De afwezige vader bestaat niet, en waarom vaders niet moeten moederen
 9789035139718

Table of contents :
Cover Page
Titelpagina
Colofon
Opdracht & Citaat
Woord vooraf
Inleiding
1 – Mijn persoonlijke verhaal: de aanleiding voor dit boek
2 – Een eeuw gemankeerd vaderschap
3 – Hoe het moederschapsideaal in stand wordt gehouden
4 – Het belang van een vader
5 – Moeders: valkuilen en kansen
6 – Afwezige vaders: gevolgen voor kinderen
7 – Families
8 – Van generatie op generatie
9 – Vaders, cultuur en migratie
10 – Betrekken van vaders bij jeugdhulpverlening
11 – Wanneer ben je een vader en wanneer mag je vaderen?
12 – De onverbreekbare band tussen vaders en kinderen
Woord van dank
Noten

Citation preview

Irene Zwaan

DE AFWEZIGE VADER BESTAAT NIET en waarom vaders niet moeten moederen

Uitgeverij Bert Bakker

Deze uitgave kwam mede tot stand dankzij een subsidie van het Hendrik Pierson Fonds. © 2013 Irene Zwaan Omslagontwerp Robbie Smits Foto omslag Lauriey/Dreamstime.com Foto auteur Pepijn van den Broeke e-boek Mat-Zet bv, Soest www.uitgeverijbertbakker.nl ISBN 978 90 351 3971 8 Uitgeverij Bert Bakker is onderdeel van Uitgeverij Prometheus

Voor Glenn Life doesn’t come with an instruction book That’s why we have fathers

Woord vooraf

Het Hendrik Pierson Fonds biedt alleenstaande ouders en hun kinderen een steuntje in de rug. Dat doen we door hen financieel te steunen. Zo honoreren we bijvoorbeeld bijna altijd de vraag van tienermoeders bij de aanschaf van de eerste babyuitzet. We zijn blij als we alleenstaande ouders kunnen ondersteunen in hun wens om een opleiding te volgen. Een aanbod waar gretig gebruik van wordt gemaakt zijn de vakantiehuisjes, waar ouders en kinderen kunnen genieten van een korte vakantie (iets waarvoor het geld meestal ontbreekt), zodat zij er even uit kunnen. Het Hendrik Pierson Fonds subsidieert ook projecten die de emancipatie van alleenstaande ouders of kinderen van alleenstaande ouders bevorderen. Daarbij merkten we dat we vrijwel alleen projecten voor alleenstaande moeders subsidieerden, terwijl vaders net zo belangrijk zijn voor kinderen – juist ook als moeders alleen hun kinderen opvoeden. Deze blinde vlek voor het belang van vaderschap is exemplarisch voor de positie van vaders in Nederland. Vaders worden nog wel eens vergeten. Met het verlenen van een subsidie voor dit boek vragen we aandacht voor vaders. En daarmee ook voor moeders, kinderen en families. Steeds vaker wordt erkend en ook aangetoond dat mannen een belangrijke, eigen rol vervullen in de opvoeding van kinderen. Voor de ontwikkeling van kinderen is het van eminent belang dat zij weten wie hun vader is, dat hij zichtbaar en aanspreekbaar is, en dat hij bij de opvoeding betrokken is. De kinderen hebben hun wortels (en ook hun voorbeelden) in de families van hun vader én van hun moeder. Toch ligt de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen in de praktijk vaak bij de moeders.

Irene Zwaan beschrijft in dit boek welke ontwikkelingen ertoe geleid hebben dat de moeders de opvoedingstaak bij uitstek op zich hebben genomen, en hoe het komt dat vaders meer op de achtergrond zijn geraakt als het om opvoeding gaat. Aan de hand van mooie en aangrijpende verhalen, gecombineerd met wetenschappelijke inzichten, laat zij de effecten daarvan zien op kinderen, vaders, moeders en families. Irene Zwaan is een emancipatiekundige pur sang. Als het gaat om ongelijke rechten en onrechtvaardigheid in de samenleving, is niets haar te veel. Zij bezit de gave lastige en pijnlijke onderwerpen met veel compassie, maar zonder iets of iemand te sparen voor het voetlicht te brengen. Haar manier van schrijven is bezield en raakt niet alleen het hoofd maar ook het hart. Het Hendrik Pierson Fonds wil met het laten verschijnen van dit boek bijdragen aan een maatschappelijke discussie over het belang van vaderschap. Voor de opvoeding van kinderen is zowel de invloed van vaders als de invloed van moeders enorm belangrijk. En even belangrijk. Horen daar ook gelijke rechten bij? Weten we zeker dat vaders meer moeten moederen? Of moeten vaders vaderen? Hoe waarderen we als samenleving de rol van vaders? We denken dat het boek veel stof tot nadenken geeft en hopen dat u er flink over zult discussiëren. We wensen van harte dat die discussie bijdraagt aan een betere positie van vaders, die past bij het belang van hun rol. Namens het Hendrik Pierson Fonds, Résy Broekhoven, voorzitter

Inleiding

Dit is een boek over vaderschap. In 2008 maakte ik een situatie mee die mijn wereldbeeld op zijn kop zette. Als zogenaamde feminist en individualist had ik een duidelijk beeld van de plek die een vader verdient naast een moeder. De ontdekking die ik deed was dat vaders in Nederland vaak aan de zijlijn staan. Vervolgens leerde ik dat dit onterecht en schadelijk is. Voor de vader zelf, voor zijn kinderen en ook voor de moeder. Het was de start van een missie die ik met dit boek wil besluiten. Wat er precies gebeurde in 2008 vertel ik in het eerste hoofdstuk. De inzichten over vaderschap die ik daarna verwierf beschrijf ik in de resterende hoofdstukken. Ik ga in op de historische en maatschappelijke context die vaders op de plek hebben gebracht waar ze nu zijn. Hoe komt het dat het moederschapsideaal zo sterk verankerd is in onze maatschappij? En waarom is het belangrijk dat de vader zijn plek terugkrijgt als opvoeder en verzorger in het gezin? Diverse onderzoeken wijzen uit dat de bijdrage van vaders aan de ontwikkeling van het kind essentieel is. Want vaders kunnen en durven dingen die moeders niet doen. Terwijl moeders zich vooral richten op troosten, knuffelen, praten en zorgen, daagt de vader het kind uit om risico’s te nemen, grenzen te verleggen en praktische oplossingen te bedenken. Kinderen die zonder vader opgroeien ontwikkelen vaker probleemgedrag en komen minder goed mee op school. Dit besef vindt in toenemende mate zijn weg in de samenleving. Toch gebeurt het nog te vaak dat vaders aan de zijlijn staan, vooral na een

scheiding. En als een vader aan de zijlijn staat, wordt zijn kind eveneens van de grootouders en overige familie afgesneden. Het belang van families en eerdere generaties is net als het belang van vaderschap jarenlang een ondergeschoven kind geweest in Nederland. Ook jeugdhulpverleners vergeten vaak om de vader en zijn familie in te schakelen bij de aanpak van jeugdproblematiek. Als de moeder geen toestemming geeft en de vader geen ouderlijk gezag heeft, mogen ze vader er niet eens bij betrekken. De juridische positie van veel vaders is zwak. Alleen vaders die getrouwd zijn, hebben automatisch ouderlijk gezag en mogen meebeslissen over belangrijke opvoedingskwesties. De overige vaders zijn afhankelijk van de positie die de moeder hun toebedeelt. Al deze zaken worden uitgebreid besproken in dit boek. Daarnaast heb ik tal van verhalen verzameld die de praktijk rondom vaders beschrijven. Verhalen over de liefde voor en van vaders, het missen van een vader, de zwakke positie van vaders, de kracht van vaderschap, verhalen over pijn en verhalen over geluk, verhalen over families en verhalen over generaties, verhalen uit de hulpverlenings- en juridische praktijk. Succesverhalen en doemscenario’s, ze komen allemaal voorbij. De afwezige vader bestaat niet is geschreven vanuit diverse perspectieven. Om dit te kunnen doen, heb ik de hulp ingeroepen van een aantal pleitbezorgers die ik bewonderde vanwege hun werk voor vaderschap. Er is een begeleidingscommissie in het leven geroepen met kinder- en jeugdpsychiater Glenn Helberg, emeritus hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio, antropoloog Dirck van Bekkum, familietherapeut Kitlyn Tjin A Djie en andragoog Mariele Mijnlieff. Zij hebben me gevoed met onderzoek, inzichten, ervaringen en verhalen die het boek zo rijk en breed hebben gemaakt. Dankzij de input van deze wetenschappers en professionals uit verschillende disciplines, ieder met een grote passie voor het onderwerp, heb ik een zo breed mogelijk spectrum kunnen beschrijven rondom de thematiek. In het dankwoord achter in het boek zal ik ze elk persoonlijk eren. Mijn ‘begeleiders’ hebben me gewaarschuwd dat een pleidooi voor vaders gevoelige materie is die weerstand kan oproepen. Het kan zo zijn dat er personen of groepen zijn die zich aangevallen of tekortgedaan voelen.

Tegen hen zou ik willen zeggen dat dit boek de belangen van vaders wil behartigen en dat daarmee het vaderperspectief vooropstaat. Omdat ik veel gebruikmaak van extreme voorbeelden, kan dit het gevoel geven dat ik vind dat alle moeders slecht zijn, dat alle hulpverleners vaders vergeten en dat alle vaders heilige boontjes zijn. Maar natuurlijk zou ik ook een boek kunnen schrijven over slechte, mishandelende en onverantwoordelijke vaders. Of een boek met mooie en goede voorbeelden van gelijkwaardig ouderschap. Veel rechters, moeders, hulpverleners en advocaten zijn zich bewust van wat nodig is, en deze voorbeelden zitten ook in dit boek. Maar het zijn de uitwassen die laten zien dat de maatschappij ruimte biedt aan misstanden. En ik ben te veel uitwassen tegengekomen op dit pad om zoete broodjes te bakken. De meeste verhalen zijn geanonimiseerd door namen en herkenbare feiten te veranderen.

1 – Mijn persoonlijke verhaal: de aanleiding voor dit boek

Mijn pleidooi voor vaderschap komt niet zomaar uit de lucht vallen. In mijn persoonlijke leven heeft zich een ingrijpende episode voorgedaan. Als een orkaan heeft dit verhaal huisgehouden en een verwoestend effect gehad op verschillende mensenlevens en relaties. Het is een extreem verhaal en absoluut geen representatief voorbeeld van de aard van moederschap. Moeders zijn niet zoals de moeder in dit verhaal. Het verhaal laat wel zien dat deze uitwassen mogelijk zijn in de huidige context van de samenleving. Als je als vader na scheiding in een extreme machtsstrijd verwikkeld raakt met de moeder van je kinderen, sta je algauw met je rug tegen de muur. Een kind krijgen doe je niet alleen Ik was ook zo’n vrouw. Toen ik Edzard leerde kennen was het vijf voor twaalf. Ik was 36 jaar. Ik had verschillende relaties achter de rug en heb nooit afwijzend gestaan tegenover een onverwachte zwangerschap. Temeer daar ik een innerlijke overtuiging had dat ik niet erg vruchtbaar was. Ik wilde mijn minieme kans op moederschap geen strobreed in de weg leggen, dat idee was met het ouder worden steeds sterker geworden. Edzard had al een kind van zeven, Maurice, die woonde fulltime bij hem. Moeder was wel in de buurt, maar alle partijen waren het erover eens dat Maurice het best op zijn plek was bij zijn vader. Hij ging af en toe een

middagje naar z’n moeder en een enkele keer bleef hij er slapen. Het was gewoon zo, hij had ook geen eigen kamer in haar huis. Vanaf de eerste week dat we samen waren, werd ik de vaste oppas op de dagen dat Edzard repeteerde met zijn band. Maurice en ik konden het erg goed met elkaar vinden. Ik was blij dat er nu toch een kind op mijn pad was gekomen. En hij vond het gezellig, een vrouw in huis. Terwijl we knetterverliefd waren, begon Edzard ineens over anticonceptie. Hij wilde niet nog een keer zomaar een kind op de wereld zetten. ‘Een kind krijgen doe je niet alleen, Irene, daar mag je niet zo licht over denken!’ Hij probeerde me uit te leggen hoeveel verdriet hij had over hoe het met hem en zijn ex was gegaan en hoezeer Maurice daar de dupe van was. Dat wilde hij niet nog een keer meemaken. Maar ik was niet te vermurwen. Geen haar op mijn hoofd die de laatste mogelijkheid op het krijgen van een kind wilde uitsluiten. Edzard werd boos, paniekerig en machteloos van mijn reactie. ‘En wat dan als je zwanger was geworden van die scharrel, wat op niets uitliep?’ Ik reageerde onverschillig: ‘Gewoon, dan had ik het kind alleen opgevoed.’ Ik voel nog de overtuiging die ik had over mijn gelijk. Geen man kan mij iets maken als het gaat over het krijgen of opvoeden van een kind. Wankel evenwicht Langzamerhand ontvouwde zich het verhaal van Edzard, Maurice en diens moeder voor mijn ogen. Ik vond het verwarrend, omdat de intentie van Edzard in zijn spreken over haar en hun geschiedenis altijd optimistisch en positief was. ‘Zij is de moeder van mijn kind!’ Hij gunde Maurice de liefde voor zijn moeder en wilde hem geen loyaliteitsproblemen bezorgen. Maurice moest ongestoord en hartstochtelijk van zijn moeder kunnen houden. Ik ontdekte beetje bij beetje dat zij, ondanks haar afwezigheid, wel degelijk de touwtjes in handen had. Zij bepaalde bijvoorbeeld hoe Maurice’ haar geknipt moest worden. Maurice wilde heel iets anders dan zij en klaagde hierover bij Edzard. Maar Edzard ging niet in verzet. Toen Edzard een stickerbeloning invoerde om Maurice van zijn angsten af te helpen, belde ze boos op om te zeggen dat dit funest was vanwege de faalangst van Maurice. Onmiddellijk werden er geen stickers meer geplakt, al had het best

goed geholpen. Tot mijn ontzetting kwam ik erachter dat Maurice op haar adres stond ingeschreven waardoor zij een eenouderuitkering ontving, net als de kinderkorting en de kinderbijslag, terwijl alle kosten voor rekening van Edzard waren. Als Maurice bij haar ging logeren moest er altijd een tas met kleren mee, er lag nog geen onderbroek van hem in haar kledingkast. En toen Maurice jarig was, was zij nog op vakantie, al had ze beloofd om eerder terug te zijn. De feiten waren hard en verbijsterend. Ik begreep niet dat Edzard dit pikte. Maar als ik zei dat hij er iets tegen moest doen, legde hij uit dat het evenwicht, hoe wankel ook, o zo belangrijk was voor Maurice. Hij was bang dat als hij op zijn strepen zou gaan staan, de consequentie zou zijn dat zij Maurice bij hem weg zou houden. Voor Maurice, die al vanaf zijn tweede bij zijn vader woonde en stapelgek op hem was, zou het dramatisch zijn als er aan de status-quo gesleuteld zou worden. ‘Waarom heb je destijds geen ouderlijk gezag gekregen?’ vroeg ik. ‘Omdat we niet getrouwd waren en ik niet wist dat dit geregeld moest worden. Ik heb mijn kind immers erkend bij de geboorte, hij heeft mijn achternaam.’ Edzard en Maurice zaten gesponnen in een web waarvan ik niet wist dat het mogelijk was in een land als Nederland. En ik moest meedoen aan die waanzin – het was ondraaglijk. Edzards vader Ik zag een parallel tussen de zwakke positie van Edzard en die van zijn vader. Ik was dol op die man, een eenzelvige, eigenwijze zonderling met prachtige verhalen, een grote belangstelling voor de ander en een enorme trots op zijn kinderen. Hij had een familiegeschiedenis van diepe armoede en traumatische ervaringen tijdens de oorlog. Hij had zich ontworsteld aan zijn milieu, was na zijn huwelijk met zijn vrouw van het noordelijke platteland vertrokken naar het stedelijke westen, had daar ‘een goede betrekking op een kantoor’ gekregen en stichtte een gezin. Ik probeerde hem altijd verhalen te ontfutselen als we op bezoek waren. Maar Edzards moeder gunde hem geen aandacht en kwam er steevast tussen. Van Edzard begreep ik dat zijn moeder haar leven lang had geleden onder het ‘schrikbewind’ van haar man. Ze klaagde steen en been over hem. Edzard en zijn broers hadden een grote loyaliteit naar haar, gevoed door

medelijden. Ze hadden een antipathie tegen hun vader. Maar ik begreep daar niets van. Want in mijn beleving leek vader op zijn zonen en ik vond dat moeder haar echtgenoot de adem benam. Moeders klagen ervoer ik als onnodig en overdreven. Vader werd in mijn beleving door haar als een lastig aanhangsel bestempeld maar hij droeg zijn lot en zeurde nergens over. Hij kreeg in mijn ogen geen waardering, terwijl ik vond dat hij dat wel verdiende. Mijn analyse was dat er een soort blindheid was ontstaan bij de kinderen door de slachtofferrol die moeder had ingenomen. Moeder zat vast in haar heimwee naar vroeger, naar familie, naar haar geboortegrond. Daar kon ze natuurlijk niets aan doen. Maar ik zag de verlamming bij vader die niet tegen de stemmen van de familie kon opboksen. De onmachtige plek van vader in het gezin herhaalde zich nu in de geschiedenis van Edzard. Onaantastbaar moederschap In de loop der tijd ging Maurice een nachtje per week naar zijn moeder, op een doordeweekse dag. Daar was iedereen tevreden mee. Maar toen Maurice tien was, besloot zijn moeder dat het tijd was dat ze meer ging moederen. Van de ene op de andere dag wilde ze dat Maurice ieder weekend kwam. Maurice werd hysterisch. Hij wilde het niet, hij begreep het niet, het was toch goed zoals het was? Zijn vriendjes waren daar niet, zijn speelgoed was er niet, zijn rots in de branding, zijn vader was er niet. Het klopte niet voor hem, ook al hield hij zielsveel van haar, hij woonde niet bij haar, punt! Zijn kostbare weekendjes wilde hij thuis zijn. Er was natuurlijk sprake van een groot onvermogen bij moeder om het goed te doen. Edzard wilde niets liever dan dat er een lieve zorgzame moeder in het leven van zijn kind was. Hij heeft altijd met grote compassie toegezien hoe zij aan het worstelen was met haar gebrekkige rol als moeder. Maar die compassie kon niet helpen voorkomen dat ze grote schade berokkende aan Edzard en Maurice. Hij kon niet tegenhouden dat ze Maurice plotseling naar zich toe trok want hij had geen poot om op te staan. Haar positie als moeder was immers onaantastbaar. Ze compenseerde haar onvermogen met haar machtspositie. Ze dreigde met ergere maatregelen als Edzard niet meewerkte. Falende instanties

De basisschool trok aan de bel. Maurice zat vaak te huilen in de klas, zo ongelukkig was hij met de situatie. Zijn meester, met wie hij goed kon opschieten, beloofde hem dat hij wat voor hem zou doen. School nam het initiatief tot een gesprek met Edzard en moeder. Daarbij waren de directeur, de schoolmaatschappelijk werker en de leerkracht aanwezig. Edzard was blij met deze steun. School was immers de enige officiële instantie die werkelijk wist hoe de vork in de steel zat. Edzard was degene die al jaren dagelijks vier keer per dag op het schoolplein stond, die de gesprekken voerde, die gebeld werd als Maurice ziek was, en die de rapporten zonder uitzondering ondertekend had. Het onvoorstelbare gebeurde. Moeder gaf in het gesprek aan Maurice elk weekend bij zich te willen hebben, van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend. Het was geen gesprekspunt, het was een mededeling. Ze benutte handig het moment om haar zaakjes te regelen en regelde zelfs een handtekening van de aanwezigen onder deze afspraak. Ook bedong ze dat zij vanaf dat moment de contactpersoon was voor school. De school droop af. ‘Wij moeten haar besluit volgen, we kunnen niets doen, want zij heeft het gezag.’ Edzard werd door school van het ene op het andere moment buitenspel gezet als gesprekspartner, als vader. ‘Sorry jongen we kunnen niets meer voor je doen, ik kan er niet meer met je over praten,’ zei de leerkracht tegen Edzard. Maurice’ verdriet was hartverscheurend. Edzard ging onmiddellijk naar Bureau Jeugdzorg om steun en advies te vragen. In paniek vertelde hij daar dat zijn kind in nood zat. Hij werd bij de balie al weggestuurd. Toen hij tegenstribbelde omdat hij gehoord wilde worden, werd hij onder zachte dwang begeleid naar de uitgang en buiten de deur gezet. Hij was ontzet. Ik ook. Al onze contacten – vrienden, familie, andere betrokkenen in de wereld van zorg en onderwijs – wezen op hetzelfde: je hebt geen gezag, dus je wordt nergens serieus genomen. Vaders zijn lastig voor hulpverleners, omdat ze boos en agressief zijn. Moeders gaan altijd en overal voor. Je kunt het niet winnen. ‘Je moet zorgen dat je gezamenlijk gezag krijgt,’ zei ik. ‘Dan kun je niet meer buitenspel gezet worden.’ Edzard, die op zijn klompen aanvoelde dat een rechtszaak een enorme vechtlust in haar zou losmaken en dat het een afschuwelijk traject zou worden, wist dat hij geen keus meer had. Wat hij

jarenlang had weten te voorkomen, was nu onvermijdelijk geworden. Zijn kind schreeuwde om hulp. De hel was losgebarsten. De rechtsgang Een maand later, in de zomervakantie, besloot moeder dat Maurice nu helemaal bij haar ging wonen – hij moest er om te beginnen een volle maand blijven. Het was een signaal naar Edzard dat hij zijn verzet moest staken. Ik zal niet de hartverscheurende taferelen uit die periode beschrijven, zowel bij vader als bij kind, maar je kunt je er iets bij voorstellen. Edzard had een advocaat ingeschakeld en er werd een kort geding voorbereid om de omgang veilig te stellen. Tegelijkertijd werd een bodemprocedure gestart om gezamenlijk gezag en hoofdverblijf bij Edzard te regelen. De advocaat vroeg Edzard bewijzen te verzamelen, dus vroeg hij de school om een verklaring te geven dat hij de immer aanwezige ouder was geweest. School weigerde medewerking. Edzard had moeite om een deskundige te vinden die bereid was om zijn nek uit te steken en een professioneel advies te geven. Hij had immers geen gezag en voor een psychologisch onderzoek is altijd de toestemming van de ouder met gezag nodig. Uiteindelijk was een kinderpsychiater bereid om een gesprek met Maurice aan te gaan. Op basis van dat gesprek schreef hij een brief aan de huisarts van Edzard waarin hij adviseerde dat er naar Maurice geluisterd werd. Het kind was goed in staat om zijn standpunt te verwoorden en het was belangrijk voor zijn welzijn, schreef hij. De overige verklaringen die Edzard verzamelde – bewijzen dat Maurice al die jaren bij Edzard had gewoond – waren die van buren, familie, vrienden en bekenden. Ook schreef Maurice zelf een brief aan de rechter. Dat hij veel van zijn moeder hield maar dat hij het liefst bij z’n vader woonde omdat hij dat nu eenmaal zo gewend was. Het verzoek van de advocaat aan de rechter om Maurice zelf te horen werd ondanks het advies van de kinderpsychiater afgewezen, omdat hij nog maar tien jaar was. Om kort te gaan: het kort geding leverde een bizarre omgangsregeling op, waarbij Maurice tweemaal per week moest verkassen van vader naar moeder en weer terug. Er zat nog iets in van compassie naar het kind dat niet te lang bij zijn vader weggehouden moest worden, ook al was hij twee

derde van de tijd bij haar. Er werd mediation opgelegd, iets wat per definitie alleen werkt op basis van vrijwilligheid en een wassen neus is als de ene partij een sterkere positie heeft dan de andere. Het was een theaterstuk, maar Edzard moest meespelen om zijn bereidheid te tonen. Een paar maanden later was de zitting van de bodemprocedure. Moeders advocaat schetste het beeld dat zij altijd de hoofdverzorger was geweest afgezien van een korte periode toen ze in de horeca had gewerkt. Nu vader een relatie had met een kinderloze vrouw – ik dus – wilde hij samen met haar en zijn kind een gezinnetje stichten. Kortom, ik wilde Maurice van haar afpikken. Ook viel het woord ‘kindermishandeling’ in de pleitnota. Dat Edzard zijn kind bij de moeder vandaan wilde halen was kindermishandeling. De Raad voor de Kinderbescherming was aanwezig bij de zitting en adviseerde de rechter om een onderzoek te starten. De uitspraak Edzard was van tevoren gewaarschuwd dat hij het never nooit niet zou winnen. Ik weigerde dat te geloven, was overtuigd dat rechtvaardigheid zou zegevieren. En nu met het advies van de Raad zou het goed komen – ze zouden immers met Maurice zelf, met school en met buren en familie gaan praten. De waarheid zou boven tafel komen. Maurice was verworden tot een schim van het vrolijke ventje dat hij vroeger was geweest. Hij hing als een aapje aan Edzard, dag en nacht, wilde hem niet loslaten, was voortdurend in paniek, schrok van elk geluid en huilde aan één stuk. Edzard bleef moeder – ondanks alles en vaak met moeite – met compassie beschouwen. We brandden iedere avond drie kaarsjes: een voor Edzard, een voor Maurice en een voor moeder. ‘Waarom is de mooiste voor mama?’ vroeg Maurice. ‘Omdat zij het ook moeilijk heeft,’ zei Edzard dan. ‘Ze kan er niets aan doen dat ze het zo onhandig aanpakt.’ ‘Ja, maar als ze echt van me houdt, geeft ze mij mijn zin,’ zei hij, kleine wijsneus. De rechter gaf geen gehoor aan de noodkreet van Edzard voor het geluk en welzijn van zijn kind. Hij gaf moeder het voordeel van de twijfel en sloeg het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in de wind. Moeder behield het eenhoofdig gezag en mocht bepalen hoe de omgang met

vader vorm zou krijgen. Maurice ging helemaal bij zijn moeder wonen en kwam om de twee weken een weekend bij Edzard. Hoger beroep was geen optie voor Edzard, met de aanblik van het slagveld na een halfjaar procederen op zijn netvlies. Hij voelde zich geamputeerd. Twee weken na de uitspraak beëindigde hij onze relatie en dook onder om zijn wonden te likken. Tot overmaat van ramp klaagde moeder de kinderpsychiater aan. Die moest voor de tuchtraad verschijnen. Tegen de tijd dat de zitting plaatsvond, een jaar na de uitspraak, woonde Maurice alweer zeven dagen per week bij Edzard. Moeder had het niet volgehouden, de zorg voor haar kind. Toch kreeg de kinderpsychiater een aantekening. Hij was immers buiten zijn boekje gegaan toen hij een kind onderzocht zonder toestemming van de ouder met gezag. Ook deze slag had moeder gewonnen. Het was een nachtmerrie, die hele periode. De hel op aarde. Onvoorstelbaar dat een vader en kind zo veel onrecht kon worden aangedaan, zo veel schade kon worden berokkend. Je staat erbij en je kijkt ernaar. Iedereen is verlamd, niemand doet iets. Het paste niet in mijn denken, het kon niet zo zijn dat we nu gewoon rustig verder leefden zonder dat deze bizarre wantoestand in een rechtsstaat als Nederland een vervolg zou krijgen. Gecastreerd vaderschap Als ik om me heen keek zag ik dat de situatie met Edzard misschien extreem onrechtvaardig was, en dat er ook situaties waren waarin het anders zou zijn gegaan. Misschien met een andere rechter, een school met meer guts, een minder bevooroordeelde baliemedewerker bij Jeugdzorg… Maar toch was er iets structureels aan de hand waardoor deze fatale gang van zaken mogelijk was geweest. In mijn tijd en in mijn kringen trouwde nooit iemand. Iedereen ging samenwonen, kreeg kinderen, ging uit elkaar, opnieuw samenwonen, nog een kind. In mijn sociale netwerk bulkte het van de mannen die een of meer kinderen hadden bij een vrouw met wie ze geen relatie meer hadden. Ik kende zelf al zo’n tien mannen die – al dan niet met gedeeld ouderlijk gezag – een wankel evenwicht met de moeder in stand hielden om maar zoveel mogelijk bij hun kinderen te mogen zijn. Of om hun kinderen zo veel

mogelijk rust te gunnen. Jan had een kind van vijf – geen gezag – dat hij niet meer mocht zien van zijn ex. Omgang opeisen via de rechter leverde te veel onrust op voor het kind volgens hem. Johan had een kind van zes – geen gezag – dat eens per twee weken een weekend bij hem mocht komen, maar als zijn zoontje ging huilen gaf de moeder het niet mee. De moeder van de kinderen van Albert verhuisde naar de andere kant van het land na de scheiding. Hij was wel getrouwd maar de scheiding vond plaats voor 1998 en in die tijd verloor je als uitwonende ouder het wettelijk gezag na de scheiding. En zo waren er nog een stuk of wat verhalen. Verder had ik veel vriendinnen die kinderen hadden zonder dat de bijbehorende vader in de buurt was. Ik werd kritisch op hoe zij een en ander geregeld hadden, kreeg oog voor de positie van de vader, ging meer vanuit zijn perspectief naar de zaken kijken, begreep meer en meer het belang ervan voor het kind. Het onaantastbare moederschap is zo ingesleten in Nederland, dat je je als vrouw vaak niet eens bewust bent van wat je aanricht. En welke kansen je laat liggen. Had ik deze episode in mijn leven niet meegemaakt, en was ik niet zo onvruchtbaar geweest, dan had het maar zo kunnen gebeuren dat ik zwanger was geworden uit een minder serieuze relatie. Dan had ik vermoedelijk het kind alleen opgevoed. Misschien had ik de vader daar wel bij betrokken, maar als het om wezenlijke beslissingen zou gaan, had hij ongetwijfeld op een zijspoor gestaan. Om eerlijk te zijn: ik zou tot tien jaar geleden gewild hebben dat mijn kind een leuke band zou hebben met zijn vader, meer niet. Ik was me niet bewust van het belang, de meerwaarde, de unieke bijdrage van vaders voor hun kinderen. Maar nu was dat totaal omgedraaid: Edzard en Maurice hadden me geleerd anders te kijken naar vaderschap. Een van mijn beste vriendinnen had een kind van acht met een man die bijna de helft van de week de zorg voor zijn rekening nam. Zij hadden nooit een serieuze relatie gehad en hij kwam pas beetje bij beetje in beeld, een halfjaar na de geboorte van zijn kind. Zij had alles op alles gezet om hem bij het kind te betrekken. Dat was gelukt en uiteindelijk werd zijn zoon het mooiste wat hem had kunnen overkomen in zijn leven. Wat begon als een lastige situatie mondde uit in een warme, hechte vader-kindrelatie. Maar zij gunde hem geen ouderlijk gezag, ik vermoed omdat ze hem zijn houding in het begin nooit heeft vergeven. Hij vroeg er ook niet om. Vaders kennen

hun plek heel goed en doen alles om het evenwicht niet te verstoren. Maar ik – met mijn vernieuwde blik op het ouderschap – vond het belangrijk en rechtvaardig dat ze dit zou regelen in het belang van haar kind en voor de vader. We kregen er een conflict over en dit betekende het einde van onze vriendschap. Een vader zonder wettelijk gezag kan nooit een volwaardige vader zijn, daar was ik inmiddels van overtuigd. Het beperkt hem in zijn rol, hij is als het ware gecastreerd in zijn vaderschap. En als vader zonder gezag kun je nooit een volwaardig voorbeeld zijn voor je zoon. Die voelt op zijn klompen aan dat moeder een veto heeft als het erop aankomt. Het kind zal later als het zelf vader wordt, ook niet zijn volledige rol kunnen opeisen. Zo ontstaan ‘slappe’ vaders. Een vader die gezag heeft, heeft een eigen plek, of hij nu fysiek aanwezig is of niet. Een vader zonder gezag is een vader met een handicap. Hij kan zijn vaderschap niet in alle volheid neerzetten. De afwezige vader bestaat niet Mijn eigen vader was er vrijwel nooit gedurende mijn eerste levensjaren. Hij viste op de Noordzee, was steeds twee weken van huis en tussendoor slechts een kort weekend thuis. Toch heeft hij een belangrijk signaal afgegeven bij mijn geboorte. Hij mocht na mijn komst van zijn baas niet langer vrij nemen nadat hij al twee weken aan wal was geweest om op de bevalling te wachten. Dus nam hij zijn ontslag om langer bij mij en mijn moeder te kunnen blijven. In de ontwikkelingspsychologie spreekt men over de ‘witches in the nursery room’.1 De boodschappen die afgegeven worden in de kraamkamer zijn cruciaal voor de levensloop van het kind. Mijn vader was altijd mijn grote sterke stoere vader. Helemaal aanwezig, ook als hij afwezig was. Mijn vader was de man in huis. Hij was streng, rechtvaardig, maar ook was hij degene die de spannende en avontuurlijke dingen ondernam. Hij leerde mij en mijn zussen banden plakken, kabeltjes aanleggen, schilderen, niemand kan zo netjes kozijnen schilderen als ik. Hij gaf ons rijlessen, nam ons mee, vissen op het wad met zijn eigen kotter die hij later had. Palingkubben drogen, dek schrobben, netten schoonmaken op Kornwerderzand. Nachten doorbrengen op zee, één worden met de elementen, zoals hij zei. En als ik bang was voor onweer zei hij: ‘Wie zichzelf overwint is sterker dan degene die een stad inneemt.’

Mijn vader knapte de rotklusjes op in ons huishouden met vijf vrouwen. Schelden als de wc weer eens verstopt was van al die tampons. De parkiet, de cavia, het konijn, de poes, de dooie hond begraven. Het dak op met stormweer als er een paar pannen af gewaaid waren. Wandjes plaatsen, verplaatsen. Kasten, bedden timmeren, muren, vloeren, plafonds schilderen, eerst wit, dan zwart, dan weer wit. En hij kreeg lang niet altijd de waardering die hij verdiende met vier puberdochters in de jaren tachtig die er stuk voor stuk andere opvattingen dan hij op nahielden over politiek, religie en emancipatie. Verleg je grenzen, kijk verder dan je neus lang is, grijp je kansen en zorg dat je op eigen benen kunt staan, dat was de boodschap die hij ons meegaf. Mijn vader heeft nog steeds altijd een zakmes bij zich, voor mij het symbool van zijn beschermende en helpende mannenkracht. En als ik mijn cv-ketel moet bijvullen, mijn stokrozen dreigen om te waaien, ik onderweg mijn uitlaat hoor knallen, er een lampje op het dashboard gaat branden, ik voor de Afsluitdijk sta en het windkracht twaalf is, bel ik mijn vader. ‘Papa, wat zal ik doen?’ Nog steeds, nu ik 44 ben, is mijn vader mijn beschermer en raadgever bij alle praktische obstakels op mijn pad. Een afwezige vader bestaat niet, maar daar kom je vaak pas later in je leven achter. Onderzoek Enfin, het drama van Edzard en Maurice had zich voltrokken en ik concludeerde dat er iets behoorlijk scheef zat in de samenleving waardoor dit had kunnen gebeuren. Ik werkte destijds bij Enova, een provinciaal emancipatieadviesbureau, en ik vond weerklank bij mijn collega’s en directeur. Ook zij konden allen voorbeelden geven van gemarginaliseerde vaders. We besloten een verkennend onderzoek te doen naar de positie van vaders na scheiding en plaatsten een oproep. Tientallen vaders reageerden en maakten ons deelgenoot van de meest schrijnende situaties. Edzard bleek allesbehalve een uitzondering. We beschreven onze bevindingen in een opinieartikel: ‘Vaderschap doet ertoe.’2 De Volkskrant plaatste op 8 januari 2009 een samenvatting op de opiniepagina, waarop vervolgens een hausse van reacties volgde. De pers dook erop, de politiek reageerde, wetenschappers namen contact met ons

op, vaders, opa’s en oma’s schreven ons hun verhaal. We hadden iets aangeraakt in de samenleving. Tegelijkertijd werden de wapens geslepen bij de partijen die geen belang hadden bij het herstel van volledig vaderschap. We kregen boze reacties van organisaties die de belangen behartigen van mishandelde vrouwen en mishandelde kinderen. Een landelijke organisatie formuleerde een felle tegenreactie met als belangrijkste argument dat vrouwen hun vrijheid zouden verliezen als mannen een sterkere positie zouden krijgen in hun ouderrol. Ze noemden het een bedreiging voor de autonomie van lesbische stellen als de donor een stem zou krijgen. Ten slotte Ondertussen is er in Nederland steeds meer aandacht voor de rol en positie van vaders. In toenemende mate wordt erkend en aangetoond dat vaders een belangrijke eigen en specifieke rol vervullen in de opvoeding van kinderen. Diverse organisaties en projecten richten zich op het betrekken van vaders in de zorg en opvoeding. Ook worden in de wet- en regelgeving aanpassingen en hulpmiddelen ingezet om te voorkomen dat vaders na scheiding op een zijspoor belanden. Zo werd in 2009 de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding van kracht. Maar in de praktijk blijkt het dominante vertoog over het onaantastbare moederschap taaier. Kennelijk is het enige domein waar vrouwen met de scepter zwaaien niet zomaar te betreden door de andere sekse.

2 – Een eeuw gemankeerd vaderschap Oorspronkelijk was er een duidelijke scheiding tussen de rol van de vader en de moeder in de opvoeding van kinderen. Ouders vulden elkaar naadloos aan met hun specifieke eigenschappen en kwaliteiten. In de loop van de afgelopen eeuw is door diverse oorzaken de grens tussen vaderen en moederen steeds vager geworden. Vaders en moeders zijn onderling inwisselbaar, of zouden dat moeten zijn. Het is nog maar de vraag of dit zo’n gunstige ontwikkeling is geweest en hoe dit zijn beslag heeft gekregen in de praktijk. Overbodige schepsels ‘Het zit de mannen niet mee tegenwoordig. De populairwetenschappelijke lectuur beschrijft ons als overbodige schepsels. In de postindustriële samenleving zijn alleen nog vrouwelijke eigenschappen nodig: inlevingsvermogen, contactgerichtheid, dat werk. Daar is geen plaats meer voor het mensensoort dat liever machines bedient dan mensen. Dat ter ontspanning bij voorkeur zwijgend naast elkaar zit, boem-tsjakke-boem. Mannen zijn een overblijfsel van de evolutie: niet meer nodig, maar nog wel aanwezig, zoals het staartbotje.’ Aldus Philippe Remarque, echtgenoot van schrijfster en columniste Sylvia Witteman en hoofdredacteur van de Volkskrant, in zijn bundel columns over de lotgevallen van een hedendaags gezinshoofd.3 Ontwikkelingen in de afgelopen eeuw

Vaders in Nederland lijken de minder belangrijke opvoeder te zijn en hebben vaak minder recht van spreken dan moeders. We vinden dit tegenwoordig vanzelfsprekend: moederschap is heilig en gaat boven alles. Een moeder is de belangrijkste persoon in het leven van een kind. We kunnen ons niet voorstellen dat deze stellingname onder de loep wordt genomen. En toch is het niet altijd zo geweest. Vroeger was er een duidelijker taakverdeling tussen ouders, en ook andere familieleden hadden een aandeel in de opvoeding. Dat alle verantwoordelijkheid nu vaak vooral op de schouders van moeders rust als het om de kinderen gaat is langzaam zo gegroeid. Deze ontwikkeling is niet alleen ongunstig voor vaders en kinderen, het is ook een te zware belasting, een te grote verantwoordelijkheid voor moeders. Die staan er na een scheiding al snel alleen voor en kunnen het vaak amper bolwerken. Alleenstaande moeders kunnen wel wat steun gebruiken. In de loop van de vorige eeuw hebben verschillende ontwikkelingen bijgedragen aan deze kanteling in ouderschap. Ik zet ze kort op een rij. Ten eerste is daar de industrialisering begin vorige eeuw waarbij een duidelijke scheiding ontstaat tussen arbeid buitenshuis en zorgtaken thuis.4 Waren het eerder nog hele families in de middenstand die samen een bedrijf in de landbouw of visserij bestierden, of een ambacht beoefenden, nu ontstaat een scherpe scheiding tussen het mannelijke en het vrouwelijke domein, waarbij de rol van de vrouw als moeder en huisvrouw een verworven recht is. Ze hoeft niet te werken voor haar geld, ze faciliteert haar man om ongestoord geld te kunnen verdienen. Vanaf 1901 wordt een van de ouders uit het ouderlijk gezag ontheven na scheiding. Deze wet houdt stand tot 1998. Na de Tweede Wereldoorlog nemen we in Nederland afscheid van gezagsverhoudingen. We gaan steeds minder naar de kerk en krijgen steeds meer een hekel aan knellende familieverbanden. We laten ons niets zomaar door anderen vertellen. De voorheen natuurlijke gezagspositie van vader wordt door zijn kinderen ter discussie gesteld. Ouders en kinderen overleggen over alles, elke beslissing in het gezin wordt in gezamenlijkheid genomen, iedereen mag alles van elkaar weten. Het polderen begint, het autonomiedenken doet zijn intrede, het individu staat voorop. Individuele onafhankelijkheid staat gelijk aan vrijheid.5

Uit deze ontwikkeling komt in de jaren zeventig de tweede feministische golf voort, die gepaard gaat met de opvatting dat we allemaal gelijk aan elkaar zijn. Vrouwen verlangen naar hun eigen geluk, ontplooiing en ontwikkeling. Ze willen niet langer mannen nodig hebben voor de klusjes in huis. Ook willen ze financieel onafhankelijk zijn, zelf carrière maken, geld verdienen. Voor de opvoeding van de kinderen hebben ze sowieso geen man nodig, dat kunnen ze al beter. Met de toestroom van niet-westerse migranten in die periode wordt de individualistische identiteit van de autochtone Nederlandse vrouw alleen maar sterker. De ‘vreemde anderen’ moeten nog bevrijd worden van religie, familie en hiërarchie. Hoofddoekjes, uithuwelijken en andere culturele rituelen zijn uitingen van onderdrukking en getuigen van een gebrek aan emancipatie. ‘Wij hebben vrijheid, zij nog niet.’ Na de invoering van de bijstandswet in 1965 neemt het aantal echtscheidingen explosief toe, waarbij de kinderen vrijwel altijd aan de moeder worden toegewezen – die daarmee ook automatisch het ouderlijk gezag verwerft. Het recht op omgang tussen vader en kinderen wordt pas in 1990 formeel vastgelegd. En pas vanaf 1998 behouden beide ouders het gezag na scheiding. In de loop der tijd groeide zo de overtuiging dat er geen verschil mag zijn tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zouden net zo actief moeten zijn, net zo moeten presteren op de arbeidsmarkt als mannen. En mannen zouden net zo goed moeten kunnen zorgen en opvoeden als vrouwen. In de praktijk loopt het anders. De ontwikkeling van Nederland tot een overleg- en zorgcultuur leidt tot een hoge waardering van vrouwelijke eigenschappen. Overleggen, praten, knuffelen, troosten en beschermen worden gezien als belangrijke vaardigheden. Je zou kunnen spreken van een feminisering van de samenleving. En tegelijkertijd lijkt het vaders maar niet te lukken om te ‘moederen’ zoals gewenst. De opvoeding van de kinderen is daarom nog steeds een vrouwenzaak. Dit is natuurlijk een gechargeerde schets van de situatie en gelukkig rommelt het enorm in de samenleving als het gaat over de betekenis van vaders. Maar het zijn de uitwassen, de extreme verhalen, die laten zien dat het systeem wel jarenlang heeft toegestaan dat vaders eenvoudig konden worden uitgesloten, ontdaan van hun natuurlijke rol, omdat het moederschapsideaal onaantastbaar was.

Het verhaal van Dirck Het verhaal van Dirck van Bekkum schetst een beeld van de tijd waarin de juridische en maatschappelijke positie van vaders in Nederland op een dieptepunt was beland. Zijn kinderen werden uit huis geplaatst tijdens een moeilijke periode in zijn leven. Het was zomer 1978. Dirck, cultureel antropoloog, en zijn vrouw Maud zaten samen met hun kinderen in de kampeerauto. Ze waren nog jong, Dirck was net dertig en Maud was negenentwintig. Hun kinderen, Sacha (net zeven geworden) en Michiel (bijna drie), lagen achterin te slapen, vermoeid van de lange reis uit Zuid-Frankrijk, terug naar huis. Ze waren juist nog even gestopt, vlak voor de grensovergang met België. Wat gegeten, gedronken en de kinderen nog even gewassen, hun plakkerige lijfjes opgefrist voor het laatste stuk naar huis. Ze waren net weer onderweg toen Maud de veiligheidsriem los wilde trekken. Ze opende de deur en werd door het openslaande portier naar buiten getrokken. Ze was bewusteloos toen ze werd gevonden in een greppel en overleed twaalf uur later in het ziekenhuis. Dirck stond er van het ene op het andere moment alleen voor met zijn kinderen. Dirck: ‘In die periode werkte ik als verwarmingstechnicus en daarnaast studeerde ik antropologie. Maud kwam uit een Indische familie. Zij hebben mij ruimte gegeven om te studeren, dat was echt bijzonder voor mij. Het kostwinnervraagstuk was niet aan de orde, dat deden we samen heel goed. Op het moment dat ik er plotseling alleen voor stond moest ik teruggrijpen op herinneringen, ervaringen die ik ergens diep in me had. Er kwam een oerinstinct naar boven dat er altijd latent was geweest maar dat lang onzichtbaar was, inactief onder de oppervlakte. Vrouwen zijn immers sterker daarin, Maud was dat ook, dus daarom was mijn zorginstinct naar de achtergrond verdwenen. Maar nu kwam het naar boven, een oerkracht: ik wil voor mijn kinderen zorgen! En dat heb ik gedaan, tien jaar lang. Het was niet eenvoudig. Mijn Indische schoonfamilie zorgde veel voor de kinderen. Maar ze werden erger verteerd door de ondraaglijkheid van de dood van Maud dan ik. De wonden van hun traumatische migratieverleden, met een geschiedenis van jappenkampen, weeshuizen, verlies van

familieleden door geweld en een kille ontvangst in Nederland, werden opengereten, opnieuw aangeraakt door het verlies van hun dochter en zus. Mijn eigen familie was er wel, maar op z’n Nederlands. Mijn ouders, broers en zus vingen de kinderen wel op maar waren niet in staat ons met een volle emotionele betrokkenheid bij te staan. Steun en begrenzing door mijn familie, in het belang van de kinderen, dat was wat ik nodig had. Maar ik werd teruggeworpen op mezelf. De rouw in mijn schoonfamilie, het verdriet bij mijn kinderen, het er alleen voor staan… Na de dood van Maud verdwaalde ik langzaam maar zeker in mijn eigen zoektocht door het leven. Ik kon niet voldoende knuffelen omdat mijn eigen pijn dan naar boven kwam. Als vader was ik er lang niet altijd emotioneel voor hen terwijl ze dat juist zo nodig hadden in deze situatie. De spanning liep op naarmate de kinderen ouder werden. Kennissen om ons heen die in de hulpverlening werkten gaven me waarschuwingen: kijk uit, doe meer dingen met je kinderen, anders gaat het niet goed! Met mijn dochter Sacha botste het steeds vaker toen ze in de puberteit kwam. Ze kwam na een tijdje bij mijn schoonouders te hebben gewoond in een gezinsvervangend tehuis terecht. Mijn zoon trok zich na school af en toe terug op een plek waar hij via balkons van een flatgebouw naartoe klom. Ook pestte hij meisjes in de klas en deed ze soms pijn. Uiteindelijk schakelde school de kinderbescherming in. Michiel werd toen in een pleeggezin geplaatst, hij was twaalf. Oké, het ging niet goed, dat klopt. Maar deze maatregel was te drastisch, te extreem. Je kunt een kind toch niet zomaar bij zijn vader weghalen als het even moeilijk gaat? Het was geen fijne tijd. Het contact tussen mijn dochter en mij was niet goed, ze was onbereikbaar voor me. Mijn zoon zag ik de eerste maanden helemaal niet want men vond dat hij zich moest gaan hechten aan zijn pleegmoeder. Daarna zag ik hem twee keer per maand, maar er was altijd een enorme barrière. Dat kwam door de pleegmoeder, zij stond tussen ons in, zorgde ervoor dat de binding tussen mij en Michiel in de ijskast werd gezet. Het ging op een heel subtiele manier, maar ik heb het altijd gevoeld. Ze maakte me onmachtig, zette me buitenspel. Ze diskwalificeerde me: eigenlijk had je nooit aan kinderen moeten beginnen. Terwijl ik veel meer voor mijn kinderen wilde betekenen dan me werd gegund.

De band met mijn kinderen is volledig hersteld nadat ze zelfstandig zijn gaan wonen. Ik ben inmiddels een trotse opa geworden. Mijn zoon zegt achteraf dat het helemaal niet zo problematisch met hem was, hij zocht gewoon spanning en avontuur als jongen. Hij beoordeelt het – nu hij volwassen is – als onnodig dat hij daarvoor naar een pleeggezin moest. Bij familie was veel beter geweest. Voor mij waren het vertrek van mijn dochter en de uithuisplaatsing van mijn zoon net zo traumatisch als de dood van Maud zelf. Ik had altijd vertrouwen gehad in de samenleving maar nu begon ik een systeem te ontwaren waarin alles met elkaar samenspant om iets kapot te maken. En waarom? Wat had moeten gebeuren was dat ik in mijn nekvel was gepakt door mijn vader, mijn schoonvader, mijn oudste broer: Dirck, je kan het heel goed maar het is op dit moment niet voldoende. Nu ga je naar ons luisteren! Positief gezag, begrenzing, dat is wat ik nodig had. Dan waren het vroege vertrek van Sacha en de uithuisplaatsing van Michiel niet nodig geweest. Maar dat is niet gebeurd, in plaats daarvan heeft het een deel van onze levens tot een aantal jaren geleden verlamd.’ Dwaze vaders Steeds meer mannen die in die periode net als Dirck het contact met hun kinderen kwijtraken, na scheiding of anderszins tegen hun wil, komen op voor hun belangen. Vanaf de jaren zeventig ontstaan er diverse mannenbewegingen die zich inzetten voor het recht op omgang met hun kinderen na scheiding. De bekendste beweging is Stichting Dwaze Vaders, opgericht in de late jaren tachtig. Iedereen kent het beeld van de mannen in Batman-outfit die torens en bruggen beklimmen om aandacht te vragen voor hun zaak. Het is dit beeld dat weerzin oproept, dat ertoe heeft geleid dat vaders nog minder serieus worden genomen. Er wordt meesmuilend op gereageerd, lacherig over gedaan. In de aanloop naar dit boek sprak ik een voormalig PvdA-Tweede Kamerlid dat vroeg waar ik mee bezig was. Toen ik haar vertelde over het onderwerp, zei ze: ‘Heel goed, als je maar niet met die supermannen in zee gaat.’ Vaker werd ik gewaarschuwd dat het onderwerp ‘vaderschap’ gevoelig lag vanwege de associatie met dat beeld. Een vader vertelde dat hij het, voor hij in de knel raakte, echt belachelijk vond, die

klimacties in rare pakken. Maar nadat hij afgesneden was van zijn kind kon hij ineens begrijpen dat je uit wanhoop tot dergelijke daden komt. Ook Dirck van Bekkum sloot zich een korte periode aan bij Dwaze Vaders. ‘Het waren mannen die net als ik op een oneigenlijke manier hun rol als vader waren kwijtgeraakt. Allemaal intelligente, maatschappelijk bewogen vaders. Al die mannen hadden een enorme behoefte om voor hun kinderen te zorgen en dat mocht niet meer. Het maakte ze psychisch en sociaal vleugellam. Er werd veel verdriet geuit onderling maar wat overheerste was de woede en de intellectuele benadering. Het was een maatschappelijk probleem en daar moest iets aan gedaan worden. Er sloten zich advocaten bij aan die zelf aan de kant waren gezet als vader. Er werden allerlei zaken uitgevochten. Maar het was het Nederlandse systeem dat voelbaar antiman, antivader, provrouw of promoeder was waardoor het niet lukte. De Raad voor de Kinderbescherming, de rechtspraak en al die partijen daaromheen, allemaal diskwalificeerden ze vaders. Ze hadden domweg geen oog voor vaders. Dat maakte de dwaze vaders woedend. Door die onmacht en woede opereerden ze steeds minder strategisch. Hun acties brachten wel een schok teweeg in de samenleving, bijvoorbeeld toen iemand in hongerstaking ging, of toen iemand aan een gebouw ging hangen. Het was niet alleen maar stom, want iedereen voelde wel dat er iets aan de hand was. Enerzijds sloten de dwaze vaders zichzelf uit door onhandig te opereren. Maar anderzijds: hoe moet je tegen zo’n complot van culturele patronen vechten? Als je zo in het nauw gedreven bent ga je vreemd gedrag vertonen, en dat is een grote valkuil.’ Extreme uitsluiting kan leiden tot extreme wanhoopsdaden. Afgesneden worden van je kinderen is ondraaglijk, niet alleen voor vrouwen. Iedere moeder die zich inbeeldt dat haar kind bij haar weg wordt gehaald, kan zich voorstellen dat dat onverteerbaar is en dat je alles zou doen om je kind terug te krijgen. Vaders die hun kinderen niet of nauwelijks mogen zien zijn wanhopig, kunnen ziek worden, en soms zelfs gewelddadig en agressief. Dat leidt weer tot uitsluiting door instellingen als Jeugdzorg en de Kinderbescherming, die vaders eigenlijk zouden moeten bijstaan. De dwaze vaders hebben hun woede en onmacht op een ludieke en onschuldige manier geuit. Hun acties zullen niet licht vergeten worden.

Feminisering van de opvoeding Het vrouwelijke aspect in opvoeden is in de afgelopen eeuw steeds belangrijker geworden. Ouders zouden beiden zowel kostwinner als verzorger moeten kunnen zijn, dus vaders zouden thuis de moederrol moeten kunnen vervullen. De typisch mannelijke bijdrage werd niet langer als zodanig gewaardeerd. Kinderen worden in de praktijk vooral opgevoed door moeders. Van betrokken vaders wordt verwacht dat ze vrouwelijke elementen vooropzetten. Vaders willen van nature op avontuur gaan, spanning zoeken, praktische oplossingen bieden bij problemen, risico’s nemen, grenzen verleggen, leren vechten, uitdagen en gezag nemen. In plaats daarvan moeten ze als opvoeder leren praten, luisteren, overleggen, emoties uiten, troosten en knuffelen. De afwezigheid van typisch mannelijke voorbeelden in opvoeding maar ook in onderwijs heeft een negatief effect op de ontwikkeling van kinderen. Historica Angela Crott6 is opgegroeid in een gezin met alleen maar meisjes. Als leerkracht op een basisschool in de jaren zeventig viel haar het wilde gedrag van jongetjes op. Ze kreeg zelf twee zonen die ze in de jaren tachtig poogde sekseneutraal op te voeden. Dat was destijds immers politiek correct. Maar het mislukte, ze waren ondeugend, wild en op school niet zo ijverig. Het lag niet aan haar, besloot ze. Ze deed promotieonderzoek naar de beeldvorming over jongens, voornamelijk pubers, in de opvoedkundige literatuur van de afgelopen eeuw. Haar bevindingen schetsen een beeld dat bevestigt hoezeer typisch mannelijke eigenschappen in de loop der tijd steeds meer als afwijkend zijn beoordeeld. Jongens, zo blijkt, zijn altijd al lastig gevonden. Typisch jongensgedrag werd gedurende de hele onderzoeksperiode benoemd als baldadig, beweeglijk, eigenwijs, hoogmoedig, met weerzin tegen school. Tot 1945 wordt het gedrag niet als problematisch bestempeld maar wordt ervan uitgegaan dat het vanzelf overgaat wanneer de jongen ‘door krachtige en samenwerkende sociale instituties op zijn weg naar mannelijkheid en hogere doelen wordt begeleid’. De padvinderij en de ambachtsschool worden als voorbeeld van jongensgedrag regulerende voorzieningen genoemd. Het cognitieve leren wordt minder belangrijk gevonden dan de

ontwikkeling van goed gedrag. Dat leren en opklimmen zal later in de praktijk wel goedkomen, is de redenering. Na 1945 komt in de literatuur geleidelijk de nadruk te liggen op een problematische definiëring van jongensgedrag. Luiheid, arrogantie, opstandigheid en baldadigheid worden gezien als mogelijke aanwijzingen tot een ontwikkeling van de jongen richting antisociaal en strafbaar gedrag. Onderzoek en interventies richten zich in toenemende mate op dit fenomeen. Als in de periode tot de jaren zeventig de invloed van kerk en familie, de tot dan toe regulerende gezagsstructuren, drastisch afneemt, verdwijnt ook veel van de structuur en het houvast die deze hiërarchie de jongens bood. Andere ontwikkelingen ontnemen jongens juist een bepaalde vrijheid, zoals de verstedelijking, waardoor het spelen en ravotten niet meer mogelijk is zonder overlast te bezorgen. Doordat de leerplicht wordt verlengd, moeten jongens langer naar school. Alle onderwijs richt zich in toenemende mate op cognitieve kennis naast de praktische vaardigheden, ook het ambachtelijke onderwijs. Jongens doen het daarin minder goed dan meisjes. Onderwijs vereist steeds meer vrouwelijke vaardigheden zoals taligheid, samenwerking en studievaardigheden. Het risico op uitval van jongens neemt daarmee toe. Vanaf de jaren zeventig en tachtig – de periode van de tweede feministische golf – krijgen jongenseigenschappen een negatieve lading. Fysiek, competitief, dominant of arrogant gedrag wordt afgekeurd als agressief en autoritair. Jongensgedrag wordt gezien als aangeleerd en niet als aangeboren. De opvoeding van kinderen zou sekseneutraal moeten zijn. Jongens zouden moeten leren zich als meisjes te gedragen. Waar mannelijkheid aan het begin van de vorige eeuw een positieve identiteit was, is het verworden tot iets negatiefs. Jongens moeten als meisjes worden, zegt Crott. En vaders dus als moeders. Het effect daarvan op de ontwikkeling van jongens is zorgwekkend. Enerzijds ontwikkelen jongens sneller abnormaal gedrag doordat ze niet de begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Anderzijds krijgen ze vaker het stempel ADHD of een andere psychiatrische classificatie opgeplakt, omdat normaal jongensgedrag niet langer als normaal wordt bestempeld. Opvoeden anno nu

Hoe beoordelen ouders van nu eigenlijk zelf de manier waarop ze de kinderen grootbrengen? Tijdschrift Happinez7 liet een onderzoek uitvoeren onder ruim 1300 vaders en moeders, naar opvattingen en ervaringen met opvoeden. Daarbij werd een differentiatie aangebracht in de meningen van gescheiden en nietgescheiden ouders. Er is geen onderscheid in beeld gebracht met betrekking tot de culturele achtergrond van respondenten. Interessant in dit onderzoek zijn de percepties die mannen en vrouwen hebben over zichzelf en over elkaar als opvoeder – voor of na scheiding. Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen zichzelf veruit de betere opvoeder vinden. Ook mannen vinden vrouwen de betere opvoeder. Vooral na scheiding vinden vrouwen dat ze prima zonder man kunnen opvoeden, negen van de tien gescheiden vrouwen denkt er zo over. Nuttige bronnen voor opvoedadvies worden vooral gevonden in de sociale kring. Experts en buitenstaanders worden minder gewaardeerd. Opvallend is dat vrouwen de andere ouder minder vaak als nuttige bron van opvoedadvies noemen dan mannen. Slechts zeer weinig respondenten laten anderen (familie, professionals) een daadwerkelijke rol spelen in de opvoeding. Opvoeding gebeurt dus vooral in het kerngezin. Bijna een derde van de respondenten vindt de mening van het kind over opvoeden belangrijk en slechts een vijfde waardeert de mening van de grootouders. Betrokkenheid van anderen – inclusief familie – is laag. Het meest betrokken zijn opa’s en oma’s, maar ook hun rol is beperkt. Ouders willen het vooral zelf met het eigen gezin rooien, zeggen de onderzoekers. Desondanks omschrijven gezinnen zichzelf wel als ‘open’. Sociaal contact is belangrijk, maar bemoeienis met de opvoeding is taboe, dat is een zaak van de gezinsleden. De respondenten is gevraagd wat ze waardeerden in hun eigen moeder. Naast verantwoordelijkheids- en plichtsbesef was dat ‘er zijn’, liefde en verzorging, gezellig maken, altijd klaarstaan en een gevoel van veiligheid bieden. Maar de nadruk in de opvoeding van de eigen kinderen ligt op het begeleiden van gedrag en meegeven van andere waarden. Opvoeders anno nu stellen hogere eisen aan zichzelf, concluderen de onderzoekers. Dezelfde vraag werd gesteld over de eigen vader. Die bleek vaker afwezig dan de moeder. Ook vaders worden gewaardeerd voor liefde, ‘er zijn’ en

een gevoel van veiligheid, maar zij staan vooral voor het bijbrengen van plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel. Vaders worden vaker geassocieerd met verantwoordelijkheid en ontwikkeling, moeders met liefde en geborgenheid. Hoe dit wordt vertaald naar de opvoeding van de eigen kinderen is niet duidelijk. Vrouwen knuffelen vaker dan mannen, maar beiden doen het omdat ze daar zelf behoefte aan hebben en niet omdat ze vinden dat het kind daar behoefte aan heeft. Zowel mannen als vrouwen geven zichzelf een dikke zeven als opvoeder. In relatie tot de overige beoordelingen van vrouwen over hun eigen kwaliteiten vinden de onderzoekers dit voor hen wat bescheiden. Mannen geven hun vrouw gemiddeld een 7,4 en andersom waarderen vrouwen hun man met een 6,3. Na scheiding neemt de waardering af: respondenten waarderen de andere ouder gemiddeld met een 4,5. Vrouwen geven vaker aan professionele hulp bij de opvoeding te hebben gehad of te wensen dan mannen. Mannen geven vaker aan dan vrouwen dat de kinderen vanzelf groot worden, ondanks of dankzij de opvoeding. Vrouwen vinden zichzelf de betere opvoeder maar zijn ook onzekerder. De onderzoekers concluderen voorzichtig dat Nederlandse vrouwen relatief weinig ruimte laten voor of waardering hebben voor de rol van de vader als opvoeder. Louis Tavecchio, emeritus hoogleraar pedagogiek en belangrijk pleitbezorger voor vaderschap in Nederland, reageert op deze onderzoeksresultaten: ‘Mannen onderschatten zichzelf enorm. Ze kennen hun eigen input en belang als opvoeder niet. Veel vaders krimpen in elkaar als het over hun rol als vader gaat. Vrouwen vinden de man de mindere opvoeder en ook de man zelf roept dat de hele tijd. De competentie van de vrouw en moeder als opvoeder wordt door beide partijen onderschreven. Op alle mogelijke manieren wordt het moederbeeld versterkt. Na scheiding ontlenen vrouwen daar veel steun aan. Bij de rechterlijke macht, bij de gezinsvoogdij, bij de kinderbescherming, daar is 80, 90 procent van de medewerkers vrouw. De constructie van de moederschapsideologie wordt zo door al die besluitvormende instanties in stand gehouden. Het klinkt wat negatief, maar in feite versterken ze elkaar in hun opvattingen.

In Nederland hoor je vrouwen bij de supermarkt zeggen: “Mijn man past vanavond op.” Als vakidioot denk ik dan: Kun je dat zeggen zonder met je ogen te knipperen? Een man zul je niet snel horen zeggen als hij een biertje pakt in de kroeg: “Mies is thuis, die past wel op!” Vaders passen op en moeders voeden op.’ Vaders moeten vaderen, niet moederen Moeders kunnen beter opvoeden dan vaders, de moederlijke opvoedstijl is de norm en vaders moeten moederen, dat is waar we schijnbaar de afgelopen eeuw op uitgekomen zijn. Gelukkig hangt er de laatste tijd heimwee in de lucht, een verlangen naar nieuwe strengheid, schrijft journalist Iris Pronk in Trouw.8 Op een verjaardagsfeestje met een hoge vaderdichtheid, in haar eigen huishouden en in gesprek met onder anderen Steven Pont (ontwikkelingspsycholoog) en Martine Delfos (psycholoog) doet ze een minionderzoek voor een artikel ter ere van Vaderdag 2012. Delfos en Pont doen in het artikel enkele boude uitspraken over de stand van zaken. Volgens Delfos hebben vaders meer natuurlijk gezag dan moeders en is dat vooral een biologisch gegeven. Moeders beschermen en zien overal gevaar, terwijl vaders aanmoedigen tot experimenteren, de wereld ontdekken. ‘Maar als hij een grens trekt is die spijkerhard.’ Steven Pont zegt dat vaders ‘vermoederen’ onder druk van hun vrouwen, terwijl ze niet van nature softe eitjes zijn. ‘Een goede vader is tegenwoordig een halve moeder,’ zegt Pont ironisch. Volgens hem wil de vader helemaal geen halve moeder zijn en conflicten eindeloos uitpraten of zijn kind voor allerlei risico’s behoeden. Toch doet hij dit, als afgeleide van de moederlijke opvoedstijl. ‘Vrouwen beknotten de moderne man,’ zegt Delfos. ‘Ze hebben enorme kritiek op hem: hij moet een vrouwelijke man zijn, emoties tonen, ze wil met hem kunnen praten. Lukt dat niet, dan heeft de man een groot probleem.’ Als Pronk dit wil nuanceren moet ze zich hernemen. Ze herinnert zich hoe ze op papadag de ‘foute’ kledingkeuze van haar vriend voor hun dochter subtiel corrigeerde. Ook schieten haar allerlei andere kritiekpuntjes te binnen over zijn huishoudelijke taken terwijl hij wel ‘een trampoline had ingegraven in onze volkstuin, een K3-liedje op de gitaar had uitgevogeld en

ook nog eens heerlijk had gekookt’. Moeders zijn monsters die het natuurlijke gezag van de vader ondergraven, besluit Pronk haar zelfonderzoek. Delfos: ‘Vroeger ondersteunde de moeder dat gezag: wacht maar tot papa thuiskomt!’ Tegenwoordig valt ze hem af, moet hij als zij worden, zacht en vrouwelijk. Allen zeggen dat vaders het niet beter doen maar anders. Ze overtreffen wel hun vrouwen als het gaat om duidelijkheid en het handhaven van grenzen. Voor kinderen is het het beste om met beide krachten groot te groeien, de moederkracht en de vaderkracht. Bovendien beweert Delfos dat veel minder kinderen de diagnose ADHD zouden krijgen als er meer mannen in onderwijs, opvoeding en jeugdzorg werkten. Ideaalbeeld Het ideaalbeeld is dus: het mannelijke voorbeeld en het vrouwelijke voorbeeld samen geven je de bagage mee die je nodig hebt in je leven. Je leert van je vader om met lef en onbevangenheid de samenleving in te stappen, waarbij je risico’s durft te nemen, over grenzen durft te gaan en niet bang bent om te struikelen. Want als je struikelt weet je hoe je met je emoties moet omgaan en kun je troost en veiligheid ervaren in jezelf. Dat heb je immers van je moeder geleerd. En als er echt geen vader in de buurt is hoef je je niet direct zorgen te maken. Het zijn niet alleen ouders die deze voorbeeldrollen vervullen. Ook oma’s, opa’s, ooms, tantes, onderwijzers, onderwijzeressen, buurmannen, buurvrouwen, vrienden en vriendinnen leveren een bijdrage als rolmodel. De voorbeelden die je vader en moeder je gaven zijn in het ideale geval verenigd in jezelf als volwassene. Het mannelijke en het vrouwelijke aspect houden je samen in evenwicht. Je bent in balans. Maar de ontwikkelingen van de afgelopen eeuw hebben ons ver van dit ideaalbeeld verwijderd. De grenzen tussen typisch mannelijke en vrouwelijke opvoedingsstijlen zijn vervaagd en de waardering van specifiek vaderschap is gekelderd. Het kost tijd en inzicht om het tij te keren.

3 – Hoe het moederschapsideaal in stand wordt gehouden

Het moederschapsideaal is diep verankerd in Nederland. De overtuiging dat moeders belangrijker zijn dan vaders uit zich op diverse manieren in allerlei facetten van de samenleving. Maar langzamerhand krijgen we in de gaten dat er met de uitsluiting van vaders veel kansen blijven liggen. Het is tijd voor een grondige inspectie van de beeldvorming over vaders, de heilige huisjes rondom moederschap, en tegelijkertijd zijn we toe aan een nieuw perspectief op vaderschap. Het voorbije mannengeluk Philippe Remarque: ‘Jan Blokker sloot in de jaren zeventig met een jonge redacteur een weddenschap af: wie had de efficiëntste methode om aan zijn vrouw te melden dat hij niet thuis kwam eten? Blokker won met vlag en wimpel. Hij pakte de telefoon, draaide het nummer, en zei alleen maar: “Niet, dus.” Probeer dat tegenwoordig nog maar eens […]. Die vrouw zit zelf op haar werk. Ze wil óók een kopstoot. En met alle mannen tezamen hebben we nog steeds geen overtuigend argument kunnen vinden om haar dat recht te ontzeggen. Een verlies is het natuurlijk wel. Toen de vrouw het dienstmeisje moest inleveren, kreeg ze er een wasmachine en droger voor terug. De verdwenen kroegtijd van mannen wordt niet gecompenseerd. Het is een omwenteling zo groot als de mondialisering. Maar er is geen protest. […] En als je een

man ergens ziet demonstreren, is het een vader in Superman-pak die zijn kinderen juist vaker wil zien.’9 Ongeschreven regels ontrafelen De grens tussen de vaderrol en de moederrol is steeds vager geworden en van vaders wordt verwacht dat ze ‘moederen’ in de relatie met hun kinderen. Dat moedereigenschappen beter en belangrijker zijn dan vadereigenschappen is verworden tot een vastgeroeste waarheid waar maar nauwelijks aan te tornen valt. Een van de oorzaken hiervan is geworteld in de individualisering van de samenleving. Mensen in Nederland zijn niet langer – zoals vroeger, en nog steeds vaak in niet-westerse gemeenschappen – dienstbaar aan de familie, het bedrijf of de samenleving. Integendeel: de gemeenschappelijke structuren staan juist in dienst van de welvaart en het geluk van het individu. Deze opvatting leidt op zijn beurt tot het gelijkheidsideaal: iedereen heeft recht op hetzelfde, en dat is in veel opzichten uiteraard een belangrijke verworvenheid. We willen immers niet dat mannen meer verdienen dan vrouwen, dat migranten worden gediscrimineerd, of dat ouderen aan de kant worden gezet. Impliciet leidt deze opvatting er ook toe dat we vinden dat iedereen hetzelfde is en hetzelfde nodig heeft. En daar zit de valkuil: we zoeken altijd naar overeenkomsten in plaats van naar verschillen. We houden niet van verschillen, we hebben een sterke drang tot ‘eendimensionaal denken’. We hebben ruimte voor maar één waarheid, er is geen plaats voor verschillende opvattingen naast elkaar. Het is bijvoorbeeld lastig om je voor te stellen dat iemand die een hoofddoek draagt of uitgehuwelijkt is tegelijkertijd geëmancipeerd is en een carrière wenst. Of dat een alcoholist of een inbreker tevens een liefhebbende en zorgzame vader kan zijn. Het is of-of in plaats van en-en. Dit leidt ertoe dat mannelijke en vrouwelijke krachten maar moeilijk naast elkaar kunnen bestaan. Er is weinig ruimte voor diversiteit want er is ruimte voor maar één waarheid.10 Het moederschapsideaal heeft zich op deze manier ontwikkeld en is uitgegroeid tot een rotsvaste waarheid. De moeder gaat boven alles in de opvoeding. Zij heeft het veto want zij is de enige onvervangbare factor. De vader als spookbeeld

Een belangrijke publicatie over de teloorgang van vaderschap in de vorige eeuw was het boek Op weg naar een vaderloze maatschappij. Daarin geeft psychoanalyticus Alexander Mitscherlich11 een doorwrochte analyse van de ontwikkelingen in de maatschappij en het effect daarvan op de rollen en relaties in het gezin. De bevindingen over de invloeden van de historische ontwikkelingen op het gezinsleven doen me denken aan de moeder en vader van Edzard, waarover ik schreef in het eerste hoofdstuk. Drie cruciale onderdelen uit het boek: De overbelaste vrouw De moeder-kindrelatie veranderde begin vorige eeuw drastisch door de verschuiving van het plattelandsleven naar de stad. Vergeleken met het dorpsleven, dat door de eeuwen heen betrekkelijk constant is geweest, was de situatie in de stad veranderlijker. De veilige, bekende omgeving was voor het kind behoorlijk gekrompen, en de uitwijkmogelijkheden naar andere familieleden waren een stuk beperkter geworden. Ook moeder was ineens veel meer gebonden aan huis en had niet veel mogelijkheid tot activiteiten buiten de deur. Daardoor waren het kind en de moeder meer op elkaar aangewezen. Maar ook op het platteland gingen meer vaders in de industrie werken en waren minder vaak thuis, waardoor moeders positie als opvoeder sterker werd. Mitscherlich: ‘Deze aan de ontwikkeling van onze maatschappij inherente belasting van de relatie tussen moeder en kind kan men bagatelliseren of zelfs verloochenen door de vaak ongeduldige geprikkelde moeder, die zich aan haar verplichtingen geketend voelt, te idealiseren en tot madonna te verheffen; men maakt het er noch voor het kind, noch voor de moeder gemakkelijker op.’ De verheerlijking van het verleden Mensen van de generatie in of vlak na deze transitie spreken vaak over hun jeugd als een gouden tijd waarin alles goed en mooi was. Vervolgens blijkt dat velen van hen een verwrongen beeld hebben gecreëerd om de harde realiteit niet onder ogen hoeven te zien. Ouders ‘wreekten’ hun huidige ongeluk dan op de kinderen, die niet zo goed, succesvol en gehoorzaam waren als zijzelf vroeger. En zo herhaalde de geschiedenis zich.

Deze analyse bevestigt een werkelijkheid die ik bij veel ouders heb gezien en waarover ik me vaak heb verwonderd. De eerste en tweede generatie vrouwen die de besproken transitie heeft meegemaakt, de ‘slachtoffermoeders’, zie je vaak hun ongeluk en onmacht projecteren op hun echtgenoten, de vaders van hun kinderen. Er is daarnaast door de constante nabijheid in een kleine ruimte een te hechte relatie ontstaan tussen moeders en kinderen. Moeders vormen daarmee een grote emotionele belasting voor hun kinderen. De kinderen voelen zich voortdurend schuldig aan het ongeluk van hun moeder en ontwikkelen vervolgens een antipathie tegen hun vader, die de veroorzaker lijkt te zijn van het lijden van moeder. De vader als spookbeeld Volgens Mitscherlich brokkelde het natuurlijke gezag van de vader daarnaast af doordat de industrialisering en organisatie van de samenleving de man zijn directe verbinding met het ‘werkmateriaal’ afnam. Veel mannen konden hun hartstocht en zelfgevoel niet meer halen uit een typisch mannelijke directe relatie met de elementen. De primaire sector werd immers steeds kleiner. De vader die zijn brood verdiende met ambtelijke bureaubezigheden, nam niets interessants mee naar huis dan de roddels en ergernissen van het kantoor. Zo ziet men in de wereld van het kind de vader tot een spookbeeld worden, aldus schetste Mitscherlich in 1968. Beelden over ‘afwezige’ vaders De literatuur van de afgelopen pakweg vijftig jaar wemelt van de boeken over vaders die niet in staat zijn hun kinderen de liefdevolle aandacht en zorg te geven waar vooral de zonen naar hunkeren. Het thema is steevast de afwezige vader, de emotioneel niet beschikbare vader, de afwijzende vader, de dominante, onredelijke, autoritaire of juist slappe egocentrische vader. Denk bijvoorbeeld aan De avonden van Gerard Reve, Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers, De aansprekers van Maarten ’t Hart en Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Het zijn vooral mannen die een enorm gemis aan een vader verwerken in een boek. Altijd is het in het verhaal geschetste vaderschap doordrenkt met troosteloosheid, onmacht en krenkingen. De veelal hardvochtige vaders,

vaak rigide in hun religiebeleving, zijn allesbepalend voor de levensloop van hun zoon, juist door tucht, afwijzing en afwezigheid. De moeders zijn slachtoffer, klagen steen en been, en roepen daarmee bij hun zoon veel irritatie op evenals een groot medelijden. De zonen haten hun vader en tegelijkertijd wijst dit op een diep verlangen. Een recente, expliciete publicatie in deze sfeer is het boek van Nico Dijkshoorn, Nooit ziek geweest, waarin hij afrekent met zijn allesbepalende vader, die het gezin jarenlang terroriseert. De krenkingen zijn niet van de lucht. Dijkshoorn maakt voor eens en voor altijd korte metten met zijn vader. Hij zal hem nooit meer bezoeken in het verzorgingshuis waar hij woont nu hij alzheimer heeft, vertelt hij in een interview. Alleen op zijn begrafenis zal hij nog verschijnen. De tekst op de achterflap spreekt boekdelen: ‘Met mededogen en de kracht van een vuistslag beschrijft Dijkshoorn hoe de familie zich schikt naar de nukken van zijn vader.’ Breeders, breathwinners, providers and protectors De generatie mannen die in de periode van de oorlogen in de vorige eeuw een nieuwe vorm moest vinden voor de invulling van hun vaderschap is daar kennelijk veelal niet in geslaagd. Uit onmacht over het ontbreken van een natuurlijke rol, het zelf gekrenkt en ontmand zijn door de ingrijpende en grote veranderingen in die periode, hebben ze hun natuurlijke gezag op een oneigenlijke en verwrongen, ineffectieve manier ingezet. Dit heeft een generatie boeman-vaders en meelijwekkende moeders opgeleverd. De vader is een dader geworden, een dader van emotioneel of zelfs fysiek geweld. De samenleving heeft zich aangepast aan dit fenomeen en beschermt vrouwen en kinderen tegen vaders door middel van allerlei geschreven en ongeschreven regels. De zonen uit die tijd die zelf vader zijn geworden hebben geen goed voorbeeld gehad en voelen zich onmachtig in hun vaderrol. Zo is de invloed van deze periode op de invulling van het vaderschap nog steeds merkbaar. Antropoloog Dirck van Bekkum duidt dit fenomeen – net als Mitscherlich – als een crisis waar mannen in stedelijke culturen zich al jaren in bevinden. De rol van mannelijkheid en van vaderschap staat enorm onder druk. Hij wijst op drie oorzaken in de geschiedenis voor deze mannencrisis:

Ten eerste is het een gevolg van emancipatie en feminisering. Mannen en vrouwen zijn als communicerende vaten: als vrouwen terrein winnen, gaat dat ten koste van de kracht en positie van mannen. Ten tweede zijn vaders in toenemende mate fysiek, emotioneel en spiritueel afwezig, als gevolg van loonarbeid en de toenemende rol van kerk en staat als almachtige vader. Van Bekkum: ‘De moeder wordt overdag een soort eenouder met de vader als toetje of als boeman na zijn werkdag.’ Het gezin vormt niet langer een patriarchaat, moeders en dochters positie groeit. Zonen blijven onnatuurlijk lang onder de invloedssfeer van moeders en hebben gekortwiekte vaders, aldus Van Bekkum. Een derde factor genoemd door Van Bekkum is de afwezigheid van ‘rites de passage’ ofwel initiaties en overgangsrituelen van jeugd naar mannelijkheid in de stedelijke samenleving. Man-worden wordt niet meer als zodanig gemarkeerd.12 Dit kan volgens Van Bekkum leiden tot het peterpansyndroom. Mannen die lijden aan dit niet-officiële, maar vaak genoemde syndroom blijven zich op latere leeftijd puberaal, onvolwassen en narcistisch gedragen en hebben last van bindingsangst. Eigenschappen die horen bij dit syndroom zijn onbetrouwbaarheid, rebelsheid, woede, afhankelijkheid en manipulatiedrang. Deze mannen blijven een diep verlangen houden om bemoederd te worden.13 In feite is er nooit een einde gekomen aan hun kind-zijn. In een antropologisch perspectief zijn mannen van nature verwekkers, kostwinners, verzorgers en beschermers (‘Breeders, breathwinners, providers and protectors’). Als aan één of meer van deze eigenschappen structureel wordt getornd, heeft dat gevolgen voor de identiteit, de eigenwaarde en de rolinvulling van de man in het gezin. De vader als dader Een context waarin in de vorige eeuw een expliciet negatief beeld werd geschetst van ‘de vader’ is die van de vrouwenhulpverlening. Onder invloed van de tweede feministische golf werden verschillende onderwerpen uit de taboesfeer gehaald om erkenning te krijgen als maatschappelijk probleem. Zo kwamen in de jaren tachtig steeds meer

verhalen over incest, huiselijk en seksueel geweld naar buiten die de hulpverlening op gang brachten. Het schokte de samenleving dat het zo vaak voorkwam en dat de daders vaak bekenden waren van het slachtoffer. Wat een veilige haven zou moeten zijn – thuis – bleek juist een gevaarlijke, gewelddadige omgeving voor veel vrouwen en kinderen. De hulpverlening richtte zich in eerste instantie op de moeders en meisjes als slachtoffer. De aanpak van huiselijk geweld is jarenlang gebaseerd op de overtuiging dat het altijd de man was die zowel de veroorzaker als de pleger, de dader was. De vrouw werd bij huiselijk geweld als slachtoffer beschouwd en beschermd. Zij was per definitie onschuldig en werd met haar kind ondergebracht in een blijf-van-mijn-lijfhuis, op een geheime plek waar vader niet alleen zijn vrouw niet meer kon belagen maar ook ver bij zijn kinderen vandaan werd gehouden. Tot grote irritatie van de vrouwenhulpverleners bleek het slachtoffer keer op keer terug te keren naar de man die haar in elkaar had geslagen. Om vervolgens in hetzelfde schuitje te belanden. Alsof ze niet gered wilde worden. In de jaren negentig ontstond meer oog voor de dynamiek in relaties bij huiselijk geweld. Toen pas kwam de hulpverlening aan daders en jongens als slachtoffer op gang. Meer en meer wordt erkend dat het vooral de man is die fysiek geweld pleegt maar dat het vaak de vrouw is die het bloed onder zijn nagels vandaan haalt, waardoor hij explodeert. De geweldsspiraal wordt door beiden in stand gehouden: er is onenigheid, zij wil erover praten, hij wil dat ze ophoudt met ‘zeuren’, zij raakt geïrriteerd door zijn afwijzing, wil haar punt maken en gaat dus toch door – totdat hij ontploft. Je kunt de geweldsspiraal niet doorbreken door één partij aan de kant te zetten. De aanpak van huiselijk geweld kan niet succesvol zijn als niet alle partijen serieus worden genomen en erbij betrokken. Ook bij kindermishandeling denk je in eerste instantie aan een vader die zijn kind in elkaar slaat of seksueel misbruikt. Maar er zijn veel meer vormen van kindermishandeling, variërend van emotionele en fysieke verwaarlozing tot fysieke mishandeling. En in de praktijk blijkt dat moeders kinderen vaker mishandelen dan vaders. Bijna 40 procent van de mishandelde kinderen leeft in een eenoudergezin. Veruit de meeste eenoudergezinnen zijn moedergezinnen. Het zijn dus vooral alleenstaande moeders die hun kinderen mishandelen, passief dan wel actief.

Louis Tavecchio, emeritus hoogleraar pedagogiek: ‘Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat bijna 70 procent van de daders van kindermishandeling de moeder is. Moeders gaan veel meer met kinderen om dus de kans dat ze uit hun slof schieten is groter dan bij vaders. Maar wie zie je afgebeeld als kindermishandelaar in de Postbus 51-spotjes van de overheid? De vaders, dus dat is vreemd, dat klopt niet. Het is gemakzucht. De man als dader gaat erin als koek. Je trekt gewoon een vooroordeel uit de kast. De vaderrol als verkrachter, als mishandelaar, voor het nieuws, na het nieuws… Daardoor wordt het beeld alleen maar versterkt. Positief vaderschap, daar wordt geen geld aan uitgegeven. Het zal geen bewuste keuze zijn, maar het is wel opmerkelijk.’ Vaders overgeslagen in onderzoek naar ouderschap Tot niet zo lang geleden werd de rol en invloed van vaderschap niet meegewogen in onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen. In publicaties over opvoeding en ouderschap ging het tot de jaren tachtig van de vorige eeuw vrijwel niet over vaders. Voor de afwezigheid van vaders in onderzoek naar ouderschap worden twee veronderstellingen gegeven. Ten eerste konden moeders wellicht gemakkelijker worden geïnterviewd dan vaders omdat ze vaker thuis waren, en zo konden ze de meningen van de vader dan gelijk verstrekken, zodat de vader niet meer geïnterviewd hoefde te worden. Ten tweede werden vaders vermoedelijk beschouwd als zijnde niet van wezenlijk belang voor het opvoedingsproces.14 Louis Tavecchio verbaasde zich toen al over dit fenomeen: ‘Als wetenschapper in de pedagogiek in de jaren tachtig viel me op dat er in de Amerikaanse literatuur steeds over “ouders” werd gesproken, maar als je keek naar de ouders die waren ondervraagd of geobserveerd in de omgang met kinderen, dan waren het soms wel voor 95 procent moeders. Als er over vaders werd gesproken dan was dat vanuit de visie van de moeder. Zij vertelde bijvoorbeeld: “Mijn man denkt er zus of zo over.” De man werd opgevoerd via de visie van de moeder. In toenemende mate vond ik dat vreemd en ook onjuist. De mogelijke invloed van de vader op de ontwikkeling van kinderen werd systematisch niet gemeten. Toen besloot ik om de vader op de kaart te gaan zetten. Aan collega’s of promovendi vroeg ik waarom ze alleen moeders hadden opgenomen in hun onderzoek. “Dat

doet iedereen toch?” zeiden sommigen. Alle instrumenten, het type gedrag dat wordt gemeten, de vragenlijsten zijn gericht op koesterend, warm, ondersteunend moedergedrag, alsof dat het enige belangrijke is voor de ontwikkeling van kinderen. Maar fysiek, stimulerend, uitdagend, risiconemend, grensverkennend, spannend vadergedrag, dat vind je niet terug.’ Liselotte Amert, hoogleraar ontwikkelingspsychologie, heeft veel onderzoek gedaan naar de gehechtheidsrelatie tussen ouders en kinderen. Zij beweert dat de instrumenten om gehechtheid te meten zozeer op moedergedrag zijn afgestemd dat vaders per definitie laag scoren. Zo ontstaat de selffulfilling prophecy. De kwaliteit van opvoeding wordt beoordeeld op basis van een moedervisie en moederkwaliteiten als koestering en veiligheid. Moeders komen daarmee als de betere opvoeder uit de bus. De ontdekkingsreizen die vader biedt worden niet meegenomen als kwaliteit in de opvoeding en in de relatie tussen ouder en kind. Onderzoek naar de emancipatie van vaders De afgelopen periode zijn in Nederland twee toonaangevende rapporten verschenen over de rol en betrokkenheid van vaders in gezinnen. Uit deze onderzoeken kunnen we opmaken wat nu het beeld, het imago is van vaderschap en over wat het zou moeten zijn volgens de samenleving. Beide onderzoeken zijn door vrouwen uitgevoerd en gaan over de bijdrage van vaders aan de zorg en opvoedingstaken. Het belang van een toename in deze bijdrage wordt in beide gevallen onderschreven. Het doel van de publicaties is om opvoedingsondersteuning en vaders dichter bij elkaar te brengen. Over het hoe en waarom van een toenemende vaderrol worden verschillende boodschappen afgegeven. Equality, het landelijk kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit, publiceerde een overzicht van informatie en projecten over vaderschap voor professionals. De titel luidt: Vaderschap 2.0. Opvoedingsondersteuning voor vaders van nu.15 De eerste zin van de informatietekst op de achterflap is: ‘Vaders die “moederen”, het is nog altijd niet vanzelfsprekend.’ Uit deze tekst zouden we kunnen opmaken dat de auteurs ervan uitgaan dat vaders meer net als

moeders zouden moeten gaan doen, en dat professionals kunnen leren hoe ze vaders hierbij kunnen helpen. De inhoud van het rapport is ingedeeld aan de hand van verschillende soorten vaders, zoals aanstaande vaders, werkende vaders, zwarte vaders, migranten- en vluchtelingenvaders en homoseksuele vaders. De gescheiden vaders en de stiefvaders zijn in één hoofdstuk opgenomen. In dat hoofdstuk lees ik dat een goede relatie met de stiefvader belangrijker is dan een goede band met de uitwonende vader. Waarom wordt niet duidelijk gemaakt. Er zou een verband kunnen zijn met het feit dat kindermishandeling vaker voorkomt in stiefgezinnen. In hetzelfde hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen de wettelijke positie van stiefvaders en gescheiden vaders, waarbij de conclusie luidt dat de juridische positie van de stiefouder niet eenvoudig is en beperkt is als het gaat om gezag. Er wordt niet ingegaan op de juridische positie van de biologische vader na scheiding, afgezien van de mededeling dat beide ouders gezag houden na scheiding. Verder leer ik in dit hoofdstuk dat de positieve bijdrage die een goede vaderbinding kan leveren, verdwijnt als expartners hun conflicten niet kunnen beheersen. Gedeelde gezamenlijke zorg wordt in dat geval afgeraden. Een belangrijke onderzoeker in Nederland op het gebied van ouderschap na echtscheiding is Ed Spruijt, zelf (stief)vader in een nieuw samengesteld gezin. De informatie in het hoofdstuk is gebaseerd op zijn werk en komt overeen met zijn opvattingen. In een interview, opgenomen in hetzelfde hoofdstuk, pleit hij voor kindwaardig ouderschap in plaats van gelijkwaardig ouderschap. Hij geeft daarbij aan dat het niet gaat om de frequentie maar om de kwaliteit van het contact tussen kind en vader, en hij wijst erop dat de wetswijziging tot behoud van gezamenlijk gezag na scheiding in 1998 heel negatief is geweest voor ouders en kinderen. Het rapport van Equality lijkt erop gericht om vaders in het gezin een grotere rol in de zorg te laten spelen omdat veel vaders dat uit zichzelf niet doen. Uit het rapport maak ik op dat vaderbetrokkenheid vooral van belang wordt gevonden om moeders meer ruimte te geven op de arbeidsmarkt. Wat het voor vaders en hun kinderen betekent wordt niet of nauwelijks beschreven. De positie van vaders in de maatschappij en na scheiding is in het rapport geen issue. Alles in het rapport is erop gericht om de vader in het gezin te stimuleren en te ondersteunen om meer te gaan zorgen. Dat er

sprake zou zijn van een verschillende en unieke bijdrage van mannen en vrouwen in de opvoeding wordt in het concluderende hoofdstuk genuanceerd: het zou kunnen maar er zijn voldoende voorbeelden waaruit blijkt dat het ook niet zou kunnen. Kenniswerkplaats Tienplus gaat in de inleiding van Een vader is meer dan 100 meesters16 wel in op een specifieke rol van vaders: ‘Niet alleen als kostwinner of begeleider, maar omdat zij een belangrijke eigen invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen.’ Dit onderzoek werd gedaan naar aanleiding van een vraag van de gemeente Amsterdam over de stand van zaken op het gebied van vaderschap in de diverse bevolkingsgroepen van de stad. Welke initiatieven voor ondersteuning van vaders zijn er en hoe kan vaderschap worden versterkt? Een belangrijke conclusie van het onderzoek is: ‘Het versterken van vaderschap is zowel van belang voor de emancipatie van vrouwen, voor de emancipatie en ontwikkeling van mannen zelf, als voor kinderen. Betrokken vaders, of ze nu inwonend of uitwonend zijn, zijn van evident belang voor een positieve ontwikkeling van kinderen.’ Dat betrokken vaderschap niet altijd vanzelfsprekend is en dat moeders nog het grootste aandeel in zorg en opvoeding hebben komt mede doordat moeders de regie moeilijk uit handen kunnen geven, zeggen de onderzoekers. Lager opgeleide vaders, uitwonende vaders en vaders met een migratieachtergrond tonen zich minder actief en betrokken. Beide onderzoeken geven aan dat vaderbetrokkenheid in de gezinnen te laag is. Equality definieert gewenste vaderbetrokkenheid als een moederende rol, terwijl Tienplus aangeeft dat een toename in betrokkenheid een eigen specifieke vaderbijdrage omvat. Bij Equality gaat het enkel om een lastenverlichting voor moeder, terwijl het bij Tienplus ook om een toegevoegde waarde voor de kwaliteit van de opvoeding gaat. Beide onderzoeken geven geen positief oordeel aan het feit dat ouders bewust of traditioneel kiezen voor een kostwinner-zorgverdeling. Tienplus geeft als eerste aanbeveling om het belang van de verwevenheid van vrouwenemancipatie en vaderbetrokkenheid uit te dragen. Papadagpapa’s en accepteren van verschillen

De papadag is een relatief nieuw maar inmiddels algemeen omarmd begrip in de Nederlandse taal. Vaders die betrokken zijn bij de opvoeding en willen zorgen in het gezin hebben een papadag. Op deze dag werkt hij niet maar bouwt hij aan de relatie met zijn kinderen en neemt hij huishoudelijke taken voor zijn rekening. Zo wordt moeder ontlast en hoeft het kind een dag minder naar de opvang. Mama en zo is met 200.000 bezoeken per maand een van de grootste informatie- en ontmoetingssites voor zwangere vrouwen en moeders. Over papadag is de site positief. ‘Je kunt eigenlijk niet meer zonder,’ wordt gezegd. Het is goed voor je kind en je kunt zelf een dagje extra werken. Maar: ‘Een papadag bestaat niet alleen uit voordelen. Papa’s nemen het er namelijk nog wel eens van op hun vaste papadag. Ze zien het als een ontspannen en relaxte dag waarop ze leuke uitjes kunnen plannen en lekker mogen voetballen in de tuin. Lekker een dagje voor hem en je hummel. Het gevaar bestaat dat de strijkplank en de stofzuiger die dag in de kast blijven. Je snapt dat het niet de bedoeling is dat jij na een papadag wordt opgezadeld met een berg extra werk. Dus maak lekker een lijstje met werkzaamheden en zet hem aan het werk!’ Dit is natuurlijk een karikaturale schets en het moet gezegd worden dat het voor veel vrouwen een crime is dat hun partner zo weinig oog heeft voor het huishouden. Mariele Mijnlieff, andragoog en adviseur emancipatie & diversiteit: ‘Op de dagen dat ik werk leg ik meestal de in mijn ogen geschikte kledingset boven omdat ik zeker weet dat mijn vriend gewoon van alles de bovenste pakt… Gister nog kom ik thuis van mijn werk, zie ik in de keuken en op de eettafel de resten van het ontbijt, is de uitpuilende vuilnisemmer niet geleegd maar een beetje ingetrapt, zit de natte was nog in de machine, terwijl ik expliciet gevraagd had of hij het even wilde ophangen, waarop hij “ja hoor” heeft geantwoord. Hij is het gewoon glad vergeten. Er is dus ook geen nieuwe was gedraaid of schone was gevouwen. Het bed van onze zoon die al zonder luier kan, maar toch een ongelukje had, is niet verschoond, het bad is niet nagespoeld of schoongemaakt na het laatste gebruik. Om maar niet te spreken van de wc’s, het fornuis… Hij heeft ook geen aanstalten gemaakt om te koken of op te ruimen… Tja, hij is wel leuk met de kinderen en die van de buren in de camper naar het wad gegaan waar ze zich heerlijk

hebben vermaakt én hij heeft geregeld dat we eten bij de buurvrouw. Maar wat ik zie is één grote put werk en ik word er op slag chagrijnig van. Hij doet dan vaak wel de leukere dingen, maar ik doe al die huishoudelijke dingen dus wél. Het is dus zo dat moeders echt wel een punt hebben. Maar wat wel jammer is, is dat ze door de kritiek die daaruit voortvloeit al het andere, de leuke dingen die hij wél heeft gedaan niet expliciet of gelijkwaardig waarderen. Hij ervaart alleen het chagrijn. Maar ik denk niet dat moeders in principe betere opvoeders zijn. Ze zijn eerder de betere organisator van het huishouden. Maar of dat nou belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen?’ Universitair docent sociologie Renske Keizer ontwikkelde een speciale belangstelling voor vaderschap tijdens haar promotieonderzoek naar de gevolgen van kinderloosheid en ouderschap. Ze werd geïnterviewd voor de publicatie van Equality17: ‘Tegenwoordig wordt een betrokken vader gezien als een man die zich actief bezighoudt met de opvoeding, die bijvoorbeeld veel met het kind speelt maar daarnaast ook echt fysiek aanwezig is in het huishouden. Het kostwinnerschap komt daardoor in een soort negatief daglicht te staan. Het lijkt haast wel alsof mannen die kostwinner zijn, niet betrokken zijn.’ Als je als man geen oog hebt voor huishoudelijke taken kun je nog steeds een fantastische vader zijn. Misschien is het goed om de verschillen in interesse en vaardigheden met betrekking tot huishoudelijke zaken te accepteren. Het scheelt een hoop als je als vrouw je perfectionisme laat varen, een schoonmaakster hebt, of zelfs iemand die voor je kinderen kookt. Er is niets mis met het uitbesteden van huishoudelijke zorg- en opvoedtaken aan anderen. Verder blijkt uit onderzoek dat kinderen het goed doen als er sprake is van een duidelijke roldifferentiatie tussen ouders; Frans onderzoek toonde aan dat kinderen van ouders die duidelijk gedifferentieerde rollen hadden – moeder als verzorger en vader als speelkameraad – beschikten over betere sociale vaardigheden. Verder waren ze beter voorbereid op competitie en minder agressief dan betrokken ouders bij wie geen onderscheid in rollen was.18 Natuurlijk is dit geen pleidooi voor huismoederschap. Maar de verwachtingen die er zijn met betrekking tot de verdeling van huishoudelijke taken, blijken in de praktijk meestal niet reëel.

Nieuw vaderschap Philippe Remarque: ‘Voor een ouderwetse fallocraat, zoals mijn vrouw me noemt, doe ik toch nog aardig mijn best om mijn dochter geëmancipeerd op te voeden. Zo sprak ik haar tegen toen we eens een auto-ongeluk zagen. Ze was drie jaar en wist zeker dat het kwam omdat een vrouw achter het stuur zat. “Vrouwen kunnen juist heel goed autorijden,” beweerde ik. Ze geloofde er niets van. Ik gaf haar speelgoedautootjes. ’s Avonds vond ik ze slapend met een knuffeldier terug onder een theedoek, ingestopt door tedere moederhand.’19 De ontwikkeling van de verwachtingen rondom vaderschap in relaties toont zich onder meer in de regen van boeken van bekende Nederlanders over hun eigen ervaringen als vader. Net als Remarque schrijven Filemon Wesselink (Ik, papa), Bastiaan Ragas (Maar je krijgt er wel heel veel voor terug) en Kluun (Help! Ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt) ieder openhartig over hun klunzigheid, ergernissen, ontroering en relatieperikelen tijdens en na de zwangerschap. Met de boeken laten ze zien dat ze hun rol serieus nemen en met humor bedekken ze het licht schrijnende onvermogen om als man te voldoen aan de verwachtingen. En daarmee spreken ze een generatie vaders aan die hun best doen om mee te komen in het nieuwe vaderschap. Vaders willen dolgraag vaderen. Met vallen en opstaan en de nodige relatieperikelen die dat met zich meebrengt, geven ze hier in toenemende mate invulling aan. Wat leert dit alles ons over opvattingen en verwachtingen over vaderschap in Nederland? De algemene opvatting is dat mannen in het gezin een grotere bijdrage moeten leveren aan de zorg- en opvoedtaken dan ze tot nu toe doen, want anders komt de emancipatie van de vrouw niet op gang of raakt die in het gedrang. Vaderbetrokkenheid betekent in het discours vooral zorgen en huishouden, de moeder ontlasten in haar taken. Velen – ook toonaangevende wetenschappers – vinden nog steeds dat vrouwen na scheiding prima zonder mannen kunnen als het gaat om opvoeding. Er klinkt daarnaast wel steeds vaker een ander geluid, namelijk dat vaders niet alleen maar een aanvulling of ontlasting voor moeders zijn, maar dat ze een unieke bijdrage hebben in de ontwikkeling van kinderen. Een aandeel in de opvoeding dat niet te vervangen is door bijvoorbeeld een moeder. Als dat

inderdaad zo is, is het de hoogste tijd om meer aandacht te schenken aan het belang van specifiek vaderschap.

4 – Het belang van een vader Jongens en meisjes hebben verschillende behoeften en vaders en moeders hebben elk iets anders te bieden. Gelukkig is er in onderzoek steeds meer oog voor verschil tussen jongens en meisjes en tussen mannen en vrouwen als opvoeders. Vaders en moeders blijken elkaar goed aan te kunnen vullen door typisch mannelijke en vrouwelijke strategieën aan hun kinderen mee te geven. Het verhaal van Ina Ina’s verhaal laat zien welke impact de dood van haar man heeft op het gezin en de ontwikkeling van hun zoon. ‘Mijn man Mark nam me mee naar Canada. Hij had daar eerder in zijn eentje rondgereisd, van Alaska tot Mexico. Nu wilde hij het mij laten zien en we hadden het voornemen om daar een kind te verwekken. “We gaan daar onze bevruchtingsrituelen uitvoeren,” zei hij tegen iedereen voor we vertrokken. Hij had een groot verlangen om vader te worden, hij was met 42 jaar ook een stuk ouder dan ik. Kinderen speelden een grote rol in zijn leven. Er waren altijd kinderen om hem heen. Op het moment van de bevruchting wist hij het al terwijl ik die overtuiging nog niet had. In het vliegtuig op de terugreis was ik misselijk. “Van het vieze vliegtuigeten,” zei ik. “Nee hoor, ze is zwanger,” grapte Mark tegen de stewardess. Ik kon dat toen nog niet geloven. Maar het bleek echt zo te zijn. Toen we samen bij de huisarts zaten om de zwangerschap te bevestigen, vroeg ik Mark gelijk even zijn voet te laten zien. Daar zat een plek die niet

goed genas en regelmatig bloedde. De vlek bleek na onderzoek een melanoom te zijn. Een agressieve vorm van huidkanker. Maar als dat goed verwijderd wordt is er niets aan de hand. We maakten ons geen zorgen en het ging anderhalf jaar lang goed. Mark was eigenlijk meer zwanger dan ik. Het was een heerlijke man, heel zorgzaam. Als ik ’s ochtends misselijk was bracht hij beschuitjes op bed. We hebben een zwangerschapscursus gevolgd, we waren samen betrokken bij alles, het was heel liefdevol en open allemaal. Ik moest rustig aan doen, want doordat ik te hard werkte, bleef de groei van het kind achter. Mark was onbezorgd, optimistisch en reageerde heel natuurlijk. Hij zorgde gewoon goed voor mij. Toen ik bevallen was, was Mark van de wereld, zo blij. Dat was prachtig om te zien. Dan kwam er kraamvisite en vergat hij koffie aan te bieden. Op een roze wolk zat hij, meer dan ik. “Mark, zou je niet even koffiezetten?” zei ik dan vanuit het kraambed. “O ja,” zei hij dan. Ik moest erom lachen. Mark zorgde meer voor Nathan dan ik, hij werkte meestal thuis, terwijl ik drie dagen per week op kantoor zat. Hij was een leuke en blije vader. Samen op de fiets met allebei dezelfde stoere zonnebril op. Samen boodschappen doen en de caissière verleiden. Kasten poetsen, stofzuigen, wormen zoeken in de tuin, overal maakte hij een avontuur van. Een speelse, gezellige en leuke vader. We hadden een hangmat in de kamer, daar lagen ze regelmatig samen in. Toen Nathan nog heel klein was vertelde hij hem in die hangmat al allerlei verhalen over de wereld, de sterren, zijn reisavonturen. Veel te ingewikkeld voor hem, dacht ik dan. Maar achteraf vind ik het geweldig dat hij dat toen deed. Na zijn dood vond ik een video terug van een ontbijtsessie met Nathan. Hij was de leukste vader die je je kunt voorstellen. Toen Nathan twee jaar was, bleek Mark uitzaaiingen te hebben in zijn lies. In het begin maakten we ons nog steeds niet zo veel zorgen. Maar toen er ook kanker in zijn rug werd ontdekt zei hij: “Ina, de man met de zeis staat nu echt wel vlak achter mij.” Ik geloof dat ik het destijds niet heb laten doordringen, tot hij werkelijk dood was. Tot het laatst is hij blijven werken. Hij heeft Nathan uitgelegd dat hij zou sterven en dat zijn lichaam dan “in de fik gestoken” zou worden. Dat was achteraf niet zo handig want daar heeft Nathan een vreselijke nachtmerrie over gehad.

Mark koos voor euthanasie en de week ervoor had hij van iedereen afscheid genomen. Met de kinderen uit de buurt spraken we af dat er jaarlijks een viswedstrijd zou worden gehouden ter nagedachtenis. Afscheid nemen van Nathan was voor Mark ondraaglijk, hij kon het gewoon niet. Ik zie hem nog uit het raam kijken terwijl Nathan met mijn ouders meeliep naar de auto. Tijdens zijn sterven die avond scheen de volle maan over zijn lichaam, heel mooi was dat. De volgende dag heb ik de trui van Mark aangedaan. Dat hielp me om te vertellen aan Nathan dat zijn vader dood was. De dag na de crematie werd Nathan vier. Het moment van de start van de basisschool werd gemarkeerd door de dood van zijn vader. Ik deed hem het kettinkje van zijn vader om, met een hangertje van Toetankhamon. Maar hij trok het van zijn nek, dus bewaarde ik het voor hem in een speeldoosje. Enerzijds was het zwaar om alleen een kind op te voeden. Het gemis was groot. En aan de andere kant was ik me ervan bewust dat ik niet hoefde te discussiëren over wat het beste was in de opvoeding. Ik realiseerde me al snel dat ik geen vader en moeder tegelijk kon zijn. Nathan hielp me daar bij. Dan ging ik hout hakken voor de open haard en dan keek Nathan me aan, zo klein als hij was, met een blik van: wat doe jij nou? Het hoeft ook niet, dacht ik toen. Waar ik moeite mee had was om boos te worden op Nathan, om grenzen te stellen. Een enkele keer, als het me te veel werd, schoot ik uit m’n slof en ging hem gelijk daarna troosten. “Sorry dat ik boos werd,” zei ik dan. Dat verwijt hij me wel achteraf. Ik wilde grenzen stellen en tegelijkertijd opvangen. De band tussen ons is sterk. Hij heeft mij ontlast, is nooit echt vervelend geweest. Ik ben me altijd ervan bewust geweest dat hij geen kind was zoals een kind in mijn ogen zou moeten zijn. Hij hield rekening met mij omdat het zwaar voor me was om het alleen te doen en omdat ik verdriet had. Ik vond het wel belangrijk dat hij mannen in zijn omgeving had die mannendingen met hem deden, maar hij hield dat zelf af. Zo wees hij een buurman af die hem mee wilde nemen om naar schepen te kijken. Hij schrok als hij vaders van vriendjes zag uitvallen, was erg gevoelig daarvoor. Mijn vader heeft als opa een mannenrol vervuld en dingen met hem gedaan op de boerderij, of samen de auto repareren. Verder waren er een oom en tante die veel zorg voor ons hadden.

In emotionele zin heb ik weinig aan mijn ouders gehad die tijd. Mijn vader zei: “Ina, ik kan er alleen voor je zijn door dingen voor je te doen.” Dus hij repareerde de auto, deed klusjes in en om het huis. Dat hij dat kon zeggen gaf duidelijkheid. Toen Nathan in de puberteit kwam ging hij steeds meer op Mark lijken. Hij kreeg krullen en ook in zijn houding en postuur zag ik het. Ik weet nog dat hij zijn eerste overhemd aandeed. De beweging van zijn handen, de manier waarop hij de knopen dichtdeed. Ik herkende Mark daarin. Twee jaar geleden, vlak voor hij het huis uit ging om te gaan studeren, op mijn verjaardag, had hij opeens het kettinkje met Toetankhamon om. Hij draagt het sindsdien altijd, net als zijn vader. Ook toont hij nu pas uit zichzelf interesse in videobeelden van zijn vader en heeft hij nu een foto in zijn portemonnee. Eerder nam ik altijd het initiatief om het over zijn vader te hebben, om zijn vader voor hem levend te houden. Ik denk dat hij nu pas de verbinding maakt, het lijkt of hij zijn vader hard nodig heeft nu hij op eigen benen staat. Om los te komen van mij, van thuis. Voor mij is dit de moeilijkste periode, ik mis meer dan ooit een vader voor Nathan. Want sinds hij op zichzelf woont gaat hij regelmatig onderuit. Te veel geld uitgeven, opleidingen niet afmaken, wegzakken in depressieve gevoelens die hij vervolgens met softdrugs of alcohol probeert te dempen. Gelukkig heeft hij wel sociale contacten met leeftijdgenoten. Nadat hij uitsprak dat het niet ging, is er iets veranderd. Ik heb zijn oom en tante ingeschakeld. De schooldecaan verwees hem door naar een psycholoog. Hij heeft het opgepakt. Tot onze blijdschap heeft hij het eerste studiejaar van zijn derde studie op het nippertje gehaald.’ Uit Ina’s verhaal spreekt de bijzondere en eigen inbreng die haar vriend had in de zorg en opvoeding van hun kind, in de korte periode die ze samen hadden. Na zijn dood moest ze alleen verder met haar leven, het was niet anders. Pas later realiseert ze zich hoezeer ze hem gemist heeft, als echtgenoot maar ook als vader. Nathan hielp zijn moeder zo goed mogelijk en paste zich aan. Hij was een gevoelig, gemakkelijk en behulpzaam kind. In de puberteit ging Nathan pas interesse krijgen voor zijn vader. En nu hij op eigen benen moet staan blijkt dat een hele opgaaf te zijn. Misschien was dat anders geweest als Mark er altijd was geweest. Misschien had zijn vader hem vaardigheden en overlevingsstrategieën

meegegeven die hem nu van pas zouden kunnen komen. Of misschien had hij hem de kracht kunnen verlenen die hij nu ontbeert. Hechting Hoe komt het dat de focus in de opvoeding in relatie tot de ontwikkeling van het kind zo eenzijdig op de moeder-kindrelatie is gericht in het Westen? Een belangrijke oorzaak vinden we in de geschiedenis van de ontwikkelingspsychologie, de wetenschap die zich bezighoudt met de psychologische veranderingen in de levensloop van de mens. De meeste aandacht van de onderzoekers gaat daarbij uit naar de periode van de grote en snelle veranderingen: de kindertijd. Om de invloed van de opvoeders op de ontwikkeling van het kind te kunnen onderzoeken, heeft de Britse psychiater Bowlby in de jaren veertig van de vorige eeuw de hechtingstheorie ontwikkeld.20 Deze theorie beschrijft verschillende wijzen waarop gehechtheid tussen primaire opvoeders en kinderen vorm kan krijgen, variërend van veilige tot angstige en gestoorde hechting. Het belang van de gehechtheidsrelatie beschrijft Bowlby aan de hand van de omgeving van de evolutionaire aanpassing. Een kind dat weerloos wordt geboren kan niet zelfstandig overleven. Het moet zorgen dat minimaal één volwassene interesse in hem gaat tonen. Gehechtheid is een survival value zoals eten en drinken. Als niemand voor je zorgt, je lief vindt of de moeite waard, dan sterf je. De hechting moet ongeveer binnen een jaar beklonken zijn. Hoewel Bowlby dit waarschijnlijk niet zo bedoeld heeft, heeft deze toonaangevende theorie ertoe geleid dat in de praktijk in hoofdzaak wordt gekeken naar de hechting tussen moeder en kind. Moeder is vaak de primaire hechtingspersoon en wordt daarmee gezien als belangrijkste hechtingspersoon. In de praktijk is de moeder inderdaad de eerste persoon aan wie het kind zich hecht, vanwege biologische gegevens als zwangerschap en borstvoeding. Ook brengt ze in de westerse samenlevingen vaak de meeste tijd met het kind door als hoofdverzorger. Maar ze is niet per definitie de enige of de belangrijkste. In niet-westerse culturen waar kinderen worden grootgebracht door meerdere familieleden is

sprake van meerdere hechtingsfiguren die elk een eigen bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind. De hechtingstheorie draagt vanwege de focus op een-op-eenrelaties het risico in zich om andere hechtingsfiguren dan de moeder, zoals vaders, te ‘vergeten’. En dat is wat er veelal is gebeurd de afgelopen eeuw. De hechting tussen vader en kind ontstaat later en ontwikkelt zich op een andere manier, via andere interacties dan de hechting tussen moeder en kind. Hoe leer je van je ouders? Kinderen leren van hun ouders en andere opvoeders allerlei strategieën om te kunnen overleven en om met stress om te gaan. Waar moeders met name strategieën overdragen om troost te vinden, leren vaders hun kinderen vooral actie te ondernemen. Moeder leert het kind om te ontspannen, te zorgen, te praten, emoties te uiten. Vader leert het kind om te handelen, met stress om te gaan, om vertrouwen te hebben, om zich veilig te voelen in een lastige situatie. Dit is enerzijds een cognitief leerproces: vader en kind ondernemen samen activiteiten, waardoor het kind van vader leert risico’s te nemen, grenzen te verleggen, met conflicten om te gaan en problemen op te lossen. Moeder zal vooral met knuffelen, eten en praten het kind leren om met conflicten en problemen om te gaan. Belangrijk en interessant om te weten is dat dit niet alleen maar een cognitief leerproces is. Glenn Helberg, kinder- en jeugdpsychiater, beschrijft dat een biologisch mechanisme er tegelijkertijd voor zorgt dat deze strategieën worden opgeslagen in de hersenen. Zo ontwikkelt het kind een soort automatische piloot voor hoe te handelen om van een stresssituatie in een rustsituatie te komen. Dit biologische proces is erop gericht om de persoon, bij stress, in een fase van hernieuwd evenwicht (homeostase) te brengen. Zodra het lichaam stress bespeurt komt er een respons vanuit het organisme. Dit mechanisme wordt in gang gezet door de hypofyse, de hypothalamus en de bijnierschors. Cortisol speelt daarbij een belangrijke rol. Het proces zorgt voor de verschillende stadia van de informatieverwerking, namelijk het aanleren, het opslaan en het oproepen van het gedrag. Zo wordt je lichaam in staat gesteld om stress aan te

kunnen, niet alleen door te redeneren maar ook door een innerlijk weten van je lichaam. Je hebt een eigen oplossend vermogen ontwikkeld, waarbij je steeds kunt pendelen tussen de verschillende strategieën die je van je vader en je moeder hebt geleerd. De mannelijke en vrouwelijke eigenschappen en vaardigheden stellen je zo samen in staat om als zelfstandige volwassene veiligheid te ervaren en te kunnen overleven. Kitlyn Tjin A Djie noemt deze strategieën je ‘beschermjassen’. Beschermjassen zijn de krachtbronnen die je bij je draagt, de ankers waar je op vaart, de gewoonten waar je op teruggrijpt, de rituelen die je familie toepaste in moeilijke tijden. Veel mensen vinden het troostend om het favoriete gerecht van hun moeder te eten als het even niet gaat. Of om, net als je vader vroeger deed, met een biertje aan de waterkant een hengel uit te gooien als je er niet uit komt. De vertroostingen en oplossingen die je hebt geleerd van je ouders en die je nodig hebt bij stresssituaties zijn verankerd in je systeem.21 Als ik terugdenk aan mijn eigen jeugd, dan zette mijn moeder in tijden van crisis of liefdesverdriet een enorme schaal met chips op de salontafel en daarbij maakte ze snel een sausje van mayonaise met alle mogelijke ingrediënten uit het kruidenkastje. Mijn zussen en ik gingen er op onze knieën omheen zitten en aten tot we er misselijk van waren. Als er ruzie tussen ons was nam mijn vader een van ons mee in de auto en ging een stuk rijden, over de dijk langs het IJsselmeer en door het Rijsterbos, onderwijl wijzend op de mooie natuur in de zuidwesthoek van Friesland. Zowel het chips eten als het autorijden waren kalmerende strategieën die ik nog steeds met regelmaat toepas. Iedereen kan zich gewoonten herinneren die door vaders, moeders en andere belangrijke opvoeders werden toegepast in moeilijke tijden. Troostende gebruiken, rituelen en overlevingsstrategieën. Sommige expliciet, zoals in mijn voorbeeldjes, andere impliciet en bijna niet te benoemen. Waar mijn moeder ervoor zorgde dat we bij een crisis van een van ons allemaal bij elkaar zaten en met elkaar praatten rondom een bak met chips, haalde mijn vader ons uit de stresssituatie en doorbrak de negatieve spiraal door de zinnen te verzetten. De boodschap van mijn moeder was: praat erover. De boodschap van mijn vader was: zet je eroverheen. Beide

strategieën zijn nog steeds belangrijk in mijn leven. Onbewust maak ik steeds een keuze, en pendel ik voortdurend tussen beide opties. Het mannelijke en vrouwelijke aspect houden me samen in balans. Wat leer je van je vader? De Noord-Amerikaanse psycholoog Michael Lamb doorbrak 35 jaar geleden de afwezigheid van vaders in onderzoek naar ouderschap met het boek The Role of the Father in Child Development.22 In 2010 verscheen de vijfde editie van dit boek. In Nederland was het vooral hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio die een lans heeft gebroken voor vaders en de aandacht heeft gevestigd op het feit dat de betekenis van vaders in de opvoeding net zo belangrijk is als die van moeders. Onder redactie van Louis Tavecchio en Henny Bos verscheen in 2011 een themanummer over vaderschap van het tijdschrift Pedagogiek.23 Deze editie geeft een overzicht van diverse onderzoeken en artikelen waarin de typische vaderrol en het belang ervan worden beschreven. Uit allerlei onderzoek weten we inmiddels het volgende: Vaders besteden meer tijd aan spel met hun kinderen dan moeders. Al in het eerste levensjaar houden vaders hun kinderen meer vast om te spelen dan om te zorgen terwijl dat bij moeders andersom is. Tegelijkertijd vinden kinderen het ook leuker om met hun vader te spelen dan met hun moeder, omdat het spel vaak ongecontroleerd en stimulerend is en gepaard gaat met veel lachen en plezier. Vaders spelen anders dan moeders. Moeders geven de voorkeur aan verbeeldend spel, en intellectueel spel met spelmateriaal. Vaders gebruiken minder materiaal en geven de voorkeur aan lichamelijke activiteiten als stoeien en elkaar achternazitten. Het spel met vaders is veelal fysiek, spannend en onvoorspelbaar en geeft dynamiek en energie. De tijd die kinderen doorbrengen met hun vader maakt dan ook grote indruk. De moeder staat voor nabijheid: ze is steunend, beschermend en troostend. De vader activeert het kind om naar de buitenwereld te gaan. Vaders dagen kinderen uit door het kind te prikkelen, te verrassen en af en toe eventjes uit balans te brengen, te plagen. Zo moedigt hij het kind aan om dapperheid te ontwikkelen, risico’s te nemen, obstakels te overwinnen, stevig in zijn schoenen te staan bij onbekenden.

Het geleerde in het spel van de vader helpt het kind om te experimenteren met ervaringen buiten het gezin. Dit draagt bij aan het socialisatieproces. Het kind leert om competitief te zijn zonder agressie, wat vooral voor jongens een belangrijke les is. Kinderen ontwikkelen autonomie en exploratie. Er blijkt een relatie tussen vaderlijk spel en de ontwikkeling van sociale competentie, acceptatie door leeftijdsgenoten en populariteit van kinderen. Deze relatie is niet gevonden met typisch moedergedrag. Het spel van vaders helpt dus om een actieve, competitieve, autonome en nieuwsgierige houding in kinderen te ontwikkelen. Het heeft een positief effect op de sociale ontwikkeling en vooral jongens leren zo hun agressie te beteugelen. Daarnaast leert het kind door het wilde, spannende en soms enge spel om te gaan met angst. Als er sprake is van dreiging, blijkt een kind eerder op aanwijzingen van vader te letten bij de beoordeling van de situatie dan van moeder. Voor adolescenten, die hun angsten voor de buitenwereld moeten overwinnen, zijn vaders van cruciaal belang. Beide ouders kunnen hun eigen faalangst overdragen op hun kind, maar alleen de angst van vader heeft invloed op de competentie van het kind. Uit dit onderzoeksresultaat kun je afleiden dat vaders ook juist een unieke rol kunnen spelen in het bevorderen van de competentie. Het uitdagende spel van vaders vormt een buffer tegen separatieangst, angst voor vreemden en angst voor het onbekende. Een overbeschermende en controlerende houding van de moeder kan tot angst bij het kind leiden. Bij afwezigheid van vadereigenschappen in de opvoeding wordt dit risico niet gecompenseerd of opgevangen, en misschien juist wel vergroot. Een voorbeeld uit mijn eigen leven dat dit bij mij oproept is de oversteek van de Afsluitdijk bij zware storm. Ik was op bezoek geweest bij een vriendin in Hoorn en nu in mijn Peugeot 106 onderweg naar huis, naar Groningen. De weersverwachting was slecht en er was een waarschuwing voor windstoten kracht twaalf. De Afsluitdijk was nog open maar ik vond het doodeng om erover te gaan. Ik besloot mijn vader te bellen. Als ik het dilemma aan mijn moeder zou voorleggen wist ik het antwoord al. Neem een hotel en wacht tot het weer beter is. Maar ik wilde naar huis en had dus de support van mijn vader nodig. Die keek op Teletekst waar de wind vandaan kwam. Hij legde me uit dat hoe langzamer ik zou rijden, hoe minder gevaar er was. En met overtuigingskracht en rust bagatelliseerde hij

de situatie, waardoor ik met het volste vertrouwen de gruwelijkste en spannendste autorit ooit aanging. Ik reed dertig kilometer per uur, zag de hele rit het vervaarlijk woeste IJsselmeer rechts van me liggen terwijl de wind van links over de dijk kwam, de ruitenwissers konden de stortregen niet aan en onderweg passeerde ik talloze gestrande auto’s en vrachtwagens. Maar ik heb het gered zonder een moment twijfel aan mijn vaders oordeel. ‘Wie zichzelf overwint is sterker dan degene die een stad inneemt.’ Verschillen tussen jongens en meisjes Andragoog Mariele Mijnlieff herinnert zich een anekdote tijdens een college van hoogleraar emancipatievraagstukken Iteke Weeda. ‘Ze vertelde hoe ze haar zoon in het kader van een sekseneutrale opvoeding eens een poppenhuis had gegeven. In no time had hij het omgebouwd tot een parkeergarage.’ Neuropsycholoog Jelle Jolles beschrijft in zijn boek Ellis en het verbreinen de verschillen tussen jongens en meisjes en de conclusies die het onderwijs en opvoeders hieruit zouden moeten trekken. Er is steeds meer wetenschappelijke kennis beschikbaar waaruit blijkt dat er biologische verschillen tussen jongens en meisjes zijn. Deze verschillen gaan samen met een verschil in behoeften, verschil in gedrag en een verschil in leerstijlen. De samenleving is nog niet helemaal toegerust op dit inzicht. Enerzijds wordt het belang van de specifieke bijdrage van een vader – het mannelijke aspect in de opvoeding dat niet alleen voor jongens maar ook voor meisjes belangrijk is – onderschat. Maar ook in instituten als het onderwijs en de hulpverlening zijn de feminiene waarden de norm. Jolles: ‘Vanaf een jaar of zeven worden jongens motorisch actiever. Dat komt doordat hun spieren en skeletsysteem zich snel ontwikkelen. Het brein heeft daar bij veel kinderen nog niet voldoende controle over, wat verklaart dat die beweeglijkheid vaak ongestuurd is. Er is dus niks mis met ze.’ Maar de omgeving ervaart dit vaak als lastig. Jongens komen minder goed mee op school dan meisjes omdat hun eigenschappen als ruimtelijk inzicht en lef in het talige onderwijs niet voldoende aan bod komen en ondergewaardeerd worden. Ze zijn niet rijp voor de grote mate van zelfstandigheid en planning die op school van ze

verwacht wordt. Ze hebben meer structuur en handvatten nodig dan ze nu krijgen, zegt Jolles. ‘Ook in de adolescentie is sprake van grote verschillen. Bepaalde hersendelen zijn bij meisjes eerder uitgerijpt dan bij jongens. Over het algemeen zijn meisjes – individuele verschillen daar gelaten – consciëntieuzer, gezeglijk en makkelijker in de omgang. Ze hebben de neiging zichzelf te onderschatten. Ze hebben te weinig van wat de jongens te veel hebben, namelijk ondernemingslust, bravoure en de neiging zichzelf te overschatten. Waar jongensgedrag meer gewaardeerd en gestructureerd zou moeten worden, zouden meisjes meer gestimuleerd moeten worden om ondernemend te zijn en niet altijd voor zeker te kiezen.’24 Een typische mannenbijdrage in de opvoeding en onderwijs heeft dus voor beide seksen een toegevoegde waarde. De kracht van verschil De bijdrage die vaders leveren aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen is lange tijd niet gezien, onderschat en zelfs ontkend. Niet alleen door de samenleving en wetenschappers, maar ook door moeders en vaders zelf. Cornald Maas maakte in zijn boek over scheidingskinderen een belangrijk statement hierover.25 Na het optekenen van tientallen verhalen over de effecten die kinderen ondervonden na de scheiding van hun ouders, schreef hij in het voorwoord dat kinderen na scheiding zich vaak jaloers, eenzaam of geïsoleerd voelen en dat de vader daarbij een cruciale rol speelt: ‘Vaak waren ze al niet de belangrijkste opvoeders, omdat die rol door de moeders werd opgeëist, of omdat ze te druk waren met hun werk, en zich schikten in traditionele rolpatronen. Na een echtscheiding blijven kinderen meestal bij hun moeders wonen – tot niet eens zo lang geleden werden ze simpelweg aan de moeders toegewezen – de vaders gaan het huis uit, en het contact met het kind verwatert, zeker als ze elders nieuwe gezinnen stichten. Geen raad weten ze met hun emoties, te weinig rekenschap geven ze zich van hun rol in de opvoeding.’ Een van de geïnterviewde kinderen zegt: ‘Van moeders weet iedereen hoe belangrijk ze in de opvoeding zijn, maar kinderen hebben minstens zo hard hun vader nodig. Dat zouden vaders zich meer moeten realiseren. En dat er van ze gehouden wordt.’

Vaders zijn belangrijk, net als moeders. Mannelijke en vrouwelijke aspecten in de opvoeding hebben een meerwaarde ten opzichte van elkaar, vullen elkaar aan en leren het kind om als volwassene balans te vinden in tijden van stress en veranderingen. De tijd dat verschillen tussen mannen en vrouwen als aangeleerd en seksistisch werden beschouwd en sekseneutrale opvoeding de norm was, kunnen we maar beter definitief achter ons laten. Dit is van essentieel belang voor de ontwikkeling van een kind tot een volwassene die voor de grillen van het leven is toegerust.

5 – Moeders: valkuilen en kansen Door de ontwikkelingen op het gebied van ouderschap en het veranderde gezinsleven hebben moeders een vrijwel onaantastbare positie gekregen als het gaat om zeggenschap over de kinderen. Met de explosieve toename van het aantal scheidingen heeft dit voor vaders niet altijd gunstig uitgepakt. De meeste vrouwen gaan verstandig om met deze machtspositie. Toch biedt het voor hen die minder verstandig zijn een mogelijkheid om vaders op een zijspoor te zetten. Dit gaat niet alleen ten koste van de vaders. Ook de kinderen en de moeders zelf lijden zo verlies. De valkuilen van samen zorgen ‘Mijn vriend is een schat, hoogopgeleid en ongelooflijk gelukkig met onze zoon van één. Toch maak ik me zorgen: hij is onvoorzichtig. Op de snelweg kijkt hij geregeld verliefd naar zijn grote schat, waardoor het verkeer minder prioriteit krijgt. Ons kind botst met zijn hoofd tegen de deurpost, als hij op zijn nek zit. Ook is onze zoon bijna van de fiets gevallen, omdat hij hem niet had vastgemaakt. Als ik er wat van zeg, ben ik een zeur. Ik ben zo bang dat er straks echt iets ergs gebeurt.’ Dit dilemma bracht Eefje Pelikaan op 23 juni 2012 in bij de problemenrubriek van Volkskrant Magazine. Met deze kwestie raakt ze aan een voor veel vrouwen herkenbaar fenomeen: moeders staan vaak doodsangsten uit bij het in hun ogen onvoorzichtige, ruwe, en ‘onverantwoorde’ gedrag van vaders.

Niet alleen de omgang met de kinderen zorgt voor irritaties, ook de manier waarop vaders hun ‘papadag’ invullen leidt tot grote frustraties bij veel vrouwen, blijkt uit een reportage van Corine Koole in Volkskrant Magazine van 26 mei 2012. Waar moeders streven naar een perfecte organisatie van het huishouden gooien vaders roet in het eten door het niet zo nauw te nemen met de afspraken. Een vrouw die voor het huwelijk enorm gecharmeerd was van die laisserfaire-houding van haar geliefde, ergert zich groen en geel aan diezelfde nonchalance nu er een gezin gerund moet worden. Ze moet alles zelf regelen: ‘Ik zie altijd de lijstjes. Hem kan het niet schelen.’ Een vader beaamt dat daardoor spanningen ontstaan – maar is dat wel nodig? ‘Het probleem zit hem meestal in het feit dat vrouwen het niet kunnen laten over de schouder van hun man mee te kijken. Ik kook bijvoorbeeld drie dagen in de week. Mijn vrouw heeft op de andere vier dagen om halfzeven de pannen op tafel, ik pas om acht uur. Na vijftien jaar heeft ze zich daar nog niet bij neergelegd. Maar die dinsdag, donderdag en vrijdag zijn mijn verantwoordelijkheid. Die neem ik. Op mijn manier.’ Sinds de emancipatiebeweging de afgelopen eeuw is het zo gelijk mogelijk verdelen van de zorg- en opvoedtaken een belangrijk vertrekpunt van vele huwelijken geworden. Vaders willen graag meer betrokken worden bij de opvoeding van hun kinderen, maar zijn vaak onzeker of ze het wel goed doen. En dan versterken moeders juist die onzekerheid doordat ze de zorg niet gemakkelijk uit handen geven. Het gedrag en de opvattingen van moeders over de manier waarop de zorg en het huishouden gedaan zouden moeten worden, belemmeren vaders om hun betrokkenheid te vergroten. Ze haken af als het toch nooit goed genoeg is wat ze doen. Of ze doen het zoals moeders verwachten dat ze het doen. En dan krijgen kinderen nog steeds niet de typisch mannelijke inbreng.26 Amerikaans onderzoek spreekt van de supermom trap. Terwijl steeds meer moeders zich op de arbeidsmarkt begeven neemt de bijdrage van vaders in zorgtaken niet evenredig toe. Moeders nemen nog steeds het grootste deel van de zorgtaken op hun schouders. Volgens de onderzoekers is de moeder zelf een belangrijke factor in de oorzaak hiervan. Enerzijds wil ze graag dat vader uit zijn luie stoel komt en zijn aandeel neemt in de zorg en het huishouden. Maar uit het onderzoek onder 78 tweeverdieners met een baby van acht maanden blijkt dat moeders zelfvertrouwen over haar

eigen zorgcapaciteiten sterk vermindert naarmate de vader een groter aandeel heeft in de zorgtaken en die goed uitvoert. Er is geen relatie gevonden tussen de zorgkwaliteiten van de moeder en het zelfvertrouwen bij vaders. Dus ondanks een toename in een evenredige verdeling van arbeid en zorg, lijken moeders – niet vaders – gevangen te zitten tussen enerzijds de wens om geholpen te worden met de zorg en opvoeding, en anderzijds de bedreiging van het gevoel een bekwame moeder te zijn, volgens de opvattingen rondom moederschap.27 Om het imago een goede moeder te zijn in stand te houden, je identiteit als moeder te beschermen, kan het dus lonend zijn dat een vader het minder goed doet dan jij. Kortom, het is nog niet zo eenvoudig om op een moderne manier samen het ouderschap in te vullen. De wil is er wel, maar de verschillen tussen vaders en moeders, en de algemeen geldende opvatting dat moeders het beter doen en weten, maken het lastig. Vaak loopt het wel los en slaan ouders zich samen met vallen en opstaan door die onrustige periode met jonge kinderen heen. Maar als het misgaat en er volgt een scheiding, dan is het meestal de moeder die aan het langste eind trekt. ‘Ik moest het immers al alleen doen, dan maar liever zonder hem.’ De kinderen worden dan over het algemeen aan moeder toegewezen, en vader krijgt een omgangsregeling. Jaloezie bij moeders Al brengen moeders veel meer tijd door met hun kinderen, de tijd die vaders met hen doorbrengen heeft vaak een grotere impact. Kinderen nemen de aandacht van moeders for granted, de aandacht die ze van vaders krijgen is een cadeau. Dat komt doordat vaders zoveel spannender zijn dan moeders. Martine Delfos en Gerard Janssen schrijven in hun boek Vaders, hoe doen ze het toch?: ‘Moeders doen ook wel leuk, maar een beetje saai. Het kind straalt als de vader binnenkomt: spannend! Wat gaat er gebeuren? Het spel van de vader is erg interessant, een beetje eng, maar het kind weet dat de vader het kind altijd helpt.’ Vaders spel lijkt minder functioneel, en moeders denken vaak dat vaders alleen maar doen wat ze zelf leuk vinden. Zij de poepluiers, hij de lol. Zijn kind geeft hem in haar ogen de gelegenheid om zelf weer als een kind te worden. Maar zijn spel heeft wel degelijk een functie. Doordat de vader spannende situaties creëert, bijvoorbeeld door het kind in de lucht te gooien

en vervolgens op te vangen, leren kinderen zelfvertrouwen te krijgen en stress aan te kunnen.28 Moeders kunnen jaloers zijn op het plezier dat kinderen beleven aan hun vaders. Zo was er een vader, een drukke zakenman, die amper tijd had voor zijn kinderen. Meestal kon hij vanwege werk in het buitenland niet bij belangrijke momenten als afzwemmen en sportwedstrijden aanwezig zijn. Zijn zoon van twaalf had een rol in een toneelstuk van school en ditmaal zou zijn vader misschien toch komen. Terwijl het stuk nog bezig was, ging het licht aan in de zaal en zag de jongen ineens zijn vader zitten. ‘O, mijn vader is er,’ zei hij midden in het spel. Hij was op slag zijn tekst kwijt, zo veel impact had diens aanwezigheid op hem. Hij kon even niet verder door de verrassing en blijheid. Zijn moeder vond deze reactie helemaal niet leuk. ‘Hij is er verdomme nooit en ik ben er altijd,’ zei ze geïrriteerd. Op zich is een beetje jaloezie logisch en ook niet zo erg. Het zijn immers de mannen die op de meeste gebieden al excelleren, die het zogenaamde sterke geslacht zijn, die meer succes hebben en vaker een leidinggevende positie innemen. Vrouwen kunnen goed koken maar de topkok is toch vaak een man. Vrouwen kunnen goed onderwijzen en verplegen, maar de directeur of de teamleider is nog altijd een man. Het enige terrein waar de vrouw echt heer en meester is, waar zij met de scepter zwaait, kan niet zomaar uit handen gegeven worden. En als zij haar hele leven geeft voor haar kinderen, waarom zou haar man, die een veel kleiner en onbelangrijker aandeel heeft, dan met de eer gaan strijken? Moeders macht na scheiding De ontwikkelingen rondom de tweede feministische golf, de opkomst van voorbehoedsmiddelen en de introductie van het socialezekerheidsstelsel zijn belangrijke factoren die hebben geleid tot een explosieve toename van scheiding en alleenstaand moederschap. Tegelijkertijd hebben deze factoren bijgedragen aan de marginalisering van vaderschap. Vaderschap en moederschap zijn als communicerende vaten: met de versterking van de onafhankelijkheid van alleenstaande moeders is de positie van vaders steeds wankeler geworden.29 De meeste moeders realiseren zich dat het na een scheiding belangrijk is dat kinderen en vaders sterk met elkaar verbonden blijven. Zij zullen daar in

het belang van hun kinderen zorg voor dragen, ondanks hun eigen gevoelens. Maar jaloezie bij moeders is nog te vaak aanleiding om de vader te ‘straffen’ door hem zoveel mogelijk af te sluiten van contact met zijn kinderen. Het gaat dan niet meer alleen om de jaloezie over het contact tussen haar ex en de kinderen. Ook kan haar wrok naar hem – omdat hij vreemdging, omdat hij haar verlaten heeft, of omdat hij haar berooid heeft achtergelaten – aanleiding zijn hem zijn kinderen te onthouden. Moeders profiteren daarbij van de sterke positie die ze hebben in de maatschappij en de loyaliteit van haar kinderen jegens haar als hoofdverzorger. Ze zijn zich vaak niet of te weinig bewust van het belang van de band tussen vader en kind en het effect van haar wrok op het welzijn van de kinderen. Het boek Uit elkaar van Cornald Maas is een bron van verhalen over kinderen die nu volwassen zijn, en die vanwege loyaliteit naar hun moeder het contact met hun vader zijn kwijtgeraakt. Uit de verhalen blijkt dat vaders het veelal te gemakkelijk lieten afweten, soms schijnbaar uit desinteresse ten opzichte van hun kinderen maar vaker uit moedeloosheid vanwege de sterke invloed van de moeder. Hier volgt een aantal exemplarische fragmenten uit twee verschillende verhalen. Arno Verduin (47): ‘Toen hij het huis was uitgegaan, zag ik hem nauwelijks nog. Er was geen omgangsregeling of een gedeeld ouderschap – zo ging dat in die tijd. De kinderen werden automatisch aan moeder toegewezen; de moeder moest zo ongeveer ontoerekeningsvatbaar zijn wilde dat níet gebeuren. Aanvankelijk kwam mijn vader nog wel langs als ik in de weekends op padvinderij was. Ook liet hij tijdens sinterklaas cadeaus voor mijn drie oudere broers en mij bezorgen. Maar dat voedde de woede en de wrok van mijn moeder alleen maar. Uiteindelijk besloot zij, in overleg met mijn broers en mij, dat er geen enkel contact meer met mijn vader zou zijn. […] Mijn moeder wist ervan dat ik mijn vader weer eens in de zoveel tijd zag. Ze zei er niks over, maar ik merkte dat ze het vreselijk vond. ik voelde het zelf als een soort verraad aan haar.’ Pieter van Bentum (44): ‘[…] heel wat jaren later – ik was al over de 30 – nam mijn moeder een beslissing die ik niet meer voor mogelijk had gehouden: ze stuurde mijn vader het huis uit. Ze had er genoeg van dat hij haar bedroog, al heeft mijn vader zijn overspel nooit toegegeven. Wij, de

kinderen, kozen haar kant, en daar heb ik achteraf spijt van: later heb ik ingezien dat hij veel fouten heeft gemaakt en dat hij amper kon communiceren, maar dat hij op zijn manier met de beste bedoelingen een gezin heeft geprobeerd te stichten.’ Later in het verhaal vertelt Pieter over zijn eigen scheiding: ‘Ook toen mijn ex en ik nog samen waren, werkte ik maar drie dagen en werd de zorg voor Anniek letterlijk tussen ons verdeeld. Ik begrijp niks van vaders die zich nauwelijks met hun kinderen bemoeien. Is dat het maatschappelijke verwachtingspatroon? Zijn ze er werkelijk in gaan geloven dat moeders het beter kunnen? Ik ben ervan overtuigd dat vaders minstens even belangrijk zijn in de opvoeding als moeders. En ik snap het niet als vaders, na een scheiding, hun kinderen nog maar eens in de twee weken zien.’30 Onterechte beschuldigingen Sommige moeders gaan nog verder na een scheiding. Ze halen alles uit de kast om ervoor te zorgen dat de vader compleet verdwijnt uit haar leven en dat van haar kinderen. Natuurlijk zijn dit uitzonderingen. En natuurlijk zijn in sommige gevallen de beschuldigingen gegrond. Er is over het algemeen een groeiend bewustzijn onder moeders met betrekking tot het belang van een goede relatie tussen haar ex en zijn kinderen. Maar het zijn de uitwassen die tonen dat er nog steeds iets scheef zit. Dat moeders nog steeds in de gelegenheid zijn om ongegrond uit wrok te kunnen handelen en over het lot van kinderen en ex te kunnen beschikken. Op 11 februari 2012 berichtte de Volkskrant over de schokkende bevindingen van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) omtrent de beschuldiging van Peter door zijn ex-vrouw. In 2008 werd Peter opgepakt vanwege misbruik van zijn kinderen. Vier jaar later bleken de beschuldigingen onwaar te zijn. Het LEBZ zegt dat er de laatste jaren een toename is van het aantal dossiers waarin vrouwen hun ex vals beschuldigen, uit wraak of in de hoop om de strijd om de kinderen te winnen. Het zijn vaak complexe zaken waarbij niet of nauwelijks getuigen zijn. Het is lastig om te bewijzen dat de aangifte gelogen is. In het verleden werd zo’n beschuldiging vrijwel altijd geloofd en daarmee werd het leven van de vaders verwoest. De opvatting is dat er tegenwoordig meer oog is voor de herkenning van valse aangiften.

Desalniettemin blijven de gevolgen groot, omdat de procedure veel tijd in beslag neemt en de kinderen ondertussen via civiele procedures al aan de moeder worden toegewezen. Waar rook is, is vuur. Dat werd meerdere malen beaamd door de respondenten in zowel het onderzoek naar de positie van vaders na scheiding als het onderzoek naar het effect van het ouderschapsplan, dat later aan de orde komt. In het eerste hoofdstuk beschreef ik de rechtszitting omtrent gezag en omgang van mijn ex-vriend Edzard en zijn zoontje Maurice. Daar nam de advocaat van de moeder het woord kindermishandeling op in zijn pleitnota. De beschuldiging werd niet onderzocht en zij won de zaak. Het leek een slim trucje van de advocaat, die wist dat het meestal in het voordeel van de moeder uitpakt. Soms gaat het verder en worden kinderen gedwongen om te liegen tegen professionals zoals in het verhaal van Reinout, een respondent in het onderzoek naar het ouderschapsplan. Reinout begon met een voor hem goede omgangsregeling maar die werd meerdere malen niet nagekomen door zijn ex. Toen hij daarmee naar de rechter ging, zei zijn vrouw dat het gebeurde omdat Reinout steeds conflicten veroorzaakte bij het halen en brengen. Er was dus een goede reden voor. De rechter ging hierin mee en legde de moeder geen sancties op. Deze zaak was voor haar aanleiding om de kinderen helemaal niet meer mee te geven – en omdat er geen sancties waren opgelegd kon dat ook. Reinout: ‘Dus heb ik opnieuw een kort geding aangespannen en dan ben je weer zes weken verder. Twee weken voor de zitting kreeg ik van mijn ex een verzoekschrift voor het stopzetten van de omgang. Een dag voor de zitting begon de Raad voor de Kinderbescherming met een onderzoek. En zoals de Raad dat altijd doet zijn ze eerst naar het woonverblijf van de kinderen gegaan om met hen en hun moeder te praten. Tijdens dat gesprek heeft mijn dochter van zes verteld dat ik haar gedwongen had mij te kussen met mijn tong in haar mond. De volgende dag tijdens de zitting werd ik daarmee geconfronteerd. Dus ik zei: “Daar is niets van waar! Dat heeft te maken met loyaliteit en ouderverstoting. Mijn kinderen worden gewoon tegen mij opgezet.” Maar goed, de rechter heeft gehoord wat mijn dochter heeft gezegd en is natuurlijk heel voorzichtig als het gaat om aanwijzingen voor onzedelijk gedrag met betrekking tot kinderen. Hij heeft toen besloten dat het stopzetten van de omgang te ver ging, maar dat ik een middag per

week onder begeleiding mijn kinderen mag zien. Dat is nu anderhalve maand geleden. Bureau Jeugdzorg is al die tijd bezig om de omgang op te starten, binnenkort heb ik daar een gesprek over. Al met al heb ik nu vier maanden geen contact met mijn kinderen gehad.’ Kansen voor alleenstaande moeders Veel vrouwen zijn opgelucht na een scheiding, blij dat de spanning en strijd in de relatie voorbij zijn. En we zagen eerder dat veel moeders denken dat ze toch de betere ouder zijn, dus ze verwachten dat de afwezigheid van de vader geen al te grote impact zal hebben. ‘Ik red het gemakkelijk alleen. Hij was er immers toch al nooit.’ Tegelijkertijd is het natuurlijk reuze zwaar om het allemaal in je eentje te moeten doen. Kinder- en jeugdpsychiater Glenn Helberg herkent dit patroon maar al te goed uit zijn praktijk, als de ouders van zijn cliënt gescheiden zijn. Hij nodigt waar mogelijk zowel de vader als de moeder uit voor het consult. Glenn: ‘Ik houd die mensen dan voor dat ze beiden een eigen relatie met hun kind hebben en dat ze elkaar moeten aanvullen. Misschien heeft de man fouten gemaakt in het verleden, maar nu moet je hem als vrouw steunen, want alleen op die manier kunnen ze hun zoon in het gareel houden. Het lijkt soms of de jongens boos zijn op de vader, maar dat is vaak omdat ze op die manier hun moeder denken te steunen. Je ziet hoe moeders de rol van vaders willen ondermijnen, terwijl die zonen ze beiden nodig hebben. Laatst nog zei een zoon tegen mij: “M’n ouders zijn allebei stom.” Omdat ze elkaar onderuit halen en dat voor hem te lastig is. Moeders hebben grote blinde vlekken. Vanaf het moment dat het kind uit de buik komt, denkt zij dat ze de enige is die het kind nodig heeft. Maar kinderen weten heel goed wat er bij moeder en wat er bij vader te halen valt.’ Alleenstaande moeders hebben het zwaar. Vooral alleenstaande moeders die weinig worden geholpen door familie, vrienden, een sociaal netwerk. In principe ben je in Nederland als moeder zelf verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van je gezin. Je staat er letterlijk alleen voor. Het is ook niet voor niets dat je in de jeugdzorg vooral kinderen tegenkomt die opgroeien in een eenoudergezin.

De Netherlands Kinship Panel Study naar familiebanden doet onderzoek naar de steun die binnen families wordt uitgewisseld. Op basis van dit onderzoek blijkt dat één op de acht mensen zich niet of minder geaccepteerd voelt door de familie. Vaak gaat dit om alleenstaanden en nog vaker om alleenstaande moeders. Het typische zwarte schaap is van middelbare leeftijd, laag opgeleid, heeft een laag inkomen en is niet religieus. Alleenstaande moeders hebben volgens de onderzoekers een groter risico een zwart schaap te worden dan alleenstaande vaders.31 In een samenleving die al afwijzend staat tegenover familierelaties zijn het dus de alleenstaande moeders die het minste steun ervaren van hun familie. En dat terwijl ze die het hardste nodig hebben. Niet alleen in hun eigen belang, maar ook in het belang van hun kinderen. Familietherapeut Kitlyn Tjin A Djie komt dit probleem veel tegen in de praktijk: ‘Ik liep daar in 1977 al tegen aan in de jeugdzorg. En wij maar doormodderen met die moeders. Ze moesten sociaal vaardig, pedagogisch vaardig en nog op veel meer gebieden vaardig worden. Terwijl wat ze eigenlijk nodig hadden een stevig familienetwerk was.’32 Alleenstaande moeders hebben veel belang bij een goede samenwerking met de vader van hun kinderen, ongeacht de reden van zijn vertrek. Hoe meer hij zorgt, hoe meer ze wordt ontlast in haar taken thuis. Het is beter voor haar kinderen, want zij profiteren van de mannelijke en vrouwelijke invloeden in hun ontwikkeling. Bovendien zijn kinderen gelukkiger als ze een goede relatie met beide ouders hebben. Het is daarbij belangrijk dat ze niet in een loyaliteitsconflict terechtkomen. Kinderen vinden het verschrikkelijk als ouders elkaar naar beneden halen. Het is ook beter voor moeder zelf als vader een substantiële plek inneemt na de scheiding. Zij kan naast de zorgtaken thuis makkelijker buitenshuis werken. Bovendien hoeft ze niet in haar eentje moeilijke beslissingen te nemen en problemen op te lossen. Ze staat er niet alleen voor. Het is een belangrijke kans voor moeders, die ze met beide handen zouden moeten aangrijpen. Dus: parkeer je wrok, je jaloezie, je boosheid, je angst, je voorzichtigheid en je oordelen. Je zult zien dat jij en je kinderen meer van je ex profiteren dan onder hem lijden. Henry’s verhaal

Henry’s verhaal gaat over de invloed van zijn ex op zijn relatie met zijn kind. Het laat gedetailleerd zien hoe vanaf het moment van de zwangerschap op subtiele wijze de moeder van zijn kind de vaderzoonrelatie manipuleert. ‘Denise en ik hadden zes jaar een relatie toen ze me tijdens mijn lunchpauze opbelde: “Ik ben zwanger.” Die ochtend was ze met haar moeder naar de dokter geweest voor een zwangerschapstest. De zwangerschap was niet gepland, maar ik was door het dolle heen: van jongs af aan heb ik altijd geweten dat ik graag vader wilde worden. Er borrelde ook een naar onderbuikgevoel: waarom wist ik niet dat ze vermoedelijk zwanger was? En waarom had ze haar moeder meegevraagd naar de dokter in plaats van mij? “Dat maakt nu niks meer uit, ik ben er toch al geweest,” zei Denise toen ik haar ernaar vroeg. Ik liet het voor wat het was. We kregen een kind, dat was het belangrijkste. Achteraf gezien was dat het eerste moment waarop ik me gepasseerd voelde als toekomstige vader. Het was slechts een voorteken van wat me nog te wachten stond. Omdat we nog geen eigen huis hadden woonden we bij Wilma, de moeder van Denise. Daar werd Dean geboren. Ik genoot van hem. Op mijn werk telde ik de minuten af tot ik vrij was en hem weer kon zien. Omdat we bij Wilma woonden vond ik het logisch dat ze af en toe bijsprong in de verzorging van Dean. Bovendien was het haar kleinkind. Maar steeds vaker deden zich situaties voor waarin Wilma ongevraagd taken op zich nam die ik als vader liever zelf wilde uitvoeren. “Denise, kan je moeder niet wat gas terugnemen? Wij zijn tenslotte zijn ouders,” vroeg ik haar herhaaldelijk. Maar zij zag er het kwaad niet van in. Dit leidde ertoe dat ik de zorg voor Dean in toenemende mate met Wilma deelde, in plaats van met Denise. Dit kwam onze relatie niet ten goede, we kregen steeds vaker ruzie. Ik smachtte naar een eigen huis, maar er was nog geen woning beschikbaar. Op een dag vertelde Denise mij dat ze verliefd was geworden op Pascal, mijn beste vriend. En hij was verliefd op haar. Ik voelde me zo verraden dat ik hoe dan ook niet meer met haar verder wilde. Ik ging bij haar weg, Dean was toen anderhalf. Het was vreselijk om hem achter te moeten laten, want ik wist dat de situatie nu anders werd. Hoe anders, dat zou later pas blijken. Denise werd al snel zwanger van Pascal en trok bij hem in, terwijl Dean tot op de dag van vandaag bij zijn oma woont. Zij speelt een grote rol in het

belemmeren van het contact tussen Dean en mij. In eerste instantie ging ik ervan uit dat Denise en ik goede afspraken zouden maken over Dean. We waren nu wel uit elkaar, maar we waren nog steeds samen verantwoordelijk voor onze zoon. We spraken af dat ik hem elk weekend een dag op mocht halen en vaak ging ik doordeweeks nog een aantal keren langs. Denise wilde niet dat Dean bij mij bleef slapen. “Het is niet goed om meteen al zoveel te veranderen in zijn leven, dus laten we dat rustig opbouwen.” In goed vertrouwen stemde ik toe. Toen er na ruim een maand nog steeds geen start was gemaakt met het zogenaamde opbouwen, gaf ik aan dat ik daarmee wilde beginnen. Vanaf dat moment verliep de omgangsregeling steeds moeizamer. Regelmatig weigerde Denise om Dean aan mij mee te geven. Dean, die de spanning tussen zijn ouders feilloos aanvoelde, huilde vaak als ik hem kwam ophalen. Nadat ik hem een aantal weken achter elkaar niet had meegekregen, was voor mij de maat vol. Ik wilde dat de omgangsregeling schriftelijk werd vastgelegd en diende een verzoekschrift in bij de rechtbank. De rechter bepaalde dat ik Dean één keer in de twee weken een weekend bij me mocht hebben. Nu de omgangsregeling zwart op wit stond, kreeg ik hem de eerste paar keren zonder al te veel problemen mee. Ik was opgelucht, maar ik had te vroeg gejuicht want al snel werd duidelijk dat Denise zich niets aantrok van de uitspraak van de rechter. Als ik bij Wilma aan de deur kwam huilde hij steevast en wilde Denise hem niet meegeven. In toenemende mate stond Denise mij niet meer zelf te woord, maar deed Wilma dat: “Dean wil niet met jou mee,” zei ze standaard, om vervolgens de deur dicht te slaan. Eén keer heb ik opnieuw aangebeld, waarop Wilma zei: “Nu ga je weg, anders zorg ik ervoor dat je Dean nooit meer ziet.” “Dat laat ik nooit gebeuren,” zei ik, maar toch vertrok ik. Weekend na weekend reed ik tevergeefs naar Wilma’s huis in de hoop dat ik Dean even mocht zien, al was het maar tien minuten. Ik miste hem vreselijk. Op een gegeven moment werd er überhaupt niet meer opengedaan als ik aanbelde. Meestal gingen ze uit voorzorg weg, maar het gebeurde ook dat ze thuis waren en gewoon niet opendeden. Als ik Denise belde, nam ze niet op. Toen het op een dag weer zover was en ik Dean al ruim drie maanden niet had gezien, heb ik op de hoek gewacht om te kijken of ze inderdaad thuis

waren zoals ik vermoedde. Al na tien minuten liepen Wilma en Denise met Dean naar buiten. Ze schrokken zichtbaar toen ik op hen afliep. Hoewel het mijn weekend was zei Denise: “We gaan uit logeren.” Omdat ik geen scène wilde maken waar Dean bij was zei ik tegen hem: “Hallo mannetje, papa heeft jou gemist. Ik heb net bij oma aangebeld, maar er deed niemand open.” Zich van geen kwaad bewust antwoordde mijn driejarige zoontje: “Ik ging me met oma verstoppen onder het bed.” Ik keek Wilma aan en zij keek strak terug maar zei niets. Op dat moment besefte ik dat ze woord zou houden: samen met Denise zou ze er alles aan doen om Dean bij mij vandaan te houden. Tot op heden hebben Denise en haar broer zelf ook geen contact met hun vader. Door de slechte verhalen die Wilma hun al van jongs af aan vertelde, zien ze hem als een slechte vader met wie ze niks te maken willen hebben. Of de verhalen kloppen weet ik niet, dat laat ik in het midden. Maar één ding weet ik zeker: Denise probeert mij nu op dezelfde wijze buitenspel te zetten. Ze heeft geen oog voor de negatieve gevolgen van haar gedrag op Deans ontwikkeling en dat maakt me doodsbang.’

6 – Afwezige vaders: gevolgen voor kinderen

Kinderen die zonder hun vader opgroeien doen het minder goed op school en komen vaker in aanraking met jeugdzorg, politie en justitie. Na een scheiding ontwikkelen relatief veel kinderen ADHD. En de spagaat waarin scheidingskinderen soms terechtkomen kan leiden tot de verstoting van de uitwonende ouder. De afwezigheid van vaders heeft kortom een grote impact op de ontwikkeling van kinderen. Gedrag en prestaties van kinderen in eenoudergezinnen De cijfers liegen er niet om: kinderen die zonder hun vader opgroeien komen vaker in de problemen en presteren minder goed op school dan kinderen die wel een vader om zich heen hebben. Om dit te verduidelijken zet ik verschillende gegevens op een rijtje die een verband aantonen tussen de afwezigheid van een biologische vader en de situatie van het kind. De Amsterdamse organisatie voor jeugdhulpverlening Spirit deed een doelgroepanalyse op basis van een steekproef onder 145 kinderen die in 2011 een beroep deden op zwaardere hulpvormen, variërend van crisisopvang tot uithuisplaatsing. Slechts 28 procent van deze kinderen groeit op in een gezin waarin zowel de biologische vader als moeder aanwezig is. Meer dan de helft van de kinderen, 53 procent, woont in een eenoudergezin. De overige kinderen wonen in een co-oudergezin, een adoptiegezin, een opnieuw samengesteld gezin of bij familie.

Het percentage eenoudergezinnen bij autochtone Nederlanders is 18 procent, bij Antilliaans-Arubaanse Nederlanders 48 procent, bij Surinaamse Nederlanders 44 procent en bij niet-westerse migranten 29 procent.33 Eenoudergezinnen zijn meestal (85 procent) moedergezinnen. De opvallende afwezigheid van vaders in de Arubaans-Antilliaanse en Surinaamse gezinnen is een specifiek probleem dat sterk geworteld is in de cultuur en historie van de Afro-Caribische Nederlanders. De Britse overheid onderzocht de oorzaken van de rellen in Londen in de zomer van 2011. Een van de uitkomsten was dat de aanstichters van de rellen een gemene deler hadden: vrijwel alle jongeren die gearresteerd waren ontbeerden een mannelijk rolmodel in hun opvoeding. Bijna twee derde van de bij de rellen betrokken gezinnen werd gerund door een alleenstaande moeder. Dat cijfer is driemaal hoger dan het landelijk gemiddelde in het Verenigd Koninkrijk.34 Uit bovenstaande cijfers blijkt dat kinderen die opgroeien zonder biologische vader relatief vaak probleemgedrag ontwikkelen. Ook is er een effect op schoolprestaties. Een analyse door het CBS van de samenhang tussen de gezinssituatie en het gevolgde schoolniveau van vijftienjarigen bevestigt het belang van aanwezigheid van beide ouders voor de prestaties van het kind. De conclusie luidt dat een intact gezin het beste voertuig is voor succes op school terwijl het ontbreken van beide biologische ouders de slechtst denkbare omstandigheid is. Kinderen in eenoudergezinnen – meestal moedergezinnen – doen het minder goed op school. De onderzoekers verwijzen naar opvoeders als ‘hulpbronnen’ voor de scholier en het zou dan logisch zijn dat als er minder opvoeders zijn – één in plaats van twee bij een eenoudergezin – het kind minder goed presteert. Dit blijkt niet op te gaan, omdat kinderen in nieuw samengestelde gezinnen ongeveer hetzelfde presteren als kinderen die alleen met hun moeder opgroeien. Je stiefvader draagt dus minder bij aan je schoolprestaties dan je eigen vader. Kennelijk is er een andere factor in het spel. Dit onderzoeksresultaat is in tegenspraak met de bevindingen van Nederlands toonaangevende scheidingsonderzoeker Ed Spruijt, die beweert dat de relatie met de stiefvader belangrijker is voor het welzijn van kinderen dan de relatie met de eigen vader. Een citaat uit een van zijn publicaties: ‘Stiefkinderen scoren […] beter op schoolcijfers, bijvoorbeeld bijna een

half punt hoger voor Nederlands, wiskunde en biologie. […] Wellicht betekent de komst van een stiefouder dat er (weer) meer op het schoolwerk wordt gelet. […] Het welbevinden van kinderen hangt sterker samen met de band met de stiefvader dan met de band met de biologische, uitwonende vader.’35 Veel vaders die na scheiding aan de kant zijn gezet als opvoeder en op de bres springen voor het belang van hun rol in het leven van hun kinderen, hebben moeite met de uitkomsten van de onderzoeken van Spruijt. Sommigen beweren zelfs dat zijn resultaten beïnvloed zijn door het feit dat hij zelf stiefvader is. Hoe dan ook, de onderzoekers van het CBS pleiten voor vervolgonderzoek waarin het verschil tussen de invloed van aanwezigheid van biologische en stiefouders in het gezin nader wordt onderzocht.36 Schipperen tussen ouders na scheiding Hoe beter de ouders met elkaar communiceren na scheiding, hoe beter het met de kinderen gaat. Dat zal niemand ontkennen. Toch komen veel kinderen na scheiding in een spagaat terecht waarbij ze het gevoel hebben dat ze moeten kiezen tussen hun ouders. Deze situatie doet zich alleen voor als ouders strijd hebben met elkaar. Ouders vergeten soms dat kinderen van nature door de biologische verwantschap een onvoorwaardelijk gevoel van liefde en trouw hebben aan zowel vader als moeder. In het beste geval ervaart het kind dat deze band onaangetast blijft na de scheiding. Maar in veel gevallen – bijvoorbeeld als de ene ouder de ander pijn heeft gedaan, er sprake is van ruzie, de scheiding op initiatief van een van de ouders is – voelt het kind zich klemgezet tussen beide ouders. Ze trekken aan hem, willen dat hij hem of haar begrijpt, steunt, partij kiest. Soms gebeurt dit expliciet en soms gaat dit op zeer subtiele wijze. Dan geven ouders tussen de regels door hun mening terwijl ze aan de oppervlakte hun best doen om zo neutraal mogelijk te zijn. Het kind voelt de pijn van de ene ouder over de andere feilloos aan en komt in een loyaliteitsconflict terecht. Er zijn in de praktijk drie manieren te onderscheiden waarop kinderen dit conflict proberen op te lossen: soms neemt het kind emotioneel afstand van beide ouders, soms probeert het een balans te vinden tussen beide ouders en soms vormt het een coalitie met de ene ouder ten opzichte van de andere ouder. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat, welke oplossing het kind

ook kiest, het nooit de juiste is, want er zijn altijd negatieve effecten voor het kind zelf en voor de ouder-kindrelatie. Als het kind zich gedwongen voelt om te kiezen ontwikkelt het een gespleten loyaliteit.37 Karel is gescheiden van Linda. Samen hebben ze een zoontje. Karel geeft een voorbeeld van de spagaat waarin zijn zoontje regelmatig belandt: ‘Toen ik met mijn zoon Daniël van destijds acht jaar op vakantie ging, kreeg hij een eigen telefoon mee van zijn moeder Linda. Zij belde hem vervolgens driemaal per dag om te vragen of alles goed met hem ging. Na die gesprekken was Daniël vaak even stil, want hij merkte dat Linda het niet leuk vond dat hij met ons op vakantie was. Hij voelde zich erg schuldig tegenover haar. Twee jaar later gingen we weer op vakantie. Linda vond dit wederom niet fijn maar ze had geen keus want de rechter had gesproken: Daniël had recht op vakantie met zijn vader. Bij het afscheid was Linda in tranen en wilde ze Daniël niet loslaten. “Mama gaat jou zo erg missen,” zei ze tegen hem. Vervolgens draaide ze zich om naar mij en zei: “Hij wil helemaal niet met jou op vakantie, hij gaat alleen mee omdat het van jou moet.” Daniël, die dit allemaal aanhoorde, raakte ook overstuur. Niet omdat hij met mij op vakantie ging, maar vanwege het schuldgevoel dat hij had naar zijn moeder. Tijdens de vakantie belde Linda dagelijks. Als we naar het strand waren geweest en Daniël zijn telefoon was vergeten, waren er soms wel veertig gemiste oproepen. Ondanks alles kon Daniel genieten van onze tijd samen. Helaas was het de laatste keer dat hij met ons op vakantie ging want Linda geeft zijn ID-kaart niet meer mee.’ Ouderverstoting Soms leidt de spagaat waarin kinderen zitten na een scheiding tot een regelrechte afwijzing van een van de ouders, meestal de uitwonende vader. Dit fenomeen is door Richard Gardner in 1985 voor het eerst beschreven als een stoornis die zich voordoet bij kinderen van gescheiden ouders: Parental Alienation Syndrome (PAS).38 In het Nederlands wordt de term ‘ouderverstoting’ gebruikt. Kinderen ontwikkelen een onterechte minachtende houding tegenover de uitwonende ouder. Deze houding is een gevolg van de indoctrinatie en manipulatie door de inwonende ouder. Het kind gaat actief meedoen aan de lasterpraat over de uitwonende ouder.

Het spreekt voor zich dat dit negatieve gevolgen heeft, want door je biologische ouder af te wijzen, te ontkennen, ontken je als het ware een deel van jezelf, van je bestaansrecht. Het veroorzaken van ouderverstoting wordt dan ook beschouwd als een vorm van emotionele mishandeling. Kinderen die voortdurend worden blootgesteld aan indoctrinerende technieken (moeten liegen, schuldgevoelens opgedrongen krijgen, emotioneel gechanteerd worden en een gemanipuleerde werkelijkheid voorgeschoteld krijgen) voelen zich vaker dan andere kinderen waardeloos, tekortschietend, onbemind, ongewild, angstig en gestrest. Het ontneemt kinderen de kans op een gezonde ouder-kindrelatie. Ook op de lange termijn heeft ouderverstoting negatieve effecten op de mentale gezondheid en het welbevinden. Kinderen die hieraan zijn blootgesteld kampen in hun volwassen leven vaker met een lage eigenwaarde, depressie, drugs- of alcoholverslaving, echtscheiding, identiteits- en woedeproblemen. Kinderen die lijden aan het syndroom van ouderverstoting worden als volwassene relatief vaak veroorzaker ervan als ze zelf kinderen hebben. Het is belangrijk om in het oog te houden dat ouderverstoting ook voor kan komen als er sprake is van een vorm van fysieke of geestelijke mishandeling door de uitwonende ouder. In dat geval wijst het kind de ouder af omdat het door hem of haar mishandeld wordt. De verstoting heeft dan dus niets met een loyaliteitsconflict te maken.39 Het verhaal van Henry We vervolgen het verhaal van Henry en zijn zoontje Dean, begonnen in het vorige hoofdstuk. Dit verhaal laat zien hoe een loyaliteitsconflict bij het kind dat wordt gevoed door de verzorgende ouder – in dit geval moeder Denise en oma Wilma – leidt tot afwijzing door het kind van de andere ouder. Dean gaat Henry in toenemende mate afwijzen. Henry: ‘Twee weken na het incident van het verstoppen onder het bed vocht Denise de omgangsregeling aan die de rechter een halfjaar eerder had uitgesproken. Opnieuw was de rechter van mening dat ik recht had om tijd met mijn kind door te brengen. Maar opnieuw trok Denise zich niets aan van de uitspraak.

Pas nadat de rechter haar een dwangsom oplegde van 250 euro voor iedere keer dat zij de omgangsregeling niet nakwam, ging het beter. Dat wil zeggen: Denise werkte precies voldoende mee om geen boete te krijgen, maar verder werkte ze tegen waar ze maar kon. Op de vrijdagen dat ik Dean mocht halen kreeg ik onherroepelijk een telefoontje van Denise: “Dean is ziek, dus hij kan niet met je mee.” “Ik kan ook voor hem zorgen als hij ziek is,” zei ik dan, “dus ik haal hem gewoon op.” Als ik aankwam, lag hij in zijn pyjama op de bank: “Je bent ziek, hè Dean? Zeg maar tegen papa dat je niet mee wilt. Dat vindt hij heus niet erg, toch papa?” Op zulke momenten vond ik hem zo zielig, dan wist hij zich geen houding te geven. “Je moet Dean niet meer laten kiezen tussen zijn vader en zijn moeder,” zei ik wel eens tegen haar, maar dat was tevergeefs: “Hij mag toch zelf kiezen of hij wel of niet mee wil? Ik denk tenminste in het belang van Dean. Jij denkt alleen aan jezelf.” Soms maakte ze in het bijzijn van Dean zo’n drama dat ik wegging en hem een andere keer ophaalde, maar meestal nam ik hem mee. Na verloop van tijd ging het wat gemakkelijker, op de nodige pesterijen na. In de weekenden dat Dean bij me was hadden we het leuk samen, en ook met mijn nieuwe vriendin kon hij het goed vinden. Ik verwachtte dat het alleen maar beter kon gaan naarmate Dean ouder werd: hij zou steeds meer begrijpen, steeds meer een eigen mening ontwikkelen en op den duur zelf tegen Denise zeggen dat hij het leuk vond bij mij. De werkelijkheid was helaas minder rooskleurig. Naarmate Dean ouder werd, zag ik dat hij meer en meer gemanipuleerd werd door Denise en haar moeder. Ze maakten dat Dean zich schuldig voelde als hij naar mij toe ging. Soms zwaaide Denise hem met tranen in haar ogen uit als ik hem ophaalde. Dat dit Dean niet in de koude kleren ging zitten bleek uit hoe stil hij het eerste uur vaak was. Pas later op de avond ontspande hij en hadden we het leuk. Toen Dean negen jaar was, kreeg hij van zijn moeder een eigen mobiele telefoon die aan een keycord om zijn nek hing als ik hem kwam halen. Ze belde hem elke dag, en ook na deze telefoongesprekken was hij altijd even stil. Een jaar later werd de simpele Nokia vervangen door een luxe BlackBerry: naast bellen konden ze nu ook met hem pingen en whatsappen. Er kwamen teksten voorbij als: Wij zijn nu in Duinrell, jammer dat jij naar je vader moest, of: Is Henry wel thuis bij jou? Nu ze Dean niet bij me weg

kon houden, zorgde ze ervoor dat hij zich schuldig voelde in de zeldzame weekenden dat hij bij me was. Ook merkte ik dat Dean koste wat kost zijn moeder en oma in bescherming nam. De ene na de andere leugen kwam voorbij: van vaderdagcadeautjes die toevallig kapotgingen, een rapport dat per ongeluk al terug op school was voordat ik het had gezien tot een telefoon die helaas nooit werkte als hij bij Denise was, waardoor ik Dean niet kon bereiken. Ondanks de pesterijen van Denise en haar moeder heb ik nooit negatief over hen gesproken in het bijzijn van Dean. Dat zij hier minder nobel mee omgingen bleek uit de opmerkingen die Dean letterlijk van hen overnam. Ik was trainer van Deans voetbalteam, dat was leuk om te doen en de kinderen waren blij met de training. “Jouw vader kan echt goed training geven, Dean,” hoorde ik ze wel eens zeggen. Dean glom dan van trots, maar als Denise in de buurt was deed hij net of hij deze opmerkingen niet hoorde. Dat deed me pijn, maar omdat ik wist dat hij dat deed om zijn moeder niet te kwetsen kon ik het relativeren. Wat me door merg en been ging was toen een van Deans teamgenootjes op een dag naar me toe kwam: “Henry, Dean zegt dat jij een goede trainer bent, maar een slechte vader.” Volgens hem had Dean dat gezegd toen Denise de jongens zaterdags naar een uitwedstrijd had gereden. Ik voelde de grond onder me wegzakken, dat kon niet waar zijn. Maar waarom zou een negenjarige jongen zoiets verzinnen? Al snel drong tot me door dat ik het wel moest geloven: Dean had dit echt gezegd… Hoe naïef kan een mens zijn? Dat heb ik me vaak afgevraagd. Alle voortekenen waren aanwezig maar toch zag ik het niet aankomen. Vlak voor hij tien werd vertelde Dean me dat hij niet meer bij me wilde slapen. Als een donderslag bij heldere hemel, zomaar, vanuit het niets… Nachtenlang heb ik wakker gelegen: was er iets vervelends gebeurd? Was ik boos op hem geweest? Ik kon niets bedenken. Achteraf begrijp ik dat ik simpelweg niets had kunnen doen om deze situatie te voorkomen. Momenteel zie ik Dean één dag in de twee weken, van tien uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds. Het is een frustrerende, maar tegelijkertijd troostende gedachte dat ik er echt alles aan heb gedaan om zoveel mogelijk met Dean te kunnen beleven. Maar de manipulatieve invloed van Denise en Wilma, die Dean dagelijks vertellen hoe slecht ik ben, is vele malen groter dan de invloed die ik op hem heb. Het is van meet af aan een ongelijk gevecht

geweest, waarvan de uitkomst al van tevoren was bepaald. Maar ik kon dat niet voorzien… Soms doet de waarheid zo veel pijn dat je bang bent dat die je kapot zal maken. Op zulke momenten ontken je die, zelfs al is het overduidelijk. Niet slechts uit naïviteit, maar puur en alleen uit zelfbescherming.’ Scheidingskinderen en ADHD Uit Canadees onderzoek in 2007 onder 5000 kinderen blijkt dat kinderen van gescheiden ouders tweemaal vaker ritalin voorgeschreven krijgen dan kinderen in een intact gezin. De socioloog Lisa Stroschein, die het onderzoek uitvoerde, zegt geen eenduidige verklaring te kunnen geven voor deze correlatie. Ze geeft drie mogelijke oorzaken. Eén: er wordt een verkeerde diagnose gesteld na de scheiding. Twee: kinderen ontwikkelen ADHD door de stress van de scheiding. En drie: ADHD is wellicht genetisch bepaald en komt vaker voor bij ouders wier huwelijk strandt.40 In hoofdstuk twee noemde ik het onderzoek van Crott naar de beeldvorming van jongens in de literatuur de afgelopen eeuw. Daaruit bleek dat jongensgedrag steeds sneller als problematisch en abnormaal wordt beschouwd. Jongens krijgen driemaal vaker dan meisjes de diagnose ADHD. 80 procent van alle kinderen met ernstige ontwikkelingsstoornissen zijn jongens. In een bespreking van Crotts onderzoek zet systeemtherapeut Jolanthe de Tempe een kritische noot bij de wijze waarop psychiatrische diagnoses als ADHD beïnvloed worden door de context. ‘Het blijft nuttig ons steeds bewust te zijn van de historische en maatschappelijke context en veranderlijkheid van ons denken en ons bijvoorbeeld te blijven afvragen in hoeverre het juist is om lastige kinderen ritalin te geven.’ Maar ze plaatst de kanttekening dat ouders, professionals en patiënten vaak als door een wesp gestoken reageren op zo’n stellingname. De problemen zijn er immers wel degelijk, en ouders en patiënten zijn gebaat bij een diagnose en bijbehorende behandeling en steun van professionals. De discussie moet dan ook niet leiden tot een bagatellisering van de problemen. Ouders zouden ondersteund moeten worden en de aanpak van de problemen zou meer gericht moeten zijn op uitbreiding en versterking van het

opvoedingssysteem. ‘It takes a village to raise a child,’ beëindigt ze haar betoog.41 Kinderen hebben baat bij meerdere opvoeders. Niet alleen de eigen ouders, ook andere belangrijke volwassenen, uit meerdere generaties, kunnen een essentiële bijdrage leveren. Daardoor leren kinderen meerdere perspectieven kennen en kunnen ze kiezen uit verschillende strategieën die ze aangereikt krijgen om met stress om te gaan. Vader cruciaal voor welbevinden kind Vaders zijn ook na een scheiding van cruciaal belang voor het welbevinden van kinderen. Een warme band met de vader vergroot het zelfvertrouwen en komt goed sociaal functioneren ten goede. Dit is de belangrijkste conclusie van het promotieonderzoek van pedagoog Esther Hakvoort naar de kwaliteit van relaties in een gezin na scheiding. Als de alleenstaande moeder opvoedstress ervaart, zich alleen voelt en onzeker is over het runnen van het gezin in haar eentje, heeft dat een negatief effect op haar kinderen. Daardoor hebben kinderen die alleen met hun moeder wonen vaak meer problemen dan kinderen die in een stiefgezin of een intact gezin wonen. Maar belangrijker dan de structuur van het gezin zijn de relaties tussen de gezinsleden. Voor jongens is de band met hun vader vooral van belang voor betere sociale competenties. Kinderen die een warme band met de uitwonende vader hebben, hebben vaker een goede relatie met de stiefvader. In een interview zegt Hakvoort: ‘Als je in een gezin opgroeit waarin de ouders een goede relatie met elkaar hebben, dan vloeit dat over naar andere relaties. Wanneer ouders gelukkiger zijn, zijn kinderen gelukkiger. Omgekeerd trekken conflicten tussen ouders een zware wissel op andere relaties in een gezin; ze zijn een belangrijke voorspeller van probleemgedrag bij kinderen. Daarom is het belangrijk dat ouders die scheiden, proberen omwille van hun kinderen hun emoties onder controle te houden. […] Kinderen die een warme band hebben met hun uitwonende vader, hebben meer zelfvertrouwen en functioneren op sociaal gebied beter. Dat is ook belangrijk voor kinderen.’42 Het tijdschrift J/M voor ouders publiceerde in een vaderspecial het artikel ‘Vader: onmisbaar in de opvoeding’. De rol van vaders is van grotere invloed op de ontwikkeling van het kind dan tot nu toe werd aangenomen

en er zijn positieve effecten voor zowel zonen als dochters, aldus het artikel. Er voltrekt zich volgens de auteur een vaderrevolutie in Nederland en dat is pure winst. Want jongens die zonder vader opgroeien vertonen meer machogedrag, lopen vaker weg van huis, gebruiken vaker drugs en roken en drinken meer. Ook hebben ze meer moeite om zich aan regels te houden, presteren minder goed op school en kunnen hun seksuele impulsen minder goed beheersen. Voor meisjes geldt dat het ontbreken van een vader leidt tot slechtere schoolprestaties en minder zelfvertrouwen. Voor meisjes is de vader daarnaast van belang om te leren hoe ze met jongens en mannen om moeten gaan.43 Overige gevolgen Hier volgen nog een paar essentiële gevolgen van het ontbreken van een vader in het leven van zijn kinderen. Ten eerste: volgens de psychoanalyse vervult de vader een belangrijke rol in het voorkomen van de symbiotische eenheid die kan ontstaan tussen moeder en kind. Deze symbiose die als vanzelf groeit blijft bestaan als er geen vader in de buurt is om die te doorbreken. Een symbiose belemmert het kind in de weg naar zelfstandigheid en volwassenheid. Ten tweede: kinderen kunnen zich te verantwoordelijk gaan voelen voor hun alleenstaande moeder. Ze ontwikkelen dan volwassen gedrag om de plaats van de afwezige ouder in te nemen. Ze praten mee over volwassen onderwerpen, en geven volwassen adviezen. Dit fenomeen wordt parentificatie genoemd. Ten derde: een scheiding betekent voor een kind vaak niet alleen dat het zijn vader veel minder ziet, ook verliest het veelal het contact met opa’s, oma’s, ooms, tantes, neefjes en nichtjes van die zijde. De mogelijkheid tot inbedding in een familiesysteem wordt gehalveerd.

7 – Families Veel Nederlanders hebben vorige eeuw afstand genomen van hun familie omdat men vond dat het familiebelang de autonomie en vrijheid van het individu beperkt. In niet-westerse families lijkt het belang van de familie juist voorop te staan. Families zijn belangrijk, ook in de opvoeding van kinderen. Ze helpen je als het moeilijk is en dragen bij aan je levensgeluk. Families hebben veel wijsheid bij zich die je kunt gebruiken op je levenspad. In Nederland lijkt dit besef langzaam terug te komen. Verlies van familiebesef Nederland heeft in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een punt gezet achter families. De knellende banden, de voorgeschreven regels, de opgelegde hiërarchie, de dwingende verwachtingen over je levensloop hebben ertoe geleid dat we de onvoorwaardelijke loyaliteit aan familie hebben afgezworen. We gingen onszelf beschouwen als onafhankelijke individuen die autonome keuzes maken, ongeacht de wensen van onze ouders. Ook wilden we niet langer afhankelijk zijn van zorg van, of gedwongen zijn te zorgen voor familie omdat dat nodig was. Het moest een vrije keuze zijn, niet een opgelegd gegeven. De staat nam in toenemende mate de zorgfunctie over. De opkomst van bejaardentehuizen waar je vader en moeder goed verzorgd konden gaan wonen op hun oude dag is hier een belangrijk voorbeeld van. Het kerngezin vormde – vooral in de steden – steeds meer een afgescheiden eenheid van de grootfamilie. Opa’s, oma’s, ooms en tantes

hoefden zich niet meer te bemoeien met het wel en wee van vader, moeder en kinderen. In het onderzoek van Happinez dat al eerder aan de orde kwam, blijkt dat ouders nog steeds vooral alles zelf willen rooien. Bemoeienis van de omgeving met de opvoeding is taboe. Het kind zelf heeft vaker meer stem in de opvoeding dan de grootouders.44 Familietherapeut Kitlyn Tjin A Djie heeft haar leven gewijd aan een pleidooi voor families. Als een antropoloog onderzocht ze haar eigen Chinees-Surinaamse familie en vergeleek die met westerse families. Zij vindt dat wij Nederlanders met het afstand nemen van familie niet alleen gewonnen hebben aan vrijheid. We hebben ook veel verloren, hoewel we ons hier niet altijd van bewust zijn. Als je je familie buiten beschouwing laat, moet immers alles uit jezelf komen. Bij alle grote en kleine levensvragen, keuzes en moeilijkheden sta je er alleen voor. Dit is een enorme verantwoordelijkheid en een zware belasting. We benutten niet meer de kracht en bescherming die uitgaat van een grootfamilie. Ook laten we de diversiteit aan perspectieven, kennis en wijsheid links liggen die de verschillende familieleden, mannen en vrouwen uit verschillende generaties, te bieden hebben. Als we alleen uitwisselen met onze partner wordt de blik op de werkelijkheid erg beperkt. Mensen zijn sociale wezens, zegt Tjin A Djie, ze willen ergens bij horen, onderdeel van uitmaken. Niemand kan volledig op zichzelf staan. Een familie is bedoeld om je te dragen door het leven. Om je te steunen, voor je te zorgen, je te adviseren, om je te leren om te gaan met verschillende posities, generaties en stemmen. Wie zich terugtrekt in zichzelf of in het kerngezin, is misschien bevrijd van knellende banden, maar tegelijkertijd heb je je basis erg smal gemaakt en de kans om te struikelen vergroot.45 Ik-gerichte en wij-gerichte familiesystemen Om de functies van families zichtbaar te maken zet ik de twee belangrijkste organisatiemodellen van families naast elkaar. Het westerse familiemodel wordt het ik-gerichte familiesysteem genoemd, terwijl de families uit andere samenlevingen een wij-gericht familiesysteem zijn. Dit wij-gerichte systeem heeft overeenkomsten met de wijze waarop Nederlandse families georganiseerd waren vóór de individualisering van de samenleving. De wereld is niet zwart-wit en verandert bovendien van dag tot dag. Niet-

westerse culturen, en ook tweede- en derdegeneratiemigranten in Nederland, nemen steeds meer eigenschappen over van westerse ik-gerichte families. En tegelijkertijd kunnen we in westerse families – vooral op het platteland – nog steeds veel kenmerken van wij-gerichte systemen terugvinden. Ook denken Nederlanders vaak volledig onafhankelijk van familie te zijn, maar blijken de banden bij nader onderzoek toch sterker en invloedrijker dan gedacht. In wij-gerichte familiesystemen gaat het over autoriteit, relationele afhankelijkheid en familiecontinuïteit. Gezagsposities, steunstructuren en rituelen maken dat het voor iedereen helder is hoe je in drie of meer generaties met elkaar omgaat. Als er iets gebeurt, iemand in de problemen komt, er sprake is van ziekte, werkloosheid of overlijden, dan is aan iedereen duidelijk wie welke taak heeft. Wie overlegt met wie, wie neemt de besluiten, wie steunt het slachtoffer, wie vangt de kinderen op, wie neemt de huishouding over. Zowel emotioneel als praktisch is er voorzien in adequate steun. Alle familieleden zijn gericht op het voortbestaan van de familie. Dit wordt door antropologen ook wel familiecontinuïteit genoemd. Iedereen heeft een rol. Er zijn gezagsdragers en steunfiguren. Als kind in een wij-gericht systeem ontleen je je identiteit aan de bijdrage die je aan het grotere geheel levert, niet aan je individuele prestaties. Kinderen worden opgevoed door meerdere verzorgers, mannen en vrouwen, ooms, tantes, opa’s en oma’s. Het kind wordt meegenomen in de activiteiten van volwassenen en krijgt zelf al snel taken in het bijdragen aan de familieorganisatie, zoals zorgen voor jongere kinderen. De verdeling van taken, rollen en posities verschilt per cultuur. Kortom: de individuele familieleden in een wij-gericht systeem – ook kinderen – staan ten dienste van de familie. In het ik-gerichte systeem zijn de kernwaarden: individuele onafhankelijkheid, autonomie, zelfbeschikkingsrecht, zelfvervulling, geluk en privacy. Kinderen worden liefdevol en uiterst zorgvuldig opgevoed. Het kerngezin is de eenheid waarbinnen de opvoeding plaatsvindt en de ouderkindrelatie staat centraal. Daarbij wordt het kind al zo jong mogelijk gestimuleerd om een eigen mening te vormen en zelf beslissingen te nemen. Het kind hoeft zich niet aan te passen aan zijn omgeving, maar de

omgeving wordt aan het kind aangepast. Het gezin staat ten dienste van een optimale ontplooiing van het kind.46 Het verhaal van Kiran Mijn zwager Kiran is de oudste zoon in een Nepalese familie. Zijn verhaal laat zien hoe hij en zijn familie pendelen tussen individuele en collectieve belangen en oude en nieuwe waarden. ‘Ik heb twee jongere zussen en de jongste van het gezin is mijn broer Kisor. Ik woon al jaren in Nederland, maar toch heb ik als oudste zoon veel verantwoordelijkheden, vooral sinds mijn vader er niet meer is. De benjamin – Kisor – is altijd een beetje de ontregelaar geweest, het zwarte schaap. Hij was avontuurlijk, had geen vaste baan, werkte zichzelf regelmatig in de nesten, gedroeg zich onverantwoordelijk en dronk soms te veel. Mijn vader ging op een gegeven moment op reis naar India, op bezoek bij zijn spirituele leraar. Van die reis is hij nooit meer teruggekomen, we hebben hem nooit meer gevonden. In die periode van onzekerheid overleed mijn moeder plotseling. Van de ene op de andere dag kreeg ik de belangrijkste positie in de familie. Dat was lastig, omdat ik in Nederland woonde. Ik was niet op tijd voor de crematie van mijn moeder, die plaatsvond bij een tempel in Kathmandu, en kon daardoor niet als oudste zoon mijn plicht vervullen, namelijk het vuur van de brandstapel aansteken waarop mijn overleden moeder lag. Kisor heeft deze taak toen overgenomen. Traditioneel moet de as na verbranding van het lichaam gelijk door het rivierwater meegenomen worden. Maar ik verzocht om wat achter te houden, zodat ikzelf nog ritueel afscheid kon nemen. Mijn broer en ik hebben samen volgens traditie het dertiendaagse rouwritueel uitgevoerd. Samen verbleven we die dagen in een kamer in het ouderlijk huis, waar Kisor nog steeds woonde. We deden daar de gebeden en offerrituelen zoals in het hindoeïsme gebruikelijk is na een overlijden. Onze zussen en andere familieleden brachten eten en drinken. Het was een belangrijke en verbindende tijd voor ons. Iedereen in de familie maakte zich zorgen om hoe het nu verder moest met Kisor. Ik was nu verantwoordelijk,

maar moest terug naar Nederland. En Kisor, inmiddels 33 jaar, en zijn leven nog steeds niet op de rit, bleef alleen wonen in het huis van de familie. In overleg met belangrijke ooms en tantes heb ik twee belangrijke maatregelen genomen om Kisor te steunen. Het huwelijksarrangement dat al in de voorbereidende fase was, zou versneld worden uitgevoerd. Een huwelijk helpt een man om structuur te krijgen en rustig te worden, volgens de Nepalese opvatting. Als een man aan de drank is of betrokken bij louche praktijken, is een eigen gezin het beste medicijn. Na een huwelijk gaat het meestal beter, weet ik uit ervaring. Dus bracht ik de benodigde bezoeken aan de familie van het betreffende meisje. Het huwelijk mocht echter niet voltrokken worden binnen een jaar na de dood van onze moeder. De tweede maatregel die ik met de familie daarom nam voor mijn vertrek uit Nepal was dat de oudste zus met haar man en kinderen in het ouderlijk huis kwamen wonen. Het bleef een moeilijke tijd met Kisor, en iedereen bleef zich om hem bekommeren. Ik sprak veel met mijn zussen en met ooms en tantes. Ik liet Kisor overkomen naar Nederland, waar hij een maand lang bleef. Ik merkte dat hem iets dwarszat, maar hij sprak zich niet uit. Nu ik als zijn broer het gezag over de familie had gekregen, kon hij bepaalde zaken niet meer met me delen, uit respect, ontzag en schaamte. Daarom besloot ik het over een andere boeg te gooien. Ik zei: “Kisor, ik wil dat je tegen me praat. Niet als je oudste broer, maar alsof ik je vriend ben.” Toen kreeg Kisor de ruimte en het vertrouwen om zijn verhaal te doen. Hij vertelde dat hij verliefd was geworden op een vrouw en dat hij graag met haar wilde trouwen in plaats van met het andere meisje. Ik vond dat ik dit serieus moest nemen en ging opnieuw in gesprek met belangrijke familieleden voor advies en overleg en nam een rigoureus besluit. Het geplande huwelijk zou worden afgeblazen. Gelukkig waren bepaalde rituelen rond de voorbereidingen van het huwelijk nog niet uitgevoerd, waardoor er geen gezichtsverlies voor de betrokken families was. Zodoende trouwde Kisor een jaar na de dood van onze moeder met de vrouw van wie hij al langer hield. Samen betrokken ze het ouderlijk huis en kregen daar een baby. Kisor nam de verantwoordelijkheid voor zijn gezin en kreeg een vaste baan. We konden als familie wat meer afstand nemen. Het gaat nu goed met ze, dus ik haal opgelucht adem.’

Kiran kreeg als oudste zoon automatisch de rol van de vader in het gezin. Het is niet altijd gemakkelijk om een gezagsdrager in een familie te zijn als je elders op de wereld woont. Zijn verhaal laat goed zien wat voor impact migratie kan hebben op de organisatie van families. Opvoeden in Nederland Kinderen in wij-gerichte systemen hebben dus meer een functionele waarde en kinderen in ik-gerichte systemen hebben meer een psychologische waarde voor de ouders. In Nederlandse gezinnen zijn kinderen daarbij vooral afhankelijk van die ene moeder en die ene vader. Veel Nederlandse moeders blijven thuis om voor de kinderen te zorgen. Dit heeft geleid tot de opvatting dat het welzijn van het kind is gerelateerd aan de kwaliteiten van de moeder, de keerzijde van de medaille van het moederschapsideaal. Moeders gaan gebukt onder de last die ze dragen. En tegelijkertijd geloven ze er heilig in dat ze die last ook als enige kunnen dragen. ‘Het ultieme taboe, de slechte moeder’, luidt de titel van een artikel van Marja Pruis in De Groene Amsterdammer op 26 januari 2012. ‘De moeder die niet in staat is tot onvoorwaardelijke, zichzelf wegcijferende en alles opofferende moederliefde is nog steeds een taboe. Vrouwen moeten niet zeuren, is de heersende opvatting. Gewoon kinderen krijgen en doorwerken.’ Het artikel beschrijft aan de hand van filmbeelden en literatuur het juk van moeders met de zware verantwoordelijkheid goede burgers af te leveren en de bijna onmogelijke opgaaf om deze taak goed te volbrengen. ‘Moeder worden is evenzeer je schikken in je lot als het volgen van je bestemming. Dat de meeste vrouwen dit pad met grote vanzelfsprekendheid lijken af te lopen, doet niets af aan de ontzagwekkendheid ervan.’ En als je het niet redt, als je kinderen ontsporen, als je ze niet aan kunt, ze geen liefde kunt geven, uit huis zet, dan ben je een ontaarde moeder. Pruis beschrijft in het artikel onder meer de invloed van de moeder op haar zoon in het boek en de film We need to talk about Kevin, waarin de vijftienjarige Kevin zeven klasgenoten om het leven brengt. ‘“Goed gedaan,” zeggen mensen als je kinderen zich staande weten te houden in de wereld en weten wat links en wat rechts is en je aankijken als ze je een hand geven. Maar valt het moeder ook aan te rekenen als haar

zoon zijn klasgenoten één voor één met genadeloze precisie omlegt? Heeft de moeder van Joran van der Sloot nog een leven, of wordt ze net als de moeder van Kevin op straat keihard in het gezicht geslagen?’ Met deze vragen sluit Pruis het artikel af, daarbij in het midden latend of het inderdaad moeders is aan te rekenen welk pad hun kinderen bewandelen. Al in 2005 schreef Xandra Schutte over het dolgedraaide moederschap in Nederland. Een citaat uit het artikel getiteld ‘Moeder bepaalt je succes’: ‘[…] de maatschappelijke onzekerheid die over opvoeden bestaat tast wel het zelfvertrouwen van moeders aan. Het maakbare kind wordt vooral als een kwetsbaar kind gezien, dat uiterst gevoelig is voor de gevolgen van ouderlijke incompetentie. Het gevolg is dat moeders tegenwoordig zelfs vertwijfeld raken over zoiets doodgewoons als huilen.’47 De verantwoordelijkheid die tegenwoordig wordt toegeschreven aan moederschap heeft ongekende proporties aangenomen en is tegelijkertijd onnatuurlijk, vindt Tjin A Djie. Vroeger was er een brede verdeling van zorg en opvoedtaken, niet alleen tussen ouders in het kerngezin, maar ook in de grootfamilie werden de kinderen opgevangen. Het is niet alleen uitermate zwaar voor moeders, ook voor kinderen heeft het hebben van één enkele opvoeder beperkingen. Als kinderen meerdere opvoeders hebben, leren ze zich te handhaven in verschillende situaties en om te gaan met verschillende posities. Je gunt moeders dat ze samen met vaders opvoeden zodat ze die grote verantwoordelijkheid kunnen delen. Je gunt ouders dat ze het samen met familie kunnen doen, opdat ze er niet alleen voor staan. En je gunt kinderen meer dan één of twee opvoeders, zodat ze met meerdere perspectieven, opvattingen en generaties groot worden.48 Familierelaties in Nederland anno nu In niet-westerse culturen is de aanwezigheid van meerdere opvoeders de norm. Dit wordt positief gewaardeerd en men vindt verschillen tussen opvoeders niet erg. Kinderen weten dat iedereen anders is en een andere taak heeft. De een is streng en de ander mild, de een kan goed met je praten, de ander is een doener. Bij een oom kun je terecht voor advies als het gaat om werk en opleiding en bij een tante kun je met je liefdesperikelen aankloppen. Vaders en moeders hoeven niet alles te weten of te kunnen. Er

is een verdeling van rollen en posities tussen familieleden in verschillende generaties. Door de afwijzing van deze vorm van familieorganisatie en een verschuiving naar het kerngezin, is er in Nederland jarenlang geen onderzoek gedaan naar bredere familiebanden. Pas sinds 2002 loopt er weer een grootscheeps onderzoek, de Netherlands Kinship Panel Study. Uit dit onderzoek blijkt dat familie een grotere impact heeft dan we onszelf voorhouden. Bovendien levert het onderzoek verrassende deelresultaten op, bijvoorbeeld dat allochtone jonge moeders minder bezwaar hebben tegen werken dan autochtone moeders. Uit het deelonderzoek ‘Familiebanden in levensloopperspectief’ blijkt dat familierelaties een belangrijke factor voor de mate van welbevinden zijn. Daarbij gaat het om de relatie tussen ouders en kinderen. In de jonge levensjaren van kinderen zijn het de ouders die praktisch en emotioneel steunend zijn. Naarmate de kinderen ouder worden, met name als ze de veertig zijn gepasseerd, draaien de rollen om en worden de kinderen de sterkere en wijzere partner in de ouder-kindrelatie. De kwaliteit van de relatie wordt gedurende de levensloop iets slechter terwijl de kwaliteit van de relatie tevens een sterke en belangrijke voorspeller van levensgeluk blijkt te zijn. ‘Goede familiebanden zijn niet vanzelfsprekend maar wel cruciaal voor welbevinden en levensvreugde. Daarom verdient het thema ouder-kind- en familierelaties niet alleen in de jeugd, maar gedurende de hele levensloop een plek in de publieke, politieke en beleidsdiscussie.’ Met deze woorden besluiten de onderzoekers hun betoog.49 Ik geef nog enkele conclusies uit diverse deelonderzoeken: Van alle ouder-kindrelaties onder volwassenen ontmoet meer dan de helft elkaar wekelijks en 30 procent maandelijks. Echtscheidingen zijn slecht voor de ouder-kindcontacten. Bijna een kwart van de gescheiden vaders met een nieuwe partner ziet zijn kinderen niet meer. De cohesie in de familie heeft niet geleden onder de individualisering. Dat is de conclusie op basis van de populariteit van familiebijeenkomsten als reünies en kerst. Over het algemeen zijn Nederlanders tevreden over de familiebanden. De helft van alle ouders en kinderen helpt elkaar met klusjes. ‘Voor wat hoort wat’ speelt geen rol als het gaat om familie, de steun is onvoorwaardelijk. Meer dan de helft van alle grootouders springt bij in de

opvang van de kleinkinderen. Broers en zussen helpen elkaar minder dan ouders en grootouders.50 Volgens Pearl Dijkstra, een van de hoogleraars aan het roer van dit onderzoek, blijven families oorspronkelijke functies vervullen. Ondanks de forse veranderingen in de familierelaties – van gezag naar meer egalitaire verhoudingen – hebben familieleden nog altijd een grote bereidheid om elkaar te helpen. Ze zetten zich voor elkaar in en komen voor elkaar op. Ouders zijn meer tijd gaan besteden aan de zorg voor kinderen. Verder is je afkomst een belangrijke voorspeller van je toekomst, zowel in positieve als in negatieve zin. De sociale klasse waar je uit voortkomt, bepaalt voor een belangrijk deel hoe ver je het schopt in de maatschappij. En tot slot: families vormen een belangrijk bindmiddel voor sociale integratie in de samenleving. Daarbij merkt Dijkstra op dat er een groeiend aantal mensen is zonder familieverbintenissen, zoals ouderen en gescheiden mannen.51 Bloedverwantschap We mogen dan als westerse samenleving vinden dat families niet meer bepalend horen te zijn bij de keuzes die we maken in het leven, toch is er kennelijk sprake van een verbinding met je biologische oorsprong die niet weg te poetsen valt. De Hongaarse psychiater Nagy ontwikkelde een contextuele benadering als behandelmethode voor gezins- en relatietherapie. Met context wordt bedoeld: de dynamische verbondenheid van de persoon met zijn significante relaties in verschillende generaties. Een centrale regulerende kracht van menselijke systemen is volgens Nagy loyaliteit, en de grond van loyaliteit in families is bloedverwantschap. Als kind krijg je doordat je het leven hebt gekregen van je ouders automatisch een ethische plicht ten opzichte van hen en tegelijkertijd ontstaat het verlangen om deze plicht te vervullen. Het is het erfgoed dat overgedragen wordt door de generaties. De verticale relaties – de bloedverwantschappen – gaan altijd vóór de horizontale relaties – de nieuw verworven relaties – zoals partners en stiefouders. Deze relationele ethiek is volgens Nagy een

absolute, fundamentele menselijke realiteit die de interacties in de familie stuurt.52 Kitlyn Tjin A Djie spreekt over familiecontinuïteit: de opdracht van families om voort te bestaan en om de opvattingen, normen en waarden van generatie op generatie over te dragen. Denk aan de heilige huisjes in je familie waar niet aan getornd mag worden. De tegelwijsheden die je bij je draagt. Datgene waar de zwarte schapen, de ontregelaars in de familie, tegenaan schoppen. En soms komt het inderdaad tot een breuk met je familie, als je bijvoorbeeld een andere opvatting hebt over religie, opvoeding of politiek. Maar meestal zijn breuken in de familie tijdelijk, omdat de loyaliteit die ontstaat door bloedverwantschap zo sterk is dat alles op alles gezet wordt om de verbinding te behouden. Zo ontstaat weer vernieuwing in de familie, andere opvattingen krijgen de ruimte zodat de relaties kunnen worden voortgezet. Tjin A Djie: ‘Je blijft toch altijd een loot aan die stam. In je genen en in de historie ben je verbonden met je voorgeslacht. Het leidt tot identiteitsverlies als je losgerukt wordt van je basis. Want hoezeer je ook afwijkt, energetisch ben je verbonden door geboorte in die groep. De prints zitten in je genen.’53 De afwezigheid van biologische ouders, moeders én vaders, om welke reden dan ook, heeft altijd een impact op de identiteitsontwikkeling van het kind. Meestal ontstaat vroeger of later een verlangen bij kinderen naar het leren kennen van de biologische ouders en zijn of haar geschiedenis. Verlangen naar de oorsprong Niet alleen de biologische oorsprong, ook de culturele wortels lijken te worden overgedragen in de genen. Mijn oom en tante gingen in 1989 met mijn toen veertienjarige nichtje Nètâl naar het kindertehuis in Korea, waar ze haar als vijf maanden oude baby hadden geadopteerd. Ook Albert en Emmy, haar Nederlandse adoptiebroer en -zus, gingen mee. Een bewaard krantenartikeltje naar aanleiding van die reis spreekt boekdelen. ‘Een kind heeft recht om te weten waar het vandaan komt, waar de voeten hebben gestaan,’ vindt mijn oom. Nètâl ontdekte op die reis dat ze niet te vondeling was gelegd, zoals ze altijd hadden gedacht. ‘Gek, dat vond ik toch een opluchting. Om te weten dat ik niet ben gedumpt,’ vertelt

ze de verslaggever. Later ging ze nog een keer, alleen met mijn oom. Haar moeder bleek al te zijn overleden, die heeft ze nooit ontmoet. Toch zijn de reizen heel belangrijk geweest. ‘Het was alsof een stukje van Nètâl opnieuw werd geboren,’ zegt mijn tante. ‘Ze is sinds die tijd zelfverzekerder en heeft meer gevoel voor eigenwaarde.’54 Ook een buurmeisje uit mijn jeugd, Babette, ging twee keer terug naar haar geboorteland Brazilië. Beide keren voelde het voor haar als thuiskomen. Want ondanks haar Nederlandse ouders en opvoeding voelt ze zich een Braziliaanse. ‘Als er muziek gedraaid wordt, begrijp ik bijvoorbeeld niet dat Nederlanders gewoon stil kunnen blijven zitten. Ik vind dansen heerlijk.’ De twee reizen zijn genoeg geweest voor Babette. Ze heeft geen behoefte meer om terug te gaan, ze is hier gelukkig met haar gezin en haar Nederlandse familie.55 Het pad van Babettes jongere adoptiebroer Sjoerd Jan, eveneens uit Brazilië, verliep een stuk hobbeliger. Ook hij ging twee keer terug tijdens de puberteit. Zijn moeder: ‘De adoptieorganisatie had geadviseerd niet al tijdens de puberteit naar het geboorteland te gaan, tenzij er therapeutische redenen zouden zijn. Omdat het niet goed ging met Sjoerd Jan zijn we wel gegaan. Hij was toen bijna zestien. In Brazilië was hij helemaal thuis, hij voelde zich heerlijk daar. Dat was fijn om te zien. Net als Babette is Sjoerd Jan te vondeling gelegd. Babette op een bank bij de kinderrechter en Sjoerd Jan op de stoep van het kindertehuis. Het was onmogelijk om hun biologische ouders te traceren.’ Met Sjoerd Jan ging het na de eerste reis een halfjaar goed, maar hij kreeg na enige tijd steeds meer identiteitsklachten en ontwikkelde bijbehorend probleemgedrag. Na de tweede reis, toen definitief duidelijk werd dat zijn afkomst niet te achterhalen was, ging het nog moeilijker. Met vallen en opstaan is hij als volwassene in rustiger vaarwater gekomen en heeft ook hij rust gevonden in zijn gezin. De klachten zoals van Sjoerd Jan kunnen gedeeltelijk onder de noemer ‘afstammingsonrust’56 worden geschaard. Afstammingsonrust ontstaat bij kinderen die weinig of niets weten over hun eigen oorsprong, zoals pleegkinderen, adoptiekinderen en kinderen van een onbekende donor. Wat daarnaast ook speelt bij adoptie, maar meestal over het hoofd wordt gezien, is dat het altijd gepaard gaat met een uithuisplaatsing en vaak met een interlandelijke migratie. Bovendien is er in het leven van de biologische

ouders aanleiding om het kind af te staan en adoptieouders hebben vaak verdriet over ongewenste kinderloosheid. Al deze trauma’s kunnen gedragen worden door het kind, ook al is het al op jonge leeftijd afgesneden van zijn roots.57 Grootouders Als een kind wordt afgesneden van zijn vader, wordt het afgesneden van een hele familie. Vooral opa’s en oma’s maar ook ooms en tantes dragen dit als een groot verdriet bij zich. Cornelie van Well schreef hierover het boek Kleinkind onbereikbaar, met schrijnende verhalen over verbroken relaties tussen grootouders, ouders en kleinkinderen. Ze belandde zelf in de situatie dat ze door de scheiding van haar zoon geen contact meer mocht hebben met haar kleindochter. Naar schatting overkomt dit een paar duizend grootouders per jaar. Een vergeten groep volgens Van Well: ‘Ze vallen in een diep gat en weten vanuit machteloosheid niet hoe te handelen. Ze wringen zich in allerlei bochten om maar een glimp van hun kleinkind op te vangen, ze zoeken foto’s op Hyves, sturen cadeautjes en brieven in de hoop dat die terechtkomen bij hun oogappels.’ Familietherapeut Else-Marie van den Eerenbeemt komt aan het woord in het boek. Dat het contact verdwijnt ligt zeker niet altijd aan de exschoondochter, zegt ze, ook de grootouders zelf willen haar vaak niet meer zien. Ze adviseert grootouders dan ook om in het belang van je kleinkinderen in te zetten op een goede relatie met je ex-schoondochter. Want juist in de moeilijke periode na een scheiding zijn grootouders belangrijk. ‘Zij kunnen een stabiele factor vormen voor de kleinkinderen en hun een veilige plaats bieden. Deze rol van de grootouders is niet te overschatten.’58 Ook familietherapeut Kitlyn Tjin A Djie onderschrijft het belang van grootouders. Volgens haar maakt de wat grotere afstand tussen opa’s, oma’s en hun kleinkinderen het gemakkelijker om over pijnlijke kwesties, familiegeheimen en trauma’s uit het verleden te praten. Je ziet vaak dat kleinkinderen vragen gaan stellen over bijvoorbeeld de oorlog, terwijl de kinderen altijd hebben gevoeld dat dat onderwerp te pijnlijk was. De relatie

tussen grootouders en kleinkinderen brengt lucht in de familie, waardoor er veranderingen kunnen komen. Grootouders kunnen een belangrijke rol vervullen in het leven van hun kleinkinderen. Ze hebben een relatie die duidelijk anders, luchtiger en eenvoudiger is dan tussen ouders en kinderen. Toch bieden ze net zo veel veiligheid en warmte. Kinderen leren over vroeger en doen ervaring op in het omgaan met andere opvattingen en realiteiten dan die in hun eigen kleine wereldje van het gezin. Familiekracht benutten Er is een toenemende belangstelling voor families merkbaar in de samenleving. Dat blijkt niet alleen uit het hierboven genoemde familieonderzoek, maar ook uit de populariteit van familiegeschiedenissen in boekvorm, en de opkomst van legio televisieprogramma’s met aandacht voor DNA-onderzoek, stambomen, familiegeschiedenissen, uit het oog verloren verwanten en familiegeheimen. Families zijn belangrijk, helpen je als het moeilijk is en dragen bij aan je levensgeluk. Families hebben veel wijsheid bij zich die je kunt gebruiken op je levenspad. Erkenning van de impact van familie maakt dat je niet meer als individu alles alleen moet kunnen en weten, maar dat je de kracht ervan kunt inzetten in je eigen leven en dat van je kinderen. Naast het besef van het belang van vaderschap zou er ook een besef moeten zijn van de waarde die zijn familie heeft voor het kind.

8 – Van generatie op generatie Geschiedenissen van families herhalen zich en van generatie op generatie worden patronen overgedragen. Zo zie je vaak dat afwezige vaders zelf een vader hadden die er niet was. En moeders die er alleen voor staan, groeiden zelf vaak op bij een alleenstaande moeder. Ook trauma’s worden intergenerationeel overgedragen. Kinderen en kleinkinderen kunnen probleemgedrag ontwikkelen als ouders of grootouders moeilijke dingen hebben meegemaakt. Wat draag je bij je van je voorouders? De Vietnamese boeddhistische monnik en vredesactivist Thich Nhat Hanh beantwoordde tijdens een bijeenkomst in Nederland vragen van kinderen. Een van de vragen was: waarom heb ik soms een enge droom? Thich Nhat Hanh gaf verschillende redenen, zoals te veel en te zoet eten, overdag te veel emoties als boosheid en angst ervaren door gewelddadige spelletjes te doen en naar de televisie te kijken. ‘En,’ zei hij, ‘soms hebben onze ouders of voorouders oorlogen, honger, of rampen meegemaakt. Zij hebben dit lijden aan ons doorgegeven en daardoor kunnen we nachtmerries krijgen.’ De oorsprong van trauma’s, problemen en klachten in families zijn vaak te herleiden naar eerdere generaties. Het Trimbos Instituut deed een literatuurstudie naar verhoogde risicogroepen onder kinderen van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen. De conclusie luidt dat van de groep kinderen onder de 22 jaar die te maken heeft met ouders met psychische problemen, ongeveer tweederde psychische klachten ontwikkelt. Dat zijn in Nederland bijna een miljoen kinderen. De diagnose van ouders

kan een andere zijn dan die van de kinderen. Zo kan een vader met een depressie een kind hebben met een angststoornis.59 Er is altijd een wisselwerking tussen familieleden en tussen generaties in een familie. De invloed van eerdere generaties, hun cultuur en historie, op je huidige leven is vaak groter dan je denkt. In de Afro-Surinaamse wintireligie worden daarom altijd de familie en de voorouders betrokken als er rituelen worden uitgevoerd om problemen op te lossen. Door bepaalde rituelen uit te voeren komt de familie tot verzoening en wordt de balans hersteld. In haar boek The Ancestor Syndrome spreekt de Franse psychotherapeut Anne Ancelin Schutzenberger over bewuste en onbewuste overdracht. De bewuste overdracht zijn de uitwisselingen, gedachten, gesprekken tussen ouders, grootouders en kinderen. Deze krijgen hun beslag in vaardigheden, manieren van opvoeden, gewoonten. ‘Zo doen wij het altijd.’ De onbewuste overdracht gaat over de thema’s waar nooit over gesproken wordt, zoals de geheimen en de taboeonderwerpen. Het is uitgebannen uit je gedachten en soms zelfs ‘ondenkbaar’. Maar het is wel van generatie op generatie doorgegeven. Hierdoor ontstaan volgens haar trauma’s, ziektes, somatische en psychosomatische klachten.60 Vaak is probleemgedrag van kinderen geworteld in traumatische ervaringen en beladen geschiedenissen van ouders of grootouders. Een voorbeeld is de Nederlandse jongen die op 9 april 2011 in Alphen aan den Rijn zes mensen en vervolgens zichzelf doodschoot. De dader bleek psychiatrisch patiënt te zijn, al enkele jaren in behandeling bij de GGZ. In een achtergrondartikel in de Volkskrant werd aangestipt dat zijn grootvader tijdens de Tweede Wereldoorlog lid was van de antisemitische en fascistische NSB. Hij was in die hoedanigheid burgemeester van Hennaarderadeel en later Franeker.61 Er zou een verband kunnen zijn tussen de daad van de jongen en de zwaarbeladen familiegeschiedenis.62 Het verhaal van Co van As De familiegeschiedenis van Co laat zien hoe patronen in generaties zich onbewust lijken te herhalen.

‘Toen ik tien jaar was overleed mijn moeder. We stonden om haar bed. Ik lette scherp op de reactie van mijn vader op haar sterven. Pa zonk neer in een stoel en gaf een droge snik. Kort daarvoor had ons moeder nog tegen hem gezegd: “Voor jou vind ik het ’t ergste, de kinderen hebben hun eigen leven nog.” ’s Middags moest ik weer naar school. Ik ben de vijfde zoon in een Brabants gezin met acht kinderen. De oudste en de jongste zijn meisjes. Ik ben de oudste van een tweeling. We hadden het arm thuis, iedere stuiver moest omgedraaid worden. Pa werkte in de bouw en de textiel en onderhield de moestuin van een boer in ruil voor de helft van de opbrengst. Mijn moeder kwam uit een rietstekersgeslacht uit de Biesbosch. De was werd bij ons in het begin nog gedaan met een washout in kokend sop in de wasketel. Het was een zeer primitieve huishouding, ook voor die tijd. Als ik nu op reis ben in Cambodja, doet de leefstijl in de dorpen daar me aan mijn eigen jeugd denken. Het vervult me met weemoed en tegelijkertijd voel ik me in die omgeving gelukkig omdat het zo vertrouwd is. Het herinnert me aan mijn jeugd. En mijn jeugd was in mijn beleving voorbij toen mijn moeder stierf. Mijn moeder was oprecht katholiek en ze was niet bang om te sterven, ze zou naar de hemel gaan. Maar mijn vader had niets met het geloof. Toen mijn moeder nog leefde, was hij de strenge vader en zorgde mijn moeder voor de warmte en gezelligheid in het gezin. Na haar dood was hij vader en moeder tegelijk. Ik ben trots op hem, hij heeft zijn kinderen voor alles laten gaan. Toen ik eens aan hem vroeg waarom hij nooit hertrouwd was zei hij: “Dat heb ik voor jullie gedaan.” Dat offer moet voor hem enorm geweest zijn, het ontroert me. Jan, mijn oudste broer, was de deur al uit, die studeerde met een beurs in Wageningen. Tegen hem keek ik enorm op. Ook had ik jaloezie voor de bewondering die hij kreeg van mijn moeder toen ze nog leefde. Ze stuurde hem wekelijks briefjes, ik hunkerde naar zulke aandacht van haar. Of misschien kwam dat hunkeren na haar dood. Mijn oudste zus Nel zorgde goed voor ons maar trouwde een jaar na moeders overlijden. Met haar vertrek verdween opnieuw een bindende factor in het gezin. We werden geholpen door buren, er was gezinshulp en een nicht trok bij ons in om voor ons te zorgen. De bewijsdrang en competitie tussen de kinderen onderling werd groter. We deelden ons verdriet niet, er werd met geen woord over gesproken. Wel

streden we om de aandacht van onze vader. Het was eind jaren zestig en dat was ook voelbaar in het gezin: puberteit, opstandigheid, generatieconflicten en vrijheidsdrang. Op mijn vijftiende was ik min of meer onhandelbaar geworden zoals dat heet en zocht ik een pleeggezin. Doordat de spil van het gezin, de verbindende factor er niet meer was, vlogen alle kinderen relatief vroeg uit. “Maak jezelf en een ander niet beschaamd,” dat was de boodschap die pa ons meegaf voor het leven. We deden het bijna allemaal goed op school en de pastoor had destijds tegen mijn moeder gezegd dat we door moesten leren als dat mogelijk was. Dit leidde tot discussies tussen mijn ouders. Pa wilde dat we na verplicht onderwijs “de fabriek in” of “de bouw op” gingen. Maar moeder won en Jan ging dus als eerste studeren. Uiteindelijk hebben een paar kinderen een bul gehaald. En de meesten van ons hebben het ver geschopt qua carrière. Achteraf was pa er trots op, hij gaf publiekelijk toe dat hij blij was dat ma de strijd had gewonnen. Ondanks de economische groei bleef hij trouw aan zijn spartaanse leven: “Wie zijn bezit vermeerdert, vermeerdert zijn zorgen,” zei hij altijd. De ontzuiling in die tijd sprak hem wel aan: hij kon nu eindelijk lucht geven aan zijn wantrouwen ten opzichte van de kerk. Hij vond kennis van de wereld belangrijk, hij was een autodidact. Een talent voor vriendschap had hij niet. Zo kon hij hartje zomer om vier uur ’s middags tegen ongelegen visite zeggen: “Zeg, moeten jullie niet eens gaan? Het wordt al donker.” Een familielid omschreef het eens als volgt: “Een Van As kom je niet na, je komt niet bij ze binnen, er is kou om het hart.” Dat ging natuurlijk niet op voor de eigen familie, maar het eigenzinnige herken ik, ook in mezelf. In 2004 is onze pa overleden. Zelf werd ik succesvol als muziekproducent. Ik trouwde, kreeg een zoon, Theo, en twee dochters, Ellen en Robyn, en ging vervolgens scheiden. Nu zorg ik in het weekend voor mijn kinderen. Mijn zoon, de middelste, is altijd een gevoelig kind geweest. Toen hij tien was – twee jaar voor de scheiding – kreeg hij het steeds moeilijker. Het was voor hem vreselijk dat we uit elkaar gingen. “Papa, zeg dat het niet waar is,” zei hij doodongelukkig. De scheiding was een drama voor de kinderen. En ook de dood van de vader van mijn ex-vrouw, twee jaar later, was een grote klap. Vooral Theo was dol op zijn opa. En Theo had op zijn beurt als enige

kleinzoon in die familie een bijzondere plek in zijn hart. Ze hadden een bijzondere band, die twee. Ook ik was tijdens mijn huwelijk heel erg op mijn schoonvader gesteld, maar zag hem pas weer na zijn sterven, toen hij opgebaard lag. Ik kon mijn verdriet over zijn dood niet verbergen voor mijn ex-vrouw toen we daar samen bij zijn lichaam stonden. En mijn Indische schoonmoeder was altijd als een moeder voor me geweest, maar na de scheiding – die ik niet had gewild maar wel had veroorzaakt – werd ook het contact met haar abrupt afgesneden. Met Theo is het sinds de dood van zijn opa alleen maar moeilijker geworden. Hij is nu vijftien, waarschijnlijk depressief, min of meer onhandelbaar, en hij sluit zich af voor de wereld. Ellen en Robyn hebben last van de negatieve sfeer in het gezin. Er is weinig verbondenheid onderling. Steeds meer ontwaar ik een patroon in de generaties, de geschiedenis herhaalt zich. Mijn vader was niet goed in vriendschappen. Theo is een outsider. Zijn vaderloze migrantenvrienden zijn dat ook. Ik ben zelf altijd een outsider geweest. En mijn vriendenkring bestaat ook uit personen die op het randje van de maatschappij leven. Mijn kinderen lijken net als mijn broers en ik onderling strijd te voeren om de aandacht van hun vader, de liefde van mij. Ik bespeur eenzelfde competitieve verhouding. Theo heeft nu dezelfde leeftijd als ik had toen ik door omstandigheden in een pleeggezin terechtkwam. Het is nog maar de vraag hoe lang hij nog thuis kan blijven wonen. Net als vroeger bij ons thuis wordt tussen mij en de kinderen niet gesproken over verlies en verdriet. Ik heb met mijn kinderen nooit gesproken over het grote verdriet dat ik heb gehad en nog steeds bij me draag over het verlies van mijn moeder, op zo jonge leeftijd. Materieel gezien heb ik alles bereikt in het leven, maar tegelijkertijd heb ik een hoop zorgen – als kind en als vader. (Die wijsheid van mijn vader is bewaarheid geworden.)’ Levensfaseovergangen en gestapeld verlies Ieder mens kent faseovergangen in zijn leven, zoals de adolescentie, het veranderen van baan, het krijgen van kinderen, een scheiding of ziekte. Ook

families kennen in het verlengde hiervan faseovergangen, zoals bij migratie, geboorte en dood. Sommige faseovergangen kies je bewust en weloverwogen, zoals het beginnen aan een gezin of het veranderen van baan of woonplaats. Andere overkomen je, zoals oorlog, natuurrampen, geweld, ziekte en dood. Een faseovergang in een mensenleven of gemeenschap voltrekt zich altijd volgens een bepaald patroon. Een bekend antropologisch concept dat het proces van een faseovergang beschrijft is de rite de passage. De eerste stap in een faseovergang is het afscheid, het besef van iets verloren te hebben, iets los te moeten laten. Als je gaat trouwen, neem je afscheid van je vrijgezellenbestaan, als je een kind krijgt neem je afscheid van je kinderloosheid. De tweede stap brengt je in de liminele ruimte. Limen betekent drempel. Je staat op de drempel van iets nieuws, maar je bent er nog niet. Je hebt het besef van verlies maar nog niet het besef van iets nieuws, waarmee je vorm kunt geven aan de nieuwe stap. De laatste stap is dan de reïntegratie, er komt weer rust en veiligheid, de overgang is afgesloten. In veel culturen gaan bepaalde faseovergangen gepaard met rituelen, zoals bij geboorte, volwassenwording, huwelijk en sterven.63 De traumatische effecten van ingrijpende faseovergangen zoals geweld, oorlog, maar ook emigratie en vlucht komen vaak weer aan de oppervlakte als er sprake is van een nieuwe faseovergang in je leven. Zo beschreef ik hoe adoptiekinderen de geschiedenis van de adoptie en ook het verdrietige verhaal van hun biologische ouders bij zich kunnen dragen. Vaak komt dat trauma tijdens de adolescentie, de faseovergang van jeugd naar volwassenheid, naar voren en leidt dan tot identiteitsklachten en probleemgedrag. Een ander voorbeeld zie je bij vluchtelingen die psychiatrische klachten ontwikkelen en in de GGZ belanden. Vaak is dit een gevolg van kwetsuren die zich laag op laag opstapelen. Dit fenomeen noemt antropoloog Dirck van Bekkum gestapeld verlies. Oude pijn komt naar boven in moeilijke tijden.64 De Anjerkinderen De Anjerkinderen zijn kinderen van oorlogsveteranen die steun bij elkaar zoeken en ervaringen uitwisselen. Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op een jeugddag voor kinderen van veteranen. In een artikel in Trouw vertellen

de kinderen hoe hun vaders niet over hun ervaringen kunnen praten en hoe hun gedrag totaal veranderd is sinds de missie. Ze werpen zich plat op de grond als ze ergens van schrikken, lijden aan stemmingswisselingen, controleren dwangmatig gaskranen en sloten, hebben een obsessie met vuur, krijgen hevige driftbuien, raken verslaafd of worden soms opgenomen. De kinderen ontdekten bij die eerste bijeenkomst dat veel van de kenmerken van de posttraumatische stressstoornis (PTSS) waar hun vaders onder lijden, ook op henzelf van toepassing was. ‘Ik heb zelf ook last van driftaanvallen en ik slaap slecht,’ zegt Marijke, wier vader in Libanon heeft gezeten. Ook Iris’ vader heeft een missie in Libanon gedaan. Iris: ‘Na een ruzie thuis kan ik zo agressief zijn. Wie op school, goed bedoeld, vraagt wat er met me is, krijgt alles over zich heen. Ik heb daar zelfs met tafels en stoelen gegooid. Die drift zit in mij, ik denk omdat ik dat bij mijn vader heb gezien. […] Mijn vader heeft een vriend zien sterven en veel mensen zien doodgaan terwijl ze het van angst in hun broek deden. Ik heb vaak nachtmerries over mijn vader gehad, over oorlog met veel wapens en geweld.’ Sharon, wier vader eveneens in Libanon was, vertelt dat als je het gezin sterk maakt, je de veteraan helpt. Daarom zouden de Anjerkinderen financiële steun willen van de overheid. ‘We proberen het doorgeven van trauma’s naar de volgende generatie te stoppen. Het is zwaar, maar het maakt ons rijker.’65 De Anjerkinderen zeggen op hun website dat ze, net als hun vaders, een rouwproces doormaken en dat ze op hetzelfde punt zitten in de verwerking als hun vader. In termen van de rite de passage kun je zeggen dat de vaders in de liminele ruimte blijven steken, en hun kinderen met hen. Disfunctionele familiepatronen overdragen Niet alleen effecten van traumatische ervaringen worden overgedragen, ook herhaalt de geschiedenis zich vaak van generatie op generatie. Emeritus hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio beschrijft het patroon van de ‘intergenerationele overdracht van de afwezige vader’ aan de hand van een Canadees onderzoek. In dit onderzoek blijkt deze intergenerationele overdracht vooral een grote impact te hebben in de lagere sociale milieus, omdat de vaderlijke afwezigheid daar bijdraagt aan armoede in de gezinnen.

De resultaten van het onderzoek wijzen op een direct verband tussen het hebben van een afwezige vader als kind en het zelf afwezig zijn als vader, of de kans als moeder kinderen te krijgen met een vader die er niet is. Daarbij zijn variabelen als ‘opgroeien in een risicowijk’, ‘agressief gedrag als kind’, ‘aantal jaren onderwijs’, ‘gezinsinkomen’ en ‘drugs- en alcoholmisbruik’ meegewogen en gecontroleerd. Uit eerder onderzoek kan worden opgemaakt dat omgevingsfactoren in het patroon van de echtscheiding een belangrijker rol lijken te spelen dan mogelijke genetische factoren. Tavecchio beschrijft dat de onderzoekers een pleidooi houden voor programma’s die ondersteuning bieden aan koppels in sociaal zwakkere milieus, om het patroon te doorbreken. ‘Voor niet-inwonende vaders is het immers extra moeilijk om hun rol als ouder volwaardig te vervullen. Maar als deze vaders erin slagen met hun kinderen relaties van hoge kwaliteit te onderhouden en ze op een ondersteunende en responsieve wijze op te voeden, dan hebben de kinderen daar duidelijk baat bij […].’ 66 Dit onderzoek is uitgevoerd onder voornamelijk witte Frans-Canadezen. In Nederland kennen we het fenomeen van de afwezige vaders in de AfroCaribische gemeenschappen. Deze gezinnen worden van generatie op generatie door moeders, oma’s, tantes en oudere zussen gerund. Mannen en vaders komen en gaan, en krijgen maar moeilijk een voet aan de grond in het gezinsleven. Enerzijds is er sprake van een onvermogen om te vaderen, anderzijds worden vaders vaak buitenspel gezet door de moeders. Met hun zonen gaat het lang niet altijd goed: die ontwikkelen vaak identiteitsklachten en probleemgedrag. Bovendien lukt het hun op hun beurt niet om een aanwezige vader te worden. Het verhaal van Jerrel Een exemplarisch voorbeeld van het mechanisme van buitensluiting van een vader in een Afro-Surinaams gezin was op 5 september 2012 te zien in DNA onbekend, het televisieprogramma dat kinderen helpt te identificeren wie hun echte vader is. De Surinaamse Jerrel, 27 jaar, is de helft van een tweeling en heeft twee oudere zussen. Zijn moeder heeft hem verteld dat Stanley zijn vader is, maar van een nichtje hoort hij dat het verhaal gaat dat Johan zijn vader is. Johan is ook de vader van zijn zussen. Jerrel hoopt dat Johan zijn vader is,

met Stanley heeft hij geen band, die was er nooit voor hem. In de uitzending wordt de uitslag van de DNA-test bekendgemaakt. Naast Jerrel zijn Johan, moeder Ifna en zus Judith aanwezig. Judith heeft veel zorgen om haar broer en wil deze onzekerheid uit de weg hebben. Voor de uitslag van de DNA-test bekend wordt gemaakt, zijn de betrokkenen aan het woord. Jerrel: ‘Mijn moeder zorgde in haar eentje voor ons, ze stond altijd voor ons klaar. Ze zorgde dat we ’s ochtends gegeten hadden en aangekleed waren zodat we op tijd op school waren. Dat was zwaar, want ze was een vader en moeder tegelijk. Ik miste wel een vaderfiguur, verlangde bijvoorbeeld naar een vader die op het voetbalveld langs de lijn stond op zaterdag. En nog steeds mis ik die steun. Ik heb soms het gevoel dat ik dingen niet goed doe of niet kan. Dan wil ik terug kunnen vallen op een vader, maar die is er nooit geweest. Toen ik van mijn nichtje hoorde dat de vader van mijn zussen ook mijn vader is kreeg ik een heel raar gevoel. Iemand is niet duidelijk tegen me geweest. Mijn moeder niet of mijn nichtje niet. Ik heb toen mijn moeder geconfronteerd. Ze keek me raar aan: “Hoe kom je erbij, Stanley is je vader,” zei ze. Ikzelf denk dat Johan mijn vader is maar ik twijfel heel erg door mijn moeder. Het is voor mij belangrijk om een stap in mijn leven te zetten met een vader, dat geeft rust.’ Johan: ‘Ifna en ik hadden een stoplichtrelatie en daarnaast kreeg ze een relatie met Stanley. Ik ging vreugdevol naar het ziekenhuis na de geboorte van de tweeling. Maar daar was Stanley ook, hij dacht eveneens met blijdschap dat het zijn kinderen waren. Dus het werd een soort weddenschap en toen ben ik weggegaan. Ze heeft zowel tegen Stanley als tegen mij gezegd dat we de vader waren, anders kom je daar niet in het ziekenhuis. Ik weet niet hoe ze het heeft klaargespeeld maar ze heeft het gedaan.’ Zus Judith: ‘Soms vroeg ik aan m’n moeder: “Vind je het niet erg dat je alleen bent?” “Nee hoor, ik kan toch zelf voor mijn kinderen zorgen,” zei ze dan. Dat heeft ze inderdaad waargemaakt. Ik denk dat ze bewust heeft

gekozen om de kinderen alleen op te voeden. Want ze wilde gewoon de regie in handen hebben. Ik heb het idee dat Jerrel zijn identiteit kwijt is. Hij heeft zelfmoordneigingen door z’n onzekerheid. Hij heeft alleen een moeder en geen vader, maar hij is toch een kind van twee mensen. Dat deel mist hij gewoon. Ik heb af en toe slapeloze nachten, het houdt hem zo erg bezig.’ Moeder Ifna: ‘Ik heb destijds tegen Johan gezegd dat hij de vader was, maar die beweerde dat het Stanley was. Zo is het gekomen.’ De uitslag van de DNA-test: Tot grote vreugde van Jerrel blijkt Johan inderdaad zijn biologische vader te zijn. Verbinden en uitwisselen tussen generaties Als je lijdt onder gestapeld verlies blijf je in feite steken in de liminele ruimte. Je komt niet toe aan de stap naar reïntegratie. Om destructieve patronen in families te doorbreken en om de overdracht van trauma’s te stoppen, zijn er volgens familietherapeut Tjin A Djie drie generaties nodig. Voor kinderen wier ouders letterlijk een trauma hebben meegemaakt, is het vaak te moeilijk om dit te bespreken met de ouders. De pijn is te groot, de wonden zijn te diep. Tweedegeneratiekinderen – bijvoorbeeld van na de oorlog of na een migratie – voelen wel de pijn, maar willen de wonden niet openrijten. Ouders willen op hun beurt hun kinderen niet lastigvallen met hun bagage, het is te pijnlijk. Er wordt dus niet over gesproken. Het is vaak de derde generatie die het zwijgen doorbreekt en de verhalen aan het licht brengt. Soms gebeurt het dat kleinkinderen klachten ontwikkelen, enge dromen krijgen of probleemgedrag ontwikkelen dat gerelateerd is aan de geschiedenis. Ook kunnen kleinkinderen vragen gaan stellen. Ze willen bijvoorbeeld weten wat opa heeft meegemaakt in de oorlog, hoe oma leefde in Marokko en het vond om in zo’n andere cultuur terecht te komen. Omdat de afstand groter is, is het tussen grootouders en kleinkinderen gemakkelijker om over beladen geschiedenissen te spreken. Deze uitwisseling is helend, niet alleen voor de eerste maar ook voor de tweede en volgende generaties.67

Ook als er sprake is van een disfunctioneel familiepatroon, zoals het structureel ontbreken van een vader, zijn er drie generaties nodig om dat patroon te doorbreken en te herstellen. Jonge mannen die vader worden en zelf een vader hebben gemist, zitten in feite in een gelaagde faseovergang. Om deze kwetsbare liminele ruimte door te komen, zijn de strategieën, de rituelen, de ‘beschermjassen’ die je meegekregen hebt van je beide ouders cruciaal. Ze helpen je om je te hernemen, om je te beschermen in moeilijke tijden. Maar wat als je deze strategieën niet hebt geleerd? Wat als je geen vader (meer) hebt? Of wat als je vader niet beschikbaar is, vanwege zijn eigen trauma’s? Jonge vaders die zelf zonder vader zijn groot geworden, hebben een grote kans om op een zijspoor te raken. Zij hebben immers niet geleerd om te vaderen. Zij kunnen geholpen worden door op zoek te gaan naar vergeten rituelen, tradities en strategieën rond ouderschap in de historie van de familie. Ook kunnen ze op zoek gaan naar personen in de familie bij wie het wel goed gaat. Hoe komt dat? Wat kun je daarvan leren? En wie in je familie kan je helpen om te leren je eigen vaderrol op je te nemen? Is er een alternatief vaderfiguur beschikbaar? Het helpt om herinneringen op te halen en familiegeschiedenissen te doorgronden om te begrijpen hoe het patroon is ontstaan en te ontdekken hoe je het kunt veranderen.

9 – Vaders, cultuur en migratie De vaderrol wordt over de hele wereld ingevuld op verschillende manieren. Niet-westerse vaders zijn vaak knuffeliger met hun kinderen dan westerse, al is de beeldvorming meestal anders. Na een migratie uit een niet-westers land is het voor veel mannen moeilijk om op de oorspronkelijke wijze te blijven vaderen. Onder de migranten in Nederland missen vooral Marokkaanse en Afro-Caribische jongens een vader als gezagsfiguur in hun opvoeding. Vaderschap in verschillende culturen We zagen dat in collectieve culturen posities, rollen en taken omtrent de opvang en opvoeding van kinderen verdeeld zijn tussen verschillende leden van de familie. Het is in die landen voor iedereen duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Dit in tegenstelling tot de individualistische samenlevingen, waar alleen de ouders verantwoordelijk zijn voor de kinderen. Alles wordt daar geregeld binnen het kerngezin. In de praktijk zijn door migratie en economische ontwikkelingen allerlei mengvormen van deze twee soorten families ontstaan. Bovendien zijn er grote verschillen in de manier waarop de posities zijn verdeeld. Een manier om inzicht te krijgen in dit fenomeen is door te onderzoeken op welke manier termen als vader, moeder, broer en zus worden gebruikt. Deze termen zijn immers gekoppeld aan een bepaalde taakopvatting. In diverse samenlevingen wordt de benaming ‘vader’ en ‘moeder’ gebruikt voor meerdere personen dan alleen de eigen ouders. In matriarchale culturen, waarbij het gezag door vrouwen wordt gedragen en

overgedragen, zie je dat het woord ‘moeder’ vaak ook van toepassing is op tantes van moederskant. Een voorbeeld hiervan is de Navajo, een indianenvolk in Noord-Amerika. En in patriarchale culturen geldt hetzelfde, maar dan voor de term ‘vader’: ooms van vaderszijde worden dan eveneens vader genoemd. Bij de Mbuti-stam, een pygmeeënvolk in de Democratische Republiek Congo, worden alle volwassenen in de jachtgroep vader en moeder genoemd. De kinderen van deze stam weten wel wie hun biologische ouders zijn, maar de bevoegdheden van ouders zijn gedelegeerd aan meerdere volwassenen.68 De antropoloog Hewlett woonde tien jaar lang af en aan bij een groep Aka-pygmeeën, een van de drie Mbuti-culturen. Een deel van zijn veldstudie besteedde hij aan onderzoek naar de vader-kindinteracties in de gemeenschap. Hij ontwikkelde hiervoor interesse toen hij ontdekte dat de praktijk bij de Aka haaks staat op het westerse perspectief op de rol van de vader. De Aka waren intiem en zorgzaam terwijl vaders in de westerse opvatting streng en afstandelijk zijn. Hij beschreef zijn bevindingen in het boek Intimate Fathers.69 Bij de Aka, die net als de overige Mbuti een van de oudste inheemse volkeren is en mogelijk aan de basis van de menselijke stamboom staat, brengen vaders praktisch de helft van hun dag door op minder dan een armlengte afstand van hun kinderen. Ze knuffelen en kussen de kinderen vaker dan de moeders doen. Een goede vader volgens de Aka toont affectie naar zijn kinderen, verblijft in hun buurt en helpt de moeder als het werk te zwaar is. En als hij zijn taak niet goed vervult wordt hij gecorrigeerd. Niet door zijn vrouw, maar door de sociale omgeving, zoals zijn broers, zussen en ouders. Volgens antropoloog Dirck van Bekkum toont dit voorbeeld voor een deel waar het in het Westen is misgegaan met vaderschap: ‘Door het individudenken is een beeld geschapen dat je als vader autonoom moet zijn. Je mag niet kwetsbaar zijn, niet huilen. Je kunt ook gewoon je vrouw en kinderen verlaten, als je maar alimentatie betaalt. Je wordt niet gecorrigeerd of laat je niet corrigeren door je sociale omgeving. Je bent een individu, en je hebt een ondergeschikte rol aan de moeder. Maar als je in een collectief systeem leeft, ben je als vader niet alleen maar een vader, je bent ook een broer, een oom, een neef. Al die posities brengen verschillende taken met zich mee. Daarmee ontstaat een omgeving waarin je verschillende kanten van jezelf kunt ontwikkelen en laten zien. Een zachte, toegevende kant en

ook een strenge begrenzende kant. En tegelijkertijd sta je er niet alleen voor.’ Tedere vaders Negen van de tien Nederlandse vaders hoor je zeggen: ‘Ik heb niks met baby’s, ik vind het pas leuk worden als ze gaan lopen.’ Ook dit heeft te maken met het individudenken, volgens Van Bekkum. Doordat de vader in Nederland verworden is tot de ‘tweede opvoeder’, en doordat hij niet verschillende posities kan innemen maar steeds dezelfde man moet zijn, is het vermogen om kwetsbaar te zijn aangetast. Van Bekkum: ‘Het onvermogen tot intimiteit komt voort vanuit een gekrenktheid. Het is aangeleerd, het zit in de cultuur. Mannen in Nederland zoenen elkaar niet, in tegenstelling tot in veel andere culturen. Het dominante vaderschap in Nederland wordt gekenmerkt door sociale en emotionele kilte, overgedragen van generatie op generatie, overgoten met een saus van calvinisme.’ Inderdaad, in de vijf jaar dat ik in Oost-Afrika woonde, ontroerde het me zoals mannen daar steevast hand in hand lopen, of het nu collega’s, buren, familieleden of vrienden zijn. Dat kende ik niet in Nederland. Ook zag ik daar met eigen ogen dat mannen zorgzamer, liefdevoller en lichamelijker waren met kleine kinderen. Hetzelfde geldt voor Azië. Loop je in Indonesië, Thailand, waar dan ook over straat, dan zie je vaders met baby’s en peuters op de arm lopen, knuffelend en zoenend. Onder de mannen die ik ken en heb gekend zijn de Aziatische, de Afrikaanse en de Caribische zorgzamer dan de Nederlandse. Ze hebben meer aandacht voor je behoeften. Ze maken zich druk of je wel lekker en goed eet, comfortabel zit, hulp nodig hebt bij een reis die je onderneemt, enzovoort. Niet-westerse mannen hebben in mijn ervaring meer aandacht voor je welzijn dan westerse mannen. Dit onderscheid past uiteraard goed bij het verschil tussen ik-gerichte en wij-gerichte culturen. In Nederland zie je dat jonge kinderen van zuidelijke migranten, bijvoorbeeld Marokkanen, enorm veel warmte, liefde en aandacht krijgen, ook van vaders en broers. Wij noemen dat misschien verwennen, maar in feite is het gewoon vaderen. Door de cultuur en historie zijn Nederlandse vaders dat vermogen kwijtgeraakt, of onderdrukken het omdat het niet in

het plaatje past. Volgens Van Bekkum zie je wel vaak dat grootvaders de schade inhalen, en minder de druk voelen om hun ‘echte man-zijn’ hoog te houden. Zij hoeven immers ook niet meer te presteren op de werkvloer, en kunnen gemakkelijker hun zachte, kwetsbare kant laten zien. Ook zie je dat mannen van de jongere generatie van harte proberen meer intimiteit te tonen, naar elkaar en naar hun kinderen. Het wemelt in het straatbeeld van de vaders met kleine kinderen op de arm, op de buik, op de nek, op de heup en in de wagen. En tussen mijn zwagers, vrienden, mannen van mijn leeftijd en jonger zie ik steeds vaker fysieke begroetingen zoals zoenen en omhelzen dan gebruikelijk was tussen de babyboomers. Brenda is een Surinaamse vrouw, getrouwd met Frans, een Nederlandse man. Samen hebben ze twee volwassen zonen en drie kleinkinderen. ‘Frans was in mijn ogen een typisch afwezige vader. Hij was altijd aan het werk en ik bemoeide me vooral met de kinderen. Dat heb ik hem vaak verweten. Hij vond het moeilijk om ze te knuffelen en liefde te geven. Ook had hij hoge verwachtingen van ze op school, en dat leidde tot spanningen en conflicten. De jongens deden in de puberteit alles waar Frans van gruwde. Alcohol, drugs en spijbelen waren aan de orde van de dag. Nu hebben ze beiden hun studies afgerond, een goede baan en een gezin. Met de kleinkinderen is het contact heel anders. Daar heeft Frans alle tijd en geduld voor, hij is een allerliefste oppasopa en knuffelt ze aan één stuk. Het lijkt of de band tussen Frans en mijn zonen zich hersteld heeft door de kleinkinderen, alsof ze elkaar nu meer zien en waarderen. De jongens zijn trots op hun kinderen en genieten van de aandacht die de kleintjes krijgen van opa. En Frans geniet van de manier waarop de jongens vaderen. Ik geloofde mijn oren niet toen mijn jongste laatst zei dat hij zijn vader zo dankbaar was dat hij altijd hard heeft gewerkt voor het gezin en het mij daarmee mogelijk heeft gemaakt mijn eigen bedrijfje op te zetten. Zo had ik het nooit gezien, en ik had al helemaal niet verwacht dat mijn kinderen zo terugblikten op hun vaders rol.’ Rituelen voor man-wording Rituelen markeren een faseovergang, bekrachtigen het afscheid van het oude en de omarming van het nieuwe. Rituelen geven zelfvertrouwen en

helpen je om de overgang naar de nieuwe situatie soepel en succesvol te maken. Ze bezegelen als het ware de nieuwe situatie. De overgang van jongen naar man en daarmee het klaar-zijn voor het vaderschap, gaat in veel culturen met diverse rituelen gepaard. De rituelen zijn vooral van belang om de lastige tussenfase, de liminele fase, te kunnen doorstaan. Het kind in jezelf is dood en de man is nog niet geboren. Vaak gaat de overgang gepaard met een beproeving of een uitdaging. Wij kennen dit vooral bij de ontgroening in de studentenvereniging. Soms is het ook een reeks van stappen die gedurende enkele jaren achter elkaar worden gezet, waarmee het moment van de definitieve overgang langzaam wordt voorbereid. Vaak is er sprake van een fysieke markering, zoals kledij en sieraden, een besnijdenis, tatoeages of het verwijderen van tanden. Ook wordt de toegang tot de nieuwe status-quo vaak gemarkeerd met een poort. De bar mitswa, waarbij een joodse jongen van dertien een stuk uit de Thora voorleest, markeert het moment dat de ouders niet langer verantwoordelijk zijn. De jongen is volwassen, valt nu onder de Joodse wet en is verantwoordelijk voor alles wat daarbij komt kijken. In een van de indiaanse culturen wordt een jongen door een groep mannen meegenomen naar een heuveltop. Ze laten hem daar achter, met enkel een warme deken. Hij moet daar blijven tot hij een visioen krijgt over zijn leven. Bij zijn terugkomst vertelt hij over dit visioen ten overstaan van alle mannen aan de medicijnman, die de betekenis van het visioen onthult. De jongen krijgt een nieuwe naam en is nu een man. In Nieuw-Guinea bestaat een ritueel waarbij jongens worden ‘ontvoerd’ door een groep mannen in oorlogskleding, die hun komst kenbaar maken door onheilspellend op hoorns te blazen. De jongens krijgen van alles mee van hun moeders, die staan te schreeuwen terwijl hun zonen worden meegenomen. Ze gaan naar een plek bij een rivier waar rituelen plaatsvinden en die verboden terrein is voor de vrouwen. De mannen prikken in de neus van de jongens waardoor ze hevig gaan bloeden. De vrouwen komen er vervolgens achteraan en slaan de mannen met stokken. Uiteindelijk gaat iedereen terug naar het dorp en vindt er een groot feest plaats. De jongens zijn nu mannen geworden. De rituelen tot man-wording gaan vaak gepaard met iets gruwelijk engs. Een pink eraf, een tatoeage, botten door je neus. Als de jongen de beproeving heeft doorstaan is hij een man.

Afgezien van de rituelen rondom het huwelijk en in de religieuze context, bestaan er in de westerse samenleving nauwelijks rituelen voor manwording. Volgens Van Bekkum zijn televisieprogramma’s zoals Jackass en Try Before You Die, waarin adolescenten en volwassen mannen allerlei gevaarlijke uitdagingen aangaan, pogingen om zichzelf te initiëren. Maar dat effect kan er volgens hem alleen zijn als er een sociaal kader is waarbinnen een ritueel gedragen en uitgevoerd wordt. En dat is in onze cultuur niet aan de orde. Effecten van migratie op vaderschap Een land met zijn geschiedenis en cultuur biedt een kader waarbinnen duidelijk is volgens welke geschreven en ongeschreven regels je je leven inricht en op welke manier je met elkaar omgaat. Deze afspraken zijn vooral duidelijk in op het collectief gerichte culturen. Een migratie van een wij-gerichte naar een ik-gerichte cultuur heeft dan ook ingrijpende gevolgen. Want als je gewend bent om met ouders, grootouders, ooms en tantes, broers en zussen te overleggen en besluiten te nemen ten aanzien van bijvoorbeeld je kinderen, hoe zet je dat voort na een migratie? Hoe kun je je familie blijven helpen? En hoe kan je familie jou beschermen in een omgeving waar ze zelf niet zijn en ook geen weet van hebben? De effecten van migratie op het reilen en zeilen in een familie is een blinde vlek voor migranten zelf maar ook voor Nederlanders, die geneigd zijn om vanuit het kerngezin te redeneren.70 Migratie is een bijzondere levensfaseovergang. Het is een grote verlieservaring die steeds weer de kop opsteekt bij elke volgende faseovergang. Heimwee en verdriet komen weer naar boven bijvoorbeeld bij een verhuizing, bij het ouder worden of bij ziekte. Na migratie gebeurt het vaak dat de verwachtingen die ouders hebben omtrent opvoeding en gedrag van een kind niet overeenkomen met de realiteit. De oude en de nieuwe omgeving staan vaak haaks op elkaar. Voor het kind is het ook niet eenvoudig te voldoen aan de verwachtingen die samenhangen met het land van herkomst omdat het wordt beïnvloed door de opvattingen in de nieuwe omgeving.

Kinder- en jeugdpsychiater Sita Somers beschreef het volgende voorbeeld uit haar praktijk. ‘Een Irakese vader was getraumatiseerd en leed er zelf onder dat hij zijn kinderen sloeg. Ik onderzocht met hem wat de rooie knop was, opdat hij als hij wist wat dat was, er op tijd uit zou kunnen stappen. Hij vond zichzelf niets meer waard en dacht geen respect meer van zijn kinderen te krijgen, omdat hij het niet verdiende. De verwachting die hij had van het kind was respect te ontvangen, en dat het stil was als de vader de kamer binnenkwam. Zijn opvatting over wat je aan je kind zou moeten geven om het respect te verdienen, was materiële welvaart. Toen ben ik met de man zijn huizen gaan tekenen. Eerst zijn huis in Nederland en daarna zijn huis in Irak. Het huis in Irak was op een grote compound met veel kamers. Er was een aparte kamer waar de kinderen speelden en een aparte kamer waar de vader meestal zat. In Nederland woonde het gezin in een eengezinswoning waar iedereen zich altijd in dezelfde ruimte bevond. Er was zelfs een open keuken. We legden de twee tekeningen naast elkaar en de man realiseerde zich dat het niet te doen is om in de Nederlandse context dezelfde verwachting te hebben als in de Irakese. Want je kunt niet van een kind verlangen de hele dag stil te zijn, als je steeds in dezelfde ruimte bent. Vervolgens konden we gaan nadenken over hoe de verhollandste kinderen van de man respect voor hem tonen in de Nederlandse context. Want ze hebben wel respect maar ze tonen het anders. Na dit voorwerk was de man klaar om met zijn eigen traumatherapie aan de slag te gaan, want eerder lukte dat nog niet. Er was kennelijk iets gebeurd in de liminele ruimte.’71 Het verhaal van Ali Ali is jeugdhulpverlener van Marokkaanse afkomst. Hij is de jongste in een gezin met drie jongens en als enige geboren in Nederland. Van zijn zevende tot zijn dertiende woonde hij in Marokko bij zijn oma. Inmiddels is hij getrouwd met een Marokkaanse vrouw en vader van een jongen van negen en een meisje van drie. Zijn verhaal laat zien hoe vaderschap in de Marokkaanse cultuur is ingebed in een familieorganisatie en welk effect de migratie naar Nederland heeft gehad op die rol. Het toont de kwetsbaarheid

van de Marokkaanse vaders van de eerste generatie. Ook vertelt Ali hoe hij zelf zijn vaderschap invult als kind van de tweede generatie. ‘Marokkaanse vaders worden vaak getypeerd als autoritair, waarbij de vrouw zich moet schikken naar de man. En van Nederlandse vaders wordt gezegd dat ze gelijkwaardig zijn aan de moeder. Mijn vader was inderdaad degene die grotendeels alles bepaalde in huis. Maar toen ik bij mijn oma woonde in Marokko, was zij het opperhoofd en schikte iedereen, ook mijn opa, zich naar haar. Zij stuurde de hele familie aan, ook in het buitenland. De moeder van de man des huizes is eigenlijk degene die aan het roer staat. Op jonge leeftijd schikken Marokkaanse vrouwen zich in hun rol en zorgen voor de kinderen en het huishouden. Dan heb ik het over de generatie van mijn moeder. Maar op subtiele wijze hebben ze wel degelijk invloed. En naarmate ze ouder worden krijgen ze steeds meer macht, worden hoofd van de familie en helpen zo hun zonen met hun gezinnen. Voor mijn vader moet het zwaar zijn geweest in Nederland. In Marokko had hij een netwerk om zich heen en was zijn moeder daar om hem te steunen. Maar hier stond hij er in feite alleen voor en moest hij niet alleen zijn gezin onderhouden maar ook zorgen voor de familie in Marokko. Er werd van hem verwacht dat hij niet klaagde maar gewoon zijn taak vervulde. Nu hij zestig is, zie je dat het leven veel van hem heeft gevraagd. Het was verwarrend om in Marokko te gaan wonen toen ik zeven was, want Nederland was mijn thuis. Gelukkig was mijn familie daar warm en ze ontfermden zich over mij en mijn broers. Je wist gewoon dat je vader heel hard moest werken in Nederland om voor jou en je broers te zorgen en dat je moeder bij hem bleef om hem te steunen. We zagen hem altijd in de vakanties. Dan was hij blij en opgewekt. We kregen cadeaus en deden leuke dingen met elkaar. Maar toen ik op mijn dertiende weer in Nederland ging wonen, zag ik een heel andere man. Een hardwerkende man met veel zorgen die niet mocht klagen. Vaders van de eerste generatie hebben veel bagage bij zich. Ze moesten al jong hun familie achterlaten. Mijn vader was zeventien toen hij vertrok om te zorgen voor zijn familie, en daarna ook voor zijn vrouw en kinderen. In Nederland woon je op die leeftijd nog lekker thuis en hebben je ouders de verantwoordelijkheid voor jou. Maar bij mijn vader was het andersom. Niet zeuren en hard werken. Nooit werd erover gesproken, ook ik vond het heel vanzelfsprekend. Ik had er, tot ik me erin ging verdiepen vanwege een

opleiding, nooit bij stilgestaan hoe zwaar het voor hem moet zijn geweest. In mijn werk wordt weinig gesproken over de effecten van migratie, terwijl juist daar veel te halen valt. Mijn vrouw en ik dragen samen de verantwoordelijkheid voor alles, dat wil ik bewust zo. In economisch opzicht ben je afhankelijk van twee inkomens, want je wilt toch bepaalde dingen in het leven zoals vakanties, een auto, een mooi huis. En je kunt niet van je partner verwachten dat ze gaat werken en daarnaast het hele huishouden op zich neemt. Mijn ouders zouden graag meer invloed willen hebben op mijn gezin, maar op een gegeven moment heb ik gezegd: “Jullie zijn mijn ouders en ik heb respect voor jullie. Maar dit is mijn huis, mijn gezin, en mijn vrouw en ik bepalen samen hoe het hier gaat.” Ik merk dat mijn moeder daar moeite mee heeft. Want zij zit nu in de positie die mijn oma destijds had. Die rol van oma met een gezagspositie zou ze graag op zich willen nemen, maar ze ziet ook wel dat het eigenlijk niet meer past. Mijn ouders passen wel op de kinderen maar mijn moeder heeft moeite om met mijn jongste te communiceren, want die spreekt nog geen woord Marokkaans. Mijn zoon gelukkig wel een beetje. De kinderen zijn behoorlijk thuis in Nederland. Ik vind zelfs soms dat ze een grote mond hebben. Mijn zoon van negen heeft overal een mening over en gaat over alles in discussie. Ik ben er een voorstander van dat kinderen een mening ontwikkelen en een eigen wil hebben, maar in de praktijk vind ik het lastig. Wij moesten gewoon naar oma en onze ouders luisteren, zij bepaalden alles. Laatst had mijn zoon een medisch probleempje en moesten we beslissen of we hem al dan niet zouden laten opereren. Het ging om een kleine ingreep. Wij twijfelden en vroegen aan onze zoon wat hij wilde. De arts keek ons aan en zei: “Dat verbaast me, jullie zijn toch Marokkaans?” En soms denk ik ook wel dat je als ouders gewoon dingen moet beslissen voor je kind. Jij hebt immers de kennis en de ervaring. Maar ik mocht nooit iets bepalen, dus ga ik juist alles overleggen met mijn kinderen. En dat is ook niet altijd goed. Mijn moeders invloed hebben we afgekapt. Die kijkt nu van een afstand naar het reilen en zeilen in ons gezin en vraagt zich waarschijnlijk af of we hier goed aan hebben gedaan. Maar mijn ouders zijn gelukkig met de kleinkinderen en zij hebben altijd alleen maar de leuke momenten. Ik had vroeger ook minder leuke momenten met mijn oma, omdat zij mijn

opvoeder was en dingen voor me besliste die ik niet leuk vond. Mijn kinderen zijn gek op mijn ouders, daar mag alles, dat is dan weer het voordeel.’ Marokkaanse vaders Marokkaanse vaders zijn warme vaders die veel ruimte en aandacht geven aan hun kinderen. Hun vaderrol is ingebed in een familiesysteem met een taak- en rolverdeling tussen ouders, ooms en tantes, neven en nichten. De moeder van vader staat daarbij aan het hoofd. Hij consulteert haar bij beslissingen en problemen. Kinder- en jeugdpsychiater Glenn Helberg beschrijft waar het volgens hem is misgegaan met de positie van de Marokkaanse vaders in Nederland en het effect daarvan op hun kinderen, vooral hun zonen. ‘Na de migratie liepen de zaken niet meer zo soepel. Marokkaanse mannen van de eerste generatie in Nederland hadden vaak geen of slecht betaald werk, werden niet gewaardeerd, werden gezien als autoritair en ouderwets en werden ervan beticht de integratie van hun gezinnen te ondermijnen. Dit leidde tot een grote onmacht en een spanningsveld. In Marokko waren ze helden voor hun kinderen, in Nederland stelden ze niets voor en werd hun van alles verweten. Bovendien hadden ze geen relatie met hun kinderen opgebouwd, want die bleven immers aanvankelijk nog in Marokko wonen. Hun zonen groeiden vervolgens hier op en leerden de taal sneller dan hun vaders. Vader werkte op de fabriek en zoon zat op school. De samenleving sprak over gelijkwaardigheid tussen ouders en kinderen, terwijl je zoon niet eens gelijk aan je stond maar je had ingehaald op de sociale ladder. Je moet tegen je vader kunnen opkijken, maar dat gaat niet als je je vader voorbijgestreefd bent. Je bent immers al sterker dan je vader. Hoe kan een vader die geen respect krijgt van zijn kinderen, hun vertellen wat ze moeten doen? “Als wij het niet kunnen, laat de samenleving het dan maar oplossen,” is het antwoord. Maar een gedoogmaatschappij als Nederland zet dit niet recht, en dus belanden de jongens in een situatie waar thuis noch op straat begrenzing en aansturing is. Overal is het onveilig geworden. Veel Marokkaanse jongens van de tweede generatie ontsporen en komen ernstig in de problemen.’

Vaderschap in Afro-Caribische gemeenschappen Een andere groep migrantenjongeren die eruit springt als het gaat om probleemgedrag, schooluitval en criminaliteit is de groep Afro-Caribische jongens. In veel Antilliaanse en Surinaamse gezinnen is geen vader aanwezig. We zagen al dat 48 procent van de Antilliaans-Arubaanse gezinnen en 44 procent van de Surinaamse gezinnen gerund wordt door een alleenstaande moeder.72 Glenn Helberg legt uit dat dit fenomeen van vaderloze gezinnen geworteld is in de geschiedenis van de slavernij. ‘Je zou in plaats van Afro-Caribisch beter kunnen zeggen: postslavernij en postkoloniale gemeenschappen. In de tijd van de slavernij mochten mannen alleen maar bevruchten. Mannen en vrouwen leefden niet bij elkaar. Als het kind groot genoeg was, werd het aan het werk gezet, bij de moeder vandaan gehaald, of doorverkocht. Vaders waren sowieso niet in beeld. Er was geen sprake van een gewoon gezinsleven onder de slaven. Generaties lang werden de oorspronkelijke familiebanden ondermijnd en was er geen gezinsleven mogelijk. Vaders hadden geen plek bij hun kinderen. En na de afschaffing van de slavernij was het het christendom dat om de hoek kwam kijken en bepaalde hoe het moest. De mannen in de postslavernijculturen hebben nooit de kans gehad om hun oorspronkelijke vaderrol te herpakken of te herstellen.’ Urmy Macknack is transcultureel systeemtherapeut. Zij werkt veel met Afro-Caribische gezinnen en probeert de vaders altijd te betrekken: ‘In de oorspronkelijke culturele context met betrekking tot deze families wordt ervan uitgegaan dat elk kind uit twee zielen geboren wordt. Je kunt een kind niet afsnijden van een van de ouders. Fysiek wel, maar energetisch is het onmogelijk. Als een kind problemen krijgt, dan kan dat met de vader te maken hebben, dus die moet je er altijd bij betrekken. Want die vaderlijke genen en die stamboom moeten helpen om harmonie te creëren. Doe je dat niet, dan blijft het probleem bestaan. Er is veel gedragsproblematiek onder zwarte jonge mannen en bij hen ontbreekt vrijwel altijd de vader in het gezin, is hij op afstand of te weinig betrokken. Er is vaak ook sprake van geweld in de gezinnen, criminaliteit in de groep en mannen die zich niet gezien voelen. Dat soort zaken verneem je in de spreekkamer uit verhalen van cliënten, maar je zult het groter en

structureel moeten aanpakken. Het is een maatschappelijk probleem, een groot deel van de groep valt buiten de boot en wordt gemarginaliseerd. Het is een complex geheel want er zijn overeenkomsten maar ook subtiele verschillen tussen de diverse subgroepen. Belangrijk is dat je kijkt vanuit het perspectief van de groep zelf en er niet allerlei witte meningen op plakt. Hoe kijken de vrouwen ernaar? Wat willen die vaders? Zwarte mannen zijn van huis uit gewend om te zorgen, meer dan witte mannen, en dat wordt lang niet altijd gezien. Mannen en vrouwen zitten in een soort wurggreep met elkaar die maakt dat ze elkaar door de geschiedenis al generaties lang uitsluiten. Als je dat soort dingen niet benoemt, blijft de geschiedenis zich herhalen.’ Het is dus belangrijk dat het functioneren van migrantengezinnen en de rol van vaders in het licht van de cultuur en de (migratie)geschiedenis worden gezien. Meer aandacht en begrip voor de machteloosheid van de positie van deze vaders kan wellicht helpen om het tij te keren.

10 – Betrekken van vaders bij jeugdhulpverlening

Kinderen en jongeren die hulp nodig hebben en bij jeugdzorg terechtkomen, groeien meestal op met alleen een moeder. Het spreekt niet voor zich dat vaders worden betrokken door hulpverleners, terwijl dit in de meeste gevallen wel wenselijk zou zijn voor het kind. Er zijn echter ontwikkelingen in zowel jeugdbeleid als in familierecht die ondersteunend zijn naar de positie van vaders. Ook zijn er verschillende positieve en succesvolle initiatieven aan te wijzen die als voorbeeld voor jeugdzorg kunnen dienen. De dood van Yassin en de rol van zijn vader Op 10 juli 2010 krijgt Mohamed El Mouaden het bericht dat Yassin is overleden, vermoord door zijn eigen moeder. Yassin is zijn oudste zoon van negen, die hij tot zijn grote verdriet al enkele jaren niet had gezien. De moeder van Yassin had namelijk ‘vader onbekend’ ingevuld bij de geboorteaangifte. Daardoor had hij – nadat ze uit elkaar waren gegaan en moeders gedrag tot inmenging van jeugdzorg leidde – geen poot om op te staan. De gezinsvoogd overtuigde Mohamed ervan dat het beter voor Yassin was als hij afstand zou houden. Mohamed vertrouwde op het oordeel van de professional. ‘Ik geloofde dat zij wisten wat het beste voor hem was.’ Toen Yassin uit huis werd geplaatst omdat de situatie met zijn moeder escaleerde, was Mohamed het daarmee eens, maar hij verbaasde zich wel over het feit

dat zijn zoon niet bij hem mocht wonen. Hij had zelf inmiddels een stabiel leven, een vrouw, een huis, een kind en hij hield zielsveel van Yassin. Maar omdat hij juridisch niet als vader was erkend, ging Bureau Jeugdzorg niet op zijn verzoek in. ‘Ik had het gevoel dat ze alles deden om de moeder niet te kwaad te maken,’ aldus Mohamed. De laatste keer dat hij Yassin levend zag, was in de verte, rennend op een schoolplein. ‘Ik mocht van de voogd alleen van een afstandje kijken, anders zou ik hem te veel ontregelen.’ Mohamed kon zijn zoon voor het eerst sinds jaren weer aanraken toen hij bij diens lichaam stond, in het mortuarium. Om het leven gekomen tijdens een bezoek aan moeder, zonder toezicht.73 De grote vraag die Nederland bezighield na dit afschuwelijke voorval was: waarom heeft jeugdzorg niet beter opgelet en is het kind alleen bij moeder gelaten? De vraag die ik in het kader van dit boek stel is: waarom heeft Yassins vader geen kans gekregen om zijn vaderrol te vervullen door Yassin te mogen opvoeden en beschermen, als de moeder daartoe niet in staat was? Wat zegt deze extreme situatie over de plek die een vader in het algemeen verdient in de ogen van jeugdhulpverleners? Jeugdhulpverleners en vaders Eerder kwam aan de orde dat kinderen die zonder vader opgroeien vaker in de problemen komen en slechter presteren op school. Het merendeel van de jongeren die bij de zwaardere hulpvormen van jeugdzorg terechtkomen, groeit op met één ouder, meestal de moeder. In toenemende mate wordt erkend dat de vader een belangrijke rol zou moeten krijgen in het leven van de kinderen. Toch is het niet vanzelfsprekend dat de vader betrokken wordt bij de aanpak van de jeugdproblematiek. Verschillende factoren spelen hierbij een rol. René Knip is psycholoog en contextueel therapeut. Hij schreef een artikel met handvatten voor jeugdhulpverleners die moeten werken met gescheiden ouders, met als titel: ‘Gescheiden ouders en hun kinderen: te veel gevraagd voor jeugdzorg?’ Omdat beide ouders gezag blijven behouden, en de wetgeving ouders verplicht om na scheiding samen een ouderschapsplan op te stellen, zul je hier als hulpverlener in toenemende mate mee te maken krijgen, schetst hij. Hij spreekt niet over de groep ouders die niet getrouwd was en dus niet in

het wettelijk kader van een scheiding valt. Kennelijk is het voor de professional meer een ‘moeten’ dan een ‘willen’ om met beide ouders te werken. Gescheiden ouders zijn lastige materie. Knip waarschuwt voor de valkuil van de hulpverlener om loyaliteit te ontwikkelen voor een van de ouders. ‘De ervaring leert dat hulpverleners in de jeugdzorg deze meer complexe echtscheidingssituaties waar kinderen bij betrokken zijn, ingewikkeld en frustrerend vinden. Ze worden wel vechtscheidingen genoemd, omdat de strijd tussen de ouders zo prominent aanwezig is. Een strijd waar de hulpverlener niet zelden op de een of andere manier in betrokken raakt.’74 De vraag is dan ook of de hulpverlener dit traject aangaat als slechts één ouder het wettelijk gezag heeft. Dit is vaak het geval bij ongehuwde stellen die uit elkaar gaan. Is het in dat geval niet eenvoudiger en dus verleidelijk om de hulpverlening met alleen deze ene ouder, meestal de moeder, in te gaan? Ik laat een aantal professionals uit de jeugdzorg aan het woord die elk hun visie en ervaring verwoorden over de erkenning die in het werkveld bestaat voor het belang van vaders, en de erkenning die er zou moeten zijn. Moeders privacy Familietherapeut Kitlyn Tjin A Djie zegt het volgende over haar ervaringen als maatschappelijk werker in de jeugdhulpverlening. ‘In de jeugdhulpverlening treffen we vaak gezinnen met meervoudige en complexe problematiek. Het zijn vaker alleenstaande ouders en dan vooral moeders met zeer jonge kinderen die nauwelijks ondersteuning krijgen uit een familiaal of sociaal netwerk. Ze zijn arm, kansarm, uitgesloten en vaak zijn ze al generaties lang belast met vele verlieservaringen. Tot een jaar of tien geleden zeiden we wel dat we gezinsgericht werkten, maar we waren alleen gefocust op het kind dat we binnenkregen. Dat er een moeder aan vast zat waar we rekening mee moesten houden, was al lastig genoeg. We dachten dat wij het beste waren wat het kind kon overkomen. Er waren vroeger intakeformulieren waarop niet eens gevraagd werd naar de vader. We moeten niet vergeten dat die moeders, kwetsbaar als ze waren, het laatste restje regie dat ze hadden wilden vasthouden. En als de moeders de vaders niet wilden betrekken dan gingen de hulpverleners daar in mee

vanwege de privacy van de moeder. Zo werd ineens de helft van de stamboom van het kind weggesneden. Met het grootste gemak van de wereld werd over de vader en zijn familie heen gestapt, terwijl daar de bron voor hulp en steun kon zitten die het kind nodig had. Ook al is er nu meer oog voor vaders, toch ben ik bang dat er in veel gevallen nog steeds zo wordt gewerkt.’ Onmacht bij vaders Résy Broekhoven is manager bij Spirit jeugdzorg Amsterdam en denkt dat er in toenemende mate aandacht is voor vaders in de werkwijze van de organisatie: ‘Als je volgens een systeembenadering werkt, krijg je automatisch vaders in beeld. In de praktijk zie je vaak dat vaders meer gericht zijn op praktische oplossingen, die zitten verlegen om daden als het niet meer gaat. “Desnoods moet het kind maar uit huis, als jullie denken dat dat het beste is.” Moeders zakken eerder in een stoel en verzuchten: “Wat vreselijk, dat heb ik weer!” Die schieten sneller in een slachtofferrol. Vaders zijn altijd welkom geweest als ze zelf het initiatief namen tot contact. Maar ik weet niet of we alles uit de kast hebben gehaald om vaders te activeren als ze niet uit zichzelf contact opnamen. Als de moeders het gezag hebben en niet willen dat vaders betrokken worden, is het contact maken met de vaders bijna onmogelijk en leggen we ons vaak neer bij de beslissing van moeder. Dikwijls zijn de vaders al jaren eerder “weggewerkt”: deze vaders hebben in het verleden moeilijkheden veroorzaakt en zijn op grond daarvan buitenspel gezet. Sommige vaders zijn agressief uit woede en onmacht. Dat maakt het ook niet gemakkelijker om ze te betrekken.’ Een belangrijke factor die meespeelt is het simpele feit dat moeders vaker beschikbaar zijn dan vaders. Want op de uren dat de jeugdhulpverleners hun afspraken maken, zijn vaders meestal aan het werk. Moeders werken vaker parttime en kunnen dus een afspraak plannen op een doordeweekse dag. Het instituut is dus ook gewoon ingericht op werken met moeders. Actief luisteren naar het verhaal van vaders

Ali, die al eerder aan het woord was, is tweede generatie Marokkaan en jeugdhulpverlener in een grote stad in Nederland. Ook hij zegt dat de jeugdzorg zich vooral focust op het kind en in het verlengde daarvan alleen de moeder betrekt. ‘Ik denk dat het ook een beetje gemakzucht is, want het is lastig om vaders te betrekken. Moeders worden gezien als slachtoffer, maar vaders hebben ook een verhaal. Moeders zeggen: “Ik wil niets meer met die man te maken hebben.” Daardoor wordt de vader als de boeman gezien die zijn verantwoordelijkheid niet neemt, terwijl naar zijn verhaal niet eens geluisterd is. Over het algemeen wordt de reden die de moeder geeft voor vaders afwezigheid door hulpverleners al snel geaccepteerd. Terwijl er bij die vaders veel te halen valt. Je moet luisteren naar vaders, het gesprek aangaan, niet één of twee keer, maar lang en intensief. Als je het hebt over Marokkaanse vaders, die hebben nooit geleerd om te praten, dus die houden je waarschijnlijk op afstand. In eerste instantie komen ze misschien dominant over, want dat wordt van ze verwacht in de gemeenschap. Zo blijft het eenzijdige beeld bestaan van de autoritaire vader die streng is, en de moeder is zijn slachtoffer. Hij wordt eenvoudig aan de zijlijn geparkeerd. Maar als je werkelijk interesse toont in zijn verhaal, het vertrouwen wint, dan krijg je een kans die je anders laat liggen. Vraag bijvoorbeeld naar de migratiegeschiedenis. Hoe ben je hier gekomen? Hoe was het om zo jong al die verantwoordelijkheid te hebben? Om je ouders achter te laten? Wat heeft dat voor effect gehad op je leven, op je familie? Dan zie je dat die mannen ook slachtoffer zijn en verdriet bij zich hebben, terwijl ze dat nooit uit zichzelf zouden zeggen. Ook de moeders van de vaders zijn belangrijk, die hebben een belangrijke stem in de opvoeding, dus vraag naar de oma’s. Vraag de vader wat oma zou adviseren, en als het kan, ga dan zelf met ze in gesprek. Bij oma’s valt ook veel te halen. Dat geldt volgens mij eveneens voor de Surinaamse en Antilliaanse groepen. Ik tolkte eens bij een Marokkaans gezin voor een collega. De zoon van zeventien ging niet meer naar school en kwam in aanraking met de politie. We gingen eerst alleen met de moeder in gesprek, die toonde veel verdriet. De vader trok zich letterlijk terug in de kamer ernaast. Als het aan hem had gelegen had hij ons niet binnengelaten, maar de hulp was verplicht dus hij moest wel. We wilden hem betrekken bij het gesprek en toonden begrip voor zijn kant van het verhaal. “Het moet zwaar voor u zijn geweest, al dat

harde werken en voor de familie zorgen…” Hij kreeg tranen in zijn ogen en vertelde ons zijn verhaal. Toen hadden we een ingang voor samenwerking, hij accepteerde onze hulp. Iedereen wijst altijd maar naar die vaders als boeman. Heel gemakkelijk gaat dat. Helemaal in culturen waar van mannen wordt verwacht dat ze sterk en emotieloos zijn. Het is belangrijk dat het verdriet van de mannen ook erkend wordt. Daarna kun je samen werken aan de problemen.’ Domestic harmony mét vaders De Afro-Surinaamse Urmy Macnack is (onder andere) systeemtherapeut bij de Amsterdamse organisatie voor interculturele psychiatrie I-Psy. Zij werkt als hulpverlener vooral met Afro-Caribische families en benadrukt het belang van aandacht voor de situatie van zwarte mannen. ‘Ik organiseerde het project Domestic Harmony, om huiselijk geweld in Surinaamse gezinnen aan te pakken. Daarvoor zat ik wekelijks in een Surinaams radioprogramma. Mensen konden naar ons bellen met hun verhalen. En ook na de uitzendingen wilden de mensen hun verhalen kwijt. Zodoende hoorde ik van veel mannen verhalen over hoe zij worstelden met de vraag hoe het toch was gekomen dat ze gewelddadig waren geworden in hun relatie met vrouwen. Ze wilden het niet, maar waren getergd tot op het bot, klein gemaakt en op de proef gesteld. Om je mannelijkheid terug te winnen en je te bewijzen in je familie en de gemeenschap moet je handelen, legden ze uit. Ook zag ik hun worsteling met alles wat de samenleving tegenwoordig van ze vraagt. Mannen moeten nu praten terwijl ze vroeger gewoon hun ding deden. Niemand heeft ze dat geleerd. Dus zijn we gaan werken aan nieuwe vaardigheden voor deze mannen, zodat ze opnieuw een plek kunnen krijgen in het gezin en in de gemeenschap. Een Surinaamse cliënte had vier zonen, alle vaders waren uit beeld. Niemand ging op zoek naar die vaders, terwijl ik zou willen weten waar ze zijn. Maar al mijn collega’s keken alleen maar naar die moeder. Zij deed het in hun ogen niet goed, terwijl ik vond dat het haar ook niet meezat. Ze had geen familie om op terug te vallen, en ook de vaders waren niet beschikbaar voor hulp. Ik vond dat wij als hulpverleners die leegte moesten vullen. Ondertussen zijn al haar zoons uit huis geplaatst, niemand werkt aan het familiegevoel bij de kinderen. De oudste twee zijn inmiddels achttien en

staan weer op de stoep bij de incapabele moeder. Er ontstaat ruzie want de oudste wil gaan vaderen over de tweede en de moeder pikt dat niet. De politie moet erbij komen. Ze hebben nooit geleerd hoe je als familie met elkaar omgaat. Ik vind dat de jongste twee zonen van elf en veertien moeten leren om met hun moeder om te gaan in gezinsverband want als ze achttien zijn, staan ze er alleen voor. Maar van de gezinsvoogd mogen ze geen contact hebben met moeder, die is te wispelturig. De voogd beweert dat er een nieuw netwerk voor de kinderen opgebouwd moet worden voor als ze achttien zijn. Maar die jongens hebben ook niet geleerd hoe zich in de gemeenschap in te passen en hoe met gezag om te gaan. Daar kunnen vaderfiguren een belangrijke rol in hebben. Zij moeten die jongens inbedden, structureren, hun leren om man te worden. Daar waar de autoriteit van de moeder ophoudt, moeten de mannen uit de gemeenschap het overnemen. Zij moeten de jongens bij de hand nemen om de overgang te maken naar volwassenheid, naar mannelijkheid. En als die vaderfiguren er niet zijn is dat een probleem. Hulpverleners zouden vaders moeten leren dat ze belangrijk zijn in de aanpak van de problemen van hun kinderen, want ze weten het zelf niet. Maar veel hulpverleners hebben dat besef ook niet, en vooral allochtone vaders staan onder aan het lijstje. Bij cliëntbesprekingen merk je dat het verhaal van een moeder altijd meteen wordt geloofd. Terwijl ik toch ook het verhaal van de vader zou willen horen, ook al klinkt het heel beroerd wat hij allemaal heeft geflikt.’ Omgangsbemiddeling Een gebruikelijke vorm van hulpverlening bij een vechtscheiding is begeleiding van de omgang tussen ouder en kind. Er zijn in Nederland twintig omgangshuizen waar de niet-verzorgende ouder en zijn kinderen elkaar onder begeleiding kunnen ontmoeten. Een begeleider houdt op de achtergrond in de gaten of alles goed gaat. ‘Een omgangshuis biedt bemiddeling en begeleiding van de omgangsregeling, en een neutrale ontmoetingsplaats voor gescheiden ouder en kind. In een halfjaar tijd leren ouders om te gaan met de nieuwe situatie en worden zo geholpen om zelfstandig de omgangsregeling voort te zetten,’ luidt de introductietekst op de webgids scheiding en omgang.

Op 10 januari 2011 zond de NCRV de documentaire Scènes uit het omgangshuis uit. ‘Een onthullende NCRV-documentaire over omgangshuizen als de nieuwe sterfhuisconstructie van jeugdzorg & kinderbescherming voor ouder-kindrelaties na een scheiding,’ aldus de beschrijving op de website van het Vaderkenniscentrum. Emeritus hoogleraar pedagogiek Tavecchio over de film: ‘Je zag een professional die de omgang begeleidde, eerst toestemming geven aan de vader om met zijn zoontje naar de snackbar te gaan, maar later kwam ze daarop terug. Het mocht toch niet. Uiteraard werd die vader toen boos, hij was teleurgesteld. Ze legde niet eens uit waarom het toch niet mocht. Maar de boosheid van vader werd hem niet in dank afgenomen, daarover kreeg hij nog een reprimande.’ Tavecchio was eens bij een opening van een omgangshuis ergens in Amsterdam: ‘We kregen een demonstratie van hoe de communicatie tussen ouders wordt begeleid. We zagen een film van een moeder die samen met een begeleider keek naar een video van de vader die met zijn kind speelde. “Kijk eens hoe goed hij dat doet!” zei de begeleider tegen de moeder. Zo moest de moeder weer vertrouwen in de vader krijgen. Zij zat dan te kijken: “O ja, hij pakt haar hand wel vast, maar knuffelt hij wel goed?” En als de moeder het dan goed vond, mocht het kind weer een halfuurtje langer bij papa blijven. Dat was dan een doorbraak. Die mannen zeiden niks in de film, die keken wel uit, bang om de omgangswinst te verliezen. Maar toen ik ze na afloop sprak, hoorde ik de frustratie. “Iedere keer moet ik examen doen en als mama haar zegen geeft mag ik weer wat langer met mijn kind zijn.” Het waren enorm inflexibele, starre visies over hoe je moet ouderen, waarop je als vader beoordeeld werd. Op moeders manier dus. Je kunt je niet voorstellen dat deze setting andersom zou zijn, dat vaders moeders beoordelen of en hoe lang ze met hun kind mogen doorbrengen. Vaders moeten een examen afleggen bij moeders over hun capaciteiten als vader. Ik was gevraagd mee te gaan naar de voorlichting door een paar mannen uit de vaderbeweging, en ik ging er met een open mind naartoe, maar ik schrok er enorm van.’ Afgezien van de groep waarvoor het misschien een uitkomst is, zoals mishandelende vaders, moet de gang naar het omgangshuis voor veel vaders een onaangename en vernederende ervaring zijn.

Talita: betrekken van jonge vaders Anja Frederiksze is behandelcoördinator bij Talita, een opvanghuis in Houten voor jonge moeders en meiden van Stichting Timon. Bij Talita wordt op grond van een systeembenadering uitgegaan van meerzijdige partijdigheid. Dat betekent dat erkend wordt dat iedereen in het familiesysteem van de cliënt een rol heeft en dat de hulpverleners bij Talita werken vanuit een loyaliteit naar al die posities. Talita heeft een uitgesproken standpunt over het belang van het betrekken van vaders en werkt hier dan ook aan in de praktijk. Anja: ‘Dat betekent dat als een jonge moeder de neiging heeft om de vader niet te betrekken, we er toch voor gaan staan. We doen alles voor het kind en dat kind heeft een vader en een moeder nodig. Moeders hebben best veel macht. Ze kunnen de band tussen vader en kind versterken maar ook verzwakken. Daarom zeggen we bij aanvang van de hulpverlening al tegen de moeder dat we veel aandacht aan vaders besteden. Dankzij de houding van onze hulpverleners, die uitdragen dat je als vader belangrijk bent, komen er steeds meer vaders in beeld met wie we contact hebben en activiteiten doen. Ik zeg ook altijd in gesprekken waar de vader bij is: “Het kind kan niet zonder jou, je bent onmisbaar.” De vaders die bij ons komen hebben toch vaak een problematisch verleden. Je ziet ze dan stralen, omdat ze worden erkend als vader. Daar waar vaders al in beeld zijn is het vrij eenvoudig. Maar als we de vader niet kennen is het ingewikkelder. Die nodig je niet zomaar uit als de moeder daar geen toestemming voor geeft. Want moeder is immers de officiële cliënt, de indicatie is op haar naam. Hoe ver kun je gaan? Waar ligt de grens van moeder? Het blijft een zoektocht. Vaak was er sprake van geweld in de relatie dus dan werken we met de ouders aan een plan om veiligheid voor het kind te creëren. We willen in elk geval bijdragen aan het bewustzijn bij moeder dat de vader belangrijk is voor haar kind.’ Anja vertelt het verhaal van tienermoeder Rosa, die enige tijd met baby Finn bij Talita woonde en vader Roy, die door de hulpverleners actief betrokken werd bij zijn kind. ‘Rosa had allerlei problemen. Ze gebruikte drugs en had borderlineklachten. Roy had de relatie met haar verbroken terwijl zij dat eigenlijk niet wilde. Hij had veel invloed op haar. In hem

moesten we veel investeren, want hij zat in eerste instantie in de verdediging, hij voelde zich op voorhand al aan de kant geschoven. Toen hij merkte dat we naar hem luisterden en zijn opvattingen serieus namen, veranderde zijn houding. Hij vond bijvoorbeeld dat Rosa niet naar school mocht, terwijl wij van mening waren dat ze een dagbesteding nodig had en aan haar toekomst moest werken. We vroegen hem naar de reden en toen hij uitlegde dat hij het belangrijk voor Finn vond dat zijn moeder er in deze fase veel was, besloten we school voor Rosa nog een paar maanden uit te stellen. Hij was volkomen verbaasd want hij stond al in de startblokken om boos te worden over onze reactie maar dat was dus niet nodig. Als je een vader betrekt en geen beslissingen neemt zonder hem, win je het vertrouwen. Op een gegeven moment werd het te onveilig voor Finn bij Rosa, ze ging weer gebruiken en werd onberekenbaar. Dus hebben we met haar en Roy om de tafel gezeten en besloten dat Roy Finn zou meenemen. We zouden hem intensief steunen bij de zorg voor zijn kind. Ook schakelden we zijn moeder in om op de achtergrond een oogje in het zeil te houden. We brachten alle babyspullen bij hem thuis, belden dagelijks en kwamen regelmatig langs. Uiteindelijk trok hij de volledige zorg voor Finn ook niet, dat hadden we zien aankomen. Maar hij heeft zijn best gedaan en dat was prachtig om te zien. Toen Finn naar een pleeggezin ging, viel het gezin niet meer onder onze verantwoordelijkheid. De andere instelling besloot dat het beter was dat Roy niet meer betrokken werd. Dat was vreselijk want hij kon misschien niet alle zeven dagen van de week voor zijn kind zorgen, hij wilde zeker een plek blijven houden als vader, misschien een paar dagen per week. Hij nam verantwoordelijkheid naar vermogen en dat vond ik heel waardevol voor Finn. Omdat hij ons vertrouwde bleef hij bij ons aankloppen voor hulp. Hij werd door de nieuwe instelling namelijk niet op de hoogte gehouden van de situatie rondom zijn kind. Natuurlijk reageerde hij uit onmacht boos naar de gezinsvoogd, wat het niet beter voor hem maakte. We hebben daar met hem aan gewerkt. Hoe kon hij de gezinsvoogd benaderen zonder uit zijn slof te schieten? Maar het was al te laat. Deze jongen was heel goed voor zijn kind, maar omdat hij negatief gedrag vertoonde naar de gezinsvoogd, kwam er geen bezoekregeling op gang. Finn zou een jaar in het pleeggezin blijven. Terwijl

met Rosa werd gewerkt aan de verbetering van haar situatie leek Roy geen enkele positie meer te hebben in het verhaal. Toen heeft mijn collega een brief geschreven aan de kinderrechter en de situatie uitgelegd. Gelukkig is op basis van die brief de uitspraak bijgesteld. Er wordt nu onderzocht op welke manier Roy toch betrokken kan blijven bij de opvoeding van zijn kind.’ Dit verhaal laat zien wat het belang en effect kan zijn van het betrekken van een vader. Tegelijkertijd illustreert het dat dit besef nog lang niet in alle hulptrajecten gemeengoed is. Eigen Kracht Het werkveld van de jeugdzorg is onderhevig aan ingrijpende veranderingen waarbij de transitie van de verzorgingsstaat naar eigen verantwoordelijkheid van de burger een belangrijke pijler is. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een mentaliteitsverandering die ruimte schept om vaders actiever te betrekken bij de hulpverlening. Van jeugdhulpverleners wordt verwacht dat ze in toenemende mate het zelfoplossend vermogen van families faciliteren in plaats van in te grijpen als professional. Dat betekent dat er meer wordt gekeken naar de familie en het sociale netwerk van de cliënt om op zoek te gaan naar oplossingen van problematiek. Dit zou moeten betekenen dat vader en zijn familie vanzelfsprekend betrokken worden bij de hulpverlening. Een populair model voor zo’n systemische aanpak van problemen rondom jeugd is de Eigen Kracht Conferentie.75 Vrienden, familie en andere betrokken partijen rondom de cliënt komen bij elkaar en stellen samen een plan op om de problemen aan te pakken. In Amsterdam bijvoorbeeld heeft deze aanpak al vele uithuisplaatsingen voorkomen, omdat er opvang en oplossingen in beeld kwamen die voor de jeugdhulpverleners minder voor de hand lagen. Niet zelden is het de vader of de familie van vader die de oplossingen aandraagt, een bron van eigen kracht die buiten beeld blijft als alleen met het kind en de moeder wordt gewerkt. Eigen Kracht Conferenties zijn gebaseerd op de ervaringen in NieuwZeeland met de oorspronkelijke Maoribevolking. De Britse stijl van jeugdzorg sloot totaal niet aan bij de behoeften van de Maori, die gewend waren met familieleden uit meerdere generaties om de tafel te gaan als er

problemen met de kinderen waren. Zodoende werd een methode ontwikkeld die paste bij deze wij-gerichte familiecultuur. Toen dit model in 1989 in Nieuw-Zeeland bij hulpverlening aan Maori wettelijk verplicht werd gesteld, leidde dit tot een daling van uithuisplaatsingen met 60 procent. De bedoeling is letterlijk om de kring om het kind zo groot mogelijk te maken. Iedereen die belangrijk is voor het antwoord op de hulpvraag, die wil meedenken en mogelijk ook een rol wil hebben bij de oplossing, mag meedoen. Er wordt altijd zo veel mogelijk familie bij betrokken, en ook belangrijke familieleden die in het buitenland wonen, zoals opa’s en oma’s, wordt gevraagd naar hun mening. Er zijn wel een aantal kanttekeningen te noemen bij de uitvoering van de Eigen Kracht Conferenties in de Nederlandse context. Familietherapeut Tjin A Djie vindt bijvoorbeeld dat er geen rekening wordt gehouden met het feit dat migrantenfamilies door de migratie vaak gehavend zijn, en het oorspronkelijke zelfoplossend vermogen eerst moet worden hersteld. Kinder- en jeugdpsychiater Sita Somers voegt daaraan toe dat er geen rekening wordt gehouden met de posities in de familie en omgeving. Vaak is het niet gepast om in aanwezigheid van iedereen over bepaalde onderwerpen te praten. Sommige kwesties mogen alleen besproken worden met de gezagsdragers in de familie, andere zaken kunnen leiden tot schaamte en gezichtsverlies. Daar zou meer aandacht voor moeten zijn. Tot slot komt het volgens jeugdzorgmanager Résy Broekhoven voor dat als een moeder met eenhoofdig gezag de vader en zijn familie er niet bij wil hebben, dat ook niet gebeurt. Hoewel er door de facilitator van de Eigen Kracht Conferentie wel veel energie in wordt gestoken om de moeder van gedachten te doen veranderen, kan het zijn dat de helft van het familiesysteem ontbreekt. Kortom: de Eigen Kracht Conferentie is een prachtig model voor hulp aan families, dat enorm kan bijdragen aan het betrekken van vaders, mits rekening wordt gehouden met alle valkuilen.

11 – Wanneer ben je een vader en wanneer mag je vaderen?

In Nederland kun je voor de wet vader zijn in verschillende gradaties. Je kunt de biologische vader zijn zonder dat dit geregistreerd staat, je kunt geregistreerd zijn als de biologische vader, je kunt de juridische vader zijn zonder gezag en je kunt een vader met ouderlijk gezag zijn. Na een scheiding gaan de kinderen meestal naar de moeder en als er ruzie is, kan het voor een vader lastig zijn om zijn kinderen te blijven zien. Wie is de vader? Hondenexpert en programmamaker Martin Gaus trouwde lang geleden met een vrouw die al twee kinderen had uit een eerder huwelijk. Trots vertelt hij in een interview dat de kinderen hem verkozen boven hun biologische vader: ‘De kinderen hebben uiteindelijk mijn achternaam gekregen. Zij hebben niet een vader gekregen maar hem gekozen. De wettige vader was natuurlijk niet blij, maar heeft het wel zelf over zich afgeroepen. Toen Sacha achttien was heb ik geboortekaartjes laten maken. “Heden geboren: Sacha en Serge Gaus.” Dat deed ik om te laten blijken hoezeer ik hen had geaccepteerd als mijn eigen kinderen.’76 Het verhaal van Martin Gaus is een goed voorbeeld van de maakbaarheid van het begrip ‘vader’ in Nederland. Vader zijn is van een totaal andere orde dan moeder zijn. Je wordt niet vanzelf vader, ook al wordt er een kind geboren uit jouw zaad. De wens van de moeder is cruciaal voor de plek die

je als vader mag innemen in het leven van je kinderen. Is de moeder van je kinderen met je getrouwd, dan heeft ze je het gemakkelijk gemaakt en ben je een optimale vader. Ook na scheiding heb je rechten als vader. Is er geen sprake van een huwelijk, dan zitten er nogal wat haken en ogen aan je positie. De juridische voorwaarden voor vaderschap Als je als vrouw een kind baart, ben je voor de wet zowel de biologische als de juridische moeder. Je hebt niet alleen een zorgplicht maar ook het ouderlijk gezag. Als je als man iemand zwanger hebt gemaakt, betekent dit echter niet dat je automatisch de juridische vader wordt, laat staan de juridische vader met gezag. In Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen een biologische en een juridische vader. De biologische vader zijn betekent dat het kind uit jouw zaad geboren is en dat de moeder dat erkent. Maar dat is niet voldoende om bepaalde rechten en plichten te verkrijgen die samengaan met het vaderschap. Daarvoor heb je de positie van een juridische vader nodig. En zelfs dit juridische vaderschap is niet voldoende om eenzelfde positie als de moeder te verkrijgen. Als je je kind erkend hebt, heb je een zorgplicht en recht op omgang als jij en de moeder niet meer bij elkaar zijn. Maar om daarnaast ook te mogen meebeslissen over belangrijke zaken en daarin gelijkwaardig aan de moeder te zijn, heb je naast erkenning ook het ouderlijk gezag nodig. Je kunt dus, mits je geregistreerd bent, drie soorten vaders zijn: de biologische vader, de juridische vader zonder gezag en de juridische vader met gezag. Er zijn een aantal voorwaarden en stappen nodig om het juridische vaderschap met ouderlijk gezag op je te kunnen nemen. Het eenvoudigst is het als je getrouwd bent met de moeder van het kind. Dan hoef je niets extra’s te regelen. Tot eind vorige eeuw verloor de niet-verzorgende ouder na scheiding het ouderlijk gezag, maar dit is sinds 1998 veranderd. Beide ouders behouden de voogdij na een scheiding. Getrouwde vaders bevinden zich dus in de meest gunstige omstandigheden als het gaat om de juridische positie. Na scheiding heb je recht op een omgangsregeling, je hebt een zorgplicht en je mag meebeslissen over belangrijke zaken als onderwijs en opvoeding. En ben je getrouwd en krijgt je vrouw onverhoopt een kind van een ander, dan word je volgens de wet toch de juridische vader.

Als er geen sprake is van een huwelijk maar wel van een geregistreerd partnerschap, dan word je niet automatisch de juridische vader. Deze vaders zitten in hetzelfde schuitje als alle niet-getrouwde vaders. Een man die ongehuwd een kind krijgt, wordt niet vanzelfsprekend de juridische ouder van het kind. Om volwaardig juridisch vader te worden, moet je twee stappen zetten. In beide gevallen heb je een handtekening van de moeder van je kind nodig. Ten eerste zul je je kind moeten erkennen bij de gemeente en dit kan alleen als de moeder daar toestemming voor geeft. Is je kind al twaalf jaar of ouder en wil je het alsnog erkennen, dan moet je kind ook toestemming geven voor de erkenning. Ten tweede moet je om de wettelijke vertegenwoordiger van je kind te worden, het gezamenlijk ouderlijk gezag aanvragen bij de rechter. Ook daarvoor moet de moeder van je kind een handtekening zetten. Als een vader is overleden voor het kind is geboren of weigert het kind te erkennen, kan de moeder vragen om het vaderschap gerechtelijk te laten vaststellen. Als een moeder daarentegen weigert haar medewerking te verlenen aan de vader die zijn kind wil erkennen, blijven voor de biologische vader weinig mogelijkheden over om juridisch vader te worden. Een biologische vader heeft weinig tot geen rechten met betrekking tot zijn kinderen. Het verhaal van Jaap Het verhaal van Jaap laat de extreme afstand zien tussen biologisch vaderschap en het recht op een rol als vader in de praktijk. Jaap: ‘Ik heb altijd geweten dat ik graag vader wilde worden. Ik kom zelf uit een fijn, groot en warm gezin en dat wilde ik voortzetten. Dus toen ik erachter kwam dat ik op mannen viel was dat pijnlijk want ik zag mijn droom over een groot gezin in rook opgaan. Later kwam ik een man tegen die ook homo was maar met een lesbisch stel kinderen had gekregen, dat ging heel natuurlijk en goed. Daarmee realiseerde ik me dat het feit dat ik homo was niet betekende dat ik geen vader kon worden. Ik was dertig en besloot dat ik voor mijn veertigste een kind zou krijgen. Op een gegeven moment at ik bij een vriendin. Ze zei: “Ik heb een stapel Opzij’s voor je bewaard. Daar staan advertenties in met een oproep van

lesbische stellen voor donorvaders.” “Nooit van m’n leven! Dat is niks voor mij, op zo’n manier,” zei ik. Maar toch ben ik ze gaan lezen en een ervan sprak me aan. Ze waren op zoek naar iemand die een vaderrol op afstand wilde en dat sloot aan bij mijn wens. We hebben elkaar enkele keren ontmoet en in mijn herinnering was er een klik, maar achteraf wilde ik misschien wel dat die er was omdat dit in mijn beleving mijn enige kans was. In het eerste gesprek heb ik gezegd dat ik echt vader wilde zijn en dat vonden zij geen probleem. Vervolgens duurde het nog twee jaar voor een van de twee vrouwen zwanger werd. Tot die tijd kwamen we steeds meer in elkaars leven, op bezoek met verjaardagen, helpen met verhuizingen, ik ontmoette hun families. Ik had in mijn hoofd dat we vrienden moesten worden, dat leek me logisch als we samen een kind zouden krijgen. Maar toen de buit eenmaal binnen was – om het maar eens bot te zeggen – bleek dat opeens niet de bedoeling. Tijdens de zwangerschap begonnen de problemen. Ze namen steeds meer afstand. Als ik wist dat ze een echo hadden gehad belde ik even. Maar dan zeiden ze dat ze nauwelijks de tijd hadden om er met elkaar over te praten en dan hing ik alweer aan de lijn. Ik begreep wel dat er een moederinstinct naar boven kwam, dat ze samen een nestje wilden bouwen en dat ik daar niet echt bij hoorde. Maar dat we daar niet over konden praten vond ik pijnlijk, het gaf veel spanning. Toen ik vroeg of ik bij de bevalling mocht zijn werd ik gewoon weggekeken – hoe haalde ik het in mijn hoofd? En toen ik enige tijd later vroeg of ik dan wel in het ziekenhuis mocht zijn, zeiden ze: “Begin je daar nu alweer over? Je staat op het lijstje met mensen die gebeld moeten worden.” Langzamerhand drong het tot me door dat zij helemaal niets met mij wilden. Een bevriende psychotherapeut, zelf lesbisch, zei me rekening te houden met het feit dat de niet-biologische moeder niet automatisch binding met het kind heeft en dat ze die plek moet verwerven. Ik stond haar in de weg. Ik merkte inderdaad dat de biologische moeder makkelijker dan de nietbiologische moeder instemde met de dingen die ik voorstelde, maar als ze er later over hadden gepraat kwam ze erop terug. Toen ik al enige tijd niets had gehoord belde ik eens om te vragen hoe het ging. Mijn zoon, David, bleek de dag ervoor te zijn geboren. Ik ben gelijk naar het ziekenhuis gegaan, want ondanks alles was ik natuurlijk enorm blij.

Mijn moeder en mijn beste vriend gingen met me mee op kraamvisite. Maar het werd een ongemakkelijke en gespannen situatie en ik mocht zelfs geen foto maken. Daarna ging het contact verder bergafwaarts. Ik had me voorgesteld dat ik een dag per week voor hem zou zorgen, in mijn eigen huis. Maar in de praktijk mocht ik eens per drie weken even langskomen. De eerste keer dat ik alleen met hem was, was pas ruim een jaar later. Ik mocht even alleen met hem naar buiten, maar ik was zo bang dat ik iets fout zou doen, dat ik na tien minuten alweer terug was. Het was een geschenk dat David net tijdens dat ene bezoekuurtje per drie weken zijn eerste stapjes zette. Daar heb ik echt kracht uit geput, dat kon geen toeval zijn. Zo klein als hij was, hij maakte het zo gemakkelijk voor me om te blijven komen, ondanks de spanningen. Mijn moeder had hem nooit meer gezien sinds het kraambezoek in het ziekenhuis. We hadden destijds afgesproken dat de moeders en David bij haar op visite zouden komen, maar daar waren ze steeds nog niet aan toe. Dus toen mijn moeder een keer bij me logeerde, besloot ik dat we dan maar naar hen zouden gaan. Met de biologische moeder had ik een afspraak gemaakt, zij vond het in eerste instantie goed. Maar later stond er een boodschap op mijn antwoordapparaat. “We vinden het toch geen goed idee dat je met je moeder langskomt.” De toelichting die ik kreeg toen ik bij hen was om erover te praten, was dat mijn moeder zich naar had opgesteld in het ziekenhuis. Dat was het moment dat er iets bij mij knapte. Ik vond het zo laag, vals en gemeen dat ik uit mijn vel sprong van woede. Ik schoot enorm uit mijn slof, maar David was erbij dus bond ik weer in. Maar zij hebben dat moment aangegrepen om mij definitief de deur te wijzen. Voor hen kwam mijn woedeaanval als een geschenk, ze hebben gewoon op een aanleiding zitten wachten. Ik moet erbij vertellen dat ik – voordat alles escaleerde – iets heel doms heb gedaan. Ik heb op verzoek van de advocaat van beide moeders een handtekening gezet op een document waarmee ik afstand deed van mijn vaderschap, opdat de niet-biologische moeder ook juridische ouder kon zijn. Ik vond het belangrijk dat David in een stabiel gezin zou opgroeien, daarom deed ik het. Ik wist niet dat ik daarmee als donor al mijn rechten verspeelde. In die brief ging het alsmaar over de donor, en dat heb ik wel

willen veranderen want ik heb altijd gezegd dat ik dat een rotwoord vond, ik wilde gewoon de vader genoemd worden. Maar de advocaat overtuigde me ervan dat dat slechts een formaliteit was: als ik zelf een band had opgebouwd zou het allemaal niets meer uitmaken. Door te tekenen heb ik mijn eigen vonnis voltrokken. Toen het contact naar aanleiding van die woede-uitbarsting werd stopgezet, heb ik zelf een advocaat in de arm genomen. Ik was enorm emotioneel en kwetsbaar. De advocaat, een vrouw, zag dat en zei: “Als je dit aangaat, moet je op een aantal zaken voorbereid zijn. Je moet bereid zijn om te vechten en je moet willen winnen. Het gaat je veel tijd en veel geld kosten. En weet dat vrouwen vals zijn op dit gebied, ze gaan liegen en ze geloven in hun eigen leugens.” Deze woorden ben ik nooit vergeten. En het is precies wat er is gebeurd, terwijl het enige wat ik verlangde was dat ik mijn kind zou mogen zien. Tijdens de rechtszaak zat ik als enige man tussen tien vrouwen: de advocaten, de rechter, de moeders, zelfs de griffier was een vrouw. Die zaak – waarin we vroegen om een omgangsregeling en een informatieplicht – heb ik toen verloren. Twee lange jaren zag ik mijn kind helemaal niet en ik was volkomen blut, maar toch ben ik op advies van mijn advocaat in hoger beroep gegaan. Daar zouden we meer kans hebben om te winnen. Ik voelde me tijdens die zitting meer gehoord en ik kreeg inderdaad een bezoekregeling van een uur per maand onder begeleiding van een van de moeders en na een halfjaar zouden het twee uur worden. Ook het verzoek tot informatieplicht werd gehonoreerd. Nu, zes jaar later, is het nog steeds twee uur per maand, er is absoluut geen ruimte voor versoepeling. Mijn zoon is nu bijna elf en tot op de dag van vandaag is het altijd de niet-biologische moeder die aanwezig is. Elke drie maanden krijg ik een verslag waar amper iets in staat, en een foto van twintig meter afstand. Laatst mocht hij van z’n moeder zijn rapport niet aan me laten zien. Gelukkig voel ik wel dat hij het leuk heeft met mij, anders zou ik het nooit volhouden. Want een kind is zeer loyaal naar zijn ouders en als hij voelt dat zijn moeders niks met mij op hebben, kan het lastig voor hem zijn om een band met mij op te bouwen. Hij weet nog steeds niet dat ik zijn vader ben, dat wordt hem niet verteld. Ze hebben hem verteld dat ik hen geholpen heb om zwanger te worden, dat is alles. Laatst deden we een

spelletje, een soort quiz. Toen kwam er een vraag: hoe noem je de broer van je vader? Daar wist hij geen antwoord op. “Het is toch niet de donor?” zei hij. “Nee, het is een oom,” antwoordde ik. En toen zei hij, dat was voor het eerst: “Jij bent mijn donor, toch?” “Ja,” zei ik, en ik ben er verder niet op ingegaan. Mijn moeder heeft met hem erbij in totaal zestien kleinkinderen. En net als bij alle kleinkinderen heeft ze voor hem altijd een cadeautje of geld klaarliggen op verjaardagen en met sinterklaas. Ze stuurde eens een cadeautje naar zijn adres met de afzender: van Sinterklaas uit Zwolle, want daar woont ze. Dat cadeau hebben de moeders toen naar mij doorgestuurd. Zo vals vond ik dat. Mijn moeder is tachtig! Het deed mij zo’n pijn. Ook het besef dat zij hem, mijn kind, misschien nooit meer zou zien, was ondraaglijk. Ik ben in therapie geweest om te leren omgaan met mijn woede, wanhoop en onmacht. Ik leefde onder een donkere wolk. Nu gaat het wel beter, maar de dagen voor de bezoekdag krijg ik het altijd weer moeilijk omdat alle frustratie dan weer terugkomt. Op Davids geboorteakte staat: vader onbekend. Ik ben dus niet alleen geen juridische vader, ik ben ook niet officieel de biologische vader. Natuurlijk heb ik in het hele traject fouten gemaakt en ben ik veel te naïef geweest. Maar goed, als het gaat om je eigen kind, dan is dat zo emotioneel, daar kun je bijna niet zakelijk mee omgaan.’ ‘De macht van moeders is grenzeloos’ In 2003 – vijf jaar na invoering van de Wet behoud gezamenlijk gezag na scheiding – publiceerde hoogleraar rechtstheorie Dorien Pessers een meedogenloos artikel in NRC Handelsblad onder de titel ‘Vaders doen er niet toe, kinderen zijn de dupe: de macht van moeders is grenzeloos’.77 Zij betoogt daarin dat persoonlijke, seksuele en relationele zelfbeschikking geleid hebben tot een familierecht waarin de macht van de ongehuwde moeder grenzeloos is geworden. Het arrangement aan soorten vaders waaruit moeders kunnen kiezen is volgens haar enorm: de biologische, de sociale, de juridische vader, de stiefvader, de adoptievader, de stiefouderadoptievader, de verwekker, de verwekker die als partner toestemming heeft gegeven voor kunstmatige inseminatie, de anonieme spermadonor, de bekende spermadonor, de goed bekende spermadonor, en ten slotte de dode

vader met wiens zaad post mortem een kind is verwekt. En trouwens, ook moederschap is aan fragmentatie onderhevig, voegt Pessers toe. Ze schrijft: ‘In dit doolhof van meervoudig ouderschap moet het kind zijn plaats zoeken. […] Er is één troost voor het kind. Worden de keuzearrangementen van zijn ouders al te gek, dan is op de achtergrond van het familierecht nog het beginsel van “het belang van het kind” aanwezig dat ter correctie van ouderlijke willekeur door wetgever of rechter kan worden toegepast. Wat in het belang van het kind is, wordt echter niet door juridische argumenten bepaald, maar door pedagogen en psychologen die per jaar en per nieuw verschenen boek van mening blijken te veranderen. Daarnaast kunnen kinderen een beroep doen op enkele nieuwe “rechten van het kind”. Deze hebben dezelfde functie: het kind beschermen tegen zelfbeschikkende volwassenen. Zo heeft het kind het recht gekregen om in omgangsconflicten te worden gehoord en om informatie te krijgen over zijn biologische herkomst. Het heeft zelfs het recht gekregen om het vaderschap van zijn juridische vader te ontkennen, opdat het alsnog zijn eigen, alternatieve stamboom kan opbouwen! […] In het nieuwe familierecht tekent zich een samenleving af waarin ouders hun kinderen kiezen, en kinderen hun ouders. Verantwoordelijkheidsrelaties worden naar eigen keuze en tot nader orde aangegaan. Het is de vraag hoe stabiel deze “gekozen” gezinnen kunnen zijn. Ligt het niet voor de hand dat in deze familiale netwerken een concurrentiestrijd tussen de vele ouders uitbreekt?’ Pessers’ publicatie was een bevestiging van wat de vaderbeweging al jaren aan het licht probeerde te krijgen. Veel mannelijke “activisten” die ik sprak, onder wie Peter Tromp, initiatiefnemer van het Vaderkenniscentrum, vertelden over hun opluchting dat de vinger op de zere plek was gelegd en dat het een gezaghebbende vrouw was die met deze boodschap naar buiten kwam. Vaderschap doet ertoe! Dat er veel strijd is over de kinderen na scheiding, is algemeen bekend. In 2008 deed ik – in mijn functie als adviseur bij Enova emancipatieadviesbureau Drenthe – samen met een collega en een student pedagogiek een verkennend onderzoek onder vaders in Drenthe die

problemen ondervonden bij de omgang met de kinderen na de scheiding. We noemden het onderzoek Vaderschap doet ertoe. Meer dan zestig vaders die problemen ondervonden rondom afspraken over de omgang met hun kinderen deden mee en vulden een vragenlijst in. Met tien van hen deden we een diepte-interview. In de publicatie78 over het onderzoek gaven we de volgende schets van de gemiddelde vader in het onderzoek. ‘Hij voelt zich machteloos en afhankelijk van de moeder in zijn rol als opvoeder. Overleg en afspraken gaan niet soepel. Hij vindt dat hij te weinig tijd met zijn kinderen doorbrengt, waardoor hij ongewild in de positie van pretvader belandt. Hij voelt zich schuldig naar zijn kinderen, maar durft de strijd niet aan te gaan wetende dat hij een grote kans heeft deze te verliezen. Bovendien betaalt hij zich scheel aan advocaten, terwijl de moeder gratis kan procederen. Soms uit de moeder beschuldigingen over de vader die niet geverifieerd worden maar wel van invloed zijn op de uitkomsten van het echtscheidingsproces. Immers, waar rook is, is vuur. Hij mijdt ruzies en discussies met zijn ex, bang om het broze veranderlijke proces waaraan de omgangsregeling vaak onderhevig is, te verstoren. Want geen haan die ernaar kraait als moeder de afgesproken regeling niet nakomt. Hij wordt vaak slecht geïnformeerd, bijvoorbeeld over het wel en wee op school. School heeft een informatieplicht, maar verwacht dat de moeder dat wel regelt met de vader. Als de vader geen gezag heeft, kan de moeder “in het belang van het kind” school, huisarts en hulpverlening verzoeken vader niet meer te informeren. Ook dat komt voor. Omdat hij nauwelijks een rol van betekenis vervult voor zijn kinderen, is het onbevredigend wel alimentatie te moeten betalen. Hij zou graag meer tijd met zijn kinderen willen doorbrengen, ze zien opgroeien, en invloed hebben. Maar moeder zorgde ook al meer vóór de scheiding, dus waarom zou hij nu ineens wel voor de kinderen mogen zorgen? Dat recht verspeelde hij al tijdens zijn relatie. En zelfs als hij wel meer zorgde dan de moeder vóór de scheiding, dan nog komt hij er vaak bekaaid van af of heeft helemaal geen omgang meer.’ De rechtsgang na een scheiding

Na publicatie over het onderzoek op de opiniepagina van de Volkskrant bleven de schrijnende verhalen binnenlopen bij Enova. Vijf jaar na de kritische beschouwing van Dorien Pessers over het familierecht bleken rechters nog steeds de kinderen aan de moeder toe te wijzen en kreeg de vader een beperkte omgangsregeling. Bij conflict tussen de ouders werd er vaak ingezet op mediation, terwijl mediation alleen werkt als er sprake is van een gelijkwaardige uitgangspositie van beide partijen – en die was er in de basis niet. Zoals voormalig kinderrechter Nanneke Quik-Schuijt zegt: ‘Als kinderrechter heb ik jarenlang heel veel vastgelopen omgangsregelingen trachten vlot te trekken. Vaak woonden de kinderen bij de moeder en kwam het verzoek van de vader. Ik heb mij met enige regelmaat de woede van de vaderactiegroepen op de hals gehaald omdat ik, met een beroep op het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind, mij toch vaak genoodzaakt zag om het verzoek van de vader af te wijzen omdat omgang niet in het belang van het kind was onder de bestaande omstandigheden. Het belang van het kind gaat altijd voor. Het afwijzen van een omgangsregeling met de vader baseerde ik op heel veel onderzoek van onder meer Ed Spruijt, waaruit blijkt dat géén omgangsregeling beter is voor het kind dan een regeling die slechts onder grote spanning en stress kan worden uitgevoerd. Als dat het geval is kan het kind het nooit goed doen en ligt ernstige depressie op de loer.’ Het is gemakkelijk een zondebok aan te wijzen en te zeggen dat moeders, rechters en onderzoekers het allemaal bij het verkeerde eind hebben. Het is een feit dat Ed Spruijt de meest toonaangevende scheidingsonderzoeker is in Nederland en dat het perspectief dat hij inbrengt lang heeft gedomineerd. Daaruit vloeide voort dat kinderrechters kinderen wilden beschermen tegen ruziënde ouders, soms door een van de ruziënde partijen – meestal de vader – een minimale plek te geven. Dus bleek voor moeders die er geen belang in zagen om de relatie met een ex-partner voort te zetten een conflict lonend te zijn. Zo bleven veel vaders tegen een muur aanlopen. Voortgezet ouderschap na scheiding Gelukkig ontstaat in Nederland een groeiend besef over de gemarginaliseerde positie van vaders en de macht van moeders na een

scheiding. Ook komt er onderzoek met andere perspectieven in beeld waaruit blijkt dat de relatie met de vader na een scheiding van cruciaal belang is voor het kind. Dit groeiend bewustzijn over de disbalans in ouderschap na scheiding leidde tot maatregelen in de politiek, en in 2009 werd de Wet voortgezet ouderschap na scheiding van kracht, die ouders verplicht om samen een plan te maken over de gezamenlijke invulling van hun ouderschap. Volgens de wet heeft een kind recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding van beide ouders, niet alleen na een echtscheiding of geregistreerd partnerschap, maar ook na samenleven. Ouders hebben de verplichting om de ontwikkeling van de band van het kind met de andere ouder te stimuleren. Er is een omgangsplicht voor beide ouders, ook als een van de ouders geen gezag heeft. De ouders zijn ertoe verplicht om een ouderschapsplan op te stellen en te voegen bij een verzoek tot echtscheiding, beëindiging van een geregistreerd partnerschap of scheiding van tafel en bed. Deze verplichting geldt ook voor samenwonende ouders die gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen. Als er geen ouderschapsplan kan worden overgelegd, zal de rechter een verzoek tot echtscheiding niet in behandeling nemen, tenzij een goede motivatie voor het ontbreken wordt gegeven. Er moeten afspraken worden gemaakt over de zorgverdeling, kinderalimentatie en informatieuitwisseling over belangrijke zaken. De rechter kan op verzoek een dwangmiddel, bijvoorbeeld een dwangsom, in de beschikking opnemen. In 2010, een jaar na invoering van de wet, peilden we bij Enova de eerste indruk van de effecten ervan onder zestien vaders.79 Het ouderschapsplan bleek voor deze vaders een waardevol hulpmiddel na de scheiding. Het creëert een moment van bezinning en helpt, vooral als er een mediator bij betrokken is, om samen te werken, te overleggen en goede afspraken te maken. Maar het is de vraag of het ouderschapsplan bijdraagt aan de realisatie van gelijkwaardig ouderschap, zoals beoogd. De definitie van gelijkwaardig ouderschap biedt nog steeds ruimte aan de ingesleten ‘maternal preference’ in de rechtsspraak. Vaders beklagen zich over het feit dat in de praktijk de verplichting om een ouderschapsplan op te stellen en te handhaven moeilijk te controleren is. Voor vaders die niet getrouwd zijn geweest of bij wie geen sprake was van een geregistreerd partnerschap, geldt dat er geen haan naar kraait als er geen plan wordt opgesteld. En

vaders die geen ouderlijk gezag hebben, hebben al helemaal geen poot om op te staan. Al met al is het ouderschapsplan een positief initiatief: het leidt tot een groeiend bewustzijn over het belang van vaderschap en heeft de potentie om een substantiële bijdrage te leveren aan gelijkwaardig ouderschap. Maar de regeling op zich lijkt niet afdoende om dit voor honderd procent te bereiken. Ouders trouwen niet meer voor kinderen Op 14 mei 2012 meldde het CBS dat het aandeel niet-gehuwde ouders fors is toegenomen. In 2011 telde Nederland 2,3 miljoen gezinnen met thuiswonende kinderen tot 25 jaar. Dat is 73.000 meer dan tien jaar eerder. Een kwart van de ouderparen in deze gezinnen was niet getrouwd, een verdubbeling ten opzichte van 2001. Het is volgens het CBS steeds minder vanzelfsprekend om eerst te trouwen en dan pas kinderen te krijgen. Het aantal eenoudergezinnen steeg van 318.000 in 2001 naar 417.000 in 2011. Er worden dus steeds meer kinderen geboren in situaties waarin de biologische vader niet per se de juridische vader of de vader met gezag is. Volgens jurist Su Changoe, eigenaar van Tara Mediation en gespecialiseerd in echtscheidingszaken, zijn dat vooral de situaties waarin het misgaat. Zolang je nog bij elkaar bent is er geen probleem en zie je als vader niet de noodzaak in van het vastleggen van het ouderlijk gezag. Daar komt bij dat veel vaders niet weten dat ze geen gezamenlijk gezag hebben ook al hebben ze hun kind erkend. Het is met name deze groep vaders die voor enorme problemen komt te staan, want als de breuk een feit is en een conflict zich heeft afgetekend, dan heeft de moeder er meestal geen belang meer bij om haar handtekening te zetten. Su: ‘Pas nog werd ik gebeld door een vrouw met een baby. Ze wilde verhuizen naar de andere kant van het land en vroeg of dat mocht. “Hebben jullie gezamenlijk gezag?” “Nee.” “Nou, dan mag het,” moest ik haar wel antwoorden.’ Het advies van Su Changoe luidt: regel het, en doe het juist als je samen nog gelukkig bent. ‘Vader onbekend’ moet niet meer mogen

Kinder- en jeugdpsychiater Glenn Helberg is voorzitter van het Overlegorgaan van Caribische Nederlanders (OCaN) en zet zich vanuit die positie in voor het recht van het kind om zijn biologische vader én moeder te kennen. ‘Er zijn twee momenten in het leven van een kind waarop de vader schromelijk kan worden gediscrimineerd. Dat is bij de geboorte en ten tijde van de scheiding van de ouders.’ Deze discriminatie moet worden aangepakt, vindt hij, te beginnen bij de geboorte. ‘Jaarlijks worden in Nederland elfduizend kinderen geboren bij wie op de akte staat dat de vader onbekend is. Je kunt wel nagaan hoeveel vaderloze kinderen dat zijn over een periode van tien of twintig jaar. Wat wij willen is dat de man en de vrouw per definitie samen de verantwoordelijkheid dragen. De vader moet verplicht geregistreerd worden en zijn verantwoordelijkheid nemen ook al wil hij misschien liever weglopen. En als een dergelijke wetgeving ertoe leidt dat vrouwen onrechtmatig de verkeerde vader aanwijzen, dan moet dat onderzocht kunnen worden met een DNA-test en dan zullen daar sancties voor moeten komen. In Costa Rica is deze wetgeving ingevoerd en daar leidt het tot een drastische verlaging van het aantal vaderloze kinderen. Kortom, het moet niet meer mogelijk zijn om “vader onbekend” in te vullen bij aangifte van het kind. Want ieder kind heeft recht op zijn biologische vader én moeder. Dat recht zou boven de individuele keuzevrijheid van een moeder moeten staan.’ Dat het zover nog niet is blijkt uit het in oktober 2012 door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel inzake lesbisch ouderschap. De nietbiologische moeder kan daardoor voortaan juridisch ouder worden zonder dat zij daarvoor naar de rechter moet. Volgens het persbericht waarmee deze regeling aan het publiek werd voorgesteld, staat bij dit voorstel het belang van het kind voorop. Als er sprake is van een onbekende zaaddonor, kan de tweede moeder automatisch juridische ouder worden door huwelijk. In alle andere gevallen kan zij het kind erkennen. Op basis van cijfers van het CBS wordt ervan uitgegaan dat tweehonderd tot vierhonderd moeders jaarlijks van de nieuwe regeling gebruik zullen maken. Bij dit schrijven is het voorstel nog niet behandeld in de Eerste Kamer. Deze regeling stuit op verzet bij onder anderen twee vrouwelijke juristen die in dit boek al eerder aan het woord kwamen. Voormalig kinderrechter Nanneke Quik-Schuijt, tevens lid van de Eerste Kamer voor de SP, verzet

zich ertegen dat wettelijk wordt geregeld dat – zoals ze zegt – een kind van twee vrouwen afstamt. ‘Een kind heeft het recht om zijn biologische afkomst te kennen.’ En ook hoogleraar rechtstheorie Dorien Pessers spreekt zich krachtig uit tegen de regeling: ‘De onbekende spermadonor wordt met de wet weggeschreven uit het leven van het kind. Het gebruik van onbekende en anonieme donoren moet krachtig ontmoedigd worden, omdat het in strijd lijkt met de rechten van het kind,’ aldus Pessers. Opvallend is dat de wet zich beroept op het belang van het kind. De mantra in het belang van het kind wordt in Nederland te pas en te onpas gebruikt – door hulpverleners, moeders, rechters en advocaten – en verlamt de mogelijkheid tot een andere invalshoek. Het probleem daarbij is dat iedereen een andere invulling geeft aan ‘het belang van het kind’. Het perspectief van het kind zelf en van de vader blijft geheel buiten beschouwing. Onder het mom van ‘het belang van het kind’ wordt over de rug van het kind een nieuwe wet ingevoerd die het voor veel lesbische moeders aantrekkelijk maakt om voor een onbekende donor te kiezen. Hoe kan het nu in het belang van een kind zijn dat het niet weet wie zijn vader is?

12 – De onverbreekbare band tussen vaders en kinderen

Dit boek is een pleidooi voor vaderschap. Want vaders verlangen naar hun kinderen en kinderen verlangen naar hun vaders. In het huidige systeem is het vaderschap verworden tot een maakbaar begrip, terwijl het een natuurlijk gegeven zou moeten zijn waar niemand tussen kan komen. Papa Johan kreeg een kind met Els maar hun relatie liep stuk, zes maanden na de geboorte van Nico. Ze waren niet getrouwd en hadden niets geregeld over het vaderschap. Johan had zijn zoon zelfs niet officieel erkend, daar was het niet van gekomen. De omgang kwam moeizaam op gang, en er was geen sprake van dat Nico bij zijn vader mocht blijven slapen, die eerste jaren. Toen Nico leerde praten, noemde hij zijn vader bij zijn voornaam want dat hoorde hij zijn moeder doen. Op zijn vierde leerde hij van andere kinderen het woordje papa kennen. ‘Ben jij mijn papa?’ vroeg hij aan Johan. ‘Ja, ik ben jouw papa,’ zei Johan. Na deze ontdekking kwam er een stroom van papa’s uit de mond van Nico. ‘Papapapapapapapapapapapa,’ zo ging het achter elkaar door, alsof hij geen genoeg kon krijgen van het woord en het besef dat daarmee samenging. Wekenlang gebruikte hij in elke zin het woordje papa, waar en wanneer maar mogelijk. Het was een heerlijke ontdekking voor hem, en voor Johan

was het een ontroerende bevestiging van het belang van zijn bestaan voor zijn zoon. Vaders in de marge Toen ik in 2008 voor mijn ogen zag gebeuren hoe een kind dat al acht jaar lang fulltime bij zijn vader woonde, tegen zijn zin door de rechter naar zijn moeder werd gestuurd, had ik het gevoel in een horrorfilm te zijn beland. Het veilige gevoel dat ik eerder had als bewoner van ons rechtvaardige land loste op in het niets toen ik de angst en het hartverscheurende verdriet van het kind en de totale onmacht van zijn vader zag. In de jaren die volgden, deed ik onderzoek, ontmoette wetenschappers, medestanders, slachtoffers en kwam tot inzichten die uiteindelijk geleid hebben tot dit boek. De huidige situatie rondom vaderschap heeft zijn wortels in de geschiedenis en is een gevolg van de industrialisering, individualisering en feminisering van de samenleving in de vorige eeuw. Het moederschapsideaal lijkt diep verankerd, maar gelukkig zijn er steeds meer andere geluiden te horen. Het besef groeit dat kinderen naast een moeder ook een vader nodig hebben. Diverse onderzoeken bevestigen dat vaders en moeders ieder een unieke bijdrage leveren in de opvoeding van de kinderen en elkaar daarin aanvullen. Maar na een scheiding vallen nog steeds veel moeders in de valkuil dat ze vaders buitenspel zetten, en het rechtssysteem biedt hun daartoe ook de gelegenheid. Dit gaat niet alleen ten koste van de vaders en de kinderen, ook de moeders zelf hebben het zwaar als ze er helemaal alleen voor staan en de inzet van de vader niet benutten. Bovendien blijkt uit onderzoek dat kinderen die zonder vader opgroeien eerder problemen krijgen en minder goed presteren op school. Met het verdwijnen van een vader verdwijnt ook de relatie met zijn familie. En net zo goed als een vader belangrijk is, is het hebben van familie essentieel. Familie helpt je als het moeilijk is en draagt bij aan je levensgeluk. Families hebben veel wijsheid bij zich die je kunt gebruiken op je levenspad. Bovendien zit in de geschiedenis van de eerdere generaties belangrijke informatie die veel zegt over je huidige leven. Zo kunnen trauma’s en effecten ervan van generatie op generatie worden overgedragen. In andere culturen is dit familiebesef er vaak wel, en in niet-westerse samenlevingen wordt de vaderrol ook anders gewaardeerd en ingevuld.

Migratie heeft echter een grote impact op de invulling van vaderschap, en voor migranten uit niet-westerse landen is het vaak moeilijk om in Nederland te blijven opvoeden zoals ze in het thuisland gewoon waren. Dit verklaart voor een deel de problematiek rondom migrantenjongeren. Jeugdhulpverleners zouden vaders altijd moeten betrekken bij de aanpak van jeugdproblematiek, maar helaas gebeurt dit nog niet op grote schaal. Een biologische vader is niet per se een geregistreerde vader. Een geregistreerde vader hoeft niet de juridische vader te zijn. En een juridische vader heeft niet per definitie het ouderlijk gezag. Want als je niet getrouwd bent met de moeder van je kind, bepaalt zij welke positie je krijgt op de glijdende schaal van vaderschap. Verlangen Vaderschap is belangrijk en zou niet zomaar weggemoffeld moeten kunnen worden. Daarmee doe je kinderen en vaders tekort, zo blijkt uit de volgende twee verhalen over verlangen. Verlangen van een vader naar zijn kind en verlangen van een kind naar haar vader. Deze verhalen laten zien dat vaderschap dieper gaat dan kan worden omschreven met woorden. Het verhaal van Kim Kim vertelt hoe ze vanaf het moment dat ze zich bewust was dat er ergens op de wereld een vader was, naar hem verlangd heeft en geprobeerd heeft contact met hem te zoeken. ‘Toen mijn moeder zeventien jaar geleden door Azië reisde, kwam ze mijn vader tegen. In India. Hij was een Tibetaanse monnik in een boeddhistisch klooster, maar stond op het punt om uit te treden. Mijn vader en moeder waren stapelverliefd op elkaar. En toen ze ontdekten dat mijn moeder zwanger was, spraken ze af dat hij na de geboorte naar Nederland zou komen. Mijn moeder reisde door tot ze zes maanden zwanger was en ging toen naar huis. Tot op de dag van vandaag is mijn vader nooit in Nederland geweest. Ja, één keer was hij op bezoek bij een spirituele leraar, dat was hier vlakbij. Dat hoorden we achteraf. Ikzelf dacht in mijn vroegste herinneringen dat mijn vader dood was, net als de vader van Simba in de film Lion King. Maar toen ik op mijn derde verjaardag een groot pakket van hem kreeg toegestuurd met allerlei

cadeaus, kreeg ik een besef dat ik ergens een vader had. Echter toen ik op mijn verjaardag erna weer een cadeau verwachtte, kwam dat niet. “Mama, dat doe je toch niet met je familie,” schijn ik, klein als ik was, gezegd te hebben. Vanaf dat eerste cadeau ging ik elke verjaardag verlangend naar de brievenbus, en bleef daarna nog maanden hopen dat er alsnog een pakket zou worden bezorgd. Maar dat gebeurde niet vaak. Hij heeft destijds per brief aan mijn moeder laten weten dat hij geen contact met ons wilde. Naarmate ik groter werd, snapte ik steeds minder waarom hij niet naar mij toe kwam. Ook voelde ik me anders dan anderen. Ik wilde dat ik geen donker uiterlijk had. Ik wilde blond zijn zoals mijn moeder en haar familie. Ik wilde net zo zijn als de rest van ons dorp. Ik was jaloers op vriendinnen die wel een vader om zich heen hadden. Ik bleef contact met hem zoeken. Ieder jaar met vaderdag mocht ik een speciaal klein cadeautje maken op school, zodat het makkelijk te verzenden was per post. Vanaf mijn achtste jaar kreeg ik ineens weer cadeaus op mijn verjaardag, en vanaf toen bleven ze jaarlijks komen. In brieven smeekte ik hem om zelf te komen, ik bood zelfs aan om zijn ticket te betalen, te jong om te beseffen hoe duur dat was. Maar ik kreeg geen respons. Ik begreep het niet en had het er moeilijk mee. Toen ik een jaar of elf was, gaf ik de hoop op en heb ik het voor mezelf afgesloten. Ik stopte met schrijven en wilde er niet meer aan denken. Naast een verlangen naar mijn vader had ik ook steeds meer een verlangen om mijn Aziatische kant te leren kennen. Met mijn moeder ging ik daarom op mijn twaalfde op reis naar Nepal en dat was als thuiskomen. Ik voelde me zo verbonden met die cultuur. Terug in Nederland werd ik echter nog ongelukkiger. Mijn vader plaatste ik op een voetstuk, maar doordat ik had gezien hoe hecht de gezinsbanden in Azië zijn, begreep ik nog minder dat hij geen contact wilde. In die periode heeft hij me wel twee keer beloofd dat hij zou komen, maar beide keren ging het niet door. Ik kreeg lichamelijke klachten en leed aan het chronisch vermoeidheidssyndroom. Op mijn veertiende werd ik ontzettend boos op papa, want hij verzweeg ook mijn bestaan tegen zijn familie. “Oké, jij wilt misschien geen contact met mij. Maar waarom kan ik daarom geen contact met mijn familie hebben? Het is ook mijn familie, hoor!” Dat heb ik hem toen gemaild. En toen ik net vijftien was, belde hij. Hij had het aan zijn moeder verteld en

vroeg of ik haar een brief wilde sturen. Dat heb ik toen gedaan. Ik heb haar verteld wie ik was, ik schreef over mijn hobby’s, ik heb foto’s van mezelf en van mama erbij gedaan. Een paar maanden later kreeg ik een antwoord. Het was een warme kaart, met foto’s van mijn ooms en tantes en er zat een telefoonnummer bij. Het was heel onwerkelijk, hier had ik zo lang naar toegeleefd, ik was ontzettend blij. We hebben gebeld en we spraken af dat we naar hun woonplaats in India zouden komen. En zo gezegd zo gedaan. Al snel reisden we af naar mijn familie in India. Mijn oma had wel over mijn bestaan aan mijn tantes verteld, maar niet aan mijn ooms. Ons bezoek was dus ietwat ingewikkeld. Maar toen we er eenmaal waren vroeg een oom aan mijn oma: “Hoe komt het dat dit meisje zo op mijn oudste broer lijkt?” “Misschien omdat ze zijn dochter is?” antwoordde mijn oma. Dus toen was het voor hem ook duidelijk. We hebben een geweldige tijd gehad. In het begin was ik wat afhoudend, bang dat ook zij mij zouden afwijzen, net als mijn vader. Maar ze waren zo warm en liefdevol. Ze benadrukten de hele tijd alle gelijkenissen tussen mij en mijn vader. Mijn oma is een wijze oude vrouw en spreekt heel goed Engels. Toen ze één jaar was, is ze met haar ouders gevlucht vanuit Tibet naar India. Haar vader werd later opgepakt door de Chinezen, belandde in de gevangenis en kreeg vervolgens een relatie met een andere vrouw. Mijn oma is dus net als ik zonder vader opgegroeid. En zelf heeft ze een broer die ook spoorloos is verdwenen. We ontdekten dat mijn vader, in de tijd dat hij mijn moeder schreef geen contact met ons te willen, ook alle contact met zijn familie in India had verbroken. Ik weet niet wat dat over hem en onze band zegt. Hij woont ondertussen al jaren in de Verenigde Staten en geeft daar les over het boeddhisme. Het contact met mijn familie heeft me wel veel rust gegeven. Ik ben er afgelopen jaar nog een keer geweest. We bellen en we schrijven. Er is nu een fundament gelegd, het verlangen is tot rust gekomen. Maar het heeft niets aan de relatie met mijn vader veranderd. We zijn nog steeds aan het proberen om met hem af te spreken en hem ergens te ontmoeten. En als dat niet lukt, dan stap ik als ik achttien ben zelf op het vliegtuig en ga ik gewoon naar hem toe.

Ondanks alles zal ik altijd onvoorwaardelijk van mijn vader houden. En tegelijkertijd ben ik blij dat ik de liefste moeder ter wereld heb die mij hierin onvermoeibaar helpt en steunt.’ Het verhaal van Gerard Gerard vertelt hoe hij als zaaddonor overrompeld werd door de liefde die hij voelde toen zijn zoon geboren werd. Hij belandde geheel onverwacht op een roze wolk. ‘Ik kende Janne een klein beetje, ze kwam de redactie van een talkshow die ik presenteerde versterken. En af en toe nam ze haar vriendin Enrique mee naar uitzendingen. Op een van die avonden kwamen ze naar me toe en zeiden dat ze graag wilden afspreken om me een vraag te stellen. Ik wist gek genoeg gelijk waar het over zou gaan, dus tijdens het gesprek was ik niet verbaasd toen ze me vroegen of ik de vader van hun kind wilde zijn. Zes maanden lang hebben we gesprekken gevoerd. Ik vond dat we elkaar eerst maar eens wat beter moesten leren kennen. Ook legde ik het voor aan mijn omgeving om reacties te polsen en zo een mening te kunnen vormen. Dan merk je dat iedereen er wat van vindt. Mijn moeder schrok van de gedachte, mijn broer vond het een raar idee. Ik luisterde naar de verhalen van andere donorvaders en lesbische moeders. Alle mogelijke scenario’s passeerden de revue. Het belangrijkste vond ik dat er vertrouwen was tussen ons, een gevoel van commitment. En dat gevoel groeide steeds meer. Mijn grootste twijfel daarentegen was of ik zou kunnen voldoen aan hun wens. Ze wilden namelijk een vader die duidelijk in beeld was. Ik had niets met baby’s en ik kende ook geen vadergevoel, dus ik had geen idee hoe het zou worden. Iemand zei tegen me: “Je kunt altijd beren op de weg blijven zien, maar je kunt ook kiezen om het avontuur aan te gaan.” Die zin ben ik nooit vergeten, dat trok me over de streep. Dus toen alles was besproken, hebben we het besluit genomen en een donorovereenkomst van internet geplukt en ondertekend waarmee ik formeel afstand deed van mijn vaderschap. Na vier pogingen was Janne zwanger. Tijdens de zwangerschap ben ik wel betrokken geweest, maar ik had nog steeds geen vadergevoelens. Het was echt hun zwangerschap en niet de mijne. De bevalling duurde lang, het spande erom of Bruno net op mijn verjaardag geboren zou worden en dat is

dus gebeurd. En toen Bruno er eenmaal was veranderde alles in één klap. Ineens werd ik vader. Ik zag hem en op dat moment was het alsof er een lijntje werd uitgeworpen en met een haakje werd vastgezet in mijn hart. Het raakte me zo, ik was reddeloos verloren. De blik in zijn ogen… Ik zag geen baby als ik naar hem keek, ik zag herkenning. De hele dag heb ik gehuild van ontroering, zo bijzonder vond ik het. Ook mijn moeder was verkocht, alle twijfels waren weg, ze was plotseling een oma geworden. “En,” zei ze, “ik heb er twee dochters bij gekregen!” Tot haar overlijden vorig jaar zijn Janne en Enrique vaak bij haar geweest met Bruno. Ze was echt op en top een oma. Had ik eerder angst gehad niet voldoende vader te zullen zijn, nu was ik bang dat ik te veel vadergevoelens zou hebben. Die eerste week kwam ik iedere dag langs. Ik had enorme behoefte om bij mijn zoon te zijn. Later vertelden Janne en Enrique me dat ze opgelucht waren. Het was precies wat ze gehoopt hadden, maar ze wilden het niet afdwingen om me niet af te schrikken. We hadden niets afgesproken over de invulling van mijn vaderrol, maar ondertussen ben ik echt zijn papa geworden. Bruno is nu vijf jaar. Hij heeft zijn eigen slaapkamer en speelgoed in mijn huis en ik heb een vaste omgangsregeling. Wekelijks komt hij een dagdeel en eens per twee weken slaapt hij bij me. Ook gaan we samen op vakantie en ben ik officieel de voogd als er iets met de moeders gebeurt. Het is allemaal heel organisch verlopen. Op een natuurlijke wijze heeft onze vader-kindrelatie vorm gekregen. Omdat Enrique graag volledig moeder wilde zijn, inclusief ouderlijk gezag, heb ik laatst een document ondertekend waarin ik expliciet afstand heb gedaan van mijn vaderschap. Ik moest aangeven dat ik geen vaderkindband met Bruno heb. Een jurist heeft dat geregeld voor ons bij de rechter. Enrique en Janne konden niet vaak genoeg benadrukken dat het puur voor Enriques positie was en dat het niets aan mijn plek zou veranderen. Ik begreep het en ik gun het Enrique natuurlijk. Maar toch had ik het er best moeilijk mee, ook voor Bruno. Daarom heb ik zelf een apart briefje opgesteld waarin ik zeg dat ik echt Bruno’s papa ben. Daar hebben we alle vier een handtekening onder gezet. Vaak spreken mensen hun verwondering uit dat ik het heb aangedurfd om op deze manier vader te worden. En als je erover nadenkt dan is het ook wel

een wankele positie. Het is immers puur gebaseerd op vertrouwen. Maar die basis is bij ons gelukkig erg stevig. Anders had het niet gekund.’ Tot slot In dit boek heb ik willen beschrijven hoe het vaderschap van een biologisch en energetisch gegeven is verworden tot een maakbaar begrip. Immers, als moeder kun je kiezen voor de vorm en omvang van de rol die je de verwekker van je kind geeft. We leven in een samenleving waarin het recht op vrijheid van het individu een groter goed is dan de positie en verantwoordelijkheden die we hebben als onderdeel van een groter geheel. De mantra ‘in het belang van het kind’ is een machtig wapen in de handen van wetenschappers, hulpverleners, rechters en moeders, die ervan uitgaan dat een kind soms beter af is zonder vader dan met. Laten we daarom beginnen met spreken over de rechten van het kind, in plaats van het belang van het kind. De rechten van het kind zijn namelijk niet zo multiinterpretabel als het belang van het kind. Ieder kind heeft immers recht op zijn ouders. Dit boek is een pleidooi voor vaderschap. Geen vaderschap dat wordt ingevuld door wetgeving en omstandigheden, maar vaderschap dat wordt geboren met de conceptie van een kind. Een natuurlijk vaderschap, een gegeven waar niemand omheen kan en waar niemand aan mag tornen. Ieder kind heeft een natuurlijk recht op een biologische vader en iedere vader heeft het recht op zijn eigen kinderen. En iedereen die nu denkt: maar er zijn ook heel veel vaders die niet willen, die het laten afweten, die mishandelen, die incest plegen, kan zich voorstellen dat dit geen reden hoeft te zijn voor het principe van omgekeerde bewijslast. Er zijn ook genoeg moeders die steken laten vallen in welke vorm dan ook. Zo waanzinnig als het idee klinkt om de aard en omvang van de moederrol bij aangifte van het kind door te geven aan de balie van het gemeentehuis, zo bizar zou het ook moeten zijn dat de positie van de vader afhangt van andere factoren dan zijn biologische relatie met het kind. In de vijf jaar dat ik me met het onderwerp bezighoud, heb ik zo veel verhalen over beschadigde relaties tussen vaders en kinderen voorbij zien komen door toedoen van het bestaande systeem, dat ik ervan overtuigd ben

dat het de hoogste tijd is voor een grondige herwaardering van de vaderkindrelatie. Daar mag geen speld tussen komen.

Woord van dank

De eerste zinnen van dit boek zette ik op papier op 6 juni 2012, de ochtend na de venuspassage. Het begrip venuspassage doet me denken aan een verandering in de samenwerking tussen het mannelijke en het vrouwelijke. Een herstel van evenwicht tussen de seksen. En tevens een erkenning en herwaardering van de verschillen. Ik vond het een mooie bekrachtiging van de start van dit boek De afronding van dit boek en het verzenden van het manuscript naar de uitgever vond plaats op 21 december 2012. Opnieuw een belangrijk moment in het universum: de start van een nieuw tijdperk volgens velen. Het is alsof de winden in de kosmos meewaaien met de boodschap van een herwaardering van vaderschap. Voor dit boek ben ik dank verschuldigd aan te veel mensen om op te noemen, maar toch ga ik een poging doen om zo volledig mogelijk te zijn. Ten eerste wil ik iedereen bedanken die zijn verhaal met me heeft gedeeld en toestemming gaf om het te publiceren: als het boek enige indruk maakt op de lezer, dan is het werkelijk in de eerste plaats dankzij deze verhalen. Ik bedank mijn familie en vrienden die een alertheid ontwikkelden over het onderwerp en me op de hoogte hielden van alles wat ze tegenkwamen op het gebied van vaderschap in de geschreven en gesproken pers. Veel van de informatie in het boek heb ik aan die bron te danken. Speciale dank aan mijn vader en moeder, die eigenlijk een prachtig voorbeeld waren waar ik veel gebruik van heb gemaakt. Wie heeft er nog een vader die visserman was? Het werken aan dit boek heeft ook daarover mijn dankbaarheid doen toenemen.

Dank aan redacteur Marieke van Oostrom, die met liefde voor taal en tekst heel precies en adequaat heeft geadviseerd en gecorrigeerd. Dank aan het Hendrik Pierson Fonds: dat heeft – als fonds voor eenoudergezinnen – voor het eerst in zijn bestaan, en misschien wel als eerste fonds in Nederland, een boek over het belang van vaderschap gefinancierd. Dankzij het fonds heb ik de tijd en de ruimte gekregen om maandenlang aan dit boek te kunnen werken. Dank aan mijn zussen, Karin en Inge, die als eersten de hoofdstukken lazen om kromme zinnen en kromme redeneringen te onderscheppen. Pas na die eerste check durfde ik de tekst te sturen naar mijn meelezers in de begeleidingscommissie. Ik wil Peter Tromp van het Vaderkenniscentrum bedanken voor zijn pionierswerk in Nederland op het gebied van vaderschap. Ik heb veel gebruikgemaakt van alle kennis en informatie die hij verzamelt en beschikbaar stelt voor het publiek. Mijn grootste dank gaat uit naar mijn begeleiders. Zij hebben vanuit een bevlogenheid en met passie meegewerkt aan dit boek. De bijeenkomsten met hen waren steeds kleine feestjes met lekker eten, veel humor, plezier en af en toe ook een traan. We hadden een gezamenlijke missie, en eentje die nog niet overal gedragen is. Dat creëerde een extra gevoel van verbondenheid. Zij hebben me elk vanuit hun eigen vakgebied gevoed met onderzoek, ervaringen en verhalen, ze hebben me behoed voor valkuilen, ze hebben me gewaarschuwd voor een te eenzijdig beeld, en ze hebben me gemaand tot zorgvuldigheid. Hun aanwezigheid en enthousiasme hebben me gedragen tot het einde. Ik ben ze oneindig dankbaar. Als ik nog ergens een steek heb laten vallen, is dat zeker niet aan hen te wijten. Ik introduceer ze één voor één. Louis Tavecchio is emeritus hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn passie voor vaderschap ontstond in de jaren tachtig, toen hij ontdekte dat onderzoek over ouderschap altijd alleen maar over moeders ging. Ik citeer Louis: ‘Als er over vaders werd gesproken, gebeurde dat door de mond van de moeders. Uitermate vreemd en ook onjuist!’ Sindsdien heeft hij de rol van mannen en vaders op de kaart gezet.

Glenn Helberg is kinder- en jeugdpsychiater en voorzitter van het Overlegorgaan voor Caribische Nederlanders (OCaN). Hij breekt al jaren een lans voor vaderschap omdat hij vindt dat elk kind recht heeft op een vader en dat dit recht regelmatig met voeten wordt getreden. Glenn: ‘Als kinderen problemen hebben zie je niet zelden dat de moeder er alleen voor staat. Van elk kind zou bij de geboorte bekend moeten zijn wie de vader is, even vanzelfsprekend als dat nu voor de moeder het geval is.’ Glenn won voor zijn inzet in 2010 de Vaderdagtrofee. Kitlyn Tjin A Djie is familietherapeut en grondlegger van het ‘model Beschermjassen’. Met haar schreef ik eerder twee boeken. Vanuit de gedachte dat ieder familielid een eigen rol heeft die niet te vervangen is, vindt Kitlyn het belangrijk dat vaders gehoord en gezien worden. Kitlyn: ‘Vroeger waren er intakeformulieren in de jeugdzorg waarop niet eens gevraagd werd naar de vader. En als de moeders de vaders niet wilden betrekken, gingen de hulpverleners daarin mee. Het kost de samenleving bakken geld, als vaders aan de zijlijn staan. Gelukkig wordt dat in toenemende mate onderkend.’ Dirck van Bekkum is cultureel antropoloog met zijn eigen bureau Moira en ervaringsdeskundige als het gaat om uitsluiting van vaders. In de jaren zeventig overleed zijn vrouw plotseling en na enkele jaren werden zijn kinderen uit huis geplaatst. Dirck: ‘Ik had altijd vertrouwen gehad in de samenleving, maar nu ontwaarde ik een systeem waarin alles met elkaar samenspande om iets kapot te maken, terwijl dat niet nodig was.’ Dirck specialiseerde zich als antropoloog op het gebied van volwassenwording van jonge mannen en schreef diverse artikelen over het onderwerp. Mariele Mijnlieff is andragoog en adviseur bij STAMM Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Samen met haar begon ik mijn missie in 2008, met een verkennend onderzoek naar de positie van gescheiden vaders. Sindsdien is zij steeds net zo betrokken en vastberaden geweest als ik als het gaat om de positie van vaders in Nederland. Hoewel we geen collega’s meer zijn, is ze mijn maatje, steun en toeverlaat gebleven bij de ontrafeling van dit kwetsbare onderwerp. En last but not least, mijn assistent-vrijwilliger, die niets liever wilde dan een bijdrage leveren aan dit pleidooi voor vaderschap: pedagoog Carmen Jonathans. Carmen heeft destijds als student pedagogiek het onderzoek naar

de invoering van het ouderschapsplan gedaan onder mijn begeleiding. Ze heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan dit boek door verhalen aan te leveren en onderzoek te verzamelen. Ze schrijft zelf zo goed, dat ik nauwelijks correcties hoefde aan te brengen. Met name voor het deel over ouderverstoting ben ik haar veel dank verschuldigd. Irene Zwaan

Noten

1 – Fraiberg, S., Brazelton, B., The magic years (1996) en Stern, D., Themotherhood constellation (1998). 2 – Mijnlieff, M., Zwaan, I. en Olde Loohuis, J. (2009), Vaderschap doet ertoe. Echtscheidingspraktijk in Nederland is éénouderpraktijk. Enova emancipatieadviesbureau Drenthe. 3 – Remarque, P. (2009), Het zit de mannen niet mee tegenwoordig. Lotgevallen van een gezinshoofd. Amsterdam: Prometheus. 4 – Mitscherlich, A. (1974), Op weg naar een vaderloze maatschappij. Sociaal-psychologische verkenningen. Deventer: Van Loghum Slaterus. 5 – Dijkstra, P.A. (2003), Het zit in de familie. Oratie ter gelegenheid van de aanvaarding van de leerstoel Verwantschapsdemografie aan de Universiteit van Utrecht. 6 – Tempe, J. de (2012), Van kwajongen tot probleemjongere. Systeemtherapie, 2, pp. 97-109. Crott, A. (2011), Van hoop des vaderlands naar ADHD’er. Het beeld van de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005). Nijmegen: Radboud Universiteit. 7 – Happinez (september 2011), Opvoeden anno 2011. Onderzoek t.b.v. Happi-kidz, najaar 2011. 8 – Pronk, I., Zorgende vaders en hun gebrek aan gezag. Trouw (16 juni 2012). 9 – Remarque, P. (2009), Het zit de mannen niet mee tegenwoordig. Amsterdam: Prometheus. 10 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2010), Managen van diversiteit op de werkvloer. Assen: Van Gorcum. 11 – Mitscherlich, A. (1968), Op weg naar een vaderloze maatschappij. Sociaal-psychologische verkenningen. Van Loghum Slaterus.

12 – Bekkum, D. van (1998), Het meervoudig verband. De eerste sekse. Meningen over mannelijkheid. Meulenbelt, A. (ed.). Amsterdam: Van Gennep. 13 – Kiley, D. (1983), The Peter Pan Syndrome: Men Who Have Never Grown Up. MW Books. 14 – Tavecchio, L. en Bos, H. (eds.) (2011), Vaderschap, rol van vaders in opvoeding van kinderen en diversiteit in vaderschap. Pedagogiek, wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming, 1. 15 – Hoog, S. de, Harthoorn, H. en Servage, R. (2011), Vaderschap 2.0. Opvoedingsondersteuning voor vaders van nu. Equality. 16 – Pels, T., Ketner, S. en Naber, P. (2012), Een vader is meer dan 100 meesters. Kenniswerkplaats 10+, Gemeente Amsterdam. 17 – Hoog, S. de, Harthoorn, H. en Servage, R. (2011), Vaderschap 2.0. Opvoedingsondersteuning voor vaders van nu. Equality. 18 – Tavecchio, L. en Bos, H. (eds.) (2011), Vaderschap, rol van vaders in opvoeding van kinderen en diversiteit in vaderschap. Pedagogiek, wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming, 1. 19 – Remarque, P. (2009), Het zit de mannen niet mee tegenwoordig. Amsterdam: Prometheus. 20 – Bowlby, J. (1969), Attachment and loss. Vol. 1 attachment. New York: Basic Books. 21 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2010), Managen van diversiteit op de werkvloer. Assen: Van Gorcum. 22 – Lamb, M.E. (2010), The Role of the Father in Child Development. Hoboken NJ: John Wiley & Sons, Inc. 23 – Tavecchio, L. en Bos, H. (eds.) (2011), Vaderschap, rol van vaders in opvoeding van kinderen en diversiteit in vaderschap. Pedagogiek, wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming, 1. 24 – Jolles, J. (2012), Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag en educatie. Amsterdam-Maastricht: Neuropsych publishers, 3e herziene druk. 25 – Maas, C. (2010), Uit elkaar, gesprekken met kinderen van gescheiden ouders. Amsterdam: Prometheus. 26 – Tavecchio, L. en Bos, H. (eds.) (2011), Vaderschap, rol van vaders in opvoeding van kinderen en diversiteit in vaderschap. Pedagogiek, wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming, 1.

27 – Sasaki, T., Hazen, N.L. en Swann Jr., W.B. (2010), The supermom trap: Do involved dads erode moms’ self-competence? Personal relationships, journal of the international association for relationship research, 17, p. 71-79. 28 – Delfos, M. F. en Janssen, G. (2011), Vaders, hoe doen ze het toch? Amsterdam: Bert Bakker. 29 – Tiger, L. (1999), Decline of Males. New York: Random House. 30 – Maas, C. (2010), Uit elkaar, gesprekken met kinderen van gescheiden ouders. Amsterdam: Prometheus. 31 – Komter, A. en Knijn, T. (2004), Zwarte schapen in de familie. DEMOS, 10. 32 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum. 33 – Hoog, S. de, Harthoorn, H. en Servage, R. (2011), Vaderschap 2.0. Opvoedingsondersteuning voor vaders van nu. Equality. 34 – Leap, D. (19 april 2012), Strong link between fatherlessness and family dysfunction confirmed. Thetrumpet.com. 35 – Spruijt, E. (2009), State-of-the-art 2009. Kinderen en echtscheiding. www.nwo.nl. 36 – Gaalen, R. van en Stoeldraijer, L. (5 juni 2012), Gezinssituatie, ouderlijke inkomsten en schoolniveau van 15-jarigen in Nederland (1999–2008). Centraal Bureau voor de Statistiek. 37 – Zie: Vandereycken, W. en Deth, R. van (2009), Psychotherapie. Van theorie tot praktijk. Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum. Parmiani, L., Lafrate, R. en Giuliani, C. (2012), Loyalty Conflict, Feelings of Unfairness, and Young Adults’ Individuation Difficulties in Separated and Nonseparated Families. Journal of Divorce and Remarriage. 53 (5). p. 386-401. – Aendekerk, E.W.C. (2005), Specifieke context: professioneel netwerk met diversiteit. Integratieve kinder- en jeugdpsychotherapie. Assen: Koninklijke van Gorcum. 38 – Zanders, J. (2011), Forumbijdrage: Ouderverstoting en de vergeten vaderlijke opvoedingsverantwoordelijkheid. Pedagogiek, wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming. Thema: Vaderschap, rol van vaders in opvoeding van kinderen en diversiteit in vaderschap. Tavecchio, L. en Bos, H. (eds.) 1.

39 – Gardner, R.A. (2006). Introduction. In: Gardner, R.A., Sauber, S.R. & Lorandos, D., The International Handbook of Parental Alienation Syndrome. Illinois: Charles C. Thomas. Baker, A.J.L., & Ben-Ami, N. (2011), To Turn a Child Against a Parent Is To Turn a Child Against Himself. The Direct and Indirect Effects of Exposure to Parental Alienation Strategies on Self-Esteem and WellBeing. Journal of Divorce and Remarriage, 52, p. 472-489. Godbout, E. & Parent, C. (2012), The Life Paths and Lived Experiences of Adults Who Have Experienced Parental Alienation. A Retrospective Study. Journal of Divorce and Remarriage, 53 (1), p. 34-54. Sarrazin, J. & Cyr, F. (2007), Parental conflicts and their damaging effects on children. Journal of Divorce and Remarriage, 47 (1–2), p. 7793. Gerber Moné, J. & Biringen, Z. (2006), Perceived Parent-Child Alienation. Journal of Divorce and Remarriage. 45 (3-4), p. 131-156. 40 – Strohschein, L. (2007), Prevalence of methylphenidate use among Canadian children following parental divorce. Canadian Medical Association Journal vol. 176 no. 12. 41 – Tempe, J. de (2012), Van kwajongen tot probleemjongere. Systeemtherapie 2, p. 97-109. 42 – ‘Vaders van cruciaal belang na scheiding’, Dagblad van het Noorden, 12 december 2011. 43 – Eimers, D. (2010), Vader: onmisbaar in de opvoeding. J/M voor ouders, vaderspecial. 44 – Happinez (september 2011), Opvoeden anno 2011. Onderzoek t.b.v. Happi-kidz, najaar 2011. 45 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum. 46 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum. 47 – Schutte, X., Moeder bepaalt je succes. De Volkskrant (17 september 2005). 48 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum. 49 – Merz, E.M. (2010), Zorgen voor je dierbaren. DEMOS, 3. 50 – www.nkps.nl

51 – Dijkstra, P. (2003), Het zit in de familie. Oratie ter gelegenheid van de aanvaarding van de leerstoel verwantschapsdemografie aan de Universiteit van Utrecht. 52 – Heireman, M., De contextuele benadering van Ivan Boszormenyi. Kern, centrum voor psychotherapie en relatievorming. 53 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum. 54 – Gollin, R., Nètâl is opnieuw geboren. Haagsche Courant (20 januari 1989). 55 – Interview in Nico (2012) 6. 56 – Delfos, M. en Visscher, N. (2001), (Pleeg)kinderen en vreemd gedrag!? Amsterdam: SWP. 57 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum. 58 – Well, C. van (2009), Kleinkind onbereikbaar. De Graaff. 59 – Romijn, G., Graaf, I. de en Jonge, M. de (2010), Kwetsbare kinderen. Literatuurstudie over verhoogde risicogroepen onder kinderen van ouders met psychische of verslavingsproblemen. Trimbos Instituut. 60 – Schutzenberger, A.A. (1998), The Ancestor Syndrome: Transgenerational Psychotherapy and the Hidden Links in the Family Tree. Routledge. 61 – Effting, M., Nicolasen, L. en Stoffelen, A., Schieten, het enige waar hij goed in was. De Volkskrant (16 april 2011). 62 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2012), Beschermjassen als baken voor intercultureel werken. Mobiliseren van de eigen oplossingsstrategieën van familiesystemen. De jeugdprofessional in ontwikkeling. Berk, M., Verhaar, K. Hoogenboom, A. (eds.). Kluwer. 63 – Bekkum, D. van, Helberg, G.O., Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2010), Rituelen en beschermjassen. Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie. Jong, J. de en Colijn, S. (eds.). De Tijdstroom. 64 – Bekkum, D. van, Ende, M. van den, Heezen, S., en Hijmans van den Bergh, A. (1996), Migratie als transitie. Liminele kwetsbaarheid van migranten en implicaties voor de hulpverlening. Jong, J. de en Berg, M. van den (eds.), Handboek transculturele psychiatrie en psychotherapie. Swets & Zeitlinger.

65 – Willem, M., Ik wilde niet meer alleen met mijn vader zijn. Trouw.nl (24 juni 2011). 66 – Tavecchio, L. (2012, in druk), De vicieuze cirkel van de intergenerationele overdracht van vaderlijke afwezigheid. Kind en Adolescent Review, 19 (4). 67 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2010), Managen van diversiteit op de werkvloer. Assen: Van Gorcum. 68 – Sault, N. (1995), Many mothers, many fathers: The meaning of parenting around the world. Paper read at ethics, public policy and the future of the family. Santa Clara University. 69 – Hewlett, B.S. (1993), Intimate Fathers: The nature and context of Aka Pygmy Paternal Infant Care. University of Michigan Press. 70 – Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families. Assen: Van Gorcum, 71 – Somers, S., Tjin A Djie, K. en Zwaan, I. (2012), De therapeut als edelsmid. Interculturele diagnostiek bij kinderen en jongeren. Poel, Y. te e.a. (eds.). NIP & NVO. 72 – Hoog, S. de, Harthoorn, H. en Servage, R. (2011), Vaderschap 2.0. Opvoedingsondersteuning voor vaders van nu. Equality. 73 – Effting, M. en Stoffelen, A., Ze had het mes nog in haar handen, de Volkskrant (9 juni 2012). 74 – Knip, R. (2012), Gescheiden ouders en hun kinderen. Te veel gevraagd van jeugdzorg? De jeugdprofessional in ontwikkeling. Berk, M., Hoogenboom, A., De Kleermaeker, M. en Verhaar, K. (eds.). Kluwer. 75 – www.eigen-kracht.nl. 76 – Volkskrant Magazine (17 november 2012). 77 – Pessers, D., Vaders doen er niet toe, kinderen zijn de dupe. De macht van moeders is grenzeloos. NRC Handelsblad, (20 december 2003). 78 – Mijnlieff, M., Olde Loohuis, J. en Zwaan, I. (2009), Vaderschap doet ertoe. Echtscheidingspraktijk in Nederland is éénouderpraktijk. Enova. 79 – Jonathans, C. (2010), Vaderschap + moederschap is ouderschap. Kwalitatief onderzoek naar de bijdrage van het ouderschapsplan aan een gelijkwaardig ouderschap na scheiding. Afstudeeronderzoek voor Pedagogische Wetenschappen RUG i.s.m. Enova.

Deze ebook licentie is jouw eigendom en kan gelezen worden op een Mac, pc of laptop, e-reader, tablet en/of mobiele telefoon. (Door)verkopen, verspreiden (sub)licenseren, verhuren, leasen of op een andere manier overdragen van enig recht in of op deze licentie of dit eBook, danwel reproduceren, uitgeven, uitzenden of op enige andere manier beschikbaar stellen van dit digitale bestand aan een 3de partij is ten strengste verboden. Dit bestand is voorzien van een watermerk met informatie die jou aanmerkt als de eigenaar van de licentie om misbruik voorkomen. Veel leesplezier!