?

Maak spreekschema’s met aantekeningen voor de beginbeurt, verweerbeurt en slotbeurt. De beginbeurt is de enige beurt die je helemaal kunt voorbereiden. De verweerbeurt is minder makkelijk te plannen, omdat je daarin moet reageren op de (tegen)argumenten van de andere partij. Je moet dus improviseren. Maar als je je goed hebt gedocumenteerd en een overzichtelijk driekolommenschema hebt gemaakt, weet je in de meeste gevallen hoe je moet reageren. De slotbeurt kun je grotendeels voorbereiden. Spreekschema voorstander Tips voor de beginbeurt •Inleiding: open aantrekkelijk, licht moeilijke begrippen toe, vertel dat je de stelling gaat verdedigen. •Middenstuk: verdedig de stelling met hoofd- en subargumenten. •Slot: vat je belangrijkste hoofdargumenten bondig samen, trek een conclusie en besluit met een aantrekkelijke uitsmijter. Tips voor de verweerbeurt •Inleiding: duid kort aan hoe je gaat reageren op de tegenstander. •Middenstuk: noem één voor één zijn tegenargumenten en weerleg ze stuk voor stuk. •Slot: vat je belangrijkste weerleggingen bondig samen en trek een conclusie. Tips voor de slotbeurt •Inleiding: vertel dat de tegenstander je niet heeft kunnen overtuigen. •Middenstuk: herhaal zijn belangrijkste tegenargumenten en weerleg ze stuk voor stuk. •Slot: herhaal bondig je belangrijkste argumenten voor de stelling, trek je conclusie en besluit met een aantrekkelijke uitsmijter.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

467

Spreekschema tegenstander Tips voor de beginbeurt •Inleiding: open aantrekkelijk, vertel dat je de stelling gaat aanvallen. •Middenstuk: val de stelling met tegenargumenten aan. •Slot: vat de belangrijkste tegenargumenten bondig samen, trek een conclusie en besluit met een aantrekkelijke uitsmijter. Tips voor de verweerbeurt •Inleiding: duid kort aan hoe je gaat reageren op de voorstander. •Middenstuk: ontzenuw één voor één zijn weerleggingen van je tegenargumenten. •Slot: vat je kritiek kort samen en trek een conclusie. Tips voor de slotbeurt •Inleiding: vertel dat de voorstander je niet heeft kunnen overtuigen. Middenstuk: herhaal je belangrijkste tegenargumenten en je kritiek op de weerleggingen van de voorstander. Slot: trek een conclusie en besluit met een aantrekkelijke uitsmijter.

7.5.6

Hoe voer je het debat uit?

Voor- en tegenstander(s) zitten schuin tegenover elkaar voor de klas. De voorzitter en tijdwaarnemer zitten tussen beide partijen in. Zo kan de jury en het publiek iedereen goed observeren. Tips voor de beginbeurt •Zorg ervoor dat de inleiding niet langer duurt dan 10 % van de spreektijd. •Geef in het middenstuk met duidelijke opbouwsignalen aan dat je overstapt van het ene naar het andere (tegen)argument. •Sluit af met een korte samenvatting, een duidelijke conclusie en een aantrekkelijke uitsmijter. Tips voor de verweerbeurt •Leg de zwakke plekken bij de andere partij genadeloos bloot. •Gebruik daarbij het driekolommenschema waarin je eigen argumenten, te verwachten weerleggingen en je reacties daarop overzichtelijk op een rijtje staan. •Geef elke keer duidelijk aan welk (tegen)argument en welke weerlegging je aanvalt. •Let erop of de andere partij jouw (tegen)argumenten niet verdraaid heeft (drogreden van de stroman). Tips voor de slotbeurt •Voorkom dat je slotbeurt een herhaling is van de beginbeurt. •Benadruk in het middenstuk vooral welke (tegen)argumenten niet of onvoldoende weerlegd zijn door de andere partij. •Sluit af met een duidelijke conclusie en een krachtige uitsmijter. Tips voor presentatie en taalgebruik •Ga staan als je aan de beurt bent. •Spreek niet te zacht en articuleer duidelijk. Anders verstaat het publiek je slecht, waardoor de aandacht snel verslapt. •Spreek niet te snel, maar ook niet te langzaam. Door snel te praten kun je weliswaar meer (tegen) argumenten aanvoeren en weerleggen, maar het publiek kan dan de lijn van je betoog slecht volgen. Te langzaam praten, is onaantrekkelijk. Lang luisteren naar een slome spreker leidt tot irritatie en ongeduld. •Spreek niet eentonig, maar op een levendige manier. •Kijk het publiek, de jury en de andere partij geregeld aan. Ze voelen zich dan aangesproken en kunnen je (tegen)argumenten beter begrijpen. Of een bepaalde opmerking bijvoorbeeld ironisch bedoeld is, kan lang niet altijd uit je taalgebruik worden afgeleid. Je gezichtsuitdrukking kan dan veelbetekenend zijn. Bovendien kun je profiteren van de feedback die het publiek geeft. Uit bepaalde reacties valt bijvoorbeeld af te leiden dat je onverstaanbaar bent, of dat bepaalde (tegen)argumenten niet goed begrepen worden. Daar kun je dan je voordeel mee doen door iets harder of langzamer te gaan praten, of door wat meer uitleg te geven. •Wees zelfverzekerd. Sta erbij als iemand die overtuigd van zijn gelijk is. •Formuleer in goed gebouwde zinnen en spreek AN.

468

Zakelijke communicatie

7.5.7

Hoe reflecteer je op het debat en hoe geef je feedback?

Reflectie dient om de sprekers (en de luisteraars) inzicht te geven in de wijze waarop het debat gehouden is. De nabespreking bestaat uit drie onderdelen: • Terwijl de jury beraadslaagt, geven de observatoren feedback op presentatie, taalgebruik en documentatie van de voor- en tegenstander(s). • De woordvoerder van de jury geeft feedback op de argumentatie. • De jury bepaalt samen met het publiek (en eventueel ook je leerkracht) wie gewonnen heeft, bespreekt verbeterpunten en geeft bij wijze van peerevaluatie cijfers. Feedback op presentatie, taalgebruik en documentatie

Terwijl de jury beraadslaagt, vertellen de debaters eerst hoe ze het debat hebben ervaren. Viel het mee of tegen? Zijn ze verrast door onverwachte argumenten van de andere partij? Vonden ze het leuk/spannend? Wie denken ze dat gewonnen heeft en waarom? Daarna geven de observatoren feedback op de debaters aan de hand van de observatievragen. Presentatie 1 Spreekt de spreker niet te snel en niet te langzaam? 2 Articuleert hij duidelijk en spreekt hij luid genoeg? 3 Spreekt hij niet eentonig, maar op een levendige manier? 4 Kijkt hij publiek, jury en andere partij geregeld aan? 5 Staat hij er zelfverzekerd bij als iemand die overtuigd van zijn gelijk is? Taalgebruik 6 Opent de spreker met een pakkende inleiding? 7 Somt hij de (tegen)argumenten en weerleggingen overzichtelijk op? 8 Formuleert hij in goed gebouwde zinnen en spreekt hij AN? 9 Sluit hij aantrekkelijk af? Documentatie 10 Heeft de spreker zich goed gedocumenteerd: noemt hij voldoende onderzoeksresultaten, concrete voorbeelden, vergelijkbare gevallen of uitspraken van gezaghebbende deskundigen?

Feedback op de argumentatie

Tijdens het debat hebben de juryleden het juryformulier ingevuld. Na afloop van het debat gaat de jury ongeveer 5 minuten in beraad. • Vergelijk de ingevulde formulieren, ga na welke (tegen)argumenten niet of onvoldoende weerlegd zijn en bespreek wie de meeste goede (tegen)argumenten had(den), de voorstander(s) of de tegenstander(s). • Bepaal daarna bij de verschillende spreekbeurten van de voorstander(s) en tegenstander(s) de behaalde punten: 5 (onvoldoende), 10 (matig), 15 (ruim voldoende), 20 (goed). Tel op het eind de punten bij elkaar. De partij met de hoogste score heeft het beste geargumenteerd. • Wijs een woordvoerder aan die in de klas verslag doet van de beraadslaging en die de uitslag bekendmaakt.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

469

Voorstander

Tegenstander

Beginbeurt Argument 1 Argument 2 enz. …

Beginbeurt Tegenargument 1 Tegenargument 2 enz. …

Stelling goed verdedigd

5

10

15

20

Stelling goed aangevallen

5

10

15

20

5

10

15

20

5

10

15

20

Verweerbeurt Weerlegging 1 Weerlegging 2 enz. …

Verweerbeurt Weerlegging 1 Weerlegging 2 enz. … Kritiek goed weerlegd

5

10

15

20

Kritiek goed weerlegd Slotbeurt Argument 1 Argument 2 enz. … Weerlegging 1 Weerlegging 2 enz. …

Slotbeurt Argument 1 Argument 2 enz. … Weerlegging 1 Weerlegging 2 enz. … 5

Goede slotbeurt

10

15

20

Goede slotbeurt

Basisformulier voor de jury.

7.6

Hoe voer je een probleemoplossende discussie?

7.6.1

Wat zijn de spelregels van een probleemoplossende discussie?

De probleemoplossende discussie is een groepsgesprek waarin de deelnemers onder leiding van een gespreksleider naar de beste oplossing van een probleem zoeken. Een probleem is een ongewenste, nadelige of moeilijke situatie. Het doel van zo’n discussie is dat er overeenstemming wordt bereikt over de aanpak van het probleem. Om dat doel te bereiken, zullen de deelnemers moeten samenwerken. De volgende spelregels gelden: • Een probleemoplossende discussie wordt gevoerd door vijf tot zeven deelnemers. Een daarvan leidt de discussie. Die gespreksleider staat een beetje buiten en boven de discussie, want als hij er te veel in betrokken raakt, kan hij zijn belangrijke taak niet goed meer uitvoeren. • De deelnemers luisteren goed naar elkaar, laten elkaar uitpraten, werken samen naar een bepaalde oplossing toe en zullen dus compromissen moeten sluiten. • De discussie verloopt in vier fasen: - analyseren van het probleem; - inventariseren van mogelijke oplossingen; - discussiëren over mogelijke oplossingen; - nemen van een besluit. • Het publiek wordt gevormd door je leerkracht en de overige leerlingen. Ze observeren de discussie met behulp van het observatieformulier. Na afloop van het groepsgesprek volgt een nabespreking. • De discussie duurt 15 tot 20 minuten.

7.6.2 Wat zijn de taken tijdens een probleemoplossende discussie? De gespreksleider • opent de discussie; • laat de discussie volgens de vier fasen verlopen; • zorgt ervoor dat elke deelnemer aan het woord kan komen; • leidt de discussie in goede banen;

470

Zakelijke communicatie

• zorgt ervoor dat de deelnemers aan het eind van de discussie een gezamenlijk besluit nemen; • bewaakt de tijd; • sluit de discussie af. De deelnemers • analyseren het probleem; • dragen verschillende oplossingen aan; • discussiëren over die oplossingen; • kiezen de beste oplossing. De observatoren • observeren de discussie en vullen het observatieformulier in (zie 7.6.6, blz. 472-473); • geven samen met de leerkracht feedback op de discussie.

7.6.3 Hoe formuleer je het probleem? Ter voorbereiding op de discussie moeten de deelnemers • een probleem formuleren; • informatie zoeken en verwerken. Het probleem is geschikt als het voldoet aan vier criteria: • Het moet interessant zijn voor de discussiegroep en ook voor de rest van de klas. • Er moeten verschillende oplossingen voor het probleem zijn. • Er moet met een concreet voorstel (een plan van aanpak of een maatregel) iets aan gedaan kunnen worden. • Er moet voldoende informatie over te vinden zijn. Het probleem moet nauwkeurig geformuleerd worden. Een handig hulpmiddel daarvoor is de zogeheten ABC-formule A Er is een gegeven situatie. Bijvoorbeeld: hangjongeren in probleemwijk X. B Hieruit ontstaat een probleem. Bijvoorbeeld: veel buurtbewoners klagen, want die hangjongeren zorgen voor grote overlast. C Is dat probleem op te lossen en zo ja, hoe?

7.6.4

Hoe zoek en verwerk je informatie?

Zoek gericht naar informatie en verwerk die in een tabel als het bijgaande voorbeeld. Daarin staan aan de linkerkant de vier fasen waaruit een probleemoplossende discussie bestaat. Aan de rechterkant staan de vragen die je in die gespreksfasen moet behandelen. Beantwoord die vragen via eigen denkwerk en documentatie. Op die manier ontstaat een ‘spiekbriefje’ met aantekeningen die je tijdens de discussie kunt raadplegen. Gespreksfasen

Te behandelen vragen

1 Probleemanalyse

•Wat is het probleem precies? •Wie is erbij betrokken? •Hoe ernstig is het probleem? •Wat zijn de oorzaken van het probleem? •Wat is de bedoeling van de discussie?

2 Inventarisatie van oplossingen

•Welke verschillende oplossingen zijn ervoor?

3 Discussie over oplossingen

•Lossen de oplossingen het probleem helemaal of gedeeltelijk op? •Zijn ze makkelijk/moeilijk/helemaal niet uitvoerbaar? •Zijn ze efficiënt: niet te duur of te tijdrovend? •Zijn ze toelaatbaar: niet in strijd met bepaalde normen/waarden/je gevoel voor redelijkheid?

4 Besluit nemen

•Welke oplossing heeft de meeste voordelen en minste nadelen?

Spiekbriefje voor probleemoplossende discussie.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

471

7.6.5

Hoe voer je de discussie uit?

Tijdens de discussie zitten de deelnemers in een U-vorm die open is naar de klas toe; de gespreksleider zit in het midden, de deelnemers zitten aan weerszijden. Zo kunnen de klasgenoten iedereen goed observeren. De observatoren maken tijdens de discussie gebruik van het observatieformulier. Tips voor de gespreksleider

• Leid het probleem en doel van de discussie duidelijk in. • Zorg ervoor dat elke gespreksfase voldoende besproken wordt. Geef duidelijk aan wanneer een bepaalde fase is afgerond en leid de volgende fase in. • Geef korte samenvattingen aan het einde van fase 1, 2 en 3. • Stimuleer alle deelnemers hun steentje bij te dragen aan de discussie, rem deelnemers die te lang aan het woord zijn vriendelijk af, grijp in als iemand een ander niet laat uitspreken of op een zijpad geraakt. • Vat aan het eind van de discussie de gekozen oplossing helder samen. • Sluit de discussie af. • Houd je aan de afgesproken tijd. Tips voor de deelnemers

• Analyseer het probleem: wat is het precies, wie is erbij betrokken, hoe ernstig is het en wat zijn de oorzaken ervan? • Draag verschillende oplossingen voor het probleem aan. • Luister tijdens het discussiëren goed naar elkaar en laat elkaar uitspreken. • Beargumenteer je mening, maar blijf openstaan voor betere argumenten. • Zoek samen met de andere deelnemers naar de beste oplossing voor het probleem. • Beoordeel de verschillende oplossingen op effectiviteit, uitvoerbaarheid, efficiëntie en toelaatbaarheid. Lost een oplossing het probleem (bijna) helemaal op, dan is dat een voordeel. Maar is de oplossing moeilijk uitvoerbaar, te duur of niet toelaatbaar, dan is dat een nadeel. Op die manier kun je de voordelen en nadelen van elke oplossing vaststellen. • Noteer alle voordelen en nadelen van elke oplossing. • Weeg de voor- en nadelen van de verschillende oplossingen tegen elkaar af. De oplossing met de meeste voordelen en minste nadelen is de beste.

7.6.6 Hoe reflecteer je op de discussie en hoe geef je feedback? De sprekers vertellen eerst hoe ze de discussie hebben ervaren. Viel het mee of tegen? Vonden ze het leuk/spannend? Daarna geven de observatoren feedback op de discussie. Ze maken gebruik van het observatieformulier. Onderdeel Inhoud 1 Analyseren de deelnemers het probleem (fase 1)? 2 Inventariseren ze de oplossingen voor het probleem duidelijk (fase 2)? 3 Bespreken ze voldoende kritisch de voor- en nadelen van de oplossingen (fase 3)? 4 Nemen ze een duidelijk besluit dat gemeenschappelijk gedragen wordt (fase 4)?

472

Zakelijke communicatie

Beoordeling

Opbouw 5 Leidt de gespreksleider het probleem en doel van de discussie helder in? 6 Zorgt hij ervoor dat de groepsdiscussie gestructureerd (volgens de vier fasen) verloopt? 7 Sluit hij de discussie goed af? 8 Houdt hij zich aan de afgesproken tijd? Interactie 9 Werken de deelnemers voldoende samen (houden ze de lijn van de discussie goed vast, geven ze elkaar voldoende kans iets te zeggen, luisteren ze goed naar elkaar)? 10 Hebben ze een goede houding (kijken ze elkaar aan, zitten ze er geïnteresseerd bij)? 11 Stimuleert de gespreksleider zwijgers ook hun steentje bij te dragen? 12 Helpt hij een vastgelopen discussie weer op gang? Taalgebruik 13 Spreken ze verstaanbaar in hele zinnen? 14 Spreken ze AN? Observatieformulier voor een discussie.

7.7

Hoe houd je een vergadering?

7.7.1

Wat zijn de taken?

De vergadering is een georganiseerd groepsoverleg, met een agenda en een duidelijke rolverdeling (voorzitter, notulist en overige deelnemers). Er zijn verschillende vormen van groepsoverleg, zoals een werkoverleg, projectbespreking, leerlingenraad en klassenraad. Je kunt de volgende taken onderscheiden. De voorzitter

• stelt datum, plaats, tijd, notulist en overige deelnemers vast; • verzamelt de agendapunten met daarbij eventuele bijlagen (bijvoorbeeld het verslag van de vorige vergadering); • stelt een agendavoorstel op; • bepaalt de tijdsduur die aan elk agendapunt besteed mag worden; • nodigt alle deelnemers uit voor de vergadering, bij die uitnodiging zit het agendavoorstel met de eventuele bijlagen; • bespreekt met de notulist welke soort notulen gewenst zijn; • regelt een vergaderruimte, zorgt voor een goede opstelling van tafels en stoelen, en bestelt eventueel consumpties (koffie, thee, frisdrank); • opent de vergadering; • leidt de agendapunten in of laat dit doen; • laat discussies gestructureerd verlopen; • stelt zich zo neutraal mogelijk op (is onpartijdig en geeft zijn mening niet). Hij mag wel meestemmen; • zorgt ervoor dat alle deelnemers actief meedoen aan de discussies en besluitvorming; • remt deelnemers die te lang aan het woord zijn vriendelijk af, grijpt in als iemand een ander niet laat uitspreken of op een zijpad geraakt; • rondt agendapunten af door de genomen besluiten kort samen te vatten en eventueel af te spreken wie, wat, voor wanneer gaat doen (actiepunten);

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

473

• zorgt ervoor dat de agenda wordt afgehandeld; • bewaakt de sfeer en tijdsplanning; • sluit de vergadering. De notulist

• kan per vergadering (en eventueel per toerbeurt) worden aangewezen; • maakt notulen van de vergadering: een schriftelijk verslag van wat er besproken is; • kan behalve notulist ook deelnemer zijn. Neemt dan niet te actief deel aan de vergadering, maar stemt wel mee over besluiten die genomen moeten worden; • moet goed luisteren en samenvatten. De overige deelnemers

• bereiden zich grondig voor op de vergadering; • doen tijdens de vergadering actief mee aan de discussies en besluitvorming; • geven elkaar bij meningsverschillen de ruimte om standpunten, argumenten en tegenargumenten naar voren te brengen; • zitten elkaar niet onnodig dwars en blokkeren de besluitvorming niet; • voeren na de vergadering de afgesproken actiepunten uit.

7.7.2

Hoe bereid je een vergadering voor?

Tips voor de voorzitter

• Gebruik voor de agenda een hele bladzijde. De agenda bestaat uit een kop, steeds terugkerende agendapunten die in een vaste volgorde worden behandeld en wisselende agendapunten (zie het voorbeeld op blz. 475). Laat tussen de agendapunten witregels open. Deelnemers gebruiken de agenda meestal als notitieblaadje. • Rangschik de wisselende agendapunten in volgorde van urgentie en geef ze een korte en duidelijke titel. • Verwijs bij agendapunten naar eventuele bijlagen met achtergrondinformatie hierover. Nummer die bijlagen. • Nodig de deelnemers uit voor de vergadering. Voeg de agenda met de bijlagen toe. Verstuur de uitnodiging, agenda en bijlagen per brief of digitaal. • Gebruik de agenda als notitieblaadje en noteer bij bepaalde agendapunten hoe je ze gaat inleiden of welke deelnemer dat gaat doen. Geef het doel van de bespreking aan (bijvoorbeeld informatie uitwisselen of een besluit nemen). Bedenk een geschikte structuur voor de bespreking. Bijvoorbeeld: stel voor dat een probleemoplossende discussie volgens vier fasen verloopt: analyseren van het probleem; inventariseren van mogelijke oplossingen; discussiëren over mogelijke oplossingen; nemen van een besluit. • Schat bij de wisselende agendapunten in hoeveel bespreektijd er voor nodig is. Tips voor de notulist

• Lees de agenda en bijlagen grondig door. Waarover wordt gesproken bij de wisselende agendapunten, wat is het doel van die besprekingen en hoe zullen ze waarschijnlijk verlopen? • Bepaal je eigen inbreng bij de verschillende agendapunten (indien je behalve notulist ook deelnemer bent). • Overleg met de voorzitter op welke wijze je gaat notuleren (zie Soorten notulen hieronder). • Zorg voor een opnameapparaat als een uitvoerig verslag gewenst is. Maak echter ook aantekeningen tijdens de vergadering. Er kan iets misgaan met de opnametechniek of sommige sprekers blijken bij het afluisteren onverstaanbaar te zijn. Citeer de sprekers niet letterlijk, maar in de indirecte rede en tegenwoordige tijd. • Maak voor het beknopte verslag een indeling in vier kolommen (agendapunt – discussie – besluit – actiepunt), waarin je tijdens de vergadering je aantekeningen kunt schrijven. • Maak voor de besluiten- en actielijst een indeling met vijf kolommen: agendapunt – besluit – actie – uitvoerders – termijn.

474

Zakelijke communicatie

Tips voor de deelnemers

• Meld je af bij de voorzitter als je niet aanwezig kunt zijn. • Lees de agenda en bijlagen grondig door. • Streep passages aan waarover je tijdens de vergadering iets wilt zeggen en zet er aantekeningen bij. • Noteer in de notulen van de vorige vergadering welke informatie ontbreekt of welke informatie volgens jou verkeerd verwoord is. • Schrijf bij het agendapunt dat je moet inleiden, wat je daarover gaat zeggen. • Maak een spiekbriefje voor agendapunten waarin een probleem moet worden opgelost. • Geef tijdens de vergadering duidelijk aan op wie en waarop je reageert; maak duidelijk hoe je reactie bedoeld is: als bijval, aanvulling, tegenwerping, antwoord enzovoort. Dat voorkomt dat de discussie warrig verloopt. • Probeer niet alleen anderen te overtuigen, maar laat jezelf ook overtuigen. • Wees bereid om compromissen te sluiten.

Vergadering leerlingenraad Pauluslyceum Datum:

Tijdstip:

Plaats: Voorzitter: Notulist:

Agenda 1 Opening

2 Vaststelling van de definitieve agenda

3 Notulen van de vorige vergadering (zie bijlage 1)

4 Ingekomen stukken en mededelingen (zie bijlage 2)

5 Wisselende agendapunten

6 Varia

7 Rondvraag

Sluiting Voorbeeld van agenda.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

475

Soorten notulen

Er zijn drie soorten notulen: 1 Een uitvoerig verslag. Vermeld per agendapunt zo beknopt mogelijk welke spreker wat heeft gezegd. Die omslachtige manier van notuleren komt vooral voor bij vergaderingen waarin onderhandelingen worden gevoerd, waarover de deelnemers verantwoording moeten afleggen aan hun achterban. Daarom is het verstandig van tevoren te bekijken of een uitvoerig verslag echt nodig is. 2 Een beknopt verslag. Vat van elk agendapunt slechts de hoofdzaken samen. Bijvoorbeeld: het probleem, de voorstellen voor oplossingen, de argumenten voor en tegen, het genomen besluit en het eventuele actiepunt (wie gaat wat en voor wanneer doen). 3 Een besluiten- en actielijst. Geef alleen de besluiten en eventuele actiepunten weer.

7.7.3

Hoe voer je de vergadering uit?

Tijdens de vergadering wordt onder leiding van de voorzitter een agenda afgewerkt. De deelnemers zitten in een U-vorm die open is naar de klas toe; de voorzitter en notulist zitten in het midden, de deelnemers zitten aan weerszijden. Zo kunnen de klasgenoten iedereen goed observeren. Hieronder vind je aanwijzingen voor het verloop van de vergadering en tips voor de voorzitter, notulist en deelnemers. Opening

De voorzitter heet iedereen welkom en vermeldt wie er afwezig is. Vanaf dat moment noteert de notulist alles wat relevant is voor het verslag. Vaststelling van de definitieve agenda

In principe ligt de agenda vast voor de vergadering begint. Bij de uitnodiging hebben de deelnemers immers een agendavoorstel gekregen waarop ze zich hebben voorbereid. Toch kan in dringende gevallen een nieuw agendapunt worden toegevoegd. Het nadeel hiervan is dat het onvoorbereid besproken gaat worden. De voorzitter en notulist noteren zo’n nieuw agendapunt bij het onderdeel Varia. Notulen van de vorige vergadering

De deelnemers moeten het verslag van de vorige vergadering goedkeuren. Eerst vraagt de voorzitter naar opmerkingen over de letterlijke tekst: staat er duidelijk in wat er in de vorige vergadering is gezegd, besloten en afgesproken? Wanneer eventuele wijzigingsvoorstellen kort zijn besproken, stelt hij voor om de notulen (al dan niet aangepast) goed te keuren. De notulist noteert eventuele aanpassingen. Vervolgens vraagt de voorzitter of er nog opmerkingen zijn naar aanleiding van de notulen. Sinds de vorige vergadering hebben zich misschien nieuwe ontwikkelingen voorgedaan en die kunnen dan kort worden toegelicht. Bovendien controleert hij de voortgang van afgesproken actiepunten. De notulist maakt hier aantekeningen van. Let op: bij de bespreking van de notulen mag de discussie niet heropend worden! Als dat toch dreigt te gebeuren, stelt de voorzitter voor er alsnog een agendapunt van te maken, het liefst voor een volgende vergadering. Ingekomen stukken en mededelingen

De voorzitter informeert de vergadering over ingekomen stukken die belangrijk zijn voor de deelnemers. Als zo’n ingekomen stuk betrekking heeft op een bepaald agendapunt, kan het alsnog bij de behandeling hiervan worden meegenomen. Vervolgens worden er eerst door de voorzitter en dan door de deelnemers mededelingen gedaan over onderwerpen die niet direct om een bespreking of besluit vragen. De notulist vat puntsgewijs de uitgewisselde informatie samen. Hij probeert van de sprekers zo veel mogelijk mededelingen op papier te pakken te krijgen. De voorzitter moet dit onderdeel zo kort mogelijk houden. Daarom gaat hij van tevoren na wat schriftelijk kan worden meegedeeld. Dat spaart tijd waardoor de wisselende agendapunten grondiger besproken kunnen worden.

476

Zakelijke communicatie

Bespreking van de wisselende agendapunten

De voorzitter leidt elk onderwerp kort in of laat het inleiden. Waar gaat het onderwerp precies over, wat is het doel en belang ervan, hoe gaan we het onderwerp bespreken en hoeveel tijd hebben we daarvoor? Vervolgens worden de wisselende agendapunten volgens de afgesproken structuur afgehandeld. De voorzitter sluit elk agendapunt af met een heldere samenvatting van de discussie. De notulist noteert van elk agendapunt de achtergrondinformatie, de voorstellen die gedaan worden, de argumenten voor en tegen, het besluit, het aantal voorstemmers, tegenstemmers en onthoudingen als er gestemd wordt, en eventueel het afgesproken actiepunt (wie doet wat en voor wanneer). Varia

Hier worden de toegevoegde, spoedeisende onderwerpen behandeld. Rondvraag

Elke deelnemer mag vragen stellen over zaken die nog niet aan de orde zijn geweest. Meestal gaat het om vragen over eerder gemaakte afspraken of verzoeken om agendapunten voor de volgende vergadering. De notulist maakt hiervan aantekeningen. Let op: bij de rondvraag mogen geen discussies ontstaan. Het is de bedoeling dat elke vraag zo kort mogelijk wordt beantwoord. Als een vraag meer haken en ogen heeft dan in kort bestek valt te bespreken, moet dat onderwerp worden voorbereid en als agendapunt op de volgende vergadering worden besproken. Sluiting

In overleg met de andere deelnemers stelt de voorzitter datum, tijd en plaats van de volgende vergadering vast, dankt iedereen voor de bijdragen en sluit de vergadering. De notulist werkt na de vergadering zijn aantekeningen per agendapunt zo snel mogelijk uit. De notulen bestaan uit een kop en het verslag (zie voorbeeld hieronder). Hij geeft de uitgewerkte notulen aan de voorzitter.

Notulen vergadering leerlingenraad Pauluslyceum Datum:

Tijdstip:

Voorzitter: Notulist: Aanwezig:

Afwezig:

Beknopt verslag 1 2 3 4

De voorzitter opent de vergadering. Het agendavoorstel is overgenomen. De notulen van de vorige vergadering zijn goedgekeurd. …

Voorbeeld van notulen.

7•Productievetaalvaardigheden:spreken/gesprekkenvoeren

477

7.7.4

Hoe reflecteer je op de vergadering en hoe geef je feedback?

De deelnemers vertellen hoe ze de vergadering hebben ervaren. Viel het mee of tegen? Vonden ze het leuk/spannend? Daarna geven de observatoren feedback op de voorzitter, deelnemers en notulist aan de hand van de onderstaande observatievragen. Voorzitter 1 Opent de voorzitter de vergadering door alle aanwezigen welkom te heten en afwezigen af te melden? 2 Bespreekt hij kort de opmerkingen over en naar aanleiding van de notulen? 3 Houdt hij het agendapunt ‘Ingekomen stukken en mededelingen’ zo kort mogelijk? 4 Laat hij de wisselende agendapunten adequaat bespreken? 5 Leidt hij agendapunten duidelijk in? 6 Remt hij deelnemers die te lang aan het woord zijn vriendelijk af, grijpt hij in als iemand een ander niet laat uitspreken of op een zijpad geraakt? 7 Vat hij de genomen besluiten en gemaakte afspraken helder samen? 8 Komen bij ‘Varia’ de toegevoegde onderwerpen voldoende aan bod? 9 Geeft hij elke deelnemer de kans om tijdens de rondvraag vragen te stellen over zaken die niet aan de orde zijn geweest? 10 Stelt hij in overleg met de andere deelnemers de datum, plaats en tijd van de volgende vergadering vast? 11 Bedankt hij iedereen voor de bijdragen en sluit hij de vergadering af? 12 Heeft hij de structuur van de vergadering en de tijd goed bewaakt? Deelnemer 13 Leidt de deelnemer een agendapunt duidelijk in? 14 Neemt hij voldoende actief deel aan de discussies en besluitvorming? 15 Geeft hij anderen bij meningsverschillen voldoende ruimte om standpunten, argumenten en tegenargumenten naar voren te brengen? 16 Is hij voldoende bereid om compromissen te sluiten? 17 Luistert hij aandachtig naar anderen? 18 Heeft hij een goede houding (kijkt hij anderen aan, zit hij er geïnteresseerd bij)? Notulist 19 Blijkt uit de aantekeningen dat de notulist goed heeft geluisterd en samengevat? Heeft hij te weinig aantekeningen gemaakt, omdat hij te actief deelgenomen heeft aan de vergadering?

478

Zakelijke communicatie

8

Productieve taalvaardigheden: schrijven 8.1

Hoe verloopt het schrijfproces?

Je kunt hieronder het verloop van het schrijfproces volgens de OVUR-strategie nagaan aan de hand van een aantal concrete voorbeelden. Sollicitatiebrief

Recensie of betoog

Onderzoeksverslag

Oriëntatie •Analyseer jezelf. •Zoek gericht naar de meest geschikte baan.

Oriëntatie •Analyseer de schrijftaak. •Activeer je voorkennis.

Oriëntatie •Kies een relevant onderwerp. •Baken het onderwerp zorgvuldig af. •Kies (een) geschikte onderzoeksmethode(n).

Voorbereiding •Verzamel informatie.

Voorbereiding •Verzamel informatie. •Maak een bouwplan.

Voorbereiding •Maak een onderzoeksplan. •Maak een tijdsplanning en een taakverdeling.

Uitvoering •Schrijf een kladversie. •Geef of vraag commentaar. •Verwerk het commentaar.

Uitvoering •Schrijf een kladversie. •Geef of vraag commentaar. •Verwerk het commentaar.

Uitvoering •Verzamel en selecteer de benodigde gegevens. •Orden de geselecteerde gegevens. •Trek conclusies en doe aanbevelingen. •Rapporteer schriftelijk. •Presenteer mondeling.

Reflectie •Reflecteer op het schrijfproces.

Reflectie •Reflecteer op het schrijfproces.

Reflectie •Reflecteer op het onderzoeksproces.

8.2

Hoe schrijf je een sollicitatiebrief?

8.2.1 Analyseer jezelf en zoek gericht naar de meest geschikte baan • Vraag jezelf eerst af: wie ben ik en wat wil ik? Zie tabel 1. • Zoek gericht naar een baan. Zie de verschillende mogelijkheden in tabel 2. • Kies de volgens jou meest geschikte vacature. Welke (bijna) voltooide opleidingen volgde je? Welke cursussen had je? Welke werkervaring heb je? Denk ook aan bijbaantjes, vakantiejobs en vrijwilligerswerk. Welke hobby’s en vrijetijdsbesteding heb je? Ben je zeker van jezelf, bang om fouten te maken, gesloten, open, een doorzetter, stressbestendig …? Welke job zoek je? Waar wil je die job? Welke werktijden verlang je? Welk minimumsalaris ambieer je? Werk je liefst in een groot of een klein bedrijf? Zoek je werk als zelfstandige of in teamverband?

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

479

Welke werksfeer zou je graag hebben? Wil je voltijds of deeltijds werken? Overweeg je werken te koppelen aan studeren? Heb je overige wensen? Tabel 1: Zelfanalyse.

1 Schakel het persoonlijke netwerk in.

Veel vacatures worden via via ingevuld. Licht daarom familie, vrienden en kennissen in dat je op zoek bent naar een baan. Misschien kunnen ze je helpen. Gebruik ook sociale media als Twitter en Facebook.

2 Lees personeelsadvertenties.

Zoek in kranten en vakbladen naar bruikbare vacatures. Als je weet in welke regio je wilt werken, kun je het beste zoeken in regionale kranten.

3 Zoek op internet.

Raadpleeg vacaturebanken op het internet. Bijvoorbeeld: www.vacature.com en www.jobat.be. Of schakel de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding in (www.vdab.be). Bekijk ook de websites van bedrijven waar je graag wilt werken. Misschien staat er een geschikte vacature op.

4 Schrijf je in bij uitzendkantoren.

Zij bieden je allerlei banen bij verschillende bedrijven aan. Daardoor doe je in korte tijd veel ervaring op. Meestal gaat het wel om tijdelijk werk.

Tabel 2: Mogelijkheden om een geschikte vacature te vinden.

8.2.2 Verzamel informatie • Ga na of je voldoet aan de gevraagde eisen. Analyseer daarom de vacature nauwkeurig. Zie tabel 3. • Vergelijk je vacatureanalyse met je zelfanalyse. Voldoe je niet aan alle eisen, ga dan na in hoeverre je dat gebrek aan kennis, vaardigheid of ervaring kunt compenseren (bijvoorbeeld via je hobby’s, je inzet, je bereidheid om cursussen te volgen …). Bekijk ook of je over nog meer kwaliteiten beschikt dan er in de advertentie worden gevraagd. • Verdiep je in het bedrijf of de organisatie waar je wilt gaan werken. Vooral grote bedrijven hebben voor dat doel speciaal informatiemateriaal dat je kunt opvragen of bekijken op hun website. Of misschien kun je via iemand anders wat over het bedrijf te weten komen. • Ga na tot wie je de sollicitatiebrief gaat richten. Staat die persoon niet in de personeelsadvertentie, bel dan even naar het bedrijf en vraag de betrokken naam aan de telefonist(e). Dat maakt een goede indruk. Om welke functie gaat het precies? Wat verwacht het bedrijf van jou? (Denk aan opleiding, leeftijd, werkervaring, persoonlijke eigenschappen.) Wat biedt het bedrijf je aan? (Denk aan voltijdse of deeltijdse baan, werktijden, doorgroeimogelijkheden, scholing, salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden.) Welk beeld schetst het bedrijf van zichzelf? (Denk aan commercieel/niet-commercieel, groot/klein, marktpositie, formeel/informeel enzovoort.) Welke persoon kan je meer informatie verstrekken over de baan? (Vergeet het telefoonnummer niet.) Binnen welke termijn moet je reageren en naar wie (persoon, adres met afdeling) moet de sollicitatiebrief gestuurd worden? Tabel 3: Vacatureanalyse.

480

Zakelijke communicatie

8.2.3 Schrijf een kladversie Een sollicitatiebrief bestaat uit twee delen: • de brief zelf • het curriculum vitae (levensloop). Tips: • Houd je brief kort en krachtig. Vertel geen overbodige details. Verwijs voor bijzonderheden naar je curriculum vitae. Zorg ervoor dat de brief bij voorkeur niet langer is dan één A4’tje. • Zet puntsgewijze informatie over jezelf, opleiding en werkervaring in het curriculum vitae. Rangschik de gegevens van het verleden naar het heden of omgekeerd. Vermijd ‘gaten’ in de tijd. • Doe vooral heel gewoon. Gebruik geen woorden die je normaal nooit zou zeggen. Als je op gesprek moet komen, blijkt dan ineens dat je heel andere woorden gebruikt; dat komt zeker niet goed over. • Schrijf in een stijl die past bij de taal van de personeelsadvertentie. • Verkoop jezelf zo goed mogelijk. Zorg ervoor dat je brief enthousiasme en betrokkenheid uitstraalt. Overdrijf echter niet; later zul je alles wat je beweert wel waar moeten kunnen maken. • Zorg ervoor dat de sollicitatiebrief voldoet aan de briefconventies (zie 2.6, blz. 426427) en er smetteloos uitziet: zonder vlekken en netjes getypt. Schrijf alleen een handgeschreven brief als daarom in de personeelsadvertentie wordt gevraagd. • Staat in de personeelsadvertentie dat je ook digitaal kunt solliciteren, stuur dan een e-mail. Vermeld kort naar welke baan je solliciteert en verwijs naar de sollicitatiebrief en het curriculum vitae in de bijlage. Omschrijf altijd het onderwerp zo precies mogelijk. Dat voorkomt dat je bericht ongelezen blijft. E-mail alleen maar als je precies weet aan wie je de sollicitatiebrief met cv moet adresseren. Houd je aan de briefconventies. Die gelden ook voor sollicitatie-e-mails.

inleiding

Geef de aanleiding van je brief aan. Verwijs naar de advertentie. Vermeld duidelijk naar welke functie je solliciteert.

middenstuk

Geef aan waarom je belangstelling hebt voor die baan. Vertel ook waarom je graag bij het bedrijf wilt werken. Leg uit waarom je jezelf geschikt vindt voor die functie. Laat duidelijk zien dat je aan de functie-eisen voldoet. Bijvoorbeeld: je hebt de juiste opleiding (bepaalde studieonderdelen sluiten direct aan bij de gevraagde deskundigheden) en ervaring (je hebt tijdens stages of bijbaantjes vergelijkbaar werk gedaan). Koppel persoonlijke eigenschappen zoals ‘goede contactuele eigenschappen’ en ‘goed kunnen samenwerken’ aan activiteiten waaruit blijkt dat je over die kwaliteiten beschikt. Bijvoorbeeld: je bent leider in de jeugdbeweging (goed kunnen omgaan met groepen), je geeft rondleidingen in een museum (goed kunnen spreken in het openbaar), je staat achter de bar (goed met verschillende mensen om kunnen gaan), je bent ergens voorzitter van (leidinggeven) of je zit al jarenlang in een commissie (goed kunnen samenwerken). Verwijs voor bijzonderheden naar je curriculum vitae.

slot

Spreek de hoop uit om uitgenodigd te worden voor een gesprek. Voeg er eventueel ook aan toe wanneer (en waarom) je (niet) beschikbaar bent voor een gesprek.

Tabel 4: Inhoud en structuur van de brief.

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

481

persoonlijke gegevens

naam, voornamen, geboortedatum, adres, telefoonnummer/gsm, e-mailadres, geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat, rijbewijs (indien nodig)

opleiding

opleidingen vanaf de lagere school diploma’s van laag naar hoog cursussen

werkervaring

vakantiewerk, bijbaantjes en banen

extra activiteiten

lidmaatschappen en bestuurservaring Let op: het gaat niet zozeer om wát je hebt gedaan, maar om waar die activiteiten voor staan.

referenties

Mensen die iets over je werkervaring kunnen vertellen. Vermeld ze alleen als je ze gevraagd hebt of ze referent voor je willen zijn. Het beste kun je hun naam, functie en telefoonnummer geven.

Tabel 5: Inhoud en structuur van het cv.

8.2.4 Geef of vraag commentaar Herlees de kladversie kritisch of laat ze door een ‘meelezer’ becommentariëren. Maak daarbij gebruik van de onderstaande commentaarvragen. Dan verklein je het risico dat jij of de ‘meelezer’ belangrijke aspecten over het hoofd ziet. Commentaarvragen voor sollicitatiebrieven

• Briefonderdelen Heeft de schrijver correct gebruikgemaakt van alle vereiste briefonderdelen: afzender, geadresseerde, onderwerp/betreft, plaats en datum, aanspreking, tekstblok (met inleiding, middenstuk en slot), slotformule en ondertekening, bijlage(n)? • Opbouw Wordt de aanleiding voor de sollicitatie duidelijk vermeld? Maakt de schrijver duidelijk om welke functie het gaat en dat hij daarvoor in aanmerking wil komen? Legt hij duidelijk uit waarom hij die baan graag wil hebben en wat er zo aantrekkelijk aan is? Toont hij overtuigend aan dat hij voldoet aan alle gestelde eisen? Verwijst hij daarbij eventueel naar zijn cv? Spreekt hij de hoop op een sollicitatiegesprek uit? Geeft hij duidelijk aan wanneer hij (niet) beschikbaar is voor een gesprek (bijvoorbeeld in geval van vakantie)? • Curriculum vitae Staan de persoonlijke gegevens, opleidingsgegevens, werkervaring, extra activiteiten en referenties overzichtelijk onder elkaar? • Taalgebruik Is de stijl van de brief voldoende aangepast aan de taal van de advertentietekst? Maakt de schrijver geen spel- en stijlfouten, en zijn de leestekens correct toegepast? Is de toon vriendelijk genoeg? • Advies Welke concrete verbetertips geef je de schrijver? Commentaarvragen voor sollicitatie-e-mail

Zijn de e-mailadressen van de afzender en geadresseerde correct? Is het onderwerp kort maar duidelijk omschreven? Is de aanspreking gepast? Geeft de schrijver kort aan voor welke baan hij belangstelling heeft en verwijst hij duidelijk naar de sollicitatiebrief met cv in de bijlage? Is de afsluitformule correct? Is het mailtje ondertekend met de naam van de afzender? Is de toon voldoende zakelijk en vriendelijk? Worden er geen spel- en stijlfouten gemaakt, en zijn de leestekens correct toegepast? Welke concrete verbetertips geef je de schrijver?

482

Zakelijke communicatie

8.2.5 Verwerk het commentaar Schrijf de definitieve sollicitatiebrief door het commentaar in de kladversie te verwerken. Zorg ervoor dat de lay-out van de brief en het curriculum vitae overzichtelijk is.

8.2.6 Reflecteer op het schrijfproces Schrijven is een voortdurend leerproces van vallen en opstaan. Door terug te kijken leer je van gemaakte fouten en verbeter je de volgende keer wat je minder goed hebt gedaan. • Welke onderdelen van het schrijfproces vond je lastig: jezelf analyseren en gericht naar de meest geschikte baan zoeken, informatie verzamelen, de kladversie schrijven, commentaar geven/vragen/verwerken? Waarom vond je dat lastig? • Heb je goed gebruikgemaakt van de feedback op je kladversie? Leg uit. • Heb je problemen gehad met tekstopbouw, alinea-indeling, alineaverbanden, begrijpelijke, aantrekkelijke, gepaste en correcte taal? Zo ja, waarom? • Heb je de schrijftaak in de beschikbare tijd uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? • Kon je de schrijftaak zelfstandig uitvoeren of moest je geregeld om hulp vragen? Licht je antwoord toe. • Waarop moet je bij de volgende schrijftaak beter letten?

8.3

Hoe maak je een samenvatting?

8.3.1 De beknopte samenvatting In een beknopte samenvatting staan alleen de hoofdzaken van de tekst. Dat is handig tijdens het documenteren. Ook als je samenwerkt met andere leerlingen zijn korte samenvattingen zinvol. Daarmee kun je informatie delen, zodat niet iedereen alle teksten hoeft door te nemen. Je kunt op twee manieren een beknopte samenvatting maken: via de kernzinmethode/ sleutelzinmethode, en de vraag-en-antwoordmethode. De sleutelzinmethode/kernzinmethode

Lees de (onder)titel en inleiding. Benoem het onderwerp zo nauwkeurig mogelijk. Het bestaat altijd uit een zelfstandig naamwoord of werkwoord, dat je aanvult met een beperkt aantal toevoegingen. Schrijf het in de kantlijn. Bijvoorbeeld: vroegtijdige schoolverlaters; voorkomen van obesitas. Onderstreep de centrale vraag. Dat is de belangrijkste vraag die de schrijver over het onderwerp behandelt. Die staat meestal aan het eind van de inleiding. Als je geen centrale vraag kunt vinden, moet je die zelf afleiden uit de introductie van het onderwerp en in de kantlijn schrijven. Bijvoorbeeld: hoe kan het aantal vroegtijdige schoolverlaters worden beperkt? Lees vervolgens de alinea’s in het middenstuk van de tekst. Onderstreep daarin de sleutelzinnen of formuleer in de kantlijn zelf per alinea(groep) de hoofdgedachte. In een betoog vormen de (hoofd)argumenten en de weerleggingen van de tegenargumenten de hoofdgedachten. Lees het slot. Onderstreep het antwoord op de centrale vraag. Dat is de hoofdgedachte van de tekst. In een betoog is het standpunt de hoofdgedachte van de tekst. Dat vind je aan het eind van de inleiding en/of als conclusie in het slot. Maak een waaierschema. Zet de hoofdgedachte van de tekst (of het standpunt) aan de linkerkant. Schrijf de hoofdzaken (of hoofdargumenten en weerleggingen van tegenargumenten) in een waaier aan de rechterkant.

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

483

Zet eventueel het waaierschema om in een ‘lopende’ tekst. Die is voor anderen meer leesbaar dan een schema. Vermeld eerst de hoofdgedachte van de tekst en daarna de hoofdzaken. Verbind de hoofdzaken met elkaar door duidelijke signaalwoorden. Formuleer zo bondig mogelijk. Zet boven de (schematische) samenvatting een correcte titelbeschrijving. Geef de schrijver(s), het jaartal, de titel en eventuele ondertitel, het tijdschrift, de jaargang en aflevering, het eerste en laatste paginanummer van het artikel. Vermeld daaronder het onderwerp van de tekst. De vraag-en-antwoordmethode

Lees de (onder)titel en inleiding. Benoem het onderwerp van de tekst zo nauwkeurig mogelijk. Reconstrueer per alinea op welke hoofdvragen antwoord gegeven wordt. Noteer bij iedere hoofdvraag het antwoord. Verzamel het onderwerp, de hoofdvragen en antwoorden in een beknopt vraag-en-antwoordschema (zie het bijgaande voorbeeld). Houd je daarbij aan de volgende regels: • Schrijf het onderwerp van de tekst boven het schema (Onderwerp: …). • Zet de hoofdvragen recht onder het onderwerp. Onderstreep ze. • Zet elk antwoord direct onder de daarbij behorende hoofdvraag. • Nummer meerdere antwoorden bij dezelfde hoofdvraag. Schrijf eventueel dat schema in ‘lopende’ zinnen uit. Je maakt er dan voor anderen een leesbare tekst van. Verbind de hoofdzaken met elkaar door duidelijke signaalwoorden te gebruiken.

Onderwerp: Voorkomen van ernstig ovERgEWICHT Wat is obesitas? We spreken van obesitas wanneer je Body Mass Index (BMI) 30 of hoger is. Wat zijn de gevolgen daarvan? Het vergroot je kans op suikerziekte, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, bepaalde vormen van kanker, galstenen en gewrichtsaandoeningen. Wat zijn de oorzaken daarvan? 1 Verkeerde voedingsgewoonten en een onevenredige samenstelling van het voedselpakket. 2 Psychische oorzaken. Hoe kun je obesitas voorkomen? Door een gezond voedingspatroon in combinatie met voldoende lichaamsbeweging. Voorbeeld van een beknopt vraag- en antwoordschema.

8.3.2

G. Mertens, ‘Hoe voorkom je obesitas?’ in Gezondheidsmagazine

De gedetailleerde samenvatting

In een gedetailleerde samenvatting staan niet alleen alle hoofdzaken van de tekst, maar óók de belangrijkste bijzaken. Ze is daardoor tekstvervangend. Bij het documenteren is zo’n samenvatting geschikt om voor jezelf of voor anderen de hoofd- en bijzaken van de tekst weer te geven. Je kunt op drie manieren een gedetailleerde samenvatting maken: via de sleutelzinmethode, de vraag-en-antwoordmethode en de skapamethode.

484

Zakelijke communicatie

De sleutelzinmethode

Lees de (onder)titel en inleiding. Benoem het onderwerp zo nauwkeurig mogelijk. Schrijf het in de kantlijn. Onderstreep de centrale vraag. Die staat meestal aan het eind van de inleiding. Als je geen centrale vraag kunt vinden, moet je die zelf afleiden uit de introductie van het onderwerp. Schrijf de centrale vraag in de kantlijn. Lees vervolgens de alinea’s in het middenstuk van de tekst. Spoor per alinea de sleutelzin op of formuleer zelf per alinea(groep) de hoofdgedachte. Die wordt meestal gedetailleerd uitgewerkt in de vorm van bijzaken. Dat kunnen toelichtingen zijn in de vorm van voorbeelden, vergelijkingen, omschrijvingen of definities, maar ook subargumenten, nevengevolgen, bijkomende oorzaken, deeloplossingen, deelhandelingen en dergelijke. Achterhaal per alinea de belangrijkste bijzaken. In een betoog vormen de hoofd- en subargumenten en de weerleggingen van tegenargumenten de hoofd- en bijzaken. Lees het slot. Onderstreep het antwoord op de centrale vraag. Dat is de hoofdgedachte van de tekst. In een betoog is het standpunt de hoofdgedachte van de tekst. Dat vind je aan het eind van de inleiding en/of als conclusie in het slot. Maak een waaierschema. Zet de hoofdgedachte van de tekst (of het standpunt) aan de linkerkant. Schrijf de hoofd- en bijzaken (of hoofd- en subargumenten en weerleggingen van tegenargumenten) in een waaier aan de rechterkant. Zet eventueel het waaierschema om in een ‘lopende’ tekst. Die is voor anderen meer leesbaar dan een schema. Vermeld eerst de hoofdgedachte van de tekst en daarna de hoofd- en bijzaken. Verbind ze met elkaar door duidelijke signaalwoorden. Formuleer zo bondig mogelijk. Zet boven de (schematische) samenvatting een correcte titelbeschrijving. Vermeld schrijver(s), jaartal, titel en eventuele ondertitel, tijdschrift, jaargang, aflevering, het eerste en laatste paginanummer van het artikel. Vermeld daaronder het onderwerp van de tekst. De vraag-en-antwoordmethode

Lees de (onder)titel en inleiding. Benoem het onderwerp van de tekst zo nauwkeurig mogelijk. Reconstrueer per alinea op welke hoofdvragen antwoord gegeven wordt. Noteer bij iedere hoofdvraag het antwoord. Reconstrueer per alinea op welke subvragen antwoord gegeven wordt. Die ‘bevragen’ nadere details uit de antwoorden op de hoofdvragen. De antwoorden op die subvragen zijn de bijzaken. Ga bij elke subvraag op zoek naar het antwoord. Verzamel het onderwerp, de hoofd- en subvragen en daarbij behorende antwoorden in een gedetailleerd vraag-en-antwoordschema (zie het bijgaand voorbeeld). Houd je daarbij aan de volgende regels: • Schrijf het onderwerp van de tekst boven het schema (Onderwerp: …). • Zet de hoofdvragen recht onder het onderwerp. Onderstreep ze. • Zet elk antwoord direct onder de daarbij behorende hoofdvraag. Nummer meerdere antwoorden bij dezelfde hoofdvraag. • Zet de subvragen onder de antwoorden waar ze betrekking op hebben, maar iets verder naar rechts. Onderstreep de subvragen. • Zet de antwoorden op de subvragen weer recht daaronder. Nummer meerdere antwoorden bij één subvraag. Schrijf eventueel dat schema in ‘lopende’ zinnen uit. Je maakt er dan voor anderen een leesbare tekst van. Verbind de hoofd- en bijzaken met elkaar door duidelijke signaalwoorden te gebruiken. Zet boven de (schematische) samenvatting een correcte titelbeschrijving: schrijver(s), jaartal, titel en eventuele ondertitel, tijdschrift, jaargang, aflevering, het eerste en laatste paginanummer van het artikel. 8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

485

Onderwerp: Voorkomen van ernstig ovERgEWICHT Wat is obesitas? We spreken van obesitas wanneer je Body Mass Index (BMI) 30 of hoger is. Hoe bereken je de BMI? Door je gewicht te delen door je lengte en de uitkomst nogmaals te delen door je lengte. Wat zijn de gevolgen daarvan? Het vergroot je kans op suikerziekte, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, bepaalde vormen van kanker, galstenen en gewrichtsaandoeningen. Wat zijn de oorzaken daarvan? 1 Verkeerde voedingsgewoonten en een onevenredige samenstelling van het voedselpakket. 2 Psychische oorzaken.

Welke psychische oorzaken zijn dat?

Spanningen, frustraties, agressie of teleurstellingen worden als het ware ‘weggegeten’.

Hoe kun je obesitas voorkomen? Door een gezond voedingspatroon in combinatie met voldoende lichaamsbeweging.

Wat is een gezond voedingspatroon?

1 Je dagelijkse voedingspakket moet zo zijn samengesteld dat je lichaam precies voldoende bouw- en brandstoffen naar binnen krijgt om goed te kunnen functioneren. 2 Je voeding moet gevarieerd zijn en je moet weinig tussendoortjes eten. 3 Je kunt beter geen maaltijden overslaan en je moet weinig alcohol drinken.

Wat is voldoende lichaamsbeweging?

Voor je gezondheid is een uur beweging per dag al voldoende, bijvoorbeeld 6 x 10 minuten.

Voorbeeld van een gedetailleerd vraagen antwoordschema.

G. Mertens, ‘Hoe voorkom je obesitas?’ in Gezondheidsmagazine

De skapamethode

Maak eerst een skapablad (zie figuur). Verdeel een A4-blad in drie kolommen. Verdeel de eerste kolom in zoveel rijen als de tekst alinea’s telt. Noteer in elke rij van de eerste kolom met sleutelwoorden de belangrijkste informatie van elke alinea. Overloop die sleutelwoorden en probeer ze zo veel mogelijk samen te nemen in overkoepelende woorden die je noteert in de tweede kolom. Doe nog eens hetzelfde en zet die algemene termen in de derde kolom. Sleutelwoorden van elke alinea

Skapablad.

486

Zakelijke communicatie

Essentie per alinea (of groep alinea’s)

Essentie van de tekst

8.3.3 De studiesamenvatting Je maakt een samenvatting van een studietekst om je goed voor te bereiden op een proefwerk/examen. Daardoor kun je de inhoud beter leren en onthouden. Een studiesamenvatting lijkt weliswaar op een gedetailleerde samenvatting, maar is selectief. Je neemt alleen op wat echt nodig is en houdt rekening met de eisen van je leerkracht. Hoe ga je te werk? • Lees de studietekst grondig en gedetailleerd. Zoek de betekenis van moeilijke woorden en begrippen op, zodat je de inhoud helemaal begrijpt. • Spoor de hoofdzaken en belangrijke bijzaken op (zoals in de gedetailleerde samenvatting). • Schrijf ze zo veel mogelijk met eigen woorden op. Daardoor onthoud je ze beter. Neem definities van moeilijke begrippen en opsommingen nauwkeurig over. • Maak een schematische samenvatting (zie paragraaf 8.4). Neem alleen op wat echt nodig is. Besteed weinig aandacht aan wat je al weet. Gebruik de telegramstijl. • Houd in je schema rekening met de eisen van je leerkracht: op welke soort vragen moet je antwoord geven tijdens het proefwerk? Gesloten vragen zoals kennisvragen en meerkeuzevragen? Open vragen, zoals inzichtvragen en beoordelingsvragen? Worden alleen hoofdzaken gevraagd of ook details? Gaat het meer om toepassing van kennis dan om reproductie van kennis? • Schrijf eventueel het schema in ‘lopende’ zinnen uit. Verbind de hoofd- en bijzaken met elkaar door duidelijke signaalwoorden te gebruiken. Formuleer zo bondig mogelijk.

8.4

Hoe kun je schematiseren?

De informatie die je verzamelde, kun je op verschillende manieren overzichtelijk weergeven. In de figuren vind je voorbeelden van dergelijke schema’s. 1652 Jan van  Riebeeck

1806 Britten



18301840 Grote Trek



18991902 Boerenoorlog

1910 1948 1990 Unie van apartheid Mandela     ZuidNationale vrij Afrika Partij

1994 ANC

Feitenketting.

Als je bv. een tekst wilt schematiseren over de geschiedenis van Zuid-Afrika, zou je daarbij gebruik kunnen maken van een feitenketting. antieke kunst Musea schilderkunst BERLIJN

klassieke schilderkunst moderne schilderkunst

Stel dat je een tekst wilt schematiseren die over de toeristische bezienswaardigheden van Berlijn handelt. Je kunt daarvoor een waaierschema gebruiken.

Historische architectuur Herinneringen aan een gedeelde stad Moderne architectuur Parken en tuinen

Waaierschema.

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

487

Een boomschema komt in principe op hetzelfde neer als een waaierschema. Alleen staat het rechtop.

BERLIJN

Herinneringen aan een gedeelde stad

Historische architectuur

Musea

antieke kunst Boomschema.

Een stroomdiagram of stroomschema, ook wel flowsheet of flowchart, is een schematische voorstelling van een proces. Het wordt over het algemeen gebruikt om een proces makkelijker te visualiseren of om fouten in het proces te kunnen vinden.

Start een Wikipedia zoekopdracht.

Is het gevonden? Nee

Ja Bedenk een andere term.

Is er een gerelateerde term? Ja Nee Maak een doorverwijzing. Wikipedia

Stroomdiagram.

Een tekst waarin zaken vergeleken worden of een tekst waarin voor en tegen uitgewerkt worden, kun je schematiseren aan de hand van een tabelschema.

Maak een nieuw artikel.

Kenmerken van de middeleeuwse bouwkunst ROMAANS

GOTISCH

Rond het jaar 1000

Tweede helft twaalfde eeuw

Kleine rondboogramen: weinig licht

Grote spitsbogen: veel licht



Tabelschema.

Een visgraatschema kan bv. handig van pas komen wanneer je een tekst wilt schematiseren over acties die in Vlaanderen gebeurd zijn ten voordele van de tsunamislachtoffers.

Wie

Visgraatschema.

Zakelijke communicatie

Wat

Acties voor tsunamislachtoffers Wanneer

488

Waar

Waarom

Hoe

Alleen of in groep reizen?

Waar goedkoop overnachten?

JONGEREN EN BETAALBAAR REIZEN

Hoe zich goedkoop verplaatsen?

Stel dat je een tekst wilt schematiseren die handelt over jongeren die op een betaalbare manier zo veel mogelijk van de wereld willen zien. Je kunt dan een spindiagram gebruiken.

Reizen en werken combineren.

Minimum comfort

Spindiagram.

Een venndiagram is handig als je de gelijkenissen en verschillen tussen twee zaken behandelt.

A - meer bestemmingen - gratis verzekering grote klantentevredenheid B beter omlijstend programma

Venndiagram.

Romantiek Historische situering Reactie Kenmerken Nederlandstalige auteurs Anderstalige auteurs T-schema.

Eerste helft 19e eeuw Tegen classicisme, verlichting Gevoel, subjectief, verbeelding … Multatuli, Conscience … Walter Scott, Heinrich Heine …

Een T-schema lijkt op de letter T en is handig om allerlei onderwerpen te ordenen en om hoofdzaken van bijzaken of details te onderscheiden. Bij een T-schema verdeel je de bladzijde door de verticale poot van de T in tweeën te splitsen (volg mee op de figuur): • Boven de T zet je het onderwerp of standpunt van de tekst. • In de linkerkolom noteer je de deelonderwerpen, in de rechterkolom in telegramstijl de hoofdzaken. Je kunt de kolommen ook anders gebruiken, bv. links de overeenkomsten, argumenten of voordelen en rechts de verschillen, tegenargumenten of nadelen.

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

489

Stel, je wilt argumenten oplijsten voor een essay, debat of discussie, dan kun je gebruikmaken van een overtuigingsschema (of persuasion map).

feit/voorbeeld feit/voorbeeld

argument 1

feit/voorbeeld feit/voorbeeld argument 2

doel

feit/voorbeeld feit/voorbeeld feit/voorbeeld

argument 3

feit/voorbeeld feit/voorbeeld

Overtuigingsschema.

mindmappen speelt in op het feit dat de mens een linker- en rechterhersenhelft heeft. De linkerhersenhelft is het actiefst als je met taal, analyses, cijfers, rationele activiteiten … bezig bent. De rechterhersenhelft is dan weer het actiefst als het om beeldmateriaal, vormen, rationele activiteiten … gaat. Een goede mindmap verzoent beide hersenhelften en kan als dusdanig zeer efficiënt zijn. Je kunt een mindmap gemakkelijk in alle richtingen uitbreiden en zo gemakkelijker een inzicht krijgen in complexe materie.

de ‘thuisbasis’

bestudeerde taal Wallonië Frans-Vlaanderen buitenlandse universiteiten

Nederland Vlaanderen BELANG VAN HET NEDERLANDS IN DE WERELD verspreiding via kolonialisme Suriname Indonesië Nederlandse Antillen

moedertaalsprekers verspreiding via emigratie

zustertaal: Afrikaans kleine kernen Nieuw-Zeeland USA Mindmap.

490

Zakelijke communicatie

Polen China USA

22 miljoen 35e plaats in de wereld

kennis

actief verwerken

onthouden

begrijpen

door

actief verwerken

hoofd- en bijzaken onderscheiden, verbanden aanbrengen en samenhang aangeven

toepassen

oefenen van casussen in probleem- en toepassingstaken

In een concept map maak je een visuele voorstelling van een onderwerp en alle begrippen die met dat onderwerp te maken hebben én hun onderlinge relaties. Een concept map bestaat altijd uit een netwerk van onderling samenhangende kenmerken of eigenschappen van een begrip (zie figuur). • Je noteert eerst alle begrippen over een gekozen onderwerp, die je maar te binnen schieten. • Vervolgens groepeer je de begrippen in bij elkaar horende clusters en rangschik je ze bv. van abstract naar concreet. • Dan orden je alles grafisch en geef je de relaties tussen de begrippen met lijnen weer. Een handige manier om de bovenstaande stappen uit te voeren, is de begrippen op losse kaartjes te schrijven. Je kunt dan met de kaartjes ‘schuiven’ totdat je de juiste structuur gevonden hebt. Daarna plak je de kaartjes op, of je schrijft ze over.

Concept map.

8.5

Hoe stel je een lijst met enquêtevragen op?

De enquête kan schriftelijk (stuur een retourenvelop mee), telefonisch, oog in oog of digitaal worden afgenomen met een vooraf opgestelde vragenlijst. Hiermee kan de respondent uit een aantal vooraf geformuleerde antwoorden kiezen. Hier vind je de belangrijkste types enquêtevragen. vragen met twee antwoordmogelijkheden

Voorbeelden hiervan zijn: ja-neevragen, juist-foutvragen, eens-oneensvragen, pro-contravragen. Bijvoorbeeld: Heb je wel eens iemand op school gepest? ☐ ja ☐ neen Meerkeuzevragen

Zorg er zo veel mogelijk voor dat de antwoordmogelijkheden elkaar uitsluiten, bijvoorbeeld doordat ze elkaar aanvullen. Bijvoorbeeld: Hoeveel keer heb je dit jaar iemand gepest? ☐ Hoogstens 5 keer ☐ 6 tot 10 keer ☐ 11 tot 15 keer ☐ Meer dan 15 keer Schaalvragen

Daarmee kun je de sterkte van gevoelens en meningen laten aangeven. Bijvoorbeeld: Voel je je wel eens onveilig in de schoolkantine (omcirkel)? Altijd onveilig Nooit onveilig 1 2 3 4 5 Schaalvragen bevatten meestal een oneven aantal antwoordmogelijkheden. Op een oneven (bv. drie-, vijf- of zevenpunts)schaal is de middelste altijd neutraal in de trant van ‘niet mee eens en ook niet mee oneens’. Gun je de respondent geen neutrale antwoordmogelijkheid, gebruik dan een even schaal.

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

491

Rangschikkingsvragen

Dat zijn vragen met antwoordmogelijkheden die door de respondent in een bepaalde volgorde moeten worden gezet. Ze zijn een variant op schaalvragen. Bijvoorbeeld: Op welke plaatsen word je het meest of minst gepest? Maak een rangschikking. Thuis via e-mail In de klas Op het schoolplein In de schoolkantine In de schoolgangen Op weg naar huis Rapportcijfer

Hiermee kun je de waardering van de respondent meten. Bijvoorbeeld: Wat vind je van het antipestprogramma op je school? Geef daarvoor een rapportcijfer door een getal van 1 tot en met 10 te omcirkelen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Stellingen

Je kunt meningen van respondenten meten door hun stellingen voor te leggen. Bijvoorbeeld: Hieronder zie je een aantal stellingen. Kruis telkens aan in hoeverre je het daarmee eens bent. helemaal eens eens

oneens

helemaal geen oneens mening

Het antipestprogramma op deze school werkt goed. Aan een leerkracht vertellen dat je wordt gepest, is geen klikken.

8.6

Hoe schrijf je een betoog?

8.6.1 Hoe analyseer je de schrijfopdracht? Het betoog is een subjectieve tekst, waarin je de lezers probeert te overtuigen van je standpunt. Je gebruikt daarvoor argumenten en weerleggingen. Het standpunt kan positief zijn (Bv. Ik vind dat het fokken van pelsdieren verboden moet worden.) of negatief (Bv. Ik vind niet dat het fokken van pelsdieren toegelaten moet worden.). Begin je analyse van de opdracht met het beantwoorden van een aantal vragen: • Over welk omstreden onderwerp ga je een betoog schrijven? • Heb je er genoeg parate kennis over en/of moet je er nog informatie over zoeken? • Welk opleidingsniveau hebben je lezers en welke voorkennis hebben ze over het onderwerp? Wat zijn de consequenties daarvan voor je woordkeuze, zinsbouw en achtergrondinformatie? • Uit hoeveel woorden mag het betoog bestaan? Wanneer moet het betoog ingeleverd worden? • Heb je eerder een betoog geschreven? Ging je dat goed of minder goed af? Waar moet je nu beter op letten?

492

Zakelijke communicatie

8.6.2 Hoe zoek en orden je informatie? • Neem een duidelijk standpunt over het onderwerp in. • Bedenk zelf argumenten waarmee je dat standpunt gaat verdedigen en/of zoek ze op in allerlei informatiebronnen, zoals opiniepagina’s van kranten en tijdschriften, internetfora, websites, discussieprogramma’s op radio en televisie. • Ga bij elk argument na of het overtuigend genoeg is. Is dat niet het geval, ondersteun het dan extra met een ander argument. Subargumenten bestaan meestal uit onderzoeksresultaten, typerende voorbeelden, vergelijkbare gevallen of uitspraken van gezaghebbende deskundigen. • Weerleg de belangrijkste tegenargumenten. • Orden de hoofd- en subargumenten, tegenargumenten en weerleggingen in een overzichtelijk boom- of waaierschema (zie blz. 440).

8.6.3 Hoe maak je een bouwplan en schrijf je het tot een lopende tekst uit? • Vul al brainstormend en zonodig met behulp van documentatie in telegramstijl het volgende bouwplan in: Inleiding Introduceer het onderwerp met een aantrekkelijke opening. Noem je standpunt. Geef eventueel achtergrondinformatie. Middenstuk Ondersteun het standpunt met hoofd- en subargumenten. Weerleg de belangrijkste tegenargumenten. Slot Trek een duidelijke conclusie die op hetzelfde neerkomt als je standpunt. Besluit met een aantrekkelijke uitsmijter. • Schrijf daarna het bouwplan uit. • Bedenk een titel die het standpunt kernachtig samenvat. • Bedenk een aantrekkelijke opening waarmee je het omstreden onderwerp introduceert. Zie 2.3.1, blz. 416-417. • Formuleer je standpunt in een duidelijke zin die je kunt beginnen met ‘Ik vind – Ik ben van mening – Mijn standpunt is – Mijn stelling is – Ik hoop u ervan te overtuigen …’ • Verstrek achtergrondinformatie over het onderwerp die nodig is voor een goed begrip van de tekst. Bijvoorbeeld definities en toelichtingen van moeilijke begrippen. • Wijd aan elk hoofd- en subargument en aan elk tegenargument en de weerlegging daarvan een aparte alinea. Zorg ervoor dat de sleutelzin van elke alinea op een voorkeurplaats staat (eerste, tweede of laatste zin). • Verbind die alinea’s met duidelijke opbouwsignalen. • Voeg de alinea’s met hoofd- en subargumenten samen tot een tekstblok waarboven je een tussenkopje zet. Doe hetzelfde met de alinea’s waarin de tegenargumenten worden weerlegd. • Herhaal in het slot je standpunt in iets andere bewoordingen. • Bedenk een aantrekkelijke uitsmijter waarmee je het betoog afsluit. Zie 2.3.2, blz. 417418. • Breng regels wit aan tussen inleiding, middenstuk en slot. • Zorg ervoor dat je taal begrijpelijk, aantrekkelijk, gepast en correct is.

8•Productievetaalvaardigheden:schrijven

493

8.6.4 Welke rol spelen ‘medelezers’? Laat de eerste versie van je betoog becommentariëren door (een) ‘meelezer(s)’. Deze medelezers maken daarbij gebruik van de onderstaande commentaarvragen. Schrijf daarna je tweede versie. Inhoud Is de titel een kernachtige samenvatting van het standpunt? Is het standpunt duidelijk? Is het standpunt overtuigend beargumenteerd? Zijn de opening en afsluiting aantrekkelijk? Is er voldoende achtergrondinformatie? Is de inhoud goed gedocumenteerd? Opbouw Staan elk hoofd- en subargument en elk(e) tegenargument en weerlegging in aparte alinea’s? Staat de sleutelzin van elke alinea in het middenstuk op een voorkeursplaats? Is het verband tussen de alinea’s aangegeven met goede opbouwsignalen? Taalgebruik Zijn de woordkeus en zinsbouw begrijpelijk? Is het taalgebruik aantrekkelijk? Is het taalgebruik gepast? Is het taalgebruik correct: correcte spelling en interpunctie, geen taalfouten? Lay-out Staan er witregels tussen inleiding, middenstuk en slot? Zijn het tekstblok met hoofd- en subargumenten en het tekstblok met tegenargumenten en weerleggingen van elkaar gescheiden met witregels en tussenkopjes? Advies Welke concrete verbetertips geef je de schrijver?

8.6.5 Hoe reflecteer je op het schrijfproces? Checklist 1 Welke onderdelen van het schrijfproces vond je lastig: de schrijfopdracht analyseren, informatie zoeken en ordenen, het bouwplan opstellen, de eerste versie schrijven, commentaar geven of definitieve tekst schrijven? Waarom? 2 Heb je goed gebruikgemaakt van het commentaar op je eerste versie? Leg uit. 3 Heb je problemen gehad met tekstopbouw, alineaopbouw, alineaverbanden, begrijpelijke, aantrekkelijke, gepaste en correcte taal? Zo ja, welke? 4 Heb je de schrijfopdracht in de beschikbare tijd uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? 5 Kon je de schrijfopdracht zelfstandig uitvoeren of moest je geregeld om hulp vragen? Licht je antwoord toe. 6 Waarop moet je bij de volgende schrijfopdracht beter letten?

494

Zakelijke communicatie

pastoor eele le pasto or nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol met spek. Echt iets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken

terug. r aan ter ug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebrand zodat zijn huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was g

matisch m atisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op straat en in het klooster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu

iikk kan zzeggen eggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij mijn oom was. Daarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resul

et aantal kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschuldigt mij terecht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedro

datt ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan jegens alle dieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor eekk zó da

Reynaert e Reyna ert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk mij alstublieft genade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederla

nader: n ader: IIkk zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u beleden heb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ ze

vaan Mett Firapeel dat si gingen Ende maakten pais van alle dingen De lekenbiecht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verk va an Me

koning r de koni ng gaan En vrede sluiten, neem ik aan.’ Met Firapeel gingen zij mede En sloten met z’n allen vrede. Bi Gode , ic dart u wel raden Isengrim sprak tot den bere Wat sechdire toe, Brune here? Bruun sprac: Ic hebbe liever in de rijsere, dan hier te Liggen int ijsere Laat ons tot den koning gaan Ende sinen pais

huldigt. h uldigt . Hij heeft u per abuis beschuldigd, maar zal dat nooit of nooit meer doen. Neem zijn voorstel aan! Verzoen u! Schenk elkaar vandaag genade! Bij God, ik durf dat aan te raden!’ Isengrin zei tot de beer, ‘Wat denk jij ervan, mijnheer?’ ‘Ik wil in de bosjes stoeien, Liever dan hier in de boeien Liggen. Laat

kken, en, in het bos of in de wei. De koning doet er nog iets bij. U krijgt ook nog het privilegie Reynaert en heel zijn familie ongestraft te molesteren, waar u ze ook kunt traceren. Deze twee enorme vrijheden, wil hij u in ruil voor vrede geven, tot in eeuwigheid. Maar dan vraagt zijne majesteit dat u hem trouw zweer

vredee en een vrijgeleide. Mijnheer de koning groet u en het spijt hem vreselijk nu dat hij u dit heeft aangedaan. Hij biedt u zijn excuses aan, 1wat de anderen ook denken. Belijn geeft hij u ten geschenke en mét hem elke ram en geit. U mag er tot in eeuwigheid en naar believen jacht op maken. Laat ze u van h een n vred

hij h ij hem beloven dat hij nooit meer iets zou roven of zou stelen en voortaan uitsluitend nog zou denken aan zijn ziel. Op hoop van zegen gingen zij daarna hun wegen. Daarmee was de biecht gedaan De dappere Firapeel ging toen naar de gevangenen. Hij vond ze in de boeien liggen, bond ze los en zei: ‘Ik bre

uit een haag een kleine roede en gaf hem daarmee veertig boeteslagen, één voor elke misdaad. Vervolgens gaf hij hem de raad ich tot het goede te bekeren en te vasten en te mediteren, en te heiligen de dag des Heren, en iedereen te corrigeren die naast het rechte pad zou lopen en eerlijk aan de kost te komen. Ve

Grimbeert e Grimb eert Mijn tactgevoel is veel te groot om u hier zomaar bot en bloot te zeggen dat ik met mijn tante heb gevrijd. Wij zijn verwanten en ik wil u niet choqueren. Zo, dat was het ongeveer, euh, verder weet ik niets meer nu en daarom, Grimbeert, vraag ik u een aangepaste penitentie.’ Grimbeert, vol intellige

haar bedreven h aar be dreven dat ik liever voor mij had dan achter mij.’ Grimbeert sprak: ‘Zeg, als je biechten wil bij mij om zo van al je zonden vrij te zijn, wel, spreek dan klare taal. Wat betekent dit verhaal?’ ‘Ik heb iets met haar gedaan!’ ‘Hoe moet ik dat nu juist verstaan? Ik wil het scherp geformuleerd. Reynaert zei: ‘M

Isengrin rregen egen Is engrin in zicht. Ze hebben hem bijna gedood. Ik heb hem dikwijls diep in nood gebracht. Maar, wat ik ook met hem mag hebben uitgespookt, ik heb toch het meeste spijt van mijn gebrek aan loyauteit voor Yswende, zijn mooie vrouw, waar hij onnoemelijk van houdt. God moet het mij vergeven! Ik heb

hield h ield ik hem toch voor de zot- deed ik hem schrikken. De debiel verloor zijn evenwicht en viel! Hij tuimelde van hoog in’t dak omlaag en landde met een smak beneden op de vloer. Iedereen schoot wakker en er was geeneen die op dit nachtelijke uur kon raden, wat er naast het vuur gevallen was! Ze maakten l

dan naarr voor en tastte in het donker rond. Omdat hij uiteraard niks vond, zei hij bezorgd: ‘Ik vind geen buit!’ Ik zei: ‘Nonkeltje, wat steekt gij uit? Kruip wat verder naar het midden! Die, die hier het dichtste zitten, die heb ik vroeger al verschalkt!’ Hij kroop nog verder op de balk en toen hij ver genoeg was d an naa

alk, vlakbij al k, vlak bij een valdeur! Hij geloofde mij! Ik overtuigde hem dat hij met mij tot op het dak moest klimmen en dat hij ginder boven binnen kon langs het bewuste valluik en dat hij daar zijn lege buik met kippenvlees kon vullen. Hij kon zijn vreugde niet verhullen en zenuwachtig kroopt hij door het luik. Hij b

liggen een n ligge n in een gracht. Joost mag weten hoe hij dat heeft overleefd. Maar, soit. De keer daarop beloofde hij een jaar lang mijn lakei te zijn als ik hem kippenvlees serveerde. Terwijl hij met mij meemarcheerde liet ik hem in ‘t kort verstaan dat er twee kippen en een haan verbleven in een boerderij, hoog op een

wat slagen lw at slag en zolang hij bij bewustzijn was. Maar plots viel hij omver in ‘t gras; Hij was -zo leek het toch- morsdood. De vreugde van de jeugd was groot: Zij dansten, joelden, maakten herrie, legden hem dan op een berrie en over struikgewas en hagen hebben zij hem weggedragen. Buiten ‘t dorp is hij een nacht l

ddoek omdeed. d doek o mdeed. Zin of niet, hij had geen keuze, Isengrin. Ze sloegen hem zo hard met stokken tot zij hem uit het gat getrokken hadden. Alles moest hij ondergaan. Vóór men hem losliet, heeft men aan zijn hals een zware steen gebonden, en kort daarop zijn alle honden blaffend op hem losgelaten. Hij incasse

r zat een wolf gevangen, die met zijn buik was blijven hangen in het gat. Wat een commotie! De buurt liep over van emotie en kwam naar het mirakel zien. Het spel was uit voor Isengrin. Hij werd intensief geschopt, en rondom bont en blauw geklopt. Hij kon niet eens verhinderen dat een handvol kinderen hem

te,, zag h hij te ij Isengrin. Wat nu volgt, is wel te voorzien. De pastoor wierp met het mes zijn oog uit. En toen kwamen zes gewapende parochianen die hem onder handen namen. Het ging er nogal luid aan toe. De buren kwamen uit hun huis en als een lopend vuurtje ging het nieuws rond: in de schuur van de past

Isengrin r Isengri n gevangen zat. De haan zat in mijn mond, maar ach, wat woog hij zwaar! Ik kon niet anders dan hem daar toevallig laten vallen, voor het gat. ‘Voilà!’ riep de pastoor: ‘Je bent je buit al kwijt, stuk dief!’ Hij brieste. Ik zei ‘Alstublief!’ en ging er toen gezwind vandoor! En toen eerwaarde heer pastoor

ten hij te n dat h ij ‘t deed!’ Hij nam zijn mes en smeet me dan de tafel achterna, zo hoog, dat ze met een grote boog over mij heen vloog op de vloer Hij vloekte als een ketter, zwoer en riep dat ik moest blijven staan. Hij sprong wild achter mij aan terwijl hij zwaaide met zijn mes en ik, ik leidde hem expres tot bij de pl

pluimvee p luimvee van het land. Hij was tam, at uit de hand en zo. Ik nam hem in mijn mond terwijl hij voor de tafel stond, voor de ogen van zijn baas! De priester brulde: ‘Galgenaas! Ik kan mijn ogen niet geloven! Dat komt mij voor mijn neus beroven in mijn eigen huis! Sanctus Spiritus, ik sla hem terminus! Het zal

beklaagd eeus us bekl aagd dat hij zoveel honger had gehad en door dat smalle gat niet meer naar buiten kon geraken. Ik begon lawaai te maken in het dorp met veel tamtam, want ik had een super plan: Ik liep naar de pastoor, die -wat een toeval- juist aan tafel zat. De pastoor, die had een haan, die gerust model kon staan vo

iets . Echt ie ts voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken niet meer buiten kon geraken met zijn dikke buik en maag. Hij heeft het

at zijn huid huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was geen enkele pastoor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol

klooster n het klo oster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu nog zuur aan terug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebr

was. D Daarenboven aarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resultaat dramatisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op st

terecht: te recht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedrogen dan ik kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij

dieren die d ieren d ie nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor dat ik het aantal kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschul

ublieft u blieft ggenade enade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederlands? Spreek zó dat ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan je

heb h eb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ zei de sluwe Reynaert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk

ekenbiecht ekenbie cht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verklaar mij nader: Ik zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u b

Les titel Inleiding Taalbeschouwing of taal ‘beschouwen’ houdt in dat je nadenkt over of reflecteert op taal. Je reflecteert op je eigen taalgebruik en dat van anderen. Op die manier krijg je meer greep op het taalsysteem en daardoor wordt je taalgebruik beter. Je wordt taalvaardiger. Taalbeschouwing is een cyclisch proces dat van jou een steeds betere communicator maakt. Daarnaast heeft taalbeschouwing in het schoolvak Nederlands ook een ondersteunende functie bij het verwerven van vreemde talen. We behandelen negen domeinen. • Fonologisch domein: over klanken • Morfologisch domein: over woorden • Syntactisch domein: over woordgroepen en zinnen • Tekstueel domein: over teksten • Semantisch domein: over betekenissen • Orthografisch domein: over spelling en interpunctie • Pragmatisch domein: over taal en communicatief handelen • Sociolinguïstisch domein: over taal als sociaal fenomeen • Psycholinguïstisch domein: over taalverwerking en taalverwerving Elk van die negen domeinen is in dit basisboek op dezelfde manier opgebouwd. Er is ook nog een tiende domein: de historische taalkunde. ‘De historische taalkunde gaat de historische ontwikkeling van het taalsysteem na. De historisch-vergelijkende taalkunde onderzoekt de verwantschap tussen verschillende talen. Tot de historische taalkunde wordt gewoonlijk ook de dialectologie gerekend, omdat het dialectonderzoek over het algemeen een diachroon standpunt inneemt. Een aparte vermelding verdienen de etymologie en de naamkunde. De etymologie onderzoekt de oorsprong en de geschiedenis van onze huidige woordenschat. De naamkunde of onomastiek bestudeert de herkomst en de verbreiding van eigennamen (onder andere persoonsnaNaar: Willy Smedts & William Van Belle W., Taalboek Nederlands men en plaatsnamen).’ In de Advieslijst komt de historische taalkunde niet als aparte taalkundige discipline voor. Conform de Advieslijst hebben we er dan ook voor geopteerd begrippen uit het historisch-taalkundig domein in andere domeinen (bv. het sociolinguïstische domein) op te nemen. In elk van de negen behandelde domeinen vind je eerst een selectieve begrippenlijst. Die begrippenlijst is gebaseerd op de herziene versie van de Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands van het Ministerie van Onderwijs en Vorming, opgesteld onder leiding van professor Frans Daems. Je vindt de complete begrippenlijst heel snel terug op het internet. Googel ‘advieslijst taalbeschouwelijke termen’ en je kunt er niet naast kijken. Deze selectieve lijst bevat begrippen die je gedeeltelijk al kent uit de eerste en tweede graad, nieuwe begrippen en een aantal begrippen dat je slechts zijdelings met je leerstof kunt verbinden. Het is geenszins de bedoeling dat je alle begrippen beheerst, laat staan uit het hoofd kent. Aan de hand van de eindtermen en leerplannen zal je leraar je wel duidelijk maken waar de accenten liggen. Toch hebben we ervoor geopteerd een ten opzichte van eindtermen en leerplannen enigszins uitgebreide (weliswaar niet volledige) versie van de Advieslijst als basis voor onze begrippenlijst te gebruiken. Zo kun je de lijst ook als opzoekinstrument gebruiken als je via teksten of opdrachten met begrippen in contact komt waarmee je minder of niet vertrouwd bent. Ten tweede bevat elk domein een rubriek Over … Daar vind je artikelen en onderwerpen die essentieel zijn voor het behandelde domein. Deze rubriek wordt afgesloten met Onder de loep waarin we een verzameling van (meestal) kortere items aanbieden die eveneens rechtstreeks met het besproken domein te maken hebben.

496

Taalbeschouwing

1

Fonologisch domein 1.1

Begrippen

klank foneem, spraakklank

kat, bad, lat, zat, pad vos, vaas, vies, vijs

Een spraakklank die een betekenisverschil veroorzaakt.

allofoon

/rap/, /Rap/

De tongpunt-r en de huig-r zijn allofonen, twee verschillende realisaties van eenzelfde foneem. Ze veroorzaken geen betekenisverschil.

korte klinker

zit, ziet, biet, bot, niezen

lange klinker

zier, analyse, beat, boot

Kort en lang hebben hier betrekking op de uitspraak, niet op de spelling. De ‘ie’ in ‘ziet’ en ‘biet’ is bv. duidelijk korter dan in ‘zier’ en ‘beat’. Kort en lang vallen niet samen met gedekt en ongedekt.

gedekte klinker

kar, bel, bom, bal, angst

Wordt in een lettergreep altijd gevolgd door een of enkele medeklinker(s), komt alleen in een gesloten lettergreep voor.

ongedekte klinker

koek, koe, ziet, die, laat, la

Kan zowel in gesloten als open lettergrepen voorkomen.

sjwa

de, aardig, onmiddellijk

de toonloze, doffe of stomme e.

klinker

monoftong diftong

Alle klinkers die geen diftong of geen onechte tweeklank zijn, zijn monoftong of eenklank. geit, bij, kuit, koud, gauw

onechte tweeklank haai, hooi, foei, meeuw, nieuw

In het Standaardnederlands bestaan er drie echte diftongen of tweeklanken, /ei/, /ui/ en /ou/. De twee klinkers zijn niet apart hoorbaar. Omvatten twee fonemen: een klinker plus de medeklinker /j/ of /w/, geschreven als i en w.

medeklinker stemloos

ton, kam, fel, soep, chaos, pen, sjaal, checken

De stembanden trillen niet bij de uitspraak. Dit zijn de medeklinkers van ’t kofschip + /sj/ en /tsj/.

stemhebbend

bal, boom, zuur

De stembanden trillen bij de uitspraak.

syllabe klankgroep, syllabe la/ten, do/de, doo/dde, kram/pachtig, han/ddoek, ba/kker assimilatie

handdoek, afbraak

dissimilatie

tovenaar (uit: toveraar)

articulatie

Valt dikwijls, maar niet altijd samen met het begrip ‘lettergreep’. Zo splits je do-de en dood-de in lettergrepen, maar in de uitspraak hebben beide woorden dezelfde eerste syllabe. De verandering van een klank onder invloed van een andere (meestal aangrenzende) klank. Overeenkomstige klanken binnen een woord ondergaan zodanige veranderingen dat zij minder op elkaar lijken. Dissimilatie is het tegengestelde van assimilatie. Om klanken te produceren, moet je articuleren. De articulatieplaats (bv. bilabiaal, met beide lippen zoals in man) en de articulatiewijze (bv. fricatief, met vernauwing van de luchtstroom zoals in fel) spelen daarbij een rol.

rijm alliteratie

met man en macht, vijf vrolijke vrouwen

Alleen de beginmedeklinkers rijmen.

assonantie

goed, zoen

Alleen de klinkers rijmen.

acconsonantie

verliefd, verloofd

Alleen de slotmedeklinkers rijmen.

prosodie prosodie

Fonologische basisbegrippen.

Heeft betrekking op het ritme, de klemtoon en de intonatie van de stem bij het uitspreken van een zin of zinsdeel. Om zaken die in de gesproken taal door middel van prosodie worden uitgedrukt ook in de geschreven taal weer te geven, gebruik je punctuatie (komma’s, aanhalingstekens, beletseltekens), typografische accentuering (vet, cursief, lettergrootte) en tegenwoordig steeds vaker smileys en emoticons. Naar: Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands

1•Fonologischdomein

497

1.2

Over klanken

1.2.1

International Phonetic Alphabet

Het gewone schrift met zijn 26 letters volstaat niet om alle klanken weer te geven. Daarom hebben fonetici systemen ontworpen om spraakklanken zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Het universeel meest gebruikte system is het IPA (International Phonetic Alphabet). Een teken om een klank in schriftvorm weer te geven, noem je een fonetisch teken. foneem

klank

grafeem

voorbeeld

/aa/

[a] [a.] [a:]

aa

bazin baal baar

/a/

[A]

a

bal

/ee/

[e] [e.] [e:]

ee

legaal beek  beer

/e/

[E]

e

bek

/oo/

[o] [o.] [o:]

oo

lokaal boot boor

/o/

[O] [o]

o

stok stom

/ie/

[i] [i.] [i:]

ie

biet industrie bier

/i/

[I]

i

bit

/uu/

[y] [y.] [y:]

u   uu

duw buut buur  

/u/

[V]

u

bus

/ /

[@]

(e)

de

/oe/

[u] [u.] [u:]

oe

boel  kiekeboe boer

/eu/

[|.] [|:]

eu

beuk deur

/ei/

[Ei]

ei   ij

bijl beide

/ui/

[πy]

ui

buis

/ou/

[Ou]

ou   au

bout baud

/è/

[E.] [E:]

è   e   ai

crème lunair

/òò/

[O.] [O:]

o

zone corps

/œ/

[π.] [π:]

eu

freule seigneur

/p/

[p]

p

pal

/b/

[b]

b

bal

/t/

[t]

t

tal

/d/

[d]

d

dal

/k/

[k]

k

bak

/k/

[g]

k   g

bakboord goal

/f/

[f]

f

fel

/v/

[v]

v

vel

/s/

[s]

s

sap

/z/

[z]

z

zap

/ch/

[X]

ch

chloor

/g/

[Ù]

g

gloor

/m/

[m] 

m

ham

/n/

[n] 

n

han

/ng/

[N]

ng

hang

/l/

[l]

l

lap

/r/

[r] [R]

r

rap

/h/

[h]

h

hap

/j/

[j]

j

jap

/w/

[w] [U]

w

wip

Het internationaal fonetisch alfabet.

498

Taalbeschouwing

Bron: Taalboek Nederlands

1.2.2 Plaats en wijze van articulatie van medeklinkers Articulatieplaats

• bilabialen, met beide lippen gevormd: de /p/, /b/, /m/, /w/; • labiodentalen, met onderlip en boventanden gevormd: de /f/ en /v/; • dentalen en alveolaren, met tongpunt en bovenste tandvlees gevormd: de /n/, /t/, /d/, /s/, /z/, /l/, en /r/; • palatalen, met tongblad en hard gehemelte gevormd: de /j/; • velaren, met tongblad en grens van hard en zacht gehemelte gevormd: de /k/ en /g/; • uvularen waarbij de huig de luchtstroom belemmert: de Franse of huig- /R/; • glottalen waarbij de stemspleet de luchtstroom tegenhoudt: de /h/.

1 + 8: lippen; 2 + 9: tanden; 3: zoom (alveolum); 4: hard gehemelte (palatum); 5: zacht gehemelte (velum); 6: huig (uvula); 7: keelwand; 10: tongpunt; 11: tongblad; 12: tongrug.

Articulatiewijze

• • • • •

explosieven of occlusieven waarbij je een klein plofje hoort: de /t/, /d/, /p/, /b/ en /k/; fricatieven waarbij de luchtstroom een vernauwing ontmoet: de /f/, /v/, /s/, /z/ en /h/; neusklanken of nasalen waarbij de lucht ontsnapt via de neus: de /m/ en /n/; glijders of liquidae zoals de /l/, /r/ en /R/; semivocalen of halfklinkers zoals de /w/ en de /j/. bilabiaal

dentaal labiodentaal / alveolaar palataal f, v

fricatieven nasalen

m

liquidae semivocalen w

uvulaar

glottaal

k, g

t, d

explosieven p, b

velaar

h

s, z n R

l, r j

1.2.3 Onder de loep

Assimilatie

Assimilatie is een veel voorkomend verschijnsel in het Nederlands; wij passen dat voortdurend toe in de gesproken taal. Met de term bedoelen we niets anders dan de (gehele of gedeeltelijke) gelijkmaking van klanken aan elkaar. Elke klank wordt op een andere manier uitgesproken en voor elke klank moeten we dus een andere mondstand aannemen: mond meer of minder open, tongpunt tegen de tanden of juist niet enzovoort. Om een woord of enkele woorden na elkaar vlot uit te spreken, moeten we onze mondstand dus voortdurend en vlug veranderen. En dan kan het gebeuren dat we ofwel te vlug zijn, en bij de eerste klank al iets van de tweede klank uitspreken, of omgekeerd, dat er bij de tweede klank nog iets blijft hangen van de eerste. In dakvenster bijvoorbeeld, botsen een

stemloze medeklinker k en een stemhebbende v, maar het is bijna onmogelijk binnen een groep medeklinkers van ‘stem’ te veranderen en dus spreken we ze hier allebei stemloos uit. We zeggen dus kf alhoewel er kv geschreven staat. Dat is een voorbeeld van assimilatie. In het Nederlands bestaan er regels voor assimilatie. De belangrijkste is dat bij botsende medeklinkers de hele groep stemloos wordt, behalve als de tweede een b of een d is. Daarom spreken we dakvenster, uitzondering, uitvinding, opvoeding met kf, ts, tf en pf uit, terwijl we in opdagen, eetbaar, asbak en afdak bd, db en vd horen. In handdoek horen we gewoon d. Assimilatie is niets nieuws. Omdat de spelling vrij laat is vastgelegd, zijn ‘oude’ assimilaties ook in het woordbeeld te zien. Een paar voorbeelden:

in lammeren en kammen was de mm oorspronkelijk een mb (zoals nu nog in het Engelse lamb en comb). Het Middelnederlandse clemben (het Engelse to climb) is klimmen geworden. Voorbeelden van assimilaties van andere klanken zijn pollepel (uit potlepel), litteken (uit lijcteken) en Brussel (uit Brucsella = broek + selle, zele). Het gebeurt echter ook dat gelijke klanken verschillend worden. Dat verschijnsel heet dissimilatie (letterlijk het ongelijk maken of worden). Een bekend voorbeeld vinden we in martelen en martelaar (in plaats van marteren en marteraar) uit het Grieks marturion of het Latijn martyrium. Ook het Frans en het Engels hebben de oorspronkelijke r bewaard (martyr). En naast toveren, staat niet toveraar, maar tovenaar (vergelijk met het Duits Zauberer). Naar: Reinhilde Haest, Taal in stukjes

1•Fonologischdomein

499

De Gooise -r De r is met grote voorsprong de meest variabele klank in ons taalgebied. Zowel de plaats als de wijze van articulatie kan verschillen. Als de afsluiting vooraan in de mond plaatsvindt, dan hebben we een tongpunt-r. Bij de huig-R is er een afsluiting achteraan in de mond. In Vlaanderen werd de Franse -R dertig jaar geleden nog als een spraakgebrek beschouwd. De -R was vooral te

horen bij Limburgers en Gentenaars. Nu verspreidt ze zich razendsnel onder jongeren over het gehele Vlaamse grondgebied. De tongpunt-r is wel nog altijd de meest frequente. In Nederland is de Gooise -r aan een opmars bezig. Wat een kwarteeuw geleden nog een opvallende uitspraakeigenaardigheid van jonge vrouwen uit het Gooi (het zuidoosten van de provincie Noord-Holland met Hilversum

als belangrijkste stad; waar de omroepwereld en het chique volkje zich genesteld hebben) was, is zich nu razendsnel als een olievlek over Nederland aan het verspreiden. Als een -r klinkt als een doffe e, i of a, dan noem ik ze een Gooise -r. De Gooise -r wordt in de eerste plaats enkel gebruikt na een klinker (boer, paard). Voor een klinker (rood, trui) wordt de Gooise -r (nog?) niet gebruikt

Naar: Hans Van de Velde, Hoe klinkt het Standaardnederlands?

Spreken we de eind-n uit? Hoe langer hoe meer begin ik te geloven dat een taalrubriek in een krant voor vele lezers veel meer betekent dan een artikel met louter informatie over onze taal. Ik merk namelijk dat lezers reageren op wat hier of elders in de krant verschijnt en van die gelegenheid gebruikmaken om eens op papier te zetten wat ze al lang op hun lever hebben. Sommigen ergeren zich al lang aan een of andere fout en op een bepaald ogenblik moeten ze dat eens kunnen zeggen of schrijven, ze moeten het a.h.w. kunnen uitspuwen om het kwijt te raken. En daar is niets tegen. Zo ergert een lezer uit Kapellen zich vaak aan het verkeerd gebruik van het werkwoord aanzien. Dat werkwoord is scheidbaar en dus zeggen we: ik zie u voor een bekwaam man aan. Ik heb u altijd voor een bekwaam man aangezien. In de krant leest die lezer echter voortdurend ‘wordt … aanzien’, wat natuurlijk fout is. Nu hoop ik met de heer H.B. dat een eenvoudige vermelding van de fout voldoende is om ze uit het taalgebruik te bannen. Maar er is meer waarover lezer H.B. uit Kapellen zich ergert. Ik reken het tot mijn plicht hem van dat gevoel te verlossen, vooral omdat voortdurende ergernis de gezondheid ondermijnt. Deze lezer hoort sommige bekende Nederlanders op de beeldbuis of in de radio zinnen uitspreken als ‘alle manne, vrouwe en kindere lope …’, met het gevolg dat alle Hollanders zo gaan ‘prate’ en dat ook een belangrijk deel Vlamingen daaraan meedoet. Hij meent dat ongeveer 90 % van de Vlamingen op de televisie in de uitspraak de eind-n laat wegvallen en

dat stoort hem. Wel, als dat cijfer juist is, vind ik dat nog enkele procenten te weinig en ik zal ook uitleggen waarom. Het gaat hier duidelijk om de eind-n van infinitieven, van het meervoud van het vervoegde werkwoord, van het deelwoord van sterke werkwoorden, van het meervoud van zelfstandige naamwoorden, van stofadjectieven, m.a.w. om het suffix -en. In het algemeen Nederlands wordt de eind-n van dat suffix in gewone, vlotte omgangstaal meestal niet uitgesproken. Voordragen, zingen, redevoeringen uitspreken en elk ander plechtig, nadrukkelijk spreken vallen niet onder wat wij hier met ‘gewone omgangstaal’ bedoelen. Voor een klinker en in vaste uitdrukkingen echter wordt die eind-n bijna altijd uitgesproken (maar niet beklemtoond). Volgt er na de -n nog een s, dan moet ook de n uitgesproken worden. Enkele voorbeelden van vlotte uitspraak: ‘Manne_, vrouwen en kindere_ liepe_ de marmere_ trappen op en af. Van bome_ make_ ze houte_ kaste_. Op den duur, in arren moede, in groten getale, ogen ope_! Wij verzamele_ tinne_ lepels en koperen emmers. Hoge torens vange_ veel wind.’ Voor alle duidelijkheid herhaal ik dat de eind-n alleen in de uitspraak kan wegvallen, niet in de spelling. In vlotte omgangstaal is het dus normaal dat de eind-n in bepaalde combinaties wegvalt. Vele dialectsprekers hebben het met die regel helemaal niet moeilijk, omdat zij in hun dialect dezelfde regel volgen als in de standaardtaal. Dat geldt echter niet voor alle streektalen. In het West-Vlaams bijvoorbeeld

valt de eind-n meestal niet weg, in verschillende streken wordt ze integendeel nog versterkt, omdat daar de e van het suffix  -en weggelaten (of ‘ingeslikt’) wordt. Zo kun je daar ‘loopn’ horen i.p.v. lopen. Die uitspraak is in de standaardtaal niet aanvaard. Als de eind-n in de algemene taal en in verschillende dialecten meestal niet uitgesproken wordt, hoe is het dan te verklaren dat nog veel Vlamingen die nochtans hun best doen om correct te spreken, die -n toch uitspreken? Het antwoord daarop moeten we in onze geschiedenis zoeken. De Vlamingen hebben hun cultuurtaal in haar geschreven vorm leren kennen. Generaties Vlamingen hebben hier geleefd met een vreemde cultuurtaal als officiële taal. Thuis en met vrienden spraken zij wel hun dialect, maar de meesten hadden nauwelijks contact met het levende, gesproken Nederlands. Daardoor is hier een uitspraak gegroeid die op de schrijftaal gebaseerd is, een soort spellinguitspraak. In sommige streken heet ‘Nederlands spreken’ trouwens nog altijd ‘op de letter spreken’. Wat mogen we hieruit besluiten? De algemene regel voor de uitspraak van de eind-n heb ik hierboven al beschreven: in de gewone, vlotte omgangstaal wordt ze meestal niet uitgesproken, behalve voor een klinker en in vaste uitdrukkingen. Wie voordraagt, zeer uitdrukkelijk of plechtig spreekt, doet er goed aan de eind-n wel uit te spreken. Het is trouwens niet verboden ook in andere omstandigheden die -n toch lichtjes te laten horen, als we ze maar niet beklemtonen. Naar: Reinhilde Haest, Taal in stukjes

500

Taalbeschouwing

2

Morfologisch domein 2.1

Begrippen

Morfologie of vormleer is het onderdeel van taalbeschouwing dat zich bezighoudt met de woordvorming. De morfologie beschrijft de interne grammaticale structuur van woorden. woord

voorbeelden

omschrijving

erfwoord

ei, akker, melk, tuin

Woord geërfd uit de woordenschat van de taal waarvan een taal afstamt.

neologisme

beurtbalkje, skateboard, plusouder, Nieuw woord. Vaak wordt het gevormd door samenstelling met of afleiding van al bestaande woorden of wordt een al metroseksueel bestaand woord met een nieuwe betekenis uitgebreid. Soms wordt het volkomen nieuw bedacht.

archaïsme

desalniettemin, derhalve, ter sponde (naar bed)

Ouderwetse woorden die in de omgangstaal nauwelijks nog gebruikt worden. Ze kunnen wel opzettelijk als stijlmiddel ingezet worden.

klanknabootsing

koekoek, miauwen, tjiftjaf, oehoe

Woord ontstaan uit klanknabootsing. Een ander woord hiervoor is onomatopee.

leenwoord

sandwich, therapeut, fjord

Het resultaat van ontlening, het proces waarbij een taalelement direct of indirect uit een andere taal wordt overgenomen.

leenvertaling

kettingroker (chain smoker), wolkenkrabber (skyscraper), lopende rekening (conto corrente)

Ontlening ontstaan door gehele of gedeeltelijke vertaling van een woord of uitdrukking uit een andere taal. Soms hoor je hiervoor ook de Duitse term Lehnübersetzung.

herontlening

mannequin (manneken), boulevard Woord ontleend uit een andere taal nadat die taal het (bolwerk), boss (baas) oorspronkelijk uit het Nederlands ontleend had.

bastaardwoord

seks, calorie, tram

Een leenwoord dat op het gebied van spelling, uitspraak en/of vorm aan het Nederlands aangepast werd en dat als ontlening herkenbaar blijft.

vreemd woord

carrière, computer, überhaupt

Een leenwoord waarvan spelling, uitspraak en vorm bewaard gebleven zijn.

barbarisme

aanvaarde barbarismen: parking, doelstelling, meerdere, nieuwkomer

Leenwoorden waarvan het gebruik door de taalgemeenschap niet als Standaardnederlands wordt aanvaard. Sommige barbarismen worden echter zo vaak gebruikt dat ze niet meer als fout worden beschouwd.

gallicisme

bang hebben, akkoord zijn

Aan het Frans ontleend barbarisme.

anglicisme

thee maken, vroeger of later

Aan het Engels ontleend barbarisme.

germanisme

eerstens, middels

Aan het Duits ontleend barbarisme.

belgicisme

kuisen, vaak hebben, rotonde, pompelmoes

Taalvorm die vrijwel uitsluitend in Vlaanderen gebruikt wordt. Sommige belgicismen worden beschouwd als afwijkend van het Standaardnederlands, andere worden geaccepteerd als Belgisch Nederlands.

neerlandisme

grapefruit, pinpas, allriskverzekering Taalvorm die vrijwel uitsluitend in Nederland gebruikt wordt. Ook hollandisme genoemd.

dialectisme

Ze noemt Griet.

Taalvorm aan het dialect ontleend en die niet als Standaardnederlands beschouwd wordt.

purisme

duimspijker (punaise), stortbad (douche)

Woord dat gebruikt wordt met de bedoeling een leenwoord te vervangen en zo de eigen taal ‘zuiver’ te houden. Purismen worden als fout beschouwd.

Morfologie op het niveau van woorden.

Naar: Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands

2•Morfologischdomein

501

woordvorming

voorbeelden

omschrijving

morfeem, woorddeel

deur, venster + s, je loop + t

De kleinste betekenisdragende eenheid in een taal noem je een morfeem. Je gebruikt ook wel het begrip woorddeel. Elk woord bestaat uit één of meer morfemen.

vrij morfeem

maan, boek, kat

Een betekenisdragend element dat zelfstandig kan voorkomen.

gebonden morfeem

huis + je, boek + en, werk + t

Een betekenisdragend element dat niet zelfstandig kan voorkomen.

grondwoord

maan, boek, kat

Kan als zelfstandig woord optreden.

ongeleed woord

maan, stoel, kat, venster

Kan niet verder in betekenisdragende elementen geanalyseerd worden.

geleed woord

huis + je, boek + en, (hij) speel + t

Kan wel verder in betekenisdragende elementen geanalyseerd worden: huisje, boeken en werkt zijn gelede woorden. Ze kunnen verder ontleed worden in huis+je, boek+en, werk+t. ‘-je’ duidt aan dat je met het verkleinwoord van huis te maken hebt; ‘+en’ met het meervoud van boek; ‘+t’ met de derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd van spelen.

allomorf

huisje, boompje, deurtje, koninkje, weggetje

Een vormvariant waarin een morfeem kan voorkomen.

geleedheid

samengestelde woorden samenstelling

badkamer, badkamerdeur, Een combinatie van twee of meer grondwoorden tot een nieuw tussenklank, zwartwoord. witfoto, gebruikmaken, na-apen, rugzaktoerisme, ertegen

samenkoppeling

kant-en-klaar, staakt-het- Een woordgroep die tot een woord geëvolueerd is en die meestal vuren, vergeet-mij-niet, met (een) koppelteken(s) geschreven wordt. doe-het-zelf, haute couture

porte-manteauwoord

infotainment, brunch

Woord gevormd door versmelting van stukken van twee of meer woorden en hun betekenis tot een nieuw woord. Ook blend, kofferwoord of hypogram genoemd.

scheidbaar samengesteld werkwoord

goedkeuren, samenwerken, plaatsvinden, aankomen

De scheidbaar samengestelde werkwoorden hebben de eigenschap dat het niet-werkwoordelijke eerste deel, dat het woordaccent draagt, los kan komen van het werkwoordelijke tweede deel. Bijvoorbeeld sámenwerken: we werken al heel lang samen; er valt met hen niet samen te werken; ze hebben nooit echt samen willen werken; ze hebben samengewerkt.

niet-scheidbaar samengesteld werkwoord

onderzoeken, liefkozen, downloaden

Het werkwoord wordt niet onderbroken door te of ge. Bijvoorbeeld: om te downloaden gedownload

herhalen, vergaan, werkloos, eenzaamheid, kippensoep, beroepsethiek, Koninginnedag

Een verzamelnaam voor voorvoegsels (prefixen), achtervoegsels (suffixen) en tussenvoegsels (interfixen). Affixen hebben op zichzelf (normaal gezien) geen betekenis.

affixen affix

502

Taalbeschouwing

voorvoegsel

onaangenaam, verknoeien, Een taalelement dat niet als los woord kan voorkomen, maar aartslelijk, pro-Arabisch, vooraan aan een grondwoord wordt toegevoegd, waardoor een geopend nieuw woord (een afleiding) ontstaat.

achtervoegsel

vruchtbaar, zijwaarts, tweeling, wielrenner

Een taalelement dat niet als los woord kan voorkomen, maar achteraan aan een grondwoord wordt toegevoegd, waardoor een nieuw woord (een afleiding) ontstaat.

uitgang

deuren, moeders, Linda’s boek, groene, warmere, vechten, schrijft, opende, geopend

Het achtervoegsel dat je toevoegt bij de verbuiging van zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden en bij de vervoeging van werkwoorden noem je de uitgang.

tussenklank

geluidshinder, vruchteloos, Een verbindingsklank die in sommige samenstellingen en rodekool, bessensap afleidingen tussengevoegd wordt.

afgeleide woorden Een nieuw, geleed woord, afgeleid van een bestaand woord door toevoeging van een affix.

afleiding

onschuldig, gierigaard, muzikant, drogist, gsm’etje, tv-loos, groenachtig, bewaker

samenstellende afleiding

dikbuikig, eenlettergrepig, Een afleiding van een schijnbare samenstelling (een samenstelling zesdaags, door-de-weeks, die op zichzelf niet voorkomt). tweewieler

niet-scheidbaar samengesteld werkwoord

aanbidden, overzien, beantwoorden

De niet-scheidbaar samengestelde werkwoorden hebben (meestal) het woordaccent op het werkwoordelijke deel. Historisch gezien zijn het afleidingen.

flexie Verbuiging betreft de vormvariatie bij een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en voornaamwoord samenhangend met genus, getal en naamval.

verbuiging

onverbogen vorm

man, moeder, koud

verbogen vorm

mannen, moeders, koude

naamval

hij – hem, hen – hun den – des – der

vervoeging

Het Nederlands heeft het gebruik van naamvallen (of casussen) grotendeels verloren. Persoonlijke voornaamwoorden vormen de enige uitzondering. Bijvoorbeeld: Ik zie hem. / Hij ziet mij. Ik zie hen. (lv) / Ik geef hun het boek. (mv) Er is ook een aantal ‘overblijfselen’ zoals de heer des huizes, ’s morgens, op den duur, van harte, in koelen bloede, van goeden huize. Betreft de vormvarianten van een werkwoord.

vervoegingsvorm

speel, speelt, spelen, speelde, speelden, gespeeld, spelend, zong, zongen, gezongen

Alle vormen die bij een werkwoord horen: persoonsvormen, infinitief, imperatief, deelwoorden.

stam

loop, liep

De ik-vorm. Veel onregelmatige werkwoorden hebben een aparte stam voor de verleden tijd.

vervoegde vorm

speel, speelt, speelde, speelden

Alleen persoonsvormen worden als vervoegde vorm opgevat.

niet-vervoegde vorm

kijken, kijk, kijkend, gekeken

Alle niet-persoonsvormen: infinitief, imperatief en deelwoorden.

2•Morfologischdomein

503

regelmatig werkwoord

horen, hoorde, gehoord, werken, werkte, gewerkt

onregelmatig werkwoord

lopen, liep, gelopen, kijken, keek, gekeken

halfonregelmatig werkwoord

lachen, lachte, gelachen, vragen, vroeg, gevraagd

werkwoorden met vormeigenaardigheden

zijn, hebben, zullen, kunnen, mogen, willen Naar: Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands

Morfologie op het niveau van woordvorming.

woordsoorten

voorbeelden

werkwoord werkwoordsvormen

tempus

persoonsvorm

ik speel, jij werkt, u leest, wij nemen

congruentie

het meisje zingt, de meisjes zingen

infinitief

spelen, werken, lezen, nemen

imperatief

speel, werk, lees, neem

tegenwoordig deelwoord

spelend, al spelend, spelende, al spelende

voltooid deelwoord

gespeeld, gewerkt, gelezen, genomen

hoofdtijden

spelen – speelde – gespeeld, kijken – keek – gekeken

onvoltooid tegenwoordige tijd ik speel, jij werkt, zij kijkt

werkwoordswijzen

werkwoordsoorten

onvoltooid verleden tijd

ik speelde, jij werkte, zij keek

onvoltooid toekomende tijd

ik zal spelen, je zult werken, ze zal kijken

voltooid tegenwoordige tijd

hij heeft gespeeld, hij is gekomen

voltooid verleden tijd

hij had gespeeld, hij was gekomen

voltooid toekomende tijd

hij zal gespeeld hebben, hij zal gekomen zijn

indicatief

hij neemt een stuk brood

conjunctief

men neme een stuk brood

imperatief

kijk, wacht, kom

zelfstandig werkwoord

kijken, eten, gaan, wachten

overgankelijk werkwoord

ik eet een ijsje, ik koop een boek, ik zie haar

onovergankelijk werkwoord

blozen, gaan, overnachten

wederkerend werkwoord

zich vergissen, zich haasten

onpersoonlijk werkwoord

het dondert, het bliksemt

koppelwerkwoord

hij is, blijkt, blijft, lijkt, schijnt vriendelijk; hij wordt kok; ze heet Emma

hulpwerkwoord

van tijd ze is gevallen, hij heeft gelopen van de lijdende vorm ze worden gezien, ze zijn gezien van modaliteit zullen, kunnen, moeten, mogen, willen

504

Taalbeschouwing

zelfstandig naamwoord Andere vaak gebruikte woorden zijn substantief en nomen. verkleinwoord getal

boompje, koninkje, ringetje, taxietje, cafeetje enkelvoud

de deur, het kind

meervoud

de deuren, de kinderen

genus (niet te verwarren de-woord met sekse en gender (bv. het-woord het meisje)

de man, de stoel, de vrouw het ei, het gebouw

mannelijk

de gids, de muur, de fiets (= hij)

vrouwelijk

de zon, de tafel (= zij)

onzijdig

het mes, het bord

bepaald lidwoord

het been, de kat

onbepaald lidword

een been, een kat

ontkennend lidwoord

geen been, geen kat

lidwoord soorten lidwoorden

bijvoeglijk naamwoord stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

houten, zijden

trappen van vergelijking stellende trap

even groot als

vergelijkende trap

groter dan, meer geneigd om

overtreffende trap

het grootst, de grootste

zelfstandig voornaamwoord

hij komt, dat is een gekke vraag, allen waren tevreden

bijvoeglijk voornaamwoord

zijn huis, die vraag, alle vrienden

persoonlijk voornaamwoord

zij schenkt het jou

bezittelijk voornaamwoord

haar fiets, ons boek

aanwijzend voornaamwoord

dat heb ik al gezegd dit zijn de mogelijkheden: blauw of rood zo’n opmerking laat je beter achterwege zulke vrienden mijd je beter

voornaamwoord soorten voornaamwoorden

wederkerend voornaamwoord ik houd me aan de regels ze haasten zich nooit me, mezelf, zich, zichzelf wederkerig voornaamwoord

ze helpen mekaar, elkaar, elkander

betrekkelijk voornaamwoord

de muziek die je hoort het boek dat je leest de boeken die je leest

vragend voornaamwoord

wie, wat, waar, wanneer, welk, hoe, waarom …

onbepaald voornaamwoord

men, iedereen, alles, iemand, niemand, iets, verscheidene, sommige

voorzetsel voorzetsel

ik ga naar Londen met de Eurostar

voorzetseluitdrukking

door middel van, met het oog op, omwille van …

achterzetsel

ze ging de stad in, hij kwam naar huis toe

2•Morfologischdomein

505

voegwoord nevenschikkend voegwoord

en, maar, of, want …

onderschikkend voegwoord

omdat, indien, hoewel, om (te+infinitief) …

bijwoord bijwoord

niet, graag, dikwijls, wel, heen …

voornaamwoordelijk bijwoord

erin, daarmee, waarop, erbovenop, hierlangs, daarnaartoe …

voegwoordelijk bijwoord

bovendien, immers

voorzetselbijwoord

we waren boven, het eten is op

telwoord bepaald telwoord

tien, nul, beide

onbepaald telwoord

sommige, veel, zoveel

hoofdtelwoord

tien, nul, beide

rangtelwoord

tiende, nulde, zoveelste

tussenwerpsel tussenwerpsel

dat is goed, hoor jammer, hé Naar: Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands

Overzicht van de woordsoorten.

2.2

Over woorden

2.2.1 Onregelmatige en halfonregelmatige werkwoorden Er komen in het Nederlands geen nieuwe onregelmatige werkwoorden bij. Recentere werkwoorden zoals zweefvliegen (zweefvliegde, gezweefvliegd), spelevaren (spelevaarde, gespelevaard), diepvriezen (diepvriesde, gediepvriesd) en stofzuigen (stofzuigde, gestofzuigd) zijn regelmatig ondanks het feit dat vliegen, varen, vriezen en zuigen onregelmatig zijn. De categorie van de onregelmatige werkwoorden is met andere woorden in het Nederlands niet meer productief. Sommige regelmatige werkwoorden worden regionaal ten onrechte als onregelmatig beschouwd zoals klagen, klaagde [niet het regionale: kloeg], geklaagd. Sommige onregelmatige werkwoorden worden regionaal ten onrechte als regelmatig beschouwd zoals blazen, blies [niet het regionale: blaasde], geblazen en heffen, hief, geheven (niet: hefte, geheft). Sommige oude onregelmatige vormen zijn uit de taal verdwenen en vervangen door regelmatige zoals ‘bried’ (braadde). Sommige onregelmatige vormen klinken archaïsch (woei, ried en stiet) en worden over het algemeen vervangen door regelmatige (waaide, raadde en stootte). Soms zijn er nog dubbelvormen (ervoer, ervaarde; dolf, delfde) en wint de regelmatige vorm geleidelijk aan het pleit. Sommige werkwoorden zijn homoniemen. Het ene werkwoord kan dan een regelmatige, het andere een (half)onregelmatige vervoeging hebben. Enkele voorbeelden: brouwen (met de huig-‘r’ spreken): brouwde, gebrouwd brouwen (bier): brouwde, gebrouwen prijzen (van een prijs voorzien): prijsde, geprijsd prijzen (met lof spreken over): prees, geprezen pluizen (pluisjes afgeven): pluisde, gepluisd

506

Taalbeschouwing

pluizen: zoals in uitpluizen: ploos uit, uitgeplozen scheppen (ergens uit halen, putten): schepte, geschept scheppen (creëren): schiep, geschapen scheren (rakelings langs iets gaan): scheerde, gescheerd scheren: zoals in zich scheren: schoor, geschoren wassen (met was behandelen): waste, gewast wassen (met water): waste, gewassen aanzien

zag aan

aangezien

afdingen

dong af

afgedongen

bederven

bedierf

bedorven

bergen

borg

geborgen

bevelen

beval

bevolen

bezinnen

bezon

bezonnen

blijken

bleek

gebleken

bidden

bad

gebeden

bieden

bood

geboden

blazen

blies

geblazen

druipen

droop

gedropen

duiken

dook

gedoken

eten

at

gegeten

gelden

gold

gegolden

graven

groef

gegraven

hangen

hing

gehangen

heffen

hief

geheven

hoeven

hoefde

gehoeven

krimpen

kromp

gekrompen

kunnen

kon

gekund

meten

mat

gemeten

mogen

mocht

gemogen

ruiken

rook

geroken

scheiden

scheidde

gescheiden

schelden

schold

gescholden

slaan

sloeg

geslagen

stelen

stal

gestolen

treffen

trof

getroffen

varen

voer

gevaren

vouwen

vouwde

gevouwen

weven

weefde

geweven

willen

wou, wilde

gewild

wreken

wreekte

gewroken

zeggen

zei

gezegd

zwellen

zwol

gezwollen

zwerven

zwierf

gezworven

vragen

vroeg

gevraagd

zweren (een eed afleggen)

zwoer

gezworen

zweren (etteren)

zwoor/zweerde

gezworen

Selectieve lijst van hoofdtijden van onregelmatige en halfonregelmatige werkwoorden.

2•Morfologischdomein

507

2.2.2 Onder de loep

Van onthaasten tot faqs De afgelopen decennia brachten ons verschillende nieuwe manieren om woorden te maken. Het Nederlands kan om nieuwe woorden te bouwen bijvoorbeeld twee bestaande woorden koppelen (braadboter, mankracht) of voor- en achtervoegsels gebruiken, wat in de jaren negentig bijvoorbeeld onthaasten, actieveling en stomerette opleverde. Wanneer regels voor woordvorming die niet meer gebruikt werden nieuw leven ingeblazen wordt, is dat een aanwijzing dat de taal verandert. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij samengestelde werkwoorden die beginnen met een zelfstandig naamwoord (doemdenken en rekeningrijden) of met een werkwoord (eetlezen, een schepping van de Nederlandse schrijver Remco Campert: het genot van het lezen onder het eten, of omgekeerd). Het achtervoegsel -ette maakte carrière: eerst in Franse woorden als maisonette en operette, waarin het het basiswoord verkleint of specificeert, daarna in vrouwelijke persoonsnamen als brunette en ten slotte in woorden als wasserette

en stomerette, die niets meer met kleinheid of vrouw-zijn te maken hebben. Een ander achtervoegsel, -baar, bestond al veel langer, maar maakte de afgelopen tientallen jaren grote opgang: proza moest leesbaar zijn, toneelstukken speelbaar en broodbeleg smeerbaar, een nieuwe woonwijk leefbaar en de samenleving maakbaar. Ook samenstellingen op basis van een bijvoeglijk naamwoord zoals kinderveilig, leeftijdsafhankelijk, kindvriendelijk, studentonvriendelijk en milieuvijandig nemen toe in aantal. Opvallende groei vertoonde ook de categorie bijvoeglijke naamwoorden gevormd uit een zelfstandig naamwoord en een voltooid deelwoord, zoals computergestuurd en beursgenoteerd. In het verleden werden deze woorden wel verketterd als germanismen en anglicismen, maar het woordvormingsprocedé is inmiddels geheel eigen aan het Nederlands. Deze manier van woorden maken, is misschien populair door zijn efficiëntie: in plaats van ‘diploma’s die erkend zijn door het rijk’

Cover van Het verhaal van het Nederlands. Een geschiedenis van twaalf eeuwen.

zegt men kortweg rijkserkende diploma’s. Dit streven naar bondigheid is door taalkundigen meer dan eens genoemd als een typisch twintigste-eeuws verschijnsel. Het zou zich bij uitstek manifesteren in de vele afkortingen en letterwoorden of acroniemen (zoals Unicef en horeca). Een voorlopig hoogtepunt in het gebruik van afkortingen en letterwoorden is het jargon van e-mail, internet en weblogs zoals asap (as soon as possible), faq (frequently asked question) en CU (see you).

Naar: Nicoline van der Sijs & Roland Willemyns, Het verhaal van het Nederlands. Een geschiedenis van twaalf eeuwen.

Doe-het-zelfsamenstellingen De volgende samenstellingen zijn uit het leven gegrepen: we-nemen-ons-kind-overal-mee-naartoegewoonte, zie-je-dat-vond-ik-altijd-algehalte en hé-hoe-is-het-nou-met-joufeestjes. Samenstellingen van een zin en een woord worden de laatste decennia steeds vaker gebruikt, niet alleen in reclames, maar ook in de krant en in romans. Het oudste ons bekende geval is de boom-wordt-hoe-langer-hoe-dikkerstructuur uit 1960. Een aantal samenstellingen van een zin en een woord is in Van Dale te vinden, bijvoorbeeld: blijf-van-mijn-lijfhuis, doe-het-zelf-

artikel, doe-het-zelfwinkel en doe-het-zelfzaak. De opkomst van doe-het-zelfsamenstellingen wordt toegeschreven aan de invloed van het Engels, waar ze al langer in zwang zijn: do it yourself illustration, how are you letter en I told you so attitude zijn voorbeelden. Engelse zinnen zijn ook in nogal wat Nederlandse doe-het-zelfsamenstellingen te vinden: doit-yourselfopleiding, let’s-rock-and-rollgevoel en take-awayvestiging. Doe-het-zelfsamenstellingen worden ook in het Duits gebruikt zoals Muss-dasdenn-sein-Blick en Trimm-dich-Pfad.

Naar: T. Janssen & E. Pascual, Doe-hetzelfsamenstellingen. De opkomst van zin-woordcombinaties

508

Taalbeschouwing

Worden onze woorden steeds langer? Ontleningen vormen maar een kleine minderheid van alle nieuwe woorden. Het merendeel van de nieuwkomers is opgebouwd uit bestaand materiaal, zoals ritssluiting, gevarendriehoek, tweeverdiener en landbouwuniversiteit. Anders gezegd: de meeste nieuwe woorden zijn samenstellingen van al bestaande woorden. Worden onze woorden daardoor stilaan steeds langer? Want als we weer samenstellingen van samenstellingen gaan maken, zoals landbouwuniversiteitsbestuur, dan zou men zich inderdaad bezorgd kunnen afvragen waar dat heen moet, op de lange duur, met onze taal. Er is echter geen reden voor bezorgdheid. Dergelijke woorden zullen nooit erg frequent worden. Ze zijn daar gewoon te lang voor. Onze dagelijkse conversatie bestaat voor ongeveer de helft uit eenlettergrepige woorden, zoals ik, hij, de, het, een, van, wie, waar, dus, maar en niet. Vervolgens heeft zo’n 30 % van de woorden die we zeggen, twee lettergrepen, zoals grote, worden en eerste, en 13 % heeft drie lettergrepen, zoals andere, Nederland, België, kinderen. Vierlettergrepige woorden maken ongeveer 6 % uit. Alles wat langer is dan vier lettergrepen, vormt samen amper 1 % van wat we zeggen. Woordlengte en frequentie zijn namelijk omgekeerd evenredig. Dat wil zeggen: hoe langer een woord is, hoe minder vaak het gebruikt wordt. De woordenboeken, met hun scholengemeenschappen, landbouwuniversiteiten en onbewoonbaarheidsverklaringen, staan dus bol van de zelden gebruikte woorden. Veel nieuwe woorden zijn lang, maar worden niet vaak gebruikt. Zouden we ze toch, om de een of andere reden, vaker gaan gebruiken, dan worden ze gekortwiekt: een asociaal persoon wordt een aso; arbeidstijdsverkorting wordt atv en het gemeentelijk vervoerbedrijf gvb.

Naar: J. en K. van der Horst, Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw.

Werkeloos en smakeloos Heel lang geleden bestond er in onze taal een adjectief loos. Het was van dezelfde stam als het werkwoord verliezen, wat ons niet hoeft te verwonderen, want ook daarvan zijn de verleden tijd en het deelwoord met een o gevormd. Loos betekende ‘los van, leeg, vergeefs, vrij van’. Op den duur kwam loos echter nog alleen als suffix voor en ging het langzamerhand ‘zonder’ betekenen. Geluidloos, draadloos, pijnloos zijn bekende voorbeelden. Van een zelfstandig naamwoord plus het suffix loos werden adjectieven gemaakt, die we kunnen vertalen als ‘zonder geluid, draad, pijn’ enzovoort. De verandering van status, van afzonderlijk woord tot suffix, bracht ook een verschuiving van accent met zich mee. De klemtoon op loos verzwakte, waardoor in sommige gevallen de toonloze e die voor het suffix stond (en na een beklemtoonde lettergreep) verviel. Zo kregen we dubbelvormen zoals belangeloos en belangloos, werkeloos en werkloos, smakeloos en smaakloos. Het verschil tussen beide bestaat vaak alleen maar op papier. Toch wil ik die voorbeelden even nader bekijken. Belangeloos of belangloos is het eenvoudigst: de vorm zonder e heeft bestaan, maar heeft het niet gehaald. In het modern Nederlands gebruiken we alleen belangeloos. Smaakloos en smakeloos daarentegen zijn naast elkaar blijven bestaan, maar hebben een verschillende betekenis gekregen. Zolang we de letterlijke smaak bedoelen, gebruiken we de vorm zonder e: sommigen vinden aardappelen zonder zout smaakloos. Of door een verkoudheid kun je tijdelijk smaakloos zijn, dus letterlijk zonder smaak. Maar in een smakeloze grap of smakeloze kleding bedoelen we de figuurlijke betekenis en schrijven we de vorm met e. En werkloos of werkeloos dan? Wie geen werk heeft of kan vinden, is werkloos. Werkeloos daarentegen is iemand die niets doet: bij dat ongeval keek hij werkeloos toe. Hij deed dus niets. Hij stond erbij en hij keek ernaar. Naar: R. Haest, Taal in stukjes

2•Morfologischdomein

509

3

Syntactisch domein 3.1

Begrippen

woorgroepen

voorbeelden

omschrijving

woordgroep, constituent

Bart speelde de hele voormiddag op het plein.

Een zinsdeel dat zich als syntactische eenheid manifesteert (Engels: phrase). Je kunt de eenzinsdeelproef toepassen. In een mededelende zin kan voor de persoonsvorm in de regel slechts 1 zinsdeel staan. Vergelijk De hele voormiddag op het plein speelde Bart en De hele voormiddag speelde Bart op het plein.

kern, hoofd

koud water, bijna nooit, heel groot, op de brug

Elke woordgroep heeft een niet-weglaatbare kern of een hoofd. Deze kern bepaalt de syntactische mogelijkheden van de woordgroep als geheel.

zinsdeelstuk

de meisjes van mijn klas, de katjes die honger hebben, een heel frisse pint, een erg zieke vrouw

Een stuk van een woordgroep die zelf een zinsdeel of zinsdeelstuk is. Het vormt een nadere voor- of nabepaling bij de kern van die woordgroep.

naamwoordgroep naamwoordgroep rode wijn, hij die dat zegt of nominale constituent zelfstandignaamwoordgroep

Overkoepelende term voor zelfstandignaamwoordgroep en voornaamwoordgroep. Heeft een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern.

zelfstandignaamwoordgroep

lekker bier, een fles bier, mijn vriendin

Een zelfstandignaamwoordgroep heeft als kern een zelfstandig naamwoord.

determinator

een huis, het huis, mijn huis, alle huizen, zulke mensen, welke auto

Geeft de bepaaldheid en/of het getal van de kern aan.

voorbepaling

de warme zomer

nabepaling

het huis dat je kocht, kinderen uit Afrika

Saramago, een Portugees auteur, won de Een nabepaling die vergeleken kan worden met een bijstelling, uitbreidende betrekkelijke bijzin. Nobelprijs. appositie voornaamwoordgroep voornaamwoord- die van ons, iemand onder ons, jullie die dat beweren groep bijvoeglijknaamwoordgroep

Een voornaamwoordgroep heeft als kern een zelfstandig (gebruikt) voornaamwoord. Een bijvoeglijknaamwoordgroep heeft als kern een bijvoeglijk naamwoord.

bijvoeglijknaamwoordgroep bijwoordgroep

heel blij, jonger dan zij, vijf jaar oud, mooi om te zien, ongelooflijk gelukkig

bijwoordgroep

morgen om tien uur, bijzonder tevreden, Een bijwoordgroep heeft als kern een bijwoord. mooi om te zien

voorzetselgroep voorzetselgroep

tien jaar na de feiten, daarop vertrouw ik, daar vertrouw ik op, de stad in, de kamer uit

Een voorzetselgroep heeft als kern een voorzetsel. Ook woordgroepen die eindigen op een achterzetsel noem je voorzetselgroep.

hij is ouder dan ik, hij is gelukkig omdat hij verliefd is

Een voegwoordgroep heeft als kern een voegwoord.

Ik ben in Londen geweest. Hij had dat willen zien. Ze is een boek aan het lezen. Hij ligt in de tent te slapen.

Omvat de met elkaar samenhangende werkwoorden in een zin of beknopte bijzin: persoonsvorm, hulpwerkwoorden en het hoofdwerkwoord. In een hoofdzin is de persoonsvorm gescheiden van de rest van de werkwoordgroep. In een bijzin vormt de werkwoordgroep een ‘werkwoordelijke eindgroep’. In een beknopte bijzin is er geen persoonsvorm.

voegwoordgroep voegwoordgroep werkwoordgroep werkwoordgroep

510

Taalbeschouwing

werkwoordelijke eindgroep

… omdat ze dit niet hadden kunnen weten.

De groep werkwoorden aan het einde van een zin. In een bijzin hoort daar ook de persoonsvorm bij en overlappen de begrippen werkwoordgroep en werkwoordelijke eindgroep elkaar.

samengestelde woordgroepen Woordgroepen door een nevenschikkend voegwoord of een reeksvormer (en … en, zowel … als, hetzij … hetzij, ofwel … ofwel, noch … noch) verbonden.

nevengeschikte woordgroep

broer en zus, gisteren noch vandaag, hetzij in Berlijn, hetzij in München

samentrekking

Als twee of meer nevengeschikte woordgroepen oude en jonge vrouwen gemeenschappelijke bestanddelen hebben, kun je ervoor de groene, blauwe en rode fiets kiezen ze maar één keer te vermelden. heel vriendelijk en beleefd in de lente of de zomer voor- en tegenspoed, buurman en -vrouw

Woordgroepen of constituenten.

zinsdelen

voorbeelden

zinsdeel

omschrijving Woordgroep die in de zin een bepaalde syntactische functie vervult (onderwerp, lijdend voorwerp …).

zinsdeelstuk

de spelers van Man U een erg mooi meisje de jongen die ziek is

Stuk van een woordgroep die zelf een zinsdeel is. Het vormt een nadere voor- of nabepaling bij de kern van een woordgroep.

predicaat

De Beatles kwamen allen uit Liverpool. Ik ben dol op jou. Lien gaf haar baby een zoen.

Omvat meerdere zinsdelen, namelijk alles wat in de zin over het grammaticale onderwerp gezegd wordt.

Jan is mijn broer. Hij werd leraar. Dat is iets moois.

Zegt wat het onderwerp is, wordt, blijft, lijkt … Het bestaat uit een koppelwerkwoord, eventueel aangevuld met een of meer hulpwerkwoorden, en een naamwoordelijk deel als kern.

Jan is mijn broer. Hij werd leraar. Ze is verdrietig. Ik ben in de war.

naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde (ook predicaatsnomen genoemd)

Jan is mijn broer. Hij is ziek geweest. Hij schijnt ziek te zijn.

werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde

gezegde naamwoordelijk gezegde

werkwoordelijk gezegde

hoofdwerkwoord

Hij gooit het papiertje in de mand. Je hoeft Zegt wat het onderwerp doet. Het bestaat uit een zelfstandig werkwoord, eventueel aangevuld met één of niet te lopen. An heeft een fiets gekocht. meer hulpwerkwoorden. Linda bracht de fraude aan het licht. Hij vergiste zich. Hij springt voor ons in de bres.

werkwoordelijk deel van het werkwoordelijk gezegde

Hij vergiste zich. Hij springt voor ons in de bres.

niet-werkwoordelijk deel van het werkwoordelijk gezegde

Lutgart heeft een boek gelezen. Kris zal veel geld verdienen.

Een zelfstandig werkwoord dat de kern van het werkwoordelijk gezegde vormt.

onderwerp onderwerp

De stad is verlaten. De koning is dood

loos onderwerp

Het waait.

bij onpersoonlijke werkwoorden (waaien, sneeuwen, donderen, regenen …)

voorlopig onderwerp

Het is zeker dat hij weer zal winnen.

kondigt het onderwerp (dat hij weer zal winnen) aan.

herhaald onderwerp

Schaken, dat is pas moeilijk.

3•Syntactischdomein

511

plaatsonderwerp

Er speelden kinderen in de tuin.

congruentie

Jan zingt. Jan en Sara zingen. De bestuursleden feliciteerden de nieuwe trainer die ze de vorige dag aangeworven hadden.

overeenkomst in persoon en getal tussen onderwerp en persoonsvorm

aanvullingen aanvulling, complement

lijdend voorwerp

Behalve het onderwerp horen bij een gezegde ook een of meer nauw aansluitende aanvullingen die in de grammatica’s met de uiteenlopende termen ‘voorwerp’, ‘object’ en ‘complement’ benoemd worden. Hij koopt het restaurant. Ik heb het koud.

loos lijdend voorwerp

Ik vind het jammer dat je ons verlaat.

voorlopig lijdend voorwerp

Schaken, dat vind ik pas moeilijk.

herhaald lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

Ik geef het cadeau aan Louise. Ik geef haar het cadeau.

belanghebbend voorwerp

Hij bereidde (voor) zijn vrouw een lekkere maaltijd. Hij schonk (voor) mij een borrel in.

handelend voorwerp

Birgit wordt door de lerares gefeliciteerd. Komt alleen in passieve zinnen voor.

Noemt de persoon voor wie de handeling verricht wordt. Het heeft meestal de vorm van een voorzetselgroep ingeleid door ‘voor’. In een aantal gevallen kun je ‘voor’ ook weglaten.

voorzetselvoorwerp Ze zijn dol op snoep. Hij schikt zich in zijn lot. oorzakelijk voorwerp

De reis is haar geld waard. Ik ben je grillen beu.

Een noodzakelijk aanvullend zinsdeel bij een aantal naamwoordelijke gezegdes zoals beu, bijster, gewend, waard …

maatobject

Karen weegt 60 kilo. Het boek telt 100 bladzijden.

Werkwoorden als kosten, wegen, duren, meten, tellen kunnen gecombineerd worden met een woordgroep die een hoeveelheid uitdrukt.

plaatsobject

Hij woont in Oostende. We zijn aan zee.

richtingsobject

Els kwam uit de keuken. Hij fietste naar huis.

bepalingen bijwoordelijke bepaling

bepaling van gesteldheid

Je kunt in die winkel een stadsplan kopen.

Bepaling van plaats, geeft een antwoord op de vraag ‘waar’.

We vertrekken morgen naar Spanje.

Bepaling van richting, geeft een antwoord op de vraag ‘waarheen’ of ‘waarvandaan’.

Mijn zus komt tegen zes uur.

Bepaling van tijd, geeft een antwoord op de vraag ‘wanneer’.

Gerustgesteld ging ik naar huis.

Bepaalt tegelijkertijd het gezegde en het onderwerp of lijdend voorwerp. (Hoe ging ik naar huis + Ik was gerustgesteld en ging naar huis)

geïsoleerde woordgroep geïsoleerde woordgroep

Jullie daar, zwijg nu eindelijk eens. aangesproken persoon Uw redenering klopt niet, mevrouw Pire. Hoera, we hebben gewonnen. Dat laat ik me niet zeggen, hoor!

interjectie of tussenwerpsel

De yoghurt – of wat daarvoor doorgaat – staat achteraan in de winkel.

tussenzin: is een geïsoleerde woordgroep, geen zinsdeel; staat buiten de eigenlijke zinsstructuur

Zinsdelen.

512

Taalbeschouwing

zinnen zinssoorten

voorbeelden

mededelende zin

Morgen zal ik een nieuwe computer kopen.

vragende zin

Kom je straks?

ja-neevraag

Hoe heet je? Met wie spreek je?

vraagwoordvraag

Je komt mee, nietwaar?

aanhangselvraag

bevelende zin gebiedende zin

Sta op.

uitroepende zin

Hoe kun je mij dat aandoen!

omschrijving

wensende zin Was ik maar thuisgebleven. actieve en passieve zinnen actieve zin

België verslaat Slovenië.

passieve zin Slovenië wordt door België verslagen. zinscomplexiteit enkelvoudige zin

Rob zat te dromen. Eva werkte ijverig door.

samengestelde zin

Eva werkte ijverig door, maar Rob zat te dromen.

nevengeschikte zin Elise ging naar Spanje en Lara vertrok naar Italië. ondergeschikte zin Toen hij verloor, weende hij tranen met tuiten. hoofdzin

Linda woont in Spanje. Ik was blij toen hij binnenkwam.

Een volledige zin die op zichzelf staat en niet afhangt van een andere zin. Hij kan zelf bijzinnen bevatten.

rompzin

Ik was blij toen hij binnenkwam.

De hoofdzin zonder de bijzin noem je de rompzin.

bijzin bijzinnen

Ik was blij toen hij binnenkwam.

Een bijzin is zelf ingebed in een andere zin.

zelfstandige bijzin

Dat je meedoet, is vriendelijk

Een bijzin die op zich de functie van een zinsdeel heeft, bv. onderwerp.

bijwoordelijke bijzin

Terwijl we in Spanje waren, won Arsenal de titel.

betrekkelijke bijzin De kinderen, die het lawaai hoorden, keken verschrikt op. De kinderen die het lawaai hoorden, keken verschrikt op.

antecedent

Het meisje dat verdronk, was amper 10 jaar oud.

beknopte bijzin

Alles bij elkaar genomen, viel de reis goed mee. Luid zingend vertrok hij op reis. Jan beloofde mij op tijd te komen.

bijzin in de directe rede

Pieter zegt: ‘Wees gerust.’

bijzin in de indirecte rede

Pieter zegt dat we gerust mogen zijn.

bijzin in de semidirecte rede

Hij kon gerust zijn, dacht Pieter.

Alle kinderen hielden op. (uitbreidende bijzin) Alleen de kinderen die het lawaai hoorden, de anderen niet. (beperkende bijzin) Een betrekkelijke bijzin is een voorbeeld van een bijvoeglijke bijzin.

Bevat geen onderwerp en geen persoonsvorm, wel een deelwoord of een infinitief met ‘te’.

Wordt ook erlebte rede of vrije indirecte rede genoemd.

3•Syntactischdomein

513

woordvolgorde

voorbeelden

omschrijving

tangconstructie

We zijn samen met Petra, een goede vriendin uit Nederland, naar de film geweest. Hij rondde zijn speech met heel veel details en overbodige uitweidingen af.

Ontstaat wanneer je andere woorden voegt tussen woorden die bij elkaar horen.

aanloop

Die cd, heb je die al gehoord?

uitloop

Heb je hem al gezien, die film?

inversie

Eergisteren heb ik een boottocht gemaakt. Wanneer vertrek je? Heb je even tijd?

Het onderwerp in de hoofdzin volgt op de persoonsvorm.

groene volgorde

… dat ze je gezien heeft, … dat hij je niet gezien kan hebben.

Het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord staat aan het begin van de werkwoordelijke eindgroep.

rode volgorde

… dat ze je heeft gezien, … dat hij je niet kan hebben gezien.

Het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord staat aan het einde van de werkwoordelijke eindgroep. Naar: Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands

Zinnen.

3.2

Over woordgroepen en zinnen

3.2.1 Het Nederlands: een SVO-taal Je kunt woorden combineren tot grotere gehelen: woordgroepen of constituenten. Je kunt die woordgroepen vaak ook heel sterk uitbreiden. De miljardair schonk een deel van zijn vermogen aan het museum. De Amerikaanse miljardair schonk een groot deel van zijn vermogen aan het nieuwe museum. De bejaarde Amerikaanse miljardair schonk een heel groot deel van zijn vermogen aan het nieuwe vorig jaar geopende museum. Die combinaties zijn echter aan heel wat regels en beperkingen gebonden. Onderstaande combinatie levert geen mogelijke zin op. De een aan het vermogen museum schonk zijn miljardair van deel. De zinsleer of syntaxis beschrijft de bouw van woordgroepen en zinnen en stelt daarvoor regels op. Het Nederlands is, wat men noemt, een SVO-taal (Subject-Verb-Object): De jongen (S) heeft (V) een verkoudheid (O). In een bijzin kan die volgorde echter veranderen in SOV. Ik zie dat de jongen (S) een verkoudheid (O) heeft (V). Deze SVO-volgorde is in veel talen, waaronder het Nederlands, de meest gebruikelijke volgorde van woorden en zinsdelen in hoofd- en vaak ook bijzinnen: I see that the boy (S) has (V) a cold. (O). De persoonsvorm staat hierbij achter het subject, maar voor het object. Meer dan 75 % van alle talen van de wereld hanteren als standaardnorm de SOV-volgorde of de SVO-volgorde. De SVO-volgorde is het meest gebruikelijk in zowel de WestGermaanse talen als het Fins, Swahili en de Chinese talen. Dat duidt op een universele tendens om het object in de zin vooraf te laten gaan door het subject. De voorkeurpositie van het subject ten opzichte van het object manifesteert zich anderzijds in een voorkeur voor de bedrijvende vorm boven de lijdende vorm. Ze speelt ook mee in de interpretatie die we aan zinnen geven zoals De jongen ziet het meisje. We kunnen deze zin interpreteren als De jongen ziet het meisje en Het meisje ziet de jongen, maar zullen bijna automatisch voor de eerste interpretatie opteren. Dit zal echter niet het geval zijn als er een ‘semantische onmogelijkheid’ meespeelt zoals in Een appel eet mijn vriendin. Alhoewel Mijn vriendin eet een appel veruit de courantste volgorde is, kan de andere ook, bv. om te beklemtonen dat ze een appel en niet een peer eet.

514

Taalbeschouwing

3.2.2 Valentie Onder valentie versta je de verbindbaarheid van een woord/zinsdeel met een ander woord/zinsdeel. Zo kun je een zelfstandig naamwoord (fiets) verbinden met een lidwoord (een fiets, de fiets), een bezittelijk voornaamwoord (mijn fiets), een aanwijzend voornaamwoord (deze fiets), een bijvoeglijk naamwoord (nieuwe fiets). Ook elk werkwoord heeft zijn valentie, die bepaalt met welke zinsdelen het verbonden kan of moet worden. Wanneer we over de valentie van het werkwoord spreken, hebben we het in feite over medespelers (iemand die of iets wat bij het gebeuren betrokken is).

De grammatica kun je de wiskunde van de taal noemen.

nulvalente werkwoorden

het regent, het dondert, het waait…

Deze werkwoorden hebben geen medespelers nodig om een betekenis te hebben. ‘Het’ als onderwerp volstaat.

monovalente werkwoorden

Linda slaapt, Bart geeuwt, het water kookt. Een onderwerp volstaat. Je hebt Iemand slaapt, geeuwt. te maken met intransitieve of Iets kookt. onovergankelijke werkwoorden.

bivalente werkwoorden

Griet zingt een lied. Tom wacht op een antwoord. Iemand zingt iets. Iemand wacht op iets.

Deze werkwoorden hebben behalve een onderwerp ook minstens één voorwerp nodig om betekenis te hebben.

trivalente werkwoorden

Leo schenkt zijn vrouw een ring. Iemand schenkt iemand iets.

Naast een onderwerp zijn er twee voorwerpen (lijdend en meewerkend). Naar: Willy Vandeweghe, Grammatica van de Nederlandse zin

Valenties bij werkwoorden.

Andere werkwoorden hebben nood aan een aanvulling die niet zozeer een medespeler is, maar • er een kenmerk aan toekent (Joop is verstandig. – bivalent – Dit treffen we o.a. aan bij de koppelwerkwoorden zijn, worden, blijven.); • nadere informatie geeft over een inherent aspect van de werkwoordbetekenis (Rik bevindt zich in Parijs. – bivalent; Jan rijdt naar Aalst.; Steven weegt 100 kilo.). Aan de hand van subsitutietabellen kun je het valentieprincipe ook goed gebruiken om vreemde talen te studeren. IEMAND Jan Mijn oudste zus Mijn oudste broer Mijn vriend Jouw vriendin Mijn oude oma …

koopt koopt koopt zoekt zoekt verdient bakt …

IETS een boek een tweedehandsauto een motorfiets een motorfiets veel geld een taart …

Substitutietabel.

Een grammaticaal correcte zin staat echter geenszins garant voor een betekenisvolle zin. We bevinden ons dan op het gebied van de zinssemantiek. Bijvoorbeeld: Een menslievende straatsteen / bakt / een geborduurde krant. Let ook op de rol van de woordgroepen bij de betekenis van een zin. Vergelijk: De boswachter / zag / de stroper met de verrekijker. De boswachter / zag / de stroper / met de verrekijker.

3•Syntactischdomein

515

3.2.3 Actieve en passieve zinnen Vorm van het passief

In de tabel vind je enkele vaak voorkomende vormen. actief (bedrijvende vorm)

passief (lijdende vorm)

Barcelona koopt de topspeler Lionel Iniesta.

De topspeler Lionel Iniesta wordt door Barcelona gekocht.

Barcelona kocht de topspeler Lionel Iniesta.

De topspeler Lionel Iniesta werd door Barcelona gekocht.

Barcelona heeft de topspeler Lionel Iniesta gekocht.

De topspeler Lionel Iniesta is door Barcelona gekocht (geworden).

Barcelona zal de topspeler Lionel Iniesta kopen.

De topspeler Lionel Iniesta zal door Barcelona gekocht worden.

Voorbeelden van passieve zinnen.

Een passieve zin is een zin waarvan het werkwoordelijk gezegde een vorm van het hulpwerkwoord van het passief worden bevat. Bij zinnen als De topspeler Lionel Iniesta is door Barcelona gekocht, wordt het voltooid deelwoord geworden doorgaans weggelaten. Het lijdend voorwerp van de actieve zin (de topspeler Lionel Iniesta) wordt onderwerp van de passieve zin. Het onderwerp van de actieve zin wordt handelend voorwerp in de passieve zin (door Barcelona). Gebruik van passieve zinnen

Alhoewel je het passief niet als een grammaticale fout kunt beschouwen, vermijd je het beter omwille van stilistische redenen. Toch bestaan er situaties waarin je het passief zonder problemen kunt gebruiken. In de tabel vind je concrete voorbeelden. Er bestaat ook een semipassief, gemaakt met het hulpwerkwoord krijgen. Van de actieve zin: De minister speldde Lukas de medaille op, kun je de semipassieve zin maken: Lukas kreeg door de minister de medaille opgespeld. In dat geval wordt het meewerkend voorwerp van de actieve zin (Lukas) onderwerp van de semipassieve zin. Een semipassieve zin is actief naar vorm, maar passief naar betekenis. Voorbeelden waarbij je het passief best vermijdt Een Chinese zakenman kocht in een taxfreeshop een peperdure fles whisky.

Een peperdure fles whisky werd door een Chinese zakenman in een taxfreeshop gekocht.

Hij telde daarvoor 200 000 dollar neer. Situaties waarbij passief zinvol kan zijn Situatie

200 000 dollar werd daarvoor door hem neergeteld.

Het onderwerp van de actieve zin is onbekend.

De president werd daarnet vermoord. (Iemand vermoordde …)

Je wilt het onderwerp om tactische redenen liever niet vermelden.

Er zullen harde maatregelen genomen worden. (De regering zal …)

Je wilt niet naar jezelf verwijzen.

Er wordt een nieuwe toets gegeven. (Ik geef een nieuwe toets.)

Je wilt de klemtoon niet op het onderwerp, maar op de handeling leggen.

De nieuwe Mercedes wordt deze zomer verwacht.

Je noemt het onderwerp niet, omdat iedereen weet over wie of waarover het gaat.

Het gebruik van softdrugs wordt al jaren gedoogd. (De politie, justitie gedoogt …)

Je gebruikt het passief als variant voor zinnen met ‘men’ of het onpersoonlijke ‘je’.

Dat wordt al jaren beweerd. (Men beweert dat …)

Je formuleert een regel.

Fietsen worden verwijderd.

Voorbeelden van het gebruik van passieve zinnen.

516

Taalbeschouwing

Voorbeeld

3.2.4 Samengestelde zinnen Nevengeschikte zinnen

Bij nevenschikking verbind je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar door een nevenschikkend voegwoord, een reeksvormer of gewoon door een komma, dubbele punt of puntkomma. De op die manier verbonden enkelvoudige zinnen noem je nevengeschikte zinnen.

Cover van Taalboek Nederlands.

De belangrijkste nevenschikkende voegwoorden zijn: en, noch, of, ofwel, doch, want, dus. Griet ging op reis naar Zuid-Afrika en Wim vertrok naar Berlijn. Mail me of bel me op. Hij kan niet meespelen, want hij is geschorst. Reeksvormers zijn en … en, noch … noch, zowel … als, evenmin … als, of … of, ofwel … ofwel, hetzij … hetzij, hetzij … of. Of je studeert, of je gaat slapen. We zullen hetzij naar een film, hetzij naar het theater gaan. De nevenschikkende voegwoorden en reeksvormers drukken een bepaald betekenisverband uit. De volgende verbanden komen het vaakst voor: Aaneenschakelend verband: en, noch, en … en, zowel … als, noch … noch, evenmin … als Scheidend verband: of, ofwel, of … of, ofwel … ofwel, hetzij … hetzij, hetzij … of Tegenstellend verband: maar, doch Redengevend verband: want Concluderend verband: dus Bij een verbinding door een komma, dubbele punt of puntkomma wordt het verband dikwijls door een voegwoordelijk bijwoord verduidelijkt. Linda is niet thuis, haar auto staat er immers niet. Ze hebben een villa gekocht, bovendien hebben ze een cruise geboekt. Daar de verbonden zinnen gelijkwaardig zijn, moeten ze ook qua zinsvorm gelijk zijn. In de regel moeten ze allemaal mededelend, vragend of bevelend zijn. Een zin als Zul je me bellen en je schrijft me een briefje is ongrammaticaal. Een zin als Zul je bellen en een briefje schrijven? is correct. In het voorbeeld hierboven treedt bovendien samentrekking op. Een gemeenschappelijk zinsdeel hoef je niet te herhalen (Zul je bellen en zul je een briefje schrijven?) Ondergeschikte zinnen

Samengestelde zinnen kunnen ook uit niet-gelijkwaardige zinnen bestaan. In dat geval heb je een hoofdzin en een ondergeschikte zin of bijzin. Op enkele uitzonderingen na, verbinden onderschikkende voegwoorden bijzinnen met de rest van een zin. Anders gezegd: ze leiden bijzinnen in, zowel volledige bijzinnen (met onderwerp en persoonsvorm) als beknopte bijzinnen (zonder onderwerp en met een niet-vervoegd werkwoord). Ze belooft me dat ze zal komen. (volledige bijzin) Ze belooft me om te komen. (beknopte bijzin) Bijzinnen kunnen ook ingeleid worden door een vragend voornaamwoord (wie, wat, welke, wat voor een …), een vragend bijwoord (waar, vanwaar, wanneer, hoe …) of een vragend voornaamwoordelijk bijwoord (waaruit, waarmee, waarvan, waarop …) Wat de gevolgen zijn, is me onbekend. Het is me duidelijk hoe ik dat moet begrijpen. Ik weet niet waarvan ze leeft. Merk dat in de eerste twee voorbeelden de bijzin van de hoofdzin onderwerp is en in het derde voorbeeld lijdend voorwerp. Dat verschijnsel noem je inbedding.

3•Syntactischdomein

517

Betrekkelijke of relatieve bijzinnen zijn bijzinnen die ingeleid worden door een betrekkelijk voornaamwoord. De twee volgende zinnen Zie je het hotel? en Omega Sarma heeft het hotel gekocht, kun je verbinden tot Zie je het hotel dat Omega Sarma gekocht heeft? Deze combinatie kan omdat het hotel in beide voorbeeldzinnen voorkomt. In de samengestelde zin vervult de gemeenschappelijke woordgroep het hotel de functie van antecedent. Er is een verschil tussen uitbreidende (in geschreven taal met komma tussen het antecedent en het betrekkelijk voornaamwoord) en beperkende relatieve bijzinnen (in geschreven taal zonder komma tussen het antecedent en het betrekkelijk voornaamwoord). De kinderen, die een drankje wilden, gingen naar buiten. Alle kinderen gingen naar buiten: de relatieve bijzin geeft extra informatie die niet noodzakelijk is voor een correct begrip van de uitspraak. De kinderen die een drankje wilden, gingen naar buiten. Alleen die kinderen die een drankje wilden, gingen naar buiten. De informatie uit de relatieve bijzin is wel nodig voor een correct begrip van de uitspraak. Naar: Willy Smedts, & William Van Belle, Taalboek Nederlands

3.2.5 Het voorzetselvoorwerp Heel wat werkwoorden worden in het Nederlands met een vast voorzetsel gecombineerd. Simon verlangt naar de vakantie. De wereldkampioen berustte in zijn nederlaag. De premier spoorde zijn ministers tot actie aan. Het is niet mogelijk in die zinnen naar, in of tot door een ander voorzetsel te vervangen (hij verlangde op, met, voor, onder … de vakantie???). Het zijn vaste voorzetsels. De zinsdelen ‘naar de vakantie’, ‘in zijn nederlaag’ en ‘tot actie’ zijn voorzetselvoorwerp. Voorzetselvoorwerpen beginnen met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het gebruikte werkwoord. Soms gebeurt het dat je wel een ander voorzetsel kunt gebruiken en toch met een voorzetselvoorwerp te maken hebt. Lukas vroeg naar de weg. De politie vroeg om medewerking. De betekenis is in dat geval licht verschillend. Lukas wil iets te weten komen (vragen naar) en de politie wil iets verkrijgen (vragen om). Let ook op bij gevallen zoals: Hij wacht op een antwoord. Tom wacht op Reinhilde. ‘Op een antwoord’ en ‘op Reinhilde’ zijn voorzetselvoorwerp. (Je vraagt: waarop wacht hij? / op wie wacht Tom?) Tom wacht op het voetpad, in het gebouw, naast zijn fiets, voor zijn huis … ‘Op het voetpad’, ‘in het gebouw’ … zijn bijwoordelijke bepalingen van plaats. (Je vraagt: waar wacht Tom?) Ook zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden kunnen samen met een werkwoord een vast voorzetsel hebben. Ook dan spreek je van een voorzetselvoorwerp. Linda heeft trek in koffie. (trek hebben in) Iedereen heeft behoefte aan menselijke warmte. (behoefte hebben aan) Robert is trots op zijn zus. (trots zijn op) Het team gaat gebukt onder de nederlaag. (gebukt gaan onder) Mirko was verliefd op Yulduz. (verliefd zijn op) Een voorzetselvoorwerp kan ook de vorm van een (beknopte) bijzin aannemen. Je spreekt dan van een voorzetselvoorwerpzin. De trainer drong erop aan dat ze meer zouden trainen. De trainer spoorde zijn team ertoe aan wat meer te trainen.

518

Taalbeschouwing

Het voornaamwoordelijk bijwoord ‘erop’, ‘ertoe’ heeft hier de syntactische functie van voorlopig voorzetselvoorwerp. Soms kan dat voorlopig voorzetselvoorwerp weggelaten worden en blijft de zin toch correct. Ik ben er niet zeker van of het zal lukken. Ik ben niet zeker of het zal lukken. Dat zijn beide correcte zinnen. In de meeste gevallen kan dat echter niet. De trainer drong aan dat ze meer zouden trainen, is geen correcte Nederlandse zin.

3.2.6 Onder de loep

Bruno wil een huis kopen

Het ongemeen vlotte taalgebruik van de Vlamingen slaat iedereen met verbijstering. Ze kunnen een zin beginnen met een gallicisme en hem met een germanisme beëindigen, wat per slot van rekening helemaal niet zo eenvoudig is. En ondertussen ontplooien ze met voorzetsels, gesplitste infinitieven en dies meer als vanzelf een immense rijkdom aan varianten, die alle op hetzelfde neerkomen. Een voorbeeld: Bruno wil een huis kopen maar verdient niet genoeg, zodat zijn vrouw … ... er mee zou voor gaan moeten werken ... er mee zou voor moeten gaan werken ... er mee zou moeten voor gaan werken ... er mee zou moeten gaan voor werken ... er mee zou gaan moeten voor werken ... er mee zou gaan voor moeten werken ... er mee voor gaan zou moeten werken ... er mee voor zou gaan moeten werken ... er mee voor zou moeten gaan werken ... er zou mee voor moeten gaan werken ... er zou mee voor gaan moeten werken ... er zou mee gaan voor moeten werken ... er zou mee gaan moeten voor werken ... er zou mee moeten voor gaan werken ... er zou mee moeten gaan voor werken ... er zou voor mee gaan moeten werken ... er zou voor mee moeten gaan werken ... er zou voor gaan mee moeten werken ... er zou voor gaan moeten mee werken ... er zou voor moeten gaan mee werken ... er zou voor moeten mee gaan werken ... er zou moeten mee voor gaan werken ... er zou moeten gaan voor mee werken ... er zou moeten voor mee gaan werken ... er zou moeten mee gaan voor werken ... er zou moeten voor gaan mee werken ... er zou moeten gaan mee voor werken ... er zou gaan moeten mee voor werken ... er zou gaan moeten voor mee werken ... er zou gaan mee moeten voor werken ... er zou gaan mee voor moeten werken ... er zou gaan voor moeten mee werken Al deze varianten zijn voor Vlamingen volstrekt in orde, en behoren tot het vanzelfsprekende taalgebruik.

Cover van Het volkomen frietboek.

Cover van Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw.

Bananenzinnen In verzorgd taalgebruik schrijft en zegt men: Bananen, daar houd ik niet van. Ofwel: Van bananen houd ik niet. In hedendaagse spreektaal is echter zeker zo gewoon: Bananen, houd ik niet van. En af en toe zien we het zo ook geschreven staan, ook al zullen de meeste taalleraren zo’n zin niet juist vinden. In de laatste, gewraakte zin is ofwel het woordje daar weggelaten, ofwel het voorzetsel van is in plaats van vooraan helemaal achteraan terechtgekomen. Laten we ze ‘bananenzinnen’ noemen. Ze komen veel voor. In gesproken taal zijn ze zelfs heel frequent, maar ook in boeken, kranten en tijdschriften kan men ze geregeld aantreffen. Een paar voorbeelden: Een flink stormpje kan hij wel tegen. Mijn broer had hij de pest aan. Tekenen had ik een vier voor. Arbeidsvoorwaarden wordt nauwelijks over gerept. Dure en mooie kleren ben ik dol op. Uw oude wasmachine krijgt u nog 50 euro voor. Naar: J. en K. van der Horst, Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw.

Naar: Paul Illegens, Het volkomen frietboek

3•Syntactischdomein

519

4

Tekstueel domein 4.1

Begrippen

Het begrippenapparaat komt uitgebreid aan bod in deel B: Zakelijke communicatie (blz. 403-494). In de tabel vind je een zeer bondige oplijsting. Een complete oplijsting vind je in Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands. tekstsoorten

tekstdoel, tekstsoort, teksttype

tekstopbouw

paragraaf, alinea, tussentitel, kopje

tekststructuren

vaste tekststructuur

structuuraanduiders

signaalwoord, verwijswoord, verbindingswoord, sleutelwoord

verbanden

oorzakelijk, tegengesteld, chronologisch

status van uitspraken

objectief, subjectief, feit, mening, vermoeden, veronderstelling, hypothese

materiële vormgeving

bladspiegel, lay-out, cursief, vet, onderstreept, staand, liggend, voetnoot

Bondige oplijsting van taalbeschouwelijke begrippen.

4.2

Over teksten

4.2.1 De voornaamste functies van tekstdelen De hoofdgedachte van een tekst wordt in deelstapjes uitgewerkt. Die deelonderwerpen hebben de vorm van een alinea of een groep alinea’s. Zo’n groep samenhangende alinea’s noem je een tekstgedeelte. Elke zin, elke alinea, elk tekstgedeelte vervult een functie in de totale tekst. De voornaamste functies die in teksten voorkomen staan in de tabel. aanbeveling

De schrijver geeft een goede raad of een goed advies.

aanleiding

De schrijver vermeldt de aanleiding voor het schrijven van de tekst.

afweging

De schrijver weegt de voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af.

argument

De schrijver vermeldt waarom hij een bepaalde stelling verdedigt.

beantwoording

De schrijver geeft een antwoord op een eerder gestelde vraag.

beoordeling

De schrijver geeft een positief of negatief oordeel over een onderwerp.

conclusie

De schrijver komt op grond van het voorafgaande tot een gevolgtrekking.

constatering

De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.

definitie

De schrijver geeft een nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term.

doelstelling

De schrijver geeft aan wat hij wil bereiken.

gevolgen

De schrijver beschrijft de gevolgen van een bepaald verschijnsel.

ontkenning

De schrijver ontkent de juistheid van een bewering.

oorzaak

De schrijver geeft aan waarom iets geworden is zoals het is.

oplossing

De schrijver geeft een oplossing voor een bepaald probleem.

opsomming

De schrijver somt argumenten, voorbeelden, verklaringen op.

probleemstelling De schrijver brengt het probleem onder woorden dat hij zal bespreken.

520

samenvatting

De schrijver geeft op het einde van een tekst of tekstgedeelte in het kort het belangrijkste weer.

stelling

De schrijver verkondigt zijn mening die hij met argumenten onderbouwt.

tegenstelling

De schrijver geeft aan dat een feit of bewering tegenover een ander feit of een andere bewering staat.

Taalbeschouwing

tegenwerping

De schrijver maakt bezwaar tegen een bewering of argumentatie van een ander.

toelichting

De schrijver geeft voorbeelden of nadere uitleg om te verduidelijken.

toepassing

De schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in de praktijk wordt toegepast.

verklaring

De schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan.

voorwaarde

De schrijver stelt een eis waaraan moet worden voldaan voordat iets kan plaatsvinden.

weerlegging

De schrijver toont aan dat een argumentatie of bewering onjuist is.

Voornaamste functies in teksten.

Naar: M. Reints en B. Merx, Examenbundel Nederlands VWO

4.2.2 Onder de loep

Lineaire en hyperteksten Traditionele, gedrukte teksten hebben een lineaire structuur, dat wil zeggen dat ze een begin en een eind hebben, en dat de tekst daartussen een min of meer logisch verloop kent. Over het algemeen hebben we een bepaald verwachtingspatroon als het gaat om de indeling van een boek. Meestal is het voorzien van een inhoudsopgave en is het verdeeld in hoofdstukken en alinea’s. De volgorde waarin we lezen wordt bepaald door de auteur. Ook nieuwere media zoals radio en tv hebben een lineaire structuur. Door de tussenkomst van de nieuwe digitale media wordt deze klassieke lineaire structuur veranderd in wat Saur (1999) noemt ‘een hiërarchisch associatieve netwerkstructuur, de zogenaamde hypertekst.’ Hypertekst is non-lineair, non-hiërarchisch en grenzeloos (Guay). Verschillende stukken tekst zijn op basis van gelijkwaardigheid met elkaar verbonden. Het is aan de lezer om te bepalen in welke volgorde hij deze leest. Hij kan naar believen de door hem benodigde informatie selecteren en rangschikken. In principe zijn er in een document eindeloos links beschikbaar die weer naar andere documenten doorverwijzen. Het lezen wordt zo in principe grenzeloos. De expliciete keuzemogelijkheden die hyperdocumenten bieden, veronderstellen een grotere actieve participatie van de lezer. Door deze actieve leeshouding wordt de lezer als het ware medeauteur van de tekst. Het onderscheid tussen lezer en auteur vervaagt op verschillende niveaus. De lezer kan het document herscheppen op een manier die niet noodzakelijkerwijze overeenkomt met wat de auteur oorspronkelijk voor ogen had. De lezer kan zelfs nog een stap verder gaan en een link aanbrengen tussen het desbetreffende document en een ander. In dat geval heeft de lezer een nieuw document gecreëerd. In het uiterste geval kan de lezer zelfs het document kopiëren en er wijzigingen in aanbrengen. Al deze mogelijkheden heeft de lezer van een gedrukte tekst niet. De volgorde is van tevoren door de auteur bepaald. De lezer heeft weliswaar de keus om bepaalde stukken over te slaan, maar niet om de structuur en de volgorde van het document te wijzigen. In onze traditionele schriftcultuur krijgt de tekst een ‘definitieve status’ zodra hij gedrukt is. Aangezien een hypertekst in principe eindeloos kopieerbaar, herneembaar en veranderbaar is, komt het concept van een ‘definitieve’ versie van een tekst onder druk te staan. In zekere zin keren we terug naar de mondelinge traditie, waarin mythes en folklore veranderd en verfraaid worden door de opeenvolgende generaties. Naar: www.lezen.nl, Nieuwe media en lezen

4•Tekstueeldomein

521

Sleutelwoorden Sleutelwoorden zijn woorden die met de inhoudelijke kern van een tekst te maken hebben. Ze zijn essentieel voor het begrijpen of memoriseren van een tekst of een tekstgedeelte en voor het maken van een analyse of synthese. Een eenvoudig voorbeeld: In de vrije natuur leven bijen in een bijenkorf. Door de mens gehouden bijen leven in een ‘bijenkast’. Bijen produceren honing en was, dat is echter niet hun belangrijkste taak. De bijen bestuiven de bloemen van alle planten die zij bezoeken. Het bijzondere van de honingbij is dat

zij plantvast is. Dat wil zeggen een bij vliegt altijd maar op één soort plant, pas als de bloemen van die plant geen honing meer geven, zoekt zij een andere plant. Op deze wijze ontstaat altijd een bestuiving met het stuifmeel van dezelfde soort plant. Sleutelwoorden (keywords) zijn ook interessant om informatie te vinden op het internet. De meeste browsers benadrukken sleutelwoorden door ze vetgedrukt weer te geven. Uit: http://lereniseenmakkie.nl

Voorbij de zinsgrens: tekstgrammatica In een zin kan niet elk willekeurig zinsdeel op een ander zinsdeel volgen. Een combinatie als Jan lopen de straat is volgens twee regels ongrammaticaal. Na een enkelvoudig onderwerp komt er een enkelvoudige persoonsvorm, en het intransitieve werkwoord lopen kan niet verbonden worden met een lijdend voorwerp. Een zinsgrammatica brengt de beperkingen in combinaties van woordgroepen in kaart. Maar kan dit ook bij een tekstgrammatica? Zijn er zodanige beperkingen op zinscombinaties, dat men naar analogie van een ongrammaticale zin kan spreken van een ‘niettekstuele tekst’? Eerst enkele voorbeelden met een aantal voortzettingen van dezelfde zin: (1) Vestdijk heeft meer dan vijftig romans geschreven. Hij was bijzonder productief. (2) Vestdijk heeft meer dan vijftig romans geschreven. De meeste ervan worden niet meer gelezen. (3) Vestdijk heeft meer dan vijftig romans geschreven. Jij krijgt een diner. Combinaties als (1) en (2) zijn prima, maar combinatie (3) lijkt tot stand gekomen via het spelletje: ‘creeer een nonsenstekst door zinnen uit verschillende teksten samen te voegen’. Toch kan (3) wel degelijk een zinvol tekstfragment zijn, namelijk in een situatie waarin de spreker van deze zinnen met de aangesprokene een weddenschap heeft afgesloten – met als inzet een diner – over de vraag of Vestdijk meer of minder dan vijftig romans heeft geschreven. In combinaties van zinnen lijkt er dus veel meer mogelijk dan in combinaties van woordgroepen binnen de zinsgrens. Wel is het zo dat grammaticale verbindingen over de

zinsgrens heen vaak een noodzakelijke voorwaarde vormen voor de aanvaardbaarheid van de combinatie. Hier nog drie voortzettingen van dezelfde Vestdijkzin: (4) Vestdijk heeft meer dan vijftig romans geschreven. Ik had geen rijbewijs. (5) Vestdijk heeft meer dan vijftig romans geschreven. Hij had geen rijbewijs. (6) Vestdijk heeft meer dan vijftig romans geschreven. Ik had geen rijbewijs. Daarom moest ik met de trein naar mijn werk. Zodoende had ik ruim de tijd om ze allemaal te lezen. Combinatie (4) is een non sequitur (ongerechtvaardigde gevolgtrekking). Maar zodra we ‘Ik’ veranderen in ‘Hij’ (5) en er dus een grammaticale verwijzing over de zinsgrens ontstaat, wordt de combinatie wel mogelijk, bijvoorbeeld in een situatie dat de spreker kennelijk wil beweren dat Vestdijk daarom meer tijd had voor het schrijven van romans. En ook wordt de combinatie in (4) wel acceptabel wanneer er meer informatie in de vervolgtekst wordt gegeven, zoals in (6), waar het verwijswoord ‘ze’ in de laatste zin naar vijftig romans in de eerste zin voor de vereiste samenhang zorgt. Al met al lijkt het erop dat de term ‘tekstgrammatica’ naar analogie van ‘zinsgrammatica’ een misleidende metafoor is. De combinatiemogelijkheden van zinnen in teksten lijken veel gevarieerder dan die van woordgroepen in teksten. Wel moet er ‘af en toe’ een grammaticale verwijzing staan om een vreemd lijkende combinatiemogelijkheid te interpreteren. Naar: Jan Renkema, Taalkunde voorbij de zinsgrens

522

Taalbeschouwing

5

Semantisch domein 5.1

Begrippen

In de tabel vind je een selectief overzicht van begrippen uit de woordsemantiek. begrippen Betekenis

voorbeelden

omschrijving

denotatie

De denotatie van ‘dief’: iemand die steelt.

neutrale betekenis van een woord (zonder gevoelsinhoud), woordenboekbetekenis

referent

We hebben een sofa gekocht. (Het woord ‘sofa’ verwijst naar een concreet meubelstuk, de referent.)

Degene of datgene in de buitentalige werkelijkheid naar wie of waarnaar door middel van een woord, woordgroep of zin verwezen wordt.

connotatie

homo, flikker

gevoelswaarde van een woord

letterlijk

een boom

denotatieve betekenis

figuurlijk

een boom van een vent

Ontstaat vaak via een metafoor of metoniem.

pejoratief

wijf – vrouw, vreten – eten, zuipen – drinken

woord met negatieve connotatie

melioratief

maarschalk (oorspronkelijk paardenknecht), ijver (oorspronkelijk afgunst)

woord met positieve connotatie

eufemisme

e-mailmarketing (spam), ongewenst bezoek (inbraak), tussen twee banen in (werkloos)

verzachtende, verbloemende of verhullende formulering

dysfemisme

Hou je gore bek, sodemieter op.

opzettelijke vergrovende formulering

abstract

de liefde, het leven

niet-zintuigelijk te vatten of aan te wijzen

concreet

de hond, de stoel

zintuiglijk te vatten of aan te wijzen

eigennaam

Eric Cantona, de Schelde, Coca Cola, VRT

Duidt individuele persoon of zaak aan.

soortnaam

stoel, soldaat, water, vee

Noemt een persoon, zaak en dergelijke als lid van een categorie.

stofnaam hout, ijzer, olie betekenisrelaties

Is een bijzondere soort van soortnaam.

synoniem

gehuwd – getrouwd, realiteit – werkelijkheid

Woorden waarvan de betekenis (in zeer hoge mate) dezelfde is.

antoniem

arm – rijk, duur – goedkoop

woorden met een tegengestelde betekenis

hyperoniem

gebouw (omvat huis, school, hotel, kerk, overkoepelend begrip …)

hyponiem

tafel, stoel, kast zijn hyponiemen bij meubel

Woord dat je onder een overkoepelend begrip kunt plaatsen.

pleonasme

witte sneeuw, minderjarig kind

Vermelding van een eigenschap die al vervat ligt in een ander woord. Kan gebruikt worden om te beklemtonen. Is echter ook vaak een stijlfout.

tautologie

vrolijk en blij voorbij en gedaan

Uitdrukken van dezelfde inhoud met verschillende woorden. Kan gebruikt worden om te beklemtonen. Is echter ook vaak een stijlfout.

contaminatie

Hij steunde zich op zijn geheugen. (steunen op en zich baseren op)

vermenging van twee correcte uitdrukkingen tot één foute

antroponiem

Persoonsnaam (voornaam en familienaam), wordt bestudeerd in de naamkunde of onomastiek.

5•Semantischdomein

523

eponiem

lynchen, alzheimer, sadisme, saxofoon

Woord dat teruggaat op een persoonsnaam.

geoniem

hamburger, bikini

Woord dat teruggaat op een aardrijkskundige naam.

toponiem

Gent (afkomstig van Ganda, monding. nl. plaatsnaam de monding van de Leie in de Schelde). polysemie en homonymie polysemie

steen (kan zijn: kei, edelsteen, grafsteen, stenen gebouw …)

Het verschijnsel dat een woord verschillende meer of minder verwante betekenissen heeft.

homonymie, homoniem

Ik ben arm, mijn arm doet pijn. Ik speel met de bal, ga naar het bal.

Woorden die (sterk) in betekenis verschillen, maar gelijk gespeld en uitgesproken worden.

homofoon

hard – hart, kruid – kruit, lijden – leiden, Woorden die gelijk klinken, maar anders gespeld worden. wordt – word

homograaf

(het) regent – (de) regent bedelen – bedelen beeldspraak en vergelijking

Homografen worden gelijk gespeld, maar op een verschillende manier uitgesproken.

beeldspraak

figuurlijk taalgebruik met een welbepaalde reden

vergelijking

Jan is zo sterk als een beer.

Je vergelijkt een woord met een ander. Je maakt gebruik van als, gelijk, zoals.

personificatie

De regen fluistert in het riet.

Dieren, planten of andere dingen krijgen menselijke eigenschappen.

metafoor

Dat kind is een engel.

vergelijking zonder als, gelijk, zoals

metoniem

Even de neuzen tellen. Hij bezit een echte Van Gogh.

Metonymie is het gebruik van een woord in plaats van een ander op grond van een bepaalde overeenkomst.

synesthesie

Schreeuwende kleuren

zintuiglijke vermenging (horen – zien)

spreekwoord

Je moet een gegeven paard niet in de bek Onveranderlijke uitspraak, gebaseerd op beeldspraak, die kijken. een algemene wijsheid of moreel oordeel uitspreekt.

spreuk

Arbeid adelt.

Kernachtige uitspraak die een levenswijsheid of een aansporing van morele of godsdienstige aard inhoudt. Berust niet echt op beeldspraak.

zegswijze, uitdrukking

Van de hak op de tak springen.

vaste idiomatische verbinding van woorden met figuurlijke betekenis

gezegde

Een vrolijke frans Een houten klaas

Vaste, idiomatische verbinding van woorden, met figuurlijke betekenis, die geen werkwoord bevat en dus op zichzelf nooit een zin vormt.

aforisme

‘Gekken vindt men overal, zelfs in gestichten.’ (George Bernard Shaw)

korte, pittige spreuk, karakteristiek voor een bepaalde gedachtegang of geesteshouding; vaak grappig of paradoxaal

citaat

Zoals Einstein zei: ‘Alles moet zo simpel mogelijk gemaakt worden, maar niet simpeler.’

Een citaat ontstaat wanneer een letterlijke uitspraak van iemand, door iemand anders aangehaald wordt.

quote

‘Youth is wasted on the young.’ Engels voor citaat (G.B. Shaw) ‘A man can be happy with any woman as long as he does not love her.’ (Oscar Wilde)

etymologie etymologie

volksetymologie

524

deelgebied van de taalkunde dat de herkomst van woorden bestudeert, onderdeel van de historische semantiek hangmat uit het Spaanse ‘hamaca’

Taalbeschouwing

Vervorming van vreemde woorden tot woorden die een bekende klank hebben

betekenisverandering betekenisuitbreiding

De betekenis van een woord wordt minder specifiek.

‘pen’ had oorspronkelijk alleen de betekenis van ‘veer’

betekenisinperking ‘Dief’ betekende oorspronkelijk ‘landloper, schurk, iemand die steelt’. Alleen die laatste betekenis geldt ook nu nog.

De betekenis van het woord wordt specifieker.

betekenisverschuiving

De oorspronkelijke betekenis van het woord verdwijnt. Ook betekenisverschuiving is een onderdeel van de historische semantiek.

‘Wellust’ betekende oorspronkelijk ‘genoegen, genot’.

Woordsemantiek.

5.2

Over betekenissen

5.2.1 Betekenis en referent Talig en buitentalig

De verbinding tussen een woordvorm (bv. /boom/, de uitgesproken vorm, of , de geschreven vorm) en de betekenis is door conventie vastgelegd. Indien we met z’n allen overeenkwamen dat een boom voortaan ‘een fiets’ heet, bloeien ‘lopen’ is en de weide ‘de muur’, dan zou de zin De boom bloeit in de weide voor ons totaal onbegrijpelijk zijn, maar de zin De fiets loopt in de muur integendeel perfect logisch. Als Nederlandstalingen begrijpen we elkaar als we het over een boom hebben, omdat we bij afspraak vastgelegd hebben dat de vorm boom inderdaad de betekenis boom heeft. Om dezelfde reden begrijpen we vreemde talen, wanneer we die niet geleerd hebben, niet. Iemand die niet weet dat de Franse vorm arbre overeenstemt met de Nederlandse vorm en betekenis boom, zal het Franse woord niet begrijpen. De betekenis van een woord mag niet verward worden met de persoon, zaak of het ding waarnaar een woord verwijst. De betekenis behoort tot het domein van de taal. Je vindt ze in het woordenboek. Die betekenis valt echter niet samen met de persoon of zaak, die we willen aanduiden, de zogenaamde referent. De referent bevindt zich buiten de taal, op het niveau van de werkelijkheid. Zo kan dezelfde betekenis, bv. ‘paard’, op verschillende referenten slaan: een wit, zwart of bruin paard, een boerenpaard, renpaard, volbloedpaard … Niveau van de taal: talig

Niveau van de werkelijkheid: referent: buitentalig

betekenis Woordvorm /paard/

viervoetig, als rij-, last- en trekdier gebruikt zoogdier uit de familie der eenhoevigen dat …

Schematische voorstelling.

5•Semantischdomein

525

De woordvorm ‘paard’ kan overigens meerdere betekenissen hebben. Paard kan ook een stuk uit het schaakspel betekenen, of een turntoestel. Uiteraard heeft paard in die betekenissen dan ook telkens een andere referent. De verbinding tussen het niveau van de werkelijkheid enerzijds en de betekenis/woordvorm anderzijds is ook een voorname reden waarom er nieuwe woorden in een taal opduiken. Als er in de werkelijkheid een nieuwe referent ontstaat, is er ook een nieuwe woordvorm nodig zodat we met taal over deze referent kunnen spreken. We kunnen alleen over een iPad, iPhone of tabletcomputer spreken als we er ook een woordvorm voor hebben. Een woord kan soms ook een betekenis hebben als er geen referent beschikbaar is. Een eenhoorn of een kentaur bv. bestaan alleen in de talige werkelijkheid, niet in de buitentalige. Er bestaan ook woorden waarvan de referent vroeger bestond, maar nu niet meer. Een voorbeeld is het woord hondenslager. Dat was vroeger een persoon aangesteld om loslopende honden dood te slaan. Soorten betekenis

We kunnen verschillende soorten betekenis onderscheiden. Inhoudswoorden of lexicale woorden hebben een zelfstandige betekenis onafhankelijk van de situatie waarin je ze gebruikt. Voorbeelden zijn huis, deur, lopen, moe, auto… Deiktische woorden hebben een betekenis die wel situatiegebonden is. In een zin als Ik zie hem daar. kan Ik verwijzen naar ‘Jan, An, de lerares, de buur…’; hem naar ‘een vriend, Bart, een postbode’ en daar kan ‘in de winkel, op een bank …’ zijn. Die woorden hebben dus geen onafhankelijke, maar een verwijzende betekenis. Functiewoorden ten slotte zijn woorden als de, het, een, in, op, maar, of, toch, als … Het zijn lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden. Ze krijgen alleen betekenis in de woordgroep waarin ze gebruikt worden: de deur, het huis, in de zaal, op de stoel, groen of rood … Het zijn woorden met een groepswaarde. Denotatie en connotatie

Raadpleeg de begrippen denotatie, connotatie, pejoratief, melioratief, eufemisme en dysfemisme uit de Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands op blz. 523.

5.2.2 Modaliteit Soorten modaliteit

Modaliteit is de houding of waardering van de spreker ten opzichte van wat hij zegt of schrijft. Als we iets zeggen of schrijven, blijkt op de een of andere manier of we onze boodschap als zeker, waarschijnlijk, onmogelijk … beschouwen. Bij werkelijkheidsmodaliteit druk je als spreker uit of je iets als zeker, waarschijnlijk, onmogelijk … beschouwt. Vergelijk: Ze is ziek (zekerheid). Ze is vermoedelijk ziek. Ze zou wel eens ziek kunnen zijn. Ze is ziek (met intonatie waaruit je twijfel blijkt). Bij wensmodaliteit druk je een wens, verzoek of verlangen uit. Hopelijk vinden ze hun geld terug. Doe het raam eens open. Hier kan ook de irrealis vermeld worden. Was ik nog maar student! (irreële wens)

526

Taalbeschouwing

Het Frans, Engels en Duits hebben voor de wensmodaliteit nog een speciale werkwoordvorm (conjunctief, subjonctief). Je veux que tu fasses ton devoir. If I were a rich man. Wäre ich doch schon erwachsen. (volwassen) Het Nederlands heeft hiervoor in oude uitdrukkingen soms ook nog een aparte vorm. God zegene ons. (aanvoegende wijs) Heden ten dage gebruik je bij dergelijke zinnen gewoon de onvoltooid verleden tijd. Was ik toch maar thuis. Bij gevoelsmodaliteit druk je samen met je woorden je gevoel uit. Gelukkig was hij op tijd. We waren jammer genoeg te laat. Ik heb haar helaas niet gezien. Een andere vorm van modaliteit heeft te maken met bevel, verplichting, toelating, verbod … Je moet direct naar huis. Je hoeft nog niet naar huis. Je kunt nog een tijdje blijven. Je mag nog een tijdje blijven. Manieren om modaliteit uit te drukken

Er bestaan verschillende manieren om modaliteit uit te drukken: • de soort zin: mededelend, vragend of uitroepend • modale werkwoorden: kunnen, mogen, moeten … Vergelijk: Hij kan zwemmen (niet-modaal). Je kunt nog een tijdje blijven (modaal). • modale zinnen: Het is mijn wens dat … Ik wou dat … Voor zover ik weet … • Modale bijwoorden of adjectieven: Hij heeft het vermoedelijk, waarschijnlijk, misschien … gedaan; hij is de vermoedelijke dader. • Modale werkwoordtijd: Wist ik dat maar. Had ik maar geld. • Intonatie: Jan kan goed dansen. (met een intonatie die zekerheid, ongeloof … uitdrukt) • Connotatie: Pas op hé, kameraad! • Ook je lichaamstaal kan modaliteit aan je uitspraak toevoegen. Bij geschreven boodschappen speelt lichaamstaal uiteraard geen rol, maar dan zijn er andere middelen: Je was weer niet aanwezig!!! Hé, ouwe knar  In de volgende voorbeelden staan de modale elementen cursief. Els heeft het nieuwtje aan Dominiek verteld. Els kan dat nieuwtje aan Dominiek verteld hebben. Els heeft dat nieuwtje waarschijnlijk aan Dominiek verteld. Els moet dat nieuwtje aan Dominiek verteld hebben. Els moet dat nieuwtje aan Dominiek vertellen. Els, vertel dat nieuwtje maar aan Dominiek. Els heeft dat nieuwtje jammer genoeg aan Dominiek verteld. Els blijkt dat nieuwtje aan Dominiek verteld te hebben. Els had dat nieuwtje aan Dominiek moeten vertellen. Voorbeelden uit http://taaltelefoon.vlaanderen.be

5•Semantischdomein

527

5.2.3 Onder de loep

Ik moet niks Modaliteit is, enigszins huiselijk gezegd, alles wat met het uitdrukken van een mening te maken heeft. ‘Het regent morgen’ is een neutrale zin, ‘Ik denk dat het morgen regent’ is een mening. Ook ‘Misschien regent het morgen’, ‘Het mag morgen weleens regenen’ en ‘Het zou morgen best weleens kunnen regenen’ zijn geen neutrale beschrijvingen van hoe het weer morgen zal zijn. Je drukt ermee uit hoe je de weerssituatie morgen inschat (de waarschijnlijkheid), of hoe je daar tegenover staat (de wenselijkheid). Het Nederlands kent een zeer uitgebreid repertoire van modale woorden en uitdrukkingen. Niet alleen in de vorm van een eindeloos combineerbare verzameling woordjes als nou, toch, maar, ooit, best, wel, eens en een keer, maar ook in de vorm van de zogeheten modale werkwoorden moeten, mogen, willen, kunnen, zullen, lijken, blijken en schijnen. Die modale werkwoorden vormen zelfs een compleet systeem. Hoe zit dat in elkaar? Er zijn twee belangrijke soorten modaliteit: waarschijnlijkheid en wenselijkheid. Dat zijn allebei begrippen met een glijdende schaal: iets kan meer of minder waarschijnlijk zijn, en ook meer of minder wenselijk. Bij waarschijnlijkheid hoort lijken, bij wenselijkheid hoort willen. Als je het hebt over de waarschijnlijkheid dat iemand lacht, dan kun je dat verwoorden met ‘Hij lijkt te lachen.’ Gaat het over de wenselijkheid van die lach, dan kun je zeggen: ‘Hij wil lachen.’ De twee uitersten van elke schaal hebben een apart werkwoord. Als iets heel erg waarschijnlijk is en wel zo waarschijnlijk dat het niet waarschijnlijker kan, dan is het zeker. In dat geval kun je zeggen: ‘Hij zal lachen.’ Is het echter heel onwaarschijnlijk en wel zo onwaarschijnlijk dat het niet onwaarschijnlijker kan, dan is het nog net mogelijk. Dan

gebruik je: ‘Hij kan lachen.’ Bij wenselijkheid precies hetzelfde. Vind je iets heel erg wenselijk, zo erg dat het niet wenselijker kan, dan vind je het dus verplicht. Dan zeg je: ‘Hij moet lachen.’ Vind je het daarentegen heel, heel erg onwenselijk, maar vind je het nog net kunnen, dan is het nog net toegestaan: ‘Hij mag lachen.’ In de figuur zijn de zes basiswerkwoorden van modaliteit in een schema gezet. Wenselijkheid en waarschijnlijkheid lijken dus heel erg op elkaar: wenselijkheid gaat van mogen via willen naar moeten, en waarschijnlijkheid op dezelfde manier van kunnen via lijken naar zullen. Ze roepen allebei een fantasiewereld op, waar de spreker een mening aan toevoegt. Het verschil is dat er bij wenselijkheid sprake is van macht, en bij waarschijnlijkheid niet. Als je zegt: ‘Hij wil op tijd aanwezig zijn’, dan gaat het erom dat hij macht aanwendt om invloed uit te oefenen op de waarschijnljkheid van zijn tijdige aanwezigheid. Zeg je: ‘Hij lijkt op tijd te komen’, dan doe je geen uitspraak over de invloed die iemand daar eventueel op heeft. Modaliteit gaat dus niet alleen over meningen, maar ook over machtsverhoudingen. Dat kun je goed zien aan het volgende voorbeeld. Stel, een moeder zegt tegen haar kind:

‘Je moet je kamer eens opruimen.’ In dat geval is er duidelijk sprake van een verplichting. Zegt daarentegen de ene buurman tegen de andere: ‘Je moet je auto eens wassen’, dan geeft hij alleen aan dat hij het wenselijk vindt. De machtsverhouding tussen de twee buren is meestal niet van dien aard dat een modale uitspraak tot echte verplichting leidt. In deze voorbeelden wordt de betekenisverschuiving teweeggebracht door wie het zegt. Maar het kan ook de context zijn die de betekenis laat verschuiven. De betekenis van mogen is ‘toegestaan zijn’ (de linkerbovenhoek), maar in een formele context (bv. de wachtkamer van een ziekenhuis) schuift de betekenis van mogen op naar het midden, naar ‘in de gegeven situatie wenselijk zijn’. ‘U mag daar plaatsnemen’ betekent dan niet ‘Het is u toegestaan daar plaats te nemen’, maar ‘Het is wenselijk dat u daar plaats neemt.’ Het behoort tot de sociale verkeersregels dat je die betekenisverschuiving aanvoelt. Als je tegen je buurman zegt: ‘Je moet je auto eens wassen’ en hij antwoordt: ‘Hoezo, ik moet mijn auto wassen? Ik moet helemaal niks!’ betekent dit dat je buurman niet zo goed is in het balanceren op de slappe koord van de gespreksmodaliteit.

macht niet wenselijk toegestaan

wenselijkheid uitgedrukt in willen

mogen

moeten

kunnen niet waarschijnlijk

zeer wenselijk verplicht

zullen waarschijnlijkheid uitgedrukt in lijken

zeer waarschijnlijk

kennis Modaliteitenveld: overzicht van de mogelijke subtiele verschuivingen van modale werkwoorden (Onze Taal). Naar: Peter Arno Coppen, Onze Taal

528

Taalbeschouwing

Deixis Taal bevat woorden die niet begrepen kunnen worden als het referentiekader van de spreker niet bekend is. Onder deze woorden bevinden zich hier, daar, dit, dat, nu, dan, gisteren en (persoonlijke) voornaamwoorden zoals ik, jij, hem, haar, hen en hun. Sommige zinnen zijn onmogelijk te begrijpen als je niet weet wie aan het woord is en over wat, waar en wanneer er gesproken wordt. Bijvoorbeeld: ‘Je moet dat morgen terugbrengen, want ze zijn nu niet hier.’ Zonder context is deze zin bijzonder vaag. Hij bevat een groot aantal woorden (je, dat, morgen, ze, nu, hier) waarvan de interpretatie afhangt van de fysieke situatie waarin ze uitgesproken worden. Dat zijn duidelijke voorbeelden van talige elementen die alleen begrepen kunnen worden in termen van de bedoeling van de spreker. Die talige elementen worden deiktische elementen genoemd, naar het Griekse deixis dat ‘aanduiding’ betekent.

Deiktische elementen die gebruikt worden om een persoon mee aan te duiden worden persoonlijke deixis genoemd. Elementen die een plaats moeten aanduiden, zijn gevallen van plaatsdeixis en elementen die een tijdstip moeten aanduiden worden tijdsdeixis genoemd. Al deze deiktische elementen moeten geïnterpreteerd worden als de persoon, het tijdstip en de plaats die de spreker in gedachten heeft. Er is bijvoorbeeld een onderscheid tussen dat wat dicht bij de spreker plaatsvindt (dit, hier, nu) en datgene wat verder bij de spreker vandaan is (dat, daar, dan). Het is ook mogelijk aan te geven of een beweging in de richting van de spreker gaat of juist bij de spreker vandaan beweegt. Als je iemand zoekt en ze verschijnt terwijl ze op je afloopt, dan zeg je: ‘Daar komt ze!’ Als je haar echter ziet terwijl ze bij je vandaan loopt, dan zeg je: ‘Daar gaat ze!’

Cover van The study of language.

Vertaald naar George Yule, The study of language

De gekkenamengekte Vrienden van mij kregen een zoon. Kees werd in het ziekenhuis geboren, dus de verloskundige was er uiteindelijk niet bij betrokken geweest. Om nog even te laten weten dat Kees gezond en wel ter wereld was gekomen, belden mijn vrienden de verloskundige maar eens op. Haar reactie: ‘Kees! Leuk! Is het een meisje?’ Bizarre vraag, zou je denken, maar de vorige twee Kezen die bij deze verloskundige geboren waren, waren meisjes geweest. Dat Kees gewoon een jongensnaam is, is blijkbaar bijzonder. Dit is natuurlijk het ultieme bewijs dat we helemaal gek zijn geworden met namen. Is het een reactie op alle ‘gewone Hollandse namen’ die ook zo in de mode zijn? Daan, Sophie, Tim, Julia? Hoe het ook zij, de afgelopen tijd heb ik in mijn omgeving de volgende namen de revue zien passeren. De jongens: Oren, Skipper, Spijker, Splinter, Bink, Boet, Broer, Dijk, Hero, King, Djengis, Gras, Bruin, Gajes, Elvis, Stone, Pepper, Tijger, River, Pop en Kenzo. En o ja, een klein jongetje dat August Bonifatius werd genoemd.

De meisjes: Venus, Wiveka, Shibuti, Shobini, India, Muze, Mare, Mirage, Zonne, Lentye, Bloeme, Noni Bloem, Reinoa, Lewin Tammes, Delta, Javai, Mus, Tijgerlelie, Bende en Nike. En Wolf – voorheen een rare jongensnaam, nu een rare meisjesnaam. Het lijkt of ouders hun eigen originaliteit willen bewijzen via hun kinderen. Het mag niet meer gewoon een naam zijn, het moet betekenis hebben, ergens vandaan komen, diep over nagedacht zijn. Ik hoorde van een jongetje dat Jomm heet. Voor de dubbele M is gekozen, omdat de ouders alle twee een naam hebben die met een M begint. Van de wet mag het allemaal, zolang je geen achternaam als voornaam geeft, of iets ‘ongepasts’ zoals een geslachtsdeel. Kortom: de wet biedt genoeg ruimte om finaal de fout in te gaan. Hoog op de walgindex staat wat mij betreft: je kind noemen naar de plek waar het verwekt is. Florentine is erg (‘Van toen papa en ik in Florence waren … heerlijk … toen hij nog wel naar me keek …’) – bedankt, te veel informatie. Maar ook Heli

Cover van Taal is zeg maar echt mijn ding.

5•Semantischdomein

529

heb ik horen langskomen. Vanwege de helikopter die eraan te pas moest komen om de aanstaande moeder naar het ziekenhuis te vervoeren. En trouwens, wat te denken van Diezel. Een meisje. Verwekt in een auto die op diesel rijdt. Ai. Het meest hilarische aan deze namen vind ik nog dat ik ze later serieus zal moeten nemen. Als ik bejaard ben en mijn leven moet gered worden door een of andere cardioloog, dan kan het heel goed zijn dat die respectabele man Bietje heet. Het is natuurlijk allemaal de schuld van de Bekende Mensen. Die geven bij voorkeur heel gekke namen. Enkele voorbeelden: Madonna: Lourdes en Rocco De bekende kok Jamie Oliver: Daisy Boo en Poppy Honey David en Victoria Beckham: Brooklyn, Romeo en Cruz Popicoon Frank Zappa: Moon Unit, Ahmet Emuuhka Rodan, Dweezil en Diva Bob Geldof: Fifi Trixibelle, Peaches Honeyblossom en Pixie Frou-Frou Er wordt wel gezegd dat dit komt omdat bekende mensen de drang voelen in alles bijzonder te zijn. Zou kunnen. Maar ik heb nog een andere theorie. Deze groep is eraan gewend dat alles wat zij doen, minutieus bestudeerd wordt door het hele volk.

Aanvankelijk is dat leuk, en daarna moet het je volledig koud laten. Als bekende mensen zich niet kunnen losweken van hun publieke imago, redden ze het niet, kijk maar naar Kurt Cobain. Als het goed is, krijg je als bekend persoon op een gegeven moment schijt aan de publieke opinie. Als je na dat moment een kind krijgt, is dat praktisch vragen om een gekke naam. Toch wil ik ook een lans breken voor de gekke naam. In je jeugd is het even doorbijten, maar als je eenmaal groot bent, en je wilt iets doen waarvoor het nodig is dat mensen je naam onthouden, dan heb je iets goeds in handen. Als Elvis Rot (dochter van Jan Rot) later singer-songwriter wil worden, zal haar naam vele, vele malen beter blijven hangen dan Marieke de Vries. Gaat Elvis echter bij de belastingsdienst werken, dan is het weer minder makkelijk. (Of bij de viswinkel! Horror!) Ik denk dat geen enkele ouder een naam wil geven die echt problemen op gaat leveren, maar aan de andere kant wil ook weer niemand een naam die iedereen al heeft. Ouders moeten schipperen tussen ‘niet te gek’ en ‘niet te gewoon’. De aandoenlijkste rare naam die ik ben tegengekomen is verzonnen door ouders die hun kind Brian wilden noemen. Helaas wisten ze niet precies hoe je dat schrijft. Nu heet het jongetje Brain. Naar: Paulien Cornelisse, Taal is zeg maar echt mijn ding

Citaatsjablonen Brugge is het Venetië van het Noorden, dat weet iedereen. Wat minder mensen weten, is dat Boekarest het Parijs van het Oosten is, en Hongkong het New York van het Verre Oosten. Het procedé is doorzichtig: je neemt een bekende uitdrukking, een citaat of een gevleugeld woord, en je vervangt een of meer woorden door andere. Hoe vaker je het doet, hoe meer het citaat zich ontwikkelt tot een ‘sjabloon’: een uitdrukking met vrije invulplaatsen. In het bovengenoemd voorbeeld is dat ‘X is het Y van Z’. Invulling van het sjabloon ontleent vervolgens zijn extra betekenis aan het oorspronkelijke citaat: Brugge heeft bepaalde kenmerken gemeen met Venetië. Wat die kenmerken precies zijn, wordt overgelaten aan de verbeeldingskracht van de lezer. Dergelijke citaatsjablonen zijn heel vaak terug te vinden in krantenkoppen. Zo worden boektitels al eens veranderd: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (M. Kundera) wordt ‘De ondraaglijke lichtheid van digitale televisie’ en Liefde in tijden van cholera (G. Marquez) klinkt dan als ‘Liefde in tij-

530

Taalbeschouwing

den van aanslagen/kanker/eenzaamheid/oorlog/ varkensgriep’. Maar ook in lopende tekst doet men aan sjabloonvorming. Zo blijken er opvallend veel personen als kind ‘in ketels’ te zijn ‘gevallen’. Door te zeggen dat ‘iemand in een ketel met cola’ gevallen is, maak je snel duidelijk dat hij een groot colaliefhebber is en als het ware doordrenkt is met deze drank. Het sjabloon is een variant op een uitspraak over de stripheld Obelix (uit de strip Asterix), die als kind in een ketel met toverdrank is gevallen en daardoor zijn leven lang onoverwinnelijk blijft. Citaatsjablonen komen zowel voort uit de populaire cultuur als uit de ‘hoge’ cultuur. Het bekende televisieprogramma Boer zoekt vrouw heeft geleid tot talloze invullingen van het citaatsjabloon ‘X zoekt Y’ (Boer zoekt hobby, Mens zoekt hobby en Hoer zoekt klant). Ze kunnen ook aansluiten bij een gevleugeld woord: Waar werd oprechter strijd ter wereld ooit gevonden dan tussen AZ en Ajax? varieert op de dichtregels van Vondel: ‘Waar werd oprechter trouw / dan tussen man en vrouw / ter wereld ooit gevonden?’.

Waarom worden citaatsjablonen toegepast? Ten eerste sluit het citaatsjabloon aan bij hoe de taal werkt. Volgens een recente wetenschappelijke theorie (de ‘constructiegrammatica’) bestaat de taal vrijwel uitsluitend uit ‘constructies’: sjablonen met invulplaatsen. Er zijn talloze bijzondere sjablonen in elke taal aan te wijzen: ‘een X van een Y’ (een schat van een kind, een draak van een film), ‘een X of Y’ (een stuk of drie, een dag of tien), waarin de constructie zelf een extra betekenis aan de combinatie van de ingevulde delen verleent. Interessant is dat er aanwijzingen zijn dat het leren van een (tweede) taal ook zo lijkt te werken: taalleerders pikken hele constructies tegelijk op (zogeheten ‘chunks’), en ontdekken daarin geleidelijk aan de invulplaatsen. Maar er is nog een reden waarom citaatsjablonen

onder journalisten populair zouden kunnen zijn. Ze doen namelijk een beroep op gezamenlijke kennis. De lezer die ‘Het verdriet van Coevorden’ leest, de titel van een manifest, wordt geacht te weten dat er een boek bestaat met de titel Het verdriet van België. Met die knipoog probeert de journalist de afstand tot de lezer te verkleinen. De lezer wordt a.h.w. uitgenodigd in een kring van cultureel ingewijden. Net als de echte knipoog, of de por in de zij, is het citaatsjabloon een sociaal signaal van verbondenheid. Daar komt nog eens bij dat het citaatsjabloon appelleert aan de universele hang naar het spelen met taal en cultuur. Veel mensen houden van het taalspel met die hele en halve verwijzingen, en een plotselinge herkenning van een citaatsjabloon kan een prettig gevoel teweegbrengen. Naar: Onze Taal

De zwartrok bekeerde de roodhuid: over metonymieën Een metonymie of betekenisverschuiving is als stijlfiguur een soort beeldspraak waarbij wat feitelijk bedoeld wordt (de referent) niet rechtstreeks genoemd wordt, maar aangeduid wordt met behulp van een verband. Anders dan bij een metafoor, die gebaseerd is op een gelijkenis tussen beeld en referent, zoals ‘Die man is een varken’, wordt bij metonymie dus het origineel (die man) niet genoemd. De meest gebruikte metonymieën in het Nederlands zijn: • pars pro toto (Latijn: deel voor geheel): bv. Laten we even de neuzen tellen. (Een neus is een deel van een persoon, maar wordt hier als de volledige persoon beschouwd.) • het totum pro parte (Latijn: geheel voor deel): bv. Nederland won van Duitsland. (Elf voetballers worden als heel Nederland beschouwd.)

• de maker voor het gemaakte: bv. In de National Gallery hangt een prachtige Rubens. (een schilderij van Rubens) • de plaats voor de inwoners: bv. Oostende is trots op zijn strand. (de inwoners van Oostende) • het voorwerp voor de inhoud: bv. Laten we nog een laatste glas drinken. (een glas wijn, bier …) • de plaats (geoniem of toponiem) voor een product of voorwerp: bv. Laten we een glaasje bordeaux drinken. (wijn uit de wijnstreek van Bordeaux) • de oorzaak voor het gevolg: bv. Er staan vuile vingers op het glas. (De vuile vingers zijn de oorzaak, de vlekken het gevolg.) • een persoon voor een product of voorwerp (een eponiem): Ik lust wel een sandwich. (Een sandwich is een snack ‘uitgevonden’ door de vierde Earl of Sandwich.)

5•Semantischdomein

531

6

Orthografisch domein 6.1

Begrippen

De meeste begrippen worden toegelicht in het spellingonderdeel (blz. 533-544). Ze worden hier geen tweede keer opgenomen. Voor een complete oplijsting verwijzen we naar Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands. grafeem

Het woord ‘stoep’ bestaat uit de grafemen s, t, oe en p.

Spellingtegenhanger van een foneem. Bestaat uit 1, 2 (ie, oo, ch …) of meer letters (ouw).

trema

geïnvesteerd, ruïne

Voorheen vaak aangeduid als deelteken.

umlaut

überhaupt

accent aigu

café, één, hé, hét boek van het jaar

Heeft twee functies: uitspraakteken (verplicht) en klemtoonteken (facultatief).

accent grave

scène, blèren

Heeft de functie van uitspraakteken (verplicht).

accent circonflexe

gêne, Neêrland (van: Nederland)

Heeft twee functies: uitspraakteken (verplicht) en samentrekkingsteken.

tilde

mañana

cedille

Provençaals

koppelteken

zwart-wit, mee-eter

Een liggend streepje om te verbinden of te scheiden.

weglatingsstreepje

in- en uitvoer muziek-cd of -dvd

Een liggend streepje om een samentrekking van woorden door weglating van een deel van een woord te signaleren.

apostrof

cd’s, pony’tje, papa’s, sms’te, A’dam, ‘s avonds

Begrippen i.v.m. spelling.

ronde haakjes

()

vierkante haakjes

[]

punthaakjes

schuine streep, slash

m/v

backslash

omgekeerde slash: \

Begrippen i.v.m. interpunctie en leestekens.

afkorting

a.u.b., bv.

Je leest ze meestal als het volledige woord (alstublieft, bijvoorbeeld).

symbool

km, ha, €, @

Alfabetisch of niet-alfabetisch teken. Wordt als een volledig woord gelezen.

initiaalwoord

aso, EHBO, pc

Woord gevormd uit de beginletters van de samenstellende delen van het woord of de woordgroep. Wordt letter per letter uitgesproken.

letterwoord, acroniem

aids, radar, vip, NATO

Woord gevormd uit de beginletters van de samenstellende delen van een woord of woordgroep. Wordt niet letter per letter uitgesproken, maar als een gewoon woord.

verkorting

Benelux, horeca

Woord gevormd uit een of meer ingekorte lettergrepen van een woord of woordgroep.

clipping

unief, intro, prof

Verkorte vorm van een langer woord (universiteit, introductie, professor.)

Begrippen i.v.m. afkortingen.

532

Taalbeschouwing

6.2

Over spelling en interpunctie

Je vindt hier een zeer beknopt overzicht. Voor een uitvoerig overzicht kun je terecht op http://woordenlijst.org van de Nederlandse Taalunie.

6.2.1 Spellingprincipes De Nederlanse spelling is fonologisch. Je schrijft een woord in principe zoals je het in het Algemeen Nederlands uitspreekt. Je schrijft fiets, boom, deur … omdat je fiets, boom, deur … zegt. Van dat hoofdprincipe kan er omwille van drie nevenprincipes afgeweken worden. • Het principe van de gelijkvormigheid Je schrijft eenzelfde woord, stam, voor- of achtervoegsel zo veel mogelijk op dezelfde manier. Je schrijft niet waart (alhoewel je het woord zo uitspreekt), maar waard, omdat je ook waarde schrijft. Zo is de stam van het werkwoord vinden, vind en niet vint en schrijf je uitvallen, hoewel je volgens de assimilatieregels uitfallen zegt. • Het principe van de overeenkomst of analogie Je schrijft een woord naar overeenkomst met een ander woord. Zo schrijf je grootte en breedte (bijvoeglijk naamwoord + te), omdat je ook dikte, hoogte, lengte schrijft. Je schrijft stationsstraat, omdat je stationsplein schrijft. Je schrijft hij antwoordt, omdat je hij loopt schrijft. • Het principe van de etymologie Je schrijft thuis en niet tuis, omdat thuis van te huis komt. Je schrijft computer, überhaupt, gêne, omdat die woorden in de taal waaruit ze komen ook zo geschreven worden (donorprincipe).

6.2.2 Spellingregels voor de vervoeging van werkwoorden De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t)

Als je hiervoor het principe van de gelijkaardigheid of analogie gebruikt, zul je de meeste fouten vermijden. Als je twijfelt, vergelijk je met ‘werken’ (infinitief: werken; stam: werk-; uitgang: -en). werken

andere voorbeelden wachten

verhuizen

fuiven

1

ik werk

wacht

verhuis

fuif

2

jij werkt

wacht

verhuist

fuift

3

hij, zij, het, u werkt

wacht

verhuist

fuift

4

wij, jullie, zij werken

wachten

verhuizen

fuiven

Bijna alle Nederlandse werkwoorden worden in de o.t.t. volgens dat patroon vervoegd (behalve: zijn, hebben, zullen, kunnen …).

De ww waarvan de stam al op -t eindigt, krijgen in vorm 2 en 3 de uitgang -t niet.

Als de stam op -z eindigt, let je op vorm 1, 2 en 3.

Als de stam op -v eindigt, let je op vorm 1, 2 en 3.

VORM

De vervoeging van ‘werken’ in de o.t.t.

Let op! ‘Je werkt’, maar ‘werk je?’ en ‘je antwoordt’, maar ‘antwoord je?’. ‘Antwoordt je broer?’, want het is ook: ‘werkt je broer?’. Je is hier bezittelijk voornaamwoord. Het onderwerp is ‘je broer’. Voor de o.t.t. van werkwoorden van Engelse oorsprong neem je opnieuw werken als voorbeeld. Je moet alleen de stam van het werkwoord van Engelse herkomst kunnen identificeren.

6•Orthografischdomein

533

Als er geen leesverwarring mogelijk is, is de uitgang van het werkwoord -en. Bij faxen is de stam fax en de uitgang -en, want je kunt fax niet verkeerd lezen. Hetzelfde geldt voor bv. de stam finish, download, lobby … Als er wel leesverwarring mogelijk is, is de uitgang van het werkwoord -n. Bij deleten is de stam delete en de uitgang -n. De vorm delet zou je namelijk fout lezen. Hetzelfde geldt bv. voor de stam time, pierce, race, recycle … stam

werken werk-

faxen fax-

deleten delete-

1

ik werk

fax

delete

2

jij werkt

faxt

deletet

3

hij, zij, het, u werkt

faxt

deletet

4

wij, jullie, zij werken faxen

deleten

De vervoeging van werkwoorden van Engelse oorsprong.

Bij sommige werkwoorden van Engelse oorsprong schuilt er nog een ander addertje onder het gras. • Soms eindigt de stam op een dubbele medeklinker (bv. grillen, stressen, baseballen …). Als je die dubbele medeklinker (grillen, stressen, basketballen …) niet nodig hebt om de vervoegde vorm correct uit te spreken, wordt de medeklinker enkel geschreven. Als de dubbele medeklinker wel noodzakelijk is (baseball, pass …), schrijf je hem dubbel. Dus: ik gril, jij strest, hij basketbalt, zij jobhopt …, maar ik baseball, ik pass (‘geef een pass’) … • Scoren, promoten, choken … De o in de voorlaatste lettergreep wordt als een Nederlandse o uitgesproken. Je behandelt dergelijke werkwoorden zoals bv. loten en horen. Dus: ik hoor, jij hoort, hij hoort, wij horen en dus ook ik chook, jij promoot, hij scoort, wij choken. De onvoltooid verleden tijd (o.v.t.)

Bij de onregelmatige werkwoorden zijn er maar twee vormen: de enkelvoudsvorm en de meervoudsvorm. Een paar voorbeelden: Ik, jij, hij, u zong, keek, liep, ging … Wij, jullie, zij zongen, keken, liepen, gingen … Bij de regelmatige werkwoorden ligt het iets moeilijker: je gaat uit van ’t kofschip. Is de laatste letter van de stam een letter van ’t kofschip (dus t/k/f/s/ch/p), maar ook /sj/ zoals in smash of /tsj/ zoals in switch, dan voeg je in het enkelvoud -te toe en in het meervoud -ten. Is de laatste letter van de stam geen letter van ’t kofschip, dan voeg je in het enkelvoud -de en in het meervoud -den aan de stam toe. Voor de o.v.t. van werkwoorden van Engelse oorsprong kun je hier dezelfde strategie toepassen. Ze zijn overigens allemaal regelmatig. Dus net zoals je ik werkte schrijft (stam+te), schrijf je ik faxte, ik editte … en net zoals je ik luisterde (stam+de) schrijft, schrijf je ik designde, ik bingode, ik downloadde. Bij de werkwoorden van Engelse oorsprong waarbij de eind -e tot de stam behoort (timen, breakdancen, deleten …), is het de laatst uitgesproken letter die bepaalt of de verleden tijd al dan niet volgens de ’t kofschip-regel gevormd wordt. Bij bv. delete is de laatst geschreven letter een -e, maar de laatst uitgesproken letter een -t. Delete valt onder de ’t kofschip-regel. Je schrijft dus ik deletete (stam+te), net zoals je ik werkte (stam+te) schrijft. Maar bij bv. time is de laatst geschreven letter een -e, maar de laatst uitgesproken letter een -m. Time valt niet onder de ’t kofschip-regel. Het is dus ik timede (stam+de) net zoals het ik luisterde (stam+de) is.

534

Taalbeschouwing

werken

breakdancen

luisteren

timen

ik werkte

breakdancete

ik luisterde

timede

jij werkte

breakdancete

je luisterde

timede

hij werkte

breakdancete

hij luisterde

timede

we werkten

breakdanceten

wij luisterden

timeden

jullie werkten

breakdanceten

jullie luisterden

timeden

ze werkten

breakdanceten

zij luisterden

timeden

De vervoeging van voorbeeldwerkwoorden in de o.v.t.

Let op! Ik promootte (vergelijk ik lootte), scoorde (vergelijk ik hoorde), ik grilde, ik basketbalde, ik baseballde. Het voltooid deelwoord van de regelmatige werkwoorden (VD)

Schrijf je in de o.v.t. -te als uitgang, dan krijgt het voltooid deelwoord een -t als uitgang. Schrijf je in de o.v.t. -de als uitgang, dan krijgt het voltooid deelwoord een -d als uitgang. Uiteraard krijgen vormen als gewacht en geantwoord geen extra -t of -d meer als uitgang. Voorbeelden: Ik werkte, ik maakte, ik wenste …, dus ook ik heb gewerkt, gemaakt, gewenst … Ik speelde, ik luisterde, ik noteerde …, dus ook gespeeld, geluisterd, genoteerd. Voor het voltooid deelwoord van de werkwoorden van Engelse oorsprong geldt dezelfde regel: Ik breakdancete leidt tot ik heb gebreakdancet (vergelijk gewerkt, dus ge+stam+t) Ik timede leidt tot ik heb getimed (vergelijk geluisterd, dus ge+ stam+d) Een voltooid deelwoord kun je ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. In dat geval moet het soms verbogen worden. We beperken ons tot de voltooide deelwoorden van de regelmatige werkwoorden, waaronder dus ook de werkwoorden van Engelse oorsprong. Ook hier geldt het principe van de gelijkaardigheid. Je vergelijkt met een zuiver bijvoeglijk naamwoord. Je voegt de uitgang (bv. -e) toe en je past de regels toe van open en gesloten lettergrepen. bijvoeglijk naamwoord verbogen

voltooid deelwoord verbogen

dood

een dode man

gedood

een gedode man

groot

een grote foto

vergroot

een vergrote foto

licht

een lichte opdracht

verlicht

een verlichte straat

blind

de blinde vrouw

verblind

een verblinde vrouw

De verbuiging van voltooide deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden.

De imperatief

In de meeste gevallen schrijf je in de imperatief gewoon de stam; bv. Werk verder!, Luister! Je schrijft dus ook: Antwoord direct!, Time je opdracht beter!, Delete dat bestand!, Wacht op mij! Als de imperatief door ‘u’ gevolgd wordt, moet je een -t toevoegen, maar alleen als ‘u’ onderwerp is zoals bv. Gaat u maar verder! Loopt u even door! Je schrijft echter wel: Informeer u bij de directeur! In die zin is ‘u’ geen onderwerp (‘u informeert bij de directeur’ is zelfs geen correcte zin), maar wel wederkerend voornaamwoord. In de zin ‘Informeert u zich maar bij de directeur!’ is ‘u’ dan wel weer onderwerp, en is ‘zich’ daar het wederkerend voornaamwoord.

6•Orthografischdomein

535

6.2.3 Het gebruik van hoofdletters Het gebruik van de hoofdletters kan te maken hebben met de plaats van het woord in de zin. • Je schrijft het eerste volledige woord van een zin met een hoofdletter: Hij houdt van schaken. ’s Morgens is hij nooit op z’n best. • Als het eerste woord een cijfer is, schrijf je echter geen hoofdletter: 2001 was een heel slecht jaar. • Je schrijft ook een hoofdletter bij het eerste woord van een volledige zin die geciteerd wordt: Jonas zei: ‘Ik zal nooit ophouden met schrijven.’ Het gebruik van de hoofdletters kan ook met conventie te maken hebben. Je schrijft een hoofdletter bij: • voornamen en familienamen: Lutgart Stuyver • aardrijkskundige namen: België, Europa, West-Vlaanderen, Brugge, de Schelde, BrusselNoord, de Pyreneeën, de Kapellestraat • talen en dialecten: het Latijn, het Nederlands, het Brabants • planeten en sterrenbeelden: Mars, de Kleine Beer • instellingen: de Nederlandse Taalunie, het Sint-Jozefscollege, het Parlement • monumenten, gebouwen, standbeelden: het Louvre, het Vrijheidsbeeld • feestdagen: Kerstmis, Pasen, het Feest van de Arbeid • historische gebeurtenissen: de Tweede Wereldoorlog • kranten, tv-programma’s …: Het Nieuwsblad, Goal live • God en heilige personen: de Messias, Boeddha

6.2.4 De tussenletter in samenstellingen Een samenstelling is een woord dat gevormd wordt door twee of meer zelfstandige woorden met elkaar te verbinden. Een afleiding is een woord dat gevormd wordt door aan een zelfstandig woord een voor- en/of een achtervoegsel te hechten. samenstelling afleiding

samenstellende delen

resultaat

mier + hoop

mierenhoop

bij + korf

bijenkorf

on + wezen + lijk

onwezenlijk

gedachte+ loos

gedachteloos

Samenstellingen en afleidingen.

De tussenletter ‘s’ in samenstellingen

Als je een extra /s/ hoort in samenstellingen, schrijf je die ook (dorpskern, meningsverschil). Soms bestaan de vormen met en zonder /s/ gewoon naast elkaar. Bijvoorbeeld: spellingregel en spellingsregel druggebruiker en drugsgebruiker geluidhinder en geluidshinder huidkleur en huidskleur vervoerbedrijf en vervoersbedrijf voorbehoedmiddel en voorbehoedsmiddel Je schrijft een extra /s/ in een samenstelling waarvan het rechterdeel met een sisklank begint op basis van analogie met een rechterdeel dat niet met een sisklank begint. Bijvoorbeeld: stationsplein, stationsstraat stationsgebouw, stationschef dorpsplein, dorpsschool

536

Taalbeschouwing

De tussenletter ‘e(n)’ in samenstellingen

Je schrijft ‘en’ als het eerste deel alleen een meervoud op ‘(e)n’ heeft. Hierop zijn drie uitzonderingen (waarbij je dus ‘e’ schrijft): • de maneschijnregel: als het eerste deel van het woord verwijst naar een uniek iets of iemand. • de paddestoelregel: als het woord niet meer als een echte samenstelling van twee zelfstandige delen wordt beschouwd (verborgen samenstelling). • de beresterkregel: als het eerste deel het tweede deel versterkt en als ze samen een bijvoeglijk naamwoord vormen. regel

eerste deel enkelvoud

meervoud

Het eerste deel heeft enkel een meervoud op -(e)n.

pan rug noot hart peul spin wieg

pannen ruggen noten harten peulen spinnen wiegen

pannenkoek ruggenmerg notendop hartenwens peulenschil spinnenweb wiegendood

maneschijnregel

Onze-Lieve-Vrouw zon

(er bestaat er telkens maar één van)

Onze-Lieve-Vrouwetoren zonneschijn

paddestoelregel

kin + bak paap + gaai

kinnebak papegaai (worden niet meer gezien als samenstellingen)

beresterkregel

boord + vol steek + blind

boordevol stekeblind (dit zijn bijvoeglijke naamwoorden)

Het eerste deel heeft enkel een meervoud op -s.

asperge mode horloge

asperges modes horloges

aspergesoep modeshow horlogemaker

Het eerste deel heeft een meervoud op -(e)n en op -s.

gedacht

gedachten gedachtes weduwen weduwes douane douanes

gedachtegang

weduwe douane

Het eerste deel heeft geen meervoud.

samenstelling

weduwepensioen douanehuisje

rijst gerst tarwe

(zelfstandig naamwoord rijstebrij gerstenat zonder meervoud) tarwekorrel

blind rood

(bijvoeglijk naamwoord) blindedarm rodekool

dwing(en) spin(nen) wieg(en)

(werkwoord)

dwingeland spinnewiel wiegelied

Gebruik van tussen-‘(e)n’ in samenstellingen.

6•Orthografischdomein

537

6.2.5 Woordtekens Trema

Je gebruikt het trema om aan te duiden dat twee opeenvolgende klinkers in een nietsamengesteld woord tot een verschillende lettergreep behoren. Je doet dat om leesverwarring, en dus ook vaak een foute uitspraak te voorkomen. Een paar voorbeelden: ruïne, poëzie, vacuüm, mozaïek, reëel, geüpdatet … Je schrijft geen trema • als er geen leesverwarring mogelijk is: realiteit, chaos, geopend, fonduen ... • op de combinatie i+ee: financieel (maar wel financiële) • op de combinatie i+ing: glooiing • op de combinatie i+ig: buiig • op de achtervoegsels -ien, -ienne: opticien, lesbienne • op -eum en -eus: museum, nucleus • in afleidingen met -achtig voorafgegaan door een a. In dat geval gebruik je een koppelteken: lila-achtig (maar lelieachtig, parvenuachtig …). • bij klinkerbotsingen in samenstellingen. Hier gebruik je een koppelteken in de plaats: zo-even, na-apen … Welke klinkers botsen?

De combinaties i+j, e+ij, e+ui en i+i leveren een klinkerbotsing op in een samenstelling (gummi-jas, vanille-ijs, college-uitstap, sproei-installatie), maar niet in een ongeleed woord of afleiding (bijectie, beijveren, geuit, kopiist). Een accent op een letter neemt de klinkerbotsing niet weg. We schrijven dus café-eigenaar.

a

e

i

o

u

a

a-a

a-e

a-i

ao

a-u

e

ea

e-e

e-i

eo

e-u

i

ia

i-e

i-i

io

iu

o

oa

o-e

o-i

o-o

o-u

u

ua

ue

u-i

uo

u-u

Schema van botsende klinkers.

Koppelteken

Het koppelteken dient meestal om woorden leesbaarder te maken. In de tabel vind je verschillende gevallen waarin je een koppelteken gebruikt, met voorbeelden.

538

regel

voorbeelden

maar: let op!

samenstellingen met botsende klinkers

zonne-energie auto-ongeval gala-avond zee-egel zo-even politie-inspecteur na-apen gummi-jas ski-internaat anti-intellectueel radio-interview vanille-ijs

skioord koffieautomaat politieofficier coauteur milieuadvies slaolie controleactie zijingang rijexamen (Dit zijn geen botsende klinkers.)

om herhaling van woorddelen te vermijden

voor- en nadelen zon- en feestdagen kunst- en antiekgids boven- en benedenverdieping schaakopeningen en -eindspelen

nieuwe en oude boeken lager en voortgezet onderwijs (Dit zijn geen woorddelen.)

in samengstelde aardrijkskundige namen

Oost-Brabant Oost-Brabants Indo-China Indo-Chinees Frans-Vlaanderen Frans-Vlaming

Taalbeschouwing

regel

voorbeelden

maar: let op!

samenstellingen met cijfers, letters, symbolen en afkortingen

75-jarig cd-speler T-shirt 50-plusser tv-kijker gsm-net pvc-buis *-aanbieding Benelux-land Navo-top

In getallen gebruik je geen koppelteken: tweeëntwintig; drieëntwintig.

holebifuif aidspatiënt

samenstellingen met gelijkwaardige broeder-overste mevrouw Bruyne-Backer delen wit-zwart de Frans-Belgische grens schilder-behanger Knokke-Heist bij samenstellingen met hoofdletters middenin

Onze-Lieve-Heer

als je het verkeerd kunt lezen

kwarts-lagen basis-woordenboek

om de leesbaarheid te bevorderen

pijp-etuitje pop-elpee bom-melding

in stapelsamenstellingen (met allerlei woordsoorten)

doe-het-zelfzaak kat-en-muisspel haantje-de-voorste mond-op-mondbeademing mens-erger-je-nietspel een klaar-terwijl-u-wachtfoto

in samenstellingen met een Engels voorzetsel

back-upbestand

varianten van ‘sint’

Sint-Arnoldus sint-bernardshond St.-Truiden

‘niet’ en ‘non’

niet-roker non-stop non-actief niet-drinker

‘oud’ en ‘ex’

oud-wielrenner ex-vriendin ex-kolonie

‘adjunct’, ‘aspirant’, ‘collega’, ‘kandidaat’ …

adjunct-boekhouder, aspirant-leraar, collega-werknemer

(dus niet ‘kwart-slagen’) (en niet ‘basiswoorden-boek’)

Bij de meeste samenstellingen van drie of meer delen schrijf je echter geen koppelteken: eersteprovincialeclub wiskundeleslokaal oudewijvenpraat harddrugverslaafde langetermijnstrategie onzelieveheersbeestje eerstejaarsstudent

maar niet bij anti of contra (tenzij er botsende klinkers zijn of een hoofdletter erop volgt): antipestcontract, contraproductief, antipathiek, contrareformatie, anti-intellectueel,anti-Amerikaans)

Het gebruik van het koppelteken.

Apostrof

Je schrijft een apostrof … • waar een of meer lettertekens worden weggelaten: ‘s Winters vriest het er hard. (des winters) ‘k Wil het wel, maar ik kan het niet. (ik) ‘t Regent meestal tijdens mijn vakantie. (het)

6•Orthografischdomein

539

• voor de toegevoegde ‘s’ (meervoud of bezitsvorm) van woorden die eindigen op ‘a, o, i, u’. De uitspraak bepaalt de spelling. menu’s – Petra’s bloem – taxi’s – Gino’s fiets – oma’s – Zorro’s paard Lulu’s jurk – reçu’s – Remi’s broer – sofa’s – mama’s jasje – piano’s • Je schrijft ook ave's: hier bestaat immers mogelijk gevaar voor een verkeerde uitspraak. Bij de volgende woorden bestaat dat gevaar niet, dus schrijf je de ‘s’ eraan vast: cafés – families – dominees – Pieters kamer – Nellies vriend – dames – Greetjes auto – Renés pen • bij de bezitsvorm van woorden die eindigen op een sisklank (‘s, z, x’) Alex’ dagboek – Inez’ mand – James’ kamer – Bruylandts’ racefiets • voor de achtervoegsels van woorden die eindigen op een medeklinker + ‘y’ lolly’s – baby’s – whisky’tje – pony’tje Bij een ‘y’ voorafgegaan door een klinker, schrijf je het achtervoegsel eraan vast! jockeys – cowboys – essaytje – Lindseys boek • bij afleidingen van cijfers, letters en letterwoorden veel 6’en en 7’s – VTM’er – l’etjes – cao’s – onleesbare cd’s Samenstellingen met cijfers en letterwoorden krijgen een koppelteken: cd-rom (maar cd’s); b-elftal (maar b’s); x-stralen (maar x’en). Accentteken

Je gebruikt accenttekens om een bepaalde lettergreep een bijzondere klemtoon te geven. Dát wil ik nooit meer zien. Koop je maar één tijdschrift? Een fantástische show. Dat is vréselijk! Is het zó moeilijk? Je schrijft in woorden van Franse afkomst … • de accenttekens enkel als het woord of de uitdrukking nog voor zuiver Frans wordt aangezien. • accenttekens alleen op de ‘e’ (é = accent aigu, è = accent grave, ê = accent circonflexe), tenzij die ‘e’ voorkomt in de eerste lettergreep) en het accentteken niet nodig is voor de correcte uitspraak. • geen accenttekens op ‘a’, ‘o’ of ‘u’. Frans

Nederlands

regel

maître d’hôtel

maître d’hôtel

De uitdrukking wordt beschouwd als zuiver Frans.

au sérieux

au sérieux

tête-à-tête

tête-à-tête

déjà vu

déjà vu

crème

crème

gênant

gênant

café

café

mise-en-scène

mise-en-scène

étage

etage

métier

metier

égard

egard

défilé

defilé

dépôt

depot

ragoût

ragout

pâté

paté

accentteken enkel op de ‘e’ …

… tenzij die voorkomt in de eerste lettergreep en het accentteken niet nodig is voor de correcte uitspraak.

geen accent op andere letters

Voorbeelden voor het accentgebruik in woorden van Franse afkomst.

540

Taalbeschouwing

6.2.6 Interpunctie

.

De punt

Je plaatst een punt na een mededelende zin. Het einde van die kwestie is nog niet in zicht. Je plaatst een punt na een onrechtstreekse of indirecte vraag. Ik vraag me af of beide partijen echte vrede willen. Je plaatst een punt na een vriendelijk verzoek. Ga maar rustig zitten.

?

Het vraagteken

Je plaatst een vraagteken na een directe vraag (maar niet na een indirecte vraag). Is je huiswerk al klaar? Hij vroeg of mijn huiswerk al klaar was.

!

Het uitroepteken

Je plaatst een uitroepteken na een bevel. Afstand houden! Je plaatst een uitroepteken na een uitroep. Joepie! Amaai! Je plaatst een uitroepteken na sommige wensen. Had ik maar beter opgelet! Je plaatst een uitroepteken na een waarschuwing. Pas op voor de verf! Vermijd het gebruik van meerdere uitroeptekens: het komt aanmatigend, zelfs onbeleefd over. Tenzij je een speciaal effect wil bereiken. Pas op voor de verf!!!!!



Het beletselteken

Vóór een beletselteken plaats je altijd een spatie. Je schrijft een beletselteken als een zin onderbroken wordt. Ik weet wie krijtjes gooide: Peter en … Een beletselteken duidt aan dat een opsomming niet af is. Alles lag overhoop: boeken, schriften, toetsen … Een beletselteken duidt soms aan dat er twijfel rijst en kan dus ook midden in een zin voorkomen. Ik … ik houd van hardrock, warmwatervissen … en ook van voetbal. Ik vrees dat ik dat vraagstuk niet zal …

,

De komma

Je plaatst een komma … • achter een aanspreking: Tom, haast je toch eens! • achter en voor een tussenwerpsel: Oké, ik was fout. Ik vind het echt grof, hoor. • tussen de delen van een opsomming (niet bij ‘en’ en ‘of’): Ma kocht er brood, tomaten, uien en sla. • tussen gelijkwaardige bepalingen bij een kernwoord: De tuin lag vol vieze, stinkende modder. • voor en na een bijstelling: Bert Ostyn, de zanger van Absynthe Minded, schrijft ook filmmuziek.

6•Orthografischdomein

541

• tussen twee vervoegde werkwoorden (als de bijzin voorop staat): Wie niet sterk is, moet slim zijn. • voor nevenschikkende voegwoorden bij nevengeschikte zinnen: We sliepen in een hotel, want alle campings waren volzet.

:

De dubbele punt

Je plaatst een dubbele punt: • voor een verklarende opsomming Hij heeft veel huisdieren: een hond, twee goudvissen, een kat en parkieten. • voor een verklaring Mijn buur zit in de gevangenis: hij heeft drie banken overvallen. • voor een eindaanhaling Vader zei: ‘De radio is stuk.’ ‘’

De aanhalingstekens

Je gebruikt een aanhalingsteken als je iemands woorden letterlijk aanhaalt (directe rede) of een bijzondere betekenis aan woorden wilt geven. De leraar stelde: ‘Je rapport is ondermaats!’ ‘Maar ik was ziek’, verdedigde Johan zich. De namiddag voor de examens ben je ‘vrij’. De aanhaling kan voorkomen aan het begin of het einde (de begin- of eindaanhaling), maar ook in twee stukken gesplitst (de onderbroken aanhaling). ‘Waarom kijk je zo boos?’ vroeg ze. Oma informeerde verder: ‘Komen jullie dan niet op kerstdag?’ ‘Neen,’ antwoordde An, ‘dat zou ik niet verdragen!’ De zin uit de beginaanhaling behoudt zijn eindleesteken behalve bij de punt. De punt verandert in een komma na de beginaanhaling. ‘Waar is mijn geld?’ jammerde ze. ‘Geef acht!’ schreeuwde de sergeant. ‘Ik weet er niets van’, zuchtte moeder. Voor een eindaanhaling komt een dubbelepunt. Het eindleesteken van de aanhaling staat vóór het aanhalingsteken. De agent vroeg: ‘Waar kom je vandaan?’ Vader brulde: ‘Naar boven!’ De leraar zei: ‘Ik ga naar huis.’ Bij een onderbroken aanhaling staat de onderbreking tussen twee komma’s. Als er in het eerste deel van de aanhaling al een komma staat, dan vervalt de eerste komma van de onderbreking. ‘Hoelang nog’, vroeg de patiënt, ‘moet ik de pijn verdragen?’ ‘Morgen’, beloofde Ann, ‘zal ik mijn best doen.’ Let op het betekenisverschil! Tine vroeg: ‘Mieke, kom je morgen?’ ‘Tine,’ vroeg Mieke, ‘kom je morgen?’ Jochen zei: ‘Gino, je bent gek!’ ‘Jochen,’ zei Gino, ‘je bent gek!’ Bij gedachten en wensen zet je geen aanhalingstekens. Hij zweeg en vroeg zich af: wat zullen ze ervan vinden. (Let op de kleine letter na de dubbelepunt.) Misschien kun je de thermostaat wat lager zetten, dacht ik. Waarom zet hij de thermostaat niet wat lager? dacht ik. (Let op de kleine letter na het vraagteken.) Dat klinkt mooi, hoor ik u zeggen. Waarom gaat hij nu al weg? vroeg ik mij af.

542

Taalbeschouwing

;

De kommapunt

Je gebruikt een kommapunt tussen twee zinnen die inhoudelijk dicht bij elkaar horen. Er is een nauwe band tussen die zinnen. Ik ben uitgeput; toch moet ik nog aan het werk. ––

De gedachtestreepjes

Je gebruikt gedachtestreepjes als je een zin wilt onderbreken om er een plotse gedachte tussen te voegen. De voetballer kreeg een rode kaart en – wat niemand hoefde te verbazen – een fikse boete.

( ) De haakjes Je gebruikt haakjes om een toelichting of verdere uitleg te geven. De drie Latijnse klassen (2.1, 2.2 en 2.3) moeten morgen naar het medisch onderzoek.

6.2.7 Onder de loep

Ze snappen de regels best wél, maar hun geheugen werkt te goed ‘Bedoeld men met de middag de periode van 14 tot 18 uur, dan is het ...’ Dit schreef een bekend hoogleraar Nederlandse taalkunde. ‘Ja dat kan ik wel, maar dan wordt ik wel helemaal gek.’ Dit kon je in een kwaliteitskrant lezen. Niet alleen leerlingen maken dus dit soort van fouten, iedereen maakt ze! Over hoe wij spellen, en wanneer we daar wel of niet regels bij gebruiken, is heel wat onderzoek gedaan. Cruciaal voor de manier waarop we spellen, is de automatische werking van ons geheugen. Hoe vaker we een woord schrijven, of met aandacht lezen, des te sterker prenten we dat woordbeeld in ons geheugen in. Wanneer we paard of noten schrijven, dan passen we helemaal geen regel toe voor de letter d van paard, of voor de enkele o van noten. Zo’n woord springt automatisch op uit ons geheugen. Als we een woord willen schrijven dat niet in ons geheugen zit, dan schrijven we bijvoorbeeld de ‘d’ in liebaard (een nevenvorm van luipaard) naar analogie van paard of een vergelijkbaar woord, en de enkele ‘o’ in ploten (schapenvacht van de wol ontdoen) naar analogie van iets als noten. Omdat het woordeinde -elijk zoveel frequenter is dan -ellijk zit het veel sterker in ons geheugen gegraveerd en krijgen we geregeld de fout onmiddelijk. Ook werkwoordvormen springen automatisch uit ons geheugen op, nog voor we de kans hebben gehad enige regel toe te passen. Meestal geeft dat een goed resultaat. Maar het kan fout gaan wanneer we een gelijkluidende vorm met twee verschillende spellingen hebben, bijvoorbeeld word en wordt. De vorm wordt schrijven we 212 keer zoveel als de vorm word. Daardoor zit het woordbeeld wordt veel sterker in ons geheugen en dient die vorm zich als eerste aan. Dat verklaart waarom de fout ik wordt veel vaker voorkomt dan hij word.

We kunnen de automatische werking van ons geheugen niet uitschakelen. Wat we wel kunnen, is met de regels in de aanslag onze teksten goed nalezen, hoewel ook dan de automatische geheugenwerking blijft. Leerlingen snappen best wel de werkwoordregels, maar kijken hun teksten te weinig na. Spelling nakijken en verzorgen is dan ook in de eerste plaats een kwestie van attitudevorming. Spelling is een geheel van afspraken. Die afspraken, de spellingsystematiek dus, moeten zo veel mogelijk aansluiten bij de werking van het geheugen van de lezerschrijver en de leerling, en die ondersteunen. Bij de spellingactualisering van 2005 is sterk rekening gehouden met de manier waarop een speller-lezer te werk gaat, en dus met de werking van het geheugen. Zo is het voor de taalgebruikers (en voor de leerlingen) wenselijk dat er zo weinig mogelijk dubbelspellingen voorkomen. Ook is het wenselijk dat waar mogelijk de gelijkvormigheid wordt toegepast, bijvoorbeeld alle samenstellingen met krant op dezelfde manier met -en-: krantenartikel, krantenjongen enz. We spellen havo 4 met een spatie, en dus ook met een spatie in de samenstelling havo 4-leerling, dinertje net zoals diner, ik lease / hij leaset met e net zoals in lease en leaseauto enz. Verder moeten gelijksoortig gevormde woorden ook analoog geschreven worden. Als we een letterwoord als havo op dezelfde wijze spellen als een ‘gewoon’ woord zoals kano, dan schrijven we op analoge wijze kano’s – havo’s, kanootje – havootje, kanoër – havoër. Of als we namen van tijdperken zoals steentijd, contrareformatie, pruikentijd, interbellum al met kleine letter schreven, dan doen we dat ook met reformatie, renaissance en middeleeuwen. Net zoals andere volkennamen schrijven we Azteken met hoofdletter. Naar: Frans Daems op www.ua.ac.be

6•Orthografischdomein

543

Hoe een komma u geld gaat kosten

Cover van Taal in stukjes.

Kunnen komma’s in een zin een wezenlijk verschil in betekenis veroorzaken? Of is er bijvoorbeeld een verschil in betekenis tussen de volgende zinnen: ‘Mijn zus, die in Parijs woont, bezoekt me jaarlijks.’ en ‘Mijn zus die in Parijs woont, bezoekt me jaarlijks.’ Mijn antwoord luidt kort en krachtig: ja. Maar omdat misschien niet iedereen het verschil onmiddellijk ziet, wil ik het even uitleggen. Eerst even een opmerking over de noodzakelijke komma’s die de zin niet veranderen, de komma’s namelijk na de betrekkelijke bijzin. In beide zinnen heb ik een komma geschreven na woont, volgens de regel dat we een komma plaatsen tussen twee persoonsvormen (vervoegde werkwoorden). Tussen woont en bezoekt hoort dus in ieder geval een komma. Volgens het aantal zussen dat ik heb, schrijf ik in die zin nog een komma meer of niet. Want wat is het verschil? In de zin mét een komma vóór de betrekkelijke bijzin heb ik genoeg aan de informatie ‘mijn zus’. U weet wel over wie ik spreek. De zin ‘Mijn zus bezoekt me jaarlijks.’ is volledig en perfect verstaanbaar. Maar als toemaatje vermeld ik dat die zus in Parijs woont. Ik zou die betrekkelijke bijzin kunnen vergelijken met een bijstelling, gewoon iets wat ter informatie aan het vorige toegevoegd wordt, maar wat niet essentieel is voor de informatie en voor het begrip van de zin. Een dergelijke toevoeging plaatsen we tussen twee komma’s. Zo’n betrekkelijke bijzin noemen we een uitbreidende betrekkelijke bijzin, hij voegt iets toe aan de hoofdzin, breidt de betekenis uit. Maar stel dat ik verschillende zussen heb, van wie er één in Parijs woont. Dan hebt u niet voldoende aan de zin ‘Mijn zus bezoekt me jaarlijks.’, dan moet ik mijn zus nader bepalen. Dat kan met een beperkende betrekkelijke bijzin. Ik voeg er namelijk onmiddellijk aan toe dat het die zus is die in Parijs woont. In ‘Mijn zus die in Parijs woont, bezoekt me jaarlijks.’ is het meteen duidelijk dat het alleen over mijn zus in Parijs gaat, niet over andere zussen. Het onderwerp van de zin is immers ‘Mijn zus die in Parijs woont’. Als ik die zin lees, pauzeer ik niet na zus en schrijf ik daar dus ook geen komma. ‘Is het sop de kool wel waard?’ hoor ik sommigen vragen. Is zo’n komma nu echt belangrijk? Wel, oordeel zelf maar. ‘Voortaan zullen de werknemers(,) die per fiets naar het werk komen, een vergoeding van 120 euro per maand ontvangen.’ Hier scheelt met of zonder komma een pak geld. Een dure komma! Naar: Reinhilde Haest, Taal in stukjes

544

Taalbeschouwing

7

Pragmatisch domein Pragmatiek bestudeert de relatie tussen taaluitdrukkingen en de specifieke situatie waarin deze uitspraak past. Als de uitspraak Het is koud, puur semantisch bekeken wordt, kan de waarheidswaarde van de uitspraak op 0 of 1 worden gesteld, afhankelijk van welke temperatuur er in de ruimte heerst, en wat over het algemeen als koud wordt ervaren. Een pragmatische analyse zou bijvoorbeeld afhankelijk van de context de informatie kunnen inhouden dat de kachel hoger gezet moet worden, of een deur of raam gesloten, en bestudeert dus het effect dat de spreker met de taaluiting probeert te bewerkstelligen. Een ander voorbeeld is de uitspraak Wanneer ben jij ermee opgehouden te roken? Deze uitspraak heeft als uitgangspunt dat de toegesprokene ooit heeft gerookt, en de spreker kan hier ook impliciet mee uitdrukken dat hij roken afkeurt. Pragmatiek heeft dus eerst en vooral met de buitentalige context waarin een bepaalde taaluiting wordt verricht te maken. Het met de taaluiting beoogde effect (de taalhandeling) kan soms volledig losstaan van de betekenis van elk van de gebruikte woorden afzonderlijk. De vraag Waarom zijn de bananen krom? is meestal niet letterlijk bedoeld, anders zou deze vraag eenvoudig te beantwoorden zijn: Door de manier waarop een banaan groeit. Wat de spreker hiermee in feite bedoelt is: Je moet niet zulke overbodige vragen stellen!

7.1

Begrippen

De meeste begrippen worden verder toegelicht bij het communicatieproces (blz. 404), de argumentatieleer (blz. 437-445) en de rubriek 7.2 hieronder. Ze worden in de onderstaande selectie van begrippen geen tweede keer opgenomen. Voor een complete oplijsting verwijzen we naar de Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands. situatie

Iets ruimer dan context, maar vaak zeer moeilijk uit elkaar te houden. Bij situatie denkt men meer aan externe situering.

context

Hier wordt meer gedacht aan de mentale of talige situering van het communicatieve gebeuren.

taalhandeling

synoniemen: taaldaad, speech act

monoloog

alleenspraak

dialoog

tweegesprek

polyloog

groepsgesprek

Enkele aanvullende begrippen i.v.m. pragmatiek.

7.2

Over taal en communicatief handelen

7.2.1

Taalhandelingen

Directe en indirecte taalhandelingen

Stel, jij zegt tegen je vriend(in): ‘Morgen zal ik die nieuwe cd van de Arctic Monkeys voor je meenemen.’ Dan verricht je een taalhandeling (speech act). Met het uitspreken van die zin beloof je dat je iets zult doen. Het doen van een belofte is de functie van die taalhandeling (ook illocutie genoemd). En je vriend(in) kan je daaraan houden, want als je iets belooft, ben je verplicht dat ook echt te doen. Anders pleeg je woordbreuk en dat hoort niet. Je taalhandeling is dan niet geslaagd. Functies van taalhandelingen met hun bijbehorende voorwaarden worden bestudeerd in de pragmatiek (een onderdeel van de taalwetenschap). Die taalhandelingen kunnen direct of indirect zijn.

7•Pragmatischdomein

545

Directe taalhandelingen

Indirecte taalhandelingen

‘Ik beloof je / ik doe de belofte dat ik die nieuwe cd van de Arctic Monkeys morgen voor je meeneem.’

‘Vooruit, ruim de tafel op!’

Deze directe taalhandeling bevat het taalhandelingswerkwoord ‘beloven’ of het daarvan afgeleide zelfstandig naamwoord ‘belofte’. Daardoor kun je direct zien wat de functie van die taalhandeling is.

Deze indirecte taalhandelingen bevatten geen taalhandelingswerkwoord of een daarvan afgeleid zelfstandig naamwoord. Daardoor blijft de functie daarvan impliciet. Je moet zelf de functie van die indirecte taalhandelingen zien te achterhalen, respectievelijk een bevel, verzoek, advies, dreigement.

Andere voorbeelden: beweren (bewering), meedelen (mededeling), verbieden (verbod), waarschuwen (waarschuwing), vragen (vraag), verzoeken (verzoek), adviseren (advies), dreigen (dreigement), bevelen (bevel), zich verontschuldigen (verontschuldiging).

Andere voorbeelden: ‘Alsjeblieft, ruim de tafel op, dan kunnen we scrabbelen.’ ‘Als je nog wilt scrabbelen, zul je eerst de tafel moeten opruimen.’ ‘Als je de tafel nu niet opruimt, zul je wat beleven!’

Het onderscheid tussen directe en indirecte taalhandelingen.

Alhoewel de functie van directe taalhandelingen meestal duidelijker is dan van indirecte taalhandelingen, moet je bij het interpreteren toch goed opletten. Kijk maar naar het volgende voorbeeld. De functie van die taalhandeling is geen belofte, maar een indirect dreigement. Vader tegen zoon: ‘Ik beloof je dat je er spijt van zult krijgen als je vanavond weer te laat thuiskomt.’ De functie van indirecte taalhandelingen

In het dagelijks leven zijn de meeste taalhandelingen indirect. Dat wil zeggen: ze bevatten geen taalhandelingswerkwoord of een daarvan afgeleid zelfstandig naamwoord, waaraan je kunt herkennen wat de functie ervan is. Als je twijfelt wat de functie van een indirecte taalhandeling is, kun je een trucje toepassen. Maak een zin met behulp van de volgende formule: hierbij

+

vervoeging van het taalhandelingswerkwoord

+

ik …

Vul een taalhandelingswerkwoord in dat de functie van de indirecte taalhandeling goed weergeeft. Bijvoorbeeld: Hierbij beloof ik u dat … Hierbij deel ik u mee dat … Hierbij stel ik u voor om … Hierbij verzoek ik u om … Hierbij verontschuldig ik me voor … Houd er rekening mee, dat eenzelfde zin (afhankelijk van de context en situatie) verschillende functies kan hebben. Zo kun je met de zin ‘De deur zit op het nachtslot’ onder andere een mededeling doen (als antwoord op een vraag), een waarschuwing of een advies geven om een sleutel mee te nemen of een verzoek doen om de deur open te maken of om jou de sleutel te geven. Het onderscheid tussen functie en effect

Stel, je zegt tegen je vriend(in): ‘Haal jij even een flesje cola uit de koelkast?’ Dan probeer je met dat verzoek (de functie) een effect (ook wel perlocutie genoemd) te bereiken bij je vriend(in): je wilt een koel flesje cola krijgen. Maar dat betekent nog niet dat je daadwerkelijk je doel bereikt. Je vriend(in) kan bijvoorbeeld geen gevolg geven aan je verzoek; dan bereik je het beoogde effect (de perlocutie) niet.

546

Taalbeschouwing

Je kunt het doel van een taalhandeling op verschillende manieren onder woorden brengen. Bijvoorbeeld: effect van de taalhandeling

doel: Het krijgen van een koel flesje cola.

functie van de taalhandeling

verzoek: ‘Wil jij even een flesje cola uit de koelkast halen?’ bevel: ‘Vooruit, haal een flesje cola uit de koelkast!’ dreigement:‘Als je nu geen flesje cola uit de koelkast haalt, dan zul je wat beleven.’ toespeling: ‘Heb jij ook zo’n zin in een flesje cola?’

Als je handig bent, stem je de functie van de taalhandeling af op de relatie met je vriend(in) en de ‘regels’ die gelden voor de situatie waarin je communiceert. Het bevel en dreigement zijn bijvoorbeeld niet gepast in die situatie, want je zet daarmee de relatie met je vriend(in) op het spel en je bent daartoe niet bevoegd. Bij de toespeling loop je de kans dat je vriend(in) je verkeerd begrijpt. Zij/hij kan bijvoorbeeld antwoorden: ‘Nee, ik heb geen dorst.’ Je taalhandeling wordt dan niet als indirect verzoek geïnterpreteerd, maar als een vraag. In welke groepen kun je taalhandelingen verdelen?

Taalhandelingen kun je onderbrengen in vijf groepen (zie tabel). Het belangrijkste criterium voor die indeling is het doel dat de zender probeert te bereiken bij de ontvanger. assertieve of informatieve taalhandelingen

Deze groep bevat taalhandelingen waarmee de zender probeert de kennis of het inzicht van de ontvanger te vergroten. Voorbeelden: beschrijven (beschrijving), meedelen (mededeling), verslag doen (verslag), notuleren (notulen), analyseren (analyse), instrueren (instructie), definiëren (definitie), karakteriseren (karakterisering), typeren (typering), omschrijven (omschrijving), preciseren (precisering), toelichten (toelichting), uitleggen (uitleg), uiteenzetten (uiteenzetting), verklaren (verklaring), oplossen (oplossing), beweren (bewering).

persuasieve taalhandelingen

Deze groep bevat taalhandelingen waarmee de zender probeert de ontvanger te overtuigen van zijn standpunt. Voorbeelden: argumenteren (argumentatie), weerleggen (weerlegging), ontkennen (ontkenning), toegeven (toegeving), concluderen (conclusie), becommentariëren (commentaar), bekritiseren (kritiek), evalueren (evaluatie), beoordelen (beoordeling), veroordelen (veroordeling).

directieve of activerende taalhandelingen

Deze groep bevat taalhandelingen waarmee de zender probeert de ontvanger over te halen iets te doen of te laten. Voorbeelden: bevelen (bevel), verbieden (verbod), eisen (eis), verzoeken (verzoek), adviseren (advies), waarschuwen (waarschuwing), voorschrijven (voorschrift), uitnodigen (uitnodiging), adverteren (advertentie), solliciteren (sollicitatie), oproepen (oproep), smeken (smeekbede).

expressieve/ emotionerende taalhandelingen

Deze groep bevat taalhandelingen waarmee de zender probeert de ontvanger op de hoogte te stellen van zijn gevoelens of probeert de gevoelens van de ontvanger te raken. Voorbeelden: complimenteren (compliment), feliciteren (felicitatie), condoleren (condoleance), bedanken (bedankje), zich verontschuldigen (verontschuldiging), de liefde verklaren (liefdesverklaring), begroeten (groet).

commissieve of verplichtende taalhandelingen

Deze groep bevat taalhandelingen waarmee de zender zichzelf verplicht tot het uitvoeren van een bepaalde handeling. De ontvanger kan hem daaraan houden of zich daarop beroepen. Voorbeelden: beloven (belofte), aanbieden (aanbod), afspreken (afspraak), zweren (eed), toezeggen (toezegging), dreigen (dreigement), garanderen (garantie).

De groepen taalhandelingen.

7•Pragmatischdomein

547

Hoe benoem je de functie van tekstpassages en teksten?

In teksten kun je de zinnen die samen één alinea(groep) vormen, meestal opvatten als één lange taalhandeling. Door de functie van elke alinea te benoemen, krijg je inzicht in de functie en bedoeling van die tekstpassages en van de gehele tekst. Kijk maar naar het volgende voorbeeld van hoe een krantenartikel eruit kan zien: In alinea 1 deelt de schrijver de aanleiding van zijn krantenartikel mee. In alinea 2 introduceert hij het probleem en de centrale vraag. In de alinea’s 3 en 4 schetst hij de ernstige gevolgen van het probleem. In de alinea’s 5 tot en met 8 geeft hij een verklaring voor het probleem door vier oorzaken te behandelen. In alinea 9 geeft hij zijn oplossing voor het probleem. In de alinea’s 10 tot en met 12 somt hij drie bezwaren op tegen zijn oplossing, die hij stuk voor stuk weerlegt. In de slotalinea 13 concludeert hij dat de door hem voorgestelde oplossing de beste is. De functie van die gehele tekst is het verantwoorden van een oplossing voor een bepaald probleem. Dat is immers de hoofdhandeling die de schrijver verricht. Zo’n interpretatie van de functie en bedoeling van tekstpassages kun je goed gebruiken als je van een tekst het onderwerp, de centrale vraag, de hoofdzaken, het hoofddoel en het teksttype wilt achterhalen. Bovendien kun je op die manier tijdens het documenteren snel naar bruikbare informatie zoeken in de alinea’s van de tekst. Ook als je een bouwplan maakt voor een te schrijven tekst of een te houden presentatie, is het handig om daarin de functie van elke alinea(groep) aan te geven. Dat voorkomt dat de verschillende alinea’s onvoldoende met elkaar samenhangen. Een niet-exhaustieve oplijsting van de voornaamste functies van tekstdelen vind je op blz. 520-521.

7.2.2 Multiculturele communicatie Tijdens je vakantie, studie, stage of werk in het buitenland kun je gemakkelijk met mensen uit andere culturen communiceren, maar ook in België wonen heel veel mensen uit verschillende culturen. België is een multiculturele samenleving. Wanneer je met mensen uit andere culturen communiceert, noem je dat multiculturele of interculturele communicatie. De cultuur waarin je opgroeit, vormt je in sterke mate. Je taalgebruik, non-verbale gedrag, omgangsvormen, normen en waarden zijn cultureel bepaald. Taal- en cultuurverschillen zijn dan ook de belangrijkste oorzaken van multiculturele communicatieproblemen. Als je voor langere tijd naar een andere cultuur vertrekt, is een goede voorbereiding onontbeerlijk. Begrijpelijk communiceren

Als je communiceert met iemand die de Nederlandse taal gebrekkig beheerst, moet je taalgebruik zo begrijpelijk mogelijk zijn. Houd daarvoor rekening met de volgende richtlijnen: • Maak zo veel mogelijk zinnen met één werkwoord. • Gebruik zo weinig mogelijk bijzinnen. Maak er liever twee of meer zinnen van. • Gebruik zo veel mogelijk de actieve vorm. • Vermijd tangconstructies. Plaats bij elkaar wat bij elkaar hoort en maak van de tussenzin een aparte zin. • Vermijd moeilijke woorden. Vervang ze door gewone woorden. Als dat niet kan, omschrijf dan het moeilijke woord. • Vermijd vaktermen. Als dat niet kan, leg de vakterm dan uit. • Wees niet vaag. Gebruik telwoorden voor tijd, hoeveelheid, bedrag en aantal. • Gebruik geen afkortingen. • Vermijd dubbele ontkenningen. • Als je verwijswoorden gebruikt, zorg dan dat de ander precies weet wat je daarmee bedoelt. • Spreek niet te snel, voldoende luid en articuleer duidelijk.

548

Taalbeschouwing

Non-verbaal gedrag

Verschillen in non-verbaal gedrag zorgen voor multiculturele communicatieproblemen. Als je de taal van de andere cultuur slecht of niet beheerst, let je tijdens het communiceren vooral op de mimiek, gebaren en lichaamshouding (om enig houvast te hebben). Maar als die lichaamstaal van de jouwe verschilt … Italianen wapperen uitbundig met hun handen als ze praten. Voor buitenlanders prachtig om naar te kijken, maar niet altijd goed te volgen. Ze kennen de gebaren niet of geven ze een andere betekenis. Zomaar een drukke straat in Rome. Er staat een oudere vrouw te wachten bij een bushalte. Als de bus arriveert, steekt ze haar hand op, maar de buschauffeur rijdt gewoon door. Verontwaardigd roept ze: ‘Cornuto!’ (letterlijk: hoorndrager, een bedrogen echtgenoot). Gelijktijdig heft ze haar armen op en steekt haar wijsvingers en pinken als hoorntjes omhoog. Begrijpt een buitenlander dat gebaar? Sommige gebaren zijn zowel in België als in Italië hetzelfde, maar betekenen iets anders. Italianen wenken namelijk met de handpalm naar beneden en zwaaien gedag met de handpalm naar boven. Belgen doen dat omgekeerd. Een Italiaan beschikt soms over wel vijf verschillende gebaren, waar een Belg met lege handen staat. Als een Italiaan zich bijvoorbeeld verveelt, schuift hij met duim en wijsvinger langs zijn kin: ‘Uffa!’ (pfff!) of beweegt hij een hand op en neer voor zijn buik: ‘Non ne posso più!’ (ik kan dit niet meer verdragen). Een Italiaan trekt ook wel eens een rechte lijn over zijn voorhoofd: ‘Ne ho fin qui!’ (het zit me tot hier!) of schudt beide handen met uitgestrekte duimen en wijsvingers op kruishoogte heen en weer: ‘che palle!’ (wat een gekloot!). Ook kan hij met zijn hand tegen de borst kloppen alsof er iets zwaars op ligt: ‘che noia!’ (wat vervelend!). Wie regelmatig een bezoek brengt aan de laars van Europa, kan zich dus maar beter eerst even verdiepen in de eeuwenoude gebarentaal van deze temperamentvolle bewoners. Soms gebruik je gebaren die jijzelf onschuldig vindt, maar die voor buitenlanders juist aanstootgevend zijn. Het liftgebaar – bijna overal begrepen – is in Arabische landen een obscene belediging. Ook een nietsvermoedende toerist die in Sardinië zijn duim opsteekt in de hoop op een lift, loopt de kans niet begrepen te worden. Voor Sardijnen betekent dat gebaar namelijk ‘donder op!’. Het Amerikaanse OK-gebaar, waarbij de duim en wijsvinger elkaar raken en een cirkel vormen, is in Turkije en Mexico een obsceen gebaar. In Frankrijk staat het voor ‘zero’, ‘waardeloos!’; in Japan daarentegen wordt het begrepen als aanduiding voor geld. Omgangsvormen

Als buitenstaander is het vaak moeilijk in te schatten wat wel of niet mag, en wat wel of niet kan in een andere cultuur. Stel je daarom op de hoogte van de omgangsvormen die gelden in het land waar je gesprekspartner vandaan komt. In landen als Thailand, Maleisië en Indonesië gelden voeten als onrein en is het beledigend om met de voetzolen naar iemand te wijzen. Het hoofd daarentegen is het reinste deel van het lichaam; aai kinderen dus nooit over hun hoofd. Voor veel moslimvrouwen (vooral wanneer ze een hoofddoek dragen) geldt dat zij geen lichamelijk contact mogen hebben met volwassen mannen die niet tot de familie behoren. Hieronder valt ook het schudden van handen. Veel moslimvrouwen geven de voorkeur aan een glimlach en een knikje. Doe altijd je schoenen uit voordat je een huis of tempel binnengaat. Vrouwelijke toeristen kunnen als ze een moskee of een orthodoxe kerk bezoeken beter geen shorts of te korte rok dragen en de schouders moeten bedekt zijn. Vaak wordt hun de toegang zelfs geweigerd. Bied moslims geen sterke drank en gerechten met varkensvlees aan. Wanneer je iets aangeeft of ontvangt, doe je dat met je rechterhand of met beide handen. De linkerhand is namelijk gereserveerd voor sanitaire stops. Kijk niet raar op

7•Pragmatischdomein

549

wanneer jouw geschenk zonder te openen wordt weggelegd. Volgens lokale gewoonte is het onbeleefd om pakjes met geschenken te openen in het bijzijn van de gever. Het openlijk tonen van emoties wordt meestal als gezichtsverlies beschouwd en bijvoorbeeld boosheid zal op onbegrip stuiten. Stereotypen, vooroordelen, taboes en etnocentrisme

Bij multiculturele communicatie kun je beter geen stereotypen en vooroordelen gebruiken, taboes schenden en een etnocentrische houding aannemen. Stereotypen zijn overdreven beelden over groepen mensen, die niet (volledig) met de werkelijkheid overeenkomen. Bijvoorbeeld: ‘Amerikanen zijn zwaarlijvige, zelfingenomen, oppervlakkige, materialistische mensen.’ Een vooroordeel is een mening over een groep mensen, die niet op feiten is gebaseerd, maar op één kenmerk van een stereotype. Bijvoorbeeld: ‘Fransen zijn chauvinistisch’, ‘Moslims zijn terroristen’, ‘Nederlanders zijn krenterig’ of ‘Belgen zijn dom’. Vooroordelen zijn hardnekkig: als een groep mensen eenmaal een etiket heeft gekregen, is dat negatieve beeld moeilijk te veranderen. Kennis is een goede manier om vooroordelen te bestrijden. Door mensen of een groep mensen beter te leren kennen, wordt vaak duidelijk dat vooroordelen op onjuiste veronderstellingen berusten. Soms leiden vooroordelen tot discriminatie. Mensen of groepen mensen worden dan achtergesteld of benadeeld, bijvoorbeeld op grond van hun leeftijd, handicap, godsdienst, politieke overtuiging, ras, geslacht of seksuele geaardheid. Dat is strafbaar. Een taboe is iets wat wordt beschouwd als ongepast om te gebruiken, te doen of over te spreken. Bijvoorbeeld: het eten van voedsel dat niet halal/kosjer is, winden laten of spuwen in het openbaar, praten over homoseksualiteit in moslimlanden of Latijns-Amerika. Het is verstandig je bewust te zijn van taboes, zeker bij gespreksonderwerpen die je niet hoort aan te snijden of alleen onder bepaalde omstandigheden. Wil je die achterhalen, dan zul je je moeten verdiepen in de achtergronden van de andere cultuur. Etnocentrisme is een houding waarbij je alles wat sterk afwijkt van wat je gewend bent, afwijst, want ‘zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens’. Zo’n houding is een groot struikelblok voor iedereen die probeert zich aan een andere cultuur te wennen. Neem daarom een tolerante, onbevooroordeelde en open houding aan tegenover andere culturen.

7.2.3 Verhoog je multiculturele competentie Sommige onderzoeksmodellen beschrijven of analyseren de verschillen tussen culturen. Kennis ervan maakt je vaardiger om met mensen uit andere culturen om te gaan. Grofmazige en fijnmazige culturen

David Pinto, hoogleraar Interculturele Communicatie, stelt dat alle culturen zich in het continuüm bevinden tussen twee polen: de grofmazige of G-cultuur en de fijnmazige of F-cultuur. In de G-culturen die voornamelijk in de ‘ontwikkelde’ westerse wereld – Noord-Amerika en West-Europa – voorkomen, staan het individu en de individuele ontwikkeling centraal. Het individu streeft zijn persoonlijke ontplooiing na, hecht grote waarde aan zijn privacy, kan ideeën hebben die afwijken van die van zijn familie zonder dat de familiebanden bedreigd worden en kan meestal toegeven dat hij fouten kan maken. In de F-culturen, die voornamelijk in Azië en Afrika voorkomen, gaan de groep en het collectivisme voor alles. Het ‘wij’ is belangrijker dan het ‘ik’. Binnen de groep worden zo veel mogelijk conflicten vermeden. Als je een andere mening hebt, houd je die voor jezelf. Respect, eerbied en gehoorzaamheid aan wie het voor het zeggen heeft, is vanzelfsprekend. Als je een misstap begaat, hoop je dat niemand het te weten komt. Je bent bang voor de schande.

550

Taalbeschouwing

De behoeftepiramides

Abraham Harold Maslow, Amerikaans klinisch psycholoog, ontwikkelde een behoeftepiramide. Zijn stelling is dat je eerst de onderste behoeftes in de piramide moet bevredigd hebben vooraleer je de hogere behoefteniveaus kunt bereiken. Zo zal iemand die geen onderdak heeft, niet bezig zijn met zijn zelfontwikkeling. David Pinto bracht daartegen in dat de piramide van Maslow slechts opgaat voor G-culturen, in culturen waar de gedragsregels in een zekere vrijheid vertaald kunnen worden naar specifieke situaties. In F-culturen heerst volgens Pinto een andere behoeftepiramide. In deze fijnmazige culturen is er weinig mogelijkheid tot individuele keuze. De regels zijn er strikt en duidelijk en moeten blindelings gevolgd worden. Er is vooral sprake van rolgedrag. Pinto ontwierp zelf een behoeftepiramide gemaakt voor de fijnmazige culturen. Het uimodel van Hofstede

Om de essentie van een cultuur te vatten, moet je hem proberen te omschrijven. De Nederlandse cultuuronderzoeker Geert Hofstede leverde met zijn uimodel een excellent model om dit mogelijk te maken. De culturele identiteit bestaat volgens Hofstede uit verschillende lagen. Hoe dieper je in de ui komt, hoe moeilijker die laag te veranderen is. Symbolen vormen de meest oppervlakkige laag van de ui. Waarden zijn de diepste laag van een organisatiecultuur. Helden en rituelen zitten daartussenin. De kern van de culturele identiteit wordt gevormd door waarden. Waarden zijn niet direct zichtbaar. Je moet ze afleiden uit hoe mensen in diverse omstandigheden handelen. Voorbeelden zijn het streven naar eerlijkheid, loyaliteit, solidariteit, respect voor de ander, het streven naar vrijheid … Veel van de cultuur van een volk of land ligt verscholen onder een laag van oppervlakkige symbolen. Je kunt dit gesymboliseerd voorstellen door ‘een drijvende ijsberg’, waarvan slechts 1/9 boven water ligt. Dit zijn de symbolen, manieren en gebruiken die men direct opmerkt als men met een vreemde cultuur in aanraking komt. De rest van de ijsberg ligt onder water en is niet zichtbaar op het eerste gezicht. Het gaat hierbij onder andere om de normen, waarden en het wereldbeeld. En dat is nu juist waar je tegenaan loopt als je in contact komt met een vreemde cultuur.

zelfontwikkeling erkenning acceptatie zekerheid primaire behoeften Behoeftepiramide van Maslow.

eer goede naam behagen groep primaire behoeften Behoeftepiramide voor F-culturen volgens Pinto.

symbolen helden rituelen

waarden

gebruiken

Het uimodel van Hofstede.

Naar: José Vandekerckhove e.a., Competent

7•Pragmatischdomein

551

7.2.4

Onder de loep

Beleefdheid: uitspraken in een suikerlaagje Tijdens de laatste dagen van het vliegveld Stapleton in Denver werd een drukbezette vlucht van United geannuleerd. Eén luchthavenbeambte was bezig een lange rij gestrande reizigers opnieuw te boeken. Plotseling baande een boze passagier zich een weg naar de balie, smeet zijn ticket erop en zei: ‘Ik moet deze vlucht hebben en het moet eersteklas zijn.’ De beambte antwoordde: ‘Het spijt me, meneer. Ik wil u graag proberen te helpen, maar ik moet deze mensen eerst helpen, en ik weet zeker dat we er wel uitkomen.’ De passagier was niet blij. Hij vroeg luid, zodat de passagiers achter hem het konden horen: ‘Hebt u enig idee wie ik ben?’ Zonder aarzelen glimlachte de beambte bij de gate en pakte haar microfoon. ‘Mag ik even uw aandacht?’ begon ze, en haar stem galmde door de terminal. ‘We hebben hier een passagier bij de balie die niet weet wie hij is. Als iemand hem kan helpen zijn identiteit te vinden, kom dan naar de balie, alstublieft.’ De mensen in de rij achter hem barstten in lachen uit, maar de man keek woedend naar de beambte, knarsetandde en schold: ‘[Krachtterm] you!’ Zonder terug te deinzen glimlachte ze en zei: ‘Het spijt me, meneer, maar ook daarvoor zult u in de rij moeten staan.’ Het verhaal klinkt te mooi om waar te zijn en waarschijnlijk is het een broodjeaapverhaal. De reactie van de beambte op ‘Hebt u enig idee wie ik ben?’ komt voort uit het verschil tussen de betekenis die de passagier aan zijn retorische vraag wil geven (een eis van erkenning van zijn hogere status) en de betekenis die de beambte eraan pretendeert te geven (een letterlijk verzoek om informatie). En de beloning voor de toeschouwers ligt in hun begrijpen van de woordenwisseling op een derde niveau: dat het gespeelde onbegrip van de beambte een tactiek is om de relatie van dominantie om te keren en de arrogante passagier op zijn welverdiende nummer te zetten. Taal wordt op meer niveaus begrepen, niet als een directe analyse van de inhoud van de zin. In het dagelijks leven profiteren we ervan dat onze gesprekspartner de kunst verstaat tussen de regels door te lezen door verzoeken en voorstellen in te vlechten die we er niet rechtstreeks kunnen uitflappen. Stel dat een criticus over een muziekuitvoering zegt: ‘Kate Winterbottom produceerde een reeks geluiden die sterk overeenkomen met de muziek van “Candle in the Wind”.’ We zouden dat waarschijnlijk interpreteren als een hatelijke opmerking over de kwaliteit van haar zingen. Waarom? Omdat de criticus een woordenrijke omschrijving kiest in plaats van de beknopte term ‘zong’ en wij ervan uitgaan dat hij dat om een reden doet, namelijk om te laten blijken dat haar uitvoering niet voldeed aan

552

Taalbeschouwing

de standaard waaraan ‘zingen’ doorgaans voldoet. Dit is een voorbeeld van de manier waarop we tussen de regels lezen als we taal begrijpen, een onderdeel van onze intelligentie dat is geïntroduceerd door de filosoof Paul Grice in een van de belangrijkste artikelen in de geschiedenis van de taalkunde, Logic and Conversation. Grice begon met het bekende feit dat logische termen zoals ‘en’, ‘niet’, ‘of ’, ‘alle’ en ‘sommige’ in het dagelijkse taalgebruik een andere betekenis hebben dan in de formele logica. In de dagelijkse conversatie betekent ‘Hij ging zitten en vertelde me dat hij een Republikein was’ dat hij de handelingen in die volgorde uitvoerde, niet alleen maar dat hij ze allebei uitvoerde (de logische betekenis van ‘en’). ‘Je geld of je leven’ impliceert dat je je geld kunt houden of je leven kunt houden, maar niet allebei. ‘Een paard is een paard’ is logisch circulair en zou daarom betekenisloos moeten zijn, maar mensen gebruiken dergelijke tautologieën met een bepaald doel, bijvoorbeeld om erop te wijzen dat de meeste paarden stereotiepe paardachtige eigenschappen hebben. Grice had niet de bedoeling om gewone sprekers ervan te beschuldigen dat ze slordig of onlogisch waren. Hij opperde daarentegen dat het taalgebruik in de dagelijkse conversatie een eigen rationaliteit heeft, die is geworteld in de behoefte van gesprekspartners om gezamenlijk te proberen hun boodschap over te brengen. Sprekers houden zich stilzwijgend aan een ‘coöperatief principe’, zegt hij: ze stemmen hun uitingen af op de actuele bedoeling van de conversatie. Grice werkte het coöperatieve principe uit in vier grondregels van conversatie, geboden die mensen stilzwijgend volgen (of zouden moeten volgen) om de conversatie efficiënt te laten verlopen: Kwantiteit: Zeg niet minder dan de conversatie vereist. Zeg niet meer dan de conversatie vereist. Kwaliteit: Zeg niets waarvan u denkt dat het niet waar is. Zeg geen dingen die u niet kunt bewijzen. Manier: Wees niet onduidelijk. Wees niet dubbelzinnig. Wees kort. Wees ordelijk. Relevantie: Wees relevant. Op het eerste gezicht lijken de grondregels u misschien lachwekkend. Als mensen alleen maar dingen mochten zeggen die ze konden bewijzen, niet breed-

sprakig en onduidelijk mochten zijn, zich aan het onderwerp moesten houden en hun ideeën ordelijk moesten uiteenzetten, zou op de universiteit, in het parlement en de kroegen van dit land een spookachtige stilte neerdalen. Maar ondanks de vele manieren waarop een spreker een gevoelige plek kan raken, kan hij niet voortdurend op eieren lopen. Mensen moeten kunnen doorgaan met hun leven te leiden en daarvoor moeten ze verzoeken en nieuws en klachten overbrengen. De oplossing is dat de spreker het goedmaakt met beleefdheid. Hij verpakt zijn uitspraken in een suikerlaagje met vriendelijkheden die zijn bezorgdheid voor de luisteraar opnieuw bevestigen of die haar autonomie erkennen. Brown en Levinson noemen deze strategieën positieve en negatieve beleefdheid, maar betere termen zijn sympathie en eerbied. De essentie van beleefdheid-als-sympathie is het simuleren van een zekere intimiteit door te doen alsof we willen wat de luisteraar voor zichzelf wil. Twee bekende voorbeelden van beleefdheid zijn het machteloze toewensen van geluk (‘Het beste’, ‘Een prettige dag’) en de geveinsde vraag naar iemands gezondheid (‘Hoe maakt u het?’, ‘Hoe gaat het?’). We hebben ook de nietszeggende complimenten (‘Leuke trui’), aanmatigingen over de behoeften van de luisteraar (‘Je zult wel trek hebben’), goed maar nutteloos advies (‘Wees voorzichtig’), en het praten over onderwerpen waarover iedereen het wel eens moet zijn, wat leidde tot de klacht van Charles Dudley Warner dat iedereen over het weer praat, maar niemand er wat aan doet. Een stap verder dan fictieve welwillendheid is fictieve solidariteit. Sprekers kunnen hun luisteraars aanspreken met valse termen van genegenheid zoals ‘my friend, mate, buddy, pal, honey, dear, luv, brother, guys, fellas’ (vriend, maat, makker [buddy/ pal], schatje, liefje, lieverd, broer, jongens, kerels). Ze kunnen slang gebruiken die hoort bij een groep waarbij ze worden verondersteld te horen, zoals in ‘Lend me two bucks’ of ‘two quid’. Ze kunnen de luisteraar in hun plannen betrekken, zoals in ‘Let’s have another beer’ (Laten we nog een biertje nemen). Ze kunnen een aantal methoden combineren, zoals vragen om instemming van de luisteraar (‘you know?’, weet je?), hun opinies verhullen (‘like, sort of ’, of zo, zeg maar), de bekendheid van de luisteraar met de situatie erkennen (‘you know’, je weet wel) en de aandacht en de goedkeuring van de luisteraar bevestigen door beweringen als vragen te stellen. Het beleefdheidsverhaal wordt wat interessanter en brengt ons terug bij indirect taalgebruik wanneer we kijken naar de gebaren van verbale eerbied (wat Brown en Levinson negatieve beleefdheid noemen).

Opdrachten en verzoeken zijn de meest gezichtsbedreigende taalhandelingen; ze doen namelijk een aanslag op de autonomie van de luisteraar door ervan uit te gaan dat ze zal instemmen. De spreker commandeert de luisteraar of hij bezorgt haar in elk geval last, iets wat je niet zou doen bij een vreemde of een meerdere, en zelfs niet zo gauw bij een intimus. Daarom gaan verzoeken vaak gepaard met verschillende vormen van kruiperij: vragen in plaats van bevelen: Wil je me je auto lenen? pessimisme uitdrukken: Je kunt zeker niet even het raam dichtdoen. het verzoek verhullen: Doe de deur dicht, als het kan. de taak verkleinen: Ik wilde alleen maar een klein stukje papier lenen. aarzelen: Kan ik, eh, je fiets lenen? de inbreuk erkennen: Je zult het vast wel druk hebben, maar ... tegenzin laten blijken: Normaal zou ik het niet vragen, maar ... verontschuldiging: Het spijt me dat ik je lastig val, maar ... onpersoonlijk maken: Roken mag hier niet. een schuld erkennen: lk zou je eeuwig dankbaar zijn als je ... Beleefdheid wordt afgewogen naar de mate van bedreiging voor het gezicht van de luisteraar. Het bedreigingsniveau hangt af van de omvang van de inbreuk, de sociale afstand tot de luisteraar (het gebrek aan intimiteit of solidariteit) en het machtsverschil tussen beiden. Mensen gedragen zich onderdaniger wanneer ze om een grotere gunst vragen, wanneer de luisteraar een vreemde is en wanneer de luisteraar meer status of macht heeft. Een verzoek met alles erop en eraan, zoals ‘Het spijt me heel erg dat ik je lastig moet vallen, en ik zou het niet vragen als ik een andere oplossing zag, maar ik zou je eeuwig dankbaar zijn als je denkt dat je misschien ...’ zou flikflooierig klinken als het ging om een kleine gunst van een vreemde, bijvoorbeeld hoe laat het is, of als het ging om een grotere gunst (zoals het gebruik van de computer) aan een echtgenoot of assistent.

Naar: Steven Pinker, De stof van het denken

7•Pragmatischdomein

553

Signalen in gesprekken: over non-verbale communicatie en lichaamstaal

In De verborgen boodschap laat dr. Peter Collet zien hoe we de geheimtaal van het lichaam en het gezicht kunnen ontcijferen.

Het meest opvallende aan gesprekken is dat de mensen om beurten praten. Het is heel ongebruikelijk dat meer dan één persoon tegelijk praat. Om beurtelings te kunnen praten, is het noodzakelijk dat de spreker en de luisteraar elkaar duidelijk maken of ze het woord willen of niet. Dat kan in principe bereikt worden wanneer de persoon in kwestie verklaart dat hij iets wil zeggen, maar meestal wordt het om beurten praten georganiseerd door een reeks van aangepaste signalen die mensen produceren wanneer ze praten of luisteren. Elke conversatie speelt zich daardoor op twee niveaus af: een ‘officiële’ dialoog waarbij mensen ideeën en meningen uitwisselen en een ‘onofficiële’ dialoog waarbij de spreker via signalen aangeeft of hij aan het woord wil blijven of het woord aan de luisteraar wil geven. De luisteraar van zijn kant kan een signaal afgeven of hij de sprekersrol wil vermijden of opnemen. Er zijn verschillende manieren waarop een luisteraar te kennen kan geven dat hij de rol van spreker niet wil overnemen en liever blijft luisteren. Dat kan door verbale reacties als ‘eh eh’ en’ja’, door de herhaling van de woorden van de spreker of door vragen zoals: ‘Kom je hier vaker?’ of ‘Is dat echt waar?’ Het kan echter ook non-verbaal. De luisteraar kan ‘aandachtsvertoon’ produceren. Door te blijven zwijgen, zich naar de spreker te richten en deze intens aan te kijken, kan de luisteraar duidelijk maken dat hij geïnteresseerd is in wat de spreker te zeggen heeft en er daardoor niet naar verlangt die rol over te nemen. Een andere mogelijkheid is het tegenovergestelde van aandachtsvertoon. Wanneer je doet alsof je niet oplet, maak je duidelijk dat je niet wilt spreken. Als luisteraar kun je op verschillende manieren non-verbaal duidelijk maken dat je het woord wel wilt. Een daarvan is dat je een ‘waarschuwingssignaal’ afgeeft, zoals bijvoorbeeld het optillen van je hand, het opensperren van je ogen of het openen van je mond en hoorbaar inademen. Wanneer de spreker het gesprek aan de ander wil overdragen, geeft hij signalen dat hij wil ‘plaatsmaken’ voor de luisteraar. Dat kan non-verbaal bv. door een handgebaar, de schouders op te halen of een luisteraar aan te kijken. Dat laatste is cruciaal wanneer het een groepsgesprek betreft, want in die situatie is diegene die als laatste wordt aangekeken naar alle waarschijnlijkheid de volgende spreker. Wanneer de spreker het woord wil behouden, moet hij de indruk wekken dat hij nog veel meer te zeggen heeft. Een verbale manier is het opsommen van punten. Het is bijvoorbeeld minder waarschijnlijk dat je na het eerste bewijs al onderbroken wordt wanneer je gezegd hebt dat je vier bewijzen wilt aanhalen. Non-verbaal kan dat bv. door op je vingers te tellen. Een andere mogelijkheid is nadrukkelijk weg te kijken van een luisteraar die aangeeft het woord te willen nemen. Spekers die de sprekersrol graag behouden, weten bovendien dat ze een luisteraar in de rol van luisteraar kunnen houden door middel van uitdrukkingen als ‘Snap je?’, ‘Vind je niet?’… Deze uitdrukkingen zijn voorbeelden van het uitlokken van loze, bevestigende opmerkingen die een luisteraar verder in zijn rol van luisteraar duwen. De spreker kan dan de maker van dergelijke loze, bevestigende opmerkingen bv. met een glimlach ‘belonen’ zodat de luisteraar al snel meer van dit soort opmerkingen maakt en zich daardoor van de rol van spreker uitsluit. Naar: Peter Collett, De verborgen boodschap

554

Taalbeschouwing

8

Sociolinguïstisch domein 8.1

Begrippen

In de tabel verzamelen we een aantal begrippen over dit domein. begrip

omschrijving

taalvariëteit

Bij een taal hoort een verzameling van taalvariëteiten: bv. standaardtaal, dialect, vaktalen. Elke taalvariëteit is een verzameling van taalvarianten.

taalvariant

Keuze van een bepaalde vorm van een taalvariabele (eenheid in het taalgebruik die op twee of meer wijzen gerealiseerd kan worden). Bv. jij – gij, rode – rooie, nu – nou.

natiolect

Standaardtaalvariëteit verbonden met een bepaald land of een bepaalde natie. Bv. Belgisch-Nederlands, Brits-Engels.

pidgin

Zeer eenvoudige omgangstaal op grondslag van het Engels of een andere West-Europese taal ontstaan op plaatsen waar volkeren met verschillende talen werkten, o.a. in Suriname.

creooltaal

Uit pidgin voortgekomen taal die zich tot moedertaal van bepaalde groepen ontwikkelt.

lingua franca

internationale omgangstaal

streektaal, regiolect Bovenlokale taalvariëteit gebaseerd op een aantal nauw verwante dialecten. Een taalvariëteit tussen twee andere in en met kenmerken van beide. In tussentaal, Verkavelingsvlaams Vlaanderen is dat regionaal gekleurd informeel Nederlands tussen regiolect/ dialect en Standaardnederlands in. Poldernederlands

Heeft voornamelijk betrekking op bepaalde uitspraakverschijnselen in Nederland.

sociolect

Sociaal bepaalde taalvariëteit die samenhangt met bv. sociale klasse, beroep, sekse, leeftijd … Afhankelijk daarvan treden registerverschillen en stilistische variatie op.

groepstaal

Taal van een bepaalde sociale groep, de bijzondere woorden en wendingen die door een bepaalde sociale groep worden gebruikt.

vaktaal

terminologie eigen aan een bepaald vak of beroep

jargon

voor oningewijden moelijk verstaanbare groeps- of vaktaal

etnolect

Taalvariëteit die samenhangt met het etnisch-cultureel toebehoren van taalgebruikers, zoals Nederlands gesproken door mensen van Turkse, Marokkaanse … afkomst. Heeft karakteristieke varianten in uitspraak, woordkeuze …

idiolect

kenmerkend eigen taalgebruik van een individuele persoon

register

Geheel van taalvarianten die bij een welbepaalde communicatieve situatie horen. Bv. formeel, informeel, archaïsch, vulgair, academisch, spreektaal, schrijftaal …

code switching

het door elkaar heen gebruiken in dezelfde taaluiting van meerdere talen en/of registers

Taalvariatie.

Naar: Advieslijst taalbeschouwlijke termen Nederlands

8•Sociolinguïstischdomein

555

8.2

Over taal als sociaal fenomeen

8.2.1 Historische variatie: de stamboom van het Indo-Europees Grieks

Modern Grieks

Italisch

Latijn

Germaans

Noordgermaans Zweeds Deens Noors IJslands Westgermaans

Oostgermaans Keltisch

Frans Italiaans Spaans Portugees Roemeens

Hoogduits Nederduits Nederlands  Afrikaans Fries Engels Gotisch (uitgestorven) Iers Bretons

Baltisch Slavisch

Lets Litouws Oostslavisch

Witrussisch Oekraïens Russisch

Zuidslavisch

Bulgaars Macedonisch Servo-Kroatisch Sloveens

Westslavisch

Pools Tsjechisch Slovaaks

Iraans Indisch

Perzisch Koerdisch Sanskriet

Bengali Punjabi Hindi …

Naar: Bart Mesotten, Binnenkijken in woorden

8.2.2 Taaluniversalia Taaluniversalia zijn kenmerken die voorkomen in alle natuurlijke talen. Onder natuurlijke taal versta je elke levende of dode taal die door de gebruikers ervan als hun moedertaal wordt of werd beschouwd. Een levende natuurlijke taal wordt van generatie op generatie doorgegeven. Een natuurlijke taal is in tegenstelling tot een kunsttaal zoals Esperanto niet kunstmatig ontworpen. Absolute taaluniversalia gelden voor alle talen van de wereld. Enkele voorbeelden: • Een taal heeft altijd minstens twee klinkers. • Alle talen bezitten functiewoorden en inhoudswoorden. • Alle talen bezitten elementen met een deiktisch karakter (zoals aanwijzende voornaamwoorden). • … Statistische universalia gelden voor veel talen, maar niet voor alle. Zo geldt bv. voor bijna alle talen dat het subject (S) in neutrale zinsvolgorde voorafgaat aan het object (O), terwijl het werkwoord (V) verschillende plaatsen kan innemen. Zo krijg je SVO-talen (de man koopt het boek), VSO-talen (koopt de man het boek) en SOV-talen (de man het boek koopt). Het Fidji (gesproken op de Fidji eilanden) is echter een VOS-taal (koopt het boek de man). Het object gaat daar aan het subject vooraf. Bepaalde taaluniversalia zijn ook aan voorwaarden gebonden. Je noemt ze voorwaardelijke taaluniversalia. Je formuleert ze in de vorm van als-dan. Twee voorbeelden: • Als een taal VSO heeft, dan heeft die taal voorzetsels (absoluut voorwaardelijk). • Als een taal SOV heeft, dan heeft die taal bijna altijd achterzetsels (statistisch voorwaardelijk).

556

Taalbeschouwing

Een centrale vraag in verband met taaluniversalia is: hoe verklaar je dat in alle natuurlijke talen universele verschijnselen voorkomen? Op deze vraag zijn verschillende hypothetische antwoorden mogelijk. Twee voorbeelden: • Alle talen gaan in oorsprong terug op één en dezelfde grondtaal en ze hebben allemaal bepaalde kenmerken van deze grondtaal behouden (monogenese). • Taaluniversalia weerspiegelen aangeboren eigenschappen van de menselijke geest. Het kind komt ter wereld in het bezit van een systematiek en het leren van een taal komt neer op het invullen van deze aangeboren systematiek met de bijzonderheden van de betreffende taal.

8.2.3 Onder de loep

De toekomst van het Nederlands Er zijn doemdenkers die verwachten dat het Nederlands binnen enkele decennia zal zijn verdwenen, opgeslokt door het Engels of door het Chinees, of een andere taal. Anderen denken dat het Nederlands binnenkort zo sterk veranderd zal zijn dat het voor de huidige sprekers onherkenbaar zal zijn geworden, met name door de invloed van allochtonen. Maar hoe reëel is de bedreiging van het Nederlands? Hoe sterk staat het Nederlands op dit moment eigenlijk? De huidige positie van het Nederlands Uit een in 2005 door de Nederlandse Taalunie gehouden ‘taalpeil’ blijkt het volgende: Nederlands is de moedertaal van ruim 22 miljoen mensen, voornamelijk in Nederland (16 miljoen) en in België (ruim 6 miljoen). In Nederland behoren Turks (met 92 000 sprekers), Marokkaans-Arabisch (met 100 000 sprekers), Papiaments (80 000), Indonesisch (45 000) en Sranan (circa 200 000) tot de allochtone minderheidstalen. In België vormen mensen met een Italiaanse achtergrond onder de talen van (voormalige) arbeidsmigranten de grootste groep, met 280 000 sprekers. Verder wonen er zo’n 105 000 mensen met een Marokkaans-Arabische taalachtergrond, zo’n 80 000 Portugezen en ongeveer 63 000 Turkstaligen. Van de gebieden buiten Europa waar vroeger Nederlands werd gesproken, zoals Indonesië, zijn alleen Suriname en de Nederlandse Antillen en Aruba overgebleven; zij zijn, met verschillende status, onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Op de Nederlandse Antillen en Aruba, met ongeveer 300 000 inwoners, is Nederlands de officiële taal. Sinds 2007

zijn op de Antillen naast het Nederlands de twee omgangstalen Papiaments en Engels erkend als officiële talen. In Suriname worden meer dan twintig talen gesproken. De officiële taal is het Nederlands. Juist doordat hier zoveel talen gesproken worden, vormt het Nederlands de bindende factor. Door de globalisering heeft de internationaal gehanteerde voertaal Engels invloed op het Nederlands. Het Engels dringt zich in sommige domeinen naast het Nederlands als voertaal op, met name in delen van het hoger onderwijs en het internationaal georiënteerde bedrijfsleven. Het gebruik van het Engels als wetenschapstaal en in het bedrijfsleven heeft dus enig functieverlies van het Nederlands tot gevolg, maar is noodzakelijk om de aansluiting bij internationale ontwikkelingen te waarborgen. Sommigen zien hierin een gevaar voor het Nederlands en vrezen dat dit op termijn zal verdwijnen, maar die vrees lijkt vooralsnog niet erg gegrond. Er is een groot aantal redenen om te veronderstellen dat de Nederlandse standaardtaal blijft bestaan, in welke vorm dan ook. De standaardtaal is een verworven en noodzakelijk goed; zij diende en dient een duidelijk sociaal, maatschappelijk en cultureel doel, is voertaal in het openbare leven, het bestuur en de literatuur, is vastgelegd in woordenboeken en grammatica’s, wordt in stand gehouden door onderwijs, media, uitgevers, journalisten, schrijvers enzovoort, en last but not least: wordt gesteund door de Nederlandse en de Belgische overheid, en heeft ook binnen Europa een officiële status. Ieder jaar verschijnen er weer meer Nederlandstalige boeken. Nog nooit is de

Cover van Het verhaal van het Nederlands. Een geschiedenis van twaalf eeuwen.

8•Sociolinguïstischdomein

557

communicatie binnen het Nederlandse taalgebied zo intensief en direct geweest, dankzij de massamedia en internet. Nog nooit hebben zoveel mensen zoveel scholing ontvangen, en nog nooit hebben zoveel mensen Nederlands gesproken: de teller staat zoals gezegd op 22 miljoen. Dat alles zal in de toekomst niet minder, maar juist meer worden. De wens om door zo veel mogelijk mensen begrepen te worden – toch de reden voor het ontstaan van een bovengewestelijke standaardtaal – is sinds de renaissance alleen maar sterker geworden. Variatie in het taalgebruik Het geschreven Standaardnederlands vertoont momenteel een hoge mate van homogeniteit: zo zijn de taalverschillen tussen Nederland en Vlaanderen zeer gering: de spelling is identiek, en in de woordenschat en de grammatica bestaan slechts kleine verschillen. De gesproken taal is echter gevarieerder, en die variatie neemt nog toe. De uitspraak van het Algemeen Nederlands in Nederland en Vlaanderen groeit enigszins uit elkaar: terwijl in Vlaanderen wordt vastgehouden aan de (in Holland gedefinieerde) norm uit omstreeks 1930, vinden er in Nederland uitspraakveranderingen plaats die zich vanuit de Randstad verbreiden, zoals de stemloze uitspraak van v en z, Poldernederlandse klinkers en de Gooise r. De taalvariatie is in België groter dan in Nederland. In België hanteert een lager percentage van de bevolking dan in Nederland dagelijks de standaardtaal, en hebben mensen er meer moeite mee ze te bereiken. Onder meer daardoor is er een tussentaal ontstaan, die het midden houdt tussen de dialecten en de standaardtaal, en die fungeert als informele bovengewestelijke omgangstaal. De afstand tussen de tussentaal en de standaardtaal is in België veel groter dan die tussen informeel Nederlands en de standaardtaal in Nederland. Het gevolg hiervan is dat de informele variëteiten in Nederland en België fors van elkaar verschillen. Ze groeien bovendien nog steeds uit elkaar, doordat het gebruik van de tussentaal in België almaar toeneemt, en er een autonome standaardisering plaatsvindt onder de tussentaalvarieteiten, uitgaande van het Brabants. In de jaren negentig van de twintigste eeuw ontstond er in België meer erkenning van de eigen kenmerken van het verzorgde Nederlands, en zag men in dat er ‘nationale variëteiten’ van de standaardtaal kunnen bestaan: talen kunnen in verschillende nationale staten als standaardtaal gebruikt worden, en daarbij tot op zekere hoogte toch van elkaar verschillen – vergelijk het Duits in Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. In Nederland en België zijn nieuwe taalvariëteiten ontstaan door de naoorlogse immigratie, het zogenoemde etnisch Nederlands, het Nederlands zoals

558

Taalbeschouwing

dat wordt gesproken door mensen met een andere etnische achtergrond en een andere of tweede moedertaal, zoals Turks, Italiaans, Marokkaans-Arabisch, Berbers, Papiaments, Koerdisch of een taal uit Suriname. De variëteiten bezitten enkele fonologische, grammaticale en lexiografische bijzonderheden waarin zij afwijken van het Standaardnederlands. Niet alleen verandert het Nederlands en ontstaan er meer variëteiten, ook de norm van de standaardtaal verandert. De norm is sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw duidelijk verruimd: in de jaren zeventig werd het taalgebruik gedemocratiseerd, samen met de maatschappij. Taalverschijnselen van de lagere sociale milieus werden geaccepteerd, er was een toenemende tolerantie tegenover verschillen in uitspraak, woordkeus en dialectische variatie, en de taal werd informeler. Er is sprake van normvervaging, volgens degenen die pal staan voor het beschaafde, verzorgde taalgebruik, het Algemeen Beschaafde Nederlands, het ABN. De uniforme spreektaal valt dus uiteen in een heel scala aan geaccepteerde variëteiten. Daarbij moeten we ons wel afvragen in hoeverre er ooit een uniforme spreektaal heeft bestaan en voor hoe lang. Er bestaat pas een kleine eeuw een duidelijk gedefinieerde norm voor een uniforme spreektaal en die is altijd slechts door een deel van de bevolking in Nederland en Vlaanderen gehanteerd, en dan alleen nog in formele situaties. En laten we wel wezen: om hoeveel variëteiten in de uitspraak gaat het nu eigenlijk? De uitspraak van de g, r en w varieert, z en v worden in Nederland (niet in België) stemloos uitgesproken als [s] en [f], bepaalde spreektalige grammaticale verschijnselen worden vaker gehanteerd dan voorheen. Hoe ziet het toekomstige Nederlands eruit? Het ziet ernaar uit dat de uitspraakvariatie eerder zal toenemen dan afnemen, en dat dat bovendien algemener geaccepteerd zal worden. Poldernederlandse klinkers en de Gooise r zullen deel van de standaardtaal in Nederland gaan uitmaken, en in de grammatica zullen enkele vormen die nu als spreektalig of als fout gelden, opgenomen worden, zoals het boek wat ik lees, de man die de bal heb(t); deze constructies worden door een toenemend aantal taalgebruikers gehanteerd en ze passen goed binnen het Nederlandse taalsysteem. Hetzelfde geldt voor hun hebben, maar hiertegen bestaat bij een groot aantal taalgebruikers nog veel weerstand, dus het kan even duren voordat het ook in de geschreven taal geaccepteerd wordt, als dat al ooit gebeurt. Het is denkbaar dat het aantal registers of variëteiten waarvan een en dezelfde persoon zich zal bedienen naast de standaardtaal, in de toekomst zal toenemen. Dat zien we nu al: mensen gebruiken in e-mails en sms-berichten andere, informelere taal dan in een

sollicitatiebrief. Daartegen is geen enkel bezwaar, sterker nog: uit onderzoek is gebleken dat naarmate mensen meer gevarieerd taalgebruik hanteren, ze ook beter zijn in Nederlands. Jongeren die tweetalig zijn of bijvoorbeeld straattaal hanteren, weten meestal heel goed wanneer ze beter Standaardnederlands kunnen gebruiken en schakelen dan snel om. Factoren die de Nederlandse standaardtaal kunnen beïnvloeden, zijn voorts etnisch Nederlands en tussentalen. Wat hun concrete invloed zal zijn, valt niet te zeggen. Volgens sommige taalkundigen zal het Nederlands onder invloed van het etnisch Nederlands een aantal grammaticale veranderingen doormaken: veel scholen in de grote steden hebben immers meer allochtone dan autochtone leerlingen, en dat moet op den duur – volgens sommigen al binnen enkele decennia – invloed hebben op het Nederlands. Zo zou er nog maar één lidwoord overblijven (de), en zou het bijvoeglijk naamwoord altijd eindigen op een -e: een mooie schilderij, tegenover het bijwoord en naam-

woordelijk deel van het gezegde zonder -e: dat is mooi, mooi niet! Wij betwijfelen echter of het etnisch Nederlands zoveel invloed zal hebben. Ten eerste leert de geschiedenis dat een kleine, gezaghebbende groep taalgebruikers vernieuwingen lang kan tegenhouden: zo wordt groter als nu al drie eeuwen uit de schrijftaal geweerd. Ten tweede gaan steeds meer allochtonen steeds beter Nederlands spreken, waardoor het etnisch Nederlands eerder zal verdwijnen dan dat het de standaardtaal zal beïnvloeden. Een kleinschalig onderzoek heeft uitgewezen dat de generatie allochtone leerlingen die in Nederland is geboren of op jonge leeftijd met het Nederlands in aanraking is gekomen, de lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op dezelfde manier hanteert als autochtonen, zelfs al doen hun ouders dat niet. Daar staat tegenover dat er ook een universeel allochtoons accent is geconstateerd dat zelfs door autochtone kinderen wordt overgenomen.

Naar: Nicoline van der Sijs & Roland Willemyns, Het verhaal van het Nederlands. Een geschiedenis van twaalf eeuwen

Andere mensen, andere taal Het ABN bestaat nog maar iets langer dan honderd jaar. Overeenstemming over de norm, en dan met name de norm voor de juiste uitspraak, is er pas sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw. Overigens net als in het Engels en net als in het Duits: ook daar is er pas sinds eind negentiende eeuw een duidelijke norm voor de uitspraak. Rond 1895 krijgt die norm bij ons een naam: Algemeen Beschaafd Nederlands. Vervolgens maakt dat Algemeen Beschaafd Nederlands in de twintigste eeuw een spectaculaire ontwikkeling door: twee keer is er namelijk een geweldige ommezwaai. Het chique ABN (1900-1920) Rond 1900 is het aantal mensen dat ABN spreekt onthutsend klein. Deskundigen schatten twee à drie procent van de bevolking, de maatschappelijke toplaag. Hun ABN functioneerde in deze eerste fase als onderscheidingsmiddel: door hun taal onderscheidden deze mensen zich van de rest. En ze wilden zich ook onderscheiden. Het burgerlijke ABN (1920-1970) Dat chique ABN duurde niet lang. Tot ongeveer 1920. Er voltrekken zich in de twintigste eeuw namelijk grote politieke, sociale en demografische veranderingen, met vérstrekkende gevolgen voor de taal. In enkele decennia verandert er in het leven van de meeste mensen meer dan in vele eeuwen daarvoor. De mensen worden mobieler. En ze zien al gauw dat de toegangspoort

tot sociale vooruitgang gelegen is in ABN spreken. De middenstander, de geschoolde arbeider, de ontwikkelde dialectspreker, kortom de sociale middenlaag gaat ABN spreken. Niet van de ene dag op de andere, maar stapje voor stapje. Dat gebeurt in de periode 1920-1970. Het aantal sprekers van het ABN, of toch mensen die het waar nodig kúnnen spreken, neemt daarmee sterk toe, van de luttele procenten rond 1900 naar misschien wel veertig à vijftig procent in 1970. De functie van het ABN is daarmee ook helemaal anders geworden. Aanvankelijk was het een onderscheidingsmiddel van de hogere standen, vervolgens een middel voor sociale vooruitgang. Eerst netjes praten, en dan krijg je ook wel een groot huis, een auto, een dienstbode. Dat was geen illusie; het heeft voor velen ook echt zo gewerkt. Generatie na generatie klom omhoog op de maatschappelijke ladder. Het democratische ABN (1970-nu) En dat is inderdaad wat we zien gebeuren vanaf ongeveer 1970: een verder voortgaande democratisering van de samenleving en van het onderwijs. Ook neemt de welvaart toe, en de mobiliteit. En de mondigheid. Maar de verdere opmars van het ABN hapert. Zo succesvol als het ABN tot 1970 was geweest – steeds meer sprekers, een steeds eenduidiger norm – zo miserabel gaat het ermee na 1970. De eenduidige norm is weg, of eigenlijk: er zijn nu verschillende normen naast elkaar. Misschien is het aantal sprekers van het ABN vergeleken met 1950 niet eens erg afgenomen. Alleen, die ande-

8•Sociolinguïstischdomein

559

re zestig procent, die vroeger zweeg in het openbare leven, zwijgt niet langer. Die kun je nu ook dagelijks op tv horen, in de scholen en in de universiteiten. Onze taal is minder veranderd dan men denkt. In veel sterkere mate is het personeel van radio en televisie veranderd. Ook het onderwijspersoneel veranderde, en het universitaire personeel, en de politici. Veel beroepsgroepen zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw drastisch gewijzigd qua sociale signatuur. Beursspeculant bv. is tegenwoordig een maatschappelijk aanvaard beroep. Honderd jaar geleden werd zo iemand in beschaafde kringen geweerd. De functie van het ABN En hoe staat het nu met de functie van het ABN? In periode één, die van het chique ABN, werd het ABN door een kleine bovenlaag gebruikt als middel om zich te onderscheiden. In periode twee, de periode van het burgerlijke ABN, ging het ABN dienen als middel tot sociale vooruitgang. En nu? Sociale vooruitgang? Sociaal hogerop komen? Er valt in Nederland niet veel meer sociaal hogerop te komen. Wie kan en wil, is allang hoger opgeklommen. Gaan uw kinderen het verder schoppen dan u? Dat is in veel gevallen niet zo simpel. Ja, als je vader landarbeider was, of je moeder werkte in een katoenfabriek, of als dienstbode, dan valt er sociaal wat te klimmen. Maar wat doe je als je beide ouders een universitaire studie hebben gedaan? Voor veel jongeren geldt nu dat het al een mooi ding zou zijn als ze het sociale niveau van hun ouders zouden kunnen handhaven. Het massale sociale klimmen is nu wel achter de rug. Er zullen nog wel individuele klimmers zijn, maar daar staan tegenwoordig evenveel dalers tegenover.

Het echte sociale klimmen kun je wel nog zien bij onze allochtonen. Dertig jaar geleden kwamen ze vanaf het straatarme platteland van Marokko. Dan woonden ze met z’n zessen op een zolderkamertje. Nu hebben ze een bloeiende islamitische groentewinkel, of een ‘Gouden Schaar’, of een slagerij zonder varkensvlees. De kinderen gaan al naar de middelbare school. De kleinkinderen zullen naar de universiteit of de hogeschool gaan. Als er nu bij de autochtonen dus feitelijk weinig meer sociaal te klimmen valt, en in het beste geval het sociaal niveau van het ouderlijk huis gehandhaafd kan worden (wat dikwijls niet zal lukken), dan verliest het ABN zijn functie van instrument voor sociale vooruitgang. Wie nu het ABN van 1950 terugwenst, of cultiveert, die cultiveert een museumstuk. Het is fraai, maar het werkt niet meer. Heimwee Met heimwee naar de ABN-norm van een halve eeuw geleden moet je oppassen. Je kunt niet één facet uit 1950 terugwensen (een heldere strakke ABN-uitspraak), en al de rest, waar het mee samenhing, niet. Heimwee naar de ABN-norm van 1950 is, hoe menselijk ook, óf dom, óf onthutsend reactionair. Elke tijd zal zijn eigen taalcultuur ontwikkelen. En wie in de overgang zit, heeft het daar moeilijk mee. Maar het nieuwe is niet noodzakelijk slechter. De nieuwe taalcultuur is grondig anders. Hoe anders, dat wordt nog maar weinig beseft. En die nieuwe taalcultuur is allang aangebroken, al heeft nog niet iedereen het in de gaten. Minder klassieke achtergrond, veel minder kerk en Bijbel, minder academisch, maar anderzijds: speelser; vrijmoediger, opener, spannender, kleurrijker, internationaler. Naar: Johannes van der Horst, Onze Taal

Misvattingen over het Afrikaans Het Afrikaans stamt (ten dele) van het Zeeuws af Dit idee, dat ooit geopperd is, maar inmiddels allang door de taalkunde is opgegeven, zoemt nog steeds onder leken voort, zoals bijvoorbeeld uit discussielijsten op internet blijkt. Maar de werkelijkheid is dat het Afrikaans geen Zeeuwse kenmerken heeft. Zelfs typisch Zeeuwse voornaamwoorden zoals hulder, julder, wulder ontbreken in het Afrikaans, en datzelfde geldt voor typisch Zeeuwse klankverschijnselen en inhoudswoorden. Alleen ons ‘wij’ zoals in ons sal eendag by julle kom kuier ‘we zullen ooit bij jullie op bezoek komen’, doet aan het Zeeuws denken, maar kan dat in zijn eentje nooit zijn. Voor de rest is het Afrikaans evident Hollands: zie de voornaamwoorden julle ‘jullie’ en hulle ‘hullie, zij’, seun ‘zoon, jongen’, deur ‘door’, laai ‘la’, slaai ‘sla’, toon ‘teen’, enz.

560

Taalbeschouwing

De Hollandse inslag van het Afrikaans is niet vreemd als we bedenken dat de Verenigde OostIndische Compagnie, die Zuid-Afrika koloniseerde, vooral een Hollandse aangelegenheid was, en dat de eerste commandant aan de Kaap, Jan van Riebeeck, in Zuid-Holland was opgegroeid en dat ook veel van zijn ambtenaren daarvandaan kwamen. Het Afrikaans is (afgezien van wat leenwoorden uit niet-Europese talen) niets anders dan een WestGermaanse taal Hoewel alles in dit soort zaken een kwestie van opvattingen is, – ook voor wie in het Afrikaans een zuivere West-Germaanse taal ziet – staat wel vast dat het Zuid-Afrikaanse Nederlands behoorlijk door de mangel van onvolledige tweedetaalverwerving gehaald is.

Daaraan heeft het bijvoorbeeld zijn sterk vereenvoudigde stelsel van werkwoordsvormen te danken. Ook zijn er al heel vroeg aanwijzingen voor een gebroken Nederlands met een eigen structuur, een zogenoemd pidgin. Voltooide tijd werd bijvoorbeeld uitgedrukt met al of (al)gedaen. Hieraan dankt het Afrikaans waarschijnlijk (al)klaar ‘al’: Het jy dit klaar gelees? Maar belangrijker nog zijn de vele taalinvloeden uit later jaren, vanuit het Maleis en Creools Portugees van de slaven, vanuit het Khoekhoe (‘Hottentots’) van de locale Afrikanen en vanuit het Engels. In een zin als ‘Hulle weet nie eers hoe om ’n baba te abba nie.’ is het hoe om … te … waarschijnlijk onder Engelse invloed ontstaan: het Engels leverde how to, het Afrikaans voegde daar om aan toe, omdat ‘te + werkwoord’ om vereist (behalve in werkwoordclusters: nie hoef te lees nie). Verder bevat de zin twee leenwoorden: een uit het Creools Portugees: baba ‘baby’, en een uit het Khoek-

hoe: abba ‘op de rug dragen’. Maar dat zijn leenwoorden, en die tasten de Nederlandse structuur van het Afrikaans niet aan. Het wordt al een beetje anders met het leenwoord baie ‘veel, erg, vaak’, een dialectale variant van het Maleise banyak. Baie heeft veel praktisch verdrongen: je zegt baie mense en baie mooi. Maar hoebaie en sobaie zeg je niet: het is hoeveel en soveel – al is so baie los geschreven en met een zekere nadruk uitgesproken wel mogelijk: Hy het so baie van koffie gehou ‘hij heeft zoveel van koffie gehouden’. Baie is dus een systeem van Nederlandse woorden binnengedrongen zonder het helemaal over te nemen. Dit blijkt ook uit het rijtje baie – meer – (die) meeste: je zegt meer, niet baier of meer baie. Het Afrikaans ziet er dus enerzijds erg Nederlands (‘West-Germaans’) en anderzijds nogal on-Nederlands uit.

Naar: Hans den Besten, Wat iedereen van het Nederlands moet weten en waarom

De Nederlands-Franse taalgrens in Frankrijk In Duinkerke staat een standbeeld van een van zijn beroemde zonen; ‘Jean Bart’ staat op de sokkel. Eigenlijk heette de piraat in kwestie Jan Baert, want Duinkerke was ooit een Vlaamse stad en iedereen sprak er Nederlands. Het was een even Vlaamse stad als Brugge of Gent. In 1646 werd Duinkerke door Frankrijk geannexeerd en het is sindsdien een deel van Frankrijk gebleven. Zo begon een proces van verfransing dat zich in heel Frans-Vlaanderen heeft doorgezet. Het spreekt vanzelf dat de taalgrens niet op slag veranderde als een stuk land van kroon wisselde. Toch schoof de Frans-Nederlandse taalgrens in de loop der eeuwen langzaam naar het noorden op. Verschuivingen over en weer bleven zich echter voordoen, vooral rond Kales (Calais), waar de bewoners nog lang Nederlands bleven spreken. Nog in 1612 voegde de stadsklerk van het dorp Polincove in het huidige departement Pas-de-Calais bij de stadsrekening een kwitantie in het Nederlands, waarin te lezen staat dat Jehan de Malynnes den ouden zekere somme gelds heeft ontvangen van Andries Loete, ‘vor te hebben ghetymmert den torre vande de proche [parochie] van Pollynchoue’. Pas na de zeventiende eeuw is deze streek zo goed als volledig verfranst. De verfransing van de Westhoek, een negentigtal gemeenten ten westen van Duinkerke, in de buurt van de stadjes Bergues (Sint-Winoksbergen), Cassel (Kassel), Hazebrouck (Hazebroek) en Bailleul (Belle), is anders verlopen. Toen de Westhoek werd ingelijfd bij Frankrijk was het gebied helemaal Nederlandstalig.

Kort na de inlijving werd het gebruik van het Frans in rechtszaken verplicht gesteld, wat de hogere standen dwong deze taal grondig te leren. De regering in Parijs bevorderde de verfransing, vooral in de steden, bovendien door Franssprekende ambtenaren en garnizoenen te sturen. Toch bleef het Nederlands tot de Franse Revolutie de voertaal in het onderwijs. Maar boeken, tijdschriften en pamfletten verschenen in de loop van de achttiende eeuw steeds vaker in het Frans, een teken dat de burgerij verfranste. De revolutionaire decreten van Napoleon dwongen de bevolking uitsluitend Frans te gebruiken in het onderwijs en in officiële stukken. De Franse taalknevelarij miste haar uitwerking niet. Een enquête uit 1806 laat zien dat de steden Duinkerke en Grevelingen (Gravelines) al grotendeels waren verfranst, maar dat in de arrondissementen Duinkerke en Hazebroek het grootste deel van de bevolking nog het Nederlands als voertaal bezigde. De pastoor van Belle (Bailleul), die in 1891 een studie over het Vlaamse dialect van zijn stadje publiceerde, deelde in datzelfde jaar mee dat ‘ondanks de verspreiding van het onderwijs en de kennis van het Frans de bewoners van Belle en omstreken onder elkaar Vlaams spreken’. Uit enquêtes die tussen 1806 en 1940 zijn gehouden, valt duidelijk op te maken hoe snel het gebied onder invloed van het bestuur, de kerk, het leger en het onderwijs op het Frans is overgeschakeld. Tegenwoordig kan het Nederlands – dat wil zeggen een West-Vlaams dialect – alleen nog standhouden in

8•Sociolinguïstischdomein

561

enkele gemeenten langs de Belgische grens. Meer dan enkele duizenden tweetaligen zijn er niet overgebleven. In de praktijk heeft de Belgisch-Franse rijksgrens dus de rol van de taalgrens overgenomen. De laatste fase van taalverandering, taalwisseling – voor wie het dramatischer ziet: taaldood – is aangebroken. Tijdens de laatste decennia van de twintigste eeuw zag de situatie er ongeveer als volgt uit: de helft van de bewoners boven de zestig jaar was tweetalig; in de groep tussen de veertig en de zestig beheerste nog niet de helft het Nederlands passief en niet eens een kwart actief; van de groep van twintig tot veertig beheerste een vijfde het Nederlands passief en nog geen 10 procent actief; de jongeren spraken helemaal geen Nederlands en slechts weinigen van hen beheersten het passief. Sprekers die alleen Nederlands kennen, waren toen al uitgestorven, en alleen een paar ouderen spraken het nog dagelijks met elkaar. Schijnbaar in tegenspraak met deze terminale symptomen vond een groot deel van de grensbewoners het theoretisch de moeite waard het Vlaamse dialect door te geven aan de jeugd. Deze houding treft men ook elders wel aan bij naderende taaldood; het is eerder een veeg teken dan een hoopvolle opleving. Als gevolg hiervan bestaat er echter wel belangstelling voor de cursussen Nederlands die sinds 1971 officieel op Franse scholen mogen worden gegeven, en voor de studie Nederlands aan de twee universiteiten van Rijsel. Ook economische motieven spelen daarbij een rol: heel wat Noord-Fransen vinden immers een baan in het aangrenzende WestVlaanderen.

In 1985 werd in Wervicq-Sud (Wervik) en in 1990 in Bailleul (Belle) een begin gemaakt met Nederlandse lessen in het basisonderwijs, experimentele projecten die door Vlaanderen en Nederland werden betaald. Nadat Frankrijk officieel besloten had het aanleren van een vreemde taal in het basisonderwijs in te voeren, werd er – onder meer met de steun van de Nederlandse Taalunie – voor gezorgd dat in Frans-Vlaanderen ook Nederlands kon worden gevolgd. Ook de cursussen Nederlands die in het volwassenenonderwijs worden aangeboden (bijvoorbeeld door het ‘Komitee voor Frans-Vlaanderen’), zijn populair. Omdat meer en meer mensen in Frans-Vlaanderen, ook buiten de Westhoek, beseffen dat het Nederlands een deel van hun cultureel verleden is, kunnen we ervan uitgaan dat de belangstelling voor onze taal er nog lang heel wat groter zal zijn dan in de rest van Frankrijk (in Bailleul is er bijvoorbeeld ook een Maison du Néerlandais). Over een tijdje zal dat alles allicht, samen met veel Vlaamse plaats- en familienamen, het enige zijn wat van het Nederlandse verleden van Frans-Vlaanderen nog overblijft. Het feit dat nogal wat mensen uit die streek in België werk hebben of zoeken en daarom Standaardnederlands leren, verandert daar niet zoveel aan.

Naar: Nicoline van der Sijs & Roland Willemyns, Het verhaal van het Nederlands. Een geschiedenis van twaalf eeuwen

562

Taalbeschouwing

9

Psycholinguïstisch domein 9.1

Begrippen

Enkele basisbegrippen bij dit domein vind je in de tabel. begrip

omschrijving

mentaal lexicon

Opgevat als een deel van het langetermijngeheugen. Complex netwerk waar allerlei taalelementen met hun fonologische, morfologische, semantische … kenmerken worden opgeslagen.

dyslexie

Een term die in de wetenschap gebruikt wordt voor ernstige problemen met het kunnen lezen van woorden.

dysorthografie

Stoornis in het vermogen om te leren spellen. Wordt doorgaans tot dyslexie gerekend.

afasie

Als gevolg van een hersenletsel functioneren een of meer onderdelen van het taalgebruik niet meer goed. Afasie is een taalstoornis. Sommige mensen met afasie kunnen wel goed taal begrijpen, maar hebben moeite met het vinden van de juiste woorden of met de zinsopbouw.

autisme eerstetaalverwerving tweedetaalverwerving Naar: Advieslijst taalbeschouwelijke termen Nederlands

Taalverwerking en -verwerving.

9.2

Over taalverwerking en taalverwerving

9.2.1

Een netwerk van associaties

In een netwerk van associaties zijn Nederlandse woorden binnen een paar stappen met elkaar verbonden. Woorden staan nooit op zichzelf, ze roepen altijd associaties op met andere woorden. Als je mensen in een experiment een woord voorlegt en vraagt ‘Welk ander woord komt er nu het eerst in u op?’, levert dat vaak dezelfde antwoorden op. Bij ‘bloed’ is het antwoord meestal: ‘rood’. Bij ‘aap’ zijn ‘dierentuin’, ‘banaan’, ‘mens’ en ‘dier’ de meest genoemde associaties. Die woorden roepen op hun beurt ook weer associaties op met andere woorden. Zo kun je een netwerk van associaties tekenen, waarin alle woorden met elkaar verbonden zijn. Onderzoekers van de universiteit van Leuven ontdekten dat woorden in zo’ n netwerk altijd maar een paar stappen (een paar associaties) van elkaar verwijderd zijn. ‘Schaatsen’ en ‘aardbei’ zijn met elkaar verbonden via de associatie ‘ijs’: schaatsen – ijs – aardbei. ‘Tomaat’ en 'zee' staan verder van elkaar af, vier stappen: tomaat – rood – blauw – water – zee. Het associatienetwerk heeft de structuur van een small world en lijkt daarmee op een wegennet. Of op een sociaal netwerk: hoeveel handdrukken is een willekeurige persoon A van een willekeurige persoon B verwijderd? De afstand tot beroemde personen – een president, een televisiepresentator – is gemiddeld maar een paar handdrukken. Stel dat het gemiddeld drie handdrukken is naar die beroemde persoon, dan is de afstand van gewone man naar gewone man gemiddeld maar zes handdrukken: de kortste afstand loopt via die beroemde persoon. Zoals beroemde mensen een soort ‘hub’ zijn in het sociale netwerk, een knooppunt waar veel routes langslopen, en zoals grote steden hubs zijn in het wegennet, zo zijn er ook woorden die hubs zijn in een associatienetwerk. Dat zijn vooral woorden die eigenschappen en kleuren uitdrukken, maar ook woorden als ‘eten’, ‘water’, ‘dier’, ‘zomer’. De onderzoekers verzamelden voor 45 000 Nederlandse woorden associaties. Dat gebeurde via het internet. De deelnemers gaven bij twintig willekeurige woorden telkens drie associaties. Associaties die maar één keer genoemd werden, zijn niet in het netwerk opgenomen. De rest wel. 'Rood' is een belangrijke associatie bij ‘bloed’, en omgekeerd is ‘bloed’ dat ook bij ‘rood’. Maar associaties zijn niet per definitie symmetrisch. ‘Rood’ 9•Psycholinguïstischdomein

563

wordt vaak bij ‘appel’ genoemd, maar ‘appel’ eigenlijk nooit bij ‘rood’. Een van de dingen die de onderzoekers verder willen nagaan, is hoe zo'n netwerk in de loop van een mensenleven evolueert. Sommige woorden worden vroeg geleerd, andere laat. De eerste informatie die binnenkomt, is erg belangrijk voor de uiteindelijke structuur van het netwerk. Een kind begint met een heel kleine set van woorden. Wat er vervolgens gebeurt, kun je vergelijken met iets wat je vaak ziet gebeuren in de economie: iemand die veel geld heeft, trekt ook veel geld aan, en iemand die veel connecties heeft, trekt veel nieuwe connecties aan. Woorden die centraal zijn, komen dus steeds centraler te staan. De betekenis van later geleerde woorden wordt opgehangen aan de betekenis van woorden die er al zijn. Anders bevinden die zich in het luchtledige. Daardoor nemen die vroege woorden een speciale positie in. Naar: De Standaard

9.2.2 De mentale atlas en de taalontwikkeling bij het kind De mentale atlas voor taal wordt opgebouwd tussen 0 en 7 jaar. De gebieden 1, 2 en 3 vormen gezamenlijk het vermogen tot het begrijpen van de taal (klankherkenning, woordherkenning en zinsbegrip). De gebieden 4, 5 en 6 vormen gezamenlijk het vermogen tot het produceren van taal (klankproductie, woordvorming en zinsvorming). Je kunt het taalverwervingsproces van een kind in drie periodes indelen.

4

5

2

6 1

3

Mentale atlas voor taal.

De voortalige periode

In het eerste levensjaar start de ontwikkeling van de klankherkenning (gebied 1) en klankproductie (gebied 4). De ontwikkeling van de auditieve waarneming, waardoor ook de klankherkenning mogelijk wordt, start direct bij de geboorte en al vanaf zes maanden zijn kinderen in staat taalspecifieke klankpatronen en intonatiekarakteristieken te herkennen. Die worden vervolgens opgeslagen in het auditieve geheugen. De klankproductie volgt deze auditieve ontwikkeling. Vanaf ongeveer zes maanden verandert het universele brabbelen (dat door de motorische ontwikkeling wordt bepaald) richting taalspecifiek brabbelen (papa, mama …). Baby’s zijn dus eigenlijk al vanaf de geboorte met de moedertaal vertrouwd. De vroegtalige periode

In het tweede levensjaar start de ontwikkeling van een woordgeheugen (gebied 2) en de woordproductie (gebied 5). Door naar taal te luisteren, ontdekken kinderen rond de eerste verjaardag dat bepaalde klankcombinaties betekenis dragen. Vanaf dat moment gaat het kind een woordenboek opbouwen. Dat woordenboek is voor ieder kind anders ingevuld, afhankelijk van het taalaanbod waarmee het te maken heeft. Aanvankelijk leert het kind woorden uit zijn onmiddellijke leefwereld (poes, appel, auto, oma, drinken, buiten …) Het kind zit dan in de eenwoordfase. Wanneer het kind zijn woordenschat uitbouwt, gaat het ook zelf woorden vormen (gemiddeld tussen 13 en 18 maanden). Omdat de klankontwikkeling doorgaat tot zes jaar, zullen de eerste woorden dus per definitie krom worden uitgesproken: taat voor paard en ham voor boterham. De differentiatiefase

In het derde levensjaar start de ontwikkeling van het zinsbegrip (gebied 3) en de zinsproductie (gebied 6). De herkenning van de zinstructuren neemt meestal rond de tweede verjaardag een aanvang, waarna het kind gemiddeld tussen twee en twee en

564

Taalbeschouwing

een half jaar zelf zinnen begint te formuleren. In de telegramstijlfase gebruikt het kind tweewoordzinnen (opa thuis, ook eten, bal spelen …). Rond de derde verjaardag komen de drie- tot vijfwoordzinnen, waarna het taalgebruik langzaam groeit naar volledige en grammaticaal goed opgebouwde zinnen. In heel korte tijd maakt een kind zich dus een ingewikkeld taalsysteem eigen. Maar soms hoor je van vier- of vijfjarigen gekke dingen zoals: hij is ‘gevalt’, of hij heeft heel hard ‘geloopt’. Terwijl het kind bijvoorbeeld eerst zei ‘ik heb gedronken’, zegt het nu ineens ‘ik heb gedrinkt’. Dat betekent echter niet dat de taalbeheersing een stapje achteruit is gegaan. Dat soort fouten is normaal. Ze hebben te maken met hoe kindertaal zich ontwikkelt. In de vroegtalige perioden bouwt een kind vooral een ‘woordenlijst’ op. Die woorden hebben in eerste instantie nog weinig relatie tot elkaar. Zo staan het woord ‘drinken’ en het woord ‘gedronken’ daar los van elkaar. Dat is niet erg efficiënt. Op een gegeven moment ontdekt het kind dan verbanden tussen de woorden in zijn lijst. Zo merkt het op dat werkwoorden zich meestal op een regelmatige manier laten vervoegen. Het is ‘ik fiets’, ‘ik fietste’, en ‘ik heb gefietst’. Zodra het de regel doorheeft, past een kind hem overal toe, ook bij de onregelmatige werkwoorden als ‘vinden’, ‘lopen’ en ‘drinken’. Het kind zegt dan opeens ‘ik ben naar school geloopt’. Dat soort taalfouten noem je overgeneralisaties. Kinderen gaan ze pas maken op het moment dat ze een taalregel hebben ontdekt. Het verkeerd vervoegen van werkwoorden is dus geen teken van dommigheid, maar juist van slimmigheid. Het kind heeft namelijk, zonder dat iemand het hem ooit heeft uitgelegd, puur op basis van de taal die het om zich heen hoort, ontdekt dat er een regel is. Het maakt gebruik van het principe van de analogie. Uiteindelijk leren kinderen ook wel weer dat er uitzonderingen op de regel zijn. Dan verdwijnen de overgeneralisaties weer, hoewel dit soms jaren kan duren. Wat de klankproductie betreft: rond de leeftijd van zes jaar kan een kind alle klanken van de moedertaal goed uitspreken. Er is dan een articulatiebasis ontstaan die verankerd ligt op de hersenschors. Met recht kan men dan van een tongval spreken: de tongbewegingen hebben de auditieve ontwikkeling gevolgd. Naar: Sieneke Goorhuis-Brouwer, Spraak- en taalstoornissen

9.2.3 Het gebied van Broca en het gebied van Wernicke Het gebied van Broca of centrum van Broca is een deel van de hersenen. Het is vernoemd naar de ontdekker, Paul Pierre Broca, en wordt ook wel het motorisch spraakcentrum genoemd. Het gebied van Broca bevindt zich in de linker frontale hersenkwab. Een stoornis of beschadiging in het gebied van Broca kan leiden tot motorische afasie, ook wel afasie van Broca genoemd. Het gebied van Broca is dus belangrijk voor het spreken. Patiënten met deze stoornis hebben zowel problemen met spontane spraak als het nazeggen van woorden of zinnen. De spraak is daarbij vaak stotterig. Ook hebben zij moeite met het begrijpen van grammaticale aspecten van taal, ook wel agrammatisme genoemd. Dit blijkt niet alleen uit taalexpressie, maar ook uit het begrijpen van zinnen. Zo zal het zinnetje ‘de jongen at het koekje’ minder problemen opleveren dan de meer complexe zin ‘de jongen werd door het meisje geschopt’. De tweede zin is lastiger,

omdat hier de structuur van de zin bepaalt dat niet de jongen maar het meisje de schop uitdeelt. Als de patiënt gevraagd wordt deze zin na te zeggen, zal hij waarschijnlijk zeggen: ‘jongen schopt meisje’. Ten slotte kan worden opgemerkt dat beschadiging van het gebied van Broca niet altijd tot spraakstoornissen leidt en dat andersom spraakstoornissen ook kunnen optreden bij beschadiging van andere gebieden in de hersenen, zoals het gebied van Wernicke. Het gebied van Wernicke of het centrum van Wernicke is vernoemd naar de ontdekker Carl Wernicke. Het speelt een belangrijke rol bij het begrijpen van taal. Het wordt ook wel het sensorisch spraakcentrum genoemd. Bij schade aan het spraakcentrum van Wernicke (Wernickes afasie) verliest de persoon zijn taalbegrip. De persoon kan nog duidelijk spreken, maar aan de geproduceerde woorden is geen touw vast te knopen. Deze manier van spreken wordt in het Engels ook wel word salad genoemd . Naar: Wikipedia

9•Psycholinguïstischdomein

565

9.2.4 In dab of in bad? Over dyslexie Dyslectici hebben grote moeite om de geschreven vorm van een woord te onthouden. Het duurt lang eer ze kunnen spellen door letters aan klanken te koppelen, regels worden niet voldoende geautomatiseerd, inprenten verloopt zeer moeizaam. Daardoor hebben dyslectische leerlingen veel minder woordbeelden in hun geheugen opgeslagen, en de woordbeelden die ze wel hebben opgeslagen, kunnen onvolledig zijn. Dat betekent voor het lezen dat ze woorden gaan raden als ze die niet herkennen, of heel traag gaan lezen doordat ze woorden letter voor letter moeten verklanken. Bij het spellen zie je nogal eens dat, bij gebrek aan beter, klank-tekenkoppeling zich ontwikkelt tot de voorkeursstrategie. Dat een dyslectische leerling spoet, wenen (wennen) of kleeding spelt, is niet ongewoon. Ook leenwoorden worden geregeld op die manier gespeld: etwie, ateljee, boeldozer, plestik. Als bij de klasgenoten lezen en spellen allang geautomatiseerd zijn, moet een dyslectische leerling zich nog vaak afvragen: wat staat hier eigenlijk? of hoe spel je dat woord ook alweer? Het kernprobleem van dyslectische leerlingen schuilt dus in de koppeling van het gesproken woord aan het geschreven woord (spellen: klank-tekenkoppeling) of andersom (technisch lezen: teken-klankkoppeling). De technische leesproblemen hebben vaak tot gevolg dat personen met dyslexie ook meer moeilijkheden ondervinden bij begrijpend lezen. Door het gebrek aan automatismen in het lezen blijft er te weinig energie en aandacht over voor tekstbegrip. Dyslectici moeten een tekst dan ook vaak een paar keer lezen vooraleer ze aan tekstbegrip toe zijn. Het kost ze dan ook veel meer tijd om uit teksten de gewenste informatie te halen. Dat gebrek aan automatismen uit zich in problemen met de snelheid en de accuratesse van lezen en spellen en meer nog dan anders bij interferentie, waarbij een andere taak het lezen of spellen bemoeilijkt, bv. correct noteren tijdens het luisteren.

Spraakcentra in de hersenen.

566

Taalbeschouwing

Het spraakcentrum van Wernicke is onontbeerlijk voor het voortdurend beschikbaar zijn van geleerde woordbeelden. Het centrum van Broca stelt de mens in staat woorden te vormen en uit te spreken.

9.2.5 Onder de loep

Allochtone ouders moeten thuis Nederlands met hun kinderen praten Taalcontact is een belangrijke factor bij het leren van een nieuwe taal. Hoe meer taalaanbod er in de doeltaal is en hoe meer een taalleerling gelegenheid heeft om zich daarin te oefenen, des te sneller leert hij die taal en des te hoger zal zijn niveau van taalvaardigheid zijn. Daarom is er alles voor te zeggen om kinderen op zo jong mogelijke leeftijd met zo veel mogelijk Nederlands in contact te brengen. Zo zijn er de laatste tijd stemmen opgegaan om allochtone ouders thuis Nederlands met hun kinderen te laten praten, zoals in de Rotterdamse Burgerschapscode. Nu is het maar zeer de vraag of dat verstandig is, want er zijn ook zaken die daartegen pleiten. In de eerste plaats is een dergelijk standpunt dubieus als het gaat om ouders van wie de eigen taalvaardigheid in het Nederlands te wensen overlaat. Hun kinderen krijgen in dat geval te maken met een gebrekkig taalaanbod met het risico dat ze fouten uit het taalgebruik van hun ouders gaan overnemen. In de tweede plaats zit er een sociaal-emotionele kant aan deze zaak. Taal is onlosmakelijk verbonden met de traditie en de cultuur waarin iemand opgroeit. Bovendien is die taal ook vaak het (enige) middel waarmee het contact met oma’s, opa’s en eventuele andere familieleden kan worden gevoerd. Verder kan men zich met het oog op een maatschappij waarin meertaligheid steeds belangrijker wordt, afvragen of ouders hun kinderen het gebruik van de (allochtone) thuistaal moeten onthouden. Vanuit de Europese Gemeenschap wordt ons een meertalige maatschappij voorgehouden, waarin burgers ernaar

moeten streven naast hun moedertaal twee andere talen te beheersen. Bij een autochtone Nederlander gaat het dan algauw om Nederlands als eerste taal, Engels als tweede en Duits of Frans als derde, terwijl bij een allochtone Nederlander Turks of Arabisch voor de hand liggende eerste talen zijn, het Nederlands op de tweede plaats komt en Engels (of Frans of Spaans enzovoort) op de derde. Het voorstel aan ouders om de allochtone moedertaal te vervangen door Nederlands sluit niet goed aan bij het ideaal van de moderne, meertalige Europese samenleving. In de vierde plaats leert een anderstalige beter Nederlands als hij eerst een goede basis in zijn moedertaal heeft verworven. Dit idee is door de Canadees Jim Cummins geformuleerd in zijn afhankelijkheidshypothese, die stelt dat een goede beheersing van de moedertaal voorwaarde is voor een goede taalvaardigheid in een tweede taal. Onderwijsexperimenten in Nederland hebben bewijzen voor deze stelling geleverd. Het ging daarbij om groepen van Turkse en Marokkaanse leerlingen die in hun moedertaal (respectievelijk Turks en Marokkaans-Arabisch) onderwijs kregen. Daarnaast stond Nederlands als apart vak op het rooster. Deze experimentele groep werd vergeleken met een controlegroep bestaande uit Turkse en Marokkaanse leeftijdgenoten die vanaf het begin van de basisschool alle taalen zaakvaklessen in het Nederlands kregen. De vaardigheid in het Turks en Marokkaans-Arabisch van de experimentele groep bleek aan het eind van het experiment groter dan

die van de controlegroep, wat niet opmerkelijk is, omdat het aanbod in die talen bij de experimentele groep ook veel groter was. Opvallender was daarentegen dat de vaardigheid in het Nederlands van de experimentele groep niet onderdeed voor die van de controlegroep – en in sommige gevallen zelfs beter was – terwijl de experimentele groep minder taalaanbod in het Nederlands had gekregen! De verklaring van dat resultaat moet volgens de onderzoekers in de afhankelijkheidshypothese worden gezocht. Wie een betere basis in zijn moedertaal heeft aangelegd, leert een tweede taal ook beter. In ieder geval blijkt uit dit onderzoek dat het gebruik van een allochtone taal niet schadelijk hoeft te zijn voor de verwerving van het Nederlands. Allochtone ouders kunnen dus gewoon met hun kinderen praten in de taal die ze van huis uit het beste kennen.

Cover van Wat iedereen van het Nederlands moet weten en waarom.

Naar: Folkert Kuiken, Wat iedereen van het Nederlands moet weten en waarom

9•Psycholinguïstischdomein

567

Autisme als contextblindheid We horen en lezen het vaak: mensen met autisme hebben meer moeite met abstracte dan met concrete woorden. De traditionele verklaring hiervoor is dat concrete woorden visueler zijn dan abstracte. Bij concrete woorden, zoals stoel, boek of banaan, kun je makkelijker een plaatje bedenken dan bij woorden als hoeveelheid, eerlijk of later. Die verklaring wordt evenwel tegengesproken door recent onderzoek. In het verschil tussen abstracte en concrete woorden speelt naast de beschikbaarheid van visuele beelden ook context een rol. Abstracte woorden zijn namelijk alleen moeilijker dan concrete wanneer er geen context is. Wat moet je bijvoorbeeld doen als iemand zegt: ‘Het is tijd.’? Tijd waarvoor? Om te slapen, een appel te eten, te vertrekken? Wanneer iemand echter ‘Het is tijd.’ zegt en zijn jas aantrekt, weet je dat het tijd is om te vertrekken. Taal begrijpen is dus meer dan taal begrijpen. Het is taal begrijpen plus context betrekken. Ook deiktische woorden zijn een grote bron van verwarring voor mensen met autisme. Neem een zin als: ‘Niet nu, ik vertel

het hem later wel.’ Wanneer is ‘later’, wie is ‘hem’, wat is ‘het’? Het omkeren van de voornaamwoorden ‘ik’ en ‘jij’ is trouwens vooral bij jongere kinderen met autisme een bekend verschijnsel. Omdat ze steeds aangesproken worden met ‘jij’, gaan ze een vaste koppeling leggen tussen ‘jij’ en henzelf. Daarom benoemen ze zichzelf als ‘jij’ en de ander als ‘ik’. Wat geldt op woordniveau, geldt ook op zinsniveau. Wat dacht je van het dubbelzinnige voorbeeld: ‘De man zag de vrouw met zijn bril.’? Of van de oneliner van Groucho Marx: ‘One morning I shot an elephant in my pyjamas.’ In de volgende voorbeelden fungeert de eerste zin als context van de tweede. De vrouw hield haar huis graag netjes. Ze zei dat familiebezoekjes een ellende waren. De vrouw hield niet van reizen. Ze zei dat familiebezoekjes een ellende waren. De context maakt hier het verschil duidelijk tussen bezoek ontvangen en op bezoek gaan. Ook metonymieën zijn bepaald lastig voor mensen met autisme. Denk aan zinnen als: ‘Ik heb thuis

een Mondriaan hangen’ of ‘Laten we even de neuzen tellen.’ Communicatie zit dus vaak boordevol onduidelijkheden. Maar dat is niet erg, want de taalkundige en/of externe context heft meestal die onduidelijkheid op. Niet zo bij autisten. Ze zijn heel weinig contextgevoelig. Autisme heeft heel veel te maken met contextblindheid: een tekort in het vermogen om spontaan en onbewust context te gebruiken in het verlenen van betekenis.

Cover van Autisme als contextblindheid. Naar: Peter Vermeulen, Autisme als contextblindheid

568

Taalbeschouwing

10

Meertalige appendix: grammaticale termen Nederlands

Engels

Frans

Duits

achtervoegsel actieve vorm afleiding bepaald lidwoord betrekkelijk voornaamwoord bezittelijk voornaamwoord bijvoeglijk naamwoord bijwoord bijzin congruentie eigennaam enkelvoud onvoltooid toekomende tijd genus/woordgeslacht gezegde/predicaat hoofdtelwoord hoofdtijden/stamtijden hoofdwerkwoord hoofdzin hulpwerkwoord imperatief infinitief koppelwerkwoord lidwoord lijdend voorwerp lijdende vorm mannelijk meervoud meewerkend voorwerp onbepaald lidwoord onderwerp onregelmatig werkwoord onzijdig perfectum/voltooid tegenwoordige tijd persoonlijk voornaamwoord presens/onvoltooid tegenwoordige tijd preteritum/ onvoltooid verleden tijd rangtelwoord regelmatig werkwoord samengestelde zin samenstelling standaardtaal syntaxis tegenwoordig deelwoord verkleinwoord/diminutief vervoeging voegwoord

suffix active voice derivation definite article relative pronoun possessive pronoun adjective adverb subclause concord/agreement proper name singular simple future gender predicate cardinal number main tenses main verb main clause auxiliary (verb) imperative (mood) infinitive copula article direct object passive voice masculine plural indirect object indefinite article subject irregular verb neuter

suffixe voix active dérivation article défini pronom relatif pronom possessif adjectif adverbe subordonnée accord nom propre singulier futur simple genre prédicat nombre cardinal temps primitifs verbe principal proposition indépendante (verbe) auxiliaire mode impératif infinitif (verbe) copule article (complément d’) objet direct voix passive masculin pluriel complément d’objet indirect article indéfini sujet verbe irrégulier neutre

Nachsilbe Aktiv Ableitung bestimmter Artikel Relativpronomen Possessivpronomen Adjektiv Adverb Nebensatz Kongruenz Eigenname Singular/Einzahl Futur Genus Prädikat Grundzahl Stammformen Vollverb Hauptsatz Hilfsverb Imperativ Infinitiv Kopula Artikel Akkusativobjekt Passiv männlich Plural/Mehrzahl Dativobjekt unbestimmter Artikel Subjekt unregelmäßiges Verb sächlich

present perfect personal pronoun

passé composé pronom personnel

Perfekt Personalpronomen

simple present

présent

Präsens

simple past ordinal number regular verb complex sentence compound standard language syntax present participle dimunitive conjugation conjunction

imparfait nombre ordinal verbe régulier phrase complexe composition langage standard syntaxe participe présent diminutif conjugaison conjonction

Präteritum/Imperfekt Ordinalzahl regelmäßiges Verb zusammengesetzter Satz Zusammensetzung Standardsprache Syntax/Satzlehre Partizip Präsens Diminutiv Konjugation Konjunktion/Bindewort

10•Meertaligeappendix:grammaticaletermen

569

Nederlands

Engels

Frans

Duits

voltooid deelwoord voornaamwoord voorvoegsel voorzetsel vragend voornaamwoord vrouwelijk werkwoord woordgroep woordsoort zelfstandig naamwoord zin zinsdeel zinsontleding

past participle pronoun prefix preposition interrogative pronoun feminine verb phrase word class/part of speech noun sentence function/functional slot parsing

participe passé pronom préfixe préposition pronom interrogatif féminin verbe groupe de mots partie du discours substantif/nom phrase/proposition syntagme analyse logique

Partizip Perfekt Pronomen Präfix/Vorsilbe Präposition Interrogativpronomen weiblich Verb Wortgruppe Wortart Substantiv Satz Satzglied Satzanalyse

Selectieve meertalige lijst met grammaticale termen.

570

Taalbeschouwing

pastoor eele le past oor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol met spek. Echt iets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken

terug. r aan te rug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebrand zodat zijn huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was g

matisch m atisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op straat en in het klooster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu

iikk kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij mijn oom was. Daarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resul

aantall kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschuldigt mij terecht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedro et aanta

dat eekk zó d at ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan jegens alle dieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor

Reynaert e Reyn aert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk mij alstublieft genade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederla

nader: n ader: IIkk zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u beleden heb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ ze

vaan Mett Firapeel dat si gingen Ende maakten pais van alle dingen De lekenbiecht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verk va an Me

koning r de kon ing gaan En vrede sluiten, neem ik aan.’ Met Firapeel gingen zij mede En sloten met z’n allen vrede. Bi Gode , ic dart u wel raden Isengrim sprak tot den bere Wat sechdire toe, Brune here? Bruun sprac: Ic hebbe liever in de rijsere, dan hier te Liggen int ijsere Laat ons tot den koning gaan Ende sinen pais

huldigt. h uldig t. Hij heeft u per abuis beschuldigd, maar zal dat nooit of nooit meer doen. Neem zijn voorstel aan! Verzoen u! Schenk elkaar vandaag genade! Bij God, ik durf dat aan te raden!’ Isengrin zei tot de beer, ‘Wat denk jij ervan, mijnheer?’ ‘Ik wil in de bosjes stoeien, Liever dan hier in de boeien Liggen. Laat

kken, en, in het bos of in de wei. De koning doet er nog iets bij. U krijgt ook nog het privilegie Reynaert en heel zijn familie ongestraft te molesteren, waar u ze ook kunt traceren. Deze twee enorme vrijheden, wil hij u in ruil voor vrede geven, tot in eeuwigheid. Maar dan vraagt zijne majesteit dat u hem trouw zweer

vredee en een vrijgeleide. Mijnheer de koning groet u en het spijt hem vreselijk nu dat hij u dit heeft aangedaan. Hij biedt u zijn excuses aan, 1wat de anderen ook denken. Belijn geeft hij u ten geschenke en mét hem elke ram en geit. U mag er tot in eeuwigheid en naar believen jacht op maken. Laat ze u van h een n vred

hij h ij hem beloven dat hij nooit meer iets zou roven of zou stelen en voortaan uitsluitend nog zou denken aan zijn ziel. Op hoop van zegen gingen zij daarna hun wegen. Daarmee was de biecht gedaan De dappere Firapeel ging toen naar de gevangenen. Hij vond ze in de boeien liggen, bond ze los en zei: ‘Ik bre

uit een haag een kleine roede en gaf hem daarmee veertig boeteslagen, één voor elke misdaad. Vervolgens gaf hij hem de raad ich tot het goede te bekeren en te vasten en te mediteren, en te heiligen de dag des Heren, en iedereen te corrigeren die naast het rechte pad zou lopen en eerlijk aan de kost te komen. Ve

Grimbeert e Grimb eert Mijn tactgevoel is veel te groot om u hier zomaar bot en bloot te zeggen dat ik met mijn tante heb gevrijd. Wij zijn verwanten en ik wil u niet choqueren. Zo, dat was het ongeveer, euh, verder weet ik niets meer nu en daarom, Grimbeert, vraag ik u een aangepaste penitentie.’ Grimbeert, vol intellige

haar bedreven h aar be dreven dat ik liever voor mij had dan achter mij.’ Grimbeert sprak: ‘Zeg, als je biechten wil bij mij om zo van al je zonden vrij te zijn, wel, spreek dan klare taal. Wat betekent dit verhaal?’ ‘Ik heb iets met haar gedaan!’ ‘Hoe moet ik dat nu juist verstaan? Ik wil het scherp geformuleerd. Reynaert zei: ‘M

Isengrin rregen egen Is engrin in zicht. Ze hebben hem bijna gedood. Ik heb hem dikwijls diep in nood gebracht. Maar, wat ik ook met hem mag hebben uitgespookt, ik heb toch het meeste spijt van mijn gebrek aan loyauteit voor Yswende, zijn mooie vrouw, waar hij onnoemelijk van houdt. God moet het mij vergeven! Ik heb

hield h ield ik hem toch voor de zot- deed ik hem schrikken. De debiel verloor zijn evenwicht en viel! Hij tuimelde van hoog in’t dak omlaag en landde met een smak beneden op de vloer. Iedereen schoot wakker en er was geeneen die op dit nachtelijke uur kon raden, wat er naast het vuur gevallen was! Ze maakten l

dan naar d an na ar voor en tastte in het donker rond. Omdat hij uiteraard niks vond, zei hij bezorgd: ‘Ik vind geen buit!’ Ik zei: ‘Nonkeltje, wat steekt gij uit? Kruip wat verder naar het midden! Die, die hier het dichtste zitten, die heb ik vroeger al verschalkt!’ Hij kroop nog verder op de balk en toen hij ver genoeg was -

alk, vlakbij al k, vla kbij een valdeur! Hij geloofde mij! Ik overtuigde hem dat hij met mij tot op het dak moest klimmen en dat hij ginder boven binnen kon langs het bewuste valluik en dat hij daar zijn lege buik met kippenvlees kon vullen. Hij kon zijn vreugde niet verhullen en zenuwachtig kroopt hij door het luik. Hij b

liggen een n ligg en in een gracht. Joost mag weten hoe hij dat heeft overleefd. Maar, soit. De keer daarop beloofde hij een jaar lang mijn lakei te zijn als ik hem kippenvlees serveerde. Terwijl hij met mij meemarcheerde liet ik hem in ‘t kort verstaan dat er twee kippen en een haan verbleven in een boerderij, hoog op een

wat slagen lw at sla gen zolang hij bij bewustzijn was. Maar plots viel hij omver in ‘t gras; Hij was -zo leek het toch- morsdood. De vreugde van de jeugd was groot: Zij dansten, joelden, maakten herrie, legden hem dan op een berrie en over struikgewas en hagen hebben zij hem weggedragen. Buiten ‘t dorp is hij een nacht l

ddoek omdeed. d doek o mdeed. Zin of niet, hij had geen keuze, Isengrin. Ze sloegen hem zo hard met stokken tot zij hem uit het gat getrokken hadden. Alles moest hij ondergaan. Vóór men hem losliet, heeft men aan zijn hals een zware steen gebonden, en kort daarop zijn alle honden blaffend op hem losgelaten. Hij incasse

r zat een wolf gevangen, die met zijn buik was blijven hangen in het gat. Wat een commotie! De buurt liep over van emotie en kwam naar het mirakel zien. Het spel was uit voor Isengrin. Hij werd intensief geschopt, en rondom bont en blauw geklopt. Hij kon niet eens verhinderen dat een handvol kinderen hem

te,, zag hij Isengrin. Wat nu volgt, is wel te voorzien. De pastoor wierp met het mes zijn oog uit. En toen kwamen zes gewapende parochianen die hem onder handen namen. Het ging er nogal luid aan toe. De buren kwamen uit hun huis en als een lopend vuurtje ging het nieuws rond: in de schuur van de past te

Isengrin r Isengr in gevangen zat. De haan zat in mijn mond, maar ach, wat woog hij zwaar! Ik kon niet anders dan hem daar toevallig laten vallen, voor het gat. ‘Voilà!’ riep de pastoor: ‘Je bent je buit al kwijt, stuk dief!’ Hij brieste. Ik zei ‘Alstublief!’ en ging er toen gezwind vandoor! En toen eerwaarde heer pastoor

ten te n dat hij ‘t deed!’ Hij nam zijn mes en smeet me dan de tafel achterna, zo hoog, dat ze met een grote boog over mij heen vloog op de vloer Hij vloekte als een ketter, zwoer en riep dat ik moest blijven staan. Hij sprong wild achter mij aan terwijl hij zwaaide met zijn mes en ik, ik leidde hem expres tot bij de pl

pluimvee pl uimvee van het land. Hij was tam, at uit de hand en zo. Ik nam hem in mijn mond terwijl hij voor de tafel stond, voor de ogen van zijn baas! De priester brulde: ‘Galgenaas! Ik kan mijn ogen niet geloven! Dat komt mij voor mijn neus beroven in mijn eigen huis! Sanctus Spiritus, ik sla hem terminus! Het zal

euss bek beklaagd eu laagd dat hij zoveel honger had gehad en door dat smalle gat niet meer naar buiten kon geraken. Ik begon lawaai te maken in het dorp met veel tamtam, want ik had een super plan: Ik liep naar de pastoor, die -wat een toeval- juist aan tafel zat. De pastoor, die had een haan, die gerust model kon staan vo

. Echt iiets ets voor een lekkerbek als ik! Goed verscholen had ik daar al lang voordien een gat gemaakt. Ik liet hem kruipen om te smullen van de kuipen rundsvlees en het spek. De zot stak zoveel voedsel in zijn strot dat hij na gedane zaken niet meer buiten kon geraken met zijn dikke buik en maag. Hij heeft het

at zijn huid huid gekrompen is. Ik heb hem tot zijn ergernis ook leren vissen op het ijs. Hij kon geen kant meer op en is daar stevig in mekaar geslagen. Ik bracht hem na een tweetal dagen naar de pastoor van Vimblois. In de hele Vermandois was geen enkele pastoor nog rijker. In zijn grote voorraadkamer lag het vol

klooster n het kl ooster van Elmare afgelopen kwam en waarlijk dacht dat men de duivel hoorde! Vóór hij in beknopte woorden gezegd had: ‘Ik wil monnik worden’ was hij al bijna vermoord! Vervolgens kreeg hij de tonsuur van mij. Daar denkt hij nu nog zuur aan terug. Dat weet ik zeker, want ik heb zijn haar eraf gebr

was. D Daarenboven aarenboven wist ik hem te overreden in Elmare in te treden. Tot zijn schande, zo bleek gauw, heb ik hem aan het klokkentouw gebonden met zijn beide voeten. Dat beviel hem blijkbaar goed, want hij luidde zo extatisch dat het resultaat dramatisch was. Hij beierde zo uitermate luid, dat iedereen op st

terecht: te recht: Ik heb er veel omver gelegd. Zelfs de koning heb ik vaak gekrenkt en kwaad gemaakt en ik heb de koningin. beledigd! Ach, ik hoop dat binnenkort weer goed te kunnen maken! Ik beken met rode kaken, dat ik meer lieden heb bedrogen dan ik kan zeggen en zou mogen! Isengrin deed ik geloven dat hij

dieren d ieren die nu leven. Vraag God mij te vergeven! Door mijn schuld heeft nonkel Bruin nu een bloedkorst op zijn kruin. Tybeert liet ik muizen vangen, terwijl ik wist dat hij zou hangen in de schuur van de pastoor. Verder schaam ik mij ervoor dat ik het aantal kinderen van Cantecleer liet minderen. Hij beschul

ublieft ub lieft ggenade enade voor mijn schandelijke daden! Luister, Grimbeert, dan verstaat ge: Confiteor, pater, mater dat ik de otter en de kater en in casu ook de rest -mea culpa- heb gepest.’ Grimbeert zei: ‘Zeg, spreek jij Frans of zo, in plaats van Nederlands? Spreek zó dat ik je kan verstaan!’ Reynaert zei: ‘Ik heb misdaan je

heb h eb wat ik heb uitgevreten, zal mijn ziel gezuiverd zijn!’ Grimbeert zei: ‘Oom Reynaert! Alleen als je mij nu belooft dat je nooit meer steelt of rooft, wil ik hier je biecht aanhoren. Zonder zo’n belofte is’t verloren moeite.’ ‘Ja, dat weet ik wel,’ zei de sluwe Reynaert snel, ‘Grimbeert, geef mij goede raad en schenk

eekenbiecht kenbiecht Maar hoor wat Reynaert heeft gedaan! Aangekomen op de heide sprak hij Grimbeert aan en zei: ‘Grimbeert, allerliefste neef, ik zucht van zorgen en ik beef van schrik. Ik wil biechten. Nu! Hier ter plekke! Hier, bij u! Luister, ik verklaar mij nader: Ik zie geen andere biechtvader dan u! Als ik voor u b

Competent onderzoek doen in tien stappen Om succesvol onderzoek te doen, moet je over een aantal vaardigheden beschikken. Je kunt: • een relevant onderwerp kiezen en afbakenen, • gegevens verzamelen, selecteren en ordenen, • conclusies trekken en aanbevelingen doen, • de onderzoeksresultaten schriftelijk en/of mondeling presenteren, • op het onderzoeksproces reflecteren. Tijdens je onderzoek doorloop je de bekende ovur-fasen: • O Oriënteren • V Voorbereiden • U Uitvoeren • R Reflecteren Binnen die vier fasen zet je verschillende stappen om het onderzoek op te zetten, uit te voeren en erop te reflecteren. Fasen

Stappen

Oriënteren

OVU R

Stap 1: Je kiest een relevant onderwerp. Stap 2: Je bakent het onderwerp zorgvuldig af. Stap 3: Je kiest (een) geschikte onderzoeksmethode(n).

Voorbereiden

Stap 4: Je maakt een onderzoeksplan, tijdsplanning en taakverdeling.

OVUR Uitvoeren

OVU R

Reflecteren

Stap 5: Je verzamelt en selecteert de benodigde gegevens. Stap 6: Je ordent de geselecteerde gegevens. Stap 7: Je trekt conclusies en doet aanbevelingen. Stap 8: Je rapporteert schriftelijk. Stap 9: Je presenteert mondeling. Stap 10: Je reflecteert op het onderzoeksproces.

OVU R De tien stappen van het onderzoek.

Wanneer het onderzoek is uitgevoerd, reflecteer je op het proces: hoe is het onderzoek verlopen, wat ging goed, minder goed, fout? Hoe heb je eventuele fouten hersteld en wat heb je ervan geleerd? Daarom houd je tijdens het onderzoeksproces een logboek bij. Hieronder vind je een voorbeeld van hoe zo’n logboek er kan uitzien. Datum

Tijd

Plaats

Verrichte werkzaamheden

Resultaten

Gemaakte afspraken

24 okt

5 min

School

Overleg met leerkracht

Onderwerp is goedgekeurd.

Onderwerp afbakenen met onderzoeksvraag en concrete deelvragen.

26 okt

20 min

School

Overleg met leerkracht

Onderzoeksvraag en deelvragen zijn goedgekeurd. Twee deelvragen zijn geschrapt, omdat ze onvoldoende te maken hadden met de onderzoeksvraag.

Voorlopige bronnenlijst opstellen.

Logboek (voorbeeld).

Als je het onderzoek met een of meer medeleerlingen doet, kun je elk een eigen logboek of gezamenlijk één logboek bijhouden. Houd er rekening mee dat bij groepswerk ieder groepslid de deeltaken zo veel mogelijk zelfstandig moet uitvoeren. Verantwoord daarom alle werkzaamheden van elk groepslid duidelijk in het gezamenlijke logboek.

572

Competent onderzoek doen in tien stappen

OVU R

Stap 1 Hoe kies je een relevant onderwerp? Ga brainstormen. Schrijf allerlei onderwerpen op die je interessant lijken om te onderzoeken, omdat … • je er speciale belangstelling voor hebt; • ze nuttig zijn voor je vervolgstudie; • ze maatschappelijk relevant zijn. Gebruik kranten, tijdschriften, (studie)boeken, internet, gesprekken met deskundigen om ideeën op te doen. Streep kandidaat-onderwerpen weg die onvoldoende te maken hebben met het vak waarvoor je een onderzoeksopdracht uitvoert of waarvoor sommige groepsleden te weinig belangstelling hebben. Omschrijf het uiteindelijke onderwerp zo bondig en nauwkeurig mogelijk met behulp van een zelfstandig naamwoord en een of meer bepalingen (bijvoorbeeld ‘historisch betrouwbare beeldvorming’).

OVU R

Stap 2 Hoe baken je het onderwerp zorgvuldig af? Nu baken je het onderwerp af. Als je het onderwerp inperkt met een onderzoeksvraag en concrete deelvragen … • weet je precies wat je gaat onderzoeken; • bewandel je geen zijpaden; • kun je gericht gegevens verzamelen; • kun je heldere conclusies trekken. Een onderzoeksvraag (ook wel hoofdvraag, centrale vraagstelling of probleemstelling genoemd) is de belangrijkste vraag die je met behulp van het onderzoek gaat beantwoorden. Die vraag staat centraal in je onderzoek. Bv. Onderwerp: Historisch betrouwbare beeldvorming Onderzoeksvraag: In hoeverre is het beeld dat de schrijver Theun de Vries geeft van de verzetsstrijdster Hannie Schaft in zijn roman Het meisje met het rode haar historisch gezien betrouwbaar? Een goede onderzoeksvraag … • is niet met ja of nee te beantwoorden; • is niet te ruim, maar ook niet te beperkt geformuleerd (Kies daarom een onderzoeksvraag die je alleen of in groepsverband binnen de beschikbare tijd en het afgesproken aantal pagina’s kunt beantwoorden.); • is zo neutraal mogelijk geformuleerd; • is niet door iemand anders afdoende beantwoord. Deelvragen zijn concrete vragen over: • alle begrippen die in de onderzoeksvraag voorkomen. Bv. Wat houdt een historisch betrouwbaar beeld in? • aspecten die zijn afgeleid van de onderzoeksvraag. Bv. Wie was Theun de Vries? Welk beeld schetst Theun de Vries van Hannie Schaft in Het meisje … ? Welk beeld geven historische bronnen van Hannie Schaft? Welke overeenkomsten en verschillen bestaan er tussen het beeld uit de roman en uit de historische gegevens? Elke deelvraag behandelt dus een onderdeel of aspect van de onderzoeksvraag en levert een bijdrage aan de beantwoording daarvan. Als je alle deelvragen hebt beantwoord, moet je ook de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Als je steun wilt, kies je als onderzoeksvraag een vergelijkende, verklarende, evaluerende of probleemoplossende centrale vraag of centrale ontwikkelingsvraag. Bij elke soort hoort namelijk een vast vragenschema, waarin verschillende deelvragen al in een logische volgorde zijn gerangschikt (zie blz. 428-430). Competent onderzoek doen in tien stappen

573

OVU R

Stap 3 Hoe kies je een geschikte onderzoeks­ methode? 3.1

Bronnenonderzoek

Je gaat op zoek naar wat er al eerder over je onderwerp is gepubliceerd. Vervolgens zoek je in die bronnen gericht naar gegevens waarmee je bepaalde deelvragen kunt beantwoorden. Bronnen kunnen bijvoorbeeld digitale databestanden, boeken, naslagwerken, rapporten, kranten- en tijdschriftartikelen en bundels met artikelen zijn. Ook radio- en televisieprogramma’s kunnen bruikbare informatie over je onderwerp opleveren.

3.2

Veldonderzoek

Als bronnenonderzoek te weinig of geen gegevens oplevert, kun je mensen ‘op locatie’ observeren, interviewen en/of enquêteren om aan de benodigde informatie te komen. observeren

Je verzamelt gegevens door menselijk gedrag te observeren, bijvoorbeeld het actieve luistergedrag van leerlingen op jouw school. Vooraf stel je een observatieformulier samen met punten waarop je gaat letten en die je kunt aankruisen.

interviewen

Je verzamelt gegevens door mensen te interviewen. Het onderzoeksinterview is vooral geschikt om naar meningen, ervaringen, motieven en intenties te vragen. Vooraf maak je een lijst met interviewvragen. Zie blz. 463-464.

enquêteren

Je verzamelt feiten en meningen over bijvoorbeeld leesgedrag door veel mensen te enquêteren. Vooraf stel je een lijst met enquêtevragen op. Zie blz. 491-492.

Methoden voor veldonderzoek.

OVU R

Stap 4 Hoe bereid je het onderzoek voor? 4.1

Hoe maak je een onderzoeksplan?

Als je het bijgaande rooster goed kunt invullen, heb je een goed onderzoeksplan als uitgangspunt voor je onderzoek. Wat is het onderwerp? Waarom is het een interessant en/of nuttig onderwerp om te onderzoeken? Wat is de onderzoeksvraag? Wat zijn de concrete deelvragen? Met behulp van welke onderzoeksmethode(n) ga je / gaan jullie welke deelvragen beantwoorden? Welke voorlopige bronnenlijst heb je/ hebben jullie opgesteld? Een onderzoeksplan.

4.2

Hoe maak je een tijdsplanning en een taakverdeling?

Bij een tijdsplanning schat je bij de verschillende werkzaamheden de tijd die je daarvoor nodig denkt te hebben. Daarna plan je in de tijdbalk per activiteit de tijdsperiode. Begin daarbij met de einddatum, bijvoorbeeld de uiterste (inlever)datum van het onderzoeksverslag of van de mondelinge presentatie, en reken terug. Je weet dan welke deadlines je zult moeten halen om het onderzoek op tijd af te ronden. Houd daarbij rekening met eventuele vertragingen: er zijn altijd wel wat dingen die tegenzitten.

574

Competent onderzoek doen in tien stappen

Bij groepswerk is het belangrijk dat je de deeltaken duidelijk en eerlijk verdeelt, en precies vastlegt wie wat wanneer gaat doen en wie waar verantwoordelijk voor is. Bovendien moet je ervoor zorgen dat de individuele planningen op elkaar zijn afgestemd. geschatte tijdsduur

werkzaamheden

tijdbalk

wie?

Gegevens verzamelen, selecteren en ordenen

sept

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

apr

mei

Conclusies trekken en aanbevelingen doen

sept

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

apr

mei

Schriftelijk rapporteren

sept

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

apr

mei

Mondeling presenteren

sept

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

apr

mei

Reflecteren

sept

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

apr

mei

Voorbeeld van een tijdsplanning/taakverdeling.

OVU R

Stap 5 Hoe verzamel en selecteer je gegevens? 5.1

Tips bij bronnenonderzoek

• Zoek niet in het wilde weg naar informatie, maar gericht. Gebruik daarbij steeds je onderzoeksvraag en concrete deelvragen als richtsnoer. • Praat allereerst met deskundigen in je directe omgeving. Die kunnen je misschien een lijst met relevante publicaties geven. Dat bespaart veel zoekwerk. Ook kun je op het internet kijken of er over jouw onderwerp een ‘nieuwsgroep’ bestaat. Misschien kunnen de leden hiervan je verder helpen. • Verzamel vervolgens zo veel mogelijk trefwoorden. Die moeten dicht bij je onderzoeksvraag en concrete deelvragen liggen. Goede trefwoorden heb je nodig om catalogi van bibliotheken te kunnen raadplegen. Daarvoor kun je naar de ‘bib’ gaan, maar de belangrijkste bestanden kun je meestal ook via het internet bekijken. • Geef zoekmachines als Google en Yahoo zoekopdrachten. Ook daarvoor heb je goede trefwoorden nodig, want alleen met de juiste zoektermen vind je de gewenste informatie op internet. Op de website www.zoekprof.nl vind je nuttige tips hierover. • Wetenschappelijke publicaties vind je op de websites van Google Scholar, Scirus, Pubmed en Narcis. • Met Google Books kun je zoeken naar boeken over je onderwerp. Die site laat je boekfragmenten zien, zodat je direct kunt nagaan of een boek voor jouw onderzoek geschikt is. • Zoek in elke relevante publicatie naar bruikbare gegevens. Gebruik daarbij zoekend lezen als leesstrategie. Je leest dan niet alle onderdelen van het boek of artikel even gedetailleerd, maar je gaat op zoek naar de antwoorden op je deelvragen en je laat de rest van de tekst voor wat het is. • Verzamel alle relevante antwoorden op je deelvragen in een overzichtelijke bronnenmatrix. Dat is een tabel, waarin je aangeeft welke antwoorden je hebt gevonden in welke bronnen. Aan de linkerkant van de tabel staan de deelvragen. Daarnaast staan kolommen. Iedere kolom is gereserveerd voor één publicatie die je hebt geraadpleegd. Bij elke deelvraag rangschik je per kolom de verschillende antwoorden die je in de bronnen hebt gevonden. Vat de antwoorden in telegramstijl samen, anders wordt de tabel snel onoverzichtelijk. Deelvragen

Bron 1

Bron 2

Bron 3

Wat houdt een historisch betrouwbaar beeld in? Wie was Theun de Vries? Welk beeld geven historische bronnen van Hannie Schaft? Bronnenmatrix.

Competent onderzoek doen in tien stappen

575

5.2

Hoe controleer je of de resultaten van het bronnenonderzoek betrouwbaar zijn?

5.2.1

De deskundigheid van de schrijver of kwaliteit van het publicatiemedium

Tips Probeer te achterhalen of de schrijver deskundig is. In boeken en artikelen staat vaak achtergrondinformatie over de auteur waaruit blijkt dat hij of zij veel van het onderwerp afweet. Bij webinformatie worden soms verwijzingen of links gegeven naar andere sites voor achtergrondinformatie over de maker. Maar meestal is dat niet het geval. Als je niet weet wie de schrijver is, let dan op de kwaliteit van het publicatiemedium. Het maakt veel verschil of de informatie in een wetenschappelijk artikel staat of op een obscure website. Bij (vak)tijdschriften en boeken controleert de redactie de kwaliteit van de informatie. Dat gebeurt bij veel websites helaas niet. Bekende sites (zoals www.wikipedia. org) bieden wat meer zekerheid, maar blijf kritisch over elke bron die je raadpleegt! Controlevragen • Is de schrijver deskundig op het gebied waarover het gaat? • Is het een gerenommeerd publicatiemedium? • Heb je er minder vertrouwen in? 5.2.2

Partijdigheid van de schrijver of het publicatiemedium

Tips Kijk naar de invalshoek van de schrijver. Bijvoorbeeld: een literatuursocioloog zal vooral maatschappelijke aspecten benadrukken, terwijl een feministische literatuurbeschouwer het accent zal leggen op de ‘vrouwelijke’ kant van het onderwerp. De schrijver belicht het onderwerp dan niet van verschillende kanten. Let op politiek en religieus gekleurde kranten en op tijdschriften van belangengroepen. Zij informeren vaak eenzijdig. Wees achterdochtig als een externe opdrachtgever het onderzoek heeft betaald. De schrijver heeft dan misschien gegevens weggelaten om het onderzoek een richting op te sturen die gunstig is voor de opdrachtgever. Kijk naar de extensie (het achtervoegsel) van een URL (het adres van een website). Achtervoegsels als ac, edu (academische of onderwijsinstelling) en gov (overheidsinstelling) staan meer garant voor onpartijdige informatie dan co, com (commerciële instelling) en org (non-profitorganisatie). Pas op voor sites waarin reclame wordt gemaakt. Controlevragen • Belicht de schrijver het onderwerp eenzijdig? • Wordt het onderwerp van verschillende kanten belicht? • Is er sprake van een afhankelijk onderzoek? Heb je een goede reden om argwanend te zijn? • Staat het publicatiemedium partijdig tegenover het onderwerp? • Kun je uit het achtervoegsel van de URL afleiden of er waarschijnlijk sprake is van onpartijdige informatie? • Zijn de advertenties op de site onderdeel van de informatie? • Is de reclame daarvan duidelijk gescheiden?

576

Competent onderzoek doen in tien stappen

5.2.3

Controleerbaarheid van de informatie

Tips Stel de kwaliteit vast van de bronnen die de schrijver heeft geraadpleegd. Let bij tijdgebonden onderwerpen op de publicatiedatum. Misschien zijn de gegevens verouderd. Raadpleeg altijd andere bronnen om te controleren of de gegevens juist zijn. Controlevragen • Verwijst de schrijver duidelijk naar geraadpleegde bronnen? • Noemt hij helemaal geen bronnen? • Baseert de schrijver zich op opvattingen van gezaghebbende deskundigen en op resultaten van gedegen onderzoek? • Is de publicatiedatum zo oud dat de gegevens waarschijnlijk verouderd zijn? • Zijn gegevens in tegenspraak met informatie in andere bronnen?

5.3

Hoe observeer je?

Door proefpersonen te observeren kun je gegevens over hun gedrag verzamelen. Observatie is dus niet geschikt om meningen, motieven en intenties van mensen te onderzoeken. Je kunt niet in iemands hoofd kijken. Tips Denk eerst na over wat je precies gaat observeren. Als je bijvoorbeeld wilt observeren hoe leerlingen actief luisteren, moet je precies weten waarop je gaat letten. Daarom moet je het begrip ‘actief luisteren’ vertalen in meetbare gedragskenmerken. Dat heet operationaliseren. Daarvoor moet je meestal eerst bronnenonderzoek doen: Wat is actief luisteren? Welke gedragskenmerken horen bij nonverbaal en verbaal luisteren? Maak vervolgens een observatieformulier. Daarop staan observatievragen en gedragskenmerken waarop je gaat letten. Noteer het gedrag van de proefpersonen op je observatieformulier. Schrijf er eventueel aantekeningen bij. Observeer niet de gehele populatie (bijvoorbeeld alle leerlingen van je school), maar trek een steekproef. Die moet wel voldoende groot zijn. Anders kun je niet veralgemenen. Als je bijvoorbeeld het actieve luistergedrag van slechts enkele leerlingen observeert, kun je daar geen algemene conclusies uit trekken. Je onderzoeksgroep is niet groot genoeg. Zorg ervoor dat de steekproef representatief is. Dat wil zeggen: de persoonskenmerken van de onderzoeksgroep (steekproef) mogen niet verschillen van de persoonskenmerken van de totale populatie. Denk bij persoonskenmerken aan geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, beroep, inkomen en dergelijke. Observeer bij voorkeur onopvallend. Als de leerlingen weten dat hun luistergedrag wordt geobserveerd, zullen ze zich waarschijnlijk anders gedragen dan normaal. Dat kan vertekende resultaten opleveren. Daarom wordt er soms met behulp van apparatuur geobserveerd. Verslag Schrijf je verslag direct na het observeren. Aandachtspunten daarbij zijn: • Vermeld wanneer, waar en hoeveel proefpersonen je hebt geobserveerd. • Beschrijf de proefpersonen op persoonskenmerken die voor het onderzoek belangrijk zijn; die beschrijving heb je later nodig voor je onderzoeksverslag. • Geef aan of er sprake was van proefpersonen die wel of niet wisten dat ze geobserveerd werden. • Vat de resultaten van de observatie samen. Bijvoorbeeld in een tabel, diagram, grafiek of schema. • Voeg het observatieformulier bij het verslag. Competent onderzoek doen in tien stappen

577

A Wat doet de proefpersoon als hij ☐ Hij kijkt de ander aan. ☐ Hij heeft een geïnteresseerde lichaamshouding. non-verbaal luistert? ☐ Hij kopieert de lichaamshouding van de ander. ☐ Hij knikt. ☐ Hij maakt handgebaren. ☐ Anders, namelijk ………………………………. B Wat doet de proefpersoon als hij ☐ Hij reageert kort met hm, ja … verbaal luistert? ☐ Hij herhaalt één/enkele woord(en) op vragende toon. ☐ Hij stelt vragen. ☐ Hij vraagt door. ☐ Hij parafraseert. ☐ Hij vat samen. ☐ Hij reflecteert gevoelens. ☐ Hij interpreteert. ☐ Anders, namelijk ………………………………. Een voorbeeld van een observatieformulier.

5.4

Hoe interview en hoe enquêteer je?

Het onderzoeksinterview is vooral geschikt om naar meningen, ervaringen, motieven en intenties te vragen. Zie 7.4 op blz. 462-465. Maak zo snel mogelijk jouw interviewverslag. Aandachtspunten daarbij: • Vermeld wanneer, waar en hoeveel respondenten je hebt geïnterviewd. • Beschrijf de respondenten op persoonskenmerken die voor het onderzoek belangrijk zijn; die beschrijving heb je later nodig voor je onderzoeksverslag. • Voeg de lijst met interviewvragen bij het verslag. • Typ de antwoorden op die interviewvragen letterlijk uit. • Geef met behulp van die gegevens antwoord op de betrokken deelvragen. De enquête kan schriftelijk, telefonisch, oog in oog of digitaal worden afgenomen met een vooraf opgestelde vragenlijst. Hiermee kan de respondent uit een aantal vooraf geformuleerde antwoorden kiezen. Zie 8.5 op blz. 491-492. Schrijf een duidelijke introductie bij de vragenlijst. Neem een proefenquête af. Ga na of de vragenlijst goed in elkaar zit en of de vragen duidelijk zijn geformuleerd. Bevraag niet de gehele populatie (bijvoorbeeld alle leerlingen of leerkrachten), maar neem een steekproef die voldoende groot is. Zorg ervoor dat de steekproef representatief is. Trek bij voorkeur een aselecte steekproef. Dat betekent dat elke persoon van de gehele populatie dezelfde kans heeft om uitgekozen te worden voor het onderzoek. Een bestand met alle leden uit de populatie noem je een steekproefkader. Trek een selecte steekproef als je niet over een steekproefkader beschikt. Bij die manier van steekproef trekken heeft niet iedereen uit de gehele populatie een even grote kans om mee te doen aan het onderzoek. Schrijf een enquêteverslag. Aandachtspunten daarbij zijn: • Vermeld hoe je de enquête hebt afgenomen. Noteer ook wanneer en waar je de enquête hebt afgenomen, welke steekproef is getrokken en hoeveel personen je hebt geënquêteerd. • Noteer hoeveel van de benaderde personen de vragenlijst hebben beantwoord. • Geef de resultaten. Bereken per vraag het antwoordpercentage: voor hoeveel procent van de respondenten geldt het antwoord? Vat de resultaten samen in een tabel, diagram, grafiek of schema. • Wees voorzichtig met het trekken van conclusies. • Voeg de vragenlijst bij het verslag.

578

Competent onderzoek doen in tien stappen

5.5

Hoe controleer je of de resultaten van het veldonderzoek relevant, betrouwbaar en representatief zijn?

relevante gegevens

ja/nee

Zijn de verzamelde gegevens van direct belang om de onderzoeksvraag en deelvragen te beantwoorden? Betrouwbare gegevens

ja/nee

Zijn de resultaten vertekend doordat de proefpersonen opvallend zijn geobserveerd? Zijn de resultaten vertekend doordat de respondenten sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven? Zijn de resultaten vertekend doordat de steekproef niet voldoende groot was? Representatieve gegevens

Ja/nee

Komen de persoonskenmerken van de onderzoeksgroep (steekproef) voldoende overeen met de persoonskenmerken van de gehele populatie? Was de respons voldoende hoog? Controlevragen voor een veldonderzoek.

OVU R

Stap 6 Hoe orden je gegevens? Maak een vraag-en-antwoordmap, waarin je alle geselecteerde antwoorden op de deelvragen uit het bronnenonderzoek en/of veldonderzoek bij elkaar zet. Die map dient als uitgangspunt voor je conclusies en aanbevelingen. Stappenplan • Neem zoveel vellen papier als je deelvragen hebt. • Noteer op elk vel papier één deelvraag. • Rangschik die vellen papier door ze in een logische volgorde te zetten en te nummeren. • Noteer de gevonden antwoorden onder elke betrokken deelvraag. • Vermeld bij elk antwoord de vindplaats: geraadpleegde bron, het observatieverslag, interviewverslag, enquêteverslag.

OVU R

Stap 7

Hoe trek je conclusies en doe je aanbevelingen?

Trek conclusies uit de resultaten van het bronnenonderzoek en/of veldonderzoek. Er zijn twee soorten conclusies: • conclusies over de onderzoeksvraag, • conclusies over de gekozen onderzoeksmethode(n). Bij de eerste soort geef je antwoord op de onderzoeksvraag. Geef duidelijk aan op welke gegevens je conclusies zijn gebaseerd. Zorg ervoor dat die conclusies logisch uit de (analyse van de) onderzoeksresultaten volgen. Bij de tweede soort bepaal je de waarde van die conclusies. Vraag je af wat de eventuele beperkingen van je onderzoek zijn. Daarbij kun je opmerkingen maken over bijvoorbeeld de betrouwbaarheid en representativiteit van de onderzoeksresultaten. Zijn ze algemeen geldig of alleen in bepaalde situaties of voor bepaalde groepen? In hoeverre vermindert daardoor de waarde van de conclusies? In de aanbevelingen geef je suggesties om • de onderzoeksmethode(n) te optimaliseren, • eventueel vervolgonderzoek te doen.

Competent onderzoek doen in tien stappen

579

OVU R

Stap 8 Hoe rapporteer je schriftelijk? voorwerk

eigenlijk verslag

nawerk

1

Omslag

2

Titelpagina

3

Samenvatting

4

Voorwoord

5

Inhoudstafel

6

Inleiding

7

Onderzoeksresultaten

8

Conclusies en aanbevelingen

9

Bronnenlijst

10

Bijlagen

De vaste onderdelen van het onderzoeksverslag.

8.1

Omslag

Zorg voor een goed verzorgde omslag (stevig papier, eventueel een functionele illustratie en een heldere kleur). Geef met de titel en/of ondertitel duidelijk aan waar het onderzoek over gaat. Is de pakkende titel niet duidelijk genoeg? Voeg dan een ondertitel toe die aanvullende informatie geeft over de inhoud. Plaats bij groepswerk de namen van de auteurs in alfabetische volgorde.

8.2

Titelpagina

Zet op die pagina de titel en/of ondertitel van je verslag, je naam / jullie namen, schooljaar, leerjaar en studierichting, naam van de begeleider, datum.

8.3

Samenvatting

Zorg ervoor dat de samenvatting zelfstandig gelezen kan worden. Zet haar daarom helemaal vooraan in het onderzoeksverslag. Gebruik bovendien niet de toekomende tijd (‘De proefpersonen zullen als volgt worden geselecteerd …’), maar de tegenwoordige tijd (‘De proefpersonen zijn als volgt geselecteerd …’). Verwijs niet naar hoofdstukken in het verslag. Begin de samenvatting op een nieuwe pagina. Maak haar niet te lang: maximaal één pagina is voldoende. Geef duidelijk en bondig aan: • in welk kader het onderzoeksverslag geschreven is (de aanleiding); • wat het onderwerp, de onderzoeksvraag en concrete deelvragen zijn; • welke onderzoeksmethode(n) je hebt gebruikt; • wat de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek zijn.

8.4

Voorwoord

Dat is het meest persoonlijke onderdeel van je verslag. Begin het voorwoord op een nieuwe pagina. Geef kort aan wat het onderwerp is en waarom je het hebt gekozen. Geef bij groepswerk informatie over de taakverdeling. Besteed bondig aandacht aan problemen bij de totstandkoming van het onderzoeksverslag. Bedank personen die je hebben geholpen, zoals je groepsgenoten, begeleider(s) en ouders. Sluit het voorwoord af met plaats, datum en je naam.

580

Competent onderzoek doen in tien stappen

8.5

Inhoudstafel

Geef een overzicht van de inhoud en structuur van het verslag door de volgende hoofdstukken puntsgewijs op te voeren: samenvatting, voorwoord, inleiding, onderzoeksresultaten, conclusies/aanbevelingen, bronnenlijst, bijlagen. Nummer de hoofdstukken en geef ze een titel. Samenvatting, voorwoord, bronnenlijst en bijlagen krijgen geen nummers. Verdeel de inhoud van hoofdstukken eventueel in paragrafen (bijvoorbeeld 2.1) en subparagrafen (bijvoorbeeld 2.1.1). Geef die (sub)paragrafen een titel. Wil je binnen een subparagraaf verder indelen, gebruik dan geen cijfers (dus niet 2.1.1.1) maar alleen tussenkopjes die je eventueel apart kunt nummeren. Laat ongenummerde tussenkopjes weg in de inhoudsopgave. Voorzie de hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen van paginanummers. Begin de paginanummering bij de samenvatting, maar tel de pagina’s vanaf de titelpagina wel mee. Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina. Print je het onderzoeksverslag tweezijdig? Begin dan op een rechterpagina (dus op een oneven pagina).

Onderzoeksvraag

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen Harry Mulisch’ roman De ontdekking van de hemel en de verfilming daarvan? Samenvatting

3

Voorwoord

5

1 Inleiding 1.1 Onderzoeksvraag en deelvragen 1.2 Onderzoeksmethode 1.3 Vooruitblik 2 Onderzoeksresultaten 2.1 Biografie Harry Mulisch 2.2 Achtergronden van de roman De ontdekking van de hemel 2.3 Biografie Jeroen Krabbé 2.4 Achtergronden van de boekverfilming The Discovery of Heaven 3 Onderzoeksresultaten: romananalyse 3.1 Verhaalopbouw 3.2 Personages 3.3 Verteller en vertelperspectief 3.4 Tijd 3.5 Ruimte 3.6 Spanningsopbouw 3.7 Motieven en thema 4 Onderzoeksresultaten: filmanalyse 4.1 Verhaalopbouw 4.2 Personages 4.3 Verteller en vertelperspectief 4.4 Tijd 4.5 Ruimte 4.6 Spanningsopbouw 4.7 Motieven en thema 5 Onderzoeksresultaten: vergelijking van de roman met zijn verfilming 6 Conclusies en aanbevelingen

7 8 9 10 11 11 13 14 15 16 16 18 20 22 23 24 26 28 28 30 32 34 36 37 39 40 43

Bronnenlijst

44

Bijlagen 1 Analyseschema voor de roman 2 Analyseschema voor de film 3 Analyseschema voor vergelijking van de roman met zijn verfilming

45 46 48 50

Voorbeeld van een inhoudstafel.

Competent onderzoek doen in tien stappen

581

8.6

Inleiding

Schrijf een aantrekkelijke opening waarmee je de lezer voor je onderwerp probeert te interesseren (zie blz. 416-417). Maak duidelijk wat je precies hebt onderzocht: wat zijn je onderzoeksvraag en concrete deelvragen? Leg uit welke onderzoeksmethode(n) je hebt gebruikt om antwoorden te verzamelen op je deelvragen. Heb je reeds bestaande bronnen geraadpleegd? Heb je rechtstreeks informatie verzameld door mensen te observeren, te interviewen en/of te enquêteren? Waarom heb je voor die onderzoeksmethode(n) gekozen? Licht per gebruikte onderzoeksmethode toe hoe je de gegevens hebt verzameld en geselecteerd. Daardoor kan iemand anders het onderzoek opnieuw doen en controleren of de conclusies kloppen. Geef een korte vooruitblik. Kondig bondig aan wat je bij de onderzoeksresultaten gaat behandelen.

8.7

Onderzoeksresultaten

Beantwoord je deelvragen in hoofdstukken en/of paragrafen. Bijvoorbeeld: • Behandel bij elke deelvraag de betrokken onderzoeksresultaten. • Rangschik de betrokken onderzoeksresultaten onder respectievelijk de kopjes ‘bronnenonderzoek’ en/of ‘veldonderzoek’. Verwijs naar de bronnen waaraan je gegevens hebt ontleend (zie blz. 583: Hoe vermeld je bronnen in de tekst?). Illustreer de hoofdstukken of paragrafen met tabellen, diagrammen, grafieken, schema’s en/of afbeeldingen.

8.8

Conclusies en aanbevelingen

Vat de belangrijkste resultaten samen die van direct belang zijn voor je conclusies. Geef met behulp van die resultaten antwoord op je onderzoeksvraag. Met andere woorden: maak duidelijk op welke resultaten je conclusies zijn gebaseerd. Bepaal de waarde van die conclusies. Vraag je af wat de eventuele beperkingen van je onderzoek zijn. Daarbij kun je opmerkingen maken over bijvoorbeeld de betrouwbaarheid en representativiteit van de onderzoeksresultaten. In hoeverre hebben die de waarde van de conclusies verminderd? Geef in de aanbevelingen suggesties om … • de onderzoeksmethode(n) beter te maken, • eventueel vervolgonderzoek te doen. Sluit af met een aantrekkelijk slot (zie blz. 417-418).

8.9

Bronnenlijst

Geef een overzicht van alle bronnen die je voor het onderzoek hebt gebruikt. Daarin staan de titels alfabetisch gerangschikt op de achternamen van de auteurs en (als er geen auteurs vermeld zijn) op titels. Houd je voor de titelbeschrijving aan de gezaghebbende internationale APA-norm (van de American Psychological Association). De NBN-normen worden alleen in België gebruikt en hebben geen internationale relevantie. Rubriceer de geraadpleegde bronnen in deze volgorde: • boeken en bundels • artikels uit kranten en tijdschriften • audiovisueel materiaal • audiomateriaal • radio- en tv-uitzending • internet

582

Competent onderzoek doen in tien stappen

8.10

Bijlagen

Een bijlage bevat aanvullende informatie die de tekst zelf onoverzichtelijk gemaakt zou hebben. Daaronder vallen bijvoorbeeld: een verklarende woordenlijst of begrippenlijst, het observatieformulier, de brief die aan respondenten gestuurd is, een lijst met interviewvragen, de verslagen van interviews, het enquêteformulier, tabellen met onderzoeksgegevens die niet van direct belang zijn om de tekst te kunnen volgen (als ze wel belangrijk zijn, kun je ze beter in de tekst plaatsen). Tips Nummer die bijlagen en voorzie ze van een duidelijke titel. Verwijs in de tekst naar de bijlagen. Bijvoorbeeld: ‘Zie bijlage 4 voor de manier waarop het enquêteformulier is opgebouwd.’ Neem nooit een bijlage op waarnaar je niet verwijst in het onderzoeksverslag. Begin elke bijlage op een nieuwe pagina.

8.11

Hoe vermeld je bronnen in de tekst?

Als je in het onderzoeksverslag gegevens ontleent aan bepaalde bronnen, moet je die duidelijk vermelden. Je kunt op twee manieren naar bronnen verwijzen. • Vermeld bij het citaat of de parafrase een verkorte bron en geef de volledige titelbeschrijving in de bronnenlijst. Zet tussen haakjes achter het citaat of de parafrase: de naam van de schrijver (zonder initiaal van de voornaam), het jaartal en de pagina van de bron waarnaar je verwijst. Bijvoorbeeld: ‘De kwaliteit van een roman schuilt nooit in het navertelbare verhaal, maar in het onnavertelbare, dat met het verhaal gedaan is’ (Mulisch 1972, p. 170). • Zet bij het citaat of de parafrase in superscript het cijfer 1 voor de eerste verwijzende voetnoot, 2 voor de tweede enzovoort. Herhaal dat cijfer in de voetnoot onderaan de pagina en geef een titelbeschrijving van de bron volgens de APA-norm. De nummering van verwijzende voetnoten begint bij elk hoofdstuk opnieuw bij 1. Bijvoorbeeld: ‘De kwaliteit van een roman schuilt nooit in het navertelbare verhaal, maar in het onnavertelbare, dat met het verhaal gedaan is.’ 1 1 Mulisch, H. (1972). De toekomst van gisteren. Protokol van een schrijverij. Amsterdam: De Bezige Bij.

8.12

Hoe maak je een bronnenlijst?

In teksten die je schrijft voor je onderzoek moet je geregeld verwijzen naar de bronnen die je hebt geraadpleegd. Daarvoor bestaan verschillende verwijssystemen. We volgen het bekende APA-systeem van de American Psychological Association, een van de meest gebruikte (en gebruiksvriendelijke) verwijssystemen. Als algemene principes gelden: • cursivering: bepaalde delen in een referentie worden gecursiveerd. Gebruik geen onderstreping, vet of kapitalen. • alfabetisering: in een bibliografie worden de geraadpleegde werken alfabetisch gerangschikt op de familienaam van de auteur (of op de eerste letter van de titel bij anonieme bronnen). Meerdere werken van dezelfde auteur worden chronologisch opgesomd. De werken van één auteur met hetzelfde publicatiejaar worden geordend op het eerste titelwoord (met uitzondering van lidwoorden). In dat geval moet je ook aan het jaartal een letter hechten om verwarring te vermijden bij referentie in voetnoot: 2004a, 2004b, 2004c … Werken die diezelfde auteur samen met anderen schreef, volgen na deze die hij/zij alleen schreef. In de tabel vind je de belangrijkste regels rond bibliografisch verwijzen. We geven de regels weer per type bron, met telkens een voorbeeld.

Competent onderzoek doen in tien stappen

583

type

situatie

norm

voorbeeld

boek

de auteur is bekend

Familienaam auteur, Initiaal voorna(a)m(en). (jaartal). Titel. Publicatieplaats: Uitgeverij.

Kuijpers, G. (2008). ABC van een onderzoeksopzet. Bussum: Coutinho.

meerdere auteurs

Smedts, W., & Van Belle, W. (1997). Taalboek Familienaam auteur a, Initiaal voornaam., Nederlands. Kapellen: Pelckmans. & Familienaam auteur b, Initiaal voornaam. (jaartal). Titel. Publicatieplaats: Uitgeverij. De APA-norm stelt dat je tot zes auteurs kunt vermelden. Pas bij meer dan zes auteurs voeg je ‘et al.’ (‘en anderen’) toe

de auteur is onbekend

Titel (jaartal). Publicatieplaats: Uitgeverij.

Familienaam auteur, Initiaal voornaam. auteur van (publicatiejaar). Titel van de bijdrage. een tekst in een In Redacteur Red. , Naam van het verzamelwerk verzamelwerk (begin- en eindpagina). Publicatieplaats: Uitgeverij.

artikel

Woordenlijst Nederlandse taal (2005). Tielt: Lannoo & Den Haag: SdU. Basstanie, J. & Verelst, K. (2010). Sociaal door taal? In E. Peters & T. Van Houtven (Red.), Taalbeleid in het hoger onderwijs (pp. 105-120). Leuven: Acco.

enkel de redacteur is bekend

Dewever, B., Di Rupo, E. & Javaux, J.M. (red.), (2011). In verzamelbundels met teksten van verschillende auteurs worden de redacteurs De onmogelijke toekomst. Brussel: Het Octet. op dezelfde manier als auteurs opgenomen, maar gevolgd door de afkorting voor redacteur(en) tussen ronde haakjes in de taal van de publicatie. Bij een Nederlandse verzamelbundel schrijf je dus (red.). In een Engelstalige verzamelbundel (Ed.) of (Eds.) als er meerdere editors zijn.

krant

Familienaam auteur, Initiaal voornaam. (exacte verschijningsdatum). Titel van het artikel. Naam van de krant, begin- en eindpagina.

Hermans, D. (27.09.2010). Leerkrachten Frans niet te spreken over idee minister Smet. Het Nieuwsblad, p. 8.

tijdschrift

Familienaam auteur, Initiaal voornaam. (publicatiejaar). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, volumenummer, begin- en eindpagina.

Bormans, L. (2008). Ben je gek? Klasse, nr. 185 (mei 2008), p. 2.

encyclopedie

Familienaam auteur, Initiaal voornaam. (publicatiejaar). Titel van de bijdrage. In Titel encyclopedie ( Vol. Volumenummer, beginen eindpagina). Publicatieplaats: Uitgeverij.

Fesler, J. (1968). Decentralisation and centralisation. In International encyclopedia of the social sciences (Vol. 2, pp. 372-377). Londen: Macmillan and the Free Press.

audiomateriaal Componist ( Comp. ) en Uitvoerder ( Uitv. ). (cd, cassette, (copyright datum). Titel van het lied. Op lp) Titel van de drager [Type]. Publicatieplaats: Distributeur.

Schubert, F. (Comp.) en Capova, S. (Uitv.). (1988). Nr. 4 in A-flat major: Allegretto. Op Schubert Impromptus Op. 90 D 899 en Impromptus Op. 142 D 935 [CD]. Roermond: Masters Classic.

audiovisueel materiaal (film, video, dvd, podiumvoorstelling)

Producent ( Prod. ) en Regisseur ( Reg. ). (verschijningsdatum). Titel van de serie: Titel van de bron [Type]. Publicatieplaats: Distributeur.

Recorded Picture Company (Prod.) en Bertolucci, B. (Reg.). (2003). The dreamers [Film]. Londen : HanWay Films.

cd-rom

Familienaam auteur, Initiaal voornaam (publicatiejaar). Titel van de gegevens. Op Titel van de cd-rom. [Cd-rom]. Publicatieplaats: Distributeur.

Kerkhofs, E., Devisch, S., Wets, G., & Vanthienen, J. (1997). Excel voor gevorderden. Op Praktix: Prakticum Beleidsondersteunende Informatica [CD-rom]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven – faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen.

persoonlijke mededeling

gesprek / interview met …

Familienaam respondent, Initiaal voornaam. (Plaats, exacte ontmoetingsdatum). Titel ter omschrijving van de inhoud [Documenttype Interviewer].

Kitano, T. (Parijs, 07.07.1999). Nieuwe film ‘Kikujiro’ [Interview met A. Jakobs].

uitzending

radio of tv

Producent ( Prod. ) en Regisseur ( Reg. ). (exacte verschijningsdatum). Titel van de serie: Titel van de uitzending [Type]. Kanaal.

Cutler, J. (Prod.) en Cutler, J. (Reg.). (30.07.2000). Panorama: Menselijk schild (the untold story of the Gulf War) [Tv-uitzending]. Canvas.

multimedia

584

Competent onderzoek doen in tien stappen

internet

internetpagina Familienaam auteur, Initiaal voornaam. (zo exact mogelijke datum van laatste update). Titel van het document. [exacte raadplegingsdatum, uitgever: URL].

Permentier, L. (z.d.). Meer dan een rimpeling op een kalme zee. [06.09.2007, Genootschap Onze Taal: http://www.onzetaal.nl/nieuws/rimpeling.php].

Het kan natuurlijk ook eenvoudiger: in http://www.ond.vlaanderen.be overleg met je leerkracht kan ervoor gekozen worden enkel de URL te vermelden en de rest achterwege te laten. e-mailbericht

Familienaam mededeler, Initiaal voornaam (e-mailadres). (exacte verzendingsdatum). Titel of omschrijving van de inhoud [E-mail aan Ontvanger (e-mailadres)].

Tilmans, K. ([email protected]). (16.08.1999). Antwoord op uw vraag [E-mail aan J. Kortens ([email protected])].

Regels voor bibliografische verwijzing.

8.13

Hoe voeg je illustraties in?

In je onderzoeksverslag verstrek je niet alleen informatie met woorden, maar ook met illustraties: afbeeldingen, tabellen, kaarten, diagrammen, grafieken en schema’s ... De belangrijkste functie van illustraties is dat ze de tekst verduidelijken, en het lezen en begrijpen vergemakkelijken. Afbeeldingen ‘Eén beeld kan meer zeggen dan duizend woorden.’ Ook al klinkt die uitdrukking nogal overdreven, er zit wel wat waars in. Een foto laat beter zien hoe een middeleeuwse miniatuur eruitziet dan een beschrijving. Tabellen Een tabel bestaat uit (horizontale) rijen en (verticale) kolommen. De kruising van een rij en een kolom heet een cel. In een tabel kun je bv. cijfermateriaal op een overzichtelijke en duidelijke manier presenteren. Je kunt tabellen maken met de tabelfunctie van je tekstverwerker. Een spreadsheetprogramma is vooral handig als in de tabel totalen, percentages en dergelijke berekend moeten worden. Het programma doet dat automatisch, waardoor de kans op rekenfouten kleiner wordt. Hoogte (in km)

Belangrijkste bestanddelen van de lucht (in %)

Dichtheid van de lucht (in kg/m³)

zuurstof

stikstof

40

17,5

81,5

0,5

0,000

20

17,5

81,5

0,5

0,087

10

18

81

1

0,357

7,5

18,1

80,9

1

0,472

5

19,5

88

1

0,707

2

20

78

1,1

0,974

1

20,9

78

1,1

1,127

0,5

20,9

78

1,1

1,181

0

20,95

78,09

0,96

1,224

andere gassen

Competent onderzoek doen in tien stappen

585

Diagrammen en grafieken Diagrammen en grafieken zijn lijnvoorstellingen van meetgegevens. Bij een staafdiagram ga je uit van een assenstelsel (een horizontale en een verticale schaalverdeling), waarin je staven tekent die hoeveelheden aangeven. In een cirkeldiagram (of taartdiagram) stelt de cirkel het geheel voor. De delen geven aan waaruit dat geheel opgebouwd is. Bij een grafiek ga je ook uit van een assenstelsel, waarin je lijnen kunt tekenen die het verloop van een bepaald verschijnsel weergeeft

Staafdiagram.

Cirkeldiagram.

Grafiek.

Schema’s Als je bijvoorbeeld wilt weergeven uit welke taalvariëteiten de Nederlandse taal bestaat, dan is een waaierschema of boomschema overzichtelijk.

8.14

Nederlandse taal

Algemeen Nederlands Dialecten Regiolecten Etnolecten Sociolecten

Waarop moet je letten als je illustraties gebruikt?

Voeg alleen afbeeldingen, tabellen, kaarten, diagrammen, grafieken en schema’s toe als die meerwaarde hebben voor de duidelijkheid en aantrekkelijkheid van de tekst. ‘Mooie plaatjes’ als dusdanig hebben geen enkele zin in een onderzoeksverslag. Ze leiden alleen maar af. Voeg ze in op de juiste plaats in de tekst. Laat de lezer niet zoeken of onnodig bladeren. Voorzie ze van een nummer en een korte titel. Kondig in de tekst altijd eerst de afbeelding, tabel, kaart, diagram, grafiek of het schema aan (nummer en bladzijde) en beschrijf daarna pas de inhoud ervan. Als je in de tekst afbeeldingen, tabellen, kaart, diagrammen, grafieken of schema’s van anderen overneemt, vermeld dan de bron onder de afbeelding.

586

Competent onderzoek doen in tien stappen

8.15

Hoe maak je een goede lay-out?

Een goede opmaak van je onderzoeksverslag (lay-out) helpt lezers om de tekst met zo weinig mogelijk inspanning te lezen en zorgt ervoor dat ze een goede indruk van je krijgen. Tips Structureer je onderzoeksverslag overzichtelijk met behulp van de vaste onderdelen. Zie blz. 428-430. Verdeel de inhoud van hoofdstukken in paragrafen (bijvoorbeeld 2.1) en subparagrafen (bijvoorbeeld 2.1.1). Geef die (sub)paragrafen een titel. Wil je binnen een subparagraaf verder indelen, gebruik dan geen cijfers (dus niet 2.1.1.1) maar alleen tussenkopjes. Die kun je eventueel apart nummeren. Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina. Breng typografisch verschil aan tussen hoofdstuktitels en (sub)paragraaftitels (bijvoorbeeld door verschil in lettergrootte, maar maak de titels niet te groot). Cursiveer vaktermen. Zeker als je ze definieert of toelicht. Voeg illustraties altijd op de goede plaats in. Dat wil zeggen: op dezelfde plaats als de alinea waarin je naar de illustratie verwijst. Geef de pagina’s ‘lucht’. Werk altijd met twee vaste kantlijnen. Kies ook een bepaalde hoeveelheid witruimte boven en onder de tekst op elke bladzijde. Zorg ervoor dat die witruimte in je gehele verslag gelijk is. Daardoor krijg je een overzichtelijke en consequente bladspiegel die prettig is voor de lezer. De NBN-norm bepaalt: links 33 mm, rechts, boven en onder 20 mm. Nummer de bladzijden doorlopend. Kies daarvoor een consequente aanpak, bij voorkeur altijd rechtsboven. Titelpagina, samenvatting, voorwoord en inhoudstafel krijgen geen paginanummer, maar tellen wel mee bij de nummering.

OVU R

Stap 9 Hoe presenteer je het onderzoek mondeling? Bij de mondelinge presentatie van het onderzoek zijn je klasgenoten en/of een jury met leerkrachten het publiek.

9.1

Digitale presentatie

Baseer je computerpresentatie (bijvoorbeeld met PowerPoint) op de onderzoeksstructuur van je schriftelijke verslag. Leg de nadruk op de manier waarop je het onderwerp hebt afgebakend, het verantwoorden van de gebruikte onderzoeksmethode(n), en op het presenteren van de onderzoeksresultaten, conclusies en aanbevelingen. Daar zit het publiek vooral op te wachten. Is er sprake van een groepspresentatie? Spreek dan duidelijk af wat elk groepslid gaat doen. Stem de inhoud goed op elkaar af. Weet van elkaar wat je gaat zeggen. Spreek af hoeveel spreektijd elk groepslid krijgt. 9.1.1

Inleiding

Begroet het publiek. Introduceer kort en aantrekkelijk het onderwerp: wat is het onderwerp en waarom heb je het gekozen? Zorg ervoor dat het publiek geïnteresseerd raakt (zie blz. 416-417). Geef in een vooruitblik kort aan wat je gaat behandelen.

Competent onderzoek doen in tien stappen

587

9.1.2

Middenstuk

Maak duidelijk hoe je het onderwerp hebt afgebakend: wat zijn je onderzoeksvraag en concrete deelvragen? Verantwoord vervolgens welke onderzoeksmethode(n) je hebt gebruikt om antwoorden te verzamelen op je deelvragen. Heb je reeds bestaande bronnen geraadpleegd? Heb je rechtstreeks informatie verzameld door mensen te observeren, te interviewen en/of te enquêteren? Waarom? Hoe? Besteed duidelijk en gestructureerd aandacht aan de resultaten van je onderzoek. Geef bondig antwoord op je deelvragen. Beperk je tot de hoofdzaken en noem daarbij enkele bijzonderheden. 9.1.3

Slot

Trek conclusies door antwoord te geven op je onderzoeksvraag. Maak duidelijk op welke resultaten je antwoord is gebaseerd. Bepaal de waarde van die conclusies. Vraag je af wat de eventuele beperkingen van je onderzoek zijn. • Geef in de aanbevelingen suggesties om … de onderzoeksmethode(n) te optimaliseren, eventueel vervolgonderzoek te doen. • Sluit op een aantrekkelijke manier af (zie daarvoor de verschillende soorten afsluitingen op blz. 417-418 bij 2.3.2). Geef ter afsluiting van je presentatie gelegenheid om vragen te stellen. Bedank het publiek voor de aandacht en interessante vragen. 9.1.4

Vragen na afloop

Ter afsluiting van je presentatie is er gelegenheid om vragen te stellen. Geef antwoord aan de hele klas of aan de hele jury, en niet alleen aan de vragensteller: de rest van het publiek mag zich niet buitengesloten voelen. Vraag altijd aan het publiek of je voldoende duidelijk bent geweest. Je hebt immers antwoord gegeven aan de hele klas / de hele jury. Geef indien nodig eerlijk toe dat je een antwoord niet weet. Draai er niet omheen. Vragen van de jury gaan meestal over de gevolgde onderzoeksmethode(n), onderzoeksresultaten, conclusies en aanbevelingen. Bereid je daar grondig op voor. Je kunt vragen als de volgende verwachten. • Hoe ben je ertoe gekomen die en die te interviewen? • Wat heeft het interview met X je bijgebracht? Wat is de meerwaarde ervan? • Waarom bevat je enquête alleen maar ja-neevragen? • Wat heb je uit je enquête geleerd? • Vind je 53 antwoorden op je enquête niet een beetje weinig om er algemene conclusies uit te trekken? • Op p. 22 van je onderzoeksverslag gebruik je de term Y. Licht dat begrip eens toe. • Wat bedoel je precies in de derde alinea op p. 17 van je onderzoeksverslag? • Op p. 16 van je onderzoeksverslag beweer je dat het actieve luistergedrag van de proefpersonen matig is, maar uit het observatieverslag blijkt dat de meeste leerlingen redelijk goed luisteren. Je spreekt jezelf dus tegen. Wat is nu juist? • (Bij groepswerk) Wat is jouw aandeel in het onderzoek geweest? • Wat heb je inhoudelijk uit je onderzoek geleerd? Vergeet niet na afloop het publiek / de jury te bedanken voor de aandacht en interessante vragen.

588

Competent onderzoek doen in tien stappen

9.2

Posterpresentatie

Bij deze presentatievorm ontwerp je een poster om de resultaten van je onderzoek beknopt te visualiseren. Je beperkt je omwille van het posterformaat (bv. A0-portretformaat, dit is 84,1 cm bij 119,4 cm) noodzakelijkerwijze tot de kern en stemt de vorm en inhoud van de poster op het doel van de presentatie en de doelgroep af. In vergelijking met een PowerPointpresentatie heeft een posterpresentatie het voordeel dat je medeleerlingen worden uitgenodigd om aanvullende informatie te vragen in een direct vis-à-vis met jou of je groepje. Je poster moet: • de aandacht van de kijker trekken; • snel de basiselementen van je onderzoek overbrengen; • je medeleerlingen aanzetten om meer over het onderzoek te willen weten. +

±

-

feedback

1 Alles is leesbaar op 1 meter afstand. 2 De poster heeft een aandachttrekkende titel. 3 De poster ziet er vanop 5 meter aantrekkelijk uit. 4 De hoeveelheid gebruikte tekst is gepast. 5 De poster heeft een duidelijke indeling. 6 De poster nodigt uit tot dialoog. 7 Het taalgebruik is correct. 8 De spelling is correct. 9 De poster is afgestemd op de doelgroep. 10 De doelstelling van het onderzoek is duidelijk weergegeven. 11 De resultaten van het onderzoek zijn duidelijk weergegeven. 12 Het aantal details is beperkt gehouden. 13 De werkwijze wordt duidelijk weergegeven. 14 Er zijn voldoende illustraties (foto’s, cartoons …). Check- en feedbacklijst.

Hoe ga je te werk? • Maak eerst een schets van de poster. Denk hierbij goed na over de structuur waarin je de informatie wenst weer te geven. • Verdeel de posterinhoud op in drie à vier secties. Gebruik witte ruimtes om de elementen van elkaar te scheiden. • Gebruik pijltjes en nummers om aan te geven in welke volgorde je de posterelementen moet lezen. • Probeer niet meer tekst op je poster op te nemen dan nodig is. Je kunt immers mondelinge toelichting geven. • Maak voor jezelf een korte tekst klaar (van een kleine 5 minuten) die je zo nodig als uitleg bij de poster kunt gebruiken. • Gebruik je creativiteit maar overdrijf niet. Competent onderzoek doen in tien stappen

589

OVU R

Stap 10 Hoe reflecteer je op je onderzoek? In stap 10 reflecteer je op je onderzoek. De vragen in de onderstaande checklist laten je nadenken over je aanpak, werkhouding, het groepswerk en je leerervaringen. Motiveer je antwoord op de ja-neevragen met bewijzende voorbeelden. Raadpleeg tijdens het reflecteren vooral je logboek.

Reflecteer op je aanpak.

ja nee want:

1 Wat ging goed of minder goed bij je aanpak? 1 Kon je een relevant onderwerp kiezen en grondig afbakenen met een goede onderzoeksvraag en concrete deelvragen?

 

2 Kon je geschikte onderzoeksmethoden kiezen?

 

3 Kon je vlot gegevens verzamelen, selecteren en ordenen?

 

4 Kon je duidelijke conclusies trekken en genuanceerde aanbevelingen doen?

 

5 Kon je vlot schriftelijk rapporteren en/of mondeling presenteren?

 

6 Kon je een realistische tijdsplanning maken?

 

7 Kon je doelmatig werken: bleef je niet te lang op een doodlopend spoor, stak je niet te veel tijd in bijzaken? Reflecteer op je werkhouding.

  ja nee want:

2 Ben je tevreden over je werkhouding? 1 Had je een grote inzet en heb je veel werk verzet?

 

2 Heb je je goed gehouden aan de afspraken en tijdsplanning?

 

3 Heb je het logboek nauwgezet bijgehouden?

 

Reflecteer op het groepswerk.

ja nee want:

3 Was de taakverdeling duidelijk en eerlijk?

 

4 Was de samenwerking goed? 1 Kon je voldoende opkomen voor eigen ideeën?

 

2 Stond je voldoende open voor suggesties en kritiek van groepsleden?

 

3 Heb je je goed gehouden aan de taakverdeling en tijdsplanning?

 

4 Heeft iedereen zich evenveel ingespannen?

 

5 Heb je een positieve bijdrage geleverd aan het oplossen van conflicten?

 

6 Kon je groepsleden goed stimuleren? Reflecteer op je leerervaringen.

  antwoorden

5 Wat waren je sterke punten? 6 Wat waren je zwakke punten? 7 Wat zou je de volgende keer anders doen? Checklist voor reflectie op je onderzoek.

590

Competent onderzoek doen in tien stappen